1641 , N I I " I . I Ltk. 325
F. 115: Een goet ghebet tot die vg'7'f wonden ons heren mit vg'jfp(ate)r noster — Inc. Ic bidde di 0 here ihei acjie ouermids dine heilighe
vfif wonde(n) die du irzder gadghen des cruces . . . Zie MEERTENS I
II, blz. 7 Vlgg.
F. 118’: Aflaatgebed — Inc. 10' bidde di 0 alre mmlicste here ihd xiii ouermids dier my/n(n)e daer ghi hemelsche canine anden cruce mede henct . . . Zie MEERTENS I, blz. 143 v1gg., waar een eenigszins afwfikende redactie is nitgegeven.
F. 119’: onbeschreven.
F. 120: Aflaatgebed van JOH. CHRYSOSTOMUS onder de commnnie-— Inc. IN die teghenwoerdicheit dg'j(rL)s heihgherz lichaems En(de) dij(n)s heilighen duerbaren bloets . . . Zie MEERTENS III, blz. 11-12.
F.’121: Dit szjrr die seuen grueten van onser lieuer vrouwen die sinte thomas mm ccmtelberch maecte ghebet -— Inc. VErblq'jt v heilighe ma(r)z'a moeder en(de) mdghet Want die grate glo(r)ie die g-hy rm ghebruket . . . Zie MEERTENS VI, blz. 3 sub 18.
F. 122’ : Aflaatgebed —— Inc. I0’ bidde 1: heilighe moed(er) gods ma(r)_z'a vol erL(de) oueruloedich va(n) ghermden Des ouersten com'(n)cx dochter M(oe)der der wesen . . . Zie ald. blz. 83 sub 33.
F.126: Dit mmolgherade ghebet stdet ghescre-uen tot eint idns te latromen i(rL) een steer; ghekouwe(n) mit gulden letteren Inc. 0 Here ihfi xfie gods soen Ic bidde dy ouermits die blzjscap die dijrz lieue moeder hadde Doe du haer openbaerste . .. Aflaatgebed, naar een ander hs. uitgegeven bjj MEERTENS I, blz. 86.
E127: ghebet mm o(n)ser vrouwe(n) -— Inc. 0 Du alre soetste
glorioste begheerlicste ma(r)ia . . . Aflaatgebed. Zie MEERTENS VI,
blz. 179 sub 16. ‘
F.127’: Grebed tot BERNARDINUS VAN SIENA tegen de pest (met collecte) — Inc. 0 Heilighe vdder sinte barnaddjn een licht en(de) een liefhebber d(er) armoede . . . Zie over deze materie MEERTENS I, blz. 106. ’
F. 128: een ghebet vcm alle(n) heilz'ghe(n) -— Inc. 0Oemt my te hulpe bid 2'0 22 alle heilighen Io arme sundighe me(r1.)sche make mgjn» toeulucht Zie MEERTENS VI, blz. 78, sub 25d. Het gebed breekt af aan het einde van f. 128’. '
F.129: Kort exempel over de heilzaamheid van een devotie tot de Wonden des Heeren (later bijgeschreven).
HERKOMST Onbekend.
BEZITTERS CataI.-C.SEYN (Leiden 1841) — Gekocht in 1841.
LITERATUUR Cata1.18/27 1, bIz. 57 —— Cata1.1887, b1z.19b.
Letterk. 325 (olim 158) ——- GEBEDEN EN , MEDITA TIES
Pap. 362 b1l.‘, 137 X99. Twee gedeelten. Moder-ne folieering met potlood. I. XVIII (Briquet c. 8068, c.2865 en c. 12642), b1l.'l-327, 351-360 (8 IV,
II.
I .‘ Ltk. 325 ‘ _ I ‘ I ' 165
V, 3 IV, V-1, 19 IV, II, 8 IV, . . ., IV, II). Resten van roode signaturena geen reclamen, 100 X 65/70, 1 1:01., 16-17 rr. Afschrijving met bruinkool.
XVII (Briquet c.1142’! a ’22), bl. 328-350 (IV, lV—1, IV). Geen signa- turen of reclamen, 95X 65, '1 ko1., 19rr. Afschrijving met bruinkool. BAND 0‘ '
Kalfslederen band, XVIII, met rolstempel en kleine eikels. Relstempelz Salvator-Petrus-Panlus-Johannes Baptista. OndeI'sch1‘iften'. Data es/t mihi-Tv es pet/rus et-Apparv/it beni-Ecce ag/nus dei. Ilouten borden aan drie zijden afgeschuind. Sporen van twee sloten. Nieuwe rug. Voor- 6, achteraan 3; schutbladen, waarvan telkens een tegen den band is geplakt. Rood—, b1auw— en witlederen bolletjes als klavieren. ‘ SCHRIFT ,
Drie handen. I. Ff. 1-259’, 274’-327’, 351-360, een hand, die a.an- vankelijk een littera bastarda schrijft, f. 57 plotseling in een textualis formata overgaat, f. 236 naar het eerste type terugkeert. Daarmede vervolgt zij £274’, maar gaat van f. 293 langzaam aan weer over in de zuiver gothische letter; van f. 304 af de bastarda; van f. 351 at’ de textualis. Rubrieken, mode opschriften, roode en een enkele maal bleek-blauwe lombarden (1-2 rr. hoog), de grootste met slordig penwerk. II. F. 260-274, littera basta1‘da,nauweli_jks van de eerste te onderscheiden. Rubrieken als vorige. III. F. 328-350’, littera bastarda, kleiner en 1'egel- matiger dan de andere. Rubrieken, roode opschriften, blauwe en roode Iombarden (1-2 1'1‘. hoog). Dit oudere gedeelte werd in den codex op- genomen en de tekst, die ten deele was verloren gegaan, aangevuld door hand I. ‘ ’
INHOUD
F. 1: Hier beghint een beuelinghe tot eene(rL) mensche die hem scich/set t(er) doot —— Inc. VAert voert kersterz ziel wt deser werlt . . .
F. 3: Mnl. vertaling van de psalmen 114 en 115 — Inc. Inde(n) wtgcmghe dat israhel wt ghinc mm eg2'pte(n) iacobs huus va(n)den barbarisscken volke Iudeen is gheworde(n) syn heilichmakiraghe . israhel sijn machte . . . I
F. 5 : 0 Almachtige ewighe god die gheweerdichste dz’ in te geeste(rt) den menschelickem) lichaem . . .
F. 6: Is heb ghemijnt want die heer sel verhore(n) die stem(m)e mijrzs biddens .. . Vergl. Psalm 116.
F. 6’: Verlosser wz_'j die gheslagen szjn mit uveheidem) (= we- heiden) der urreder /worzden . . .
F. 7’: Grebed voor de \zie1 —- Inc. 0 God ‘die alle(n) mogeste medicine geue(n) rzad(er) doot Wij bidden dz" verlerze . . . Met aanroeping van Maria en de hemelsche hiérarchieén.
F. 20: Psalm -22. \
F. 22’: Dz't'ghebet selme(n) leese(n) vo(er) die ziele(n) als dat
. heilighe sacrame(n)t gheboert is — Inc. 0 Heer ihfu xfye soen des ewi_qhe(n) waders Ic bidde di d0(er) die 22\erdiente(n) uwer keilig/zer me(n)sheit . . .
F. 24’ : Dese corte ghebedekens mit véjf Pater nostere(n) voer die zielen — Inc. 0 Lieue heer Jesu christe ditpat(er) noster offer is uwe(ro) ghebenedzjde hoof en(de) de doornencrone .. .