Leg. 325 I
F. 227: Dijt gebet salme(n) lesen bij dfie sterue(n)de menschen — Inc. *0 ‘Soete ih’u staet mij bi als ic sal sternen . . .
F. 228: Gebed tfidens de opheffing van het misofler — Inc. Hebt vad(er) loef ende danck alle des goets . .. Zie MEERTENB VI, blz. 109 sub 23. Het aldaar vermelde exempel van een ridder ontbreekt hier. 1
F. 229’ : onbeschreven, tekst loopt echter door.
F. 231: Grulden gebed voor de verlossing der zielen — Inc. 0 Hear ih/u xfie ic arme sondighe creatuer ic bidde di om dijn heilighe vijf w0nde(n) v(er)ghif d(er) ziele(n) . N. . .
F. 233’: Gebed voor de stervenden -— Inc. Iclc beuele mijnen doot den alren bittersten doot va(n) onsen lieue(n) heere ih’uac'p5e . . .
’ F. 236: De afschrijver heeft bjj vergissing een gedeelte over- geschreven, dat hfi later met «vacat» aangegeven heeft.
F. 236: Dit is ghehete(n) dat in[n]ere ghebet va(n) 3/n(n) [i]cheit . . . Inc. 0 Vader hernelsche god ic biddi de(n) heilighe(‘n) gheest . . .
F. 241: Gedeelten uit de vier evangelien met gebeden a.fge- wisseld, t.W. Joh. 1:1-14, Luc. 1:26-38, Joh. 14:23-31, Joh. 19: 25-27. V
F. 248’: De XV bloedstortingen met aflaat ~—,Inc. Ick dancke 12 ghebenedide lieue heer iii’?/i x_fi ddt ghi wtgotes dij(n) heiiighe preciose bloet Zie MEERTENS VI, blz. 3 sub 6.
F. 260: Oefening der XV Pater nosters —— Inc. ziel ghe- benedie de(n) h(er)e in alle stede(n) sijnre moegentheit 0 Here ih’u xfie Ewighe suetichiet(!) die(n) gene(n) die die mg/n(n)e(n) . . . Zie MEERTENS II, blz. 17 vlgg.
F. 271: Gebed tot de Doernen crone in vijf artikélen — Inc. Weest gegruet goed(er)tiere(n) h(er)e iIi’n scfie du biste vol ghenade(n) Here ih’u xfie des leue(n)de(n) gods soe(n) Io onweerdige sondige creatuer begeer no di7'(n) coni(n)ckli/ce hoeft in(n)ichlike(n) te groete(n) . .. Zie MEERTENS II, blz. 61 vlgg.
F. 282’ : Zegeningsgebed van Pans Innocentius voor Koning Kare1——Inc. Icic beuele mij hude(n) in dese(n) daghe god die almachtich is initter seluer beuelinghe . . . Zie MEERTENS ‘VI, blz. 19 sub 20.
F. 285’: Grebed tfidens de mis met afiaat volgens JOH. CHRYSOS- TOMUS — Inc. In die teghenwoerdicheit dfi(n)s heiligen lichaems . . . Zie MEERTENS VI, blz. 76 sub 18a en III, blz. 11 vlgg.
F. 287 : Vand(er) heiligher drieuoudicheit — Inc. Gheloeft en(de) ghebenedijt sietste heilighe drieuondicheit Zie ald. VI, blz. 196 sub 16. Voor de gebeden tot den Zoon en den Heiligen Geest zie MEERTENS I, blz. 64.
Ff. 288’—291: Twee gebeden vcor de stervenden.
F. 289 : 0 Enighe soen des ewighen waders in dat suete min(n)en bat uwes arbei7'delicke(n) sweets ou(er)uloedighe(n) bloets .. .
F. 290’ : 0 Mfindelicke lieue vad(er) Heer ih’u xfie Ick beuele hude(n op dese(n) doch en(de) in die vre mij(n)re doot mij(n) arme ziel . . .
Ltk. 325
F. 292: Gcbed van Keizer Karel, hem door Paus Leo gegeven -- Inc. Cruus gods si mit my .”. . Zie MEERTENS VI, blz. 130 sub 6.
F. 292’: Gebed van BEDA op de zeven Kruiswoorden, met aflaat — Inc. 0 Heer ih’u xfie die seue(n) worde(n) die du inden cruce hanghe(n)de ghesproken heues . . . Zie MEERTENS II, blz. 1 11 Vlgg.
F. 294’ : Soe wie dit ghebet mit gn(n)icheit leest die wort deldehtich
alle der missen die gedaen werde(n) ouer alle die werlt —.
Inc. 0 Hear ih’ii xfie Ic aenbede dijn heilighe lichaem dat hude(n) gheconsacret (sic) ouer alle die werlt . . . Zie AXTERS, Adoro te, blz. 289. »
F. 296: Gebed tot de vijf Wonden des Heeren —— Inc. Lof ende eer si dy here ooer die alre heilichste wonde dijnre rechter hunt . . . Zie MEERTENS II, blz. 7 'vlgg.
F. 299: Dese pat(er) nosteren sel1ne(n)'vij s0nne(n)daghen leesen voer die siele(n) gaende om dat kerchof Ende sonderlijnge in die vasten — Inc. Dat eerste p(ate)r n(oste)r 0/fer ic 2) lieue heer ter ere(n) nwes Iieilighe(n) leuens en(de) uwer heiligher wanderijnghe . . .
Ff. 304-324’: Gebeden tot Maria.
F. 304’: Grebeden ter eere van de 10 Vreugden van Maria. + Inc. 0 Zllaria snete inaget Ick v(er)mae(n) v dcrgrotereeren die di onse(n) heer ghedae(n) heeft . .. Zie MEERTENS VI, blz. 67 sub 53.
F. 311’: Gebeden ter eere van de 7 Smarten (het opschrift telt abusievelfik 5) V8.11 Maria — Inc. 0 Weerde moed(er) gods m(ari)a Ick o(er)maene v de(n) grote(n) rouwe. . . Zie ald. blz. 229 sub 14.
F. 316’ : Aflaatgebed van paus Innocentius, Waaraan een openbaring van dag en uur van overlfiden verbonden is - Inc. Ick bidde 22 heilighe maria moed(er) godes vol .en(de) eoneruloedich van ghenaden des ouerste(n) coni(n)cs dochter . . . Zie MEERTENS VI, blz. 83 sub 33.
F. 319: Ee(n) beneli[n]ge tot di moeder gods —— Inc. 0 Heilighe m(ari)a 7noed(er) ons here(n) ih’u xfii In dine(n) hoinde(n) en(de) in di_'j(n)s liefs ky(n)ts hd(n)den Beuele ic hnde(n) en(de) altoes mij(n) ziele .. .
F. 320: Ick bidde v 0Heilig}ze ioncfrouwe maria diier die ghenade die dij god ghegeue(n) heeft en(de) duer alle de wonderen .. . (f. 321’ onbeschreven, doch de tekst loopt door).
F. 324: O Weerde won moeder gods ontfanckt mijn ghebet . . .
F. 324’ : Dit ghebet plach onse lieue vrouwe te leesen alle daghe van dat si suewe(n) iaer out was —— Inc. 0 Alre liefste lief Ic ofier v mijn hert en(de) mij(n) ziele . . .
F. 326: Afiaatgebed tot den I-I. Erasmus + Inc. 0 Heilighe bisscop en(de) martelaer xfii herasme die goede gkeoffert hebste .
F. 327’: Een rijmpje met iets grootere letter later bfigeschreven in de ondermarge: