134 V I Ltk. 340
\
Letterk. 340 (olim 104) —— HENDRIK HERP, DIE SPIEGHEL DER VOLCOMENHEIT e. a. ,
Pap.XV11 (Briquet c.9183 en c.'14'198), 279 bll. (34IV, IV-1). Geen signa- turen, resten van reclamen, 200 X (3.136 (145/'lE>0>< c. 92), '1 kol., 25-29 r1‘. Mo- derne potloodfolieering beginnende bij den tekst, waarbij na if. 22 en 63 een
blad overgeslagen is. Omstreeks 1930 is het hs. opnieuw gefolieerd door L. -
VERSCHUEREN, die schutbll. en ingevoegde bll. heeft medegeteld. In de eerste helft der 18e eeuw zijn voor f.1 drie, na f. 116 één en mi f. 277 twee bll. toe- gevoegd (ff. IV-VI, VII en VIII, IX; ff. 3-5, 124, 286 en 287 naar de telling van VERSCHUEREN). Aan de eerste folieering wordt hier vastgehouden.
BAND
Halflederen band uit de ’l8e eeuw. Rug met gouden fllets en den titel op rood marokijn etiket: SPIEGEL DER VOLKOMENTHEYT. Voor- en achteraan 3'schut- bll., waarvan telkens een tegen den band geplakt is.
SCI-IRIFT Littera bastarda. Rubrieken, roode opschriften en lombarden (1-3r1‘. hoog).
INHOUD
F. 1: Hier beghlnt die spieghel dew volcomenheit. Zie HENDRIK HERP, Spieghel der volcomenheit, ed. 1.. VERSCHUEREN, D1. II (Antw. 1931), blz. 17-95, reg. 32 (cap. 1-13).
F. 27’ : Exempel —— Inc. HEt was een ioncfronwe die heymelic was ont- ste/cen mil mg/n(n)en en(de) sy en wlste nlet wlet hair ghedaen had . . .
Uitgave: VAN VLOTEN, Proza, blz. 137-144.
F. 33: Exempel -—- Inc. Also dede ene heylighe waerdighe maghet elaer wij of lesen inder ‘onder eaders boeke Die woende in een vroawen cloester Dese sach aen die daerbaerheit van desen costelihen scat . . .
F. 34’: Grebed — Inc. Och migjn ghemynde wtaercoren bradegom ih’n aft’ Hoe sel ict mahen . . . Zie bij hs. Ltk. 354, f. 180.
F. 37 : Van becorlnghen —— Inc. Het sljn vele manleren van becorlnghen Somtljds so wert die mensche alle deaocie ende 3/nniehelt benomen . . .
F. 61’ : Van elf pu(n)te(n) die een myn(n)aer begheert dat die sljn lief aen he(m) heb . . .
F. 62: Devoot tractaat, voornamelijk handelende over den maagde- lijken staat met ingevoegde exempelen (o.a. nog eens dat van f. 33) -—- Inc. Alle menschen sljn van nataeren begherende dat goat is Dal welo oec die natnerlike meg/stew taycht en(de) seit Alle dlnghen begheren dat goet is . . .
F. 83’ : Cap. 47 en 48 van HENDRIK HER1>’s Spieghel der volcomenheit. Zie VERSCHUEREN, o.c. blz. 287-301.
‘F. 90’: Och mljn lief coem in dinen hof. Dlt sljn woorden eler
oaerlgher slelen die sl tot haren ghemynolen spreect. recht of si segghen wodde. lily en ghenoecht aen sljn gaile(n) nlet . . .
F. 93’: Hier beghint die bedndenlsse wander. helligher misse —— Inc. Van die missen te horen of te doen selme(n) weten dat ten eersten die priester die mlsse doen sel sel wt lreclcen en(de) of legghen sljn vterste en(de) bodenste cleder . ..
Uitgave: F. 108-112 door VAN VLOTEN, o.c. blz. 145-147.
l”
I Ltk. 340 I I M 1:35
I F.‘116’ : tot love goods ende der h magetmarla MCCCCXIX, geschreven
met rooden inkt door een 16e-eeuwsche hand.
F. 117: Over lijdzaamheid. Dicta patrum — In de bovenmarge half weggesneden: Gednlt en Lljdzaem. Dat is seer heilsaem (17e eeuw).
Ff. 119-129: Korte stukken over de deugd van zwijgen.
F. 119: Een ledlch woert als sinte 2'heronz'1n(as) sell is datter ghe- sprohen wort also datter noch oerbaer of en coemt den ghenen diet spreect . . . (6 punten).
F. 121’: Laet en(de) seawet veel te spreken om achte pllnten wll . ..
‘ Uitgave: VAN VLOTEN, o.c. blz. 147-148.
F. 122: SEden boelen sel ell merclcen leghen die sonde der tonghen . . .
F. 123’: Edel is dat swighen te 1m'n(n)en of edel is die mg/n(n)e des swlghens Enele olat bewlsen ons die exempelen xfil en(de) eacempelen van anderen goeden menschen .. .
9 F. 124’ : Stercheit is die eerste doghet die wt den swlghen coemt . . .
(9 deugden).
F. 127: Dicta patrum en exempelen.
Excerpten uit f.124’—127 by VAN VLOTEN, o.c. blz. 148.
F.129: Sermoen- —— Inc. Onse heer leerde lnder ewangelien sljn iongheren in wat hase dat sl qda7ne(n) dat si sonden segghen Vrede si in desen huse . . . Zie DE VREESE, Ruusbroec-hss., blzz. 182 en 520.
F. 134’ : Een denote te samen sprehen lh’n acfil en(de) eles sondaers seer merlcellc — Mnl. vert. van het Colloquium peccatoris et crucifixi Jhesu Christi (zie CAMPB., nrs. 464-469). ‘
F. 140: Een jne/cel der sondaren —— Inc. Jhesas crlstas openbaerde hem eens enen heilighen eader en(de) sprac tot hem Ic draghe veyle lo draghe veyle . . . Samenspraak tusschen J ezus als koopnian en een heiligen Vader; zie J. G. C. JOOSTING, Catal. v. d. Boekerij- MR. L. OLDENHUIS GRATAMA in het Rijksarch. te Assen (z.p., 1914), nr. 929 f. 87-93 verso. 1
F. 149 : H ier beghint een tractaect vanden wljngaert Die sante bernaert gemaeet heeft — Mn]. vert. van de Vitis mystica. van BONAVENTURA (ed. Quaracchi, 1883-1902, t. VIII p. 68).
F. IV’: Ingeplakte kopergravure, portret met onderschrift Martlnas van Velden Martyr. Daarboven en onder: Jaarschrlft MartInVs Van VeLDen LeeVe In eeVWIgheiIt [= 1639, jaar van diens dood]. hII Is geWeest prIester na IesVs k¢'IstVs Wet [= 36, jaar van zijn ouderdom.]
F. V-VI: Kort verhaal van den marteldood van den priester MARTINUS VAN VELDEN, gest. te Leiden, 6 April 1639, na mishandelingen hem aangedaan te Middelburg (bij Gouda), toen hij aldaar de mis bediende (18e eeuw). Zie over dezen J. C. VAN DER Loos, Bijdr. voor .de Geschiedenis van het bisdom Haarlem 26 (Ha.ar1em 1901), blz. 147-154, alwaar ook het jaarschrift is afgedrukt.
F. VI’ : blank.
F. VII (na f116): blank.