J.HUIZINGA BRIEF I ELI I 189 VEEN 192 TJEENK WILLINK J. HUIZINGA BRIEFWISSELING I 1894-1924 Uit dit eerste deel van Huizinga's b1·ieven blijkt .dat zijn leven niet zelden een gespannen en driimatisch verloop heeft gehad: de worsteling 1nct het leraarschap in Haarlem en de vergeefse 1,0gingen om als orientalist een plaats tc verwer· ven, via het onverwachte Groningsc profess<>· . raat in de geschiedenis en de slechts geleidelijk • toenemende duide!ijkheid over de eigen wense11 . en plan11en in dit vak, tot aan de tragische in• snijding die de dood van zijn nog jonge vrouw · in 19r4 geweest is; met daarna de overgang 11aar Leiden, de snelle uitbreiding van taken e11 verplichtingen, de reeks van klassieke bocken, Amerika, Herfsttij, Erasmi,s, · en de deels met hulp van vrienden tot stand gekon1en co11ti1cte11 in het buitenland. • ---------··----~·-···------~---------~····-.. In de vijftig jaar die deze correspondentie beslaat, ontwikkelt Huizinga zieh van ee11 veclbelovende lingu1st e11 orientalist tot ee11 wereldberoemd historicus en cultuurfilosoof. De brieve11 geven een. boeiend en dikwijls verrassend beeld . van zijn loopbaan, zijn opvattingen en persoo11lijke omstandigheden. Zij zijn, zoals van hem te · verwachten was, 111et zorg en stijl gescl1reven, trefzeker en beknopt, en met een zeer eigen gevoel voor humor. Zii tonen hem in de dagelijkse bezigheden van zijn werk, maar ook in zijn familiebetrekkingen en in de omgang niet de vele geleerden en kunstenaars die tot zijn vriende11kring behoorden. Zo leggen zij revens getuigenis afvan een halve eeuw Nederlandse cultuurgeschiedenis. J. Huizinga, Briefwisse/ing in drie delen. Deel 11 (1925-1933) verschijnt najaar 1990. Deel III (1934-1945) verschijnt najaar 1991. --~-------- ·---·-·······-···"······ ............ Redactie Leon Hanssen W.E. Krul Anton van der Lem • Deze uitgave is tot stand gekomen onder auspicien van de Stichting ter Bevordering van de Beoefening van de Cultuurgeschiedenis in Nederland Dit deel is tot stand gekomen met steun van het Prins Bernhard Fonds • • . . .. ' • Vormgeving Koos van der Bijl Copyright© Erven J. Huizinga Published by arrangement 1989 by A.W. Sijthofi's Uitgeversmaatschappij bv Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen, of op eni_ge andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 90 218 3693 9 WOORD VOORAF Er zijn enkele duizenden brieven van en aan J. Huizinga (1872-1945) bewaard, daterend uit vrijwel iedere periode van zijn leven. De vroegste zijn afkomstig uit zijn studententijd, de laatste werden geschreven kort voor zijn overlijden in zijn ballingsoord De Steeg. In de vijftig jaar die deze correspondentie beslaat, ontwikkelde Huizinga zieh van een veelbelovende, maar nog enigszins onzekere linguist en orientalist tot een wereldberoemd historicus en cultuurfilosoof. De brieven geven een boeiend en dikwijls verrassend beeld van zijn loopbaan, zijn opvattingen en persoonlijke omstandigheden. Zij zijn, zoals van hem te verwachten was, met zorg en stijl geschreven, trefzeker en beknopt, en met een zeer eigen gevoel voor humor. Zij tonen hem in de dagelijkse bezigheden van zijn werk, maar ook in zijn familiebetrekkingen en in de omgang met de vele geleerden en kunstenaars die tot zijn vriendenkring behoorden. Zo !eggen zij tevens getuigenis af van een halve eeuw Nederlandse cultuurgeschiedenis. Er is tot nu toe slechts weinig uit Huizinga's briefwisseling gepubliceerd. De Commissie van redactie die in 1947 de Verzamelde werken (deel I-IX, Haarlem 1948-1953) samenstelde, besloot daarin alleen de geschriften op te nemen die Huizinga zelfvoor uitgave bad gereed gemaakt. Zijn persoonlijke brieven pasten niet in dit kader, evenmin als de onvoltooide werken uit de nalatenschap en de toneelstukken, tekeningen en gedichten die hij voor particulier gebruik bad vervaardigd. In 1954, toen zowel Huizinga als Martinus Nijhoff op een Nederlandse postzegel werden geportretteerd, verzorgde G. Kamphuis in Maatstaf (II, 203-207) een uitgave van Huizinga's brieven aan deze dichter; in 1963 maakte Leonhard Huizinga in zijn Herinneringen aan mijn vader gebruik van een aantal brieven in zijn bezit, en in 1972 waren enkele voorbeelden uit de correspondentie te zien op tentoonstellingen bij de herdenking van Huizinga's honderdste geboortedag. Daar is het, afgezien van enkele incidentele aanhalingen, tot voor kort bij gebleven. In 1947 vormden ontzag voor de persoon van Huizinga en terughoudendheid tegenover vele nog levende betrokkenen een belemmering; in het tijdvak daarna ontstond in de Nederlandse geschiedwetenschap een reactie tegen de cultuurhistorische richting, en bestand er voor biografisch onderzoek betrekkelijk weinig belangstelling. Nu, ruim veertig jaar na zijn dood, gelden deze omstandigheden niet meer. Huizinga's werken worden nog altijd gelezen en geciteerd. Herfstti;' der middeleeuwen, dat al vrij spoedig in het Duits, Engels en Frans werd vertaald, is een van de klassieken van de twintigste-eeuwse geschiedschrijving. Ook van zijn overige boeken worden de belangrijkste telkens herdrukt. Het spreekt echter vanzelf dat de betekenis van zijn oeuvre voor de hedendaagse lezer is veranderd. Wat het aan onmiddellijke invloed heeft verloren, heeft het aan historische waarde gewonnen. De cultuurgeschiedenis, die in het geheel van de historische wetenschappen nu weer een prominente plaats in- 5 neemt, erkent in Huizinga een voorloper en een inspirator; de discussies over het vak nemen zijn werk dikwijls als uitgangspunt. Maar tegelijkertijd zijn Huizinga en het intellectuele milieu waarin hij verkeerde zelf onderwerp geworden van cultuurhistorische studie. Deze uitgave komt aan beide interessen tegemoet. Zij kan als een aanvulling worden beschouwd op Huizinga's werk, waarvan zij het ontstaan en de achtergronden toelicht. Maar zij kan ook zelfstandig worden gelezen als de geschiedenis van een uitzonderlijk en niet altijd gemakkelijk te doorgronden man, en als het verhaal van de vriendschappen die hem met anderen verbanden. Het is opmerkelijk welk een grote rol de verstandhouding met geestverwanten in Huizinga's leven heeft gespeeld. Hij is er in geslaagd bij velen die hij zelf zeer hoog achtte een blijvende affectie op te wekken. In sommige brieven moet hij zieh met een grotere directheid hebben uitgesproken dan nu is terug te vinden. Dat er veel verloren is gegaan, zou echter zijn volledige instemming hebben gehad. Uiteraard heeft hij wel eens aan de mogelijkheid gedacht dat zijn brieven zouden worden uitgegeven. Op 28 januari 1927 schertste Andre Jolles over een Jaapje Vliegenthart die veertig jaar later op hun briefwisseling zou promoveren; hij stelde zieh voor hoe zij uit de hemel · zouden roepen: 'meo jure, Jaapje, je begrijpt er niets van!' Huizinga moet met schrik hebben gereageerd, want in Jolles' volgende briefheet het: 'Met de ''griezeligheid'' van nagelaten correspondentie ben ik het ook al weer eens - verbranden! als je blieft.' Jolles heeft, voor zover is na te gaan, de brieven in zijn bezit tenslotte inderdaad vernietigd. Ook Henriette Roland Holst heeft Huizinga's brieven aan haaren haar echtgenoot Richard Roland Holst niet bewaard. Huizinga heeft een dergelijke stap misschien overwogen, maar tenslotte toch nooit genomen. Zo komt het dat sommige van zijn vrienden in de uitgave soms bijna nadrukkelijker aanwezig zijn dan hijzelf. Andere voor hem belangrijke personen ontbreken daarentegen vrijwel geheel. De briefwisseling moet dan ook met enige voorzichtigheid worden gehanteerd; zij geeft geen volledig beeld van de contacten die Huizinga onderhield. Huizinga stelde geen systematisch archiefsamen van zijn brieven, en veel van zijn correspondenten deden dat evenmin. In sommige gevallen is er vrijwel zeker heel weinig correspondentie geweest. De collega's uit Leiden met wie Huizinga bevriend was, zoals bijvoorbeeld C. van Vollenhoven en W. de Sitter, ontmoette hij met grote regelmaat; er was geen noodzaak om wat zij samen bespraken nog eens op schritt te stellen. Ook met een studiegenoot als C. T. van Valkenburg, die hij gewoonlijk in Amsterdam bezocht na afloop van de maandelijkse Akademievergaderingen, zijn waarschijnlijk niet veel brieven gewisseld. Dat deze relaties van Huizinga in de uitgave slechts incidenteel worden genoemd, betekent niet dat zij elkaar weinig te zeggen hadden. Huizinga liet zieh bij het schrijven van brieven leiden door bepaalde stilistische principes, waaraan hij ook ethische waarde toekende. Hij had een afkeer van wat hij 'ontboezemingen' noemde; evenmin had hij er behoefte aan zijn gedachten te ordenen door een intensieve uitwisseling van ideeen. Een briefbehoorde doeltreffend en ter zake te zijn. Maar hij maakte een onder- 6 scheid tussen zorgvuldige stilering en formalisme; ware stijl is de uitdrukking van een persoonlijkheid en bestaat niet in voorgeschreven wendingen en cliches. In een boekbespreking uit 1913 betreurde hij het dat er in de humanistenbrieven van de zestiende eeuw zo weinig dagelijks leven door de conventionele formules van het geleerdenlatijn schemerde: 'de diepste waarde van brieven als geschiedbron is de cultuurhistorische: het onmiddellijke kleine leven, dat uit hen spreekt, de aardlucht van den bodem, waarop de schrijver trad' (IV, 334). En in 1938 zei hij in zijn herdenking van Richard Roland Holst: 'Hij was een briefschrijver zonder weerga; meestal waren het korte kaartbriefjes, maar elk ervan was als een bloem, die hij voor U geplukt had' (VI, 516). In deze metaforen, de aardlucht, de bloem uit de tuin, vervatte Huizinga zijn verlangen naar wat hij in zijn geschiedwerk het 'direct contact' noemde. Een korte mededeling, een verslag van een alledaags onderwerp, 'het onmiddellijke kleine leven', was hem daarvoor vaak genoeg. Het is niet gemakkelijk te definieren wat Huizinga zocht in de mensen met wie hij graag omging. Misschien was het dat zij allen hun leven in dienst stelden van een ideaal, een inspiratie, een streven dat boven hun individuele belang uitging. Vrijwel allen waren zij in hun jeugd geraakt geweest door de gedachten van schoonheid en maatschappelijke verheffing die het Nederlandse fin-de-siecle beheersten; vrijwel allen ook meenden zij deel uit te maken van een elite die tot taak had dit hoge cultuurideaal althans op het eigen terrein te verwezenlijken. En naarmate de twintigste eeuw vorderde werden zij vrijwel allen, ongeacht hun politieke overtuiging, resoluut anti-modernist. Huizinga heeft lange tijd in de mening geleefd dat hij, met zijn wens om de gemeenschapsidee van de jaren 1890 te zuiveren van alles wat er nog aan artistieke romantiek uit de sfeer van De Nieuwe Gids in was achtergebleven, modernen vooruitstrevend was. Anders dan bijvoorbeeld Albert Verwey beschouwde hij de idee van de gemeenschapskunst als een breuk met de Beweging van Tachtig en niet als een voortzetting daarvan. Wilde de kunst werkelijk een maatschappelijke functie vervullen, dan moest zij de aanspraak op leiderschap laten varen en een plaats zoeken naast alle andere intellectuele , activiteiten. Van een onderscheid in niveau tussen kunst en wetenschap wil· de hij niet weten. Zijn beoefening van de geschiedenis had lyrische trekken, terwijl de twee beeldende kunstenaars met wie hij het meest bevriend was, Jan Veth en Richard Roland Holst, tevens professoren waren. Maar in Huizinga's voorbijstreven van Tachtig kwam al spoedig een element van nostalgie naar het degelijke liberalisme van de tijd die daaraan vooraf ging. De artistieke vernieuwingspogingen van de vroege jaren 1920 leken hem slechts een hernieuwde vlaag van de kunstenaarshoogmoed die hij al zo lang verwierp. De expressionistische poezie van Marsman die hij als Gids·redacteur te beoordelen kreeg was een breekpunt. 'Laat ons toch de moed hebben, om ouderwetsch te zijn!' Omstreeks deze tijd besloot hij dat alles wat zieh in de kunst als vooruitstrevend aandiende, hem verder onverschillig zou zijn. Huizinga's ontwikkeling van een modern denkend man, bewonderaar van de nieuwste culturele stromingen, naar de conservatief die hij tenslotte in steeds sterkere mate werd, laat zieh in de brieven tot 1924 nauwkeurig vol7 gen. Eeh boeiend aspect van deze eerste dertig jaar van de briefwisseling is daarnaast zijn opklimmen tot een positie van nationale en vervolgens ook internationale prominentie. Zijn naam als subtiel en stijlvol historicus ging al aan zijn grote werken vooraf; in het buitenland trok hij het eerste de aandacht door zijn Mensch en menigte in Amerika, dat door het kort daarop versehenen Herfsttij der middeleeuwen altijd enigszins is overschaduwd. Huizinga is in de literatuur dikwijls voorgesteld als een teruggetrokken kamergeleerde. Uit de brieven blijkt dat zijn leven niet zelden een gespannen en dramatisch verloop heeft gehad: van de worsteling met het leraarschap in Haarlem en de vergeefse pogingen om als orientalist een plaats te verwerven, via het onverwachte Groningse professoraat in de geschiedenis en de slechts geleidelijk toenemende duidelijkheid over de eigen wensen en plannen in dit vak, tot aan de tragische insnijding die de dood van zijn nog jonge vrouw in 1914 geweest is; met daarna de overgang naar Leiden, de snelle uitbreiding van taken en verplichtingen, de reeks van klassieke boeken, Amerika, Herfsttij, Erasmus, en de deels met hulp van vrienden tot stand gekomen ccintacten in het buitenland, tot er omstreeks het midden van de jaren '20 een vertraging in tempo optrad. Dit deel eindigt met plannen voor een groot boek over de twaalfde eeuw dat nooit werd voltooid. Onder Huizinga's correspondenten treden er enkele in het bijzonder naar voren. In de eerste plaats is dit de enkele jaren oudere portretschilder en kunstcriticus Jan Veth (1864-1925), die al in Huizinga's studententijd door zijn essays veel indruk op hem had gemaakt. Veths poging in 1895 om Huizinga als tekenaar aan De Kroniek te 1aten meewerken liep op niets uit, maar zij bleken al spoedig goed met elkaar overweg te kunnen en tal van belangstellingen te delen. Toen zij na 1916 gezamenlijk tot de redactie van De Gids behoorden en elkaar veel vaker zagen, verdween tenslotte het vormelijke 'Gij' uit de brieven. Toch bleef er van Huizinga's kant in de vriendschap altijd een element van ontzag. Na Veths dood in 1925 groeide het levensbericht dat Huizinga van hem wilde schrijven uit tot een volledige biografie. De relatie met Andre }olles is, anders dan die met Veth, in hoofdzaak een schriftelijke geweest. Huizinga zocht Jolles (1874-1946), de jongste en de meest avontuurlijke van de medewerkers uit de begintijd van De Kroniek, in 1896 in Amsterdam op om hem voor een lezing uit te nodigen; na 1897, toen Huizinga leraar in Haarlem was, zagen zij elkaar vaker, en in 1899 gingen zij samen naar het orientalistencongres in Rome. }olles vestigde zieh in Florence, waar hij in de paasvakantie van 1902 Huizinga op zijn huwelijksreis kon rondleiden. In de herfst van dat jaar begon hij een studie archeologie en kunstgeschiedenis in Freiburg-im-Breisgau. Zijn ambities om in Nederland een positie als letterkundige te verwerven liet hij daarmee voorlopig varen. Vanaf deze tijd dateert zijn uitvoerige correspondentie met Huizinga, die een van zijn voornaamste contacten in zijn geboorteland was geworden. }olles' brieven zijn improviserende cultuurhistorische essays, associatief en uitdagend; zoals uit een enkel bewaard antwoord valt afte leiden, heeft Huizinga zieh door hem telkens geprikkeld gevoeld tot een kritisch bezien van zijn eigen standpunten en inzichten. 'Het is bekend, dat ik een oud en groot 8 zwak voor den schrijver en zijn geest heb', schreefhij in 1919 aan zijn mederedacteuren toen hij een artikel van Jolles, inmiddels hoogleraar Nederlands in Leipzig, ter plaatsing in De Gids aanbood. Huizinga heeft herhaalde pogingen gedaan om Jolles naar Nederland terug te halen, ook nadat deze in 1914 Duitser was geworden; dat J olles in 1933 meeging in het nationaal-socialisme en de vriendschap verbrak, is voor hem een bittere teleurstelling geweest. Van een andere, veel minder wetenschappelijke aard is de briefwisseling met de schilder Richard Roland Holst (1868-1938) en zijn echtgenote, de dichteres Henriette Roland Holst-Van der Schalk (1869-1952). Huizinga riep in 1914 de hulp in van Roland Holst bij een protest tegen de wandversiering die de rijksbouwmeester in het nieuwe Groningse universiteitsgebouw liet aanbrengen. Het is vooral de manier geweest waarop zij beiden hem moed wisten te geven tijdens en na de noodlottige ziekte van zijn vrouw, die een duurzame band schiep. Huizinga bracht nadien bijna ieder jaar enkele •-'7'>":,,..,,_,ee...,,._'___~. I ~-v-,o..._.. o....__,.-.,_,,._:,c'-- • 1 - • • QQ c q .,,p· - A,_..,-~~--. . ,0.t.-<><>~- C..t c::::: o a .>:: o 4 / e R < •• c Q c, c: e *' '~ • •• •Q ,. - ..,. "' O'a "' • c:.x: p , ,.c>(· "'- C• oofil • -n ,• • • •' • "t , • ) • ,eo t:7r.:,., .. • • • ( ~ ..-( ,.. L, • • • • . .... • • • • •, .::::,, Q Rn ::, c: • -1' , -, " '" ,-1 n f') ,_., G . . .,,...._A-~ ., - ., ' • ,Z:o,o, • ' • • ,/q A •• A - ' ... •- . "" a 2:o ,> , • ...._,z_, • • Q' ..... • • . ,0 Oo • • • ~ 4 a q , t::,, .. ... 1 pi e, , s, Q ...... q - •• Q D • q e • 0( • < CA • , n< ae 7 ,... ß . q < - "' ... , o,,.. ... • cv:: ' • • ,.v ,:;,.,., cC;;;, • • >' -, - A ., - L, ,, .., L .... . . ,('. • .-~ «:>( n A a. 0 R < e , • 0 " D .,,.. 0 0 0 < c , . . ',< ßq 0 q G- 0 " ,A Qo <> .. .., • #' g ,p ' ,l. e • 2". - c, "" '? 0 7", O,,-o ..f ~,,,. ---·'*"''... ..__a0"-,·~,,,~.,.-.,__ / <"< <'· ' , e _..c..•n:>--•.!...JG!~......_~--... ... . • ,::.,.~~..,,~~~-~~ -. ~ < .. . , .... , .... ,~ - c e - t"Q >-(c;._,.__. ,....__~, .. __ 0 ' , <"( • , ..._ . .. .,(" « • C> .' • ., < .,~,..n,.,._,a-...,.,~.---, ,, ... A _,L,._,q _,,.___ ~j;,o.•RQ.,,._~,-,,:,uoQ....JQ"'c.... , , e A' Q < , , ,E ·• 0 - „;112 -<". D '> e ,,. J ' • ? z, q ...... ., .. .. - - ,fr...,.......,.,,__ ~--E'a:-~~--,,-.... .....,....c..-..,~.--,,",-..,.,.~--~-~·· c:._..,, .. ,P ~Q q 1 , /. Huizinga aan Jan Romein, 2 1 .... ? p < • •> • • #21, .. ,._ n, ) juni r9r8 (kaart, voor- en achterkant). VERANTWOORDING De twee grote verzamelingen van Huizinga's correspondentie bevinden zieh in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's· Gravenhage en in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Leiden. Op basis van het daar aangetroffen materiaal is navraag gedaan naar andere brieven van en aan Huizinga. Uit binnen· en buitenlandse archieven, uit bibliotheken, musea en andere wetenschappelijke instellingen en tevens uit particulier bezit zijn tenslotte meer dan drieduizend brieven van en aan de histori· cus bijeengebracht. Door een enquete en door plaatsing van oproepen in kranten en wetenschappelijke tijdschriften is getracht zoveel mogelijk brieven te achterhalen. Alle brieven van Huizinga zijn gepubliceerd met toestemming van mr. J. Kist, die de erven Huizinga vertegenwoordigt. Van alle overige aan Huizinga gerichte brieven is waar mogelijk toestemming gevraagd aan de schrijvers of hun erven. In een enkel geval bleek het niet mogelijk het adres van deze personen te achterhalen. Waar naar oordeel van de redactie in de betreffende brieven geen belang van eventueel rechthebbenden werd geschaad, is besloten deze brieven niet in de uitgave te laten ontbreken. Deze uitgave van Huizinga's correspondentie zal drie delen omvatten. In het laatste deel zal een volledig personenregister worden opgenomen. Om redenen van plaatsruimte was het nodig een keuze uit de brieven te maken. Daarbij is de voorkeur uitgegaan naar brieven met een persoonlijk karakter. De meeste strikt wetenschappelijke of formele brieven, verzoeken om inlichtingen, afspraken en bedankjes voor overdrukken zijn niet opgenomen. In sporadische gevallen is gekozen voor het weglaten van passages in een brief. Dit is aangeduid met het volgende teken: [... ]; de weggelaten passage is daar• na 1n een noot samengevat. Bij de samenstelling is geen onderscheid gemaakt tussen de brieven die Huizinga schreef of ontving op persoonlijke titel en die welke hij geschreven of ontvangen heeft uit hoofde van zijn verschillende functies. De vele commentaren die Huizinga als redacteur van De Gids schreef op rondgezonden kopij hebben wij daarentegen niet als brief beschouwd en niet opgenomen. De redactie is zieh er van bewust dat het aangehouden selectiecriterium onvermijdelijk een subjectief element introduceert. Er is echter voortdurend uitgegaan van de vraag in welke mate de te publiceren correspondentie een bijdrage levert tot de kennis van Huizinga's leven en werk. Gestreefd is naar een bondige annotatie, die toch alle gegevens verschaft voor een goed begrip van de brieven. Verwijzingen naar secundaire literatuur zijn daarom niet opgenomen. Gebeurtenissen en persoonsnamen die algemeen bekend verondersteld mogen worden als 'Russische revolutie' en 'Rembrandt', hebben geen voetnoot gekregen. In de annotatie bij de brieven van Andre Jolles - die sterk associatiefte werk gingen vele historische figuren noemt - zijn de personen en zakelijke kwesties uit de tijd van Jolles en II Huizinga zelfwel verklaard, de talrijke historische namen niet. De annotatie zou hier slechts feitelijke informatie kunnen geven, maar niet of nauwelijks het verband in Jolles' betoog of associaties kunnen tonen. De brieven worden gepresenteerd in chronologische volgorde. Van de ongedateerde brieven konden de meeste gedateerd worden met behulp van het poststempel. In die gevallen is dit in het briefhoofd vermeid. Wanneer ook een poststempel ontbrak en de datum gepostuleerd is op grond van de inhoud van de brief of anderszins, wordt dat in een noot verklaard en is de datum tussen rechte haken geplaatst. Bij brieven van eenzelfde datum worden de door Huizinga geschreven brieven afgedrukt v66r de door hem ontvangen brieven. Zijn er meer brieven op dezelfde datum door hem geschreven of aan hem gericht, dan bepaalt de alfabetische volgorde van Huizinga's correspondenten de rangschikking, tenzij de inhoud va.n de brieven anders voorschrijft. Het was een eigenaardigheid van Andre Jolles om een brief op een bepaalde dag te beginnen en op latere data te vervolgen en/ofte voltooien. Deze brieven zijn onder de eerste door hem genoemde datum opgenomen. Een plaatsnaam achter de naam van de briefschrijver of -ontvanger is uitsluitend gegeven wanneer die expliciet door de auteur vermeid was. Om verwarring te voorkomen zijn wel bij de brieven van Richard en Henriette Roland Holst de ontbrekende plaatsnamen tussen rechte haken toegevoegd. Zij verbleven in de zomer meestal op hun landgoed de 'Buissche Heide' bij Zundert terwijl zij 's winters in Laren, later in Bloemendaal woonden. Bovendien is hier 'Buissche Heide' vervangen door de plaatsnaam Zundert. Op overeenkomstige wijze is het huis van Huizinga's schoonfamilie 'Toornvliet' - een naam die verschillend gespeld voorkomt: Toornvliedt, Torenvlie(d)t - vervangen door de plaatsnaam Middelburg. Toornvliet lag destijds strikt genomen even buiten Middelburg, in de gemeente Koudekerke, en werd enkele malen als 'bij Middelburg' geadresseerd. Hetzelfde geldt voor Huizinga's huisadres 'Klein Toornvliet' in Helpman bij Groningen, destijds gemeente Haren. Hier is de plaatsnaam met Groningen aangeduid. De vindplaats van de originele brief of kopie is in de meeste gevallen uitsluitend aangegeven met de naam van de gemeente, gevolgd door de naam van de betrokken instelling. Brieven die bewaard worden in archieven, bibliotheken ofmusea zijn niet met coderingen aangeduid omdat vele van deze instellingen bezig zijn hun collecties met behulp van de computer te hernummeren, waarmee deze gegevens snel zouden verouderen. De in het Huizinga-archief in de Leidse Universiteitsbibliotheek of in een andere collectie aldaar aangetroffen brieven zijn niet met doos- of collectienummer aangeduid, maar kortweg met: Leiden, UB. Alleen het archief van De Gids is afzonderlijk vermeid. In de noten worden de volgende afk.ortingen gebruikt: ARA Algemeen Rijksarchief GA Gemeentearchief IISG Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis KB Koninklijke Bibliotheek I2 KDC Katholiek Documentatie Centrum NLMD Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum NRC Nieuwe Rotterdamsche Courant UB U niversiteitsbibliotheek VW Verzamelde Werken Er is gekozen voor een kritische weergave van de brieven. De bladspiegel datering, aanhef en ondertekening - is voor alle brieven geformaliseerd en geeft niet het schriftbeeld weer. Bij nieuwe alinea's is steeds ingesprongen; eventuele regels wit zijn weggelaten. Toevoegingen, bijvoorbeeld in de marge, zijn waar mogelijk in de tekst zelf opgenomen en in een voetnoot verantwoord. Onderstrepingen, enkele zowel als meervoudige, zijn cursief gezet; waar de handtekening onderstreept was, is dit niet overgenomen. Er wordt niet expliciet vermeld of een brief met de hand geschreven is of getypt. Evenmin zijn het formaat of andere uiterlijke bijzonderheden van de brief(kaart) aangegeven; wel wordt het in de sterretjesnoot met een korte omschrijving vermeld wanneer er sprake is van een prentbriefkaart. Huizinga zelf schreef, net als zijn vaste briefpartners, zijn brieven nagenoeg altijd met de hand; in zijn geval met zwarte inkt, doorgaans op A 4- of op dubbelgevouwen A 5-formaat of op cartes. In de regel wordt een eventueel briefhoofd niet genoemd. De praktijk laat zien dat er, niet alleen door Huizinga, evengoed privecorrespondentie werd gevoerd op 'officieel' briefpapier als 'officiele' correspondentie op blanco papier. De spelling van de brieven in het Nederlands is steeds in de oorspronkelijke vorm gehandhaafd. De onconventionele schrijfwijze van vooral Andre }olles en het echtpaar Roland Holst is gerespecteerd en dus met opzet niet verbeterd tot grammaticaal 'correct' Nederlands. Het is opmerkelijk te zien hoe deze schrijvers, met name de Roland Holsten, gewoon waren de taalregels te negeren. Zo schreefRichard Roland Holst consequent 'rede' waar 'reden' zou moeten staan en Henriette schreef doorgaans 'eigelijk' in plaats van 'eigenlijk'. Huizinga zelf sprong met de voorgeschreven buigings-n nogal luchthartig om, al is uit het handschrift niet altijd op te maken of de buigings-n er wel of niet staat. In dergelijke gevallen hebben wij gekozen voor de grammaticaal correcte vorm. Waar het handschrift geen twijfel laat hebben wij Huizinga's gebruik, ook als het formeel onjuist is, gerespecteerd. Evidente verschrijvingen in het Nederlands zijn verbeterd en in een voetnoot verantwoord. Doorhalingen zijn alleen vermeld wanneer het doorgestreepte woord in belangrijke mate afweek. Waar nodig zijn leestekens stilzwijgend toegevoegd. De niet-Nederlandstalige brieven worden alle aangeboden in de taal waarin ze geschreven zijn; de woorden, passages en brieven in andere talen dan het Frans, Duits en Engels zijn in de voetnoten vertaald. Kleine fouten en/of verschrijvingen in de vreemde talen zijn stilzwijgend verbeterd, bijvoorbeeld wanneer Huizinga zieh in het Frans of Duits vergiste wat betreft de uitgangen ofhet woordgeslacht. Eigenaardigheden echter als 'examinations' in plaats van 'examens', of 'dans la forme' in plaats van 'sous la forme' zijn gehandhaafd. In zijn eerste brieven in het Frans en Duits, toen hij nog wei- 13 nig ervaring in het schrijven van deze talen had, lijkt Huizinga zieh over neerlandismen geen zorgen te hebben gemaakt. Deze losheid in het taalgebruik accentueert het particuliere karakter van zijn brieven . • 14 DANKBETUIGING Bij de voltooiing van het eerste deel van de correspondentie van Huizinga wil de redactie haar erkentelijkheid betuigen aan allen die aan deze uitgave hebben meegewerkt. In de eerste plaats gaat onze dank uit naar de familie Huizinga, met name naar mr. J. Kist, die haar belangen vertegenwoordigt. Wij waarderen het zeer dat de verschillende familieleden de in hun bezit zijnde correspondentie ter beschikking van de redactie hebben willen stellen. Wij danken mw. E. Huizinga voor toestemming tot reproductie van haar moeders portret door Jan Veth. Dit portret wordt hier voor de eerste maal afgebeeld. In niet mindere mate is de redactie dank verschuldigd aan het Prins Bernhard Fonds en aan de Stichting ter Bevordering van de Beoefening van de Cultuurgeschiedenis in Nederland onder voorzitterschap van prof.dr. M.C. Brands. Het Prins Bernhard Fonds heeft de uitgave van dit eerste deel financieel mogelijk gemaakt. Wij zijn de heer Brands erkentelijk dat hij deze uitgave organisatorisch heeft willen begeleiden en op het Historisch Seminarium van de Universiteit van Amsterdam een redactiebureau heeft laten inrichten. In het bijzonder moet hier genoemd worden de hulp bij het intikken van de brieven door drs. P. Knevel, die wij hierbij onze dank betuigen. Voor hun adviezen en correcties zijn wij de leden van de Commissie van toezicht erkentelijk: dr. F.F. Blok, prof.dr. A.E. Cohen, prof.dr. E.H. Kossmann en dr. M.E.H.N. Mout. Wij betreuren het dat dr. Blok zijn medewerking om gezondheidsredenen na dit eerste deel moet beeindigen. Bij het aanleggen van de verzameling briefcopieen hebben wij alle hulp gekregen van de beheerders van de beide grote Huizinga-collecties. Wij danken drs. S.A.J. van Faassen en zijn medewerkers van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage voor het ter beschikking stellen van Huizinga-brieven in de vorm van film en xeroxcopie. Voor de medewerking die wij kregen van prof.dr. P.F.J. Obbema, conservator van de afdeling handschriften van de universiteitsbibliotheek te Leiden, en van zijn medewerkers, zijn wij eveneens zeer erkentelijk. Zonder iedereen te kunnen noemen die ons bij de totstandbrenging van deze uitgave behulpzaam zijn geweest danken wij met name: dr. Bruce Barker Benfield (Bodleian Library Oxford, corr. Allen), dr. Antoine Bodar (corr. Jolles), dr. F.G.M. Broeyer (corr. R.N. Roland Holst), Mark Derez (Universiteitsarchief Leuven, corr. Hoste), mw. Andree Despy-Meyer (Archives Universite Libre Bruxelles, corr. Pirenne), mw. P.W. Duparc-Maas (Eersel, corr. Duparc), Van Eeden-archief (UB Amsterdam), het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage (corr. Van Anrooy), Gerald Hanotaux (Le Mans, corr. Hanotaux), B. Hoekstra (corr. Kampinga), drs. K. van der Horst (UB Utrecht, corr. Geyl), prof.dr. F.W.N. Hugenholtz, de Henry E. Huntington Library (San Marino,California, corr. Turner), het Instituut Kern (RU Leiden, corr. Vogel), het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (Amster- 15 dam, corr. Romein), het Katholiek Documentatiecentrum (KU Nijmegen, corr. Brom), de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage (handschriftenafdeling), mr. W.R.H. Koops (UB Groningen), het Leids Universiteitsfonds, drs. W. Otterspeer (Academisch Historisch Museum Leiden), dr. Chr. Overstolz (Bazel, corr. Schwabe), het Rijksprentenkabinet (Rijksmuseum Amsterdam, corr. Veth), jhr. J. Six (corr. J. Six), de Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz (Berlijn, corr. Brugmann), de Stadsbibliotheek te Haarlem (corr. De Roos), dr. S.J. Suys·Reitsma (corr. Suys), J. Vellekoop (corr. Jolles), de universiteitsbibliotheken te Bonn (corr. Usener) en Gent (corr. Fredericq) en het Verwey-Archief (UB Amsterdam) Voor de hulp bij het vertalen van de fragmenten uit de klassieke talen danken wij prof.dr. Chr.L. Heesakkers, uit het Russisch dr. M.P. van den Heu· vel en uit het Sanskrit dr. A. Lubotsky en mevr. drs. H. 't Hart-Muyzen· berg. Voor zijn adviezen ten bate van de uiterlijke verzorging van het boek zijn wij dr. Johan Polak erkentelijk. Onze dank gaat ten slotte uit naar de medewerkers van uitgeverij Veen/Tjeenk Willink, in het bijzonder de heer Koos van der Bijl, die aller wensen verenigde en ook verantwoordelijk is voor de uiteindelijke vormgeving. 16 KALENDARIUM J. HUIZINGA 1872 1897 1897 1902 1903 1903 - 7 december, geboren te Groningen 28 mei, promotie te Groningen 1905, docent geschiedenis aan de gemeentelijke HBS te Haarlem 24 maart, huwelijk te Middelburg met jkvr. Mary Vincentia Schorer geboorte dochter Elisabeth 1905, privaat-docent in de oudheid- en letterkunde van Voor-Indie te Amsterdam 1905 geboorte zoon Dirk 1905 - 1915, hoogleraar vaderlandse en algemene geschiedenis te Groningen; inaugurele rede Het aesthetisch bestanddeel van geschiedkundige voorstellingen 1906 1908 1912 1914 geboorte zoon Leonhard geboorte zoon Jakob Herman geboorte dochter Hermanna Margaretha 21 juli, overlijden echtgenote 28 oktober, benoemd tot hoogleraar algemene geschiedenis te Leiden 1915 27 januari, inaugurele rede Over historische levensidealen 1916 28 april, benoemd tot lid van de Kon.Ak.v.Wetensch. te Amsterdam 1916 - 1932, lid van de redactie van De Gids 1918 Mensch en menigte in Amerika 1918 - 1919, voorzitter van de Mij. der Ned. Letterkunde te Leiden 1919 Herfsttij der middeleeuwen 1920 20 maart, overlijden zoon Dirk 1924 Erasmus 1926 Tien Studien april - juni, reis door de Verenigde Staten 1927 Amerika levend en denkend Leven en werk van Jan Veth 1929 Cultuurhistorische verkenningen 1929 november, voorzitter van de Afd. Letterkunde van de Kon.Ak.v. W etensch. te Amsterdam (tot 1942) 1930 maart - april, gastcolleges aan de Sorbonne december - maart 1931, reis naar Nederlands Indie 1932 - 1933, rector magnificus 1933 januari, affaire plagiaat Colenbrander april, affaire-Von Leers 9 oktober, laatste ontmoeting met Andre Jolles, die de vriendschap verbreekt oktober, lid van de Commission Internationale de Cooperation Intellectuelle te Parijs 1934 voordrachten aan de zomeruniversiteit te Santander (Spanje) 1935 In de schaduwen van morgen II 17 1937 1938 · 1941 1942 1943 1945 18 De wetenschap der geschiedenis 4 oktober, huwelijk te Leiden met Auguste Schölvinck Homo ludens Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw geboorte dochter Laura Maria 27 november, sluiting van de Leidse universiteit 7 augustus - 24 oktober, gijzelaar in kamp St. Michielsgestel, vestigt zieh vervolgens met vrouw en kind in De Steeg bij Arnhem Mij'n weg tot de historie 1 februari: overlijden Geschonden wereld (postuum) [ l ] Johan Huizinga (Diekirch) aan zijn vader en stiefmoeder 1* 3 augustus 1894 Lieve Pa en Ma, Het is jammer, dat we van te voren niet beter hebben afgesproken, waar wij zoo nu en dan eens een brief poste restante konden afhalen, want U begrijpt, dat wij wel eens graag eenig bericht zouden ontvangen. We zouden nu wel kunnen bepalen, dat U p.r. Coblentz schrijft, maar het is de vraag, of we daar dan niet al geweest zijn, of ook, of we er den tijd hebben, naar 't postkantoor te gaan, want we zullen daar wel niet lang blijven. In Keulen zouden we natuurlijk wel een briefkunnen afhalen, maar dan kan U ook net zoo goed eerst schrijven, als we weer in 't land zijn. In elk geval zullen we hier en daar wel eens op het postkantoor kijken, of er soms een brief is, met goede berichten, hoop ik, omtrent gezondheid en dergelijke zaken. Om dergelijke dingen even in eens af te handelen, ik zal later nog wel schrijven, wat ik graag had, dat Ma weer naar Arnhem stuurde, want U begrijpt, dar ik, als ik daar weer kom, te ontoonbaar zal wezen, om me zoo te laten zien. Nu zal ik beginnen, wat verder te verteilen van onze reis, die bij voortduring uitstekend gaat. Van Rochefort gingen we 's morgens naar Luxemburg, zagen daar de stad, die erg schilderachtige gezichten levert van haute en basse ville aan de kanten van de Alzette, met prachtige vuile achterbuurtjes bij bruggen over de rivier. We loopen alle kerken (alles katholiek in dit land) die er een beetje oud uitzien, binnen, om te zien, of het mooi is, er zijn hier erg aardige oude kerkjes. Van Luxemburg gingen we 's middags vijf uur naar Diekirch. W e zijn in 't hötel des Ardennes, het is hier in dit land half Duitsch, half Fransch, de eigenaar is een brave Duitscher, met de brave naam van Heck, door ons gewoonlijk betiteld als Hekkie-Bekkie-Melkjelik. Het is een groot en vol hotel, wij logeeren in de dependance, het table d'höte telt ± 128 personen. Onze kamer is frisch en goed. Het is er eenvoudig, maar heel goed, niet eens zoo erg eenvoudig, een beste plaats, om in pension te gaan. De onmiddelijke omstreken zijn wel aardig, maar niet zoo mooi als verderop. 's Avonds toen we aankwamen was 't zoowat donker, de volgende morgen (gisteren Donderdag) deden we eerst voor 't diner (1 uur) een wandeling in de buurt, 's middags naar Vianden, erg mooie streek, aardige ruine, typisch stadje. Maar we hadden geen tijd, er schetsen te maken, want we moesten per stoomtram terug. Daarom zijn we vanmorgen er weer heengegaan met de tram heen en terug, en ik heb er verscheiden schetsjes gemaakt, mijn schetsboek raakt al mooi vol. Het zijn hier prachtige rivierdalen tusschen rotsen of groene bergen met bosch of bouwland. Nu begint de piano te spelen, wat mij misschien wat hinderen zal, het is hier 's avonds heel aardig, in de eetzaal wordt wat gedanst, het is er erg glad, het zijn meest Engelsehen die 't doen. Hier zijn trouwens ook verbazend veel Hollanders. De eerste avond heb ik mij aan een Engelsch meisje van een jaar of 16 laten voorstellen, waar ik nu 's avonds een keer mee dans. Het is een echt Engelsch type, genaamd Miss Margaret Smith, van een uitgebreide 19 familie Engelsehen, die hier is. Aanstonds hoop ik er nog even mee te dansen. Gisteren was het 2 Aug., 2 de Hollanders hadden dus oranjelint omge· daan, wij sierden ons met een mooie Oostindische kers-bloem. 's Avonds trachtten ze enthousiast te zijn, wat3 hun natuurlijk siecht afging. Jakob 4 en ik trachtten nog een oud Wilhelmus op touw te zetten, maar tegenover de buitenlanders maakte het Nederlandsche patriotisme toch een gek figuur. Van middag nahet diner wouden we naar de ruine Brandenburg wandelen, een 11/2 uur van Diekirch. We lieten ons de weg wijzen, en gingen. We kwa· men een heel eind door een prachtig bosch, maar het pad liep dood, we liepen naar de rand en zagen daar een ruine. Dat is Brandenburg dachten we, we daalden met veel moeite recht een berg af, liepen door de rivier, en klommen toen naar boven. We hadden al een paar uur geloopen zoo langzamer· banden wilden wel eens rusten. Het was er prachtig mooi, maar Jakob werd erg moe (ik weet van geen moeheid door mijn tien --·-. ·,. - -- \ Origineel: Leiden, Instituut Kern. 1. Herman Diederic Tjeenk Willink jr. (1872-1945), uitgever. In Haarlem was Huizinga regelmatig te gast bij het gezin van diens vader, de uitgever H.D. Tjeenk Willink sr., die een studiegenoot was geweest van Dirk Huizinga. 2. Jean Philippe Vogel (1871-1958), sanskritist, privaat-docent te Amsterdam 18981899, daarna werkzaam als archeoloog in Britsindische gouvernementsdienst; hoogleraar Sanskrit te Leiden 1914-1939. In 1898-1899 volgde hij samen met Huizinga een privatissimum bij Hendrik Kern in Leiden. [ 7] 1 Johan Huizinga (Haarlem) aan Karl Brugmann * 9 oktober r898 Sehr geehrter Herr Professor, Hierbei sende ich Ihnen einen Artikel2 zur gefalligen Aufnahme in den 'Indogermanischen Forschungen'. Gestatten Sie mir, als captatio benevolentiae mich in Ihre Erinnerung zurückzurufen. Im Wintersemester 1895-r896 studierte ich in Leipzig, hatte das Vergnügen, einen Teil Ihrer Vorlesungen über Lateinische Grammatik zu hören, habe mich dann aber während dieses Aufenthaltes anderen Studien unter der Führung der Professoren Herren Leskien3 und Windisch4 zugewandt, und bin dadurch von der rein sprachvergleichenden Arbeit abgehalten worden. Weiteres über den zugesandten Beitrag brauche ich hier nicht zu sagen; es wird sich aus der Lesung zeigen. Ich beabsichtige diesen zu verfolgen durch mehrere semasiologische Einzelstudien. Hoffentlich wird der etwas revolutionäre Charakter meiner kleinen Schrift an sich kein Grund zur Abweisung sein. Aus dem Stücke selbst geht ebenfalls hervor, warum ich es gerade Ihrer Zeitschrift zuschicke. In Abwartung Ihres Urteils, Hochachtungsvoll ergebenst, J. Huizinga * Origineel: Berlijn, Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz. I. Karl Brugmann (1849-1919), hoogleraar vergelijkende taalwetenschap te Leipzig sedert 1887, leider van de school der 'Junggrammatiker'; richtte in 1892 het tijdschrift Indogermanische Forschungen op. 2. ''Ueber die Vernachlässigung der Wortbedeutung in der vergleichenden Sprach· wissenschaft''. Het artikel is niet gepubliceerd. 3. August Leskien (1840-r916), sedert 1876 hoogleraar Slavische talen te Leipzig; Huizinga volgde 1895-r896 zijn colleges over het Litouws, en werd door hem geadvi· seerd bij de studie van het Russisch. 4. Ernst Windisch (1844-r9r8), indoloog en keltoloog, sedert 1877 hoogleraar Sanskrit te Leipzig; Huizinga bezocht ook zijn colleges over de oudierse taal- en letterkunde. [8] Johan Huizinga (Haarlem) aan Herman Huizinga* 10 november [r898] Beste Herman, Je verkleinde naam moet nu maar eens ophouden; als latijn en algebra leerend man gaat dat niet meer. Wel gefeliciteerd, vind je het nog pleizierig, om jarig te wezen, ofword je daar alte groot voor? Ik durfniet te denken aan het sturen van tinnen krijgslieden of een bromtol (stel je voor!) en heb daarom een deftig, eo naar ik hoop, nuttig cadeau gekozen, tot herging van papieren, onderlegging en vloei. Ik ga binnenkort verhuizen, zooals ze je wel verteld zullen hebben; schuin tegenover het Koloniaal Museum 1 kom ik nute wo- 28 nen. Daar moet je me later ook maar eens komen opzoeken. Ik heb geweldig koude handen; daarvan beven de letters zoo. Daarom scheid ik er uit, veel groeten aan Pa en Ma. Tu autem, optime frater, cum cane carissimo qui dicitur Dashond, vale! 2 H. * 1. 2. Origineel: Leiden, UB. Thans de provinciale griffie. 'Maar jij, beste broer, met de dierbare hond die dashond genoemd wordt, gegroet!' [9] Johan Huizinga (Haarlem) aan zijn vader en stiefmoeder* 10 november [1898] L. 0. Hartelijk gelukgewenscht met Hemmi's verjaardag. Die zal hem nu nog wel verscheiden keer thuis vieren, voor ans is dat uit. Ik beantwoord eerst even de kwestie van de kastjes: als dat eerste kastje, waar U van spreekt, klein en geverfd, dat op de middelkamer staat, groot genoeg is voor mijn linnengoed wil ik het graag hebben. De commode's en de kleerkast lijken mij minder geschikt. Wil U het eerste dan Zaterdag nog wegsturen, dat ik het Maandag heb? aan het adres Dreef 4 natuurlijk. Dinsdag ga ik over, de drukte komt dus nu. Gisteren was ik weer bij Posthumus Meyjes 1, die beval voortgaan met doorblazen, spreekoefeningen en aanwending van een zwakke faradische stroom. Misschien kan mijn physische collega mij er een leenen ofhebt U soms een apparaatje ervoor? Ik moet er zelf een leenen om de dokter uit te sparen. Aangezien de keel nu al heel goed is voor zijn doen, zal hij dan wel extra best worden; Meyjes zei, dat het wel goed was, dat ik er mee gekomen was. Ik heb tante Sien2 even opgezocht, die was in haar schik, omdat Hein3 een betrekking bij Nyhoff in den Haag had gekregen. Zij vertelde 4 mij, dat tante Katrien schreef dat er van Jakob een klein briefje was gekomen. Nu we moeten vooreerst maar niet op veel nieuws van hem rekenen; hij moet het wat laten bezinken. Om op Ma's vraag omtrent Chris 5 te antwoorden, ik ben blij, dat U het terstond voor onzin hebt gehouden, wat het is. Het is meer een lasterpraatje dan een mal-a-propos. Niemand die zijn verstand heeft kon uit de opmerking van hem, dat hij b.v. zijn zwager Noyon 6 dankbaar was voor de steun in den tijd vo6r het engagement publiek mocht worden, een beleediging voor mevr. v. R. destilleeren, en zij zelf heeft dat blijkens haar vraag aan mij om daar nog aan te komen en wat ze toen zei, allerminst gedaan. Toch zal waarschijnlijk die opmerking er aanleiding toe gegeven hebben. Ik vind het nog al on, beschaamd van de menschen die U naar mijn meening hebben gevraagd; als U ze dat uit mijn naam zeggen wilt, mag het wel. Hoe is Pa's gezondheid? En is Nienhuis 7 weer beter? Veel groeten! Zoodra ik ingericht ben, een uitvoerige beschrijving. UwH. 29 * Origineel: Leiden, UB. 1. Willem Posthumus Meyjes (1861-1933), keel-, neus- en oorarts te Amsterdam en privaat-docent aan de universiteit aldaar; publiceerde o.a. Spraakoefeningen bij' de behandeling van den chronischen larynx-catarrh, ontstaan ten gevolge van 'verkeerd' spreken (Haarlem 1898). 2. Sina Huizinga (1848-1901), jongste zuster van Huizinga's vader, weduwe van de doopsgezinde theoloog Hendrik Koekebakker (1847-1890). 3. Hendrik Koekebakker jr. (1877-1927) bleeftot aan zijn dood werkzaam als firmant bij uitgeverij Nijhoff. 4. Katrina Abella Huizinga (1846-1900), tweede zuster van Huizinga's vader. 5. Christiaan Theodoor van Valkenburg (1872-1962), studievriend van Huizinga, arts te Dieren, later gevestigd als zenuwarts te Amsterdam, was op 30 september 1898 in het huwelijk getreden met Wilhelmina Adriana van Royen. 6. Tarquinius Johannes Noyon (1849-1929), procureur-generaal bij de Hoge Raad. 7. L. Nienhuis, amanuensis bij het Physiologisch Laboratorium te Groningen. [ 10] Johan Huizinga (Haarlem) aan zijn vader en stiefmoeder* 15 november 1898 L. 0 . . Vandaag ben ik op mijn nieuwe kamers geinstalleerd en zal overgaan tot de beschrijving daarvan. Ze vormen in veel opzichten een tegenstelling tot de vorige; van de familie Maas ben ik in vriendschap gescheiden; zij hebben mij steeds uitstekend bediend. De buurt waar ik nu woon, herinnert U zieh, U vondt hem toen bijzonder mooi, ik ook. Het huis is een nieuwerwetsch met veel glas. Mijn zitkamer voor is wat meer dan 4 bij 3 M., dus niet groot. Ben gewoon raam en een erker. Ik heb hem heelemaal behangen met het groene goed van onze tentoonstellingen, 1 en daar mijn prenten opgeplakt. De schrijfl:afel staat midden in de kamer, ende gewone tafel ertegen aan, zoo: /, dC,e~ /' ~r· 2. ~"'p L,, ,,, . t] ~~ - -e-zA:t.A Aa 1:e 3 moeilijkheid valt me erg mee en 't boeit me verbazend. Veel hartelijks van ons beide. Groet Elsje extra van mij Jet * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. Ina van Eibergen Santhagens-Waller (1878-1969), zangeres, vriendin van R.N. Roland Holst. 2. Onopgehelderd. 3. De idioot en Schulden boete, romans van Dostojewski. I. [ 184] Richard en Henriette Roland Holst [Laren] aan Johan Huizinga (Leiden)* 24 december 1916 (poststempel) • B.H. Wat een aller liefst portretje, 1 dank je wel, als Titiaan 't zag kwam hij uit de hemel om haar als modelte nemen. Die arme Elsje wat sufvan haaren wat onverstandig om nu in de vacantie ziek te zijn. Ik denk zoo dat 't in Culemborg2 nog harder waait dan hier. Maar ik heb er vele aardige herinneringen. Hart. gegr. t.t. R. Een snoezig portretje van een snoezig kindje. - Wat zal 't heerlijk zijn met dit weer in de Culemborgsche kersenboomgaarden. Veel hart. gr. Jet * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. Prentbriefkaart van Titiaan: 'Man met handschoenen' (Louvre). I. Een portret van Huizinga's dochter Elsje. 2. Bij Huizinga's zwager JanKees Schorer. 198 [ 185] Johan Huizinga (Leiden) aan Cornelis van Vollenhoven (Zundert)* 6 januari 1917 B.C. Nu is de vacantie bijna voorbij, en ik heb niets gedaan dan allerlei kleinigheden afdoen en tooneelstukken voor de kinderen schrijven, instudeeren en opvoeren. Niet eens revolutie, laat staan vijftiende eeuw. Ik schrijf dit vast, omdat ik de strenge vraag voorzie: en wat heb je gedaan? en dan de schok voor jou en mij wou breken. Mijn eenige grond tot gerustheid is, dat jezelf naar ik hoop, nog minder hebt gedaan; want als op mijn vraag: en wat heb je gedaan, het antwoord volgt: ik heb een nieuwe wereld op pooten gezet, kijk ik van mijn kant even kwaad. 1 Wil mijn vriendelijken groet overbrengen aan de familie v.d. H. H. * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. 1. Van der Hoeven. Henri van der Hoeven (1843-1924), hoogleraar strafrecht te Leiden 1879-1908, oom van Henriette Roland Holst. De familie Van der Hoeven bezat een buiten te Zundert, grenzend aan de Buissche Heide. [ 186] Johan Huizinga (Leiden) aan Peter van Anrooy* 16 februari 1917 Beste Peter, Met luid gejuich begroetten de aanwezigen het bericht van je benoeming in den Haag, 1 dat ik uit de krant voorlas. Ik verheug er mij bijzonder over, en wensch je hartelijk gell.].k. Wat zal het heerlijk voor je zijn, nu van die wrakke financieele toestanden en gebrekkige middelen af te zijn. Ik wensch mevrouw Rose honderd jaren en vele navolgers. Je eerste concert moet ik hooren, en vele volgende ook! Het vooruitzicht, dat jullie nu hier zoo dicht in de buurt komt, vind ik allerprettigst. Alleen de gedachte, hoe ook Mary daarin zou hebben genoten, verduistert mij dat genoegen. Voor eenige dagen stond in het Leidsche dagblad, dat de gehoorzaal om den kolennood niet meer mocht worden gebruikt, en dat de aangegane verbintenissen opgezegd waren. Wil dat zeggen, dat je concert van 26 dezer niet doorgaat, of geef je het in den schouwburg? Vervalt je bezoek op dien dag, dan hoop ik, dat een reis naar den Haag je spoedig aanleiding geeft, hier aan te komen. Ik kan je ook samen logeeren, nl. met je beiden, want met twee kinderen zou bezwaren opleveren. Hartelijke groeten aan je beiden! t.t. H . .* Origineel: 's-Gravenhage, Gemeentemuseum. 1. Op 15 februari 1917 was Peter van Anrooy als opvolger van Henri Viotta benoemd tot dirigent van het Residentie Orkest. 199 [ 187] Johan Huizinga (Leiden) aan S. Muller Fzn. * 28 februari 1917 Hooggeachte Heer, Gaarne zal ik de viertle plaats innemen. 1 Daar dus de beurt eerst eind Maart aan mij zal zijn, kan ik op de a.s. akademievergadering zeker nog wel het een en ander van U vernemen betreffende verzending, verpakking enz. Wat is nu Pirenne's adres? dan zal ik hem schrijven, ofschoon ik het ontzettend moeilijk vind, te gissen wat van hetgeen men schrijven mag, hem in zijn toestand zal interesseeren. Weet U zeker, dat brieven hem bereiken? Colenbrander vertelde mij juist, dat Fredericq hem had verzocht, maar niet meer te schrijven, daar zijn correspondentie beperkt was tot zijn broers. Met vriendelijken groet, Steeds Uw J. Huizinga * Origineel: Utrecht, GA. I. Bij toerbeurt verzond een aantal leden van de Koninklijke Akademie een pakket levensmiddelen aan Henri Pirenne, die in Duitsland in gijzeling gehouden werd. [ 188] Johan Huizinga (Leiden) aan Henri Pirenne (Creuzburg, Thüringen) 1* 11 maart 1917 Mon eher collegue, Il y a longtemps que je vous ai ecrit. N'y voyez-pas de l'indifference, je vous prie. C'est que je me dis toujours: que pourrais-je ecrire qui serait interessant pour vous, maintenant que tant de choses ne s'ecrivent pas, et que peut-etre les petits evenements quotidiens de notre vie intellectuelle ont perdu leur gout pour vous, qui vous rongez dans l'ennui d'une captivite longue et penible. Mais M. Muller me dit, que les lettres de vos amis en Hollande vous sont agreables, je conquiers donc mes hesitations. Je m'occupe toujours de mes etudes sur la civilisation de l'epoque bourguignonne. Je commence ardemment ä souhaiter d'en voir la fin; c'est depuis plusieurs annees que cette matiere m'occupe, avec des annees entieres d'interruption. J'en suis maintenant ä donner la forme definitive au livre ou i;:a doit aboutir. ~a me coute infiniment d'efforts et de soupirs; je me dis souvent que j'ai con~ une oeuvre trop haute et trop lourde pour mes forces. Depuis quelques semaines seulement i;:a marche un peu. Oh le moment que je pourrai vous envoyer mon pauvre livre dans un temps de paix et de liberte! mes desirs pour la fin du travail qui m'opprime et pour le retour de temps meilleurs pour notre monde infortune se confondent parfois. Mes enfants et moi nous nous portons bien. Je n'ai pas de raison pour me repentir du changement de Groningue ä Leide. Les gari;:ons regrettent encore de temps en temps la maison riante dans la campagne pres de Groningue; 200 moi j'y ai laisse tant que les agrements de cet ordre y disparaissent. Les enfants grandissent; l'ainee va avoir 14 ans la semaine prochaine, les trois gar9ons en ont 12, 10 et 8, la petite fille a 4 ans. Vous concevez combien celle-la m'est chere (si je pourrais faire des differences); elle rappelle sa mere par sa nature gaie et equilibree, douce et forte a la fois, et elle semble douee d'une musicalite plus qu'ordinaire. Deja maintenant elle trouve sur le piano tous les airs qu'on lui joue ou chante, et elle ne les joue pas en tatant, note apres note, d'un doigt, mais dans un temps et une mesure a peu pres exacts. Il faut finir. Je sais que jene peux pas attendre votre reponse, mais j'espere vous ecrire de nouveau et bientöt. Je vous souhaite la patience et la sante dont vous avez besoin avant toute autre chose. Votre tout devoue J. Huizinga * Origineel: Brussel, Archives Universite Libre. 1. Sedert eind januari 1917 kreeg Pirenne het dorpje Creuzburg (10 km. ten noorden van Eisenach) als ballingsoord aangewezen. Hij mocht zieh vrij in het dorp begeven, maar er niet met Franse krijgsgevangenen spreken. [ 189] Johan Huizinga (Leiden) aan Henri Pirenne* 23 maart 1917 Mon eher collegue, Je vous fais expedier aujourd'hui un paquet contenant le peu de choses qu'il nous est permis de vous faire parvenir. J'ai suivi les indications de M. Muller, mais on m'a dit ici que le fromage etait absolument interdit. J'espere que vous m'avertirez, si vous desirez d'autres choses que celles que j'ai envoyees. Dans ma lettre du 11 de ce mois je supposais qu'il ne vous etait pas permis de correspondre librement avec quiconque vous voulez. M. Muller me dit, que je me trompe, et il n'est pas besoin de vous dire que je me rejouisais infiniment d'avoir des nouvelles directes de votre part. Je donne cette annee un cours pratique sur un episode de la revolution fran9aise. Nous lisons ensemble (l'auditoire se compose d'environ 40 per1 sonnes) des extraits du Proces verbal de la Constituante que j'ai fait multiplier, ainsi que des journaux contemporains que j'ai pu obtenir des bibliotheques d'ici et de la Haye, comme par exemple le Point du jour, le Courrier de Provence etc. Nous nous occupons de la seance celebre de la nuit du 4 aout '89. 2 C'est une matiere bien interessante, et quoique les exercices auxquels cette lecture donne lieu, ne vont pas tres-loin, 9a leur donne un contact immediat avec les sources (imprimees du moins) qui me semble tres utile. Je vous salue bien cordialement Votre devoue J. Huizinga * Origineel: Brussel, Archives Universite Libre. 1. De Grondwetgevende Vergadering tijdens de Franse revolutie. 201 2. 's Morgens besloot de Assemblee tot het opstellen van de 'Declaration des Droits de l'hornme'. 's Avonds werd besloten tot afschaffing van tal van heerlijke rechten en van de privileges van provincies en steden, tot afschaffing van de slavernij, van de gil· den en verkoop van ambten en tot toelating van burgers tot alle civiele en militaire functies. Tenslotte werd de koning uitgeroepen tot hersteller van de vrijheid van Frankrijk. [ !90 J Johan Huizinga (Middelburg) aan Henri Pirenne (Creuzburg, Thüringen)* II april 1917 Mon eher collegue, Je me suis bien rejoui en recevant votre lettre du 25 Mars, qui m'a mis au courant de tout ce qui vous concerne. Me voila de nouveau a Middelbourg, si pres de votre vieux Gand, et pourtant si loin maintenant. Ce n'est pas la premiere fois que je vous ecris d'ici. C'est d'ici que je vous ai rendu ma visite en r908, dans ce meme temps de paques, un peu moins froid seulement. Je me rappelle encore toutes les circonstances de cette journee agreable, que l'hospitalite de Madame Pirenne et de vous m'a rendu si bonne. Il y avait une grande exposition de fleurs, taute la ville etait remplie de gens. Vous aviez invite a dtner Mm. Fredericq et Thomas, 1 et apres nous sommes alles voir la ville. Dans la chapelle de l'Agneau de Van Eyck etait assis un mon· sieur d'un visage important, et vous dites ä M. Fredericq: tiens, c'est Fierens!2 Le soir il y avait une representation du congres d'ecoliers, qui se tenait ces memes jours. Et le bätiment de votre cours pratique, l'ancien laboratoire de chimie, comme je me rappelle toutes ces choses, comme s'il n'etait pas passe neuf annees depuis lors, et quelles annees pour nous tous! C'est d'ici pareillement que je vous ai ecrit aussitöt apres le commencement de la guerre. - Le fruit de vos loisirs involontaires dans la forme d'un livre sur l'histoire economique de l'Europe depuis le moyen age est bien de nature anous faire le souhaiter avec un vif interet. Les modifications que vous avez faites dans la theorie sur ces choses ont deja si souvent montre vos vues originelles et savantes sur ce sujet, que la science ne pourra qu'en profiter beaucoup. Il m'interesse aussi que vous vous occupez de traduire du russe. II y a bientöt vingt annees, que je me suis appris ä lire le rosse, et quoiqu'il passe des annees entieres que je ne lis aucun mot de russe, on ne perd pas si vite l'habitude et la pratique. L'ete passe j'ai lu l'Idiot de Dostojevskij, et je l'ai trouve moins difficile qu'on me l'avait dit. C'est a dire que Dostojevskij n'est pas difficile ä comprendre quant aux mots; il fait usage d'un vocabulaire assez restreint, ou les memes tournures reviennent souvent. Ce qui le rend difficile, ce sont les transitions d'idees entierement irnprevues. Mais quel accent d'une verite profonde malgre les circonstances exterieures souvent invraisemblables de ses romans. Ou bien faut-il dire, que l'invraisemblance existe seulement pour nous occidentaux? C'est que je tiens tres probable. Le jour d'aujourd'hui etait marque pour le congres de !'Historisch Ge202 nootschap, qui se tient tous les trois ans, ou j'avais l'honneur de parler apres vous en 1911. 11 vous fallait partir aussitöt apres la seance, vous dinates en bäte avec notre regrette Bussemaker a l'hötel des Pays-Bas. Vous voyez, je suis un homme dangereux pour mes souvenirs minutieux! Mais ce que je voulais dire: le congres a ete differe a cause de maladie d'un des deux conferenciers. Et je crois, a cause de l'indifference due aux temps serieux et peu aptes a cette sorte de besogne. La semaine prochaine je serai de retour a Leyde, et nous allons aborder l'ete. Que nous portera-t-il? Croyez-moi Votre tout devoue J. Huizinga * Origineel: Brussel, Archives U niversite Libre. 1. Paul Thomas. 2. Hippolyte Fierens-Gevaert (1870-1926), Belgisch kunsthistoricus, publiceerde over de Vlaamse primitieven en de Vlaamse schilderkunst van de zeventiende eeuw; hoogleraar te Luik en conservator van de Musees Royaux des Beaux-Arts. [ 191] Johan Huizinga (Leiden) aan Henri Pirenne (Creuzburg, Thüringen)* 24 april 1917 Mon eher collegue, Je me häte de resoudre la 'cruelle enigme' due a l'omission de mon nom par le commer9ant M. Kelder, qui vient d'expedier un second paquet. Je crains un peu, que le Pinda-kaas n'ait ete une desillusion; c'est un article fait d'''apenootjes'', un mot qui n'aura pas figure dans votre enseignement du 1 hollandais aux messieurs russes! Merci bien de votre bonne lettre a laquelle je campte repondre plus a l'aise. Votre tout devoue J. Huizinga * Origineel: Brussel, Archives U niversite Libre. 1. Na de val van Luik in 1914 waren tweehonderd daar studerende Russen door de Duitsers in Holzminden, aan de Weser, geYnterneerd. [ 192] Mathilde Jolles-Mönckeberg (Gross-Flottbek/Hamburg) aan Johan Huizinga (Leiden)* • • 27 JUnl 1917 Lieber Huizinga, Es freute mich sehr, endlich mal wieder etwas von Dir zu hören! Ich habe auch lange nicht geschrieben, aber ich denke oft, dass Ihr Holländer uns in Acht und Bann getan und dann schweige ich lieber. Dir tu' ich aber ent203 schieden mit dieser Annahme Unrecht, denn Du hast uns nie etwas anderes als Interesse und Freundschaft erzeigt in diesen schweren Jahren. Ich erwarte A. Morgen oder Übermorgen nach halbjährlicher Trennung. 1 Gerne wäre ich erst im Februar und dann im Mai nach Gent gefahren, aber zuerst war es viel zu kalt und auch in Gent die Verpflegung nicht derartig, dass A. mein Kommen wünschte; er hat viel gefroren und gehungert - und nachher war ich vom Umzug etwas mitgenommen und mu&ste versuchen mich so gut es ging durch Ruhe zu erholen. Ein Umzug in Kriegszeiten is näml. unbeschreiblich unangenehm und man braucht viel Geduld und Kraft, um ihn glücklich zu überstehen. Unsere Übersiedlung dauerte vom 14. März bis 1. Mai und die Zwischenzeit war unerträglich; die Kinder waren überall hin verstreut; ich hauste mutterseelenallein ohne Mädchen, ohne Kohlen, beinahe hatte ich geschrieben ''ohne Essen'' im eisigen Hause; kein Handwerker war zu haben und niemand konnte helfen. Gott s. Dank liegt das nun alles hinter uns und wenn A. Morgen kommt kann ich ihn in ein sehr behagliches, geräumiges, freundliches Haus führen, das in einem grossen Garten liegt, in dem mein ganzer Stolz - stattliche Gemüsebeete und Obstbäume - sind. Selbst seine Bibliothek habe ich mit Hülfe eines erwachsenen Neffen geordnet und sein Zimmer - das grösste im Hause - ist wirklich wunderhübsch. Ich bin sehr begierig, wie er mein Werk findet. Belohnt werde ich reichlich für alle Mühe wenn er sich wol und glücklich hier fühlt. Er hat tüchtig das ganze Semester gearbeitet, Briefe über Phidias 2 kommen jetzt im Sommer heraus und verschiedenes ist schon wieder im Entstehen. Für ihn waren es keine weggeworfenen Jahre, es war Weihnachten als ich ihn zuletzt sah, so frisch und angeregt, dass seine ganze Umgebung mit fortgerissen wurde und neues Leben bekam. [•.. ]3 Was Du von Leipzig schreibst, hat mich sehr interessiert. Es wäre die Erftillung unseres grössten Wunsches, wenn A. ein Professorat4 an einer deutschen Universität bekäme und wir auf diese Weise wieder zusammen leben könnten. In Gent möchte er auf keinen Fall auf die Dauer bleiben. Hoffentlich habe ich Dir nicht zu viel erzählt und Dich gelangweilt. Grüsse all' Deine Kinder und schicke mir doch bitte mal Bilder von ihnen. Euch alles Gute wünschend bin ich Deine Tilli Jolles * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. In 1916 :,verd _Andre Jolles benoemd tot gewoon hoogleraar in de archeologie en kunstgeschleden1s aan de vervlaamste universiteit van Gent. Mathilde Jolles-Mönckeberg was intussen van Berlijn naar Hamburg-Flottbek verhuisd. 2. A~dre_J?lles, Wege zu Phidias. Briefe über antike Kunst. 3· U1twe1ding over de kinderen van Andre en Mathilde Jolles. 4·. Andre.Jo(les maakte kans op een leerstoel in het vak Nederlands aan de universite1t te Le1pz1g; deze leerstoel werd echter niet toegewezeii. I. 204 [ 193] Johan Huizinga (Leiden) aan Henri Pirenne (Creuzburg, Thüringen)* l juli 1917 Mon eher collegue et ami, 11 y a trop longtemps que jene vous ai ecrit, et je n'ai pas d'excuse valable pour l'avoir differe de jour en jour. J'espere que les paquets de 25 mai et de 25 juin vous aient du moins temoigne, que je ne vous oubliais pas. Nous voila bientöt en vacances! Encore quelques examinations et une promotion. Elles ne sont pas frequentes dans notre faculte. Cette fois c'est un eleve qui m'a suivi de Groningue. 1 Je lui ai donne un sujet d'historiographie au sens restreint du mot, savoir la conception de l'histoire du moyen-age chez les historiens hollandais du 16e et 17e siecle. Le jeune homme s'est acquitte de la tache passablement, ce n'est pas grand'chose qu'il en a fait, mais peut-etre que <;:a ne manque pas entierement d'interet. J'admire beaucoup l'assiduite et la concentration clont vous disposez pour votre travail, si je les compare aux miennes. Moi qui travaille dans des circonstances infiniment plus favorables que vous, je suis oblige chaque annee vers mai ou juin de me borner a des travaux de second ordre, parce que la concentration me manque pour continuer la redaction de mon ouvrage sur l'epoque bourguignonne. 11 parait que le printemps m'influence plus que <;:a ne s'attendrait chez un grave professeur de mon age! Mais quel printemps, celui qui vient de nous quitter! On parvenait a oublier les tenebres ou le monde se roule, en aspirant cette floraison abondante et en voyant ce soleil; j'ai vecu ces semaines comme dans un reve, m'occupant du tennis et de la nage sans penser a la guerre. En preparant mes cours pour l'automne prochain j'ai entrepris de traiter d'histoire americaine. 11 me semble tres-utile de s'eloigner parfois de l'Europe, et specialement aujourd'hui une approfondissement de nos connaissances de l'histoire des Etats-Unis vient apropos pour eleves et maitres. Mais ce n'est pas facile de ''voir'' cette histoire comme une unite; il y a tant qui nous echappe et il y manque tant de points d'appui, je voudrais dire des ''leitmotiv'', qui nous rendent intelligibles les histoires des pays du vieux monde. Le vieux monde, combien de temps encore qu'il sera un peu moins vieux, qu'il nous paraitra renouvele par la paix! Avec mes meilleurs souhaits pour votre saute et votre patience, Votre tout devoue J. Huizinga * Origineel: Brussel, Archives U niversite Libre. I. Herman Kampinga. 205 [194] Johan Huizinga (Leiden) aan S. Muller Fzn. (Utrecht)* 3 september 1917 H.H. Ik heb met mijn leverancier gesproken, maar het is hier al even lastig. Een bezending van Fockema Andreae 1 is juist teruggekomen wegens verbod van uitvoer. Mijn leverancier beweert, dat appelgelei en appelstroop hetzelfde is. Hij zal laatstgenoemd artikel overdoen in glazen potjes en het zoo verzenden. Met päte gaat dat niet; dat zou bederven. Ook thee en koffie mag niet meer. 't Wordt heel lastig, hem nog iets bruikbaars te zenden. Half Aug. kreeg ik van P. 2 weer een uitvoerige brief; het is bewonderenswaardig, zooals hij de moed erin houdt. Met vr. groet, Uw J. Huizinga * Origineel: Utrecht, GA. r. S.J. Fockema Andreae (1844-1928), hoogleraar oud-vaderlands recht te Leiden 1877-1914. 2. Pirenne. [ 195] Johan Huizinga (Leiden) aan Henri Pirenne (Creuzburg, Thüringen)* 7 september 1917 Cher collegue et ami, J'ai ete bien content de recevoir votre aimable lettre du 6 aout. J'etais en effet a Middelbourg, quand elle me parvint. Nous avons passe la seconde moitie d'aout a Oisterwijk en Brabant, au milieu d'une nature riante de bois de sapins et de petits lacs. Les enfants se sont amuses beaucoup. Depuis une semaine nous sommes de retour a Leiden; les ecoles ont recommence, les cours universitaires s'ouvriront bientöt. J'ai ete bien touche de tout ce que vous dites dans votre lettre du bonheur des neutres et du stoi'.cisme que la guerre doit engendrer dans les esprits. C'est bien vrai, tout cela. Quant au premier, je l'ai senti toujours durant les annees terribles que nous passons, et je me suis etonne souvent quand on faisait beaucoup de cas des maux incomparables a ceux de la guerre actuelle. Cet hiver ce sera un peu plus rude probablement, mais il ne peut qu'etre utile si nous souffrons aussi un peu de ce que souffre le monde entier. Le pire est qu'il devient de plus en plus difficile de vous procurer les choses, qui peuvent adoucir quelque peu que ce soit les maux: materiels de votre captivite. Le nombre des articles qu'il est defendu d'exporter s'augmente sans cesse, et il ne faut pas reprocher a nos intentions, si les paquets ä venir sont . et monotones. peut-etre ma1gres Oui, je connais ''La Mort du Loup'', de Vigny, 1 c'est une piece tres-forte, et surtout la fin est d'une beaute simple et grave. Quel dommage que vous ne pouvez pas publier des maintenant le premier ~ 206 volume de votre histoire economique! Nous l'attendrons avec impatience. L'etude que vous vous proposez ä faire sur les rapports de l'histoire economique et de l'histoire religieuse, sera des plus interessantes sans doute, qui pourraient etre ecrites. Jene saurais nommer aucun livre qui traite expressement ce sujet, mais je noterai ce qui me vient sous les yeux. Je me suis occupe tout l'ete, excepte les deux semaines ä Oisterwijk, ä lire de l'histoire americaine. 11 me semble que j'aurai ä dire quelque chose lä-dessus, mais c'est tres-difficile ä cause de l'enormite des proportions. C'est surtout les rapports et le contraste entre l'ideal americain de democratie et les conditions economiques et politiques si surprenantes et si laides parfois, qui m'interessent et qui frappent mon imagination historique. Pour approfondir mes vues et mes sentiments sur l'äme americaine, j'ai lu en meme temps les poetes et ecrivains peu nombreux qui comptent dans la litterature du monde: Walt Whitman surtout, puis Emerson et Thoreau, et l'aimable et curieux Hawthorne. Me voilä ä la fin du papier et de mes causeries pas tres-interessantes, mais qui vous temoigneront du moins, je l'espere, que vos amis ne vous oublient pas. Puisse le retour ä la liberte et aux vötres etre plus proche que les evenements sembleraient l'indiquer! Votre bien cordialement devoue, J. Huizinga * Origineel: Brussel, Archives U niversite Libre. 1. Alfred de Vigny (1797-1863), Frans schrijver en dichter; de filosofische meditatie ''La mort du loup'' is met andere van Vigny's beroemdste gedichten opgenomen in de bundel Les destinees (1864) en draagt een stoYsche berusting tegenover het noodlot • Ult. [ 196] Richard Roland Holst (Laren) aan J ohan Huizinga (Leiden)* 19 oktober r9r7 B.H. Welbedankt voor je briefje. Ja voor die lichte narcose tot mei gevoel ik ook heel veel, zelfs ondanks mijn werk, waar ik overigens op 't moment niet zoo goed in zit als jij, naar wij tot ons beider vreugde hoorden. Dat is erg prettig voor je, ik hoop dat er wat van in de Gids zal uitlekken, anders merken wij er zoo weinig van. Is daar kans op. Maar al die kou en al die al die donkerte! Maar weet je een zoo lichte narcose dat wij wakker zouden worden als de duitschers op hun falie kregen, dat zou ik toch niet willen missen en er is kans op. Mevr. Santhagens is verkouden, als zij Donderdag nu maar kan. Hart. gegr. t.t. R.N. R.H. * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. 207 [ 197] Johan Huizinga (Leiden) aan Henri Pirenne* 23 oktober 1917 Cher collegue et ami, Voici dejä plus d'un mois depuis la date de votre derniere lettre, qui m'est parvenue le 29 septembre. Je me rejouis fort, que vous y prononcez une pensee qui m'est venue ä moi-meme depuis plusieurs annees de plus en plus claire, ä savoir que le temps est lä pour nous livrer aux travaux de synthese et de vulgarisation. Mais pourrait-on s'en douter quant ä vous, qui avez donne l'exemple justement celebre de la combinaison de ces deux qualites avec la solidite scientifique dans votre Histoire de Belgique! Quant ä moi, j'ai toujours eu un penchant vers les travaux un peu sauvages, si cela peut se dire, sans que j'ai cependant perdu mon respect pour la solidite et l'erudition penible, qui nous ont ete imposees comme modeles. Et pourtant les dernieres annees m'ont rendu de plus en plus incapable de goil.ter ces ouvrages ultrascientifiques et illisibles qui abondent dans notre science. Je dis souvent ä mes etudiants qu'un livre illisible est un mauvais livre, quel que soit le sujet (excepte en mathematique je pense, mais peut-etre que messieurs les mathematiciens trouvent lisible beaucoup ce qui le nous parait pas). J'ai sous main un bel specimen d'un tel ouvrage justement ä present. Vous connaissez M. Oppermann, professeur ä Utrecht. Il a presente ä notre Academie royale une dissertation sur les sources de l'histoire de la Hollande du X. au XII. siecle, que je dois lire pour rapporter lä-dessus. 1 Vous savez comme c'est maigre cette tradition d'Egmond dont il s'agit. Et vous savez peut-etre que M. 0. a la manie de signaler partout les falsifications. Il voit partout des moines infiniment astucieux et d'une habilete de faussaires incomparable. Il les demasque tous. Mais les grands travaux demandent de grands efforts, et voilä qu'il met 968 pages sans les pages numerotees a b c d a disqualifier nos braves Dirk et Floris, qui nous ont ete chers depuis l'enfance. On raconte de Voltaire, qu'il dit en montrant ä un visiteur dans sa bibliotheque les gros volumes des peres de l'eglise: ''je les ai lus, mais ils me le paieront''. Il me coil.tera un effort de sentiments chretiens pour ne pas dire la meme chose ä propos de mon collegue. Vous demandez des nouvelles sur mon cours sur l'Amerique. Qa marche; les etudiants s'y interessent beaucoup, et si je reussis ä recevoir d' Amerique 2 le ''Source book'' que j'ai commande, nous lirons ensemble des fragments de sources narratives et documentaires. Mais quant a publier un livre, jene me sens pas assez fort pour celä: peut-etre un memoire dans l' Academie ou un essay dans le ''Gids''. Et maintenant comme toujours je vous souhaite la continuation inalteree de cette patience et de cette vigueur d'esprit que vous possedez dans une mesure admirable. Votre bien devoue J. Huizinga 208 * Origineel: Brussel, Archives U niversite Libre. . 1. Het werk van Oppermann verscheen niet in de reeks van de Koninklijke Akademie, maar in die van zijn eigen instituut: Bijdragen van het Instituut voor middeleeuwsche geschiedenis der Rijks-Universiteit te Utrecht, dl. 3-5: Otto Oppermann (1873-1946), sedert 1909 hoogleraar middeleeuwse geschiedenis te Utrecht; Untersuchungen zur nordniederländischen Geschichte des ra bis IJ. Jahrhunderts (Utrecht 1920-1921). 2. Albert B. Hart ed., Source Book of American History (New York 1899, verscheidene herdrukken). [ 198] Richard Roland Holst aan Johan Huizinga (Leiden)* 19 november 1917 (poststempel) B.H. Hoe gaat 't jullie toch, wij hoorden in lang niets van je maar Jet is van plan Zondag over een week naar jullie toe te komen, zij spreekt dan in Leiden. Zit je erg in je werk? En schiet je op ofmoet Vollenhoven er nog bij te pas komen. Ik heb eerst heel veel tijd verloren met de nalatenschapregeling van v. Hoytema1 en met de veiling die nu verleden week afliep. En nu zit ik onder hoogdruk maar erg prettig te werken, en heb daaronder nogal wat haastwerk. Rodin dood, 2 wat een prachtig leven. Nu resten ons slechts eendagsvliegen. Hart. allen gegr. van ons t.t. R.H. * O.rigineel: 's-Gravenhage, NLMD. I. Theodoor van Hoytema (1863-1917), tekenaar en graficus; hij overleed op 28 augustus. 2. Auguste Rodin (1840-1917), Frans beeldhouwer; hij was op 17 november gestorven. · [ 199] Johan Huizinga (Leiden) aan Cornelis van Vollenhoven* 6 j anuari 1918 B.C. Nu is het jaar al zes Beide clans hatten ihre Kultheiligtümer. Die der "Hazen'' lagen bei ''Haasdrecht'' und ''Hazerswoude''; die der ''Bokken'' bei Boskoop (aus Bokskoop) und bei Zalt-Bommel (aus Bokmel). Hier wurden jährlich die grossen Mysterien gefeiert, die bei den "Hazen'' in dem sogenannten ''Haasje over'', bei den ''Bokken'' in dem nicht weniger bekannten ''Bokspringen'' gipfelten. Glücklicherweise sind wir durch spärliche Ueberreste etwas über die dort geübten Riten orientiert. So steht es fest, dass Maskentänze statt fanden (vgl. die überlieferten Ausdrücke: ''de bokkenpruik ophebben'' und ''een bokkekop toonen'' .)2>Auch die Namen der Priester lassen sich noch ermitteln; die der ''Hazen'' nannten sich nach einem eigentümlichen Kultgewand: ''dominee Hazebroek", die der "Bokken'' einfach ''dominee Bok''. Die Gesänge lassen sich ebenfalls noch teilweise reconstruieren. So erschallte bei den ''Hazen'' der orgiastische Ruf"Haas-je maar niet''; während bei den Bokken nicht wie Professor Huizinga irrtümlicherweise angiebt: Bok, bok sta vast Hoeveel vingers zijn er op den rug? sondern: Bok, bok sta vast Hoeveel horens staan er op je bast? gesungen wurde. Vielleicht stammt auch der Hymnus: ''Bokkie-be'' aus jener Zeit. Selbstverständlich war es strengstens verboten das Fleisch der eigenen Totemtiere zu geniessen; geschah dieses doch, so gab das Unglück - daher der Ausdrück ''Haasvreten'' - Dagegen war es löblich das Totemtier der Feinde zu erlegen. Seitens der "Hazen'' nannte man das: ''Een bok schieten''. In historischen Zeiten haben sich jedoch die beiden clans gemischt; man behauptet, dass die einen dabei aussahen: ''als een bok die knoflook eet'', während die andern ''in het gefopte haasje'' waren. 3> Jedenfalls spürt man in dem heutigen Volkscharakter der Bewohner jener Gegend noch deutlich die Mischung. Aus der Zeit stammt auch die Verschmelzung der beiden Totemtiere zu dem Ungeheuer: Hazenbok ('tPCI.· yo)..,uyroc;). Später - sehr viel später würde dieses von dem jetzt mit Recht so beliebten Ungeheuer ßou)..,uyroc; ( =ossenhaas) ersetzt. Den unermüdlichen Versuchen einer Künstlerin gelang es die beiden mythischen Tiere in ihrer wirklichen Gestalt wieder zu geben. 1 Sowohl die Hazen wie die Bokken sind autochthon, sie bilden zweifelsohne nur ein > einziges Volk - die Behauptung dass die Bokken aus der Bokkewina eingewandert sind, trifft nicht zu. 2) Nach einer ansprechenden Hypothese wurde bei dem üblichen Gelage auch der ''Bok·aal'' benutzt. 3) Hierdurch erklärt sich ebenfalls die Kontamination der beiden Kultspiele "Bok, bok etc'' und ''Haasje over'', durch die Prof. Jolles irregeführt wurde. [ 416] Henriette en Richard Roland Holst (Zundert) aan Johan Huizinga (Leiden)* 7 augustus [1922] Beste Han, 1 Het is erg aardig van je om mij te schrijven over dat boek van Noel Peri; ik ken het en heb er veel aan gehad; ik geloof wel dat ik het meeste nu ken, wat er in fransch, engels of duitsch over het japansche theater is geschreven, en ook de No's die in een dier drie talen vertaald zijn. Ik beschouw het hoofdstuk daarover dan ook maar als wat den inhoud aangaat, gereed. Het is prettig dat jullie echt genoten hebben in den Eiffel; ja die duitsche middelgebergten zijn erg mooi. Ik zou dol graag weer eens in het Schwarzwald zijn, maar heb nog steeds geen vrije toegang in Duitschland, al kreeg ik onlangs wel een visum voor een bepaalden tijd in Berlijn. Wij zullen 't heel prettig vinden, als je nog eens van uit Torenvliedt bij ons komt. En als je wilt moogt je alle kinderen meebrengen. Dat wil zeggen, als je komt na 28 Aug., tot dan heb ik aldoor loges en zou hoogstens jou alleen kunnen bergen. Ornstreeks 6 Sept. hopen Rik en ik een dag of acht vakantie te nemen ergens in de Ardennen, rnaar je komt toch zeker daarvoor? In elk geval zien wij je dus nog hier. We hadden het de laatste weken erg rostig en hebben hard doorgewerkt; 2 Rik is bijna klaar met het werk voor het Haarlemsch Postkantoor; een heele opgaaf zoo achter elkaar; hij heeft dan wel wat vakantie verdiend! Intusschen zijn de loges gearriveerd; het karretje werd toch weer aangehouden, maar ze durven toch niets meer te doen! Veel hartelijke groeten ook van Rik, en gezellige dagen in Bergen. Jet B.H. Dank je wel voor 't overdrukje, 3 ik las geloofik nooit iets van die frieschen, 't lijkt mij onaanvechtbaar wat je er over schrijft, en 't intresseerde mij zeer. Jet zegt meer dan zij zou kunnen volvoeren, want Jany (en misschien zijn broer) logeeren hier vanaf ± 26 Augs; dus hoe aardig 't ook zou zijn, van de jongens dan ook logeeren zou vrees ik niet veel kunnen komen. Maar je schrijft toch wel vooruit wanneer of 't zoo wat zou zijn en dan kunnen wij altijd nog zien. Aan de hartelijke welkom-heid, daaraan mankeert niets. Groet ze allen. Hart. gegr. R. * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. Doorgestuurd naar Bergen aan Zee, p/a jhr.mr. K.J. Schorer, 'De Dolfijn'. r. Noel Peri, Cinq No. Drames lyriques japonais (Parijs 1921). 2. Roland Holst maakte in totaal 28 ramen in het trappenhuis van het postkantoor te Haarlem. 3. J. Huizinga, ''Jong-Friesche lyriek''. [ 417] Andre }olles aan Johan Huizinga* 7 augustus 1922 Beste vriend - hier komt weer een artikel. 1 Indien je geen lust hebt het te lezen, stuur het dan zoo aan van Kampen en kijk later de proef eens door; dat was eigenlijk met Colenbrander afgesproken. Waarom ik het je dan stuur? Dat is omdat ik aan innerlijke onzekerheidstoestanden lijd en het mij een veiliger gevoel is het aan jou te sturen dan aan den drukker. Ik heb aldoor het gevoel, dat wat ik schrijf iets anders is dan wat ik schrijven wou - of liever, dat ik den vorm en den stijl, die ik zoek niet te pakken kan krijgen. Daar komt bij, dat ik moe ben - en niet den moed en de vlijt heb zoolang aan mijn stukken te werken tot zij zijn zooals ik ze zou willen hebben. Ik word op mijn ouden dag altoos onzelfstandiger - jelie moet mij op een goeden dag toch maar naar Holland halen; ik vrees dat ik op den duur ietwat kwallig word. Basta. Bovendien heb ik voor het stukje geen titel kunnen vinden - maar die kan men ook nog op de proef zetten. Ik weet niet om welke malle reden ik er te2 gen opzie het woord romantiek (zie je wel, ik kan het niet eens schrijven) te noemen en er liever om heen draai als een poes om de heete brei - ik zou het dus ook in den titel willen vermijden. Maar wat dan? Onze vriend Seilliere is een gelukkig man, hij gooit met klinkende woorden, die zoo hard en zoo goed zijn als rijksdaalders - ik kom uit het land waar men met vage, vieze papiervodjes betaalt. Alweer basta! Ik wou, dat ik tijd had om tien dagen lang op een ouden toren te gaan zitten en Montaigne te lezen. Morgen ga ik met Jan wandelen dat is ook niet kwaad. Je hebt gelijk wij moeten gezamenlijk met onze jon• gens er eens op u1t. Je stukjes had ik al gelezen - van Kampen stuurt tegenwoordig de Gids die vroeger de groote bibliotheek kreeg aan mijn ''Institut'' - de almachtige bibliothecaris bromt ... maar ik laat hem brommen en verheug mij. Die jongFriezen zijn inderdaad verwonderlijke lieden - maar de heele zaak heeft toch iets gekunstelds. Vooral wanneer men het met Gezelle vergelijkt komt er een zonderling luchtje aan - het Vlaamsch is toch anders. Bij je oordeel sluit ik mij volkomen aan. De parlementskwestie4 is buitengewoon boeiend - vooral voor iemand, die gedwongen of gedoemd is van tijd tot tijd met een scheel oogje naar den ''Reichstag'' - of hoe dat ding heet - te kijken. Ik zou er een avond met je over willen praten. Zeg Jan Veth eens - maar niet in mijn naam, want dan wordt hij kwaad 5 dat al zijn schuchtere etymologieen in de Oxford Dictionary staan; wat hij beweert is juist, maar wanneer men nagaat waar en wanneer die woorden in Engeland opduiken, vindt men dat het de tijd tusschen 1595 en 1620 is - dus even voor Van Dijk, maar na Leicester; het is dus veel waarschijnlijker, dat zij tijdens Elizabeth over het Kanaal gekomen zijn dan in den vroegen tijd waar hij op doelt. Ik heb er vroeger ook eens over gedacht een speech te hou- den over de bruggen van Holland naar Engeland van Erasmus tot Willem III. De tijdgenooten van Shakespeare zitten vol met Hollandsche herinne• ringen. Hartelijke groeten je vriend A.J. * Origineel: 's-Gravenhage, NLMD. Andre Jolles, ''Shelley's pad naar de dichtkunst''. 2. J olles verschreef zieh eerst: romatiek. 3. J. Huizinga, ''Jong-Friesche lyriek'' 4. J. Huizinga, ''Het ontstaan van het Engelsehe parlement'', n.a.v. A.F. Pollard, The evolution of parliament (Londen 1920), De Gids 86 (1922) III, 249-264, 424-441 (V.W. IV, 151-179). 5. J. Veth, ''Nederlandsche schilders vroeg in Engeland'', De Gids 86 (1922) III, 313316. 1. [ 418] Andre Jolles (Leipzig) aan Johan Huizinga (Leiden)* 27 augustus 1922 Beste vriend - ik had je al voor eenige