Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie. Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht. Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen. This film is supplied by the KITLV oniy on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is ilself in copyright, the p~rmission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction. Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction. SIGNATUUR MICROVORM: SHELF NUMBER MICROFORM: MMETA 0011 ~11 1 1 1 1 1 1~'~lrj~flmilïl ~flfl~I I\I I I III ~ 00760858 SERGEANT WEERS EN DE ZIJNEN SERGEANT WEERS EN DE ZIJNEN .. DOOR ABRAHAM EXODUS (M. H. ou eROO) • TWEEDE. HERZIENE. OMGEWERKTE EN VERMEERDERDE DRUK De .chehen en verhalen. waaruit dil boe~ werd •• men8elleld. verachenen allt# in het Soer.b.ja•• ch Handel.blad. behalve dIe, welh in het tweede hoofd.tu" voor~omen en in d·Ori.n! werden 8epl ..tat. UITGAVE N.V. LEITER-NYPELS MAASTRICHT INHOUD. Blaek. Koeala Baroe, een soldatenliedje van Bij-ons-Buiten 9 Voorbericht voor den tweeden druk 11 Een woord vooraf 13 Hoofdstuk I. - Met Weers en de zijnen onder de kroesharigen in Timor 17 Hoofdstuk H. - 97 1. 2. 3. 4. S. 6. Met Hendrik Jansen van de Bobber De Bobberlap. Hendrik Jan8en. eergunt·ziekennrpleger. Hendrik Jansen op het oorlog.pad. Hendrik Janaen in zijn praktijk. Hendrik Janeen en het gró6te gevat. Hendrik Janeen ..•.. u. Hoofdstuk 111. - Met Weers en de zijnen Atjehschen nabloei-tijd 1. 2. 3. 4. S. 6. 7. 8. 9. 10. ID den 127 Oude verhalen. Pang Rebo. Krekel. en mieren. Brandt In.peetie. De Java-tocht nn Sergeant Ween. Torêador en garde. Het gebit van Jan.en. De krokodil all l!;eldbeleggiDg. Taik Bere of het ayeteem Weer8. Hoofdstuk IV. Kromo . Wirio di Wongso en Karto di 1. Wirio di Wongao, ordonnln8 2. Hanui Piue. 3. Karto di Kromo. ook ordonnane, mali' van den toean beaar. 197 Bladz. Hoofdstuk V. manoeuvre 1. 2. 3. 4. S. 6. 7. 8. 9. Met Weers en de zijnen op herfst- Het laatate a"ikkie. Peerden ea peerdevolk. Waar li,t Boe oepandaa? De dokter op maaoeuvre. Reae"e Eente Luitenaat Jacobui. De geeebiedeoia vaa het Watenakje. Eea paard vaa vijfeatachtig kilo. Van de gele rijera aaar de oabeaoemde kampoDg bij Tjot Teraag. Napoleoa Ween. 221 KOEALA BAROE! EeD .oldatealledje vaa Bij·oal·Buitea. Opgedragen aan Cornelissen van Koeala Beë. Als 's ochtends de réveille weer Langs de barakken klinkt, En als de toean luitenant Z'n kopje koffie drinkt, Dan treedt er een patrouille aan Om voor een week op stap te gaan, Dan kraait op 't dak de bivakhaan: Koeala Baroe, Koeala Baroe, Djangan takoet mar'sausee! 1) Saben hari masok paja, 2) Nanti mati djadi kaja! 3) Koeala Baroe, Koela Baroe, 't Is terlaloe manisee! Als 's avonds langs de kalikant, 4) Waarlangs het bivak staat, De zon zoo langs de vlaggestok Weer àls maar lager gaat, Dan blaast het voor de nieuwe wacht, De lampen worden rondgebracht, En bij de Pijp 5) zingt iemand zacht: Koeala Baroe, Koeala Baroe.... enz. Dan deunt er een harmonica Bij Boedjang z'n gitaar, En langs de kawat 6) op het gras Zit alles door elkaar; Sarinah's laki 7) staat op wacht In 't verre ·bosch.... Sarinah lacht En Boedjang zingt en tokkelt zacht: Koeala Baroe, Koeala Baroe.... enz. 9 \'OORBERICHT BIJ DEN TWEEDEN DRUK. Maar als ze uit de paja 8) weer Naar Koeala Baroe gaan, Dan zal Sarinah aan de poort Hem op te wachten staan, Dan is er fuif op de chambree Met nasi koening en saté, 9) Dan zingt ze met haar laki mee: Koeala Baroe, Koeala Baroe.. .. enz. En of nu Teukoe Dit of Dat Soms weer beginnen gaat, En hen weer maanden op het pad En in de blubber laat, Al eten ze patrouillekost, Al worden ze nooit afgelost, Voor ,h en bestaat maar ééne post: Koeala Baroe, Koeala Baroe, Djangan takoet mar'sausee! Saben hari masok paja, Nanti mati djadi kaja! Koeala Baroe, Koeala Baroe, 't Is terlaloe manisee!!!! Brammetje. De eerste druk van "Sergeant Weers en de zijnen" verscheen in 1930. En in Indië. Deze tweede druk ,b rengt eigenlijk een ander boek het werd tthans een min of meer aaneengeschakeld geheel en niet, zooals de eerste druk, een vrij willekeurige verzameling van schetsen en schetsjes uit het indische militaire leven. Sergeant Weers is de hoofdfiguur gebleven, maar ik heb getracht hem en de zijnen nu te schetsen zoo als ik hen ontmoette gedurende ruim vijfentwintig indische dienstjaren - eerst in het buitenleven in Timor en Atjeh, later op Java, in de vredesgarnizoenen en vooral ook in de hoogconjunctuur van dat garnizoensleven: tijdens de manoeuvres. Het boek is zoodoende omvangrijker geworden dan in den eersten druk, terwijl ook enkele schetsen uit dien druk uiet meer zijn opgenomen; nieuw is o.a. het geheele eerste hoofdstuk, terwijl ook een groot gedeelte van het 3e en Se hoofdstuk thans voor het eerst in boekvorm verschijnt. Ik meen, dat het boek door deze wijzigingen aan lee haarheid en aan waarde heeft gewonnen, terwijl in dezen druk ook een ver!aIing van maleische woorden en uitdrukkingen is opgenomen. Den H a a g, Januari 1945. De schrijver. Weee onbevreelld, mareehaultee! Eiken dag de modder ÏD ••• ') Als we dood zijn, worden we rijk! 4) Kali . rivier; 5) Pijp . eRntine; 6) K.awat • dr.. dfenperring; 7) Laki _ man; S) Paja . moera. ; 8) Gele rij.t eo .tukje. geroosterd vleeaeh. I) J) 10 11 EEN WOORD VOORAF. We aren 't no thin red 'eroea Nor we arent 't no blackguardl too, But liogle men in barrickt, MOBt remarkable like you; An 'il lometimei our conduct leo't In your fancy pa inti, Why, lingle men in barricks Don't grow into pluter aaint8. RUYDARD KIPLING "TOMMY". Weers en de zijnen zijn ànders geworden. Dat bracht de gang der tijden, tij en tegentij mee. Kipling voorzag ruim veertig jaar geleden ook een anderen Tommy Atkins, toen hij schreef: ~,about thirty years from this date, when we have succeeded in halfeducating everything that wears trousers, our Army will be a beautifully unreliable machine. It will know too much and it will do too little. Later still, when all men are the mental level of the officer of to-day, it will sweep the earth. Speaking roughly, you must employ either hlackguards or gentlemen, or, be't of aU, blackguards commanded hij gentlemen, to do butcher's work with efficiency and despatch". En dus is ergeant Weers, zooals ik hem in de jonge jaren en in het land van de rukwinden en de koude nanachten leerde kennen, niet meer van dezen tijd. Maar het zou zonde en jammer zijn wanneer hij en de zijnen zonder meer naar een museum werden verwezendáárvoor zijn zij in hun eenvoud, hun plichtsbetrachting, hun moed en hun onverschilligheid, hun ruwe goedhartigheid en hun goedhartige ruwheid, hun goede daden en hun hooze zonden, hun onverstand en .... hun humor te belangrijk geweest. Want het zijn tenslotte altijd weel' Weers en de zijnen van wie wij, jonge broekjes, grasgroene huitenjoggies, het moeilijke vak in de moeilijke knepen leerden. En het waren ook altijd weer Weer en de zijnen, die 13 ons, toen we geleerd en begrepen hadden, door dik en dun door de blubber van de moerassen, door de vuilste ravijnen, . over de steilste tjotten hebben gevolgd zonder een hoe of waarom, zonder gegriep en zonder wankelmoedigheid. Natuurlijk - zij waren niet allen gelijk Weers. Maar w ij waren, om het dan maar met Weers zelf te zeggen, "ook niet allemaal Napoleonne". Desondanks: Weers en de zijnen in Atjeh en in Timor, de buitengewesten, waar ik hen leerde kennen, konden zich meten met eIken anderen kolonialen soldaat.... en met een sterke winkans. Dergelijke onderofficieren en dergelijke soldaten kunnen we thans slechts herdenken; huns gelijken zullen onze zonen en kleinzonen nooit meer zien aantreden op een simpel fluitsignaal en na hoogstens vijf minuten in den vorm van vijftien karabijnen, drie dagen vivres bij den man en drie dagen bij den trein en alles "present tot en met". Dat is voltooid verleden tijd geworden. En naast en met hen mijn trouwe Dardanellen Rambing en Kaëng en Wowor en "oom met den haard". Voor hen allen, ook al ontvangen zij hem waarschijnlijk niet, een verren en dankharen groet van den schrijver. * * * Trouwens, alles en iedereen uit die verre dagen werd b ij n a voltooid verleden tijd. Want - en dit behoort in dezen aanhef - We ers is natuurlijk geen "één en ondeelbare figuur". Maar hij ontstond in den loop der jaren uit meerdere onderofficieren en brigade-commandanten. En nu ik, na ruim dertig jaar en bij den aanvang van het toenggoeh mati, tijd en gelegenheid vond voor een rondblik, nu heb ik van hen allen één in werkelijkheid en van een paar anderen slechts jarenoude "hekas' terug gevonden - lain tida. En daarom wil ik hen toch even h ier herdenken, voor zoover zij, ieder op eigen en verschillende wijze, een bouwsteentje voor Weers aandroegen: Joon en Cornelissen, van Engelen en Aalders, Boskamp en Veenendaal en Woelders, Nieuwenhurg en Rietveld. 14 15 • HOOFDSTUK I. MET WEERS EN DE ZIJNEN ONDER DE KROESHA RIGEN IN TIMOR (Uit een oud dagboek) . In de goede, oude dagen, in het Oosten van den archipel, werd je als jongmaatje bij den toean resident geroepen. Zoo'n toean resident was in dien tijd een man met peper en zout in zijn haar, met een stem, die je dwars door drie deuren kon hooren, met een uitgesproken minachting voor .. tida bisa" 1) en "tida tahoe" 2) en met een soms hinderlijke voorliefde voor homberen. " Jongetje", zei zoo'n resident dan, "jongetje, er ligt k~ -r' ~~ , _0 daarginds nog ergens een eiland, waarop we een vlaggestok hehben geplant en waarop volgens de traktementsstaat nog altijd een posthouder zit, maar waarvan we verder niet veel I) Tida bi ••. dat kon ik niet ; 2) Tida tahoe . dat weet ik niet. 17 weten. En het wordt zoetjesaan tijd dat we w è 1 wat weten. Overmorgen ga je aan boord van de "Z e eh a a i" met twee brigades, een klerk, wat schrijfbehoeften en wat kasgeld. De overste zal de rest wel met je bespreken. Nou, en dan word je daar maar gezaghebber en dan hooren we wel wat van je. Laat de secretaris je nou maar even beëedigen. Bonjour. Kom je straks nog op de soos?" En zoo werd je radja. 1) En je begon meteen aan de mooiste jaren van je leven. Maar als je op dat onontgonnen eiland een beetje was ingeschoten en daarvan in je journaal blijken had gegeven, dan verwachtte de toean resident dat je langzamerhand eens aan een Nota over Land en Volk begon. In die dagen, toen de buitengewesten niet langer hun deur op het nachtslot hielden, maakten we allemaal nota's. Er waren er, die ze met teekeningen, en er waren er, die ze met foto's illustreerden. En er waren er ook, die in die nota's hun fantasie den vrijen teugel lieten. Zoo'n nota moest om zoo te zeggen je chef d'oeuvre worden, het testament, dat je naliet aan je opvolger. Want je moest er altijd op bedacht zijn, dat je soms vóór je het goed wist en besefte door een full speed stoomende "Z e eh a a i" werd opgehaald - zwartwaterkoorts, malaria in den zooveelsten graad, dysenterie en wat dies meer zij. Nu en dan kwam de "Z e eh a a i" ook weleens te laat. En dan was het adat, dat de opvolger, die meestal tegelijk den dokter meenam, tenminste een politiek en economisch testament vond. Ach, hoeveel nota's werden er in die dagen en vooral in de eerste, rustige nadagen van die dagen geschreven! Ik heb zelfs een toean bot 2) gekend, die zijn Nota in rood en zwart liet aftikken, die baar op schilderachtige wijze versierde en een klein kapitaal aan kieken besteedde. Immers, er bestond een EncycJopaedisch bureau, geleid door den lateren professor van Vuuren, toen, net als wij, een gewezen skebher. 3) ') Radja . vont; gezaghebber. VlD 18 2) TOeiD bot • Tim. groote beer; 3) akebber . 81kOrtiq En nu was het de hoogste voldoening, dat je Nota z ó ó schoon, z ó ó juist, z ó ó rijk van inhoud, z ó ó fonkelend van volkenkundig en economisch inzicht bleek, dat de professor haar als mededeeling of publicatie van zijn Bureau uitgaf. Slechts weinigen hebben dat in noesten vlijt bereikt. Ja, en de rest .... Laatst vond ik ergens in den omtrek van Batavia een van de oude medepioniers en nota-ontwerpers, in den loop der jaren uitgegroeid tot een oppermachtig handelsheer . En bij een ouderwetsdhe verversching za ten we hinnen tien minuten weer in het land van de Roka's en de AIoreezen en de Toerahs. 1) En hestuurden en regeerden weer als van ouds, en waren natuurlijk overtuigd, dat onze opvolgers en nakomers den boel in het honderd hadden laten loopen en het door ons uitgestrooide economische zaad (we dachten toen waarachtig al aan coöperatie onder onze naakte en onzindelijke onderdanen) niet tot bloei hadden gebracht. En hadden we hun niet een lijvig testament nagelaten, hadden we niet in onze Nota van Bestuursovergave .... En daarmede lag de Nota ter tafel.. .. En .... ja, en toen hebben we als mannen van middelbaren leeftijd toch wel even gegrinnikt. Eens, vlak voor we weg gingen, hadden we in die Nota, waarin een werkelijk en rijk stuk van ons leven lag, een standaardwerk gezien, een werk, dat natuurlijk zou worden gepubliceerd, dat ons op z'n allerminst een dankbetuiging van de regeering zou bezorgen en waarover onze nazaten nog dankbaar en waardeerend zouden spreken als de B ron ten aanzien van dit land en van dit volk. Ach .... en als we dan, eindelijk terug in de bewoonde wereld, ook eens op Weltevreden bij het Bureau Buitengewesten aanliepen en we dachten te worden ontvangen als de keien, dan keken die bureaului ons hooghartig en beslist de deur weer uit, en de professor vertelde, dat hij op het oogenblik al zijn tijd en werkkracht noodig had voor ') Timoreeache volbtpmmeD. 19 een heel ander gewest en voor heel andere eilanden en .... ja, en daar stonden we. En de Nota werd gedeponeerd bij vele tien. en honderdtallen andere Nota's in een rustig en afgelegen archief. En zoo al pratende en kankerende, grijnsde ik met den oppermachtig en handelsheer samen over het lot, dat onze Nota's wel zou getroffen hebben. * * * En ziet, daar brengt de post een smetteloos wit boekje, " De Elcano's tocht door den Tim9rarchipel met Magalhaes' schip Victoria" door C. C. F. M. Leroux, uitgave G. Kolff en Co., Weltevreden, (voor de toezending van welk werk ik den schrijver ook gaarne op deze wijze nogmaals dank en waardeering betuig), van de hand van iemand, die in die zelfde verre dagen dwars door een handvol tjotten 1) wegen traceerde en wegen aanlegde, die we op de vreemd· soortigste plaatsen en in alle pasanggranans 2) en marschbivakjes tegenkwamen en die zelfs de reuzenhagedis heeft uitgevonden, opgespoord en gevangen. En er ging een warme stroom van sympathie naar dien schrijver, die na zooveel jaren zijn werk ook aan makkers uit de rimboe 3) toezond. En plichtsgetrouw heb ik me tot lezen gezet, en ontmoette Antonio Pigafetta en Francisco Alba, en dwaalde onwillekeurig met m'n gedachten af naar de Portugeesche tenientes 4) langs de grens en naar hun ongeschorenheid en hun Vino Porto, maar bleef desondanks Ie zen En toen opeens .... las ik van Solor en van Alor en .... ik beb gebloosd en bartkloppingen geregistreerd .... daar vond ik niet alleen mijn eigen, ouwe Nota netjes voluit met naam en toenaam vermeld als B ron, als echte, waarachtige en werkelijke bron, maar vlak daarboven evenzeer de Nota van den oppermachtigen handelsheer! Henri de Lagardère i n iet dood, hij leeft .... Wij leven bei den ! ') Tjot • heuvel; 2) Paunggraban . "as.antenhuil ; 4) Teniente . luitenont. 20 ') Rimboe . wildernis ; Jemand heeft uit het dikke stof de bloem van ons jongt' leven opgedolven, iemand heeft ons in de rijen der landen volkenkundigen geplaatst! Ik heb het boek nu driemaal gelezen, en de bladzijden uit en over de Nota daarbij telkenmale herlezen. Het is een ongekend gevoel B ron te zijn. En ik zie nu opeens weer sergean t We ers voor me, en wat er allemaal gebeurd is eer de bron tot bron is geworden .... en ik herinner me als ware het gisteren gebeurd, hoe Weers is uitgezonden met vijftien karabijnen om in het land van Barwahing naar de legende van den eersten mensch te speuren .... En met Weers keerden ook al de zijnen terug.... en tusschen de oude paperassen heb ik de dagboeken weer opgeschommeld, de dagboeken uit den eersten groenen tijd, toen ik van We ers en de zijnen moest leeren .... en dat begon in het land van Beredaoe en Lakmaras, aan de Portugeesche grens van Timor, bobbelig, winderig en kaal, tusschen de Attonis en de Beloes, en in den jare 1913. En dit is het dagboek. >I: * * Ei n d Jul i. Vandaag de eerste Portugeesche oldaat ontmoet. Hij i ' overgeloopen en nu huisjongen bij den controleur op Atapoepoe. Een mooi land - iedere rotspiek i een vesting op zichzelf. Iedereen heeft blijkbaar altijd ruzie gehad met iedereen. En met z'n allen hebben ze ruzie met den Portugee . Langs de grens gereden - in de verte Portue:al zit'n liergen. Balibao heet het daar - een hand vol zinken daken. Een groot deel van de bevolking zit al aan dezen kant. Heeft er een eigen kampon a g;ebouwd; Sadi heeten die hutten en bet zit er vermoedelijk vol paardendieven en moordenaars. Het eenige goede, wat ik tot nu toe van den buurman heb gemerkt, is dat hij de bevolking leert w rken - slechts de overloopers leggen goede ladangs 1) aan. ') Ladang· droge akker. 2] Trouwens, alles werkt daar voor den senhor, vrouwen en kinderen incluis, en alleen voor de eer. Ook het huren van paarden en het leveren van karbouwen geschiedt om niet. En Mai Bapa Kompeni 1) eischt zei f s nog geen belasting! * * * Beg i n A u g u s tu s. Vandaag voor het eerst met den buurman gecorrespondeerd. Onze onderdanen trekken zoo nu en dan in een handelsbevlieging naar de andere zijde. Voor de veiligheid - zoo dra het internationaal wordt, is de Portugees een persoonlijkheid - komen ze dan een pasje halen. Dat vergemakkelijkt bovendien de gelegenheid om aan de overzij een paard op den kop te tikken en toch heelhuids terug te komen. Sport moet je nooit tegengaan. En ik heb neergeschreven: Passeport. Le commandant de Maukatar donne permission aux Indigènes, sujets neerlandais, Bere Maoe et Foko Doenoek, pour rencontrer leur familIe (pour acheter du tabac) à Boba Naro et prie les autorités portugaises de leur rendre aide et protection. Matai, Ie 6me aout. Pour Ie controleur de Beloe etc. Zonder woordenboek ben je hier ongelukkig. En bovendien leveren wij, vermoedelijk uit een concurrentie-oogpunt, die papiertjes om ni e t. De Portugees is meer handelsman en haalt ook hier een slaatje uit. * * * 8 Augustus. Die commandant van Boba Naro is blijkbaar een ridder. Vanavond vertelde me de kornel 2) van Zoba - ik zit op het oogenblik in het beruchte betwiste land Maucatar die indertijd van iemand eens een Nederlandsche vlag heef; I) Mai napa . onze ..der; 22 2) Kornel· Tim. titel voor vont. O'ekregen en dientengevolge als de hoogste in den lande staat ~angeschreven, dat die commandant drie jaar geleden de kampongs Hatoe, Sela en Hol Pilat door zijn moradores _ dat zijn de inheemsche gendarmes van den overkant met den grond liet gelijk maken. Dat is dezelfde vent, die me vandaag een brief geschreven heeft over drie van m ij n onderdanen, die ginds nog het een en ander op hun kerfstok hebben - ze zitten in doodsnood, dat ik ze zal uitleveren. Maar wij leveren principieel niets aan den buurman uit, antwoorden strijk en zet en in het Fransch, dat we zullen zoeken. Hij antwoordt trouwens precies hetzelfde. En we hebben nog geen van beiden ooit iets gevonden. Desondanks correspondeeren we opgewekt - in het algemeen maakt de overkant meer staal. en stijlfouten _ over votre honorée du 9me en eindigen met de vaste formule: veuillez agréer les expressions de mes sentiments les plus distingués. Als we zoover zijn, strikt de wacht een Beloe - heerendienst! - , er wordt een veertje aan den brief geplakt, de bode krijgt een pas en verdwijnt, meestal onder langademig protest, als postlooper. * * * 1 0 A u g u s t u s. Hier in Zoba is het ook alweer een rare boel. Vanavond ben ik van mijn veldbed gehaald, omdat de buurlui twee mannen en een vrouw hebben gestolen. Natuurlijk zijn ze de grens al over en morgen weet mijn collega aan de overzijde weer van niets. De restjes van de mannen vinden we wel ergens langs den weg en de vrouw blijft oorlogsbuit. Omdat ik zoo gauw niet meer kon intukken, heb ik me met de literatuur van het nog steeds loop ende grensgeschil bezig gehouden. Het mooiste is de clausule: la navigation sur les rivières formant limite sera libre aux sujets des deux Hautes Parties contractantes à l'f!xception du transport d'armes et de munitions. 23 En dan moet je die rivières zien - alleen in de Raiketta. de Rijn van dit land, staat nu en dan een decimeter water. En is geen Beloe, die weet wat een prauwtje is! * * * je in officieele rapporten - noodig hebt en tevens voor bet bijvullen van keuken en provisiekast. Zoo juist een brief van den buurman: hij reclameert drie ge~tolen mannen en twee vrouwen. Dat dacht ik wel - ze hebben natuurlijk interest op interest gerekend. * * * 1 3 A u g u s t u s. De restjes van de ééne gestolen onderdaan hebben we. Jammer genoeg ontbrak het hoofd. Natuurlijk gaan nu onze onderdanen vandaag of morgen ook een paar koppen halen. En ik zit met de correspondentie. * * * E i n d A u g u s t u s. Jan Fuselier is hier de populairste figuur van het land. Alle Jannen houden tegenwoordig honden. Die mesten ze vet en ruilen ze dan tegen een karbouw. De Beloe is dol op goed gesoigneerde honden. Trouwens, hij eet alles. Werken doet hij alleen voor eten en nog liever voor een sopi. 1) Maar daar zit Jan zelf niet al te dik in: vier dikkoppen per dag is de limiet. De Beloe denkt er niet aan voor twee Portugeesche soekoes 2) een eenmansvracht hout te halen, maar voor eeu broodje van de Kompeni kapt hij met liefde een heel bosch. En voor een oude uniformjas, liefst met koperen knoopen, :heeft hij een heel kippenhok en mandenvol eieren over. De eieren moet je alleen nauwgezet op kuikens onderzoeken. En dat is een van de vele dingen, die de nieuwe onderdanen niet snappen - zij prefereeren ze met inhoud. Alle temoekoens - zoo noemen wij de onderhoofden van het land, Jan heeft het meestal over "vaste plaatcorveeërs" - loop en dan ook zoetjesaan geuniformd. Het is een gemakkelijke mode, want je weet nu altijd wie je voor de uitoefening van het gezag - "zelfbestuur" schrijf I) Sopi . borrel; 2) Soekoe· b.l1le gulden. 24 5 Se p tem b e r. Vandaag een dramatische dag. Klink heet de hond van den ziekenverpleger, die eveneens naar den naam Klink luistert. De dierlijke Klink is moddervet, de menschelijke broodmager. En nu heeft de ziekenverpleger, vulgus bobberlap ~ gisterenavond den dokter geroepen, omdat Klink, de hond, zoo "bezopen" deed. En omdat de dokter zei, dat er niets meer aan te doen was en het beest maar uit zijn lijden moest worden geholpen, heeft Klink, de oudere, mijn revolver geleend en vervolgen Klink, de jonO'ere, voor de commi i,.. getrokken. Zoo juist heeft hij me het overlijdensbericht gebracht. "Och, luit''', zei hij, "die hond was toch hard tikke ziek. Het mot hartvervetting geweest zijn, zeit de dokter en die ken het wete. Nou, en toen heb ik 'm maar teroe 1) voor z'n kop geschote en vannacht hebben de BeJoes 'm opgegeten met hartvervetting en al. Kemok ekali 2), zeien ze." Aldus het R. I. P. voor wijlen Klink junior. Z'n plaat. vervanger is er al. * * * Eind e pl mber. Stuipen schijn je hier altijd te beleven. Vlak langs de grens betaalt de Beloe geen belasting. Ik zie in die goedgun tigheid concurrentiedl'ift tegenover den buurman. I) TeroeI • rechtuit; 2) Gemoek sekoli . erg vet. 2S Maar in bet binnenland, ver van de grens en dus ook ver van verstoppertje en' overloopertje spelen, is onze onderdaan zuur. Daar eischt Mai Bapa het zijne. Voor den gemiddelden luilak beteekent dat een ringgit. 1) Niemand betaalt· graag. De Beloe heelemaal niet. Dus laat hij zijn debet aan Bapa rustig oploopen. En dûs raakt de toean skebber, tolgaarder voor den crediteur, in de perikelen. Hij heeft een wonderlijk systeem uitgedacht om de krulharige analphabeten aan een eenvoudige, gemakkelijke en zelfs voor hen begrijpelijke kwitantie te helpen. Voor ieder jaar bestelt hij gekleurde kaarten: rood, blauw, groen, al naar gelang van zijn stemming. Daarop schrijft de mantri 2) naam, kampong, radjaschap en de fikki's. Fikki's zijn herkenbare teekenen. Voor één Hollandsche of twee Portugeesche rijksdaalders is de Beloe eigenaar van zoo'n kaart en dus veilig tegenover iedere patrouille en iederen bemoeizieken toean. Maar nu heeft de toean skebber aan de telefoon gedraaid: het wil dit jaar niet met den verkoop. Hij verdenkt zijn onderdanen ervan, dat zij met een kongsi van drie of vier één heele kaart koopen en die ieder op zijn beurt bij hun uitstapjes gebruiken. Dat is practisch en goedkoop. En of wij nu mee willen helpen om minutieus te controleeren - dus niet alleen kijken naar de kleur, maar vooral ook naar da fikki's. En alleen groene kaarten zijn geldig r4>od is van verleden jaar. Drie dagen geleden heb ik twee patrouilles uitgezonden - zoek de wanbetalers, leg hen aan de tali 3), breng ze bij mij, opdat ik hen in den tronko 4) kan bijbrengen de noodzaak van het voldoen aan hun financieele verplichtingen. En zoo juist zijn sergeant Pieterse en sergeant Weers thuis gekomen met een onafzienharen stoet onderdanen. Sergeant Pieterse, als oudste, verklaarde dat hij get:n tali's genoeg bij zich had om alle wanbetalers te ketenen. dat hij geen enkel groen papiertje was tegengekomen, dat I) Ringgit . rijkad••lder; 4) Trooko . gevaogeDi•• 26 2) lII.ntri • lett. beambte; ') Tali • touw; ze bijna allemaal een wit of een blauwen hier en daar ook een rood paperas bezaten, dat ze krachtig volhielden contant te hebben betaald, dat ze ook geen van allen die opgewektheid en levensvreugde toonden, waarmee een rechtgeaarde Beloe anders naar den tronko met gratis rijst .. n zoute visch pleegt te wandelen en dat hij, Pieterse, dood mocht vallen als er hier niet iets van den Jood onder liep. Welke meening door Weers nadrukkelijk werd onderstreept. Echter: recht is recht. Derhalve werd de tronko geopend. Hij bleek tenauwernood de helft van de vangst te kunnen bergen. De rest bleef zoolang op het stoepje zitten. En ik heb den toean skebber - wij noemen hem Duikertje - aan de telefoon geroepen. Hij hield vol, dat alleen groene kaartjes geldig waren. Blauwen wit was heelemaal oplichterij, die dateern maar rust en vrede verlangde! Hij stond er voor in, en de radjas stonden er voor in, en de kamponghoofden stonden er voor in, dat er in de heele onderafdeeliog geen enk"l geweer meer te vinden was. Die waren omgesmeed tot landbouwwerktuigen, die ..... "Ik wed om zes fijne flesschen, da t ik er binnf:n een week een half dozijn mee naar beneden breng", stt"lde de luit' voor. 93 I "Ja, natuurlijk met mishandeling en afpersing en .... " "Dus ze zijn er dan toch?", vroeg de A. R. Nee, dat bedoelde de nièuwe niet, maar den luit' kennende ... enfin, als die dan per sé champagne wou betalen... En de zaak was tenu_ Zonder kneveling, zonder tortuur. De luit' confereerde vervolgens met Weers. "Twee dozijn op een prissenteerblaadje", voorzag deze pacificator. En welgemoed gingen ze op stap. Eerste pleisterplaats Boengawae. De kapala schrok zich blauw, nu die akelige zure toean alwéér binnen zijn tijd terug was. En verklaarde derhalve dat hij juist van plan was den volgenden morgen naar beneden te reizen om den toean dokter te raadplegen om· trent zijn nog immer ontregelde buik. "Zal niet gaan", zei de zure, "morgen gaan we allemaal weer gezellig werken. Jullie hebben sinds ik weg ben geen aap uitgevoerd. En dan blijven we meteen doorwerken totdat jullie die drie geweren hebben ingeleverd, die je verstopt hebt." "G e w ere n ?", steunde het hoofd, "g e w ere n ?" Hij wist om zoo te zeggen niet meer hoe een geweer eruit zag! En geweren verstoppen, tegen het bevel van Mai Bapa in? Hij zou niet durven! "Daarom juist", vond de zure. Dien av~md vergaderde de raad van state met spoed. En juist toen de luit' onder de klamboe wou kruipen, verscheen het hoofd der dorpspolitie - als kapala kun je met het oog op je connecties die dingen niet zelf entameeren - in- en begeleid door Weers. Immers, als hij geweten had, dat de toean naar geweren zocht.... ja, hij wist geweren. Maar hoe kon de toean nu denken, dat in Boengawae.... ? Nee, dan moest de toean héél ergens anders zoeken. Maar de toean zou ook begrijpen, dat het voor hem gevaarlijk was zijn familie en vrinden te verraden en .... ,.Jawel", zei de toean. En toen gingen ze er gezellig bij zitten, en de commissa- 94 ris vulde zijn wangzak bij uit de doos-met-de.weduwe van Weers, en de luit' schoof een rijksdaalder af en beloofde, dat hij eerst een heel andere richting zou opkuierrn en pas over een paar dagen de geweren zou pikken en.... "Goddank", zuchtte de heele raad van state · bij terugkeer van den politieman, "die zijn we weer voorloopig kwijt." Drie dagen later verscheen de luit' via 1.3ndéwae in Kéwar. En hij wandelde met de zijnen en een stomverbaasden stoet van dorpsgenooten regelrecht naar het ladanghuis van Bili Bolé, paste bij den noordelijken hoek zes passen naar het wes ten en toen drie passen naar het zuiden af liet twee dwangarbeiders een gat graven en.... ' "Waaaaaahhhh", steunde een volkomen geschandaliseerde dorpsgemeenschap, toen uit dat gat twee kostelijke geweren werden getooverd. "Pegang", 1 ) beval de toean, vóór nog iemand van zijn stomme verbazing bekomen was. En meteen lag Bili Bolé aan de tali. Ook in Kéwar vergaderde de raad van state derhalve met spoed, vooral toen de kapala in algeheele radeloosheid kwam vertelleII, dat die nieuwe toovenaar van plan was een heele week te blijven tooveren en alle ladangs in den omtrek af te graven. "Dat hebben die lui van Landéwae ons geleverd", voorvoelde de toean tanah. 2) Want was de kapala van Lantléwae nog niet onlangs in het ongelijk gesteld in een ingewikkelde en minstens tien jaar oude ladangkwestie ? Er;t plotseling begreep de heele vergadering de tooverij. DItmaal maakte de toean tanah den luit' wakker. En zelfs zonder de tabakszak van Weers en voor de eenvoudige premie van één heele roepiah vernam de toean omtrent een compleet arsenaal. Twee dagen later, juist bij het krieken van den ochtend. trok de stoet der gerechtigheid via Nihieng Landéwae bin. nen. I) Pegan~ . hier: arresleeren! 2) Toean tanab . leU. heer v. h. land; bier een der oudsten, die al8 regel aangeeft wanneer geplant en geoog. t moet worden. 95 En ten aanzien van een met stomheid geslagen gemeenschap tooverden Weers en drie dwangarbeiders vijf geweren te voorschijn. "Maar die ééne is een afleggertje", zag deze gezag· hebbende dadelijk, "dat is d'r één van een uitverkoopie." "Pegang", beval de luit' andermaal. En het dorpshoofd met twee van zijn stamtafelvrinden ondergingen de tali. De rest laat zich vanzelf begrijpen. Op den avond van den zevenden dag verscheen de luit' met Weers, negen net gepoetste geweren en zes adspirant rebellen in de voorgalerij van den nieuwe. En meteen verscheen de A. R. "Asjeblieft", zei de luit' . "Daar zit je", zei de A. R. "Als het u hetzelfde is, dan heb ik toch maar liever bier", zei W eers. "Daar snap ik niks van", erkende de nieuwe onnadenkend eerlijk. "Dat hoeft ook niet", grinnikte de luit'. Echter, ethiek is ethiek. Dus versleet de nieuwe nog twee toean litnans. En toen brak de opstand in Tanah Tinggi uit. "Zoodat ik maar zegge wil", vond Weers, "dat as ze mijn en de luit' nou maar een maandje hadde late pioniere, dat dan één van me kelegaas geen pel or 1) midden in z'n buik had gekrege, en dat die kapala's van Boengawae en Kéwar en Nihieng dan nou nog bij d'r eige thuis zouwe zitte inplaats van as adelborste 2) voor tien jare mee te mottt' sloffe. Nou u en dan ik!" I) Pelor- kogel; 2) Adelborete - hier en daar werden dwangarbeiden door deD troep zoo geDoemd. HOOFDSTUK 11. . MET HENDRIK lANSEN VAN DE BOBBER. 1. De BobberlaTJ. Ergens op een post buiten heb ik den bohberlap }eeren kennen. En daar hielden we dan 's ochtends samen ziekenrapport. Dan stond hij in z'n witte jasje klaar en riep "in orde" en kwam met het ziekenboekje bij me. "Iets bijzonders, Jansen?" "Nee luit'. Dinges hep gisterenavond 38.4 gehad, de andere benne koortsvrij en die dwangarbeider, die hep z'n eige weer een paar maal bevuild." En dan kwam het ziekenrapport - de Kromo's met "badan tida koewat" 1) en een Ambonnees met een hoestend kind en een Jan met, zooals de bobberlap het uitdrukte, de hondenziekte, en een dwangarbeider met een stukgeloopen voet, en de bobberlap raakte op stoom. Want hij had een groote menschenkennis - hij .,rook" de 'lijntrekkerij. "En tegen lijntrekkerij, luit', daar help maar één ding tegen: kasterolie en droge rijst. Dan benne ze in twee dagen weer koewat betoe)." En 't was kostelijk om den bobberlap met een lijntrekker doende te zien. Dan trok hij een ernstig, meewarig en medisch gezicht en hij hielp den ongelukkige met hondcrd voorzorgen in een "doodshempie" - zoo noemde de bobberlap de hospitaalkleedij - en op z'n tempatje. "Jongen", zei ie dan, "jongen, de dokter wil 't niet we· ten" - in de ziekenzaal was ik altijd "dokter" en du~ geen luit' - "de dokter wil 't niet weten, maar je hep het smerig in de ingewanden. En nou mot de boel eerst is gesmeerd worde. " En dan vischte hij in de apotheek een I) B4daD tida koewat • lelt. mijD liebaam is Diet eterk. groot-model zalfpot op en die schonk hij tot den rand vol castorolie eD dan was het "slikken" en "santjes", en zoo nu en dan herhaalde hij de versnapering - "smeeren kan je d'r alleen maar bovenop helpen" - en als de ongelukkige dan om de vijf minuten met een benauwd gezicht naar buiten draafde, waar een gastvrij petroleumblik klaar stond, dan knikte de bobberlap goedkeurend en zei aanmoedigend "hou 'm zoo" en "as je soms een kurk noodig hep", en hij zorgde, dat de zieke droge rijst at "vanwege de branderigheid en de hloedzuivering" en dat Adinda niet op hezoek kwam - "ik mot geen meid es in me hospitaal, as ze niet voor mijn komme" - en als dan de zieke na twee dagen verklaarde koewat betoeI te zijn, dan adviseerde de bobberlap om 'm nog een paar dagen in observatie te hou. den - "hij is nog altijd aan de je weet wel, luit' ", - en 't bleef castorolie en droge rijst tot de ongelukkige einde. lijk als "genezen" werd ontslagen. En dan had de bobberlap nog "een woordje" voor hem. "Nou zeI ik jou is wat zeggen, jongetje. Als je het nog ia in je ongezoute harses haalt om hier bij mijn de boel te kom. me bevuile en me kostelijke castorolie om lauw opmaak, dan zal ik je vinde! Het hospitaal is voor zieke menschen cn niet voor zoo'n lamgeslagen akeligheid as jij hent. En .... laat het je gezegd zijn!" En Kromo, die van de schoone rede weinig méér begrepen had, dan dat "oom" marah betoel 1) was, schoof haastig de pintoe 2) uit. En kwam voorloopig niet meer terug. Maar als er een zieke was, een ernstige zieke, dan was de bobberlap de beste, die je je denken kon. Dan bleef hij nachten achter elkaar op de been en hij stopte den zieke zoo om 't half uur eens lekker onder de wol- " van zweete zal je gezond worden, dat haalt de vuiligheid naar buiten" - en hij had geen rust en geen slaap noodig - "een mokkie jennever houdt een mensch dagenlang op de been luit', - en hij heeft met z'n stille zorgen, z'n onvermoeide I) Marah beloei . echt bool; 98 2) PiOloe . deur. waken menigen zieke, die d'r zwak voor stond, boven Jan helpen houden. . , . Hij had geen bintang1 ) en geen kroontje - " t vet IS van de ketel luit', en wij van de bobber, wij hebb~? hee'Iemaal geen kans meer om nog is een mooie borst bIJ mekaar tf' krijgen". En toch was hij er één uit duizenden, één, die, als 't werkelijk kloppen zou worden, in de voorste rijen te vinden zon zijn met z'n verbandjes en z'n obats en z'n bobber en .... die, als de dokter 't niet zien kon, zich er een fee.st van zou maken eigenhandig ZOO'll "vuile sloeber een tik op z'n kanus te geven". Bobberlap" werd er wel eens gezegd, "bobberlap, waar'" ?" om heb je toch nooit geprobeerd korporaal te wor den. Dan trok de bobberlap een ernstig en nadenkend gezicht en hij schoof z'n pruim een beetje hoogerop achter z'n kiezen en ja" zei-ie dan, "wat za'k je daar van zegge? Ik heb het no~ tw~emaal geprobeerd, eens toen ik pas in dienst was en eens, nou een paar jaar terug. En de dokter had me goeie getuige meegegeven en de ergean,t ~ad ~e zoo 't een en ander van 't vak geleerd - maar d r IS altijd wat tusschenbeie gekomme. De eerste keer, d~t ik de ~eeren ~'r is zou vertellen, hoe of dat een mensch d r van blOneo Ult· ziet toeo was net een week vroeger, één van me kameraads jari'lJ' en toe~ ben ik zoo io de jenever geraakt, dat ik ach; dagen achter de wacht noodig had om weer bij te komme en toen was het noppes korporaal. En de tweede keer - nou, toen was het 's avonds een gezellige boel in de tap geweest en t~en was ~'r zo~'n snot· jonge, die mijn wou leere hoe of dat Je een dIkkop mneemt en toen hebbe me woorden met de sergeant gehad en toen - och wat zal ik je d'r verder van vertellen? Een mens is een mens, luit', en of ik die gele botervlekkies niet op me jassie hep, ik zal d'r geen dikkoppie minder om slikke. En zoolang als d'r zieke benne, zal ik ze helpe en met de potjes en pannetjes naloope en in d'r doodshempie knoope~ I) Bintaog . Jeu.lter; hier Militaire WiUemaorde. 99 maar korporaal worde - nee, luit', ze luste de bobberlap niet - daar is ie veuls te leelijk voor!" , * * * 2. Hendrik lansen, sergeant.ziel,en1Jerpleger. Op Labakiba, ergens op een eiland, ergens in de zondoorbakken zeeën, lagen drie brigades. En iedere brigade stond onder een europeeschen sergtant. Dat waren er drie - drie Jannen. De vierde was van de "bobber". Die bleef meestal thuis en zorgde voor de doorgeloopen voeten en voor de nabehandeling met chinine en voor het groentetuintje en voor versche visch. Heel in het begin nam hij ook nog wel eens temperatuur op, maar toen hij door de beverigheid op een ochtend den thermometer nèkte en de hooge "bobbers" zelfs niet op proces-verbaal of op schuld een nieuwe wilden sturen, nam hij de koorts verder uit de vrije hand op. Maar omdat hij zoo in z'n eenigheidje en als de brigades op stap waren te veel jenever innam, moest hij weg. "Och zie je, luit', "zei de oudste sergeant, die niet meer dronken worden kon en die daarom in de administratie " behulpzaam" was, "het lieremannetje competeert 'm toch. En dat kan ie veel beter hij z'n eige thuis hebbe". En zoodoende werd de oude bobber "weggevakeweerd". De nieuwe liet een tijdje op zidh wachten - we zaten in die dagen niet erg dik in de geneeskunde. Maar toen op een dag de Paket-boot weer het een en ander aan land gezet had, kwam de hulp in de administratie rapport inleveren: "de vivres benne d'r, luit, maar één van de kiste péterolie lekt as een zeefie, en ze hehhe weer zitte klungele aan de kist met jenever, en dan henne d'r patjols van Lindetevis, en de meid van Kromo Atmodjo en de nieuwe hobberlap benne d'r oo'k." Aldus werd Hendrik Jansen, sergeant-ziekenverpleger, ingeluid. Voor drie lange jaren. 100 Uiterlijk leek hij niet je dàt. Hij was een beetje krom getrokken en hij liep erbij als een duiveplatter. Z'n uniform was een heele taille te ruim en hij liet zich alleen bij bijzondere gebeurtenissen scheren. Hij bezat één heele modelkist met kleeding, een gammel bultzakje en een kreupele stoel. "Een doorgefiltereerde vetkees," meende de "hulp", terwijl hij de administratieve hescheiden van Hendrik Jansen uit de post opdook. Hendrik Jansen wachtte buiten. HLaat hem maar hinnen komen." En "goeie morge, luit'," zei Hendrik Jansen, salueerde op zijn manier, ging op de plaats rust staan, zette z'n vettig hoofddeksel af en bekrabde z'n stoppels. De luit' stond even pàf. Maar Jansen was van de bobber en dus ....... . De luit' bracht hem op de hoogte van zijn dienst Zóó laat ziekenrapport voor de troep, zóó laat ziekenrapport voor de school, voor het personeel, voor de bevolkingJansen knikte instenimend: dat kwam terecht. Nee, hij was nog nooit "buiten" geweest. Maar dat kwam óók terecht. Want hij had drie jaar in de operatiezaal bij dokters Dinges gewerkt - en hij noemde de naam van één van onze eerste chirurgen - en hij opereerde zelf ook zoo'n beetje en als de luit' kon zorgen voor een hoc::pitaa}tjP. en voor wat instrumenten, dan kon hij hij de Chinees wel een operatiejas laten maken en ......... , "Wat ben je vroeger van je vak geweest?", interrumpeerde de luit' Jansen's toekomstplannen. En prompt antwoordde Hendrik Jansen: ,.slager". Toen grinnikte de hulp in de administratie. Jansen bekrabde weer rustig z'n stoppels. "Heh je anders nog wat te vragen of te reclameeren ?" "Nee, luit'." "Goed. Ga dan je gang maar". Hendrik Jansen salueerde blootshoofds, zette toen z~n pet op en verdween. "Da's een fijn merrekie", meende de hulp. loi En ook de luit' voorzag moeilijkheden. Maar het viel erg mee. 's Avonds om zes uur bracht de "hulp" het avondrapport uit. '8 Middags had de luit' gedempt gejuich en herhaald gerommel uit de richting van de tap gehoord. "Niets hijzonders, luit'," rapporteerde sergeant Dirks. "Wat was die herrie vanmiddag?" "D'r henne een paar stoelen omgevallen, luit'. En die nieuwe hobberlap hep de lamp gemoerd." "O! En hoe kwam dat?" "Ja, ziet u, luit', me hebbe eerst gepandoerd, en toen hehhe me een dikkop genome, en toen nog eentje en toen heeft Jansen d'r nog één weggegeve . . . . .. Ja, ziet u en toen .......... " "Jawel. En waar is Jansen nou?" "Die hehhe me naar z'n tempatje 1) gebracht." Om de luit' wolkte nu óók de jeneverlucht. . "Da's .het eenige ook", zei sergeant Dirks altijd, "die b'roerde lucht. Van de jenever zelf zal ik niks zegge en die doet me niet zóóveel, maar die rotlucht blijft zoo hangel Die ruik' de luit nog door drie tjingké's 2) en een pruim tabak heen!" En ook ditmaal róók de luit'. I" . e Uit,,, En?" " Z00. ,zeI dl" . "Nou luit," vond Dirks, "die bobber valt me mee. Hij is nog wat groen en nogal slaanderig as ie wat ingenome hep. Maar hij is van een goeie komàf en hij laat zich niet kenne, as d'r es tegen de lamp gestoote wordt. En in z'n vak is ie een 'heele meneer." "Da's goed, Dirks," zei de 'luit'. En Dirks verdween - mét de jeneverlucht. I Omdat het hospitaaltje nog niet klaar was, werd 's ochtends het ziekenrapport Vóór de kantoran gehouden. In de kantoran, ongeweten door de anderen, zat de luit' en luisterde. Natuurlijk kwamen er dien ochtend meer Kromo's op ') Tem pat je . Ilaappllata; 2) TjiDlkè . kruidnagel. het rapport dan gebruikelijk. Er stond een zware patr~~!!­ Ie voor de deur en de nieuwe bobber leek nogal een "Zl)e . Hendrik Jansen verscheen precies op tijd, mét een paar flesschen en potjes en met een mok. Die van het lieremannetje verscheen altijd zonder geneeskundige uitrustin~: . Zóó" zei Hendrik Jansen en keek eens langs het rl)t)e er:stig 'zieke Kromo's, ,Zóó! Dat wou mij effe in de tif drukke, hè? Ziek? Jawel, dat kenne me! Kw~ sakit apa? 1) Sakit peroet? Dacht ik het niet?" - de luit' hoorde een f1esch ontkurken - "ik zal jou sakit proeten! Hier, slik in nee niks te viezegeziohte. Beste kasterolie, veels l~ g;ed v~or jou" - de luit' hoorde gerochel en kokhal~erig aehik - "en binnehouwe! As je hrani ben om het UIt te ~puge, komp d'r nog een mo~ie bij!. Klaar? ~wc\ sa~it apa? Koerang napas? 2) Dacht I'k het met! Kom hier. Diep ademhalen! Voouit nou!" - een stilte - " Zóó, is dat koerang napas? Diepe kniehuiging - dieper - nog dieper! Zoo ·- en nou tienmaal, één, twee .... " - de luit' hoorde den Kromo steunen - "kom hier!" - weer even stilte niks te koeran ... napassen! Die vent hep een adem as een ~s! Weet je wat jij mankeert? Jij hen hardlijvig, man. En . ) . nt" dan loop je a d em vast.l" - " barOe boea~g air, s a ,3) steunde de angstige Kromo - "Dan mot Je nog een paar keer. Hier! Slik in! Asjeblief - allemaal voor de gemeentereiniging! Ziezoo, en nou hebbe me zeker nog kaki lemhek?" 4) Doch de eerste genezingen bleken afdoende te hebben gewerkt. "Ini sjant djahat",5) meenden de Kromo's. De derde vroeg pillen - "ken je krijge", zei Hendrik Jansen, "net zooveel as je d'r lus." De vierde vroeg aspirine - sakit kapala. 6) "Tida," besliste Hendrik Jansen, "da's veels te duur! Allemaal hardlijvigheid! Schoon chip mot er gemaakt I) Kw6 aakit opa? Sakit peroet? . Watroankeerjij ? Buikpijn ? 2) Koerang na. pas? . Kortademig; 3) Daroe boeeDg air . ik heb zoo ju;.t mijn behoeften ged ..n ; Kaki lembek . ,lappe beenen; S) Djahat . hier : een kwaje; 6) Sakit kapala . hoofdpijn. 102 103 worde! Vooruit, slik in!" - en opnieuw werkte de wonderolie-flesch. De vijfde had wérkelijk wat-kakiloeka!l) " Goed zoo", prees de hobber, "as je werkelijk sakit ben, dan mot je bij mijn wezel Voor een ziek mensch"en Jansen rommelde in z'n verbandtrommel- "ken ik voele! Kom hier met die poot". Binnen, in de kantoran, hegon de luit' met een gerust hart aan z'n dagelijksch werk. . Hendrik Jansen van de hohber verstónd z'n vak. * * * 3. Hendrik lansen op het oorlogspad. In die goede, lang geleden dagen vonden de bruine vrienden boven in den goenoeng het maar hàlf, dat de kompeni wegen liet aanleggen en nijdig werd over mestvaalt jes in de kampong, en tot zelfs de oudste grootmoeder inentte om haar ,,kompeni-hetoel" te maken, en bovendien - en dit was het allerergste - helasting liet betalen. Zoo op gezette tijden, als de djagong-oogst hinnen was en één of ander dik hoofd onmatig veel toewak had gedronken, gaven ze er de brui aan. Dan joegen ze den mantri weg of gapten z'n paard en kwamen niet op bij het kerdja rodi 2) en lieten den toean weten, dat ze hem "lustten". En dan werd het weer perang. Officieel heette het "gewapend verzet". In de tap 3) spraken ze over belahbering. . Belàbherd wàs het. Want de toean en de zijnen liepen Zich dan een paar weken lang de spijkers uit hun schoenen ~m al. de on~llige onderdanen weer op te vangen, om UIt te VInden wIe de kompeni hepijld hadden, teneinde I) Kaki loek. • voetwond; sl Tap . cantine. 104 2, Kerdja rodi • wegwerken in beerendienlt; hen in 't gevang te voeren, en om het heele ineen gevallen maatschappij'tje weer op de been te helpen. Dan kreeg een andere "hoogst aangeslagene" de jas en de broek van het afgezette hoofd en werd vervolgens publiekelijk hevestigd, dan werd het vred~sfeest g~vierd en dan inde de toean meteen de achterstalhge helastmg. En het wachten bleef op een nieuw en perang. Drie dagen nadat Hendrik Jansen, sergeant-ziekenverpleger, de medische praktijk had overgenome~, barstte boven weer een zeepbel. 's Avonds probeerde de Jonge garde der opstandigen zelfs de tronk in brand te schieten. Den volgenden morgen rukte de gerechtigheid in d~n vorm van twee brigades onder den oudsten sergeant Ult. De luit' zou den volgenden dag komen; die moest eerst de zwaar geschrokken Chineesche handel, die zich op een prauwtje in de baai had teruggetrokken, weer opvangen en geruststellen, en de "defensie" van de hoofdplaats middels de gewapende politie "organiseeren". Hendrik Jansen werd tijdelijk militair bivak-commandant. "Maar je bemoeit je alleen met het bivak. Gesnapt? Wat daarbuiten ligt, gaat je niet aan. Daarvoor zorgt de politie." En aldus commandeerde Hendrik Jansen één schoenmaker, twee dwangarbeiders, benevens alle vrouwen en kinderen. "D'r gebeurt niets", zei de luit', ,,'s avonds doe je alleen wacht met den schoenmaker. Zoodra de politie de handen vrij heeft, zal die de wacht overnemen". Hendrik bekrabde nadenkend z'n stoppels. Of bij geen geweer kon krijgen? "Ben je gek?", zei de luit', "daar maak je ongelukken mee! En er valt toch niets te schieten". Maar Hendrik verklaarde, dat hij Limburger en vroeger lid van een schutters-vereeniging geweest was. Hij wist, om zoo te zeggen, niet wat misschieten was. En dan, waar bleef zonder geweer z'n prestige tegenover Wongso, den schoenmaker? Want die had er wèl één! 105 Dus kreeg Hendrik Jansen tijdelijk een karabijn. ,,~ zeI er geen spijt van hebbe", verklaarde !hij trouwhartIg. 's Avonds, even na donker, toen de luit' alles geregeld had voor z'n vertrek op den volgenden dag, ging hij nog even door de kota, waar de politie op geruststellende wijze tukte, en naar het bivak. En daar gebeurde het. ' '1" " H aa., steun de de benauwde stem van den schoenma~er, "nanti pasang!" 1) En ~e .luit' hoorde, het omklikken van een haanpal. "WII.J~ als de .verd .... die haanpal omleggen?", vloekte de lUlt , ,,~at IS dat voor gedonderjaag?" Wongso, m volle wapenrusting, verscheen van achter den pag~er. ,~n verklaarde de beweging. De ,,8Jant van de roemah sakit 2) had het bevolen. Er waren moesoeh 3) in de buurt! De "sjant" had ze zelf gezien en was op sluippatrouille getrokken. De dwangarbeiders stonden op post bij het vark.enshok. In de barak waakten de vrouwen. En, had de sJant gezegd, als je wat hoort, Won~'io, dan schiet je d'r op los en dan kom ik je te hulp! "Wel v~rdomme", vloekte de luit', die alle moesoeh hoog en droog In het gebergte wist. En met den schoenmaker, zonder geweer doch mét een stormlantaarn, trok hij op weg om Hendrik Jansen te zoeken. Vijftig meter buiten het bivak in de kali zat Hendrik te baden van benauwdheid. " Weg m~t dat ding!", vloekte de luit', toen er weer een haan pal klikte. "Pas op, luit', ze loere op ons!", steunde Hendrik. . Maar toen nam de luit' het woord - en dat kan ik b' met allemaal neerschrijven. En Wongso en Hendrik w~:~ den meegeno.~en naar het bivak en daar nogmaals voor d en nacht gelnstrueerd. I) Bàlll!Nautipa ang! . Haltofik.chiet'. 3) Moe.oeb . vijaDdeD. ., 106 2) Roemah ,.kit . ho.pitaal; En als je 't in je hart haalt om buiten het bivak te ko~en of te schieten, dan vermoord ik je levend", besloot de luit'. U mot het wete", berustte Hendrik Jansen, "maar i'k " I" smoes u, dat ze op ons ligge te loere. "Stil laten loeren", zei de luit', en ging naar huis. Midden in den nacht - pang! pang! De luit sprong uit z' n bed en met z'n scheenen tegen de klaar staande patrouilleblikken. De politie schrok wakker cn trok op het oorlogspad. De Chineezen schrokken mee en smeerden 'm weer haastig en onder gillend geschrecu w naar de prauwtjes. En in de gevangenis maakte een " prt>ventief" dankbaar van de verwarring gebruik en nam de beenen. De luit' en de cipier en de politie en de klerk kwamen allemaal tegelijk bij het bivak aan. In de barak achter een barricade rijstblikken hurkten Hendrik Jansen en Wongso. De vrouwen en kinderen weeklaagden onder de baleh-baleh. Zoo waarachtig as God", bezwoer Hendrik, " ze benne " nou geweest! Minstens twintig kere1 . d'r smet plek e en kris:se! Vlak voor de pagger, luit'. Wongso hep ze ook gezien." W ongso bevestigde. Alleen taxeerde hij het aantal op limah poeloeh. 1) . I" . e Ult. " K an met. ,zei d l ' , "Ik mag hier dadelijk voor je voete dood valle", zwoer Hendrik, "as ik de hoofdman niet persoonlijk voor de commissie hep getrokke. Midde voor z'n kop. Hij mot vlak bij de pagger ligge. " "Godsonmogelijk", hield de luit' vol. Maar ze gingen kijken. Met voorzorgsmaatregelen en met de stormlamp. Voor de pagger lag het groote, dikke varken van den cipier. Kena bet oeI 2) - midden voor z'n kop! I) Limah poeloeh . vijftig; %) KeDII betoei . precie. geraakt. 107 • Wat de luit' toe n zei ....... . En wat de cipier toe n zei ....... . De politie nam op staanden voet de bewaking over. En op denzelfden staanden voet werden Hendrik Jansen en Wongso ontwapend en uit hun militaire "charge" ontzet, wordende Hendrik Jansen bovendien helast mét het varken en mét de verschoten patronen. De cipier legde er een stevige winstmarge op. . "Dat ~èl je ~ou altijd zien", zei sergeant Dirks, de hulp tn de hUIshoudmg, een goeie week latcr, "as je zoo'n bobherlap een stuk wapen in z'n tengels geef dan komp d'r "Iak 1) I ' , tJI a van. t Is nou nog bij een varreke gebleve. En daar he~be me te.nminste in de menasie nog wat van gehad. Maar WIe kan ZIch nou het apezuur schrijve op die pésp~ocesverhale voor de patrone? Want met een inkpot maak dIe hohberlap nog veel meer belabbering dan met een karrebijn. " "Heeft hij het varken al betaald?", vroeg de luit'. "Ja", ~erklaarde Dirks, "en hij hep d'r, verdomme, nog aan ~erdlend o.ok. Omdat ie 'slager van z'n vak is ge wees, hep Ie er lappIes en karrebonnaad en spekrihbe van ge. ~nutseld en aan de Chineeze verkwanseld. En de rest nep Ie voor een stali 2) de katti aan ons gelate!" ,,0", zei de luit, die lauw" was gebleven van de babi. "Zie je, luit", betoogde Dirks, "het benne bij hem de zenuwe. Hij mot een moentji 3) neme!" "Hm", zei de luit. . "Ik za~ d'r wel is met de radja over plusse"'. beloofde Dlrks, "die weet nog wel erreges zoo'n merrekie te zilte." En zoodoende werd tot het bedriegelijk nagebootste huwelijk van Hendrik Jansen besloten. * * * 4. Hendrik lansen in zijn praktijk. Vóór Hendrik Jansen ter bruiloft trekken kon, dienden I) Tjilaka • ongeluk; 2) Stali . kwutje; 3) Moentji . huithoud.ter. vele en ingewikkelde :::aken geregeld te worden, zooals daar zijn de bruidschat en het huwelijksfeest. En in den goenoeng heeft niemand haast. Inmiddels schoot hij zich in. Op een oohtend verscheen hij op het rapport. Wat is er Jansen?", vroeg de luit'. "Nee luit"", verklaarde Hendrik, "Ik mot uw niet " I" hebbe, maar de gezaghebber. "Allright", zei de luit', draaide ~ich om, t~ok het welwillend·belangstellende bestuursgezlc~t en was de ~ez~g­ hebber. Want in zijn eenvoudige, grIJsgroene persoonhjkheid vereenigde hij het noogste burgelijke en het hoogste militaire gezag. Hendrik Jansen nam er dadelijk z'n gemak van. En tocn kwam het. In die rot-harak - het ding stond inderdaad op invallen - kon hij niet werken. Accoord" zei de toean skebber, die óók luitenant wad, ,,~~ zullen e~n hospitailltje bouwen. En jij houdt er het 'h toezlC top. " " "Da's dan om zoo te zegge voor de bakker ; meende Hendrik. . Maar er was méér. Hij had de inventaris van de schamele verbándhlikken en van de civiele " ziekenkast" opgen?men en het was huilen. Hij mankeerde en HendrJk haalde een papiertje te voorschijn en las. Daar versta ik niets van", zei de skebber. .,Dat kan u ook niet hellepe" Hen dr ik ~, d's ,troostte a " 'k Latijn. Maar mijn hoeve ze van me va k Dl S meer te leere!" Maak maar een aanvraag op", zei de skebber. "Met u ken ik prate", waardeerde Hendrik en ver,\ dween. Hij begon denzelfden dag. Zooveel dwangarbeiders, Z?Oveel heerendienstplichtigen plus één mandoer. Maa~ dIen zond hij denzelfden dag nog naar de kantoran - met een geleidebriefje: "slapent op pos befonde". Dat "merre~ie" kon hij niet gebruiken. 108 109 Hendrik was architect, Hendrik keurde het materieel Hendrik gapt~ drie vaten cement méér dan hem compe: te~rde: H?nd~~k bestrafte de lu~en van ziel eigenhandig"d r ZIt hiJ mIJn veel meer mezlek in dan as zoo'n doorgerookte mandoer ze d'r sepoeloe 1\ geeft" - Hendrik was voorwerker en Hendrik stond van '8 ochtends zes tot 's avonds zes in z'n slaapbroek en z'n " frokkie" de beweging aan te voeren. 's Avonds wurmde hij met z'n vrind Dirks aan de aanvragen - in triplo . . "Nou", meende Dirks op ' t rapport, ~,nou luit', asse we dIe aanvraag naar de dokter sture, dan zelle me wat beleve." Ze belééfden ook wat. De dokter vroeg, in gekuischte hewoordingen, of diE" gezaghebher krankzinnig was? Pillen en schurftzalf en joodkali en castorolie, dat ging no!!'. Maar wat wou die onn~ozele gezagheh~er doen met al die andere, bijzondere en hijzonder dure medicijnen; wat stelde hij zich voor om als leek met operatiemessen en pincetten en nog een heeleboel meer te heginnen ? Het onbevoegd uitoefenen der geneeskunde was strafbaar en .... De gezaghebber genóót! En liet Hendrik roepen. "Dat hei je altijd met die dokters", troostte Hendrik, "stil la te plusse. " "Jawel", zei de skebber, "maar hoe krijgen we die bullen nou?" "Rathkamp", adviseerde Hendrik. "Hm" - en de skebber dacht even na hoeveel kost d Ie romme, d'Ie ze niet willen sturen?" " · I "Dat", zei Hendrik bedachtzaam, "dat zou ik effe motte uitrekene. " "Effe" duurde den heelen morgen. Hendrik zoog ingespannen op een stompje potlood, Hendrik had om het half uur een nieuw vel papier noodig en sergeant Dirks moest hij het optellen helpen. " N IUit, " ,rapporteerde Hendrik, "voor een rejale ou ' I) Sapoeloeb . tieD. 110 driehonderd glasharde guldes benne we het heertje." "Allemachtig", schrok de luit'. En ging óók rekenen. In die goede, lang geleden dagen hadden we allemaal fondsen en fondsjes. De A.R. wist ervan - dat wil zeggen niet-officieel. Want als je ergens op één of ander begrootingspostje geld overhield en je stortte dat terug, dan - om met Hendrik te spreken - "stonk je erin." Immers, in de eerste plaats hezorgde je daarmede aan de administratieve gezaghebbenden een onmogelijken rompslomp - en dat kreeg je " t. g. t." met woeker terug - en in de tweede plaats werd je hegrooting dan het volgend jaar op minder "gefixeerd". Dus fokte je kippeveerenfondsjes, waaruit je in de onvoorziene nooden en behoeften van het bruine radjaschap bij~prollg. " Goed", besloot de luit', "ik zal de boel bestellen" . "Asjeblief", zei Hendrik en - "nog een woordje, luit'." En Hendrik betoogde nogmaals z'n goed recht op een operatie-jas. Zonder die jas bleef het toch maar half. Hij kréég de jas - Simin, de kleermaker, was er drie dagen mooi mee. Maar vóór de heele geneeskundige installatie goed en wel in elkaar zat, kwam het eerste moeilijke geval binnen. Ergens boven waren de jongelui onder elkaar aan het vechten geslagen en Laka Bole was, volgens Hendrik, die den toean roepen kwam, "smerig op de koffie gekomme. " Twee klewanghouwen over z'n hand, zood at - dit medische relaas moet natuurlijk een beetje griezelig worden "de vingers erbij bungelden." Laka Bole, door den kapala, die de rampspoedige tusschenkomst van den toean voorzag, eigenhandig als zoenof· fer opgebracht, zei of deed als rechtgeaard goenoenger niets. Maar Hendrik Jansen ....... . Hendrik Jansen was gróót. En van dien dag af wortelt des toeans hooge waardeering voor dezen eenvoudigen medicus. 111 ,,Da's nou bedonderd," meende Hendrik, "dat we die mikmak van Rathkamp nog niet hebbe, luit'! Nou waag ik d'r me jas niet an". Dus opereerde hij, in een hoekje van de barak met een soldatensprei tegen de belangstelling afgesloten, in z'n "frokkie". Hij leende één van de oude scheermessen van de luit' en de schaar uit de verbandtrommel en ...... ja, en dat werden, keurig ontsmet, de hoofdinstrumenten. De operatie lukte natuurlijk - twee en een halve vinger afgezet; hechtingen; verband en "nou nog een stotjevol jenever en dan kan dat schurrefie vanavond wel op mijn bultzakkie ti doe re" 1), besloot Hendrik. Het schurrefie, dat voorspoedig genas, werd de rondtrekkende reclame - en Hendrik at veertien dagen gratis kippen en eieren, dank zij de dankbaarheid van de vrienden en verwanten. Alleen kostte het den toean een nieuwe bultzak -- "die fent hep as een zeefie doorgelek en de partekeliere stank van dat doorrookertje krijg ik d'r met een maand luchte nog niet uit", lichtte Hendrik z'n aanvraag toe. Maar dat was allemaal vóór het hospitaal geopend werd. Toen het zoover was - cementen vloer, lucht, licht, acht slaaptafeis, een kraamkamer, een "operatie-kamer", een apotheek en twee kamers voor Hendrik zelf - gaf de toean een fuif weg. "Nou gaan ik nog één keer effektief van de kist", verklaarde de bobberlap, "en da's om zoo te zegge me afscheid. Want om rede as dat Hendrik nou de toean dokter is, hep ie hier z'n stand op te houwe. Neem d'r nog één, Dirks, je . ken het niet jonger doen!" En sergeant Dirks nam er nog één en daarna nog een heelehoel meer; "mijn doet de jenever toch niks meer", verklaarde hij. En eigenhandig bracht hij 's avonds den lafeloozen esculaap naar het nieuwe huis en op den nieuwen bultzak. ') Tidoer .• Iapen. 112 Hendrik begon met d~ school en de gewapen~~ politie de objecten, waarover je ..als gezaghe.bb~r altijd en voor iedere proefneming dadehJk de beschikkmg hebt. En vooral toen de toean, onnadenkend en op een ongelukkigen dag, een voetbal aan de sC'hool geschonke~ had, stond 's ochtends driekwart van die school op het Ziekenrapport. . , "Nou mag ik alleen nog lijë", zei H~ndrlk, "dat er e~ntJe z'n been breek. Dan zeI ik je is effetJes een behandehngetje laten zien! Da's de mooiste reclame". .. Na de eerste medische week brachten de onderWijzer en Hendrik Jansen elkaar wederkeerig op 't rapport. Hendrik had den onderwijzer erop betrapt dat hij een fleschje pillen, waaruit hij de kinderen moest voorzien, aan een Chinees had verkwanseld. Verders" verklaarde Hendrik, die in z'n nieuwe bedrijf '" een hooge zindelijkheid betrachtte, "ver ders wascht d' Ie fent z'n eilTe niet. En dan doen de kinderen d' r ook niet an. En dan k:n ik ze wel blij fe volsmeere met me kostelijke schurrefzallef!" Voorts - het werd een lange beschuldiging - "drukte" de onderwijzer de verbanden en de veiligheidSSpelden "achterover. " En de onderwijzer klaagde smartelijk, dat Hendrik hem aan den lijve" op veiligheidSSpelden had onderzocht en hem in de eerste plaats van die dingen had ontlast en in de tweede plaats "een haal uit de mok" had gegeven. Het werd een ingewikkeld geval, waarmee zich natuurlijk ook de hulpprediker - adjunct-inspecteur der volksscholen - bemoeide. Maar dien lustte Hendrik "rauw". Want toen de hulpprediker - Hendrik sprak altijd over huppelprediker - 's avonds te v~ren en nadat de .onde~­ wijzer zich bij hem had beklaagd, Zich naar het hospitaaltje had begeven "ter bespreking", trof hij voor Hendri~'s nieuwe kamer den ergeant Dirks en gezegden Hendrik heiden in hun "frokkies" en achter een gezonden " dikkop" aan. 113 En daar hebben ze dien "sprinkhaan" op zeer gekruide wijze - de hulpprediker gebruikte de definitie "godslasterlijk" - 'h un lezing van de zaak gegeven. "Hij is d'r groen en geel van angeslage", verklaarde sergeant Dirks met trots. De toean raakte er werkelijk "knijp" mee en droeg ten- doorgefiltereerde huppplprediker d'r nou is persies ken zegge hoe of dat ik over 'm denk, nou da's me een vel vol beripsinge waurd!" "En of!", waardeerde sergeant Dirks. * * * 5. Hendrik }an....en en het gróóte geval. -""'--slotte, onder opgewekt protest van den hulpprediker, den . onderwijzer ter overplaatsing voor. En Hendrik Jansen ontving een "berisping". Dewelke hij aan z'n laars lapte. "Want", verklaarde hij aan z'n vrind Dirk!, "as ik zoo'n 114 Het eerste werkelijk gróóte geval in Hendrik's medische praktijk werd de uit elkaar getrokken varkensjager. In de ongewasschen goenoeng jaagden de jongelui nog op de ouderwetsche wijze, die ze van pa en die de pa's weer van opa geleerd hadden. Ze trokken met pijl en boog en met de breedbladige lans de rimboe in en het bleef in het algemeen meer geluk dan wijsheid, wanneer ze een varken of een hert "schoten". Want zoo nu en dan schoot het varken hèn. En dan waren ze, om met Hendrik te spreken, "nog lang niet lekker" . Zoo was ook Taik Faka ter varkensjacht getrokken. Met z'n hond en met z'n voorhistorisch wapentuig. En de dui· vels, die daar in de hoog begroeide vlakte van Moroe het lot der bruingekleurde en kroesharige vrienden hedis3elden, 'h adden het dien dag blijkbaar op Taik Faka voorzien. Want juist toen hij een grooten, wilden en met stoere slagtanden versierden beer ontmoette, lag z'n boog minder vast in z'n hand en .... het was, zooals Hendrik later de zaak uitlegde, "net persies boekan." 1) Toen probeerde Taik het nog met de lans, maar de woedende beer liet hem geen tijd en. . .. zeven uur later brachten ze op op C('11 bamboe-draagbaar de stukgescheurde restjes bij Hendrik. Hendrik liet den luit' roepen voor dit bijzondere geval. En toen de luit' in het hospitaaltje kwam - het was al donker en hij had eerst op den oppas met de lamp moeten I) Boekan . neen. 115 wa~h.ten - had Hendrik voor de allereerste maal z'n operaheJas aan. "En hoe is het?", vroeg de ~uit'. "B'roerd", zei Hendrik, "die rotvent hep 'm veuis te nauw op me buik gemaak. " "O!~', ,v~nd de luit', die aan T.aik dacht en nu t"erst op Hendrik s Jas lette. Inderdaad pUIlde Hendrik er uil. ,,~ie ker~ls ke~e niks", mopperde de bobberlap, "hoe mot Ik nou 10 een Jas, waarin ik me niet heweO'c ken_ zoo 'n doorrookertje weer an mekaar lijme!" 0 . Toen gingen ze naar den patient. 116 "Da's habis perkara'',1) meende de luit', die er kijk op had en die er geen gat in zag om al die bloederige stukjes van Taik weer aan elkaar te krijgen. "Dat zeI U meevalIe", was Hendrik's diagnose, "as uw mijn nou maar is een uurtje de volle ruimpte geef." Hendrik kreeg de ruimte. En bovendien twee dwangarheiders als extra hulp en voor de verdere verpleging en verlichting. Hij begon om half acht met een pincet en met een half fleschje hier. I ,En komp U nou tegen half elf nog is t'rug. Dan is ie gepiept!" Tegen half elf kwàm de luit', die zich voor het door hem afgeschreven geval toch óók wel interesseerde. De familie van Taik had een gezellig vuurtje voor het hospitaal aangelegd en een ingewikkelde boom opgezet. De dikke kapala van Maifang was zèlf meegekomen om eens te kijken, hoe de toean 'icrgeant die geschiedeni weer in en adn elkaar kreeg, en de oppas politie van de ronde, die toch niets te doen had en bij al die maatschappelijke onrust niet slapen kon, had hem bereids een oud zakmes voor een kwartje verkocht. Bovendien foof één van de familieleden op gepofte djagong. In het hospitaal, bij twee stormlampen, die dwangarbeiders-verplegers omhoog hielden, werkte Hendrik weer in z'n frokje. De jas was hem te benauwd geworden. En Taik. . . . . . .. Taik was niet meer te herkennen! Die zat verwikkeld in zes prachtige, artistieke, hagelwitte verbanden. Hendrik legde juist de laatste hand aan het zevende. "Hij is zoo goed as voor mekaar", aldu de toelichting van Hendrik, "maar het kost een vrach aan verband. Lig stil, fent, of ik zeI je. . . . . . 't is toch voor je eige bestwil? Nou nog effe omdraaie. . . . .. zoo...... en zoo ..... . asjeblief en wie doet je wat?" I) Habis perkara - aCgeJoopen. 117 En toen stond de I~it', die méér gewonden had meegemaakt, toch even pàf. Paf van het prompte! Want niet alleen leefde Taik nog, maar hij had er, in al dat verband, nog nooit zóó zindelijk uitgezien . . "As ie het nou nog met de koors sloft, dan is ie gepiept", vef\klaarde Hendrik, "ajo, Kobus" - dit tot den dwangarbeider - "ambil air." 1) Hendrik waschte medisch en methodisch z'n handen. Buiten wou de familie eerst niet gelooven, dat Taik nog leefde. Maar toen ze - "vanwege de reclame", zei Hendrik - den hagelwitten patient even mochten zien, toen steunden ze meer ontsteld dan dankbaar "ho!" En ze hebben er den heelen nacht over nageboomd. Nu is er bij alle goenoeng-akeligheid toch één goed en waardevol ding: ze kunnen tegen een duwtje. En zelfs tegen een heel grooten duw. En wanneer één van de vele Hendrikken tijdig een wond kan schoonmaken en verbinden, dan zijn ze er voor je 't weet weer bovenop. Een week later mocht Taik "bezoek ontvangen." De halve kampong kwam mee. En ze brachten in volle opgewektheid nog twee nieuwe gevallen mee: een ouwe dame met een oor als een gepofte appel en één anak sekola 2) met tertiaire schurft. "Da's nou de reclame", verklaarde Hendrik trotsch en fier, "maar ik mot d'r zelfs bij hlijve vanwege de vuiligheid, die ze me anders mee naar hinne slepe." Weer een week later zat Taik 's avonds in het tuintje voor het hospitaaltje en in één van de stoelen van Hendrik. En het blééf vorstelijke reclame. Zoodat de toean zelfs haastig aanvulling van verband en geneesmiddelen moest vragen en Hendrik 's ochtends soms een ziekenrapport van meer dan vijftig "schurrefies" dirigeerde. En de dankbare familie en naastbestaanden brachten kippen, als maar kippen. I) Awbil air· baal water; 118 . 2) Aoak ekola . scboolkind. "Nou ken ik, om zoo te zegge, elleke dag advekaat make", zei Hendrik. Maar de groote voldoening gewerd hem op den dag toen de laatste hechting werd verwijderd. .. "En nou nog de fijne nabe~andeling", ~egde hIJ den luit' uit, "en u zeI niet kunne zIen dat er OOIt een scheur· tje in hep gezete!" En toen gebeurde het ongeluk. 119 De toean ging een paar dagen op tournée en toen hij terugkwam, stond het heele hospitaal op stelten. Want op dien ongelukzaligen morgen had Taik Faka "an z~n kuite getrokke"! Ja, en geef ~m eens ongelijk! Méér dan drie weken lag hij nu in 't hospitaal en voelde zich zoo lekker als kip, en toch zat er iederen tlalJ' cen toean aan z~n lichaam te peut~rf'n, en werd hij iederen dag gewasschen, en boven werd het tijd Voor het ladangkappen en ...... nou ja, Taik voelde zich !!enezen en ver,. trok in stilte. Hendrik bleek des duivels. Nou ging het, verklaarde hij den luit', alleen nog om die laatste jaap, die nog niet heelemaal dicht en een kleinigheid was. Nog een kleine week en hij had Taik kunnen afleveren als een volmaakt kunststuk. Gerepareerd en gaaf. En nou za! die vent daarboven in allerlei vuiligheid en de kleinigheId zou natuurlijk tot een grootigheid verzweren en het kostelijke verhand was óók "voor de bakker" en ..... . . . De luit' begreep het en voelde mee. En vijf pradjoerits, ook gezegd gewapende politiedienaren, kregen opdracht om Taik weer op te vangen en aan Hendrik af te leveren. Den volgenden avond was hij "present" - vuil en smerig, schuldbewust en zonder verband. De luit' vond het beter, gezien Hendrik's gemoedstoestand om het fac." " tunrtJe ZE' Jf te gaan afleveren; Hendrik was 'no'" al slaand ' " en Jekon nooit weten ......... . ' 0" erlg "Maak u's zich niet ongerus", zei Hendrik een patl'ent . sIaan ik nooIt. M aar wat in het vat zit. . . . '".. as ie af.. prissenteert, dan zeI ik 'm nog wel effe neme!" Taik kwam weer "in de sterkte". En werd verpleegd al of er niets gebeurd was. Alleen 's avonds stopte Hendrik hem "persoonlijk" achter slot en grendel - "je mot de kat niet bij het spek bren ge". Veertien dagen later, op het rapport, kwam Hendrik vertellen dat Taik Faka den volgenden morgen "afprisseteerde". 120 "En?", vroeg de luit' en keek Hendrik veelbeteekenend aan. Eerst snapte Hendrik het niet, maar toen de luit' hem door een veelzeggend en verklarend gebaar herinnerde aan hetgeen nog in het vat zat, toen ......... . "Och", zei Hendrik, "wat zeI ik u zegge? Een mens blijf een mens en ...... . . en ........ ja, wa t zeI ik u zegge? Je moet altijd denke ze wete niet beter en .... en .... " ,Jawel", begreep de luit', " de terugkeer van den verloren zoon?" " Nou , zóón , zóón," vond Hendrik, " da's nou weer .wat sterk. Maar ik zeI dat schurrefie toch in me hospitaal misse!" * * * 6. Hendrik lansen .... áf· Ik weet niet meer hoeveel "doorrookertjes" Hendrik Jansen tijdens z'n driejarig doctoraat op Lahakiba behandeld en genezen heeft. Maar hij is een groot en een populair man geworden. Tweemaal werd hij door den luit' op het ~toepje getrokken. Want tweemaal was hij door dien toean eigenhandig "geschaakt" op hetgeen in zijn strafregiste~ werd omschre· ven al!' op,'nbare dronkenschap en v rstormg van de rust en orde. Maar het bleef overigens geheel bij een administratieven maatregel, omdat, indien Hendrik "knijp" werd gezet achter de wacht, het heele ziekenhuis op de keien stond. "Ik moet je straffen, Jansen" , zei de luit' mistroostig en streng, toen Hendrik op een middag na de zooveelste "van de frissche" in de "tap" ongevraagd en ongeweten met de eenige dogkar eerst den dienstdoenden politieagent en toen een fonkelnieuwe en nog niet volkomen droge duiker aan diggelen had gereden. HJa", vond Hendrik, "as het dan mot, dan mot het ook maar. Maar die oppas zet ik om zoo te zegge in drie dagen 121 weer in mekaar. En van dat peulde cement zal u d'r ook niet armer op worde". "Ik zal je straffen", hield de luit' vol, "dan moet je maar van de jenever afblijven. Acht dagen politiekamer!" Hendrik had geen bezwaar tegen die acht "nachies" als zoodanig. Maar hoe of dat nou moest met het hospitaal, als Hendrik 's avonds om klokke zes in het hok achter de wacht moest? "Dat kan me niet verd .... ", zei de luit'. "Dat ken u niet meene", hield Hendrik vol, "d'r ligge d'r drie met koors en die motte getimbangd 1) worde, en dan is d'r die anak met de siepooge, en .... " De luit' voelde de kneep. Als Hendrik er achter ging, dan ging tien minuten later het hospitaal op straat. Want Hen~fi,k waakte en Hendrik nam temperatuur op en Hendrik ging "persoonlijk" over het kind met de zieke oogen en. . . . ja, en hoe moest dat met het prestige tegen. over de "schurrefies" als ze daar iederen avond den groo. ten wonderdokter en medicijnman achter de wacht zagen insluiten? Dus werd de straf alleen geboekt en niet uitgezeten. "Dat hou je te goed", ordonneerde de luit'. "Asjeblieft", zei Hendrik. En staande de bijeenkomst had de boeking plaats, "wor. dende hem bovendien de vergoeding van een en ander opgelegd". "Dat ken u dan inhouwe van me toelage", besloot Hen. drik gul. Hendrik heeft groote dingen gedaan. Hij heeft den luit' persoonlijk behandeld, verpleegd, a~ gewasschen, met z'n natje en z'n droogje geholpen en verder aangenaam bezig en door z'n heelen biervoorraad heen geholpen - drie visites per dag à één half f1esohje _ toen die ongelukkige op weginspectie met z'n paard door een brug zakte, die door een opgetogen radja "koewat beo ,) Timbang . leU. wegen; kooruopnemen. 122 toei" 1) was verklaard. De luit' kwam in de tandoe thuis en Hendrik had z'n handen vol. Na zeven dagen oordeelde Hendrik het gevaar geweken en beperkte z'n visites tot twee per dag. . Met den schuldigen radja, die een doodschnk had ge· kregen, rekende Hendrik " per delegatie" in z'n eerste vrije oogenhlikken af. En dan was er de beroemde genezing van den onmoge·· lijk dikken kapitan van het kustdistrict. Die was zóó dik, dat geen enkel paard hem dragen kon. . Maleng Kiring heette hij. En hij was bijna even populaIr als Hendrik. Eén vloek rustte er op z'n welvarend leven: van tijd tot tijd schoot één van z'n edelste organen plotseling in z'n b~~k. holte en dan verging de dikzak dagenlang van angst en pIJn. En op een morgen was het weer mis. De toean en Hendrik werden gelijktijdig geroepen. Mahmg lag onder z'n huis op z'n bultzak te "sterven" van de pijn temidden van een breeden kring van zijn meewarige en meevoelende onderdanen. Hendrik's diagnose was vlot en onfeilbaar: "dat mot d'r weer uit, anders is ie gepiept!" En Hendrik schreef als het eerst noodige een warm zit· bad voor. Maar in de heele "stad" was nergens, zelfs niet bij den toean, een badkuip, blik of tobbe te vinden, waarin Maleng paste - hij was te dik. "Warm water", bleef Hendrik volhouden, "da's het eenigste" . "Verdomme", vloekte de toean, "waarom is die kerel dan ook zoo krankzinnig dik?" Het werd beangstigend - en de toean gaf geen dubbel. tje meer voor Maleng's kansen. En toen kreeg natuurlijk Hendrik weer de goddelijke ingeving. "Een prauwtje! Ajo, ambil prahoe! 2) As de ...... " ,) Koe",at betoei - volkomen 8terk ; 2) Ambil prahoe . haal een boot. 123 en onder Hendrik'g persoonlijke leiding trok de keur van Maleng's familie en onderdanen naar het strand. En onder veel gesteun sleepten ze tien minuten later een éénmansprauwtje. zoo'n uitgeholde boomstam, tot Maleng's lijdenssponde. Het paste precies! Toen het bootje halfvol water was geheveld- Hendrik had alweer "persoon'lijk" de temperatuur gecontroleerd - werd Maleng er onder opgewekt en reeds min of meer feestelijk gerucht in getilt en .... het lukte! Dien avond was het groot festijn. .l\faJeng, nog niet heelemaaJ bijgekomen, mttar overigens weer heelemaal compleet, presideerde de beweging. Er gaan geru~hten, dat Hendrik dien avond getraoht heeft in zijn M~lelsch het verhaal ~~n Mozes in het biezen mandje populaIr te maken en dat hl) " wederom in beschonken toestand" door den aangereden, maar geheel gerepareerden oppas werd thuis gebracht. Doch een officieel rapport daarvan heeft den toean nooit bereikt ...•.......... Op een dag net als alle andere dagen werd Hendrik overgeplaatst. De toean protesteerde - gaf niets. Het heele land heeft Hendrik naar de boot gebracht nadat hij eerst vendutie - de eerste en waarschijnlijk' ook de laatste in z'n leven - had gehouden. Hij is nooit zóó rijk geweest als toen en ondanks alle voorzorgen van den toean heeft de "tap" nog nooit zóó'n dagbudget gehaald. Hendrik was niet heelemaal nuchter toen hij embarkeerde. Maar hij bleek buitengewoon welsprekend. En de heele populatie, aangevoerd door Maleng, zei dankbaar "bo"! ~elfs" de h~rstelde varkensjager was nog met een "effec. tIeve legkip op het appèl verschenen. En zoo verdween Hendrik Jansen na drie jaar weer uit het land van Lahakiha. De toean heeft "met redenen omkleed" een medaille van de Oranje-Nassau orde voor hem aangevraagd. 124 De toean heeft er nooit iets op gehoord. En Hendrik Jansen ............. . Wel Hendrik Jansen is weer een gewoon stamboeknummer de bobber geworden. Den toean bereikte een vaag O'erucht dat een smerige malaria" en een " vuile dysen~erie" Hendrik te '~akken hadden gekregen. Hij is er blijk. baar bovenop gekomen. . . En vandaag of morgen, afgeloopen e~ op - die rlmboejaren gaan nie! in je ~ouw~ kleeren ~ltten zal Hendrik J ansen met Z n penSIOentje " repatneeren . Tenzij de anophele hem voor dien tijd nog te pakken krijgt, Dan is hij "gepiept". . . En. . . . . . . . . . .. ja, en nou IS het verhaaltje van Hendrik Jansen uit. . . Als hij bet niet "aflegt", eindigt hij ergens in akehgheld en armoede in een ,~kosthuis" op de Veluwe of .... erger. En dat komt vermoedelijk niet eens in de krant. . Máár .......... in het wilde, ongebaande en hobbehge land van Lahakiha, het land van d~ malaria e?, de zwar~­ waterkoorts, dáár zullen ze Hendrik, den grooten medIcijnman, niet vergeten. . Maleng is al dood, maar de varkensJager en de man met de uitgerekte arm en de juffrouw met het gepoft~ o.~r en zoo veel andere "lastige gevallen" leven nog. :n :;q ZIJn immers de dragers van .......•.. de legende. . Ik heb gelezen, dat er nu een èchte dokter op Lahakiba zetelt. M h'" ,, Dat is mooi en dat is toe te juichen. aar IJ JS geen Hendrik Jansen. En ....... , dàt wordt hij waarschijnlijk ook nooit. En Hendrik Jansen .......•...... Soedah! Laat dit het slot zijn. Hij heeft het ridder niet gekregen. En de medail.le ook niet. En toch, als ik aan Hendrik denk, dan moet Ik ~ok altijd denken aan wat de Engelschen noemen. empzrebuilders. u: 1,;- 125 Het. klinkt, dwaas voor hen, die de rimboe niet kennen, ~a~r 10 al z n drankzuchtigen eenvoud was Hendrik er een. AI beeft hij het' zélf nooit geweten. En dat is misschien maar goed ook. HOOFDSTUK 111. . MET WEERS EN DE ZIJNEN IN DEN ATJEHSCHEN NABLOEI-TIJD. 1. Oude verhalen. En het werd alweer vijf jaar later - in 1924 en daaromtrent. Vijf lange jaren was de toean weg geweest uit het land van buiten - op Jav~ en drie lange jaren in het do ode Holland en bij de doode wetenschap; "hoe is het bestáánbaar!''; vond Weer8, toen de toean hem eindelijk weer met de zijnen terugzag in Atjeh. Ja .... en Atjeh is Atjeh .... een heel ander land en een heel ander volk dan bij de kroesharigen. Maar Weers en de zijnen waren dezelfden gebleven. Weers zelf zat ook alweer jarenlang op een maréchaussée-post aan de Westkust. Java lag hem niet - hier was hij seneng. Hier voelde hij zich thuis - achter de kawat 1) van zijn bivak, bij de makkers in de tap, met nu en dan een tamoe 2) van een andere post en minstens twintig dagen op patrouille in de goenoeng of in de paja. En met hem en de zijnen beleefde de toean andermaal din ge n .... Maar eerst komen de verhalen. * * * Ergens in de blubber, in de moerassen, die zich dagmarschen-ver van den goenoeng naar de kust uitstrekken, schuilen nog een paar djahats. 3) Waarom ze eigenlijk djahat zijn, dat is een van de eig('naardigheden van dit eigenaardige land. Vermoedelijk zijn ze niet tevreden geweest met één of andere maatregel van I) Kawat . ijzerdraad·venperring; 2) Tamoe· galt; op een mar. poet ie iedereen ,.vaD buiten" gast; 3) Djahau • verzet&liedeD. 126 127 hun hoofd of van de keumpeni; misschien kunnen ze zich vanwege hun schulden of tengevolge van een vrouwen-perkara niet meer in hun kampong vertoonen; misschien zijn ze als lepra-lijder uitgestooten en misschien is de eenige -----0 oorzaak, dat het vrije, maar gevaarlijke bestaan van den avonturier hen trekt. In ieder geval, ze zijn in de blubber gekropen en de . keumpeni mag probeeren hen er weer uit te krijgen. Dat lijkt natuurlijk eenvoudig. 128 Maar wie eenmaal mee hielp zoeken, die zal het met de maréchaussée eens zijn, dat het niet meevalt. Want nauwelijks een kwartiertje buiten het bivak begint de grondeloosheid. Als er een pad is, dan is dat onherroepelijk blubber, die bij iederen stap tot de knieën reikt. Maar meestal is er heelemaal geen pad, en dan slobberen de maréchaussée den godganschelijken dag door de taaie, zuigende paja, 1) soms tot hun knieën, soms tot hWl buik en soms ook tot hun oksels. De tabak van de weduwe Van Nelle, en de sigarettenpapiertjes, en de lucifers en alles wat verder droog moe t blijven, wordt onder de bamboehoed gestopt; de rechterhand houdt de karabijn boven de nattigheid, en de rest blijft water en modder. Van tijd tot tijd regent het den heel en dag, en eveneens van tijd tot tijd komt er een bandjir opzetten over de paja en dan ... dan wordt het zwemmen of verdrinken. 's Avonds bivakkeeren de grijs-grauwe modderklompen, als ze fortuinlijk zijn, op een plaatsje waar ze niet heelemaal wegzakken, en als de elementen niet meewerken op schavotjes van boomknuppels en takken. Daarop koken ze, als het tenminste niet regent, en daarop slapen ze, en daarop krabben ze de modder een beetje af, en als ze bij ongeluk wat laten vallen, dan moeten ze het met een duiksprong weer opvisschen. Er zijn natuurlijk bloedzuigers en muskieten en ander ongedierte, en de ongelukkige dwangarbeiders, die nog al· toos geen schoenen en beenwindsels "competeeren", zijn natuurlijk heelemaal "bakker-an". En het ontmoedigende is, dat de djahats, die natuurlijk als sympathieke avonturiers door de halve of de heele "goedgezinde" bevolking worden geholpen, vrij nauwkeurig weten waar de keumpeni aan het blubberen is, en va~ die gelegenheid dankbaar gebruik maken om zelf eens Ult de paja te komen en ergens een keudeh 2) leeg te dragen, ') Paja . moeras; 2) Keudeh . winkeltjea bij een paaar. of een spion der keumpeni een rentjong 1) in zijn buik te prikken. . En inmiddels zit de keumpeni in de smurrie, en komt na vele dagen thuis met stukgeweekte voeten en koortslijders en murw geloopen dwangarbeiders, doorgemodderd en ziek geblubberd, en dan nemen de djahats weer een duik in de paja en dan kan de geschiedenis weer van voren af aan beginnen. Zoek eens een speld in een hooiberg! * * * Tor.h plompen de maréchauss~e iederen keer opnieuw en vol goeden moed in de grondelooze grauwheid. Opgeven bestaat voor deze taaie rimhoeloopers niet: Of ze vangen Pang zus of zoo, Of ze hongeren hem uit, Of ze blijven doorloopen. En het hart van iederen buitenman, die er met deze uitgelezen soldaten op uit trekt, zal opengaan. Want het korps moge dan niet heelemaal meer zijn wat het in de wilde, oude oorlogsdagen is geweest; de brigade, waarvan de " jongste" soldaat achttien dienstjaren telde, moge een zeldzaamheid zijn geworden, toch blijven de maréchaussée nog altijd een keurtroep. Natuurlijk, ze wéten het zelf ook. En - ze willen het weten. Er is een tijd geweest, waarin de Atjeher liefst twee of drie moerassen omliep teneinde buiten het bereik van de karabijn en de klewang van deze grenadiers te blijven. Dat was in de groote dagen, toen ook de maréchaussée hun ber~emde "Pang's" en hun niet minder beroemde spoorzoekers (derde klasse Willemsorde!) telden - mannen, die hun eigen "petite entrée" bij hun gouverneur bezaten, voor wien ze den duivel uit alle mogelijke vuren wilden halen en - ook gehaald hebben. , Zoo 's avonds, in een bivakje, wil één van de oudjes - er ~s laatst nog een brigade ontdekt, waarvan dè jongste maréI) Rentjong . kromme dolk. 130 chaussée achttien dienstjaren telde - nog weleens ophalen uit dien tijd. En dan komt het verhaal van die onwillige of smerige kampong, die hun generaal op één van zijn tournées bezocht. En toen pakte de generaal uit, zooals alleen de generaal uit kon pakken en, zei hij, als het nu nog niet uit is en als jullie het dan verdraaien en geen ontzag meer hebben voor de maréchaussée, dan zal ik jullie wel krijgen en dan zal ik je iets laten zien, wat je nog nooit heht gezien - dan roep ik mijn maréchaussée van Bandjermasin! Toen draaide de generaal zich om, en toen klonk er een klap en - toean, het is zoo waar geheurd als ik hier voor je zit - toen viel de keutji 1) van z'n stokje. Van de schrik over die maréchaussée, die nog meer hrani waren dan de anderen! En de heele bevolking huilde om ampoen. 2 ) Dan, zoetjesaan, komen de verhalen. Eerst over toean Schmidt, één van hun groote en vereerde aanvoerders. Zoo als hij Atjeh'sch sprak, kon niemand het. En als hij achter een bende aan zat, dan bleef hij eerst net zoolang " plussen" tot hij alles wist, en als hij dan eindelijk zei: "vanavond rukken we uit", dan zaten ze dadelijk hun klewangs te scherpen, want dan lukte het altijd. En daar was - het is al lang geleden - een andere toean, die maar een heel eenvoudige toean litnan was, doch die den Atjeher snapte en hanteeren kon. Maar wat de bevolking het allermeest in hem waardeerde, bleef het feit, dat hij ge est e n kon bezweren. Voor dat vak van geesten bezweren had de toean zich een oud en welhelegen astrologisch 'hoek aangeschaft, vol duis~ tere kabalistische teekens. Uit dat boek loste hij de moeilijkste adat-puzzles op, mèt dat boek versloeg hij zoo noodig den Rikajat Prang Sabil 3) en in dat boek geloofden alle hoofden en alle onderdanen met een onverwo stbaar geloof. I) Keutji' . dorpshoofd io Atjeh; Z) Ampoen . vergiffeoiH; Sabil . boek van den heiligen oorlog, 3) Hikajal Prang 131 Toen gebeurde het op een dag, dat de toean een weg wou aanleggen. Onder opgewekt gejuich werd begonnen, en aangezjen de toean dagelijks de feestelijkheid zelf kwam opluisteren in een karretje en met het boek schoot het weork bijna onrustbarend op. Todat de kabel kinkte. Want op een dag kwam het bericht, dat er nu een paja moest gedempt worden en - in die paja zat een geest! Het werk werd gestopt, de brave werkers gingen een tukje doen en de toean werd gewaarschuwd. Hij kwam den volgenden dag - met het boek. En met twee brigades - je kunt nooit weten zoodra het om geesten gaat. Plechtig eon onder belangstelling van de heele hevolking werd de toean naar de paja gebracht. Daar ging hij, met op den achtergrond de handzame karabijnen, op een stoeltje zitten en sloeg het boek op. De angstige belangstelling groeide hoorbaar. Lang bleef hij in zacht en geestelijk geprevel verzonken. Totdat hij plots ópwaakte en het boek dichtklapte. "Betoe!!", sprak de toean, "betoel, daar is een geest!" "Asjeblieft!", zei de oeleëbalang 1) - had hij het niet gezegd? En de bevolking was zichtbaar voldaan. "Maar", ging de toean voort, "wat doet ons die geest? We zullen hem oproepen en opruimen!" " Hoera!", juichte de bevolking - zij het dan ook in eenigszins benauwden toon. En opnieuw dook de toean in het boek der boeken. Totdat hij opsprong en geestdriftig naar de paja wees: :,daar komt hij! daar komt hij!" Er kwam natuurlijk niets, maar zoodanig was het geloof in den toean en in het boek, dat zij allemaal zag en! En natuurlijk op staanden voet "aan hun kuiten trokken". "Staanblijven!", brulde de toean, "staanhlijven!" Op veiligen afstand bleven ze staan. "En nu zul je zien", beloofde de toean, "hoe ik die geest potong!" ') Oeleëbalang . zelfbe.lurend landlChapsboofd. 132 Toen wenkte hij z'n soldaten, aan wie, onder bedreiging met alle straffen uit het hiervoor- en het hiernamaals was aangezegd een stalen gezicht te plooien, en .... "Doel: de geest! Met standvizier!", commandeerde de toean - "AIlah! Allah!" huilden de onderdanen - "Aan! Vuur!" - en veertig pèlors van model vlogen naar en door den geest. ~,Daar ligt ie! Daar ligt ie!", en overtuigend wees de toean naar de paja. "Kena betoel!" 1), verklaarde de Ambonneesche sergeant. "Mati",2) jubelden de brigades. En.... weer zagen de onderdanen, in eerbiedig gesteun - hij w à s gevallen - ken a betoei! * * * Een week later was de weg door de paja klaar. Toen zette de toean zich aan het nauwgezet invullen van zijn patrouille-rapport, gelijk dat even nauwgezet is voorgeschreven in vele orders. En onderaan het verslag omtrent het welvaren van hem en de zijnen op den dag-van-den-geest schreef hij trouwhartig: "Verschoten patronen 40. Neergelegd één geest." En het rapport ging den weg van alle rapporten. Dûs kwam het rapport ook na vele omzwervingen weer terug en met rooden inkt had de generaal zèlf in margine geschreven: " De luitenant X gelieve dien geest naar het Atjeh-museum op te zenden". Toen keek de toean z'n fourier bedenkelijk aan, bekrabde lang en ernstig z'n hoofd, nam een pen en schreef: " Dat kan niet, generaal, want een geest is een onstoffelijk wezen!" * * * Maar daar zijn ook andere, ernstige verhalen - uit den tijd, toen er voor grappen nog geen tijd en geen plaats was. Toen er hard en zwaar gevochten werd en toen de fanatiekste moslemin 3) nog in benden rondliepen. I) Kena betoei . geraakt!; bet Mob. geloof. 2) Mali· dood; 3) Moslemin· de 81rijden 'Voor 133 Die kenden akals 1) - en vooral in de gevaarlijke en fanatieke Pasè-streek - waarop de keumpeni niet was ingeschoten en die haar dus op handenvol verliezen kwamen te staan. Langs de tramlijn reden toen 's avonds en 's nachts patrouilles op een soort spoorweg-rijwiel om te zorgen, dat . de moslemin hun groote genoegen om de baan te vernielen niet konden uitvieren. Maar dan hingen de heeren op een donker punt van de baan en op aangezichtshoogte zware vierdubbele vischhaken op en als de voorste man met z'n gezicht in die haken reed, gewond werd en stagnatie in de patrouille ontstond, dan werd een vlotte klewang-aanval uitgevoerd en de keumpeni was voor de zooveelste maal weer eens het kind van de rekening. Dan kwam er een gids, die als betrouwbaar stond aangeschreven, en bracht het bericht van een schuilplaats van de moslemin, ergens in de paja. 's Avonds gingen ze er in een paar prauwen op uit, dwars door de rimboe. En ergens in een diep en snelstroomend kreekje trokken de roeier" opeens de stoppen uit de vooraf in den hodem der prauw geboorde gaten, sprongen over boord en de prauwen met inhoud zonken in een oogenblik als baksteenen. Bovendien hadden de moslemin stroomafwaarts een paar touwen of telefoondraad over het water gespannen, en de enkele soldaat, die zich zwemmende probeerde te redden, werd daartegen opgevangen en afgemaakt. Er waren prauwen-patrouilles, waarvan geen man IS teruggekeerd. Dan was er het "geprepareerde" huis. Ergens, op het eenigste droge plekje in een eindelooze. blubberige paja, hadden de djahats een onschuldig huisje losjes in elkaar gezet. Maar aan de pa'len en posten, die het huis droegen, waren rotankabels of touwen bevestigd, waarvan de uiteinden ' heel onschuldig in de paja hingen. Dan, op een regenachtigen dag, verscheen er een gids, I) Ab] . lilt. 134 die ergens in de paja een schuilplaats van djahats wist. . De keumpeni trok op het pad, dwaalde den heeIen natten dag door de kledderige viezigheid, werd hoe langer hoe vermoeider en ving natuurlijk geen enkelen djahat. Eindelijk, tegen het vallen van den avond, bracht de gids de moegeloopen, kletsnatte menschen bij het "geprepareerde" buis. De keumpeni, blij dat ze eindelijk een dak boven het hoofd vond en tevens een gelegenheid om te koken, betrok het huis, zette de noodige posten uit en maakte het zich zoo gezellig mogelijk. Midden in den nacht verschenen de moslemin, zetten aan elke rotan en elk touw een handvol trekkrachten, en als alles klaar stond, ging het "een, twee, drie, in naam van Toehan Allah" en boven op de slapende soldaten viel het huis in elkaar_ Om het geheel dan te vervolmaken werd tegelijkertijd een vlotte klewangaanval ondernomen, en van de heele patrouille kwam enkele dagen later slechts een gewonde fuselier boven water. En daar zijn de verhalen van hun groote "Pang's" van Kale Ndoen, van Rebo, en van den nooit overtroffen Nussy, vechtersbazen en spoorzoekers, die het in een garnizocn niet mef>r konden uithouden en die in het bosch en in de rimha de djahats als het ware roken. En van toean Darlang, die bij de belastinf?:betaling de kentji's de rijksdaalders uit hun neus goochelde, en van den toean Obers Van Daalen, die altijd staier dan staal bleef, en van den toeang pandjang sekali 1) Beckeringh, die de langste, maar ook ecn van de dappersten was. En van zooveel andere toeans, die tenslotte door kogels of door de klewanG" van de moslemin getroffen werden en die ergens op een e:nzamen post begraven en - vergeten zijn. En als het dan zoetjesaan in het bivak stil wordt en alleen de posten nog waken, en je ligt in je tandoe'tje 2) nog wat na te soezen over al die verhalen, dan kun je met den hesten wil niet begrijpen, waarom zooveel van de besten en meest ervarenen, omdat ze een zeker aantal dienstjaren I) PaDdjang ekali . erg lang; 2) TaDdoe . draagzeil. 135 of zekeren leeftijd hadden bereikt, moesten "afvloeien", hoewel ze nog rap genoeg van lijf en leden waren. Want die mannen ~ijn tegenwoordig niet te vervangen. * * * 2. Pang Rebo. Sergeant Rebo is na ruim twintig dienstjaren met pensioen gegaan. Er~ens op Ternate werd hij geboren. Op een goeden dag trad hij in dienst van de keumpeni als Amhonneesch soldaat. Omtrent den tijd daartusschen weet nie-mand eenige bijzondellheden. En die doen er trouwens niet toe. Op nog een anderen goeden dag werd Rebo door den grooten generaal overgeplaatst bij het korps maréchaussée. En vanaf dat oogenblik begint zijn eigenlijke leven. Twintig jaar en misschien ook wel langer heeft hij op de Westkust "gezeten". Hij heeft alles meegemaakt wat er in dien wilden tijd viel mee te maken. En op een derden goeden dag werd Rebo "voor den vijand" korporaal of, zoo als het onder de jongelui met de roode grijpvingers op de halskragen heet, "keutji" van zijn brigade. De Ternataan had nooit geleerd wat vrees was. Waarschijnlijk bestond dat begrip niet in zijn bergland. En de perang werd hem een kostelijke daagsche bezigheid. In dien perang benoemde de generaal hem, en alweer voor den vijand, tot sergeant. Panglima heet dat in de taal der maréchaussée. Dat was in de dagen, toen mannen als Kale Ndoen en Nussy, onder officieren als Darlang en Beckeringh en Schmidt, den fanatieken Atjeher op de Westkust hadden overtuigd, dat de keumpcni het vak nu eindelijk ook had geleerd, en dat het uit was met de aanvallen op logge colonnes, die alleen het geweer en het salvo en niet den felIen aanval met het blanke wapen kenden. Reho was een geboren woudlooper en vechtersbaas. Met 136 Reho kon je, zelfs in het meest hopelooze terrein, niet verdwalen; hij "rook" den weg, zooals hij ook den vijand en diens akals rook. Hij maakte alles mee; er is geen belabbering, waaraan hij niet heeft deelp:e-nomen. Er is geen klewangaanval, welke hij nit.'t hielp afslaan. Zelfs bij een van de laatste opflikkeringen van den grooten perang, toen de laatste djahats het nog eens probeerden op een brigade, die op vrij onvoorzichtige wijze en in een meunasah 1) bivak had betrokken, kon Rebo nog net van de partij zijn. Want toen de djahats in het bivak vlogen. zat Rebo juist z'n klewang te slijpen en - Pang Rebo met een klewang en dan bovendien nog een frisch geslepe-n klewang was een onvriendelijk iemand bij een ontmoeting. "Nou", begint Rebo altijd dit klassieke verhaal, ,:akoe teroes potong doe a".2) En na op deze wijze zich van zijn meest nabijliggend plichtje te hebben gekweten, keek Rebo het slagveld rond en zag een Medanoneeschen maréchaussée in gevecht met een Atjeher. Rebo was niet iemand om een ander een pretje te misgunnen of te bederven, en hij volgde den strijd derhalve met belangstelling, doch overigens neutraal. Totdat hij zag, dat de maréchaussée blijk. baar vermoeid raakte en moeite kreeg met zijn weringen, en toen - " nou", vertelt Rebo dan, "akoe" - niemand, zelfs de groote generaal niet, heeft hem ooit kunnen leeren om saya te zeggen - "akoe djadi panas hati, akoe djadi nakal dan akoe po tong kapala sadja." 3) En dan volgt een korte beweging van links naar rechts, je ziet de pas gescherpte klewang en je ziet ook de aan een draadje hangende kapala. Toen vond de groote generaal den tijd gekomen, waarop Rebo zèlf een brigade moest commandeeren en van panglima "baas" moest worden. Maar toen raakte Rebo in de knoop. I) Meunasah . het huis, waarin de ongehuwde mannen den nacht doorbrengen; Z) Altoe teroe. potong doea • ik heb er dadelijk twee neerge.lagen; 3) Toen werd mijn lenr warm, toen werd ik driftig en toen heb ik bem z'n kop argell.gen. Akoe en 80y. betekenen beiden "ik"; 88ya i. de beleefde vorm. 137 Een brigade commandeeren, dat ging. Want niemand, zelfs niet controle-nummer één van de divisie, zou het in zijn hart halen om iets anders te doen dan Rebo wilde. En in de perang zou ook niemand " baas" Rebo iets kunnen leeren. 1) Maar in de jonge jaren en in het Ternataansche land bestonden er hlijkbaar nog geen volksschooltjes, zoodat Rebo lezen noch schrijven kon. En de baas van een brigade moet de soldijboekjes bijschrijven en de voorschotten, en patrouillerapporten maken en Rebo liet weten, dat het hem erg speet, doch dat hij maar simpelweg Pang Rebo bleef. Dat is hij gehleven, door vriend en vijand geëerd en met het "voor moed en trouw" op de borst, totdat hij met pensioen het leger en zijn korps veriiet. Dat wil zeggen: 0 f f i c i e e I verliet. Officieus hleef hij. Hij heeft zich een huisje gezocht dichtbij zijn oude bivak. Want zoetjesaan was ook dit land het zijne geworden. En achter de pagger van prikkeldraad leefde zijn korps, en in de "tap" hield Rebo nog dagelijks de banden aan. Wanneer er een nieuwe toean litnan komt, verschijnt Rebo om poolshoogte te nemen. Want die luitt>nant gaat immers zijn bivak commandeeren? En met onfeilbare juistheid trekt de oude Pang zijn conclusies - een kerel of een vent van niks. Zelfs als beneden een nieuwe toean kaptèn optreedt, verschijnt ook binnen enkele dagen Rebo om zich te overtuigen of het commando over z ij n korps aan competente handen wordt toevertrouwd. Hij verschijnt in een frisch gestreken witte jas - een ongestreken, onfrissche maréchau~sée is volgens Rebo onbestaanbaar - en met de hintang op de borst. En dan peilt en taxeert hij den nieuwen toean. Hij vergist zich nooit, omdat hij in zijn lange soldatenleven te veel echte en vooral rasechte toeans heeft ontmoet. Soms, als de toean litnan boven in zijn planken kantoor- tje bezig is met ingewikkelde berekeningen betreffende de voeding van dwangarbeiders, stapt plotseling Rebo binnen. Hij komt met geen hijzondere perkara of bijzondere verlangens - "soedah lama tida Hat toean poenja moeka".l) Dan mag hij gaan zitten, zegt weinig, kijkt den toean van tijd tot tijd oplettend aan, staat op, neemt afscheid en gaat weer heen. Hij heeft ergens een kebon 2,) vermoedelijk diep 10 de I) • bij de mar. wordt de inb. korporaal kentji', de inh. lergt. panglima of pang en de euro .ergt. brigadecdt. baBI geuoemd. I) Het ia allang geleden, dat ik het gezicht van den toeau gezien heb ; 2) Kebon· tuin; hier: een ver afgelegen s tuk bouwgrond. 138 rimboe, waar hij van tijd tot tijd in zijn eentje werkt, omdat Atjehers, tijgers, olifanten en andere gevaarlijke dingen voor hem als verschrikking niet bestaan. Soms helpt hij den toean een tijdje als wegmandoer. En verder jaagt hij. 139 Altijd in zijn dooie eentje, omdat hij nu eenmaal geen vrees kent. Dan staat hij '8 morgens een heel eind uit de karangkust 1) bij Lho Be'bon tot aan zijn borst in het water en loert met een gammele en zelf in elkaar gefunnikte "harpoen" op groote schildpadden. Urenlang staat hij onbeweeglijk in de felle zon, in een zee, die berucht is vanwege de haaien. Maar die lusten hem niet. Een paar weken geleden kwam hij beneden om van een oeleëbalang een oude Beaumontspuit te leenen. Een paar dagmarschen hooge rop was een kudde olifanten gemeld, die de ladangs vernielde. Met de oude spuit en natuurlijk in zijn eentje trok Rebo erop uit. En in zijn eentje besloop hij de kudde, haalde het grootste mannetje met armslange tanden eruit en kwam, alsof er niets gebeurd was, weer beneden. Over het "jonge goed", dat tegenwoordig de roode vingers op de kraag draagt, is hij maar matig te spreken. Daarin ontbreekt het aan muziek. En wat weten zij van perang? En zoo af en toe wil hij ook nog weleens los komen over hetgeen soms als "baas" naar boven komt. Dan wordt hij bitter en vertelt over zijn "b a zen". Dan zucht de toean: lain doeloe, lain sekarang! 2) De toean litnan heeft nu een nieuw ziekenzaaltje gebouwd. Daarin is een kamertje op den hoek ongebruikt. Dat huurt Rebo voor vijf gulden in de maand. Dan woont hij weer vlak bij zijn bivak, vlak tegenover de "tap" en midden in de beweging. Verder van zij n korps houdt hij het toch niet uit. In dat kamertje zal Rebo op een dag, net als iederen anderen dag, het korps voor goed verlaten. De toean litnan en de mannen van het korps zullen hem wegdragen naar het kerkhofje op zij van het bivak, waar meer dan één makker uit de wilde perangdagen door Rebo zelf naar de laatste rust is gebracht. I) Karang . koraallteen ; 2) Lain doel oe, bin .ekarang . leU. uden vroeger, andere nu; het wa. vroeger Indere dan nu. 140 Hij zal ~r niet tusschen vreemden liggen, en zoolang in het bivak z ij n korps leeft, zoolang zal het graf van Rebo door geen slordig grassprietje benaderd worden. Maar Rebo dènkt nog niet aan dien dag. Hij hoopt en vertrouwt nog altijd op een allerlaatsten perang. De toean litnan heeft hem beloofd, dat hij dan mee mag. Want daarboven, in de bergen en bosschen der hovenstreken, wonen een handvol jongelui, met wie Rebo ell met wie de makkers op het kerkhof nog een rekening heb· ben uitstaan. En die rekening moet vereffend worden. Wij hopen hier allemaal, dat die vereffeningsdag ni e t zal aanbreken. Maar a I s het bij ongeluk zoover komt, dan zijn de vrienden daarboven nog lang niet gelukkig. Want wie een· maal het klassieke verhaal "akoe djadi nakal, ako e panas hati, nou, potong kapala sadja" heeft gehoord van Rebo zelf .... * * * 3. Krekels en mieren. Vanavond, in de zachte rust van een hivak-avond~ heb ik onwillekeurig gepiekerd over sergeant Weers en sergeant Pietersen en sergeant Jansen, allemaal buitenmannen, die langzamerhand op hun laatste beenen loopen, die zich Java en het Java'sche garnizoen niet meer herinneren, die jarenlang op hetzelfde buitenpost je bleven en in hetzelfde pa~ trouillegebied hun spijkerschoenen stuk liepen - oude brigadecommandanten, die alle knepen van het vak ken. nen, die één geworden zijn met hun detachement en met bun post en met hun brigade en die vandaag of morgen zullen "afzwaaien". Zij doen me altijd denken aan Vondel's pierewaaiende vogels: zij garen niet en sparen niet, maar teren op den boer .... En op den dag van het afzwaaien begint dan de fabel van Lafontaine weer: la cigale ayant chanté tout l'été .... Veertien dagen gaan ze met vijftien karabijnen en drie 141 dwangarbeiders den goenoeng of de blubber in. Met rijst, zoute visch, droge sambal en nu en dan een kip. En voor 's avonds een peukje kaars en een stuk gelezen bibliotheekhoek. Dan komen ze weer een paar dagen "thuis", in het planken en met een vlotte witkwast hes treken kamertje) hij de héo, de hond en de juffrouw van de huishouding en hij de makkers, die op hun heurt wachten. Er is een hiljart en een gramofoon en er liggen een paar ,....--__ 0 tijdschriften in de " tap" - en er is tjap koentji en zwart bier en een horrel te krijgen. Dan maken ze vergelijkende studies over A.V.H. en Nigbtcap en Vrijhuiter en Bokma, en ze kiezen het merk, dat je "als een complete fakkeloptocht naar heneden voelt loopen". Overdag maken ze de bullen weer in orde voor de volgende ronde, en schieten en schermen en mikken op de kralen in het oefendraadje en helpen den luit' met de administratie en met het huishouden en met de groententuin en de varkenskraal en ane dingen van den postendag. -En 's avonds, na de wachtparade, trekken ze Daar de tap. En daar nemen ze eerst een hiertje om dorst te krijgep en dan nog één, omdat ze dorst hèbhen, en dan nog een 142 zwart biertje na, en dan gaan ze over tot de fakkeloptocht. Zoodra er drie bij elkaar zijn, worden die fakkeloptochten langdurig en luidruchtig. En dan stuurt de luit' er den volgenden dag weer minstens één voor veertien dagen de bier- en jeneverlooz~ tjotten in. Ik heh er gekend, die dertien jaar op dezelfde post bleven en die nog in de beer zaten. Want als er vandaag of morgen weer een prijscourant komt van nieuwe pyamas of gramofoonplaten of sigarettenpijgen of zaklantaarns, of noem maar wat anders, dan zetten ze er een gezellige "plus" over op en bestellen een f1inken voorraad van het nieuwe artikel. Tegen dat het pakket onder remhours komt en de luit' om een voorschot moet worden aangesproken, is de aardigheid er allang weer af en hebhen ze inmiddels drie nieuwe bestellingen geplaatst. En dan zijn er de loterijen en venduties, als er iemand weggaat, en van tijd tot tijd verschijnt een haast vergeten sobat 1) van een anderen post met een patrouille en die is natuurlijk tamoe en .... ja, wie denkt er nu tusschen de makkers van die vlotte dagen aan den ouden dag in het oude land en aan potten? En zoo blijven ze jarenlang op hun huitengoedje, en vergeten dat er huiten dat prikkeldraad en buiten het patrouillegehied ook nog een andere wereld bestaat en dat er meer en hetere vreugden in het leven zijn. clan tjap koentji en de opwekkende dranken van Hulstkamp en Bols. * * * En zoo, op een doodgewonen dag, kwam sergeant Weers bedrukt hij den luit'. Een paar maanden geleden was er herrie in den goenoeng geweest en nu had de president van den landraad ergens in de verre verte, op een onmogelijk groote plaats, sergeant Weers als getuige gedagvaard. "Kan ik daar nou niet van af?", informeerde hij - hij ') Sobat . 'Vrieod. 143 was nou aan zijn vijfde jaar op dat postje bezig en hij had het in al dien tijd nog niet verder gebracht dan het kustplaatsje van den kapitein. De luit' verklaarde, dat het niet ging en dat Weers p.e.g. l ) diende te vertrekken. "Tja, as het dan mot, dan mot het maar", vond deze -en hij begon toen met den luit' uit te rekenen, wat hij voor zóó'n patrouille wel noodig had. "Je kunt daarginds voorschot op je declaratie krijgen", stelde de luit' de financieele kwestie dadelijk rooskleurig voor. Weers verklaarde, dat hij met die burgerpostiekers niks te maken wou hebben, en dat ze hem toch maar in den nek zouden zien en dat hij als sergeant van de maréchaussée geen asjeblief ging spelen bij zoo'n kantonrechter en .... Dus kwam het voorschotboekje voor den dag. Weers stond beduidend min. "Hoe is 't godsmogelijk", steunde hij - nou hadden ze al in twee maanden geen tamoe en ook geen fuif gehad, en ~e hadden alleen maar zoo'n nieuwe gramofoon, die je in Je zak kan meenemen, gekocht, en ze hadden, om zoo te zeggen, maar één gezelligen Zaterdagavond onder elkaar gehad! Ja, wat de luit' dan dacht van driehonderd pegeltjes? "Ben je gek?", vroeg die veelgeplaagde, "als jij overboord slaat of uit een dogkar valt, dan kan ik het betalen!" Maar Weers verklaarde overtuigend, dat ze hem nog niet strikten voor een enkele reis naar boven, en dat je toch als sergeant van de maréchaussée niet met zeven stuivers in je zak kon rondloopen, en het accoord werd afgesloten op één honderd en vijftig zilveren voorschotguldens. "U zeI er geen spijt van hebben", zei Weers dankbaar. "En", betoogde de luit' nog, "als je daarginds nu absoluut geld noodig hebt, ga dan maar naar luitenant Dinge!l; ik zal je een soeratje meegeven." "Het zeI d'r niet aan mankeeren", beloofde Weers trouwhartig. I) P.e.g•. per eerste bootllelelleDbeid. 144 En hij borg het soeratje als credietwaardig papier in zijn tabaksdoos. Dien avond hebben ze ecn groot feest gevierd - je kon nooit weten of We ers ooit levend terug zou komen. Weers hetaaide het beertje - alles bij elkaar net precies zevenendertig gulden en zestig cent. Maar er had niets aan onthroken en als je het allemaal narekende, was het eigenlijk te geef! De luit' vloekte hel en hemel bij elkaar toen hij het hoorde en zond 'Veers met spoed omlaag. Op de standplaats van den kapitein viel hij toen nog net in een kegelavond - onkosten zeventien gulden en vijfen tachtig cent en twee ruiten op schuld, en daarna heeft de Chineesche aannemer hem met een sloepje aan hoord geroeid. Drie dagen zat Weers aan hoord hij ijskoud bier, echte horrels mèt kop en een gezelligen derden stuurman. Toen werd hij gedebarkeerd en ging den kantonrechter opzoeken. Gedésillusionneerd en als een gebroken man is hij vèr vóór zijn tijd op zijn buitengoedje teruggekomen. Beknopt en in gekuischte termen heeft hij den luit' z'n avonturen verteld. Daarna gaf hij uitvoerig en ongeknisrht verslag in de tap. Dit wordt ongeveer het gekuisohte résumé. De kantonrechter was meegevallen. Een net mensr.h, die hem niet te lang had opgehouden en die hem dadelijk en uit zichzelf een voorschot had uithetaald. "Allemachtig", steunde de luit' hij dezen inzet van het verhaal, nheh je daar óók al voorschot opgenomen? En waarvan moet ik je dan hier potongen?" "Ik zou de man veraffronteerd hebben, as ik het niet had opgestreken", verklaardt We ers, "en over dat andere hoef u zich niks ongerust te maken, ik blijf nou de eerste vier jaar hinnen de kawat!" Hij was in een hotelletje getrokken. maar hij durfde toch eigenlijk niet goed met andere menschen tegelijk aan tafe'l gaan. Dus wachtte hij dan tot de rest gegeten had en als 145 hij dan beginnen wou, vond hij afgekloven botjes en leege schalen. Ze hadden daar geen begrip van tamoe. Den eersten avond was hij naar de pijp gewandeld - "en luit', wil u wel gelooven, dat ik met al die auto's en die beroerde Sado'tjes de straat niet over durfde?" In die pijp was het huilen! D'r waren een paar politiekers aan het biljarten, later bleken het kameraads te zijn, maar dat zou je waarachtig niet gezegd hebben. Tamoe ho maar! Nou, en zoo in je eentje smaakte het ook al niet, en toen hij tegen negenen weer naar het hotel verkaste, toen hadden ze daar de boel alweer achter de kif'zen. Ja, en wat zou hij zeggen van de kameraads? Allemaal grasgroen, a11emaal getrouwd en 's avonds op stap achter een kinderwagen. Ze konden nog niet eens het verschil tusschen A.V.H. en Vrijbuiter proeven! In de bioscoop was hij duizelig ,-an de mcnschen gt'worden. Dat was op Zaterdagavond. Toen was hij op het platje gaan uitblazen. En daar had hij aangepapt met een dikken adjudant - het eerste fatsoenlijke mensch, dat hij tegenkwam. Die heeft hem' den weg gewezen. Een vent om mee uit visschen te gaan! Nou, en toen ze 's Zondagsmiddags wakker werden, toen zijn ze wat gaan rondrijden om uit te blazen en 's avonds was er bal in de pijp. Een bal! "Nou, ken u begrijpe - ik en die dikke op een b a I !" Toen heeft de dikke een handvol agams 1) gehuurd en toen hebben ze een wegwals, die daar in de buurt stond, opgehaald en daarmee hebben ze toen de balzaal rondgereden en op hun manier mee gewalst, en toen hebben een paar van die groentjes herrie gemaakt en toen is er nogal wat omgevaJIen en gebroken, en .... nou, en den volgenden dag is hij toen maar met het soeratje naar luit' Dinges gestapt en .... "Heb je daar nou óók alweer voorschot opgenomen?", schrok de luit'. I) Agam - Alj. voor m1lD. 146 " Nou, het mag geen naam hebbe", vond Weers, ~,twintig popjes en ik moest de rekening van het hotelletje maar naar de luit' sturen. Zoo met habis boe!an 1) zat de luit' er zelf niet dik meer in." " Ook dat nog!", steunde de postcommandant. Dien avond vierden ze in de tap den blijden terugkeer van den verloren zoon en was W eers voor de eerste maal tamoe in zijn eigen bivak. En nog een dag later ging hij met spoed voor drie weken op kappatrouille - "nou voel ik me e i n del ij k weer heelemaal thuis!", verklaarde Weers tevreden. * * * Zij garen niet en sparen niet, maar teren op den boer ... Weers en Pietersen en Jansen zullen het nog wel een paar jaar "sloffen". Maar dan moeten ze toch op een goeden dag "afzwaaien". Met de dubbeltjes van het vendu tietje of van de loterij betalen ze het laatste beertje en het laatste koude biertje aan boord. En dan begint de moraal van het fabeltje van Lafontaine. * * * 4. Brand! "Wat zeit u?", - en sergeant Weers, dienstdoend administrateur en vader en moeder van het detachement tegelijk, keek zijn nieuwen commandant meer dan 's tomverbaasd aan, "wat zeit u? Brandalarm? Dat hebbe ze hier nog nooit vertoond. " "Daarom juist", vond de nieuwe luitenant, die natuurlijk net als a11e nieuwe menschen nieuwe ideeën had. "U zei een matschudding beleve!", waarschuwde Weers trouwhartig. Maar de nieuwe zag daar blijkbaar niet tegen op en riep den hoornblazer. De eenige hoornblazer van het detachement, tevens en I) Babi. boelan - einde der maand, 147 trouwens in hoofdzaak rustkamerknecht, moest eerst gezocht worden en verscheen toen, nog natuurlijker, zonder muziek: hij ~lies nu al drie jaar lang zesmaal op precies dezelfde uren dezelfde signalen en was op toeteren van andere melodieën noch verdacht, noch ingeschoten. "Amhil selompret'',1) gelastte de nieuwe. Kario di Kromo amhielde. "Tioep 2) brandalarm!" Kario di Kromo keek zijn nieuwen comcandant sprakeloos aan. " Ajoh, brandalarm", commandeerde deze nijdig. Kario's lippen plooiden zich om het mondstuk, Kario haalde eenige malen diep adem en Kario zette vervolgens het instrument weer af. "Soeda loepa '',3) verklaarde hij. "Wel ver ..... ", zei de nieuwe "kun jij niet eens brandalarm blazen? We ers, hoe is dat signaal?" " Dat mot u net an mijn vrage!", antwoordde Weers prompt, "ik ken geen polleka van een krontjong onderscheije." Toen werd de sergeant van den dag geroepen. "Hoe is het brandalarm?" De sergeant van den dag floot een vroolijke melodie voor. " Dat is oorlam", herinnerde Weers zich uit lang geleden en gelukkiger dagen. "Klets", zei de luit, "dat is waterpompen." Het signalenboek werd uit de archiefkast gedolven. En Kario di Kromo hield vijf minuten eigenoefening. "Da 's nou net alsof je 's morreges op het Waterlooplein langs de stafmuziek loopt", vond Weers, terwijl Kario in zijn hoorn kreunde en gorgelde. "Soedah tahoe?",4) vroeg de luit'. .,Soedah", zei Kario, zoog een kubieken meter lucht in en blies. I) Ambil aelompret . haal je hoorn; 2) Tioep . blazen ; 3) Loepa . vergeten; C) Soedah tahoe? . ken je bet? Met z'n vieren stonden ze op het stoepje voor het bureau in afwachting van de dingen, die komen gingen. Maar er kwam niets; in de barakken ging iedereen gewoon zijn gang en niemand trok zich iets aan van Kario's geluid. "Wel verd ..... ", vloekte de luit' andermaal, " tioep lagi!" 1) Kario tioepte opnieuw. Hier en daar voor de galerij van de barakken keken enkelen belangstellend naar den musicus. "Dia belom mengerti" ,2) verklaarde deze goedmoedig. Toen stapte de nieuwe naar de wacht, liet op de tongtong slaan en gelastte den wachtcommandant om met spoed op de brigades bekend te maken, dat er brand was. Maar zelfs toen werd het nog niet je dàt. Want de Kromo's hadden al lang geschoten, dat het geen ,,brand betoei" was, maar de een of andere vorm van dienst, en ze trokken dus eerst allemaal een broek en een jas en een paar schoenen aan, traden toen overeenkomstig adat en voorschriften voor de barak aan - toenggoe printah! 3) - en lieten den brand branden. De dwangarbeiders bleven onberoerd grasjes vegen, de dames in de loods kookten rustig verder en de nieuwe stond op springen. "Waar is het brandpiket?" "Hoe 'z eit u?", vroeg I eers belangstellend, ~,brand­ W piket?" "Ja, brandpiket!", stoomde de luit', "wie is er belast met de brandspuit en waarom rukt dat ding niet uit?" En nu ging Weers een lantaarn op. Hij stapte naar binnen en vischte uit een hoekje een licht vergaan en met een schriftuur beplakt bordpapier op: "Maatregelen in geval van brand." "Asjeblief", zei Weers - en de luit' las, voor zoo ver het nog te lezen was, een keur van tot in vriendelijke kleinigheden uitgesponnen regelingen. I) Lagi . nogeen ; 2) Dia belom mengerti · zij 8nappen het DOg niet ; 3) Toenggoe printah . wachten op bevelen. "Weers", ontdekte de nieuwe en er was wrevel in zijn stem, "jij hent hrandmeester." "Wat zeit u me nou?", meende Weers, "nou mag ik toch ik weet niet wat krijge, as ze me daar ooit iets van gezegd hehhe!" "Sta nou maar niet te kletsen", commandeerde de nieuwe, "en doe je zaken." W eers salueerde en maakte prompt rechtsomkeert. "Aantreje", dreunde zijn vaderlijk geluid en toen, omdat alles al aangetreden stond, "Herstellen! Redhts uit de flank" - en zijn hand wees verduidelijkend naar het brandspuithuisje. W eers wandelde naar de wacht. "Maak nou toch voort!", brulde de luit', "Vooruit! Looppas!" Weers ging in een eenvoudig kippendraf je over en begon zich om het hoekje bij de wacht oogenblikkelijk krachtig te uiten tegen den wachtcommandant. "Nou vraag ik je in gemoede - bra n d! Ik zeg 'm nog je zeI een matsohudding beleve. T 0 c h brand! Waar is de sleutel an dat hok nou weer?" De wachtcommandant zooht naarstig. "Brandmeester!" - Weers hleef "griepen" - "Wat mot ik me daar brandmeestere? Mot ik we te hoe zoo'n stom ding in mekaar zit? Ik mot me controle hijhouwe, ik mot ..... " "Hier is de sleutel", zei de wachtcommandant. Het hok ging open, de Kromo's trokken met een opgewekt hoera'tje de spuit naar buiten, de tweede brigade werd uitgerust met keurig rood en groen geschilderde emmertjes en - "hier", commandeerde Weera, "neem nou het hééle zwikkie ineens maar mee". Waarop de rest der spuitgasten met de overige schilderachtige hluschmiddelen werden omhangen en Weers achter de spuit aantrok. Het werd een feestvoorstelling. Want al stond de brandspuit nu naast de put en al had· den zelfs een paar overijverigen slangen ontrold, voor- 150 loopig was er niemand, die wist hoe je nu het water uit den put in de slang en dan op het dak van den hrand kreeg. "Je mot eerst water in de bak scheppe", raadde één van de hrigadecommandanten. "Nou, doe het dan", zei Weers. "Pomp nou", schreeuwe de tweede "baas". " Toenggoe doeloe'\ verzocht de Inlandsche " pang", die de slangen probeerde te koppelen en naar een schroefdraad zocht, die er niet was. Toen verscheen de luit'. " Het is een zoodje!", constateerde hij onwelwillend. " Het ligt aan de spuit", zei W eers, "ik loop nou zestien jaar mee, maar ik heb nog nooit een spuit gezien waarmee je ken spuite!" "Dat komt", verklaarde de nieuwe, "omdat jullie je zaken niet kennen. Die spuit is in orde, maar jullie weten niet hoe je spuiten moet. Jullie zijn niet in orde; daaraan mankeert een allemachtige hoop!" En toen bemoeide de luit' zich ermee. Hij draaide aan schroeven, hij keek de koppelingen na, hij wees de straal voerder aan, hij deelde de pompploegen in, hij deed voor hoe er gepompt moest worden, en toen ze het allemaal snapten, commandeerde hij "pompen". De Kromo's pompten zich lam, - "korte slagen", had de nieuwe geleerd - maar er gebeurde niets. "De put is verstopt of d'r zit een proppie voor", heoordeelde Weers den toestand. "Halt", commandeerde de luit', en onderzocht opnieuw en dra.aide aan andere schroeven en liet den bak leegloopen - "je moet Of uit de put Of uit de bak spuiten", verklaarde hij en commandeerde opnieuw "pompen!" Er kwam geen water. Weer "halt", weer gedraai en gepeuter - "strakkies draait-ie de heele mikmak stuk en dan ken i k een spuit op schuld voor 'm aanvrage", mopperde Weers - weer "pompen", en toen kwam het water eindelijk. Dat wil zeggen, het kwam nog niet door de straalpijp, maar het spoot in opgewekte stralen en straaltjes uit een 151 paar dozijn gaten in de slangen en door de koppelingen heen. "Da's goed voor de blommetjes", vond Weers, "die ken. c r \ . . - - _ __ ne best een druppie gebruike." "Het is een godgeklaagd zoodje", herhaalde de 1uit' met klem, "waar is de lappenzak?" "Hoe zeit u? Lappezak?" "L a p pen zak !", donderde de luit'. 152 De lappenzak werd door een wetenden Kromo uit de nog niet gebruikte décorstukken opgevischt. En de luit' legde uit hoe je met lappen de gaten om· wikkelde en het lek stopte, en hij legde eveneens nogmaals persoonlijk uit hoe je een koppeling bevestigde. ,Jk heb nog nooit een slang gezien, die niet as een mandje is", betoogde Weers tegen een belangstellenden col· lega, "as ie dat allemaal wil stoppe, dan mag ie eerst wel op een lappiesdag wachte!" ,Sta daar niet te kletsen, We ers" , bitste de luit'. Toen pompte alles wat pompen kon met nieuwen ijver, en toen krulde eindelijk een pietluttig straaltje uit de pijp. "Pompen!", schreeuwde de luit'. Het straaltje bleef pietluttig. " Dat komt", verklaarde de luit', " omdat de zuiger te droog is en niet meer pakt." "Jawel", zei Weers. "En je moet niet eerst die bak vol gooien en dan ook nog uit de put gaan pompen." " Jawel, luit' ", zei Weers. "En dat gedonderd met die koppelingen hoeft ook niet te gebeuren, omdat.... " En toen gebeurde het ongeluk. Want een van de gelapte gaatjes was door den druk blijkbaar tot een gat geworden, en de spuitgast, die op de lapjes letten moest, stopte het negenendertigste gat en het lapje van het gedrukte gat hield niet, en "psss" spoot een pracJhtstraal, driemaal zoo dik en zoo ver als die van de straalpijp, zijdelings uit de slang. En die straal trof den luit' precies en volkomen. "Adoe", schrok de man van de lappen. ,~Daar hei je het nou", steunde Weers. De luit' zei dingen .... din gen .... en ging een droog pak aantrekken. Weers verklaarde den brand voor gebluscht en liet in· rukken. Een half uur later begon de weer droge nieuwe voor de verzamelde onderdanen - tot en met de bijkok was pre· 153 sent - de gloednieuwe brandtheorie uit te leggen. De taak van de brigade op wacht; de taak van den brano. meester; de plaats voor vrouwen en kinderen; de plaats voo~. de dwangarbeiders, de 'k ar om patronen en geld weg te rIjden - het werd tot in de puntjes geregeld en tot 's middags half twee gerepeteerd. En om kwart vóór twee verliep de generale repetitie als de honderdste opvoering van een tooneelstuk. "Nou mag het wat mijn betref aan zeve kante tegelijk brande", verklaarde Weers, toen hij om twee uur gaar en hongerig, naar de tap wandelde, "maar ik verzet' d'r geen voet voor." En vervolgens wipte hij zijn eerste vijf centiliter naar binnen. * * * Op alle nieuwen en volijverigen werkt gelukkig het fatum nivelleerend. Ook hier. ~ant .~oen .de .nieuwe den volgenden middag tegen zessen 10 ZIJn tUlOtJe zat uit te blazen, blies het opeens hij de wacht - zeven lange en sinistere stooten. " Allemachtig, h r a n d !", schrok de nieuwe en schoot met Zweedsche athletieksprongen in de richting van het geluid. Het was nog erger dan de feestvoorstelling. . Iedereen en alles holde door elkaar, juffers en kinderen gilden, de wachtcommandant was z'n hoofd en de sleutel van het hrandspuithuisje kwijt, de kar voor de patronen stond nog in de groenten tuin, de dwangarbeiders genoten het onverwachte .~chter hun ijzerdraadversperring, en om het lampenhok bIJ een van de barakken, waaruit wolken roak en stoom "vloeiden", verdrong zich een dik kluwen helpers en belangstelenden. "Diam'',l) brulde de luit', "laat ze aantreden! Vooruit, sergeant van den dag ! Waar is Weers nou toch weer? Ajoh dan toch, hoeka roemah spuit!" 2) I) Diam • zwijgen; hier: .tiJte; hui.je open I 154 2) Boeka roemah spuit. maak bet brand puit. En inmiddels rende hij door naar het lampenhok, duwde de Kromo's op zij, joeg de vrouwen en kinderen weg en ..... Toen , uit de rook en de stoom, in een verflodderde . slaapbroek en kabaai, met in de hand een nog even na SpUltende minimax, verscheen op de drempel van het hok Weers! " Brandmeester present, luit!", meldde hij, " het zakie is al voor mekaar!" Toen bleek hoe "door onverklaarbare oorzaak" een lamp gesprongen was, hoe de Kromo-Iampenist z'n kop was kwijt O'eraakt, hoe een flesoh met gasoline was omgevallen en het 'k houten beschot in brand raakte en - "nou zeI Weers, "I hoor die herrie en ik naar buite, hè? Je ben brandmeester of niet! Nou, en ik ram die Kromo's uit mekear en ik pak zoo'n minimax, slaan 'm de kop in en " pssss" , een straal as een liefhebberij! En toen was-ie meteen voor de bakker!" J:) " • * * * Den volgenden dag werd in het journaal gemeld: .,gisteren brak een begin van brand uit, dat eohter door het vlotte optreden van den d.d. administrateur Weers in den aanvang gebluscht kon worden zonder ernstige chade aan te richten". ASJ'eblief" zei We ers 's middags aan de gezellige tafel" ronde in . ' de pijp, toen hij een rondje wegga f , "ze motte mijn vertelle wat brand is! Spuite benne omrners rotdinge! En met al dat getierelier van alarm maak je niks dan matschuddi~g. As ze mijn nou maar effe roepe en zegge waar of de brand is en mijn dan me gang late gaan, dan is ie gepiept. Ik mot geen puite!" Toen bracht de tapknecht hem zijn tweede vijftal centiliters. * * * 5. Inspectie. "Inspectie?", zei Weers misprijzend, terwijl hij zijn beeDen over het paggertje voor de tap hing, "inspectie, da's allemaal flauwe kul." Maar de minder doorgefourneerde brigade-commandan- 155 ten, die zich dien dag en trouwens al dagen tevoren een ongeluk hadden gesjouwd om alles "voor mekaar te krijgen" ~ verband met de aangekondigde inspectie van den als aZijnzuur bekenden gewestelijke, lieten zich niet overtuigen. In~pectie ~leef volgens hen net hetzelfde als een loterij ~ ,?e het Dlet verdiende, trok een prijs en wie dacht, dat hiJ z n bullen nou eens fijn in orde bad, vloog de kast in. "Inspectie", hield Weers vol, "inspectie, daar draai ik me hand niet voor om. Maar je mot die lui van huis uit op d'r gemak zette, je mot ze niet tegenspreke en ze motte aan de pintoe I) al zien, dat er niks te tukke valt. Je mot altijd maar denke, ook al zou je het dan zoo van buitenaf niet zegge, dat zoo'n inspecteur van binnenin toch ook wel een mensch is. En nou .zet ik het je te doen om daar elleke dag weer in ee? stelletje benauwde gezichte te kijke, en dan een uur of drie met een heele optocht de tangsi door te kuiere en altijd maar weer te motte vrage, wat je van tevore ~eet dat de andere toch niet kenne beantwoorde en er ieder oogenhlik op uit te motte zijn om iemand ~e tukke, _ nee, manne, dat is het eiere ete niet. Je mot z~o'n man eerst is ankijke en dan tegen jezelf zegge: wat IS het voor een merrekie? As ik het an de wacht hoor blaze en ik zien de optocht ankomme, dan zien ik meteen of het eerste, tweede of derde soort is. Eerste soort, dat benne de kwaadaardige. Maar dat benne kwaadaardige van natuur. Die wete zelf te veel en die krijg je maar niet met een ,,steek u is op" en wat zeI u gebruike?" de pintoe weer uit. " As die binnekomme, dan steke ze d'r neus is op en ze snuive een paar keer en dan snorre ze troes op een goedang of een pondokkie af, waar je net al de bulle hep opgeborrege, waar een ander geen weet van boef te hebbe. En dan kijke ze je an en dan zegge ze .serseant" zegge ?" ,, ' . ze, "wat IS dat. I) Pintoe . deur. 156 En dan staan je. Nou, en dan ken je net zoo goed inrukke. Die benne van "houd ze in de gate". En as ik die te laat in de peiling krijg, dan tukke ze Weers ook nog. Maar die benne niet dik gezaaid. De tweede soort, die benne óók kwaadaardig. Maar die legge het er te dik op. Die benne niet kwaadaardig van binne uit. Die doen asof, omdat ze als maar denke: "ze neme mijn", en omdat ze niet gewiekst genoeg zijn om niet genome te worde. Die mot je troes bren ge naar de barak waar een luchie an is. Dan denke ze " jawel, dat zal wel in orde zijn", en dan zegge ze "nee, serseant, dat zal ik strakjes nog wel eens zien." En als je dan bij de barak komt, waar alles tot en met is, dan doe je net alsof je daar stikum voorbij wil schuive. en dan zegge ze "nee sersant", zegge ze dan, "hier wil ik nou weleens een kijkje nemen." En als Je dan maar een ongelukkig gezicht trekt, dan heb je ze. Want daar denke ze wat te vinde en omdat er niks te vinde is, krijg je ze d'r niet meer weg ook. Nou, en dan is 't ie voor de bakker. De derde soort, dat benne de goedaardige. Die verlange na een uurtje al naar een koud biertje en naar een partijtje. Die mot je naar de school brenge, en dan laat je de kindere zinge en somme make en opzegge van .,slamat datang, toean bes ar'',! ) en die laat je de cantine zien en andere dingen, waar ie geen kwaad ken, en dan ,l aat je alle kerels in d'r zondagsche jas loope, nou, en dan is 't ie gepiept, voor je d'r zelf erg in hebt. Da's opgelegd pandoer." Toch waren de overigen nog niet overtuigd. En dus deed Weers er nog een schepje op. "Je zeI je herinnere", vertelde hij, "dat we een paar jare geleje een kwaje en nog een heele hooge ook van Java I) Slamat datang . wee. welkom. 157 op inspectie krege. Nou je vat, hoe of dat ze overal zate te kiere. De luit' kreeg het ook te pakke, en toen die hooge dichterbij kwam, toen zeit de luit', "Weers", zeit ie, "ik gaan voor veertien dage op stap en jij neemt de honneurs maar waar. Ik zou d'r m'n humeur maar mee bederreve." "Accoord, luit", zeg ik, " Iaat u dat Weers maar voor mekaar plusse, ik beb ze wel zuurder gepruimd." "En Weers", zeit de luit', "ik mot zoo'n man wel als tamoe behandele, dus jij zorgt, dat ie te ete en te drinke krijgt." Nou, toen ze die inspecteur goed en wel aan land gekrege had de, en toen hij z'n eige al over twee posten had opgewonde, toen bel ik 's avonds Derens op, die beneje zat en die d'r ook nogal kijk op heeft, en toen had ik het troes geschote - tweede soort. Toen heb ik de twee andere brigade-commandanten bij me ontboje en ik zeg tegen ze "nou één ding: wat er ook gebeurt, jullie nouwe je kake stokstijf op mekaar en je laat Weers maar plusse. " Nou was dat postje wel in orde, maar met de administratie en de boeken en zoo wat het toch niet alles - daar had de 'l uit' tabak van. Nou, en ik mot van die toelisserij ook in de hoter. En dan stond het barakkie van de adelborste 1) op inzakke, omdat we nog geen alang alang hadde kenne krijge, en in de vrouweloods was de vloer ingezakt, en exerceere, dat hadde de kerels al in twee jaar niet meer gedaan. Nou had Derens me gewaarschouwd, dat die kolonel het eerste naar de boeke vroeg, dan naar de dwangarbeiders en de vrouwe ging kijke, en dat hij ze op alle poste R. J. J 2) had late opvoere. En daar sting ik - dat zwikkie kreeg ik niet meer voor mekaar. Maar voor de rest kon hij niks bedenke of de zaak was in or~e. Want ik heb je al gezegd, het was er één van de tweede soort en die hebbe geen fan tas ie! I) Adelborete . dwangarbeiders; 158 2) R.I. I • Reglement Infanterie Ie deel. Nou, twee dage later kwam hij met een auto en een heele stoet naar hove. Ik liet de vlag hijsooe, de tamboer blies zich het apezuur, de wacht kwam in het geweer - ik had allemaal mannetjesputters genome, die goed in d' r bulle zate - en ik mot zegge, het mog gezien worde. Zoo hier en daar hadde we d'r nog een witkwasje over gelegd, en de beere 1) hadde het gras gepontongd, en Kobus, de hond van de derde brigade, hadde ze een oranjestrik om z'n nek gebonde en alle heere liepe model in d'r laatste vernieuwing. ~,De detachementscommandant!", zeit ie, met dat ie uitstapt. "Jawel kolonel", zeg ik. En ik blijf stokstijf in de houding staan. "De detachementscommandant, sersant!", snauwt ie nog is. "Present, kolonel", zeg ik. "Roep de detachementscommandant", buldert Ie, Hdie had al hier moeten zijn!" "Present, kolonel", zeg ik, "die is-'t-er ook." En toen schoot ie het en was ie meteen opgelaje. En dat mot je bij de tweede soort altijd hebbe - hij de eerste zou ik het je niet raje, omdat die van nat u u r kwaadaardig henne. "Waar is de luitenant dan?", snauwt-ie. "Preaent, kolonel", zeg ik, en doen net of ik er stijf mee zit te houwe, "die is al voor zeve dage de blubber in en die ken u niet voor over zeve dage terug verwachte. En nou neem ik het zoolang waar. Wil u niet eerst de boeke effe zien?" "Wat boeken?", zeit ie en kijkt me vuil aan, "ik heb om geen boeken gevraagd, ik wil geen boeken zien! Ik zal wel zegge, wat ik zien wil." " Present, kolonel", zeg ik weer en ik kijk nog benauwder, "zeI ik u dan maar voorgaan naar de dwangarbeiers en de vrouweloods?" "Zóóóó", zeit ie en kijkt meteen de overste aan, die al I) Beeren . dwangarbeiders. 159 groen begon aan te slaan, " het schijnt, dat de heeren hier worden ingelioht over de vorige inspecties. Zóóóó! Nee, sersant, ik kom hier niet om naar de dingen te kijken, die jij netjes voor mij hebt klaargelegd. We zullen hier eens uit e~n heel ander vaatje tappen. Laat jij maar eens een brigade alarmeeren!" En met kijkt ie de overste aan alsof ie zegge wil: zit je d'r in, Bet? "Alarmeere voor exerceere?", vraag ik nog voor me neus weg. "Niks te exerceeren!", brult hij, "we exerceeren niet. Dat zou jij zeker wel willen, hè sersant? Uitrukken om te patrouilleeren! Drie dagen vivres bij de man! En gauw wat!" Nou, ik blaas benauwd op me fluitje, maar dat smoesje met alarmeere haalde de luit om zoo te zegge iedere week uit, dus daar tukte ie ons niet mee. Goed, ik keek op me klokkie en net in zes minute stond de zaak klaar. "Geeft acht", zeg ik, en ik meld de zaak: " Present, kolonel!" ~,Zoo", zeit ie, "maar da's me wel een beetje al te vlug. Zou je die brigade nou eerst niet nakijken?" "Present, kolonel", zeg ik, "dat hoeft niet, dat mot zóó ook in orde weze." "Ja, dat mot wel", zeit hij, "maar dat is natuurlijk niet zoo. Laat maar is uitpakken! Dinges, zeil ie tot z'n adjudant, loop jij maar mee en schrijf maar op." Maar nou mot er zelfs één van de eerste soort al verduiveld vroeg opstaan om een brigade van Weers te tnkke bij een alarm! En hoe of dat ie nou ook liep te griepe, de zaak was tot en met. "Nou", zeit ie en hij keek nog altijd een beetje vuil! "dat valt me mee, dat is goed. Maar waarom sta jij nou nog zoo zuur te kijke, sersant?" "Kolonel", zeg ik, "dat zeI je nou altijd zien bij inspec. ties, dan is het ook altijd net presies boekan 1). Ze doen het 1) Boek~n 160 • ieu niet zijn, geenszins. altijd in vijf minute en nou 'hebbe die sloebers d'r natuurlijk zes minute voor noodig." "Nou", zeit ie en ik ken zwere, dat ie effe lachte, "ik vind het toch heel goed. Maar nou wil ik weleens iets uit de praktijk zien." En toen kijkt ie zoo is om zich heen en hij wijst op de varkenskraal en "sersant", zeit ie, "in dat huis zit een djahat, omsingelen!" Och God en as je nou weet, dat we met de luit' iedere pondok 1) binnen en buiten de kawat a'l omsingeld hadde, dan hoef je niks meer te vrage. Ik had alleen maar effe tegen de brigadecommandant te zegge "varrekeskraal" en daar ging het zwikkie. Nou, de heele stoet ging kijke en net stane we daar bij de kerels, die de deur in de gate houwe, of daar vliegt me die deur ope en daar spankert WiUem, de groote beer, in een galoppie naar buite en midde in de stoet. "Sopakuwa", brul ik tegen de oom, die bij de pintoe stond en ik ken hem nog meteen een knipoog geve, "strakkies op het rapport!" "Op het rapport?", zeit de kolonel, die nou z'n lever stond te scheure, omdat Willem z'n adjudant in de blubber had geloope, "waarom moet die man nou op het rapport?" "Omdat", zeg ik, "een man, die djaga't 2) bij de pintoe, maar hep te potonge wat of d'r naar buite komp, of het nou een djahat of een varreke is." Maar, en dit onder ons, ik k en je ver zekere as die Sopakuwa zijn grijp jatte naar Willem had uitgestoke, dat ik hem dan toch effe links en reks gericht zou hebbe. "Nou", zeit de kolonel, "dat hoor ik met genoegen." En tot de overste zeit ie, "ik ken zien", zeit ie, " dat er hier een goeie, echte maréchausseegeest in dit bivak heerscht. En zeg nou maar, dat ze dit door de vingers zien. Ziezoo, dan zijn we hier klaar, en dan wil ik alleen nog even in de cantine gaan kijken." Nou, wij weer met de heele stoet naar de tap en toen ze allemaal hinne zijn, toen zeg ik "kolonel", zeg ik, "een woordje." 1) Pondok . keet, tijdelijk verblijf; 2) Dj.ga . waken. 161 "Wat is d'r, sersant?", zeit ie. "Kolonel", zeg ik, "de luit hep een order uitgegeve, dat iedereen die hier van buite komp, tamoe mot weze. En as u het permiteert, wat zei het weze?" Nou, toen begon ie te grinneke en "sersant", zeit ie, "dan wil ik wel een glaasje air blanda 1) hebbe. " Toen moest de rest voor d'r fatsoen ook wel air blanda neme, en ik heb de overste nog nooit zoo vuil in een glas zien kijke. "Nou seraant", zeit ie, "dan wil je de luitenant wel bedanken. Ik ben hier heel tevreden, hoor!" En met krabt ie af, en de stoet achter hem aan, en de slompret gaf weer een nummertje, en de wacht trad aan, en weg was ie. Nou jij en dan ik!" een versch gedraaide weduwe op het galerij.tje v~n de p.ijp. Z'n hloote voeten bungelden over het rlggelt)e, de Juffrouw van het huishouden draaide de gramofoon af, de II III~ I' 'lil ~ I1 mill:J * * * "En wat zei de luit', toen hij thuis kwam?", vroeg een van de toehoorders. "Nou, dat ken je vatte, hè? "Weers", zeÏt ie, "Weers, dat heb je 'm gelapt! Maar hoe jij bij de kolonel en de overste en de rest al dat bier naar binne hep gekrege, dat is mij een raadsel." "B ier..... ?", vroeg dezelfde toehoorder, "en ik dacht dat jij air blanda ..... " "M a n !", zuchtte Weers, "man, en dacht jij dan dat Weers na afloop alleen van plezier op z'n vingers had geflote? Twaalf f1esschen Koentji, dat competeert een kolonel. En as die er in z'n sjagrijnerigheid in spuugt, dan ken ik je toch verassureere, dat Weers ze voor de commis ie trekt! Bier is bier! Nou jij en dan ik!" " _--- .......... 6. De Java-tocht van sergeant Weers. Sergeant Weers zat met een heele bottel tjap Koentji, in een lekkere, ouderwetsche slaapbroek en kabaai en met I) Air blanda . Jeu. water der blanken ' spuitwater. 162 ouwe hoornblazer blies, dat het zes uur was en de nieuwe wacht trok op. Beneden aan de kali plonsten de dames in het water en aan den anderen kant van de draad dreven de Atjehers hun sapi's naar huis. Het was weer de goeie, rustige en gezellige hivakavond. 163 We ers nam een diepen duik in zijn glas, draaide een nieuwe weduwe en krabbelde Kobus, den bivakhond, tevreden achter het oor. "Hè, hè", zuchtte hij zielsgelukkig, "Kobus, ouwe gladakker, nou benne we eindelijk weer thuis!" Want een dik half jaar terug had Weers het, na zeven jaar in de blubber en als maar op hetzelfde postje, opeens op z'n heupen gekregen. " Ik mot weer eens een straat met blanke mense zien", verklaarde hij den stomverbaasden luit', "en nou mot er maar eens een van die grasgroene kuitetrekkers voor mijn de blubber in." De luit' vond het minder dan half, maar Weers liet zich ditmaal niet omver...... praten, hield loterij van z'n bullen, gaf Kobus in de menage bij z'n pang, liet de juffrouw z'n kisten pakken, presideerde nog eens een gloeiende fuif en scheepte zich vervolgens, vrij dik beneveld en onder het daverende strijdlied der "manisee", naar Java in. De luit' bleef een heele week uit z'n humeur, het detachement raakte twee weken lang vrijwel om het half uur in de knoop en Kobus wou niet meer eten. Maar alles went en nog twee weken later was het heen· gaan van Weers feitelijk alleen nog maar in de afdracht van de pijp te hemerken. En toen opeens, net een half jaar later, toen de luit' met het sloepje van den havenmeester naar de boot voer om geld en vele kisten vol genoegens des levens te halen, stond waarachtig Weers boven aan de trap. ,,'Vel verd ......", vloekte de luit', die veel, maar dat niet had verwacht. "Zeg u dat wel", grinnikte Weers trouwhartig, "u had mijn daar op Java motte hoore!" "Zóóóó", zei de luit', toen de eerste verbazing wat gezakt was, "en waar ga je nou naar toe?" "Ik gaan weer naar me eige buitenverblijfie en naar Kobus terug", verklaarde Weers, "want laat ik u zegge, dat ik van Java en me blanke broeders meer dan tachentig heb!" 164 En dus wandelde hij den volgenden morgen weer met het transport naar het ouwe bivak tusschen de tjotten, alsof er niets gebeurd en alsof hij nooit weg geweest was. De manisee ontvingen hem met een hoera'tje, de luit' gaf voor de blijde incomste een halve kist bier weg en Kobus demonstreerde van puur plezier een rolberoerte. Dien avond in de pijp vertelde Weers. "Wete jullie wat een stelling is? Lig nou maar niet te kletse, dat weet je n iet. Een stelling, dat is een heel zwikkie vlaggen net aan de andere kant van een paja, waar je tot je buik in zakt. En dan komp de luit' met een kaart bij je - een kaptein ben ik daar om zoo te zegge niet te ge gekomme - en die zeit, "Weers", zeit ie, " nou gane me in een driehoekie vooruit, en jij met je sectie bent de punt. Kompasrichting zoo en zooveel, tien pas afstand en tien pas tusschenruimte, dekke, want er zijn vijandelijke vliegers in de lucht en je loop kans op artillerievuur. Terang?" 1) Nou, het was mijn net zoo terang als de blubber van de Paja Nie, maar ik zeg natuurlijk, "accoord'\ zeg ik, "me zalle die vlagge wel effe binne hale." En met zoek ik een sawabdijkie om droog over te komme. Maar dat hoefde niet. Want ik sting er net op en ik had ook net me evewicht weer terug of daar kwam het van alle kante: "niet allemaal achter mekaar. Dekke! Tusseruimte! Weg van dat dijkie! Je staan onder vuur!" En met al dat gedonderjaag raak ik me evewicht weer kwijt en plomp in de vuiligheid. Maar je ben bij de manisee geweest of je ben bet niet. En ik zeg bij mezelf: " nou kan me de generaal sendiri 2) zegge hoe laat of het is, maar die vlagge zal ik hebbe". en ik kijk eens om me, voor zoover dat dan mogelijk was, en ik roep "ajoh, madjoe",3) en driehoek of geen driehoek, we madjoeën waarachtig. Maar da's nou tegewoordig het vuile bij al die din ge, dat ze je bij een fatsoenlijke Bévé 4) ook al belabbere, 1) Terang . duidelijk; 2) Sendiri . zelf. 3) Madjoe • voorwaarts; 4) 8évé (B.V.) . buitenlandeebe vijand in tegenstelling met I .V.(inheemlchevijand); 165 want met dat ik me achterste voet uit de blubber wil lostrekke en die vlag voor de commissie zal trekke, daar beginne ze me achter een plukkie bamboe aan zoo'n misselijke koffiemolen te draaie en voor ik over de schrik 'heen ben en mezelf weer verstaanbaar ken make, vliegt er een kaptein met een witte band om z'n arm naar me toe en die blies van pure kwaadaardigheid. " Sersant", zeit ie, "het lijkt wel ruûe", zeit ie, "jij staat al tien minute onder artillerie- en miterleurvuur en van dat je begonne ben, hebbe de vliegers bomme op je late valle. Jij ben dood en al je mensche zijn dood!" "Nou", zeg ik, "as het mot dan mot het maar", zeg ik, "maar ik zien niks as een paar dooie vlagge en ik ken niet ruike, dat die Sjanteloepies voorstelle. " "Hou je mond, sersant", schreeuwt die kapitein nijdig, "en zorg dat je je reglemente kent." Goed. Ik schaf me thuis al die hoekies aan. Maar als je in je jonge jare uit heele andere boekies van veldwachte en spits en tireleere en kompieschool heb geleerd, en je doet dan een dikke tien jaar niks als naik 1) goenoeng en masok 2) paja bij de manisee, en ondertusse -verandert iemand stiekum alle name in die boekies, dan motte ze bij mijn op me ouwe dag niet meer met die nieuwigheid ankomme. Ik kan je zegge, als ik 's avonds één bladzij gele ze had, dan wier het me duizelig voor me ooge en "We ers", zei ik dan tegen mezelf, "Weers, stop jij die Vlugge Veldheer nou maar onder in je kist, want dat leer je toch niet meer en ga voor het te laat is een dikkop in de pijp vatte. Je ken het niet jonger doen." En dan mot je me daar op Java zoo'n brigade zien! As ik hier van achter ,het hekkie in de pijp fluit, dan vin ik tien minute later aan de wacht zestien manisee staan, die allemaal een karabijn en een klewang en vijftig pelors en drie dage vivres bij zich nebbe. I) Naik ,klimmen; 2) P,lasok ' binnengaan. 166 Maar dan mot je die verhuisboel op Java zien! Een hep er een karrebijn-miterleur op z'n schouwer - en de man, die dat mirakel uitkiende, die zou ik hier weleens onder vier ooge in de blubber willen tegekomme! Eén loopt er met een pompstok en een tabakzakkie, een ander met een paar zadeltasse, weer een ander met een pistoo'l of met heel erna al niks. En als je dan. eindelijk ook nog een vent met een karabijn en met een klewang vind, dan hangt er een patjolpik of een figuurzaag op z'n achterste of een seinvlag of een telefoontoestel, maar in elk geval iet , waar je niks dan ellende aan beleve ken. En hoe mot ik nou als brigadecommandant met zoo'n uitdragerij fatsoelldelijk patrouille loope? Waar mot ik al die ongewapende kerels opberrege en al die pekakas, l ) die voor je d'r erg in hebt vanzelf af gaan? Ik ken je hromme, dat ik er na veertien dage neg e nt i g - wat zeg ik, ho n der d van had! En de pijp - en hier trilde de gloed van opperste minachting in Weers' stem - dat mag geen naam meer hebbe. t is geen pijp meer. Je ken geen kameraad meer teg komme of hij is getrouwd of gaat trouwe. Een pertoetje of een kruisjassie krijg jc niet meer bij mekaar. En as je me praat over de gezelligheid en wat je op Java allemaal voor je traktemelltje ken hebbe ..... Het was net drie keer zoo vlug op als hier en as ik dan is bij mezelf naging wat ik er nou aan degelijke nattigheid voor gehad had: dan ken ik de trane in me ooge krijge. ,~Weers", zei ik toen tot mezelf, "Weer , neem jij nou vóór d'r ongelukke van komme liever maar weer de richting op Kotaradja inplaats van op de rechter voorste sectie." En ik naar de majoor. "Majoor", zeg ik, "ken u mijn nou niet met een spoed. certificaat weer naar de manise e sture ? Want hier met al die driehoekies en slangetjes, daar ergert u zich toch maar na I, Pekakae (perkakoa) , werktuig, bcnoodigheden 167 een dubbele breuk aan mijn en wat ik doe, dat ken ik bene de de veertien pond 1) niet zegge. Maar als ik daarginds op Koeala Baroe weer terugkom bij de manisee ..... " "Nou", besloot_Weers en begon aan een versche bottel, "de vlag hebbe jullie niet voor me uitgebange, maal' voor de rest heb ik op heel Java niet zooveel fatsoendeIijkheid bij mekaar gevonde als in dat halve ki ss ie van de luit'. En daarom, manne, op Koeala Baroe en de manisee. Daar gaan ze." En daar gingen ze, zooals ze alleen d á á r maar gaan. * * * 7. Toréador en garde! Weers had op een avond het idee gekregen. En den volgenden ochtend, juist toen de luit' klaar was met een paar brieven, leidde hij de zaak tactvol in. Hoe of de luit' dacht over den eenendertigsteIl Augustus? "Goed", zei de luit'. Het was niet het enthousiasme, dat We ers verwacht had. "Ziet u", vond hij, "ik had gedacht om voor de menage een jonge sapi 2) te koope en die dan goed vet te voere en ....... " "Ben je gek?", vroeg de luit' meer openhartig dan beleefd, "dat is veel te duur! Waar wil je dat van betalen?" "Laat u mijn dat nou maar voor mekaar bren ge", ste'lde Weers voor, "ik krijg zoo'n beest voor een krats bij Wirio. Ik ken best wat op de menasie bespare en we hebbe nog een vracht geld in het tuinfonds en as we nou met de menasie van de adelhorste ook zuinig benne, dan kenne die ook d'r competeerende krijge en dan hebbe ze d'r allemaal een prima potje van." Toen haalde de luit' de boeken voor den dag en gingen ze rekenen. En het resultaat was dat W eers met vijfendertig gulden naar Wirio, den veehouder, stapte "voor het noodige" méér mocht het beest in geen geval kosten. I) Veertien pond· 14 dagen provoost; 168 2) api· rund. Een half uur later werd de luit' door den controleur opgebeld. "Ga jij stierengevecltten in elkaar zetten?", informeerde het burgerlijke bestuur belangstellend. ,~Hè?", vroeg het militaire gezag. "Nee, ik dacht soms. De mantri-politie is me juist komen halen. Eén van je sergeanten is met een jongen stier bezig krijgertje om een paar boomen te spelen. D' r is al een heele volksoploop ontstaan. De mantri geeft den stier de beste kansen." " Ik kom dadelijk", beloofde de luit', " Doe dat", vond de controleur, "Je weet niet, wat je anders misschien mist." En het wàs inderdaad iets. Het gebeurde allemaal rondom den grooten tamarinde, op het hoekje bij de Chineesche kamp. De belangstelling was groeiende. Het ging nog altijd tusschen den stier - een ~,p rima " jong beest - en Weers. Tusschen hen in was alleen het touw, dat Weers koppig vasthield, en de boom, waarachter de stier zijn "houder" zooht en Weers den stier bleef ontloopen. "Je moet 'm zout op zijn staart gooien", raadde het civiel bestuur aan. "Wil u 'm is effe overneme ?", vroeg W eers - tersnede. .,Dank je", zei de ander, "ik blijf liever kijken." Maar de luit' had den dwangarbeider van de varkenskraal en nog een anderen " adelborst" meegebracht, en die begonnen dadelijk moedig en zaakkundig in te grijpen. De stier werd even dadelijk dubbel zoo nijdig en dus dubbel zoo sterk. En dus brak het touw. Toen werd het erger dan een aardbeving. Alle Chineezen en alle agams vielen op en over elkaar, het civiel en alle oppassers namen de beenen, een paar wielrijders en de eenige sado van de plaats raakten onder de voet en de luit' redde zich achter een hekje. Het bleek onnoodig. 169 Want de stier wenschte zijn vrijheid blijkbaar alleen en uitsluitend aan Weers te besteden. "De vuilik mot mijn hebbe" , steunde hij, " ajoh, strappan,l) pegang 2) dan toch!" Maar zelfs de adelborst van de veekraal, die er, volgens Weers, nooit mee zat te houden, volgde thans den gang "Laat ik geen lasso van jou make!" , brulde Weers drei. gend, middenin een duiksprong achter den boom. Toen verscheen de versterkte wacht met veel touwen en karongs l ) en andere strijdmiddelen, en toen ging de stier er vandoor, dwars door de k amp. Op het eerste hoekje "schepte" hij een Chineesche waschbaas op een fiets en twintig meter verder joeg hij een hoofdoppas in een vette sloot. Het werd een wilde jacht. " Als jij je nogeens aan de veeteelt gaat wijden", steunde het meehollende gezag, " waarschuw dan een paar dagen tevoren!" "Stik !", zei de luit' onhartelijk. * * * van zaken angstig over het onderdeurtje van een Chineesche toko en moest van zóó'n stier "in de Vitello". Dus werd er voorloopig niets gepegangd. " Zoo heb ik me nou altijd de Indische Carmen voorgesteld" , betoogde het gezag vanaf een veilig stoepje. "Maak een lasso van dat touw, Weers", riep iemand van de B. O. W. I) Sn appan - gel n.rte ; hier : dwangarbeider; 170 2) Pegang . grijpen. Een uur late r was de stier vlak bij de stal van \'Virio opgevangen - een heele processie bracht het heest naar de tangsi. "Het kost mijn een broek ", mopperde Weers. " Het zal mij nog wel meer kosten", zei de luit', die zag, dat de Chineesche wa chbaa met h etgeen een een rijwiel was hij de poort stond te , achten , " hoe kom je ook zoo stom om dat ongeluksbeest los te laten? " "Nou gaat me lamp uit! " , steunde de verongelijkte Weers. De stier werd aan twee groepstouwen bij den groentetuin vastgelegd. "En nou mot u toch i zien, wat een mooi heesie het is", noodde Weers, toen de storm voorbij en zelfs de waschbaa tevreden gesteld was, ,,'t is enkel vet en vlee eh! En dat voor éénendertig popjes!" Het wa s ee n mooi dier. En toen het zelfs rustig ee n bosje padi van den bruingekielden veekraalhouder aannam, trok de luit' hee'lemaal bij. "U zeI d'r plezier aan beleve!", beloofde Weers. I) Karong. zak. 171 En dat geschiedde prompt. Om vier uur werd de luit' uit z'n bed geheld. Wéér het civiel bestuur. "Tref nou een regeling met die voorstellingen'\ vroeg het vriendelijk, "dan laat ik die aanplakken." Waarover zanik J'e nou weer?"~ bromde de slaperige. " Toréador en gááááárde". zong de an dere k ant, "Je . '" , brengt de heele kota in opschudding en je valt op d' maIe nier onder .de vermakelijkheidsbelasting." ,~Wel verd ..... , is dat beest nou weer los?" . ~,Los? ", vroeg de vriendelijke verbaasd, "man, het dIer is nog niet vast geweest! De eerste agam hebben z~ zo~ n~t naar het hospitaal gebracht. Ik kan Weers van hIeruIt In een boom zien zitten." "Ik kom", beloofde de luit'. "Doe dat", zei de andere zijde, "en breng een degen voor Weers mee. Toréador.... " Het was hommeles. Itoe sapi nakal beloe!'',!) verklaarde de tuinbaas, die blijiwaar als picadore optrad, "dia soedah lepas lagi." 2) En hij vertelde hoe hij en de toean sergeant en twee dwangarbeiders juist bezig waren om het beest op z'n gemak te stellen en te voeren, toen het zich wee r had losgerukt. Bij het station was de eerste agam van de sokken geloopen en de toean sergeant..... De toean sergeant zat, ditmaal in slaapgewaad, in de tamarinde. En de stier waakte beneden. "Verd ..... Weer ", vloekte de luit' vanuit de wcht!! hij gelegen toko, " wat lig je toch met dat dier te donderjagen?" "Dat mot u mijn net vrage!", zei Weer verwijtend, "dat beest hep wat tegen mij!" Op de voorgalerij van den controleur begon wijlen CarlISO in de gramofOOJl de stierenvechters-aria te zingen. ,.Schei toch uit met die flauwe kul''. verzocht de luit' nijdig. I) Itoe 8api nakal betoeI . die tier ia echt kwaadaardig; lagi • hij is alweer 10 gebroken. 172 "Je moet de dingen in stijl doen", vond de andere, "Wirio treedt dadelijk op." En Wirio, de veehouder en leverancier van de vermakelijkheid, verscheen. . Zonder bosje padi, maar met een damessapl aa~ e~n lang touw. Toen keek de stier nog een paar keer nIJdIg naar boven en naar Weers, blies hevig, stampte, krahde m~t z'n voorhoeven, en wandelde toen achter de dames-kcllDlS vau \\'irio naar z'n oude stal. ,.Je hebt een koopje aan dat beest", vond het bestuur, toen Weers uit den boom geplukt was. Maar Weers gaf het niet op. Hij behield zelf de leiding. En na zes dagen kwam hij verheugd rapporteerell, dat de stier begon te wennen, en dat hij nog maar vier man noodig had om het dier van den eenen schaduwboom naar den anderen te verplaatsen. "Maar hij mot van mijn nog in de boter", besloot hij. Dat kal,! ik me begrijpen", zei de luit', die juist de laatste" schadeloosstel1ing had betaald, "da t moet ik ook. Als jij nogeens wat weet! Hoeveel denk je dat dat ougeluksbinatang 1) anes bij elkaar nu al kost?" " Dat hale we d'r wel uit", beloofde Weers opgewekt, as ik alleen de biefstuk en het haasje gaan uitponde .... " " " Pond jij jezelf uit", zei de luit', volkomen ongemotI. veerd. Na veertien dagen wandelde de stier vredig met den tuinbaas mee - het eenigste ongeluk gebeurde den tienden dag toen hij Weers "nog effe te graze had". Dat kostte hem een tweede broek. En weer een week later bracht Weers het groote nieuws: de zaak is voor mekaar, luit'! We benne nou om zoo te ~~gge sobat kras. 2) U mot voor de aardigheid nou is kijke hoe of dat ie uit me hand eet!" "Zoo Weers", vroeg de controleur, voor dienstgesprek aanwezig, "en toréador je nog altijd?" 2) Dia eoedah lep.. I) BinataDg • beelt; 2) Sobat b raa . dikke vrinden. • 173 "Hoe zeit u?", vroeg Weers, die op anderen humor was ingeschoten. "Nee, niks'\ zei het civiel, "maar hoe gaat het met het stiertje ?" "Nou, meneer", antwoordde Weers, "u zeI het niet wille geloove, maar het beest is nou toch zoo aan me gewend, dat het me an me hart gaat om 'm te potonge." "Dat kan ik me voorstellen", meende de controleur. "Affijn", besloot Weers, "apa bol eh boeat? 1) Biefstuk mot er ook zijn!" En hij begon aan de aantooning voor de nieuwe week. de luitenant tenslotte ingreep en Jansen met een gezicht als twee door elkaar geloop en gepofte appels naar beneden stuurde. Zoo hier en daar stak nog een eenzame, groen aangesla. gen tand tusschen de brokkel resten der andere uit, welke resten hovendien ontstoken waren. Jansen steunde en schreeuwde den heelen dag dingen, die zelfs in een bivak tenslotte over de schreef loopen, en dus ging hij met het * * * 8. Het gebit van Jamen. "En Jansen", vroeg de luitenant, toen ze samen op een omgevallen boompje tegen elf uur hun rijst-met·nog.wat innamen en Jansen er niet met z'n gewone appetijt in hapte, "en Jansen, hoe staat het nou met je gebit?" " Beroerd", verklaarde Jansen uit den grond van zijn hart, "ik wor nou net me grootmoeder." "Maar", interesseerde de luitenant zich verder voor het geval, "je hebt toch een tijdje geleden een valsch gebit gekocht? Gebruik je dat niet meer?" "Gebruiken?", bromde Jansen, "d'r is niks meer te ge· bruike! Die tandjes benne alweer lang aan de larie!" 2) En omdat de luitenant blijkbaar in die weggeloopen tan· den belang stelde en omdat ze toch nog een kwartiertje bleven uitblazen, draaide Jansen met geoefende vingers een "weduwe" en vertelde. Met dat gebit van Jansen was het eigenlijk al jaren huilen geweest. " Ik bin te laat met het poetse begonne", verklaarde Jan. sen de ruïne. De tandarts stelde echter een heel andere diagnose, toen I) Apa boleh boeat? . wat zu) je er aan doen? ~) Lori· vluchten. 174 ~~ ____ o ,~,,,, transport "ter tandbehandeling" mee. Hij is anderhalve maand weggebleven. "Nou", hetoogde hij den eersten avond van de blijde terugkeer in de pijp, "ik ken het je aanraje! En as ik in me leve die tandejood nog is huite diens tege het lijf loop, dan slaan ik 'm sebiet z'n luike dicht! Is dat een fent? Eerst zal ie je lekker make dat h teen perkara ketjil 1 ) is en dat je d'r net niet z ó ó veel van voele zeI, n voor je d'r erg in hep, zit ie met drie mesjienes tegelijk tusschen je kieze te hikke. En omrede as dat je je mond vol hep, ken je niks terug zegge en zit je as een kurreketrekker in die stoel rond te springe." Iedere week had Jansen driemaal zoo'n voorstelling ge· I) PerkRr,1 keljil . kleinigheid. 175 geven, en door al die vuiligheid in z'n mond had het Koentjibier hem zelfs niet meer gesmaakt. Maar toen dan tenslotte het laatste brokje was opgeruimd en het nieuwe gehit werd "aangellegd", toen had hij zich toch weer een ander mensch gevoeld. Eerst had hij er niet aan kunnen wennen - "wat doen ik met dat vullis in me mond", had hij gedacht. Maar nou kon hij het tenminste zoo in z'n gewonen doen ,,~innenh.?u~en" en er ~ee praten. Eten was nog niet je da t . -- hiJ die gelegenheid haakte Jansell voorloopig het gehIt maa~ ~f en bewaarde het netjes naast zijn hord: "ik mot er zUlmg mee weze", betoogde . hiJ', " en 't zou zonde .. zIJn as er wat an kwam!" Toen moest hij voor het eerst weer op patrouille. En toen is het gebeurd. "Nou", vertelde Jansen sappig, "me zalle dan zoowat een uur of zoo ~oor de paja hebhe gemodderd, en toen kijk ik op me klokkie en ik zien dat het tijd wordt voor de hoteram. Me .ware toen net hij dat ouwe bivakkie hij Tjot Ladang, en ik denk zoo, waar zulle we beter kenne hijvulle? No?, ik fluit, en ik commandeer "patjehoe'',1) en ik gaan gezellIg op een hoompie zitte, terwijl die kettingheer met dat scheeve oog me potje hrengt. Nou, dat was weer rijst met ikang kring 2) en een kippekluifie, allemaal nogal aan de harde kant. En nou kon ik met e.en biertje en zachte hoeboer 3) me nieuwe tande nog wel hmnehouwe, maar as het harder wier dan was het net of ze tellekes uitgleje. . "J~nsen", zeg ik zoo tegen me eige, "wee jij nou voorZIchtig met dat nieuwe gehit je", en ik schroef het zakie netjes los en leg het naast me op die boom neer. Maar net heh ik dat kluifie naar heneje en net hegon het me .te s~ake, t~en voel ik een paar druppels op me hoofd, en ik kIJk zoo IS naar hove, nou, en daar hing wat. "Ajoh, manne", zeg ik, "oedjan!" 4) En wij met het heele zwikkie onder dat hivak. I) Patjeboe . Atj. voor eten; .) Oedjan - regen. 176 2) lkan kering. droge vi.eb; Daar hehbe we toen een uurtje gezete, totdat het weer droog wier, en omdat we die dag nog heelemaal naar Aloëer Paja moste doortrekke, hebbe we d'r toen de sokke maar ingezet. Nou het zal zoowat een uur of drie zijn, en we ware alweer' een goeie twee uur an de kuier, toen krijg ik zoo opeens het gevoel asof ik wat vergete hep. En ik voel zoo is in me zakke en onder me toppi 1), tida ada! "Wel verdraaid", denk ik, "en toch mankeert d'r wat an!" En jawel, net dat ik een weduwe in me m?nd wil ste~e, toen voel ik opeens, dat de hoeI daarbove met present IS. Want laat ik me daar nou door dat gedonderjaag met die oedjan en al dat gehaast me gehit je op die boom hebhe late ligge! . Nou, en u hegrijp, we hadde d'r alweer een dl~ke twee uur op zitte, en dat pad, dat was d'r een, waar Je overal staande kon drinke. Och, en ik denk zoo bij me eige, die alTams kenne die tande toch niet gehruike - as ik d'r weer isOlangs kom hij de volgende toer, dan pik ik ze wel weer op. En toen we drie dage later thuis kwamme, toen was ik aan die ongemeubeleerdheid heelemaal gewend, en me dame hep toen die beer van me in opleiding geno~e voor zachte kossies, en ik merkte d'r om zoo te zegge mks meer van dat ik van bove niet compleet meer was. Maar net in die tijd was Pang All, waar we als maar achter aan zate, weer is in de tjotte getrokke, en d'r kwam een nieuwe commandant, en zoo met het een en het ander kwam ik voorloopig niet meer in de huurt van Aloëer Paja. Totdat het daar weer "hana peng" 2) met die lui d'r be. J ' d l UIt, lasting wier en dl UIt tegen me zei, "ansen"zei e " e " "jij kunt nogal aardig met die kerels plusse, zorg jij nou dat de cente binnekomme". We ware toen al een dik end in de droge tijd en al die doorrookertjes hadde zich op de ladangs opgeborge. Nou, we ware daar zoo'n veertien dage hezig geweest en hadde 3) Boeboer • pap; I) Toppi. hoofddekeel; 2) Bnna peng . ik heb geen cent. 177 ons de vel~e van de voete geloope, toen kom ik me daar op een goeIe morgen opeens op dat pad naar Afoëe P . terecht. r aJa "Wacht effe",. denk ik hil me eige , " nou ken I zoo an 'k " passan meteen dIe tande oppikke." Ma~r lat.e me n~u een paar van die schurreEies net om dat hlvakkle aan t ladange zijn gegaan! Hadde me daar de heelehoel ~~gekapt en toen natuurlijk de hrand erin! Nou, dat hegrIJp u: daar sting ik! Maar ik had d' , oUd~e, sNPoor~oe~er ~ij .en die zeit " haas", zeit.ie, "to::;;o: sa Ja. antI saJa tJarl." 1) En hij aan het tjariën. En waarachtig na een paar minute ada'" 2) d' fent. En ik kijke. '" . , roep Ie Maar, luit', toen ik dàt zag, toen ging het me toch an me h art. hw.:.n~ l:te die agams nou die hoom met me gebitje ook ge a ar. ) hehhe! Nou, en wat d'r van over was gebleve dat konhJe geen ~e'hitje meer noeme! Alles zwart en pitjah4) en met et gras m de naden! "Daar ken ik niet meer mee loope",zeg I'k t e me pang , eg . k' ~'N elge leze zage d r nog heter uit. Boeang 5) sadja" ' ou, en ~oen he~ die ouwe het maar gehoeangd. . he ~~:rl as Ik z?,o hIJ gelegenheid die tandejood nog is tegen t IJ oop ..... * * * 9. De krokodil als geldbelegging. Serdgean!. DJ ere~s liep nu zestien jaar en nog een paar maan ~~ hIJ antJe Kaas 6) mee. . En hIJ vond, dat je dat niet niet in de kouwe kleeren "'I'ng zItten. I:) Ande~half jaar geleden was hij met zes maanden uit en I) Toenggoe .adja, nanl; .aja tjari . w ht . ik heh h t. 3) B k ac maar eveD, Ik zaJ wel zoeken' 2) Ada • e , a ar . branden' 4) Pit"ah k 5) B ' 8) Jantje Ka... de kompeni. ' J ' apol; oeang . wergooieD; 178 thuis voor het eerst weer eens naar het ouwe mensch gaan kijken, dat ergens op een boerderijtje in Overijssel zat, "en", vertelde hij, "toen ik het heele hussie daar zoo onder mekaar zag zitte hij de koetjes en de konijne, en zoo 's Zon· dags na kerktijd met me broer door de rogge en de boek· weit kuierde, toen zei ik zoo in mezelvers, jong, zei ik, Derens, waarom zal je nou nog langer als noodig met zoo'n geweertje op je nek loope en waarom zal je nou niet een centje gaan overlegge voor een eigen boerebedoening met sampai makanan 1) en op dage van traktement nog een hapje minoeman 2) toe?" En zoodoende was Derens met de beste bedoelingen te· ruggekomen. "Stuur mijn maar naar buite", had hij op Java gezegd, " als ik zoo dicht hij de bioscoop en bij ijskoud bier blijf, dan wordt het toch weer huile met me spaarpot. Je zit er wel in de blubber, maar je kan tenminste een stuiver op zij Iegge." Dus ging J?erens naar de blubber als hoofdman over twintig karabijnen, twee groepszeilen en een " partijtje" petroleumblikken. "Heb u", vroeg hij aan den luit', toen hij weer ingescho. ten wa en een beetje had rondgekeken, "nou voor mij niets om in me vrije tijd wat te boere en te tuiniere ? Want da's ei gelijk me vak." De luit' had iets. Want al kun je altijd wel een ouwen Kromo vangen, die als de luit' in de huurt is met een patjol in den grond slaat en daarom tuinman wordt genoemd, doch die verder den hem "toegevoegden" dwangarheider djagong, ketella en lombok laat planten, dat wil nog niet zeggen, om met Derens te spreken, dat je zoodoende malsche erwtjes en smeuige hoont jes en losjes krullende sla krijgt. Daarvoor komt heel wat meer kijken. Mest, vond Derens, mest was alles! En hij liet, net als ze thuis gewend waren, een kuil graven met een plankje erover. Vóór de eerste haan 's ochtends de I) Sompai makanan . voldoende eten; 2) Minoeman . drinken. 179 vleugeis uitsloeg, trok dan een stille stoet dwarlgarbeiders onder des tuinmans persoonlijk. toezicht langs de geheime en afgelegen huisjes en zamelde den inhoud der wierookvaten. Die inhoud ging dan in de kuil, om, zooals Derens het technisch uitdrukte, te "besterreve" en vervolgens over de dorre velden te worden gesprenkeld. Den derden dag van het nieuwe systeem vroeg de tuinman eervol ontslag. "Stil late gaan", adviseerde Derens, "je mot van die lucht lee re houwe. pan mot u hij ons in Overijssel komme! Geef u mij nou maar een Chineesche beer en dan is de zaak gepiept." En met die Chinees - zevenendertig jaar in de ketting, alles hij elkaar, maar volgens Derens een vent om mee uit visschen te gaan - piepte hij het ook inderdaad. Het eenige, dat hem bleef bezwaren, was het onthreken van een goed stel vurenhouten Geldersche klompen. Zoo, op ,een paar afgetrapte sigarenkistjes en zonder een blauw hoezeroen, was het toch nog je ware niet, maar ..... als het most, dan most het maar. En of het hem nou verging als dien man uit NoordScharwou, wiens herinneringen levendig bleven door den reuk van hooi en mest - Derens hegon aan zijn stuiver. Want toen de luit' hem in de vreugde zijns harten over de eerste ~chte doppers en de eerste waarachtige slaboonen een prenue toedacht, toen zei Derens: "luit' laat u dat nou is stiekum voor me staan - da's dan zoove~l as me hank." En aldus ontstond de grondslag van zijn kapitaal. Er zijn mensc.hen? wien het kapitaliseeren dadelijk op een verkeerde mamer m het bloed gaat zitten. Die kunnen, zoodra ze eenmaal bezitten, niet meer afstaan - ze innen alleen en kunnen niet meer uitgeven. . En vóór iemand er eigenlijk erg in had, werd Derens van een gezellige bierdrinker een duitendief. Het ouwe hoerenbloed kwam boven en de tap kreeg aan Derens een nonvaleur. En zooals hij waarschijnlijk in de jonge dagen konijntjes en hazen op het buiten van den "hee~" bij. he~. acht~rho~~­ sche dorpje had gestroopt, zoo trok hl) nu m zlJn vrlJen tIJd op jacht. Varkens zaten er ,~bij de vleet" in de heuvels, een Beaumontspuit haalde hij uit de cantine, voor twee kwartjes droeaen een paar agams het vrachtje graag naar huis, en Derens o . had al gauw geschoten dat de toeans voor een sapplge voorof achterhout graag wat over hadden... .. Derens bracht die "attentie" dan ook altlJd persoonhJk en tegen den tijd, dat de toeans thuis waren. "Een hiertje en een sigaartje, Derens?", reciproceerden de toeans de beleefdheid. Dank u wel" zei Derens dan met een effen snuit, "ik gebruik nooit w~t, en met het rooke hou ik me maar hij de weduwe." "Nou, Derens'\ zei de toean dan, " maar dan mag ik je toch wel, ééhh ..... " de rest werd een vaag gemompel. Derens tikte beleefd aan zijn pet "dank je beleefd, meneer", en "krabde af", om het in den minachtenden toon van den fourier weer te geven. Want die was nog altijd een van de beste klanten in de tap gebleven, en die vond Derens, nu hij eenmaal droog lag en aan het sparen was, gewoon geen vent meer. En die heeft hem tenslotte genómen. .,Ooh, man", zei hij op een Zaterdagavond, den eenigen avond, waarop Derens zich een biertje met een dikkop ~á permitteerde, "och, man, jij loopt je nou te sappel op dle I!Jtinkende varkens, en als je die dan afgekrabd en uit elkaar gehaald heb, dan mot je nog met een mooi smoesje asjeblief aaan spele voor een stomme roepia! Nee, als je het om ·de ~ente doet en je wil oentoeng 1) hebbe, dan mot je krokodille schiete!" "BoeajasJ'',2) vroeg Derens, die daar nou nooit wat in gezien had. En toen legde de fourier uit hoe Chineezen gek zijn op krokodillen, dat wil zeggen op de galblaas van flinke, verI) OentOflDg . geluk ; 2) Boe.ja • krokodij . sche ~rokodiUen. In die blaas zit een steentje en uit dat steentje maken ze obat koewat Had h" B . IJ op orneo, of and C lb' ers op e e es DIet meegemaakt hoe ze mekaar d gen om ,. ~ hl . ver roneen zoo n aaSje en er grif vijftien tot twintig po . p voor neertelden? Om nou van de huid spreken. nog Dlet eens te Dere~s zag opeens een nieuwen horizon. En hl) zette er bij vergissing een extra dikkop op. "----0 . Den volhis:enden Zaterdag vroeg hij tweemaal vierentwin. t Ig uur sc etverlof. Piet, de..~ourier, bleef als gemaohtigde achter. "Stuur JIJ het zaakje maar op" . P' d . Voor de rest." ,zei let,,, an zorg Ik wel 's Avonds om acht uur, net toen Piet gezeIlitr in de .. PiJP aan het kruisjassen zat, reed de eerste O'robak I';,b' een krok od'l d' er aan a IIe kanten uitpuilde . mnen met 0 1, Ie . D~ agam bracht een briefje mee: Piet betaal d f rmglt - Toon". Piet betaalde. ", e ent een "Accoord''', zei Îhij tegen den wachtcommandant ",en I eg dat vuiltje maar zoo lang bij de wacht neer. Ik kom strakkies wel." Een dik uur later, toen Piet al een tikkeltje "Zaterdagsch" gestemd was, kwam de wachtcommandant opnieuw. Weer een boeaja, weer een briefje, weer een ringgit. "Leg 'm maar bij zijn familie neer", zei Piet, "ik gaan nou naar de kamp." En hij ging. Een half uurtje later, net toen de derde grobak met buit binnenreed, stond Piet bij de wacht tussooen den luitenantChinees, twee tokohouders, den aannemer, den broodbakIçer, den bami-chinees en den rijwielhersteller, benevens vele belangstellende agams, en prees uitbundig de versche waar aan. Piet begon met vijfentwintig gulden per stuk, met huid, met galblaas, met tanden, enfin, I eelemaal comh pleet. De verontwaardigde Chineezen wilden meteen naar huis, hadden blijkbaar geen behoefte aan obat koewat. Piet sloeg dadelijk af tot vijftien - de broodbakker bood een ringgit. " Ben je gek, vent", zei Piet nijdig "ze koste me inkoop nog meer!" Toen, na tien minuten kakelend afdingen en nadat de broodbakker aarzelend tot drie gulden was gegaan, zei de luitenant-Ohinees dat ze er eerst nogeens over piekeren moesten en dat ze een kongsi wilden vormen, en dat, als de toean morgenvroeg even bij hem kwam, de zaak misschien zou worden afgesloten. Maar boven vier gulden gingen ze in elk geval niet! "Accoord", vond Piet, en ging weer naar de tap en de kruisjasserij. En daar is het opgewonden-gezellig en later dan laat ge· worden. Den volgenden morgen tegen half elf, toen de luit' ge· zellig met de Zondagsche trommel op den divan lag, ver· scheen de Inlandsche wachtcommandant. 182 183 Minta bitjara, dan kalaw salah toean djangan marah, 1) maar of de toean eens even aan de wacht kon komen? Want daar lagen nu al vier boeaja's en die beesten stonken, met permissie van den toean, zoo danig dat niemand het meer uit kon houden en..... "Boeaja's?", vroeg de luit', die van den prins geen kwaad Wist. ~~ hij ging en rook - rook een lucht, zooals hij nog weinIg luchten geroken had. Boeaja's zijn blijkbaar niet erg houdbaar. " Wie heeft", knalde het, "die vuiligheid hier durven brengen?" De wachtcomandant meende dat de toean fourier in de zaak geïnteresseerd was. "Roep hem", gelastte de luit'. Het kostte eenige overreding om Piet tot opstaan te bewegen. En toen hij eenmaal op was en de lucht róók .... Eerst daarna kon hij verklaren. ,,~oo", zei de luit'. "En waar is nou die kongsi?" Plet moest toegeven, dat hij zich een tikkeltje verslapen had. "Dat verwondert me niets", verklaarde de luit', ,~je ruikt waarachtig nou nog naar jenever!" Piet liet de opmerking langs zich glijden en stuurde een mannetje van de wacht naar de kamp - of de kongsi nou haast kwam? De kongsi k wam. En r ook. En verklaarde vervolgens, dat ze er niet aan d ach t om boeaja's te koopen. Dat ze deze boeaja's zelfs niet pre s è n . wou hebben. "Dat is geen handel" zei Piet geprikkeld . •,Dat is wèl handel", vond de luit', "die menschen willen v~rsche waar en niet die stink dingen van jullie! Da's je eIgen stomme sC'huld!" En hij decreteerde dat het vuilnis vóór twaalf uur in den grond moest zitten, en dat de d~~ngar~eider!l, op wie dergelijke karweitjes altijd noodzakehJkerWIJs neerkomen, vanwege den Zondag een kwartje de man moesten ontvangen. I M I Toe maar", zei Piet, "d'r kan nog meer af. aar as " Derens thuiskomt, maak t h" amokl" IJ . En toen Derens dan ook 's avonds thuiskwam .... Maandagmorgen stond Derens op het rapport. Of hij zijn "bespaarde gelden" - het is de officieele terminologie - terug mocht hebben. Hè?" vroeg de luit' stomverbaasd. 'J'aw~l 'zei Derens - en de snuffelende luit' rook een " onverwachte nawalm van bier - hij was d b ' I aar een oertJe. Had hij zich twee dagen lang een dubbele breuk gel~open om nou eens een goed zaakje te make~, en laat hiJ :?OU alles bij elkaar moeten toeleggen - en hier , rek~nde. hl) ~e ellende nogeens op zijn. vingers na - " da s vier rmg~ts voor de grobaks, en dan nog vier roepias voor de koehes, die die rotdingen gepikold hebbe, en ~an nog ze~maal ee~ stali voor uwes, vanwege de begrafemskoste, da s alles biJ mekaar vijftien gulde en een soekoe!" Dat is je eigen stomme schuld", vond de luit'. Ën Derens betoogde dat 'm de tran~.n in de oogen ko? den komen, als hij narekende, wat hl) allemaal voor dIe duiten bad kunnen hebben. En als hij er nou aan dacht, dat 'm vandaag of morgen wat kon ov~~kome~, of dat, ze 'm op de een of andere manier van zIJn kaplt~al afhIe.lpen, dan zou hij zichzelf, om zoo te zeggen, nooit meer In de oogen durven kijken. En dus, hij schee ermee uit! En de luit', paf van het prompte, betaalde. Dien avond is de fuif begonnen. Piet presideerde. Drie dagen later was Derens er royaal ~oorheen. Hij is nou weer een ander en zorgenvrIJ mensch. En Piet en hij zijn weer gezworen kameraden. ,) Een woordje. asjeblielt, en ale de toean het niet kwalijk neemt , , • 184 185 "Kaptein", voorzag sergeant Weers, die bezig was het k · "ompiesrapport" te verzamelen, "kaptein, nou ken u wat heleve!" . "Hoe dat zoo?", vroeg de kapitein, die bovendien aan lets anders zat te denken. "Ze hehbe Taik Bere bij de kompie gepoot", verklaarde Weers en scheen wel het een en ander van die verklaring te verwachten. Ze liet den kapitein voorloopig onberoerd. ,~Taik dBer?e?", vroeg hij andermaal, gedachteloos, "nou, wat zou at." "W~t dat zou?" - en e~ lag opperste verbazing in Weers stem - "ken u Talk Bere niet meer? Da's dat schurrefie dat u op Kwalla Paja die oplababbel over uw arm hep gegeve en ...... " "Goddome", schrok de kapitein, "hoe komt die vent hier?" "Dat h~b ik ook al in mezelf gezeid", verklaarde Weers mistroostig. .Taik Bere st~mboeknummerde uit den tijd, toen de kapi. teIn nog als IUltellant ergens in de blubber een post commandeerde. Want toen Mai Bapa Kompeni in het land van Sadi en van de Mota TaIau 1) rust en orde had gebracht en toen de Portugees op zijn beurt op een schoone en net~e bladzijde ~egon, toen voelde niemand zich zóó in z'n liefste verwach. tIng.en teleurgesteld als de dieven- en overlooperskampong Sadl. Er mochten geen paarden en karbouwen meer gestolen en er mocht geen Portugees meer gepotongd worden, er waren geen hanengevechten en geen tibbedai 2) en "'een perang ~eer.... en zoodoende zag Taik Bere, die op'O dat oogenblik de meest belovende boef uit de jongere generatie was, de toekomst zonder zon. Totdat David Ezechiel, de tolk, die zich dank zij de aanbrengpremie sterk voor de werving interesseerde, hem ergens op een pasardag vertelde hoe Mai Bapa voor alle teleurgestelde jongelui in zijn armee de gelegenheid had geopend om straffeloos te berkelai 1) en moesoeh 2) te potongen, en de huizen van die gepotongde moesoeh vervolgens te plunderen, en de achterblijvende dames over te nemen, en dat allemaal bij rijst en vleesch, zooveel als een man maar lustte en bovendien nog met handenvol hollandsche - en geen portugeesohe! - rijksdaalders toe. " Top", zei Taik Bere. En werd kort daarop met een van de voortreffelijke veebooten als Timoreesch recruut naar Java verscheept. Vanaf dat oogenblik heeft hij ieder onderdeel van de armee, waarmee hij bewust of onbewust in aanraking kwam, in diepe ellende gebracht. . Want Taik Bere was als iedere rechtgeaarde overlooperpaardendief onherstelbaar vet, vuil en smerig; hij bleek luier dan lui; hij kon het in het maleisch onmogelijk verder brengen dan enkele kernbegrippen als helom mengerti, tida tahoe en soedah loepa,3) hij verloor alles wat niet spijkervast was en hij hield onwrikbaar vast aan zijn Sadi'sche opvattingen omtrent mijn en dijn. Dus zette iedere toean, die met Taik Bere werd "belast", het er vanaf den eersten dag op gezegden Taik met spoed te "loozen". En Taik schoot van den muur naar het kastje en van het kastje naar den muur. Nadat hij acht jaar vaderland en vorst op afkeurenswaardige wijze had gediend en er dus .ook geen kijk op was, dat hij het ooit tot "spandri"4 ) brengen zou, viel hij op dat bluhberpostje in handen van den toean litnan. Natuurlijk was hij, al verhuizende, een deel van zijn verplichte uitrusting op onverklaarbare wijze kwijt geraakt, natuurlijk jammerde zijn brigadecommandant den tweeden dag al dat ze hem nou een doorrookertje gestuurd hadden, dat niet I) Op de grene tuuchen Portug_ch ~D Nederland.ch Timor; moree.che daDI. I) Berkelai _ vechteD ; 2) Moesoeh . vijand ; 3) IklJegrijpbetniet. ik weet bet Diet, ik ben het vergeten ; 4) Spandri . infanterist le k188le- 10. Taik Bere of het systeem Weers. 186 2) Tibbedai _ Ti- 187 aneen stonk, maar dat van vetheid aan zijn tempatje vastkleefde, en even natuurlijk schoot Taik Bere dus met spoed in de petoet. Toch - en dat erkende ondanks alle minachting zijn "baas" - bezat Taik Bere drie goede eigenschappen: hij sc:h0ot goed, hij "potongde" voortreffelijk en hij viel nooit Ult. Maar welke Beloe heeft ooit in Sadi en omO'eving zon. der d á t toekomst gehad? ~ De,~ondanks stond hij na een week op het lijstje om "ge. loosd te worden. Toch leerde hij, vóór hij verdween, nog een vierde kwaliteit. Dat vond zijn oorzaak in het systeem-Weers. :Want in die dagen, toen er zoo hier en daar weer djahats ontstonden en de grasgroenen de knepen van het vak moesten leeren, had Weers een systeem uitgevonden. ,,~iet u", verklaarde Ween, "ik en de andere, mijn hoeve ~e niks. te Ieere. En dat ik nou een blauwe Maandag bij de mfantrle mot wachte as tot er weer een tampatje voor me open komp bij de manisee, dat ken me koud late. Maar as ik vandaag of morrege met d à t" - en de duim van Weers wees minachtend in de richting van de chambree _ " op ~tap mot om toekoe Oemar bij z'n jassie te vatte, dan ken Ik u zegge, as dat het me koud om me hart wordt." De luit' zei,. dat hij zich dat kon indenken, maar dat je toch ook van dIe grasgroene kereltjes niet méér mocht verwachten. "Dat zit nog", vond Weers. En toen kwam het systeem. Het was natuurlijk gebaseerd op hoe het w è I moest _ opgesloten, met tweeën march.eeren, de karabijn op jagersmanier dragen? de klewa~g getrokken, als er een stukje kwam, waar SI Gam en SI Poetoes weleens in hinderlaag konden liggen, de. haanpal om en a I s het kwam, dan vóór alles nog even schIeten. En daarna moest er gepotongd wor. den, echt, degelijk en soliede gepptongd. En wat zag je als je zoo'n brigade op de huis. en keukenmanier ging oefenen? Dan stopte je een paar man met roode banden ergens in een boschje, en je kuierde er met de brigade langs, en de moesoeh viel aan en net lis het ~an beginnen zou, dan moest je je lam schreeuwen en fl~lten om op te houden, omdat ze elkaar anders in hun fanatisme met de scherp geslepen klewangs een ongel~ ,bezorgden. Dat was allemaal rijst met krenten - daarvan leerden ze niets! Maar als nou iedere vent een stevige rotan met een polslis kreeg, net zoo lang als z'n klewang en die k.lewang bleef opgestoken en je leerde de lui, dat ze met die rot~.n nou ráák mochten potongen dan voelden ze a~n den lIjve als ze het verkeerd deden, dan leerden ze om met met de karabijn slagen af te weren, omdat je dat meteen een paar vinO'ers kon kosten, dan leerden ze slaan en pareeren en opl~tten en uitkijken en..... enfin, Weers verwachtte er all es van. . "Tja", zei de luit', die ook wel don k ere punten ~n het systeem zag, "dat mag eerst weleens go~~ worden UItgelegd, want anders kunnen we wat beleven. "Dat kennne me toch", vond Weers. . ., Weers had een uurtje noogerop een prachllg stukje rI~­ boe gevonden, waar geen sterveling ooit kwam en waar Je om zoo te zeggen den heelen Atjehoorlog k?n naspelen. ~n het h ee'lemaal echt te maken had de luItenant premies om uitgeloofd voor iederen "moesoeh" die een k ara.b" te , . ~,n pakken kre-eO' - de verliezer wandelde als " premIe na~ . f tuurlijk de petoet in - , of die een " baas"0 ee~ "pang" een "haal" kon geven, en ze hadden allemaal ecrlIJk.~n oprecht beloofd, dat a I s ze in de hitte van den strijd een haal opliepen, ze het . dan thuis niet nogeens echt en met betere middelen zouden overdoen. . Voorts had Weers voorgesteld om een "plukkie adelborste" , waarmee hij de onvolprezen dwangarbeiders be.. doelde als moesoeh aan te WiJzen. 'nt" betooO'de hiJ' dat benne gehaaide. Die hoef u Wa " ) ., ," . . E d' niks meer te leere, die kenne het vak van h~ls Ult. n Ie zal u effe zien potonge as ze d'r een kwartje mee kenne verdiene!" Maar dat amendement werd van de hand gewezen. 188 189 H~en je hed0!lderd':, vr~eg de luit', meer krachtig dan ke~Ig,. "dacht Je dat ik dIe dwangarbeiders met de kom- ~enle bet vechten? Ja, dat zou jij wel willen! Maar dat kun Je toch aan je hart voelen!" Weers bleef het jammer vinden. Maar hereidde desondanks de eerste voorstelling met ijver en opgewektheid voor. En op e~n middag kwam hij waarschuwen, dat alles klaar en dat Iedereen "soedah mengerti" l) was, en dat ze nou morgenochtend maar eens moesten beginnen. "Goed",. zei de luit' en wandelde naar den dokter en vroeg of dIe gezaghehbende met minstens één ziekenverpleger en een boordevol verhandhJik de première wou bijwonen. Je kon nooit weten ..... . "Graag", verklaarde de dokter, die van den huiten was "Ik zou het voor geen tien gulden willen missen." , "Erg gerust ben ik er ook niet op", erkende de luit'. En den volgenden dag voor dag en dauw trokken ze met twee hrigades, voll.edig uitgerust, de rotans netjes gehundeld ?p het vrachtje van een dwangarbeider, met geladen karabIjn en getrokken klewang naar het schouwtooneel _ ne.t alsof h~! echt was. En in die onbewoonde wereld zou vrIen~. en VIjand gescheiden, de klewang opgestoken en de karabIjn ontladen worden. . En dan kon de voorstelling heginnen; regie en enscèneerlDg: sergeant Weers! H~t .hegin hegon natuurlijk zooals ieder begin: met een ve~~I~smg. Want toen Weers, na een geheimzinnige verdWIJDl;,;,g van een h~lf uur, weer terugkeerde en verklaarde, da! hij nou een hlDderlaagje had uitgelegd om voor te knIelen, en toen de troep bij dit uitverkoren tempatje kwam, toen gebeurde er niets. "Nou.gaat me lamp uit", kondigde Weers aan. En leIdde de slachtoffers langs een omwegje nogmaals langs de moesoeh. Nog altijd verschenen er géén moesoeh. I) Soedah meugerti . al begrepen. 190 Weers vloekte krachtig en de luit' liet zich evenmin onbetuigd. "Ik hegrijp niet waarom jullie je zoo dik maken", vond de dokter, "een generale repetitie gaat nooit goed." "Dat kan wel", zei Weers, "maar as ik strakkies die sergeant Wirio te graze krijg, dan zal ik 'm toch effe richte." Instede hiervan kreeg echter sergeant Wirio Wee r s "te graze". Want toen ze nu moedeloos op weg gingen om de blijkbaar verdwaalde moesoeh op te zoeken en dus minder oplettend waren, toen verschenen, juist toen Weers een padjetl) van zijn puttee wou vangen, onder daverend krijgsgesöhreeuw de moesoeh. En minstens de helft van die moesoeh had, vanwege de twee kwartjes premie, Weers als "object" gekozen. Het werd, volgens den opgetogen dokter, de mooiste vechtpartij, die hij ooit had mogen bijwonen. Want ieder die een "haal" opliep, wou natuurlijk op zijn beurt ook graag het een en ander plaatsen. Het kostte den dokter, den luit' en den ziekenverpleger minstens vijf minuten en uitdrukkingen, waarvoor ze zich later opredht schaamden, eer ze vriend en vijand gescheiden en bovendien Weers verlost hadden, en vóórdat de dokter kon beginnen aan het opnemen en voorloopig oplappen van de schade. Wat Weers allemaal zei over het volkomen misplaatste initiatief van den sergeant Wirio, en over de "godvergete . karbouwe", die waarachtig dachten, dat hij, Weers, meespeelde, deed den dokter nog drie dagen lang nagenieten. Overigens maakte hij terplaatse als neutraal deskundig arbiter uit, dat Weers in werkelijkheid "hardstikke" dood geweest en op hem tenminste voor één gulden en vijftig cent aan premie verdiend was. "Dat komt allemaal door die verrotte padjet", verklaarde de teleurgestelde regisseur. I) Padjet . bloedzuiger. 191 "Dat kun je nou makkelijk zeggen" vond de arb't . Echter, geleidelijk aan en nadat het ~ogeens grond~ge~er_ z:en e~ gerepeteerd was, bleek het systeem-Weers nog zoo 8 o~ nIet .en. ee~. te~reden luitenant rapporteerde dienovereen omstlg 1D zIJn Journaal. En een niet minder tevreden Weers rapporteerde weer - aan zijn luitenant dat Taik Bere' de vuI'lpoets , d e vent van uik . hl s, ZIC a potongende niet alleen ontwikkeld h d recordhouder inzak d ' a tot merrekie" cl t ~ ~ Pdremles, maar bovendien tot een '~l d ' a on an s en strengen, door Weers aang e~ e~,maatstaf, "om zoo te zegge troes over ken naar de manIsee . Veertien dagen later schreef een blijkbaar ook I tevreden overste, dat hij zich voorgenomen had KC::~: 192 Paja binnenkort te bezoeken en dat hij er dan op rekende het wondere systeem te zien. "Asjeblief", zei Weers, "ze motte bij mijn maar komme!" En hij zette fluks nog een paar degelijke repetities in elkaar. De overste verscheen met alle plechtigheid en uiterlijke praal, welke bij dergelijke gelegenheden ontwikkeld plegen te worden. En hij besteedde den eersten dag aan de boeken en de tangsi en wat er alzoo meer te inspecteeren viel. "Ziezoo" , constateerde hij tegen elf uur, "dat zit erop. Nou zou ik wel een biertje lusten en dan nemen we morgen het systeem." En aldus geschiedde. 's Morgens voor dag en dauw gingen ze op stap naar het voor de voorstelling uitgezochte terrein. En toen Weers had aangekondigd, dat alles klaar was om te beginnen, toen zèi de overste tot den luit': " amice, nu blijven wij een paar meter achter de achterspits, dan hebben we het beste overzicht en dan blijven we bovendien uit het gedrang~'. En vervolgens stak de overste een sigaar en de luit' een weduwe op. Weers had ditmaal aan de regie bijzondere zorg besteed. "Me zulle met een paar flauwe kuIl et jes beginne", had hij den vorigen avond nog tusschen licht en donker aan den luit' gerapporteerd, "en as de lui dan zoo'n tikkeltje panas hati 1) worde, en de overste d'r plezier in gaat krijge, dan zelle me nog effe in dat stukkie paja een klewangaanvalletje late zien, waar de overste z'n hart aan ken ophale. En daar heb ik Taik Bere nou maar Panglima Polim gemaakt, dan kenne me waar voor onze een te krijge." Het verliep dienovereenkomstig - éérst de hors d' oeuvres. Een enke'le ten doode gewijde, die volgens den overste ') Pans. bati . lett. warme lever, opgewonden. 193 al mati was vóór hij opstond; toen een plukkie van drie, waarvan er één een karabijn vastgreep en derhalve door de fanatieke kompenie zóódanig werd afgedroogd, dat de overste in stille verrukking hleef stilstaan; toen een moesoeh, die de troep voorhij liet trekken en onverwachts den korporaal van de achterspits een dusdanige oplahabhel verkocht, dat de overste een juichend: "hantem Kromo!" 1) niet meer kon inslikken, en toen nog een nummertje klassieke passen controle. De overste was een en al waardeering. En de luit' glóm. En in deze stemming van weldoende tevredenheid kwamen ze op de plaats van het hoofdnummer. De overste had nog juist tijd om te constateeren: "wat een rot paja is dat hier", toen de helloshrak. Het bleek inderdaad niet te overtreffen, en de overste kwam oogen en stem te kort om te genieten en aan te moedigen. En toen ...... el gggg?g..... ", brulde hij, en nam een zijsprong als een Jonge GrIek en kwam dus midden in de paja terecht. "Wel, gggggg...... ", brulde eveneens de luit' en kon nog net z'n arm opheffen om de rotan van Taik Bere, die bet eerzame hoofd van den overste bedreigde, op te vangen. Waarop gezegde arm ook tegelijkertijd weer als een blok naar beneden kwam en de luit' met een wit en van pijn vertrokken gezicht tegen het maaiveld ging. En als toen de ziekenverpleger zich niet met opoffering van eigen lijf en leden op Taik Bere had laten vallen, en zoodoende den nog immer in de modder spartelende overste gered had ...... . ~et duurde een kwartier vóór de luit' weer praten kon, voor de overste ontmodderd en vriend en vijand weer gescheiden waren. Toen verklaarde Weers, die inmiddels een hartelijk woord met den verbouwereerden Taik had gesproken het gruwelijke misverstand. ' ' "'Y I) Bantem Kromo . sla d'r op, Kromo! 194 Want Taik, trotsch en fier op zijn eind~~ijk bereik~e commando, had uit dankhaarheid iets heel hlJzond~rs WIllen leveren door persoonlijk den allerhoogsten paghm~ ter plaatse te potongen, afges~heiden ~og van het ove.rlgens niet ter sprake gebrachte feIt, dat hl) daarvoor een Dlet on. .. beduidende premie verwachtte. "Die vent", zei de overste, toen.. hem de ~aak dUI~ehJk werd en Taik derhalve als dadelIjke prexrue een sIgaar van den allerhoogste had ontvangen, "die vent gaa.t naar de marechaussee. Daar zit muziek in. En als ik nou zl.e, ,,:at hij op jou met een stomme rotan bereikt, }an hoef Je Dlet te v!,agen, hoe die met de kle~~ng werkt. .. Dat ken ik u verrassureere , verklaarde Weers, ZIJ het " !" ook ongevraagd, "as hoter. "Het spijt me voor jou", zei de overste, to~n ze naar huis kuierden, "maar ik kan je verklaren, dat ik gen~ten beb. Allejezis, wat kreeg die dikke sergeant een haal Uit de mok." "Sergeant ?", vroeg de verbaa de luit'. "bedoelt u Weers?" f" "enoot de overste het gebeuren nog na, "net " En O , ~ h toen hij van voren met een ander bezig was. Rec t van achteren, midden op de plaats, waar een gewoon ~ensch gaat zitten. Je kon hem dwars door de heele herrIe hooren." "Goddank", zei de luit', die Weers toch ook min of meer aansprakelijk stelde voor zijn .steeds m.eer o~loopende~ e~ verstijvenden arm, "dan ben 1 k tenmmst Dlet de eemge. In de tangsi rukte de troep in en wandelde de ove~~te vast naar huis - de luit' moest nog even op het bureau zIJn. "Weers", riep de luit'. En Weers verscheen, eenigszins hinkend. "Wat trek jij met je been", constateerde de luit' onnoo- zet Trek ik?" vroeg W eers, niet minder effen. ::Hm", zei 'de luit', en zette zich achter de schrijftafel, "ga maar even zitten." "Zitten ?'\ vroeg Weers - en begreep, 195 En wat hij toen allemaal zei over den nog immer onbekende, die hem van achteren "belabberd" had ..... . Acht dagen later, toen Taik al op weg was naar de manisee, had Weers nog altijd last met "zitten". HOOFDSTUK IV. WIRIO Dl WONGSO EN KARTO Dl KROMO. 1. Wirio di Wongso, ordonnans. Drie figuren uit de "soldatenschool" op Java zijn me altijd bijgebleven - twee ordonnansen en de onvergetelijke Hanafi Pius, de kroeskop uit Flores. Hun avonturen vertel ik in dit hoofdstukje. * * * Wirio di Wongso, stamboeknummer zevenenzeventigduizend en zooveel, infanterist eerste klasse, heeft nu~ na bijna twintig dienstjaren, zoetjesaan die bocht van den levensweg achter zich, waarna het einde zichtbaar wordt. Hij is een tikje grijs en heel erg krom en zijn beenen zijn niet je dàt meer en in zijn hart gelooft hij het nu verder wel. Bijna twintig dienstjaren - dan zit het er voor Kromo op. Dan zijn z'n bullen nog wel proper en present, dan heeft hij een vaste en keurig opgemaakte inventaris om " uit te pakken op de bedden", dan salueert hij nog stram en stijf, dan heeft niemand Jast van hem, dan duikt hij onder in een of ander emploiement - lampenist, ordonnans, plaatscorveeër, vaste kneoht of tuinbaas, tevens belast met de varkenskraal - en dan begint hij " langzaam af te zwaaien". Dan is de fut eruit. En zoo werd Wirio di W ongso ordonnans bij den toean kaptèn. Vroeger, in z'n jonge jaren, is hij bij de marechaussee geweest. Maar nu willen de beenen niet meer mee. Hij heeft alles achter den rug: malaria, dysenterie, beriberi, hij is tegen alles en nog wat gevaccineerd, hij slikt de pillen wèrkelijk in, hij knijpt de pokstof niet tikum uit 196 197 z'n arm, hij eet roode rijst en als het moet katjang idjo zonder goeloe djawa,l) hij reclameert nooit en hij is minstens tien jaar huiten straf. En zoodoende werd hij ordonnans. Net in drie dagen had hij den toean geschoten. Iedere toean is anders dan de vorige toean. De eene toean springt uit elkaar als hij een vent met lange haren ziet - den anderen toean laten die haren volslagen koud. De eene toean is fanatiek - de andere toean gelooft het wel. Er zijn toeans, die zich overal mee hemoeien, en toeans, die nooit verder komen dan het kantoor. De eene toean houdt van huiten-model kragen - de andere toean stopt Kromo voor het "eigendunkelijk doen vermaken van zijn verplichte uitrusting" achter de wacht. Wirio di Wongso heeft toeans gekend, die veel en luid. ruchtig vloeken, en ook toeans, die niet goed uit hun woorden kunnen komen; toeans, die vroeg naar huis gaan en toeans, die 's middags om twee uur nog zitten te hannessen; toeans, die altijd door den modder haggeren en geen slootje kunnen zien of ze moeten er overheen, en toeans, die altijd aan den weg hlijven kleven. Wirio di W ongso vindt hen allemaal even vermoeiend. Maar na drie dagen weet hij hoe ze het willen hebben. En den vierden dag is hij ingesteld. * * * Wirio di Wongso is onmisbaar. Als de toean uit z'n hum is of iets niet vinden kan, dan scheldt hij Wirio uit. Als de sergeant-majoor een fout in z'n aantooning heeft en die fout niet vinden kan, scheldt hij op Wirio. Toen de fourier laatst een theeketel kwijt was die de fourier van de zuster-compagnie, ter completeering van diens kazerneerings-voorraad, vermoedelijk arglistig heeft "achterover gedrukt", kreeg Wirio de schuld. Als het rapport moet aantreden en er ontbreekt op het I) Groene katjang zonder Javoanlcbe 8uiker. 198 laatste oogenhlik weer een of andere schuldige, dan wordt Wirio door den sergeant van de week - "verdomme~ Iekas 1) dan toch!" - uitgestuurd om den boosdoener op te zoeken. En als de kaptèn, die nu eenmaal niet wachten kàn, dan tegen den "sjant" te keer gaat, dan krijgt Wirio dat later weer met interest van den "sjant" terug. Den heelen ochtend roept iedereen om Wirio. Meestal blijkt Wirio dan juist door iemand auders uitgestuurd te zijn. En als hij dan, rustig en op z'n gemak, terugkeert, wordt hij kwaadaardig ontvangen. Dientengevolge verscheen hij laatst zelf op het rapport -- "verzoekt den compagnies-commandant te spreken". "Wat is er?", vroeg die geweldige. Wirio legde het uit. De toean moest niet boos worden, maar hij vroeg een fiets. Twee van z'n collega's beschikten reeds over zoo'n vervoermiddel - kompenie poenja. 2)Hij zag er, alleen met z'n heenen, geen kans meer toe. Als hij de hoterham van den toean gehaald had en de njonja hem lang had laten wachten, dan stond de sergeant majoor te tandakken, omdat er stukken naar den kwartiermeester moesten. En als hij dan, rustig op een bankje, op die autoriteit zat te wachten - iedereen wacht minstens de helft van z'n diensttijd op een ander, die op zijn beurt weer zit te wachten - dan stond thuis de fourier te springen, omdat de dagelijksche bons weg moesten. Maar mèt een fiets kwam alles terecht. De toean trok zich met den sergeant-majoor in raadkamer terug. En zocht in de voorschriften. Het kon niet. Wirio di Wong 0 alueerde, en .... redde zich zelf. Want vlak naast de kantoran stond het fietsenrek. En wanneer Wirio nu weer "lekas sekali" werd uitgestuurd, dan heesch hij zich met een doodgemoedereerd gezioht op een of andere fiets, waarvan de eigenaar toch " pergi baris" 3) of "kena dies" 4) was - en wie deed hem wat? I) Lebs . sne); 2) Kompeni poenja· van de kompeni; laaD exerceeren ; 4) Keno die. (dieDIt) - in dienlt. 3) Pergi baris· Was 199 Totdat hij op een ongelukkigen dag van verstrooidheid - had hij niet net zoo gezellig zitten denken aan den tijd, dat hij weer "orang praiman" 1) zou zijn? - hovenop de fiets van den toean kaptèn klom. En zelfs dàt zou nog goed zijn afgeloopen, wanneer niet twee minuten later Wirio's collega van het korpsbureau -- pp een fiets! - den toean kaptèn bij den toean majoor ontboden had. En toen bleek des toeans fiets "hilang!" 2) De heele com. pagnie is er aan te pas gekomen. En de toean is tenslotte op de fiets van de administratie naar het stoepje gereden. Maar wat hij vóór dien afrit allemaal gezegd en gesohol. den heeft, dat kan hier onmogelijk gedrukt worden. En toen Wirio di Wongso twintig minuten later mèt de voor accoord geteekende aantooning rustig en tevreden van den kwartiermeester huiswaarts kwam - hij had natuurlijk weer moeten wachten - rolde hij precies in de armen van den toean kaptèn. Sinds dat oogenblik lóópt Wirio weer. 's Ochtends, als de toean eindelijk naar huis is en de administratie tot rust en vrede is gekomen, sluit Wirio het hei1ige der heiligen - en verdwijnt geruischloos en spoorloos. Het schoonmaken - deze toean let op stof en peukjes sigaret en snippers papier en heweert bovendien altijd, dat hij iets ruikt; den vorigen toean liet dat allemaal koud _ het schoonmaken bewaart Wirio voor's oohtends. Meestal weet hij dan nog wel, steunende op zijn ervaring en invloed bij den toean, één van de plaatscorveeërs te strikken om hem te helpen, d.w.z. de plaatscorveeër werkt en Wirio kijkt toe. Maar 's middags, na het middagappèl, als de dienstvrije .Kromo's de kampong intrekken, gaat Wirio di Wongso aan den wandel met de hoeken, en meestal ook met de pajong van de kompenie. Het ééne hoort onverbrekelijk hij het andere. In de hoeken worden de vruchten van den administra. I) Praiman - burger; 200 2) Hilang - verdwenen. tie ven dag genoteerd en wordt hovendien het programma voor den komenden dag ontworpen. En Wirio hrengt die bescheiden ter parafeering rond bij den toean kaptèn en hij iederen toean litnan. De ervaring heeft hem geleerd, dat hij met dergelijke boeken niet te vroeg moet komen en vooral niet hij den toean kaptèn, die tenminste een kwartier behoeft om zijn middagtuk te laten hezinken. Als Wirio te vroeg komt, zegt de toean onaangename dingen. Eens - maar dan ook werkelijk maar ééns - heeft hij het bestaan den toean te wekken. Toen heeft de toean door het raam met een slof naar Wirio gemikt - ken a betoeI. "Adoe!", schrok Wirio - en komt tegenwoordig een dik half uur later. Verder hegint hij hij den jongsten litnan die durft in ieder geval geen projectielen te gebruiken en bovendien Wirio niet lang te laten wachten, met het oog op den toean kaptèn, die nu eenmaal niet tegen wachten kàn. Op den toean kaptèn wacht Wirio buiten bij het voorerf. Hij speelt er met de kinderen of zet een beleefde hoom met Nahak op. Die hehben beiden den toean "geschoten" en determineeren hem daar zonder genade, doch overigens in den gepasten eerbied. Als hij eindelijk binnen mag komen, klopt Wirio aan. Hij heeft alles hij zioh - vulpen, vloei, potlood: dat voorkomt prikkelbaarheid. Als de toean iets over den inhoud der boeken vraagt, antwoord Wirio principieel: "tida tahoe".l) Dan verdwijnt hij, opgewekt en tevreden, met de hoeken en onder den pajong - Wirio treft altijd regen - naar de tangsi. En dan is hij weer een dag dichter bij het pensioentje in de kampong en het eindelijk "afzwaaien". * * * I) Tida tahoe - dat weet ik niet. 201 2. Hanafi Pius. Hanafi Pius is geboren op "Plores". Dat weet hij absoluut zeker en dat kan hij, desgevraagd, aan iedereen vertellen. En hij weet ook nog hoe zijn kampong, hoog boven Endeh, heet. Maar voor de rest is Hanafi Pius de kluts in zijn eigen leven kwijt geraakt. Want op een blijden dag, toen hij al een tijdje gedoopt was en zelfs een soerat serani 1) bezat, kwam de groote en avontuurlijke zwerflust over hem. De djagoengoogst bleek dat jaar magertjes uitgevallen, met de jacht was het niets gedaan, het koeliebestaan be. neden op den paSar leek hem niet en bovendien lag de onbetaalde bell}sting van verleden jaar en de aanstaande komst van den mantri-belasting hem zwaar op de ziel. En zoodoende is Hanafi Pius in een onbewaakt oogen. blik soldaat ge.w orden. Hij draagt nu al drie jaar de grijsgroene soldatenjas van Mai Bapa Kompeni. En. in dat grijsgroene gewaad loopt hij rond tot schrik en ergern~s van iedereen, die op de een of andere wijze verantwoordelijk is of gesteld kan worden voor hetgeen Hanafi Pius doet, denkt, nalaat en vergeet. En de eenige, die daarbij een goed humeur en een breede wildemansgrijns houdt, is Hanafi zelf. Zijn hooge toet haar werd afgeknipt, hij leerde een broek, jas en schoenen dragen, hij kreeg een karahijn in handen en hij moest zich iederen dag driemaal wasschen. Vol liefde en toewijding is Hanafi, drie jaar geleden, aan dat vreemde werk begonnen, maar omdat hij en de men. schen, die het hem leeren moesten, elkaar niet verston. den en eerst heel geleidelijk elkander's teekens en geluiden begonnen te begrijpen, had Hanafi aan één recrutenoplei. ding niet voldoende. I) Soera' .~ralli lelt. christen pu, bier doopbriefje. 202 Dus bleef bij smadelijk "zitten", om eerst na een dubbele opleiding op een veldbataljon te worden losgelaten. KiJ'k is luit", zei de zuchtende instructeur, "la me dat " , . . doorrookertje nou maar looze - dIe 'k omt d'r toch nOOIt achter!" En geloosd werd Hanafi - nog altijd met dezelfde br~~­ de grinnik en met dezelfde groote kraaloogen onder mJn kroesbol. Den tweeden dag was hij al "ontdekt" .. Ik mag hardstikke doodvalIe, as ik verstaan, wat dat " merrekie me voorbromt", verklaarde zijn brigadecomman. dant, toen hij een kwartier lang met Hanafi klankrijk, maar zonder resultaat geconverseerd had over dat, wat een sol· daat moel doen en laten, zoodra hij achter een karabijn. mitrailleur gaat liggen en met dat ding wil schieten. Geef 'm dan maar extra theorie", zocht de kapitein " een luchtige oplossing. En zoodoende kreeg Hanafi vrijwel den heelen dag extra theorie over alles en nog wat. Maar het hlééf huilen. Een half uur lang was de toean litnan zelf met het altijd opgewekte en volijverige slachtoffer bezig geweest, om het de namen van de groote figuren in het regiment te leeren - de toean kolonel, en de toean korpscommandant, en de toean kapitein. Trouw stamelde Hanafi de onbegrijpelijke klanken in sonoor keelgeluid na, en na een kwartier kon hij eindelijk triumfeerend het compleete lijstje achter elkaar opdreunen. "Asjeblieft", zei de toean litnan voldaan. En leidde, trotsch en gelukkig, het object van zijn paedagogie voor den toean kapitein. "Nou, dat valt me mee", zei die toean. "En~ Hanafi, hoe heet ik nou?" Hanafi dacht lang en ernstig na, traoote een woord door zijn lippen te wurmen, gaf het op en bracht het ondanks alle pogingen niet verder dan "soedah loepa". De luitenant vloekte. En hij zette de eerste klanken van het deuntje in: 203 "Toean kolonel hernama ..... " 1) En oogenblikkelijk viel Hanafi blij en geestdriftig in, en bracht het prompt tot een einde. "Asjeblieft!", meende de luitenant, opgelucht. "Het valt me mee", gaf de toean kapitein nogmaals toe, "en Hanafi hoe heet de toean kapitein nou?" Weer dacht Hanafi zwaar en moeizaam na. En "soedah loepa" verklaarde hij trouwhartig. Nu kwam er nog bij, dat Hanafi als pechvogel geboren werd. Hij verloor dingen, die nog niemand verloren had; en toen hij op een onbewaakt oogenblik door een nieuwe grootheid bij de karabijnmitrailleurs was ingedeeld, kwam dat keurcorps en bloc zijn nood klagen: Hanafi was P,C niet alleen in geslaagd om de zes dozijn schroeven en moeren, die bij zoo'n ingewikkeld instrument hooren. dOOl" elkaar te knutselen, maar bovendien om na de eerste oefening op volkomen mysterieuze wijze een heele handvol zoek te maken. Waarop Hanafi met het bedrag van het kostende "belast" werd. Trouwens, hij bleef altijd ergens mee "belast" en de uitbetaling van zijn dubbeltjes werd hem iederen Zaterdagmorgen opnie!lw een verrassing. Als er avondvelddienst werd gehouden, en Hanafi en de andere kroesharigen uit den verren goenoeng opgewekt en net of het echt was achter den luitenant aansloopen om ergens een moesoeh te potongen, en als de luitenant dan fluisterde "awas! lobang karbau!'',2) dan fluisterde Hanafi dadelijk terug "saya toean", 3) en viel er precies vijf seconden later midden in. En als hij dan met veel gedempt lawaai uit de blubber getrokken was, bleek bij thuiskomst stee en vast, dat hij weer een of ander onmisbaar stuk van zijn krijgsuitrusting in dat karhouwengat had achtergelaten. Zoodat hij opnieuw moest worden "belast". I) Bemama - heet ; 2) Awa8! lobang karbaul - pas op! een karbouwengat l; ') Saya toean - ja. heer. 204 Zijn humeur en trouwhartigheid leden er nimmer onder. Hij was de eerste, die zich bij een oefening tegen djahats in het volle vuur van zijn toewijding met zijn eigen klewang in zijn eigen voet kapte - hij bleef bij ieder hek Of aan het prikkeldraad Of aan de boven te punten va tzitten en hij sloeg, bij een oefening in granaatwerpen, toen hij krachtig en welbewust zijn aanloop en voorzwaai nam, zijn bloedeigen brigadecommandant dusdanig he duidend tegen een van diens edelste deel en, dat die toean eerst den volgenden dag in taat wa om Hanafi in welgekozen bewoor- 205 dingen te zeggen, hoe hij over hem en zijn daden dacht. Desondanks gaf Hanafi zich ijverig en vol vuur op voor iedere nieuwe op'leiding en voor iederen wedstrijd. Van de opleiding werd hij regelmatig en smadelijk den tweeden dag verwijderd, maar bij de wedstrijden bleef hij een f i g u u r. Want hij kon loopen als een kievit en in zijn Endehsche dagen had hij geleerd naar gobangs 1) en dubbeltjes te dui· ken. Maar de dubbeltjes doken de gehaaide kameraden hem in het zwembad voor zijn neus weg en bij hardloopen ..... Hanafi startte steeds als eerste en hij zou ook altijd als eerste aangekomen zijn, wanneer hij, ondanks de schilder· achtigste uitlegging van afstand en doel door den wedstrijdleider, niet regelmatig Of te vroeg ophield Of op een ver· keerd eindpunt aanhield. "Hanafi Pius", toornde de leider dan, "ezel. die je bent! Wat heb ik je nu gezegd? Waarheen moest je nu loopen?" En strijk en zet grinnikte Hanafi dan zijn klassieke "soedah loepa!" Eén ding had Hanafi als een rotsvaste overtuiging in zijn drie jaren verkregen: je moet je meerderen altijd ge· lijk geven. Maar zelfs die lofwaardige overtuiging bracht Hanafi in de perikelen. Want op een blijden dag werd de compagnie van hem en van al die andere Attoni's, en Beloes, en Aloreezen, en Maoemerianen, en Toerah's en hoe ze anders heeten, door een toean bezocht, die jarenlang hun ooms en vaders had gekend en jarenlang door hun goenoengs had rondgezwor. ven. En natuurlijk - niets menschelijks is een toean vreemd - wou die toean graag eens laten zien hoe puik hij de adat verstond en hoe hij die vrienden kende. En laat hem daarvoor nu als eerste object Hanafi Pius kiezen! I) Gobang - duit. 206 "Een Toerah?", zei de wetende toean nadenkend, "die vent moet een paardendief geweest zijn!" "Hanafi Pius". sprak die toean dus ernstig, ~,jij hebt vroeger ook paarden gestolen, hè?" Hanafi, die zich herinnerde hoe de toean skebber vroe. ger een felle tegenstander van die sport der sporten was en dus de sportieven voor lange jaren in de "tronko" placht te sluiten, Hanafi, die zich er dan ook nooit aan ge. waagd had, schrok zich een ongeluk. En in dien schrik steunde hij, tegen zijn overtuiging in, "tida toean". Maar de wetende toean glimlachtp. nog wetender. ~,Dat dacht ik wel! Er is geen Timorees, die je dat da. delijk bekennen zal. Maar nou moet je opletten!" En met een boozen, doorborenden blik sprak de toean gebiedend: "Natuurlijk heb jij paarden gestolen!" Nog was Hanafi niet over den schrik heen. En "belom!" 1) stotterde hij. Doch nóg gebiedender werd de blik des toeans. En hard en scherp klonk het: "Lieg niet, Hanafi! Hoe. veel paarden heb jij al gestolen?" Toen eindelijk begreep Hanafi wat van hem verlangd werd en hij antwoordde met overtuiging: " Tiga,2) toean!" "Asjeblieft!", triomfeerde de toean, "en nou moet je opletten! Nee, ik zou die roovers niet kennen!" "Hanafi Pius", ging hij voort, "hoeveel vijanden heb jij al gepotongd?" Hanafi !!Ichrok hoor- en zichtbaar. Want dat was het allerergste, waarvan een toean skeb. her spreken kon. Een mededinger ergens met een geweer vol stukken ijzer en glas om een hoekje opwachten, of hem onverwacht een lans in zijn buik prikken, en dan gesnapt worden - Ha. nafi durfde er niet aan denken. En wederom steunde hij angstig: "belom". Doch de wetende toean hield gebiedend vol: "Lieg niet Hanafi! Hoeveel?" , I) Belonl - nog niet ; 2) Tiga • drie. 207 En toen schoot er voor Hanafi opeens weer het Jicht door de donkerte, en hij snapte weer wat van hem verlangd werd. En om het nu ineens, ook voor die paardenvergissing weer goed te maken, deed Hanafi er een stevige schep op, en antwoordde met een trouwhartigen grinnik: "Soedah doeapoeloeh!" 1) Toen schrok zelfs de wetende toean, en wandelde hoofdschuddend naar een volgend object. En Hanafi Pius ging opgewekt en tevreden zijn eetketel uit de keuken halen. Maar de toean kapitein heeft hem dien zelfden morgen op het overplaatsingslijstje voor de buitengewesten gezet - "die kerels moeten ze buiten juist hebben!" En Hanafi Pius staat nu, bij alle verdere akeligheden, ook nog als een bloeddorstige koppensneller te boek. * * * Iedereen had bij opvolging en langs den hiërarchieken weg geprobeerd van Hanafi een soldaat te maken en iedereen had het, na in humeur en humane uitdrukkingswijze te zijn achteruitgegaan, ook weer opgegeven. Desondanks bleef Hanafi met hart en ziel bij den dienst. Hij had zich zelfs opgegeven ter vrijwillige oefening voor de lichte vaardigheidsproef. De met de opleiding belaste sergeant ontplofte toen hij het hoorde. "Dat kan u me toch niet aandoen", pleitte hij bij den luit', "die vent is net zoo vaardig als een aangebakke bokkum!" "Hij heeft zich opgegeven en dus doet hij mee", besliste de luit'. En dus verscheen Hanafi zielsgelukkig in een onberispelijk broekje op den eersten oefendag. "Man", zei de sergeant, na Hanafi misprijzend te hebben opgenomen, "blijf uit m'n buurt en maak me niet ongelukkig. En geef eerst die beene van je in de reparatie." ') Doeapoeloeh - twintig. 208 Inderdaad was Hanafi met één X- en één O-been - het hoe is I!0oit duidelijk geworden - door het alziend oog van de keuringscommissie geslopen. Maar die gebeurtenis was en werd hem zoo herhaaldelijk verweten, dat ze hem onberoerd liet. En dus lachte hij den sergeant vertrouwelijk en opgewekt toe. "Lach als je begraven wordt", bitste die autoriteit en vroeg toen niet zonder sarcasme in welke vaardigheid Hanafi nu wel het vaardigst was. Hanafi verklaarde, dat speerwerpen hem bijzonder aantrok. De sergeant grimlachte bitter. Want was juist speerwerpen niet het onderdeel, waarop veelbelovende leerlingen strandden en waarbij hijzelf met de grootste moeite het eenmaal tot achtentwintig meter en eenmaal.tot het spit in den rug gebracht had? Maar hoe kon hij weten, dat Hanafi r eeds in zijn prilste jeugd en in de ouderlijke stulp ergen in den goenoeng hij Djopoe zonder zijn toembaq 1) zelfs geen djagoeng of zout bij den naasten buur ging leen en ? Dus nam Hanafi een speer in zijn linkerhand - het sprak vanzelf, dat hij links gehoren wa - , boog zijn bovenlijf naar achteren, balanceerde een beetje en ..... "Allemachies", steunde de sergeant. En dat zei hij alleen bij uitzonderlijke gelegenheden en als hoogsten athletischen lof. . Want toen ze gingen opmeten boe ver Hanafi zijn werptuig wel geslingerd had, noteerde de onthutste onderwijzer drieënveertig meter en nog een tikkeltje. Het bleek een interregimentelijk record. Derhalve voelde de onderwijzer zich opeens athletisch tot Hanafi aangetrokken. Waarvan de gevolgen niet uitbleven. Want nadat Hanafi den discus naar achteren inplaats van naar voren uit zijn hand liet glippen en daarbij den geïnteresseerden onderwijzer massief geraakt had, nadat hij bij het schermen dwars door een parade en eenige weeke ') Toemboq - laos. 209 deel en van een medeleerling geslagen had, sneuvelde hij volkomen op het huisje van de hindernisbaan. Dat 'h uisje is een soort planken, gladde kubus, twee meter hoog, dat het glans- en hoogtepunt van iedere hindernisbaan vormt. Hanafi was er vóór zijn vrijwillige vaardigheid nog nooit heelhuids op en af gekomen. Thans lukte het aan een viertal athleten om met behulp van een paar gordelriemen en veel geschreeuw Hanafi, zij het ook ten koste van een haal in zijn jas en een lap vel van zijn linkerhand, boven te krijgen. Maar toen hij eenmaal boven zat ..... "Ajoh, toeroen!'',l) commandeerde de sergeant vrijwel eens in de minuut, toen iedereen alweer beneden was en Hanafi met een verbouwereerd gezicht nu eens een been, dan weer een arm en soms een been met een arm buiten hoord stak, den diepen duik naar beneden an~stig peilde, om tenslotte zijn ledematen weer moedeloos blOnen hoord te halen. Het giDg niet. En hoe de sergeant zich iD schilderachtig HollandschMaleisch ook opwoDd, hoe kwistig de makkers goedeD raad Daar hoven riepeD, Hanafi zat en bie e f zitten. En zODder het wonder van het varkensvleesch zou hij daar nu nog zitten. Want toen het in de tangsi voor het eten blies, begon het den onderwijzer, die omtrent Hanafi geen illusies meer behoudeD had, te vervelen. "Dan mot-ie maar zien, dat-ie weer benedeD komt", besloot hij e~n bloemrijke laatste aanmoediging, verzamelde de vaardigen en marcheerde naar de tangsi af. En HaDafi zat. Totdat kostelijke geuren uit de keuken in zijn wijde Deusvleugels woeien. ED met schrik herinnerde Hanafi zich, dat heden "sDirk", ook gezegd snert, met gebraden spek geschaft werd. En als een anak Timor maar over een varken h oor t ..... I) Toeroen • kom nur beneden. 210 Hanafi snoof en snoof nogeens, zag, pro e f d e de "snirk", ten opzichte van welke lekkernij hij zelfs zijn "slapie" niet vertrouwde, snoof nog eenmaal eD dieper dan ooit, en liet zich toen vastberaden n a a r ben ede D va 11 e n. Hinkend en volstrekt onvaardig "haalde" hij nog net de tangsi, de keuken en zijn etensblik. En met een heele week vrij van alle diensten besloot hij vrij pijnlijk de vrijwillige ontwikkeling van zijn vaardigheid. Toen, plotseling, kwam de chabar 1) der chabars, dat over veertien dagen alle jonge Timoreezen naar buiten mochten. En het gejuich en krijgs geschreeuw, dat uit deze blijde tijding ontstond, belette een uur lang iederen niet-kroesharige aan het woord te komen. "Nou", zei Hanafi's sectiecommandant, toen hij vanwege den spoed denzelfden dag nog aan de opgave hegon, "het ken me aan m'n hart gaan, dat ik die schurrefies kwijt raak. Maar degene, die ze daarbuite met Hanafi Pius opknappe, die kan z'n lol op." Doch toen volgden de wonderen elkaar in een verbijs- ' terend tempo. Drie dagen later kwam Hanafi, die net als iedere Timorees een spaarzaam jongeling was, op de kantoran al zijn gespaarde dubbeltjes terughalen. Weer een dag later werd Hanafi, die twee jaar lang cJe grootste "vetkees" van de compagnie geweest en gebleven was, in de bioscoop opgemerkt in een onberispelijk gestreken pak met een kraag, waarin hij het zicht- en hoorbaar benauwd had. " D'r is wat met Hanafi", rapporteerde de ongeruste brigadecommandant. "Het is tegen alle regels en tegen de natuur in", erkende ook de luit'. En nog een dag later verscheen Hanafi met de wonderjas op het rapport. En hij verzocht nederig en beleefd om naar de verre landen van buiten een lmishoudster mee te mogen nemen. I) Chllbar • bericht. 211 "Nou gaat me lamp heelemaal uit", schrok de brigadecommandant. "Wat is het voor merk?", informeerde de luit' iu de lale der tangsi. De moeder der compagnie begaf zich naar buiten om Roosminah's portret en soerat van goed, zedelijk gedrag te halen en om een oog op Hanafi Pius' aanstaande te werpen. Hij kwam opgewekt en verblijd terug. "Die is voor de bakker, luit' ", rapporteerde hij zakelijk. "net wat-ie hebben moet. Minstens honderd kilo en ze mot voor de derde keer kieze krijgen." Dus werd Roosmina'h binnen geroepen. Het rapport bleek niet overdreven. Dik was ze. Oud was ze ook. Maar ze droeg een keurige kabaja, ze had de vastberaden houding van een, die met Mai Bapa Kompeni door heete vuren was geweest l en ze bezat een mond, die zonder geluid te geven al veelsprekend bleek. l,Dat benne de beste", lichtte de instructeur uit eigen, rijke ervaring toe. Dus vertrouwde de luit' Hanafi Pius na een verkorte gebruiksaanwijzing aan haar handen toe. l,Dat komt in orde", verklaarde Roosminah beleefd, doch vastberaden in het Maleisch. En Hanafi Pius lachte gelukkig. Den volgenden dag bezat hij een bultzak, een etensdrager, een buitenmodel pet, een b~ikken koffer en een paar buitenmodel schoenen - Roosminah had op staanden voet het beheer der financiën overgenomen en zichzelf evenmin vergeten. En waar tijdens die laatste dagen Hanafi stond of ging, daar stond of ging Roosmina'h óók. "Nou mag ik toch doodvalIe als het niet waar is", rapporteerde een stomverbaasde brigadecommandant op het afscheidsrapport, "maar Hanafi wascht zich tegenwoordig met zee p !" "Ehret die Frauen", citeerde de luit'. "Wat zeit u?", vroeg de brigadecommandant. 212 Laat ze maar inrukken", antwoordde de luit' onlogisch. Den volgenden ochtend trok de stoet naar het station. Hanafi droeg de koffer, Roosminah de etensdrager - de rest ging per koelie. . Hanafi was opgewekter dan OOIt. ____ 0 ~,Nou zei je zien", peinsde de brigadecommandant, "dat die meid waarachtig van Hanafi Pius nog een men s c h maakt." En aldus trok Hanafi Pius met Roosminah naar het land van buiten. * * * 213 3. Karto di Kromo, ook ordonnans, maar van den toean besar. Kartodikromo loopt alles bij elkaar een kleine twintig jaar bij de " Kompi" mee. Hij is in den loop der tijden grijs aangeslagen, krom getrokken en een deel van z'n gebit kwijt geraakt. Maar dientengevolge bezit hij thans ook de opperste rust en de volkomen berusting. Hij werd aangesteld tot infanterist eerste klasse omdat hij niemand kwaad deed, nooit last veroorzaakte ~n nooit opviel. Maar hij raakte toch geleidelijk aan verbruikt en kwam als braaf en oppassend soldaat, tevens huisvader derhalve in aanmerking voor de hoogaangeslagen baantjes ~oor ouderen van dagen, zooals daar zijn het onderhoud van de b~antIspuit: het schoonhouden en tevens bewaken van de nImmer wegloopende gymnastiekloods benevens het 'h alen en brengen der schoolkinderen. .. En .~artodikromobevond er zich wel bij en dankte dagelIJks zIJn voorvaderen voor hun welwillende bemiddeling. Totdat op een goeden dag de toean besar op diens kantoran een nieuwen ordonnans bestelde, welke bestelling langs den hierarchieken weg bij Kartodikromo's vader, tevens compagnies-commandant belandde. . ,,~Iweer een ordonnans", constateerde deze vader stekehg, "Ik zou weleens willen weten wie er tegenwoordiO' géén ti ordonnans noodig heeft." En riep vervolgens ~e moeder van de compagnie, om met deze te beraden WIe van de minder bruikbare kinderen de woestijn in zou gaan. "Wijs maar één van die ouwe schabrakjes aan", ordonneerde de vader. Maar de moeder vond dat in dit bijzondere geval toch met meer zorg dan gemeenlijk diende te worden gekozen zoowel uit differentie voor den toean besar als "omdat ~ het anders op uw brood krijgt". " Hm", erkende de vader, "neem dan Kartodikromo maar." 214 "Die is niet van de pientersten", waarschuwde de moeder. "Dat zijn ze geen van allen", wist de vader, die niet veel illusies meer bezat. En den volgenden morgen zat Kartodikromo in ee~ fonkelnieuwen stokvischstijf inspectiepak op het bankje onder het schakelbord voor de kantoran. En als het belletje ging, keek Kartodikromo naar het nummerbord en wandelde rustig en berustend naar de kamer, waar men zijn diensten van noode had. .. In die kamer zat een toean die het natuurhJk druk had en die een stapeltje papier aa~ Kartodikromo overhandigde: " ini bawa toean andan, meneer, ligt nog minstens twee kilometer noordelijker! En nou zou ik toch weleens wiJlen weten .... " meW1dat de Leider aJ1emaal weten wou, hlijv~ hier on ver. . Het was v~eJ, en het klonk verschrikkelijk. Een kwartIer later wandelde de enscèneering weer langs den weg, andermaal in de richting Boeloepandan, doch dit. 242 243 Dus sneed de dokter een nieuw onderwerp aan. "Ik snap jullie niet", betoogde hij, "in het garnizoen moet ik ieder oogenhlik midden in een heele stoet deskundigen mee uitrukken om kampementsinspectie te houden. Ik moet op goten letten en badkamers en privaten iospecteeren, en uitrekenen of ieder wel de noodige kubieke meters vrije en onvervalschte lucht kan inzuigen, en ik moet spoelleidingen nakijken en de slaaptafeIs op insecten onderzoeken en ..... " En plots stond de dokter veerkrachtig op en wandelde wantrouwig naar de omwanding waartegen de oppasser het veldbed opbouwde. "Kasih api",l) gelastte hij. "Minta lampoe 2) moet je zeggen", instrueerde de luitenant-adjudant, "anders brengen ze dadelijk een heele flambouw binnen." "Da's precies hetzelfde", meende de dokter - en kreeg van iemand een electrische lantaarn en ..... "Asjeblieft", stelde !tij, triumfantelijk 'e n 'desondanks eenigszins huiverend vast, "complete kolonies." De belangstelling bleek niet je dàt. "Die vind je in ieder inlandsch huis", berustte de overste en ging zich baden. "Gewone huisdieren", wist de adjudant, "als je niet te dicht bij de wand kruipt, hebben ze geen erg in je." De dokter snooL ... en zweeg hautain. "Van hygiëne gesproken", sneerde hij, toen hij niet langer zwijgen kon en iedereen zijn ontdekking bleef negeeren, "ik ga buiten slapen." "Doe dat", raadde de adjudant, "maar doe het dan zoo, dat we vannacht niet over je vallen." En de dokter verhuisde naar de voorgalerij. Dat wil zeggen, zijn bagage en zijn oppasser verhuisden ter constructie van een passend nachtleger - zelf bleef hij voorloopig als zijnde nog niet uitgesproken. "Ik kan me niet begrijpen, waarom ik nu dag en nacht I) Kalih spi - lelt. geefvuur ; 2J Minta lampoe • geef de lamp. achter zoo'n bataljon moet meezeulen. Loopen is mijn vak niet en dat leer ik ook nooit. Ik heb aanleg ~oo~ volvoet~n. Vechten is mijn vak ó ó k niet en dat wIl ik ook met leeren. Mij n vak is om wat jullie stukgeloopen en st~­ gevochten hebben weer aan .elkaar t~ lijmen. Maar moet I~ daarvoor nou iederen dag tJot op, tJot af me het vuur Uit de schoenen en de bloedblaren aan m'n hakken lo~pen?" " Ik ben klaar", constateerde de overste, "maar Je mag naar die badkamer wel een lamp meenemen. Daar hebben ze weer andere huisdieren opgeborgen." "Ook dat nog", steunde de dokter, "en dan heb je thuis vaste waschtafels en een pracht-douche en een oorspronkelijk kuipbad en ..... " Dan ga ik maar", besloot de adjudant. " Moet u zich ook niet even lekker ma k en, d 0 k ter. , ?" " de goedmoedige overste. vroeg Maar de dokter schudde mistroostig het hoofd. Ik word niet meer 'l ekker voor ik weer heelhuids thuis be~", voorzag hij, "ik verwilder hier. Ik heb 's ochtends, tegen den tijd dat ik thuis havermout krij~, koude zU~Irkool met een lepel uit een blikje gegeten. En ik ben. er met onpasselijk van geworden. Ik heb aan een warong mheemsche koffie uit een niet-steriel glas gedronken. En tegen alle wetenschappelijke verwachtingen in heb ik nog geen dysenterie. Dat is onnatuurlijk. Mijn poriën zitten berstens vol stof - en ik kan me nergens afdoende afspoelen. Er parasite eren allerlei dieren op me - en het interesseert niemand. Ik ga terug naar het Neandertijdperk. Ik ..... " "pokter", vroeg de overste, "kanker je nou om mij een ... plezier te doen?" Pardon" antwoordde de immer hoffelIJke, "ZUiver en all;en ter eigen ontlasting. Ik heb me gespecialiseerd in kinderziekten. Ik ben assistent geweest bij een professor. En nu huppel ik al drie dagen lang over heuvelen en dalen, en ik vind op de schilderachtigste plaats~n krijgs~ieden met koerang napas en met sakit peroet, en .dl~ moet Ik dan zoo maar uit de vrije hand en uit een PIC?I~-tasch. gen.~zen, en als ik goeie vrienden met de kap Items WIl blijven, 244 245 zou ik inplaats van een degelijke diagnose een bonnetje voor zooveel dagen kerkerstraf moeten indienen. Dat is niet wetenschappelijk meer. Ik .... " Toen verscheen de telefonist Pieterse en deelde mee dat de dokter door de leiding aan de telefoon werd verz~cht. "Dat bestaat niet", zei de dokter, "ik hemoei me nooit met die menschen." Pieterse bleef op zijn stuk staan. "Is het ver?", vroeg de wantrouwende arts, "en is het donker?" Pieterse verkl~.arde, da! de. telefoon vlak om het hoekje werkte en dat hIJ hovendIen 10 het bezit van een dievenlantaarn was. "In godsnaam dan maar", zuchtte de dokter. "En doe de groeten", verzocq.t de juist verfrischt terugkeerende adjudant. * * * Het duurde meer dan een half uur voor en aleer de dokter terugkeerde. En hij b Ii e s. De overste bood hem air blanda en de adjudant bruineboonensoep aan. Maar de dokter bleef des duivels. En kwam niet bij voor en aleer hij het verhaal gedaan had. "Nu moet u weten" - aldus dat verhaal - "dat ik net tegen dat het ~onker begon te worden, geroepen word bij een soldaa.t, dIe een geïnfecteerde beenwonde heeft. Dat was daar 10 de buurt van Paraskoeda, dicht bij dat pad naar den gr~oten weg. Goed. Ik ga er heen. Ik leg de won~ open, Ik neem alle maatregelen, ik maak er een keurIg verband om, ik wijs een ziekenverpleger aan om onderweg den man te helpen, ik koop een baleh-baleh ik huur koelies in en ik stuur de heele geschiedeni naar den groot en weg. Daarna wandel ik naar een telefoon en ik schrijf een. ~eurig .bericht. Aldus: "Paraskoeda, 6 n.m., Aan de Leldmg, WIl zoo spoedig mogelijk ziekenauto zenden voor militair, die een geïnfecteerde beenwond heeft. 246 Dokter Dinges". Is dilt duidelijk of is dat niet duidelijk? I s daar iets op te zeggen?" Het is een beetje lang", vond de adjudant. ::Ik had er maar bij geseind dat ze de auto niet verder dan de driesprong aan den grooten weg behoefden te sturen", meende de overste. Toen keek de dokter den overste droef verwijtend aan. "Ook gij, Brutus", zuchtte hij. "Was dat soms die telefoon?", glimlachte de overste. "Dat onder andere, en dan nog een heeleboel meer. Want toen dat glasheldere, dat niet te misvatten telefoonbericht hij de leiding kwam, toen is daar dadelijk iemand gaan uitrekenen hoe die ziekenauto op Paraskoeda kon komen. .En hij heeft tenslotte uitgerekend, dat het heelemaal niet kon, omdat die verhuisboel, die ze hier treinen noemen, op dat oogenblik de weg verstopt had. En toen hebben ze met z'n allen een systeem uitgedacht met motorzijspanwagens en met brancards en met stalen veldbedden, en toen ze zich heelemaal hadden vastgerekend, toen hebhen ze mij opgebeld om me aan te raden den stakker op een baleh· baleh te laden. En dan zou de auto netjes op den grooten weg wacht~n. "Meneer", zei ik toen tegen het stukje van de leiding, dat aan den anderen kant zat, "meneer, denkt u soms dat een dokter dergelijke maatregelen niet op eigen initiatief neemt? Denkt u soms ....." "Ik denk niet", snauwde die meneer, "ik kan al lang niet meer denken. Ik wee t alleen, dat u uw maatregelen niet heeft overgeseind, en dat u ons zoodoende minstens een half uur noodelooze last hebt veroorzaakt, ik weet .... ", enfin, hij v.:ist nog een heeleboel meer. Och, en het eenc woord haalde het andere uit, en als er toen niet toevallig weer een bevel was overgeseind, dan zaten we elkaar nu nog vriendelijk toe te spreken. Dat noemen ze contact met de leiding. Dat..... " " En nu, dokter?", vroeg de belangstellende adjudant. "Nu kunnen ze het met doen", constateerde de dokter hoos aardig. 247 HDat zullen ze ook niet laten", voorzag de adjudant. "Ja, en nu?", vroeg op zijn heurt de overste. "Nu ga ik bruineboonensoep eten", besloot de dokter wraakgierig, "en alle gevolgen zijn verder voor de leiding." * * * 5. Reserve Eerste Luitenant Jacobus. "Wel verd ..... ", schold Jacobus, toen hij zich neerliet in den vertrouwden vriendenkring, " dat moest er nou nog maar bijkomen!" En waar Jacohus zich in de suiker en 'aanverwante genotmiddelen heweegt, vroegen we helangstellend of de H. V.A. dan toch aan het zakken was? "Man," zei Jacohus hooghartig, "het zit 'm niet in de producten: die loop en vanzelf wel. Het zit 'm in 's lands weerbaarheid. " "Alsof jou dat intereseert als je er geen procenten van maakt," meende de dokter schamper. Jacobus keek hem vernietigend over zijn sherryglas aan. "Moet jij <> p kom en?", vroeg hij. "Man, maak me niet ongelukkig - Goddank nict", schrok de genee~kraohtige. "Maar ik wèl", verklaarde Jacobus. We zijn er stil van geworden. Vijf dagen later vertrok de reserve eerste luitenant Jacohus om zijn veertien dagen te ondergaan. Ee~. kennis uit het militaire vak had hem zoo goed mogehJk aangekleed en uitgerust. ,,~enk. eraan," had Jacobus betoogd, "ik steek er geen kapItaal m." .~n dus had hij, tegen technisch advies in, slechts twee grIjsgroene gewaden, twee paar ouwe wandelsohoenen met spijkers beslagen, en een paar witte katoenen handschoenen, afkomstig van de jongste begrafeni , meegevoerd. 248 De vakkundige waarschuwde nadrukkelijk: het was te weioig. b I'k k t Kan me niet schelen", bromde Jaco us, "a s I te or " kom, ga ik in m'n overhem d en op m ' n SIffen. ,. 0 • We hebben hem in optocht naar den treI~ ~ebracht ... Hij zag eruit om op te schieten - een buikje, dat ZIJn jas nu al deed kraken, beenen als knoestige boomstamm~?, in wollen puttees verhuld, en een aftandsche pet op Z1jn kruin. En hij verdween onder hilariteit en hoon, met een bumeur, dat niets menschelijks meer bezat. Maar hij zou schrijven. En dit is zijn eerste en eenigste brief: Kot a Ket j i I, Mei 1927. Ellendelingen, . .. Waarschuw den vijand in zijn eigen bestwil: hl] komt op de koffie. Ik heb groote en ik heb kleine oefeningen meegemaakt en meegeleefd, en ik ben afwisselend tlrijfnat van de transpiratie en doornat van den regen geworden. Ik ben vandaag aan mijn derde, gloednieuwe paa~ schoene? beO'onnen, van één van mijn pantalons ben ik de kme en :an de andere den trekker kwijt geraakt, en een geestdriftige moesoeh heeft een winkelhaak in m'n hoed geslagen. Het is geweldig. Ik heb aan huikloop en aan lichte influenza geleden , de vellen hangen, ondanks een heel en pot crême, langs m'n aanschijn, aan m'n linkervoet kweek ik een bloedhlaar, aan m'n rechter heb ik vier van de vijf teenen stuk geschuurd. Voorts teel ik roode hond bij vierkante decimeters, terwijl Ik bij het granaatwerpen m'n biceps hï.nderli~~ hlesseerde - ik kan met dien arm hoogstens nog fIguurlIjk salueeren . Maar ik lee f ! Laat je niet wijsmaken, dat dit vak niet moeilijk is. Ik heb het vroeger óók gedacht. Maar de producten zijn honderdmaal eenvoudiger. 249 Op mijn kantoor kan ik 's ochtends mijn personeel overûen - ik weet om zoo te zeggen met wie ik "uitruk". Dat weet ik hier nooit. Zoo heb ik ze en zoo heb ik ze niet. Wat ik n iet heb, heet corvee of commissie of nabehande'ling of geëmployeerd, dan wel het doet een of ander examen of neemt een of ander examen af. Er worden hier meer examens afgelegd dan aan een universiteit. Vroeger, toen ik in Holland als milicien de lijn trok, tirailleerde je in een soort muggenzwerm, en de gele rijers kwamen in galop in stelling en hadden daarna ijselijke moeite om tot schieten te geraken, en je maakte patrouilles naar een estaminet, waar ze pannekoeken en zure appelen verkochten, en aan het slot van den slag attakeerde je met volle muziek, en je kwam overal kennissen tegen en de toeschouwers kregen wáár voor hun geld. Maar met al die glorie is het gedaan. Tegenwoordig moet je zorgen niet gezien te worden, noch van voren, noch van achteren, noch van opzij, noch van boven. Dus strooien we ons als het ware door een soort suikerstrooier over het terrein. En als ik tegen zeven uur met zestig mannen de caU open, dan zie ik er tien minuten later nog hoogstens tien in een slangetje door de struiken kruipen, weer vijf minuten verder heb ik alleen nog den ordonnans met m'n hoterhammen over, en als ik dien uitstuur om een paar pisang te koopen, moet ik het verder van de kompasrichting en van de schieterij hebben. En dan moet je lezen wat ze in het reglement _ die dingen lijken op de voorwaarden van levering in den handel - allemaal van mij als sectiecommandant eischen! En dan is er de karahijnmitrailleur. Vroeger kende je alleen een doodeenvoudig geweer en een soliede revolver. Maar tegenwoordig ..... . Ik weet zoo ongeveer hoe m'n auto in elkaar zit en hoe ik 'm op gang kan krijgen, al hij het niet meer doet. 250 t allemaal in en aan zoo'n karabijnmitrailMaar wa ze d dat aat alle techniek te boven. leur hebben gepe.ute g n ding weer tot een schietIk heb zoo'n mt e ; r geno~ half uur was ik klaar en tuig moeten maken. a een en bouten over. En hield totaal elf sdhrkkoevl~.nk' st~:ge~ Janssen was, na drie toch is da t nog hetre e IJ e vel e Ik ' kwartier zijn nagels te hebben bedorven, vier onderdeelen kwEijt. h bben we ons drie kwartier een breuk moeIten d' bl"kh al een n toen e . zoeken, omdat ze dit ongelukklge lOg es;!ld aar er zit uit kostbare ondedi~deelet~ hebbe:os~a~:n~et minste, dat je , . .t een zwengel aan e zes 19 pop k t toch al gauw op een rmggl . k . nddeksel à twee spie verliezen unt, o~ Vroeger raakte Je hoogstens Je mo kwijt. omdat je niet gezien wilt worden, moet je bij . Dan, nacht en ontijd o~ st~p. rk krachttoeren bij hooge uitVroeger deed Je erge IJ l~ ht maan en met den canzondering en dan nog met IC e 251 tinewagen in de buurt. Och, en zoo op de open hei ging het nog wel. Ik heb er nu twee achter den rug, en ik ben er jaren ouder door geworden. pe eerste maal wandelde ik aan bet hoofd van mijn knJgers en geheel zelfstandig in een bodemloos karbouwengat. Als je i~ Hollan~ tot aan je enkels in een slootje traptei moest Je dadelIjk naar huis, naar den dokter en met vher en camillen onder de wol. Hier is het mos, dat je met die nattigheid verder wandelt of er niets gebeurd is! En den tweeden keer ........... . Toen ging het tegen den inlandschen vijand. ."Nu loopt u maar op de sterren en op het kompas" zeI ?e overste goedhartig. Kijk eens, op Batavia kun j~ me In het holst van den nacht, zonder sterren en zonder k~mpas, neerzetten waar je wilt en ik zal m'n weg wel vmden. Maar ik wil jullie. zien, midden in de bergen, met losloopende karbouwen, dIe op vreemdelingen loeren, tusschen afgronden en bergstroomen, met om de tien pas een of ander obstakel, waar je je nek over breekt - en dan "keep smiling, sir"! I k heken eerlijk: in dergelijke gevallen is mijn naam h a as! . Er zij~. enkele lichtpunten - het bier is hier goedkoop, ~ eet vIJ~maal 'per. dag, ik kan 's ochtends om vijf uur Dlet meer I n en s mIddags om twee uur niet meer b n i ten m'n bed blijven, en ik word s I ank! Maar overigens kost het me een jaar van m'n leven. En ondertusschen zitten jullie lekker in de Harmonie en hebbe? lak aan 's lands weerbaarheid, en laten aIJdere~ de boontjes des gevaars doppen! Maar i k, Jacobus, zeg jullie: si vis pacem, parabellum. . H~ud ondertusschen voor mij een plaatsje warm -. als Ik m n laatst~n buikloop te boven kom, ben ik Woen . dag weer thUIS. Ik reken op iets bijzonders. Vale 252 JACOBUS. Woensdagochtend zijn we hem met z'n allen gaan halen. Instede van een buikig en eenigszins opgezet heer sprong een slank en vlot man op het perron. Hij zag er alleen een tikkeltje ongesoigneerd uit. En hij rook overtuigend naar bier. "Heeren", zei hij, "als jullie nu even luisteren, dan zullen we de oefening voor beden bespreken. De opdracht . ......... . " IS Toen hebben we hem haastig meegevoerd naar de Harmonie. En daar heeft hij in ongelooflijk korten tijd meer bier tot zich genomen dan anders in een week vol deining in de producten. "Ik moet het vocht inhalen", verklaarde hij, "dat ik in die veertien dagen voor jullie ben kwijt geraakt." En naar den eersten vlotten ochtend te oordeelen, is dat inderdaad niet gering geweest. * * * 6. De geschiedenis van het waterzakje De geschiedenis dateert van jaren hèr en de medewerkers rusten allen reeds in den Haag of Hilversum. Dit ter inleiding. Het geschiedde, dat het bataljon een nieuwen luitenantadjudant toegevoerd kreeg. Hij was een der allerlaatsten van het uitgestorven ras der luitenants-adjudant, die ieder reglement, elk voorschrift, alle algemeene ortlers en bov ndien nog de meeste zendbrieven en aanschrijvingen van buiten kennen. En de reglementen, waarin ernstig waarschuwend stond vermeld, dat "de officieren grondig bekend moeten zijn met den inhoud van dit voorschrift", kenden ze bovendien van achteren naar voren en met alle wijzigingsbladen. De nieuwe zette zich vanaf den eersten dag met ontoombaren ijver aan zijn arbeid. Zoodat hij binnen betrekkelijk korten tijd een werke- 253 lijke von.dst deed: er hestond in eenige reglementen en voorschriften geen overeenstemming ten aanzien van het o~getwijfeld helangrijke feit of het waterzakje tot den lDltrailJeur (karabijn) door den eersten, dan wel door den tweeden handlanger moest worden gedragen. Dus concipieerde hij een hrief aan den Inspecteur door tusschenkomst .van regimentscommandant en van divisiecommandant. Die hrief werd een wonder. Want h~j hep'a~lde zich niet tot het eenvoudig vermelden van het feIt, hiJ deduceerde en combineerde, hij heredeneerde en c~nstateerde, hij greep naar de Instructie Inventaris de~ ~tdlerie (was hij ook eenmaal niet een gewaardeerd offIcier van wRpening geweest?) en naar Handhoeken en Aans~hrijvingen en Voorschriften, verwees naar dit en Dam terugzic'h.t op dat, en toen het ontwerp hem tenslotte geheel hevredlgde, hesloeg het twee dicht hetikte hladzijden en ~a~ het alom gelardeerd met afkortingen en cijfers en verwIJzmgen. Het hleek een volledig kunststuk. M~t gerechtvaardigden trots droeg hij het concept ter keu~mg en ~eekening naar zijn hataljonscommandant. Die hataIJons~o~a?dant was een beminnelijk soldaat. . Doch de a~mlDlstratIeve reglementen, voorschriften en mterne bepahngen waren hem in zijn loophaan duister en onbekend gehleven. "Wat is dat?", vroeg deze gezaghehhende achterdochtig ' toen hem de dicht hetikte vellen werden aangeboden. "Dat is .•.• ", hegon de ontwerper en hJeef vervolgens zeven minuten instructief aan het woord. "Het is prachtig", waardeerde de hataljonscommandant "maar dat stuk wil ik toch liever thuis nogeens op m'~ gemak doorlezen". Drie. dagen later herinnerde de adjudant heleefd aan de afdoenmg. "Um", zuc~te. de ,commandant, "morgen". En nadat hIJ ZIch S avonds na de thee noO'maals ernstig cn vol goeden wil tegenover het ontwerp had geplaatst en ook ditmaal niet verder kon komen dan den eerst~n zin, tevens zinsnede, teekende hij tenslotte maar voor vaderland en vorst. "Een mooi stuk", prees hij den volgenden ochtend, "daar kunnen ze "boven" plezier aan beleven. Stuur het ma ar door." Dus ging het stuk op reis naar het regimentshurcan. . Op het regimentsbureau verkeerde men op dat toevalhge oogenhlik in overgangsomstandigheden. De regimentscommandant stond op het punt een maand verlof, aansluitende op zijn pensioen, te gaan ge · nieten, de regimentsadjudant zou binnenkort naar de duistere huitengewesten verdwijnen en had zijn aanstaanJcn opvolger reeds "ter opleiding en inwerking" zien aankomen. In deze omstandigheden arriveerde het stuk. God hewaar me" steunde de regimentsadjudant na de ee;ste vluchtige inza~e en expedieerde het naar zijn haas. Tien minuten later verscheen de ordonnans. "Toean k'rnel panggil." *) "Dat dacht ik wel", zuchtte de adjudant. En trad hescheiden hinnen. "Wat is dit?" , vroeg de kolonel en hield met een vies