WOORD VOORAF
Sinds 1939 is de Universiteits-Bibliotheek te Leiden, door de verwerving van de Bibliotheca N eerlandiea Manuscripta, een zeer be- langrijk middelpunt geworden voor de bronnenstudie van de midde1- eeuwsche literatuur in de Nederlanden. Elders hebben Wij de belang- stellenden in dit Awerk Van tijd tot tijd op de hoogte gehouden van de vorderingen die Wij in den loop der jaren gemaakt hebben bij
’ het klasseeren en voortzetten van dezen thesaurus. hebben er
toen ook op gewezen dat er in de collectie aanzienlijke leemten te constateeren vallen die noodzakelijk aanvulling behoeven en deze betreffen voornamelijk de groote collecties in de openbare verzame- Iingen in Belgié en Nederland, Waarvan tijdens het leven Van De Vreese reeds lang gedrukte catalogi bestonden, die echter niet meer op de hoogte van den tijd zijn Wat volledigheid en nauwkeurigheid betreft. En een van die groote leemten bleek de onvoldoende b‘eschrij- ving te zijn van de Nederlandsche handschriften in onze eigen bibliotheek. Wi]' rekenden het ons daarom tot een plicht om het catalogiseeren van deze hss. ter hand te nemen en het is dan ook in de eerste plaats in het groote verband met de B.N.M. dat Wij
L .01) ons genomen hebben alle hss. van voor 1550 die in de Neder-
Ianden gesohreven zijn, aanwezig in onze bibliotheek, te beschrijven, ongeacht of zfi aan de bibliotheek zelf behooren dan we] als per- manent bruikleen daarin zijn ondergebracht. Wij rekenen hiertoe ook de in de Nederlanden geschreven Latijnsche handschriften, om hiermede alle bironnen toegankelijk te maken die van belang zijn voor onze handschriftenkunde en indirect voor onze cultuur in het algemeen. Het moge sommigen aanvankelijk bevreemden, dat deelV van onze Codices Manuscripti opent met de beschrijving van de hss. van de Maatschappij der Nederlandsehe Letterkunde, die immers slechts als bruikleen in onze bibliotheek zijn ondergebraeht; ieder- een die op de hoogte is van deze collectie, Weet dat zij verreweg het belangrijkste gedeelte van onze Nederlandsche handschriften inneemt en dat het oude bezit der Maatschappij er onbetwist de kern van uitmaakt. Dit oude bezit, Waarvan wij in de thans verschijnende eerste afdeeling van deel de beschrijving in het licht geven,'komt ten naaste bij overeen met de collectie zooals