WERËÜGËÏIÍMG.
“’t Vervroegde beursuur” was weleer Des handels shibboleth;
Thans dringt de roepstem meer en meer “De beurs moet zelf verzet”!
Och, of de Raad van Amsterdam Wat vroeg tot die beslissing kwam!
of wij ecnôeti wanen,
960i: Walen Ôeeúle ono niet;
Bezweken was de dam. De felle stroom en winden Herschiepen dorp en veld in kille woestenij. Luid klonk de jammerkreet: “waar zullen we uitkomst
vinden l”
Daar sprak de Stedemaagd van Amsterdam: “bij mij l”
Aan een Watersnood-Feest-Commissie-Lid na zgjne aanvrage om eene bijdrage van mijne lzana’
voor liet Proymmma, ene.
“Gij vraagt van mij een dienst, en grijpt mij bij de keel,
“Wees snedig” zegt gij, “of gemoeddijk naar Verkiezing;
wand; onze Ôtjlìen bouten
Ûno einöetooes oetôriet.
Cntmow wij, zijn mannen, meen (Deo voedzame nwgeàllwltt‚_
63m 3e laatste Öijlàgzettlâ. wetôux Öoot 0u43 hetöoccbt.
“Wees, kan het zijn oorspronklijk daarenboven;
“Maar bovenal: Wees kort! en spreek op staanden voet!” Ik zwicht voor ’t machtgebod der Watersnood-Commissie; Hier is mijn Woord, noch snedig, noch gemoed’lijk‚ Zelfs niet oorspronklijk, naar ik Vrees; maar kort:
“Ai Vrinden! gunt den tijd me om kort te zijn!”
Smet staet niet boete etsen, 11e taken, biet of neer;
-/ÀÈÓ7A®
De pers is de Koningin der aai/de, of jnisíei/ gezegd, de Banen van net fine/zee.
Ïevi/edennezd is mijn ge/nè.
ge?)
„ge! eánne deá;z”%díáfláäd/ fleàe/ n‘ ‘e. ?’%
meer noeste mochten etsen, meer peìïetre menseíjen meer. HUYGENS , Koren-Bloemen.
Aan Ízet Comité voor defeestoíeríng
op 18 Feór. 1881.
Vergun een medicus, u van Zijn hulde blijk te geven Voor het systeem, door u gevolgd
Bij uw menschlievend streven.
In u begroet hij broed’ren toch, Onwrikbare allopathen, i
Die
met geen homoeopathie
Zich wenschen in te laten.
En wordt met water ’t vuur gebluscht, Uw kloekheid zij geprezen,
Nu gij met vuur de wonden Van
Het Water gaat genezen!
Er bloeit een bloem in Hollands gaarde Het hart verkwikkend door haar gloed. Gelukkig ’t volk dat haar bewaarde En blij haar kweekt in ’t vroom gemoed.
ËÍÌEXÎÎÊBBEOÊÊÍIÊHÌQ
Wat schouwspel biedt ge, 0 Land, door ’t stroomgeweld bedolven? Een waterwoestenij, bar, dor en zonder groen. Toch bloeit ook die woestijn: waar stroom en stormen woên‚ Strooit Liefde weldaan als stroomlelies langs de golven. want °V9ra1 is zij ten Zeâen Waar zij haar geuren heeft verspreid, Zelfs in de feestzaal lacht z’u tegen,
De naam dier bloeml. .. WELDADIGHEID!
En zwelgt, met wijd gesperde kaak,
_De dorpen, ofi°ers van zijn wraak, ——
Dan komt dat zelfde kind van ’t land,
En ’t vuur, waar ’t eigen hart van brandt, Slaat met zijn vlam van ’t Noord naar ’t Zuid En droogt de wilde plassen uit,
En zaait weer op de ontluikende aard,
Die, lachend, nieuwe welvaart baart.
J
////‚„
In ‘t wonderbare Nederland,
Waar ’t kind zijn eigen moêr verbrandt, Slaat dit den Watervorst in band,
En noodzaakt hem om vloot bij vloot Te torsen op zijn breeden rug,
En langs die gladde, blanke brug
Ons goud te storten in den schoot. Maar heeft de dolle ídwingeland
Weer hier of ginds zijn vaan geplant,
Men Öyáiäáenoeán/
op 18 Febr. 1881.
Hoe milder ínands uw gond-acîi/ vloeit,
Hoe noogei/ ’z‘ gond nws nar/Zen g/oeiz‘.
Noem niet ’s lands rampen enkel smarten, Een liefdeband zij meê hun naam;
Of binden niet broederharten Door Woord en ofïerhechter saâm?
Waar lijden drukt, houdt Nederland
Door broedertrouw zijn roem in stand. Maer staegh vol-horden
%4„0«/ 0a... g4‚‚‚_‚4_‘ S00 sal ’t eens werden. (Care)
êehmtkt het wutherzaal, eentlutsterh, üruef herladen!
afláw
Met wysheyt te kiesen, Geen inoedt verliesen:
4x