Ltk. 330

SCHRIFT '

Littera bastarda, vrijwel gelijk aan I. Roode opschriften en rubrieken; roode en blauwe lombarden (2-4 rr. hoog), de eerste met zwart penwerk in het oog.

INHOUD Acht sermoenen, door HUYDECOPER. eerst Voluit, later met

rom. cijfers genummerd in de bovenmarge. De eerste zeven

kwamen in dezelfde Volgorde V001‘ in hs. Den Haag, Kon.

Bibl. 73G24 (verloren gegaan te Leuven in 1914), van

0. 1400 en afkomstig uit het ~Oude Hof te VVeesp, hetgeen

het vermoeden Wettigt, dat ook dit gedeelte afkomstig is van

de «susteren van sinte Marien» (het Jonge I-Iof, het tweede tertiarissenklooster te Weesp) en naar dat ha. is afgeschreven.

Zie VAN ITERSON, Stemmen, blz. 179-181 en G. I. LIEFTINCK,

Tijdschr. 51 (1932), blz. 216-217. Geen Van beiden hebben

dit hs. gekend.

F. 162a: Het pseudo-Tauleriaansche sermoen op den tekst Nonne cor . . . (Luc. 24 VS. 32) Inc. VAs onse herte niet bernende in ons doe hi ons toespraec inden weghe . . . Zie VAN ITERSON, o.c. blz. 155-166 en LIEFTINCK, Tau1erhss., blz. 147 (aldaar aangeduid als Bas.

F. 169b: Een dergelijk sermoen op den tekst Duo ex oliscipulis . . . (Luc. 24 Vs. 13) —— Inc. Hier volghet nae een suuerlicke sermoen i2a(n) pasche(n). TWe van ihesus iongheren ghin[ghen] in dat casteel van emaus .. . Zie VAN ITERSON, o.c. blz. 181 en LIEFTINCK, 1.c. b1z.147 (Bas. I).

F. 175’a: Hier beghint woert een boec olatmen hiet die semen weghe der ewicheit —— Paraphrase van De septem itineribus aeternitatis van den Franciscaan RODULPHUS DE BIBRACO (c. 1360). Naar het I-Iaagsche hs. uitgeg. door VA.N ITERSON, o.c. blz. 167-177; zie Voorts LIEFTINCK, Tijdschr. 51, blz. 201-217.

F.182b: Dit is (lat eerste sermoen Homo guida(m) peregre proficisse(n)s. Matke(us). EEn mensche ooer pilgrimaeds en(de) riept sin knechte Sermoen over Matth. 25 vs. 14, ge- deeltelijk naar het Haagsche hs. uitgeg. door VAN VLOTEN, Proza, blz. 73*-74""“ en door VAN ITERSON, o.c. blz. 73-74.

F. 186b: die derde seimoen (in het Haagsche hs. ook op de derde plaats!) Dine tanden sijn recht als cndden der ghe- schorerenre (sic) scapen Sermoen over Hoogl. IV vs. 2-3; naar dat hs. uitgeg. door VAN ITERSON, o.c. blz. 140-144.

F. 188’a: Dit is dat ander sei'nioe(n) Omnes de saba venennt (Jes. 60 vs. 6) Inc. Saba is een iinire in arabien claer al dat land saba of gheheten is . . . Zie VAN ITERSON o.c., b1z.181. Het dictum RICHARD} DE s. VICTORE ook in dit hs. onmiddellijk volgende (f. 194b).

F.194’a: Het pseudo-Tauleriaansche sermoen op den tekst QUid existis in deserto videre . . . (Matth. 11 Vs. 8) —— Inc. In welken woerden du drie dinghen mercken selste Inden

. 330 . -, 7 b 175

eersten vanden wtganghe . . . Naar het Haagsche hs. uitgeg. door VAN ITERSON, o.c. blz. 145-154; zie voorts LIEFTINCK, Tau1e1'hss., blz. 147 (Bas. A). Slechts 511'. van 1'. 200’b zijn beschreven. A F. 20121.: Opten anderen s0n(n)endach in die vasten Jordanis s(er)moe(n) —- Inc. Dlcwilen pleghen temjotacien ende ander tribulacie(n) greet ghewin int te brenghen. Want ghelickerwijs als die reghen die in den aerden walt Sermoen Van JORDANUS VAN QUEDLINBURG. Bl. 208-262 (6 IV + 7 M1,). Watermark Briquet 1043 en c. 4324,

143><c. 97, 2 kol., 35 rr. Folieering van HUYDECOPER: '1-55. Moderne podloodfolieeringz 208-262.

SCHRIFT

Littera bastarda (brevitura), vrijwel gelijk aan I en II, doch veel kleiner geschreven. Rubrieken, roode opschriften, lombarden (2-3 rr. hoog).

INHOUD T Vijf en veertig oollacien, door Jezus gehouden Voor een «deerne Christi» iederen dag in de Vasten, in groot allegorisch verband: Hier beghinnen Jhesus collacien of serinoene(n) be- ghin(n)e(n)de va(n) 1Jastelauo(n)t tot paesche(n) Inc. INdei' koenichaloeg/ender tijt va(n) kermisse . doe die oleerne acfii ver- eenicht was mit gode haren brudego(7n). Soe hoerde si hem se_qghe(n) dese woerden Ic wil somwile(n) den sustei'e(n) prediken en(de) collacie doen .. . Een gedeelte hieruit ook in hs. Ltk. 224, fol. 81. Uitgaven:Gredee1ten door VAN VLOTEN, Proza, blz. 315-328 en door DE BRUIN, Pi-oza,.b1z. 240- 241 (ff. 243 en 244).

I LITERATUUR

B. HUYDECOPER in de aanteekeningen van zijn Rijmkronijk Van Melis Stoke (Leiden, 1772) —- Bouwstoifen, artt. 632 en 940 sub 36.

HERKOMST

F.160’a van een andere,gelijktijdige hand Item dit boeck hoert de(n) Sustere(n) van s(inte) mare(n) (sic) te weesop.

BEZITTERS

Op het verso van het tweede schutbl. «B. Huydecoper» (Zie Cata1.—HUYDE- COPER, Amst.1779, blz.121 nr.15), en daarnaast «Z. H. Alewijn 1779» In 1789 verworven uit het legaat-ALEWIJN.

N. B. De zich eveneens op die bladzijde bevindende signaturen H. 81 82.83 kunnen ook van de hand van ALEWIJN zijn. ~

LI TERA TUUR

Handel. 1789. Bijlage Catal. 1829, blz. 40-42 Catal. 1847 I, blz. 34-35 - Catal. 1887, blzz. 22a en 20ab.