fltflzflzädtsí/flzw MHKHKKIJKPKHKKK
gkgkyzsuww NÍWKÍBPK
91x11x41 ÏKÏFÄKW‘
gkww 7K7IK
m
71‘
4413491 7W7K
m
M4 W m%<
m
7(
7'!‘
Jxww mak
W
H‘
71K
71K
mwwwmww Km
3k 7F
Wflnijtflwflz
w; „‚
341
ï‘ i‘ t‘ t‘ À l ui‘;
WATERSN®©mWHLHELMUS„
Wilhelmus van Nassouwe, Ben ick van Dietschen bloet, Den Waterlant ghetrouwe Blijf ick tot in den doedt. Oranjevorst met eere Ben ick vrij onverveert, Want plassen groot als meiren Heb ik geannexeert.
voor mijnen volck te leven Heb ick altijd betracht, Had ’t water éen verdreven
Om landt, om luyd’ ghebracht ——
(Godt wilde mij regeren Als een goet instrument) — Ick deed hem wederkeeren In sijnen regiment.
lijdt u mijn ondersaten, Die oprecht zijn van aert, Ick zal u niet verlaten Al zijt ghij nu bezwaert;
Die bly begheert te leven Weet, dat ick nacht en dach Mijn goet en cracht wil gheven,
Dat ick hem helpen mach.
19 Februari 1881.
Lijf en goet al te samen Heb ick u niet verschoont, Mijn broeder, hooch van name, Heeft het u oock vertoont: Prins Henrick is ghevallen Helaas, vóór desen dach; De stercke steun van allen Die hij in lijden zach.
Als David moeste vluchten Voor Saul den tyran,
Heeft eenmaal moeten suchten De brave Geldersman;
Toen ben ick uitghetoghen Door sneeuw en storm en ijs
Om traenen af te droghen, Te brenghen broot en pais.
Niet doet mij meer erbarmen In onsen wederspoet,
Dan dat men siet verarmen Der braven landlui goet.
Dat u de watren crencken, O, edel Brabant soet!
"Als ick daer aen ghedencke,
Mijn edel hert, dat bloet.
Ëoo het den wil der Heeren Voor dezen had gheweest, Had ick gheern willen keeren Van u dit swaer tempeest;
Maer Zij, ten Binnenhove, Die alle dinck regeert, Die men altijt moet loven, En heeftet niet begheert.
Doch mochten uwe Staten, Te slaep’rich van ghemoet, De watren heerschen laten En spelen met uw goet; Mocht door haer anghstig dralen Verdrinken stadt en lant, De Coninck zal niet falen Die u zijn trouw verpant.
Wilhelmus sal verschijnen, Als lant- en watervorst,
En swemt aen ’t hoofd der sijnen,
Waer Triton komen dorst; Den waterleeuwe-heere
Gheen storm of vloet geneert, Daer golven obedieeren
Aen ’t quispelen van sijn steert. '
l Y is r r + er r i‘ 3% . ie r ï er í r i‘ is er r t. r r i‘ í er i‘ r r ï er ar + er i‘ ar r r r r ï r r r er r r r 9?‘ À l