150
z /
I.etterk. 321 (.1... 157) 1-‘ GEBEDENBOEK Pap. en perk. XVII (Briquet 12628,11465 en 11421324), 219 bll. (IV + 1 perk.,
1 31V, 1V +1 perk., 3IV, 1V +1 perk., 41V, V-1, 10 IV, IV-1, 21V). Geen sig-
naturen of reclamen, 140>< c. 100 (92 X 68),-1 1:01., 15 rr. Moderne folieering met potlood, waarbij een kopergravure (18e eeuw), die ingeplakt is, meetelt 9.15 f. 4. Voorin twee houtsneden, met waterverf gekleurd (76 X 54), voorste1- lende Christus vocr Annas en Christus voor Pilatus (16e eeuw), met in verso resp. 11 en 10rr. gedrukten tekst met Duitsche gebeden. .
BAND
Donkerbruin kalfslederen band op eiken borden met voor en achter 2 dier- paneelen in omlijsting naast elkaar, elk 79 X 55. Het paneel zelf (68 X 34) is weer overlangs gedeeld en heeft tweemaal in spiegelbeeld drie gelijke draken in een rank onder elkaar. De omlijsting heeft quatrifolia in ruiten en vierkanten Wat de hoeken betreft. Twee kopereni geciseleerde sloten, waarvan het eene verloren is op het sluitstukje na. Schntbll. voor- en achteraan tegen den band geplakt.
SCHRIFT
Littera bastarda. Rubrieken, roode opschriften. Roode en blauwe lombarden (1-2 H‘. hoog). Blauwe slechtgevormde initialen met opengewerkte schachten en b1eek—b1'uin, groen en geel penwerk, alles zeer onhandig (3-5 nnhoog). Van een grooter type zijn {£44, 85, 93’, 102’, 1 18en 126’ de initialen in vierkant (6-8 rr. hoog), goud in blauw of blauw in bleekrood met lijn— en bloemmotiefjes in bleeke kleui-en, meestal gee! en lichtgroen (ook in de schachten gekleurde arabesken). Hier ontbreekt penwerk, maar some zijn er randen, die op één hoogte staan met de randen der gehistorieerde initialen. De rand van f. 126’ echter valt geheel nit den toonz kinderachtig geteekende en met wa.te1‘verf gekleurde konijntjes die zich te goed doen aan bloemranken. Voorts een ge- decoreerde vaas met een tak roode anjelieren. F.1 gouden O in blauw vier- kant (8 rr. ho0g): Christns zittende met de Wapenen der Passie, in primitieve waterverfkleuren. F. 35 gouden O in blauw vierkant (9 rr. hoog): Christus in
'b1anw—groene pij, bezwijkend onder het kruis, bijgestaan door Simon van
Cyrene, alles in sprekende kleuren met wate1‘ve1'f. 13.68 gouden 0 in blauw vierkant (Qrr. hcog): Madonna met het Kind, in denzelfden stijl. Vooral de laatste miniatuur is te rangschikken onder de gcede volkskunst. Ff. 1, 35, 44, 68, 85 en 118 hebben zware randversieringen (acanthnshladeren, distels, eikels) in schelle kleuren, dezelfde als in de miniatur-en voorkomen (veel scharlakenrood). Als f.4 een kopergravnre uit de 1'7e eenw ingevoegd, voor- stellende de bespotting van Ghristus, zijnde nr. 18 van een reeks (71 ><55,5).
INHOUD
F. 1 : Em gebet va(n)der heiliger dm'euoldich(eit) —— Inc. 0 selige en(de) gloriose heilige drieuold2'ch(eit) vacler soen en(de) heilige geest Di si lof . . . .
F. 2: Dit gebet salmen lesen inden begijn vcmder missen — Inc. 0 suete. bermhertige heer ih’u xiii Jc begeer olese misse te hoeren . . .
F. 5: Dit gebet heuet s(m)te Augustimts gemaect en(de) due gesprackem) tot onsen lieue(n) h(er)e —— Inc. 0 alre guedertierenste heer ih/u xfii bescher(m)t mi huolen . . .
F.,10: Soe wie dit gebet leest die viomt en heuet dien (Zach geen mach ouer hem geb(et) — Inc. 0 lieue heer ih’u xiii cmder dijn heilige cruce vleey ic tot dz’. ..
F. 10’ : Dese vijf naeu0lge(n)de gebedekens plach een man te lese(n) alle dage onoler missen... Inc. 0 lieue heer ih’u acfii maect mi
Ltk-321 1‘ 1 ' I 151
dat is met en bg'j(n) En(de) geuet mi dat ic m'et en=heb . . . Vgl. hs. Ltk. 303, fol. 175’. ,
F. 15: Aflaatgebed van pans Sixtns IV — Inc. Weest gegruct gueder- tiere(n) heer ih’u xfii verwfinre der doot . . .
F. 15’: Gebed van pans GREGORIUS tot de Wapenen des Heel-en - Inc. 0 lieue heer z'h’u win’ ic aenbede di aenden cruce hangende . . . Zie AXTERS, Adoro te, blz. 289.
F. 17: Gebed ingebeiteld te S. Jan van Lateranen — Inc. 0 lieue heer 2'h’u win’ des leue(n)d1'gen grads soen Jc bioldi oloer diemgjn dier blg'jt- scappen . . .Naar een ander hs. uitgeg. bij MEERTENS I, blz. 86.
F. 18: Gebed van s. MECHTILD VAN HACKEBORN — Inc. Ic laeue oh en beneoh dz’ en(de) glorificier di. . . Near een ander hs. nitgeg. ald. blz. 77.
E122: Dit gebet saltu lesen alstu eene(n) vrient hebt die wt wamolert — Inc. Is beueel mi in die macht gads En(de) inder magdom sg'jnre lieuer moeder . . . I
F. 24: Dit syn xv bl@'jtscappe(n) m'oude(n) die (ms lieue heer had aende(n) heilige(n) cruce. . . Inc. 0 lieue heer ih’u min‘ ic vermaen dz‘ der vrouden die du haddes aenden heiligen cruce. . . Vijftien «vermaningen» met paternosters.
F. 28: Hier begijnt een so/wen gebet vcmde(n) liden ons l2'eue(n) heere(n) —- Inc. 0 alre bermhertichste 0 alre gueolertiere(n)ste ih’u xfii Du die voer (ms aengenoemen heuet menschelic/ce naetuer . . . Zie MEERTENS VI, blz. 153 sub 6. _
F. 35: eDrie aflaatgebeden met paternosters —— Inc. 0 lieue heer ihesu win’ co(n)inc der ewiger glorien . . . Io biolde dy’ om oler ontspreclce-e licker godlicker mq'jne(n) wille . . .
F. 39: Aflaatgebed van pans Clemens —- Inc. Die benedictie gaols cles vaders mitter ‘hemelscher vrouolen si altoes mit mi. . . I
Ff. 40’-43: Gebeden tot het kind Jezns en Maria.
F. 40’ : Hier begz_'jne(n) die gebedekens voerder cm'bbe(n) diet ons lieue '
vrouwc sprack doe si hoer Mint yerst aensaech — Inc. Mzjn heer en(de) mg'j(n) god en(de) myn lieue kfint 0 du wesen alles wesens . . . F. 41: Sée bernadus voer die crijbbe gebet — Inc. Weest gegmet throen der heiliger drieuoldicheit archa der breder mijne(n)... F. 41’ : Totten kvjndeken z'h’us — Inc. Weest gegruet olu cleyn kq'jn- deke(n) Een ouerste c0(n)z'nc der hemelen . . . ' F. 42: Verblijt dij keg/serlicke moeder ende co(n)z'nclz'cke maget finder glorioser geboerte(n) . . . I F. 43: Een gebet op die penetencie -— Inc. 0 lieue he(e7')e hemelsche woe greet syn mijn.sunde(n) en(de) hoe cleyn is mz_'j(n)penetencz'e . . F. 44: Getijden van de H. Drievuldigheid — Inc. 0 Almechtige ewige god gloriose weerole heilige drieuololicheit ic biolde utten V bi(n)nenste(n) begee1'te(n). .. ’ F. 54: Grebed van S. Augustinus —— Inc. 0 heer god almechtige vader die is drieuoldich en(de) eenuoldich . . . Naar een ander hs. uitgeg. bij MEERTENS I, blz. 44.