ARCHIEF VOOR DE JAVA-SUIKERINDUSTRIE.  ARCHIEF VOOR DE JAVA-SUIKERINDUSTRIE. J. D. KÜBÜS Redacteur. COMMISSIE VAN REDACTIE: S. A. ARENDSEN HEIN, W. DE WAARD, Dr. J. H. WAKKER, Dr. F. A. F. C. WENT, Dr. H. WINTER. 2'i« JAARGANG 1894. l Bte helft. Uitgegeven door: Het Archief voor de Java-Suikerindustrie.  INHO l I) VAN DEN 2<i<"> JAARGANG, 1894. (l*te Hellt.) Oorspronkelijke verhandelingen. C. J. van Lookeren Campagne. Over de waarde van sommige stikstoihoudende, zoo genaamd natuurlijke meststof fen bij de rietcultuur. Blz. 18. » » Over de zoogenaamde schuim gisting der vulmassa. » 417. H. C. Prinsen Geerligs. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van de schuim gisting der naproducten. » 289. » » » Moet men glucosehoudende .sappen met neutraal of met basisch loodacetaat klaren. » 333. » » » Het gebruik van zwavel in de suikerfabrieken, » 339. » » » Twee abnormaliteiten tijdens de fabrikatie. » 344. S. A. Arendsen Hein. Over de schadelijke werking van hoorders » 214. » » en J. H \> akker. Enquête omtrent de gele-strepenziekte. » 81. E. F. van Zanten Jut. Automatische sapmeter. » 2G3. J. D. Kobus, Bijdragen tot de kennis der rietvijanden. I. De Wawalan (Apogonia destructor H. Bos). » 4. » » Verslag omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van verschillende riet soorten in het jaar 1892—93. » 41. » » Welk gedeelte van het riet moet men voor stekken gebruiken, » 58, J. D. Kobus. De met suikerriet beplante oppervlakte van Java Blz. 134. » » Bijdragen tot de kennis der rietvijanden. 11. Parasieten van insecten, die het riet beschadigen. » 255. b b De suikerproductie der verschillende resi denties van Java. » 476. C. Meulemans. Een vijftal tabellen voor fabrikatie chefs op suikerfabrieken ter bekorting van de dagelijksch te maken bereke ningen bij de controle op den molen arbeid. » 426. J. P. Moquette. lets over sereh en over de gele-stre penziekte. » 346. H. C. Pennink. Bepaling van het totaal gewicht aan verkregen vulmassa zonder directe weging. » 297. P. Verbeek. Glucosetabellen. »84 en 104, W. de Waard. Petroleum residu als brandstof voor suikerfabrieken. » 182. Dr. J. H. Wakker. De ananasziekte ot het zwartrot in Oost-Java. » 209. » » » b De bestrijding der keverlarven, b 409. door Botrytistenella (Isariadensa). Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er kans op degeneratie van het suikerriet door het uit sluitend gebruik van de toppen als plantmateriaal. » 169. d » » » b » Een middel tot bestrijding van rietvijanden onder de insec ten, meer bijzonder van de wit te luis. » 253. » b » » j b en H. C. Prinsen Geerligs. Over den achteruitgang van het saccharosegehalte van ge sneden suikerriet. b 249. Dr. H. Winter. Een middel om de kwaliteit van stroopsuiker te verbeteren en een hooger rendement uit de stroopsui kervulmassa te verkrijgen. » 16. VI Inhoud. Dr. H. Winter. Twee gevallen van onvruchtbaar heid bij suikerrietgronden. Blz. 129, » » » De bepaling van het soortelijk ge wicht van rietsap met behulp van den areometer van Brix. » 356 » » » Over mogelijke verliezen aan stik stof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. » 373. » » » De berekening der persing van riet. » 420. Letterlijke vertalingen. Dr H Claasskn. Over de hoeveelheden suiker, die bij liet verwarmen, verdampen en koken der sappen ontleed worden. » 185. » » » Over onbepaalbare verliezen bij de bietsuikerfabrikatie, vooral bij het werken met diffusie. » 299. » » » Proeven omtrent de warmteverlie zen in de stoommachines eener sui kerfabriek. » 385, Dr C llager. Reisberichten uit Noord-Amerika. 100 » 13tS IV. De bietencultuur in Noord-Amerika H. L. de VILMOBIN. Suikercultuur in de Vereenigde Staten » 266. Referaten. H. Briem. Die Erzeugung der Asexualrübe nach No voczeks und nach Briems Methode. » 62 » » Die Verkittung und Verwachsung bei ge pfropten Zuekerriïben. » 62. Th. Cambier. Centralisatie der beweegkracht in suiker fabrieken. » 14 Dr. H. Claassen. Ueber die Warmeverluste in den Zuc kerfabriken. » 364. Prof, A. P. Fokker. Loefflers middel tegen veldmuizen. » 65 J van Breda de Haan. De gele-strepenziekte bij liet suikerriet. » 108 » » » » » Rietvijanden onder insecten en bunne bestrijding. » 148. » » » » » Bouillie-bordelaise en hare toe passing. » 228. Inhoud. VII Dr. A. Herzfeld. Reiseberichte aus Nord-Amerika Die Rübenzuckerindustrie derVereinig ten Staaten von Nord-Amerika. Blz. 273, » » » Reiseberichte aus Nord-Amerika. DieSorghumzuckerindustriein Kansas» 363 Dr. M Hollrung. Reiseberichte aus Nord-Atnerika. Der Riïbenbau ia Nebraska. b 272. Leopold Jesser. Ueber die Einwirkung von Kalk und Alkaliën auf [nvertzucker. » 28. » » Einwirkung von Basen auf ftlucosen » 322. T. Knauer. Zur Pfropfuffg der Ruben. » 62. G. Masseé. On Tricho'jphaeria Sacchari. Mass. » 32ü. A Novoczkk. Rübenculturversuche im Jahre 1890 und 1891. » 62. » » Die neuesten Fortschritte in der un^e schlecbtlieben Vermehrung der Zucker rüben. » 62. Prof. Dr. Paasciie. Die Rübenzuckerindustrie in Nord- Amerii<a. » 270. S. Poels. Vleeschvergiftiging te Rotterdam. » 31. Suikercultuur in Pasoeroean en Soerabaia 109. Dr. F. Soxhlet. Neuerung in der fabrikmassigen Raffi nation des Zuckers. » 226. H. VöciiTiNd. Ueber Transplantation an Pflanzenkóïper. » 62. Modedeelingen uit de praktijk. K. E. la Rastide. Uoss' 30 inch level feed cane cutter. » 446. K. A. Bekker. Vlampijpstopper. » 149. F. P. Beudt. Rudolph Centrifuge. » 365 J. Birnie. Bundowossoriet. » 230. v. d. Brandeler, Noltheniüs de Man en Stucky. Tange rangriet. » 397. .1. \V. van Daalen. Desinfectie van rietstekken. » 33. 11. O. Prinsen Geerligs Over Kopersaccharaat. » 114. P. C. Dudok van ll kei.. Bepaling van bet gewicht van masse cuite zonder directe we ging. » 450. S. A. Arendsen Hein. Tangerangriet. » 197. J. D Kobus. Bondowosso- en Tangerangriet. » 152. » » ï Twee dagen in Tangerang. » 403. Inhoud. VIII van Leeuwen. Tangerangriet. Blz. 153. » » » » 403. J. P. Moquette. De muizenplaag. » 487. G. E. Otto. Leuconostoc. » 150. G. von Stietz. Bibittuinen in de vlakte. » 07. Dr. H, Winter. Bestrijding van de Leuconostoc. » 409. Diverse mededeelitigen. Blz. 34, 68, 115, 154, 198. 230, '278, 324, 308, lil, 151, 189. Statistiek. Blz. 39, 123, 161 207, '246, 283, 372, i-08, 528. Oogst- en Marktberichten. Blz. 40, 71», 127. 167, 207. 248, 288, 332, 372, 416, 407. 528. Keuren waarnem i ngen. Blz. 34, 158, 243, 282, 414, 405 Boekbeoordeeling. A. TscHiRCH. Das Kupfer votn Standpunkte der gericht lichen Chemie, Toxicologie and Hygiëne. Blz. 154. IX Inhoud.  VOO KW O OUD. Konden wij bij het begin van den Isten jaargang mededeelen, dat \2'A suikerondernemingen en handelshuizen en iets meer dan 300 geëmploijeerden zich op hot Archief hadden geabonneerd, sedert is dat aantal niet onbelangrijk toegenomen, liet eerste cijfer is gestegen tot KSS, liet tweede tot 'M'A, terwijl ons tijdschrift bo vendien nog aan 50 particulieren wordt toegezonden. .Met uitzon dering van de fabrieken der Vorstenlanden en Cheribon, tellen we nagenoeg alle fabrieken in handen van Europeanen tot onze geabon neerden. Op het bijgaande staatje ziet men, dat in de gezamenlijke, sui kerproduceerende residenties met uitzondering der drie zoo even ge noemde, slechts 17 Europeesche fabrieken niet geabonneerd zijn, terwijl in d ze drie gewesten er nog 37 ontbreken. We hopen, dat de redenen, waaraan dit verschil is toe te schrijven niet langer zullen blijven bestaan en durven dit zooveel '" eerder, nu het gebleken is, dit in het buitenland het Archief voor de .lava-Suikerindustrie zeer gewaardeerd wordt. Die Deutsche Zuckerindustrie schreef b. v: »W at het Archief vo o r d e .1 a v a-S uikerindus »trie onder de redactie van den lieer J. D. KOBUS »tot n ii toe hee f t gel ever d, i s wel in staat den le »z e i' met bewondering te vervullen vo o r d e w e rk »zaamheden der Nederlanders in hunne tropische okoloniën en vooral voor het kwee ken van een »w etenschap p e 1 ij k e n geest, waarvan de gunstige «resultaten niet kunnen uitblijven en welke zelfs Breeds snel schijnen te naderen. Wie deze zeer «interessante ontwikkeling uit eigen aanschouwine nwenscht te volgen [van hare practische, ook de »E n ro[i e e s'c h e industrie betreffende zijde], dien »k a n ik s 1 e c hts aanraden niet o p te zi e n tegen »eenige moeite om de Hollandsche taal in vol »d oen d e in at e te leer e n, wat voor D uitscher s niet »b ij zo nd e r moeil ij k is. fllli.j zal zich dooi' kennis te maken met de »nie n We en ,e_ e w i e li I i g e r e e d s v e r k re g e n r e s n I t a te n »voor het c h emi s c h-te chnis ch e en landbouwkun sdige gedeelte der tropische suikerin d u s t r i e ze oker voldoen il e beloond vinden." Verder schrijf! mij de Heer v. Lippmann, zonder twijfel de eerste autoriteil op het gebied der suikerindustrie. »llel doet mij genoegen U te kunnen mededeelen, mei welke obevrediging ik steeds de afleveringen van hel Areliiel heb gelezen en »het aantal en den gedegen inhoud der oorspronkelijke verhandelin »gen heb bewonderd ' »Ook in het vervolg zal het mijn streven blijven, deze zon al »gemeen mooglijk bekend te maken en de groote moeite, 'lic op ■bJava aan het wetenschappelijk onderzoek van zoovele gewichtige «vragen wordt besteed, overal in het rechte licht te stellen.' Mogen deze waardeerende woorden er toe bijdragen, dat nog meer fabrieken als geabonneerden toetreden en zoodoende het doel van het Archief om bij te dragen tot de meerdere ontwikkeling en den bloei der suikerindustrie op Java, steels meer verwezenlijk! wolden J. D. Koia's, Voor\s rd. 2 In elk der residenties Pasoeroean, Soerabaia,en Kediri, is éénc fabriek van Chineesche eigenaren geabonneerd. 3 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER RIETVIJANDEN door .1. O. KOiiUd i Plaat 1.) Ondei bovenstaanden titel denk ik successievelijk de beschrijving te geven van een aantal ins seten, die zelve of wier hu-ven schade toebrengen aan liet suikerriet. c c I. wawai.an (Apogonia destructor 11. Bos) Reeds sedert 1888 houd ik mij bezig met het nagaan van de levenswijze van dit insect, dat. vooral in de residenties Soerabaia en Pasoeroean groote schad •■ toebrengt aan de rietcultuur. In de publicaties van het Proefstation Oost-Java deelde ik een paar maal mijne ondervindingen mede, maar daar deze publicaties slechts in be perkten kring versprei I werden, ach! ik het wenschehjk er hier op lerug te komen en het belangrijkste wat mij tot. nu toe omtrenl dezen rietvijand is bekend geworden, in één opstel te vereenigen. Di' wawalan is. de larve van een kever, behoorende tot bet ge slacht Apogonia van de groep der meikeverachtigen of bladsprietigen ; LamellicorneaeJ, welke larve van December tot Maart aan de wortels van liet suikerriet vreet. Aanvankelijk meende ik. dal het dier tot Oost- Java beperkt was, daar van hier alleen berichten kwamen omtrent schade aan het riet toegebracht; later bleek evenwel, dat het over geheel Java verspreid is, maar slechts in de heide reeds genoemde residenties schade veroorzaakt. Mij zelf zijn exemplaren bekend uil Sitocbondo, Kraksaan, Probolinggo, Pasoeroean, Sidhoardjo, Modjo kerto, Djombang, Kediri en Madioen; terwijl in het museum ie Leiden nog exemplaren zijn uit Batavia, Depok, Buitenzorg, Tjilatjap, Ambarawa en Soerakarta. Van de inlandsche namen der larven is C C die van vvawalan de meest verspreide en wordt gebruikt in Sidho ardjo, ModjoJcerto en Djombang; in Pasoeroean spreekt men van mboek of rang, meer westelijk heet het «lier oeret, engkes of gagas; de Madureezen noemen de larven gérdas. Ofschoon de inlanders de larven /.eer goed weten te onderscheiden en andere namen hebben o o voor grootere en kleinere soorten, is wawalan in de genoemde streek toch eene verzamelnaam voor misschien een vijftal larven van on geveer dezelfde grootte. In Kediri geeft men do/o naam aan eene grootere som-t, terwijl onze wawalan daar ocret genoemd wordl en men als mboek-mboek pleegt te onderscheiden do larven zonder poo ten van oen snuitkever, Hypomeces unicolor, die bibit en jonge riet plantjes aanvreet. Reeds in 1888 zond ik den kever aan Dr. 11. Boste Wageningen niet verzoet mij liet «lier te determineeren; op zijne aanvraag zond ik hem latei- meer materiaal, waardoor hij in staat werd gesteld in het Tijdschrift voor Entomologie eene uitvoerige beschrijving van liet, inseel te geven, toegelicht door een paar platen. Eenige figuren liiervan nam ik over veer dit opstel. De volwassen larve (lig. i") wordt rechl uitgelegd tut 20 m.M. lang; ze heelt den engerlingenvorm, dat wil zeggen, dat ze met het achtereind naar voren omgebogen is, waardoor ze voor hot <j;aan op den grond minder geschikl wordt. De kop (Hg. 2) beefl veer hel grootste gedeelte eene bruingele chitinetint, die aan de zijkanten meer bruin wordt; de harde chili nedeelen >\w bovenkaken (lig. :'. en I) zijn donkerbruin, nagenoeg zwart. Hier en daar vindt men enkele haren, overigens is de kop glad en glanzend. Borststuk en achterlijf zijn vuilwit: het eerste bestaat uit drie segmenten, die elk een paar punten dragen, het laatste uit negen, waarvan het laatste verreweg hel grootste is en den inhoud van den endeldarm blauwgrijs laat doorschemeren, liet achterlijf draagt een aantal zeer kleine haartjes, die naar achteren zijn gericht en daardoor de voortbeweging in den grond kunnen bevorderen. De pop, die men niet dikwijls te zien krijgt, is afgebeeld in lig. 5. De kever (fig. (5— 8) heeft eene eivormige gedaante, wordt 8 10 öiM. lang en 5- 6 breed: de kleur is verschillend, meestal violet zwart, maar soms ook zuiver bruin: dikwijls komt, een metaalgroene weerschijn voor. De sprieten (fig. 1») zijn roodbruin, ongeveer I m.M. lang en eindigen in drie bladvormigo leden, die samengevou wen een cilindervormig knotsje vannen. Borststuk en dekschilden blijken bij zwakke vergrooting met een aantal stippeltjes bezet, die op de dekschilden eene karakteristieke teekening vormen (fig. Gen 8). Deze bedekken hel achterlijf niet geheel, zoodat een gedeelte van het vijlde segment en de anale plaat onbe dekt blijven (Eene zee,- uitvoerige beschrijving van larve, pop en J. I>. Kobus tol ilo Icon-iM der rietvijanden. I. !><■ whwhluii 5 kever van de hand van den Neer Eï. Bos vindt men in het Tijdschrift voor Entomologie XXXIII. blz. 312-330 en hieruit overgenomen inde Mcdedeelingen van het, Proefstation Oost-Java No. 28. blz. 3-21). Men vindl de kevers, in Sidhoardjo loonteh, in Pasoeroean ke peh en in Kediri kambrincj genoem I, liet geheele jaar door, maar in grooten getale vooral in liet laatsl van November on in den loop van Maart. Zoo is hel ten minste in den regel te Pasoeroean, hoe wel de eerste vliegtijd zich meer of minder regelt naar het invallen van den Westmoesson. In Sidhoardjo trof ik daarentegen uoggroote hoeveelheden kevers in April en Mei. Als zoovele andere kevers vliegen ze des nachts en dikwijls kunnen ze bij honderdtallen bij de lamp gevangen worden: zij leven van de bladen van allerlei soor ten van vlinderbloemigen, vooral de kelor-wono of djanti /SesbaniaJ, de toeri (Agathi grandiflora/, de tamarinde, de katjang (Arachis) en de kedelee (SoyaJ worden door hen aangetast, 's Morgens voor de zon opkomt, kruipen ze weer in den grond, dikwijls op de plaat sen, waar ze gegeten hebben, zoodal man ze kan verzamelen onder »eri- of kelor-wono heggen, waarmede de riettuinen wel eens •ven zijn De. larven baginnen schadelijk Ie wordan in December en tot in April vond ik ze knagen Ie aan de rietwortels; nooit zag ik ze riet stekken of jonge stengels aantasten, zooals andere larven van «leze zeilde familie doen. Doorgaans bemerkt men eerst in Januari, dat een tuin aangetast is, door het eigenaardige ziekteverschijnsel, dal zich dan vertoont. Bij voldoende vochtigheid van <\n\ grond ziet, uien tegen een uur of tien of iets later hevig aangetaste tuinen, die er tot dien lijd toe frisch uitzien dooi' het 's nachts door de planten opgenomen water, geel worden en een uiterlijk krijgen alsof ze van droogte te lijden hadden. Verwijdert mon de larven niet, en uil is in de prak tijk veel te duur, dan nemen deze verschijnselen toe en hel riet gaat zienderoogen achteruit; somtijds is de aanval zoodanig, dat niet de helft van cene normale productie gemaakt wordt. Volgens som migen zou bij voorkeur riet worden aangetast, dat ree.is om de eene of andere reden kwijnt, maar dit. is volstrekt niet het geval. (ioed gegroeide stoelen en dwergachtige serehplanten vertoonden een even groot aantal larven. Herhaaldelijk telde ik in hevig aan getaste tuinen meei- dan vijftig engerlingen hij eene rietplant en op die wijze aangetaste planten waren dan ook op het oog van hunne buren te onderscheiden; vooral 's morgens vroeg vielen /.e in het 6 ó .1. D. Kobas. Bijdragen tot de kenüis der rietvjjanden. I. De wawalan 6 oog, daar ze 's nachts niet meer opfrischten, zooals de minder aan getasten of anders reeds een paar uur vroeger dan deze gebrek aan water vertoonden Hoewel ik mij dikwijls moeite gegeven heb om den geheelen levensloop van den kever te weten te komen, is mij dit tot nu toe niet gehikt. Wat wij met zekerheid wéten is het volgende. Kort na het invallen der eerste regens ziet men in November groote hoe veelheden >\r\- kevers verschijnen, deze leggen hun eieren, het liefst in vochtigen, zwaren grond en na een korten tijd komen do larven voor den dag; zoolang deze klein zijn, vindt men zo meestal hoog in don grond en daar zo nog weinig voedsel noodig hebben, doen ze niet veel kwaad. Ze groeien snel en gaan nu hoe langer hoe dieper, steeds meeF rietwortels vernielende; verder dan twee voel onder de oppervlakte vond ik ze evenwel aooit. Na twee en een halve of drie en oen halve maand, al naar de weersomstandigheden, zijn ze volwassen en verpoppen; in dezen toestand blijven ze slechts enkele dagen om dan in kevers te ver anderen, die in Maart wederom in zoo groote massa's rondvliegen, dat men ze soms als een voortdurende regen op de zinken daken onzer voorgalerijen lieert nedervallen en er op één avond verschei den honderden bij de lamp kan verzamelen. Van af dezen vliegtijd tot aan het begin vanden Westmoesson weel ik niet, waar de dieren blijven. Er zijn twee mooglijkheden, of de kever blijft als zoodanig in leven, of do reeds beschreven ontwikkelingsgang wordt nog e(Mis doorloopen. Al mijne pogingen om deze kwestie uit te maken waren vruchteloos. Op de meest uiteenloopende terrei nen liet ik opgravingen doen; in riettuinen, in afgesneden en droog geloopen sawahs, in grasvelden en andere, beplant mot maisen bij de wortels van een aantal boomsoorten vond ik niets; bij katjang LArachis) en kedelee (Soya) nu en dan oen enkele kever hoven in den -rond. die zich klaarblijkelijk aan de bladeren der heide laatst genoemde gewassen te goed had gedaan; op de erven der inlanders bij pisangwortels, in oen vochtigen dam, dicht bij eene waterleiding en ander vochtig terrein zeer enkele larven, waardoor wel het spora disch voorkomen van den kever in den Oostmoesson wordt verklaard, maai- niet wordt opgehelderd van waar de groote hoeveelheden ko men, die zich aan het einde van dat seizoen vertoonen. Wel vond ik somtijds groote hoeveelheden andere larven, die deze gewassen beschadigden; eene er van die in grootte en vorm veelopde wawalan geleek, maar er toch wel van te onder cheiden was, kweekte .1. D. Kobua. liijilraijen 10l <li> kennis ilor riptvijaiulpn. I. Do wawalan, 7 ik, omdat het kon zijn, dat de tweede larvengeneratie misschien eenigs zins van de andere afweek, zooals b. v. hij enkele vlinders, bij de vol komen insecten voorkomt, maar zooals ik wel verwachtte, kwam er een andere kever voor den dag liet eenige, waardoor ik mij het plotselinge optreden in November verklaren kan, is de hypothese, dal het in den Oostmoesson de kever in de vlakte te droog wordt en dat hij dan naar het gebergte verhuist, waar zich dan een tweede maal de reeds beschreven levensloop her haalt. Meer dan eene veronderstelling is dit evenwel niet. Het dier richt niet alleen schade aan in rietvelden, maar overal waar wat van zijne gading te vinden is, in de aanplantingen der bevol king, in het gras, in bloempotten, enz: veel vond ik er in de dijkjes, die de sawahs van elkaar scheiden, maai' nooit-in de sawahs zelf; deze zijn hun klaarblijkelijk te nat. Ik <\.\r\\i daarom een tijdlang, dat onder water zetten der rietwortels een goei middel zoude zijn om de larven te verdrijven, maar het riet begint eerder te lijden o c dan de wawalan, zoodat het middel erger is dan de kwaal. De larven schijnen hel meest voer te komen in vochtigen kleigrond, hoewel ik ze ook wel in helderen bodem aantrof en vaneen paar fabrieken op gaven kl eeg, dal ze Op zulken grond aanmerkelijke schade aanrichtten. Het kan evenwel zijn, dat men in het laatste geval met larven van eene naverwante soort te doen had, die ik zelf op dergelijken bodem een paar malen in grooten getale aantrof. De meeste wawalans vim il men tussclien 1 en l'/j voet diepte, hoewel de rietwortels veel die per gaan: slechts eenige koeren, direkt na hevige regens, vond ik ze dichter aan de oppervlakte. Dat de vochtighei I van den grond werkelijk invloed uiioefenl op het voorkomen van den wawalan, bleek mij herhaaldelijk; reeds in ISOI viel hel mij op, dit een paar gedeelten van den proeftuin van het proefstation Oost-Java, die meer water gekregen hadden dan C 3 andoren, meer wawalans vertoonden, in zeer sterke mate evenwel het. volgende jaar, toen in den proeftuin Tamanan een honderdtal vakken, die afwisselend volgens verschillende methoden waren be werkt, voor de helft begoten moesten worden, voor de helft niet. Deze laatste gedeelten hadden na lOOct. geen water meer gekregen, de anderen geregeld om de vier of vijf dagen, totdat de regens voor goed invielen: veer dien tijd waren er een paar lichte buitjes geweest ( l J(i en 28 Nov.), waardoor de kevers te voorschijn waren gelokt. Bij 36 planten, die geregeld begoten waren, vond ik in het begin van Januari 420 larven, bij 24 andere, die na. 10 Oct. geen water J, I). Kolms. lijjdragen tot de kennis der riotvijandnn. I. Do wawalan, 8 meer gekregen hadden, 2 larven, dus in het eene geval twaalf pei plant, in hel andere een per twaalf planten. Nog eenige malen nam ik hetzelfde verschil waar; klaarblijkelijk worden dusde kevers door den vochtigen grond aangetrokken en is 'leze de hoofdiactor veer het al of niet optreden van wawalans. Hieruit volgt een middel, dut waarschijnlijk wel goede diensten kan bewijzen. Indien men namelijk dadelijk na de eerste regenbuitjes, wanneer de kevers beginnen te vliegen, eene laan droge aarde inde plantgroeven kan brengen op die terreinen, waar men last heeft van wawalans, dan zullen /.e hunne eieren ergens anders leggen en zich zoodoende meer verspreiden. Men loopt dan minder kans zeer groote hoeveelheden larven bij de planten te vinden en tegen een klein aantal is liet riet wel bestand. Is men in den tijd, da.t de kevers reeds vliegen nog verplicht de planten water te geven, dan meel men dit 's morgens vroeg doen, zoodat men nog dienzelfden middag het begoten gedeelte met eene laag droge aarde kan bedekken en dus de kevers, die alleen 's nachts vliegen, niet deer eene vochtige bovenlaag werden aangetrokken. Tevens wordt hierdoor de verdam ping van het water vermindi id. Toch schijnen de aard van den gronxi, de bewerking en mis schien neg andere factoren ook van invloed te zijn. Van 3'2 vakken riet toch, waarin op het oog geen verschil te zien was en waarvan hij 16 de stekken in bovengrond geplant waren, bij 16 andere op de gewone manier en die verder altijd op dezelfde wijze waren be handeld, werden bij 6i planten in hel eerste geval 13, in het tweede geval 7 wawalans per plant aai en. Het meeste kwaad schijnen de wawalans te doen als de Westmoes son laat invalt, voor dien tijd door een paar lichte buitjes de grond oppervlakkig nat gemaakt .is en daardoor de kevers te voorschijn zijn gelokt. Vallen de regens vroeg in, dan groeit liet, riet snel ge i gom een aanval dia- larven te kunnen doorstaan. Van vijanden uit bet dierenrijk schijnt de larve weinig to lijden te hebben: nu en dan slechts vindt, men bij rietstoelen nesten van eene kleine, roode, bijtende mier en in dit, geval is men zeker O O geene wawalans aan te treffen; aan andere mierensoorten storen ze zicb minder. liet vernietigen der lar ien zeer tijdroovend en kostbaar werk; waar slechts kleine boekjes zijn aangetast, kan men ze uit graven, doeden en de plant, met eene extra bemesting voorthelpen, maar waar groote oppervlakten van de pku.g te lijd en hebben, is J. IL Kubus. ISijilragcn tot do kennis dor rietvijanlon. I. I>o wawalan 9 het niet te doen; kalken van den grond helpt niet veel, de dienn kruipen door de kalk heen en gaan voort met vreten, guano helpt een oogenblik, maar zoodra de lucht er van verdwenen is komen o o ze terug. Terwijl de wawalans reeds bezig waren de rietwortels te vernielen, trachtte ik ze te verdrijven door met petroleum gedrenk te ampas in den grond hij de planten brengen. Van 120 plantrijen liet ik voor dien tijd telkens eene plant uitgraven om het aantal larven te tellen; 60 rijen werden daarna op de genoemde wijze met petroleum be handeld, de andere met de vorige afwisselend niet. Xa eene week her haalde ik het onderzoek weer bij 120 planten, maar vond zoowel bij de wel, als hij de niet met petroleum behandelde gemiddeld evenveel larven als vroeger. Nu een jaar geleden liet ik daarom met petroleum ge drenkte ampas in den grond brengen tegen den tijd, dat de kevers be ginnen te vliegen, d. w. ■/.., na de eerste regenbuien in den West moesson, in de hoop dat ze door de lucht van de petroleum zouden afgehouden worden daar hunne eieren te leggen. Daar ik evenwel zelf om dien tijd verplicht, was op reis te gaan, werd de proef niet geheel genomen, zooals ik had gewenscht. Wel bad ik eenig resul- taat, daar hij de met petroleum behandelde planten 21% larven minder gevonden werden, (zie dit Tijdschrift, Jaargang I. blz. 249), maar dit verschil is toch niet groot genoeg om het middel aan te kunnen raden, zoodat het wenschelijk is deze proef te herhalen. Ik kon evenwel constateeren, dat de rietproductie door bei gebruik van petroleum niet had te lijden. Voorloopig blijft het beste middel het vangen kevers: dit is niet moeilijk, zooals de Heer I'. 11. Stom. op Boedoeran bewezen heeft, die van April tot midden December 1885 bijna zes millioen kevers verzamelde, waarvan ruim vier millioen unie eerste 19 dagen van December, liet vangen werd toen geslaakt, omdat de huren niel o o wilden helpen. Wil men op deze wijze de wawalan bestrijden, dan is samenwerking evenwel dringend noodig en men kan dan in kor ten tijd aan de plaag een eind maken, zooals herhaaldelijk bij mei kevers gebleken is. Toen uit Europa de eerste berichten kwamen van eene ziekte der engerlingen, veroorzaakt door eene schimmelsoort, Botrijtis te- o o nella, lioopte ik hiermede ook de wawalans te kunnen bestrijden Be lieer Peelen zond ons reeds spoedig, nadat de sporen der schimmel in handel gebracht werden, een aantal huisjes met sporen gevuld, waarvan het ons evenwel bij kweeking op verschil lende voedingsbodems niet gelulde er een tot kieming te brengen. i. t). Kobua. bydragen tot de kennis der rietvijanden. I. De wnwalan. 10 hoewel de in geringe hoeveelheden als onzuiverheden voorkomende sporen van Penicillium en Mucor wel kiemden. Eene tweede bezen ding, die op ons verzoek in dichtgesmolten buisjes werd verzonden (de eerste waren met watteproppen gesloten) gaf geen heter resul- o 6 taat. Verder werden een aantal wawalans in de sporen gewenteld en toen in een grooten bloempot met aarde gedaan, welke vooraf nog met den geheelen inhoud van een buisje met sporen was gemengd. Eenige der larven stierven wel, maar zonder dat ze door den schim mol werden aangetast, anderen verpopton en werden kever. Zoomin dus als op kunstmatige voedingsbodems, gelukte het de sporen op levende larven tot kieming te brengen. De meeste der naar Java gezonden sporen gaven geen resulta ten; daarentegen kreeg de lieer LuDEB te Pagilaran betere uit- komsten Va-w paar der door hem ontvangen huisjes bleken levende sporen te bevatten, waarmede het hem gelukte keverlarven te infec teeren. (Zie Indische Merkuur. 1892). Dergelijke geïnfecteerde larven werden ons door de Ned. Indi sche Handelsbank toegezonden, ten einde te trachten hieruit Botry tis tenella te kweeken en er infectieproeven mode te doen. Geen van beiden gelukte mij. Een aantal keverlarven van ver schillende soorten werden bestreken met eiwit, waarin stukken der gemummificeerde Pagilaranlarven waren fijngewreven en toen in potten mei aarde bewaard, maar na eene maand waren de meeste nog springlevend en de enkele doodc niet beschimmeld. Uit de Pagilaranlarven kweekte ik vijftien verschillende schim melsoorten, van alle welke ik reincultures verkreeg. Allen droegen speren, die in venu of in grootte van die van Bolrytis tenella af- O o weken. Eenige wawalans had ik in een doos met aarde gedaan, waarin een gedeelte der Pagilaranlarven bewaard werd. Een er van vund ik op een goeden dag mei eene schimmellaag bedekt. Aanvankelijk dacht ik, dat er ten slotte toch eene infectie had plaats gehad, maar de schimmel op de doode wawalan bleek eene Mucorsoort te zijn, dezelfde die ik ook het meest uit de Pagilaran- O O larven gekweekt had. Een dag later vond ik weer een doode wawalan, die na een paar dagen op dezelfde manier door de schimmel werd aan getast; ook doode larven uit een anderen pot, die ik opzettelijk in de doos met Pagilaranlarven bracht, vertoonden na een paar dagen hetzelfde uiterlijk. De schimmel trad dus hier als saprophyt op. Al deze proeven kudden dus een negatief resultaat. .■ 6 4 J. 1). Kobus. liijdragon tot do kennis der riotvijnnden. I. Do wawalan 11 Terzelfder tijd, dat ik de larven van Pagilaran ontving, vond ik zelf een schimmel, die engerlingen doodt. Zooals ik vroeger reeds meedeelde, kweekte ik gedurende den Oostmoesson voortdurend <>|> O o wawalans gelijkende keverlarven, in de hoop omtrenl de levenswijze van het insect nadere inlichtingen te bekomen. In een dezer cultures vond ik in de eerste helfl van September 1892 crue doode larve, die er anders uitzag dan gewoonlijk. Ik Hetze liggen en vond haar werkelijk den volgenden morgen met eene brui ne sporenmassa bedekt. Terstond maakte ik er werk van. hiervan reincultures te bekomen. Ik gebruikte als voedingsbodem peptonsui kergelatineagar en aardappels; op beiden ontwikkelden zich schimmels, maar tevens zoo tallooze bacteriën, dat er geene reincultuur van te krijgen was. Ik maakte toen eene voedingsoplossing, waarin zoo weinig van de gedoode larve gebracht werd, dal bij hel aanzetten van kleine cultures kans bestond, eene enkele schimmelspore afzonderlijk te doen kiemen, maar dit gelukte niet, daar öf de schimmel dooi de bacteriën werd overwoekerd, öf alleen bacteriën zich ontwik kelden. Om de bacteriën tegen te gaan vermengde ik hierna de voe dingsbodems mei vrij veel citroenzuur, daar zuren ever hel algemeen de ontwikkeling van bacteriën tegengaan. Men stukje van de doode larve werd op een gesteriliseerde glasplaat met een gesteriliseerde pistil fijngewreven en hel poeder in een reageer buisje met nog juist vloeibare gelatine gebracht, goed er mede gemengd en van dit mengsel met een platinanaald een paar druppels in een tweede reageerbuisje met peptonsuikei'gelatineagar gebracht en goed gemengd. Van het tweede huisje werden op de zelfde wijze een paar druppels in een derde gebracht en van alle drie plaatculturen gemaakt. Er ontwikkelden zich nu geene bacteriën en in de plaatcultuur van hel tweede buisje telde ik na eeuige dagen bijna 200 koloniën van de gezochte schimmel en slechts vijf andere. In het eerste buisje luidden vreemde schimmels de overhand, in het derde ont wikkelden zich de cultures langzamer. Zes dagen na de uitzaaiing begon de sporcnvorming en eöfa dag later waren de kolonies met dezelfde bruine sporenmassas be dekt, welke ook de larve bedekt hadden. Te gelijker tijd stierf nog eene tweede keveiiai've aandesrhim melziekte en na een tijdlang nog een derde. De anderen, die zich 6 6 J. 1). Ivo'jus. Bydragen tot de kennis rietvfyan len, I. De wawalan 12 in dezelfde doos bevonden en dus zonder twijfel met talrijke sporen in aanraking kwamen, bleven leven, verpopten zich en werden kever. liet was nu verder eenvoudig om zooveel reincultures van de schimmel te maken als ik zelf wilde; ik bracht de sporen op ver schillende voedingsbodems mei en zonder citroenzuur en bijna zon der uitzondering bleken do cultures zuiver. Onder anderen kweekte ik de schimmel op gesteriliseerde wawalans en na een dag of vier, vijf waren deze op geheel dezelfde wijze mei sporen overdekt als de spontaan gestorvene. Oei een groot aantal speren te verkrijgen, werd een literkolf voor de helfl mei voedingsvloeistof gevuld, gesteriliseerd en met sporen int eene reincultuur goinfecteerd. Na eenc week was de ge heele oppervlakte mei eene stevige, dicht, verviltc schimmelmassa bedekt, die talloozc sporen vormde, /onder dal er ééne vreemde schimmel was opgetreden. Een aantal larven besmette ik, dooi' de kop en de zijden van bei lichaam te bestrijken met een in eiwit gedoopt penceel, waar mede de met sporen bezaaide oppervlakte als liet, ware afgeveegd werd. Onder het mikroskoop bleken in het eiwit, dat zich aan het penceel bevond, ontelbare sporen aanwezig te zijn. Den volgenden dag waren alle larven door mieren opgevreten, die op het eiwit waren afgekomen. De besmetting werd dadelijk niet andere larven herhaald en de bak, waarin de larven waren, op een statie!'in een schaal niet water gezet. Drie uur later waren de meeste larven weer door mieren gedood, die over het water liepen om de bak te bereiken. Eene derde hoeveelheid larven werd besmet en uu op het water petroleum gegoten, waardoor eindelijk de mieren afgeschrikt werden. Geen der larven werd (lom- de schimmelziekte aangetast. lUt resultaat stelde me zeer te leur. Wel waren mijne verwach tingen niet zeer hoog gespannen, daar ook naast de spontaan door de schimmelziekte gestorven larven, een aantal waren blijven leven en hunne ge laanteverwisseling voltooid hadden, maar dat er geen een zon sterven, had ik niet verwacht. Trouwens met de Botrytis lenella schijnt het resultaat even on zeker te zijn. In »die Deutsche Ziickeriiidustrie' van 25 Aug. leest uien namelijk het volgende: »Bij het onderzoek der methode om meikeverlarven metßotry i>tis lenella te verdelgen, komt prol'. Kuank tot het resultaat, dat de o o .1. I). Kubus. Bijdragen tot du kennis der riotvjjandon. I. De wawalan 13 9mogelijkheid om engerlingen met Botrytis tenella te besmetten en «daardoor te dooden, bewezen is. De overgang van de schimmel is «evenwel zoi onzeker en ook bij de zorgvuldigste uitvoering der «methode betrekkelijk zoo zeldzaam, dat voorloopig ten minste het «middel geen succes belooft. Wanneer nu in de natuur buiten ons «toedoen somtijds epidemieën van Botrytis tenella bij meikeverlarven «uitbreken, dan moet zonder twijfel aan zekere voorwaarden zijn «voldaan, die de geschiktheid van de schimmel om te besmetten en «der dieren om besmet te worden, in deze mate doen toenemen. VVel »ke evenwel deze voorwaarden zijn en of wij ze kunstmatig kunnen «veroorzaken, ligt tot nu toe geheel en al in het duister." Tot mijn spijt kon ik de proeven niet verder vervolgen, daar ik in opdracht der regeering naar Banl.it ging, zoodat ik al mijne cul tures aan den lieer Wakker in bewaring gal', die de onderzoekin gen zelf voortzette. De schimmel zelf', die de ziekte veroorzaakt, wijkt geheel en al van de Potrytis tenella al'. Door hare sporenvorming doet zo veel aan een Penitillium denken, hoewel de sporen een anderen vorm hebben. Deze zijn langwerpig met afgeronde einden, ongeveer 7 ft lang en 2 i j i ft breed en in liet midden ingesnoerd. Ze kiemen spoe dig; bij dekglasculturen in eene voedingsoplossing is na 20 uren bij een groot gedeelte do kieming reeds begonnen. De sporen zwellen eerst eenigszins op en vormen dan één of somtijds twee kiembuizen aan de afgeronde einden: na 28 uur beginnen zich deze te vertakken, terwijl reeds een paar celwanden zijn opgetreden; 50-50 uur na de kieming heeft zich een uitgebreid dradennet met talrijke vertakkingen en celwanden gevormd, dat reeds met het bloote oog in plaatculturen als eene kleine schimmelkolonie kan herkend wor den. Na een dag of zes hebben de uit ééne spore ontstane kolonies gemiddeld eene middellijn van 4-5 m.M. De kolonies zijn sneeuwwit van kleur, waartegen <Ie hruinespo renmassas scherp afsteken. De sporenvorming begint in den regel vier of vijf dagen na de uitzaaiing, in zure oplossing daarentegen een dag of drie later. Bij eene doorsnede door een sporendragend mycelium, dat zich op eene voedingsvloeistof ontwikkeld heeft, vindt men het dichtst aan het suhstraat een dicht opeengedrongen, hij doorsnede pseudopa renchymatisch hyphenweefsel. Hierop volgt scherp er van geschei den onn zeer los weefsel van nyphendraden, die meer naar hoven toe parallel gaan loopen, zich sterk vertakken, welke zijtakken mede o o J. D. Kobus. Bydragen tot de kennis der tiotvijnnden. I. De wawnlan. 14  Archief voor de Jaya-Siikkkimhstiuk. II Plaat 1 parallel loopen en aan hunne uiteinden lange sporenreeksen afsnoe pen. Deze sporenafsnoerende gedeelten, die eerst als witte puntjes van dichter weefsel te herkennen zijn op het andere mycelium, wor<len bruin als de sporen rijp worden en zijn scherp van het om ringende witte mycelium afgescheiden. Als de cultures ouder wor den en het aantal sporenvormende hyphendraden toeneemt, vloeien deze gedeelten eenigszins in elkaar en wordt het mycelium door eene •oeer of minder aaneengesloten laag sporen bedekt. Op oude cul tures telde ik aan het einde der hyphendraden reeksen van 50 en meer sporen, die gezamenlijk eene lengte van '/j m. M. bereikten. Dikwijls nam ik eene afscheiding van waterdruppels op de oude cultures waar. De meeste schimmels, die als onzuiverheid optreden, ontwikkelen zich veel sneller, zoodal bij onzuivere cultures de schimmel uit de keverlarve dikwijls overwoekerd wordt door de anderen. Het is zeer jammer, dat de infectieproeven geene betere resul taten gaven; deer hare vlugge eu overvloedige sporenvorming (ik berekende, dat in 10 dagen tijds uit eene spore er 100 — 200 mil '""''l worden gevormd) zonde deze schimmel anders een zeer ge makkelijk middel zijn om paal en perk te stellen aan de verwoes tingen, die de wawalan aanricht. Verklaring deb Afbeeldingen. Apogonia destructor. 11. Bos. ''.-■ I Larve van ter zijde; aanduiding der natuurlijke grootte. " 2. Kop der larve van boven; » » » » " 3. Hechter bovenkaak der larve van boven. )J ' » » » » » onderen. " •'■ Pop van de rugzijde. 1 6. Kever van boven gezien: aanwijzing der natuurlijke grootte. B '• » » onderen. 98 - » b ter zijde. » 9- Spriet van den kever. o o ■J O. Kobus. Bjjdragen tot de kennis der rietvjjanden. I. De wawalan 15 EEN MIDDEL OM DE KWALITEIT VAN STROOPSUIftER 'IE VERBETEREN EN EEN lIOOGER RENDEMENT UIT DE STROOPSUIKERYULMABSA TE VERKRIJGEN. MKDEDEELIVÜ UIT HET LABORATORIUM DER FIRMA FRASF.R EATON & CO. door Dr. 11. WINTER. De afloop der centrifuges van de bereiding van hoofdsuiker, wordt hier in den regel met kalkmelk geneutraliseerd, alvorens ver der gekookt te worden In Europa gebruikt men voor ilit doel steeds natronloog, ten eerste om het gehalte der stroopaan voor de kristalisatie schadelijke, organische kalkzouten niet nog te vermeerderen, ten tweede, om een kleiner aschgehalte van de te verkrijgen suiker te hereiken, omdat het aequivalentgewicht van Natrium (23) slechts hall' zoo groot is als dat van Calcium (40). Ik twijfel niet, of ook op Java zal hier en daar natron ge ëerd of doorgaand in toepassing gebracht zijn, echter is mij niet bekend, met welk succes. Op mijn voorstel zijn tegen het eind der afgeloopeu campagne op drie fabrieken proeven er mede genomen en meen ik de industrie een kleinen dienst te bewijzen, met hare aandacht op dit middel te richten, al zijn de proeven niet zoo vol ledig als ik zelf wel wenschen zon. Gebruikt werd een geconcentreerde waterige oplossing van de ge wone caustic soda van den handel; hiervan werd zooveel hij de stroop gevoegd, dat deze zwak alkalisch rea dan even opge kookt (geëlimineerd) en daarna in de vacüumpan getrokken. Op de fabriek Ngelom werd zoo een voel heten' kwaliteit ver kregen, terwijl ik over het rendemenl der vulmassa niets kan mede deelen. liet grein was veel heter dan gewoonlijk en de suiker po lariseerde vol o hiei- op Soerabaia onderzocht monster 97.4% i 83 a 84% hij de vroegere werkwijze met kalk. Op de fabriek Modjosarie werd evenzeer eene betere greinvor ming in 'Ie stroopvulmassa waargenomen. Eene vergelijkende proef leverde hij neutralisatie met kalk :>Sy o centrifugerendement van een suiker, die 94.1 polariseerde, terwijl met natron verkregen werd 40% suiker van 94,8 polaris.itie. Op de fabiiek Kriun eindelijk was de verbetering in grein niet zoo in het oog vallend, daarentegen de rendementsvermeerdering verrassend. 16 Werd bij het werken niet kalk reeds een rendement van 33% behaald, zoo steeg dit bij behandeling van de stroop metnatron direct °P 53%. Nadat een poosje op deze manier gewerkt was en men beter geleerd had, de stroop op de gunstigste densiteit in te dampen werd zelfs oen rendement van 48% behaald en wel van eene vulmassa, die eene zuiverheid van 64 loonde. Derhalve schijnt mij deze werkwijze ook wel voor andere fabrie ken eene proef waard te zijn. Omtrent de kosten er van is niets op te geven, deze zijn geheel van plaatselijke toestanden afhankelijk. Wanneer de afloopstroop zeer zuur is, kan liet wel eens zijn, dat de kosten voorde benoodigde caustic sodahooger zijn, dan de meerdere waarde aan suiker verkregen. Voor fabrieken echter, die eene nagenoeg neutrale, eerste vul massa hebben en waar de stroop niel dooi' verdunning of langduri" staan, gelegenheid tot eisten en verzuren heeft gehad, zal ze zeker ""'t voordeel toepasselijk zijn. Alleen is liet zaak van den fabrikatie rll| l- door zorgvuldige proeven vast te stellen, hoever destroop moet in.ie likt zijn, om de gunsti.jstc kralallisalie te nndurgnan. Dr. 11. Wiutcr. Een middel om de kwaliteit van stroopsuiker te verbeteren 17 OVER DE WAARDE VAN SOMMIUE STIKSTOF HOUDENDE, ZOOGENAAMD NATUURLIJKE MESTSTOFFEN BIJ DE RIETCULTUUR. door C. J. v. LOOKEKEN CAMPAGNE. Bij een rationeel landbouwbedrijf moet het streven zijn, niet alleen de productiviteit van den bodem stationair te honden, maar ook, deze zoo mogelijk ') te doen stijgen. Op Java zal bij de rietcultuur op sawahgronden het eerste in de meeste gevallen reeds bereikt worden door de irrigatie met slib houdend water, bij de niet liet riet afwisselende rijstcultuur, maar wat liet '2e punt betreft, zal, indien de hij rietcultuur toegepaste diepe grondbewerking dit resultaat niet teweegbrengt, bemesting de irrigatie moeten aanvullen. Ik bedoel thans niet de bemesting mei geconcentreerde stikstofmest, als boengkil, zwavelzure ammo nia en chilisalpeter, waarmede men, zelfs wanneer de gronden achteruitgaan, door ruimer gebruik hooge producties kan maken, maar met mest, waarvan de stikstof niet zoo gemakkelijk genitrifi ceerd en vervolgens uitgewasschen wordt. Het zijn de huinusvormende, zoogenaamd natuurlijke mest stoffen, als dossamest, titèn en z. g. groene mest. Deze doen niet alleen het gehalte aan planten voedingsstoffen toenemen, maar zij dienen tevens, om de algemeene geaardheid van den bodem te ver beteren. liet is duidelijk, dat, voor zoover het de rietcultuur betreft, hij deze meststoffen ook weer in de eerste plaats met de stikstof reke ning moet worden gehouden. Emil Wolff j ) merkt zeer terecht op, dat in den regel „die Salpeter- überhaupt eine Stickstoffdüngung um so rentabler ist je stikstoffarmfir die Kulturpflanze ist." Bij het suikerriet, waarvan liet stikstofgehalte volgens onze onderzoekingen nog aanmerkelijk lager is dan bij suikerbieten (volgens de tabellen van Wout bevat ten de bieten gemiddeld 0,16% en de blaren 0,3% stikstof), wordt deze regel in elk opzicht bevestigd. ", „Zoo mogcljjk", omdat er gronden zijn, waar zelfs stikstofniost geen nuttig effect heeft ') Praktische Düngerlehre, Ute Aufl., p. 150. In liet algemeen moeten trouwens de cultuurplanten in geenen deele nul, die plantenvoedingsstof bemest worden, waarvan zij het meest bevatten en waarvan zij dus ook liet meest moeten opnemen, • naar veeleer met die voedingsstof, welke zij van wege hunne specifieke eigenschappen het relatief moeilijkst uit den ter beschikking staanden voorraad opnemen '), hetgeen ongetwijfeld voor de stikstof bij liet riet het geval is, zooals ik in een vorig opstel, »Eene bemestings kwestie" reeds opmerkte. 2 ) Tegenover de gevoeligheid voor stikstofbëmesting staat bij het riet blijkbaar een gering »Düngebedürfniss" voor gemakkelijk op neembare kali en phosphorzuur, in de eerste plaats kali, juist het bestanddeel, waaraan de rietasch na. kiezelzuur hel rijkst is. Oppervlakkig beschouwd zon men daarom kunnen ineenen, dat het geen nut heeft, opgëirrigeerdesawahgronden hij het rietandere meststoffen te gebruiken, dan die waarbij stikstof het hoofdbestand deel uitmaakt, zoodat eene bemesting met dessamest hij voorbeeld irrationeel /on zijn Waar men zeker is, zooals op de ondernemingen in de Vbrsten landen en op particuliere landen (die in dit opzicht in omstandig heden verkeeren, die men op Java algemeen zou wenschen), de gron den peregeld voor rietcultuur terug te krijgen, acht ik eene dergelijke bemesting aochtans zeer nuttig. Daargelaten, dat wij bij onze bemes tingsproeven phosphorzuur niel geheel werkeloos vonden, wórdt in de eerste plaats bij toename van alle planten voedingsstoffen de physische gesteldheid van den grond ei-op (hm duur door verbeterd, taaie grond wordt doorlatender en gemakkelijker te bewerken, losse grond krijgt meer vastheid, terwijl bij heiden het water houdend vermogen toeneemt; in de k 2e plaats is het geenszins bewezen, zelfs /eer onwaarschijnlijk, dal padi ') en zoogenaamde '2e gewassen ') even weinig gewelig voor kali-en phosphorzuur-bemesting zijn als rieten in de 3e plaats brengt men, zooals reeds gezegd, de stikstof met de door mij genoem de meststoffen, in zoodanigen vorm, namelijk als bestanddeel van rottende stoffen van plantaardigen oorsprong, in den grond, dat deze wel is waar langzamer in een voor de planten opneembaren vorm ') Wólff. blz. 182. ) Paul Wagner in „Die Stlokstorfdüngung der lnndwirtselialïlielieii fulturpflanzcn" b'z. 94 meent, dat planten met betrekkelijk korte groeiperiode de relatief grootste behoefte aan ge makkelijk opneembare stikstof moeten hebben. l!|j liet riet gaat dit niet op. '■"•■ Kellner's bemestingsproeven met rijst op suwuli's. Landvririsebaftliehe Versuelisstationen, Band 39. p. 861. I hene bemesting nut phospUorzuur en kali gaf op de onderneming Gondang bjj indigo vrij aanmerkelijke verhooging van opbrengst. C. J. v. Tjookcren Campagne. Over de waaide van sommige stikstnf houdendc, zoogenaamd natuurlijke meststoffen bij de r'etenlttuir. 19 wordt ömgezel dun hij hoengkil en zwavelzure ammonia liet geval is, maar daartegenover niet zoo gemakkelijk verdwijnt. Van ehilisalpeter en zwavelzure ammonia is hoogstens hij diep wortelende planten eenige nawerking te verwachten en hoewel dit bij boengkil eer liet geval zal zijn, kan men boengkilbemesting tóch niet beschouwen als een middel om den grond blijvend te Verbeteren, Door humusvorming enz. brengt men dus met de door mij bedoelde natuurlijke meststoffen kapitaal in den bodem, dat niet zal nil aten, ook op den duur rente op te leveren. Bij de rietcultuur kan men het ook eenigszins als eene reserve be schouwen, in zooverre dat, wanneer zich het geval mocht voordoen, dat bv. op zandgron I na langdurige regens, de stikstof in kunst mest aangebracht, buiten het bereik der wortels is gekomen, er voor het riet nog een natuurlijke stikstofvoorraad overblijft om, hoewel niet zoo welig als anders, toch nog geregeld te kunnen door- groeien Wanneer men met de genoemde meststoffen, als aanvulling van het slib den grond met stikstof heeft verrijkt, zal men natuurlijk ook met mindere hoeveelheden geconcentreerde mest kunnen volstaan om de grootste producties te verkrijgen. Wat de toepassing betreft, moet er op gelet worden, althans indien den grond geen langen tijd tot uitzuring kan worden gela ten, niet te veel organische stof up eens in den grond te brengen. In Europa is dit zoo erg niet, maar in de tropen kan verzuring er het gevolg van zijn, omdat hier het proces zooveel sneller verloopt, waardoor relatief meer zuurstof en basen, als kalk, beschikbaar moe ten zijn om de vorming van »zure humus" te verhinderen. Na deze algemeene beschouwingen wensch ik achtereenvolgens meer in het bijzonder de waarde van dessamest, titèn en groene bc-' mesting (kedelee), vooral wat het gehalte aan belangrijke planten voedingsstoffen betreft, na te gaan 1. Dessamest Stalmest, zooals deze op de Europeesche boerderijen verkregen wordt, bestaat gewoonlijk in hoofdzaak uit een mengsel van de vaste en vloeibare uitwerpselen van rundvee en paarden, meer of minder vergaan en vermengd met stroo, zand of ook wel turfstrooisel. Daar men op Java geen eigenlijke boerderijen met veestallen heeft, ligt liet in den aard der zaak, dat dergelijke mengsels hier niet C. J. v. Looke'Pii Ovor tin waarde van sommige stikatof liiiuilni'k', 1 iiHliiuilijkc nn'sMtnflcu Wij »le rii'tculuiur. 20 pf slechts bij uitzondering voorkomen, in elk geval in te geringe hoeveelheid, om voor den landbouw van beteekenis te zijn Grootere hoeveelheden mest kunnen echter de dessa's opleveren en wel als mengsels, bestaande uit de uitwerpselen van runderen en karbouwen met asch van takken, bladeren, enz., keukenafval en aarddeelen Het is mij niet bekend, in hoeverre het gebruik van deze soort naest op Java algemeen is. In de Vorstenlanden is dit het geval en voor zoover men dit kan beoordeelen met veel succes. Niettegenstaande meestal niet wordt gewaakt tegen verliezen aan plantenvoedingsstoffen door uitwassching en tegen vervluchtiging van stikstof bij het rottingsproces, dat in den hoop plaats heelt, is het gehalte niet minder dan bij voorbeeld van Kuropeeseh straat vuil waarmede liet in samenstelling het meest overeenkomt en dat eveneens op verschillende plaatsen voor bemesting zeer gezocht is. Straatvuil uit Brcmen 'j bevatte bij een watergehalte van 18,5 % Stikstof : 0,22 % Phosphorzuur: 0,34 » Kali : 0,22 » en twee monsters dessamest, door ons onderzocht, gaven het navol gende resultaat: Naast hel gehalte watervrij, geel' de ook dat bij 40% water op, omdat een dergelijk hoog watergehalte, ten tijde deze niest'op het veld windt gebracht, niet ver van het gemiddelde zal zijn. Hij droog weer is liet lager, bij nat weer hooger. De monsters zijn genomen van 2 ondernemingen, op verschil lende plaatsen, waar de mest op höopen was gebracht. De gehèelè '""'veelheid, op een grobak verzameld, werd, nadat de grovere doe len fijngemaakt waren, innig gemengd, waarna het voor de analyse 'I Hachgso. AprlcuHun-hemle, p. 555. > I'hospliorzuur en kali oplosbaar in geconcentreerd zoulzuur. Ö. j. v. Lookeren Campagne. Over de waarde van sommige stikatof houdenile, zoogenaamd natiiuriykc mnatstotTin bjj de rieteultuur. 21 dienende monster werd genomen. De monsters kunnen daarom vrij goed als een gemiddelde gelden van de dessamest, zooals die hier wordt gebruikt. Het kaligehalte is relatief hooger dan in straatvuil, hetgeen aan het hoogere gehalte plantaardige asch moet worden toege schreven, terwijl het hetere gehalte van het geheel, het gevolg is van procentisch meer dierlijke mest. Wanneer dessamest hij rietcultuur aangewend wordt, komt het mij het best voor, deze uit te strooien kort vim')!'dat met hetgraven der plantgeulen wordt begonnen, om vervolgens in de plantgeulen zelve met de geconcentreerde meststoffen als boengkil en zwavel zure ammonia te mesten, liet is beter, de dessamest niet in de plantgeulen te brengen, 1° omdat deze mest door het gehalte aan organische stoffen de nitrificatie van de stikstof in boengkil en zwavelzure ammonia kan vertragen en 2' omdat dan de verdeeling licht ongelijk wordt. \Y;it lic totale hoeveelheid stikstof betreft (phosphorzuur en kali beschouw ik bij riefcultuup meer als eén niet te versmaden toegift), die er mede in den grond gebracht wordt, deze bedraagl volgens het gemiddelde van bovenstaande analysen, op 200 pikol van 40 % water per bouw berekend, 53 katti's. lüj deze bemesting zal men, zooals bijna van zelf spreekt, met minder boengkil of zwavelzure ammonia kunnen volstaan '), om de gewenschté producties te maken. De nawerking zal ten deele aan de padi ten goede komen, maar kan dit ook nog aan een volgende tietoogst, zoowel door ver betering van de physische gesteldheid van <\o,\\ bodem, als hierdoor dat nog niet alle humusstikstof er van verdwenen is. In Europa rekent men, dal dit laatste meestal zeK's na :> jaar nog niet, liet geval is. *) Wagner rekent de waarde van de stikstof' in slulmest op ca. do helft van die in zwavelzure ammonia. In stalen dessamest zal die niet veel verschillen. Deste betekeningen baseeren zich echter op Europeesche toestanden. 2. TITÊN. De suikerondernemingen, waar het mogelijk is, eene bemes ting met uitgeloogde indigo|)lanten toe Ie passen, zijn op Java dun gezaaid. Dit neemt, niet weg, dat deze bemesting, ook voor de riet cultuur, toch belangrijk genoeg is, omeene bespreking bier Ie i no ti veeren. 0. .1. v. t.ookeren Campagne. Óver de waarde van sommige stikstof houdende, zoogenaamd natuurlijke meststoffen by de rietcultuur. 22 Laat ik beginnen met te zeggen, dat de titèn, zoowel in ver- schen als in meer of minder vcrganen toestand, wordt aangewend evenals dit in Europa met stalmest het geval is. Om de samenstelling van versche titèn te ïeeren kennen, hebben wij geen directe analyse gemaakt van de uitgeloogde planten, zooais deze uit de fermenteerbakken komen. De groene massa is dan druipend nat, zoodat men niet weet, hoe met het onderzoek aan te vangen om, met het oog op het watergehalte, wetenschappelijk juiste cijfers voor de berekening der bemestingswaarde te krijgen. Wan- Meer de titèn werd gewogen, als takken en blaren van buiten opge droogd zijn en in dien toestand ook het monster voor het onder zoek genomen, dan verviel dit bezwaar. Dit levert echter te veel moeilijkheden op. Wij hebben daarom de samenstelling van de versche titèn indi rect bepaald, als volgt: Van een monster 2e snit indigoplanten (Guatemalasoort), zooais deze voor de indigofabricage worden gesneden, wevd oen gedeelte direct geanalyseerd en een ander gedeelte zoogenaamd gefermenteerd en wel gedurende 7'l, uur bij 27",5. De voor de fermentatie dienende hoeveelheid werd nauwkeurig afgewogen en naderhand de verkregen indigowit-oplossing gemeten. In oen bekend gedeelte van «leze op lossing werd verder het indigoblauw door oxydatie neergeslagen en daarvan eveneens de verkregen hoeveelheid bepaald. Beken 1 met het oorspronkelijk gehalte der planten, kon nu, met behulp van de analysen van de »lohor" (dat is liet Altraat van de indigo) en die van de indigo zelve (in verband met de hoeveel heden daarvan uit eene bepaalde hoeveelheid planten verkregen) berekend worden, welk gedeelte der plantenvoedingsstofTen bij het uitloogen verloren gaat en hoeveel dus in de titèn moest achter blijven. ') ) Ilierlijj is rekening Behouden m*t hot kalkgeha'.te vanlint bjj het ferm nleeron gebruikte water. Dit bevatte C 5 iiitir. CuO per liter, C. J. v. Lookoren Campagne. Over de waarde van sommige stikstof houdende, zoogenaamd natuurljjko meststoffen bij de rictcultuur. 23 Bij de berekening van de hoeveelheden plantenvoedingsstoffen, die met de titèn op het veld wordt gebracht, kan dan tevens het gehalte op het gewicht der oorspronkelijke planten worden omgere kend, hetgeen een groot gemak oplevert. In bovenstaand lijstje is het gehalte der planten en de in lohor en indigo verloren gaande belangrijkste plantenvoedingsstoffen aange geven, de laatste berekend op het gewicht der planten. Trokken we de in lohor en indigo verloren gaande hoeveelheden van het gehalte dor planten at', dan resteert in de titèn: Stikstof: 0,70 % Phosphorzuor: 0,12 » Kali: 0,33 » Kalk: 0,57 » Bij Ie snit indigoplanten vonden wij stikstofgehalten tot zelfs hoven 0,0%. De titèn daarvan afkomstig zou daarom een nog hooger gehalte hebben gehad, dan volgens bovenstaande analyse. Berekend over 10 houw van I verschillende tuinen der onder neming Gondang IVinangoen hij Klatten verkregen wij eene opbrengsl van circa 300 pikol planten Ie en 2e snit tezamen per houw. De versche titèn daarvan verkregen zou, onze analyse als gemiddeld genomen, bevatten: Stikstof: 210 katti = 130,2 Kg. Phosphorzmir: 36 » = 22,3 » Kali: 00 » = 61,4 » Kalk: 171 » = 100,0 » Indien nu echter de titèn niet direct weer naar het velTl wordt gebracht, daar uitgestrooid en met aarde bedekt, hetgeen op ge noemde onderneming meestal plaats heelt, maar eerst gedurende hij voorbeeld '/« j ;l;l1 ' °P ei ' n °l"' n hoop blijft liggen, zooals dil veelal geschiedt, dan verandert de samenstelling in ongeveer gelijke wijze als hij stalmest plaats heelt, wanneer deze opgestapeld wordt. Ken gedeelte van de stikstof en kali gaan door uitwassching verloren en van de stikstof bovendien nog een gedeelte door ver vluchtiging als ammoniak, of in vrijen toestand. In vergane titèn behoeft echter, evenals in verganen stalmest ') het gehalte aan stikstof en kali nog niet lager te zijn dan het oorspronkelijk was. l!ij het rottingsproces heelt namelijk een kolos- *) Volgens tabellen Wolfp, stikstof in ver;<" en stalmest 0,:!'. l"/„, in sterk ver-unen <y>S"/„. 0. J. v. Lookeren Campagne. Over do waarde ïan sonimiso stikstof. hnudende, zoogenaamd natuurlijke meststoffen bij d ricteulluur. 24 saai gewichtsverlies plaats en concentreeren zich daarom de bestand deelen, voor zoover deze niet vervluchtigen of uitgewasschen worden. Wij hobbon dit bij eene proef op de onderneming Gondang Wi nangoen, dank zij de goede zorgen van den administrateur, nauw keurig kunnen nagaan. Voor dit doel werd van de titèn van oorspronkelijk 740 pikol planten 2e sint een afzonderlijke hoop gemaakt. Daarvan werd den 25en October 11., dat is na ca. li maanden, bet gewichtsverlies be paald en tevens een gemiddeld monster, groot ca. B'/ 2 pikol, geno men, om hel gehalte te bepalen, welke hoevcelboid in korte stukken word gebakt, om een kleiner, maargoed gemiddeld monster voor de analyse te krijgen. De gewichtsvermindêring bedroeg 55,4 %, terwijl bij een wa tergehalte van 77,7 % bet gehalte der vergane titèn was: Stik stut : 0,70 % Phosphorzuur : 0,24 » Kali : 0,32 » Kalk : 1,30 » <)ji het gewicht der onuitgeloogde planten berekend, zou in de vergane titèn zijn gebleven: Stikstof : 0,35 % Phosphorzuur : 0,11 » Kali : 0,14 » Kalk : 0,58 » Ware niets verloren gegaan, dan badden deze cijfers blijkens bovenstaande analyse moeten zijn, voor stikstof 0,70y c , phosphor zuur 0,12% kali 0,33% en kalk 0,57%. liet blijkt dus, dat bet verlies aan stikstof en kali circa de helft bedraagt en dat geen verlies van beteekenis aan kalk en phosphor zuur kan hebben plaats gehad. In geval de hoop titèn overdekt ware geweest, dan zou geen kali zijn uitgewasschen en minder verlies aan stikstof hebben plaats gehad, terwijl dit laatste nog verder kan worden voorkomen, door de titèn laagsgewijze met humusrijke aarde, bijv. graszoden te vermengen. Door de vracht van uit Europa wordt superphosphaatgips (bij stal mest bet beste middel om stikstofverliezen te voorkomen) voor dit doel vermoedelijk te duur, ook omdat bet phosphorzuur op Java toch niet die waarde beeft, als in Europa. Het precipitaatgips *) van Prof. MaRCKER en Dr. Vogei. zal wellicht vöordéeliger zijn. *) Biedermano's Ccntralblatt, 181)3, p. 422. O. J. v. Lookeren Campagne. Ovor de waarde van sommige stikstot tinudende, zoogenaamd natuurlijke meststoffen bjj de ricteultuur. 25 We zien dus, dat bij eene productie van 300 pikol planten per bouw, in de versche titèn daarvan afkomstig, op 210 katti = 130 K.G. stikstof kan worden gerekend, zoodat de hoeveelheden stikstof, die bij de indigocultuur (daargelaten nog de stikstof van de 3e snit en die van de afgevallen blaren en wortels) als afval kunnen wor den verkregen, enorm zijn. Dat titènbemesting onder humusvorming in sterkere mate nog tlan dessamest de physische gesteldheid van den bodem kan verbeteren, behoeft geen nader betoog. Eén ding moet echter bij de toepassing in het oog worden gehouden, namelijk dat de houtige stengeldeelen niet gemakkelijk in den grond vergaan en daarom bij diep onder brengen tot verzuring aanleiding kunnen geven. 3 Groene bemesting. Groene bemesting, waarvoor mij kedelee (Soya hispida) voor loopig nog het meest geschikt voorkomt, kan volgens mijne meening bij tle rietcultuur op twee wijzen met voordeel, althans op humusarme gronden, toegepast worden. Zij kan daarbij de dessamest aanvullen, evenals deze laatste het slib aanvult, voor zooverre meer humus en relatief' meer stikstof in den grond wordt gebracht. Krijgt men zóó tijdig sawahgrond ter beschikking, dat niet la delijk met het maken der plantgeulen behoeft te worden begonnen, dan kan tusschen de padistoppels met geringe kosten kedelee gezaaid worden. Na 40 a 50 dagen kan het groene gewas, dat dan meestal in bloei staat, ondérgewerkt worden, hetgeen door het maken der plantgeulen reeds geschiedt. In de 2e plaats kan, indien de grond niet al te zwaar is, of andere omstandigheden dit bemoeilijken, de kedelee na het maken der geulen in 2 of 3 rijen, op de dammen (goeloetans) uitgepoot worden. Vóórdat de vruchten tot rijpheid zijn gekomen, worden de groene planten uitgetrokken, in de geulen gebracht en met wat aarde toegedekt, het welk kan geschieden wanneer de jongt; netplanten reeds eene zekere hoogte bereikt hebben. Dat dit laatste evengoed met succes kan worden uitgevoerd ;ds het eerste, blijkt op de onderneming Poendoeng bij Djocja, waar cru groot deel van den aanplant op die wijze heinest is. Wij bepaalden stikstof, kali, phosphorzuur en totaalasch in ver sche, uit den grond getrokken kedeleeplanten (in bloei en vrucht vorming) van 81,8% watergehalte, met het volgend resultaat; C. J. v. Lookeren Campagno. Óver do waarde van Bommige stikstof houdende, zoogenaamd natuurlijke meststoffen bij de rictcultuur. 26 Stikstof: 0,57% Phosphorzuur: 0,14 » Kali: 0,49 » Asch: 1 2,(H) » Daar phosphorzuur en kali aan den grond zelve zijn onttrokken, wordt deze niet rijker aan die planten voedingsstoffen, wel echter aan stikstof, hoewel die niet in haar geheel uit atmosferische stikstof zal zijn gevormd. De kedelee, waarvan de analyse gemaakt is, leverde 75,:$ pikol planten per bouw idus geen groot gewicht). Daarin is aanwezig 52,9 katti stikstof, grootendeels in den vorm van eiwitstoffen, bij ge volg in denzelfden vorm als in boengkii; waarmede dus do werking is te vergelijken. *) In hoeverre de opbrengst van 7, r >,:{ pikol en 0,57% stikstof als normaal zijn te beschouwen, kan ik bij gebrek aan meerdere cijfers voorloopig nog niet beoordeelen. Vermoedelijk zal het echter niet ver van hel gemiddelde zijn. liet resultaat van wegingen, heli effende de opbrengst aan plan ten, wanneer de boontjes in 2 rijen óp debeddingen worden gepoot, is tot mijn spijt verloren gegaan. De groene mest, bevatte echter in verband met bovenstaande analyse, voor zoover ik me herinner, circa 30 katti stikstof p. I>., zoodat in beide gevallen eene Injbe mesting met hoogstens I a l'/j pikol zwavelzure ammonia of i a (i pikol boengkil veelal de beste resultaten zal geven. De opbrengst aan planten is bij kedelee niet zoo heel groot. Daartegenover staat echter gemakkelijke en goedkoope cultuur, snelle wasdom en, door de dunne zachte stengels, gemakkelijke ont leedbaarheid in den grond. Resumeerende, beschouw ik als voordeden (\i'f groene bemes ting: liet concentreeren van in den bodem aanwezigen stikstof in hel bereik dia' rietwortels, het verrijken van den grond aan stikstof, dooi' de planten uit de atmosfeer opgenomen, en hiinnisvorniing. Proefstation Klatten, December 1893, *'i Waonkr. „Die Stiekstoifdilngun;; ena.", Ma Ï56 s'clt de waarde van do stikstof'in groen* planten en perskoeken gelijk. (ï. .t. v. tjonkcron Campagne. Over de waarde van sommige atikstof houdende, zoogenaamd natuurlijke meststoffen bij de rictrultuur. 27 REFERATEN. ÜBER DIE EINWIRKUNG VON KALK UNO ALKALIËN AUF ÏNVERTZUCKKF von Leopold Jesseb ix Gross-Seelowitz, VERSCHENEN IX OESTERR.-UNG. ZKITSCIIRIFT FÜR ZUCKER-INDÜSTRIE INI) Landwirthschaft 11. Heft 1892. De schrijver van bovengenoemd artikel wenschte de vraag te bestudeeren, hoeveel niet-suiker er tijdens de carbonatatie en satura tie uit glucose ontstond, door de werking van de in 't dilïusiesap gebrachte kalk en van de door dubbele ontleding door de kalk uit de in 't sap voorhanden kalizouten vrij gemaakte kali. Dit kwam hem des te meer gevvenscht voor, daar vroegere onderzoekers had den gevonden, dat bij die werking organisch zure zouten worden gevormd, waarvan de base niet door saturatie kan worden verwijderd en dus in de vloeistof' blijft, zoodat bij aanwezigheid van glucose in 't bietsap, de sappen en suikers meer asch gaan bevatten, dan wan neer 't sap vrij is van glucose. Daar het rendement van ruwe biet suiker, waarnaar de prijs wordt vastgesteld, wordt berekend door van de polarisatie 5 maal de asch af te trekken, is 't wel duidelijk, hoe een geringe vermeerdering der asch, een groote vermindering in prijs kan veroorzaken. Achtereenvolgens wordt de werking besproken van kalk op dextrose, levulose en een mengsel van beide, de ontleding der ontstane kalkzouten door middel van natriumcarbonaat en de werking van kali op glucose, zoowel in, als buiten tegenwoordigheid van kalk. Daar de schrijver alleen't oog heeft op Europeesche toestanden, waar groote hoeveelheden kalk bij hooge temperatuur op zeer slappe glu eoseoplossingen werken, zoo wordt in deze studie alleen melding gemaakt van de ontledingsproducten door veel kalk bij kookhilte ontstaan. Het spreekt dus van zdl', dat de door hem verkregen re sultaten niet overal toepasselijk zijn op de rietsuikerfabrikatie, waar men bf de kalk bij hooge temperatuur, maar in geringe hoe veelheid, öf in groote hoeveelheid, maar bij lage temperatuur hal inwerken. Bij de werking van kalk, zoowel op dextrose als op invertsui ker, kan de schrijver twee perioden onderscheiden, nl. een mindere werking bij lagere en een sterkere bij hoogere temperatuur. Zoo werden er bij 80° kalkzouten met een Ca gehalte van 15,35% ge vormd, die echter niet standvastig van samenstelling waren en spoe dig overgingen tot de /eer sterk geconstitueerde zouten, welke hij ver warming tot l(M)° ontstaan, en een Ca gehalte-hebben van 10,05%. Bij de levulose vond Jesser geen verschil of hij de kalk bij 8()o, dan wel bij 100° liet werken, zoodat hij daaruit concludeert, dat bij levulose de werking anders is. Zeer waarschijnlijk is 't ver schil alleen toe te schrijven aan de gemakkelijker ontleedbaarheid der levulose, zoodat wanneer hij de kalk ook eens b. v. bij 00° of 70' had laten inwerken, hij waarschijnlijk dezelfde verschillen had gevonden als bij dextrose, die wat steviger is geconstitueerd en eerst voorbij 80° zijn verdere ontleding onderging. Ook had waarschijn lijk een geringere hoeveelheid kalk bij de levulose evenzeer ver schil gegeven tusschen eer.ste en latere ontledingsproducten. Hoe dit zij, ten slotte verkreeg hij steeds kalkzouten met 10,05% Ca, zoodat op i- mol. glucose steeds 3 mol. calcium kwamen. De verkregen zouten zijn optisch inactief, en reduceeren Fehlings proefvocht niet, ook niet na inversie. Noch neutraal, noch basisch loodacetaat bren gen in de oplossingen neerslagen teweeg, docli ammoniakale lood azijn geeft zeer sterke precipitatie. Wanneer de zouten met zwavel zuur werden gedestilleerd, ontweken er vluchtige zuren. Bij minder sterkejnwerking ontstonden andere verbindingen, die wel reduceerend werkten. Wanneer Jesskr kali, zoowel alleen, als vergezeld van kalk in groote overmaat bij kookhitte op glucose liet inwerken, dan ver kreeg hij kalizonten van 't zelfde zuur benevens van een ander, dat met loodacetaat precipiteerde. Welk zuur door de werking der kalk en alkaliën onder deze omstandigheden is gevormd geeft de schrijver niet aan, doch af gaande op de beschrijving, die hij er van geeft kan 't niet anders z ljn of er is hoofdzakelijk ylucinezuur ontstaan, juist zooals ik dat in der tijd ook voor het verste ontledingsproduct met sterke kalk vond. *) Immers komt er bij glucinezuur op 4 moleculen glucose, 3 moleculen Ca (glucinezure kalk := Ca, C 2l H ls Oi„), en is 't Calciumgehalte van 't zout 10,07%. Verder geeft glucinezuur geen neerslag met loodacetaat en wel met ammoniakale loodazijn, (><» k zijn de glucinezure zouten optisch inactief en reduceeren zij *) Zio dit Tjjdschrifl 1893 blz. 307. Referaten 29 noch vóór, noch in inversie proefvocht. Ten slotte wordt glucine znur, wanneer men dit mei zwavelzuur destilleert, ontleed, on der vrijwording van apoglucinezuur, 't vluehtige azijnzuur en mierezuur. Het andere zuur, dat behalve glucinezuur hij de inwerking van kali ontstond, kan dan ook 't door mij geconstateerde saccha rnmziiiir zijn. Bij zijne proeven, die echter met zeer slappe glucoseoplossingen genomen zijn, komt de schrijver tot zulke vaste verhoudingen tus schen de aanwezige hoeveelheden glucose en het tot vernietiging daarvan benóodigde alkali, dit hij geprobserJ beeftdit te gebruiken voor een alkalimetrische titreermethode van glucose. Evenwel wer den hij die vernietiging de vloeistoffen zoodanig gekleurd, dut hij 'I later volgende terugtitreeren de omslag van de indicatorkleur moeilijk juist te treffen was en dus de bepaling niet met groote nauw keurigheid kon geschieden. Evenwel stelt Jesser zich voor deze zaak nog verder te onderzoeken. Gelijk te verwachten was, zijn de gevormde ontledingsproducten der glucose min of meer gekleurd, en wel de met kali verkregene 't meest, terwijl bij de proeven, waarbij de werking der kalk't mëesl intensief was, de kleuring zeer gering bleek. Genomen proeven om door middel van equivalente hoeveelheden koolzure natron de kalkzouten in natronzouten om te zetten ge lukten volkomen, doch daarbij werd de kleur i\w sappen veel don kerder, zoodat deze methode om de kalk uit 't sap te elimineeren, vooral voor landen, waar de suiker op kleur wordt verkocht niet is aan te raden Wat in het artikel van Jesser 't meest belangwekkende is voor Indische toestanden, is 't ook door hem geconstateerde verschil in mindere of sterkere inwerking der kalk op glucose. I ïij geringe in werking verkreeg hij kalkzouten met gering kalkgehalte, die dolfe vloeistoffen gaven, en groote neiging vertoonden om over te gaan in andere zouten met een hooger kalkgehalte. Bij intensieve inwer king van kalk ontstonden er lichtkleurige zouten, die heldere oplos singen geven, zeer resistent zijn en bij alkalisch Werken, zooals dit in de bietsiiikerl'abrikatie zeer streng in acht genomen wordt, niet ontleed worden of in andere verbindingen uiteenvallen Zijne uitkomsten geven dus eene verklaring to meer, hoe't komt, dat bij 't werken, zooals bij del'ecatiefa brieken geschiedt, de gekookte sappen uit zich zeil' zuur kunnen worden. Daarbij wordt door de Referaten 30 geringe kalkzetting do glucose onvolledig ontleed en ontstaan de primaire afbrekingsproducten, terwijl alle vrije kalk gebonden wordt en de vloeistof' een neutrale reactie aanneemt. Gaan nu later door de nooge temperatuur in 't eerste verdampingslichaam die zuren over in de meer stabiele laatste ontledingsproducten, die op oene zelfde boeveelheid zuur meer kalk noodig hebben, dan spreekt het vanzelf, flat er base te kort komt en er dus zuur te veel overblijft, hetgeen eene gereede aanleiding tot inversie, dus tot suikerverlies geeft. Begint men echter door een ruime kalktocvoeging in't molensap de glucose zoo ver mogelijk, dus tot de niet meer voor verzuring vatbare producten te vernietigen (waarna men de overmaat kalk door saturatie verwijdert), dan zal men behalve dat men helderder, zuiverder en gemakkelijker te verkeken sappen krijgt, ook nog 't voordeel hebben geen gevaar te loopen van suiker te verliezen door inversie bij 't koken tot massecuite. Wil men dat niet, dan kan men ook de verzuring nog ontgaan, door reeds bij de defecatie met kalk, door toevoeging van minimale hoeveelheden chloorbarium,zooals ik dit in het tijdschrift IS ( J3 blz. 346 beschreef, de eerst ontstane ontledingsproducten weg te nemen en zoo doende hun latere nadeelige werking te voorkomen. Kagok, 3 December 18!»;!. 11. C. PniNSEN Gkeki.igs. s Poels. Vleeschvergiftiging te Rotterdam. Handelingen van het VIERDE NEDERLANDSCH NATUUR- EN GENEESKUNDIG Congres 1893. blz. 210. In het begin van Juli 1892 werden te Rotterdam 92 personen ongesteld na liet gebruik van vleesch eener koe, die in het open ,,l;n' slachthuis was geslacht, hoewel bij de ambtelijke keuring geen auelijke eigenschappen aan het vleesch en vóór de slachting hCne z,e kteverschijnselen bij die koe waren waargenomen. In het dezer koe trof de lieer PoELS een bacillus aan, die een zeer zwaar vergif vormt, dat niet door koken ontleed wordt. _ c ,:)ac dlus werkt vooral hevig op muizen. Na subcutane in puiting sterven ze steeds onder verschijnselen van verlamming en ' rmcatarrh. In de buikholte, de darmen, de organen en de spie ren worden de bacillen gevonden. Elke steek in gelatine, na met den platinadraad in een orgaan gestoken of een spier aangeraakt te hebben geeft steeds eene reincultuur. lieferaten 31 Wanneer men muizen voedert met brood, dat met reinculturen van dozen bacillus bevochtigd is, dan volgt in den regel spoedig de dood ouder dezelfde verschijnselen. Spoediger evenwel sterven deze dieren, wanneer men ze vleeseh laat eten, dat vooral' met bacillen gëinfecteerd is. Elke muis, die hel eadaver opeet van eene na voeding of inspuiting gestorven muis, sterft altijd onder dezelfde verschijnselen. De bacillus in vleeseh gecultiveerd, doodt muizen zonder uitzondering, ook sterven muizen van de genoemde cadavers, nadat deze gekookt zijn, m lar bij de obductie gelukt het dan niet bacillen aan te toonen. Kauw of gekookt vleeseh afkomstig van konijnen of kalveren, die na infectie geslacht worden of sterven, a m muizen gevoederd, doodt deze altijd onder de bovengenoemde ver schijnselen. We zouden hier dus misschien een uitstekend middel tegen muizen hebben, ware de bacillus niet zoo gevaarlijk. Ik maak èr hier dan ook vooral gewag van, om er tegen te waarschuwen, wanneer zo mis schien op Java wordt ingevoerd. Gfuineesche biggetjes, konijnen, kalveren, geiten, katten, apen werden zwaai' ziek ot stierven, wanneer men ze met de bacillus inentte of voederde. Zelfs het goed gekookte vleeschnat in de halsader van kalveren gespoten, doodde deze in weinige uren onder ver giftigingsverschijnselen. Zooals we zagen werden tal van menschen ongesteld door het gebruik van vleeseh van eene besmette koe. De bacillus is dus voor inenscb en dier veel te gevaarlijk, om tot bet verdelgen van muizen te worden aangewend. ICOBUS. Keferatcn 32 MEDEDEELINGEN UIT DE PRAKTIJK Reeds geruimen tijd voor het verschijnen van het werk over »hc Serehziekte" door Dr. F. A. V. ('. Wknt gaf de schrijver ons ( ' (,| i raad om proeven te nemen met bouillie-bordelaise, ter bestrij ding van de schimmelziekten in de bladscheede. I>ij het snijden van een bibittuin bleek er bij nader onderzoek, dat de bibit sterk aangetast was door Rood-rot. Zooveel mogelijk werden de sterk aangetaste stekken, waaraan het duidelijk te zien was, dat het mycelium in den stengel was door gedrongen en daar liet weefsel en de vaatbundels hadj verwoest, bij elkaar gebracht, met petroleum begoten en verbrand.j De overige stekken, waarvan slechts de bladseheèden door de schimmel waren aangetast, werden zooveel mogelijk geMast, op smalle kweekbedden gelegd en met een laagje rivierzand bedekt, hetwelk gemakkelijk opdroogt en de selerotiën geen gelegenheid geeft zich verder te ontwikkelen. Vervolgens werden de jonge plantjes om de 4 dagen geregeld met een irrigateur met bouillie-bordelaise besproeid. Als contraproef werd een even groot gedeelte van de kweekbed den niet met het desinfectiemiddel behandeld. Na 20 dagen werden de jonge plantjes overgeplant en ondergin gen overigens dezelfde bewerkingen als het overige gedeelte der aanplant. Op het oogenblik, bij de laatste aanaarding, kan men bij het afnemen dei- onderste droge bladeren duidelijk bet verschil waarne ,ll,,u, tusschen het met bouillie behandelde gedeelte en liet vak, dat geen ontsmettingskuur beeft ondergaan. Het eerste gedeelte vertoont slechts bier en daar eenige rood gekleurde bladscheeden, terwijl men in het andere vak naar een plant zou moeten zoeken, die niet door de schimmel is aangetast. Tegal 15 December 1893. J. W. v. Daalen. D I V KUS E M KD E D EE L I N G EN. REUEN-WAARNEMINUEV NOVEMBER ls«>:{. Het Bestuur van het Proefstation Oost-.hiva verzocht ons de hier volgende circulaire in bot Archief te willen opnemen. Aan 'Ir Leden van het proefstation Oost-Java. Even als vorige jaren heelt bet Bestuur besloten aan het Proef station een cursus te openen voor jongelieden, die zich wenschen 'e bekwamen in hel uit vieren van de analyses, welke in de suiker fabriek voorkomen. Deze cursus zal gehouden worden van I Februari a. s. tot 31. Maart. Do leden van het Proefstation worden hij dezen uitgenoodigd de namen der jongelieden, die zij aan den cursus wenschen te doen Jeelnemen, vóór I.") Januari a. s. op te geven aan den Directeur. De ondervinding dei' vorige jaren heeft doen uitkomen, dat men jongelieden, die weinig ontwikkeld zijn en onvoldoende voorbereidend onderwij's hebben genoten, alleen leeren kan de noódige handgrepen aan de toestellen met do daarbij behoorende berekeningen wërktui gelijk te verrichten, maar dat zij later, aan zich zeil' overgelaten, allicht huilen staat zullen blijken bruikbaar werk te leveren. liet is daarom wenschelijk bij voorkeur jongelieden te zenden, die in hel bezit zijn van een einddiploma Hoogere Burger school mei vijfjarigen cursus. Dr. ,1. 11. Wakker, Directeur Reglement van den cursus 1. De duur van den cursus bedraagt twee maanden. -. In hoofdzaak zal de cursus omvatten: analyse \\\n sappen, vulmassa, stroop, suiker, ampas, persvuil en meststoffen. 3. liet aantal deelnemers is bepaald op zes. Wanneer erdoor 'Ie leden van hel Proefstation geen zes leerlingen gezonden worden, kunnen ook andere jongelieden aan 'lon cursus deelnemen. 4. Voor liet deelnemen aan den cursus wor.lt vooral' bij den directeur gestort de som van f 100. 5. Elk deelnemer stort verder bij liet begin van den cursus bij den Directeur een som van f 25. — als waarborg voor het breken °l beschadigen van voorwerpen, die aan bet Proefstation belmoren. Deze som wordt aan het einde van den cursus teruggegeven ver minderd met de waarde van het gebrokene of beschadigde. Wordt lHvotvo me ledeeliiigon 35 dit bedrag gedurende den cursus hooger den f 25.— dan kan de Directeur herhaalde storting van f 25. — vorderen. 6. De cursus wordt gehouden op alle werkdagen van 8 tot 1 uur in de daartoe bestemde lokalen. Zonder vergunning van den Directeur of van diens plaatsvervanger hebben de deelnemers geen toegang tot andere gedeelten van het Proefstation. 7 De Directeur heeft de bevoegdheid deelnemers van den cur sus te verwijderen, indien zij zich onbetamelijk gedragen, zonder teruggave van de onder 4 genoemde som. Van deze verwijdering kan hij liet Bestuur in beroep gekomen worden. In afwachting der beslissing blijft de verwijdering gehandhaafd. In een der laatste afleveringen van liet vorige jaar deelden we mede, dat er eene school voor suikerindustrie te Amsterdam zoude worden opgericht. Aan het Maandblad van de Vereen, van Oud- Leerl. der R. L. L. S. ontleen ik de volgende bijzonderheden: De school zal staan ouder leiding der Meeren G. HoNDIUS Boudikgh en Dr. J. K. van der Heide. De cursus loopt van 1 Maart tot ong. I Juli. liet onderwijs om vat theoretische lessen en practisch werken in het laboratorium. De theoretische lessen behandelen de biet- en rietsuiker-indus trie, de raffinaderij, algeineene scheikunde, voor zooverre voor den suikerchemicus van belang, analytische scheikunde, de cultuur van de beetwortelen en het suikerriet, plantenphysiologie, bemestingsleer. plantenziekten en de machineleer. Het practisch werken omvat het uitvoeren van alle in de sui kerfabriek voorkomende onderzoekingen en geschiedt eiken middag gedurende den cursus. De Nederl. fabriek van werktuigen en spoorwegmaterieel heeft zich op het verzoek der H. 11. directeuren bereid verklaard, aan de leerlingen de gelegenheid te geven, zich op de hoogte te stellen der in de suikerindustrie gebruikte machinerieën. Als eisch van toelating tot dezen cursus wordt, gesteld, dat eene campagne als volontair aan eene suikerfabriek is medegemaakt, ol' dat zooveel kennis der scheikunde verkregen is, als gelijk staat met hetgeen aan de landbouwschool afd. A ol' 11. B. S. met drie jarigen cursus wordt onderwezen. Het honorarium bedraagt f 200 per cursus. Geheel afgescheiden van bovengenoemden cursus zal van hall' Diverse meciedooiihtfpii. 36 Juli tot hall' Sept. gelegenheid bestaan tot het volgen van een voor bereidenden cursus, ten doel hebbende, hen die voornemens zijn een campagne als volontair aan een suikerfabriek mede te maken, in staat te stellen, zoowel de campagne als den daaropvolgenden cursus met meer vrucht te volgen. Ten slotte bestaat nog gelegenheid voor meer gevorderden of voor ben, die zich in een anderen tak van de chemische techniek willen bekwamen, op bet privaat laboratorium werkzaam te wezen. Nadere informaties worden door de Directeuren verstrekt, adres Scheikundig Laboratorium Boldingh en van oer Heide, Prinsen gracht 504, Amsterdam. Wij hebben met genoegen de oprichting dezer eerste Nederland sche suikerscbool vernomen, welke zeker reden van bestaan heeft, vooral wanneer we nagaan hoewel Nederlanders in Brunswijk en elders hunne opleiding in die richting ontvangen, liet programma, dat ons wat al te uitvoerig voorkomt, zal zeker naar gelang (U-v behoefte worden gewijzigd, wanneer de directeuren dei' school in dit opzicht wat meer ervaring verkregen hebben. Zooals men weet, schreef Janse indertijd de serehziekte toe aan het optreden van bacteriën, die slijmproppen in de vaatbundels zouden vormen en daardoor de watertoevoer nagenoeg afsnijden. Ritsema Bos toonde aan, dat bij vlasbrand alle weefsels bacteriën bevattenen de vaten in stengel en bladeren met bacteriënslijmproppen gevuld .waren. Hetzelfde vond hij bij ren paar ziekten in aardbeien en kruis bessen en in het afgeloopen jaar ook bij eene ziekte, waaraan ver schillende granen Lijden. Bij deze ziekte, door de Duitschers Som mcrdürre genoemd, verdrogen de bladeren van onderen aftot boven aan den stengel toe en eindelijk de stengel zelf'. Bij vlak naast el kaar groeiende planten was de eene ziek, de andere normaal ontwik keld. In de zieke planten vond Ritsema Bos de vaten met bacteriëh slijm gevuld. Voor nog een tweetal ziekten, waarvan de oorzaak tot nu toe niet is vastgesteld, meent 11. B. redenen te hebben om 1" vermoeden, dat ook hier verstopping der vochtwegen door bac teriënslijm in het spel is. Handelingen vjh. vierde Nederl. natuur-en'geneeskundig congres. IS'.);',, blz. 226. bivefse mededeellngtén. 37 KOPERSACCHARAAT, EEN NIEUW MIDDEL OM SCHIMMELS TE DOODEN. In plaats van bouillie - bördelaise en koper-ammonia vloeistof beveelt prof. Prillieüx het volgende middel aan. Voor 250 Liter vloeistof' neemt men i K. (i. ongebluschte kalk, waarvan men kalkmelk maakt. Los verder i K. (!. melasse in 10 L. water op on meng dit met de kalkmelk, waardoor eene oplossing van kalk-saccharaat verkregen wor.lt; roei' goed om en laat eenige uren staan. Daarna lost men 4 K.(l. kopersulfaat op in 80 of 100 L. water on giet het in de kalksaccharaat-oplosstng, daarbij duchtig omroe rende. De vloeistof wordt zeer troebel door het gevormde gips, dat men laat bezinken, terwijl eene heidera, groenachtige oplossing van kopersaccharaat van liet neerslag kan gedecanteerd worden. Bij het gebruik dezer Oplossing raakt de pijp van den pulverisateur nooit verstopt en worden de bladen niet vuil. Louisiana-Planter, No. 15 De lieer M. Meslans heefl een toestel uitgedacht om oene voortdurende controle op de samenstelling i\cv rookgassen uil te oefenen. Hel bestaat uit eene balans, waaraan twee holle glazen bollen zijn opgehangen. De eene bol hangt in lucht, de andere in hel te onderzoeken gas. Hoe hooger het soortelijk gewicht van bet gas is, dus bij onderzoek van rookgassen, hoe meer koolzuur deze bevatten, boe meer de bol, die in dit gas hangt, aan gewicht ver liezen zal, dus hoe grooter gewicht noodig is om het evenwicht! to herstellen. Uit de grootte van dit gewicht is het gehalte aan koolzuur gemakkelijk te berekenen. Om deze berekening overbodig to maken, is aan de balans een wijzer bevestigd, die op eene ver deelde schaal direkt het koolziinrgehalte aangeeft. De gehecle balans is in eene ruimte met dubbele glazen wanden opgesloten, waarin water is om de temperatuur van lucht en rookgas gelijk te doen blijven. Door de eene afdeoling der balans wordt voort durend een stroom seboorsteengas geleid: uit de schommelingen van den wijzer ziet men de toe- of afname van hel koolzuurgehalte. Suererie indigène No. 15. Diverse mededeelingéA, 38 STATISTIEK, OOGST-EN MARKTBERICHTEN ENZ SUfKKIIYEUKOOI'Eff OOGST 1S!)4 Sederl ons laatste bericht ontvingen we nog mededeeling van de volgende afdoeningen. Nov. 6000 p. Djatiwangi f 11'/, chinees No. 19,20 » 5000 » » » 0 1 /, » » 16 » 5000 » » » lO'/j » Seconds No. IS 24 » 11)000 » Petjangaan » 9'/, » tel quel 28 »± 35000 » ülaling » 0,70 » geheele oogst '/j hooge nummers '/» gewoon assortiment 18 » ±20000 » Suemberdadi /' B*/ a Fraser Eaton & Co. geheele oogst vorige 15 kleur opgave 081500 » totaal 1,002500 p. Totaal Java-Suikerakschepingen van I Jru tot 30Nov.naab alle havens. (Tonnen van 1000 K. G.) 25 Nov. Het weder in Europa is zachter, dun door de suiker fabrikanten gewenscht wordt. De hooge temperatuur en de vele re gens hebben tengevolge, dat de bieten beginnen uit te loopen, waar door het suikergehalte achteruitgaat. Nederland en België schijnen minder van deze ongunstige omstandigheden te lijden te hebben, dan de overige landen. Het schijnt, dat in Rusland een vrij groot deel der bieten niet zal kunnen worden geoogst. De berichten uit Louisiana en Cuba blijven bij zonde] goed. De opbrengsten van Portorico, Demerara, Brazilië, Mauritius en de Sandw ichseilanden worden eveneens hoogergetaxeerd, dan die van hel vorige jaar. Eene schatting der uitvoeren 1893 —94 van de verschillende rietsuiker produceerende landen, neem ik over van LICHT. ton ton Cuba 850000 Mauritius L 25000 Portorico 60000 Réuniön 37(XM> Trinidad 50000 Jamaica 26000 Barbados 65000 kleine Antillen 25000 Martinique 32000 Vereen, staten 265000 Guadatoupe 40000 Peru 65000 Demerara 111)001) Egypte 70000 Brazilië 275000 SandwichseiL 135000 .lava 480000 2,960000 rhilippijnen 250000 2,212000 tegenover eene totale opbrengst van 2,645953 ton gedurende 1892 —93. De geheele meerdere suikerproductie schat Licht op 667000 ton, dus 11% meer dan het vorige jaar. Soerabaia, 29 December. Suiker. Sedert 15 Dec werden geene verdere verkoopen gedaan. Tegen f 8,62 8 , den prijs der laatste transactie, zijn geene meerdere verkoopers te bewegen hun suiker af te staan. Statistiek, Oogst' en Marktberirlitrn, 40 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. MEDEDEELINUEN TAN HET PROEFSTATION ~OOST-JAVA." NIEUWE SERIE No 6. VERSLAG OMTRENT DE RESULTATEN VERKREGEN VAN DEN AANPLANT VAN VERSCHILLENDE RIETSOÜRTEN IN HET JAAR 1892-93. door J. D. KOBUS. In aansluiting aan de resultaten gedurende de vorige jaren verkregen en onder denzelfden titel gepubliceerd (zie Mededeelingen van het Proefstation Oost-Java No. 21, '20, 37, en 47), laat ik hier onder de uitkomsten volgen, in den loop van dit jaar bekomen bij ■Ie verschillende rietvariëteiten aan het Proefstation gekweekt. Met terrein hiervoor beschikbaar (ongeveer '/» bouw), was het zelfde, waarop de rietvariëteiten in 1888-89 geplant waren, benevens de helft van het terrein, waar dezelfde aanplant het daarop volgende jaar had gestaan. Twee derde van den grond was dus gedurende drie jaar, een derde sedert twee jaar niet niet riet beplant geweest. De bodem bestaat uit zware, zwarte klei, waaronder hier en daar op ongeveer drie voet diepte, dunne lagen van fijne, witte; vulkanische asch worden gevonden. De goten en de plantgroeven werden in de eerste helft van Juni gegraven, de laatste zijn vijl' voet hart op hart, 2 voet breed en li duim diep, terwijl de bodem nog '■'> duim diep opengehakt is ('27 Juni). De plantgroeven waren twee roe lang, in drie rijen gelegen, waartusschen twee evenwijdige paden door den geheelen tuin liepen, aan weerszijden begrensd door 3 voet diepe goten. De plantgaten waren 16 duim uit elkaar, zoodat in elke plant groef 18 stekken gebruikt werden. De bewerking en het planten geschiedden onder toezicht van den Heer K. Vader. Daar de opbrengsten der beide eerste jaren zeer hoog geweest waren, weid het riet niet bemest, met uitzondering van het zaad riet, dat achterlijk was en in December eene bemesting van '2 pikol zwavelzure ammonia per bouw (174 K. G. per H. A.) ontving. Met het planten werd den 28 sten Juli begonnen, de stekken der voordien tijd gesneden variëteiten werden op kweekbeddingen gelegd en op dien zelfden datum of' kort daarna overgeplant. la het begin had de aanplant veel van hoorders te lijden; alle soorten, die tot nu toe van Java bekend zijn, werden aangetroffen en door geregeld uitsnijden der aangetaste stokken verwijderd. Hier bij werd eetie voorkeur der insecten voor bepaalde variëteiten ten duidelijkste opgemerkt; een aantal soorten van Bal jan afkomstig werden b. v. hevig aangetast, zoodat eenige, waar slechts een paar planten van waren, geheel verloren gingen. De mogelijkheid bestaat, dat de standplaats (dicht bij den paardenstal) hierop van invloed was, maar hetzelfde verschijnsel werd reeds vroeger bij andere riet vijanden door mij opgemerkt. Van de spechten is het algemeen be kend, dat ze aan variëteiten met zachter schilde voorkeur geven; bij zaadriel van teboe] Gagak op Toelangan en later ook op het proefsta tion, werden de bladen van ééne plant, midden tusschen de anderen in, voortdurend door sprinkhanen aangevreten; op Redjosari had eene kleine plek Ceramriet, midden in eengroeten tuin gelegen veel te lijden van eene bladluissoort, die op het omringende riet nauwelijks te vinden was. Later werden een aantal stokken, vooral van eenige tier dunnere verscheidenheden door loewaks (Paradoxurus) vernield. Twee variëteiten, Ardjoenoriet en teboe idjoe van Loemar stier ven in December vrij plotseling bijna geheel al', waarbij alle blade ren verdroogden. Van enkele stokken liepen later nog een paar oogen uit, maar ook deze uitloopers gingen gedeeltelijk weer dood, zoodat er ten slotte nagenoeg niets van terecht kwam. De heide variëteiten gelijken zooveel op elkaar, dat ze waarschijnlijk dezelfde zijn. Opvallend was het, dat in den variëteitentuin te Toelangan dezelfde verschijnselen bij dezelfde soorten voorkwamen. I!ij onder zoek bleek, dat de wortels geheel en al verrot waren; de oorzaak hiervan werd niet nader vastgesteld. Hel aantal nummers van tien variëtentuin nam weer eenigszins Ine. gedeeltelijk doordat van enkele soorten zaadplanten verkregen werden (109-113) gedeeltelijk door invoer van elders. De nieuwe nummers zijn. 114 Mangli üljue Kendal, reeds in 1894 van den Heer Moquette ont vangen, werd het eerste jaar zoo door screh aangetast, dat in 1892 geene maalbare stokken verkregen werden; hoewel ook nu niet serehvrij was de opbrengst voldoende. 115 en 116. Groen en paars riet van Sumatra, door den Heer Koor heks verzameld op de reis dwars door dat eiland (expeditie YzERMAn), onvingen we door bemiddeling van den Direkteur van 's Lands Plantentuin, J. D. Kobus. Verslag omtrent <lc resultaten verkregen van den aanplant van verschillende riotsoorlen in liet jaar 18!f-'-a3. 42 117 Weri Seloffé en l!<s Weri poetih van Batjan afkomstig hebben we te danken aan ili' Wil. Indische Handelsbank, terwijl 51* en 70" doof variatie van reeds in ons bezit zijnde rietsoorten ontstonden. 51° Groen Baljan werd gevonden in liet geel gestreepte Batjanriet. 70" Ceram Soerat werd in geel Ceramriet aangetroffen. Een aantal soorten, waarvan stekken over waren, werden in den Westland van onzen proeftuin Tamanan geplant. Ken gedeelte van de/.en aanplant had van veel water Ie lijden en mislukte vrij wel; in liet andere gedeelte, op meer zandigen grond gaven enkele variëteiten eene hoogere productie dan op den zwaren bodem van onzen variëteitentuin, zooals trouwens vooruit te verwachten was. De grootste helft (63) der rietsoorten bloeide in hel afgeloopen jaar: de datums werden genoteerd van het tijdstip, waarop men voor het eerst bij eene bepaalde variëteit zag, dat ze wilde gaan bloeien, den dag, dat de rietpluim begon zichthaar te worden en den dag, waar op ze geheel was ontplooid. Dergelijke waarnemingen eenige jaren achtereen voortgezet, leeren ons welke variëteiten vroeger, welke later bloeien, bij welke dus eventueel kruising mooglijk is. Zooals men uit de lijst ziet, zijn sommige reeds in vollen bloei, terwijl bij anderen nog geen begin van bloei te zien is. Na. mijn vertrek van het proefstation op I .Mei werden deze notities door den Heer Rietz schel voortgezet, die tevens de opgaven verstrekte omtrent den stand van het riet bij het oogsten en de mate, waarin zich sereh vertoonde bij de verschillende variëteiten. Van het zaadriet van Teboe Gatjak (No. 100) werden een aan tal stokken afzonderlijk geanalyseerd. Ofschoon de meeste minder suiker en een lager zuiverheidsquotiënl hebben, dan bet moederriet (No. 02 der lijst) zijn er een paar, die hel in dit opzicht aanmer kelijk overtreffen, vooral IV en XJII hebben een hoog suikergehalte. "''l zal interessant zijn, na te gaan of deze eigenschappen bij de af stammelingen blijven bestaan. Alle analyses werden door den Heer Th. M.uüt verricht. J. D. Kubus. Verslag omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van vorsohillende rietsoorten in het jnur 1832—93. 43 I. D. Kobus. Verslag omtrent de rmu'taten verkregen van don aanplant van verschillende riet soorten in het jaar 1802-93. J. 1) Kobut. Verslag omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van verschillende riet soorten in liet jaar 1892-93. 44 45 J. I>. Kobus. Verslag omtrent de tesuitaten verkregen van den aanplant van verschillende riet soorten in het jaar 1892-93. '• b. Kobu 9 . Veralog orntreht dè resultaten verkregen van den aanplant van ver schil lende riet soorten in het janr 1592-93. 46 47 3. D. Jtobus. Verslas; omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van veracliillemle riet soorten in het jaar 1892-93. 'j- b. Kobus Verslag omtrent de resultaten verkregen van de» aanplant van verschil lende riet soorten in het jaar 1892-93 48 49 analysen der verschillende soorten volgen hieronder. De rietvariëten van tuin Tamanan werden niel gewogen; <le t amanan TUIN =~,__ J - ft. Kobus. Verslag omtrent <le rosultalen verkropen van don aanplant van verschillende riet soor'rn in liet jfinr 1892-93 J. D. Kobus. Verslag omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van verschillende rioUoorten in het jaar 1892-93. 51 50 •J- D. Kobus. Verslag omtrent Je resultalon verkregen van den aanplant van verschillende riet soorten in liet jaar 1892-93 .1. D. tfibm. Vosilag omtrent de resultaten vorkre;*en van den aanplant van verschillende riet soorten in het jaar 1892-93. 52 53 I I I *) De nummers der tweede rij zjjn die van den vroegercn proeftuin Samarang. «• B. Kobus. Verslag omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van versehillende riet soorten in liet jaar 1892-98 J. D. Kobus. Veralag omtrent de resultaten v erkre gen vim den aanplant van verschillende riet Boorten in liet jaar 18!)2-93 54 55 J. D. Kobus. Verslag omtrent de resultaten verkregen van den aanplant van verschillende riet soort en in bet jaar 1892-93. J. D. Kobus. Verslag omtrent de resultaten vorkregen van den aanplant van verschillende riet soorten in het juar 1892-93. 56 57 WELK GEDEELTE VAN HET RIET MOET MEN VOOR STEKKEN CEHHUIKEN. donr J. 1). K O U L' S, In 1888 verscheen eenc brochure van den lieer van Zijll de Jong, waarin liet planten van oudere rietleden sterk werd aangera den. Daar a priori niel was te zeggen, welk gedeelte van het riet het beste als stuk zoude kunnen worden gebruikt, besloot de Heer Kramers deze kwestie door proeven uit te maken, die eenige jaren achtereen moesten worden genomen. Hij begon er reeds in Augus tus van betzelfde jaar mede. Van 10 goed ontwikkelde stokken werden na het verwijderen der witte toppen, 5 stekken van drie oogen gekapt. De 16 bovenste stekken werden bij elkaar in eene plantgroef geplant, du 16 volgen de in oene tweede, enz. Van het riet uit deze stekken gegroeid, werden het volgende jaar overeenkomstige stekken g-nomen, d. w. z. van het riet af komstig van de bovenste stekken, werden weer de bovenste stekken gebruikt, van het riet afkomstig uit de tweede stekken, weer alleen tweede stekken van drieoogen, enz. Dit werd voortgezet, tot in het afgeloopen jaar de proef geëindigd werd. Bovendien werden sedert 1890 .Ie witte toppen naast het andere riet geplant. Kik jaar wer den twee plant rij en van twee roe lang. vijf voet hart op hart, voor elk soort stekken gebruikt. liet riet, waar in 1888 de stekken van genomen werden was serehvrij; ook in den oogst van 188!) was nog geenè enkele sereh zieke stoel te vinden; in 1890 vertoonden zich aan den voet van enkele rietstoeleii kleine, zieke uitloopers, zoowel bij het riet afkom stig van l slc en 2 de , als bij dat, afkomstig van 3 de en i de stek. liet volgende jaar waren in de plantgroeven met vijlde stekken twee en in die met derde en vierde stekken elk één typische serehstoel. In L 892 was de ziekte weeriets toegenomen en vond men in de plantgro ven met tweede, derde en vijlde bibit twee serehstoelen, in die met vierde stekken slechts eene. Even als het vorige jaar bleven de plant rijen nut witte toppen on eerste bibits serehvrij. In het afgeloopen jaar waren de serehverschijnselen veel talrijker, hoewel de productie er niet merkbaar onder te lijden had. Telken jare had men bij de oudere stekken veel in te boeten; ■ laar we dit voorzien badden werden in elk plantgat twee stekken gelegd, zoodat er voor het inboeten voldoende materiaal was. Slechts eens, in IKOI, kwamen we toch nog te kort, daar bij de i' le en s do stek slechts 40 en 30% kiemden. Wc hielpen ons toen door de gekiemde stekken tnschen de oogen dwarsdoor te snijden en zoo doende de plantrijen te vullen. Hoewel de resultaten der vorige jaren reeds zijn gepubliceerd (zie Mededeelingen van het Proefstation Oost-Java No. 20,;57 en 47), acht ik het toch wcnschelijk de uitkomstender vijf achtereenvolgende oogsten 'der bij elkaar te plaatsen. (Vergelijk de tabel op blz. 60 en 61). Behalve in het afgeloopen jaar, toen zooveel planten serehziek waren, dat er wel enkele onregelmatigheden waren te verwachten in eene proef op zoo kleine schaal genomen, hebben steeds de eerste hibits de beste resultaten gegeven. Overeenkomstig met onze vo rige proeven, gaven bij deze serehzïeke planten de witte toppen betere resultaten. Om het overzicht gemakkelijker te maken, laat ik hier nog vol gen eenige gemiddelde cijfers uit de vorige opgaven berekend. Gemiddelde productie aan winbare suiker bij 70% persing. 1888 — 93 No. pikol per bouw K. G. per 11. A. 1 171 14883 2 141 12271 3 133 11. 77.-) i 138 12010 5 129 11227 1891 — 93 witte toppen 150 13054 1 175 15230 2 138 I20K) 3 131 1140-1 4 i;,ii 13576 5 134 11662 1889 — 92 1 180 15665 2 I4| 12271 3 130 L 1314 4 130 11314 5 i:;o 11314 Deze laatste cijfers, waarbij de resultaten van oogst 1893, we de vele serehverschijnselen niet zijn medegerekend, komen mij voor het meeste vertrouwen te verdienen. J. D. Kobus. Welk gedeelte van het riet moet mon voor stekken gebruiken. 59 J. D. Kobua. Welk gedeelte van het Hot moet men voor Btükkon gebruiken 60 1. D. Itobus. Welk gedeelte van het riet moet men voor stekken gebruiken, 61 REFERATEN. De nieuwste onderzoekingen over vegetatieve vermenig vuldiging VAN BEETWORTELS. 11. Vöchting. Ueber Transplantation am Pflanzenkörper. Tübin gen. 1892. T. Knauer. Zur Pfropfung der Ri'iben. Zeitschrift d. Ver, fïïr. il. Rubenzucker-Industrie IS'.»:5. No. 444, p. 24. 11. Briem. Die Erzeugung der Asexalrübe aach Novoczek's und aach Briem's Methode. Zeitschr. tl. Ver. I'. il. Ruben zucker-Industrie is«.t:?. 444. |>. 28. » » Dit: Verkittung umi Verwachsung hei gepfropften Zuckerrüben. Zeitschr, d. Ver. f. d. Rübénzueker- Industrie 1893. 445. p. 111. A. Novoczek. Rübenculturversuche im Jahre 1890 mul 1891. Zeitschr. d. Ver. f', d. Rubenzucker-Industrie ISUIS. 446, p. 200. » » Die neuesten Fortschritte in der ungeschlechtlichen Vermehrung der Zuckerrüben. Zeitscbr. d. Ver. I'. d. Rubenzucker-Industrie 1893, 449, |>. 482. Moge het bovenstaande onderwerp wellicht, voor den rietplanter weinig belangrijk schijnen, het komt mij voor, dat men hier o|> Java wel degelijk op de hoogte moet blijven van alle verbeteringen, die in de kuituur of de fabricatie van de beetwortel worden inge voerd, dus hoeveel te meer, waar het een verbetering geldt, die de suikerindustrie in Europa binnen weinige jaren een grooten slap vooruit kan brengen. Het boek dat ik hierboven het eerst genoemd heb, heelt wel is waar een zuiver wetenschappelijken inhoud, maar uit de proeven van den schrijver blijkt, dat er weinig planten zoo geschikt zijn om te stekken, oeuleeren, voor het verplaatsen van het eene orgaan op het andere enz., als juist de biet. Bovendien zijn ei' een aantal voor de praktijk hoogst belangrijke zaken uit al' te leiden, vooral voor ie vraag omtrent den invloed, dien bij hot enten van verschillende planten op elkaar de ent uitoefent op den onderstam en om gekeerd. Belangrijk is ook de volgende proef van den schrijver, die il' niet nalaten kan even te vermelden, al valt die ook buiten liet kader van dit referaat. Zij werpt nam. eenig licht op de duistere vraag, waarom een plant in het eene geval bloeit, in het andere "•« *i n vraag, die immers ook bij het riet zoo dikwijls ter sprake komt. Zooals bekend verondersteld mag worden, is de beetwortel een tweejarige plant, die bet eerste jaar uitsluitend een rozet van bla deren vormt; hel voedsel, in deze bladeren ontstaan, hoopt zich in den wortel op in den vorm van suiker, liet tweede jaar wordt dit reservevoedsel gebezigd voor vorming van stengels, die kleine bla deren dragen en verder bloemen en vruchten voortbrengen. Vöcfitinu entte nu op een jonge wortel inliet eerste jaar, na de bladerenrozel verwijderd te hebben een stukje van een stengel met blad van een biet uit het tweede jaar; deze stengel zou dus in bet gewone geval bloemen en vruchten hebben voortgebracht. Nu echter ontstond aan dit sten geitje een rozet van bladeren, de wortel begon te groeien en vulde zich met reservevoedsel; eerst het volgende jaar ontstonden bloemen en vruchten. Werd een dergelijk stukje stengel geënt op een biet uit bet tweede jaar, dan vormden er zich dadelijk bloemen en vruchten aan. Wij zien dus, dat hier de prikkel tot het bloeien blijkbaar uit gaat van (U']{ wortel; daar deze hier het orgaan is, waarin zich het voedsel ophoopt; is deze gevuld met reservevoedsel, dan bevordert dit het, bloeien; is dit reservevoedsel nog niet aanwezig; dan werkt de neiging van den wortel om zich metsuikerte vullen, als een prikkel tot het ontstaan van een bladerenrozet. *>ver het enten van bieten handelt ook het bovengenoemde stukje van Knauer. liet is eigenlijk meer een bespreking van een vroegere Verhandeling van ISiïikm, waarin deze meedeelt, dat het enten hein gelukt is en daaraan hypothetische verwachtingen vastknoopt over het vereenigen van de eigenschappen van twee rassen in één enkel exem plaar. Zeer terecht komt Knaueb hiertegen op en wijst er op, dat moederstam en ent geen veranderingen ondergaan, die niet in het wezen van de soort ol' bet ras liggen, waartoe zij ieder behooren. En zelfs al gelukte bet zoogen. entbastaarden te maken, dan zou het nog de vraag zijn ol' de/e door middel van zaad zouden zijn voort te planten. Knaüeb wijst er echter op, dat men bet enten kan gebruiken om knoppen, die anders in rust zouden gebleven zijn, te doen uitloopen door ze op andere wortels over te brengen en Itefêrateh. 63 oj) diewijze de boeveelheid zaad, die men van één wortel zou kun nen krijgen, te doen toenemen. Nog een verhandeling van Briem handelt over het enten; hier wordt in hoofdzaak alleen meegedeeld hoe de vergroeiing van de ent plaals heeft; dit anatomische onder zoek is echter niet door BRIEM zelf uitgevoerd, maar door FiGDORen Krasser; de uitvoerigste onderzoekingen hieromtrent zijn overigens door VÖCHTING verricht. Verder blijkt uit de bovengenoemde verhandelingen, dat lieet woilels, die uit stekken van dezelfde biet ontstaan zijn, in suiker gehalte overeenstemmen, mits deze stekken maar te gelijker tijd ge sneden en geplant zijn; was dit niet het geval, dan ziet men ver schillen in het suikergehalte optreden. liet is trouwens iets. waarover vooral een rietplanter zich niet erg zal verhazen. Eindelijk heeft Briem voor het stekken gebruikt de knop alleen met eenige goed ontwikkelde bladeren en niet deze knop met een stukje wortel. Als gevolg daarvan krijgt hij nu niet meer de vertakte onregelmatig gevormde wortels, maar bieten van een zuiveren vorm. Briem blijkt te verstandig te zijn om daarop nu weer patent te ne men, zooals Novoczek gedaan heeft opzijn methode van het stek ken van beetwortels. Tot nu toe laat het zich niet aanzien, alsof het stekken van bietwortels ooit de plaats zal innemen van het zaaien. Voor degenen echter, die zich bezighouden met het leveren van bietenzaad, zal het een groide verbetering aan de hand doen. Immers, terwijl men tot nu toe voor het verkrijgen van dit zaad een groot aantal bieten moest uitplanten, waartoe men wel is waar de beste uitkoos, maar wier suikergehalte toch nog vrij Delangrijk uiteenliep, zal men thans van enkele, zeer suikerhoudende bietwor tels kunnen uitgaan. Elk van deze laat zich door stekken ongeveer 900 maal vermenigvuldigen, zoodat men het volgende jaar 200 maal zoo veel bieten kan hebhen van hetzelfde hooge suikergehalte. Van deze wordt nu zaad gewonnen. Door dit zaad te verkoopen in plaats van dat, wat op oude wijze gewonnen werd, zal men zeker een verhou ding van het suikergehalte der daaruit ontsproten bieten verkrijgen; men vergeet echter, naar het mij voorkomt, in al die publicaties, dat men op die wijze geen constant beter ras verkrijgt, daar de kans op terugslag bij die zaden niet minder, eerder grooter is gewor den, en dat deze kans bij elke volgende; vegetatieve voortplanting grooter wordt. Bij uitsluitend vegetatieve voortplanting zou het ras wel constant zijn; men zou dan iets krijgen, zooals de meeste varië- Referaten 64 teiten van het suikerriet, die bij voortplanting door bibit hun eigen schappen bewaren, niet echter bij voortplanting door zaad. Went Prof. A. P.FOKKER. LiOEFFLERS MIDDEL TEGEN VELDMUIZEN. WEEKBLAD VAN HET NEDERLANDSCH TIJDSCHRI FT VOOR GENEESKUNDE. 1893 BLZ. 550. De Minister van Waterstaat vroeg hel advies van Prof. Fokker, omtrent de wenschelijkheid, eene proef te nemen met Loefflers mui zenbacillen in het Oldambt, dat sterk door veldmuizen werd geteis terd. Eene herhaling >ii!f Loefflersche proeven bevestigde alles, wat deze omtrent de pathogene werking der bacillen meedeelde, zoodat <>p grond daarvan aan den minister tot eene proefneming werd ge adviseerd, die uitstekend geslaagd is en waarvan de resultaten ver meld zijn in de Nederlandsche Staatscourant van 22 Juli. Daar proeven op groote schaal in Westfalen en Oost-Friesland zonder resultaat waren gebleven, meende prof. Fockeb dat dit aan een ongeschikt gebruik van het middel moest zijn toe te schrijven en kwam het vermoeden bij hem op, dat de vorm,waarin helmid del wordt gebracht en die wel gekozen zal zijn om de gemakkelijke veizeiidhaarheid, eene minder geschikte was. Hierom besloot hij, voor de infectie versche bouillonculturen te gebruiken. lüj het tellen van het aantal bacillen in I L. verschen bouillon,(*) vond bij er 415400 millioen, in I I. zoutoplossing volgens Loefflers voorschrift bereid, slechts !) 317 millioen. Bovendien ver moedde hij, dat hij het. henvaren der Schwarzlose'sehe culturen, de virulent ie vermindert, zoadat de negatieve resultaten hij proeven in het groot, misschien aan bet gebruik van oude agarculturen «varen toe te schrijven. Nadat de proef in het Oldambt was afgeloopen, onderzocht prof. FoCKER deze kwestie verder. Hij telde in een buisje van Sohwarz lose 8 dagen na, den daarop aangegeven datum 126642 millioen bacillen, veel moer dan in zijn eigen agarculturenaanwezig waren. Mier vond hij bij u 24 uur lang gebroede agarculturen, volgens de gebruiksaanwijzing iri I L. water verdeeld, gemiddeld 16296 millioen bacillen, daarentegen in een liter versche bouillon-cultuur, eveneens 24 uur gebroed, gemiddeld K ( X>(HH) millioen. Om na te gaan of' nu bij het bewaren het aantal bacillen ver- *l De bouillon bestond uil: vleescliexlrnet '/« °/oi I"'I ,t "" > "/o, keukenzout 1 "/o ''" Nv " s ""-'' nntriumcarbonnnt geueutraliseerd. Referaten 65 mindert, bereidde hij agar-en bouillonculturen en bewaarde die in het donker, na \ m ééne cultuur hel aantal bacillen geteld te holi ben. Van een aantal tellingen, die allen in denzelfden zin uitvie len, wil ik er slecbts twee meededen. Agarcultuur. na 1 dag 23,287 millioen » 8 dagen 19,406 » »20 » 10,969 »28 » 8,606 » BOUILLONCULTUUR. na ! dag 704000 » 10 dagen 2,202000 » »20 » 1,139000 » »30 » 243000 » Het blijkl uit de/o cijfers, dal zoowel in agar- ;ils in bouillon culturen hel aantal bacillen langzamerhand afneemt, nadat in de bouillonculturen in do eerste week eene belangrijke toeneming heeft plaats gevonden; in deze proeven was de afneming bij de agarcul turen gemiddeld sterker. Hierom en vooral om hel grooter aantal bacillen in bouillon culturen geeft prol'. FoCKER aan deze laatste de voorkeur, ten min ste wanneer de culturen versril zijn, daar men volgens hem mag aannemen, dat dan het aantal bacillen overeenkomt met den graad van virulentie. Bij oade culturen behoeft dit niet het geval te zijn, daar er genoeg voorbeelden bestaan, dat de virulentie van patho gene bacteriën door inwerking van stofwisselingsproducten vermindert. Dat, hij muizen-typhus de eigenschappen van oude culturen ge gewijzigd worden, leerde hem eene proef met een bouillon-cultuur, die zes weken lang gebroed was. Twee huismuizen, die eenige da gen achtereen stukjes brood, met deze oude cultuur gedrenkt, had den gevreten, bleven niet alleen in leven, maar bleken ook immu niteit tegen versche culturen te hebben gekregen. De dieren kregen driemaal achtereen, met tusschenpoozen van 20dagen,stukjes brood te vreten met eene versche cultuur gedrenkt, maar bleven volkomen gezond. Zelfs toen Focker ze twea maanden na, den vaccineerenden maaltijd ieder ongeveer 1 cM'. van een virulente cultuur subcutaan inspoot, bleek een der dieren volkomen immuun te zijn geworden, terwijl liet andere eerst na een buitengewoon lange incubatie (14 kcferateli 66 dagen) stierf. Mogelijk zijn de slechte resultaten, hier en daar met Loeffler's agarbuisjes verkregen, hierdoor te verklaren. Pogingen om een gemakkelijk transporteerbare cultuur te vin den, die rijker is aan bacillen dan de Loefflersche agarculturen, mislukten. Zoolang dit niet gevonden is, acht Prof. FOCKER bet wenschelijk, alleen van versch bereide bouillonculturen gebruik te maken, die bij in gesloten zinken of stcenen kannen verzond, terwijl de ervaring op den akker leerde, dat daardoor de virulentie niet had geleden. Ook bleek het, dat bet bewaren der cultuur in een gesloten en geheel gevuld vat geen nadeeligen invloed op het ge halte aan bacillen heeft. Bouillon, die in een fleschje gebroed werd, dat tot den hals toe gevuld was, bevatte na een dag 275000 millioen bacillen: toen met ren caoutchouckapje gesloten, bevatte het er na drie dagen gemiddeld 615Ö00 millioen. Latei' bleek het prol'. Focker nog, dat de culturen op agar glycerine veel weelderiger plegen te groeien, dan die op gewone agar en dat bij bet voortkweeken der bacillen op agar of ook in bouillon de virulentie kan verminderen, zoo lat de muizen ziek worden, doch niet sterven. Het is dus noodzakelijk, dat men zich van tijd tot tijd doorproeven in het laboratirium van de virulentie der culturen overtuigt. Koers MKDEDKBLINGEN UIT DE PRAKTIJK. Aan den Redacteur vjh. Archief v. d. Java Suiker-industrie. Soerabaia. Naar aanleiding van den raad, dooi' Dr. Went gegeven, om den aanplant te voorzien van bibil uit speciaal daarvoor aangelegde bibittuinen in de vlakte, deel ik U mede, dat die proef door deze onderneming op vrij groote schaal werd genomen, maar als geheel mislukt moet. worden beschouwd In de tweede helft van '92 werden daarvoor in eigen aanplant 14 bouw van den besten grond goed bewerkt en plantklaar gemaakt. 1 »o<_>ill Januari '!»:{ weid die oppervlakte beplant met bergbibit, zelf door mij in de omstreken van Malang uitgezocht (riet van ± 7 maanden oud). Refcrateb 67 De aanplant, slaagde prachtig en was zoo goed als serehvrij Begin Augustus, leen het. riet zeven maanden oud was, weid daarvan bibit genomen, alleen van de mooiste stokken en slechts topbibit van 1 '; 2 voet lengte. In het geheel werden 65 Bws beplant mei bovengenoemd plantmateriaal en als resultaat kan ik I' mededeelen, dat reeds nu in het jonge gewas ± .")()% sereh valt te constateeren. Tevens deel ik I' als een verblijdend teeken mede, dat het oorspronkelijke riet van deze onderneming, waarvan eikjaar 4 Bws werd aangehouden, dit jaar geheel serehvrij is. Wat. later de uit komsten daarvan zullen zijn, moet ons natuurlijk de ondervinding oog leeren. .Met de plaatsing van het bovenstaande in het »Archief voer de Java-Suikerindustrie" zult Umijniel alleen een groot genoegen doen, maar zal waarschijnlijk menigeen tot, voorzichtigheid aangespoord worden in het nemen van proeven in het groot in die richting (W.g.) (i. VON S'I'IKTZ. Sentanan i.oii, 30 December 1893 I ) IV E !IS E MED EDEELI N G E N STAATSSPOORWEGEN 01» JAVA. ExPLOITATIE-OOSTEItUJNEN. Bij Gouvernements-besluit van 26 December 1893 No. 10 is bepaal* l, dat het TARIEF, in 1893 toegepast voor hel vervoer van suiker van geheele oogsten bij verbintenis, zie Tarieven en Bijzon dere Bepalingen, blz. 180, Tarief No XVIII SS., ook in 1894 van kracht zal zijn. Dr verklaringen op zegel, waarbij fabrikanten zich tul afvoer van geheele oogsten verbinden, dienen uiterlijk 1 FEBRUARI 1894 hij mij in te komen. Het model dier verklaring ligt op do stations en halten ter beschikking van belanghebbenden. Bovenbedoelde verklaring, die 't vorige jaar niet verlangd werd van fabrieken, die op afstanden van 44 K. M. of minder langs de staatslijnen vervoerden, is thans ook voor die fabrieken, voor zoo ver /.ij volgens «lil Tarief wenschen Ie vervoeren, verplichtend. Chef der Exploitatie o I, J. SLUITER. Modedeelingen uit de praktijk. 68 Aan Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van NEDERLANDSCH-INDIË enz. enz, enz te BUITENZORG. Geven t verschuldigden eerbied te kennen, 11. E. Lkveut en S. I-;. Ramondt, respectievelijk Voorzitter en Secretaris der Soerabai asche Vereeniging van Suikerfabrikanten, ten deze handelend in naam 'lier Vereeniging. dal adressante met aandacht heelt kennis genomen van de nieuwe tarieven voor het vervoer op de Staatsspoorwegen op Java, goedgekeurd bij Gouvcnieinents-üesluit dd. 7 September 1 SOS No. 3, en tot haar diepe teleurstelling heefl bemerkt, dat o. a. het tarief voor vervoer van suikerrietstekken (bibit), daarbij wederom aan merkelijk is verhoogd, nadat reeds voor het jaar 1893 l>ij Gouver nements-Besluit van 20 September 1802 No. 11, het uitzonderings tarief voor afstanden van 76' tot 135 Kilometers werd afgeschaft, hetwelk eene niet onbelangrijke verhooging van de spoorvracht be duidde voor dit, voor de fabrikanten reeds zoo kostbare, en toch, willen zij suiker kunnen afleveren, zoo geheel onmisbare artikel, te gen welke verhooging de belanghebbenden toen geene bezwaren hebben ingebracht, meenende dat zij slechts van tijdelijken aard zoude zijn en dat de sereh-ziekte reeds ZOO goed als verdwenen was, waarin zij zich, zooals wederom dit jaar blijkt, deerlijk hebben vergist; dat deze verhooging zeer aanzienlijk is, zuoals moge blijken uit de aavolgende cijfers: VBACHT VAN 1 WAGONLADING BIBIT VAN 6000 a 7000 K. G. (100 a 117 pik.) van Ealang Tarief No XX Nieuw Verhooging vau is 33. Tarief naar Soerabaia ƒ20,80 ƒ:5:5,02 f 12,22= 59% n Sidho-Ardjo » 16,25 » 26,26 » 10,01= 62» » Modjokerto » 21,45 „ 34,52 „ 13,07= (il „ o Djombang „26,— „40,52 „14,52=56,, » Kedirie „30,50 „50,42 ~19,92=65,, » Modtoen „ 31.- „ 59,20 „ 28,20= 01 „ » Solo .. 31,75 „ 76,42 „ 44,67=140 „ Diverse mededeelingen 69 van Proholinggo Tarief No. XX Nieuw Verhooging van 1893 Tarief naar Soerabaia f 21,45 f 32,28 f 10,83 50% „ Sidho-Ardjo „ 17,55 „ 25,82 „ 7,67 \\ „ „ Modjokerio „ 22,75 „ 33,72 „ 10,97 48 „ „ Djombang „ 26,65 „ 3i),72 „ 13,07 49 „ „ ifedtrie „ 30,50 „ 49,74 „ 19,24 03 „ „ Madioen „ 31— „ 58,20 „ 27,20 88 „ „ Solo „ 31,75 „ 77,32 „ 45,57 143 „ dat bij bovenstaande berekening is aangenomen een wagonla ding van 6500 K. G; zijnde dit ongeveer het gemiddelde gewicht van bet grootste volume aan bibit, dat in bossen gebonden in een wagon kan worden geladen; wordt eeliter de bibit vervoerd in krandjangs, zooals veelal geschiedt bij dvn aanvoer van plantmateriaal uit Wesl- Java, ten einde dit gedurende liet Lange traject zooveel mogelijk te beschutten, dan kan een e wagonlading hoogstens 4000 K. G. bevatten, en daar thans volgens het nieuwe tarief geen rekening gehouden zal worden met het gewicht der lading, doch de berekening der vracht zal geschieden per wagonlading, zal bij voorbeeld voor een wagonlading bibit, verpakt in krandjangs van hier naar Malang vol gens het nieuwe tarief ƒ 33,02 aan vracht verschuldigd zijn, terwijl volgens het voor 1893 vastgestelde tarief die vracht slechts (4000 K.G. a 32 cents per 100 K. G.) f 12,80 bedraagt, aldus eene verhoo ging van f 2(),±2 oi' ongeveer 150 %, hetgeen den fabrikant, hoe schadelijk dit overigens ook moge zijn voor de kwaliteit van zijn plantmateriaal, wellicht zal noodzaken verder van het vervoer in eenig verpakkingsmiddel ai' te zien. dat door deze enorme verhooging bizonder getroffen worden de fabrieken in Madioen en Solo, die voor de voorziening in hun be hoefte aan plantmateriaal hoofdzakelijk zijn aangewezen op Malang en waarvan Madioen reeds door hoogc spoortarieven voor suiker wordt getroffen. dat deze verhooging een zeer groot deel der .lava-Suiker industrie dan ook ten zeerste bezwaart, terwijl zij nog zoovele andere zware lasten heeft te dragen, de vooruitzichten wat betreft den gang der prijzen thans ongunstig zijn te noemen, en nog steeds in toenemende mate aanzienlijke sommen besteed moeten worden voor de verwisseling van plantmateriaal, wil de cultuur met vrucht het hoofd blijven bieden aan die nog zoozeer te vreezen sereh-en stre penziektcn in het riet; Diverse mededeolingcn. 70 dat adressante Uwe Excellentie eenige cijfers aanbiedt,getrokken uit de boeken van eenige ondernemingen en voor welker juistheid door haar wordt ingestaan: a voor drie fabrieken iu de Mdeeling Modjokerlo gelegen, be droegen de extra uitgaven voor verwisseling van bibit in de jaren 1891 tol L 893 respectievelijk gemiddeld per fabriek f 25000, ƒ35700 en f 47200.— b. voor een fabriek in het Kedirische gelegen, in dezelfde jaren: f 18000, f 25000 on f 30000.— c. voor drie fabrieken in het Djombangsche gelegen. Ie Fabriek 2e Fabriek 3e Fabriek Oogstjaar 1891 f 41900 f 36000 f 36300 » L 892 » 48000 » 51400 » 51145 » L 893 » 52000 » 47000 » 45970 » 1894 » 701)00 » 00000 » 50000 d. voor twee fabrieken in Madioen: Ie Fabriek 2e Fabriek Oogstjaar 1890 f 21700 f 10700 » 1891 o 44800 » 39800 » 1892 » 41000 » 43580 » 1893 » 40000 » 20300 e. voor (wee fabrieken in Solo: Ie Fabriek 2e Fabriek Oogstjaar 1890 f 28700 ƒ 20000 » 1891 » 20000 » 32500 » 1892 » 31000 » 30000 » 1893 » 32500 » 30500 /• voor een fabriek in Djocja, respectievelijk voor de oogstjaren 1 890 tot 1893. f 22000, f 28000, f 28400 en f 34500. De cijfers toonen steeds stijging aan; dat verder de invoering der nieuwe tarieven ook in vele gevallen van terugwerkende krachl kan rijn en den fabrikant onverwacht Vuol ' onvoorziene uitgaven zal plaatsen, zooals uit het volgende voor meld ten duidelijkste blijkt: °-°°r de milde bepalingen, welke tot dusverre voor het vervoer van bibit per staatsspoor bestonden, daartoe geleid, besloot een onder enier voor twee zijner iu het Djombangsnhe gelegen fabrie ken, uitgebreide bibil-f uinen aan te leggen in de nabijheid van c station Tóempang in de afdeeling Malang, waarvan in Diverse modedeclingen 71 1894 ongeveer 75000 picols of 750 wagon-ladingen bibit, hoofdza kelijk v;in I'oempct'g naar Djombang vervoerd zullen moeten worden. Volgens het nieuwe vraehttarief, zal daarvoor aan spoorvracbt betaald moeten worden f 39,12 per wagon Totaal f 2!)3i0 Volgens de tarieven, welke vim kracht waren in hel jaar ibi)2, toen reeds de voorbereidende maatre gelen voor den aanleg dier tuinen genomen moesten worden, als inhuur en bewerking van gronden, vermenigvuldigingstuinen, enz, bedroeg de vracht voor bet vervoer van bibit langs het Staatsspoor van Toempang naar Djombang / 17,11.per wagon of voor 750 wagons » 12832 zoodat thans een bedrag van f 16508 door den ondernemer meer aan vracht betaald zal moeten worden, dan waarop bij tijdens den aanleg der tuinen op grond van de toen beersebende milde bepalingen rekende. dat de werkelijke schade echter nog veel aanzienlijker zal zijn. De ondereinden der rietstekken, waarvan de 750 wagonladingen bibit worden genomen, leveren namelijk nog9üo wagonladingen riet, geschikt om met voordeel in de fabrieken te worden verwerkt, waar door de bijzonder booge kosten, verbonden aan den aanleg van bibit tuinen nog een weinig gereduceerd kunnen worden, wanneer bel vervoer naar de fabriek tegen eene matige vracht kan plaats heb ben. Met het vervoerder ondereinden werd eerst in 1892 opgrooter schaal begonnen en was de vracht toen voor bet traject Toempang Djombang per wagonlading . . ƒ "27,05 terwijl volgens bet nieuwe tarief daarvoor betaald zal moeten worden » 39,12 het verschil ad f 12,07 berekend over 900 wagonladingen geelt een bedrag van /' 10863. De geheel onverwachte verhooging van het vracht-tarief zal dus aan de beide fabrieken te /.amen een bedrag van f 'ITiIX kosten, ja, er wellicht toe leiden, dat de ondereinden, welke eene waarde ver tegenwoordigen van 90000 pik. riet a ± 35 ets p. pikul aan de fabriek of f 31500 — waarvan circa 9000 pik. suiker kan worden ver kregen, als nutteloos moeten worden weggeworpen, omdat zij de kosten van het vervoer niet kunnen dragen: dal de uitgebreidheid van het vervoer van bibit van zeil' bet bewijs levert, in welke mate de suiker-industrie daardoor belast wordt en niemand zich de D'vrrsr me kodaolingen. 72 bijzonder hooge uitgaven voor verwisseling van bibtt getroosten zal, zonder de bepaalde noodzakelijkheid om de nog steeds voort.heer schende sereh-ziekte daardoor te trachten tegen te gaan: dat het onze vereeniging toeschijnt, dat, terwijl deStaatsspoor wegen zijn betaald uit de gewone middelen van het thans levende geslacht van belasting-betalenden, de zeer hooge tarieven daardoor dubbel drukkend worden; dat te minder aanleiding tot verhooging bestaat, hij de algemeen erkende, zeer voordeelige exploitatie, vooral der Oosterlijnen; dat wel is waar een groot deel van het materiaal een gedeelte v an liet jaar werkeloos blijft, doch dan ook niet aan slijtage onder hevig is en den staal alleen wat rente-derving kost; dat die rentederving van te weinig belang is om daarop eene tarieven-verhoogmg te baseeren, die als de onderwerpelijke hel vervoer van het zoo hoog noodige plantmateriaal, zonder het welk geen riet kan verkregen en geen suiker kan gefabriceerd worden, den doodsteek moet geven; dat wel eens de opmerking is vernomen dat, waai de bibithan delaren veel geld verdienen met hun handel, het artikel de hoogere spoorvrachten wel zou kunnen dragen, doch dat adressante ten ernstigste moet, waarschuwen tegen averechtsche gevolgtrekkingen •en deze. De bibithandelaren koopen veelal hun waar van den in landschen landbouwer en vele fabrikanten moeten zich met zulk Plaatmateriaal tevreden stellen a raison van/" 1,20 tot f 1,60 per pikol, welke prijs in tijden van schaarschte en veel vraag soms nog hoo ger loopt. De meeste groote instellingen hebben evenwel hare eigene blbittuinen, ten einde zeker te zijn, dat zij hun plantmateriaal kunnen vertrouwen en uit de ervaring van die lichamen kan adressante als een pust miniraumcijfer van het kostende van bibit uit eigen planttuinen a °emen f 1,-10 a f 1,50 per pikol, geleverd op het station van afzending, In bet droge jaar IN!>I kostte evenwel de bibit van ver schillende bibittuinen niet beneden f 2.— per pikol; er zijn zelfs gevallen bekend, dat bet kostende in dat jaar tot ƒ3. — per pikol steeg. Adressante vleit zich met het bovenstaande duidelijk in het 'cht te hebben gesteld, in hoe hooge; mate door de toepassing van 'et nieuwe tarief, vooral voor het vervoer van bibit op de Staatsspoor u, '-en, de suikerindustrie een nieuwe last meer wordt opgelegd, ter nU' toch in werkelijkheid de toestand, waarin die industrie zich tl uns op Java bevindt, nog verre van rooskleurig genoemd mag wor j al moge het zijn dat, ook in niet geringe mate door den hoogen OivriM' me<led<:t!ltn£Oll 73 marktprijs voor suiker, welke hoegenaamd geen zekerheid geelt van te zullen voortduren, enkele gunstig gelegen ondernemingen goede winsten hebben afgeworpen; het meerendeel levert nog niet zulke resultaten op, dat de toekomst niet met bezorgdheid wordt te gen met gezien, bijaldien deze Tarieven blijven gehandhaafd. Dat de tarieven ook voor andere goederen, en vooral voor het vervoer van stukgoederen, hij het nieuwe tarief zijn opgevoerd tot eene hoogte, welke, naai' adressante's oordeel, door de omstandig heden niet is gewettigd. liedenen waarom adressante Uwe Excellentie dringend verzoekt, de nieuwe Tarieven in milde n geest te doen herzien en minder druk kend te maken en het .speciaal tarief van bet vervoer van suikerriet en suikerrietstekken (bibit) vastgesteld bij Gouvernements-Besluil 12 December 1891 No. 20, hetwelk voor bet jaar 1892 van krach! was, ook voor 1894 van toepassing te verklaren, dan wel bijaldien tot inwilliging van dit dringend verzoek geen termen mochten bestaan, eene minder zwaar drukkendespoorvracht voor het voor de fabrieken nog steeds zoo broodnoodige plantmateriaal vast te stellen. 't welk doende, enz. Soehadaia, 4 Januari 1894. de Soerabaiqsche Vereeniging van Suiker fabrikanten 11. E. LEVERT. Voorzitter. S. E. 11 a mondt. Scerelarix. De assistent-resident van Sambas de Heer E. E. van DELDEN zendt ons bet volgende ter plaatsing. De Sultan van Sambas oveb Sereh-Ziekte. Bekend met de omstandigheid, dat de Sri.tan van Sambas een onderzoek had doen instellen naar de oorzaken van Sereh in bet suikerriet en dat de meest kundige riet-planters in zijn rijk ter zake waren geraadpleegd, interviewde ik zijne Hoogheid eenigen tijd ge leden om de uitkomsten van dat onderzoek te loeren kennen. Omdat nu de bevinding van den Sultan gebaseerd moet zijn op de mededeelingen van personen, die nagenoeg uitsluitend zich op de cultuur van riet toeleggen en inlanders in den regel niet van opmerkingsgave ontbloot zijn, is bet niet onbelangrijk die me dedeelingen kort en bondig in ruimeren kring te doen kennen, te- Diverse mededeelingen 74 meer nu de op Java overheerschende meeningen in zake Sereh 'laannee in strijd zijn. De Sultan komt tot de conclusie, dat de Sereh geen ziekte is! De verkeerde groeiwijze van het riet mag die gedachte opwek ken, maar de eigenaardige vormsveranderingen zijn volgens hom toch uitsluitend het gevolg van slecht planten, zijn liet werk van den mensch. Op dezelfde wijzen als door kunst belangrijke vormsverande ringen worden verkregen, ontstaat de ongewone, eigenaardige ge steldheid van het serehziek riet dooi' het wegblijven van kunst en verzorging, m. a. w. door slecht werk. Die harde uitspraak staalt Z. 11. door op het normaal verloop in groei te wijzen van: a. riet, dat tusschen serehziek riet instaat, als het ware daar mee samengroeiende zonder hinder of letsel, b. serehziek riet, dat hehoorlijk verzorgd, door tusschenkomsl van den zorgvuldigen planter den normalen groeivorm op nieuw aanneemt. Kr is den Sultan maar één geval hekend geworden, waarbij die eigenaardige serehvorm niet uitsluitend was toe te schrijven aan slechte behandeling van het riet. Sereh ontstond toen door de zoogenaamde «bengas kapoer". Tij dige behandeling met toebawater ') en keukenasch deed de oorzaak v an het kwaad evenwel verdwijnen. .Maar in alle andere gevallen school het kwaad hij den planter zelf, omdat hij: I. Slecht plantmateriaal had gebezigd, of 11. De bibit liggend en niet diep genoeg had geplant ol' 111. De planten wegens gebrek aan ruimte had laten verkom meren en vergroeien en IV. In overjarige stoelen te hooge stompen had laten staan. Onder slecht plantmateriaal verstaat een Maleier, «, Gedeeltelijk al vergane of verzuurde bibit, l>, Bibit niet van het uiteinde van den stengel, maar meer van ''en stuk afkomstig met oude oogen. Riet van dergelijke bibit kan niet normaal opgroeien en beeft onmiddellijk van langdurige droogte of regen veel te lijden, Dikwijls nam men bet verschijnsel waar, dat hij gebruik van andere (en dus hardere) bibit, dan die van den top verkregen, het '''et zich serehacbtig ontwikkelde. Dij onderzoek bleek, dat die bibit B ii Chinoi'zcn c.p Itnrneo gebruiken een nftrek-el »an toeba of djenoe (Derria elliplica in in tegen Uadluizen ilion-,is kauoeri, een middel, dut voor hetzelfde d'iel ooit in k'ngelsch ""'"' word! aangewen,!. Diverse mededeelingen 75 v;ui binnen gel I vergaan, sk'chts van buiten gaaf was en de uitapruitsels dus op de ledige hulzen groeiden. Blijkbaar gewen Maleische planters zich dus zeil' de schuld, als het plantsoen aan Sepeh komt te lijden en nooit werd, naaf re den ondervraagd, een andere oorzaak opgegövendan vtirwaarloozing, verzuim, overjarig, niet verzorgd riet. Van ziekte was geen sprake en zelfs is er geen naam voor bekend Men zegt b. v. niet „bengas (penjakiet) Sereh!" Voei' ketelsteen wordt aanbevolen in het voedingswater soda op te lossen. 3,400 G. watervrije soda zouden voldoende zijn voor een ketel met. 30 M*. verwarmingsoppervlak. Kr wordl daardoor slib gevormd, die door gedeeltelijk spuien elke week kan verwijderd worden. Is er reeds een aanslag van ketelsteen, dan moet men deze eerst gedeeltelijk losslaan om de soda meer aangrijpingspunten te geven. Deutsche Zuekerindustrie, 42. Welke vreemde uitwerkingen liet premiestelsel in de Vereenigde Stalen heelt, blijkt uit het volgende. In Stauflton ( Virginië) bestond eene looiztiurfabriék, waar eikenschors geëxtraheerd werd. Door de I ge premies werd de eigenaar er toe gebracht, biel te planten: hij gebruikte dezelfde diffusiebatterij, vacuüumpan, enz, die voer de looizuur-extractie gebruikt werden, maakte zelf een triple-effet en gebruikte behalve sleenkool, de afval der schors als brandmateriaal. Na 'I ■■ suikercampagne denkt hij de fabriek weer voor bare oor spronkelijke bestemming te gebruiken. Louisiana - Planter, 15. De onzichtbare suikervoorraden in eenige gedeelten van Noord- Amerika waren een tijdlang geleden zoo verminderd, dat gebrek aan suiker ontstond. Door de plotselinge, groote navraag waren de pak huizen van de Trust geheel leeg en werd op alle raffinaderijen met volle kracht gewerkt. Intusschen waren de prijzen der-suiker 'ƒ, — l j ï hooger dan hel vorige jaar om dezen tijd en kleinhandelaars ontvingen hoogstens de helft der door hen bestelde hoeveelheden. Men verwachtte algemeen, dat de Trust, om aan deze plotselinge navraag Ie vol doen, hoogere prijzen voor de ruwe suiker moest, besteden. Door l)ireise II i. ■ i li' .rrliniM'll 76 de groote macht van do Trost en een betrekkelijk groet aanbod van ruwe suiker is dit evenwel niet het geval geweest. ICenige Duit- Sl 'hc rariinadours maakten van de gelegenheid gebruik een paar par tijtjes geraffineerd te Nciu-)'ofl; te verknopen, wiarop de Trust, niettegenstaande de nivrng, dirs!«thare prij/sn vermin iir le, Loaisiaita-Planter, /."» I 'e voorstellen der finantieele commissie van het Amerikaansche huis van afgevaardigden zijn eindelijk hekend geworden. De vast stelling der suikerbelasting veroorzaakte groote moeilijkheden. Vele 'eden der commissie wenschten de ruwe ruiker met 20—25% der Waarde te belasten en het premiestelsel direkt al' te schaffen. Na grondig overleg werd besloten, de bslasting op geraffineerde suiker l " ( de helft te reduceeron, de premie ieder jaar met '/» te vermin deren en ilc ruwe suiker vrij van belasting te laten. De binnen 'andsche producenten worden dus niet zoo voor het hoofd gestooten, als hij eenvoudige afschaffing der premie zou zijn gebeurd. Ten °pzichte iler ruwe suiker wordt het principe der partij gehandhaafd, '"'t volk kan, even als vroeger, onbelaste suiker bekomen en de be scherming der raffinaderijen is aanmerkelijk verminderd. Voor de schatkist zoude evenwel de suiker nog slechts van weinig belang zijn. Men heeft ovenwei no» slechts met een voorst"! en slechts met een voorstel van de m serderheid der commissie te doen. Of het kans heeft wet te worden, kun nog betwijfeld worden, «laar bij de •"egeenngspartij eene sterke neiging beerscht, groote inkomsten uit eene .sutkerbelasting te trekken en ook omdat in Amerika wetten, ""'t de industrie te maken hebben, in den regel niet volgens >et ontwerp tot stand komen, maar eerst na lang loven en bieden, waarbij volgens gewoonte politiek en zaken dooreengehaald worden. oorloopig heelt eene belasting op ruwe suiker evenveel kans om aangenomen te worden, I wel de Vereenigde staten dan met 0( '" aantal landen, waarmede op grond van de vrijstelling der ruwe suiker verdragen zijn gesloten, nieuwe overeenkomsten zoude moeten aangaan Deutsche Zuckerirulustrie 48. " 00r een tijdlang deed oen bericht de rondte door verschillende ' ,|l|| ' n - dat petroleum een goed middel tegen ketelsteen zon zijn Ik hiverae metleileelingon. 77 maakte er geen gewag van, daar ik mij herinnerde hoe hetzelfde middel reeds geruimen tijd geleden eerst was aanbevolen en daarna weer verlaten. Men leest nu in de Tnd Merkuur, dit iemand, die reeds in 1*77 proeven niet petroleum nam, er ten ernstigste tegen waarschuwt, daar vuurplaten, wanden, kranen en ventielen werden aangetast. Hij eindigl mei te zeggen: Hef zen mij dan ook niel ver wonderen, indien men binnenkort weder zeer veel van beschadiging en ontploffing van stoamketels zal lezen en hooien, omdat thans stellig bij vele ketels proeven met petroleum genomen worden. Eene vrij loonende industrie was indertijd het indikken van het sap van den suikerahorn tot stroop, die voor een bevredigenden prijs verkoeld werd. Tegenwoordig wordt deze stroop op groote schaal vervalscht; men verdunt, melasse en voegt er een aftreksel van de bladen van den hickoryboom hij, waardoor het mengsel hel eigenaardige apothekerssmaakje krijgt, dat aan de ahornstroop eigen is. Men zegt, dat een veertigtal Amerikaansche firma's deze praktijk uitoefenen. Lousiana-Planter 17. Op hlz. 405 van den vorigen jaargang refereerde ik een artikel van Prof .1. Ki'mx over groene bemesting, die daarbij tot het besluit kwam, dal alleen op /.eer lichten grond deze werkwijze kon worden aanbevolen. Prof. I'. Wagner is van eene andere meening. Wel is hij het met Ki'niN eens, dat op stikstof rij ken grond of hij slechte ontwikkeling der voor groene bemesting dienende planten, de werk wijze geene aanbeveling verdient en dat op stikstofarmen mond meer kans bestaat op goede resultaten, maar hij meent, dat ook op beteie grondsoorten dikwijls met voordeel groene bemesting kan toegepast worden. Vooral op drie punten bestrijdt hij Kiin\. Waar deze de waarde be rekent van den oogst als veevoader, voerl Wagner aan, dat inden regel maar een gedeelte van dien oogst vervoederd kan worden, daar door bevriezen en tegen den grond slaan gewoonlijk een groot deel verloren gaat, dal moet worden ondergeploegd. Verder is volgens Wagner de proef, waarop kiïnx zijne berekeningen baseert, onder veel te gunstige omstandigheden genomen en zijn de cijfers die hij aanneemt voor de waarde van de stikstof in stalmest, groene be- Diverse mededeelinjjcn 78 mesting en <;hilisalpeter, onjuist. Ki'uiN neemt hiervoor 80, 80 en "Ml, terwijl Waoner volgens zijne eigene proeven en eene opgroote schaal genomen proef van Kiinx zelf, tot de verhouding 45: 70: 1(H) komt. De uitvoerige berekeningen van Ki'uiN met deze cijfers herhalend, komt men natuurlijk tot geheel andere resultaten; uit een door WAGNER genoemd voorbeeld blijkt, dat er streken in Duitschland Z| jn, waar het klimaat zoo gunstig is, dat op goeden grond, naden graanoogst, zulke hoeveelheden plantonmassa voor groene bemesting kunnen verbouwd worden, dat men een gedeelte er van gebruikt om andere grond te bemesten, daar anders de volgende oogst te geil zou worden. Neue Zeitschrift für Riïbenzucker- Ind. I.~> en KL RECTIFICATIE. Lu het artikeltje op blz. 16 van het vorige nummer, dat ik in haast schreef, en niet in de gelegenheid was te corrigeeren, is tot lül Jii leedwezen een fout blijven slaan, die evenwel met de strekking Vu 'i het stuk niets te maken heeft. De tweede reden, die ik opgaf voor het gebruik van natronloog 111 Europa is eene vergissing, die alleen in een oogenblik van ver strooidheid kon plaats hebben. Wel heeft de ondervinding in Europa geleerd, dat bij gebruik van natronloog het aschgehalte dor napro oucten vermindert, maar de aangehaalde reden is natuurlijk onjuist, daar met Ca = 'i(>, Na, = 46 aequivalent is. Dr. 11. Winter STATISTIEK, OOGST-EN MARKTBERICHTEN 15 l>n\ Buitenland. Na tot eind November voortdurend.in prijs lu zijn achteruitgegaan, was de suiker in liet begin der maand weer iets hooger genoteerd. Deze verbetering heelt evenwel geen stand gehouden, zoodal de laatste afdoeningen te Maagdenburg, 92% ren- Diverse mededeelingen 79 dement, f 8,13 — f 8,22 per 50 KM. bedroegen. Sedert eind Sep tember waren de prijzen te Maagdenburg: 29 Sept. /" ( .i,:50 — ƒ 9,63 per 50 K.G. 7 Oet. » 8,85 — » 9,— » » K 5 » » 8,61 — » S,7(i » » i.O » » 8,40 — » 8,52 » » 27 » » 8,46 — » 8,58 » :$ Nov. i 8,40 — >» 8,49 i » 10 » » 8,; 57 — » 8,49 » 17 » » ~31 — » 8,40 » » L>i » » 8,04 — » 8,10 » » 1 J)ec. » 8,16 — » 8,25 » » 8 » » $,2$ — » 8,40 » » 15 » » 8,13 — » 8,22 » » Het woei' blijft zacht, zoudat het rendement «ler ingekuilde bieten vrij snel achteruitgaat; tocli blijl't men het totaal der aan vankelijke schattingen handhaven, daar de berichten omtrent de productie zeer tegenstrijdig zijn. Eerst tegen kerstmis, wanneer betere gegevens kunnen verkregen worden, zal men nauwkeuriger opgaven kunnen te gemoet zien. De oogst in Louisiana valt niet zoo mee, als men aanvankelijk had verwacht, daar tweede en oudere snit zeer in gewicht tegen vallen en op verscheiden plaatsen slechts 2 ,3 opbrengen vau hetgeen men dacht. Toch blijft de oogst grooter dan een der vorige en overtreft zelfs oie van 1861, liet laatste jaar voor den burgeroorlog, welke 250000 ton bedroeg. SOERABAIA, 1 1 Jan. Suiker. Na ons laatste bericht werden zoover bekend alleen afgedaan 10,000 picols Wonoredjo tot ƒ8,75 voov 15 kleur. Zelfs tot dat cijfer is het moeielijk tot zaken te komen, daar zoowel verkoopers als koopers prefereeren te wachten. Zaksuiker uit ouden oogst wordt tot ongekend lage prijzen pressant aangeboden, zonder koopers te kunnen vinden. De berichten omtrent den te veld staanden aanplant zijn lang niet onverdeeld gunstig. Op sommige fabrieken schijnt men zeli's zeer ernstig voor eene groot" uitbreiding van Sereh bevreesd te zijn. statistiek, oogst-on marktberichten. 80 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. ENQUÊTE OMTRENT DE GELE-STREI'ENZIEKTE. door S. A. AREND3EN HEIN on J. H. WAKKER. Volgens ingewonnen berichten is de gele-strepenziekte 'lit jaar, zoo oiet in hevigheid, dan toch in omvang toegenomen, zoodat dit verschijnsel door verscheidene planters reeds met verontrusting is waargenomen. Daar de geschiedenis der Serehziekte ons heelt geleerd : Ie abnormale verschijnselen in den aanplant niet gering te schatten, 2e dat de praktijk en ervaring dikwijls middelen en omstandig heden hebben aangegeven, die de hevigheid, waarmede eene ziekte optreedt, doen verminderen of' vermeerderen, zoo achten wij het niet onbelangrijk door het stellen van eenige vragen natogaan, of aangaande deze ziekte reeds ervaringen zijn opgedaan, die ons misschien de middelen of invloeden kunnen doen kennen, waardoor deze ziekte voorkomen of bestreden kan Worden. Wij noodigen daarom hh, administrateurs en tiiinopzienors bij dezen uit, om onderstaande vragen zoo consciëntieus mogelijk te beantwoorden, datgene onbeantwoord te Laten, wat men niet zeker meent te hebben waargenomen en waar het noodig mocht zijn, de antwoorden nader toetelicbten. Ter verduidelijking heelt de eerstondergeteekende als voorbeeld, 'Ie vragen zelf beantwoord. liet zal niet noodig zijn, er op te wijzen, dat wij onder gele strepenziekte verstaan die bladziekte, waarop de lieer van Musschenbboek (Circ. No. 42 der Soer: Vereeniging van l(i Oct: 92 hl. :\'2l) het eerst onze aandacht vestigde en waarvan door de heeren Du. Wakker en Dr. van Breda de Haan mededeelingen z 'jn gevolgd in Archief (1893, No, 1) en Teysmannia (1893, No. 9), ter wijl in eerstgenoemd tijdschrift (18915, No. 8) eene teekening voorkomt, die, zoo zij al niet een volkomen juist beeld van de ziekte geeft, toch voldoende is oio deze bladverkleuring niet te verwarren met het geel worden van een aanplant, door andere oorzaken. Vragen No. I. Hebt gij gole-strepenziekte in uw aanplant waargenomen en zoo, ja in welke jaren ? No. 2. Waarvan was het plant materiaal afkomstig, voor de aan getaste tuinen gebruikt? No. 3. Welken ouderdom had liet gebruikte plantriet bereikt '. No. 4. Komt het U voor, dat de gele-strepenziekte uitsluitend een gevolg is van het gebruik van plantriet ').' No. 5. Welke redenen hebt <X(\ voo! het antwoord op vraag I? *) In tegenstelling van maalrict. Antwoorden De gele-strepenziekte heb ik spora disch reeds sedert jaren gezien, eerst in den aanplant Oogst '92 trad zij algemeen op. 1° van bibitluinen uil de vlakte 2" » » uit Malang. 6 tot 7 ','j maand Neen, niet uitsluitend, maar toch verreweg in de meeste gevallen. Omdat ik de strepenziekte ook heb waargenomen in aanplan tingen van bibit van maalriel en reeds vroeger, Oogst 91 in een aanplant van uitloopcrs fsogol lansj. S. A. Arendeen Hein en J. 11. Wakker. Enquête omtrent de gele strepenziekte. 82 No. G. Hebt gij ook opgemerkt of de gele-strepenziekte erfelijk is? No. 7. Hebt gij ook kunnen nagaan of aanplantingen, sedert generaties voortgekomen uit bi bit van inaalriet, de gele-strepen ziekte vertoonden? No. 8. Hebt gij een schadelij ken invloed van de gele-strepen ziekte op de productie van riet °i suiker waargenomen? No. '.). Meent gij ook opge "aerkl te hebben of de grond soort cenigen invloed daarop uit oefent? No. ld. Hebt gij ook opgemerkt, (lilt iii tuinen, welke op een ge geven oogenblik gele-strepenziek waren, dit verschijnsel na een zekeren tijd geheel verdween .' 200 ja, kunt gij ook vermoedelijke oorzaken voor dat verdwijnen opgeven? No. 11. Heeft eene stikstofbe mesting invloed op do ziekte ? Ja, in hooge male Ja, maar dan was slechts hier en daar ecu sloel aangetast. Dat de productie er onder lijdt, is zeer zeker, de gegevens ont breken mij echter, deze vraag onder cijfers te brengen. Ik heb niet kunnen bemerken, dat de grondsoort er eenigen in vloed op uitoefent, indien men afziet van de omstandigheid, dat op zeer vruchtbare gronden de ziekte minder hevig optreedt. Neen, waar de ziekte optrad, ver dween zij niet meer. S. A. Arendaen Hein en J. H. Wakker. Eiiquéto omtrent de gele-strepenziekte. 83 No. 12. Kimt gij nok andere mededeelingen doen aangaande de gele-strepenziekte, welke niet direct antwoorden zijn op boven genoemde vragen .' Aan randen van goten, in het kort onder ongunstige omstandig heden, heb ik in tuinen, die overi gens vrij waren van de ziekte, deze opgemerkt. OLUCOSETABEL TI£N GEBRUIKE BIJ DE BEPALING DEB GLUCOSE IN RIETSAPPEN, INDIEN MEN GEBRUIK WENSCHT TE MAKEN VAN DE POLARISATIE-VLOEISTOF, VERKREGEN HOOR .FILTRATIE VAN HET SAP, NA TOEVOEGING VAN 1/10 VOLUME 1USISCII LOODACETAAT. door P. VERUEEK. A. Bepaling der Glucose. (Volledigheidshalvezij de nog algemeen in gebruik zijnde methode 1 met enkele wijzigingen en praktische handgrepen bij deze tabel gevoegd). Pipetteer 10 c c. half norm. Fehling's proefvocht in een Erlen meyer kolfje van ± 150 c. c. inhoud, voeg daarbij nog + 40 c. c. gedest. water, plaats bet kolfje op een stuk kopergaas en verwarm zoodanig, dat de vlam slechts den bodem van hel kolfje raakt. Zoodra het koperproefvochl Hink kookt, voegl men uit crue buret lang zamerhand zooveel van de vooraf bereide glucosehoudende vloeistof (zie hieronder) toe, (terwijl na iedere toevoeging op nieuw l minuut gekookt moet worden), totdat de inhoud van het kolfje eene rood achtige kleur aanneemt, maar men zeker is, dat het koperproefvocht nog niet geheel gereduceerd is. Men voegt nu eerst eenige cub. eentim. gipswater (methode Gunning) toe, kookt weer op, geeft aan de vloeistof in het kolfje eene draaiende beweging en plaatst het op een wit stuk papier of porceleinen plaat. Het roode neerslag bezinkt snel in den vorm van groote vlokken, terwijl men gemakkelijk de kleur van de bovenste heldere vloeistof kan bepalen. Is zij blauw, dan voegt men druppelsgewijs neg zooveel der glucosehoudende vloeistof toe, totdat de blauwe kleur geheel verdwenen is. Aan de buret kan men nu aflezen hoeveel e. e. verbruikt zijn. Ter controle maakt men de Glucosebepaling nog eenmaal en voegt in eens iets minder der glucosehoudende vloeistof toe, dan bij de vorige bepaling S. A. Arendsen Hein on .1. 11. Wakker. Enquête omtrent de selc-strcponziekte 84 gebruikt is, doet er weer gips water bij, laat" bezinken en reduceert de laatste sporen koperproefvocht druppelsgewijs. Zoodoende verkrijgt men bij eenige oefening, zelfs zonder ge bruik van Geelbloedloogzout voldoend overeenstemmende c:\ nauw keurige resultaten. B. Bereiding der Glucosehoudende vloeistof. Vul oen kolfje met 100 c. c. rietsap en 10 c. c. bas. Loodacetaat, schud goed door, filtreer, pipetteer van liet filtraat '20 c. c. in een '00 c. e. kolfje, praecipiteer daarin hel overtollige bas l.oodacetaat met sodaoplossing (overmaat schaadt niet), vul tot aan de streepmef gedest. water op, schud goed do ir en filtreer ten slotte. Dit filtraat wordt gebruikt voor de glucosebepaling. C. Gebruik der Tabel. Men zoekt liet cijfer voor de gebruikte c. e. 5 malen verdunde Pol. vloeistof in de verticale kolom, links of reebts, de brix van liet i'ietsap in de bovenste horizontale rij, op en volgt de respectieve verticale en horizontal*' rijen, totdat zij elkaar snijden. Men vindt dan de Glucose in het rietsap aanwezig, in honderdste procenten u, tgedrukt, derhalve door de komma twee plaatsen naar links te Plaatsen direct het % Glucose in het rietsap. Voorbeelden. Zij gebruikt 10 c. e. 5 malen verd. pol. vloeistof en brix rietsap = 17,0, dan vindt men: 129. (blz. 95) liet rietsap bevat dus 1,29% Glucose. In de tweede helft van de tabel kan het voorkomen, dat het c yfer voor de gebruikte c. c. 5 malen verd. pol. vl. niet in dr verticale kolom voorkomt, men zoekt dan het getal, dat het minst van dit c Üfer verschilt. Zij bijv. !<S, l 2 c. c. gebruikt, dan moet 18,3 genomen worden. Ligt het gevonden cijfer voor de gebruikte c. c. 5 malen! verd. Pol. vl. juist tusschen twee cijfers (\i'v verticale kolom in, dan neemt men bet kleinste der twee, bijv Zij gebruikt 15,5 c. c, dan moet men 15,4 'nemen. Op enkele plaatsen tusschen twee glucosegetallen bevindt zich eene dikke streep, die dient om aanteduiden, dat men bet getal tusschen die Wee getallen moei nemen, indien het cijfer voor de gebruikte C. c ' malen verd pol. vl. niet in de verticale kolom, maar tusschen twee cijfers dier kolom inligt, bijv. (ilucosetiibe 1 door P, Verbeek, 85 Zij gebruikt 15,8 c. c. en brix rietsap = 48,0, dan bevat het rietsap 0,81% Glucose. Bij het zoeken der brix in de bovenste horizontale rij, valt nog op'emerkeh, dat 0,50 en meer dan 0,50 gelijk 1 is genomen, zoodat: 5,50—6,49 brix = 6 brix '<,50 —8,49 » » 8 » enz. Opmerking. Het spreekt van zelf, dat men zich niet behoeft te honden aan 5 voudige verdunning der pol. vloeistof, evenmin aan het gebruik van 10 c. c. halfnormaalproefvocht. flet is zelfs in vele gevallen wenschelijk,' andere hoeveelheden te gebruiken, zoo o. a. bij glucose arme rietsappen en verdunde rietsappen (napersimbibitiesap). In deze gevallen toch zoude men eene groote hoeveelheid verdunde pol. vloeistof moeten gebruiken, terwijl een vereischte voor de nauwkeurig heid der Glucosebepaling is, steeds onder ongeveer gelijke omstan digheden te werken. Men zonde dus of de pol. vloeistof minder moeten verdunnen, indien men gewoon is met 10 c. c. half norm. proefvocht te werken, of 5 c. c. half normaalproefvocht moeten gebruiken, voor het geval men steeds met deze hoeveelheid opereert. liet omgekeerde geldt natuurlijk voor glucosertjkesappen (onrijp riet, enz.) Voor ieder bepaald geval is het niet moeilijk den factor te berekenen, waarmede men de getallen uit de glucosetabel moet vermenigvuldigen, om het juiste % Glucose te vinden. De tabel geMt slechts direct voor 5 voudige verdunning en 10 c. c. hall' norm. proefvocht, omdat dit het meeste voorkomt. Nog zij opgemerkt, dat de vloeistof na toevoeging van soda dikwijls troebel filtreert, hetgeen verholpen kan worden door vóór de filtratie een weinig Glauberzoutoplossing toe te voegen. D. Bereiding der' Reagentiën. 1. Basisch Loodacetaat. 11. Half normaal Fehling's proefvocht. 111. Soda oplossing. IV. Gipswater. I. 200 gram Loodglit en 000 gram Loodsuiker overgiet men met l 2 L. water, verwarmt <>p een waterbad, laat afkoelen en bezin ken, en hevelt de heldere vloeistof af. Olucosctabel door P. Verbeek. 86 Il a) 00 gram Kaliumhydraat en 173 gram Seignettezout lost men tot 1 L. in geniest, water op. b) 34,5 gram Kopersulfaat lost men tot 1 L. in gedest. water op. Onmiddelijk voor liet gebruik vermengt men gelijke volmnina van beide oplossingen; 40 e. c. van dit mengsel worden door 0,1)2.") gr. Gluc. gereduceerd. 111. 1 deel gekrist, soda lost men op in '2 deelen gedest. water (gewichtsdeelen). IV. In eene bevelllescb mengt men gips en gedest. water, schudt eenige malen goed door, laat bezinken en gebruikt alleen de heldere bovenste vloeistof. Adiwerna, 16/7—1892. Ulucosctabel door P. Verbeek, 87 Glucosetnbcl door P. Verbeek, («lucoaetabfil door P. Vorbcck. 88 89 Glucodetabel door P. Verbeek. Glucoaetabel door P. Verbeek. 91 90 Qlucosctabel door P. Vorboek Ulucosetabel door t*. Verbeek, 92 93 Glucosctabcl door P. Verbeek, Gluoosetabel door P. Verbeek, 95 94 Gluoosotabel Jour I'. Verbeek, Glucosetabel door P. Verbeek 96 97 Qlueosetnbel iloor I'. V«rbeok ülucosi'ittbol door P. Verbeek 98 99 óiucosetabr! door P. Verbeek Glucosctabel door I'. Verbeek, 100 101 (iluoo.setabol door I'. Verbeek ülucusetobcl dour P. Verbeek 102 103 GLUCOSKTABEL TEN GEBRUIKE BIJ DE BEPALING DER GLUCOSE IN GLUCOSEHOUDENDE STOFFEN, INDIEN MEN GEBRUIK WENSCUT.TE HAKEN VAN PE POLARISATIEVLOEISTOF, VERKREGEN DOOK FILTRATIE DEK OPLOSSING VAN HET NORMAALGEWICHT (5*6,048 GRAM) DEK STOF TJT 100 CC, NA TOEVOEGING VAN EEN WEINIG BASISCH LoODACETAAT. door P. VERBEEK. A. Glucosebepaling Deze geschiedt juist op dezelfde wijze als bij rietsappen (zie boven onder A.) B. Bereiding der glucosehoudende vloeistof Los het normaalgewicht der stof' natoevoeging van een weinig bas. Loodacetaat in gedest. water tot 100 c. c. op, schud goed door, filtreer, pipetteer 20 c. c. van dit filtraat in een 100 c. c. kolfje, praecipiteer het overtollige bas. Loodacetaat met sodaoplossing, vul het kolfje tot aan de streep met gedest. water op, schud goed door en filtreer ten slotte. Dit filtraat wordt gebruikt voor de Glucosebepaling. C. Gebruik der tabel. Men zoeke het cijfer voorde gebruikte c. c. 5 malen verdunde oplossing m de verticale kolom onder c. c. oplossing en vindt naast dit cijfer in de volgende kolom onder % Glucose direct hel % Glucose der stof. Voorbeelden Zij gebruikt 10,0 c. c. oplossing, dan is % Glucose de stof = 4,80 Indien het cijfer voor de c. e. 5 malen verdunde oplossing niet in de verticale kolommen onder c. c oplossing voorkomt, dan moet het getal, dat het minste van dit cijfer verschilt, genomen worden, bijv.: Zij gebruikt 32,7 c. c, dan moet men 32,6 nemen. Ligt het bovenbedoelde cijfer juist tusschen 2 andere in, dan neemt men het kleinste, bijv.: Zij gebruikt 22,8 e. c. dun moet 22,7 genomen worden. De opmerkingen gemaakt bij de bepaling der Glucose in riet sappen gelden ook hier. Voor vulmassa's Ie product is echter de goede maat, 5 voudige verdunning en 10 c. c. half normaal proefvocht, waarop dan ook de hier volgende tabel direct van toepassing is. Voor verbetering van eventueele fouten houd ik nog ten zeerste aanbevolen. AniwKitxA, ll"»7'02. ölucosetabel door P. Vorboek, 105 Glucosotnliol door I'. Verbeek Ülucosetabel door P. Verbeek 107 106 REFERATEN. Dn. .1. van Breda i>e Haan. De gele-strepen ziekte nt.i het suikerriet. Teysmannia. ld e Jaargang, blz 513. In liet uiterlij k der door de gele-strepenziekte aangetaste planten is, behalvede lichtgroene, soms groc ngele vlekken en strepen op de bladen, niets op te merken, wat ze van normale planten onderscheidt. In de vlekken zijn de bladgroenkorrels gebrekkig ontwikkeld, maar eene of andere parasitische schimmel of iets anders wat hiervan de oorzaak zou kunnen zijn, werd niet waargenomen. Somtijds wor den ook dergelijke vlekken en strepen op de jongste, pas gekleurde slengelleden gevonden. .Men treft de ziekte aan op alle grondsoorten en van naast elkaar staande planten is dikwijls de eene aangetast, de andere niet, zoodat de aard van den bodemof liet ontbreken van bepaalde bestanddeelen in den grond wel niet de oorzaak der ziekte zal zijn. I!ij het uitgraven der planten vindt men de wortels vrij sterk beschadigd en gedeeltelijk afgestorven; de verwondingen der wortels hebhen meestal denzelfden vorm en doen zich voor als kleine ronde gaatjes, die het bastweefsel doorboren en zich soms nog een klein eind in het vastere kernweefsel uitstrekken. De grootte dei gaatjes wisselt af van 0,1 —0,5 m. M. Ze worden zoowel aan oude als aan jonge wortels gevonden. Hierdoor komt BREDA DE HAAN tot het besluit, dat de verwondingen door dieren veroorzaakt worden en wel door regenwormen of door eene wortelluis, die veel op Ice rya Sacchari, de zoogenaamde pon è poche blanche, gelijkt, liet laatste komt mij het waarschijnlijkst voor, daar ik dergelijke gaatjes waarnam aan wortels, waaraan vrij veel wortelluizen gevonden werden, terwijl de grond zoo hard was mgedroogd, dat regenwormen ei' niet doorheen konden komen. Dergelijke planten met beschadigde wortels zullen hij groote droogte of door het scheuren vanden bodem meer te lijden hebben dan gezonde, en minder voedsel door de wortels toegevoei'd krijgen, waardoor dan de gele strepen zouden ontstaan als gevolg van eene zwakte-toestand der plant, die eene gebrekkige hladgroenvorming ten gevolge heeft. Deze /wakke constitutie zoude verder erfelijk zijn, zoodit riet uit bibits van gele-strepenzieke stokken gegroei 1 meer kans heeft die ziekte terug te krijgen en bij dergelijk riel kan men dan waar schijnlijk de plant hare normaal groene kleur door stikstofbe mesting terug geven, waartoe bij primair aangetast riet, waar een groot deel der wortels vernield is, minder kans bestaat. Breda de haan vermoedt, dat door de bergtuinen de gele-stre penziekte in de hand gewerkt is. In dergelijke tuinen, met normale bibil geplant, vond hij de strepen reeds na 11,,l 1 ,, maand, terwijl bij bibits met meer oogen, somtijds enkele uitloopers aangetast waren, andere niet Om de ziekte togen te gaan, wordt aanbevolen geea bibit van gele-strepenziek riet te gebruiken, de grond zooveel mooglijk vochtig te houden en bij het eerste optreden der ziekte, de wortel parasieten tegen te gaan door tabakswater als anderszins; vooral wordt gewaarschuwd tegen bibit met witte luis. De aanplantingen in het gebergte zouden van tijd tot tijd moeten vernieuwd wordea door import vaa oorspronkelijk gezond en sterk riet. Konus, SuiKEKCL'I.TUUU IN PASOEROEAN EN SoERABAIA. NATUURKUNDIG tijdschrift v. Ned. Ind. 11. 1851. in./.. 354. De hier volgende opgaven zijn voor de geschiedenis der suiker industrie op Java wel van belang, zoodat ik ze gaarne onder de aandacht der lezers van het Archief wensch te brengen. In 1821) bestonden er in Pasocroean nog slechts tweo suikerfa brieken en eenige handmolens, met welke 16030 pikols suiker (988181 K. G.) werden verkregen.. Ia 1845 waren 18 suiker fabrieken in werking, terwijl 7095 bouw (5035 11. A.) met riet >eplant werden. Het product bedroeg 256000 pikol en dus ruim 36 ' lik - per bouw (3133 K. G. per 11. A.). In 1849 was de totale hoe veelheid reeds geklommen tot ruim 327000 pik. en ze steeg in ISsütot ruim 344260 pik. van 7242,5 bouw, zoodat elke bouw gemiddeld ">4 pik. opleverde (4125 K. G. per 11. A.). De productie per bouw w as dus in Jie vijf jaren aanmerkelijk toegenomen, hoewel de werk wijze in de fabrieken niet werd verbeterd. Er waren 170 bouw soelang, terwijl 86 bouw door overstroomin gen verweest werden; dit ia aanmerking genomen, bedroeg de P r °ductie i«.) pik. per bouw (4265 K. G. per 11. A.). Referaten 109 In3o ISpiodnceerde <le residentie Soerabaia L5OOO pikoi suiker (926420 K. G.), terwijl de opbrengst in LB4O reeds 144000 pik. bedroeg en in 1845 tot 182000 pikoi gestegen was. Vijf jaar later bedroeg <le productie 27t>882 pikoi, verkregen van 7485 bouw, dus per bouw 'M pik. (3220 K. G. per 11. A.). Op de beide bijgaande staten (blz 1 10-113) vindt men meer gespeci ficeerde opgaven omtrent de opbrengsten der toen bestaande fabrie ken Ik heb hieraan toegevoegd de grootste opbrengst der zelfde fabrieken in de laatste jaren. Als men de verhouding van het aantal bossen riet tbt de Liters sap na-aal, dan krijgt men zeer uiteenloopende cijfers en blijkt ten duideujkste, dat de opgave van dat aantal bossen een bijzonder slechte maatstaf was om de rietproductie to weten te komen en de controle een grooten stap voorwaarts deed, toen de weégWug in gevoerd werd. Al was de persing ook niet precies gelijk, dergelijke verschillen, als hel aantal Liters sip per bos riet vertoont: li.v. bij de fabrieken Kioerahan en Sóelcoredjo, waar bij de eerste elke bos 20,6 L. sap levert en bij de tweede 10,3 L., dus juist de helft, be SUIKEROOGST VAN 1850 BIJ DE FABRIEKEN IN DE RESIDENTIE SOERABAIA Referaten, Referaten, 111 110 wijzon het nut der weegbrug beter dan elke redeneering. Direkte wegingen van een aantal bossen bijeen paar andere fabrieken gaven nog grootere verschillen, n. 1. van 18—40,7 K. G. per bos en als gemiddelde van den geheelon maaltijd, waarbij telkens een gelijk aantal bossen gewogen werden, l!),i —39,3 K. G. In Pasoeroean en Soerabaia werden toen vooral vier rietsoorten verbouwd: Japara, Njamplong, Awoe en Poeti. De beide laatste geleken zeer veel op elkaar, terwijl, zooals we weten, Japara en Njamplomj ook veel van elkander hebben. Het teboe poelüt, wordt nog steeds in Pasoeroean verbouwd, b.v. op PandaSn, terwijl vóór het optreden der serehziekte o. a. in Modjokerto vrij groote hoeveelheden Japa rariet gecultiveerd werden. In Pasoeroean bedroeg de persing gemiddeld 66% en bij de witte rietsoorten slechts 65%, terwijl het verlies aan suiker bij de fabrikatie nog 16% bedroeg (Alle afgeleverde suiker beneden Nó. t6> Tocb werd hier per bouw nog ong. dubbel zooveel suikei ver kregen nis in andere residentiën, b.v. ir. Samarang 28, in Pelcalongari slechts 19 pikol per houw, in hoofdzaak te weeg gebrachl Moor de slechte fabrikatie, daar i.i Samarang 62%, in Pekalongan 64% dei' geoogste suiker verloren ging. SUIKEROOGST VAN 1850 BIJ DE FABRIEKEN _jg DE iRESIDENTIE PASOEBOEAN Referaten Heferaten, 113 112 MEDEDEELINGEN UIT DE PHAKTIJK Op blz. 38 van dezen jaargang komt een raadgeving voor van Pbillieux, overgenomen uit de »Louisiana Planter", om melasse bij de bouillie-bordelaise te voegen, ten einde het koperoxyde; als sac charaat in oplossing te krijgen. Deze raad is oorspronkelijk afkom stig uit het »Zeitschrift für Pilanzenkrankheiten" en kan zeer goed zijn voor streken, waar de melasse van beetwortel-suiker afkomstig is en diis geen glucose bevat. Wanneer men evenwel in de bouillie-bordelaise, melasse van rietsuiker zou oplossen, dan zal men wel eene aanvankelijk heldere vloeistof krijgen, die evenwel spoedig troebel wordt door koperoxydule, dat evenals bij Fehlings proefvocht, door de glucose uit do alkalische koperoxydoplossing wordt afgescheiden. Wil men het koperoxyde in alkalische vloeistof opgelost hou den, dan is 't beter in plaats van melasse glycerine te nemen en wel één deel glycerine op acht deelen gekristalliseerd kopersulfaat. Hierbij krijgt men evenzeer een donkerblauwe, heldere vloeistof, die echter niet verandert, maar het is zeer de vraag of zulk eene vloei stof, waarin het koperoxyde weer is opgelost, veilig in de plaats mag worden gebruikt van de echte Bordeauxsche pap, waarin het koperoxyde wel fijn verdeeld, maar toch in onopgelosten staat voor handen is. .Men zou dan, wanneer men het koperoxyde, dat door de kalk is neergeslagen, toch weer oplost, even goed deze twee tegen- strijdige bewerkingen achterwege kunnen laten en alleen met koper sulfaatoplossing spuiten. Oplosbare koperzouten zijn zoowel voor de hoogere planten als voor schimmels vergiftig en het is juist hetgroote voordeel van de Bordeauxsche pap, dat zij veilig kan worden toegepast, zonder aan de planten nadeel te berokkenen, omdat't koperoxyde erin onopge losten toestand in voorkomt. Wanneer evenwel schimmelsporen op de bespoten plaatsen vallen en ontkiemen, dan vinden de schim meldraden bij hun pogingen om in 't weefsel der plant binnen te dringen, de oppervlakte zoo sterk met koperoxyd bedekt, dat het op du schimmel doodelijk werkt en zoo van zelfverder indringen belet. Bij de vloeistoffen mei oplosbaar koperoxyde daarentegen, zal men veel kans hebben, dat 't vergiftige zont direkt de plant beschadigt. Kagok 5. L. 94. 11. C. Prinsen Geebligs DIVERSE MEDEDEKLINGEN. ALGEMEEN SYNDIKAAT VAN SUIKEHFABRIKANTEN OP JAVA. liet denkbeeld, dat reeds sedert eenigen tijd bij velen post gevat had, om de gemeenschappelijke belangen der Javasuikerindustrie on der de hoede te stellen van eene centrale vereeniging, gevormd door alle belanghebbenden bij die industrie, kwam ter gelegenheid van de op 13 Januari te Soerabaia gehouden bijeenkomst van vertegenwoordigers van Vereenigingen van suikerfabrikanten uit verschillende deelen van Java, tot een begin van uitvoering in een concreten vorm. Eene der vruchten van deze bijeenkomst was, dat de aanwezigheid van deze vertegenwoordigers op ééne plaats benut werd, om in onderling overleg in concept-statuten de grondslagen te leggen voor een Algemeen Syndikaat van Suikerfabrikanten op Java, een arbeid, welke hun, die er zich mede belast hadden, licht werd gemaakt door de onverdeelde sympathie, waarmede het plan allerwege begroet werd, zoowel als door de eenstemmigheid van inzichten, die zich tusschen de ontwerpers openbaarde. Het Syndikaat beoogt de gemeenschappelijke belangen der suiker industrie op elk gebied in den meest uitgebreiden zin te bevorderen, Waaruit voortvloeit, dat liet zich al dadelijk belast met de zorg voor de proefstations en het Archief, en in de toekomst medewerkt tot uitbreiding der vakkennis door het steunen van proefnemingen, uitschrijven van prijsvragen enz.; dat het geroepen is, het orgaan te zijn der suikerindustrie op Java, als ééngeheel beschouwd, waai' de belangen van deze vertegenwoordiging oen voorspraak behoeven. Zullen de bestaande vereenigingen hare plaatsen voor het Syn dikaat moeten ruimen, dit zal de door de ontbinding dezer veree nigingen ontstane ledigte vollen door de vorming van gewestelijke departementen, waarin het beginsel van vereeniging en aaneenslui ting tot zijn recht komt en van nuttiger uitwerking kan zijn, dan in de overal op zich zelf staande locale vereenigingen, terwijl in periodieke congressen de gelegenheid zal worden geopend tot bij eenkomsten van alle Syndikaats-leden op afwisselende plaatsen. Het bestuur van het Syndikaat zal bestaan uit afgevaardigden van alle departementen, naar een vasten maatstaf te kiezen, uit welks midden een dagelijksch bestuur voor de afdoening der loo pendc zaken zal worden aangewezen. De op deze grondslagen ontworpen statuten zullen niet eene toelichting, door do zorg vanden lieer Mi;. I!. s' .1 act.; te Soerabaia, aan de verschillende vereenigingen van suikerfabrikanten ter be oordeeling worden toegezonden, terwijl de oprichting van het Syn dikaat ter vermijding van tijdverlies zal worden ter hand genomen door een aantal personen, die zich met deze (aak wel zullen willen belasten. De verwachting mag worden gekoesterd, dat het ontworpen Syndikaat algemeene instemming en medewerking zal vinden. De belangen der suikerindustrie op Java zullen daarin een krachtigen steun vinden en een prikkel om te trachten te voorzien in vele behoeften, die nu nog onvoldaan zijn en voor voldoening slechts vatbaar zijn op den weg van samenwerkingen vereeniging. Voort gesproten uit de erkenning der behoefte aan aaneensluiting, zal het Syndikaat des te gereeder ingang vinden, nu de tijdsomstandigheden de noodzakelijkheid van aaneensluitingdes te scherper doen gevoelen. In de vergadering der Soerabaiasche Vereeniging van Suiker fabrikanten, op Zaterdag 27 Jan. werden vrij uitvoerige; discussiën gehouden, omtrent de voor- of nadeelen, verbonden aan het aanleg gen van bibittuinen in de vlakte. Het oordeel der aanwezigen omtrent deze belangrijke kwestie liep nog al uiteen. De Heer Fabius, die voor zijne bibittuinen dicht bij de fabriek gelegen, gedurende den west-moesson bibit uit Tangerang importeerde, had daar oen paar jaren achtereen zeer gunstige resultaten mede verkregen; eerst dit jaar vertoonden de bet vroegst met dit plantriet geplante tuinen serehverschijnselen, de latere evenwel niet. De Heer Famus meende dit bieraan te moe ien toeschrijven, dat hel eerst gebruikte plintmateriaal te jong was, zoodat bij reeds tijdens deze tuinen geplant werden, besloot niet de volgende nog een tijdlang te wachten. De Heer Waukkn deelde mede, dat door hein groote bibittuinen in het Loemadjangsche wa ren aangelegd op eene hoogte van ong. 150 voet en dat de resul taten met de stekken van daar, tol nu toe zeer bevredigend waren en daarmede geplante tuinen geene, of slechts hier en daar een enkele serehplant vertoonden. 9 maands riet uit die tuinen, dat eenigen dei aanwezigen inde gelegenheid waren geweest te kunnen zien, was prach tig gegroeid,had lange, onlerling nagenoeg gelijke leden en vertoon de bij doorsnijden op de knoopen geenerlei roodkleuring. Het voor deze bibittuinen gebruikte terrein was een zeer humus rijken grond (pas gekapt bosch); ze waren in het ai'gcloopen jaar Diverse medcdeelingen 116 in April geplant en hadden, hoewel ze een oostmoesson medegemaakt hadden, weinig van droogte geleden, zooals men aan het riet zelve duidelijk kon zien. De humusgrond is een uitstekend waterreservoir en bovendien zijn regenvrije maanden in Loemadjang vrij zeldzaam (zie regen waarnemingen blz. 508—-509 jaargang I. Archief.) Het riet was oorspronkelijk van Loemadjang zelf afkomstig, maar het terrein, waar de bibittuinen gelegen waren, was nog al geïsoleerd en een paal of zes van de tuinen der fabriek Soehodhono verwijderd. Oor spronkelijk was het riet niet serehvrij, maar op het oogenblik na 6 of 7 maal op boschgrond te zijn overgeplant, had mengeen enkele zieke plant meer kunnen vinden. De Heer van Lennep schrijft de gunstige resultaten toe aan den maagdelijken boschgrond, daar andere stekken uit bibittuinen in Loemadjang afkomstig, zeer teleurstellende resultaten gegeven hadden, zoodat hij tot voorzichtigheid aanmaant. De lieer Jut was minder tevreden over bibittuinen in de vlakte, vier jaren acbtereen bad hij op last der Factorij dergelijke tuinen, in de buurt van zijne fabriek aangelegd,en hoewel de resul taten gedurende de eerste jaren bevredigend waren, was nu veel sereh in de met dit materiaal geplante tuinen, ofschoon in Juli een nauwkeurig <>11 1 si-zo >k geene serehplant in de bibittuinen had doen ontdekken. Ongeveer hetzelfde had op Alkmaar plaats gehad; hier werden enkele der hoogste tuinen (1H —IöOO voet) gebruikt als pépinières voor de bibittuinen op 600 —4000 voet hoogte gelegen, die dan voor I —3oobouw der overige aanplant bibit leverden; een paar jaar lang had men maar zeer weinig serehverschijnselen gezien, maar mi viel sereh te constateereii in de tuinen, geplant met stekken uit de laagst gelegen bibittuinen, die dus het meest overeenkomst niet bibittuinen in de vlakte vertoonden. De Heer Eschauzieu deelt mede, «lat op Sentanan lor op vrij groote schaal bibittuinen in de vlakte waren aangelegd van prachtig plantmateriaal op goeden, goed bewerkten grond en lat de met de stekken van .lezen tuin geplante velden voor de helftserehziek wa ren (Zie Archief, blz. 67). De ondervinding van den lieer Arendsen Hein was nog ongunstiger; deze had in géneratietuinen van bibittuinen. in de vlakte tot 80% sereh geconstateerd, en bovendien in alle bibit tuinen in de vlakte veel gele-strepenziekte en andere bladziekten. Bibittuinen tusschen den eigen aanplant hadden den lieer van den Bhandeleu zulke slechte resultaten gegeven (400 pikol riet Diverse mede !oolin;nn. 117 per bouw), dat hij ze ieder ten sterkste afraadde; ook de uit komsten van den lieer Vo.nck op Watoetoelis waren zoo weinig bemoedigend, «lat hij geen heil meer zag in bibittuinen in de vlakte. Eene interessante proef werd door den Heer Nolthenius de Man medegedeeld; «leze had van een bibittüin in de vlakte van gezond Malangr.iet serehzieke generatie-tuinen verkregen en besloot daarom liet verschil na te gaan tusschen bibittuinen in de vlakte en in bet gebergte, liiet van Pandadn werd geïmporteerd en hiervan zoowel in het gebergte als in de vlakte bibittuinen aangelegd: deze laatste gaven slechte resultaten, de eerste daarentegen zeer goede. Volgens den lieer van Lennep hebben de bibittuinen door de N. 1. Handelsbank in Trenggalek aangelegd, goede uitkomsten opgeleverd. Hoewel deze tuinen niet hoog boven de zee liggen, kon men van daar verbouwd plantriet, 4 voet als stekken gebruiken en vond toch bijna geen seivli. De Heer Kobus wijst er op, dat de redenen, die hem bibittuinen in het gebergte doen verkiezen boven bibittuinen in de vlakte, dus den poreuzeh en vochtiger), voor plantengroei zoo geschikten grond, meerdere regens in den Oostmoesson en vooral eene geïsoleerde ligging (zie Archief. Jaargang I. blz. 474), ook allen gelden voor de door den lieer Warren in Loemadjang aangelegde tuinen. Treng galek\ïgt nog veel geïsoleerder en beeft even als de andere plaat sen aan de Zuidkust van Java een betrekkelijk voehtigen Oostmoes son. De grootste bibittüin van , Tava, de afdeeling Tangerang, ver keert onder dezelfde omstandigheden; de bodem, betrekkelijk licht en rood gekleurd, is gemakkelijk te bewerken; het regent er het geheele jaar door (gemiddeld 135 regendagen), zoodat het riet niet in groei stilstaat. Op de hooger gelegen terreinen wordt bijna alleen in den West-moesson geplant, maar vlak langs de oevers der rivier en nu en dan door deze overstroomd liggen enkele gronden, die voortdurend gëirrigeerd worden en waar zoowel in den natten als in (\eii drogen moesson prachtige bibittuinen te zien zijn. Ook de lieer FabiüS schrijft de gunstige uitkomsten met bibit tuinen tusschen zijn eigen aanplant grootendeels toe aan den mooien, eenigszins lichten bodem van Pesantren, waarin zich de rietwortels kunnen ontwikkelen en aan het, feit, dat hij nooit gebrek aan water heelt. Resumeerende kan men dus zeggen, dat de vergadering van oordeel was, dat behalve in enkele gevallen, onder gunstige om standigheden, zooals die hierboven medegedeeld werden, met bibit tuinen in de vlakte tusschen eigen aanplant., te dikwijls sleehte Diverse inededeelingen 118 ervaringen werden verkregen, om nog verdere pogingen in die richting aan te bevelen. Naar aanleiding der verschillende resultaten met Malangbibit verkregen, wordt op verzoek van den Heer Brandes door den Voorzitter in rondvraag gebracht of dit jaar meer serehverschijnselen 111 de daarmee geplante tuinen zijn waargenomen, dan het vorige jaar. Slechts een paar administrateurs hebben minder sereh gec »n -stateerd dan in den import van het vorige jaar, bij enkele andere Waren de verschijnselen in beide jaren ongeveer dezelfde, terwijl de 'neesten dit jaar minder gunstige uitkomsten hadden bekomen. De ™eer Gardenier wees er op, dat men niet uit liet oog moest verlie- Z|,| b dat, di; minder goede resultaten niet alleen aan eene eventueele mindere kwaliteit dcv bibit toe te schrijven waren, maar dat de weersgesteldheid, die dit jaar op eenaantal fabrieken niet zoo gunstig Was als het jaar te voren, hierop van zeer veel invloed was. Uit, de verdere discussies bleek, dat vooral de kwaliteit van het opkoopriet verminderd was, terwijl de uitkomsten met stekken uit bibittuinen onder eigen beheer, weinig van die van vorige jaar afweken. Wel waren serehverschijnselen te vinden, maar zonder belangrijken in- Voed op iio productie. Wanneer de natuur en de inensch meehelpen, resumeerde de Heer 's Jacob, dan verkrijgt men uit ei;j;en bibittui n,' M in bei Malangsche hol;' goed plantmateriaal. verder werd den aanwezigen nog verzocht mede te willen ''' n - welk import-materiaal volgens hunne ondervinding de beste 'esultaten gaf. "angerangriel wa«? overal geheel of bijna geheel vrij van sereh or > vertoonde opmerkelijk weinig bladziekten; riet van Buitenzorg 'era eveneens zeer gewaardeerd, beide soorten stonden in ilit op zicht verre boven de stekken, uit andere streken afkomstig. Welke der andere bibitproduceerende streken de voorkeur verdienden, bleek niet uit de rondvraag, daar behalve voor Malang en Loemadjang te weinig antwoorden inkwamen om een resultaat te "'' vl "" : 'n. onafhankelijk van toevallige omstandigheden. Ook ili' resultaten van Malang en Loemadjang varieerden vrij sterk, zooals trouwens te verwachten was: het schijnt evenwel, dat a mogen de sereh verschijnselen in beide niet veel uitéenloopen, bet '°emidjangriet tot nu toe nog minder last heelt van gele-strepen en andere bladziekten. Om pcnin- meer | i( ,| lt 0 p ,j eze kwestie te doen vallen, wordt oten, de ln>i,i ( . laatste vragen ler beantwoording toe te zenden biverse medecteelingett 119 aan de niet aanwezige leden dor verêeniging, met verzoek daarbij zoo mooglijk te willen specificeeren uit welk gedeelte van Malang de stekken afkomstig waren, daar volgens eene mededeeling van den Meer CALKOEN de tuinen der bevolking bezuiden die plaats, veel hetere uitkomsten geven, dan die in andere richting gelegen. Bietsuikerindustrie in Zweden Reeds in ISIS(> werd in de fabriek te Malmö de eerste campagne begonnen, in 1838 begon eene fabriek van de raffinaderij te Lcmda krona en in 1839 eene te Lund. Daar de laatste slechts stroop vervaar digde en de eerste in 1845, toen ze ophield te werken, slechts ;{,2'2y o ruwe suiker en 3,02% stroop produceerde, is het niet te verwon deren, dat de bietcultuur spoedig opgegeven werd. In IS."">;{ gelukte het den Gothenburger koopman Justus Th.w cheix, weer eene bietsuikerfabriek bij Sdbyholm tot stand te brengen, die na eenige campagnes, gesteund door gunstige omstandigheden, wel rendeerde. Toch schijnt, de winst niet groot geweest te zijn, daar de fabriek, die in 1875 afbrandde, eerst in 1882 weer werd opge bouwd. Lang bleef Sdbijholm de eenige en is nu nog de oudste Zweedsche suikerfabriek. Wel zijn er tusschen 1854 en '70 verschei den pogingen gedaan, suiker, suikerkalk of stroop uit bieten te be reiden, maar zonder resultaat. Kr werden een zestal fabrieken ge bouwd, waarvan evenwel alleen Arlöf (opgericht 1870) nog beslaat, terwijl de anderen weer gesloten werden. De ongunstige invloeden van klimaat en bodem en de slechts langzaam voortgaande invoe ring eeuer rationeele bietcultuur, waren de voornaamste redenen voor dit slechte resultaat. De herbouw van Sdbijholm en een paar jaar later de oprich ting van Sta/fanslorp, die van het begin af schitterende resultaten gat', vormien het uitgangspunt van eene nieuwe, gelukkiger periode; achtereenvolgens ontstonden nieuwe fabrieken, vooral in Schoonen, dat het beste klimaat bezit en waar de landbouw het meest ontwikkeld is. Ze waren ingericht voor dillusic en begunstigd door de belas ting, gaven ze zeer bevredigende uitkomsten. In de campagne 157:5-7 i werkten in Zweden vijf fabrieken, die te zamen 31000 ton bieten verwerkten, waaruit ze 7% suiker ver kregen. Reeds het volgende jaar verminderde dit getal tot drie en de hoeveelheid verwerkte bieten tot 17500 ton. Van 1878-84 werkte Diverse mciioileelingen 120 'naar eene fabriek, die 7000-19000 ton bieten gebruikte, maar van af dien tijd stijgt hel getal fabrieken, de verwerkte hoeveelheid biel en hel rendement,zoodat in 1889 90 vier fabrieken, I37oooton,in L 890—91 zes fabrieken, 218000 ton en in 1892—93 tien fabrieken, 277000t0n bieten verwerkten, waarvan in het laatste jaar nagenoeg f 1,370000 be lasting werd betaald. Men rekende voor de belasting de helfl van het invoerrecht bij een aangenomen rendement van & l i t °/ 0 , dus per ton biel (Mig. [' i,92. Voor de campagne 1893—94 wordt ook de helft van hei invoerrecht als belasting betaald, maar het rendement 0p7,5% aangenomen, het volgende jaar op 8,25% en na I Sept, '95 0p9% gerekend. Wanneer eene fabriek verder dan 30 K. M. van eene reeds bestaande wordt aangelegd, wordt voor de belasting het rendement gedurende de drie eerste campagnes 2% en gedurende de heide vol gende 1 G minder aangenomen, dan voor de reeds bestaande fa brieken; voor de eerste fabriek tip Gotland zelfs gedurende de drie eerste campagnes 3% en de beide volgende 2% minder, dan voor andere fabrieken. Door deze gunstige voorwaarden wordt de suikerindustrie ver der uitgebreid en zullen er in den loop van dit jaar nog vier fabrieken worden bijgebouwd, terwijl men aanneemt, dat wan neer er daarna nog tien gebouwd worden, die allen gemiddeld 35000 t°u bieten verwerken, geen suiker meer behoeft ingevoerd te worden. Er bestaan 9 raffinaderijen, die Zweedsche en Duitsche bietsuiker, benevens rietsuiker verwerken. Ze werken alleen voor de binnen landsche markt, daar geen uitvoerpremie betaald wordt en hoewel enkele zeer gunstig aan zee gelegen zijn, toch niel kunnen concur reeren tegen anderelanden, waar wel uitvoerpremiën bestaan. Alleen onlangs, gedurende den tarievenstrijd tusschen Rusland en Duitsch land, werden kleine hoeveelheden suiker naai' Finland verkocht. Deutsche Zuckerindustrie i 3, Eene suikerfabriek, die als voedingswater voor de ketels alleen c ondenswater gebruikte, ondervond hiervan groote nadeelen. Nog tijdens de campagne bemerkte men, dat de ketels glanzend zuiver waren en op de hoogte dia' vuren kleine putten in de platen vertoonden. Latei' bleek, dat over eene lengte van verscheiden deci meters, de koppen der nagels totaal weg waren en tot 4raM. diepe putten en groeven in de platen werden gevonden. Het water bleek Vl 'U sterk suikerhoudend te zijn, en daar voortdurend op nieuw Diverse mededeelingen 121 suiker werd toegevoegd, veranderde de toestand door spuien niet. In vorige jaren, toen gedeeltelijk rivierwater was gebruikt, bad men het verschijnsel niet bemerkt. Als kenmerken van de aantasting der platen worden genoemd: 1° groefvormige verdiepingen in de ketelplaat of ook gelijkmatige afschilfering; '2° een bruine neerslag in de ketels, welke in hoofd zaak bestaat uit 75% ij zero xij de (en daardoor magnetisch is) en voor '25% uit verkoolde suiker. Reeds vuur de ketelplaat duidelijk aangetast blijkt, kan de bruine neerslag opgemerkt worden. Een middel tegen de nadeelige gevolgen van suiker in stoom ketels is, al het voedingswater, eer het met den ketelwand en de vuurplaat in aanraking komt, een temperatuur te doen verkrijgen, waarbij de suiker gecarameliseerd wordt. Caramel tast ijzer niet aan en zet zich na verloop van tijd op den bodem van den ketel. Op eenvoudige wijze wordt dit doel bereikt, door het voedings water derwijze in de ketels te brengen, dat het — alvorens met de vuurplaten of de daarbij gelegen deelen in aanraking te komen — minstens de temperatuur aanneemt van het kokende water, dat zich in den ketel bevindt. De voedingsleiding mag dus nooit in den ketel uitmonden, zoover de vuurhaard strekt en moet overigens zoodanig zijn ingericht, dat het water zich op de gemakkelijkste wijze met het ketehvater mengt. Deze wijze van voeden beveiligt echter niet tegen den schadelijken invloed der suiker bij lage stoomspanning, waarbij de temperatuur van het water in den ketel niet boven 135° stijgt. Indische Merkuur 48 Er bestaan plannen om in Duitsch Oost-Afrika eene groote suikerfabriek te bouwen, toegerust met de nieuwste apparaten De heplante oppervlakte bedraagt ongeveer 1200 H. A. die te genwoordig het riet voor 30 inlandsche molentjes leveren. Wanneer men de fabriek aan de rivier houwt kan het riet, door gebruik te maken van ebbe en vloed, met weinig kosten worden vervoerd. Deutsche Zucker industrie, 47. Er zullen in Europa een aantal nieuwe suikerfabrieken wor den opgericht o. a. 10 in Duitschland, 11 in Oostenrijk-llonyarije, 4 in Rusland, sin Zweden, 1 in Denemarken, Griekenland en Turkije en een aantal in Bulgarije, als de noodige concessiën en voorrechten worden toegestaan, Tc zamen dus 30 —40 nieuwe fabrieken. Diverse mededeelingen, 122 Onlangs is eene nieuwe wet op de fransche suikerraffinaderijen in werking getreden, waardoor aan de raffinadeurs grootere voordeden dan vroeger worden toegekend. In het kort komen deze daarop neer, dat behalvel '/,%suiker, welke alsfabrieksverlies gerekend worden en waarvoor geene belasting wordt betaald, alle suiker die als stroop en melasse de fabriek verlaat, vrij van belasting is. Dit is in zooverre eene anomalie, als zelfs voor aardappelstroop belasting betaald moet worden. In Duitschland bedraagt de belasting op stroopen met een quotiënt boven 70% f 7,20 per 100 K. G. Het schijnt, dat de regee ring bevreesd is geworden voor eene verplaatsing der raffinaderijen ttaar het buitenland, daar de bekende firma Sav te Parijs, groot aandeelhouder is van eene nieuwe raffinaderij in Egypte en eene andere firma eene raffinaderij in Italië heeft overgenomen. Deutsche Zuckerindustrie 4)5. STATISTIEK, OOGST-EN MARKTBERICHTEN. Wanneer men de suikerproductie der laatste tien jaren nagaat, dan blijkt het, dat zij gedurende dien tijd met 40% toegenomen is en in de afgeloopen campagne (1892-93) ruim 6,000000 ton bedroeg, waarvan 54% biet- en 46 % rietsuiker. Wanneer de productie zoo blijft vooruitgaan, vragen velen zich af, wordt de marktdan niet binnen weinig jaren met suiker overvoerd. De Heer G. Durkau beantwoordt deze vraag door te wijzen op de gelijktijdig toenemende consumptie. De totale schijnbare consumptie bedroeg gedurende de laatste jaren: Verschil 1882—83 4,260000 + 240000 1883—84 4,150000 — 110000 1884—85 4,640000 + 490000 1885—86 4,640000 — 1886—87 5,1701)00 + 530000 1887-88 5,140000 — 30000 1888—89 5,187000 + 47000 1889- 90 5,781000 -f 594000 1890—91 6,038000 + 257000 1891—o-i 6,286000 + 248000 1892—93 6,075000 — 211000 zoodat in dit tijdsverloop eene toename van 40% heeft plaats gehad, gelijk aan de toename der productie gedurende diezelfde Periode. De gemiddelde jaarlijksche toename bedraagt 180000 ton, Diverse mededeeüngon. 123 maar deze toename is verre van regelmatig; na in 87-88 30000 ton kleiner te zijn geworden en het volgende jaar slechts 47000 ton groo ter, vermeerder! de consumptie in 1889-90 plotseling met 594000 ton. Deze afwijkingen zijn toe te schrijven aan de voortdurende schommelingen der onzichtbare voorraden, een belangrijkste factoren van den prijs der suiker. Van deze voorraden is de hoe veelheid geheid en al onbekend; zij vormen de reserve, waaruil de handel put in tijden van hausse en men moet toegeven, dat deze reserve van tijd tot tijd zeer groot kan zijn. omdat de schijnbare consumptie zoo aanmerkelijk kleiner kan worden. Men heelt dit inte ressante feit kunnen waarnemen in 1883-84, in 1889, toen de prijzen aanmerkelijk stegen en nok tijdens de afgeloopen campagne, toen gedurende den zomer de verkoopen 211000 ton minder bedragen hebben, eene kolossale vermindering, zooals nog niet eerder gecon stateerd was. De voorspellingen dei 1 statistici zijn daardoor niel be waarheid en men heeft op nieuw een bewijs, dat het onmooglijk is. de zichtbare voorraden aan het einde der campagne vooruit te be palen. Tegenover de vermoedelijke eindvoorraden dor statistici van 375000— 'iiKHKMi ton of zelfs van 90000 ton volgens de Economiste francais, staat eene werkelijke eindvoorraad van 570300 ten. slechts weinig verschillende van het gemiddelde der laatste jaren, zooals uit de volgende tabel blijkt, die de zichtbare voorraden op 1 Sept. (in tonnen) aangeeft: LBB2 600000 LBBB 730000 1883 610000 1889 610000 1884 990000 1890 530000 1885 1,220000 1891 729000 1886 960000 1892 663000 LBB7 920000 IN!»: 1 . 570000 Men ziet. dat alleen in 1885 oen grooter hoeveelheid aanwezig was en sedert dien tijd de zichtbare voorraden eene neiging hebben, kleiner te worden. Waarschijnlijk zullen evenwel de onzichtbare wel zijn toegenomen Volgebs hel voorgaande zoude het afgeloopen jaar gemakkelijk op de volgende wijze gekarakteriseerd kunnen worden: een deficit in productie en consumptie, zichtbare voorraden normaal, maar on zichtbare verminderd. Wal de volgende campagne aangaat, is het nog wel wat vroeg om hier voorspellingen te doen. Zeer waarschijn lijk zal het suikerverbruik in 1893-94 grooter zijn, dan in het af geloopen jaar, toen liet 6,075000 ton bedroeg; verder zouden de on- Statistiek, Oogst- en Marktberichten 124 zichtbare voorraden moeten worden aangevuld, maar in welke mate dit plaats zal hebben, is onmogelijk vooruit te bepalen. De groote schommelingen in het schijnbare verbruik laten dit niet toe, want de stand van de prijzen 'ler suiker en van de finantieele crisis in de Vereenigde Staten gedurende de volgende maanden, zijnonbeken de factoren, die hierop van invloed zijn. Van de andere zijde weet men nog niel hoe groot de totale suikerproductie zijn zal. Wanneer men eene toename rekent van 500000 ton, vergeleken bij hel vorige jaar, dan zoude de campagne 1893-94 ongeveer 6,500000 ton ople veren. Voegt men hierbij de zichtbare voorraad van 570000 ton op 1 Sept. 1.1., dan krijgt men een totaal van 7,070000 ton of 425000 ton meer dan in 1892-93. Evenwel is dit grootere bedrag niet te veel als de consumptie haar normalen gang herneemt; men heelt immers in den loop der laatste jaren van hel eene jaar op het vol gende wel eene vermeerdering van net verbruik waargenomen, veel grooter dan de k>.>!KH> ton, die uil onze hypothese voortvloeien. Journal des fabricantsde sur,-?. No. 'il. liet bovenstaande stuk is grootendeels ontleend aan de Prager Zuckerindustrie van 22 Mrt. 1893. In het nummer van 29 Nor. wordt in dat tijdschrift naar aanleiding der schatting van de we reldproductie 1893-94 op C 640000 ton, een vervolg op <|eze be schouwingen gegeven, waaraan ik het volgende ontleen. In de drie laatste campagnes waren de toestanden als volgt. 1892—93 1891—92 1890—9] Zichtbare voorraden begin September 663000 ton 729000 ton 530000 ton Wereldproductie 6132000 » 6230000 o 6237000 » 'lus beschikbaar 6795000 » 6959000 e 6767000 » Voorraad einde ~.,,„„„ ~..„,,., - t) ,„,0,i .tOUOOO » Mi. 5000 ï> / 20000 » Augustus Wereldconsumptie 6226000 » 6296000 » 6038000 Om uit deze cijfers gegevens afteleiden, waardoor we in staat zijn, de loopende campagne eenigszins te beoordeelen, is hel noodig te vergelijken, de hoeveelheden aan de wereldcomsumptie afgele verd en het waarschijnlijk verloop van het werkelijk verbruik. Dit gaat niet op en neer met de suikerproductie, maai' neemt geleidelijk toe. In de volgende tabel rekent men van 1880— 1884 '' ( ''m jaarlijksche toename der werkelijke consumptie van 200000 ton, in de latere jaren eene van 260000 ton. • k. Oi gat- f n Marktberichten 125 Van 1889 —92 zijn dus de afleveringen en het verbruik onge- veer gelijk aan elkaar geweest en eerst in het afgeloopen jaar kwam hierin verandering, daar het vermoedelijke verbruik, de afleveringen DXet.34QOOQ ton overtrof, gedeeltelijk tengevolge van ecu werkelijk ge ringer suikerverbruik, gedeeltelijk tengevolge eener vermindering der onzichtbare voorraden. De loopende campagne is dus begonnen met tamelijk verminderde onzichtbare voorraden, welke weer hunne normale hoogte moeten bereiken. Indien ook het werkelijke gebruik in dezelfde mate toeneemt als gedurende de vorige jaren, dan zijn hiervoor nog weer 200000 ton noodig, zooi lat in het ge heel de afleveringen van suiker aan de wereldconsumptie over 1893 — 94, in ronde cijfers 600000 ton grooter zouden moeten zijn dan over 1802 — 93, om het evenwicht weer te herstellen. Hiervan uitgaande komt men tot de volgende cijfers voor de aanstaande campagne, vergeleken met de vorige. Statistiek, Oogst- en Marktberichten. 126 Rij de aangenomen vooronderstellingen, zouden dus de voorra den bij begin September 1894 onvoldoende zijn en er moet dus een middel gevonden worden, om ze niet zoo laag te doen komen. Dit kan gebeuren, wanneer de afleveringen aan de consumptie kleiner of de wereldproductie grooter wordt of wanneer beide te gelijk plaats vinden. Hoewel het volstrekt ons doel niet is, eindigt de Prager Zuckermarkt, om te sanguinische verwachtingen te doen ontstaan, daar de factoren, waarop onze berekeningen berusten, verre van zeker zijn en groote veranderingen kunnen plaats hebben, blijkt het toch, dat de algemeene stand van zaken jvoor het artikel suiker, gezond te noemen is 28 Dec. Buitenland. Door de feestdagen hadden zeer weinig transacties in Europa plaats; de prijzen op alle markten waren vast. De berichten uit de koloniën blijven meestal gunstig, behalve Mauritius waar over droogte geklaagd wordt. Totaal Java-Suikerafschepingen van 1 Juli -31 Dec. naar alle Havens. (Tonnen van 1000 K. G.) Statistiek, Oogst- en Marktberichten 127 BUIKERYËItKOOF£N OOGST 1894. Sederl ons laatste bericht ontvingen we nog mededeeling van de volgende afdoeningen. 28 Dec. 5000 pik, Boedoeran f 1 't ' , Broksuiker chinees. 3 Jan. 10000 » Wonoredjo t> 8,75 15 kleur F. E. & Co. 17 » 10000 pik. Katiat »9. l2enhooger va. b. incl uit voerrechten. Erdm. en Sielcken. 17 » 15000 » Ben lokerep » B'/ï Erdm. en Sielcken. 22 « 10000 « Kin i. Djati» 9.—13 en lio'oger v. a. b. Erdm. Ii Sielcken. 27 » 10000 » Boedoeran. » I't Chinees. Broksuiker. vi iri'', • ■- 1062500 opgave totaal Ï122500 pikol. Statistiek, Oog-it- on Marktberichten 128 OORSPRONKELIJKE MEDEDEELINGEN. TWEE GEVALLEN VAN ONVRUCHTBAARHEID HIJ SUTKERRIETGRONDEN. KEDEDEELING Uil HEI' L VltlHlATOJtlUtf DEK t'IK.HA FKASEIt BATON & Co. dcor Du. 11. WISTKU. De voor de cultuur \,ui hel suikerriet op Java gebruikte gron den behooren, dank zij het savvahslib, de zorgvuldige bewerking en het tropische zonnetje tot de vruchtbaarste velden, welke de land bouw kent, zoodal gevallen, waai' ondanks deze gunstige faotoren de moeite van den landbouwer niet beloond wordt, bepaald tot de zeldzame behooren. Toch had ik in hel voorlaatste jaar gelegen heid, hiervan twee voorbeelden waar tu nemen, die te frappan ter waren als het hier op in practischen zin absolute onvrucht baarheid voor suikerriet neerkwam. In bel eerste geval toonde ren ± 'A maanden oude tuin van een onderneming aan de noordkusl van ons eiland gelegen, tal van plekken, waai' het riet niet opgekomen was en ondanks herhaald overplanten ook niet wilde groeien. Van eenige ziekteoorzaak was niets te bespeuren en onmiddellijk naast de/e onvruchtbare [dek ken groeide het riet prachtig dooi'. liet eenige opvallende was, dat de steriele gedeelten van den -rond een eenigzins lager niveau toonden dan de vruchtbare en daarom lag het vermoeden voor de hand, dat hier bij overstroo mingen dooi- zeewater, welke vroeger wel eens moesten plaats heb ben gehad, het zoute water langer was blijven staan, opgedroogd was en hier den grond »ziltig" had gemaakt. Ik nam dus van de vruchtbare en van de onvruchtbare plek ken afzonderlijke monsters ten einde dit vermoeden te bevestigen. De analyse, door den heer van Ligten gedaan, leverde de vol gende uitkomsten: De luchtdroge grond bevatte : liet gehalte aan plantenvoedende bestanddeelen is dus in beide monsters nagenoeg hetzelfde, daarentegen is hel Chloorgehalte bij den onvruchtbaren grond enorm veel hoóger. Hierdoor wordt dus hel boven geuitte vermoeden bevestigd en tevens de onvruchtbaarheid volkomen verklaard. De onderzoe kingen in Europa hebben geleerd,dat een bodem „volkomen onvrucht baar wordt, als zijn gehalte aan Chloornatrium 0,1% overschrijdt." *) De 0,13% chloor staan echter gelijk met 0,21% chloornatrium, geen wonder dus ''at zelfs het suikerriet, dat, zooals weinige cul tuurplanten, tegen schadelijke invloeden bestand is ; op dezen bodem heeft geweigerd te groeien. liet tweede geval deed zich voor op eene onderneming in de residentie Soerabaia en wel op een stuk van 32 bouws grootte, waai' vroeger nooit rfet had gestaan. Het werd begin September met gezonde krachtige generatie bibit afgeplant, maar 30 bouws mislukten volkomen, terwijl een stukje van 2 bouws in den zuidwestelij ken hoek betrekkelijk goed opkwam. De 30 niel geslaagde bouws werden ongeveer een maand later overgeplant niet importdederans, maar nok hiervan kwam *) Z'e Wauxschaffk. Auleitut>& zur wiKsoniuhafiliolteii Bodununierauehung ;>n.r 124. Viii.t'Kicß. On smne causes ot' imprnductlvcnoss of suil». Journal of the lioyal Soo. of Agr. of l.n_'!im.l is»;r>. Gr»kdkai;. La soudièrc de Cieuzc et lus inondatious des prairies salées de la Soille. I'aris 187 Ü. Dr. 11. Winter. Twee gevallen van onvruchtbaarheid bij suikerrictgronden 130 zoo goed als niets terecht. Van eenige ziekteoorzaak aan bibits of jonge plantjes was niets te bespeuren, doch ook hier werd liet vermoeden geuit, dit de grond „ziltig" was. Communicatie met de zee bestond niet, daarentegen waren op een heuvelgroep, die on geveer oen halve kilometer van den tuin verwijderd lag, verschei dene soembers (bronnen) die, volgens de inlanders, zout water lever den. De situatie van het terrein was zoodanig, dat het van de heu vels komende water noodzakelijk in den tuin moest samenloopen, die eenigzins een kom vormde met vrij onvoldoende afwatering. Verder werd het betrekkelijk vruchtbare stuk van tijd tot tij I door overstroomingen eener kleine rivier, die vlak langs den tuin 'iep, bereikt, liet was dus waarschijnlijk, dat de onvruchtbaarheid vanden bodem doorliet boemberwater veroorzaakt was, terwijl deze invloed op het gezonde stuk door uitspoeling met het rivierwater verminderd werd. Ik liet daarom in het gezonde en in het zieke gedeelte van den tuin eenige gaten van ± ï voet diepte graven en afzonderlijke monsters van het grondwater en ook van het water uit den hoofdsoember nemen. De analyse dezer munsters, door den heer ZIMMERMANN mei groote zorg uitgevoerd, leverde de volgende uitkomsten: ) De hierachter staande cjjtera zijn elk liet gemiddeldo uit -1 goed overeenkomende bepaling! u. Dr. H. Winter. Tweo gevallen van onvruchtbaarheid bij suikerriotgronden. 131 Deze cijfers laten geen twijfel of chloorcalcium en chloormagne siiim zijn de schadelijke bestanddeelen van liet grondwater, die den groei van het riet zoo radicaal hebben belemmerd. De chlooralkalien kunnen moeilijk alleen voor de schade aansprakelijk worden gemaakt, omdat zeewater, dat een veel hooger gehalte hieraan heeft, op zich zelf betrekkelijk weinig schade aan hel riet toebrengt. Het soemberwater, van de heuvels afvloeiende, heeft eerst zijn koolzuur gedeeltelijk verloren, waardoor de koolzure kalk onoplosbaar werd en in den filtreerenden bodem achterbleef. De chloorverbin dingen, welke niet door den bodem geabsorbeerd worden, zijn niet liet water in het laag gelegen stuk, den riettuin, terechtgekomen en hebben zich door indroging tot de aanzienlijke hoeveelheden der derde kolom geconcentreerd, liet betrekkelijk vruchtbare stuk ein delijk is door uitspoeling niet het kaliwater op een lager gehalte aan de schadelijke zouten gekomen. Dit stuk heeft nog 600 pic. p. h. opgebracht, zeker een spre kend bewijs van liet weerstandsvermogen van het Cheribonriet. Op het onvruchtbare stuk is een weinig ellendig, houterig riet van ± 2 voet hoogte overgebleven, waarvan mij twee bossen werden toegezonden. liet gemiddelde gewichl per stok was 220 gram. Ken molentje, dat bij normaal riet ± 7sy o perst, bracht slechtseen sap verlies van 64,5% teweeg en het uitgeperste sap loonde: Brix 19,81 Pola risatiesuiki sr l 5, 1 4 Zuiverheid 7ii,i Om den invloed der chloorverbindingen nog verder na te gaan. werd ook een aschanalyse van dil riet, gemaakt. Daarvoor werd hel in stukjes gesneden en aan de lucht gedroogd. In luchtdrogen toestand was het gehalte aan: Water 26,47% Organische stollen 69,68 » Asch 3,8."") » _j()0,00__ De asch bevatte : Kiezelzuur 0,28 % Kalk 3,59 » Magnesia 2,56 » Kali 31,48 » Natron 1,56 » Dr. 11. Winter. Twee gevallen vun onvruchtbaarheid bij snikerrletgronden 132 Koolzuur o,'2r> % Phosphorzuur ( .»,7(i » Zwavelzuur 7,08 » Chloor 10,38 » Hieronder laat ik nog volgen het gehalte van het zieke riet aan deze stoffen in % op hij 100' gedroogd riet en voeg ter vergelij king de analysa van Prof. Stutzer ') van gezond Cheribonriet erbij. Wij vinden dus oen abnormaal hoog gehalte van chloor, kalk en magnesia in het riet terug. Opvallend is het laag gehalte aan kiezel zuur en aan natron, benevens het hooge gehalte aan phosphorzuur. liet geheele onderzoek was natuurlijk oorspronkelijk ingesteld °m de oorzaak van de onvruchtbaarheid van den tuin op te sporen en zoo mogelijk te verhelpen. Dit laatste zou wel mogelijk geweest zijn, door voor het, water V;l " de soembers een anderen weg te zoeken, een goed afwaterings kanaal en draineergoten aanteleggen en van de rivier te profitee '''■'i. om den grond niet zoet water uit te wasschen. Natuurlijk prefereerde de onderneming echter het stuk te ver -1:111,11 en niet de onkosten van deze behandeling te maken. Het, onderzoek maakt echter bijzonder duidelijk op de scha delijkheid van chloorcalcium en chloormagnesium attent en wij kunnen daaruit de leer trekken, op kalkhoudende gr len geen chloriden als meststoffen te gebruiken en verder met zulke mest stoffen, die chloormagnesium bevatten, zooals kainiet, bij suikerriet '"j/onder voorzichtig te zijn. ) Landw-Yenuchsstationen 1892. pag. 325. l)r. It. Winter. twee govnllen van onvruchtbaarheid bij suikerrictgronclen 133 DE MET SUIKEHRIET BEPLANTE OPPERVLAKTE VAN JAVA iloor .1. 1) kort < Dezer dagen, o. a. bij de besprekingen voor het oprichten van het syndicaat, bleek het, dat de meeningen omtrent, de grootte van de met riet beplante oppervlakte zeer uiteenliepen en varieerden tus . eheii 80000 en 130000 bouw. Daar het wel gewenschl is. hieromtrenl wal humt zekerheid te liebben, vooral daar deze oppervlakte wel zal dienen als basis voor geldelijk e bijdragen bij eventueele oprichting van het syndicaat, wensch ik in de volgende bladzijden dit punt in het kort te behandelen. Gelijk bekend is, worden met het Archief een paar malen bil jetten ter invulling rondgezonden, waarop o. a. gevraagd werd, de oppervlakte, gedurende de oogstjaren IS!):', en 1894 met rie\ beplant, en de suïkeropbrengst gedurende het afgeloopen jaar. Zooals was te verwachten, kwamen de ingevulde biljetten slechts langzaam in en op het oogenblik, 'A maanden nadat ze de eerste keer zijn rondgezonden, ontbreken er nog een aantal. Van de 193 fabrieken, die in de afgeloopen campagne in werking waren, ont vingen we slechts antwoord van 115 en bij L dezer waren de ko lommen, de aanplant betreffende, onvolledig ingevuld, omdat nu eens alleen de lirnto-, dan weer alleen de netto-oppervlakte werd opgegeven. Daar ik van deze opgaven bij de berekening gebruik moest ma ken, verliezen de hier volgende becijferingen natuurlijk wel aan nauwkeurigheid, maar toch geloof ik dat de gevonden resultaten niet veel van de waarheid zullen verschillen. De wijze, waarop ik deze uitkomsten verkreeg, is de volgende. Gelijk bekend is, worden in den loop van Januari door eenige ma kelaars opgaven gepubliceerd van de hoofdsuikerproductie van alle fabrieken van Java. Uit deze lijsten zocht ik die fabrieken, waarvan ik zelf opgaven bezat, betreffende de beplante oppervlakte, telde hiervan de opgegeven producties bij elkaar en aannemende, dat de fabrieken, die wèl en die gèèn opgaven gezonden hadden, ge middeld evenveel per boilW produceerden, kwam ik nu door eeiie eenvoudige evenredigheid tot de totale beplante oppervlakte. De bekende oppervlakte namelijk verhoudt zich tot de produc tie van die oppervlakte, gelijk de totale oppervlakte tot de totale productie, eene evenredigheid, waarin alleen de totale oppervlakte onbekend is. Ik berekende dit zoowel voor de bruto-, als voor de netto-aan plant,. Er is in deze evenredigheid noj eene onnauwkeurigheid, daar in de genoemde opgaven de zaksuiker buiten rekening wordt gela ten, maar ook hiervoor veronderstelde ik, dat dit voor beide soor ten fabrieken in de zelfde mate het geval is. Aanvankelijk was ik voornemens deze berekeningen residenties gewijs te geven, maar daar van enkele residenties nog geen derde deel der biljetten teruggekomen is, heb ik daarvan moeten afzien. Voor volgende berekeningen van dezen aard, omtrent gemiddelde productie per bouw, verhouding van zak- tot hoofdsuikor, onver werkbare stroop per bouw en dergelijke, hoop ik nog in bet bezit van meer opgaven t" komen, daar anders ook hiervan de residen tiesgewyze behandeling zoude moeten vervallen uit. gebrek aan gegevens. Onder bet hoofd Statistiek vindt men in deze zelfde aflevering, de door mij voor de berekeningen gebruikte opgaven van de sui kerproducties, die ik aan de welwillendheid van de Meeren makelaars beb te danken. Later bij de bespreking der door ons ontvangen opgaven zal het blijken, dat bier en daar kleine afwijkingen van deze lijst voor komen, die evenwel van invloed op onze berekeningen zijn. Ik ging de beplant' oppervlakte afzonderlijk na voor Oost-, Midden- en West-Java, waarbij tot West-Java alleen de residenties Cheribon, Tegal en Hekalongan werden gerekend, terwijl Madioen en Rembang nog gerekend werden tot Ojst-Java te behooren. Van enkele fabrieken ontving ik, zooals ik reeds meedeelde al leen opgaven van de netto- bouws; ik berekende hieruit de bruto opporvlakte, door hier zooveal bij op t' tellen als gemid leid bij de andere fabrieken der zelfde residentie voor goten en wegen gerekend werd; waren alleen bruto- bouws opgegeven, dan trok ik er dit ge middelde af. Zoodoende vond ik uit de opg iven der ingezonden biljetten voor (38 fabrieken in Oost-Ja va een bruto-1 inplant van :f7l>:)(> bouw (20087 11. A.) en een netto-aanplant, van 33577 bouw (23328 11. A.) met eene productie aan hoofdsuiker van 3210383 pikol = 193315 ton. De totale hoofdsuikerproductie van Oost-Java was 4457625 pikol (275309 ton); we hebben dus de evenredigheden :s:r>77: 3210933 = \: 1457625 37000; 321098 J = x'; 4457G25 j. D. Kobus. De met suikerriet beplante oppervlakte van ,f«va 135 waarin x do totaio netto-, on x' de totale bruto-aanplant van het oogstjaar 1893 voorstelt. Lossen we uil deze evenredigheden x en x' op, dan vindon we: netto-aanplant 1 S<Kï in Oost-Java = 46613 bouw (33079 11. A) bruto-aanplant 4893 in Oost-Java — 52206 bouw (37048 H. A.) Op dezelfde wijze te werk gaande voor Midden-Java, blijkt, dal bier door "27 fabrieken met een bruto-aanplant van 13480 bouw (9506 11. A.) en een netto-aanplanl van 12060 bouw (8503 11. A.) geproduceerd werd 1130611 pikol hoofdsuiker (69828 ton). De totaio productie was 2136335 pikol (131998 ton), dus, 12066: 1130611 = x: 2136335 13480: 1130611 = x': 2136J35 Hieruit berekenen wij, netto aanplant 1893 in Midden-Java = 22799 bouw (16179 H. A.) bruto-aanplant 1893 in Midden-Java = 25471 bouw (18075 H.A.) Eindelijk vindon we voor West-Java, dat 20 fabrieken met oen bruto-aanplant van 1072.") bouw (7611 II A.) en eene netto-aanplanl van 9289 bouw (C 592 11. A.)918406pik0l (56722 ton 1 ) hoofdsuiker af leverden. Hier was de totale productie 1373570 pikol (BiBll4 ton) dus 9289: 918406 = x: 1373570 10725: 918406 = x': 1373570 waaruit wc vinden: netto-aanplant L 893 in West-Java = 13893 bouw ( 9859 H.A.) bruto-aanplant 1893 in West-Java = 16040 bouw (11383 II A.) Tollen we de drie gedeeltelijke uitkomsten bij elkaar op, dan vinden we. netto-aanplant 1893 van geheel Jura 83305 bouw (59117 11. A.) bruto-aanplant 1893 van geheel Java 94718 bouw (66507 H.A.) Ter controle herhaalde ik dezelfde berekeningen voor geheel Java te gelijk en vond toon uit de evenredigheden: 54932 : .7270(100 = x : 7967530 61812 : 72701 Ulo = x' : 7967530 x = 83050 en x' = 93451 dus waarden, die slechts weinig van de vorige verschillen. Nemen we degemiddelde opgaven als de juiste aan, dan waren dus vooroogst 1893, s:jl?s bouw (52027 H.A.) netto en 93585 bouw (66413 H.A.) bruto met riet beplant. Hierna lag de vraag veer de band om eenigszins juiste gegevens te verkrijgen omtrent de oppervlakte, door de nu te veld staande aanplanting in beslag genomen. Van 115 fabrieken bad ik opgaven omtrenl hel bebouwde op- J. D. Kobus. De met suikerriet beplante oppervlakte van Java 136 pervlak, zoowel voor oogst 1893 als voor oogst 1894. Ik veronder stelde au evenals vroeger, dat bij de 78 ontbrekende fabrieken do aanplant in dezelfde mate ven rderd was en kwam daardoor tot de volgende evenredigheid. De bekende oppervlakte van oogst 1893, verhoudt zich tot de bekende oppervlakte van oogst 1894, ais de totaio oppervlakte van oogsl 1893, tot de totale oppervlakte van oogsl 1894. De totale op pervlakte van oogst 1893 is zooeven berekend, dus <lio van oogst 1894 is nu gemakkelijk te vinden. Noemt men de netto oppervlakte ij, de bruto oppervlakte ij'; dan heeft men voor Oost-Java. 32577 : «5613 — 35481 : ij 3760 G : 52200 = 39310 : ij' of wel ij = 48840 houw. ij' = 54572 bouw. Hij deze cijfers moet hol; worden opgeteld de aanplant der fabrieken, die in 18J4 voor het eerst gaan malen dus voor Oost-Java van Modjoroto (340,04 bruto en 311,257 netto bouw) en Badas (508 bruto en ong, 500 netto bouw), waardoor men tot een bedrag van 49052 en 55480 bouw koml (35235 én 39377 H. A.) komt. Voor Midden-Java verkreeg ik, volgens dezelfde methode te werk gaande: 12060 : ±27'. ld = 12331 : ij 13480 : 25471 = 13801 : ij' waaruit berekend wordt netto-aanplant 1894 in Midden-Java -=. 232J9 bouw (40533 11. A.) bruto-aanplant 1894 in Midden-Java=26o7B bouw (48506 11. A.) I lierbij moet nog worden opgeteld de oppervlakte der aanplantingen van oen paar fabrieken, die bet vorige jaar niet werkten n.l. Ren deng (467 bouw bruto, 444 bouw netto) en Modjo-Sragen, (90 bouw bruto of ± 80 bouw netto), zoodat men in Midden-Java voor oogst 1594 eene beplante oppervlakte beeft van 23790 en 20635 houw (46883 en 18902 11. A i Voor West-Java vinden we: 9289 : 13893 = 9844 : ij 10725 : 10040 = 11282 : ij (■n dus ij = 14723 bouw (40448 11. A.) én ij'=4oB73bouw (41974 11. A.) Tellen wij de drie gedeeltelijke uitk sten op, dan verkrij gen wij: netto-aanplanl 1894 van geheel Java 87353 bouw (64990 11. A.) bruto-aanplant 1894 van geheel Java = 98080 bouw (69602 11. A.) J. D. Kobu9. De met suikerriet beplante oppervlakte van Java 137 Tor controle werd ook deze becijfering voor alle fabrieken van Java te gelijk gedaan, dus de onbekenden opgelost uit de even redigheden : 54932 : 83178 = 5735(3 : ij 61812 : 93585 = 0430:5 : ij' en zoodoende gevonden: ij = 86848 ij' = 97493 hierbij opgeteld de met riet beplante oppervlakte van Modjoroto, Badas, Modjo-Sragen en Rendeng, krijgen we ten slotte: totale netto-oppervlakte met riet beplant 88151 bouw (62556 II A.) totale bruto-oppervlaktc met riet beplant 98964 bouw (702150 11. A ) dus nagenoeg hetzelfde als zooeven. Nemen we ook hiervan bet gemiddelde als hel cijfer, dat hel meest nabij komt aan de waarheid, dan vinden we ten slotte: netto aanplant 18!) i van geheel Java = 88752 bouw (62273 11. A.) bruto aanplant 1894 van geheel Java = 98522 bouw ((>'.M>l<» 11. A ) derhalve 1 >11 1893 vergeleken eene vermeerdering van ruim vijf procent. Soerabaia, '/ Febr. LHTTKRLIJKH VERTALINGEN REISBERICHTEN UIT NOORD-AMERIKA IV. De Bietexcultuub in Noord-Amerika Delan lendcr VercenigdeStalen, waar do bieten verbouwd worden voor de zes thans b s 1 lande fabrieken zijn Californiê, Utah en Ncbraskn. Hel is zeker, dat hel klimaat en de grnnd van Californiê, waar trouwens reeds scderl eenigen tijd bieten gecultiveerd worden, hier voor liet boste geschikt zijn. Wanneer evenwel op eene bietsuiker industrie op groote schaal gerekend wordt in de staten, waar volgens de proeven van Wii.ky de biet nog goed groeit, zooals in Orcgon, Washington, Minnesota, Yowa, Illinois, Fndiana, Wisconsin, Missouri enz, dan moeten we ons oordeel eerder afmeten naai' de toestan den in Nebraska, dan naar die in Californiê, want dit gezegende land neemt eene exceptionfcele plaats in en de omstandigheden, waar van de bietkultutir afhankelijk is, gelijken in die staten meer op die van Nebraska. Grand-Island on Norfolk zijn rle middelpunten der bieteultuur in Scbraska en de plaatsen, waar de beide fabrieken van dienstaat zijn gevestigd. S'orfolk kan van af Chicago in 20 uur mul den snel- J. D. Kobus. De met suikerriet beplante oppervlakte van Java 138 trein worden bereikt. ..... Men heeft bier vele verwachtingen van de uitbreiding der sui kerfabrikatie. Zoo heeft de stad aan de fabriek' bij hare oprich ting 100000 dollars, geschonken zegt de eene, beloofd zegt de andere partij, liet is niet duidelijk, waai' het stadje; deze som van daan zal halen, maar het is zeker, dat de fabriek aanspraak heeft gekregen op een vrij groote som. In naam behoort de onderneming aan de Norfolk Beet Sugar Company, die onder een anderen naam eigenaar is van de fabrieken Grtwd-Jsland in Xebraska en Chino in Californië. Aan het hoofd dezer drie vennootschappen staande gebroeders 11. T. en. 1. G. Oxnard, die vroeger eene raffinaderij in Br'ooklijn bezaten en de lieer .1. (l. I lamii.ton. liet kapitaal voor de drie fa brieken is door een Now-yorker consortium bijeengebracht, dat nog zeven andere fabrieken wil bjawan en over de hiervoor banoodigde middelen zoude kunnen beschikken. Naar men in NewrYork wist me Ie te deelen zijn aan dit consortium personen verbonden, die in zeer nauwe betrekking lot de Trust staan. Met den bouw der andere fabrieken denkt men te beginnen, als de stand van zaken ten op zichte der premie niet verandert en men daaromtrent zekerheid heelt. De Norfolksche fabriels bezit Kr.insehe machinerieën en is in gericht op eene dagebjksche verwerking van 300000 K. (1. bieten. Ze heelt gewerkt in 180 J en 02 e;i zal m'nl len September hare derde campagne beginnen Tot het vorige jaar was er een Fransche fabricatiechef, maar sederl .Mei is hij door oen üuitscher vervangen, terwijl het speciale toezichl op het Sleffen's procédé en het toezicht op de bietencultuur eveneens aan Duitschers is npgedragen Tot nu toe heelt de fabriek nee geen cent verdiend, niettegenstaande de premie van 2 dollarcen ten per pond (ong /' i 1,10 per LUÜ K. G.) en niettegenstaande alleen gra nulated wordt vervaardigd en verkocht, dus ook nog de inkomende rechten, die in do Vereeniyde Staten van de consumptiesuiker geheven werden, werden verdiend. In de eerste campagne worden 595, in detweede 770 ton suiker «eproduceerd ('). Pit zijn geeno cijfers om mee te pivnken en als men ze vergelijkl met «Ie verwerkte hoeveelheiden bieten,.dan krijgt men cijfers, die zeer veel afwijken van de onze. Men beschouwt dan ook liet tot nu toe verrichte als een proef en troost zich met de volgende campagne, die nu spoedig beginnen zal. *> Qmnd-Islnncl produceerde in 1801-92 1)42 ton en in 1892-03 9h3 ton. All.' li lul.rieken der V. S. brachten in Int eerste jaar 5145 en in het Iditstc 12284 ton op. Letterlijke vertalingon 139 Deze campagne, »the coming season" is van bijzondere betee kenis voor de Amerikaansche suikerindustrie en menige onderne ming zoude hebben opgehouden te wei-ken, zonder deze ster der hoop. En werkelijk heelt men eenige reden, deze campagne met vertrou wen te gemoet te zien. Het weer in lente en zomer was gunstig voor de bieten, warmte en regen waren goed verdeeld. De bieten staan dan ook over bet algemeen zeer bevredigend en de nu (24 Aug.) heersehendo temperatuur —on verdragelij ke hitte over dag en gevoelig koude nachten —zal hen nog verder bevorderlijk zijn. De fabriek heeft voor 1893 ong. 700 acres (283,5 H. A.) meer aangeplant of gecon tracteerd dan in het afgeloopen jaar. Met de farmers in den omtrek zijn 1340 acres (542 11. A.) gecontracteerd, terwijl de aanplant der fabriek zelve 146 U acres (470 11. A.) bedraagt. Dit zijn gepachte gronden, welke de fabriek door arbeiders laat bewerken. De hoofdkwestie voor ons, of in Noord-Amerika en voorname lijk in Nebraska, de bietsuikerindusti ie zal groeien en bloeien hangt minder af van den wil en de kennis van den fabrikant, als van den toestand van den landbouw. Het bebouwde land in Nébraskt be vindt zich niet in handen van groote grondeigenaren, maar van de farmers. Op deze is de industrie aangewezen als ze een gezonde basis zoekt en de vraag voor ons is nu: Zijn de landhouwtoestan den hier zoodanig, dat ze geschikt zijn voor eene uitbreiding der suikerbietencultuur en kunnen de farmers zich voegen naar de bij zondere eischen, die deze cultuur aan den landbouwer stelt. Nog niet lang geleden rekende men Nebraska tot de „groote Amerikaansche woestijn". Nu is deze staat de eerste der graanstreken van Noord-Amerika, hoewel een vierde der oppervlakte door typische steppen wordt ingenomen en alleen Yowa en Illinois leveren meer mais dan Nebraska. (') Volgens eene nauwkeurige opgave bedragen in de omstreken van Norfolk de cultuur-kosten per acre suikerbiet 43,5 dollar. De opbrengst varieert tusschen 10 en 17 ton biet per acre en voor de ton biet betaalt de fabriek Norfolk dit jaar 5 dollar (zonder op het suikergehalte te letten), zoodat een bedrag van 50-85 dollar ontvangen wordt. Kr blijft derhalve eene zuivere winst per acre, afwisselend tusschen 6,5 en 44,5 dollar. Als gemiddelde opbrengst, bij eenigszins groote perceelen, mag men, volgens mijne informaties ') ]><> lieer II tornt treodt hier in Bene uitvoerige beschouwing van bodem en klimaat, werkkrachten, vnonleelen der mniscultunr en varkensfokkerij, waorin wij hom niet zullen volgen. Hel eindcijfer, dal ong interesseert is de zuivere winst per acre muis van 4,8 dollar. Letterlijko vertalingen 140 bij de farmers, niet meer dan 12 ton aannemen, ofschoon in de publicaties gedeeltelijk veel hoogere cijfers worden opgegeven. Als gemiddelde winst kan men derhalve, voorondersteld, dat deze bere keningen van meer algemeene geldigheid zijn, 16,5 dollar aannemen. P>ij eene prijs van 5 dollars belooft dus de bietcultuur veel grootere voordeden, dan de maisbouw gecombineerd met de varkensfokkerij, die men tot nu toe als het voordeeligste bedrijf bij de graankultunr beschouwde Rij eene dergelijke berekening uil de omstreken van Grand-Island bedragen de cull 'kosten 2,58 dollar per acre minder. Voor maiscultuur, gecombineerd met varkensfokkerij, vonden we eene winst van i.r> dollar per acre bij eene prijs van 4,5 dollar per 100 pond levend gewicht. Men moet evenwel, wanneer deze bereke ningen als uitgangspunt moeten dienen voor den verderen gang van zaken, in aanmerking nemen, dat de prijzen der varkens door de voort durende uitbreiding der vlesschverzending, zeer waarschijnlijk zul len stijgen. [Jij een prijs v.m 5 dollar voor 103 pond, zoude, een acre mais eene winst van ongeveer 6,2 dollar geven, overeenkomende met de opbrengst van II) ton bieten per acre, terwijl door bezon nen farmers 12 ton als gemiddelde wordt gerekend. Hieruit zonde blijken, dat goede boerderijen, vooral daar waar liet werk door familieleden kan w.rden verricht, waardoor hoogere producties worden verkregen, beter zullen varen, wanneer ze bij een bietenprijs van 5 dollar een gedeelte van hun land met bieten be planten, dan wanneer ze, ook bij stijgende vleeschprijzen, hun be drijf alleen op varkensfokkerij inrichten. Wanneer evenwel in Nebraska en andere gedeelten der V. S., waar grond, klimaat en landbouwtoestanden dezelfde zijn, de bieten cultuur op grootere schaal zal gedreven worden, dan moet aan tal van voorwaarden worden voldaan, waarvan het eindresultaat minstens zijn moet, dat de tegenwoordige stand van zaken, vooral ten opzichte van bietenprijzen en de hoogte van het niet slechter mag worden. De betaling der bieten, die met ï dollars per ton begon en nu tot 5 dollars is gestegen, zal natuurlijk veranderen, wanneer of <le suikerprijzen, of de premie verminderen, liet kan zijn, dat de premie reeds het volgende jaar of anders in 1905, liet jaar, door de Mackin leywel als laatste vastgesteld, ophoudt of lager wordt. Nemen wij aan, dat ze slechts voor de helft blijft bestaan, dus op 1 dollarcent per pond wordt bepaald, dan moet de fabrikant, wanneer hij zijn Letterlijke Vertalingen 141 verlies op den landbouwer verhaalt, bij esn rendement van 10"/, de ton bieten, waaruit hij 224 pond suiker bekomt, met 2,' ii dollar minder betalen, dus met slechts 2,76 dollar. Dij D 2 ton bie ten per acre zonden deze dus slechts 33,12 dollar opbrengen en eerst bij de zeer hooge productie van tti ton zonde de opbrengst van een acre bieten de vroeger opgegeven productiekosten dekken. Bedenkt men nu, dat de beide fabrieken in Xebraska, niettegenstaande hunne exorbitante ondersteuning,niets of bijna niets verdiend hebben, dan kan men nauwelijks verwachten, dat ze in slaat zullen zijn, bij ge ringere of' geene premie, het. bedrijf met de oude bietenprijzen voort te zetten. Daar evenwel met lagere prijzen der bieten, de farmers geen belang meer bij deze cultuur hebben, vervolgens een voortdurend en voldoende hoogere prijs der suiker niet te ver wachten is en ook niet is aan te nemen, dat, wanneer de regcering de premie opheft of vermindert, de staten of de steden in de bres zullen springen, zon zil mar alle waarschijn lij khcid de bietencul tuur geheel te niet gaan, wanneer do bescherming i\cr industrie ook slechts zoo wordt gewijzigd, dat ze nog slechts de helft bedraagl der tegenwoordige. Het lot der premie is evenwel onzeker sedert de democraten de regeering in handen hebben. Vorder komt het er voor de toekomst der Amerikaansche bïe tencultuur op aan, dat de landverhuizlag en de kolonisatie van liet land steeds voort blijven gaan en arbeidskrachten minstens in dezelfde mate als tegenwoordig beschikbaar blijven; vervolgens moei de winst op andere takken van landbouw niet belangrijk grooter worden dan tegenwoordig, om den landbouwer niet van de bietcultuur al' te houden. Al deze omstandigheden kunnen natuur lijk van te voren niet met zekerheid beoordeeld worden. Het staat evenwel vast en dat is voor onze kwestie van groot belang, dat de nou- beschikbare bouwgrond in Noord-Amcrika voort durend afneemt en dat hoc langzamer «Ie door den landbouw in beslag genomen oppervlakte zich uitbreidt, hoe sneller de waarde van den bouwgrond stijgt. Deze ontwikkeling evenwel heeft noodza kelijk intensiever grondbswerking ten gevolge, om de opbrengstpn parallel te doen blijven met de stijgen Ie waarde van den grond. Daarbij komt. dat in het Westen tengevolgo van voortdurende cul tuur zonder bemesting, de grond meer en meer uitgepul raakt en eene andere wijze van landbouw noodig maakt, die in liet Oosten reeds lang gevolgd wordt. -Maar bier scheiden zich de wegen in de ontwikkeling tusschen Letterljjke Vertalingen. 142 het Oosten en het \Yest"ii. Terwijl de oostelijke staten, met hun ne dichtere bevolking zich vooral in industrieele richting ontwikkel den en den uitgeputten erend deels konden laten liggen, deels voor groente-en ooftteelt gebruiken, zal het Westen altijd de groote graanproducent voor Amerika en de wereldmarkt zijn en dus v ' den landbouw moeten gereserveerd blijven. De farmer van het Westen zal dus gedwongen zijn voort te gaan op den weg der intensievere cultuur en der conserveering van den grond, waarop hij nu nauwelijks de eerste schreden heelt gezet. Zoowel door de toenemende waarde als door de toenemende• uit putting van den grond, wordt de landbouwer er toe gebracht zich te wenden tot de suikerbiet, die zich ook elders als de steunpilaar der intensieve cultuur heelt getoond. Nu is bewezen, dat in een aantal staten bodem en klimaat wel geschikl zijn voor de bietcultuur en dat de boerenstand spoedig vertrouwd geworden is met de speciale eischen, die zij stelt; derhalve is vooruil te zien, dat voor zooverre deze cultuur de kosten dekt of niet aanmerkelijk minder winst, opbrengt dan andere, ze langza merhand meer vrienden zal krijgen. Men moet hier evenwel niet niet jaren, zelfs niet niet een tiental jaren, maar mei eene reeks van tientallen jaren rekenen. Al gaat liet verkeer en de techniek in Noord-Amerika spoediger vooruit, dan ergens elders, de verandering van een landbouwsysteem kan hier ook slechts Langzaam plaats hebben. Tot nu toe is bij do far mers /dis nog niets te bespeuren van de wetenschap, dal de suiker biel minder het deel zelf, als een middel tot liet doel moet zijn, dat ze moet gecultiveerd werden, ter wille van andere vruchten ( 'it ten gunste van den geheelen toestand van den landbouw. Dit doet. evenwel niets te kort aan liet vooruitzicht, dat bieten voor de hodemcultuur in het. Westen een machtigen hefboom zullen blijken e o dat men ze als zoodanig zal appreeieeren, zoodra de waarde V; 111 het product dit, hoofdzakelijk door ondersteuning uit de pu blieke middelen, mogelijk maakt. Of reeds in 1894 ol' eerst in 1905, zooalsde M,\CKiNi.EY-wet voorschrijft, de premie op de suikerindustrie wordt ingetrokken het besluit zoude vroeg genoeg komen urn aan ( ' c bietcultuur den doodsteek toe te brengen. Wanneer de premie evenwel blijft bestaan, dan schijnt het mij zeker toe. dat we rekening moeten houden met een langzame uitbreiding van de biet-cultuur 1,1 het Westen van Noord-Amerika. llaoer. Letterlijke Vertalingen 143 IIIiFKRATKN. Centralisatie der beweegkraciit in Suikerfabrieken In een brochure, getiteld »Le Combustible en Sucrerie" in 1892' verschenen bij E. Bernard & Cie., Paris, geef! de ingenieur Tb. Cambier, onder meer den goeden raad om ter besparing van stoom, bet aantal machines in de fabriek zoo veel mogelijk in te krimpen. Hij gaat daarbij zelfs zoo ver, dat hij aanraadt, alle ma chines door één motor te drijven. Als beweegreden daartoe voert de lieer Cambier aan, dat er een groote hoeveelheid stoom door condensatie in de ellenlange pijp leidingen verloren gaat, alsmede door ontspanning van den stoom, 't zij in de stoomkamer der machine, 't zij inden recepiënt vanden retours toom. De meeste stoommachines in de suikerfabrieken werken zon der expansie. Stoomtoevoer heeft dus over bijna de geheele lengte van den slag plaats, liet gevolg daarvan is, dat wanneer de machine te sterk is voor het te verrichten werk, de stoomtoevoer naar den cylinder gedurende den geheelen slag geknepen meet. worden. Hierdoor ontstaat een vermindering van druk en dus een ontspan ning van den stoom in de stoomkamer. Is do capaciteit der machine daarentegen juist groot genoeg om bij vollen stoom Iruk en bij geheele opening van den stoomtoevoer het gevraagde werk te verrichten, dan zal de stoom bij ongeveer dezelfde spanning de cylinder verlaten, als waarbij hij er ingetreden is, en aangezien nu de spanning in den recepiënt voor retourstoom zelden hooger is dan een halve atmospheer overdruk, zal daar de ontspanning plaats vinden. De stoom, die hierbij verloren gaat, laai zich gemakkelijk berekenen. De inwendige latente warmte per l K..G. stoom van ';, atm. be draagt: 'i57,0l 'i cal. die van I K.G. stoom van 7 atm. 's A 'i.fdfi verschil 42,398 Wanneer dus I K.G. stoom van 7 atrn. expandeert tot stoom van •/, atm., moet men i 2,398 eal. toevoeren, als men voorkomen wil. dat er condensatie plaats heeft. Aangezien zulks in de praktijk evenwel niet plaats heeft, tenzij waar een superheater gebruikt wordt, wordt de daartoe benoodigde warmte aan den stoom onttrokken on dientengevolge condenseeren 91,73 gram stoom of dus ongeveer 10% van het gewicht. Dit is de gewone toestand. Hierin zoude zeer zeker een groote verbetering te brengen zijn, indien alle motors zoo waren inge richt, dat de stoom zonder geknepen te worden, zich in den cylin der kon expandeeren tot op een spanning gelijk aan of even hooger dan de spanning in den retourstoomreeepiënt. Doch a priori kan men zeggen, dat zulks bijna onmogelijk zal zijn, daar het niet denk baar is. dat zulk een groot aantal machines, wat capaciteit betreft, in verhouding tot het werk, dat zij verrichten, allen zoo volmaakt bij elkander passen, dat zij, die de stoom allen uit eene bron ontvangen, hem ook zullen expandeeren tot dezelfde spanning. Het eenige middel om hiertoe te geraken, is dat alle motoren door één groote motor vervangen worden. Deze laatste kan zoo ingericht zijn, dat de stoom, zonder ge drosseld te worden, in de stoomkamer komt en zich in den cylinder kan expandeeren tot de spanning in den retourrecepiënt. De warmte, die hierbij dan verloren gaat, wordt omgezet in beweegkracht. De bezwaren, die tegen de installatie van één motor worden ingebracht, zijn: l e dat, ingeval de motor breekt, de geheele fabriek stilstaat. 2 e dat het moeilijk is, de overbrengende beweging aantebrengen voor in zoo hooge mate verspreid liggende machines. 3 e de moeilijkheid om door middel van riemen de beweegkracbt over te brengen naar machines, die zooveel kracht vorderen als luchtpompen. 4 e dat de geheele fabriek moet stoppen als een dezer riemen breekt of moet worden ingekort. Wat punt 1 betreft, kan men antwoorden, dat ook thans, als ei' ftan een der 10 of 15 motors iets breekt, de geheele fabriek moet stoppen, als tenminste een reparatie van eenig belang geeischt wordt. Hiertegenover staat, dat 'de kans dat er aan 10 of 15 machi nes it-ts breekt, een evenredig aantal malen grooter is dan dat er aan één machine iets breekt, dat verder het onderhoud van één machine veel goedkooper en het toezicht veel gemakkelijker is; uat de schadelijke ruimten van alle kleine machines oneindig veel Referaten 145 grooter is, dan van één groote en door gebruik van één motor wel met 80% verminderd zullen worden. De moeilijkheid in het aanbrengen der overbrengende beweging bij zoo verspreid liggende machines moet erkend worden. Doch het zal toch zeker wel mogelijk zijn een groepeering der machines eener suikerfabriek te vinden, waarbij deze moeilijkheid overwonnen wordt. Men verkrijgt dan behalve de voordoelen vaneen goede expansie: 1" een vermindering van de lengte der pijpen en van 5.",% der (len zen en 2 e een vermindering dor condensatie in de pijpen. Door dit laatste punt alleen kan, vergeleken bij de beste inrichting der tegenwoordige fabrieken 15% stoom bespaard worden. Aan het overbrengen van beweegkraeht door riemen is geen enkel bezwaar verbonden. Er zijn voorbeelden, dat door riemen zelfs 2000 paardenkracht is overgebracht. Evenmin is het noodig, dat de geheele fabriek stopt als er een riem breekt of ingekort moet worden. Het is waar, dat het gebruik van losse riemschijven niet aan bevelenswaardig is als men met breede drijfriemen werkt, maar tegenwoordig heeft men frictiekoppelingen, die voor het overbien gen van elke kracht kunnen worden aangewend en liet gebruik van losse riemschijven onnoudig maken. In de Sucrerie Indigène et Coloniijle van 21 Nov. 1893 (No 21 Tomé XLII) komt de heer Cambier op dit onderwerp terug Hij schrijft daarin, dat men aan dit onderwerp, vooral in Duitsch land en Oostenrijk, meer de aandacht begint te schenken. In liet begin heeft men er aan gedacht, de tegenwoordige machines, die per paardekracht en per uur gemiddeld 40 K G. stoom verbruiken, te vervangen door zuiniger machines, die niet meer dan 15 k. G. noodig hebben. Doch een verbruik van 15 K. G. stoom per paardekracht en per uur mag in den tegenwoordigen tijd echter geen zuinige machine meergenoemd worden. Zelfs zonder zijn toevlucht tot CoßLlss-machines te nemen, kan men gemakkelijk machines vinden, toegerust met RiDER-expansie, die niet meer dan 10 K.G. stoom per paardekracht en per \mv verbruiken. Ken CoßLiss-machine met i distributeurs gebruikt nog min ler. Gant men er eenmaal toe over, een machine met klein stoom verbruik te nemen, dan mort men hierin zoover mogelijk gaan, want de voornaamste besparing bestaat in de vermindering der procentische condensatie van den stoom, evenredig aan het gewicht van den stoom, die de motor passeert. Referaten 146 Aannemen Ir. dat in een kleine motor met groot stoomverbruik de condensatie gelijk is aan 30 % van het gewicht van den stoom, die de cylinder passeert en in een groote motor 10% van dat 'gewicht, dan zal liet verlies zijn: l e . In oen kleine motor, verbruikende 40 K.G. per paardekr., per 30 X 40 uur ,j^ () — =12 K.G. 2«. In een groote motor, verbruikende r> K.G. per paardekr., per 10 X 15 . p „ uur l()0 — 1,5 K.G. :>". Iu oen groote motor, verbruikende 40 K.G. per paardekr., per 10 X 10 . v „ uur Vqq- — = 1 K.G. In een kleinen, slecht geconstrueerden motor verliest men dus 12 K. G. stoom per paardekracht, per uur, tegen 1 K.G. stoom in een goed geconstrueerden grooten motor. Ken goede compound-machine, waarvan decylinders een stoom mantel hebben en die zonder condensatie werkt, is voor de suiker fabrieken zeker de meest practische. Hoe moet de kracht van dezen motor naai' de verschillende pompen en machines worden overgebracht? Enkele ingenieurs hebben voorgesteld, daarvoor gebruik te maken van electriciteit. Dit is echter ten zeerste te ontraden, daar de installatie zeer gecompliceerd zoude worden, veel aan onderhoud '/oude kosten en door verliezen niet meer dan 05% der beweeg kracht van den motor op de machines zon worden overgebracht, hetgeen zeker zeer weinig genoemd mag worden. Deze kwestie is naai 1 meening van den lieer Cambier zeer gemakkelijk op te lossen. Doer een Compound-machine verdeelt men de fabriek in twee deelen, aan den eenen kant het sapwinning'station, aan den anderen kant de eigenlijke fabriek, waar het sap tol suiker verwerkt wordt. () P het vliegwiel dezer machine zijn 14 kabels aangebracht, acht daarvan drijven de verschillende machines in het eerstgenoemde station; de zes anderen brengen een as in beweging, die zich langs de geheele lengte der fabriek uitstrekt. Door deze as worden alle Pompen, die op een rij geplaatst zijn, in beweging gebracht, alsmede de centrifuges met hun accessoires. De pompen zijn zoo geconstrueerd, l,: " de riemen slechts een kleine kracht behoeven uit te oefenenj (> " daarom zijn zij van een stel kamraderen voorzien, die de be weging overbrengen van 6 op I. lieferaten 147 De twee groote pompen (de centrale droge luehtpomp en de gaspomp) zijn en tandem achter elke stoomcylindor geplaatst, waar door voor deze beide voornaamste werktuigen riemen en overbren gende beweging geheel overbodig worden. De as, welke liet station der sapwinning bedient, is van een koppelstuk voorzien, zoodat men deze onafhankelijk van het andere gedeelte der fabriek kan doen stilstaan. Eveneens is de as, welke door de fabriek loopt, in twee doelen verdeeld, waardoor men het gedeelte, dat de pompen drijft, kan doen stilstaan, terwijl het andere gedeelte blijft doorwerken. In het laatste üeval heeft men een kleine machine noodig, die gedurende de campagne de dynamo bedient en buiten de campagne dienst doet om de centrifuges te drijven. Heeft men een groote fabriek, dan zou men twee motoren-kun nen plaatsen, één voor het sapwinnings-station, één voor het andere gedeelte der fabriek. Men drage daarbij zorg, dat het aantal paarde krachten niet beneden de 75 daalt, want beneden dit minimum nemen de verliezen door condensatie por paardekr. en per uur sterk toe. Ik hoop, zoo eindigt de Heer Cambier zijn artikel, duidelijk genoeg te hebben aangetoond, dat in een suikerfabriek een grool aantal motoren volstrekt niet noodig is, en dat men zeer goei bel aantal motoren tot een of twee kan beperken zonder dat men daar bij van electriciteit voor de overbrenging van beweging behoeft gebruik te maken. De Waard. 1)u. j. van breda de llaax. rletvijanden onder insecten ex hunne bestrijding. ïevsmannia. 4de Jaargang. Blz. 200. De schrijver begint met er op te wijzen, hoe noodig het is, de ge heele levenswijze der rictvijanden te kennen om instaat te zijn, ze met succes te kunnen bestrijden en wekt de practici op, hiertoe hunne hulp te verleenen. Voor dit bestrijden kan men gebruik maken van verdelgings middelen en voorbehoedmiddelen. Als eerste voorbehoedmiddel wordt terecht genoemd, de noodige zorg aan den aanplant besteed, terwijl verder wordt aangeraden, het beschermen van insectenvretende vogels, het kweeken van rietvariëteiten die geen hinder ondervinden van Referaten. 148 vijanden, die anders gro »te schade veroorzaken en hel kweeken van vangplanten. Met betrekking tot deze laaide wijst schrijver er op, dat de walang konkang (Colobalhristes sacchariciiaj, behdve op riet. ook op katjang tjina (Arachis hypogaeaj voorkomt en dus de/e misschien als vangplant dienst zou kunnen doen en op het feit, dat de witte luis (Icerga sacehirij sorghum en glagah prefereerl boven riet en deze gewassen derhalve als vangplant aangewend zouden kunnen worden. Hierna bespreekt Breda de Haan de proef nemingen met Botri/tis tenella. Voor de verdelging der walang konkang wordt aangeraden, groote vuren onder den wind aan te leggen en de insecten op te j igen door met een siol< legen de aangetaste planten te slaan. De insecten vliegen op het licht af'en vinden bij massas hun deed in de vlammen. Vervolgens wordt er op gewezen, hoe noodig hel is geen bibit te gebruiken, die aangetast is door hoorders of witte luizen. Om deze laatste te vernietigen, beveelt, BREDA uk Haan aan, labakswater, zeepwater of bij volwassen planten bouillie bordelaise. Tegen blaaspooten (Thrips). die de toppen der bladeren ineenrollen, zoodat ze zich niet kannen ontplooien, werd met succes eene zware stikstofbemesting gebruikt, waardoor de bladontwikkeling begunstigd werd en den insecten de schuilplaatsen in de opgerolde bladeren werden ontnomen Verder wordt aanbevolen afsnijden en verbranden der bladtoppen. Schrijver eindigt met de vermelding van oen minder bekend middel om witte mieren te verjagen, namelijk bet begieten der aarde met een afkooksel van trassi, waardoor eene kleine zwarte mie rensoort wordt aangelokt, die de termieten verdrijft. Konus. MEDEDEEL! NGIüN UIT DE PRAKTIJK Daar bet gedurende de laatste campagne eenige malen is voorgekomen, dat er een vlam- of steunpijp scheurde en daarna de ketel buiten gebruik werd gesteld, het vuur uitgehaald en de ti i afgewerkt om de vlam pijp te verwisselen, en daar de meeste fabrieken niet op te groote ketelcapaciteit kunnen bogen, en er dus gedurende die reparatie vrij wel gesukkeld wordt, wensch ik hier '■en middel aan de band te doen om in een paar minuten een lekke pijp Ie -doppen : Referaten 149 a. is een */ 4 " of 1" stang, waarop aan beide einden twee losse plaatjes ijzer c c zitten en waartusschen men eenige in de vlampijp passende schijfjes india-rubber aanbrengt. Midden op de stang, tus schen deze heide toestelletjes passende, schuift men een stuk gaspijp van 'V' of '/»" meer wijdte als de stang a dik is. Zoodra er nu een pijp lek wordt, brengt men dit toestel in de vlampijp d, zet op de nok e der stang a een sleutel, ten einde me de Iraaien te voorkomen en zet de moer f stevig aan. hierdoor worden de india-rubber schijfjes uitgezet en het lek dat zich daar tusschen bevindt, afgesloten. De eenige moeilijkheid die men bij het inbrengen heeft, is: «lat zoodra de op het einde geplaatste schijfjes voorbij het lek zijn, de pijp van achteren vrij wel afgesloten is en al het kokende w,ater dus aan de voorkant geloosd wordt. Ten einde zich au te vrijwaren voor brandwonden, neemt men niet de stang zelf in de hand, doch zet op de nok e een stuk gaspijp van oen paai' meter en manoeuvreert daarmede tot ook de andere schijfjes hij moei' /' in de pijp zitten. Alle gevaar is dan geweken en men kan lustig aanzetten. Met een beetje handigheid duurt leze operatie niet langer dan twee minuten. 11. A. Bekker. Kiuan, 22 November 1893. Geachte Heer Winter. Aangenaam is het mij TI te kunnen berichten, dat de proef met Fluooraminoniuiu tot het tegengaan van Leuconosloc, hier genomen, uitstekend geslaagd is en schitterende resultaten heelt opgeleverd—zeer terecht zegt I* in Uw schrijven d.d. 25 September A. I'., dat het goede resultaat geheel afhangt van de wijze van desinfecteeren. Js vooraf niet alles goed schoongemaakt en komt niet alles, waarmede de sappen in aanraking komen, in aanmerking daarvoor, dan kunnen geen goede resultaten verwacht worden. De eerste keer dat ik uw fluoorammonium wenschte te gebruiken, liet ik met de stoomspuit de molens, am pasta fels, ampascarrier, sapgoten en het pleisterwerk om de molens geheel schoonmaken, daarna dit water afloopen naar de meethakken om vervolgens door de sappompweg gevoerd te worden. Toen het ik met gieters alle voorgenoemde deelen in aanraking brengen ineteene oplossing van fluooram nonium en o}» dezelfde wijze afvoeren als met het water was geschied, dus ook door de sappomp gaan. De tijd, hiervoor benoodigd, behoeft volstrekt Mededeelingen uit de praktijk 150 Vlampijpstopper om gescheurde pijpen zonder het vuur uit te halen en ledig te spuien, direkt af te sluiten. Mededelingen uit do praktijk 151 mei langer te duren, dan men gewoon is voor het wasschen en schoonmaken toe te staan. Ik geef hiervoor niet meer dan 'J uren. Gewoonte is. dat hier om den anderen dag gestopl wordt voor schoonmaak. Door de enorme last die de L. veroorzaakte, kon ik dat niet volhouden en liet dus eiken dag stoppen om schoon te maken, maar hierme Ie was liet kwaad hol 1 : niet overwonnen, integendeel, bij her haling morst /onwel daags als 's nachts gestopt worden, omieden de kleppenkast van de koudsappomp vol van L. was. I' begrijpl dus hoe welkom mij uw stuk in liet Archief was. Toen dan ook de eerste proef met fluoorammonium was genomen, liet ik doormalen tot zoolang er weder sporen van L. merkbaai verden Dit was na het derde etmaal. Nu werd weder gestoitl en de boel wederom Hink schoongemaakt, daarna met condensatie-water van 80" ('. door de stoomspuit aangevoerd, besproeid, en toen de oplos sing van fluoorammonium door middel van gieters gebruikt, liet kwaad was mi en voor goed bestreden en verdwenen. Dank zij uw artikel in liet Archief en het lluoorammonium, Dat de eerste keer mi het gebruik na drie dagen de sporen weder zichtbaar waren, moei volgens mijne overtuiging worden toegeschre ven aan minder goed toezicht bij de desinfectie en niet aan het fluoorammonium. Het bewijs ligt voor de hand, daar de proef geheel en al onder mijn persoonlijke leiding plaats had en schitterend succes opleverde. indien I dil wenscht, kunt l naar welgevallen over dit schrij ven beschikken. Hoogachtend Tangoenan. Uw. Dw. Dr. Gr. E. ÜTTO. Bij een dezer dagen aan de fabriek Poh*djedjer gebracht bezoek, zag ik voor het eerst sedert een paar jaren een geheel serehvrije tuin van Oosthoekbibit l)<- bibii hiervan was afkomstig van Hondowosso, waarheen in 1891 door den lieer v. n. Brandelkr uitgezochte stek ken van Loemadjang gein acht waren; om alle kans van infectie te vermijden, had het vervoer van Loemadjang naar Bondowosso plaats langs de zuidkust, over Poeger en Üjember. Lu Bondowosso werd de bibit uitgeplant, het riet hiervan at komsti ' 1 .t stekken verkapl en act geplant en dit nog een paar MedeJeelingon uit de praktijk 152 maal herhaald, zóodal in 1893 op Poh-djeiljer geplanl is mei derde generatie van de oorspronkelijke Loemadjang-bibit. De lange, gelijkmatige leden van het riet zijn prachtig blauw van kleur, niet aangetast door de in de laatste jaren zoo algemeéne kleine mijt (Tyroglyphus longior), die de stengels vooral boven de oogen met eene zwart'.: laag bedekt, de bladen zijn mooi groen, nagenoeg zonder eenige bladziekten, kortom hel gewas ziet er zoo gezond uit als men slechts mei m loglijkheid kan verlangen. Het Tangerangriet, waarmede eené groote oppervlakte beplanl is, zoowel met direkte import, als m't generatie uit bibittuinen te Patjet, belooft eene hooge productie, Bladziekten treilen in deze rietsoort, zooals bekend is, in veel geringere en ite op dan in hel Malangriet, dat reeds op een afstand direkt aan de gele kleur is te onderscheiden. Geheel serehvrij was noch import, noch generatie, hoewel in het import nou geen typisch'' serehbossen te vinden waren, vond ik tocli op misschien vijftig bouw vier planten, die blijkbaar door de sereh waren aangetast. Daar ik zelf in December IS'. )'2 reeds eene serehziekeplanl in Tangerang had gezien, verwon derde me dus het zeer sporadische optreden niet. Hoewel degene ratie ook nagenoeg serehvrij was, kostte het hier toch veel minder moeite om duidelijk aangetaste planten te vinden. Daarentegen zag ik op Brangkal riet in Augustus geplant met bibittuinen uit de vlakte, hetzelfde, door den Heer ARENDSEN Hein vermeld op blz. '117. In het plantmateriaal was geene sereh te constateeren geweest, nu evenwel waren er talrijke plantgroeven, waar van de 20 planten er IS. 19 en somtij da zeli's alle twintig in hevige mate ziek waren. Kobus, Behoor ik tot de ongelukkigen, of zijn mijne collega's erg beleefd, die vraag deed ik mij zelve, toen ik op pag. 146 en vlg. van de 3e all. van het "Archief voor de .lava-Suikerindustrie" kon lezen, dat de heeren collega's zulke prachtige resultaten hebben met bibit uit Tangerang. Men kan op pag. 119 lezen: bTangerang bibit was overal geheel of bijna geheel vrij van sereh en vertoonde opmerkelijk wei nig bladziekten." Ik ontving Tawjerang bibit in April 180:5, waarvan geen stok vrij van roodrot was en veel ananasziekte vertoonde, deze bibit kwam ineengoed bewerkten grond bij het o ver planten, leed in den Oost- Medoileelingcn uit do praktijk 153 niocsson niet door watergebrek en heeft thans 80% sereh; ik gebruikte 10D pikol bibit per bouw, zooveel moesl er worden weggegooid; in December j.l ontving ik weer bibit uit Tangerang, deze wen! uitgoplant opgronden, die ruim ( .) maanden hadden liggen uitzuren, twee malen waren gegraven, zoodal de oppervlakte van dien tuin in zijn geheel 15 rijnl.d diep was bewerkt, en thans, 6 weken oud, veitoonen die planten reeds sereh; onnoodig te zeggen, dat al die bibit zwaar roodrot had, er was op eene partij van 2500 pik. geen gaai' schutblad te bekennen! Ik zag bier aan den boom te 7egalmenig maal bibit lossen eveneens uit Tangerang afkomstig en dikwijls kon ik bij het nasnuifelen van zoo'n partij geen gezond schutblad vinden. Is hetgeen men op blz. 119 van bedoeld tijdschrift leest, par lementaire wellevendheid van de collega's?, men bedenke dan dat de zaak daardoor verergerd wordt. Van Leeuwen Pagonöan, 0 Febr DIVERSE MEDEDEELINGEN BOKKBEOOKDEELING A. Tschirch. Das Kupfer vom Standpunkte der gerichtlichen Chemie, Toxicologie ünd Hygiëne. Stuttgaßt. 1893. Nu men op .lava ter bestrijding van verschillende rietzieklen de bouülie bordelaise begint aan te wenden, acht ik een bespreking van het bovengenoemde hoek niet onwenschelijk. De schrijver begint met een onderzoek naar de hoeveelheid koper, die men in tal van voedingsmiddelen aantreft. Het blijkt, dat koper een van de meest verspreide elementen is, zoodat men het in lal van stoften vindt b. v. minerale wateren, wijn (ook zonder dat de wijnstok met bouillie bordelaise was behandeld), cacao, koffie, graanvruchten (en dus ook brood); verder bevat ook het dierlijk lichaam meestal geringe hoeveelheden koper, hoewel men daarom toch niet kan zeggen, dat het een normaal bestanddeel van het lichaam van plant of dier is. De schrijver heelt venier proeven genomen om na te gaan, hoeveel koper een plant uit den bodem kan opnemen, wanneer Mededeelingeu uit de praktijk 154 men hieraan opzettelijk groote hoeveelheden koperzouten heelt toegevoegd. Er bleek, dat zeer zeker koper door de planten wordt opgenomen, maar al brengt men ook aanzienlijke hoeveelheden koperzouten in den bodem, toch wordt daarvan slechts uiterst weinig later in de plant teruggevonden. Zoo b. v. werd ',', K.G tarwe uitgezaaid op een oppervlakte van 2M. 1 , waarop tweemaal 2 K.G. kopersulfaat was uitgestrooid. IJij den oogst bleek het stroo te bevatten 0,033 % koperoxyde en de aren 0,019 % Het hoofdstuk, waarin over de behandeling van blikgroenten met koperzouten gesproken wordt (de zoogen. reverdissage) zal ik niet behandelen, daar het voor ons van geen belang is. Uitvoerig behandelt de schrijver daarna do bestrijding van planten ziekten met behulp van koperzouten —inhoofdzaak hetdesinfecteeren van graankorrels met kopervitriool ter bestrijding van de brand ziekten en de besproeiing van aardappelen en wijnstok met bouillie bordelaise. De hoeveelheid koper, die tengevolge van deze behandeling in de plant gevonden wordt en dus b. v. in de aardappelen of druiven of in wijn kan worden aangetoond, is echter zoo uiterst ge ring, dat er geen sprake kan zijn van eenig nadeel, dat de gezond heid van den mensen daardoor zou kunnen ondersaan. In een volgend hoofdstuk wordt aangetoond, dat ook het ge bruik van koperen potten en pannen voor het bereiden van spijzen hygiënisch zonder nadeel kan geschieden, wanneer de voorwerpen maar goed gereinigd zijn. Ten slotte wordt de vraag besproken of koperzouten vergiftig zijn: naar aanleiding daarvan wordt het resultaat van tal van proe ven meegedeeld, die op diereu genomen zijn. Het zal voldoende zijn hier de slotsom mee te deelen: Koper is vergiftig, veroorzaakt wel is waar bij den inenseh hoogst zelden de dood, maar kan toch meer ui' minder ernstige vergiftigings-verschijnselen teweegbrengen, wan neer het in niet te kleine en niet te groote (die dadelijk weer uit gebraakt worden) hoeveelheden wordt ingenomen. Daarbij is bet onverschillig welke koperverbinding in bet darmkanaal terecht kinnt. Een nawerking hebben de koperverbindingen echter niet. Evenmin schijnt er een chronische koper vergiftiging te bestaan. Daar pas 0,1 G. koperoxyd een schadelijke werking uitoefent, en de hoeveelheden, die men tot zich neemt in gekoperde groenten, met bouillie bordelaise behandelde aardappelen en druiven (in den vorm van wijn) enz. ver beneden deze grens liggen, bestaat er dusgeen Diverse mededeelingeil 155 aanleiding om van staatswege dit gebruik van koperzouten te verbieden, hoewel het zeker niet kwaad zou zijn met koper behandelde pro ducten van tijd tot tijd aan een chemische controle te onderwerpen. Passen wij het bovenstaande toe op de rietsuikerindustrie, dan is er zeker geen reden, ons ongerust te maken over de behandeling van rietstengels met bouillie bordelaise Dal het riet, evenals de meeste andere planten, steeds een ge ringe hoeveelheid koper bevat, is kort geleden reeds door Kramers ') aangetoond. Went \)F. WAARDE EN DE BETEEKENIS VAN [NDIË VOOR NEDERLAND EN zijn volkswelvaart. Aan de redevoeiÏDg van den lieer 11. Muller Szn, in de Eerste Kamer der Staten Generaal (28 December 18'.):!) ontleenen wij het volgende. . . De gedetailleerde statistieke cijfers, welke ik hier in de hand heb, maai' met welker details ik mij wel zal wachten de vergadering te vermoeien, wijzen aan. dal van onze zoogenaamde invoeren tol verbruik in de laatste 5 jaren, waarover die cijfers bekend zijn, in de jaren 1888/92, die van Nederlandsch-Indië juisl 50 pCt. bedroegen; alléén van die ééne zijde de helft. En men vergete daarbij niet, dal die van daar hier te lande ingevoerde goederen voor verre het tneerendeel producten van gindschen rijken bodem — voor verre het grootste deel weer op hunne beur! dienen om onzen handel en ons vervoerwezen mei ui naar andere meesl Europeesche natiën te alimenteeren en de/o de groote beteekenis geven, welke ze hebben. En hoe oneindig hooger zou dat cijfer van 50 |»('t. niet zijn, indien wij hel niet grootendeels door onze wettelijke bepalingen aan de Java-Suiker onmogelijk maakten om op onze markten te verschijnen, aan de Java-Suiker, wier productie wij in vroegerjaren door allerlei protectionistische middelen in het leven riepen en be vorderden en koesterden. Van hoe groote beteekenis dat artikel voor den uitvoer van Java is, moge blijken uit twee feiten, door onzen van den Rerg gememoreerd; in 1891 verscheepte Java alleen aan suiker 7,040,000 pikols, waarvan rond de helft naar Europa; maar naar Nederland kwamen van die ruim 7''. 2 millioen pikols slechts 93,000 pikols of 4,22 pCt. En in datzelfde jaar maakte alléén *l Proefstation Oost-Java, N.>. 19. If. 1893. Orer het ko|*rgehalte van grond en riet in velband met de serchzickte. Diverse ntettedeellngeil 156 de suiker van alle uitvoeren \\\n Java (e zamen gevoegd 83 pCt. uit van het gewicht, i(>:i' , millioen kilo suiker van den totaal uit voer van 537'/, millioen kilo. Wat zou het een:' beteekenis hebben, bovenal voor ons scheepvaartverkeer met Indië, indien dat anders ware.' Maar in onze dagen is de. lieetwortelsuiker aan het woord en blijft de Regeering aan deze agrarische belangen van ons land gunsten schenken terzelfder tijd, dat zij aan die in Indië opnieuw een ouden last oplegt, dien zij zeil' veroordeelde Van de suiker weten we, dat de productie thans meer dan liet drievoud beiraagt van toen de dagen der vrijmaking der cultuur aanvingen. En wie die vrijmaking der cultuur mocht betreuren, wijzende op 't. geen van Bezoekt aan het licht kwam, die zij voor zichtig en bedenke, dat wat verkeerd is tegenover de bevolking, thans aan het licht wordt gebracht en veroordeeld, terwijl datzelfde en veel meer vroeger geschiedde niet slechts on ler hot oog, maar met mede werking der Regeering. En het tot ons gekomen «Verweerschrift van de suikerfabriekanten in Hezoeki" is overigens niet, zonder beteekenis. Ik had in de beide britste jarep zoo vaak aanleiding het te hooien, maai' aan die particuliere productie, maar aan die land bouwonderncmingen in Indië zijn zoo vaak nadeelige uitkomsten verbonden. Telkens is dan mijne wedervraag, als antwoord op die verzuchtingen geweest, of misschien alleen op dat gebied voetangels en klemmen lagen? Wat wij alleen m.iar in de laatste maanden uit de Vercenigde Staten vernamen, was waarlijk niet opwekkend, om dan maar liefst de millioenen schatste vergeten, die daar in vroegere jaren van ons kostbaar Nederlandseh kapitaal reddeloos verloren gingen. En mij trol''t, toen ik onlangs in de nieuwe uitgaaf van het bekende Compendium of the Englisch and Foreign Fonds la-, dat alleen de leeningen der Staten -niet de Vcreenigde Stalen, maar de staten <\in' wereld —eerlang het tienvoud zullen bedragen van wat ze bij het begin onzer eeuw besomden en dat een hoogsl aanzienlijk bedrag daarvan »en rouffrance'' kwam. Wehebben in ons vooiloopig verslag vele verzuchtingen gevonden, mijnheer de voorzitter, over liet leenen door Nederland voor of aan Nederlandseh-Tndië tol daarstelling van werken om de produc tiviteit en 'Ie productie te verhoogen en lui vervoerder productie te verbeteren. Toon ik mij een veertig jaren geledon begon bezig te houden i een 'led van den tijd, dien ik van mijne handelszaken overhield aan de studie van Indië te wijden, toen reeds was het Diverse mecledeclin^en 157 vraagstuk'der bevloeiing aan de orde; maar tot daden kwam het niet. Ik voor mij acht 't beschamend voor Nederland, dat eersl in de laatste jaren op dat gebied gehandeld wordt, en t is niet d<> minste mij tier vele motieven van sympathie, dat het daarop zoo krachtig voortschrijdt. KEUEN-WAARNEMINGEN. DECEMBER 1803 Öiversc mededeel ingen 158 De Heer W. Thisei.ton — Di.ikr heeft geconstateerd, dal de door Went ontdekte schimmel van het roodsnot, Colletotrichum falcatum, ook op Barbados voorkomt en daar hevige schade veroorzaakt. De gi'oote uitbreiding der ziekte werd toegeschreven aan het gebruik van ziek plantmateriaal, aan de keuze waarvan op Barbados weinig zorg schijnt te worden besteed. De mogelijkheid bestaat, dat <le ziekte van Java is geïmporteerd. Suikerconsumptie, In den American Grocer komt de volgende opgave betreffende de suikerconsumptie in de voornaamste landen V; ni Europa, in vergelijking van Amerika, vooi : Bevolking. K.G. K.G. IS'. 12. 1 891 —U 2 1888 —89 Duitschland 50,045,000 10,70 8,31 Oostenrijk 42,815,000 7,29 5,90 Frankrijk 38,500,000 3,83 11,50 Rusland 97,190,000 i,69 i,61 Holland 1,565,000 11,93 8,14 België. 6,250,000 9,67 9,63 Denemarken 2,260,000 21,17 17,35 Zweden en Noorwegen . . . 6,800,000 10,76 9,58 Italië 30,710,000 3,26 4,04 'iuinenië 5,050,000 1,77 2,20 Spanje 17,500,000 5,02 4,01 Portugal en Madeira .... 4,750,000 5,64 5,48 Engeland 38,500,000 36,65 :}:i,'24 Bulgarije 3,550,000 2,34 1,81 Griekenland 6,225,000 3,01 4,80 Servië. 2,200,000 1,73 2,15 Turkije 18,510,000 1,22 2,70 Zwitserland 2,980,000 14,21 13,61 Geheel Europa 374,1ÖÖ,00Ö 10,28 9,03 Vereenigde staten 64,550,000 30,63 24,61 Totaal 438,650,000 i:U7 11,21 Het gebruik van suiker vermeerdert gestadig, liet bovenstaande toont een vermeerdering per hoofd, van de landen bovengenoemd, in driejaren van 1,80 K.G. of 17 pCt. boven de consumptie van 1888/89 aa n. liet meerdere in de Ver. Stalen bedraagt ongeveer het dubbele Per hoofd van dat in Engeland. Indische Merkuur. 45 Diverse mcdedeclingen 159 Den iden Augustus IB9izaltc 'irmsel een internationaal Congres worden gehouden voor toegepaste scheikunde, ten einde langs interna tionalen weg eenheid te brengen in de analytische methodes, door rle scheikundigen gebruikt en zoodoende meer overeenstemming te krijgen tusschen de resultaten, door verschillende scheikundigen ge vonden. Het congres zal 8 dagen 'luren. Opliet programma der af deeling voorsuikerscheikunde komen de volgende punten voor: Ie IJken Qti verdeelen van scheikundige instrumenten. '2e De bepaling van water in suiker. ."5e 8 » » invertsuiker en raHïno.e in suikers en stropen, ïo ï> » » het gehalte der masse-cuite aan kristallen. 5e » » » de suikerverliezen in alle stadiums dor fabricatie. 7c » » » de handelswaarde van melasse (densimeter en polarisatie). 7e Brandstof-analyses en bepaling van hel verwarmend vermogen van brandstoffen. 8e Wat is liet beste middel het water, dat de fabriek verlaat, te zuiveren, rekening houdende met de onkosten en de praktijk. 9e Schatting en vaststelling van de kleur der suikers. 10e Vaststellen eener gelijke methode van titrage voor bietsuiker, rii tsuiker en andere koloniale suikers. Suererie indigène ei coloniale. 93 Wegens de groote beteekenis van Cuba voor de suikerproductie en in aanmerking genomes de onvolledige en dikwijls onbetrouwbare be richten van dal eiland, werd door de »('entral vereiu I'i'ir lïiïlienzurker industrie in dn- Oesterreichisch Ungarischen Monarchie" besloten, in het begin van 1894, dus tijdens de campagne, een vakman naar Cuba te zenden, die op de hoogte is met de daar heerschende toe standen, en in uitvoerige brieven en telegrammen zijne waarnemin gen aan de genoemie vereeniging zal zeulen, die voor verdere publicatie zal zorg dragen. Deutsche Zuckerindustrie, 51 Drukfouten. Blz. 95 laatste kolom 11,3 moet zijn 11,2 107 Ode .. regel 9v. o. 24,0 moet zijn 25,0 „ Bv. o. 24,1 „ „ 25,1 Diverse imiledeelingen, 160 I!l/ 110. pegel 7 van onderen, inlasschen achter «daarmede ge plante tuinen": minder serehverschijnselen vertoonden dan die van Malang bibit en in de bibittuinen zelve. STATISTIEK, OOGST- EN MARKTBERICHTEN ENZ '>E SUIKERPRODUCTIE VAN JAVA GEDURENDE DE OOGST JA HEN is'.to 1891, 1892, 1893, ZAKSUIKEB BUITEN REKENING GELATEN RESIDENTIE BEZOEKIE 1890. 1891. 1892. 1893. d e Maas . . . Piks. 40500—Piks. 35180—Piks. '24800— Piks. 39681- Boedoean ...» 43100— » 29358— » 40615— » 10800 Wringin Anora . . » 64400— » 65800— » 45192— » 47100— Pandjie . . . » 78800— > 75355— » 60748 » 75539— Pradjekan ...» 55000— » 36392— » 51-200— » 53550 Tandjoengsarie . . » 5(3850— » 62015— » 57787— » 45304— °leau . . . . » 55000— » 40000— » 29440— > 57725— Assembagoes. . . » 45000— » 31000— » 28000— » 19047— Kii I, at » 24000— » 20500— » 24065— Rogodjampi » 30000— » 30110— Tangaran » 20000— Totaal Piks. 438050— » 409100— » 394348— » 454921- RESIDENTIE PROBOLINGGO. Ombu] : . . . Piks. 50280— » 38660— » 00790— » 72350— Soemberkareug . . » 52000— » 47980— » 48687— » 56073— Wonoasséh ...» 14000- » 14500— » 38208— » 42786— Soekodono ...» 33690— » 64094— » 50700— » 60400— Wonolangan . . » 42200— » 32080— » 37728— » 40982— Gending . . . . » 60600— » 59103— » 64892— » 59652— M; "on . ...» 37000— » 36145— » 45872— » 40531— B agce . . . . » 40100— » 42150— » 49495— » 55269— Djaboong ...» 40600— » 37388— » 38607— » 40256— Seboroh ...» 23870— » 25013— » 33926— » 32069— Padjarakan ...» 72500— » 03340— » 03405— » 73100— Kandangdjati . . » 47000— » 37250— » 45130— » 40250— Phaeton. ...» 75750— » 58415— » 54630— » 69725— Tempeh . » 8229— » 18210— Totaal Pies. 595590— » 556196— » 049365— » 701053— Diverse mededeolingen. 161 RESIDENTIE PASOEROEAN 18ÏM». 1891. 18«.«. 18M. Dankbaarh. of Gratie Piks. 11500—Piks. 14850 Piks. 1 1 491 - Piks. 12007 l'lcivt' ....'» 32000— » 2450 C*— » 32057— » 34349— Wonoredjo ...» 26500— » 22008 - » 20601— » 24069 Ngempit. ...» ~9.00 » 39594— » 34270— » 42000 Winongan ...» 47500— » 41406 » 34710- » 39814- kloeraliau ...» 24650 » 15000- - » 14000— » 17914- Pengkol ...» 18900— » 21O0U— » 28500— » 25112- Oajam ... » 35250— » 40870— .. 25471— » 30575— SoGkoredjo ...» 31200 - » 27570— » 22870— » 32800— Kawisredjo . . » 20500— » 25480— » L 9657— » 19955 Djapanan . . , » 27000— » 27600— » 27900— » 23973- Kali-Teloe . . , . nietbekd nietbekd. 12000- » 11922 Pandaan, ...» 53300— » 58215— » 58391— » 68703— Soekoredjo Pajangan » 27000— » 30430 - » 36008— » 33531— Ardjösaric tfcbat » 18000— » 24000 » 18934- o 21009— Alkmaar I . . . » 20200 >, 37425— » 47665— » 52625— Kedawong , nietbekd.» nietbekd.» 12000— » 13725— Soember Redjo . . » 22850— » 18120— » 19538— » 20135— Sempal Wadak 7054- » 18527- » 26000— Totaal Piks. 464540— » 485737— » 494620— i 550218- RESIDENTIE SOERABAIA. Blimbing. . , Piks. 19000—Piks. 25815—Piks. 25946—Piks. 36655— Ngagel . . . . » 6600— » 6000— » 3100— » 4987— Karah . . . . » N 71- » 9455— » 5250— » 8104- Waroe . , . . » 36500— » 37000— » 31230— » 11436— Ketegan . . . . » 53000— » 18889— » 52330— » 73030 Tawangsarie. . . » 44000— » 40147— » » 43949— Sroenie . . . . » 62750 e 52358— » 33609— » 62472 Boedoerao, ...» 40000— » 38953— » 34304— » 52790— Popoh . . . . » 49000— » 39725- » 40891— » 36556— Pandjoenan ...» 12500— » 11380— » 11103— » 11205— Tangoelangin. . . » 12300— » 46200— » 31033— » 27483— Tjandie . . . . » 35249— » 35002— o 24426— » 28731- Poi-rong . . . . » 61000— » 52353— » 32226— » 48809— Kremboong ...» 43000— » 55000— » 33095— » 52720— Toelangan ...» 41000— » 41380— » 20070— » 38000- Watoetoelis . . . » 55*00— » 44780— » 52141 » 67756 Krian . . . . » 07000— »' 53000— » 44844— » 62400 Balongbendo . . » 64824— » 17040— » 38889— » 60332— Perning . . . . » 44000— » 27484— » 33770— » 43000— transporteere . » 775840— » 712861— » 501830— » 770415— Statistiek, Oogst- en Marktberichten 162 1890. 1881. 1892. 1893. Transport Piks 775840- Piks 712861—Piks 594839- Piks. 770415— s 'Nt-uiiuiioi- . . . » 50500 » 02001— » 49789— » 69374— Brangkal. . . . » 72200— » 86842 - » 88505— » 88818— Dinoyo . . . . » 52600— » 46615— » 43679— » 55568— Bangsa] . . . . » 60100— » 51000— » 56992— » 63404— Ketanen ....», 42000— » 33541— » 28500— » 32041— Tangoenan ...» 69896— » 63200- » 54810— » 87037— Koning Willem II . » 69400 » 42320— » 52760— » 48400— Seloredjo. ...» 31440— » 29534— » 49241— » 38539— Soekodhono ...» 49187— » 58038— » 61752— o 63726— Peterongan ...» 32000— » 42000- » 32000— » 38505- Ngoro ....), 25000— 9 niet bekend» 16000— » 20307— Djombang ...» 50450— » 70860— o 64953— » 62413— Tjoekir ...» 51500— » 57220 - » 6; 658— » 57305— Gempolkerep . . » 69679— » 58825— » 57500— » 87315— ,; ""iln . . . . » 3094'.'— » 37772— » 40043— » 40241— Plosso » 25000— » 151*5— » 22359— » 16266- Kaliwoengoe. . . » 45590— » 51331— » 53100— » 43780— Soemobito. . . » 49000— o 43263— » 50290— » 53197 Soemengko ...» 19600— » 14000— » 20042— » 24367 Ketingtang ...» 10500— » 18000- » 12720— » , 19989— p ohdjedjer . . » , . . 15601— » 29043— » 41000 Sedatie ....».,,. L6OOO - » 28775- » 33994 Ngelom . . . . » ■ , , • , , , 9 28927— » 53000- Totaal Piks. 1692822 » 1625729— » 1598291— » 1909601— RESIDENTIE KEDIRI. K Ijonmanis . . Piks 28000— » 18000— » 19372— » 30573— D Jatie . . . . » 46750— » 41340- » 26278— » 61350— p °erwoasrie. . . » 47040— » 62200— » 73703— » 75483— Mi ngiran. ...» 48700— » 14785— » 33000— » 54140 Mritjan ...» 49000— » 42281— » 41126 - ■ 61000— Pesantren ...» 385'JO— » 31154— » 45817— » 01506 Menang . . . . » isooo— » 23530— « 23543— » 24740— Kwarassan ...» 2:5000— » 14095— » 17063— o 26915— Modjopanggoong, . » 46100— » 52466— » 54162— » 37121— Ngandjoek . . . » 44600— » 28492— » 34491— » 41000— Kentjong, , . . » 7370— » 7713- » £0312- » IX7OO— Bogoh kidoel . . » 11200 » 10750— » 27983— » 37007— Bar OQ ~..-.» 4000 » 5882— » 7500— » 9659 Soetjen , . . . » 5200— » 3100— » 4827— » 7606 Soemberdadie ..»...» ...» 2455— » 11843— Totaal Piks. 412460— » 361848— » 432132— » 550730- Statistiek, Oogst- en Marktberichten 163 RESIDENTIE MADIOEN 1890. IS9I 1892. 1893. Kanigorö. . . . Piks. 26000—Piks. 36463—Piks 39827—Piks. 34430— Redjosarie ...» 17800— » 43083— » 44694 - » 51103- Poerwodadie. . . » 53023— » 75i45 » 82717- » 81035 Pagottan ...» 25600— » ;föo6l— » 48632 » 41948 Geneng . . . . » 16000— » 16000- » 12700— » 20007- Totaal Piks 138423— » 207052— » 228570- » 235613- RESIDENTIE REMBANG. Wringin Agoong . Piks. 25800— » 24180- » L 7736 » 25480- Pamottan . . . » 14000- » 27000— » 4432- » 18900- Kében . . . . » ■ ■ • » • • • » • • • » / ' r,(>(> - Totaal Piks. 39800- » 51180— » 22168- » 4880- RESIDENTIE JAPARA. Petjangaan. . . . Piks. 58500— » 7.5000— » 58486 » 68545 Rendeng. ...» 11350 » 22225- » ...» , . . Langsee. ...» 43450— » 37520— ■ 42386- » 55827 Tandjong-modjo. . » 19350— » 32385 » 33898- » 39830- Pakkies * . . . » 51050— » 43220— » 45109- » ±72408 Besito » 33000- » 26530— » 42978- » 43298- Klaling » 40500— » 28660— » 27411- » 43493 Tuangkil . . . . » 00030— » 49100- » 32861- » 63372- Bendokerep ...» 22500— » 21000 - » 30926- » 54364- Mayong. ...» 44870— » 38500- » 53509- » 52332 Bandjaran ...» 17000— » 11000— » 18880— » 325(10- Totaal Piks. 405800- » 383140— » 380444 - » 525969— RESIDENTIE SAMARANG. Kalïwoengoe. . . Piks. 51275-Piks. 48883- » 40000— » 69000— Poegoe . .. . . » 40350— » 43625- » 41962- » 66244— Geinoe . . . . » 52100- » 48680— » 46395— » 55329— Tjipiring. ...» 54950- » 05790— » 5208;}- » 00782 - Totaal Piks. 198765— » 200078— » 180440— » 251355— RESIDENTIE SOERAKARTA. Triagan .... Piks. 8500— » 22000— » 10341— » 17000— Bangak . . . . » 20000— » » 32562— » :!ï,xoO— Karang anjar. . . » 24000— » 33439— » 38484— » 36300— Malang Djiwan . . » 24000— » 24003— » 23211— » 33436- Kartasoera. ...» 22000— » 30450— » :iooll— » 31954— Transport » 98520- » 150342- » 143609- » l.VtOitO- Statistiek, Oogst- on Marktberichten 164 1890. 1891 1892 1893. Transport l'iks. 98520— Piks 150342- Piss. 143009— Piks. 154099— Wonosnrte . . . » 20300— » 26900— » 26120— » 21320- Randoe Goenting . » 42750- » 40000— » 51269— » 43991 — Dlanggne . . . » 40800 » 44000- » 41176- » 44500— Tjokro » 30000— » 36100— » 42048- » 34200 Gondang Winangoen. » 42111- » 41250— » 29251— » 51300- Tjepper . . . . » 32000— » 33000— » 41500- » 49100- Karang-Anora . . » |. tf . n , kU _ 39000— » , 35000- Pongoh . . . . » ) 13500— » 80000— » 16000- p «*ambanan ...» 22800— » 25000— » \ 30000- Modjo Sragen . . . » 16900— » ...» » . Gedaran. ...» 16800— » 26200— » 26200 - » 28500— Totaal Piks. 398961- » 475292— » 481173- » 508001- RESIDENTIE DJOCJAKARTA. Poendoeng . . . Piks. 34500-Piks. 43000- » 41170- j 43400- Gondang Lipoeroe . » '20000— » '25000- » 33105- » 37563- Gesiekan. ...» 17825- » 34800- » 27000- » 45000- Bantool . . . r, 58000- » 64280- » 08118- » 75000- Tegalweroe ...» 30000- » 34250- » 41800- » 35500- Tjibongan ...» 35000- » 40500- » 37117— » 31433- Tandjong-Tirto . . » 32000- » 41900— » 45814- » 48050- Padokan en Barongan » 72250- » 97000- » 110000- » 129000— Sewoegalor ...» 41300— » 07050— » 72000- » 59000— Kedaton Pleret . . » 11200- » ...» ...» 41000- Beran . . . . » 37800- * 47000- » 45000- » 40000- Sedayoe. ...» 7000- » 9000— » 5500— » 13000— Klatjie . . . . » 16900- » '28245- » 21000- » 24000— Rewoeloe ...» 43000— » 53000— » 52000- » 53000— Totaal » 403435— » 585025- » 509030- » 074940- RESIDENTIE HAGELEN. Remboen Piks. 12300- » 28180- » 232 11 — Keboemen » 6570- » '23145- » 16503 — Totaal Piks. . . » 18870- » 51325- » 39714- RESIDENTIE BANJOEMAS. Kaließagor* . . » 41000- » 50000— » 50794- » +42500- Kali manah * . . » ...» ...» 29405— » i /LIA/ .- i, . ±42067— tsodjong ...» ...» ...» ...» | lüampok ...» 20300— » 27200- » 37000- » 20783- Poerwokerto. . . » ...» ...» ...» +31000— Totaal Piks. 61900— » 77200- „ 123199- » ±136350— De met * gemerkte fabrieken hebben nog niet geheel afgewerkt. Statistiek, Öogat- en Marktberichten 165 RESIDENTIE PEKALONGAN. 1890. 1801. 1892. 1893. Piks. Piks Piks. Piks. Wonopringo. . . » 54515- » 6Ï700- • 73104— » 73920— Tirto » 38531— » 42555- » 36362- » 47054— Sragi ..-..» 17758— » 24683— » 30000- o 25714 Simbang. ...» 20172— » 13800- » 4282— » — Kalimati. ...» 60425- » 64046— » 50352— » 44460- Klidang . . . . » 30954— » 32590- » 38350- » 18990- Totaal Piks. 222355- » 242344- » 232450- * 240138- RESIDENTIE TEGAE. Tjomal . . . .Piks. 70953- » 84255- » 75107- » 75129- liandjanlawa. . . » 5571 M)— » 50276- » 46363- » 65156 Balapoelang . . . » 32646- » 105 I- » 37561- » 35683 Adiwerna ...» 63402- » 49716— » 60249- » 62266 Djatibarang ...» 42064— » 36586— » 19051— » 60477— Pagongan ...» :55573 - » 30402- » 37198- » 41918 Pangka . . . . » 40470- » 41996- » 50766- » 58019 Kemanglen ...» 59987— » 60359 - » 58169— » 70121 — Doekoewringin . . » 64787— » 57985- » 61270- » 58610 — Kemantren ...» 00320— » 54335- » 56455— « 61221 — Ketanggoengan West. » 25844— » 21178- » 28802— » 40407 Totaal Piks. 500755- » 522000- » 561291- » 629007- HESIDENTIE CHERIBON. Karang Soewong , Piks. 43749- » 38000- » 45800 » 64627 Sinlanglaut ...» 27667— » 28500- » 44500 » 58012— Kalitandjong . . » — » 5800 » 12000— » 15744— Gempol , , / ,» 22200— » 20000- » 30400- » 29436- Glagamidang, y^£ ' » 16983- » 17900- » 20300— » 14211- Parongdjaya, | AnMnt .j» 2250 - » 20000- » 23700 » 34110 Ardjowinangon,' I» 22324- » 220»)- » 22000- » 30172 Djatiwangié ...» 34491 » 46623— » 44200— » 48017 — Socrawinangon . . » 32275- » 34318— » 35900- » 41668- Kadhipatten. . . » 41000- » 41000- » 44000- » 50909- Djattipiring . . . » 10027- » 14500— » 13000- » 21010— Loewonggadja . . » 13120— » 17500- » 16000- » 21936- Fabrieken Gonsalves » 63400— » 62465 - » 58300- » 98573 Panggang ...» 6900- » 6000- » 5400- » 6000— Totaal Piks. 357256 » 380606- » 415500- » 534425- Statistiek, Oogst- on Marktberichten 166 RECAPITULATIE. 185)0. IS9I 1892. 1893. Bezoekie . . . Piks, 438650— 409100— 304348- 454021- Pi-oboliaggo . . » 595500- 556191— 640365— 701653— Pasoeroean. . . » Ï64510— 485731- 194620— 550218- Soerabaia ...» 1692822- 1625729— 1598291— 1909601-t- Kedirie, ...» 412460- 301848- 432132— 556730— Madioen ...» L 3842- 207052- 228570- 235013- Bembang ...» 39800- 51180— 22108- 48880- Japara . . . . » SOsBoo— 383140— 386444- ±525060— Samarang ...» 198765- 206978— 18044Ö— 251355— Soerakarta ...» 398961— 475202— 481173- 508001 — Djocjakarta . . » 163435- 585625— 500630— 674046— ...» . . 18870- 51325— 39714— Banjoemas ...» 01900- 77200- 123100- ±130350- Pekalongan. . . » 222.355— 242344— 232150— 210138— Tegal . . . . » 560755- 522606— 501291- 020007- Cheribon ...» 35725(5— 38000(5— 415500— 534425— Totaal » 6451462- 0595582— 0859952— 7941530— SUIKERVEUKOOPEN OOGST 1891. n /. 2 1». 15000 pik. Tawangsarie f 8, 3 ; 4 X 2°. 10000 „ Kloerahan „ 8, 3 / 4 „ l u - 15000 „ Kaliewoengoe „ 9,— „ Jo. 20000 „ Gempolkrep „ 9 — ~ 1"- 7500 „ Soemberredjo „ 9, — „ 1»- 10000 „ Porrong „ o,— .. 1°- 10000 „ Ketanon „ 9,— „ 1"- 10000 „ Tjandi „ 9 — ~ !»• 5(X)0 „ Gratie „ 9,— ~ 1°- 5000 „ Pandjoenan „ 9, — „ 1°- 10000 „ Tangoelangin ~ 9,— „ !»■ 10000 „ Paijangan „ o,— •ƒ, Oogst Ketegan ~,,..,.., (alle suiker tot ulto. Juli 19,— * 60000 "',-est JB,»/, Oo<j;st Soekodono. ...,. uu , (alle suiker tot ulto. Julij9,— ± öuuuu „ j rcst | 8)B/g 15 KLEUR. Statistiek, Oogst- en Marktberichten, 167 •/, 1°- 20000 pik. Tangoenan f 9,- „ 10. 'iOOOO „ Poerwoasrie „ 9,— „ K 10000 „ Bogokidoel „ 9,- '", 1°- 10000 „ Goneng „ 9,- „ 1°- 12500 ~ Ngempit „ 9,- „ lo- 12501) „ Winongan ~ 9,— '", 2»- 10000 „ Pagottan „ 9,- 10. 10000 „ Sedatie „ 9 — 8°- 5000 „ Seloredjo „ 9,- 2°- 10000 „ Mingiran „ 9,- 3»- 10000 „ Seroenie „ 9,- 3»- 5000 „ Kanigoro „ 9,-' 2»- 10000 „ Soemobito „ 9,- 1122500 ~ (vorige opgave) ,2 / 2 1°- 20000 „ Balongbendo „ 9,- ïolaal "Ï535OÖ(r 15 KLEUR. Statistiek, Oogst- en Marktberichten 168 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. KEDEDEELIKGES VAN HET PROEFSTATION VOOR SUIKERBIET IN „WEST-JAVA" TE KAÜOK-TEGAL. BESTAAT ER KANS OP DEGENERATIE VAN HEÏ SUI KERRIET DOOR HET UITSLUITEND GEBRUIK VAN DE TOPPEN ALS PLANTMATEHIAAL' door Dr. F. A. F. C. WENT Bovenstaande vraag is herhaaldelijk, zoowel hier op Java als in andere rietsuikerproduceerende landen gesteld, zonder dat daarop een bepaald antwoord gegeven is. De een meende de vraag beves tigend te moeten beantwoorden, de ander niet, maar men bleef zich meestal bepalen tot beschouwingen, die het eigenlijke wezen van de /aak niet aanroerden. Alleen aan het Proefstation Oost-Java zijn eenige proeven geno men, die ten doel hadden na te gaan of de opbrengst aan rieten sui ker verschillend is bij het gebruik van verschillende soorten van stek ken '). Deze proeven vallen dus eigenlijk niet geheel samen met ons onderwerp; bovendien hebben zij in verschillende jaren verschillende resultaten opgeleverd. Dit laatste was trouwens wel te voorzien; im mers, zooals Benecke reeds heeft opgemerkt ( 2 ), kunnen ons derge lijke op kleine schaal genomen proeven niets loeren omtrent de op brengst in het groot, wanneer de proef zoodanig wordt uitgevoerd, dat eenvoudig het riet geoogst wordt, wanneer het rijp is, de win bare suiker wordt bepaald en daarna door vermenigvuldiging de op brengst per bouw wordt berekend. Ken proef, die met weinig riet planten genomen wordt, kan uitsluitend eenig resultaat geven, wan neer elke plant afzonderlijk gedurende de geheele ontwikkeling wordt nagegaan en wanneer dan blijkt, dat alle planten op de eéne wijze gekweekt, zich anders gedragen, meer riet opbrengen, een hooger suikergehalte geven, als die op een andere wijze behandeld. AVil men dit niet doen, ol' voert deze proef tot geen uitkomsten wegens te groote individueele verschillen tnsschen de afzonderlijke riet planten, dan moet de proef zeer in het groot genomen worden, waarbij weer de moeilijkheid zich voordoet, dat het bijna onmogelijk is in dat geval de uitwendige omstandigheden eenigszius gelijk te ') Hededeeliogoa vnn het Proefstation Oost-Java. No. 2« (IHOO) p. 11, No. :S7 [18'JI] p. 10, Nm. 17 ( 1,5!)3 p. 24, 45 en 60 en Nieuwe Serie No. fl [1894]. ') F. Hcneeke. De bestrijding der ondor den naam „Sorcli' 1 saumgevatte ziekteverschijnselen van het suikerriet. Mededcelingcn van het Proefstation Middon-Java 1891 p. 7. maken, terwijl ook de controle op de personen, die met de uitvoe ring van het werk belast zijn, zeer moeilijk worJt De vraag, die hierboven gesteld werd, kan weer in twee deelen gesplitst worden, namelijk Ie zijn de knoppen, die dicht bij den top van het riet liggen, minder krachtig dan de overige, bestaat er dus kans, dat zij planten zullen opleveren, die ten minste in bun eerste jeugd minder krachtig zullen zijn.' '2e Is er kans, dat de knoppen, die dicht bij den top van het riet gelegen zijn, bepaalde erfelijke eigenschap pen bezitten of eventueel missen, die in de andere knoppen ontbreken of eventueel voorbanden zijn en wel vooral is er kans, dat deze knop pen meer eigenschappen bezitten, die aan de stamvaderlijke vorm van het suikerriet eigen waren? Wij zullen zoo straks zien, dat er verband bestuit tusschen die twee vragen, maar eerst zal ik no. I afzonderlijk behandelen. I. Zijn de knoppen, die dicht bij den top van Jiet riet liggen, minder krachtig dan de overige? Men zal licht geneigd zijn. deze vraag ontkennend te beantwoor den, wanneer men de resultaten ziet, die zoowel hier op Java als in andere rietsuikerproduceerende landen verkregen zijn met bet gebruiken van de toppen van het riet als plantmaterlaal. Maar daar het doel van deze verhandeling is om degenen, die dat niet inzien, van het onj.iiste hunner meening te overtuigen, kan ik mij natuurlijk niet op deze wijze van de zaak afmaken. Men kan op verschillende wijzen bepalen of men meteen meer of minder krachtige knap te doen heeft. Vooreerst kan men nagian hoeveel reservevoedsel in of in de nabijheid van de knop is opge hoopt; is dit in groote hoeveelheid aanwezig, dan kan spoedig een krachtige plant uit de knop te voorschijn komen Daar ik in een latere verhandeling over de omzettingen, die van het begin van de ontwikkeling van het riet af tot de vorming van suiker voeren, uit voerig op dit onderwerp terugkom, wil ik nu alleen meedeelen, dat de grootste hoeveelheid reservevoedsel, eiwitstoffen en koolhy draten, te vinden is in de knoppen aan den top van het riet. R7veneens vinden wij in de nabijheid van die knoppen meer eiwitstoffen in de bibit en de koolhydraten in den gemakkelijk vervoerbaren vorm van glucose; terwijl lagere bibits zeer weinig eiwitstoffen bevatten en de koolhydraten in hoofdzaak in den vorm van saccharose, die bij de kieming eerst moet worden omgezet in glucose, ten einde door de knop te kunnen worden opgenomen. Ten tweede kan men nagaan of op de eene plaats van den stengel Dr. F. A. F. C. Wont. Bestaat er kans op degeneratio van liet Suikerriet door het uitsluitend gebruik vml j e toppen als plantmaterlaal? 170 procentisch meer knoppen kiembaar zijn dan op de andere en of zij daar ook spoediger kiemen. Dat hierin verschil bestaat, weet elke rietplanter. Wanneer men de stekken niet uit elkaar houdt, maar witte toppen, l e en '2'' bibit, alles dooreen plant,verkrijgt men, ten minste in het begin, een zeer ongelijken rietaanplant. Ik heb echter ner gens gegevens kunnen vinden, die dit in cijfers uitdrukken en daarom zelf een paar proeven genomen, waarbij te gelijkcr tijd op een paar andere punten kon gelet worden. *) De boveneinden van rijpe stengels van Cheribonriet werden af gesneden en in glazen cilinders geplaatst, die van boven gesloten waren en die van binnen vochtig werden gehouden. Na Bdagen waren bijna uitsluitend die knoppen uitgeloopen, die zich aan de nog witte gele dingen bevonden, van de andere was slechts een gedeelte een weinig opgezwollen. Ten einde nu echter cijfers te krijgen, werd de proef herhaald met Muntokriet. 50 stengeltoppen van Muntokriet werden gesneden en de groeitop verwijderd, zóodat zij bestonden uit witte toppen en eerste stekken; de bladscheeden werden niet verwijderd. Zij werden in een hoog glazen cilinderglas geplaatst; op den bodem hiervan bevond zich water, terwijl de cilinder van boven gesloten was. Eiken dag werd (om straks te noemen redenen) versche lucht in het glas geblazen. Do vochtigheid was boven in het glas niet groot geu'oeg, zoodat hier de knoppen niet ontkiemden, daarom werden, toen na II dagen het aantal gekiemde oogen geteld werd, de 25 bovenste bibits verwijderd. Aan de overgebleven bibits zaten "IG9 knoppen; uit de onderstaande tabel blijkt hoeveel daarvan gekiemd waren. *) Alleen Kramers gcel'i eenige uijtVrs over het aantal gokit?m<!o oogen aan witte toppen en eerste stekken. Proeven omtrent <lcn invloed van de behandeling met kopersulfaat op stekken. Proefstation Oost-Java No. 23. 1890 p. 32, 33, 3-4. nier wordt echter wel opgegeven het geheel aantal knoppen aan de le stekken, maar niet dat aan de witte toppen. Dr. F. A. F. C. Went. BesUat er kans op degeneratie van het Suikerriet door liet uitsluitend gebruik van de toppen als plantmateriaalr' 171 De cijfers toonen duidelijk, hoeveel krachtiger de knoppen aan de witte toppen zijn, dan die aan het daaropvolgende gedeelte van het riet, hoeveel te meer dan, wanneer men ze vergelijkt met nog meer naar onderen gelegen knoppen. De mogelijkheid bleef bestaan, dat de bladscheeden eenigen in vloed hadden uitgeoefend op de ontkieming, door de vochtige ruimte, die zich bevond tiusehen de bladscheeden en den stengel. Daarom weiden 50 geheel gelijke toppen van stengels van Muntokriet geheel op dezelfde wijze behandeld als de hierboven genoemde, met uitzonde ring alleen hiervan, dat de bladscheeden vooraf verwijderd waren. Ook nu weer werd het aint.il gekiemde knoppen na 14 dagen on derzocht, nalat eveneens weer de 25 bovenste stengcltoppen ver wij den! waren. Het aantal knoppen van de overgebleven'2s bibits bedroeg 157; uit onderstaande tabel blijkt, hoeveel daarvan gekiemd waren. Wij zien dus hier geheel hetzelfde resultaat als bij de boven genoemde proef. De wortelbéginsels, die in een of meer kransen boven eiken knoop te vinden zijn, waren hier uitgeloopen en wel het sterkst aan de bovenste geledingen, zoodat de wortels in lengte af namen, naarmate zich de geledingen verder van den top bevonden. Bij de bibits, die in de meer droge lucht boven in het glas lagen, waren uitsluitend de wortelbéginsels aan de witte toppen uitgeloopen. Bij de proef, waar de bladscheeden niet verwijderd waren, was dit niet Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er knus op degeneratie van liet Suikerriet door het uitsluitend pebruik van de toppen als plantmateriaal ? 172 zoo duidelijk te zien; hier waren nam. do wortels aan de witte top pen in hun ontwikkeling belemmerd door de omringende bladschee den, zoodat de langste krans van wortels te vinden was aan de geleding, die onder aan de laagste bladscheede grensde. Ook dit uit loopen der wortelbeginsels — wat voor de jonge plant echter van zeer weinig nut is, daar deze toch niets uit den grond opneemt, zoolang zij niet haar eigen wortels bezit — bewijst dus, dat de top van een rietplant het krachtigste leven vertoont. Er deed zich nog de vraag voor, of niet de knoppen aan de eerste stekken eerder uitgeloopen zouden zijn, wanneer deze stekken niet met de witte toppen verbonden waren geweest. Om dit uit te maken, werden 50 bibits ieder in tweeen gesneden, bet eene gedeelte —de witte top —in één cilinderglas gebracht, het andere —de eerste stek —in een tweede glas. Op den bodem van deze glazen bevond zich water, terwijl zij van boven gesloten waren, ook hier werd dagelijks verschc lucht ingebracht. Ook nu waren de oogen van de bibits, die boven in het glas lagen, weinig uitgeloopen; maar daar de proef vergelijkend was, moesten nu alle bibits meegeteld worden, ten gevolge daarvan zal men hier een geringer percen tage van uitgeloopen knoppen waarnemen als bij de voorafgaande proeven. Ook nu werd na 14 dagen het aantal gekiemde knoppen geteld; de onderstaande tabel geelt het resultaat. far. P. A. F. C. Wenl. Bestaat er kans op degeneratie van het Suikerriet door het uitsluitend gobruik van de toppen al» plantmateriaal f 173 Niettegenstaande er dus omstandigheden waren, die liet resultaat van deze proef minder gunstig moesten doen uitvallen, ziet men ook hier een groot verschil in het voordeel van de witte toppen. Met lagere gedeelten van den stengel van volwassen riet werd de proef niet genomen, omdat wel iedereen voldoende hekend is mei de omstandigheid, dat daar een groot gedeelte van de knoppen niet meer kiemt. Daarentegen werd getracht nog opeen andere wijze na te gaan, welke oogen het krachtigst zijn. Bij eenzelfde plant zullen die or ganen, welke het krachtigst leven, ook het sterkst ademhalen. Wij zullen dus ook kunnen nagaan, hij welke knoppen de ademhaling het krachtigst is, welke dus de meeste zuurstof uit de lucht opnemen en de meeste koolzuur en water daaraan teruggeven. Indirect kan men dit ook onderzoeken, door de tomperatiiurver hooging te bepalen, die een gevolg is van die ademhaling. Nu hleek echter in de bovengenoemde glazen cilinders de temperatuursver hooging hoogstens 0,5" C. te bedragen; wel werd een verschil aan getroffen tusschen het glas, waarin de 50 witte toppen lagen en dat waarin de cjrstj stekken zich bevonden, van ongeveer 0,'15 ('. in het, voordeel van de eerste, maar ik vond dit toch te weinig over tuigend om hierop conclusié'n te bouwen. Zeer overtuigend was echter het verschil wat betreft de hoeveel heid uitgeademd koolzuur. Zooals ik hoven reeds zeide, waren de fibits geplaatst in hooge cilinderglazen met een weinig water op den bodem en van hoven met een deksel gesloten. Het bij de ademhaling gevormde koolzuur moest, daar het zwaarder dan de lucht was, op den bodem van de cilinders blij ven liggen, zoodat de hoeveelheid, die ineen zekeren tijd ontstaan was, bepaal! kon worden door de hoogte van die koolzuurlaag, van af den bodem te meten. Eiken morgen werd deze meting verricht en vervolgens de lucht in het glas ververscht, ten einde de hihits niet in te abnormale omstandigheden te brengen. Telkens werd dus de in' 24 uur gevormde hoeveelheid koolzuur bepaald; de bepaling geschiedde eenvoudig door een brandend kaarsje, aan een koperdraad bevestigd, in het glas te doen dalen en na te gaan op welke hoogte de vlam door het koolzuur werd uitgedoofd. Hierbij vertoonde zich nu constant een zeer groot verschil. Bij de hierbovengenoemde 50 eerste stekken was de hoeveelheid gevormd koolzuur zoo gering, dal de vlam eerst dicht bij den bodera werd uitgedoofd, terwijl hij de witte toppen de vlam reeds op 40—50 cM. i) iven den bodem niet meer kon blijven doorbranden. Alleen de Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er kans op degeneratie van het suikerriet door het uitsluitend 'ebiuik ia:i de toppen als plaatmateriaal ? 174 laatste '.) a 4 dagen, dat de proef duurde, werd het verschil minder groot. Hiervoor was echter een zeer verklaarbare oorzaak; gedurende die laatste dagen waren namelijk aan de uitgeloopen knoppen dei witte toppen eenige groene bladeren ontstaan en deze waren blijkbaar dadelijk met hun functie begonnen, namelijk de opname in het licht van koolzuur en water en de afgitte van zuurstof. Dit proces deed natuurlijk het velschil tusschen de hoeveelheid koolzuur in de twee cilinderglazen kleiner worden. De hier genoemde ruwe proef gaf een zoo duidelijk resultaat, dat nadere bepalingen van de hoeveelheid gevormd koolzuur achterwege konden blijven, toch werd nog een dergelijke proef genomen. 5 bibits werden ieder in twee helften gesneden, zoodat do bo venste helft bestond uit de witte top, de andere uit de eerste stek; de bladscheeden werden verwijderd. De 5 witte toppen bevatten evenals de 5 eerste stekken te samen 17 knoppen; het gewicht van de eerste bedroeg 126 Gr., dat van de tweede 182 Gr. Daarop werden twee gelijke flesschen genomen, in ieder gebracht 100 e. M. 3 water, in de eene de 5 witte toppen, in de andere de 5 eerste stekken. In elke flesch waren 2 openingen, die goed gesloten werden; elk daarvan liet een buis dooi', waarvan de eene diende tot aanvoer van lucht, de andere tot afvoer van do gevormde gassen. Deaange voerde luchl was door wassching door zwavelzuur en door natronkalk en chloorcalcium bevrijd van water en koolzuur. De afgevoerde mi werden eerst geleid door een U-vormig buisje met chloorcal cium om ze van water te berooven, daarna dooreen Liebigschkali apparaatje (verbonden met een buisje met chloorcalcium ennatron kalk) om het gevormde koolzuur op te nemen. De doorvoering van lucht geschiedde door middel van een aspirator, terwijl doormiddel van klemkranen gezorgd werd, dat door elk van de twee flesschen evenveel lucht stroomde. De proef duurde s'/ s uur; de kali-apparaatjes met daaraan be vestigde natronkalk-chloorcalciumbuisjes werden voor en na de proef gewogen; hel verschil in gewicht gaf de hoeveelheid gevormd kool zuur aan. Het gewicht van de buisjes bedroeg: van ilnt verbonden tuin de flesch met wit. top. vóór de prf. 57,728 Gr. n:i de prf. 58,022 fir » i j j j t « » > eerste stek. » » » (JD.ÜÜ'i » » » » G 3,471 » zoodat gevormd was door de witte toppen 294 mGr. door de eerste shkken 1(39 ni(! . koolzuur, oi' per uur en per knop aan de witte toppen 3, I mGr., aan de eerste stekken 1,8 mGr. koolzuur. Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er kans op degeneratie van het Suikerriet door het uitsluitend gebruik van de toppen als plaatmateriaal? 175 ('it al het bovenstaande blijkt dus duidelijk, dat de krachtigste knoppen van volwassen suikerriet te vinden zijn dicht bij den top. vooral aan de witte toppen. In verband met het bovenstaande onderzocht ik nu ook nog de knoppen van riet, dat uitsluitend gekweekt is met het doel om het tot bibit te versnijden, dat men dus in bibittu'men ± 0 maanden oud heeft laten worden Vooreerst werd hierbij de ademhalingsproef herhaald en wel om 2 zaken uit te maken: lo of de knoppen aan den top van het riet sterker ademhalen, ook al zijn zij niet volwassen en 2" of de hoe veelheid gevormd koolzuur in de vorige proeven niet voor een groot deel afkomstig was van de cellen der stekken en niet van de knop pen. Daarom werden nu de knoppen van debibitsafgesneden en op vochtig zand gelegd in de flasschen met twee openingen, reeds in de vorige proef' genoemd Twee stengels werden gebezigd, van de ecne 12, van de andere de 8 bovenste knoppen; iedere hoeveelheid werd weer in tweeën gedeeld, zoodat de ééne flesch a bevatte 10 knoppen, die aan witte geledingen bevestigd waren geweest, de flesch b 10 knoppen afkomstig van geledingen, die reeds gekleurd waren. Hierbij moet opgemerkt worden, dat het mecrendocl van de knop pen in flesch a nog niet geheel gevormd waren. In verband daar mee werd dan ook gevonden, dat de 10 knoppen in flesch a minder koolzuur hadden gevormd dan in flesch b, nam. in 6 uur 43 mGr. tegenover 116 mGr. in flesch b (het gewicht van de 10 knoppen be droeg in beide gevallen 4,893 mGr.) Uit de hoeveelheid, per knop en per uur gevormd bij volledig ontwikkelde knoppen, in flesch b 1,0.5 mGr blijkt, dat de ademhaling van de bibit in de vorige proef blijkbaar van geen of geen merkbaar resultaat geweest is. Er blijkt dus, dat knoppen, die nog niet geheel gevormd zijn, minder krachtig zijn, dan volledig ontwikkelde oogen. Overigens geldt ook bij deze bibit, dat de bovenste knoppen het krachtigste zijn. Dit bleek o. a. uit de volgende proef: Uit een bibit tuin ± 0 maanden oud, werden 13 stengels bij den grond afgesneden en elke stengel in 5 stukken gedeeld, waarvan het bovenste uitsluitend bestond uit de witte top, de 4 overige, van den top af genummerd I, 11, 111, IV, een vrij wel gelijke lengte hadden. Deze werden weer ieder in een cilinderglas, waarvan de bodem een laagje water bevatte, gelegd en na 1 \ dagen het aantal ontkiemde knoppen bepaald, liet resultaat blijkt uit onder staande tabel. Dr. F. A. F. C. Went. Beslaat er kans op degeneratie van het Suikerriet door liet uitsluitend gebruik Tan de toppen als plantmateriaal? 176 Aan de witte toppen waren enkele nog onvolwassen knoppen weggerot, vandaar hel groote percentage ongekiemde knoppen. Overi gens blijkt ook hier, dal aan den top de krachtigste knoppen te vin den zijn. Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er kans óp degeneratie van het Suikerriet door het uitsluitend gobruik van de toppen als plantmaterinal? 177 11. Zouden alle knoppen van een rietstengel dezelfde erfelijke eigen schappen bezitten of is er eenige kans, dat dit niet hei gival is en zoo ja, welke knoppen zullen dan de grootste afwijkingen vertoonenf Ik zal beginnen, hier in het kort mee te doelen, wat bij andore planten omtrent deze vraag bekend is: wanneer wij dan daarna zien, dat de enkele feiten, bij het suikerriet waargenomen, overeenkomen met hetgeen wij van die andere planten weten dan mogen wij, naar analogie redeneerende, eenige conclusies trekken ten opzichte van de hier genoemde vraag, wat het suikerriet betreft. Het is bekend, dat men de gewoonte heeft van een zaadvariatie to spreken, wanneer bij uitzaaiing een jonge plant ontstaat, die in een of meer opzichten afwijkt van de moederplant, waarvan het zaad gewonnen is. Wanneer daarentegen één bepaalde tak van een plant dergelijke afwijkingen vertoont, noemt men dit een knop variatie; zulk een knopvariatie kan door stekken worden vermenigvuldigd en somtijds ook door zaad. Nu komen die twee soorten van variatiën lang niet even dikwijls voor. Terwijl een zaad variatie tamelijk veelvuldig gezien wor.lt (ofschoon toch altijd nog zeldzaam, 1 op 1000 planten van een soort is al zeer veel) z>o wol bij wilde als bij gekweekte planten, zijn knopvariaties uiterst zeldzaam. Hef is dan ooi; allen rietplanters bekend, hoe eenvormig een rietaan plant er uitziet, hoe zelden het voorkomt, dat men eens een afwijkend exemplaar aantreft (wat natuurlijk dan oen knopvariatie is). Wanneer dus de vraag gesteld wordt, of bepaalde knoppen van een plant gemakkelijker varieeien dan andere, is hot. zeker begrijpelijk, dat hieromtient niet voel bekend is wegens het zeld zame voorkomen van knopvariaties in het algemeen, haten wij daar om eerst nagaan, wat men in dit opzicht weet van de zaadvariaties. Ook hier is het aantal bekende feiten gering. Als algemeene regel mogen wij echter wel aannemen, dat groote, goed ontwikkelde za den planten opleveren, die op 'Ie moederplant gelijken, terwijl bij het uitzaaien van kleine, in ontwikkeling achtergebleven zaden moer kans bestaat op variatie. Masters heeft o a. proeven genomen met erwten; de hoogste erwt in een peul is gewoonlijk kleiner dun de overige; terwijl deze bij uitzaaiing het ras constant de lon blijven, gaf die hoogste erwt moer afwijkende individuen en wel vooral afwijkende in de richting van de vorm, waaruit het ras oorspronkelijk ontstaan was, dus, zoo als men dat noemt, er was bij uitzaaiing van die hoogste erwt meer neiging tot atavisrne. Dr. F. A. F. C. Went. Beslaat er kans op degeneratie van het Suikerriet door het uitsluitend gebruik van de toppen als planttnatcriaal ? 178 De beetwortel is oen tweejarige plant, maar stamt af van een één jarige vorm. Dikwijls gebeurt het nu, dat in een bietenaanplanting atavistisehe exemplaren optreden, die dus reeds in liet eerste jaar bloeien en vrucht dragen; men spreekt dan van doorschieten. Nu heelt men dikwijls opgemerkt, dat kleine zaadkluwens bij uitzaaiing meer doorschietende exemplaren opleveren dan groote. Een zeer bekend geval is dit van de dubbele violieren. Deze bezitten geen meeldraden of stampers, leveren dus geen zaad, maar worden toch door middel van zaad voortgeplant Men heeft nam. een variëteit van enkele violieren, wier zaden gedeeltelijk planten met dubbele (ongeveer 80 %) gedeeltelijk planten met enkele (ongeveer 20 %) bloemen voortbrengen. Het zaad van deze laatste heeft weer dezelfde eigenschappen. Men verwijdert echter de zaden, die in het bovenste vierde deel van de bauw zitten, daar men heelt, opgemerkt, dat deze slechts 20% planten met dubbele bloemen opleveren, ter wijl de andere zoo sterk v.uiëeren, dat de standvastigheid van het ras verloren zou gaan, wanneer men ze gebruikte. Dus ook hier zijn het weer de kleinere, mm ler goe l ontwikkelde zaden, die een grootere neiging tot variatie hebben en vooral tot atavisme. Eindelijk blijkt uit een mededeeling van Mac Nap, dat ook de plaats van de meeldraden van invloed kan zijn. Deze deelt nam.mede, dat wanneer men bij Rhododendrum bij de bestuiving het stuifmeel der kleinere meeldraden gebruikt, men meer kans heeft op het verkrijgen van dwergvariëteiten. Het aantal voorbeelden zou vermeerderd kunnen worden, maar ik meen, dat men nu wel voldoende den regel zal hebben loeren kennen, dat kleine, zwakke zaden aanleiding geven tot sterke varia tie, speciaal in atavistisehe richting. Nu zal ik overgaan tot de bespreking der knopvariaties. Een groep van feiten, die betrekking heeft op den invloed van de plaats der knoppen op het ontstaan van variatiën, heeft met het boven staande niet te maken, maar moet hier toch even vermeld worden, liet betreft namelijk de regel, dat knoppen, die dicht bij variëerende organen liggen, neiging hebben, dezelfde variatie te vertoonen. Vooreerst blijkt dit uit de methode van Salter om geelbonte planten te maken. Nu en dan vindt men aan groene planten wel eens één of een paar bladeren, die in geringe mate bont zijn; men kiest nu den okselknop van een dergelijk .blad en dwingt deze uit te loopen, door hetzij het hooger gelegen gedeelte van den tak af te snijden of door den knop te oculeeren. Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er kans op degeneratie van liet Suikerriet door liet uitsluitend gebruik vun de toppen als pUmtinateriaal? 179 Het daaruit ontstane takje bezit dan meestal weer eenige bonte bladeren; men kiest nu weer voor de voortplanting de knoppen, die in den oksel der bontste bladeren gelegen zijn. Op deze wijze voortgaande heeft men na eenige jaren een bonte variëteit verkregen. Een tweede groep van feiten, die tot dezen regel gebracht moe ten worden, betreft de varenbladeren, die aan hun top één- of meer malen vertakt zijn. Wanneer men deze wil voortplanten, zoodat daarbij de eigenaar dige vertakking bewaard blijft, moet men sporen uitzaaien, die aan den achterkant van deze bladeren op of dicht bij het vertakte ge deelte gelegen zijn. De sporen, die verder op het blad aanwezig zijn, geven bij ontkieming aanleiding tot het ontstaan van planten met on vertakte bladeren. Men bedenke hierbij, dat deze sporen ongeslachtelijk ontstaan, dus in dat opzicht met knoppen kunnen vergeleken worden. Andere feiten sluiten zich meer aan bij hetgeen hierboven om trent zaadvariatiën werd gezegd; het schijnt, dat ook bij bet uitloopen van knoppen, die, welke bet zwakste zijn, bet minst goed gevoed, meer aanleiding tot variatie geven dan andere. Ik zal biereen paar voorbeelden ter verduidelijking meedeelen. Vooreerst blijkt, dat het bij bloetntrossen vooral de topbloemen zijn, die variëeren b. v. vergroenen of doorgroeien. Verder vond Mastkrs, dat zijbollen van hyacinthen, wanneer men ze dwingt tot vervroegde ontwikkeling, dikwijls aanleiding geven tot het ont staan van monstrositeiten. Vervolgens schijnen knoppen, die zich in het normale leven niet ontwikkeld zouden hebben, een grooter neiging tot variatie te bezitten dan andere. Als voorbeeld voor een kruidachtige plant kunnen wij aanhalen, dat tarwe, waar door in secten de plant boven den grond vernield is, dikwijls weer uit den wortelstok uitloopt en dat dan aan deze stengels dikwijls vertakte aren voor den dag komen. Verder ziet men iets dergelijks dikwijls bij boomen of heesters, wanneer rustende knoppen uitloopen. Zoo vooral bij bontbladige vormen; wanneer hier de rustende knoppen ont spruiten, bezitten deze dikwijls geheel witte of gele bladeren. Vooral bij de paardenkastanje wordt dit veel gezien; ieder zal zich wel een dergelijk geval kunnen herinneren. De conclusie, uit bet bovenstaande af te leiden, is dus deze, dat de best ontwikkelde, goed gevoede knoppen, wanneer zij uitloopen, de meeste kans geven, dat de eigenschappen vnn de moederplant zullen worden voortgeplant, terwijl slecht ontwikkelde en rustende Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat er kans op degeneratie Tan het Suikerriet doof het uitsluitend gebruik vnn de toppen als plantmateriaal F 180 knoppen aanleiding zullen kunnen geven tot het ontstaan van aller lei afwijkende vormen, speciaal van zulke, die aan den stamvorm van het ras eigen waren, dus aanleiding zouden kunnen geven tot degeneratie. Wij zullen dus bij het suikerriet moeten nagaan, waar de krachtigst ontwikkelde, best gevoede knoppen zich bevinden; wan neer wij deze voor de voortplanting van het riet gebruiken, zullen wij dus waarschijnlijk de minste kans op degeneratie hebben. Nu hebben wij bij de beantwoording van vraag I gezien, dat deze knoppen vooral aan de witte toppen voorkomen en wij zullen dus daarin aanleiding vinden de vraag, die boven dit opstel geschreven is, ontkennend te beantwoorden. Het zou alleen nog mogelijk, hoewel zeer onwaarschijnlijk zijn, dat bet suikerriet zich anders gedroeg als de planten, die ik hierboven als voorbeeld heb aangehaald. Maar uit enkele feiten blijkt wel, dat dit niet het geval is. Knopvariatiën treden toch, zooals ik bier aan het Proefstation hel) kunnen waarnemen, veel sterker op ia een tweede snitaanplant dan in een met directe bibit geplanten riet tuin, vooral bonte bladeren (dus bladeren, die lange overlangsche witte strepen vertoonen) treden dan veel sterker op. Een tweede feit is liet volgende: aan een direct geplanten rietstoel van de variëteit „gemoesi baloe' alhier vond ik een enkele stengel, die geheel met bonte bladeren bezet was. Deze stengel werd gesneden en geheel tot bibit verkapt. Nu bleek de bontheid in de daaruit voortgekomen planten weer op te treden en wel speciaal in die, welke uit de top bibit waren te voorschijn gekomen, minder in de uit lagere stekken ontsprotene en in het geheel niet aan die stengels, w-elke uit de knoppen aan den voet van den stengel waren ontstaan. Het is wel is waar maar één enkel feit, dat ik hier vermelden kan, maar het komt geheel overeen met wat bij andere planten bekend was, dat bij het gebruik van topbibit de eigenschappen der moederplant bewaard worden, terwijl bij bibit van het ondereinde van den sten gel atavistische verschijnselen optreden. Wanneer ik meer feiten kan vinden, die op deze vraag eenig licht kunnen werpen, zal ik ze ver melden; wanneer iemand eens een rietstoel mocht aantreffen waar van één enkele stengel afwijkende eigenschappen vertoont, houd ik mij aanbevolen voor de toezending er van (de geheele stoel met wortels en bibit) ten einde er verder proeven mee te nemen. Uit het bovenstaande mag echter wel deze conclusie getrokken worden, dat men het minste kans heeft op degeneratie van het riet, Dr. F. A. F. C. Went. Bestaat or kans op degoneratio van het Suikerriet door het uitsluitend gebruik van de toppen als plnntmateriaulr 181 wanneer men de toppen als planl materiaal bezigt. .Men lette er op, dat hiervan geheel afgescheiden is do nog onopgeloste vraag of voortdurende ongeslachtelijke vermenigvuldiging van een plant, dus ook van riet, op den duur schadelijke gevolgen heeft voor die plant PKTROLKUMRESIDU ALS RRANDSTOF VOOR SUIKERFARRIEKEN. door W. I)K WAAItI). Alle fabrieken, die hun ampas tusschen 1» en 2° of 2° en 3« molen flink imbibeeren, hebben aan hun ampas, 't zij deze nat of droog gestookt wordt, geen brandstof' genoeg en moeten het te kort door droog rietblad of door hout aanvullen. Rietblad is wel is waar een goedkoope brandstol', maar geen machinist eener suikerfabriek zal wel willen beweren, dat het met rietblad aangenaam stoken is. daar èn vuurhaarden én rookgangen zeer snel vuil en dus herhaaldelijk schoongemaakt moeten worden. Verder komt het zeer dikwijls voor, dat tengevolge van regenachtig weder, het rietblad niet droog genoeg is om gestookt te worden. Hout is vooral de laatste paar jaren als brandstof zeer duur en door gebrek aan wagens dikwijls zelfs niet te bekomen. Het is daarom, dat ik de aandacht van de suikerfabrikanten wensch te vestigen op het residu, dat bij bet rafiftneeren van pe troleum overblijft, ter vervanging van bout of rietblad. Reeds op een paar fabrieken in den omtrek van Soerabaia zijn proeven genomen met het gebruik van petroleumresidu als brand stof'. In een dezer fabrieken is het weder afgeschaft, omdat er vrees bestond, dat de ketels er door werden aangetast. Rij een goede constructie der verbrandings-ovens schijnt daar voor echter absoluut geen gevaar te bestaan. In het tijdschrift „Engineering" vol. XLVIII No. 1206 van 8 Februari 1889 schrijft de heer Thomas Urquiiaut, superintendent der locomotieven van de Grazi en Tsaritsin spoorweg in Zuid- Oost-Rusland, dat sedert 1 November 1884, alle 143 locomotieven, benevens 50 stoomketels in de werkplaatsen dezer maatschappij, met petroloumresidu gestookt worden. De ondervinding in die jaren opgedaan leerde, dat het stoken van residu in alle opzichten te verkiezen was boven dat van Dr. F. A. F. C. Woni. Bestaat er kans op degeneratie van het Suikerriet door hot uits'uitenl gebruik van de toptien al* planimatwiaa l P 182 anthracietkolen. De uitgaven voor brandstof daalden van 55,1 cenl tot 29,2 cent per doorloopen mijl, dus met i7/ OP de stoompro ductie was veel regelmatiger en vorderde geen handenarbeid, terwijl liet onderhoud der ketels ongeveer '~ goedkooper werd. In the „American Manufacturer & Iron world" van 15 Maart 1889 (vol. XUV. No. II) lezen wij omtrent dit onderwerp nog liet volgende: Op de vergadering van „the National Electric Light Association" in Februari 1889 te Chicago gehouden, deelde de heer S. S. Leonard mede, dat in de fabriek van electrisch licht te Mineapolis de ketels mei petroleum residu gestookt worden. De zeven aanwezige; ketels leveren stoom aan vier Reijnolds Coiiliss machines van 1100 paardekracht. Voor het bedienen dezer ketels, die in den voor avond alle zeven gebruikt worden, is slechts één man noodig. De rookgangen behoeven niet meer dan eens in de week schoonge maakt te werden, en van alle ketels samen wordt dan niet zoowel asch en roei verkregen als anders van één ketel, die niet langer dan één nacht met steenkolen gestookt was. Ook worden de ketels door het stoken van residu, wanneer de ovens op rationeele wijze zijn ingericht, volstrekt niet aangetast. De inspecteur der Hartford Steam boiler Insurance Company, die de ketels herhaaldelijk onderzocht heeft toen zij met steenkolen en met residu gestookl wei-den, verklaarde, dat zij naai' zijne meening hij liet gebruik van laatstgenoemde brandstof minder geleden hadden. Zulks werd ook door den ingenieur dei' Maatschappij geconstateerd. Behalve de hierboven genoemde voordeelen is het stoken van resi lu veel goedkooper dan van steenkolen. Met 472,.") L. residu, kostende !? 'J,(i:j werd evenveel water verdampt als met 1 ton steen kolen, kostende $ 3.15. Op dezelfde vergadering deelde de heer M. ,1- KiiANCisoo mede, dat hoewel na nauwkeurig genomen proeven gebleken was, dat voor de Boston Alhany liailroad Company, die haar kolen zeer goedkoop betrekken kan, het stoken van olie ol' residu geen finau tieèl voordeel opleverde hoven dat van steenkolen, zij toch het ge bruik der vloeibare brandstof prefereert, omdat het een grooter stoomproductie geeft, geen stokers vereischt en veel zuidelijker is. Dergelijke verklaringen werden ook afgelegd van de resultaten verkregen door ..the Day Oordage Company of Boston",„the Fairbanks- ScaleCompany of Vermout", „the Toledo, Columbus & Southern railroad" etc. etc. doch deze maatschappijen verkregen ook finantieel voordeel. W. ile Waan!. Pctrolcumrcsidu als brandstof voor suikerfabrieken 183 Niet alleen in de petroleumprodueeerende landen als Noord- Amerika en Zuid-Rusland, maar ook in Engeland wordt van petro leumresidu als brandstof gebruik gemaakt. Volgens het tijdsehrifl „Engineering" vol. XL VI. No. I I'.KI heelt de lieer James I loi.uk.* superintendent der locomotieven van „the W. do Waard. I'etroleumrcsidu als brandstof voor suikorfabriekon 184 (ireat Eastern Railway"op verscheiden locomotieven en ook op vaste ketels een inrichting gemaakt orn petroleumresidu in combinatie met steenkolen te stoken. Deze inrichting is zeer eenvoudig. Noch bij de locomotieven, noch bij de vaste ketels is in de ovens eenige wijziging van belang aangebracht. Alleen worden in den vuurhaard op een daartoe geschikte plaats een paar injectoren aangebracht, waardoor het residu uiteen boven den ketel geplaatst reservoir wordt aangevoerd. De injectoren werken op geheel dezelfde wijze als de injector van GiFFARD en zijn van zeer eenvoudige constructie. Aangezien nu de inrichting weinig uitgaven vereischt is het nemen van proeven zeer gemakkelijk. Het zou mij toch niet verwonderen, dat wanneer men de in richting van den heer HOLDEN volgt, zooals op nevenstaandc figuren is aangegeven, bet mogelijk is met weinig kosten, en zonder dat daar toe speciale ovens noodig zijn, natte ampas te stoken. Voor fabrikan ten, die hun ketels nog op de gewone wijze stoken, zou een derge lijk hulpmiddel bij regenachtige dagen zeer gemakkelijk zijn. Nu hier op Java te Wonokromo petroleumresidu te verkrijgen is, is het zeer zeker de moeite waard proeven in deze richting te nemen, waarvoor de direktie der Dordtsche petroleum-maatschappij ongetwijfeld gaarne bereid zal zijn alle mogelijke inlichtingen te verschaffen. LETTERLIJKE VERTALINGEN. OVER DE HOEVEELHEDEN SUIKER, DIE BIJ HET VERWARMEN, VERDAMPEN EN KOKEN DEK SAPPEN ONTLEED WORDEN. door Dr. 11. CLAASSEN Een gedeelte der verliezen, die men in de bietsuikerfabricatie als onbepaalbare verliezen pleegt aan te duiden, wordt daardoor veroorzaakt, dat suiker wordt ontleed bij het verwarmen, het ver dampen en het koken. Reeds Lang is uien met dit leit bekend en heelt men getracht de grootte dezer suikerverliezen te bepalen. De oudere pogingen W. de Waard. Petroleumresidu als brandstof voor suikerfabrieken, 185 in deze richting zijn uitvoerig door v. Lippmann besproken; ik be hoef'er daarom niet meer op terug te komen, vooral ook daarom niet, omdat ze eigenlijk niets anders bewijzen, dan dat zulke ver liezen plaats hebben, maai' geen aanwijzing geven om de grootte dier verliezen in de fabriek te bepalen. In den laatsten tijd zijn evenwel proeven genomen, zoowel in het groot als in het laborato rium, die de bepaling der suikerverliezen bij het verdampen en ko ken tot doel hebben. Van de proeven in het groot zijn vooral die van FELCMAN, Battut en Breton te vermelden, die evenwel allen te weinig uitvoerig beschreven zijn. Feixman heeft voor de bepaling der sui kerverliezen in het ven lamptoestel de schijnbare quotiënten der sappen gebruikt (Böhmische Zeitschrift L 892, l>lz. T>B2), maar geene opgaven gedaan van de nadere omstandigheden, waaronder de proef genomen werd, ook niet over de kooktemperaturen en de alkaliteit. Naar mijne meening zijn de schijnbare quotiënten voor zulke berekeningen niet te gebruiken, zoodat men de juistheid van het bij de verdamping gevonden verlies (0,106 % suiker op biet berekend) moet betwijfelen. Voor de bepaling der verliezen in het vacüum heeft FELCMAN de werkelijke zuiverheden van diksap en vulmassa gebruikt en een verlies van 0,035% gevonden, berekend op biet. Deze uitkomst verdient dus meer aanspraak op nauwkeu righeid en zou nog grooter waaide bebben, wanneer nauwkeuriger opgaven omtrent duur van het koken, enz. waren gegeven. Veel minder waarde hebben de proeven, die Battut (Buil. assoc. chirnistes 1892, blz. 131) in het groot heeft genomen, daar hij in het geheel geene beschrijving zijner proeven gegeven heeft. Hij vermeldt slechts, dat hij de hoeveelheden suiker, die in het verdamp- en het kooktoestel worden gebracht, nauwkeurig bepaal de en eveneens de hoeveelheden, die gewonnen werden. Volgens de meening van Battit veroorzaken zulke bepalingen in eene fabriek met goede scheikundige controle geene moeilijkheden; nochtans moet ik ten zeerste betwijfelen, dat ze zonder kostbare meettoestellen en andere inrichtingen mooglijk zijn en daarom was het juist hier zeer noodig geweest eene nauwkeurige beschrijving van de wijze van pröefnemen te geven. Zoolang dit niet geschied is, kan men de resultaten van Battut (0,1075% suikerverlies bij het verdampen en 0,360% bij het koken, beiden op biet berekend) weinig ver trouwen. Door proeven in het klein heeft hij verder nog cijleis ver kregen die de juist vermelde moeten bevestigen. Zonder hier nader Letterlijke vertalingen. 186 op in te gaan, wil ik alleen opmerken, dat voor het verwarmen der suikeroplossingen meer tijd is genomen, dan in een normaal be drijf voorkomt, zoodat de resultaten, die Battut zonder meer op de praktijk toepast, veel te hoog moesten uitvallen. Breton (Buil. assoc. chimistes 1892, blz. 126) gebruikte de zout coëfficiënten om de suikerverliezen bij het verdampen en koken te bepalen en vond, dat bij het verdampen bijna in het geheel geen suiker werd ontleed, bij het koken evenwel 0,55 deelen op 100 suiker of 0,07% op biet berekend. Ook deze cijfers, die niet ver mis zullen zijn, zouden meer waarde bezitten, wanneer de proeven meer in bijzonderheden waren beschreven. Voor eene berekening der suikerverliezen in de eene of andere fabriek zijn de genoemde proefnemingen, wegens hunne onvolle digheid en elkaar tegensprekende resultaten, even weinig te gebrui ken, als die van Lalo en Weissberg, die ik ook alleen maar even vermelden wil. Daarom was het ons zeer aangenaam, dat prof. Herzfeld deze kwestie in het laboratorium onderzocht en de re sultaten zijner proeven publiceerde. Al kunnen zijne tabellen, zoo als Herzfeld opmerkt, geen aanspraak maken op absolute weten schappelijke nauwkeurigheid, toch zijn ze nauwkeurig genoeg om et voor de praktijk berekeningen over de grootte der suikerverliezen op te kunnen basceren. Daar Herzfeld zulke berekeningen niet heeft uitgevoerd, maar ze aan de practici overliet, geloof-ik mot het vol gende zijn werk eene aanvulling te geven, die velen aangenaam zal zijn. Ik ging daarbij vooral van het idee uit, eenerzijds op te treden tegen de overdreven denkbeelden omtrent de grootte der suikerverliezen bij liet verdampen, maar tevens ook te doen zien, dat toch eene merkbare suikerontleding plaats heeft en dat deze dikwijls door kleine wijzigingen in de fabrikatie aanmerkelijk kun nen worden beperkt. Bij de proeven van Herzfeld werden de suikeroplossingen, die zich in koperen app iraten bevonden, in een oliebad op de gewenschte temperatuur gehouden. De temperatuur van oliebad, koperen wand en suikeroplossing waren dus dezelfde. In de fabriek hebben even wel de stoom, die voor de verwarming dient en het verwarmend oppervlak eene hoogere temperatuur als de te verwarmen of te ver dampen vloeistoffen. Hoeveel graden het verdampingsoppervlak der verwarmingsbuizen warmer is dan het sap of hoeveel kouder dan den voor verwarming dienenden stoom, weten wij niet. Wij kunnen slechts beweren, dat de temperatuur van de naar het sr.p gekeerde Letterlijke Tertalingen 187 zijde van het verwarmend oppervlak, i te dichter staat bij de temperatuur van het te verwarmen of kokende sap, hoe sneller dit voorbij dat oppervlak wordt bewogen. Kaai' nu bij het verdam pen en gedeeltelijk ook bij het verwarmen, het verschil in temperatuur tusschen verwarmingsstoom en sap slechts gering is en dikwijls slechts een pair graden belraigt, wordt het verschil in temperatuur tuschén verwarmend oppervlak en sap nog veel geringer en we kunnen zonder noemenswaarde fout aannemen, dat daardoor geen invloed op de hoeveelheid ontleedde suiker wordt uitgeoefend. Dit in aanmerking genomen, zijn de Herzfeldsche tabellen direct voor practische berekeningen te gebruiken, wanneer ze aangewend worden voor dun- en diksap. Voor taai vloeibare vulmassas en stropen zijn ze evenwel niet bruikbaar, zooals ik later zal aantoonen. Eene verdere vooronderstelling is, dat de suikerveilie/.en bij gelijkblijvende temperatuur evenredig met den verwarmingstijd toenemen. Dit schijnt volgens de proeven van Herzfeld in over eenstemming te zijn met do feiten, wanneer de sappen voldoende alkalisch blijven en dat is bij normale dun- en diksappen werkelijk het geval. Het voornaamste bij <le volgende berekeningen was, na te gaan hoelang olk sapdeeltje gemiddeld op de verschillende stations blijft. Deze tijd in minuten uitgedrukt werd zoodanig bepaald, dat de ge middelde sapinhoud der reservoirs of toestellen gedeeld werd door de gemiddeld per minuut geproduceerde hoeveelheid sap. Met de toestanden in eene normale fabriek als basis, werd op deze wijze direct in de praktijk nagegaan, hoe lang dun-en diksap op de ver schillende stations bleven. Voor de verdampingstoestellen werd dit evenwel berekend voor verschillende constructies. Als temperaturen werden de voor de werkwijze voorgeschrevene aangenomen. Over de hoeveelheden suiker, die bij het verwarmen vax het dunsap verloren gaan. Daar de tabellen van Herzfeld alleen geldig zijn voor alkalische sappen, begin ik de berekening der suikerverliezen eerst bij de ge defeceerde sappen. Daarbij komen de volgende stations in aanmer king: de def'ecatie, de eerste, tweede en derde saturatie met de eventueel daartussrhen gevoegde voorwarmers en de dunsapreser voirs voor de verdampingstoestellen. In de volgende tabel zijn de verschillende cijfers opge nomen, die zonder meer verstaanbaar zijn. Voor de berekening Letterlijke vertalinge 188 van het suikcrverlies op biet. werd aangenomen, dat de in het dun sap gewonnen suiker 13% van het gewicht der hielen bedraagt. . De lijd, die liet „ ~, ~ Suikerverlies °P 10 ° suikor „ , • % <inm Gemiddelde gedurende den Suikorverlien v"« het Bt „tion «>P « vertoeft t , > ,„ ] „. raUlur . per uur volgen, , d , e „ etgßp ,„„,,„., in minuten. llkuzfkld. hier vertoeft Defecatie 20 80" 0,0441 0,0148 l ste Saturatie 24 90" 0,0790 00346 2<fe » 20 95" 0,0965 0,0322 3d« » 20 100" 0,1440 0,0380 Dunsapreservoir 10 95" (i,()<)(ir> 0,0461 94 0,1327 0,0172 De hier aangenomen tijden, die bet sap op de verschillende stations vertoef! zijn geldig vuur eene geregeld werkende fabriek. Zoodra ergens eene storing plaafs heelt, neuten ze toe en do suikerverliezen eveneens. il OVEB DE HOEVEELHEDEN SUIKER, DIE IN HET lUKSAI' VERLOREN GAaN. Het sap blijft _ ~, ~ Suikerverlies "P 10 ° suiker Suikerverlies ' Gemiddelde gedurende den hier gemiddeld per uur volgens ,■■ , ~ ~ „„ op 100 " temperatuur. ' b ti)d, die liet sup ' minuten. QeBZFELD. Jijor vertoeft. biet. Reservoir 45 95 0,0488 0,03C6 ongefiltreerd diksap Reservoir 60 90 0,0392 0.039 J gefiltreerd diksap 105 0,075 S 0,0098 Ook hier kunnen de tijden, die het sap in de reservoirs door brengt aanmerkelijk toenemen; in het reservoir voor ongefiltreerd sap, wanneer de filters slecht loopen, in het reservoir voor gefil treerd sap, wanneer de vacuüms geen voldoende capaciteit hebben; de suikerverliezen kunnen dan wel eens dubbel zoo groot worden. Over de hoeveelheden suiker, die bij iikt verdampen dek sappen verloren gaan. De hoeveelheden suiker, die hij hel verdampen der sappen ontleed worden, zijn des te kleiner, naarmate de kook temperatu ren lager zijn en het sap korter in de toestellen blijft. Zooals ik Letterlijke vertalingen 189 in mijn opstel over verdamping (Archief, lste Jaarg. blz. 479) heb aangetoond, is bij lage temperaturen de transmissiecoëlTiciënt veel kleiner dan bij hooge en vooral bij temperaturen beneden 1000 veel kleiner dan boven 100°. Moet derhalve bij lage temperaturen in een meervoudig verdamptoostel worden verdampt, dan moeten de afzonderlijke lichamen veel grooter verwarmend oppervlak be zitten en dus veel meer sap bevatten dan voor eene verdamping bij hooger temperatuur. Lage kookpunten in het verdampingsap paraat geven dus op zich zelf nog geene zekerheid, dat dan ook minder suiker wordt ontleed. Van alle verdampings-systeemen hebben do bevloeiingsappara ten den kleinsten sapinhoud of kunnen dien ten minste hebben, daar behalve de geringe hoeveelheid sap, langs hel verwarmend oppervlak stroomt, slechts eene betrekkelijk geringe hoeveelheid sap in de reservoirs, die voor de bevloeiing dienen of voor de pompen noodig is Daar evenwel tot nu toe geen verdampingstoestel met bc vloeiings-appai aten voortdurend in gang geweest is, kunnen we hiervoor geene berekening maken, daar de praktijk earst uitmaken moet, hoe groot de werkelijk noodige lioeveelheden sap zijn. Mijne berekeningen zullen derhalve voor apparaten met lagen sapstand gemaakt worden, dus voor eene inrichting, die bij alle voorhanden toestellen aan te brengen is en die nevens het voordeel van een kleineren sapinhoud, die van eene aanmerkelijk grootere capaciteit bezit en ik koos daarvoor apparaten met staande verwar mingsbuizen, waarin volgens de door mij aangegeven methode wordt verdampt. Om de inwerking van verschillende temperaturen na te gaan, geel' ik de berekening voor drie verschillende verdampings wijzen, die liet meest in de praktijk voorkomen, namelijk Iste voor een ipiadruple-ef'fet niet hooge retourstoomspanning, '2 Ie voor een quadruple-effet met lage retourstoomspanning en 3de voor oen triple-effet met voorwarnier, welke laatste eene stoomspanning van 1 alm. vereischt. Voor de berekening van den sapinhoud van elk lichaam moet eerst het benoodigdc verwarmend oppervlak worden uitgerekend. Dit wordt gevonden op do manier, die aangegeven is in het Archief' lste Jaargang, blz. 188. Terwijl ik hiernaar verwijs, geloof ik-, dat de volgende tabellen voor de berekening van de grootte van bet verdam pingsoppervlak zonder meer verstaanbaar zijn. Er werd hier ook eene dagelijksche verwerking van 500,000 K. G. bieten bij 130%dunsap, eene verdamping van 'M 6 K. G. water in de minuut aangenomen. Letterlijke vertalingen 190 lste Voorbeeld De quadruple-effetwerkt met eene retourstoomspanning van '', atmosfeer overdruk en de beide eerste Lichamen hebben nog kook teraperaturen boven 100°. In liet laatste lichaam is een luchtledig van 58 c.M. De verwarmende oppervlakken worden met de formule W 607—0,7 tb . F = —,— X ~~ v~7*. r\ — a ' s v °lgt berekend. 4 K (th — t 3) (W de verdampte hoeveelheid water per minuut, th tempe ratuur van den verwarmmgsstoom, tb temperatuur van den sapdamp, t a temperatuur van het kokende sap, K transmissiecoëfticiënt.) t], t;, t 3 ti,-t 3 K lste lich. 110,4 111,7 111,9 4,5 55 LM e „ 111,7 104,8 105,2 6,5 45 3de „ 104,8 94,0 94,8 10,0 32 4de „ 94,0 64,2 07,7 20,3 15 Ar , , in ronde Verwarmend oppervl. .... ri cijfers 607-0,7Xi11 2 7_ JIX 55X4,5 UUM -607-A7X4043 JIX 45X6,5 _ 607-0,7X04A_ 32 X 10 — 6074.7X64A,, 130 y4X 15X26,3 - Neemt men nu aan, dat de verwarmingsbuizen 1400 m. M. lang zijn en i 5 m. .M. doorsnee hebben, dus een verwarmend op pervlak van 0,2 M.\ dat het gedeelte van liet verdampingsapparaat onder liet buizensysteem 300 in. M. hoog is en het sap zoo hoog staat, dat de buizen in toestand van rust voor \' 3 gevuld zijn, dan vindt men voor den sapinhoud der apparaten in afgeronde cijters het volgende. Verwarmend MuUlollijn Aantal Sapinhoud licncilen het in de Totaal, oppervlak. V/li apparaat. buizen. bulientteliel. buizen. lste lichaam 200 M* 2600 m.M. 1000 1600 L. 700 L. 2300 L 2de » 170 » 2500 >» 850 1500 » 600 » 2100 » 3de » 160 » 2450 » 800 1350 » 550 » 1900 » 4de » 130» ±201) » 650 1150» 450» 1000» \\\ elk lichaam van het verdampingstoestel worden per minuut 94 K. ('. water verdampt en uit het diksaplichaam buitendien nog gemiddeld 75 K. (i. = 60 L. diksap gepompt Door elk lichaam stroomt dus per minuut zooveel sap, als in de daarop volgende verdampt wordt, plus hetgeen er als diksap wordt verwijderd. De tijd, die het sap in de verschillende lichamen doorbrengt en de suikerverliezen worden als volgt berekend. Letterlijke Tortalingen 191 ljj'l, (lic liet sip Temperatuur duiker- Suikcrvorliezon op 100 suiker Suiker lner vertoeft van be: B»p gehalte, volgen» llkkz- gedurende den verlies in minuten. keld per uur. ljjJ,dio het sap op 100 hier vortoeft. biet. lstelich - ~3^Öï^o = 7 11 -' C l 0 0,1677 0,015)5 2de » - s^o_SÖ=B 105»» 15 0,1162 0,0155 3de » 95° » 25 0,0512 0,0102 4de » —H!M_ =27 (i8 ° » :,,) ( 0 ' 010 °) °' 0045 51 0,011)7 0.0003 Daar de tabel van Herzfeld niet lager gaat <lan 80° (', moet voor de suikerontleding in het diksaplichaam bij 68° een getal worden aangenomen. Verlengt men evenwel de kromme voor 50 procentige suikeroplossingen, dan vindt men bij 65-70" nagenoeg in het geheel geen suïkerverlies, het scheen mij evenwel beter, hiervoor een toch nog altijd noemenswaard bedrag te nemen en er het cijfer 0,0100 voor te nemen. Op het eindresultaat oefenl de kleine lont, welke door dit cijfer kan ontstaan, nauwelijks eenigen invloed. 2de Voorbeeld. De retourstoom voorden quadruple-effet heeft slechts een overdruk van '~ atmosfeer: het luchtledig in het vierde lichaam is 60 c.M. Berekening der verwarmende oppervlakken. t], ti, t a ti,-t g K Iste lich. 100,3 102,1 102,3 4 15 2de » 102,1 95,7 96.1 6 MO Sde » 95,7 84,9 85,7 10 20 4de » 84,9 61,6 65,1 19,8 10 ,• i , m ronde v erwarmende oppen I. .... 1 ' cijfers. 94 X^°-'^^- I =27sM' q4v 607-0,7X95,7 __ ~- JJX ~ 6 X 30~~ £,t> * _ m JX L0"X"20 007-0,7X01,1i _y BO Ji ' s Herekening van den sapinhoud Sapinhoud Verwarmend Middellijn Aantal beneden hot in de Tolaal oppervlak. V/li apparaat buizen, buizenstelsel. buizen. lste lich 275 M'. 2800 m.M. 1375 185 J L. 950 L. 2800 L. 2de » 275 b 2800 » 1375 1850 » 950 » 2800 » 3de » 200 » 2700 » 1300 1700 » 900 » 2000 » 4de » 200 » 2700 » 1300 1700 » 900 » 2000 » Lettorljjke vertalingen 192 Berekening van den tijd, dien hel sap ia elft der lichamen blij ft en van de sttikerverliezen. Tijd die het Temperatuur Suiker- Suikervertiezen op 100 suiker Suiker sop hier vertoeft van het sap. gehalte, volgens Hbkz- gedurende den verlies in minuten. feld per uur. t|jd, die het aap op 100 hier vertoeft. biet. I* lich. -,|^,=« *,', J KL'" ('. 10% 0,4230 0,0104 O i 2cM 10 96° » 15 » 0,0844 0,0166 3d - (i(>() —17 94H lil) 86° » 25 » 0,0342 0,0097 1 l 2 600 xt 60 — M 65° » . r )Ü » (0,0100) 0,0071 71» 0,0487 0,0063 3de VOORBEKLD. In <k'ti voorwarmer, systeem Pauly wordt do spanning op 1 atm. gehouden en voor de verwarming dient stoom van ongeveer t'/s atm. Voor den triple-effet is de spanning van den retourstoom l /, atm. en het luchtledig in hel laatste lichaam 58 c. M. In den voorwarmer moet oen vierde van het te verdampen water, dus o'p K. (1. per minuut worden verdampt, zoodat de hier gevormde stoom voldoende is voor verwarmen en verdampen. Berekening van het verwarmend oppervlak. tii tb t s t|,-t 9 K Voorw. 127,8 120,6 120,8 7 (il) Lste lich. 111,7 105,8 106,2 5,5 50 2de » 105,8 00,0 96,8 9,0 32 3de » 96,0 64,2 67,7 28,3 15 Verwarmend oppervl. in ./ onde 1 ' cijfers. 9 , 607-0,7 X 120,6_. 4g0 .., • '«X 7 - x go - i-u M '' X 5,5 X5O _ J * ■' X •>- 04 607-0,7 X 6*2 -125 , /X 28,3 Xl 5 — Berekening van den sapinhoud In den voorwarmer wordt met volle verwarmingshuizen verdampt. Sapinhoud. Verwarmend Mid.lellijn Aantal Beneden liet In de m . , , L • , , t . Totaal, oppervlak. v.mi het sap. lunzen. buizenstelsel. buucn. Voorw. 120 M 2 21(10 m.M. 000 1050 1200 2250 lste lich. 185 » 2550 » 925 1500 650 215(1 2de » 180 » 2550 » 000 1500 050 2150 3de » 125 » 2200 » 025 1150 450 1600 Letterlijke vertalingen 193 Berekening van den tijd, dien het sap in elk der lichamen blij f l en van de tfUikerverlie Tijd, dio het Temperatuur Suiker Suikerverlics op IUO suiker sup hier ver- van het sap. gohalte. volgens llkhz- gedurende den Buiker toeft in fkld per lijil, die het sap verlies op minuten. uur. hier vertoeft. 1 00 biet. Voorw. 3^i60 = 61 /. l 20 'B°C8 ° C l 0 °' 330 °' 0358 Iste lich. -J-IM » L 06,2°» 15 0,120 0,0180 2de » - 1 "' 0 =14 10,8°» 25 0,055 0,0128 94 + 60 3de » - l,i,M) =27 07,7"» 50 (0,010) 0,0045 60 57 0.0711 0,0092 De berekening <\t'-/.cy drie voorl Iden doet dus zien, dat bijeen lagen sapstand en liij goede afmetingen der afzonderlijke lichamen, hel suikerverlies, berekend op !(),) suiker in het l sto voorbeeld = 0,0'*97, in het tweede =0,0487 en in hei derde =0,0711; berekend op biet in het eerste geval 0,0065%, in het tweede 0,0063% en in het derde 0,0092%. [ n het ongunstigste geval blijven dus de verliezen onder 0,01% op biet berekend. Verdampt men evenwel met hoogen sapstand, dan kunnen de verliezen, tengevolge van den grootén sapinhoud en het daardoor veroorzaakte langere verblijf in het verdampingstoestel dubbel en zelfs driemaal zoo groot worden. Eene toename der suikerverliezen heeft ook dan plaats, wanneer het verwarmend oppervlak en daarmede de sapinhoud, in verhouding tot de verwerkte bieten, grooter is dan zooeven berekend werd of wanneer, wat dikwijls het geval is, de ruimte onder het buizen stelsel hooger is dan 300 m. M. Al deze ongunstige omstandigheden, waardoor de gezamenlijke verliezen wel tot <U ,: >% der bieten kunnen stijgen, als ze in te sterke mate voorhanden zijn, kunnen gemakkelijk veranderd en vermeden worden. lift interessantste feit, dat uit onze berekening blijkt, is, dat het gebruik van een hoogen retourstoomdruk geen grootere suikerverliezen veroorzaakt, dan een lagen druk. Dit wordt gemak kelijk daardoor verklaard, dat tot cent» temperatuur van ongeveer 1 !>('., de suikerontleding slechts langzaam stijgt. Van 100-105° C. klimmen de cijfers van Herzfelds talud slechts 0,0245%, op suiker berekend, van 105-110° evenveel en van 110-115° slechts 0,0119%, Letterlijke vertalingen 194 daarentegen van 115-120' reeds 0,1074% en l>ij hooger tempera turen in sterk toenemende verhouding. In dezelfde mate evenwel als met stijgende temperatuur tot 115° de suikerontleding toeneemt, wordt de tijd, die de sappen in het verdampingstoestel doorbrengen, kleiner, daar de verwarmende oppervlakken en dus de sapinhoud, tengevolge van den grooteren transmissiecoëfficiënt bij hooger temperaturen kleiner zijn. Daardoor wordt, zooals we ree,ls aan duidden, de schadelij ke werking der hoogere t smperatuur tot ongeveer 115°, door het korter verblijf der sappen in het verdampingsapparaat opgeheven en men kan bij eene goede werkwijze zulke tempera turen in het eerste lichaam of in den voorwarmer zonder bezwaar aanwenden. Hoogere temperaturen tot 120° werken wel is waar ook nog niet zeer nadeelig, maar uien bevindt zich dan reeds aan de grens, waai' met eiken graad hooger, het suikerverlies sterk toeneemt, zoodat men beter doet temperaturen boven 1 15" te vermijden. Daarbij komt, dat men bij hoogere temperaturen op een aanmerkelij ken invloed van de temperatuur van het verwarmend oppervlak moet rekenen, wijl bier een paar graden meer reeds een grooter suikerverlies veroor/aken, wanneer deze temperatuur wordt medegedeeld aan de sapdeeltjes, die het verwarmend oppervlak aanraken. Beneden 115° is men evenwel nog zeker, dat de weinig hoogere temperatuur van den metalen wand slechts een zeer geringen invloed op de suikerontleding kan uitoefenen, wanneer zulk een ontleding werkelijk plaats heelt. In de verschillende stadiën van een normaal bedrijf hebben dus de volgende suikerverliezen onder den invloed der warmte plaats. Tijd, die hetsap er vertoeft, Suikerverlies in minuten, op lüll suiker, op 100 biet. in .Ie dunsapreservoirs 94 0,1327 0,0172 „ „ diksapreservoirs 105 0,0758 0,0098 in het verdampingstoestel a/ quadruple-effet met hoogen stoomdruk 54 0,0497 0,0005 b/ „ lagen stoomdruk 79 0,04<57 0,0003 <•/ triple-effet met voorwarmer. 57 0,0711 0,0092 In de verdampingstoestellen is dus de suikerontleding minder groot dan in de dunsap- en diksapreservoirs. Kon men de tijd, die het sap hier moet doorbrengen nog kleiner maken, dan zouden de suikerverliezen worden verminderd. Er is evenwel een grens, waar Letterlijke vertalingen 195 deze tijdsvermindering niet rentabel sjou zijn, daar een zekere niel te geringe sapvoorraad in dunsap- en diksapreservoirs noodig is v-oor een gelijkmatigen en geregelden gang van /aken. in elk geval mort, uien evenwel vermijden een te groote voorraad sap in de Fabriek op te hoopen en men verhindert dit het doelmatigst daar door, 'lal de fabriek zoo wordt ingelicht, dat onder normale om standigheden de op elkaar volgende stations in capaciteit toenemen, dat dus de verdampingsapparaten meer sap kunnen indikken, dan de diffusie bij geregeld werk lever! en dat vooral de vacuüms meer diksap kunnen verwerken, dan4e verdampingsapparaten produceeren. Dat bij deze laatste mei een zoo klein mogelijker! sapinhoud moei worden gewerkt heb ik reeds vermeld. Vooral moet derhalve vermeden worden, tint de verdampingstoestellen, zooals dikwijls gebeurt, als sapregulateur dienen, d. w. z. bij te veel sap op de voorafgaande stations goed vol getrokken worden. Schadelijk is ver der eene te groote hoogte van de ruimte onder het buizenstelsel; het moet dringend worden aanbevolen, deze, ruimte zoo klein mogelijk te maken: voor de sapcirculatie zijn 20-30 c. M. geheel voldoende. Dan is de suikerontleding bij de verdamping in gewone toestellen reeds zoo gering, dal ze practisch nauwelijks in aan merking komt en dat het voordeel, dat men in deze richting van de bevloeiingsapparaten verwacht, zeer gering is. Niettegenstaande door de proeven van Herzfeld de kwestie der suikerverliezen bij hel verwarmen en verdampen schijnt op gelost, ware het toch te wenschen, dat dooi 1 proeven in het. groot de juistheid van de uit de Herzfeldscbe tabellen berekende resul taten werd bevestigd. Bij deze proeven moeten evenwel alle factoren, die van invloed zijn op de suikerontleding, in acht worden geno men en worden opgegeven, vooral de grootte van het verwarmend oppervlak en liet sapvoliime, de kookteuijieratuur, resp. de saptem peratuur en de temperatuur van den voor verwarming dienenden stoom, het suikergehalte, de zuiverheid en de alkaliteit van het sap. Over de hoeveelheden suiker die bij het koken worden ontleed Eene berekening der hoeveelheden suiker, die bij liet koken van liet diksap ontleed worden, schijnt mij voorloopig niet moog lijk toe. Vooreerst zijn de tabellen van Herzfeld slechts tol een suikergehalte van het sap van 50% voortgezet. Maai' zelfs wanneer tabellen voor hooger suikergehalte voorhanden waren, zoude eene ook slechts eenigszins nauwkeurige berekening van het suikerverlies Letterlijke vertalingen 196 op groote moeilijkheden stoelen, daar de temperaturen in de kokende massa, vooral wanneer ze begint minder vloeibaar te worden, zeer verschillend zijn, Verder mag bij de berekening van het suikerverlies slechts rekening gehouden wordei (de suiker, die in oplossing is, daar de uitgekristalliseerde suiker niet meer ontleed wordt. <>uk de gemiddelde tijd, die het sap in het vacuüm blijft is moeilijk na te gaan: kortom alle factoren, waarop zich eene berekening zou baseeren zijn moeilijk of in het gel I niet te bepalen. Daarbij komt, dat men l>ij de moeilijk beweegbare massa 's, de invloed van de temperatuur van het verwarmend oppervlak niet mag verwaarloozen, daar de voor verwarming dienende stoom, zelfs bij relat iel' lage spanning, altijd nog eene merkbaar hoogere temperatuur, minstens !!()—4o° hooger, heaft dan de kokende massa. Deze invloed zal des te grooter zijn, naarmate eene vulmassa moeilijker kookt. Ora de suikerverliezen hij het koken te bepalen, i- men dus aange wezen op proeven in net groot of de proeven in het Laboratorium moeten met een werkelijk vacuüm worden uitgevoerd. Zoo ver schillend de afzonderlijk in aanmerking komende factoren zijn, zoo verschillend zullen ook de resultaten uitvallen. Daarom moeten de voorwaarden, waaronder de proef genomen wordt, zeer nauw kerig worden nagegaan en opgegeven; men zal dan ten slotte uit veel dergelijke proeven, den invloed der afzonderlijke factoren vin den en daaruit eindelijk ook het suikerverlies bij liet koken vooruit kunnen berekenen. Konus MEDEDEELIiNGEN UIT DE PRAKTIJK. De mededeeling vanden lieer van Leeuwen, aangaande Tange rangbibit voorkomende in dr 'c aflevering van liet Archief, Blz. 153 is te merkwaardig en ook te belangrijk, dan dat wij geen po gingen zouden aanwenden, de oorzaken van deze tegenstrijdige be richten op te sporen. Wij kunnen niet beter dan een beroep doen op allen, die uit legging weten te geven van de zich wedersprekende mededeelingen over de kwaliteit der Tangerangbibit. liet volgende geval deed zich te Brangkal voor. In Mei 1892 ontving ik bibit van Buitenzorg, die verdeeld over vier afdeelingen van onzen aanplant, op kweekbeddingen werden gelegd. letterlijke TOrtalin^cn 197 De velden met die bibit beplant, bcboorden onder onze ergste serebtuinen; + 60% was sereli, waai van de belft in de bevigste graad (bouquetsereh). De stekken, die wij later van Buitenzorg ontvingen, direct als zoodanig uitgeplant, gaven tuinen, die zoo goed als serehvrij waren. De eerste bezending waarvan ± 36 Bouws was uitgeplant, was echter zoo, dat men die bibit niet langer mocht vertrouwen, en voelde ik mij ook niet verantwoord, zonder eene inspectie van de aanplant te Buitenzorg zelf, die bibit weer als plantmateriaal te bezigen. De lieer A. Eschauzif.r, Administrateur van Gempolkrep en on dergeteekende konden echter in bedoelde tuinen te Buitenzorg geen sereli constateeren. De nu staande aanplant van Buitenzorgbibil ziel er dun ook liet beste uit, en ten opzichte van bladziekten, en ten opzichte van sereli. Van de gelegenheid gebruik makende bezochten wij tevens de bibitaanplantingen in liet Tangerangsche. Wij zagen daar wel veel in aooge mate verwaarloosde aanplan tingen, maar vonden geen sereli. Alle bibit afkomstig van Buitenzorg, de Preanger, Tangerang en Bantam wordt, voor zoover mij bekend is, van uit Batavia ver scheept. Het is zeer goed mogelijk, dat bij die verscheping bibitsoorten door elkaar zijn geraakt, en wanneer nu in een van de vier genoem de streken dit jaar sereh gekonstateerd kan worden, dan is eene aannemelijke verklaring gevonden. Ik geel' in overweging aan de bestuursleden der Suikerveree nigingen van Jaiui ol' veler belang niet liet best behartigd zou wor den indien twee commissies werden gevormd, ieder van drie Heeren, die op kosten van genoemde vereenigingen zich wilden belasten met een onderzoek der rietaan plantingen in de Preanger, Buitenzorg, Tangerang en Batavia. De kosten door velen gedragen zijn Ie miniem en de uitkom sten van dit onderzoek te belangrijk voor allen, die bibit van die streken betrekken, ol'dit nog wenschen Ie doen, dat men daartoe niet zou overgaan. Brangkal, 17 Februari. S. A. Arkndsen ll kin Mededeelingen uit do praktijk 198 I ) IV ER S E M E I ) E 1) EELIN G E N. lïij Gouvernementsbesluil van 16 Februari IB9i, Staatsblad Nu. 52 zijn in de ordonnantie van 130 Oct. IX7I (Staatsblad No. 163) op nieuw eenige wijzigingen gebracht. Mei de reeds vroeger in IST'.t plaats gehad hebbende aanvullingen (Staatsblad No. '209) luidt de ordonnantie nu als volgt: GRONDVERHUUK Art: I. Gronden door inlanders, hetzij krachtens de vierde be paling der wet v.m '.• April 1870 (Indisch Staatsblad No. 55) in eigendom verkregen, hetzij in erfelijk individueel gebruik of tijdelijk als deelgenooten in de gemeentegron len bezeten, kunnen aan niet inlanders worden verhuurd volgens de bij djze verordening gestelde regels. Behoudens de uitzonderingen, bij deze ordonnantie gesteld, worden die overeenkomsten heheerscht door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Art: 2. Als huurder worden alleen toegelaten persörfen öf vereenigingen in Nederland of in Nederlandseh-lndië gevestigd. Zij kiezen met betrekking tot de overeenkomst in het algemeen woonplaats in de afdeeling, waarin de grond gelegen is. tenzij zij zelf in die afdeeling gevestigd zijn. Art: '■). De verhuur van grond, krachtens de vierde bepaling der wel van 9 April 1870 (Indisch Staatsblad No. 55) in eigendom verkregen, geschiedt voor niet langer dan twintig achtereenvolgen de jaren. Art: I. Grond, in erfelijk individueel gebruik bezeten, wordt voor geen langer ti rmijn dan voor vijf achtereenvolgende jaren verhuurd. Art: 5. De deelgenoot in gemeente-grond mag het hem toege wezen aandeel in dien grond verhuren snor het tijdvak van zijn genot, doch in geen geval voor langer dan vijf achtereenvolgen de jaren. Wanneer de grond gebezigd wordt voor de teelt van gewassen, die duur den huurder niet kunnen werden geoogst als hij den grond niet langer dan één jaar in zijn bezit heelt, blijft de huurder—ook daar, waar jaai"lijksche verdeeling der gemeentegron den plaats heeft —in het genot van den grond tot na afloop van dien oogst, behoudens zijne verplichting om dengene, die in de plaats van den oorspronkelijken verhuurder in het bezit van den grond treedt, eene schadeloosstelling uittebetalen, evenredig aan de in de huurovereenkomst bedongen som. Art: ('). In een overeenkomst tot huur en verhuur van gron den is het opnemen van een beding van wederinhuur of van verlenging der huur, na verloop der in de drie voorgaande artikelen gestelde termijnen, verboden. Wanneer de grond reeds verhuurd is, mag liet wederminnen daarvan door den tegenwoordigen huurder,dan wel het inhuren van dien grond door anderen niet plaats vin len, dan gedurende de twaalf maanden voorafgaande aan de expiratie van de loopende overeenkomst. Gronden, die reeds verhuurd zijn, mogen voor hel geheel of een gedeelte van den, daarbij overeengekomen huurtijd niet op nieuw verhuurd worden. Art: 7. Van de overeenkomst van huur en verhuur moet een akte in duplo in de Nederlandsche en de Maleische of de landstaal worden opgemaakt, en door de beide partijen onderteekend. De handteekening van den verhuurder moet door twee leden van het dessabestuur worden gelegaliseerd. Art: X. De akte moet of straffe van nietigheid der overeenkomst worden geregistreerd. De registratie geschiedt door het Hoofd van plaatselijk bestuur, binnen wiens ressort de verhuurde grond gelegen is, die daarvan aanteekening houdt op ieder exemplaar van de akte. De huurder is verplicht de akte der overeenkomst, in duplo bin nen één maand nadat zeis aangegaan, aan dienambtenaar aantebie len Bij gebreke daarvan is de overeenkomst van rechtswege vervallen. Art: '.'. De registratie wordt geweigerd, indien de overeenkomst na onderzoek door de daarmede belaste ambtenaren, blijkt te strijden met de wet, of ze niet is opgemaakt in den vorm, bij artikel 7 voorgeschreven. Ingeval de registratie geweigerd wordt, kan van de beschikking van het Hoofd van plaatselijk bestuur in beroep worden gekomen bij den Directeur van binnenlandsch bestuur Art: 10. De bepaling der drie voorgaande artikelen is niet verplichtend voor de verhuring van woonerven, wier grootte een kwart bouw niet te boven gaat. Diverse mededeelingèn, 200 Art: 11. De huurder draagt, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is bedongen, alle zoowel voorziene als onvoorziene toevallen, Art 12. De verplichting tot het betalen der belastingen en tot het doen van diensten, ter zake van den grond verschuldigd, blijft rusten op den verhuurder. Art: 13. De verhuur van grond, bij de ingedeeld of door de inlandsche bevolking vrijwillig met koffie beplant, is verhullen op straffe van nietigheid. Art: 14 Onder inlanders worden in deze ordonnantie niet ver staan de mot ben gelijkgestelde personen. Art: 15. Deze ordonnantie is alleen, behoudens het bepaalde bij het tweede lid van art 27 van hot reglement op het beleid der Re geering van Neder landsch-Indië, vantoepassing op Java enMadura. Van deze toepassing zijn echter uitgesloten de in erfelijk indi vidueel gebruik bezeten gronden, die behooren tot in particulier eigendom afgestane landerijen. STAATSSPOORWEGEN OP JAVA. EXPLOITATIE OOSTERLIJNEN. Vekbeterblad bepalingen en tarieven Bij Gouvernements-Besluit dd°. ('» Februari 1894, No 32 is be paald: 1° dat mot wijziging in zoover van de classificatie der vracht en ijlgoederen, zooals die is goedgekeurd bij artikel 1 van het be sluit van 7 September 1893 No. 3, de artikelen Suikerriet en Suiker rietstelcken (bibitj bij vervoer per wagonlading langs de Staats spoorwegen op Java den classificatiecoëfficiënt 0,3 in plaats van 0,4 verkrijgen, en 2° dat met tijdelijke afwijking der algemeene zooals die bij sub. 1 zijn gewijzigd, te bepalen, dat tot ultimo December iS<>'i langs ile St:iatsspoorwegen op Java Suikerrietstekken (bibit) over afstanden van meer dan 109 K. M. zullen worden vervoerd tegen eene vracht per wagonlading volgens onderstaand tarief over afstanden van 170 t/m I7r> K M /' :ic> » » » 17(i » 200 » » 37 » » » 201 » 225 » » 38 » » » 220 » 250 » » :«l fiiverae me(ieileelin<;en. 201 over afstanden van 251 t/m 27,") K. M. f 40 » » » 270 » 300 » » 41 » » » 301 ï> 325 » » 42 » » » 321» » 350 » » 43 » » » 351 » 375 » » 44 » » » :57(') » 400 » ,) 45 » » » 401 » 425 » » 40 » » » 420 » 450 » » 47 » » » 451 » 475 » » 48 » » » 470 » 5:):) » » 49 » » » 501 en verder » » 50 Op de bergsecties te verhoogen, volgens hot bij besluit van 7 Sep tember 1893, No. 3 goedgekeurde Tarief No.-VI fl on met toepassing van den in sub 1 genoemden coëffieiënt 0,3. Onder voorwaarde, dat de stekken verpakt zijn in zakken, kran djangs of kisten, dan wel stevig samengebon len in bossen, zon ler eenige verdere emballage van bladeren als anderszins zoodanig, dit do bossen 1► ï j do verpakking geene grootere afmetingen hebben, dm van één meter. Op hl/.. 30 maakte ik gewag van de school voor suikerindustrie te Amsterdam, onder directie van \)n. (ï. Hosdius Roldingh oh Dis. J. K. van der Heide, die beden haar eersten cursus begint, waarvoor zich midden Januari reeds 15 leerlingen hadden aan gemeld. De leerlingen, die do/en cursus volgen, kunnen in. het. bezit komen van oen volledig diploma, wanneer zo voor dien tijd reeds moer aan scheikunde hebben gedaan f\i eene campagne als volon tair aan oono suikerfabriek hebben medegemaakt, vorder na, afloop van don cursus nog oono campagne als 2de scheikundige aan eene suikerfabriek werkzaam zijn geweest on aan oon voortgezetten cursus voor hot doen van moor uitgebreide scheikundige onder zoekingen met vrucht hebben deelgenomen. Do geheele studiegang zoude dus 1 '/', a 2jaar in beslag nemen n. 1. v.in half Juli-half September voorbereidende cursus; Oct.-Jan. volontair op oon suiker fabriek; Maart-Juli suikerschool; Juli-Oet. voortgezette cursus: Oct.- Jan. 2de scheikundige op oono suikerfabriek on daarna eventueel nog vervolg van don voortgezetten cursus. Hot honorarium be draagt 1' 50 per maand. Diverse mededeolingen 202 Het spreekt van zelf, dat iemand in liet bezit van een dergelijk diploma vele waarborgen aanbiedt, bier met vrucht als scheikundige op eene suikerfabriek werkzaam te zijn. De scheikundige lessen worden gegeven door de Heeren Hondius Boldingh en van beu Heide; die, welke betrekking hebben op bot mie en landbouwkunde door den Heer Swildens en de machineleer, de beschrijving der werktuigen en de leer van den stoom in de suikerfabriek door don ook hier op Java zoo gunstig bekenden Heer Grundel. C O N C E P T. Verschenen 4°. De Ihcr Adam Dowie Mc. Neill & Co. 2». De Heer Mr. A. 11. Klein Wellenstein, Krause & Co. Batavia. >. De Heer Friedrich Augusl Theodor* Warnecke Erdmann Sielcken. i». De Heer Mr. Bain . . . . Martin Greig&Co. se.5 e . De Chinees Liang Tjong Han, handelende ten deze als gemachtigde van Al de comparanten wonen Ie Samarang en zijn mij, Notaris, bekend. Te kennen gevende, dat sommige suikerfabrikanten in Midden- Java gedurende de laatste jaren in telkens grootere mate, misbruik gemaakt hebben van de voor hen ten aanzien van bet assortiment van Hoofdsuiker liberale condities, waarop de Exporthandel koop contracten op levering gewoon was te sluiten. En verklaarden alsnu de comparanten ten einde door samen werking evenbedoeld misbruik tegen te gaan, met elkander te hebben overeengekomen: Artikel 1. Behoudens de na te noemen uitzonderingen zullen, gerekend van al' 1- Januari 1894. contractanten liet product uit den oogstlB94 van de in Midden-Java gelegen suikerfabrieken op geen voor koopers minder gunstige Assortimentsvoorwaarden koopen dan volgt. A. ten aanzien van zoogenaamd Europeesch assortiment: »de suiker moet worden geleverd in de nommers 13 en boogcr, »met een average van noinmer 15, zullende, indien die average »niet bereikt wordt voor het verkochte kwantum, de verkooper Diverse mcciedcelingen 203 «hebben te vergoeden c 2.~> (vijl' en twintig) cents per noramer; fracties «in verhouding. B ten aanzien van zoogenaamd Amerikaansch assortiment {Muscovados). »de suiker moet worden geleverd in de nommers 12 en honger »met vergoeding, door den verkooper, van u 2-> (vijfentwintig) cent* »per nommer, fracties in verhouding, mogende evenwel geen suiker «beneden nommer II klem- geleverd worden." Een en ander dus zooals omschreven in de, aan deze acte gehechte, sluitbriefformulieren der Makelaars Monod & Co. ArTIKEI II Deze overeenkomst reeds ingegaun of \ Januari jl. geldt voor alle uit den oogst, 1894 te verkrijgen Hoofdsuiker (First Runnings), welke afgevoerd wordt naar- en geleverd te Samarang of Tjilatjap, uitgezonderd liet product dei' ondernemingen Poegoe, Tjipiring, Gemoe, Kalimanah, Bodjong, Desito en Mayong, terwijl zij voorts geldt ten aanzien van Tjomal. Artikel lil. Hij ontduiking of niet-nakoming dezer overeenkomst verbeurl de defraudant telkens eenedadelijkopeischbare boete van I' 2,50(1wee gulden vijftig cent) per picol, gerekend over het geheele contract ten aanzien waarvan, zij liet ook slechts voor weinige picols, gefraudeerd is. Artikel IV, De verbeurde boete komt ten bate van dengene of degenen, die niet gefraudeerd hebben en, in het laatste geval, de boete ponds pondsgewijze onder elkander verdeelen. Artikel V Als ontduiking of niet-nakoniing wordt beschouwd elke han deling— actief dan wel lijdelijk —die, al strijdt zij niet met de letter dezer overeenkomst, evenwel bij arbitrale beslissing wordt gesign i leerd als niet in overeenstemming met d.;:i geest en de bedoeling van dit contract. Als ontduiking wordt dus speciaal beschouwd: liet niet-opeischen van refacties, door den verkooper verbeurd wegens levering van een mindere average dan nommer 16 voor zoogenaamd Europeesch assortiment of van MuscDvados beneden nommer FJ kleur. DiyerM medeteelingéfl, 204 Artikel VI All' 1 geschillen, die onverhoopt tu.ssehen partijen uuchten ont staan over de uitlegging dezer overeenkomst, zullen worden onder worpen aan de beslissing van den HoogWelGeboren lieer Meester Carel Willem Baron van Meekeken, rechtsprekende als goeden man naar billijkheid, zonder eenigen vorm van proces, en aan wiens uitspraak partijen zich moeten onderwerpen als aan een vonnis in het hoogste ressort gewezen, zonder dat er van een eisch tot vernietiging, onverschillig op welken grond, sprake kan zijn. Voor elke arbitrage, die niet meer dan een of hoogstens drie zittingen vordert, moet, door de in het ongelijk gestelde partij, eene som van f 100. (Een honderd gulden) ter beschikking worden ges teld van den arbiter. Artikel Vil Wordt eene boete mei de gemaakte kosten niet onmiddelijk bel i.ild, zoo wordt de arbitrale beslissing, hoe zij ook moge luiden, ten uitvoer gelegd uit kracht van een bevelschrift van den Raad van Justitie te Samarang. Artikel VIII. In ieder geval komen alle kosten op deincasseeringeener boete vallende, daaronder begrepen die van aanmaning en de vijfprocents belooning, volgens usance, aan der creditrice praetizijn ol' ge machtigde verschuldigd, ten laste der debitrice. AUT IK KI. IX Eene I te ten bedrage van wordt ook verbeurd voor elke ongehoorzaamheid aan de bevelen des arbiters tot verschijning; overlegging aan hem van de op den suikerhandel betrekking heb bende hoeken des verdachten en (of) andere heseheiden, het zenden van getuigen, enzoovoorts; terwijl op de incasseering dier boete mede toepasselijk, zijn de artikelen 7 en 8. Artikel X De kosten dezer acte en dei daarvan uit te reiken afschriften worden door partijen voor gelijke deelen gedragen en betaald. Alles onder verband als naar rechten en met domiciliekiezing, algemeen en onveranderlijk, door elk der contractanten ten haren kantore te Samarang of van haren vertegenwoordiger aldaar. Diverse mededeelingen 205 Dezer dagen ontvingen wc hel proefnummer van de hlatter für Zuckerrübenbau, een nieuw tijdschrift onder redactie van Dr. C. HAGER, de bekende redacteur van „die Deutsche Zuckcrindustrie" Met blad stelt zich ten doel, de verbetering van de cultuur der sui kerbiet in elke richting: het wil het middenpunt zijn van alle po gingen die aan de biet en <lodaarmede verbondenlandbouwbelangen ten goede komen, een practische raadgever wiens adviezen op de boerderij in praktijk worden gebracht, een speciaal vaktijdschrift, dat de plaats inneemt, van de niet bestaande vakvereenigingen, speciaal voor biétencultuur. Variëteitenen vijanden van de biet zullen speciaal worden behandelden eene handleiding tot de kennis dor bietenvijan den zal binnenkort gepubliceerd worden. Venier zullen prijsvragen worden uitgeschreven en gelegenheid aan de abonnés worden gegeven om in een „Sprechsaal" met elkaar van gedachten te wisselen. Het tijdschrift verschijnt elke maand "2 maal en kost I' 3'sjaars. Om de verspreiding te bevorderen wordt de prijs hij abonnement op meer exemplaren aanzienlijk verminderd. Suikerfabrieken die het willen uitdeelen aan hunne bietenleveranciers, betalen slechts f 192, — voor 100 ex., die aan de opgegeven adressen verzonden worden. De oplage bedraagt 6000 exemplaren. Als medewerkere worden de bekendste autoriteiten op het go bied van landbouw, suikerfabrikatie en plantenpathologie genoemd In fiet eerste nummer wordt in een opstel van Dr. Hollrung besproken, welke vragen op landbouwgebied nog onbeantwoord zijn; Pbof. Soraueu bespreekt eene met gomvorming gepaard gaande bacteriënziekte in de vaatbundels der biet. W Schhidt, directeur van de centrale koopinrichting voor landbouwmachines, geeft eeno uitvoerige lijst van aanbevelenswaardige machines voor de bietcul tuur, waarop nog enkele kleinere mededeelingen volgen. Met zooveel gunstig bekende medewerkers en zulk eene ruime verspreiding zal een merkbare vooruitgang in de cultuur van de suikerbiet wol niet achterwege blijven en zullen we gooi doen ook bier onze krachten in te spannen, om de rietcultuur zoover mogelijk vooruit (o brengen. Drukfouten. blz 136 regel 13 v. o. 66507 moet zijn 67217 » » » 6 v. o. 52027 » » 59027 » 138 » 16 v. b. 88752 » » 87752 Diverse medeiloelingen 206 STATISTIEK, OOGST-EN MARKTBERICHTEN. Totaal Java-Suikerafschepingen van 1 Juli—31 Januari naak alle havens. (Tonnen van 10Ó0 K. G.) SriKKItVKIIKOOPEX OOGST IS<*4 van 13 Febr. t/w 26 Febr. lo LOOOOpik.Kalieteloe f B'/, Musc. 2o 10000 .» Watoetoelis » » 3» loooii o Pagottan » » I" 10000 » Peterongan » » I" 5000 » Kedawong » » I» 10000 i) Soemengko » » In 10000 » Koedjonmanis » » '.!■' 7500 o Kwarassan » 9. 15 KI. 2° 7500 9 Kentjong » 9. » 2° 7500 » Man mi » O. - » 3» 10000 » Watoetoelis » o.— » 2° 10000 » Ketanen e o.— » 2° 10000 >, Tjahdi » 9.— » 4° 7500 » Goedo » o.— » 4° 7500 » Mritjan » o.— » > 7500 pik. Ngandjoek ƒ9.— 15 KL 'i" 7500 » Redjosarie » 9.— » 3° 5000 » Popoh o 9.— » 2° 12500 » Tjoekir » '.».— » '•/, I" 5000 » Ngoro » 9 of 8 5 /, Mus.-. I" 50000» Eschauzier »9 of B'/ a Musc. "ƒ, 2° 20000 » Gempolkrep » 9.— 15 KI. **', L 2" 15000 » Tangoenan » B'/, Musc. 4° 5000 » Kanigoro » 9.— 15 KI. I" 15000 » Padjarakan » «.) » *•/, 5° 5000 » Redjosari » 9.— » 4° 5000 » Seroeni » 9. — » I!" 5000 » Minggiran » 9. — » 1535000 vorige opgave totaal 1S(HII)()() Buitenland. 20 Jan. In Europa begint men zich reeds roet allerlei voorspellingen bezig te houden omtrent de oppervlakte, die in 1894 ver ui lelijk met bieten beplant zal worden. De toename van het aantal fabrieken, en de gunstige voorwaarden, welke worden aangeboden voor te leveren bieten doen eene uitbreiding, de kleine oogst aan bieten zaden eene vermindering der beplante oppervlakte verwachten. Men kan door gebruik van minder zaad per 11. \ toch nog wel eene grootere oppervlakte dan het vorige jaar bezaaien, maar men heelt dan de kans, dat wanneer dit zaaisel van nachtvorsten of ongedierte te lijden heelt, er geen voldoende voorraad zaaizaad overblijft om een tweede keer te zaaien. In dat, geval zon er eene zeer belangrijke' minderproductie kunnen plaats hebben. Alles hangt evenwel voor hel grootste gedeelte af van de weei somstandighedep van April-Juni. De suikerprijzen hebben eene neiging naar boven te gaan. In Cuba valt het weer niet mee, het regent voortdurend en hoewel de cent"raall'ahi ieken die natte- iinipas ovens hebben, kunnen doorwerken, is het riet nog onrijp en blijven de rendementen beneden ■de verwachtingen. De rietproductie is evenwel zoo groot, dat men toch op een zeer groeten suikeroogst rekent. Van de meeste andere riet suikerlanden zijn de berichten gunstig, behalve van Demerara, waar hevige regens een einde aan den oogst gemaakt hebben en de Phi lippijnen, waar men den oogst 25% minder schat dan het vorige jaar. Statistiek, Oogst- en Marktberichten 208 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. medeueklinuen van iiet pkoefstatiox „oost-java" NIEUWE SERIE No. 7. DE ANAXAS-ZIEKTE OF HET Z WARTROT IN OOST-JAVA door Dr. J. 11. WAKKER, met PLAAT. De reden, dat ik ook nog een enkel woord wenscli toe te voe gen aan de mededeelingen van mijn collega uit West-Java omtrent het bovengenoemde onderwerp, is deze. Wij hebben in deze ziekte een <\f\- ernstigste verschijnselen te zien, welke in de laatste jaren de rieteultuur bedreigd hebben. De wijze van optreden en de snelheid der ontwikkeling van de schimmel, zoowel als de groote schade, welke zij in den laatsten Oostmoesson op een paar fabrieken in den Oosthoek heeft teweeg gebracht, geven mij aanleiding hier een ernstig waarschuwend woord te doen hooren. Om voor alle belanghebbenden het herkennen der ziektever schijnselen gemakkelijk te maken, heb ik e'e afbeeldingen van twee stadiën van de ziekte hieraan toegevoegd (PI. 11, Fig. 1 en 2). No. 1 is een bihit van Cheribon-riet vijf dagen na de infectie met Thielaviopsis. Men ziet hier hoe de schimmel aan de heide snijvlakten is binnengedrongen en in dien korten tijd reeds zooveel sporen gevormd heelt, dat geheele gedeelten van de aangesneden geledingen zwart gekleurd zijn. Men ziet hier ook duidelijk de roode plekken, die hier, als in zoovele andere gevallen, het afsterven van het riet vergezellen of voorafgaan. liet onaangesneden stengellid is nog niet merkbaar aangetast. Is de schimmel echter zooals in het afgebeelde geval eenmaal tot in de knoopen doorgedrongen, dan is de bibil verloren en de oogen ontwikkelen zich niet meer. Fig. 2 stelt een overlangsche doorsnede van een stuk stengel van zoogenaamd Loethers-riet, gemakkelijk te herkennen aan het sterk naar binnen buigen der vaatbundels even boven den knoop, (bij a) voor. De schimmel is hier veel verder gevorderd dan bij 1. De infectie had zeven dagen voor het maken van de afbeel ding plaats gevonden Hel is juist in dit riet, dat de epidemie door mij waargenomen weid. Het is echter bekend genoeg en blijkt ook nog voldoende uil het volgende, dat de schimmel ook gemakkelijk in andere rietsoor- ten leven kan. Vermoedelijk zullen wel allen even vatbaar vooi deze ziekte zijn. Van tuinen mot krachtig ontwikkeld Loethersriet, dat geen ziek t e verschijnselen vertoonde, en die tot 1500 pikol riet per bouw opgebracht huilden, werd bibit gesneden en op dezelfde onderne ming uitgeplant. //; verscheidene tuinen kwam geen enkele bibit op. In liet geheel moesten dientengevolge ILJ1 L J bouw op nieuw geplanl worden. Na korten tijd vertoonden zich de verschijnselen ook op Cheribon bibit, die van elders aangevoerd was. Hoogstwaarschijnlijk waren deze in de bibit-loods ol misschien elders op de onderneming besmet geworden. Was de schade blijkens het bovenstaande reeds vrij groot, ik houd mij overtuigd, dat zij nog veel grooter geweest zou zijn, wanneer riet door hel dagelijksche onderzoek der tuinen en opzen ding van het verdacht materiaal naar bet Proefstation, de ziekte herkend ware en er zoodoende direct de noodige maatregelen ge nomen konden worden om een verdere verspreiding tegen te gaan. J l et is niet het oog op deze maatregelen, dat ik nog enkele proeven deed, waarvan ik hel verslag hier volgen laat. Ik heb opzettelijk de opbrengst der oude tuinen zooeven ver meld, omdat mijns inziens, daaruit voldoende blijkt, dat de ziekte niet hier reeds in het riet aanwezig was. Trouwens èn bij een bezoek aan de genoemde tuinen èn bij onderzoek van het betrokken riet in het laboratorium bleek mij dat het laatste volkomen gezond was. Een van de eerste vragen, die opgelost moest worden, was dus zonder twijfel deze: van waai' zijn de sporen gekomen, die de in fectie tot stand hebben gebracht 1 Jk geloof, dat ik deze vraag gedeeltelijk opgelost heb Proeven Proef l. Den ll den Augustus 1893 bracht ik vooraf gehalveerde zwarte bibit van Loethers-riet in een stopflesch met versch gesneden bibit van verschillende variëteiten. In een andere stopflesch brachl ik op den bodem een papje van zwart sporenhoudend rietmerg i water fijngewreven, en plaatste daarop de ondervlakten van eenige bibits en in een derde stopflesch plaatste ik dergelijke bibits op stukjes ziek merg !-).■. .T. 11. Wakker. De ananas-ziekte of het zwartrot in Oost-Jav* 210 De stoppen werden schuin geplaatst op de flesschen om de lucht niet al te vochtig te doen worden. Reeds den 15 ilen daaraanvolgende vertoonden alle bibits zelfs op de bovensnij vlakte de zwarte sporen, ook daar, waar slechts de onderkant met het zieke weefsel in aanraking was gebracht. In de volgende dagen maakte de ziekte snelle vorderingen, zco als blijkt uit de beschouwing van Fig. I, geteekend 5 dagen na de infectie. Den 28 Augustus werd de proef opgeheven, alle bibits waren zeer sterk aangetast, en zwart of ook gedeeltelijk rood van binnen. Van enkele waren de wortels, van geen een de oogen uitgeloopen. Proef 11. Den inhoud van de in de vorige proef in de eerste plaats genoemde flesch bracht ik den 16 den daaraanvolgende over in een grootere stopflesch met 10 versehe bibits waarvan er vijf, nadat de versehe snijvlakten goed afgedroogd waren, aan beide zijden wa ren toegelakt. De niet toegelakte werden den 20 Augustus gespleten en bleken alle hevig door de zwarte schimmel aangedaan te zijn. De vijl' toegelakte werden dien dag geplant; één, waarvan liet lak aan één zijde afgebroken was, afzonderlijk. Alle werden door witte mieren aangevreten en vertoonden ook, niettegenstaande het lak, toch TJüclauiopsi*. Een had twee spruiten gemaakt en naar het uiterlijk der bibits te oordeelen waren ook andere uitgeloopen (14 September). Ik ge looide dus wel met de afsluiting der snijvlakten op den goeden weg te zijn, al is dit eerste resultaat nog niet zeer afdoende. Proef 111. Nadat het mij gebleken was, dat het Loether s-r>et afkomstig uit den zeilden tuin, waarvan de zieke bibit gesneden was, gezond, maai' zeer vuil van buiten was, liet ik dit laatste afkrabben en smeerde het vermengd met water op de beide snijvlakten van vijl' versehe bibits, ilie verder onder een stolp vochtig gehouden en van de lucht afgesloten, bewaard werden (17 Augustus). Uit bet zelf de vuil weiden door een platina-naald ook streek-culturen in drie glazen doozen met voedings-agar gemaakt. Bij het voorafgaand mikroskopisch onderzoek was het gebleken, dat het vuil schimmels bevatte. Hen 2'2 sle n bleek het mij, dat alle bibits de zwarte ziekte vertoon den; enkele reeds door en door. In de doozen ontwikkelden zich veel bacteriën; geen Thicla viopsis. Dr J. H. Wakker. Do ananas-ziekte ol* liet zwartrot in Oost-Jnvii 211 Uit dit resultaat volgt zonder twijfel, dat de sporen van de pa rasitische schimmel buiten op het gezonde Loethers-riet aanwezig waren en eerst bij het snijden van de bibit gelegenheid kregen om zich te ontwikkelen. Ik geloot', dat wij hierin eene voor de bestrijding zeer gewichtige omstandigheid moeten zien. Vooral wanneer het later mocht blijken, dat ook op andere plaat sen het ziekte-verloop op dezelfde wijze als boven geschilderd plaats had. liet is dan ook daarom dat ik mijn onderzoekingen in deze richting heb voortgezet, zooals uit het volgende blijken zal. Om dit nog nader aan te toonen nam ik namelijk nog PrOEF IV. Ik liet in een kamer, die anders nooit gebruikt wordt, met een vooraf geflambeerd mes een zeer fraaie riet stok in stukken snijden. De stok vertoonde evenmin als de anderen een spoor van ziekte en toch bleek, toen de stukken ruim 14 dagen later onderzocht werden, dat zij allen door en door zwartrot waren. Het kan mijns inziens aan geen twijfel onderhevig zijn, dat ook hier of bij het snijden het vuil van de buitenkant van den stok op de snijvlakte is overgebracht, of dat de schimmel van die buitenkant direct op de snijvlakte is overgegaan. Hoe dit ook zij, uit het bovenstaande meende ik te mogen afleiden, dat een afdoende reiniging van de stokken van buiten, des noods met zeep- of kalkwatcr, vóór het kappen der bibit een imddel tegen het zwart-rot zoude zijn. Proeven in dezen geest zijn tot mijn spijt niet genomen. PnOEF V. Den l'.H 1 '» Augustus smeerde ik een papje van aan getast fijngemaakt rietmerg en water op de beide snijvlakten van 12 stukken van een stengel van Loethers-riet en bewaarde de eene helft vochtig, de andere droog. De eerste namelijk onder een klok, de andere op een rekje op de laboratorium-tafel. Den 23 sten werden van elke partij twee rietstukken doorge sneden; hierbij bleek, dat bij beiden de zwarte schimmel ongeveer even ver binnengedrongen was. Den 26* ten werd de proef opgeheven; het bleek, dat bij alle droog bewaarde stukken de zwarte schimmel door én door gedrongen was. Ook bij de onder de klok bewaarde bleek de schimmel thans niet verder gevorderd. Fig. '2 stelt de overlangsche doorsnede van een dev droog be waarde stukken voor. Men ziet hoe de zwarte streep van het eene uiteinde naar het andere loopt. Dr. J. 11. Wakker. De ananas-ziekte i>f het zwartrot in Oust-Java 212 Uit het bovenstaande volgt, dat het droog bewaren van verdachte bibit geen middel tegen het optreden van de ziekte zal opleveren. Hieraan wensch ik nog een paar opmerkingen aantesluiten over oenige andere wijzen van behandeling van de bibit. Het opweeken der bibit vóór het planten ikan, zooals uit het voorafgaande blijkt, niet de oorzaak zijn van het optreden van het zwart-rot; maar wel is het mogelijk, dat de groei van de schimmel door de opname van water tijdens liet weeken bespoedigd wordt. Het broeien van de bibit, dat toegepast wordt om het uitloo pen der oogen te bespoedigen, zal alleen dan helpen, wanneer het werkelijk gelukt dit laatste zóó snel te doen plaats hebben, dat de oogen de schimmel als het ware vóór zijn. Daar de hoogere tem peratuur echter ook den groei van de laatste bevordert, acht ik dit middel altijd onzeker en durf ik dus alleen het onder Proef II genoemde aanbevelen. Met andere woorden, ik wensch het volgende onder de aan dacht van belanghebbenden te brengen. Wanneer zich op een onderneming een verschijnsel voordoef, dat aan het afgebeelde doet denken, dan is opzending naar liet Proefstation, ter verkrijging van volkomen zekerheid allereerst noodzakelijk. Blijkt het, dat wij met de Ananas-ziekte of het zwart-rot te doen hebben, dan is in de eerste plaats verbranden van het reeds aangetaste materiaal noodzakelijk. In de tweede plaats acht ik af wasschen, zooals ik hierboven heb aangegeven en zooals ook reeds door den Heer WENT aangeraden is (t. a. p. p. 127), van de stok ken uit de tuinen van waar de zieke bibit afkomstig is, wenschelijk, wanneer men ten minste van die stokken nog bibit wenscht te snijden. liet is duidelijk, dat dit afwasschen gebeuren moet vóór het snijden van de bibit. Eindelijk zoude misschien een afsluiten van de snijvlakten der gezonde bibits door middel van een of ander gemakkelijk smelt bare stof aanbeveling verdienen, wanneer deze gebracht moet worden in een sterk besmette ruimte. *) Laten indrogen van gezonde bibit zal het optreden van de ziekte niet verhinderen. Ook om aangetaste bibit te redden zal, naar ik vrees, dit middel ongeschikt blijken. Omtrent het broeien is zooeven reeds het noodige gezegd. Ik wil er nog bijvoegen, dat men daarbij *) Sedert het schrjjven van dit stukje zijn door Wijt de resultaten heschreven Tan proe ven, waarbij voor de afsluiting teer gebruikt werd (Iste Jaargang van dit tjjdschrift, bl, &2S), Dr. J. H. Wakker. De ananas-ziekte of het zwartrot in Oost-Java 213 gevaar loopt, om wanneer de bibit aangetast is, de ziekte zelf in de tuinen ovor te brengen, daar zij ook in het tcveld staand riet kan voorkomen (Men vergelijke Went t. a. p. bladz. 121). Tijdens het schrijven van dit stukje blijkt mij, dat deze ziekte ook nog op anderi dan de beide bedoelde fabrieken waargenomen is. Pasoeiioean üct. '93. Verklaring der Plaat Fig: 1 Bibit van ('bonbon-riet, aangetast door zwartrot, vijf da gen na de infectie. Overlangsche doorsnede op natuurlijke grootte. Fig: 2. Stengelstuk van Loethersriet als boven, zeven dagen na de infectie. OVER DE SCHADELIJKE WERKING VAN HOORDERS / door S. A. AUENUSEN HEIS. liet doel van dit opstel is hoofdzakelijk collega's over te halen, en liefst collega's in de buurt, om genoemde parasieten systema tisch, dus volgens een vooraf overdacht en uitgewerkt plan, te be strijden, te vangen en te dooden, om aldus voortplanting en verdere vermenigvuldiging te beletten. Evenals bij het invoeren van elke nieuwe bewolking, zoo heb ben wij ook hier ons de vragen te stellen: A. Welke nadeelen doen zich voor, wanneer wij de bestrijding nalaten. V>. Welke nadeelen, indien wij haar uitvoeren. C. Hoeveel is het geldelijk verlies, indien wij alles bij het oude laten. D. Wat zijn de kosten, indien wij de bewerking invoeren. De quintessence is dus, dat wij te bewijzen hebben, dat hot nadeel grooter is dan de onkosten. Het ligt voor de hand, dat een dergelijk bewijs niet mathematisch kan geleverd worden, maar door nauwkeurige waarneming der feiten, door eenigszins op groote schaal genomen proeven, door vergelijkin gen met de ervaringen van anderen, kunnen wij komen toteene zoo hooge mate van waarschijnlijkheid, dat verderen twijfel onredelijk is. Wij zullen dus de vier onder A, B, C en D genoemde punten achtereenvolgens behandelen. A. „Indien wij de bewerking nalaten." De nadeelen daaraan verbonden, zijn: Dr. ,T. 11. Wakker. De ananas-ziekte of het zwartrot in Oost-Java 214   Archikf voor de Java-Suikerindtstrie 11. Plaat II  le. Verlies aan impórlbibit, wanneer het kwaad reeds op de kweek beddingen voorkomt. 2e. Het nutteloos onttrekken eau voedsel aan den bodem door die uitloopers, waarvan het groeipunt aangetast wordt en die tengevolge daarvan uitsterven. Dit laatste geldt niet voor reeds aangeaard, goed uitgegroeid riet. Echter gaan de stokken nog dikwijls dood, wanneer reeds lal'/» meter riet hoven de sgoeloetan" uitsteekt Men vindt dit verschijnsel veel bij tuinen dio ongelijk zijn op gegroeid, door welke oorzaak dan ook. De achterblijvers, door topboorders aangetast, beschaduwd door de goed uitgegroeide stokken, leggen bet gewoonlijk af, en onder het min of meer uitloopen der oogen sterven deze, naar gelang van het jaargetijde, oenen langzamen dood van verrotting of uitdroging. 3e. De bevordering van Sereh, omdat door het afsterven van de jonge, maar toch reeds gevormde loten stagnatie in den groei ontstaat. die voortduurt wanneer de nieuw gevormde uitloopers, zooals niet zelden gebeurt, op hun beurt weer aangetast wordenen afsterven. De opmerking is door menigeen reeds herhaald, dat een zware boorderaanval op niel geheel serehvrije bibit, de serehziekte zeer in de hand werkte. Rij sommigen was dit waargenomen feit zóó opmer kelijk, dat men meermalen verband heelt, gezocht tusschen hoorders en sereh. (Zie Krüger, Mededeelingen Proefstation West-Ja va. hl. 71) Dat er geen ander verband bestaat, behalve hel zoo ovengenoemde, is dan ook nog niet bewezen. ie. Het verlies van grondstof. a. veroorzaakt dooi- direkt afsterven, (zie Sub. 3) en door b. het breken bij hetomvallen van het rietop de plaatsen waar de stengelhoorder, door zijne gangen, de dwarsdoorsneê vanden sten gel heeft verkleind en het weerstandsvermogen verminderd. se. De achteruitgang der sappen van stokken, door hoorders aangetast, is vrij belangrijk. Hetzij deze achteruitgang ontstaat door storingen in den groei, hetzij door het afsterven van den top en het ontstaan van nieuw vormingen (uitloopen der oogen"), hetzij ze een gevolg is van de werk zaamheid in de boordergangen van schimmels, bacteriën of andere organismen (zie Went over Roodsnot. Archief b1z.2651e jaargang), de aanleidende oorzaak is altijd de hoorder. De onrustbarende wijze, waarop het riet in den afgeloopen maal tijd doodging, deed mij een onderzoek daarnaar instellen. f. A. Arcn'lson FTein. ovt>r de snliarlolijko wprkin? vnn boorden. 215 Door omstandigheden, geheel buiten mijnen wil, kon ik eerst tegen het einde van den oogst daarmede aanvangen, zoodat de nog mede te deelen resultaten niet als een fair gemiddelde mogen be schouwd worden. Zij zijn echter belangrijk genoeg om: le. de werkzaamheid der boorders niet gering te schatten en 2e. de proeven door eigen onderzoek te kontrolceren. In navolging van hetgeen de Heer van Müsschenbroek op Tjomal deed. liet ik gedurende eene periode van ± 20 dagen 1377 stokken splijtonensorteeren volgens de hooiden „gaaf en „aangetast." De resultaten van dit onderzoek laten zich tabellarisch als volgt rangschikken : Met inachtname der verhouding van gave en aangetaste stok ken was hel, verlies aan winbare suiker op 100 K(i. sap voor: Blimbing. 1,49 % Gayaman 0,32 » Kintelan. 0,56 » Pessanan 0,45 » Sambirotto 0,93 » Kintelan 0,87 » S. A. Arcnilscn Hein. Over de schadelijke werking van boorders. 216 B. dlndien wij de bewerking uitvoeren." le. Tegenover al de nadeelen onder A genoemd, die naar gelang der omstandigheden of gedeeltelijk, of achtereenvolgens, of allen tegelijk kunnen optreden, staat hij de uitvoering van de bewerking alleen het minder gewenschte nadeel, dat de losgewerkte grond door de vrou wen, welke de hoorders uitsnijden en in de geulen loopen, weer wordt vastgetrapt. Bedoeld bezwaar is echter niet zoo overwegend, dat zij de schaal ten nadeele van het uitsnijden der hoorders zou doen overslaan, want afgezien dat dit vasttrappen niet zoodanig is, dat het nut van het loswcrken geheel verloren gaat, kan men met een eenigszins geoefend volk dit nadeel tot een minimum terugbrengen door één persoon het toezicht op drie plantgeulen te geven, die zeer goed kun nen overzien worden, wanneer deze, in de middenste geul loopende, de eene links, de andere rechts te gelijk nagaat. Wanneer dan de weg nog gekozen wordt, aan ééne zijde van de plantjes, zoo dicht mogelijk aan den voet der goeloetan, dan is het plattrappen werke lijk gering en bedraagt hoogstens '/„ van de totale geulopper vlakte. 2e. Een ander bezwaar zou opgenoemd kunnen worden, n. 1. het verdord uitzien van planten, waarvan uitloopers zijn uitgesneden, doordat men de operatie niet voorzichtig genoeg heeft uitgevoerd. Maar dit nadeel behoeft met deze bewerking niet samen te gaan, waar het gebeurt, is het een gevolg van ongeoefend volk of onver schilligheid van het toezicht. Wordt de grond met te groote patjols of te diep losgewerkt, zoo gaan de kleine plantjes ook droog (aloom) staan, maar wat is daarvan dan de oorzaak, de bewerking of de uitvoering? 3e. Een werkelijk bezwaar kan zich voordoen, als van eene bibit alle oogen, die zijn uitgeloopen, door hoorders zijn aangetast. Men moet dan de geheele bibit uithalen en inboeten, wanneer hiervoor nog bibit of zeer mooie importbeddingans beschikbaar zijn. In andere gevallen is dit echter niet wenschelijk, en doet men beter te wachten tot de oogen van het aangevreten plantje uitge loopen zijn. Voor het vangen van den hoorder is het dan gewoonlijk wel te laat, maar men doet toch beter de bewerking uit te voeren, omdat men nog altijd eenige kans heeft, den boorder of de pop te vangen. 4e. In tuinen van ± 18 a 20 dagen oud komt het veelvuldig voor dat jonge plantjes den indruk geven alsof zij door hoorders S. A. Arendeen Hein. Over de schadelijke werking van boordors. 217 zijn aangetast. Bij nauwkeurig onderzoek blijkt dan dikwijls, dal van al de uitgesneden loten geen enkele dooi' den hoorder is be schadigd, maai' dat dit droog worden hoofdzakelijk een gevolg is van de werking van de schimmel van Roodrot of' van het aanvre ten door krekels. Wanneer men in dergelijke gevallen de uitgesneden stengeltjes splijt, bemerkt men dat het groeipunt nn» onbeschadigd is. De krekels hebben slechts een gal gemaakt door de bladschee den, die boven het groeipunt zijn gelegen. Daardoor sterven wel al de jonge blaadjes, daarboven gelegen, af, maar het plantje gaat niet dood. In de meeste gevallen is dit ook met Roodrot het geval. Men vindt de bibit (vooral jonge bibit) dikwijls geheel met de schimmel bedekt, met ophoopingen van sclerotiën, zonder dat eigenlijk meer dan de oudste bladeren (schutblaadjes van het oog en eenige bla deren daarboven) zijn vernield. Het overige leeft nog, kwijnt wel gedurende eenigen tijd, gaal ook soms dood, maar in de meeste gevallen overwint het den aan val en groeit normaal verder. *) Men kan dit verschijnsel kort na de opkomst der bibit op uit gebreide schaal in bijna alle generatie-tuinen waarnemen, die met de jongste, witte bibit geplant zijn. Met eenige oefening herkent men aan de verdroging van de punten der jonge bladeren, dat de bibil door roodrot, is aangetast. Inspecteert men met dit doel een jonge tuin en overtuigt men zich, goed gezien te hebben door de bibit er uit te nemen, zoo staat men verbaasd over de uitbreiding van het kwaad en verwondert zich tevens, dat het nog zoo weinig schadelijke gevolgen heeft. Wij willen hopen, dat de schimmel haar zachtmoedig karakter nog lang blijf! behouden. Wij zijn een weinig van ons onderwerp afgedwaald daar de laatste uitweiding alleen.in zooverre met het te behandelen onder werp iets te maken heelt, dat men gedurende het uitsnijden zich aangaande de oorzaak van het kwijnen der plantjes kan vergissen. Maar de bij deze bewerking in te voeren kontrole (zie later de uitvoering) wijst reeds direkt aan, dat eene andere vijand dan hoor ders hier werkzaam is. Is dit het geval, dan wacht men nog eenigen tijd. Intuinen, die reeds ouder zijn dan + 35 dagen, treft men boven bedoelde verschijnselen weinig of in het geheel niet meer aan. ) Zie ,Roodrot en andore ziekten v/h suikerriet door Dr. J. van Breda de liaan, Blz. 12 en 13, S. A. Arcndsen Hein. Over dn schadelijke werkin? van booniers 218 Mij zijn geen verdere nadeelenbekend, die tengevolge van het uit snijden der hoorders kunnen ontstaan; zoo iemand meent nog iets te kunnen aanvoeren, houd ik mij voor opmerkingen aanbevolen. Wij gaan over tot punt C en begrooten het C. «Geldelijk verlies, ijjdies wij kiem doen." Van al de opgenoemde nadeelen zijn alleen die, genoemd onder 4 en 5, gemakkelijk onder cijfers te brengen. Tellingen der aangetaste en vroeg of laat afstervende stokken, zich uitstrekkende over ± 8 bouws op + vijf verschillende plaatsen genomen, gaven de volgende uitkomsten: Ofschoon ik weer niet wil beweren, dat bovenstaande cijfers ge middelden aanwijzen, zoo toonen zij ons tocli voldoende, in acht ne mende, dat wij in het afgeloopen jaar veel hoorders hebben uitgesneden, dat wij hier met eene schadelijke werkzaamheid te doen hebben, wier omvang niet gering is te schatten. Het tweede sub. 5 genoemde punt laat zich beter geduren de den maaltijd vaststellen. Wij hebben op bladz. '210 gezien hoeveel het suikerverlies be droeg tengevolge van de achteruitgang der sappen. Gerekend tegen eene produktie van 1200 pikol met 77% per sing, werd per bouw aan suiker verloren: Blimbing 13,70 pikols Gayaman 2,95 » Kintelan 5,17 i> 8. A. Arend sen noin. Over de schadelijke werking van hoorders. 219 Pessanan 4,15 pikols Sambiroto 8,59 » Kintelan 8,03 » Elimineeren wij het ongunstige geval van Blimbing, dan zal het linantieele verlies per bouw uitgedrukt zich nog bewegen tusschen f 15 en f 40, in bijzondere gevallen veel meer. Tegenover deze niet onaanzienlijke verliezen, waarbij de schade tengevolge van het afsterven, bedoeld sub. 4» nog niet eens in rekening is gebracht, staan betrekkelijk geringe onkosten. Aangenomen, dat men met het hoorders uitsnijden begint ± 20 a L jr» dagen na het uitplanten der bibit, dan kan onder ongunstige om standigheden (veel hoorders) één vrouw per dag ± 3 bouw onder zoeken, in de meeste gevallen 4 bouw en zijn er weinig hoorders, 5 bouw. Zet men de bewerking gedurende twee maanden voort, dan wordt naar gelang de planten grooter worden, de bewerking iets moeilijker en zal per dag ongeveer 2, 3 en i bouws kunnen weiden onderzocht. Is echter van den beginne af de bewerking goed uitgevoerd, dan zullen er ook later minder hoorders gevonden worden en kan dus per dag dezelfde uitgestrektheid worden afgezocht. Wij zullen echter als gemiddelde aannemen, dat niet meer dan 3'/i houw per dag per koelie kan worden nagezien. Voor verschillende ge vallen moet men uitmaken of het aoodig is, dat men dagelijks, eens in de twee, ol ééns in de drie dagen op dezeltde plaats moet terugkomen. Ik vond het in vele gevallen voldoende om den anderen dag dezelfde plaats te laten onderzoeken. Rekenen wij het arheidsloon 0,30 ets. per dag, dan bedragen de onkosten per 100 bouws in 60 dagen f 2,57 of f 2,57 per bouw per twee maanden. In de meeste gevallen zal twee m tanden voldoende zijn, maai' om de zaak niet te gunstig voor te stellen, nemen wij aan, dat men de bewerking drie maanden voortzet, dan zullen de totale onkosten t. w. het uitsnijden in den tuin, het brengen van de uitgesneden plantjes naai' de fabriek en het onderzoek aldaar, hoogstens ƒ 5 per bouw bedragen. Vergelijkt men nu deze kosten met de opgenoemde nadeelen, tevens in het oog houdende, dat er vele bewerkingen inde aanplanl plaats vinden, waarvan het nut veel twijfelachtiger en minder tast baar is dan deze, dan zie ik geen overwegende reden, waarom de toepassing niet algemeen zou worden. Voor hen, die met het a. s. plantjaar proeven wenschen te ne men, acht ik het niet ondienstig, eenige praktische opmerkingen ten beste te geven aangaande de : S. A. Arendsen Tlein. Over do schadolijkc werking van hoorders. 220 Uitvoering liet is niet met elk werk het geval, dat eene slechte uitvoering ook direkt een finantieel nadeel oplevert. Het hoorders uitsnijden, van den beginne af goed uitgevoerd, doet de totale onkosten verminderen, want hoe meer wordt gevangen in het jonge i iet, hoe minder later zal zijn aangetast, dus hoe minder arbeid nog te verrichten valt. Ten einde kontrole te kunnen uitoefenen op de hoeveelheid ge vangen hoorders, liet ik dagelijks de uitgesneden plantjes naar de fabriek brengen en onderzoeken. Met ongeoefend volk en toezicht kreeg ik de uitkomst, dat in 36395 planten 127:5(5 hoorders werden gevangen, d. i. '55%. Dit percentage is te weinig: Ik geloof echter, dat men zich in den beginne geene illnsiën omtrent hoogere cijfers moet maken, tenzij de onderneming Europeesch tuin personeel rijk is, wier belangstelling voor dergelijke „buitensporig heden" voldoende valt op te wekken, dat zij het zeil* interessant ge noeg vinden, door eene goede regeling en onderzoek, de waarde van eene of andere nieuwigheid aan de uitkomsten, die daarmede te ver krijgen zijn, te toetsen. Nadat dit gemiddelde, dus 35% met ongeoefend volk verkregen was, hebben beter gekontroleerde proeven en wat meer oefening een gemiddelde van 51% over 14 Bouws aangewezen. Later kwamen uitkomsten van 80 % herhaaldelijk voor, en op kleine schaal, 2 bouws, was eene vangst van 100 % geene zeld zaamheid meer. Dit alles bewijst, dat men het zeer ver kan bren gen, mits men er moeite voor besteedt. Het blijft echter noodig het eerste jaar, en misschien ook nog een tweede, het percentage gevangen hoorders te kontroleeren. Indien men al het uitgesnedene op de fabriek laat brengen en door een daarvoor aangesteld mandoer met de noodige menschen laat onderzoeken en noteeren, dan kan uit het des avonds inge diende rapportje iedere tuinopziener kontroleeren. hoedanig de be werking in zijne verschillende tuinen wordt uitgevoerd, terwijl de administrateur tevens een goed overzicht behoudt over de uitbrei ding van liet kwaad In den beginne zal men schrikken over de massa's uitgesne den planten en zal men het aantal koelies moeten vermeerderen, opdat het onderzoek van de des avonds aangebrachte planten den volgenden dag is afgeloopen. Hoe consequenter en energieker men dan echter de bewerking doorvoert, hoe spoediger men vermin dering van het aantal uitgesneden plantjes zal opmerken. 8. A. Arendsen Hein. Over de schadelijke werking van hoorders. 221 Dal men de uitgesneden planten niet moet laten liggen, is met het oog op do snelle verpopping van de rups een vereischte, terwijl het aanbeveling verdient, ook die uitloopers, waarin de hoorder niet gevonden werd, gelijktijdig met het overige te verbranden. De hoorders, die tengevolge van een onnauwkeurig onderzoek aan de aandacht zijn ontsnapt, worden dan toch vernietigd. Een goed en goedkoop resultaai hangt dikwijls ai'van eene som van kleinigheden, die vooruit volgens eene vaste methode geregeld, de uitvoering zeei vergemakkelijken. Ik geloof niet .in onnoodige details af te dalen, wanneer ik daaromtrent mijne ervaring mededeel. Aangaande de kontrole en de uitvoering in de tuinen zelf dus nog de volgende opmerkingen. le. ± Een maand na liet uitplanten van de bibit moet met het uitsnijden worden aangevangen. Proeven door mij persoonlijk nagegaan,hebben bewezen, datin een middelmatig aangetaste, ± IV, maand oud zijnde tuin één persoon, gerekend tegen een werkelijken arbeidstijd van 9 uur, ± i houw netto of ± 2500 geulen per dag kan onderzoeken. Zij behoeft dan zooals ik reeds mededeelde, slechts '/, of 850 geulen te doorloopen. Daar men om den anderen dag op dezelfde plaats terug moet zijn, zoo heeft men voor elke 8 bouw één vrouw noodig. Men kieze voor het uitsnijden der plantjes geen zwakke vrou wen of kinderen. Menschen, die wat kracht hebben, gewapend met zeer scherpe kleine messen (blatis) maken de bewerking goedkoop, vooral wan neer men er op let, dat voor dit werk altijd dezelfde vrouwen worden gebruikt, die op het laatst zoo geoefend worden, dat zij reeds, voordat eenige verdroging is ingetreden, aan den stand der bladeren kunnen zien. dat de jonge stengel door een hoorder is aangetast. Zijn zij eenmaal zoover, hetgeen men hen spoedig kan loeren, dan ver krijgt men gemakkelijk 80% van de uitgesneden planten aan hoorders. Mannen schijnen dit werk vervelend te vinden; zij loopen ver schillende aangetaste planton voorbij zonder die gezien te hebben; of genoemde reden oorzaak is, dan wel dat vrouwen scherper op merken laat ik daar. Om direkt georiënteerd te zijn, welk gedeelte van den tuin onderzocht wordt, of pas onderzocht is, en ook om de geulen terug te vinden, waar men geëindigd is, liet ik aldus handelen: S. A. Arenden Hein. Over de riehadehjko werking van hoorders. 222 Zij A. IS. C. D. een tuin waarvan de lijnen evenwijdig aan A B de Malanggoten en de met 1, 2, 3, 4, enz. genommerde vakjes de geulen voorstellen. Beginnende bij punt A, loopende in de richting A C liep de vrouw, die de boorders zocht in geul 8. A. Arendsen Hein. Over de Bohadeljjke werking van bonrder». 223 2, terwijl vooraf de mandoer een baak (andjer) geplaatst had in geul 2 op de lijn C D en in ."> op de lijn A B. Loo pende in geul 2 moest de persoon de geulen l en 3 tevens observeeren. Aangekomen aan het einde bij C D ging zij terug in geul 5, nadat zij eerst de baak tot geul 8 verplaatst had. Loopende in geul 5 in de richting O A, ging zij, op A B ge komen zijnde, weer terug in geul 8, na vooraf weer de baak naar geul H verzet te bobben, enz. De baken, welke zóó duidelijk moeten zijn, dat aan de eene zijde van den tuin geplaatst, de andere geobserveerd kan worden, dienen zooals ik reeds mededeelde om bij inspectie; vaneen tuin direktte kunnen zien, wat reeds is afgezocht. Door den stand der bakens dagelijks te volgen, heeft men een goede kontrole op de hoeveelheid verricht werk en door de tuin in te gaan op de plaatsen, die reeds onder zocht zijn, een overzicht over de hoedanigheid. Wanneer reeds eenige planten zijn uitgesneden, wordt het dia gen en meevoeren van deze lastig en hinderlijk; men late daarom, naargelang van den boorderaanval, om de vijf geulen de uitgesneden planten op de dwarsweggetjes of' aan den ingang der geul liggen. Die plaatsen I, II en 111 (zie blz. 223) geeft men door kleine vast staande bakens op de lijn A O aan, ten einde tegen den avond de malanggoten terug te kunnen vinden, waar de vrouwen het uit gesnedene hebben gedeponeerd. Doet men zulks niet, zoo heeft men kans, dat de bossen op onregelmatige plekken worden neergelegd niet direkt zijn terug te vinden en dat het werk dus voor niets is uitgevoerd. Ik heb het bovenstaande geschreven, in de vaste overtuiging, dat het nadeel door de hoorders berokkend, werkelijk niet onaanzienlijk is, en onder ongunstige omstandigheden zelfs zeer groote afmetingen kan aannemen. Ik hoop niet den indruk te hebben gemaakt dat de opgenoemde voor- en nadeclen „gezocht" en gekozen zijn pour Ie besoin de la cause, want zich zelve dingen diets te maken ter wille van eenige weten schappelijke liefhebberijen, die geld kosten, is zeer zeker niet rationeel. Men onderzoekc zelf, en meent men rechtmatige kritiek te kun nen uitoefenen, men deele die mede. Met opinies komt men echter niet veel verder. Cijfers en goed waargenomen feiten moeten uit maken, of bet boordersuitsnijden eene bewerking is, die hare vuile rente afwerpt, en waarvan de consequente toepassing minstens even rationeel is, als eene aanaarding of eene wieding. S. A. Arendsen Hoin. Over de schadelijke werking vun hoorders 224 Uit de hierboven vermelde opgaven der nadeelen, en der onkosten besteed om die nadeelen te voorkomen, is alleen het besluit te trekken of het aanbeveling verdient de bewerking in te voeren of niet. Gaat men er toe over, dan is het. duidelijk, dat het effekt (ten opzichte van onkosten en winsten) grooter zal zijn, indien men tegelijk over de gehecle aanplant daarmede begint. . Men vleie zich echter niet, dat in den beginne de resultaten direkt bevredigend ziillcn zijn. Vooral ervaren tuinopzieners hou den in den regel er niet van dergelijke bewerkingen in te voeren en willen dikwijls niet inzien, dat de tegenwerping „het altijd zoo geweest is" in vele gevallen het zwaarste argument moest wezen om er dan eens eindelijk een eind aan te maken. Men zal misschien aan de mogelijkheid van ilit laatste twijfelen en het effekt even on waarschijnlijk vinden als de muggenplaag te willen bestrijden door de muggen te vangen. Wanneer echter de rietboorders niet de hebbelijkheid hebben van ook in andere gewassen te kunnen leven en zich te verpoppen, dan geloof ik dat eene zoodanige uitroeiing mogelijk is, dat de schade door de nog overblij venden veroorzaakt, miniem wordt. *) Brangkal, Februari 1894 ) In Bbkhms Tliierleben, Insecten, bladz. 375 en 376 komt het volgende voor, dat ik hier aanhaal ten einde met een voorbeeld te bewijzen, dat men aan de mogelijkheid van eene uit roeiing der hoorders niet moet wanhopen. Entachieden ist dieser Schmetterling mit der Zeit seltener geworden, als er früher war. Zu Pfingsten 1829 bot die llccrstraase von Erfurt nach Ootha, wie Kiefers/ein mitteilt, einen eigentümlichen Anblick. Alle Obstbiiume, welche sie beiderseits einfassen, waren veiss, als wenn sie in don schönsten Blüten prangten. Dieses Blütengewand bestand aber aus einer ungeheuern Masse von Baumwoisslingen. Seitdem ist diese Art nie wieder in solcben Mengen gesehen worden. Aehnliclies kann ich aus meiner Jugendzeit berichten. lm Blumengarten meiner Grosseltern traf ich als Kind diese Schmetterlinge in Schrecken erregenden Mengen. Hesonders interessant war es, gewisse Gewiiehse zusehen an welchen sie zum Uebernachten des Abends festsassen und zwar in solchen Massen, dass sie dieselben ganz bedeckten. Auch kleine Wasserpfützen umsaumten sie am Tage zu Tausenden, eine Liebhaberei, welche den Pieriden vorzugsweise eigen zu sein scheint und die auch von Beleenden aus fernen Lündern berichtet wird. Seitdem smd 40 und einige Jahre verf'ossen und ich habe kaum einen Baumweissling wieder im Freien zuGesicht bekommen, dies gilt aber nicht bloss für die Provinz Sachsen, sondern auch fur andere Gegendcn. Ein Schmetterlings hündler aus Ungarn teilte mir vor einigen Jahren mit, er habe den Auftrag crhalten, 100 ltaum weisslinge nach Amerika zu schicken, und habe dalier seinen ihn zu Hause beim Sammeln unter stutzenden weiblichen Familiengliedern den Auftrag erteilt, auf dieselben zu fahnden, er glaube aber nicht, dass sie eine ho grosse Menge zusammenbringen würden. Es scheint mir an diesem Falter der Beweis geliefert zu sein, wie durch allgemeine und gründliche Verfolgung, die sich hior durch Zerstörcn der Raupennester vornehmen lüsst, mit der Zeit aus einem lastigen Ungeziefer eine vom Sammler gesuohte Seltenheit werden kann. Der Ungar zweifolte am zusam menbringen von 100 Stuck, und in jener Zeit trat ich an manchen Abend deren 800 tot, ohne auch nur die geringste Abnahmo wahrzunehmen. Wie 11. Morin unter dem 4 Januari 1891 mir mitteilte, tritt die Art jetzt in Oborbayern wieder sehr schadlich an den Obstbüumen auf. S. A. Arendeen Hein. Over de schadelijke werking van hoorders 225 REF ERA TEN. Prof. Dr. F Soxhlet. Neuerung in der fabbikmössigen Hak fination des Zuckers. Patentschrift No. 70987. Zeitschr. d. Ver. f. d. Riibenzuckerind. 1893 pag. 9(59. Het onder bovenstaanden titel behandelde patent, betreft wel is waar een tak der suikerindustrie, welke op Java niet gedreven wordt, maar toch meen ik, dat het Archief verplicht is, er van ge wag te maken om dezelfde reden, die Dr. Went in No. 2 van dezen jaargang in zijn referaat over vegetatieve vermenigvuldi ging der beetwortels aanhaalt, namelijk, dat men hier op Java op de hoogte moet blijven van alle verbeteringen der Europeesche industrie. liet nieuwe procédé SOXHLET is behalve dat bestemd, een geheele omwenteling in het raffineeren van de suiker te brengen en is niettegenstaande zijn verbazingwekkende eenvoudig heid, voor ieder suikervakman instructief. Tot nu toe wordt in de raffinaderijen zooals bekend, de ruwe suiker, meestal na in centrifuges gewasschen (gedekt) te zijn, hij kookhitte in water opgesmolten, de oplossing wordt zoo uoodig met kalk alkalisch gemaakt, geclarifieeerd, heet over beenzwart gefiltreerd en dan in de vacuümpan tot vulinassa gekookt. Doordat hierbij de suikeroplossing G a2O uren op temperaturen van 103" C. tot hoogstens 70° C dalende gehouden wordt, vormen zich vooral door de alkalische reactie bruin gekleurde, slijmerige omzettingsproducten, die niet alleen zeil' suikerverliezen represen teeren, maar ook als stroopvormers werken. Het nieuwe procédé wil de vorming dezer producten zooveel mogelijk beperken, door de suikeroplossing niet anders dan in de vacuümpan te verwarmen. Het maakt verder het gebruik van heen zwart in den regel onnoodig en beperkt dit tot bijzonder donkere suikeroplossingen. De werkwijze is de volgende: Do ruwe, maar gewasschen suiker wordt in koud water op gelost. De oplossing' heeft 00 a 03 Brix en wordt zonder meer door een mechanische filtratie van troebelmakende stoffen bevrijd, ze blijft koud staan en wordt zonder voorafgaande verwarming in de vacüumpan getrokken. De wijze van mechanische filtratie, welke een schitterende, ab soluut heldere oplossing moet leveren, is een tweede bijzonderheid van het SoxHi.ETSche procédé. Men maakt een pap uit 1 deel «Kieselguhr" (infusoriënaarde), fijngemalen puimsteen of cokes met 2 a 3 deelen «Holzschleif mehl" in '25 of 50 deelen water, vult met dit mengsel langzaam de kamers van een filterpers, totdat zich een geheel homogene, eenigszins vaste koek heeft gevormd en perst dan de suikeroplossingen dooi de zoo gevulde kamers heen. Er wordt in den regel 0,045% holzschleifmehl en 0,15% kie selguhr van bet gewicht der verwerkte suiker gebruikt; een vulling doet 8 a 18 uren dienst. Natuurlijk heeft men voor de filtratie van een koude suiker oplossing een grooter filtreerend oppervlak noodig, dan voor "de ge wone heete oplossingen; 100 ton suiker per etmaal vereisehen 120 h 150 vierkante meter filtervlak. De gebruikte filtermassa kan door uitkoken en dccanteeren met beet water gezuiverd en voor verder gebruik geschikt ge maakt worden. liet »Hólzscheifmehl" is fijn gemalen zaagsel, dat tot nu toe alleen bij de papierfabricatie dienst deed. In het gebruik van deze stof ligt een karakteristieke bijzonderheid van bet nieuwe procédé. Soxhlet zelf zegt op een andere (*) plaats hierover: Van hout, vezels en zaagsel onderscheidt zich »Holzschleifmehl", zooals zaagsel van houtstukjes of meel van koorn. Het is duidelijk, dat het bij de filtratie niet aankomt op de scheikundige samenstelling van een indifferente stof, maar op bet vermogen, om füterporiën te vormen. De wolachtige hoedanigheid van het »Holzschleifmehl", waarvan de kroese vezels stijf zijn en niet zooals de tot nu toe voor filtra ties gebruikte vezels samenplakken, vormt een fijnporeuse, maar ook in sterk samengepersten toestand nog altijd doorlatende filter mas sa, waarvan de porieën alleen nog door andere stoffen verkleind dienen te worden, vandaar de bijvoeging van kieselguhr, etc. De verkregen suikeroplossingen moeten schitterend en mikroben vrij zijn, zoodat ze bij concentraties over 60% en temperaturen beneden 30 n C. minstens een week lang vrij vaninvertsuiker blijven. liet procédé is reeds een jaar lang in twee der grootste Duit sche raffinaderijen in gebruik en beeft uitstekende resultaten opgeleverd. Winter. •) Chemikcr-Zoitung 189 a pag. 1775 Referaten, 227 Dr. J. van Breda de Haan. Bouillie rordelaise en hare toepassing Teysmannia 4de Jaargang, blz 720. De bouillie bordelaise werd het eerst bereid door Millardet, leeraar aan de universiteit te Bordeaux, die in 1882 begon proeven te nemen met het toepassen van koperverbindingen tegen Peronospora viticola, eene schimmel, die groote schade aan de wijngaarden in Zuid-Frankrijk toebracht. Reeds twee jaar later had hij verrassende uitkomsten verkregen en publiceerde zijne onderzoekingen. Het door hem gebruikte mengsel, spoedig algemeen bekend onder den naam van bouillie bordelaise, bestond uit (.5 deelen kopersulfaat en 12 deelen kalk in 100 deelen water. Reeds vroeger was gebleken, dat koperverbindingen boven an dere metaalzouten de voorkeur verdienen bij de bestrijding van para sitische schimmels; zoo de oplossing evenwel te sterk is wordt de plant zelf ook beschadigd. In de bouillie bordelaise hebben we even wel met eene onoplosbare koperverbinding te doen, die aan het blad blijft hechten en niet door de eerste regenbui de beste weggespoeld wordt. De hoeveelheden kopersulfaat en kalk werden vroeger eenigs zins willekeurig genomen; sedert heeft evenwel Rumm de zaak van meer theoretisch-chemischen kant beschouwd. Bij het vermengen van kalk met kopersulfaat heeft de volgende scheikundige reactie plaats. Ca (O H), -(- Cu S 0 4 , 5H,0 =Cu (O II), +Ca S 0 4 ,211,0 + 3H,0 Uit een molecule kalk en een molecule kopersulfaat, ontstaan dus een molecule koperhydroxyde, een molecule gips en drie moleculen wa ter. Er zijn dus noodig 74 deelen kalk tegen 249,4 deelen kopersulfaat; daar evenwel eene overmaat van kopersulfaat schadelijk is en in de praktijk de reactie niet theoretisch zuiver verloopt, gebruikt men altijd eene overmaat van kalk. Als voorwaarde voor eene goede bouillie bordelaise behoort te worden aangenomen, dat in de vloeistof geen koper meer kan worden aangetoond. In den laatsten tijd wordt dikwijls genomen 2 K. G. kalk en 2 K. G. kopersulfaat in 100 L. water. Voor de bereiding, die nooit in een metalen vat mag gebeuren (behalve in koperen toestellen) lost men het kopersulfaat op in 10 L. warm water en vermenge de kalk (onge bluscht of pas gebluscht) met 20 L. water. In een groote kuip, die gemakkelijk 100 L. kan bevatten doet men nu 70 L. water, voegt er het kopersulfaat bij en daarna de kalkmelk, waarbij men goed moet roeren en zorgen, dat er zoo weinig mogelijk klonters gevormd Referaten 228 worden. Ze blijft dan vrij lang goed. De verkregen resultaten zijn bijna altijd gunstig, vooral bij ziekten veroorzaakt door schimmels van de groep der Peronosporeae, zooals de aardappelziekte, de reeds genoemde ziekte van den wijnstok en eene ziekte van de biet door eene schimmelsoort van hetzelfde geslacht te weeg gebracht. Bij enkele proeven bleek het, dat de planten met bouillie bor delaise behandeld frisscher en krachtiger werden; met zekerheid is de reden hiervan nog niet bekend, maar vermoedelijk zal de vrij groote hoeveelheid kalk, die den bodem wordt toegevoerd hierin wel eonc rol spelen Terwijl men eerst meende, dat kleine hoeveelheden koper door de plant werden opgenomen, waardoor de cellen tegen den aanval van schimmels bestand werden, bleek uit de onderzoekingen van Rumm, dat dit niet het geval is, maar dat de aanwezigheid van het koper hydroxyde op de bladen doodend is voor de schimmels en de ont kieming der sporen belet. [let is dus zaak, dat de bouillie bordelaise als een fijn laagje over de planten verdeeld wordt, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de zoogenaamde pulvérisateurs of sproeipompen, op de vervaar diging waarvan men zich in den laatsten tijd meer en meer heeft toegelegd. Al deze instrumenten berusten op het beginsel om het mengsel met groote kracht door eene zeer fijne opening heen te drijven. Van de talloozo sproeipompen worden in den laatsten tijd gerecommandeerd de pulvérisateur Vermorel, die van Japy i'rères en van Pilter en Broquet. De firma G. Stout te Tiel brengt eveneens sproeipompen in den handel, die goed schijnen te voldoen. Bij het besproeien moet men zorgen eenige malen van plaats te veranderen om zooveel mogelijk bladen te raken, terwijl proef nemingen bewezen hebben, dat een zelfde oppervlak gelijkmatiger besproeid wordt als men met tusschenpoozen spuit, dan even langen tijd achtereen. Het tijdstip, waarop men moet besproeien, hangt natuurlijk af van de wijze van optreden der parasiet en daarvoor is het noodig op de hoogte te zijn van de levensgeschiedenis der schimmels. Gewoonlijk wordt eenige malen besproeid, wanneer door regen het mengsel is weggespoeld en men nog voor het optreden van ziekte bevreesd is. De kosten zijn niet hoog en zullen wel niet meer dan 1 et. per L. vloeistof bedragen, terwijl de prijs van een goeden pulvéri sateur in Europa varieert tusschen f 20 en f 30. Kobus. EeferateD 229 MEDEDEELINGEN UIT DE PRAKTIJK ftondowosso, 23 Februari 1894. Aan den Heer J. ü. KOBUS. WelEd. Geb. Heer. In aflevering no. 4 van het Archief las ik uw bericht over het Bondowossoriet van de fabriek „Pohdjedjer." Hieromtrent kan ik nog enkele bijzonderheden mededeelen. 8 Januari 1X92 werd namelijk bibit van Loemadjang ontvangen, op dederans gelegd en vö Februari uitgeplant 1 '/i B w Juli 1892 werden van deze 1 '/» B w , 8 '.', B w . geplant. Dit riet werd weer- in Januari 1892 op dederans gelegd en in Februari begonnen daarvan 04 B". te planten. Er heeft zich nooit één enkele serehzieke plant vertoond. De bibit werd aan verschillende fabrieken, waaronder Pohdjedjer verkocht; ik zelf hield over voor 9 Bw., terwijl ongeveer 2 '/ 2 B w . niet gesneden werd, omdat het riet nog te jong was. Het geval doet zich nu voor, dat de aanplant van Pohdjedjer geheel serehvrij is, doch ik deze maand in mijn aanplant een twintigtal stoelen vond, die typisch screhziek waren. De boven vermelde tuin van 2 1 /, bouw is echter volkomen gezond. U zult mij verplichten met hiervan mededeeling te doen in het Archief, opdat men voortaan voorzichtig zij met het koopen van Bondowossobibit. Hoogachtend Uw dw. dr. J. Birnië DIVERSE MEDEDEELINGEN, Den sden5 den Februari j. 1. is aan de hoofden van Gewestelijk Bestuur op Java de volgende kabinetsmissive gericht: Buitenzorg 5 Februari 1894, Waar door de Residenten van Resoeki en Pasoeroean reeds is geconstateerd geworden, dat bij het verhuren van gronden door inlanders aan niet-inlanders, in die gewesten door dessaliooiden en zelfs door hooger geplaatste ambtenaren dwang wordt uitgeoe fend, dat gemeentelijke werkkontrakten worden gesloten, dat het zelfs voorkomt, dat dessahoofden daarbij als vermomde fabrieks gecommitteerdcn optreden, en ook in andere opzichten nog hunne bevoegdheid te buiten gaan en waar ook de Residentie Soerabaja niet meer geheel vrij daarvan wordt genoemd, is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ook nog in andere Residenties op Java deze en andere dergelijke misbruiken voorkomen. Afgescheiden van het onderzoek, dat aan het Lid van den Raad van Nederlandsen Indië, den lieer Muxlemeister, is opgedragen, omeene herziening voor te bereiden van de bepalingen, omtrent huur en verhuur van gronden door inlanders aan niet-inlanders en omtrent werkkontrakten, acht ik hst een dringende eiseh om zoo spoedig mogeüjk een eind te maken aan bestaande misbruiken, uit die bepalingen voortgekomen of daarmede verband houdende. I'.ij nauwgezet onderzoek zal hoogst waarschijnlijk blijken, lat de bedoelde en dergelijke misbruiken in vele gevallen van nie! recenten datum zijn, doch nog als uitvloeisel en overblijfsel zijn te beschouwen van de tot voor korten tijd bestaan hebbende Gouvernements-contracts- kuituur. Hierin mag natuurlijk geen mo tief gevonden weiden, om niet met voortvarend beleid te zorgen, dat aan misbruiken voor goed een einde worde gemaakt. Daarbij moei echter wel in aanmerking worden genomen: Ie Welk eenbelangrijke rol bet zoogenaamdedessa-verband en daarmede samenhangende begrippen en regelingen (voor zoover zij aan <le individueele vrijheid niet te kort doen) in het Javaanscho volksleven spelen: 2e. Hoe een brusque ingrijpen hoogst en ver strek kende gevolgen, schadelijk voor de industrie en in verband daarmede voor de te beschermen bevolking zelve zou kunnen hebben; 3e Hoe in vele gevallen de actueele beheerders van ondernemingen, die hij hun optreden ree Is dergelijke misbruiken als usantieel en g irloofd leerden beschouwen, daarbij te goeder trouw wettelijk ver boden handelingen plegen, en in vele gevallen niet eens juist weten, watal dan niet als geoorloofde hulp van bestuurswege moet beschouwd worden Ik acht let daarom van liet hoogste belang, dat delloofden van gewestelijk Bestuur zich grondig op de hoogte stellen van de ge bruiken, eventueel misbruiken, die bij de diverse culturen, gedreven door niet-inlanders in hun gewest bestaan. Diverse mededeel innen 231 Wat de landbouwondernemingen betreft, is daartoe ongetwijfeld de meest rationcele weg, dat zij zich zooveel mogelijk persoonlijk en plaatselijk op de hoogte gaan stellen dier gebruiken (dus geen onderzoek, navraag en beoordeeling van achter de schrijftafel) endoor een tactvol en welwillend beleid zich indirect contact stellen met de beheerders der landbouwondernemingen in hun gewest; en in de allereerste plaats van hen trachtend' vernemen, in welke gevallen en waartoe de hulp van hooger en lager geplaatsteinlandsche hoofden, tot dessahoofden en dessabestuur toe, door hen wordt ingeroepen Het is mijns inziens aan geen redelijken twijfel onderhevig, dat indien beheerders van landbouwondernemingen eenmaal overtuigd zijn van de welwillendheid en onpartijdigheid van een bestuurshoofd, wiens plicht het is den inlander te beschermen tegen wdlekeur en afpersingen, wiens plicht het is misbruiken, desgevorderd met ijzeren hand en grootste gestrengheid uit te roeien, maar wiens plicht het tevens is, om zulks te doen zonder partijdigheid, zonder ongemotiveerde hef tigheid, zonder de groote belangen van de ondernemers onnoodig te schaden of hun goeden naam te benadeelen, dan welbij inlandsche hoof den in verdenking te brengen, zonder, hetzij bij hoofden of bevolking vijandige gezindheid of zelfs maar tegeningenomenheid jegens de indus trie op te wekken; dat indien dus de ondernemers overtuigd zijn, dat het bestuurshoofd niet alleen met ernst en vasten wil, maar tevens op eerlijke wijze een eind wil maken aan bestaande misbruiken en ongeoorloofde handelingen, — dat zij dan bijna allen genegen zullen bevonden worden, om, voor zooveel in hun vermogen is, in de eerste plaats zelf daartoe me Ie te werken. De landbouwondernemers op .lava. toch, hebben bij bet nage noeg geheel ontbreken van bepalingen, die hun de levering van gronden en de beschikking van krachtens contracten verkregen werkkrachten verzekeren, zulk een overwegend groot befing, om elke bestuursinmenging op groote schaal in hun belrijf, elke plot selinge stagnatie te weren en te vermijden, dit zij ongetwijfeld, mits nauwkeurig weteide, wat wel dan niet geoorloofd is, waar zij bestuurshulp inroepen, wa ir deze verboden is, en daarbij voldoende doordrongen en overtuigd zijn van den ernst en de wet tigheid van het streven van de Etegeering en Hare ambtenaren, om aan misstanden een einde te maken, alles in het werk zullen stellen, om deze zelf' te doen beëindigen zonder dat eenige inmenging, dan nauwgezette sontróle van de zijde der ambtenaren, daartoe noodig zal zijn. Diverse metlodoclingon 232 Waar zulks (uitzonderingen daargelaten), dan ook tot stagnatie in de industrie aanleiding zou geven, of waar als een gevolg van optreden als hooger bedoeld, tegenwerking of slechte gezindheid van Europeesche of Inlandsch i ambtenaren of inlandsche bevolking in het leven zou geroepen worden, daar zou ik allereerst twijfelen aan den tact en het beleid, waarmede ten deze volgens mijn uit drukkelijk verlangen gehandeld moet worden, met terzijdestelling van alle mogelijke persoonlijke grieven, sympathiën en antipathiën, ('link, maar loyaal en beleidvol. Met ligt in mijne bedoeling om na den Hoofden van Geweste lijk Bestuur bekwamen tijd te hebben gelaten, om hierin liet noo dige te verrichten, doch nog in den loop van dit jaar, allen, hetzij individueel of gezamenlijk, op te roepen om hunne bevindingen en genomen maatregelen en de voorloopige resultaten daarvan te be spreken. UwHEdelGestr, gelieve in de mededeeling van het bovenstaande eene opdracht te zien, om in den omschreven zin te handelen en mij op hel einde van elke maand, van ultimo Maart aanstaande af, in een verslag te berichten, wat door u ter zake is gedaan. De Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. Aan (tt/. Q.) VAN DER WIJCK Hen Residenl van Grond verhuur, Artikel 7, eerste lid, van Staatsblad IS7I No. Il>:5 is niet toe passelijk op de; overeenkomsten tot huur en verhuur, gesloten vóbr de inwerking treding dezer ordonnantie (zie Archief blz. 199.) American Sugar Refining Co. De jaarlijksche algemeene ver gadering dezer Maatschappij was op 10 Januari doch niet genoeg leden voor eene stemming opgekomen zijnde, werd zij uitgesteld tot 14 februari, wanneer het jaarverslag zal ingediend worden. Er worden "een details omtrent het bedrijf van verleden jaar medegedeeld, doch op grond van het verslag van hel vorige jaar moeten de zaken van 1893 een surplus aanwijzen van zegge 8 1,793337 na betaling van alle dividenden op de aandeelen American Sugar Refining, é Co. en niet inbegrepen dividenden of winsten Diverse meilodeelingcn 233 van maatschappijen, waarvan deze maatschippij de aandeelon houdt, hetgeen echter hel onderwerp van een geding is voor de rechtban ken iler Vereenigde Staten, liet surplus van 1891 was $ 1,637822,76 en van IK'.L> $ 2,732 157,52, een totaal surplus van' $ 6,463317 uitmakende. Indische Mcrkuur. \ De Vacuüm Sudrnaische, systeem llrni. Keu nieuw apparaat in di' suikerfabrieken is de luchtledige maische van Hucu. Het karakter dezer maische en de voordeelen, die aan de toepassing daarvan verhouden zijn, mogen hier met ecu enkel woord toegelicht worden. Alen zou kunen zeggen, dat hel op het oogenblik de .topic of the day" is, want doorleest men Ie verslagen der vergaderingen dor departem3nten der vereeniging van Duitsche suikerfabrikanten, dm bemerkt men, dit bijna geen vergadering voorbijgaat, of er wordt aan dit procédé meer of minder tijd gewijd. Dij nel doorlezen dier verslagen bemerkt men dan ook, dat er nog al wat tegenspoeden hij voorgekomen zijn, doch het schijnl ons toe, tl it dit meer de kinderziekten van 'Ie teestellen zijn, dan wel dal het afdoende argumenten tegen het procédé zouden zijn. De Vacuüm Sudrnaische is een geheel gesloten ketel, voorzien van dubbelen wan I tot verwarming met stoom. Een roerwerk, dat langzaam draait, kan de in de maische vervatte vulmassi in bewe ging houden. Kon wijde buis verbindt de maische met de kookpan, en een andere leiding maakt mogelijk, dal dom' middel van de gewone luchtpomp het apparaat luchtledig gehaald wordt. Gedurende de eerste dagen der campagne wordt de maische gewoon als sud naische gebruikt. De uit het beetwortel-diksap gekookte masse-cuite wordt daarin afgelaten en in de centrifuges gedraaid. Heeft men voldoende stroop van de eerste masse-cuite om voor 11 Produkt te kunnen koken, dan treedl eigenlijk eerst de bijzondere hoedanigheid dezer inrichting to voorschijn.- Hot II Product wordt zeer slank gekookt en dun afgelaten. Dein de bakken of bassins zich vormende suiker zakt tengevolge van de dun vloeibaarheid der masse-cuite II snel naar beneden en vorml onder in een dikke suikermassa, terwijl bovenop de stroop blijft staan. Gesteld dat de oorspronkelijke masse-cuite een gemiddelde reinheid van 75 —76 had, dan zal, als de suiker uitgezakt is. rie bovenstaande stroop slecht 68 —69 reinheid hebben, en de harde .suikerbrij onder in den bak ongeveer 86—89, dus dezelfde als het diksap uit de beetwortelen. Diverse mededeelingen 234 Men verwijdert nu de bovenstaande stroop van 08 reinheid door intrekking in het stroopvacuüm, en heeft dus de dikke suiker brij van 86 reinheid over. Legt men hierin nu een stoomslang, dan kan .leze massa gemakkelijk opgelost worden, en heeft men eene suikeroplossing van 86 reinheid gekregen. Deze stroop nu wordt in de vacuiitn-maische door hare luchtledigheid ingetrokken, en maakt daardoor het kooksel lenig en draaibaar. Doch dit centrifugeeren geschiedt niet onmiddelijk. Men laat de nu Lenig gemaakte masse cuite een dag (of korter, al naarmate de omstandigheden) daarin in beweging, en bereikt daardoor eene langzame uitkristalliseering. De dunne siroop, die boven van den bak afgezogen was, wordt op UI Product ingekookt, doch ook dun Ook nu zakt de suiker weer naai' beneden (natuurlijk in geringer hoeveelheid). Na verloop van een bepaalden tijd heeft, zich boven op den bak een stroop van 59 —01) reinheid gevormd, dus voldoende uit geput om geene uitkristallisatie moer toe te laten, onderin den bak de suikerkristalbrij, die weer in de maische getrokken wordt. Op deze wijze vervallen dus de centrifuges voor de naproducten, want jheiding van stroop en naproduct geschiedt, begunstigd door 'e dunvloeibaarheid der stroop, door eenvoudig afzuigen, liet op smelten van het 2° product geschiedt, gelijk aangetoond, in de bassins zelf en wordt gevolgd door het inhalen in de luchtledige maische. liet verwerken der lagere vulmassen, resp. het uitscheppen, graven, spitten, enz. vervalt daardoor dus Ten slotte en daarbij mag gezegd worden »last not least," wordt alle 11 en 111 product als I product verkocht en fabriceert de fabriek alleen 1 product en melasse. (lelijk bekend is, heeft Walkhoff reeds vroeger aangeraden,de naproducten II en lil product over te smelten en in het diksap te verkoken. Dan heeft men dus ook alle suiker als I product en me lasse, als uitsluitende producten der fabrikatie. Het procédé Huch verschilt hierin alleen, dat Walkhoff die naproduct-vulniassen centri fugeert en Huch ze, door ze slap te koken, door afzuiging van stroop bevrijdt en er genoegen mede neemt, dat tusschen de suikerdeelen nog wat stroopdeelen blijven hangen. Indien deze massa echter een reinheid van 88 heeft, dus gelijk aan die, welke het diksap heeft, is eene hoogere reinheid ook niet noodig. Resumeerend, bestaan dus de voordeelen van het procédé Huch uit de volgende factoren: 10. de naproducten worden als I product verkocht en de fabriek leverl slecht- I product en melasse al: Diverse mededeelingen 235 20. door de kristallisatie onder beweging vormt zich een grof, schoon kristal; 30. het ledigen der naproductbassins met de daaraan verbon den arbeidskosten vervalt; 40. de centrifuges voor de naproducten vervallen. Rij het procédé Walkhoff zijn de beide laatste factoren niet ver vuld en staat dit du-> in dit opzicht achter bij Hucii. Het verschil met de BoCK'schs kristallisatie in beweging waarbij in del proluct vulmassa, stroop van 75 reinheid ter kristallisatie gebracht wordt, springt duidelijk in het oog en moet bij de vergelijking van Wai.k -ikh'l', Rock en Hucn de superioriteit aan den laatsten toegekend worden. Indische .Werkuur, 'i Ter aanvulling van liet korte verslag op blz 116, wil ik nog even resumeeren de later ingekomen antwoorden van 13 suikerfabrikanten op de viagen, of ilit jaar meer dan wel minder sereh in importriet van Maltint/ was geconstateerd en in welk importmateriaal de meeste sereh was. De eerste werd door :i fabrikanten, die geen of voor liet eerst Malangbibit gebruikt badden, onbeantwoord gelaten, bij vier was er dit jaar in Malangimport evenveel sereh als het vo rige en hij de zes overige meer dan vroeger. De antwoorden op de tweede vraag loopen uit den aard der zaak zeer uiteen, .laar ze ge heel athangen van de verschillende bibitsoorten op eene onderne ming gebruikt. Op vier fabrieken had import Malang (meest op koopriet) de slechtste resultaten gegeven, drie fabrieken hadden de meeste sereh in tuinen, afkomstig van bibittuinen uit de vlakte, drie andere in generatie van importriet en de overige in riet van verschillende herkomst. Volgens mededeeling van den Heer Arendsen Hein waren in de door mij op hlz. 153 serehvrij genoemde bibittuinen in de vlakte, wel degelijk reeds eenige sereh verschijnselen waar te nemen geweest. Een goed conservceringsmiddel voor drijfriemen moet op de volgende manier verkregen worden. In een goedtoegedekten ijzeren pot verwarmt men 1 K. G. in kleine stukken gesneden caoutchouc met 1 K. G. gerectificeerde terpentijnolie, is het caoutchouc opgelost, ]>iverse mededeeliogon 236 dan voegt men er 800 G. kobphonium bij, roert zoo lang tot dit eveneens gesmolten is en doet daarna nog 800 G gele was bij het mengsel. In een anderen pot verwarmt men 3 K. G. traan on 1 K. G. vet, totdat het vet gesmolten is en giet hierin onder voortdurend om meren het mengsel uit den eersten pot. Dit roeren wordt voortgezet totdat de massa afgekoeld en vast geworden is. Terwijl de riemen in gebruik zijn, worden ze van tijd tot tijd aan de binnenzijde met «leze smeer ingewreven, waardoor ze gemakkelijk op de riemschijven loopen zonder te glijden. Oude, veel gebruikte drijfriemen kunnen door de smeer worden verbeterd, men smeert ze dan op een warme plaats aan beide kanten in, laat de eerste laag in het leer trekken en herhaalt de bewerking. De riemen krijgen daardoor een veel grooter weerstandsvermogen, zoo dat ze nog lang kunnen gebruikt worden. /Vette Zeitschri/t für Rübenzuckerindust'ie 22. De belasting op suiker in de Nederlandschesuikerfabrieken werd als volgt berekend. Er werd aangenomen, dat uit elke 11. L. diftusiesap, voor ieder graad Beaumé, een rendement van 1,45 K. G. witte suiker werd verkregen, vóór I Januari van elke campagne en een rendement van 1,40 K. G. na 1 Jan Van de volgens deze berekening gevonden suiker werd eene belasting van f 27, per 100 K. G. betaald. liet invoerrecht van witte suiker, die boven '.M° titrcert, is even hoog, terwijl voor ruwe suikers 27 cent per graad gerekend wordt, waarbij van de polarisatie, i maal het gewicht der oplosbare aseh en 2 maal dat der glucose wordt afgetrokken. Voor het vervolg wordt aangenomen, dat liet rendement 12% meer bedraagt, dus 1,62 K.G. suiker, per graad, per 11. L. vóór 1 Jan. en 1,5, K..G. na I Jan. liet minimum der belasting, dattot nu toe f 8,500000 bedroeg, wordt in H 96 op f 8,650000 vastgesteld. Suikerindustrie cn Nieuw-Zuid-Wales, De streek, gelegen tusschen Wooltjoola en de bronnen van de Tweed, een afstand van ongeveer 150 Eng. mijlen, en4o mijlen ver landwaarts in zich uitbreidend, bevat het eenige land, dat in Nieuw- Zuid-Wales geschikt is voor de suikercultuur. Verder zuidelijk of wes+elijk groeit hel riet niet, daar de winters te streng zijn. Maar zelfs Diverse mededeelingen 237 op deze smalle strook grond, zijn tot nu toe alleen de beste plek ken door de industrie in gebruik genomen, hoewel reeds bijna dertig jaar verloopen zijn, sedert er de eerste suiker werd gefabriceerd ; men moet evenwel in aanmerking nemen, dat er honderden en dui zenden bunders voor de rieteultuur geschikt zijn, waarvan tot nu toe door gebrek aan ondernemingsgeest, aan gelegenheden om het riet te vervoerenen aan dichtbij gelegen centraal-fabrieken, geen ge bruik gemaakt is. Inderdaad is de rieteultuur hier nog in hare kinds heid maar ze zal, wanneer enkele hinderpalen evenwonnen zijn, zeker een dei- voornaamste takken van landbouw in deze kolonie worden. Onder gunstige omstandigheden is ze bijzonder voordeelig, waar door vreemd genoeg de vooruitgang minder snel is geweest, daar hier door een geest van tevredenheid ontstond, die in vele gevallen in traag beid ontaardde. Het resultaat is, dat gedurende de laatste jaren de uit komsten niet zoo voordeelig waren, als ze zouden geweest zijn, in dien wat meer energie getoond was en men niet achterlijk was ge bleven," zoowel bij de fabricatie als bij de cultuur. Door een groo ter aantal fabrieken, zoude de bebouwde oppervlakte aanzienlijk vermeerderen. Men moet in aanmerking nemen, dat voor cene compleete suikerfabriek een zeer groot kapitaal noodig is, reden waarom de particuliere ondernemingsgeest zich vroeger niet meer op ver beteringen toelegde. De waarde van eene goede installatie wordt misschien beter ingezien, wanneer men verneemt, dat elke Fabriek der Colonial Sugar Company aan de Clarence en de Richmond f 2,400000 bij de oprichting heeft gekost en zelfs iemand geheel onbekend met de nadere omstandigheden, zal gemakkelijk begrijpen, dat wanneer geene groote oppervlakte land geschikt voor cultuur beschikbaar is, zulke uitgaven niet te rechtvaardigen zouden zijn. Alle groote fabrieken in de kolonie zijn het eigendom van de Colonial Sugar Company, een van de rijkste syndicaten in dit ge deelte der aarde. Maar niettegenstaande het enorme kapitaal, dat ze in talrijke ondernemingen in verschillende gedeelten van Australië heelt gestoken, is ze altijd geneigd nieuwe fabrieken op te richten in geschikte centrums ,waar een aantal planters haar voor een aan tal jaren eene redelijke hoeveelheid riet garandeert. In liet Big Scrub district, tusschen de Richmond en de Tweed gelegen, waar nu een spoorweg gebouwd wordt, worden onder handelingen gevoerd door de Sugar Company met het doel een aan tal fabrieken langs de spoorlijn te bouwen. Met zulke groote be- Divcrse mededeelingen 238 i in de suikerdistricten is het niet waarschijnlijk, dat deze groote maatschappij te eenigor tijd in gebreke zal blijven, hare plan ters over te halen om door te gaan met rietplanten of deze bij te staan om voorbijgaande moeilijkheden te overwinnen. Dit laatste is reeds gebleken in de hulp door hare scheikundigen verleend bij de bestrij ling van het te vroege rijp worden van het riet en van de noodlottige ziekte, welke het gevolg was van het niet verwisseleu van plant materiaal, zooals nu zonder twijfel bewezen is. Kr wor den nu stippen genomen om de ziekte tegen te gaan door nieuwe verscheidenheden en versch plantmateriaal in te voeren van andere suikerverbouwende streken. Hierdoor mag men er op vertrouwen, dat deze hinderpaal binnenkort weder zal zijn overwonnen. De ondervinding heeft geleerd, dat de rietcult .ur, hoewel van tijd tot tijil met onwelkome wederwaardigheden te worstelen heb bend, in de meeste gevallen voordeelig is. In het begin waren de resultaten op maagdelijken grond en met gezond plantmateriaal zeer voordeelig, maar deze buitengewone omstandigheden bleven niet altijd in die mate voortduren, vooral om bovengemelde, niet aan te bevelen reienen. Gelijk elke landbouwindustrie, heeft desui kerrietcultuur veel opmerkzaa nheid noodig en het is merkwaardig zooveel planters dit uit het oog schijnen te hebben verloren, hoe wel ze er ten naastenbij dooi' te gronde gaan en hunne verstandiger collega's op aangrenzende perceelen goede resultaten verkrijgen. De geschiedenis der suikercultuur in deze kolonie is zeer belangrijk Toen er mede begonnen werd. verdiendende planters door de hooge premie enorme sommen, soms bedroeg de opbrengst f 1800 per 11. A. voor een tweejarig gewas. Een aantal planters verdienden ge genoeg om kleine fabriekjes te bouwen, met schitterende resultaten voor de eerste drie of vijf jaren. Na deze periode van ongekenden voorspoed daalden de prijzen meer dan I" 120 per ton. Niettegenstaande dit ongeluk, wisten de talrijke eigenaars der kleine fabriekjes het hoofd boven water houden, totdat twee of drie jaren achtereen een bijzonder strenge vorst de fabrikatie op kleine schaal onmogelijk maakte, met uitzondering van enkele gevallen, waar kapitaal en andere gunstige omstandig heden het den eigenaars veroorloofden te wachten totdat de markt weer naai' hoven ging. Gedurende dezen tijd spaarde de Sugar Com pauv geen moeite en onkosten om zooveel mooglijk suiker uit het riet te verkrijgen, waardoor ze onder geheel andere omstandigheden welkte als de kleine eigenaars, die hunne fabriek niet konden ver- Iliverso modcdeellngen 239 grooten en geen geld beschikbaar hadden om chemici en andere deskundigen te betalen. De maatschappij ging voort riet op te koopen van de planters en de vroegere kleinere fabrikanten, waardoor ze groote winsten maakte. Deze veranderde toestanden brachten haar er toe andere fabrieken in Nieuw-Zuid- Wales en Queensland te bou wen, die goede resultaten gaven, zoowel voor haai' zeil' als voor de planters, die goede prijzen en andere tastbare blijken van aanmoedi ging ontvingen. Maar terwijl alle mogelijke verbeteringen in de fa brikatie werden aangebracht, scheen de planter er minder belang in te stellen om dezelfde hoeveelheid riet te blijven produceeren als hij sedert jaren zonder moeite gedaan had; Langzamerhand vermin derde de productie, totdat hij in eens voor het feit stond, dat de bodem, waar hij twintig jaar achtereen goede oogsten van gekregen had, achteruitging, tenzij hij trachtte door vruchtwisseling of be mesting die bestanddeelen er in te brengen, die het riet er aan had ontnomen. Behalve de mindere opbrengsten waren er andere bewij zen van veronachtzaming in het optreden van ziekten enz., die al leen door zorgvuldige keuze van plantmateriaal en het invoeren van nieuwe variëteiten zouden te vermijden zijn. Daar nu aan al deze zaken de hand gehouden wordt, is er gegronde hoop, dat in korten tijd de rijke opbrengsten der eerste jaren weer zullen ver kregen worden. Eenige feiten en cijfers om te bewijzen, dat de suikercultuur rendabel is, zullen misschien belang is boezemen. De onkosten voor een gewone rietoogst van twee jaar oud zijn ongeveer f lüs per 11. A., waarvan voor twee keer ploegen f 21, eggen en rollen f 15, plan ten f 21, plantmateriaal f 30, schoonhouden f 00, trassen I 45. Als de planten 0 maanden oud zijn geeft de maatschappij een voor schot van f 120 per H. A. en een dergelijk voorschot wordt ver strekt als het riet 18 a 20 maanden geworden is en goed om getrast te worden. Men ziet dus, dat voor het riet gesneden is reeds meer aan voorschot betaald is, dan de onkosten bedragen hebben. De werkelijke winst berekenen we als volgt: Honderd ton riet per 11. A. (llöOpikol per bouw)is eene goede gemiddelde opbrengst in gewone tijden, als goene bijzondere tegen spoeden hebben geheerscht. Tegen f 7,20 de ton, bedraagt dus de opbrengst f 720 en de winst f 525 per 11. A. Men moet tevens in aanmerking nemen, dat somtijds 250 ton riet per 11. A. verkregen wordt en producties van 180 —200 ton niet zeldzaam zijn. Deze bui tengewone uitkomsten zijn de vruchten van nauwkeurig toezicht van den planter in een gunstig jaar, zonder ziekte. DiTerse mcdedeelingen, 240 Door sommigen wordt beweerd, dat de tijd voor die gronte producties voorbij is, maar anderen vertrouwen, dat met behulp van groene bemesting, waardoor elk jaar zou kunnen worden geoogst, deze mate van voorspoed weer bereikt zal kunnen worden. Tot nu toe heelt de werk volkkwestie weinig invloed op de in dustrie in Sieuw-Zuid-Wales gehad; of dit in het vervolg zoo zal blijven, moeten we afwaeViten, Het is waar dat op sommige onder nemingen eenige kanaken(Zuidzee-eilanders) gebezigd woiden, maar hun voornaamste werk is het riet trassen eene bezigheid waarop het blanke werkvolk niet bijzonder gesteldis. In degroote fabrieken wordt al het werk in den maaltijd door blanken verricht, die per ton betaald wordenen in ploegen van zestien werken. Tot nu toe is nog geen agitatie op touw gezet om de kanaken te verjagen, die gewoonlijk vol loon krijgen, wanneer ze op de kleinere fabrieken werken. Dit is evenwel toch slechts zelden het geval, daar de eigenaars overtuigd zijn, dat blanken beter werk leveren. Gedurende de beide laatste jaren zijn ondernemende personen bezig proeven te nemen met andere gewassen, naast suikerriet en mais Zoois b. v. dezei dagen bewezen, dat verschillende variëteiten van rijst een goede opbrengst ireven, Men schat, dat deze 3750 K. (i. per 11. A. zoude bedragen Eenaantal planters nemen dit jaar proe ven op kleine schaal, zooi lat men algemeen gelooft, dat binnen kor ten tijd deze nieuwe tak van landbouw veel succes zal hebben. Dooi de hooge regenval in de noordelijke districten, denkt men daar geen irrigatie noodig te hebben. liet aantal fabrieken, dat zich heeft verbonden den geheelen suikeroogst langs de Staatsspoorwegcn af te voeren, bedraagt 43. Aan de leden van het proefstation j>Oost-Java" Naar aanleiding van enkele tot mij gerichte aanvragen om toe laling tot den cursus in fabriekschemie, welke ik wegens plaatsgebrek heb moeten weigeren, verklaar ik mij gaarne bereid bij voldoende deelneming van 1 April — 1 Juni een tweeden cursus als boven te doen bonden. Omtrent de voorwaarden van toelating verwijs ik naar de cir culaire van December 1893. Aanvragen worden zoo spoedig mogelijk (liefst voor 15 Maart a s ) ingewacht bij den ondergeteekende. Dr. J. 11. Wakker. Directeur. Diverse mededeelingen 241 In België is een eigenaardig feit waar te nemen ten nadeele der Javasuikers, als men den invoer der laatste jaren nagaat: deze bedroeg Men ziet derhalve van 1893 —93 eeiu' vermindering van den invoer v;in Javasuiker van ongeveer 4,5 rnillioen K. (>. en eene toe name van den invoer van Egyptische suiker van nagenoeg 5,5 u il lioen kilo. De reden van dit verschijnsel ligt in het heffen van de invoer rechten naar kleur en het kunstmatige kleuren der Egyptische sui kers, waardoor de raffinadeurs suikers koopen, die 95° 96° polari seeren en waarvoor ze slechts voor 81" of 88» belastiug behoeven te betalen. De Belgische Vereeniging van Suikerfabrikanten maakte dezer dagen den minister van financiën op 'leze feiten opmerkzaam. Sucrerie Beige 'J. In de kolonie Victoria werden de invoerrechten op suiker verhoogd; deze bedragen sedert 14 Sept.: voor bietsuiker ƒ 7,20 per 50K.G., voor rietsuiker f 3,60 per 50 K. G., voor rietsuiker, die in entrepot wordt genomen en in Victoria geraffineerd, f -5 per k. (1. Deutsche Zuckerindustrie, 51 uit Nederlandsen-Indië. Diverac mededeel tn gen 242 REGEN-WAARNEMINGEN Januari ÏS'.U Divorse mededeelingen 243 Suikerbereiding langs synthetischen weg. Het langs synthese bereiden van saccharose (dat is het opbouwen van de suiker als scheikundige verbinding uit andere scheikundige verbindingen) is tot heden nog niet gelukt. Wel gelukte het aan prof'. Fiscuer om andere suikersoorten, die aan de saccharose verwant zijn, zooals de levulose bijvoorbeeld, uit andere stollen, die in het geheel niets met suiker te maken hebben, op te bouwen, maar van de saccha rose was van een dusdanig proces in wetenschappelijke kringen niets bekend. Plotseling is inde laatste weken een zekere Pelligrini tot die wetenschap gekomen e 1 niet alleen tot de kennis van de bereiding in het scheikundig laboratorium, neen zelfs in de praktijk meent hij het te kunnen toepassen, getuige het gevraagde (en verkregen) Fransche patent No. 230939. De samenstellende stoffen zouden zijn: aethyleen ((' s II. 2 ), kool zuur (COj) en water (H 2 O); 4 moleculen aethyleen, 4 moleculen koolzuur en 3 moleculen water ... en ziedaar het mole cule saccharose: De industrieele uitvoering dezer belangrijke we tenschappelijke chemische ontdekking (!) wordt op de volgende wijze door den Heer Pelligrini beschreven, liet aethyleen en het koolzuurgas worden onder inlaat van stoom in poreuze pijpen geleid. De drie elementen (?) komen in de gewenschte verhouding bij elkaar, onder eene bepa il Ie drukking en vereenigen zich tot een suikerstroop. Er blijft dan niets anders over, dan deze'suikerstroop op gelijke wijze als beetwortel- of wel rietsuikerstroop teverkoken. Eenig voorbehoud bij het voor waarheid aannemen van venstaand patent komt ons wensenelijk voor. Indische Merkuur In Queensland is eene wet ingediend, waarbij wordt voorgesteld, dat alle instellingen, die de noodige garantie kunnen geven, gerech tigd zullen zijn schuldbekentenissen uit te geven tot het bedrag, dat noodig is voor den bouw en het. werkkapitaal eener fabriek. Kapitaal en 5% interest (het eerste binnen 15 jaar terug te betalen) worden door de schatkist gegarandeerd, zoodat wanneer eene instelling of vennootschap hare betalingen moet staken.de ko lonie zich daarvoor aansprakelijk stelt. Kik plan moet evenwel dom' liet bestuur zijn goedgekeurd, waaraan de noodige inlichtingen verstrekt worden. Deze maatregel valt wel in den smaak, maar toch wordt er tegen gewaarschuwd, den steun der regeering te gebruiken voor liet Diverse mededeelingen 244 bouwen van kleine fabrieken, waartoe hier en daar plan schijnt te bestaan. Deutsche Zuckerindustrie, 51 Bij liet koken van gezwavelde sappen in toestellen met ijzeren slangen werden de suikers zeer donker gekleurd. Bij hooge alkali teil (0,06% Ca O) hieven ze helder in den triple-effet, maar werden sterk gekleurd in het vacuüm, wanneer het kalkgehalte op 0,02% werd gebracht. Volgens Bodenbender, wordt dit veroorzaakt door glucose in de biet, die door kalk en alkaliën in glucinezuur, apoglucinezuur enz. wordt omgezet, welke stoffen vooral met ijzeroxyde donker gekleurde verbindingen geven. Zoolang kalk in desappen aanwezig is, wordt hot ijzerzout niet gevormd, zoodat de weinig gesatureerde sa |,pen lichter van kleur blijven, dan die waaruit alle kalk verwijderd is. Deutsche Zuckerindustrie, 51. 1 'rijs van 100 kilo suiker te Londen, gedurende den loop der eeuwen. De prijs van 100 kilo witte suiker bedroeg gedurende de laatste 0 eeuwen: in 1200 507 gulden, in 1000 105 gulden. 1300 617 » 1050 197 » 1350 410 b 1700 131 b 1400 568 » 1750 . r >l » 1450 741 » 1800 94 » 1500 131 » 1803 21 » 1550 235 » Te Parijs waren de prijzen in 1372 2815 gulden, in 1542 340 gulden. 1420 14M » 1508 534 » 1482 1375 » (v. Lippmann, Kurzer Abriss der geschichte des Zuckers.) Diverse mededeelingen 245 STATISTIEK, OOGST- EN MARKTBERICHTEN Tengevolge der droogte moet de oogsl der bietenzaden in Duitsch land, Frankrijk en Oostenrijk, slechts de helfl van eene normale bedragen. Alleen in Rusland is een overschot van ettelijke duizend cente naars. Ten gevolge van dit misgewas is de prijs van goede, kiem krachtige zaden abnormaal hoog en hebben eenaantal fabrieken niet kunnen voorzien in hunne behoefte aan goede soorten. Daar ook gedurende de laatste jaren, een geringe hoeveelheid bietenzaad geoogst werd, zullen nu slechts kleine voorraden beschikbaar zijn en eene sterke hausse in dit artikel is daarvan het gevolg ge weest. Het opkomen van het zaad van verschillende jaren dooreen gemengd, zooals veel zal verkocht worden, is zeer onregelmatig en daar door het dure zaad veel minder per 11. A. wordt gebruikt en er weinig zaa I zal zijn om over te zaaien, kan men er zeker van zijn, beweert '//e Deutsche Zuckerindustrie, dat de met bieten beplante oppervlakte kleiner zal zijn dan vroeger. Daarbij komt nou, dat het suikergehalte der bieten van zaden van allerlei soort aikomstig, zeer verschillend zal uitvallen. Hieruit volgt, zegt genoemd tijdschrift, dat liet overschot aan suiker der campagne 93 —94 niet voldoende zal zijn, om het te kort van 94— 95 te dekken en het geeft den raad de pas gefabriceerde suikers niet te snel te verknopen. Hoewel er wel kans bestaat, dal deze voorspellingen uitkomen, berusten ze toch op eene vrij onzekere basis. Volgens berichten uit het laatst van December was het eerst verraalen riet op Cuba niet rijp en gaf slechte resultaten, zoodat een aantal fabrieken den maaltijd een paar weken hebben uitgesteld. Het vooruitzicht van den oogst blijft evenwel zeer gunstig. We weten, dat de door de statistici voorspelde vermeerdering der tietsuikerproductie, voor een groot gedeelte aan den te ver- waehtun grooteren oogst van Cuba i; t >e te schrijven. Hierbij moet evenwel niet verlieten worden, zegt het ..Syndieat des fabricants <\c snere de Frarice", dat de vooruitzichten van een rietoogst niet ver geleken mogen w irden mei die van een bietoogst. In de landen, waar suikerriet verbouwd wordt, duurt de oogst 4 —6 maanden en blijft het riet afhankelijk van atmospherischeinvloeden. Op Cuba begon vroeger de oogst tegen bet eind van De cember; sedert eenige jaren beginnen de groote centraalfabrieken reeds een maand vroeger 1" malen en werken door tot einde Mei en als het weer het toelaat, '1 w. /,.. als de natte moesson niét te vroeg invalt, zelfs tot Midden-Juli. Bovendien kunnen in het druksl van den maaltijd, van Januari tot Mei, hevige regenbuien don fa brikant noodzaken te stoppen, daar het snijden on vervoeren van het riet onmogelijk zijn geworden. Wanneer dit in hot laatst van April oi" in liet begin van Mei gebeurt, worden de fabrieken gesloten on het riet, dat nog niel gesneden is, laat v.rw staan tot don vol genden oogst. Hierdoor is mon nooit zeker van zijn riet, voor hot in hot molenhuis ligt. Al die kortere oi' langere oponthouden, zoo mede hot gedwongen sluiten dor fabriek dooi- de vroeg invallende regen, kunnen do suikerproductie van (''('aio campagne soms mot een paar honderdduizend ton doen verminderen, terwijl voortdurend gunstig weder in do omgekeerde richting werkt. Hierdoor is de Cubaoogst steeds onzeker en eene bron van groote verrassingen. Sucrerie Beige. Rietsuikerproductie in Louisiana. Aantal fabrieken Rietoogst Suikerpro- Rendement door stoom met ductie Campagne, totaal bewogen vacuüm in tonnen van 1000 KG. 1884—85 «lOC, TM lil! 1,815437 95127 5,24% 1885—86 905 745 IVI 3,049722 128983 4,24» [886—87 815 683 140 1,310135 81506 6,24 » ISS7—SS 794 678 144 2,820031 159235 5,65 « 1888—89 776 . 685 147 2,3264«4 L 46038 6,27 ■ 1889—90 746 651 156 1,976254 129371 6,53 o 1890—91 — — — 3,579098 217571 6,08 » 1891—92 572 530 200 2,513664 162225 6,43 .> 1892—93 518 l:; 5 183 3,153967 203431 6,45 » Statistiek, en marktberichten 247 Europa 7 Febr, Waarschijnlijk te.i gevolge vim het be-sluit van het Amerikaansche Huis van Afgevaardigden om de suikerpremie geheel ai' te schaffen en geen invoerrechten, zelfs niet van geraffi neerd te heffen, zijn de prijzen der suiker in de laatste week GO — 70 et. por 100 K. Gr. naar boven gegaan. (") Soerabaia, 14 Maart Sedert onze vorigeopgave haddengeene suikerverkoopen meer plaats. ) Sedert heeft ons evenwel do telegraaf bericht, dat in den Senaat een invoerrecht op suiker is aangenomen, hoe hoog werd niet vermeld RED. Statistiek, oogst- en marktberichten 248 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. keuedeelikgex tas het lmioefstation voor suikerriet in „WKST-JAVa" te kauok-teual. ÜYER BEN ACHTERUITGANG VAN HET SACCHAROSEGEHALTE VAN GESNEDEN SUIKERRIET door De. F. A. F. C. WENT en H. C. PRINSEN GEERLIGB Het is bekend, dat, wanneer riet gesneden is, de saecharose daarvan langzamerhand omgezet wordt in glucose; iedereen weet dan ook, dat het wenschelijk is, gesneden riet zoo gpoedig mogelijk te vermalen. Winter (*) toonde reeds aan, dat men riet zonder vrees voor in versie 3 dagen kon bewaren, maar toch achtten wij het wensche lijk eens de snelheid te bepalen, waarmede een dergelijke omzet ting plaats heelt en in de tweede plaats na te gaan, wat de oorzaak is van dien achteruitgang om zoodoende te komen tot de kennis der maatregelen, die helpen kunnen om die omzetting tegen te houden. Ken stoel Cheribonriet, bestaande uit 10 stengels, werd daarom gesneden; dadelijk daarna twee van deze stengels geperst en het saecharose- en glucosegehalte van het sap bepaald. Uit het mid den van eiken stengel werd tevens een stuk microscopisch on derzocht om na te gaan, waar de saecharose en do glucose zich bevon den. Dit microscopisch onderzoek geschiedt op deze wijze, dat men een doorsnede maakt, die één laag ongeschonden cellen moet be vatten; deze wordt eenige minuten in een oplossing van kopersul laat gelegd, dan afgespoeld in water en vervolgens '2 seconden in een kokende kalioplossing gedoopt. De inhoud van de cellen, die saecharose bevatten, kleurt zich dan blauwviolet, waar glucose aanwezig is, ontstaat een oranjerood neerslag van koperöxydule. De glucose kan nog eenvoudiger aangetoond worden door een dergelijke doorsnede even in water uitte wasschcn en dan een paar seconden in kokend Fehlings proefvocht te houden. In een latere verhandeling zullen deze reacties meer uitvoerig besproken worden; daarom zullen wij er hier niet verder op in gaan. •) Zie Mededeelingon van het Proefstation voor Suikerriet in West-Jara te Kagok-Tegol. No. I 1890 blz. 23. De overige stengelb werden voor de helft [A] op eèn droge plaats in de zon gelegd, de andere hol ('t [B] werd bedekt met doeken, welke voortdurend vochtig worden gehouden. Na 1, 2, 3, en 5 dagen werd nu van iedere helft een stok onderzocht zoowol micro chemisch, als wat het saccharose- on glucosegehalte van het uit geperste sap betreft. Microchemisch bleek, dat terstond na het snijden de parenchym cellen veel saccharose en /.oor weinig glucose bevatten Na I dag was bij A een geringe vermeerdering van het glucosegehalte te be speuren, bij B was geen verschil waar te nemen. Na 2 dagen was do hoeveelheid glucose bij A duidelijk toegenomen, bij B daarente gen niet. Na 3 dagen was er een groot onderscheid; terwijl de stengel B nog onveranderd bleek, was er bij A in de parenchymcellen een groote hoeveelheid glucose te vinden en wel het meest in die cellen, welke dicht bij den omtrek van den stengel lagen. Na 5 dagen was deze omzetting ook tot het midden voortgeschreden, zoodat nu bij A alle parenchymcellen groote hoeveelheden glucose bevatten, terwijl bij B weinig verschil met het oorspronkelijke glucosegehalte viel waar te nomen. Alleen bij de knoppen 'en de uitgeloopen wortelbeginsels konden wij bij B een ophooping van glucose con stateeren. Met de resultaten van dit microscopisch onderzoek stemden de sapanalyses overeen, zooals uit de hier volgende tabel blijkt. Uit deze proef leiden wij af, dat de omzetting van de saccha rose in glucose bij gesneden riet spoedig begint, wanneer het kan uitdrogen, waarschijnlijk ten gevolge van een beschadiging, die de t'r. F. A. P. C. Went on H. C Prinsen Oeerlii;s. Over den achteruilganj van liet «accimrospgehalto van gesneden suikerriet. 250 cellen door waterverlies ondergaan, terwijl riet, dat vochtig wordt gehouden, ten minste 5 dagen lang, geen groote veranderingen, wat het suikergehalte betreft, ondergaat, zelfs al loopen de wortel beginsels uit en beginnen de knoppen een weinig te zwellen. Ter controle werd een tweede proef met Muntokriet genomen, waarbij wij tevens den duur der proef verlengden en ook onze aan dacht vestigden op het eventueel levend of dood zijn van de cellen. Dit laatste onderzoek geschiedde weer onder het microscoop, vol gens de methode van de Vries, op de volgende wijze. Een doorsnede, die minstens één laag ongeschonden cellen be vatte, werd in een oplossing van 7'/ 2 % salpeter in water gelegd, die met eosine lichtrood gekleurd w;.s. Deze vloeistof heeft een sterker wateraantrekkond vermogen dan het celvocht van de vol wassen cellen (dat zooals uit onderstaande tabel blijkt + 20 % Saccharose bevatte, in wateraantrekkende kracht ongeveer gelijk staande met \ % salpeter). Ten gevolge daarvan zal er water uit de cel naar buiten diffundeeren, en als gevolg hiervan weer zal de celinhoud een kleiner volume innemen, dus niet meer overal tegen den celwand aansluiten. Tusschen dezen celinhoud (den protoplast) en den celwand zal dus een ruimte ontstaan, welke gevuld wordt met de roode salpeter-oplossing. Diiar de levende stof van den cel inhoud, het protoplasma, geen kleurstoffen opneemt of doorlaat, zal de protoplast als een kleurloose massa duidelijk tegen die roode vloeistof afsteken. Zoodra echter de cel gestorven is, neemt het protoplasma zeer gaarne kleurstoffen op, zoodat in dat geval de celinhoud donkerrood zal worden in een veel lichtkleuriger vloeistof. Een stoel Muntokriet, bestaande uit 3 stokken, werd gesneden en onderzocht; bij microscopisch onderzoek van een der stengels bleek er veel saccharose en slechts zeer weinig glucose aanw-ezig te zijn. Het sap van dien stengel werd geanalyseerd en bevatte 19,7% saccharose, met een reinheid van 93,0 en een glucosecijfer van 0,46%. De ééne stengel werd weer droog neergelegd, overdag aan de directe werking der zon blootgesteld, de andere werd vochtig ge houden met natte doeken. Na 6 dagen werden beide onderzocht; microscopisch was er geen vermeerdering van glucose te zien bij den stengel, die vochtig gehouden was, terwijl de andere een groote toename van het glucosegehalte vertoonde. Bij onderzoek bleek, dat bij eerstgenoemde stengel alle cellen nog in goed levenden toestand Dr. F. A.F.C. Went on H. C Prin»er> Geerlig». Over den achteruitgnng van het saccharosegehaltc van gesneden suikerriet. 251 waren, terwijl bij den uitgedroogdén op allerlei plaatsen, maar vooral aan de peripherie doode cellen konden worden aangetroffen. De sapanalyse gaf voor saccharose, glucose eri reinhëidsquotient bij den natten stengel 19,12 0,42 en 91,92, bij den drogen 18,14 2,75 en 82,08. Vervolgens werd een stoel Muntokriet, bestaande uit 9 stengels, gesneden. Een van de stengels werd oogenblikkelijk onderzocht, van de andere werden er weer \ droog neergelegd, zoodat zij aan de directe zonnestralen waren blootgesteld, terwijl er 4 vochtig werden gehouden door zo met natte doeken te bedekken. Van de beide par tijen werd telkens een stok onderzocht en wel na 1, 3, 10 en 25 <lagen. Bij de stengels, die vochtig waren gebleven, was ook zelfs na 25 dagen onder het microscoop nog geen verandering van het glu cosegehalte waar te nemen; na 1 dag kon dit ook niet geconstateerd worden bij den stengel, die in de zon gelegen had, maar wel na 3 dagen. Na 10 dagen en vooral na 25 dagen bleek het glucosegehalte kolossaal te zijn toegenomen. In verband hiermee waren dan ook alle cellen van de stengels, die voddig waren gehouden, ook na 25 dagen nog levend; terwijl bij dé uitgedroogde stengels na 10 da gen een groot gedeelte van de parenchymcellon, vooral aan de pe ripherie, dood was en na 25 dagen geen enkele levende cel meer gevonden kon worden, bovendien was de stengel hier doortrokken mot tallooze schimmeldraden en bevatte een aantal bacteriën. Als gevolg weid bij het doorsnijden een zure lucht waargenomen. De wortelhe ginsels waren hij de vochtig gehouden stengels nauwelijks uitgeloopen. De analyse van het sap gaf hetzelfde resultaat, gelijk uit onderstaande tabel blijkt. l>r. V. A. K. C Went en 11. C. Prlosen Ctaèrllgs. Over den aclitßruitjjan;; van het Bftcohar.osegehalie van gesneden suikerriet. 252 Uit het bovenstaande blijkt, dat riet, nadat het gesneden is, gedurende 1 of '2 dagen geen veranderingen in het saccharose- en glucosegehalte vertoont, maar dat daarna zeer spoedig de glucose ten koste van de saccharose toeneemt, wanneer men niet zorg draagt, dat de cellen van het riet niet sterven. Hoofdoorzaak van dit sterven is bet uitdrogen van het, riet; wanneer men nu maar voor komt, dat suikerriet uitdroogt, nadat, het gesneden is, kan men het lang (tot SS dagen toe) bewaren, zonder dat de samenstelling van bet sap een merkbare verandering ondergaat. EEN MIDDEL TOT BESTRIJDING VAN RIETVIJANDEN ONDER DE INSECTEN, MEER DIZONDER VAN DE WITTE LUIS door Dr. F. A. F. C. WENT. Eenige maanden geleden trad hier in de residentie Tegal de witte luis lip sommige ondernemingen in hevige mate op. Er werd mij gevraagd, of ik niet een middel wist om deze dieren tedooden. De schade toch, die zij kunnen aanrichten, is vrij aanzienlijk; niet alleen zuigen zij tamelijk veel sappen uit de plant, maar als gevolg van de aanwezigheid der luizen treedt een zwarte schimmel op, de zoogenaamde roetdauwj die de bladeren met een roetkleurige laag bedekt, waardoor zij niet meer in staat zijn, hun functie uit te oefenen. Nu was in den laatsten tijd in Europa met succes een middel toegepast, waarvan de ontdekking aan Dufour (') toekomt. Deze merkte op, dat verschillende rupsen door bestrooiing met insecten poeder gedood werden en kwam toen op bet denkbeeld, deze dieren met een aftreksel van dit poeder te besproeien. Ten einde rupsen te bevochtigen met dit aftreksel, moest er echter groene zeep aan toegevoegd worden. Ik beproefde nu in hoeverre dit middel ook eenige werking had op de witte luis van het suikerriet en verkreeg een prachtig resultaat: elk van die dieren, dat met de vloeistof bevoch tigd werd. was oogenblikkeiijk dood. De vloeistof werd volgens het voorschrift van Mohr ( 2 ), hoewel ') Jean Dufour. Le ver de la vïgne. Résultats des essais entropris pour combattre ce para site. Chronique agrloole dd Oanton <lo Vaud. Supplement au No. 4, 25 Avril 1892. Naar Zeit schrift für I'lïanzenkrankheiten 11. 1892 p. 173—178. ') C. Mohr. Die Insektengittc un<l pilztütenden Heilmittel. Stuttgart. Dr. F. A. F.C. Went en H. C Prinsen Geerligs. Over den achteruitgang van liet saeciiHrnsegehalte van gesneden suikerriet. 253 eenigszins gewijzigd, gemaakt. 100 Gram insectenpoeder werd ver mengd met 200 tot 250 Gram ruwen spiritus en 80 tot 100 Gram ammoniak. Deze massa laat men 2 dagen staan en voegt er dan 2 Liter water aan toe; daarna wordt die vloeistof een paar dagen in de zon geplaatst, vervolgens door een doek gefiltreerd en het restant goed uitgeperst. De donkerbruine vloeistof is nu het pyre thrumextract. Voor de bestrijding der witte luizen gebruikte ik nu een vloeistof, die per Liter bevatte 25 Gram groene zeep en 25 Gram pyrethrumextract. Men moet hierbij echter zorg dragen, het echte Persische of Dalmatische insectenpoeder te gebruiken, dat uit de fijngewreven blocmhoofdjes van verschillende Pyrethrumsoorten bestaat. Het zal natuurlijk moeilijk zijn, een aanplant, die zwaar door witte luis is aangetast, met dit middel te behandelen. Daar deze die ren echter gewoonlijk eerst op enkele plekken optreden en zich van daar uit verspreiden, heeft men het volkomen in zijn macht ze op die plaatsen te dooden en zoo een verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Voor het besproeien gebruikte ik dezelfde spuit, die ook dienst doet voor de behandeling met bouillio borde laise. De vereisen ten, waaraan een dergelijke spuit moet voldoen, zijn natuurlijk, dat de vloeistof uiterst fijn verdeeld wordt, dat men elk deel van het riet gemakkelijk kan besproeien en dat de geheele toestel gemakkelijk verplaatst kan worden. Hieraan voldoendespui ten volgens het systeem Vermorel, die in den vorm van een ransel op den rug gedragen worden. Bij ons te lande worden zulke spui ten o. a. geleverd door den heer G. Stout, koninkl. fabriek van land bouwwerktuigen te Tiel voor den prijs van f 24.— (excl. vracht). Ik moet hier nog aan toevoegen, dat op de onderneming Kemanglen beproefd werd de witte luis te behandelen uitsluitend met een oplossing van groene zeep; ook dit gaf een voldoend resultaat; wel is waar waren de dieren niet zoo oogenblikkelijk dood, maar na eenigen tijd waren zij toch ook gestorven. Ook grootere insecten kunnen op deze wijze gedood worden; ik was wel is waar nog niet in de gelegenheid, dit te beproeven bij insecten, die het riet beschadigen, maar wel bij andere dieren, o. a. de rupsen, die zulke groote verwoestigen in de indigovelden aan ïichten. Ik gebruikte hierbij een meer geconcentreerde vloeistof, die per Liter 50 gram groene zeep en 50 gram pyrethrumextract bevatte. De rupsen, die besproeid waren, stierven ook nu dadelijk, binnen den tijd van ';, minuut. Dr. F. A. F. C. Went Een middel tot bestrjjdinjr van rietvijanden onder de insecten, meer bizonder van de witte tuis. 254 Het is wellicht niet overbodig, hier ten slotte nog mee te deelen, dat de netplanten geen schadelijken invloed ondervonden van de besproeiing met de hierboven genoemde vloeistof. Kagok, Januari 1894. MEDEUEELINGEN VAX HET PROEFSTATION iOOST-JAVA." NIEUWE SERIE No. 8. BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER RIETVIJANDEN 11. Parasieten van insecten, die het riet beschadigen. ' door J. D. KOBÜ3. Het aantal rietvijanden onder de insecten is op Java vrij aan zienlijk. Op het oogenblik zijn mij reeds bekend zes kevers, zes hoor ders, een 25 tal andere rupsen, verscheiden sprinkhanen, vier soorten van Thrips, een aantal blad- en schildluizen, vier of vijf cicaden, twee wantsen, eene vlieg en witte mieren, dustusschen de GO en 70 soorten, welk getal bij verder onderzoek zeker nog wel zal toenemen. Dat de schade door al deze insecten te weeg gebracht, niet veel grooter is, hebben we voor een groot gedeelte te danken aan de omstandigheid, dat het riet zelf een merkwaardig herstellingsver mogen bezit. Riettuinen, waarvan in October door een rupsenaan val over een uitgestrektheid van een paar bouw niets dan bladnerven overgebleven waren, gaven eene nagenoeg normale productie, toen het weer eenigszins medewerkte. Een voorname ooizaak evenwel van de geringe schade, ligt in het optreden van parasieten, die voor ons van onberekenbaar nut zijn in onzen strijd tegen de rietvijanden. In een vorig opstel had ik reeds gelegenheid te wijzen op eene door mij gevonden schimmel, die keverlarven dooilt, terwijl Botrytis tenella, de bekende parasiet der engerlingen, wel aan iedereen bij name bekend zal zijn. Dergelijke schimmels zijn herhaaldelijk gevonden. Een paar soorten van Cordiceps werden meermalen op keverlar ven aangetroffen, in Europa worden de vliegen in het najaar in talrijke exemplaren door Empusa muscae gedood, tijdens eene sprinkhanenplaag in Algiers werd eene schimmel gevonden, die een groot aantal dezer insecten doodde, een paar Russen ontdekten eene schimmel, die parasiteert op een kevertje, dat de bieten beschadigde; er zijn zelfs mededeelingen gedaan omtrent eene schimmel, die strik- Dr. F. A. P. C. Went. Een middel tot bestrijding van rietvjjanden onder de insecten, meer bizonder van de witte luis. 255 ken zoude maken, waarmede ze neinatoden vangt, die daarna uit gezogen worden. Ik twijfel niet of'deze voorbeelden kunnen nog met talrijke vermeerderd worden. Wordt een insect,doorgaans de rups, door eene schimmel aangetast, dan wordt deze door het bloed in korten tijd door het geheele lichaam verspreid, dat weldra geheel in eene schimmelmassa ver andert, terwijl van de rups weinig meer dan de huid en de vorm bewaard blijft. Somtijds wordt de zoo aangevallen rups met talrijke sporen bedekt, zooals bij de Botrytis tenella en de wawalanschim mel, somtijds daarentegen verandert het lijk in eene harde schim melmassa, een sclerotium, uat geruimen tijd bewaard kan blijven en waaraan zich later vruchtlichamen ontwikkelen, die de verdere voortplanting der schimmel bezorgen. Beide gevallen werden hier door mij waargenomen. Eenige malen vond ik in riettuinen stengelboorders (Dialraea striatalis Snellen), die in een sclerotium veranderd waren, waaruit zich reeds een grooter of'kleiner aantal uitspruitsels ontwikkeld had den. Tot sporenvorming zag ik het hier evenwel niet komen. Wel ont wikkelde zich de schimmel zeer weelderig, wanneer ik een stukje van het sclerotium in eene voedingsoplossing cultiveerde. Daar ik evenwel geene mogelijkheid zie om meer dan enkele hoorders met de schim mel te besmetten en deze door hunne levenswijze de besmetting niet ver zullen verspreiden, geloof ik niet, dat mijne ontdekking van eenig practisch belang zal blijken, hoe gewenscht het ook zoude zijn, juist tegen de stengelboorders het een of ander middel te bezitten. Bij het kweeken der rupsen van Psalis securis lllïbn, die vrij algemeen op het riet voorkomen en aan hunne dichte borstels en prachtige kleuren gemakkelijk te herkennen zijn, gebeurde het een paar malen, dat rupsen stierven tengevolge eener schimmelziekte, die de lijken meteene sneeuwwitte, sporendragendeschimmelmassa be dekte. Vermoedelijk behoorde deze schimmel tot het geslacht Botrytis. De rups van Phalera combusta, die veel van parasieten te lijden heel't, stierf' in mijne cultures herhaaldelijk zonder uitwendig zichtbare oorzaak. Steeds bleek in deze gevallen het geheele lichaam in eene bacteriën-massa te zijn veranderd, die reeds kort na den dood de meeste inwendige organen totaal gedesorganiseerd had. Vermoedelijk is hier de bacterie de oorzaak van den dood der rups, zooals dit ook door Pasteur bij zijdewormen gevonden werd. Veel talrijker gevallen nam ik waar, waarin we door dieren in onzen strijd tegen de rietvijanden geholpen werden. 3. D. Kobus. Bijdragen tot <lo kennis der riotvijnnden 256 Wanneer de onderzijde der rictbladcn bedekt is met eene witte laag bladluizen, dan bemerken wc dikwijls in die laag 3—4 m. M. breede, lange strepen, waar geen bladluis, maar het groene blad te zien is. Dikwijls vindt men aan het einde van zulk een streep liet bekende roode, met zwarte punten op de dekschilden geteekende lievenheersbecstje of zijne larve, dat bezig is luis voor luis naar binnen te werken. Vooral aan de vraatzucht der larven vallen eene menigte bladluizen ten offer. Het is dus ten eenenmale verkeerd de lievenheersbeestjos te doen dooden, zooals ik eenige malen zag geschieden, in de meening, dat zij zei ven het riet beschadigden. De larven van gaas-en zweefvliegen zijn eveneens bekend als geduchte vijanden der bladluizen, waarvan ze groote hoeveelheden kunnen verdelgen. Daarentegen werken de mieren ons in dit opzicht tegen. Zooals men weet, scheiden de bladluizen eene zoete stof, do honig dauw, af, waarop de mieren zeer verlekkerd zijn, zoodat bij elke bladluizen-kolonie talrijke mieren te vinden zijn, die deze stof verzamelen en hiermede niet genoeg, de mieren dragen bladluizen naar nog niet aangetaste bladeren, waar ze zich ongestoord verder kunnen vermenigvuldigen en honigdauw voor de mieren fabriceeren. Enkele kevers leven hoofdzakelijk van andere insecten; voor ons zijn in dit opzicht waarschijnlijk llexagonia Lucasseni llitsema en 11. Kirbgi Schim. Göb. van belang, die beiden achter de bladschee den van het suikerriet voorkomen. Veel gewichtiger zijn voor ons evenwel de sluipwespcn en de parasietvliegen, waaraan tal van rupsen ten offer vallen. Van enkele rupsensoorten, die ik kweekte, was meer dan de helft door deze parasieten aangetast, anderen daarentegen hadden er in het geheel niet van te lijden. Van de duizenden hoorders, die ik kweekte, zag ik nooit een enkel exemplaar, hetzij door sluipwespen, hetzij door parasietvliegen sterven. Toch behoeven ze daarom nog niet geheel en al buiten schot te blijven en is liet mij sedert kort zelfs waarschijnlijk geworden, dat ook hier de parasieten ons groote diensten bewijzen. leder hier op Java kent de vlindertjes van den padieboorder, de kleine, geelwitte vlindertjes met een zwart stipje op eiken vleugel {Scirpophaga monostigma Zeil./, die elke huisvrouw ergeren, door hunne eierhoopjes, die ze overal tegen de muren vastkleven. Niet lang geleden zag ik zulk een hoorder een eier hoopje op een marmeren tafel leggen en terwijl ik trachtte het te verwijderen, bespeurde ik een drietal zeer kleine, zwarte, gevleugelde J. D. Kobus. Bijdragen tot de kennis dor riotvijanden 257 insectjes, waarvan ik verder niets kan meêdeelen, dan dat ze vier vleugels hadden en circa '/, m. M. groot waren; ze liepen over het eierhoopje heen en weer, hielden nu eens stil op een eitje en gingen dan wat verder. Ze waren langer dan een uur bezig, voordat ze verdwenen. Zeer waarschijnlijk hadden we hier te doen met kleine sluipwespjes van de groep der Chalcididen, waarvan ook de Europeesche verwanten hunne eieren leggen in eieren van verschil lende vlinders. Tot mijn spijt was ik onmogelijk in de gelegenheid na te gaan of zich uit de eieren van den padiboorder werkelijk weer de sluipwespen ontwikkelden. Wanneer men evenwel nagaat, hoe zelden men uit de genoemde eieren, die men toch elk jaar bij duizenden vindt, rupsjes te voorschijn ziet komen, dan rijst het vermoeden, dat een groot gedeelte er van door sluipwespjes is aan getast, die door hunne geringe grootte niet in het oog vallen en dit geeft mij hoop, dat ook de verschillende rietboorders reeds in het ei door dergelijke parasieten gedood worden. In Nieuuj-Zuid-Wales wordt, eene soort stengelboorder wel door parasieten gedood; de rups zelve wordt door eene Mikrogastersoort aangetast, de pop dooi' Chalcididen (Zie Archief 1, bladz. 54). *) Van de grootere sluipwespen kweekte ik verschillende soorten uit allerhande rupsen. Vooral de groote, lichtgroene rups van Phalera combusta Moore werd er zoo dikwijls door aangetast, dat ik hunne levenswijze grootendeels kon nagaan. Aan de levende rups is niet te bemerken, dat ze parasieten herbergt, ze vreet en vervelt juist als gewoonlijk. Tot kort voordat de parasieten te voorschijn komen ('/ 2 uur), zag ik zo rietbladen vreten, zoodat ze weinig last van hunne gasten schijnen te hebben. I leeds Réaumur toonde aan, dat de sluipwespenlarfjes uitsluitend in het vetlichaam der rups leven, dus eigenlijk in het toekomstige vlinderlichaam, terwijl de organen der rups zelve verschoond blijven. De volwassen larfjes der meest voorkomende sluipwespensoort wor den ongeveer (i m. M. huig en boren zich dan door het lichaam der rups naar buiten. Kerst bemerkt men eene beweging onder de huid. daarna ziet men het larf]e een rond gat in de huid vreten, naar buiten kruipen en direkt beginnen zich in te spinnen. De eerste larfjes kwamen altijd uit de achterste lichaamsringen te voorschijn, maar langzamerhand zag ik ze hoe langer hoe meer naar voren door de rupsenhuid heenvreten, soms zelft door de buikpooten; slechts de drie voorste lichaamsringen blijven gewoonlijk onbeschadigd. ) Zie verder: Sucrerie indigène et coloniale. T. XLII. blz. SJB. J. D. Kobus. Hijdragen tot de kennis der rietvijanden 258 Het aantal larfjes is zeer verschillend; soms zijn er slechts weinige. maar doorgaans vrij veel, een paar keer telde ik er zelfs over de zeventig. Zijn ze zoo talrijk, dan sterft de rups spoedig, maar zijn er slechts enkele, dan kan ze nog een paar dagen in leven blijven, hoewel ik ze zich niet meer zag verpoppen. Zoodra de pootlooze larfjes buiten de rups zijn, beginnen ze zich in te spinnen; men ziet de kop voortdurend heen en weer gaan en de draad, die uit den mond te voorschijn komt, in tallooze kronkelingen voortdurend het lichaam meer omgeven, totdat reeds na een uur de spierwitte cocons zoo dicht zijn, dat men de larven niet meer zien kan. Reeds vijf dagen later komen de sluipwespjes te voorschijn, ten minste, wanneer de poppen niet in eene vochtige atmosfeer worden gehouden, die zeer nadeelig schijnt te werken. In het begin bewaar de ik ze in glazen klokken, die op eene glasplaat stonden en dan kwam bijna geen enkel wespje te voorschijn (in het geheel '2%); zette ik daarentegen dezelfde klok op de ruwere tafel, dan bleven allen in het leven. De wespjes zijn slechts 2'/, m. M. lang met eene vlucht van G m. M., zoodat de vleugels in rust over het achter lijf heenreiken. De sprie ten zijn iets langer dan het lichaam en bezitten 18 leden. Het lichaam is zwart, pooten en sprieten zijn geel; de glasheldere vleugels hebben eene dui delijke vleugelstip (Fig.l). Door het verloop van de aderen in de vleugels moeten deze sluipwespjes tot de groep dei' Braconidae gebracht worden, die zeer na met de eigenlijke shüpwespen verwant zijn; vermoede lijk belmoren ze tot het geslacht Mierogaster, dat zeer algemeen verspreid is. Toen op een dag een aantal shüpwespen waren uitgekomen en ik juist in het bezit van eene rups van Phalera combusta was, bracht ik deze onder de glazen klok bij de wespen. Hoewel de rups zeer onrustig was en enkele keeren sluipwespen over het dier heenliepen, zag ik deze toch geen eieren leggen. Negen dagen later kwamen uit de rups een paar sluipwespjes van dezelfde soort te voorschijn. De mogelijkheid bestaat evenwel, dat de rups voor dien tijd gëinfecteerd Fm. I. J. D. Kohus. Bijdragen tot dn kennis der rietvijanden 259 was, zoodat 9 dagen nog niet de tijd behoeft te zijn, die tusschen het eierleggen en het verpoppen verloopt. Ettelijke malen vond ik met sluipwespencocons bedekte rupsen op rietbladen in onzen tuin; ééne keer juist op het oogenblik, dat zich de larfjes begonnen in te spinnen. Om de rups heen vlogen eenigc sluipwespjes, die zich zoo weinig lieten verjagen, dat ik het rietblad met de rups, eene minuut ol' tien ver kon wegdragen, ter wijl de wespjes steeds om de rups heenvlogen. Kerst toen had ik gelegenheid de rups in eene doos te doen en de wespjes in dezelfde doos er bij te vangen. Deze laatste bleken eene andere soort te zijn, dan de zooeven beschrevene: ik bewaarde dus de cocons, maar vijf dagen later kwam de gewone sluipwesp te voorschijn, evenwel in veel geringer aantal, dan er cocons waren. Ik vermoedde toen reeds, wat een paar dagen later ook bleek, dat de door mij gevangen wespjes het niet op de rups gemunt hadden, maar op de zich juist naar buiten borende larfjes der eerste sluipwesp. Twaalf da gen, nadat ik de wespjes gevangen had, vond ik dan ook in de glazen klok een aantal exemplaren van dezelfde soort, die uit de cocons der andere sluipwespen te voorschijn kwamen. Blijkens het beloop dei aderen, in hunne vleugels (Fig. 11) behooren deze tot eene andere hoofdafdeeling der sluipwespen, die der Pteromalinen. Aan hunne nagenoeg aderlooze vleugels, geknikte sprieten en dik, spits toeloopend achterlijf zijn ze gemakkelijk van de voorgaande soort te onderscheiden, waarmede ze overigens in grootte vrij wel overeenkomen. Eenmaal op dit soort parasitisme bedacht, dat als parasitisme in de tweede macht bekend is, trachtte ik meer dergelijke wespjes te vinden, door in den tuin gevonden sluipwespencocons nog eeni gen tijd te bewaren, nadat de rupsen parasiet voor den dag gekomen was: inderdaad vond ik op die manier nog eenige malen sluipwes penparasieten, doorgaans dezelfde soort als de zooeven vermelde, maar eens talrijke exemplaren van eene veel kleinere soort, die nauwelijks 1 m,M. lang was, maar de geknikte sprieten en nagenoeg ongeaderde vleugels met de vorige gemeen had (Fig. III). FiG. 11. Fig. 111. .T. D. Kobus. Bijdragen tot de kennis der rietvijanden 260 We hebben hier dus met een eigenaardig soort rietvijanden te doen, die het riet zelve in liet minst niet beschadigen, maar schade veroorzaken, door te parasiteeren op een insect, dat rietvijanden doodt. Eens had ik een aantal sluipwespjes van de tweede macht op het oogenblik, dal de larfjes van de eerste sluipwesp zich uit eene rups naar buiten werkten. Ik bracht deze onder de klok, waar hunne vijanden zich bevonden, maar zonder eenig resultaat, wel liepen de wespjes over de rups en de larfjes heen, maar na vijl'dagen kwam de eerste slnipwesp in talrijke exemplaren voor den dag en later geen enkel exemplaar van de tweede snort. Zonder uitzondering waren deze rnpsenwespen twee dagen, nadat ze uit de pop gekomen waren dood; of ze werkelijk niet langer leven et' gdoor ebrek aan voedsel omkwamen, kon ik niet uitmaken. Uit dezelfde rupsensoort kweekte ik nog eene andere, veel groo tere sluipwesp, die ruim 1 c.M. lang was, eene vlucht van onge veer 12 m. M. en sprieten van circa 7 m. M. lengte had. De larve van dit insect parasiteerde in jonge rupsen, die nog een ot' twee keeren vervellen moesten: dan- de drie sluipwespen, die ik kweekte zich allen 's nachts verpopten, kreeg ik de larve niet te zien. De cocon was cilindrisch met hall" bolvormige uiteinden, circa 5 — ('» m.M. tang, bruingrijs, met zwarte vlekjes aan de uiteinden en twee ringen van zwarte vlekjes op ongev. 1 '/j m. M. afstand er van. Ze hing aan een dun draadje van eenige c. M. lengte aan het rietblad, dat de rups tot voedsel moest dienen: S dagen later kwam de wesp te voorschijn, na eerst in het vrije uiteinde van de cocon een gaatje te hebben geknaagd, liet was eene echte lchneumonide van de uroep der sikkelwespen (Ophionidae), die in talrijke soorten in alle werelddeeleo aangetroffen worden; volgens de afbeeldingen van Snellen van Vollenhoven, zou ze tot het geslacht Anomalon moe- ten gerekend worden. liet zijdelings samen gedrukte achterlijf, de nervatuur der vleugels (Fig. IV) en de veel groo tere afmetingen onder scheiden haar gemakkelijk van de vorige soorten. Nog een paar andere rupsen, die ik kweekte, werden door sluip wespen aangetast. Eene er van, de rups van Botys coelesalis werd dikwijls gedood door eene sluipwesp, die in elk opzicht geleek op Fm. IV. J. D. Kobus. Bijdragen tot de kennis der rietvijandon 261 de eerst beschrevene en vermoedelijk dezelfde soort is. Uit eene andere rupsensoort kweekte ik daarentegen een wespje, dat ook wel tot het zelfde ge slacht Mikrogaster zal behooren en veel op het eerste gelijkt, maar er toch in enkele onderdee len van verschilt, (nervatuur der vleugels. Fig. V). Eindelijk vond ik de rups van Sesamia albociliata, die tusschen de aaneenire hechte rietbladeren verscholen leeft, aangetast door eene sluipwesp, wier maden zich naar buiten boorden en in kleine, naakte poppen ver anderden, waar 8 dagen later I'/, m. M. groote wespjes van de groep der Pteromalinen uit te voorschijn kwamen. Er waren slechts een klein aantal (8 of 10) larven. Behalve rupsen, worden ook andere insecten door sluipwespen aangetast; keverlarven en bladluizen worden er herhaaldelijk door gedood, maar bij de rietvijanden trof ik tot nu toe geene andere aan, dan de hierboven genoemde. Wel kweekte ik uit verschillende rupsen parasietvliegen, die minstens tot drie verschillende soorten behoorden; ze zijn door de sterke beharing van het achterlijf, gemakkelijk van andere vliegen te onderscheiden. Het aantal vliegenlarven, dat in eene rups voorkomt is niet groot; van eene kleine soort vond ik er eens zeven, maar gewoonlijk zijn er slechts een tot drie. Meestal boorden zich de maden uit de rups naar buiten, maar bij eene rupsensoort, die geen rietbladen vreet en waarvan de vlinder in riettuinen niet zeldzaam is, verpopte zich de rups steeds, voordat de maden vol wassen waren. Wanneer men eenige dagen later de rupsenpop voor zichtig opende, vond men er binnen in een vliegentonnetje, dat bijna de geheele ruimte in beslag nam. Gewoonlijk zag ik evenwel de vrij groote, pootlooze vliegen larven als ze het rupsenlichaam verlaten hadden, nog een tijdlang rondkruipen, voordat ze zich of in de aarde, of ergens anders ver scholen en in een tonnetje veranderden, waaruit 9-10 dagen later de vliegen te voorschijn kwamen. Bij de exemplaren, die ik kweekte, gebeurde dit altijd overdag, tegen een uur of negen. Herhaaldelijk hoorde ik de tonnetjes, die op mijn werktafel in een glazen doos werden bewaard, opensprin- Fig. V. J. D. Kohtis. Bijdragen tot do kennis der rietvyanden 262 gen en zag ik de vlieg, die reeds dadelijk flink ter been was, te voorschijn kruipen. De vleugels waren nog niet ontplooid, maar na een minuut of tien, bereikten ze plotseling in weinige seconden hunne volle grootte; in het begin waren ze nog melkachtig wit van kleur, maai' na korten tijd glashelder. Bij een verder voortgezet onderzoek twijfel ik niet, of men zal nog een aantal verschillende parasieten van rietvijanden kun nen ontdekken. Ik kan ieder ten zeerste aanraden, zich met waar nemingen hieromtrent bezig te honden; ze zijn niet moeilijk en de interessante resultaten beloonen ten volle de daaraan besteedde moeite. Ik hoop later in staat te zijn, eene nauwkeurige beschrijving met afbeeldingen der hier vermelde sluipwespen van de hand van een deskundige te kunnen geven. AUTOMATISCHE SAPMETER door E. F. VAN ZANTEN JÜT Rij de steeds grooter wordende eischen omtrent de fabricatie contróle in de suikerfabrieken, door eigenaars en banken aan hunne fabricatie-chefs, vooral in den laatsten tijd gesteld, doet zich bij de sapmeting als basis vin alle berekeningen, het gemis van een sap meter zeer gevoelen. In de meeste fabrieken is de chemiker voor de meting van het fabricatiesap aangewezen op gewone open bakken, welke gewaterijkt zijn, maar waarvan de bruikbaarheid als meetmiddel geheel af hangt van de meerdere of mindere mate van vertrouwbaarheid van den daarbij geplaatsten Javaanschen werkman. Dat juist de algemeen bekende onbetrouwbaarheid van dien Javaan reden is van groote lonten bij deze meet wijze, zal ieder fabrieksbeambte vrij gereedelijk toegeven. Ik geloof dat het zijn nut kan hebben onder de aandacht van de lezers van „Het Archief', het principe van eenen nieuwen automa tischen sapmeter te brengen, die ik mij voorstel dat goed en ver trouwbaar kan werken. Te\ens kan hierbij de sappomp, die het fabricatiesap van den meetbak naai- den voorwarmer of naar de defecatiepannen voert, vervallen. .1. I>. Kobus. Bydragen tol <\e kennis <lor riclvijnnilen. 263 Het instrument, waarvan een voorstelling door nevensgaande schets wordt gegeven, bestaat uit: a. Een geslagen bak van + 1 M' inhoud: b. Het ventiel, geplaatst'op het midden van den deksel van a. Het ventiel b bezit twee pistons c en d, welke onderling verbon den zijn door de stang e en welke in liet ventiel bewogen kunnen worden door den llotteur p. Aan het ventiel bevinden zich de tubelures f, f en g alsmede de verbindingsbuis h, welke de ruimte tusschen de pistons verbindt met den ondergelegen meetbak a. f en f staan in verbinding met de stoomleiding, terwijl <j in verbinding staat met den wachtbak van het molensap. In dezen bak wordt door vertikaal staande zeven, het sap zooveel mogelijk van de fijne ampasvezels gezuiverd, Verder dient de buis i als afvoerbuis van het gemeten sap en de trechter j voor toevoer der kalkmelk. Een hoofdvereischte is dat de pistons goed sluitend zijn afge draaid, terwijl aan het verlengde van de stang e een contra-gewicht k aangrijpt, dat de pistons en flotteur juist in evenwicht houdt, zoodanig dat de minste drijvende kracht van den flotteur de pistons gemakkelijk naar boven beweegt. Gaan we nu de werking van het meettoestel na, dan zien we dat in den stand als de figuur aangeeft, het molensap door de gleuf / in het binnengedeelte van den piston c kan treden en door den, door 4 gaten doorboorden bodem in den meetbak a vloeit. De lucht, die zich daarin bevindt ontwijkt door de buis h en de kleine opening m. Zoodra het sap de vereischte hoogte bereikt heeft, be weegt de llotteur de pistons naar boven, zoodat zich de opening af sluit alsmede de opening m. De geringste rijzing van den flotteur doet den stoom in de tusschenruimte n treden; de uitgeoefende druk doet de pistons snel naar boven bewegen, aangezien het vlak van den piston d grooter is dan dat van c. Bij deze opgaande be weging worden de gewichten o, welke door staaldraad aan het bovengedeelte van b zoodanig zijn opgehangen, dat zij bij den laagsten stand van den flotteur juist even vrij hangen, door de schaal s eveneens naar boven gedrukt. De loop der pistons is begrensd door de nokjes q. De stoom treed nu door de buis h in den meetbak en drukt het sap door den afvoerbuis i naar den voorwarmer of de defecaties. *) •) liet is niet wenschelp gecomprimeerde lucht in plaats van stoom te gebruiken, daar zich dan talrijke schimmels en' hakteriën in den meetbak zullen ontwikkelen en deze een voortdurende bron van infectie wordt. Bij het gebruik vau stoom heeft men hiervan geen hinder. E. F. van Zanten Jut. Automatische Sapmeter. 264 E. F, van Zantnn Jut. Automatische Sapmeter 265 Zoodra al het sap verwijderd is, valt de spanning van den stoom oogen blikkelijk, zoodat de gewichten o door hun zwaarte de pistons we der in den eersten stand, zooals de fig. aangeeft, terugdrukken en het sap weder uit den wachtbak in den mectbak kan vloeien. Op een of ander geschikt punt van de stang e kan nu een automatische teller aangebracht worden. Tevens zoude de stang e op het punt r bijv. doorgesneden kunnen worden, van links- en rechtsdraad en een beugel voorzien worden, zoodat de lengte der stang e naai' wensch grooter of kleiner kan gemaakt worden. De geringe fouten, die door het steeds varieerende S. G. van het sap gemaakt worden, kunnen als van geen noemenswaardigen in vloed, verwaarloosd worden. Het zal een machineconstructeur niet lastig vallen de juiste verhouding der middellijnen van c en d te bepalen, terwijl de ge wichten o en k door een proefneming te bepalen zijn. Een eerste proef moet uitmaken hoeveel sap bij iedere operatie wordt gemeten. liet zal mij aangenaam zijn eventueele bemerkingen op het principe van dezen sapmeter van de lezers van het Archief te mogen ontvangen. Remisoen, Januari 1894. LETTERLIJKE VERTALINGEN. 11. L. de Vii.morin. Suikercultuur in de Vereenigde Staten. Sucrerie indigène et coloniale. XLIII. 1894. blz. 11. De Vereenigde Staten importeeren meer suiker dan eenig land ter wereld. De consumptie bedroeg in het laatste jaar 1,813500 ton, waarvan 1,593100 van elders, in hoofdzaak rietsuiker van de Antil len en de Sandiuichseilanden. In enkele jaren draagt Europa hier nog tot den invoer bij, met een gedeelte van het overschot zijner bietsuikerproductie. De Vereenigde Staten produceeren zelf niet meer dan 200,000 ton suiker (*), waarvan 165000 worden geleverd door de rietaan plantingen in Louisiana, 12000 door de bietcultuur in Nebraska en Califomië, 12000 door de staten, die ahornsuiker oogsten en nau welijks 500 door de sorghumsuikerfabrieken. *) In 1893 300,000 ton. Vim. E. F, van Zanten Jut. Automatische Sapmeter. 266 Bovendien wordt nog 30000 t< n bereid uit ingevoerde stropen. Deze totale hoeveelheid suiker verdeeld over de 05,000000 inwoners der V. S. geeft cene jaarlijksche consumptie van ongeveer 28 K. G. per hootd. Ondanks de ernstige pogingen in deze richting aangewend, is het niet waarschijnlijk, dat de eigen suikerproductie der V. S. ooit in de behoefte zal voorzien. Slechts eene smalle strook van de Staten langs de golf van Mexico, heeft een klimaat geschikt voor de cultuur van het suikerriet en ook de bietcultuur zal zeer beperkt blijven door het ontbreken van een regelmatigen zomerrcgenval in het grootste gedeelte van het Noord-Amerikaansche vasteland. De hooge loonen voor handenarbeid zijn eveneens een beletsel voor de uit breiding dezer cultuur en hoewel de fabrikanten tegenwoordig in staat zijn veel voor de bieten te betalen, hebben ze toch groote moeite zich van een voldoenden voorraad te verzekeren. Sedert eenige jaren heeft hst Congres, om de productie van binnenlandsche suiker aan te moedigen, aan de fabrikanten eene premie van 2 et. per Amer. pond of f 11,11 per 100 K. G. toegestaan, dat is gedu rende de laatste jaren ongeveer 50 — 00% van den prijs van het ruwe product. Evenwel zijn alle Amerikaansche suikerfabrikanten het eens, dat zelfs de premie medegerekend, de bietcultuur weinig kans van slagen heeft, behalve misschien in Califomië. De ahornsuikerindustrie heeft haar zetel alleen in de Noord- Oostelijke staten, dicht aan de grenzen van Canada. De methoden voor sapwinning en suikerbereiding zijn zeer eenvoudig en primi tief. Het sap, dat vloeit uit de openingen, die in den stam van den ahorn gemankt worden, wordt verdampt en ingedikt aan de vrije lucht en in vormen gegoten, waaruit het voor den dag komt als bruine brooden in den vorm van afgeknotte pyramiden. Wan neer met de verdamping wordt opgehouden, voor er eenig begin van kristallisatie is waar te nemen, wordt een dikke stroop ver kregen, die door de Amerikanen bij allerlei warme gebakjes ge bruikt wordt. Ook de sorghumsuiker wordt meestal als stroop gebruikt; de bereiding dezer suiker heeft nog nooit goede resultaten gegeven en zal waarschijnlijk ook nooit van eenig belang worden. De altijd vrij groote hoeveelheid onkristaüiseerbare suiker in het sap, maakt dit beter geschikt voor distillatie of bereiding van stroop, dan voor fabricatie van suiker. Op het oogenblik bepaalt zich de cultuur der suikerbieten tot Letterlijke TertVnjen. 267 hebrdska en Califorfti?, benevens enkele proefnemingen in Colorado en Utah; in deze heide laatste staten evenwel, waarde zomers zeer droog zijn, moet men zijne toevlucht nemen tot irrigatie. Men stelt zich evenwel geene gunstige resultaten voor van deze wijze van cultuur der bieten en de resultaten in Zuid-Spanje in de omstreken van Gtanada verkregen, geven geene aanleiding eene andere ziens- wijze te zijn toegedaan In Galifomië verkeert men in een eenigszins ander geval en daar ontwikkelt zich de biet door het gelijkmatige klimaat en het, water in den benedengrond, dat in het gebrek aan regenwater voor ziet, onder gunstige]' omstandigheden. Evenwel zijn zelfs daar niet alle streken gunstig voor de bietcultuur, maar er zijn er ook die in hooge mate door de natuur begunstigd zijn. De groote onder neming, verhouden met eene suikerfabriek in het dal van Chino is even merkwaardig door de voordeelige omstandigheden, waaronder de cultuur verkeert, als door de volmaaktheid der apparaten. Het dal beslaat den bodem van een groote, langwerpig ovale kom, van alle zijden beheerscht door hoogten, vanwaar liet water het geheele jaar onderaardsch wegstroomt en dm bodem, een bijzonder vruchtbaren, alluvialen grond, van de voor don plantengroei noodige vochtigheid voorziet. F> waren suikerbietvelden gezaaid in Mei, nadat het droge seizoen was begonnen, die nooit een druppel regen hadden gekregen en toch 50—60000 K. (i. per 11. A. opbrachten. Het eenige nadeel van de droogte was een eenigszins onregelmatig opkomen van het zaad. omdat de oppervlakte van den bodem de in vloed ondervindt van de zon en de droge lucht en de capillariteit niet altijd voldoende is om de zaden te voorzien van het voor de kie ming benoodigde water. Men prefereert dan ook het zaaien van Febr. —Maart. Zelfs de winter is zoo zacht, dat de bietenzaden ten allen tijde kunnen kiemen. De bieten worden niet bewaard, maar verwerkt, naar gelang ze gerooid worden, hetgeen van einde Juli tot in October plaats I Ft. Van de velden worden de bieten naai- de fabriek gebracht met karren, die ten naastenbij 2 ton inhouden. Vijf evenwijdige, hy draulische transporteurs worden van bieten voorzien door zes houten platforms, waai' de wagens oprijden om «Ie bieten af te laden. Dit geschiedt zeer vlug dooi' een systeem kabels, die aan het einde van een ijzeren haak zijn voorzien en door eene kleine stoommachine in beweging worden gebracht. ledere kar is voorzien van een net, dut stevig aan een der Letterlijke vertalingen 268 randen van de kar is vastgemaakt en aan de andere kant, zoowel als voor en achter, geheel vrij is. Aan den vrijen rand van dit net bevinden zich eenige lussen, waar de haken in worden bevestigd. Als de kar moet geladen worden, spreidt men eerst het net zorgvuldig op den bodem en langs de wanden der kar uit, zoodat het het geheele inwendige der kar bedekt. Op het platform worden de haken in de lussen van het net geslagen, de machine in gang gebracht, de vrije rand van het net naar boven gehaald en de geheele inhoud van de kar in minder dan een halve minuut op een der transpor teurs geledigd. De fabriek werkt met diffusie en de toestellen zijn van de allerbeste; in elk vertrek wordt steeds op een zwart bord alles geno teerd, wat betrekking heeft op de gang van het werk. Van halfuur tot halt uur worden de borden in een bureau gebracht, waar alle notities worden overgenomen en tot eene grapiïische voorstelling vereenigd. Behalve dat door dit systeem de gang van zaken steeds nauwkeurig kan worden nagegaan, wordt er een zeer werkzame wedijver door opgewekt onder de elkaar opvolgende ploegen. De kalk voor de carbonatatie bestemd, wordt in petroleumovens gestookt uit zeer zuivere gekristalliseerde kalksteen. Al de ketels der fabriek worden eveneens verwarmd met petroleum, gepulveri seerd door een stoomstraal. Tijdens het bezoek van Vilmorin was er suikernood in de V. S., zoodat de fabriek, hoewel ze was ingericht om zoo noodig te raffi neeren, alleen trachtte zooveel mogelijk suiker af te leveren. Hiervoor werd de kristallisatie der masse-cuite niet ver voortgezet, men centrifugeerde of klaarde niet, maar liet de masse-cuite uit de kook pan in kartonnen cilinders loopen, die op ronde, houten bodems waren vastgemaakt; hier veranderde ze in weinig uren in eene vaste massa van ong. 0,8 M. hoogte en 0,35 —0,40 M. diameter. Zoodra ze goed hard geworden waren, werden ze door een ambtenaar gewogen, niet om belasting te betalen, maar oin het cijfer van de premie vast te stellen, waarop de fabrikant recht had en naar eene raffinaderij in Sm-Fraitciako geèxpedieerd. In Nebraska belemmert de droogte de groei der bieten wel eens en de suikerindustrie schijnt er minder goed gevestigd dan in Californië. Kobus, Lettorljjke vertalingen 269 REFERATEN. Prof. Dr. Paasciie. Die Rübenzuckerindustrie in Nord-Amerika Zeitschrift des Vereins für die Rübenzucker-industrie des Deut schen Reichs. 1893. blz. 798. In een der vorige nummers (blz. 138), gaf ik eene vertaling van een opstel van Dr. C. Hager over hetzelfde onderwerp Daar bij eventueel behoud der premie of bij verandering in een invoer recht, eene uitbreiding der bietencultuur in de Vereenigde Staten niet onmogelijk is, is het ook voor ons wenschelijk deze kwestie van verschillende zijden te beschouwen. Volgens Prol. Paasciie zijn een groot gedeelte der gunstige berichten op reclame gebaseerd, uitgelokt door de suikerfabri kanten, die te weinig bieten krijgen en verbreid door spoor wegmaatschappijen, grondspeculanten en andere belanghebbenden. Tot nu toe bestaan er in de V. S. G fabrieken, twee in Nebraska, een in Utah en drie in Califomië. De grond, die in eerstgenoemdcn staat voor de bietencultuur gebruikt werd, was een lichten, humusachtigen grond, die in Duitsch land zeker niet tot de meest voor bietencultuur geschikte zoude gerekend worden. Ook het klimaat is niet bijzonder gunstig en door den slechten toestand der wegen, het vervoer bij regenachtig weer nauwelijks mogelijk. Pe directeuren der fabriek rekenden zelf op een gemid delden oogst van 18000 K. G. per H. A. in plaats van de voorge spiegelde 34000 K. G., zoodat er door de farmers geen winst gemaakt werd, integendeel. Voor bietencultuur is te veel handenarbeid noodig voor zulk een weinig bevolkte landstreek als Nebraska, de loonen in de labriek en de prijs der steenen en machinerieën zijn bijzonder hoog, de uitgeloogde bietensnijdsels hebben niet de minste waarde en de fabriek heeft er slechts last van. In Utah kan slechts met kunstmatige bevloeiing een gedeelte van den grond productief gemaakt worden. De gemiddelde bie tenproductie werd door den directeur der fabriek op 22500 K. G. per H. A. getaxeerd; het suikergehalte bedroeg gemiddeld 14,2%, het zuiverheids-quotiënt 81, 3 %. Ook hier waren de oprichtings- kosten der fabriek en de werkloonen enorm hoog, maar door de gëisoleenlt' ligging van Utah en de door dien staat verstrekte extra premie van 1 et. per pond, dus eene totale premie van f 16*,', per 100 K. G. (ong. f 10,5 per pikol), werden er toch geene ver liezen geleden. In Californiè zijn de omstandigheden gunstiger, maar desalniet temin zijn er slechts 3 fabrieken. Hoewel de opbrengst aan bieten per 11. A. hier grooter is dan in de vorige staten (25000-32000 K. G. per H. A.) zijn ook hier de prijs der brandstof en de werkloonen zeer hoog. De fabriek Alvarado, de oudste der Verecnigde Staten, zoude dan ook zonder de premie geen winst maken. Watsonuille, het eigendom van den bekenden „suikerkoning" Cl Spbeckels, bezit uitstekende gronden en heeft een heerlijk klimaat. Chineezen bewijzen goede diensten bij drn veldarbeid. De fabriek is uitstekend ingericht; er zijn 24 diffuscurs en 4 groote vacüumpannen, waarmede per dag ong. G3OOOO K. G (10000 pikol) bieten verwerkt kunnen worden. Wel zijn hier de resultaten bevredigend, vooral daar de fabriek met de Trust in verbinding staat en kan men de mogelijkheid van de oprichting van misschien een dozijn andere fabrieken niet ontkennen, maar het feit. dat Spiieckels, die het geheele materiaal voor eene tweede fabriek had laten uitkomen, deze niet heeft gebouwd, maar de toestellen gedeeltelijk heeft gebruikt om zijne eerste fabriek uit te breiden, maakt dit gedurende den eersten tijd toch niet waarschijn lijk. De derde fabriek Cfuno ligt veel zuidelijker (34° N. B.). Ze moet, hoewel er gedurende de geheele vegetatieperiode geen droppel regen valt, goede resultaten geven, hoewel Pkof. Paasciie, die zijne reis niet tot hier uitstrekte, meent, dat vooral hier veel reclame door speculanten in gronden wordt gemaakt. Aan het slot van zijn opstel Komt hij tot de volgende resultaten Zonder twijfel bestaat in de V. S. de mogelijkheid om goede bieten te telen; in hoeverre het klimaat eene tijdige en voordeelige bewer king toelaat, moet eene langere ondervinding nog leeren, maar de V, S. kunnen niet, zooals men daar wenscht te doen gelooven, de eigen en de wereldmarkt met goedkoope suiker overstroomen, zooals ze met hare granen en producten der veeteelt gedaan hebben. De bietencultuur is eene intensieve cultuur, waarvoor veel werkkrachten noodig zijn en waar men deze in de V. S. vindt, werkt men onder geen gunstiger voorwaarden dan in quitschland. De productie is lager en de onkosten van productie en fabricatie zijn Referaten. 271 hooger dan daar, zoodat concurrentie alleen is vol te houden door hooge premies of invoerrechten, of waar een groote alstand van de invoerhavens hooge prijzen verzekert. Prof. Paasche gelooft dus niet aan eene spoedige uitbreiding der bietsuikerindustrie in de Vereenigde Staten. Kobus. Dit. Max Hollrung. Reisebericiite aus Nord-Amerika. Der RÜBENBAU IN NEBRASKA. Zeitschrift des Vereins für die Ri'ibenzuckerindustrie des Deut schen Reichs 1893. blz. 1005. Reeds in 1830 werden bij Philadelphia proeven met de cultuur der suikerbiet genomen; in Nebraska werden evenwel in 1888 voor het eerst bieten verbouwd. Van 1889-92 werden onder leiding van den directeur van het proefstation van Nebraska uitgebreide cul tuurproeven met dit gewas genomen. Toch zoude het waarschijnlijk bij deze proeven zijn gebleven, als de MACKiNLEYwet niet was inge voerd en de staat Nebraska buitendien nog eene premie van 1 et. per pond had beloofd, wanneer de suiker boven 90° polariseerde. Volgens Hollrung kan in Nebraska bijna 4,000000 H.A. voor bieten cultuur worden gebruikt, maar slechts een klein gedeelte van dit opper vlak komt werkelijk in aanmerking. De bodem bevat zeer veel kiezel zuur en weinig klei; kalk, kali en phosphorzuur zijn slechts in geringe hoeveelheid aanwezig, het stikstofgehalte is bevredigend. Er valt min der regen dan in Duitschland en nagenoeg het geheele westelijke ge deelte van den staat is daardoor zonder kunstmatige bevloeiing, die niet gemakkelijk aan te brengenis, niet voor bietencultuur geschikt. Hoewel een enkele keer in Augustus nachtvorsten voorkomen, be gint het werkelijk eerst te vriezen in November. Tegen parasieten wordt van regeeringswege ernstig gewaakt. 180 H. A bieten worden voor de fabriek Grand-Island aange plant door eene vennootschap, welke ten doel heeft het vetmesten van vee, daar bleek, dat zonder bietensnijdsels het vee niet vet te krijgen was. Hier groeiden de bieten goed en brachten 34000 K. G. per H. A. op. In het geheel verwerkte de fabriek in 1893 de bieten van 960 H. A., waarvan de helft eigen aanplant; de productie was evenwel lager dan de juist genoemde. Door de fabriek Norfolk werd ong. 1000 H. A. biet verbouwd, waarvan 3 / 5 eigen aanplant. De bieten stonden goed, daar paarden- Referaten 272 mest gratis te krijgen was. Tegen zijne verwachting vond Hollrung voldoende werkvolk, zoodat zelfs personen moesten worden afgewe zen. Het personeel der farms namelijk heeft tusschen graan- en mais oogst (Juli-Nov.) weinig te doen en wordt in dien tijd door de fa briek gebruikt voor cultuur en oogst der bieten. Voor einde October moet de oogst evenwel binnen zijn, daar dan in eens na de eerste vorst alle handen noodig zijn voor het plukken der maiskolven Men had dus volk genoeg, maar geen personeel, dat vertrouwd was met de bietcultuur. He onkosten voor de bieten, die in de fabriek waren, bedroe gen f 213 — f 330 per 11. A.., zoodat met eene opbrengst van 25(X)0 K. G. per H. A. in elk geval winst gemaakt werd. Verder wordt eene lijst gepubliceerd van de door verschillende farmers gemaakte oogsten, die meestal hooger zijn dan dit cijfer, zoodat Hollrung in tegen stelling met anderen tot het besluit komt, dat de bietencultuur in Ne braska wel eenige kans heeft zich uit te breiden, daar onder gemiddelde omstandigheden, deze cultuur meer voordeelen afwerpt dan andere. Aan het slot van zijne verhandeling komt Hollrung op tegen de voorstelling van prof. Paasciie, als zoude de bietencultuur alleen in het leven zijn geroepen om de prijzen van den grond snel te doen stijgen. Hij komt tot de meening, dat men hier met een goed be rekenden aanval van Noord-Amerika tegen zijne afhankelijkheid van het buitenland, in zake suikerproductie heeft te doen. De geheele beweging baseert op de MACKiNLEYwet. Sedert 1889 werden er door 19 proefstations, 38 uitvoerige proe ven genomen, de regeeringsscheikundige schenkt van af 1889 bijzon dere opmerkzaamheid aan de suikerbiet en als men bedenkt, dat de regeering zelf een proefstation voor bieten oprichtte en onder hield, twijfelt Hollrung niet, dat aan de een door de regeering ontworpen plan ten grondslag ligt Sedert IX9I neemt de bietsuikerproductie steeds toe en zal dit blijven doen, zoolang de fabrieken nog 5 dollars per ton bieten kun nen betalen (87 et. per pikol). Dit kan evenwel alleen als de premie blijft bestaan of eene daarmede aequivalenle belasting wordt inge voerd. Is dit niet het geval, dan gaat de Noord-Amerikaansche biet suikerindustrie hoogst waarschijnlijk te gronde. K.OBUS Prof. Dr. Hkrzield. Reisebericiite aus Nord-Amkrika. Zeitschrift des Vereins für die Rübenzuckerindustrie des Deut schen Reichs. 1894. blz. 54. Referaten 273 De vorige mededeelingen omtrent de bietcultuur inde Vereenigde Staten waren reeds bij den drukker, toen ik de uitvoerige en inte ressante verhandeling van prof. Herzfeuj in handen kreeg, die de mededeelingen der andere Heeren completeert. Hij bezocht alle zes fabrieken in de V. S. en was in de gelegenheid tal van autoriteiten op het gebied der suikerindustrie te spreken. Zijn oordeel is als volgt te resumecrcn. In Californië groeien de bieten zeer goed, maar het ontbreekt aan personen, die behalve tegen buitengewoon hooge verdiensten, geneigd zijn bieten te plan ten. Blijft de premie bestaan en de algemeene finantieele toestand wordt beter, dan is bet zeer goed mogelijk, dat binnen kort een half dozijn groote fabrieken worden gebouwd en wanneer het kapi taal er toe te bewegen is, weer geld in bietsuikerfabrieken te steken, dan is zonder twijfel Californië de aangewezen streek om deze fabrieken te bouwen. Een aantal personen, die prof. Herzfei.d ont moette, waaronder de Heeren Morton, minister van landbouw der V. S., Matiiiesson, directeur van de Trust, Bubr, directeur der suikerfabriek Alvarado, de bekende Claus Spueckels en de Duitsche consul in San Frantisko geloofden evenwel geen van allen aan eene snelle ontwikkeling der bietsuikerindustrie in Californië. De fabriek in Utah verdient geld, maar moet ophouden te wer ken als de premie wordt afgeschaft, terwijl er door het 'gebrek aan grond en de noodzakelijkheid om te bevloeien, weinig kans tot het oprichten eener nieuwe fabriek bestaat, zelfs al gaat de premie niet verloren. Wat Nebraska aangaat, hier moet evenals in Californië, min stens 5 dollars per ton bieten betaald worden, wil de 'cultuur voor deelig zijn. Al wordt in verschillende berekeningen een aanzienlijke winst voor de farmers aangetoond, hier staat tegenover, dat ver scheidene in het geheel niet meer tot het verbouwen van suiker bieten te bewegen zijn. Eene factor wordt in die berekeningen nooit in aanmerking genomen, n 1. het twee of driemaal zaaien, dat zoo herhaaldelijk plaats heeft, daar door de hevige winden in het voor jaar, het zaad en zelfs de jonge plantjes weggewaaid worden. Het klimaat van Nebraska is minder gunstig voor bietcultuur als dat van Duitschland; droge winden in liet voorjaar, iets ongunstiger ver deeling van den regenval, iets kortere vegetatieperiode, iets ongun stiger periode voor het rijpworden in den herfst en vooral liet meer dere voorkomen van totaal misgewas zijn hiervoor de voornaamste redenen, al wordt bet gewicht hiervan wel eens overdreven. In elk Referaten 274 geval is de hoop, dat Nebraska, de gunstigste plaats der V. S. zoude zijn voor de bietencultuur, in het geheel niet verwezenlijkt. Zelfs de eigenaars der fabrieken Norfolk en Grand-Island, denken er niet aan, ook bij behoud der premie, nog nieuwe fabrieken in Nebraska te bouwen, daar de bevolking hier nog niet rijp is voor eene ratio neele cultuur. De eenige manier, waarop het volgens een aantal deskundigen in Nebraska mogelijk zoude zijn aan eene suikerfabriek de noodige bieten te verzekeren, is het koopen van groote landerijen, die in een aantal perceelen verdeeld, aan kleine pachters voor lager prijs dan gewoonlijk verhuurd worden, met de verplichting eene bepaalde oppervlakte met bieten te beplanten. Het Nebraskasche proefstation voor bietcultuur te Schuyler werd tijdens het verblijf van llerzkeld door de regeering opgeheven, die verdere proefnemingen aan het particulier initiatief overliet Hoewel er dus volgens llerzkeld geen reden is om zich inden eersten tijd ongerust te maken over de ontwikkeling der bietsuiker industrie in Nebraska, raadt hij toch aan, daar evengoed als in Californië een oog in het zeil te houden. Kodus. DIVERSE MEDEDEELINGEN. IIOE GROOT IS IN EEN GEGEVEN GEVAL HET VOORDEEL VAN OVERSMELTEN door J. MULDER Hzs. Het doel van het oversmelten is om de verhouding tusschen hoofdsuiker en stroopsuiker zoo gunstig mogelijk te maken, in. a. w. om zooveel mogelijk alle saccharose in den vorm van 11. S. af te leveren. De oorzaak san dat streven is gelegen in de ongunstige prijsver houding tusschen sacch. in H. S. en sacch. in Str. S. De sacch. in 11. S. wordt veel duurder betaald, b. v. 11. S. van 98,5 pol. wordt verkocht a f 9, — of per procent sacch. per pikol 9,1 cent en ter zelfder tijd wordt betaald voor Str. S. van 95,4 pol. gekeurd No. 11 f 7,37 5 of per procent sacch. per pik. 7,73 cent. Het oversmelten vereischt echter meerdere kosten en nu is het de vraag of die meerdere kosten opwegen tegen het voordeel van de duurder betaalde sacch. Onderstaande calculatie moet daarop het antwoord geven Referaten 275 Ik merk hierbij op, dat de cijfers niet fictief zijn, maar naar de werkelijkheid genomen uit de boeken en fabricatiestaten. De campagne 1892 leverde op, de volgende hoeveelheden suiker, welke voor de daarachterstaande prijzen werden gerealiseerd. 5000,48 pik. M. a B', = f 40628,93 8007,86 » M. » B'/, » » 65551,36 5034,32 » II S. » 8 1 /, » » 18791,74 » 11. S. » S 3 /4 » b 43781,08 5001,70 » 11. S. » 9 » » 45015,30 Rest oogst '20770,5:5 » 11. S. » 9 » » 18-.934,77 No. 11 17229 » Str. S. » 7»;, » » 1270,64 58(10,77 » Z. S. « 4 » » 23203,08 51881,50 pik. f 449176,90 Deze verhouding werd verkregen door het opsmelten van 1.154 pik. smeltsuiker van 80,21 pol. Ware niét opgesmolten, dan zoude de onderlinge gewichtsver houding der suikersoorten anders zijn geweest. De hoeveelheid dii'ekt van riet afkomstige m. cuite bedroeg vol gens den sacch. balans 66917,10 pik. ;ï 83,20 pol of per 100 riet 15,68, terwijl het berekend vermoedelijk rendement volgens I> (9 s h) —tjyj zoude bedragen 12,153%. Het turbinerendement aan 11. S. bedroeg 58,5 %. dus zoude (•,(;<) 17 V5B 5 totaal zijn verkregen aan 11. S. —TfiO - —~ ~ 39146,50 pik. of per 100 riet 9,17. Blijft dus over voor Str. S. en Z. S. 12,33—9,17 = 3,16. Nemen we aan dat zoude verkregen zijn een quantum van pi. m. 4000 pik. Z. S., wat op de verkregen hoeveelheid 11. S , de qua litcit van het sap in aanmerking genomen, normaal kan geacht worden, dan vertegenwoordigen die 4000 pik. a '/, gerekend 0,45% rendement, dus blijft over voor Str. S 3,10 — 0,45 = 2,71, corres pondeerende met 11562,05 pik. Er zoude dan afgeleverd zijn, wanneer niet ware overgesmolten: 39146,50 pik 11. S. 11502,05 » Str. S No 12 4000,00 » Z. S. De werkelijk verkregen 11. S. bracht gemiddeld per pik. f 8,08 op. Wanneer we nu de prijzen in beide gevallen gelijk stellen, zoude de opbrengst thans zijn: Divnrse mocle<loelinp:ori 276 39146,50 pik. 11. S. a f 8,68 = f 339791,64 No. L 2. 11562,05 » Str. S. » b 7,02 5 = » 88160,63 4'100,00 » Z. S. » » 4,00 = » 16000,00 54708,55 pik. / 443952,27 Daar de quaüteitderStr. S., wanneer niel wordt opgesmolten, beter is dan van de weinige Str. S. welke, wanneer wordt opgesmolten werd verkregen, is de klem' daarvan een nummer hooger aangeoomen, dus de prijs met f 0,25 per pik. verhoogd. Het bruto verschil tussclien opsmelten en niet opsmelten be draagt dus 449176,90 — 443952,27 = f 5224,63. Meer rationeel is het echter om aan te nemen, dat de verkoopen in dit geval bij gelijke hoeveelheden en voor gelijke prijzen plaats hadden als toen er opgesmolten werd. De rekening is dan als volgt: 5000,48 pik. M. a B'/, = f 40628,93 8067,86 » M. » B',', » » 65551,36 5034,32 » 11. S. » B'/i » i 42791,74 5003,55 » 11. S. » 8»/ 1 » » 43781,08 5001,70 » 11. S. n 9 » » 4.015,30 Hest. oogst. 11038,59 9 11. S. » 0 » » 99347,31 No. 12, 11562,05 » Str. S. » 7,G2 6 » » 88160,63 1000,00 Z. S. » 4 » » 10000,00 54708,55 pik. a / 441275,45 Het bruto voordeel van oversmelten is dan ƒ 449176,90—ƒ441275,45 = f 7901,45. Welke zijn echter de meerdere kosten, verbonden aan het over smelten .' le. Wordt do hoeveelheid opgesmolten suiker feitelijk tweemaal gecentrifugeerd. In 1892 kostte het centriiugeeren van 1 pik. suiker 4'j cent. De meerdere kosten zijn dus voor 17154 pik. smeltsuiker 17154 X *Vi cent = f 771,93 2e Zijn meerdere koelies noodig, n. 1.4 voor bet naar de elirni neerpannen brengen en daarin storten van de sm suiker. Gedurende IÜ6 dagen werd overgesmolton, dus 100 X f 1,60 = / 169,60. 3e. Meerdere koelies voor het wegbrengen der kooksels, daar de hoeveelheid m. cuite grooter wordt. Hiervoor neem ik aan '2 koelies eveneens over 106 dagen = ƒ 84,80. (Daar steeds een vast minimum aantal koelies noodig is, nagenoeg onafhankelijk van het aantal kook sels. behoeft dat verschil bier niet meer dan 2 koelies te bedragen). 4e Bij oversmelting werden afgeleverd 49050 pik, krandjang suiker en zonder oversmelting 50708,55 pik, dus een verschil van Divers* mededeelingen. 277 1657,82 pik., welk verschil veroorzaakt wordt, doordat is aangenomen, dat zonder o versmelting *) het volle berekende vermoedelijke ren dement werd verkregen en met oversmelting niet, terwijl in 't laatste geval 1800 pik. Z. S. meer werden gemaakt. De emballagekostcn aan materiaal en arbeidsloon zijn voor krandjangsuiker enZ. S., per pik. berekend, ongeveer gelijk. In 1892 bedroegen die onkosten per pik. afgeleverde suiker, onverschillig krandjangsuiker of Z. S, f 0,23, Dus bij oversmelting werd meer daaraan betaald 1800 — 1657 = 143 X 0,23 = f 32,80. Aan transport voor 143 pik. fe-erd uitgegeven a 18 1 /, cent per pik. f 26,45. Totaal f 5i),34. se. Is bij oversmelten ook het stoomverbruik en dus bet brand stofverbruik iets grooter, ofschoon dat verschil theoretisch slechts weinig behoeft te zijn, daar men bij eene goed ingerichte installatie met afgewerkten stoom kookt. Alleen wordt er meer gekookt dan zonder oversmelting, dus vereischt de machine van de pan (en die van de centrifuges) meerderen stoom. De hoeveelheid stoom, welke in eene fabriek voor het drijven van machines gebruikt wordt, is echter zeer gering, hoogstens 10 pet. van allen geleverden stoom. Ook is meer stoom noodig voor de elimineerpannen, waarin de smeltsuiker wordt opgesmolten, le. door het grooter volume, dat verwarmd moet worden, 2e. door het hooger worden van het kook punt van de oplossing, naarmate het suikergehalte grooter wordt. De brandstofkosten per pik. suiker waren in 1892 = 13'/j cent of totaal f 7449,34. Nemen we aan dat zonder oversmelten dat bedrag l'/j cent per pik. lager zoude geweest zijn, wat zeker zeer royaal gerekend is, dan zoude het totaal der brandstofonkosten 54708 X 47» —f 820,62 minder bedragen hebben. Men heeft echter het groote voordeel van eene korte nacampagne, een voordeel, dat vooral van groot belang is voor fabrieken, waar vele veranderingen en herstellingen worden uitgevoerd. Bij niet oversmelten kan men den duur der nacampagne gerust op 30 dagen meer stellen dan bij oversmelting. De kosten dier 30 dagen zijn, ongerekend de brandstof, ongeveer als volgt: 1 ketelmandoer. f 0,80 per etmaal. 4 stokers. » 2,40 » » 1 mand. voedingspomp. » 0,60 » » 1 emplie mandoer. » 0,80 » » 4 » koelies. » ' 2 >°° » ! f 0,60X30= ƒ198,00 •) Ik was niet in de gelegenheid, dit door eene vergelijkende proef to staven. De lieer Smuldeks, destijds fabrieatiechof te Kalitcoeitgot (lünlil) kwam daar door zulk een i proef tot de conclusie, dat bjj oversmelting liet borekendo vermoedolijko rendement niet ten volle werd bereikt. Diverse mededeelinffen 278 2 suikerweegbrug mand. f 40,00 per 30 dagen, taboratoriumonkosten » 15,00 » » 2 suikerkokers » 80,00 » » 0 vrouwen, 15 kinderen s. drogen » 72,00 » » 2 wakers » 15,00 '2 centrifuge mandoers » 30,00 petroleum voor verlichting » 45,00 1 Lampenist » 7,50 glazen en kousen » 4,00 olie en vet » 10,00 reparatie riemen » 4,00 smid voor reparatie » 15 00 f 337,50 Totaal f 535,50 Hierbij is aangenomen, dat de Str. suiker buiten wordt gedroogd en niet in den suikerdroger. Daar pi. m. de belft der Str. S gedu rende de campagne wordt gecentrifugeerd en buiten gedroogd moet worden, is voor meerdere kosten van drogen gedurende de campag ne nog f 150 uitgetrokken. Summa summarum was dus het voordeel van oversmelten als volgt: bruto voordeel f 7901,45 meerdere onkosten Sub. 1 f 771,93 » 2 » 169,60 » 3 » 84,80 » 4 » 59,34 » 5 » 820,62 Totaal f 1906,29 Blijft over netto winst/7901,45 — f 1906,29 = /[5995,16, waarbij nog komt het voordeel der kortere nacampagne en mindere onkosten voor bet suikerdrogen, totaal f 085,50. Totaal generaal was dus bet financieele voordeel van bet oversmelten in dit geval f 5995,16 -f f os.V'o = f 6680,66. Bovenstaande beeft betrekking op de campagne 1892, toen na aflevering der eerste 28000 pik, suiker de rest voor den hoogsten prijs, zijnde / 9, — werd verkoeld. Daar was opgcsmolten, bedroeg het restant nog 20770 pik. 11. S. en ware niet opgesmolten, dan zoude dat restant ongeveer 11038 pik. bedragen hebben. Vooral hierdoor wordt een groot vei schil veroorzaakt in de opbrengst van Diverse mede'eelinpren 279 den oogst. Daarbij komt dat de prijs voor Str. S. bedongen, in zeer ongunstige verhouding stom! tot den prijs der 11. S. in. a, w. de Str. S. heeft niet in de latere prijsverhooging der 11. S. gedeeld. Nemen we echter aan, dat alle II S. vooi den tegenwoordigen prijs, zijnde f 9,2."), ware verkocht en de Str. S. voor den tegen woordigen prijs van /' !), no 14 en zonder opsmëlting gemiddeld no. 12 ware verkregen, dus / 8,50 per pik., dat verder de Z S. a f 1,50 ware gerealiseerd, hoe groot zou dan het voordeel van over stnelten zijn geweest? M en 11. S. in heide gevallen als 11. S. rekenende maken we in heide gevallen dezelfde fout, welke dus geen invloed op het ant woord heelt. Met o versmelting werden verkregen: 48878,44 pik. 11. S. a f 9,25 = f 452125,57 No. 11 172,29 » Str. S. » » 8,25 = » 1421,39 5800,77 » /. S. » » 4,50 = » 20103,46 54851,50 pik. f 479650,42 en zonder oversmelting 39146,50 pik. 11. S. kf 9,25 = f 362105,12 No. 12 11502,05 » Str. S. » » 8,50 = » 98277,42 4000,00 » X. S. p » 4,50 z » 18000,00 54708,55 pik. a f 478382,54 Een verschil dus bruto van / 1267.88. De meerdere kosten aan oversrnelten verbonden, zijn volgens berekening hier boven f 1906,29 en. de mindere kosten » 085,50 totaal meerdere kosten f 1220,79. zoodat het netto voordeel van oversrnelten zoude bedragen f 1267,88 — f 1220,79 = f 47,09. Zooals men ziet is het verschil in voordeel zeer groot, waaruit volgt, dat het voordeel van oversrnelten in de eerste plaats afhangt van de prijsverhouding tusschen 11. S. en Str. S (In 't laatste geval was de prijs der Str. S., vergeleken met dien der 11. S. bijzonder hoog). Maar ook al is het direkte financiêele voordeel nagenoeg nihil, het voordeel der kortere nacampagne blijft en is voor vele fabrieken om boven reeds genoemde redenen van groot belang, vooral ook voor die fabrieken, welke bij afwerking grootendeels hout als brand stof moeten gebruiken. Bovenstaande calculatie leert ons echter dat de vraag oversrnelten of niet, voor elk geval zoo nauwkeurig mogelijk dient overwogen Diverso me ir.leelingen. 280 te worden. Wat het eene jaar een voordeel bleek, kan het andere jaar minder voordeelig, ja misschien nadeelig zijn. DjATiiiAKANG, Maart 1893. Maandblad van de Vereeniging van Oud-lccrlhiijcu der Rijkslandbouwschool No. 61. Meer berekeningen van dezen aard met aan de vterkelijkheid ontleende cijfers zouden zeer gewenscht zijn. Alleen vloeistofmengsels of onzuivere vloeistoffen schuimen bij het koken: deévenwichtstoestand dei schuitnbellen kan op verschillende manier verbroken worden, dom' onderscheiden krachten en stoffen, die de weerstand van het dunne vloeistoflaagje opheffen en zoo doende bet gevormde schuim doen verdwijnen. Hierop berust de constructie van schuimsnijders, scbuimslagers, enz., en het gebruik van oliën en vetten. Eene olielaag werkt als een over de op pervlakte der vloeistof uitgebreid, niet veerkrachtig vlies, en reeds eene zeer dunne laag is hiervoor voldoende. Bij de suikerfabrikatie heeft men reeds van oudsher oliën en vetten gebruikt om de schuiinvorming te verminderen, zoowel bij het koken en verdampen als bij de saturatie en gaat hierbij gewoonlijk niet spaarzaam te werk. Dr. HüLWA raadt aan geheel af te zien van het gebruik van dierlijke of plantaardige vetten, daar deze in het alkalische sap ont leden, kalk en alkalizeepen vormen benevens glycerine, die niet bevorderlijk werkt op het kristalliseeren en weer aanleiding tot schuimvorming geelt. De niet verzeepbare minerale oliën, b. v. paraffineolie zijn voor dit doel veel beter en bovendien goedkooper. Ook hiervan komt men evenwel langzamerhand terug, daar men door stoom in de schuimende massa te blazen, geheel hetzelfde bereikt of de schuim ook kan verwijderen door een boven de schuimende vloeistof snel ronddraaiend rad, dat de schuimdeeltjes tegen den wand slingert, waardoor de blaasjes bersten en vloeistof en gas gescheiden worden (methode Hagemann). Ook door Mick, Heffter en Heckmann zijn schuimafscheiders voor verschillende doeleinden geconstrueerd. Overigens zorge men voor voldoende stijg rnimte en wijde sapdampafvoerbuizen, dan zal men door de ge noemde toestellen spaarzamer en zekerder het schuim verwijderen, dan door het gebruik van oliën. Deutsche Zuckerindustrie. 52 Diverse meiledoelingen 281 REGEN-WAARNEMINGEN Februari 18U4 Diverse mededeelingen 282 STATISTIEK, OOGST- EN MARKTBERICHTEN. Invoer, Doorvoer en Uitvoer van Suiker in Nederland gedurende de jaren 1891—93. A. Invoer van ruwe Suiker. («) Hieronder zijn ook begrepen de doorvoer en de opslag van buitenslands — niet de uitslag uit entrepot tot verbruik. (&) Hieronder is uok begrepen de uitslag uit entrepot tot verbruik. A - Invoer tot verbruik van geraffineerde suiker A n - Inlandsche Beetwoktelsuiker, tot verbruik binnenslands uitgeslagen uit entrepot, ot' waarvoor de rekening van den fabrikant is aangezuiverd door overschrijving of betaling van den accijns. *) De hoeveelheden zyn uitgedrukt in droge, witte broodsuiker Statistiek, Oogst- en Marktberichten 284 B. Uitvoer uit het vrije verkeer Statistiek, Oogst- en Marktberichten, 285 Statistiek, Oogst- en Marktberichten 286 Nederl'indsche Staatscourant No. 15, C. Doorvoer. (Over entrepot en rechtstreeks.) Statistiek, Oogst- en Marktberichten 287 De mot bieten beplante oppervlakte bedroeg in 1892 in Duilschland 352015 11. A., dus vijfmaal zooveel als op Java met riet beplant is, terwijl gemiddeld 27900 K. G. per 11. A. werd geoogst. Sedert 1885 is de aanplant met 50% vermeerderd; in de laatste jaren werd evenwel de productie per 11. A. voortdurend kleiner, daar de goede gronden langzamerhand uitgeput worden en er steeds meer biet op grondsoorten van geringere kwaliteit wordt gecultiveerd. De totale oogst bedroeg 9811,939700 K. G-, waarvan 15,41% door de fabrieken zelf werden verbouwd, 33,66% door aandeelhouders volgens contract moesten geleverd worden en 50,93% werden gekocht. Van de beplante oppervlakte was 15% door de fabrieken/.elf bebouwd, 33,75 % dom- de aandeelhouders en 51,25%d00r anderen. De zelf bebouwde gronden gaven dus iets hooger opbrengst dan de andere. De prijzen der biet liepen in verschillende gedeelten van Duitschland uiteen van f 1,11 tot f 1,40 per 100 K. G.; gemiddeld bedroegen ze f 1,254. Deutsche Zuckerindustrie 49. Soerabaia 29 Maart. Gedurende de geheele maand hadden geene suikerverkoopen plaats. Voor f 57;..S 7 ;.. zijn geen verkoopers te vinden Uit de meeste residentièn hoort men meer klachten over liet optreden der sereh dan het vorige jaar. Buitenland 23 Keur. Er is in Europa zoo weinig regen geval len tijdens den afgeloopen winter, dat men zich nu reeds ernstig bevreesd maakt voer een te gering vochtgehalte van den bodem, waardoor de bieteultuur zeer benadeeld zou worden. De laatste berichten van Cuba zijn e;unstii>;, de taxatie vanden aanstaanden oogst varieert tusschen 900000 en 1000000 ton. Totaal Java-sdikebafsohepingen van l Juli — '28 Februari NAAK ALLE HAVENS. TONNEN VAN 1000 K. G. 1891)92 1892,93 1893,94 \f|ii|i ' Pikols. ton. Pikols ton. Pikols. ton. Europa 3,076022 189979 2,111584 130414 3,501826 219983 Amerika 914811) 56502 1,478830 91334 288496 17818 Australië 714302 44110 759744 46923 «78182 11903 China ' 1,400044 80500 1,287384 79511 1,550796 95779 Eng-Indië 85454 5278 66245 4091 82333 5085 Singapore L 55644 9013 241537 14918 253154 15654 Timor Deli 150 9 74 5 53 3 0,347005 392003 5,945398 367196 6,415440 396226 Statistiek, Oogst- en Marktberichten 288 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. MEUEDEELINGEN VAN HET PROEFSTATION VOOR SUIKERRIET IS „WEST-JAVA" TE KAGOK TEGAL. No. 12. DE OORZAAK EN T)E MIDDELEN TOT VOORKOMING VAN DE SCHUIMGISTING DER NAPRODUCTEN door 11. C. PRINSEN GEERLIGS. Een zeer algemeen voorkomend verschijnsel in rietsuiker fabrieken is liet dikwijls zonder waarneembare aanleiding optreden van een schuimende gisting in de vulmassa's van naproducten, de zoogenaamde stroopkooksels. Soms ontstaat de gisting geheel zonder dat men een oorzaak kan vinden, maar ook veelvuldig begint zij op plaatsen in de kristalliseerbakken, waar dè inhoud plaatselijk door lekken in het dak met regenwater is verdund. Het geheele aanzien van een in schuimgisting verkeerend stroopkooksel is gelijk aan dat van een in gewone gisting zijnde suikervloeistoi'. De massa schuimt, terwijl er gassen ontwijken, die een onaangenamen geur verspreiden: soms is de «risting zoo hevig, dat een bak, die 's morgens half vol is, des avonds door het schuimen overloopt. Wanneer de inhoud van geheel gevulde bakken begint te schuimen, dan loopt deze natuurlijk dadelijk over en geeft tot verlies en verontreiniging van den vloer met de taaie stroop aanleiding, De schuimgisting geeft niet alleen last in de rietsuiker-fabrieken, maar zij treedt soms, hoewel lang niet zoo veelvuldig als hier, ook op in beetwortelsuikerfabrieken in Europa, want in het laatste jaarverslag van het Vereins-laboratorium te Berlijn vermeldt Herzfeld, dat hem van velschillende zijden mededeeling was gedaan van opgetreden schuimgisting in naproducten, terwijl ook in 't jaar 1888 reeds veel daarover is geschreven. Bij mijne onderzoekingen aangaande den aard dezer gisting ging ik, dooi' 't uiterlijk der gistende bakken daartoe gebracht, uit van de veronderstelling, dat hier werking van micro-organismen (gist of bacteriën) in het spel was, gelijk bij de alcoholische en de slij mgisting, in welke opvatting ik versterkt werd door 't feit, dat een door hitte gesteriliseerde gistende stroop na de sterilisatie niet meer gistte. Echter gelukte het mij niet zulk een gesteriliseerde stroop, noch suiker- oi' glucoseoplossingen door infectie met van schuimgisting, afkomstig schuim eveneens in schuimgisting te brengen. Wel gaven de in 't schuim aanwezige micro-organismen aanleiding tot allerlei omzettingen, maar 't namaken der schuim gisting door infectie bleek onmogelijk. Zelfs gaf infectie met reincultures der gevonden gistsoorten en bacteriën geen vorming van 't bekende taaie schuim. Hierdoor werd 't zeer onwaarschijnlijk, dat de gisting aan de werking van levende wezens was toe te schrijven, hetgeen nug meer bleek toen de schuimende stropen na vermenging met desinfecteer middelen, zooals chloroform, carbolzuur, salicylzuur, enz., die toch alle werkelijke gisting verhinderen, door bleven gisten, ja zelfs dikwerf een sterkere werking vertoonden. Het gebeurde wel, dat van twee bakken, die achter elkaar met een zelfde kooksel werden gevuld, een in schuimgisting overging terwijl de andere rustig bleef. Bij chemisch onderzoek van die kooksels was er dan geen verschil in samenstelling te constateeren, en werd ook geen dextraan of galactaan of eenig ander product van slijmige gisting ontdekt, dat eenigszins het optreden van een zoo taai schuim kon verklaren. Ken toeval deed mij echter de ware oorzaak op het spoor komen. Toen ik bezig was met de studie van de in uitgewerkte stropen voorhanden organische zuren, had ik een ruime hoeveelheid glucinezure natron in oplossing en wilde daaruit het glucinezuur vrij maken, ten einde dat in zuiveren toestand te analyseeren: zoo dra ik echter de nog warme vloeistof zuur maakte, begon zij, hoe wel er geencarbonatenaanwezig waren, hevig te schuimen onder verspreiding van een dergelijken geur als bij de schuimgisting in fabrieken wordt waargenomen. Het glucinezuur, dat aan basen gebonden zeer vast van samen stelling is en kookhitte goed verdraagt, valt zoodra liet in vrijen toestand overgaat, in. a. w. bij zuurmaking, in de hitte terstond en in de koude langzamerhand uiteen in apoglucinezuur, azijnzuur en mierezuur, waarvan't eerstgenoemde weer wordt ontleed tot humus zuur, dat onoplosbaar is, terwijl verder koolzuur en een vluchtige, sterk onaangenaam riekende stof ontstaan. Aangezien vele stropen glucine zuur bevatten, zou de ontleding van dit zuur aanleiding kunnen ge ven tot koolzuur-ontwikkeling, dat dan uit de taaie stroop niet zon gemakkelijk kan ontwijken en dus tot schuimvorming aanleiding geeft. Er blijft nog alleen over te bewijzen, dat weikelijk de gistende H. C. Prinsen Geerligß. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van de «cliuimgiiitiiig der naproducten. 290 stropen glucinezuur bevatten en de verklaring te geven van 't feit, dat van dezelfde stroop een bak gist en de andere niet. De gassen, die bij verwarming eener in sterke schuimgisting ver keerende masse cuite van stroopsuiker ontweken, werden door baryt water geleid en gaven, doordat zij dit sterk troebel maakten, zich als sterk koolzuurhoudend te kennen. Verder bleek de stroop geen carbonaten te bevatten, zoodat dat koolzuur niet van een ontleding van eventueel aanwezig koolzuur zout, doch van eene ontleding van organische lichamen afkomstig was. Werd diezelfde masse cuite in water opgelost, gefiltreerd en na met zwavelzuur te zijn zuur ge maakt, gedistilleerd, dan waren in 't distillaat azijnzuur en mierezuur aan te toonen, terwijl de reeds vroeger genoemde onaangename lucht ook in 't distillaat te bespeuren was. Op de vloeistof, die na 't dis tilleeren in de kolf achterbleef, dreven bruine vlokken van humus zuur. Stroopkooksels, die niet gistten, gaven, wanneer zij niet zuur werden gemaakt, geen koolzuur af, doch bij distillatie met zuur werden ook hier koolzuur, mierezuur, azijnzuur en de riekstof uitgedreven, terwijl de vlokken van hurnuszuur zich ook vertoonden De onderzochte stropen bevatten dus, blijkens de afbrekingsproducten, beide glucinezuur, de eene gistte tengevolge van de ontleding van dit zuur, de andere niet, daar 't glucinezuur nog niet tot uiteen valling was overgegaan. De reden hiervan was gemakkelijk te vin den, daar de eerste, dus de gistende gekookte stroop, zwak zuur, de tweede neutraal leageerde. Door de zure reactie, mischien ingeleid door een plaatselijke verdunning met regenwater, was een weinig glucine zuur ontleed, waarna de zure ontledingsproducten die ontleding hadden uitgebreid, zoodat weldra de geheele massa in den toestand van schuiming was gebracht, die men met den naam van schuim gisting bestempelt. De proef op de som was dan ook, dat toen het nog niet gistende, glucinezuur-houdende stroopkooksel werd zuur gemaakt, dit plotseling een nog veel heviger schuimgisting vertoonde dan 't eerst onderzochte. Daar er velerlei oorzaken zijn, die in napro ducten een begin van verzuring kunnen inleiden, zooals een plaat selijke woekerinp van bacteriën of schimmels, en daar verder door de zure ontledingsproductcn, die bij de afbreking van 't glucinezuur ontstaan dit proces wordt voortgezet, zoo is 't niets te verwonderen, dat soms zonder zichtbare oorzaak een bak met kooksel in schuim gisting overgaat, terwijl andere bakken met datzelide kooksel gevuld, onaangetast blijven. H. C. Prinsen Geerligs. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van de schuimgistiusr der naproducten. 291 Nu de oorzaak der schuimgisting bekend is, wordt, het ook ver klaarbaar, hoe na sterilisatie door verhitting een in schuimgisting zijnde gekookte stroop met die gisting ophoudt, daar nl. door de hitte al 't glucinezuur in den (gesloten) sterilisator is ontleed en dus na afkoeling 't geheele proces : 1 was afgeloopen. Vermenging met desinfecteermiddelen gaf vermeerdering der gisting, doordat bij 't vermengen deelen der masse cuite, welke nog niet met zuur in aanra king waren geweest, nu ook met reeds verzuurde deelen vermengd werden en ook mee gingen gisten. Niet de desinfecteermiddelen, maai de vermenging was schuld van de sterkere werking, eenvoudig roeren met een stok zou hetzelfde gevolg hebben gehad. Om een middel te vinden, dat dienen kan de schuimgisting te verhinderen of te belemmeren, moeten wij eerst nagaan hoe 't glucine zuur inde stroop komt en dan merken wij, dat dit zuur niet in het rietsap voorkomt, doch tijdens de fabrikatie door de werking van kalk op glucose in de kookhitte ontstaat *), Dit werd proefonder vindelijk bewezen door een glucoseoplossing met kleine hoeveelhe den kalk te koken, zoolang totdat de glucose bijna geheel ontleed was en de vloeistof neutraal reageerde. Hierna werd gefiltreerd en de bruine vloeistof, die dus geen carbonaten kon bevatten, ingedampt tot een dunne stroop, die ge mengd werd met een zelf gemaakte dunne masse cuite van zuivere saccharose en water. Ik verdeelde 't mengsel in twee deelen, liet bet eene zooals 't was en maakte 't andere /.uur met een weinig zwavelzuur; onmiddellijk begon de zure masse euite te schuimen en over te loopen, terwijl de neutraal gebleveno rustig bleef. Ook op deze wijs werd dus bewezen, dat de door de werking van kalk op glucose bij kookhitte ontstane ontledingsproducten de bron zijn der schuimgisting. Nu wordt in iedere defecatiefabriek 't sap met kalk gekookt, waardoor alle sappen van 't dunsap af, glucinezuur bevat ten, zoo er niets aan gedaan wordt om dit weer te verwijderen en wel zal er meer gevormd zijn, naarmate er meer kalk is gebruikt. Om deze reden zullen alle naproducten dit zuur bevatten en dus alle de kiem der schuimgisting in zich dragen. Zoodra de gelegenheid er zich toe aanbiedt, dus bij elke verzuring, zal die gisting kunnen optreden, waarvan men zich gemakkelijk kan overtuigen, door welk naproduct van een defecatiefabriek -j-) ook, even zuur te maken, wanneer een rijkelijke schuimgisting na, korten tijd de waarheid tnij- zal kunnen bevestigen. ») Zie ilit Archief 1893 blz. 307. f) Ten minste wanneer dit zuur niet reeds door een na te noemen behandeling was verwijderd H. C. Prinsen Geerligs. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van de schuimgisting der naproducten. 292 In Europa, waai- ile bieteasappen met zeer veel kalk gekookt worden, heeft men dan ook alleen last van schuimgisting, wanneer 't bietonsap giucosehoudend wan geweest en dan ook nog maar alleen, wanneer de naproducten door een of andere oorzaak verzuurd zijn. Bevatte 't sap geen glucose, dan is er ook geen glucinezuur ontstaan en al waren de naproducten ook zuur, dan ontstond de schuimgisting toch niet. In 't Zeitschr. fiïr die Riïbenzuckerin dustrie 1888. blz. 624, vermeldt v. LiPPMANN ook reeds, dat hij de schuimgisting lioudt voor de verdere ontleding van afbrekings producten van suiker of glucose, terwijl Herzfeld in 't zelfde tijd schrift, 1890, blz 2XO tot een gelijke conclusie komt. Het geneesmiddel tegen de schuimgisting moet daarop geba seerd zijn, dat daardoor of 't glucinezuur niet ontstaat, öf't gevormde zuur, voordat het last veroorzaakt, wordt verwijderd. Het eerste is mogelijk door de kalk op 't sap bij lage tempe ratuur (onder 05°) te laten inwerken, doch om dan een goede scheiding te hebben is 't. noodig, een groote overmaat kalk te gebruiken, die dan weer door saturatie (ook bij lage tempe ratuur) met koolzuur wordt weggenomen. Bij koude carbonatatie en saturatie wordt zeer weinig glucinezuur gevormd, daar de werking der kalk tot saccharine en melkzuur toe doorgaat, welke stoffen zeer standvastig zijn van samenstelling en niet verder voor spontane uiteen valling vatbaar zijn. Zon men warm carbonateeren, waarbij wel gluci nezuur wordt gevormd, dan is er daarentegen veel kans op schuim gisting, gelijk uit de voorbeelden uit Europa blijkt. Maar ook hier zag ik daarvan de duidelijkste bewijzen. Eene fabriek, die met defecatie werkte en veel kalk gebruikte (d. w. z. betrekkelijk, niet meer dan 0,1 % van 't rietgewicht) had veel last van schuim gisting; een fleschje stroop, dat ik van daar ontving, schuimde bij aankomst zoo hevig, dat bijna de geheele inhoud overliep; 't jaar daarna is die fabriek koud gaan carbonateeren met 1 % van 't rietgewicht aan kalk, satureerde koud met koolzuur, maar werkte overigens gelijk. In den geheelen maaltijd had men geen last van schuimgisting, terwijl een geheel «blik laatste stroop, dat in dicht gesoldeerden toestand naar mij werd toegezonden, bij opening vol strekt geen spanning vertoonde en zelfs na zuurmaking in rust bleef. Glucinezuur was daarin, zooals bij onderzoek bleek, slechts spoorsgewijs voorhanden. Op een andere fabriek, die ook met koude (onder 60°) carbonatatie werkte, was door een gebrek aan de kool zuur-koeltóestellen de temperatuur in de saturatie-bakken te hoog It. C. Prinsen Geerligs. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van ili' sohnlmgiiting der naproducten. 293 gestegen, het gevolg daarvan was, dat terwijl men daar anders geen last van schuimgistmg had, reeds de in de centrifuges van hoofd kooksel afgescheiden eerste stroop hevig schuimde. Dit middel helpt evenwel niet voor defecatie-fahrieken, die on mogelijk koud kunnen werken, omdat dan de sappen niet scheiden willen en doordat 't eiwit niet coaguleert, onmogelijk te filtreeren zijn. Men moet daar dus bij kookhitte werken en zal dus steeds glucinezuur in de sappen krijgen en daardoor steeds gevaar voor schuimgisting. Verschillende fabrikanten beschermen zich daar tegen door de stropen met veel kalk in te koken; daardoor wordt wel is waar de kans op verzuring iets minder, maar daar toch al die vrije kalk door de bij koking met glucose weer ontstane ontledingsproducten wordt geneutraliseerd en de oorzaak niet wordt weggenomen, zoo zal iedere verzuring wederom't gevreesde schouw spel doen te zien geven. Beter is het 't glucinezuur te verwijderen op dezelfde wijs als het van zijn aanwezigheid doet blijken, n. 1. het uit zijn zouten vrij te maken en door kookhitte te ontleden. Wanneer uien tjing of, als men pas in de naproducten last heeft, de ongekookte afloopstropen, zuur maakt en met stoom verwarmt (elimineert), dan wordt ook hier het glucinezuur ontleed en de gassen, die in de gekookte, taaie stroop schuim zouden vormen, kunnen uit de heete dunne vloeistof gemakkelijk ontwijken en geven tot geenerlei last aanleiding. Om inversie te voorkomen wordt, zoodra de stroop heet is en 't vuile, taaie schuim *) is afgeschept, eerstgenoemde met kalk of met soda weer zwak alkalisch gemaakt en in het vacuüm ingekookt. Het glucinezuur is reeds verwijderd en alle oorzaak tot schuimgisting in de gekookte vulmassa is weggenomen. Eene defecatie-fabriek, die op mijn raad in den afgeloopen maaltijd als middel tegen schuim gisting de afgeloopen stropen even zuur kookte en later weer neu traliseerde, had van 't lastige verschijnsel verder geen hinder meer. Het eenige bezwaar, dat er tegen 't in zuren toestand koken der stropen bestaat, is de kans op inversie van de suiker en dus tot verhezen. Ten einde de grootte van dat gevaar na te gaan, onderzocht ik de toename van 't glucosegehalte van zuivere suikeroplossingen, die gedurende verschillenden tijd met verschillende hoeveelheden zwaveligzuur en phosphorzuur op 100° werden verhit. Ik nam alleen deze beide zuren, omdat deze de eenige zijn, die tot nog toe in de suikerfabrieken worden aangewend. «; Zie dit Archief 1893, blz. 90. H. C. Prinsen Geerligs. De oorzaak en de middelen tot voorkoming vah de auhuimgisting der naproducten. 294 Hoewel mij later bleek, dat men in plaats van een dezer zuren voor 't hier beoogde doel even goed zoutzuur of zwavelzuur zou kunnen nemen, zoo zou ik dit toch niet gaarne aanraden. Zoo iets zou in Europa zeer goed mogelijk zijn, maar hier, waar men met onverschillige Javanen en eigenwijze Chineezen werkt, zou 't niet zeer geraden zijn de werklui met zulke sterk werkende zuren te laten omgaan. De resultaten der proeven omtrent de inversie-snelheid volgen hier. 1. 10% suikeropl. met 0,05% I'i 0 5 op ÏOO" verwarmdnal uur 7,30%g1uc. » » » 0,4 % » » » » » 1 uur 40,5 % » » » » 0,2 % » » » b » 1 uur 10,5 % b 11. 45% suikeropl. met 0,025% PaO s op 400° verwarmd na 4 uur 40,9% gluc. » b b 0,05 % b bb b » 4 uur 45,7 % » b b b 0,4 % » » b b » 4 uur 22,0% b 111. 55% suikeropl. met 0,01% Pa Os op 100' verwarmd na 4 uur 0,45% gluc. b b b 0,01% b » » » b 2 uur 0,20% B b b b 0,01% » » » b b 3 uur 0,28% » b » b 0,10% b » » » b 6 uur 0,28% b IV. 50% suikeropl, met 0,05 % op 4 IK)" verwarmd na 4 uur 47,8% gluc. 8 B B 0,4 % B B B B B 4 UUI" 33, % B » » » 0,2 % » » » b » 4 uur 52,(3 % b Hieruit volgt, dat bij kookhitte zelfs zeer geringe hoeveelheden phosphorzuur en zwaveligzuur op zuivere suikeroplossing bijzonder sterk in verteerend werken, zoodat hij zuivere suikeroplossingen een eliminatie met deze zuren zeer noodlottig zou zijn. Evenwel bevatten de diksappeu en stropen, waarmede wij te maken hebben, veel kalk zouten van zeer zwakke, organische zuren. Phosphorzuur en zwavelig zuur als zijnde sterke zuren, maken zich van de kalk meester, terwijl de organische zuren (in dit geval glucinezuur) vrij komen en een geheel andere werking uitoefenen dan de zooveel sterkere anorganische zuren, die bij de stropen waren toegevoegd. Het onderzoek werd dus op stropen en diksap voorgezet en wel met dit gevolg. V. l'te stroop (polarisatie 49.— glucose 45,70) werd met 0,025, 1 •,<>,", 0,4 en 0,2 % P 2 Os op 400° verwarmd en van tijd tot tijd op polarisatie en glucose onderzocht. H. C. Prinsen Geerlifjs. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van de auliuimgUtin£ der naproducten. 295 VI. Een andere hoeveelheid van dezelfde stroop werd met 0,025, 0,05, 0,1 en 0,2 % SO a op 100° verwarmd en evenals boven herhaal delijk op polarisatie en glucose onderzocht. VII. Diksap met een polarisatie van 39,9 en een glucosegehalte van 0,4 werd een uur lang op 100° verwarmd met een toevoeging van 0,1 % P,Oó en eene andere hoeveelheid met 0,1 % SO a met 't gevolg, dat na dat uur de polarisatie-en glucosecijfers onveranderd waren gebleven en er dus geen inversie had plaats gehad. Men ziet hier dus uit, dat wanneer er kalkzouten aanwezig zijn de inverteerendc werking van de beide onderzochte zuren veel minder is. Waar op een 50 % suikeroplossing 0,05 % zuur reeds na 1 uur sterk had ingewerkt, was diezelfde hoeveelheid h:j stropen, zelfs na 0 uur verwarmens, zonder werking gebleven. Ook bij diksap was er bij verwarming gedurende 1 uur met 0,1 % zuur geen inversie ingetreden. Bedenkt uien verder, dat een zuurgehalte van 0,002 % reeds op lakmoespapier teekent, dan ziet men, dat men veilig stropen en diksap met zooveel zuur, dat zij juist kennelijk daarop reageeren, mag verwarmen, zonder gevaar te loopen suiker door inversie te verliezen. Even wel is de hoeveelheid zuur, die men nemen mag veel te gering om alle organische kalkzouten te ontleden, want de stroop van proef V en VI, die met 0,1 % zuur was behandeld, bevatte na 't koken nog zeer veel aan organische zuren gebonden kalk, en hier was de hoeveelheid zuur reeds zoo groot, dat er inversie door was ontstaan. 11. C. Prinsen Geerlig9. De oorzaak en de middelen tot voorkoming van de schuimgisting der nnproducten. 296 In 't kort even de verkregen uitkomsten resumeerend, vinden wij dat de schuimgisting ontstaat door spontane verzuring der na producten, waardoor het daarin aanwezige glucinezuur uiteenvalt in humuszuur, azijnzuur, inierezuur, koolzuur en een riekende stol'. Met vrij komende koolzuur kan niet ontwijken en blaast de taaie massecuite als schuim op. Het glucinezuur is ontstaan door de werking van kalk op glucose bij kookhitte. Men kan de schuimgisting bestrijden. a) door carbonatatie van 't rietsap met veel kalk en saturatie met koolzuur bij lage temperatuur, of b) in defecatie-fabrieken door of de tjing, of de nog ongekookte stropen met weinig phosphorzuur of zwaveligzuur zwak zuur te maken, te verwarmen, te elimineeren en ze na neutralisatie met kalk of natron op gewone manier verder te verwerken. Geringe hoeveelheden vrij zwaveligzuur of phosphorzuur werken ook bij kookhitte en na langen duur (G uur) nog niet inverteerend op stro pen of tjing, wel op zuivere suikeroplossingen. BEPALING VAN HET TOTAALGEWICHT AAN VEKKREGEN VULHASSA, ZONDER DIRECTE WEGING. door 11. C. PENNINK. Bij de tegenwoordig veelal gevolgde werkwijze om devulmassa, stijl'gekookt (zoodat de uitkristalliseering zoo volledig mogelijk zij), terstond na het vallen der kooksels uit vaouümpan of koeltrog, te, centrifugeeren, mist men in den regel het voor de rendements contróle gewichtige voordeel, hare hoeveelheid door directe weging dus bijna absoluut juist, te kunnen bepalen. Zelfs het berekenen van haar totaalgewicht uit volume- (door gewaterijkte bakken) en herhaalde ciensifej/sbepalingen is door bovengemelde werkwijze onmogelijk geworden en blijft bovendien eene zeer gebrekkige methode, die slechts tot approximatieve uitkomsten kan leiden, om dat eerstens de temperaturen der vulmassa in de bakken en van de monsters voor de densiteitsopname altoos zullen verschillen en zich daarvoor bij vaste (dus niet homogene) stoffen bezwaarlijk juiste correcties laten aanbrengen; terwijl anderzijds het nemen van 11. 0. Prinsen Geerligs. De oorzaalc en de middelen tot voorkoming van de sehuimgisting der naproducten. 297 gemiddelde monsters van vulmassa steeds eene vrij onvertrouwbare operatie zal blijven. Beter zoude m. i. dan nog zijn, het totaalgewicht aan vulmassa te berekenen uit de 3 volgende gegevens: V = Volume van het diksap bij norm. temp. (gemakkelijk te meten), D = Densiteit o » » » » » (picnometrisch te bepalen), d = ld. der vulmassa; uit monsters, te nemen direct bij het vallen der kooksels, met correctie op norm. temp. (eveneens picnometrisch). Men zoude dan ter berekening de volgende formules kunnen gebruiken, als men het volume der vulmassa = x stelt: verdampt water = vol. diksap—vol. vulm.; of = gew. diks.—gew. vulm.. Derhalve: V — x = VD — dx Waaruit volgt d x — x = VD — V of x (d — 1) = V (D — 1) alzoo is x = — en dus Gew. vulm. — - — d—l d—4 Hoewel de eischen eener goede fabricatie boven die eener goede controle staan, (reden waarom de bovengenoemde nieuwe werk wijze meer en meer veld wint), is toch de eerste zonder de laatste niet wel denkbaar De juiste kennis van het totaalgewicht aan verkregen vulmassa nu, is voor Java, waar de fabrieken de geheelc campagne onafge broken werken, een der hoofdfactoren voor eene goede fabricatie eontröle, aangezien die vulmassa hier het eindproduct voorstelt waarnaar de fabricatie-y erliezen worden afgemeten. Er moet dus, bij welke werkwijze dan ook, steeds naar gestreefd worden dat gewicht vertrouwbaar te bepalen, 't zij proefondervin delijk, 't zij door berekening uit andere gegevens en acht ik de laatstgemelde bepalingswijze, in afwachting eener betere, daartoe aangewezen, als zijnde in theorie juist en iti de practijk gemakkelijk en eenvoudig, derhalve waarborgen aanbiedend voor genoegzame vertrouwbaarheid Ik raad dus de Hecren fabricatie-chefs, welke de vulmassa wegens de inrichting der installatie niet in toto kunnen wegen, in gemoede aan deze methode toe te passen. H. C. Pennink. Bepaling van het totaalgewicht aan verkregen vulmassa, zonder directe weging. 298 LETTERLIJKE VERTALINGEN. OVEH ONBEPAALBARE VERLIEZEN BIJ DE BIETSUIKERFABRIKATIE, VOORAL BIJ HET WERKEN MET DIFFUSIE. Zeitsciirift für Zuckerindustiue in Böhmen. Jahrgang XVIII. blz. 113. dnor Dr. H. CLAASSEN. Onder onbepaalbare verliezen bij de bietsuikerfabrikatie verstaat men het verschil, dat .ontstaat, wanneer men van de in de bieten ingevoerde suiker (polarisatie) aftrekt de suiker, die in de vulmassa is verkregen en die, welke in de afvalproducten verloren gaat. Voor het ontstaan of het voorhanden zijn van dergelijke onbepaalbare verliezen zijn er vier oorzaken: l ,tß onnauwkeurige gewichtsbepaling der bieten, der gewonnen suiker of der afvalproducten, 2 de onnauwkeurige polarisatie der genoemde stoffen, a) door slecht monster nemen, b) door onjuiste onderzockingsmethoden. 3 de ontleding van suiker tijdens de fabrikatie. 4 de ontleding van andere polarisoerende stoffen of hunne om zetting in optisch inactieve stoffen. Door 1 en 2 ontstaan de schijnbare verliezen, door 3 de onbe paalbare werkelijke suikerverliezen, door 4 de onbepaalbare polari satiever liezen. A.— OVER DE SCHIJNBARE TERLIEZEN 1. Ou er den invloed van onjuiste gewichtsbepaling op de bepaling van het verlies. Nadat sedert 1892 in Duitschland geene weging der bieten van regeeringswege meer plaats vindt, door de afschaffing der belasting op de grondstof, hangt de nauwkeurigheid van de gewichtsbepaling der bieten zoowel als van de andere stoffen alleen af van de zorg welke in de fabrieken hieraan wordt besteed en de praktische in richtingen, die hiervoor aanwezig zijn. Het wegen der bieten wordt meestal nog op dezelfde wijze uitgevoerd als vroeger door de rijksambtenaren, daar er volgens de meeste fabrikanten nog te wei nig proefnemingen met de automatische bietenbalansen zijn genomen, om reeds nu op geheel betrouwbare resultaten te mogen rekenen. Alleen heeft men ter controle en meerdere zekerheid, afzonderlijke controle apparaten bij de weegtoestellen aangebracht. In elk geval is het mogelijk de bieten even nauwkeurig te we gen als vroeger onder toezicht der ambtenaren van de belasting, dus bij elke weging van 500 K. G. bieten nauwkeurig tot op eene biet of gemiddeld 0,75 K. G. = 0, 1 5%. Bij een suikergehalte dei bieten van 15 % kunnen dus door de directe weging der bieten hoogstens verliezen van 0,02 %, op bieten berekend, voorkomen. Minder zorg dan aan het wegen der bieten wordt gewoonlijk besteed aan het wegen van de vulmassa, voor zooverre het mogelijk is dit nauwkeurig te doen. Wanneer de vulmassa nog geledigd wonlt in transporteerbaro bakken, wordt het gewicht van een kooksel meest uit het aantal en het vooraf bepaalde gemiddelde gewicht van eiken bak berekend. Maar zelfs wanneer alle bakken worden gewogen, moet voor de bakken, waarin de suiker uitgestoomd wordl (Aus dampfkasten) en die verdunde vulmassa bevatten, ecne omrekening plaats hebben op normale vulmassa, hetgeen natuurlijk slechts bij benadering kan gedaan worden. Bij de nieuwe methoden van verwerking der vulmassas in groote mengbakken of volgens het systeem van Dr. Bock is het wegen der vulmassas geheel onmogelijk. Eene bepaling van het gewicht uit het volume der vulmassa is daarom niet te doen, omdat dit volume in de groote mengbakken niet nauwkeurig te bepalen is en omdat bij de vulmassa, meestal reeds in het vacüum, stroop wordt opge trokken. Er blijft dus niets anders over als het rendement te bepalen uit de producten, die uit de vulmassa gewonnen worden, dus uit de gecentrifugeerde ruwe suiker en de ingedampte stropen. Ik houd deze alleen mogelijke bepaling voor zoo nauwkeurig, dat ze voor de praktijk geheel voldoende is en zelfs moet worden verkozen boven de directe weging in kleine bakken. Uit eigen meerjarige ondervinding kan ik vermelden, dat de zoo gevonden rendementen na genoeg precies overeenkwamen met de cijfers verkregen uit de nauw keurig gewogen verkochte producten, terwijl de cijfers verkregen door het wegen der vulmassa hiervan altijd meer of minder ver schilden. Het wegen van de suiker moet natuurlijk even nauwkeurig plaats hebben als bij den verkoop. Hierdoor zijn reeds 70— 80% van het Letterlijke vertalingen 300 gewicht 'ler vulmassa nauwkeurig bepaald en slechts 20 —30 % als ingedampte stroop aanwezig. Het gewicht hiervan is uit het volume der bakken met voldoende nauwkeurigheid te bepalen. Bij het meten kunnen wel is waar fouten voorkomen, vooral, omdat de hoogte dei bakken voor de/.e stroopvulmassas meestal gering is, maar zelfs wanneer men zich in deze hoogte 2 % vergiste, dus b. v. 2 cM. bij eene hoogte van 1 M., wat in de praktijk nauwelijks kan voor komen, zoude dit op het totaalgewicht (suiker -j- stroopvulmassa) hoogstens 0,5 % uitmaken, eene fout, die bij de berekening van het suikerverlies op het gewicht der bieten eerst in de tweede deci maal voor den dag komt en hoogstens 0,06 % bedraagt. In werke lijkheid zal de fout bij nauwkeurige meting niet hooger dan 0,01 — 0,02 % zijn. Natuurlijk moet bij het omrekenen van volume op ge wicht, gebruik worden gemaakt van het soortelijke gewicht bij de temperatuur, waarbij de vulmassa gemeten is, zoodat het is aan te bevelen te gelijk met deze meting het soortelijk gewicht van de stroop te bepalen voordat ze begint te kristalliseeren. Een verder voordeel van deze bepaling der gewonnen producten ligt daarin, dat de gemiddelde monsters voor de polarisatie veel be ter in den vorm van suiker en stroop als van vulrnassa kunnen ge nomen worden. Ik kom hierop nog later terug. Bij het einde der week kan de berekening gemakkelijk worden afgesloten, daar door het stilstaan der fabriek ten gevolge der zondags rust het laatste kooksel der week gecentrifugeerd en de stroop hiervan ingedampt is, voordat het eerste kooksel der nieuwe week ge centrifugeerd wordt. Het gewicht van de uitgeloofde natte snijdsels en van het af loopwater der diffusie kan niet direkt worden bepaald. Meestal wordt aangenomen, dat op 100 bieten 80—90 y o uitgeloogde snijdsels en 100 % afloopwater komen. De som van dit bedrag is evenwel nauw keurig te bepalen, daar gemakkelijk berekend kan worden, hoeveel snijdsels gaan in eiken kubieken Meter diffuseurinhoud en na de uit looging, in een kubieken Meter in ronde cijfers 1000 K. G. snijd sels plus water aanwezig zijn. (laan b. v. 550 K. G snijdsels op 1 M 3. van den. diffuseur, dan bedraagt de som der afvalproducten 182 % van lietbietgewiclit. Bepaalt men dan voor een diffuseur een of meer malen de hoeveelheid der uitgeloogde natte snijdsels, dan kan men :lit getal omgerekend in procenten als juist aannemen. Wil men evenwel geheel nauwkeurig weiken, dan is het zeer aan te bevelen hetgewichl der uitgeperste snijdsels, die overal bij het afleveren aan Letterlijke vertalingen 301 de gebruikers nauwkeurig worden gewogen en waarvan natuurlijk het suikergehalte bepaald moet worden, voor de verliesbepaling te ge bruiken. Men heeft dan ten minste het afvalprodukt, Idat de meeste snijdsels bevat, nauwkeurig gewonen en men behoeft slechts bet ge wicht van het minder suikerhouden ie pers- en afloopwater uit het verschil te berekenen. Verkrijgt men b. v als boven totaal 182 % afvalproducten der diffusie, waarvan 55 % uitgeperste snijdsels, dan komt het er niet op aan of men 25 of 35 % perswater en daarbij 102 of 92 % afloopwater aanneemt. liet gewicht van het persvuil is uit het aantal geledigde filter persen en het door herhaalde wegingen bepaalde gemiddelde gewicht van het vuil van ééne pers, zoolang nauwkeurig te vinden als men vaste koeken krijgt, die de kamers geheel vullen. Niet geheel gevulde persen geven meer of minder groote fou ten, die men door schatting zoo kan verminderen, dat men nog prak tisch bruikbare resultaten verkrijgt. Buitendien kan men het op deze wijze bepaalde persvuil controleeren door de hoeveelheid der voor de scheiding gebruikte kalk, daar 1 K G. kalk gemiddeld 4 K. G. vuil met 50 % water geeft. Bij goede uitwassching van het vuil tot I—l'jj % suikergehalte, kunnen dus bij normaal pers vuil nauwelijks merkbare fouten ontstaan, bij slecht welkende persen evenwel en daarmede gepaard gaande slechte uitwassching kunnen fouten voor komen tot een bedrag van 0,02 —0,03 % suiker op bieten berekend. De hoeveelheid van het bij de condensatie wegvloeiende water, waarvan het suikergehalte gewoonlijk helaas niet wordt in aanmer king genomen, zal wel nergens door meten of veegen kunnen wor den bepaald. Daarentegen geeft de berekening uit de temperaturen van den te condenseeren sapdamp, van het ingespoten water en van het wegvloeiende water praktisch bruikbare resultaten. De hoe veelheid van den sapdamp B uit de verdamp-en kookstoestellen kan ten naastenbij uit de hoeveelheid en het soortelijk gewicht van het sap berekend worden; zijne temperatuur t h en die van het ingespoten water {*. zijn altijd dezelfde: alleen de temperatuur van het afvloe iende water t h varieert, het minst bij een centraalcondensator. Door herhaalde temperatuurwaarnemingen kan men ook voor t h een gemiddelde vinden en dan kan de boeveelheid van het bij de con densatie wegvloeiende water worden berekend uit de bekende formule _ B ( 606,5 + 0,305 tb — t h .) X ~~ f— tk Letterlijke vertalingen 302 Over het algemeen wisselt de hoeveelheid van het wegvloeiende water af tusschen 700 —1000% van het gewicht der bieten, al naar de temperatuur van het ingespoten water, de hoedanigheid van dencon densator en het aantal verdampingslichamen. Bij het zeer geringe sui kergehalte van dit water, dat bij wijde sapdampleidingen gewoonlijk niethooger is dan 10 — '20 G. per M l .. hebben de kleine, niet te vermij fouten geen invloed óp de berekening van het verlies. Uit het vooraf gaande blijkt, dat de gewiebtsbe|>alingen van bieten, verkoop- en af valproducten met een weinig zorgvuldigheid, zoo nauwkeurig kunnen worden uitgevoerd, dat onder normale omstandigheden de juistheid van de bepaling van het totale verlies en der bepaalbare verliezen niet merkbaar wordt gèinfluenceerd en dat, zelfs wanneer alle fouten in het ongunstigste geval, in de zelfde richting worden gemaakt, de onbepaalbare verliezen hoogstens 0,05 <M% grooter of kleiner kun nen worden. 2. Over den invloed van het onjuiste monsternemen of van onjuiste methoden van onderzoek o[> de bepalimj van het verlies. Men weet in hoe hooge mate de juistheid eener analyse afhan kelijk is van het zorgvuldige nemen van goede gemiddelde monsters, vooral bij zulk ongelijkmatig materiaal als bieten. Het suikergehalte van de gelijktijdig verwerkt wordende bieten loopt dikwijls 5 % en meer uiteen. Bij het verwerken in de snijmachine worden de snijd sels wel goed vermengd, daar steeds een aantal bieten gelijktijdig ver werkt worden, maar desniettegenstaande is het noodig om voortdurend dag en nacht geregeld monsters te nemen om een goed gemiddelde te bekomen. Het is jammer, dat op dezen belangrijken factor in een aantal fabrieken veel te weinig gelet wordt, daar gewoonlijk slechts een keer of drie vier per dag snijdselmonsters bij de machine worden genomen; in zulke fabrieken kan natuurlijk van eene nauwkeurige verliesbepaling geen sprake zijn. Maar ook daar, waar dag en nacht, met korte tusschenpoozen, dus b. v telkens bij liet vullen van een diffuseur monsters genomen worden, mag men niet verwachten, dat elk gemiddeld monster, dat toch maar een zeer klein deel der verwerkte bieten uitmaakt, werkelijk het gemiddelde der verwerkte bieten voorstelt. Maar het wekelijksche gemiddelde, van het uit deze gemiddelde monsters berekende suiker gehalte, zal zoo nauwkeurig als maar eenigszins mogelijk is, overeen komen met het werkelijke gemiddelde suikergehalte en eene eventueele Letterlijke vertalingen 303 kleine afwijking, die hoogstens op 0,1 —0,2% derbieten kan worden geschat, kan even goed dit bedrag te hoog als te laag zijn. De monsters zelf kunnen eene ontleding ondergaan, daar men ze toch niet ieder uur, maar misschien drie of vier maal gedurende eiken werktijd kan onderzoeken. Snijdsels van gezonde bieten blijven, wanneer ze goed bedekt op een niet te warme plaats bewaard wor den, minstens drie uur lang onveranderd, zooals door herhaalde proefnemingen is bewezen. Bij het verwerken van bieten, die be ginnen te rotten of bevroren zijn geweest, is het evenwel volstrekt niet geoorloofd de monsters eenige uren te bewaren; in dergelijke gevallen is men gedwongen, meerdere analyses van kleinere monsters te maken om te vermijden, dat het suikergehalte der snijdsels achter uitgaat. De bakken of doozen, waarin de monsters bewaard worden, moe ten nauwkeurig sluiten, daar anders door verdamping van water een aanmerkelijk gewichtsverlies, dus eene toename van het suiker gehalte plaats heeft. Eveneens moet het fijner maken der snijdsels en het afwegen van het normaalgewicht zoo spoedig mogelijk en in een niet te warm of te droog vertrek gebeuren om deze bron van fouten te vermijden. In elk geval zal een gering waterverlies niet geheel te vermijden zijn, zoodat eene daarmede overeenkomende kleine verhooging van het suikergehalte en dus van de onbepaal bare verliezen plaats heeft. Wat nu aangaat de aanbevelenswaardigste methode, voor het onderzoek der bieten, geloof ik, dat door niemand bestreden zal worden, dat de alcoholische extractie de nauwkeurigste is. Zelfs Pellet en zijne aanhangers geven dat toe, daar zij zich steeds be roepen op de overeenstemming der waterdigestie met de extractie, die dus door hen als eene normale methode wordt aangezien. De voordeelen der alcoholische extractie liggen niet alleen in het ge bruik van alcohol als oplossingstniddel, maar vooral daarin, dat men zich altijd door eene tweede extractie der uitgeloogde snijdsels kan overtuigen of alle polariseerende stoffen zijn geëxtraheerd. Deze controle is bij de digestie, hetzij met alcohol, hetzij met water, niet mogelijk en daarom moest men overal, waar men werkelijk zeer nauwkeurige cijfers wil hebben, alleen gebruik maken van extractie. De rendementsbepaling toch is een zeer belangrijke kwestie, waar voor alleen de nauwkeurigste en steeds te controleeren methode moest woiden gebruikt, Daarentegen is liet aan te bevelen naast de alcoholextractie nog eene waterdigestie, hetzij warm, hetzij koud,van Letterlijke vertalingen 304 ieder monster snijdsels te nemen. Wanneer men de geheel nuttelooze suiker- en zuiverheidsbepaling van het uit de snijdsels geperste sap, die nog in bijna alle fabrieken plaats heeft, liet vervallen en daar voor in plaats "behalve de extractie nog eene digestie maakt, heeft men eene zeer gewaardeerde dubbele controle, zonder het werk in het laboratorium te doen toenemen. I!ij deze gelegenheid wil ik nog even terugkomen op eene mee ning, die ik herhaaldelijk vernam en die kort geleden ook door Henatsch in eene afdeelingsvergadering werd verdedigd (Vereins- Zeitschrift 1893. blz. 03), namelijk, dat men bij de alcoholische digestie meer met de praktijk overeenstemmende getallen verkrijgt, wanneer men geene fijngewreven, maar alleen gehakte snijdsels neemt en eene bepaalde tijd digereert. Henatsch vond, dat digestie der fijn gewreven snijdsels '/» % hooger polarisatie gaf dan digestie der zelfde snijdsels, wanneer ze in eene hakmachine waren fijnge maakt en dat in het laatste geval 15 —2Ü minuten langer digereeren geen hoogere cijfers opleverde. Hij leidt daaruit af, dat uit de fijne brij rechtsdraaiende nietsuiker wordt opgelost, die bij de gehakte snijdsels niet wordt uitgeloogd. Dat men op deze manier wel eens geene onbepaalbare verliezen kan vinden, zal wel juist zijn, maar de onderzoekingsmethode als zoodanig is geheel verkeerd. Alle gegevens ontbreken immers, hoe ver men met het fijnmaken der snijdsels mag gaan om alleen suiker en geen draaiende nietsuiker op te los sen ; men kon er ten slotte toe komen, de snijdsels in het geheel niet meer fijn te maken. Zoolang derhalve niet voldoende bewezen is, dat men door digestie der fijngewreven snijdsels meer draaiende nietsuiker oplost, dan uit de fijngehakte (en dit bewijs is niet te leveren), zoolang moet eene kortere digestie van omvol doende fijngemaakte snijdsels ten eenenmale verworpen worden. De aleoholextractie geelt nu evenwel steeds iets te hooge resul taten, omdat het draaiingsvermogen der saccharose in sterk alcoholi sche oplossingen iets grooter is dan in waterige oplossing en omdat ook bij voorzichtig werken, eene geringe verdamping der alcohol dikwijls niet geheel te vermijden is. Volgens mijne onderzoekingen bedraagt de toename der polarisatie voor eene hoeveelheid suiker, als gewoonlijk in de alcoholische extracten aanwezig is, 0,05 —0,1% op bieten berekend, al naardat men voor de extractie 00% of bijna absolute alcohol gebruikt. Ten gevolge van deze fout, die in de methode zelf Hut en tengevolge van het verdampen van water uit de snijdsels vindt men dus het suikergehalte der bieten steeds iets Letterlijke vertalingen. 305 te hoog. Corrigeert men deze lonten niet (en zulk eene (di rectie heeft veel tegen), dan worden daardoor de onbepaalbare ver liezen altijd een weinig gruoter, al is het ook minder dan 0,1% Over het monsternemen en het onderzoeken van afvalproducten der diffusie en persvuil wil ik niet verder uitwijden, daar bij een beetje goeden wil voldoend nauwkeurige, gemiddelde monsters worden ver kregen en de voorgeschreven onderzoekingsmethoden nauwkeurig zijn. Natuurlijk moet men voor de controle der diffusie, behalve de uitgeloogde snijdsels en liet persvuil ook het perswater onderzoeken. Evenals het persvuil nauwkeuriger kon gewogen worden, /mi men er ook een beter gemiddeld monster van kunnen nemen, dan van de uitgeloogde natte snijdsels, daar het in defilterpersen reeds goed gemengd is en bet watergehalte gelijkmatiger is. Het spreekt van zelf, dat de onderzoeking der snijdsels volgens een der directe me thoden, extractie of digestie, moet plaats hebben. Voor de loopende controle der diffusie kan men het uitgeperste sap der snijdsels blijven polariseeron, daar deze analyse vlug kan gedaan worden, maar voor verliesbepaling zijn aparte analyses noodig, hel eenvou digst met heetwater-digestie. In zeer vele fabrieken wordt het bij de condensatie wegvloeiende water niet geregeld en nauwkeurig op zijn suikergehalte onder zocht; dus kunnen onbepaalbare verliezen dikwijls, ten minste ge deeltelijk, daardoor worden veroorzaakt, dat hier suiker onbemerkt verloren gaat. Dat merkbare hoeveelheden suiker, zelfs bij hooge stijgruimte der apparaten en bij wijde sapdampleidingen, met den sapdamp worden medegevoerd en terechtkomen in het bij de con densatie wegvloeiende water, is een bekend feit en dat deze verliezen onder ongunstige omstandigheden zelfs verscheiden tiende pro centen (op bieten berekend) kunnen bedragen, is eveneens aan getoond. Men moet het suikergehalte van dit water derhalve nood zakelijk geregeld bepalen, evenals dat van de andere afvalproduc ten. Nu is niets gemakkelijker dan hier een goed monster te ver krijgen ; men behoeft slechts eene kleine kraan aan te brengen en liet hier druppelsgewijze uitvloeiende water in een flesch op te vangen. Hiervan wordt telkens na een bepaalden tijd eene bepaalde hoeveelheid als monster genomen en op het water- of stoombad ingedampt. Al naar het gewoonlijk gevonden suikergehalte, worden op deze wijze 4—5 L, of meer langzamerhand onder toevoeging van soda, tot een gering volume ingedampt, dat men in een !')<> c. e. kolfje kan spoelen. Hoe meer vloeistof men verdampt, hoe nauw- letterlijke vertalingen 306 keurigei' natuurlijk de bepaling wordt; er verdient dus op gewezen te worden, dat mij eene Belgische fabriek bekend is, waar dagelijks 100 L. van dit water in een speciaal hiervoor ingericht vacuüm worden verdampt. Uit de gevonden polarisatie is dan gemakkelijk het suikergehalte van het water te berekenen. Eene eenigszins merk bare ontleding van suiker heeft bij het indampen dezer zeer zwak alkalische vloeistoffen niet plaats, zooals ik vroeger door speciale proeven heb bewezen. In elk geval is deze methode beter dan de dikwijls aanbevolen colorimetrische methoden, b. v. het onderzoek met x naphtol, hoewel ze meer tijd en geld kost. Eene verdere bron voor suikerverliezen kun de gecondenseerde sapdamp of het condenswater der kook-en verwarmingstoestellen zijn. Daar dit water evenwel bijna overal voor het voeden der ketels wordt gebruikt, zal een gering suikergehalte dadelijk bemerkt wor den aan de donkere kleur van het water in de ketels en den eigen aardigen reuk van den stoom, zoodat men dit gebrek direkt kan verhelpen. Overigens bohooren deze verliezen tot de toevallige me chanische, die wij bij onze beschouwing buiten bespreking laten. Zeer opmerkzaam tnoet men zijn om goede gemiddelde monsters van de vulmassa te bekomen. Het is niet voldoende bij het vallen van een kooksel eens een monster te nemen, maar er moeten er minstens tien genomen worden, met geregelde tusschenpoozen, die later worden gemengd. De vulmassa heelt namelijk reeds in het vacuüm eene ongelijkmatige samenstelling, daar bij het afkoken alleen water wordt verdampt uit de massa, die met de slangen in aanraking is, en een groot gedeelte der vulmassa door hare weinige vloeibaarheid tegen het eind van het koken niet meer met de slangen in aan raking komt. Daarbij komt, dat wanneer een kooksel valt, zich reeds na korten tijd stroop van de kristallen afzondert, zoodat in de onder ste lagen zoowel van het vacuüm als van de afvoergoot, relatief meer stroop aanwezig is dan in de bovenste. Men kan zich van de onnauwkeurigheid der gewone manier van monster nemen ge makkelijk overtuigen door ook gemiddelde monsters te nemen van het diksap. Zijn beide monsters goed genomen, dan moet het quo tiënt van diksap en vulmassa gelijk zijn; bijna altijd evenwel heeft de vulmassa eene grootere zuiverheid en daar het nemen van een diksapmonster betrouwbaarder is, blijkt het dan, dat de vulmassa nionsters onjuist zijn. Dit bezwaar om een goed monster van de vulmassa te bekomen, maakt het nog wenschelijker de berekening van het rendement Letterlijke vertalingan 307 te baseeren op de gewonnen hoofdsuiker en de ingedampte stroop. Het monsternemen en onderzoeken van suiker behoef ik niet verder te bespreken, daar volgens de bestaande voorschriften nauwkeurige resultaten worden verkregen. Even nauwkeurig laat zich het suikergehalte der stroop bepalen, daar de monsters der homogene massa een juist gemiddelde zijn en het polariseeren geene moeite veroorzaakt. Tolt men uit de voorafgaande beschouwingen alle fouten bij elkaar op, die kunnen gemaakt worden bij de gewichtsbepaling, het monsternemen en de analyse, wanneer alles op de voorgeschreven wijze zoo zorgvuldig mogelijk wordt gedaan, dan ziet men dat de daardoor veroorzaakte schijnbare verliezen in het ongunstigste geval, dus wanneer alle fouten zoo groot mogelijk zijn en ze allen in de zelfde richting liggen, 0,3 —04 % suiker, berekend op hielen, kun nen bedragen. Dit ongunstigste geval zal wel nooit voorkomen; in tegendeel zullen de fouten dikwijls miniem klein zijn en elkander geheel of gedeeltelijk opheffen. Alleen die fouten, welke bij het onderzoek der bieten ontstaan door het verdampen van water uit de snijdsel monsters en tengevolge van het hoogere polariseeren in alkoholische oplossing en die hoogstens 0,05 — 0,1 % der bieten bedragen, liggen steeds in dezelfde richting en verhoogen het sui kergehalte der bieten. Alle andere fouten kunnen even goed schijnbare verliezen veroorzaken, als schijnbaar de onbepaalbare verliezen verminderen; hunne som zal «lus met betrekking tot die verliezen positief, nul of negatief zijn en in het algemeen tusschen de grenzen ± 0.1 % liggen. Alle schijnbare verliezen te /.amen zullen derhalve onder normale omstandigheden van 0,0 —0,2 % dei bieten bedragen. B—OVER DE ONBEPAALBARE VERLIEZEN Somtijds wordt nou,- tegengesproken, dat er bij de verwerking van normale bieten onbepaalbare verliezen kunnen zijn en «laarbij gewezen op de resultaten van eenige fabrieken, die volgens hunne opgaven werkelijk geene onbepaalbare verliezen hebben. Eene kri tiek van dergelijke gevallen is evenwel niet mogelijk, daar men hiervoor een nauwkeurig overzicht zoude moeten hebben van de wijze, waarop de onderzoekingen plaats hebben en waarop in de I'a- Letterlijke vertalingen. 308 briek gewerkt wordt. Daartegenover kan men eene menigte rende mentsbepalingen van andere fabrieken stellen, die minstens even betrouwbaar zijn en vrij groote onbepaalbare verliezen aantoonen. Zoo heb ik uit de jaarlijksche opgaven van die suikerfabrieken, die de noodige getallen publiceerden, eene tabel derrendements- en ver liescijfers samengesteld (Deutsche Zuckerindustrie 1893, blz. 1053; zie ook Archief 1893, blz. 299), waaruit blijkt, dat de meeste fabrieken onbepaalbare verliezen van 0,5 % en meer hebbon. Verder vermeld ik de resultaten der Poolsche fabrieken (Deutsche Zuckerind. 1891 blz. 1281 en 181)2 blz. 019). Hier wisselden in 1891 de onbepaalbare verliezen af tusschen 0,15 en 0,80%, in 1892 tusschen 0,15 en 1,29 %. Wanneer nu ook 0,1—02% dezer verliezen schijnbare kunnen zijn, blijven toch nog steeds verscheiden tiende procenten als onbepaalbare verliezen over. Men komt dus tot de conclusie, dat bij normalen arbeid altijd onbepaalbare verliezen voorkomen. Eene scheiding der onbepaalbare suikerverliezen van de onbepaal bare polarisatieverliezen is niet mogelijk. Want evenmin als wij weten of het door de polarisatie gevonden gehalte der bieten werke lijk alleen suiker is, even weinig weten wij of de onbepaalbare ver liezen alleen suikerverliezen of ook gedeeltelijk polarisatieverliezen zijn. Wij kunnen dus alleen vermoeden, dat daar werkelijke suiker verliezen plaats hebben, waar voorwaarden aanwezig zijn waaronder suiker ontleed wordt. In alle andere gevallen of' wanneer de onbe paalbare verliezen zoo hoog zijn. dat ze door suikerontleding alleen niet zijn te verklaren, moeten we onbepaalbare polarisatieverliezen aannemen. In elk geval is het niet mogelijk, bij den tegenwoordigen stand onzer onderzoekingsmethoden, polarisatie en werkelijk suiker gehalte bepaald van elkaar te onderscheiden, daar de eenige me thode volgens welke men onder bepaalde vooronderstellingen ook suiker kan bepalen, naast andere polariseerende stoffen, namelijk die van Glerget, Ons bij bietensappen in den steek laat. Wij zijn dus gedwongen beide soorten verliezen te zamen te behandelen en ons daartoe te bepalen, ieder keer de mogelijkheid en de grootte van eene suikerontleding na te gaan. Gedurende de fabrikatie kunnen onbepaalbare verliezen ontstaan 1. bij de diffusie, 2. bij de scheiding en saturatie, 3. bij het verdampen en koken. Daar in alle fabrieken het diffusiesap nauwkeurig kan worden genieten en op zijn suikergehalte worden onderzocht, kan men ren- Letterlijke vertalingen 309 dements-en verliesbepaling in twee deelen verdeelen. De eerste be paling van het rendement aan suiker wordt dan uitgevoerd in het diffusiesap en daardoor het totaal verlies bij de diffusie opgespoord. De tweede rendementsbepaling heeft plaats in de vulmassa en het verschil met de eerst bepaalde geeft het totale verlies bij scheiding, verdamping en koken. Na het aftrekken der bepaalbare verliezen verkrijgt men dus eenerzijds de onbepaalbare verliezen bij de dif fusie, anderzijds bij het overige gedeelte der fabrikatie. 1. Over de onbepaalbare verliezen bij diffusie. In een zeer interessant artikel over diffusieproeven in het labora torium gedurende de campagne 1890—t)l (Vereinszeitschrift 1891, blz. 295) komt prof. Herzfeld tot het resultaat: »dat tegen de algemeene veronderstelling in, geene polarisatie «verliezen van 1 % en hooger zijn voorgekomen. Ik ben daardoor »tot do overtuiging gekomen, dat, wanneer men bij booge tempe «ratuur werkt, dus geene gisting in de diffusiebatterij kan plaats «hebben, zulke liooge verliezen ook in het groot bij een dergelijk «materiaal niet kunnen voorkomen. Wanneer niettegenstaande! zorg vuldig werken inderdaad zulke verliezen werden aangenomen, dan «heeft eene vergissing plaats gehad in de bepaling der hoeveelheden »in- en uitgevoerde suiker of in het station, waar men de verliezen «zoekt. Deze treden misschien eerst op, wanneer het sap de batterij «verlaten heeft." Tot geheel andere resultaten komt Dr. Boelenbender (Vereins zeitschrift 1886, blz. l 258). Hij zegt: «Ik bepaal de suiker in het gewonnen diffusiesap, waarvan ik «met een RASSMUSs'sche monsternemer 'een nauwkeurig gemiddeld «monster neem; dit stelt dus het gemiddelde voor van al het dif «fusiesap. Daarbij tel ik de verliezen der diffusie op en vind op «deze wijze voor niet bepaalbare suikerverliezen 1 —1,5%. Het spreekt «van zelf, dat het diffusiesap nauwkeurig naar zijn gewicht met de «FiASMus'sche meettoestel met controle-apparaat wordt bepaald." Wanneer twee bekende betrouwbare waarnemers zulke lijnrechl tegenovergestelde resultaten verkrijgen, is de mogelijkheid buiten gesloten, dat fouten bij de uitvoering der proeven hebben plaats ge vonden en blijft slechts de onderstelling, dat de manier van wer ken, die Herzfeld met zijne kleine diffusiebatterij boeit gevolgd, andere resultaten geeft dan men bij proeven in het groot krijgt, waarop Bodenbendkr zijne uitkomsten baseeit. Herzfeld verklaart Letterlijke vertalingen, 310 zich ten stelligste tegen zulk eene onderstelling en ik moet toegeven, dat ik er ook geen positieve reden voor kan opgeven. Maar mis schien geven de volgende door mij uitgevoerde proeven eene ver klaring voor de mogelijkheid van zulk eene veronderstelling Nadat <Ie wekelijksche rendementsbepalingen tot aan liet dif fusiesap steeds een onbepaalbaar verlies van ongeveer 'ƒ, % badden gegeven, geloofde ik nog een kleine proef te moeten nemen om bij zeer zorgvuldig monsternemer) en onderzoek, zoowel der versche snijdsels als van ditïusiesap en afvalproducten en zeer nauwkeurig toezicht op de fabricatie, deze resultaten te kunnen bevestigen. Tot dil doel werden, toen een zeer gelijkmatig bietenmateriaal beschik baar was, de diffuseurs eener batterij, die uit 6 apparaten, elk van 5,6 M 3. inhoud bestond, steeds met eene gelijke en nauwkeurig afgewogen hoeveelheid snijdsels gevuld, n. I. 3000 Iv. G. Onder deze omstandigheden kon met tamelijke zekerheid worden aangenomen, dat die suiker, welke in het sap van een bepaald aantal diffuseurs gevonden werd, nauwkeurig overeenstemde met de door diffusie uit deze snijdsels te bekomen suiker, want bij het begin der proef werden evenveel diffuseurs mei gedeeltelijk uitgeloogden inhoud in bewerking genomen, namelijk 7 met afnemend suikergehalte <\i-v snijdsels, als er bij het einde van de proef overbleef, nadat in ons geval het sap van 12 apparaten was afgelaten.Bij gelijkmatige werk wijze, zooveel mogelijk gelijkmatig suikergehalte van snijdsels en afvalproducten is evenwel het totale suikergehalte van den aan uitlooging blootgestelden inhoud der diffuseurs bijna geheel gelijk en eventueele verschillen kunnen ook reeds daarom slechts gering zijn, omdat de grootste hoeveelheid suiker van den laatst gevulden, dus suikerrijkslen dilfuseur, reeds naai' het meetapparaat is afge laten en <lus uit de batterij verwijderd. Ten einde de batterij voor de eigenlijke proef in een gelijkmatigen toestand te brengen, werd eerst met 7 diffuseurs gewerkt op de manier als voor de proef was voorgenomen: deze werden dus ook elk met 3000 K. G. snijdsels gevuld en met inachtname der voor geschreven temperaturen, de noodige hoeveelheid sap afgelaten. Nadat op deze wijze alles op gelijkmatige wijze in werking was, weid de proef met 12 diffuseurs ten uitvoer gebracht. De tempera luien werden zoo geregeld, dat 3 diffuseurs tot 75° C. verwarmd werden, terwijl de temperatuur der volgende diffuseurs ten slotte daalde tot die van het koude water (druckwasser) gebruikt om het sap weg te drukken. Lêtterljjkê vertalingen. 311 Het toe- en aflaten van het vocht duurde bij eiken diffuseur 15 minuten. Bij het vullen van elk apparaat werden voortdurend monsters genomen, in het geheel een emmer vol. De monsters van 3 dilï'useurs werden zorgvuldig gemengd, fijngemaakt en door extractie en herextractie het suikergehalte bepaald. Eveneens werd van de uitgeloogde snijdsels en van het afloop water van eiken dif fuseur een vrij groot gemiddeld monster genomen en hieruit één grooter monster gemaakt om te onderzoeken. Het diffusiesap werd gemeten in een bak, waarvan de inhoud van c.M. tot c.M. hoogte zorgvuldig gewaterijkt was; deze bak was 175 c.M. lang, 150 breed en het sap bereikte eene hoogte van 136 c.M. De hoeveelheid, die werd afgelaten, w T erd op de schaal van een nauwkeurigen drijver afgelezen en gecontroleerd door een meet apparaat van Rassmus. Bij de tamelijk groote oppervlakte van den meetbak kunnen natuurlijk kleine fouten bij de meting ontstaan zijn; eene afwijking van meer dan 5 m.M. saphoogte is evenwel door de strenge controle niet mogelijk; 5 m.M. komen ongeveer overeen met 15 L. sap of 0,4 % van de totale inhoud van 3000 L. De onbepaalbare verliezen worden dus door mogelijke fouten bij de sap meting tot een bedrag van hoogstens 0,03 — 0,04 % gëinfluenceerd. Zoodra de bak tot de goede hoogte gevuld was, werd het sap goed gemengd en toen eersteen groot gemiddeld monster genomen, waar van het soortelijk gewicht direkt bij de temperatuur van het afge meten sap werd bepaald. Ook hier werd van het sap van drie dif fuseuren eene gemeenschappelijke onderzoeking verricht, volgens de gewone maatmethode. Men kan hier wel tegen inbrengen, dat de vergelijking van de resultaten van het alcoholische bietenonderzoek en het gewone saponderzoek niet geoorloofd is. Ik heb evenwel zeer dikwijls vergelijkende onderzoekingen van het bietensap meten zonder alcohol gemaakt en daarbij nooit grootere verschillen dan 0,1 % in suikergehalte gevonden. Zulk een klein verschil laat zich evenwel zeer goed door de gewone onderzoekingsfouten verklaren, die vooral bij de alcoholische onderzoeking ten gevolge der groote verdunning in sterkere mate optreden. Daar hierdoor deze methode als onnauwkeuriger moet worden beschouwd, heb ik overal de ge wone maatmethodc toegepast. De bepaling van invertsuiker geschiedde volgens de door mij aangegeven methode (Deutsche Zuckerin dustrie 1803, blz. 337). 13e volgende cijfers werden gevonden Letterlijke vertalingen 312 Suikergehalte van de snijdsels der 7 voor het begin der proef gevulde diffuseurs . .... 12,4 % » der diffuseurs I—3 = 12,5 % » » » 4—G = 12,5 » » » » 7—9 = 12,3 » » » » 10—12= 12,6 » gemiddeld . 12,48 » Invcitsuikergelialte der snijdsels 0,46 » Diffusiesap: Per diffuseur 3000 L. of 120 L. op 100 K. G. biet. Soortelijk gewicht 1,043, dus 125,2 K. G. sap op 100 K. G. biet. Polarisatie van het diffusiesap der diffuseurs I—3 = 0,00 %, » » 4— 6 = 0,22 » » » 7—9 = 9,09 » d » 10—12= 9,30 » gemiddeld 9,17 » lnvertsuikergehalte van het sap 0,21 t> Uitgeloogde snijdsels en afloopwater. De hoeveelheid der uitge loogde snijdsels weid op 80 % der biet aangenomen, de boeveelheid afloopwater bedroeg dus in ronde cijfers 110 % Polarisatie uitgeloogde snijdsels afloopwater van de diffuseurs I—3 0,50% 0,14% » » » 4—6 0,40 » 0,19 » » » » 7—9 0,45 » 0,17 » » » » 10—12 0,i5 » 0,14 » gemiddeld 0,45 % 0,10 % Verliesberekening. Suiker in biet 12,48%, op biet berekend Suiker in 125,2 % diff. sap mot 9,17%p01ar. 11,48 » » » totaal verlies bij de diffusie .... 1, — % » » Hiervan is aangetoond: in 80 % uitgeloogde snijdsels met 0,45% polar. 0,36% » 110 » afloopwater » 0,16 » j> 0,18 » tezamen 0,54% op biet berekend onbepaald verlies 0,46%, » » » Invertsuiker in het sap op 100 biet = 0,26 % Toename van de invertsuiker op 100 biet = 0,10 » Ter completeering geef ik nog de rendementsbepaling van de tietterljjke vertalingen, 313 geheele weck, waarin bovenstaande proef werd genomen. Alle mon sters werden genomen en alle onderzoekingen uitgevoerd volgens die methoden, die hiervoor als de meest nauwkeurige werden aan gegeven, liet diffusiesap der drie batterijen werd in meetbakken gemeten, die alle 3 nauwkeurig gewaterijkt werden. Het monster nemen had plaats na den eersten voorwarmer, waarin het sap zich reeds gemengd had. Suiker in de bieten 42,27 % op biet berekend » » 121,7% diffusiesap met! >,04%polar. 11,00 i> » » i_ Totaalverlies bij de diffusie .... 1.27 %op biet berekend Hiervan aangetoond in afvalproducten . 0,57 » » » » Onbepaalbare verliezen .... 0,70% op biet berekend Invertsuikergehalte der bieten 0,13 % » » van het diffusiesap 0,21 » » » » » » 0,25 »op biet berekend. Door deze beide, zoo zorgvuldig als dit in de fabriek mogelijk is, uitgevoerde bepalingen, geloof ik nog eens weer het bewijs te hebben geleverd, dat bij diffusie in de fabriek zulke groote onbe paalbare verliezen optreden, dat ze niet door fouten tijdens het onderzoek kunnen worden verklaard. Uit de dagelijksche vergelijking van de in de diffusie ingevoerde snijdsels met de in het diffusiesap verkregene, waren de onbepaalbare verliezen tegen het einde niet grooter dan in bet begin. Daardoor is eene verklaring dezer verliezen door gisting tijdens de diffusie buitengesloten. Tegen het optreden van de eene of an dere gisting spreekt ook het feit, dat ik reeds vroeger heb gerele veerd, dat aan het einde der week nooit eene toename van het glucosegehalte der diffusiesappen valt te constateeren. Dit wisselt met het invertsuikergehalte der bieten en is zonder regelmaat nu eens hooger, dan weer lager. Nu is wel is waar het invertsuiker gehalte van het diffusiesap geregeld iets hooger dan dat der bieten, maar deze toename bedraagt slechts ongeveer 0,1 % op biet bere kend, dus verklaart de hooge onbepaalbare verliezen nog niet. Voor eene vergelijking met de systematische uitlooging bij de diffusie kwam het mij interessant voor te onderzoeken, hoeveel sui ker men in het groot door eenvoudige uitlooging met heet water uit de snijdsels kon verkrijgen. Daarom werdt in dezelfde weck, waarin bovenstaande proeven genomen werden, dus met dezelfde soort bieten, een diffuscur met precies 3000 K. G. snijdsels gevuld, waarvan tijdens het vullen zeer zorgvuldig een vrij groot gemid- Letterlijke vertalingen, 314 deld monster werd genomen, dal op de gewone manier door dubbele extractie onderzocht werd. De met snijdsels gevolde 'dil faseur werd bijgevuld met water van 70 — 80° ('.; na 5 minuten werd het eerste sap met heet water weggedrukt. Na wederom 5 minuten werd een tweede volume sap, gelijk aan bet eerste weg gedrukt en op deze wijze in iets meer dan een uur tijds 7 meet bakken vol sap verkregen. leder keer werd het sap in de meetbak ken goed doorgevoerd, in het heete gemiddelde monster het soortelijk gewicht bepaald en na afkoeling het suikergehalte. Van de uitgeloogde snijdsels wrrden eveneens monsters genomen en onderzocht. De proef gaf het volgende resultaat. Polarisatie der snijdsels 12,02 % Verkregen sap: = 12.05 % op biet berekend. Uitgeloogde snijdsels 80 % met 0,05 % pal. Afloopwater 0,0 polar. Verliesberekening: Suiker in biet . 12,02 % In het sap gewonnen 12,05 % In de uitgeloogde snijdsels 0,04 » 12,09 » Onbepaalbaar verlies 0,0 °/ 0 Dit resultaat, dat bij uitlooging met heet water geen onbepaal baar verlies werd gevonden, was zoo opvallend, dat ik nog een tweede proef nam. tietterljjkc vertalingen. 315 Verliesberekening der geheele uwc}:. Suiker in biet. 12,48 % » » 115,7 % diffusiesap met 9,71 % polarisatie . 11,23 » Totaalverlies bij de diffusie 1,25 % Aangetoond in afvalproducten 0,47 » Onbepaalbaar verlies 0,78 % Uitlooging spr oef met betzelfde materiaal. 3000 K. G. snijdsels. Polarisatie 12,1 %. Verkregen sap: = 14,86% op biet berekend. Uitgeloogde snijdsels 80% met 0,15% polarisatie. Afloopwater 100 » » 0,03 » » Verliesberekening : Suiker in biet = 12,10% » het sap gewonnen 11,80%. » de afvalproducten 0,15 » -. 12,01 » Onbepaalbaar verlies ....... t = 0,09% Hier verkrijgt men dus weer betzelfde resultaat: hooge onbe paalbare verliezen bij normale uitvoering der diffusie, geene onbe paalbare verliezen (wanneer men de grenzen der analysefouten in aanmerking neemt) bij uitlooging met water. Ik ben niet voornemens uit deze proeven verregaande gevolg trekkingen te maken. Bij de groote onzekerheid, die omtrent de onbepaalbare verliezen beerscbt, geloot ik evenwel deze met de grootste zorgvuldigheid uitgevoerde proeven te moeten publiceeren. Letterlijke vertalingen 316 Als een vaststaand feit, dat niet alleen door deze proeven, maar door de rendcmentsbepalingen van vele campagnes is bewezen, moet worden beschouwd, dat bij de normale diffusie groote onbepaalbare verliezen plaats vinden en niet van tijd tot tijd, maar gedurende de geheele campagne. Voor zoover wij tot nu toe weten, kan onder zulke omstandig heden als bij de diffusie heersenen, de suiker alleen door inversie winden ontleed. Waren dus de onbepaalbare verliezen suikerverlie zen, dan moest eene hoeveelheid invertsuiker gevonden worden aequivalent met de ontleedde suiker, daar deze in het zwak zure sap bij normaal weideen niet verder ontleed wordt. Zooals we evenwel reeds meedeelden, bedraagt de toename aan invertsuiker hoogstens 0,1 % op bieten berekend *), dus moet het grootste gedeelte der onbepaalbare verliezen als polari satie ver lies worden aangezien. Is deze conclusie juist, dan is het duidelijk, dat onze methoden van bietonderzoek valsche resultaten geven, daar die polarisatie, welke bij de diffusie als onbepaalbaar verloren gaat, zoowel door de alcoholische extractie als door alle andere methoden als suiker wordt gevonden. Om dus de onbepaalbare verliezen bij de diffusie te elimineeren, is het noodig eene juiste onderzoekingmethode voor suikerbieten te vinden. Tot dit resultaat komt Bodenbender even eens (Vereinszeitschrift 1880 blz 258), die het voor de plicht van de groote bietsuikerverceniging verklaarde, de industrie óp te wekken en er haar dooi' prijsvragen toe te brengen, zich met dit vraagstuk bezig te houden. Sedert zijn 7 jaar voorbijgegaan, zondar dat eriets in deze kwestie gebeurd is. Misschien geven bovenstaande uitkomsten er aanleiding toe, dat men zich wederom bewust wordt van het gewicht eener juiste methode voor bietonderzoek. Indien het evenwel mogelijk ware, dat bij de diffusie saccharose kan worden ontleed zonder eerst in invertsuiker te zijn omgezet (eene mogelijkheid, die niet geheel is buitengesloten, al is ze ook zeer weinig waarschijnlijk,) dan zou men het onbepaalbare verlies als suikerverlies moeten beschouwen. Dan evenwel moet men er met alle krachten naar streven, de oorzaaken van zulk eene suikerontleding te weten te komen en er voor zorgen, ze te verwijderen, daar in dit geval jaarlijks duizenden centenaars suiker verloren gaan. *) Naor mijne meening zijn de door Felilingsche oplossing aangetoonde reduceerende stoffen geen invertßoiker, noch in de biet, noch in het diffusiesap ten minßle niet bij gezonde bieten. De reductie wordt veeleer door een zeer ongelijksoortig mengsel van koolhydraten veroorzaakt. Letterlijke vertalingen 317 C. OVER DE ONBEPAALBARE VERLIEZEN VANAF DE DIFFÜSSIE Ter vergelijking dezer verliezen met die bij de diffusie, geef ik eerst op het gemiddelde der verliesbepalingen eener fabriek ge durende drie campagnes 1"" campagne. Normale bieten en normale verwerking Verlies tot aan het diflüsiesap 0,94 % hiervan: bepaalde verliezen 0,40 % onbepaalbare » 0,54 b Verlies bij de verdere 'fabricatie 0,13 » hiervan: bepaalde verliezen 0,10 % onbepaalbare » 0,03 » 2 06 campagne Normaio bieten en normale verwerking Verliest tot aan het diffusiesap 1,18 % hiervan: bepaalde verliezen 0,58 % onbepaalde » O.GO » Verlies bij de verdere fabricatie 0,11 » hiervan: bepaalde verliezen 0,12 % onbepaalbare » 0,0 3 le campagne. Geheel onrijpe bieten; het koken in het vacuüm ging langzaam en moeilijk. Verlies tot aan diffusiesap 1,00% hiervan: bepaalde verliezen 0,52 % onbepaalbare » 0,54 » Verlies bij de verdere fabricatie 0,49 » hiervan: bepaalde verliezen 0,14 % onbepaalbare » _____ 0,35 » Terwijl de onbepaalbare verliezen bij de diffusie in de drie campagnes vrij gelijkmatig tusschen 0,5 en 0,6 % liggen, zijn de onbepaalbare verliezen bij de verdere fabricatie zeer verschillend. In jaren met normale bieten en normale verwerking zijn ze onbe duidend klein, daarentegen groot in bet jaar, dat de bieten geheel onrijp waren en het sap in het vacuüm moeilijk kookte. Over onbepaalbare verliezen bij de sapzuivering. Reeds bij het verwarmen van het diffusiesap en bij de voor loopige zuivering in pulpe-of eiwitvangers, kunnen onbepaalbare ver liezen door inversie ontstaan en wel door gisting bij lage tempe- Letterlykc vertalingen 318 ratuur, als de sappen te lang in pulpevangers van te groote afmeting blijven of door de inverteerende werking van zuren, wanneer de sap pen zonder kalktoevoer te lang en tot te hooge temperatuur ver warmd worden. I!ij vlug werken en niet te veel voorwarmers, zul len deze verliezen evenwel zelden in noemenswaarde mate optreden. Daar bij de scheiding en saturatie de kalk slechts korten tijd oj) de sappen inwerkt, heeft hier ook geene merkbare suikerontle ding plaats, want dit geschiedt eerst, wanneer de kalk gedurende langen tijd bij hooge temperatuur op suikeroplossingen werkt. Als dus onbepaalbare verliezen bij de carbonatatie plaats vinden, zoo zullen dit polarisatie-verliezen zijn. Of er kan rechtsdraaiende niet suiker door kalk ontleed worden, of ze kan door kalk worden neer geslagen, bij het onderzoek van het persvuil niet meer worden op gelost en dus niet meer als suiker worden gevonden. Door proeven in het laboratorium is nu gemakkelijk uit te maken of zulke rechtsdraaiende stollen in het diffusiesap voorban den zijn. Men meet met eene pipet 50 cM.' van het diffusiesap af, laat het in een 100 c. c. kolfje loepen, vult met water en loodazijn tol aan de streep en polariseert het tiltraat. Nog eens 50 c. c. van hetzelfde sap worden in een porceleinen schaal tot 90° C. verwarmd en er 0,5 —1 G kalk (l —2 % van het sap) in den vorm van kalk melk bijgevoegd. Nadat de kalk eenige minuten gewerkt heeft, satureert men zoodanig, dat men voorzichtig koolzuur inleidt door eene tot een fijne punt uitgetrokken glazen buis, zoodat geen sap wegspat. Het einde der saturatie kan men door geprepareerd phe nolphtalëinepapier bepalen, liet gesatureerde vuile sap brengt men zonder verlies in een kolfje van 100 cc, koelt af en voegt er eenige druppels azijnzuur bij om eventueel nog voorhanden bijtende kalk te neutraliseeren, vult met een weinig loodazijn en water tot aan de streep en polariseert het filtraat. Daar in dit sap ten gevolge van de bijvoeging van kalk meer neerslag is gevormd als bij de eenvoudige zuivering met loodazijn, is eene correctie voor het kalkneerslag noodig, die als volgt wordt uitgevoerd: 1 G. CaO ge,ït ongeveer 1,75 G. CaC0 3 , met een soortelijk gewicht van 2,7: 1,75 G. CaCO, nemen dus een volume in van 0,65 c. c. en dus is het vloeistofvolume in het kolfje bij toevoeging van 1 G. CaO =99,35 c. c. De gevonden polarisatie moet dus met 0,994 vermenigvuldigd worden. Op deze wijze heb ik veel proeven genomen en daarbij gevon den, dat het gescheiden en gesatureerde sap meestal dezelfde resul- Letterlijke vertalingen, 319 taten «af, als het op gewone manier met loodazijn behandelde. Dik wijls was evenwel het suikergehalte van het gescheiden sap ook iets kleiner - , maar het verschil bedroeg zelden meer dan 0,1 % On bepaalbare verliezen komen dus bij de scheiding en saturatie of in het geheel niet voor, of slechts tot een bedrag van ongeveer 0,1 %. Over de onbepaalbare verliezen bij het verdampen en koken der sappen. (Dit thema is door den schrijver in een afzonderlijk opstel utvoeriger behandeld '), waarnaar wij verwijzen. We laten dus dit hoofdstuk weg.) Wanneer we uit de beschouwingen over de on bepaalbare verliezen een besluit trekken, zien we dat grooture onbepaalbare verliezen alleen bij diffusie en soms bij het koken voor komen. Of overal de onbepaalbare verliezen bij de diffusie eene vrij groote hoogte bereiken, daaromtrent zijn geenc cijfers bekend; dat ze evenwel dikwijls voorhanden zijn en juist gevonden worden in fabrieken, waar eene zorgvuldige controle plaats heeft, doen de vroeger vermelde opgaven van Bodenbender zien. Menigeen evenwel is helaas bevreesd rendements betekeningen, die groote verliezen toonen, bekend te maken en eene verandering hierin zal eerst plaats hebben, wanneer een reden voor de onbepaalbare verliezen wordt gegeven. Wil men evenwel naar de oorzaak zoeken, dan moet eerst het feit vaststaan en daarom juist heb ik de verliezen bij de diffusie zoo uitvoerig mogelijk behandeld. Wanneer ik daardoor anderen heb opgewekt tot verder werken op dit zoo weinig bewerkte gebied, dan is liet doel mijner verhan deling bereikt. Kobus, *) Zie Archief II blz. 186 REFERATEN. Ci. Masskk, On Trichosphaina Sacchari, Man.; a FuNcns Causing A DISEASE OF TUK SüGAH CANK. AnNALS OF ROTANY VOL. Vil. No. XX Vill. December 1893 p. 515. Gedurende de laatste 3 jaren werd dikwijls ziek riet uit West- Indië gezonden naar den botanisehen tuin te Kew, ten einde aldaar een onderzoek te doen instellen naar de oorzaak van de ziekte. De resultaten van dit onderzoek worden in de bovengenoemde verhan deling gepubliceerd. Letterlijke veitalingen 320 Hoe het zieke riet er eigenlijk uitziet, wordt niet uitvoerig beschreven; het eenige, wat wij vernemen is, dat in het inwendige, vooral in de oudste deelen van den stengel, roode vlekken optreden. die gelijken op die van het Rood snot op Java. Er is verder meer overeenkomst met de laatstgenoemde ziekte; ook hier moet een schimmel als oorzaak worden beschouwd, die echter geheel gaaf volwassen riet niet aantast, maar daarentegen gemakkelijk binnendringt door wondjes, vooral op de aanhechtings plaats van de bladscheede aan den stengel en daar waar boorgangen aanwezig zijn. Zulke boorgangen zijn in West Indie dikwijls het gevolg van de aanwezigheid van kleine keverlarven. De schimmel kon in kultuurvloeistoffen gekweekt worden en met deze kuituren kon gezond riet, dat zich in de kassen te Kew bevond, woei- geïnfecteerd worden. (Jit de levensgeschiedenis van de schimmel blijkt, dat deze groote en kleine conidiën kan vormen, die op eigenaardige wijze worden afgesnoeid, verder vruchtlichamen met sporenbuizen, die ieder 8 sporen bevatten. Volkomen zekerheid, dat deze vruchtlichamen en de conidiën vormen van eenzelfde schimmel zijn, heeft de schrijver echter nog niet verkregen. Wegens den eigenaardigen vorm van de vruchtlichamen behoort de schimmel tot het geslacht Trichosphania en wordt door Massee als nieuwe soort genoemd Tr. Sacchari. Er is echter nog een vorm, waarin de schimmel kan voor komen, nam. als Melanconium. Hij vormt dan zwarte vlekken op de oppervlakte van rietstengels onder de opperhuid gelegen; de op perhuid barst later en er komt dan een zwarte sporenmassa te voorschijn, somtijds in den vorm van zwarte draden. Ik vestig hierop meer bizonder de aandacht, omdat deze vorm (ten minste een Melanconium, die hier zeer veel op gelijkt) ook op Java zeer dik wijls op suikerriet gevonden wordt, zoodat het mogelijk zou zijn, dat ook hier eens de andere vormen van de schimmel zich ontwik kelen en dus die West-Indische rietziekte hier optreedt; wanneer iemand dus de minste verdachte verschijnselen mocht zien, zende hij dadelijk de aangetaste stengels naar een der beide Proefstations. Went. Referaten, 321 Einwirkung von Basen auf Glucosen von Leopold Jesser in Gross-Seelowitz. Oesterr —Ung. Zeitschrift für Zucker industrie und Landwirthsciiaft. Heft V, 1893. Ten vervolge op zijne vroeger gepubliceerde studiën over de inwerking van verdunde alkali- en kalkoplossingen op invertsuiker *) onderzocht Jesser ook de werking van baryt en koolzure alka liën op genoemde stof. Wanneer hij wederom verdunde baryt-, soda of potaschoplossingen met geringe hoeveelheden glucose kookte, dan bleek het na afloop der reactie, dat er zich ook hier 4 mo leculen glucose met 3 mol. baryt of 6 mol. kali en natron hadden omgezet. Onder deze omstandigheden waren er dus weer gelijk soortige verbindingen ontstaan als bij de werking van kalk en vrije alkaliën, .maar liet is jammer, dat de schrijver ook nu niet, even als in zijn vorige werk, het barytgehalte der verkregen ontledings producten heeft geconstateerd om ook op deze wijs te onderzoeken of, waar nu ook de hoeveelheden der reageerende bestanddeelen gelijk waren, evenzeer dezelfde ontledingsproducten werden verkregen. De inwerking van koolzure alkaliën op glucose geschiedt veel langzamer dan bij de vrije basen; waar onder overigens gelijke om standigheden vrije alkaliën reeds na 10 minuten kokens waren uit gewerkt, moest men bij de koolzure zouten een half uur lang ver hitten eer de maximum werking was bereikt. Overigens was hier omtrent nog op te merken, dat koolzure kali sneller werkte dan kool zure natron en dat dextrose min ler schielijk werd ontleed danlevulose. Bij de inwerking der carbonaten wordt door de gevormde or ganische zuren het koolzuur uitgedreven, doordien de zuren zich aan de basen binden en het zooveel zwakkere koolzuur vrij maken. Doch al zijn de basen geheel vrij van koolzuur dan kan er, zooals o. a. uit door Herzfeld genomen proeven blijkt, toch koolzuur worden ge vormd en uitgedreven, zoodra de gevormde zuren de overhand krijgen en de alkalische reactie in eene zure veranderen. Jesser herhaalde deze proeven en ontleedde dextrose, levulose en invert suiker met een groote overmaat koolzuurvrije kalk, maakte de verkregen vloeistoffen zuur en bepaalde de hoeveelheid vrij komend koolzuur. Deze was bij de dextrose zeer onbeteekenend, meer bij de invertsuiker en 't meest bij de levulose, zoodat waarschijnlijk de koolzuur bij de ontleding der levulose gevormd is. Zelfs meent J. dat de hoeveelheid koolzuur in eene bepaalde moleculaire verhouding staat tot de vernietigde levulose, maar uit de eenige *) Zie o. a. dit tjjdschrif 1894 blz. 28, Referaten. 322 medegedeelde proef blijkt dit niet duidelijk. Hoe overigens deze uitkomst, waarbij levulose andere ontledingsproducten zou opleve ren dan dextrose. te rijmen is met de in 't vorige werkje aange geven proeven, die bewijzen, dat de ontledingsproducten verkregen door kalk van dextrose en levulose in hoeveelheid en eigenschappen gelijk zijn, is ook niet verder aangegeven. Met Herzfrld komt J. tot de conclusie, dat de koolzuur ontwik keling van de verzurende ontledingsproducten der invertsuiker de oorzaak der schuimgisting zoude zijn, hetgeen ik ook, hoewel op andere manier werkende, gevonden heb (*). Verder neemt .1. ook een tweede bron van koolzuurontwikkeling aan, nl. iloor de werking der zuren op eventueel in de stropen voorkomend cal cium-carbonaat, doch daar hij verklaart nooit schuimgisting tè hebben gezien, geeft bij deze verklaring gaarne voor een betere. Ten slotte komt Jksser nog even terug op zijn voorstel om de glucose door alkalimetrische titratie te bepalen. Hij laat een overmaat '/ia norm. kali op de te bepalen glucose bij kookhitte gedurende 10 minuten inwerken, voegt dan een overmaat ' l 0 norm. zuur toe, kookt weer 5 minuten, laat bekoelen en titreert met ',',„ norm loog terug met gebruikmaking van de een of an dere indieateurvloeistof, welke is onverschillig, daar zoo wer kend de meest gebruikelijke indieateurs dezelfde resultaten geven. Wanneer men daarentegen de alkalische vloeistof niet met een over maat zuur kookt, doch direct met '~„ norm. zuur zou willen titreeren, dan geven de verschillende indicatoren bij zeer uiteen loopende hoeveelheden zuur neutrale reactie te kennen, waardooi' de resultaten tot 50 % foutief kunnen worden, zooals de mede gedeelde proeven uitwijzen. Bij de vernietiging der glucose door alkaliën ontstaan dus stof fen, die zuur reageeren op diverse indicatoren, doch die, door ze met zuur te koken, neutraal worden (of uitgedreven worden. Rel'.). J. schrijft dit verschijnsel toe aan mogelijk gevormd saccharinezuur, dat, versch uit een verbinding met basen vrijgemaakt, zuur reageert, maar na lang koken in 't neutraal reageerende saccharine overgaat. Evenwel heeft hij deze stof wel vermoed, doch niet aangetoond. Hoe dit ook zij, op 't oogenblik is de alkalimetrische titratie van glucose nog niet in een vorm gebracht en nog niet voldoende onderzocht om haar nu reeds in de plaats der gewone reductie methode met Fehlingsproefvocht te durven aanraden, maar wel zal *) Zie dit tijdschrift 1834, blz. 289. Referaten, 323 't goed zijn er ter vergelijking de proef eens mee te nemen. Hierbij moet men nog weten, dat volgens de gegevens van Jesser 1 cM* 'ƒ,O norm. loog met 12,5 mGr. glucose gelijk zou staan. Kagok, 22 Maart 1894 11. C. PIiIXSEN Geerligs DIVERSE MEDEDEELINGEN Over het vookkomen van onkristalliseerijare Suiker (glucose) in suikerrietsap door D. W. ROST VAX TON.XINQEN. Wanneer wij in de wetenschappelijke werken, welke zich met de geschiedenis, de eigenschappen, de bereiding enz, der rietsuiker bezighouden, de samenstelling van het rietsap naslaan, dan zal het zelden missen of men vindt hierbij aangegeven, dat in rijp en versch gesneden suikerriet zich slechts ééne soort van suiker bevindt, zui vere kristalliseerbare suiker, rietsuiker namelijk. Volgens deze stelling nu zoude men, indien eene volkomen bewerking van het rietsap mogelijk ware, waarbij dus zóó door den invloed der dampkiingslucht, als door dien der hitte geen spoor stroopsuiker en caramel gevormd werden, al de in dit sap bevatte suiker (van 10 — 18%) als beste en gekristalliseerde suiker, in een woord als rietsuiker kunnen verkrijgen. Ten bewijze dat deze stelling nog ten huidigen dage gehuldigd wordt, wil ik hier eene zinsnede overnemen uit het werk van den heer G. J. Hering, van Suriname, uitgegeven in 1858 en handelende »Over de kuituur en de bewerking van het suikerriet enz." alwaar op pag. 111 van het eerste deel het volgende hieromtrent voorkomt. »Het rietsap bevat geene tweederlei suiker, zooals men vroeger »meende, eene kristalliseerbare en eene andere, niet kristalliseerbare »soort, maar alleen eene zuivere oplossing van suiker in water, welke «slechts onvatbaar wordt gemaakt voor kristalschieting gedurende de sbewerking, door den invloed der dampkringslucht. Bij al mijne «ontledingen, die ik aangaande den aard van liet rietsap gemaakt »heb, ben ik niet in staat geweest, om de aanwezigheid van onkristal jdiseerbare suiker te ontdekken, noch door middelvan liet polarisatie utoestel, noch door scheikundige proeven, met uitzondering wanneer »het riet zuur was." Terwijl ik geen o-ogenblik aarzel, om het meest denkbare ver trouwen aan de juistheid der proeven, door denheer llering genomen,. Referaten, 324 te schenken, moet ik evenwel, als zijnde daartoe mede door eene reeks van preeven geleid, hierop onmiddelijk eene juist tegenover gestelde uitl omst laten voloen, namelijk deze, »dat bij al de ontle •dingen, welke door mij van het rietsap gedaan zijn, ik steeds zonder »eene enkele uitzondering in staat ben geweest, hierin onkristal aliseerbare suiker (stroop, glucose of hoe men ze noemen wil), en »dat altijd in weegbare hoeveelheden aantetoonen, ook dan wanneer »het neutraal was." Om deze zaak geregeld en duidelijk voor te stellen, wil ik thans beginnen met aan te geven, op welke wijze ik tot dit zoo gansch verschillend resultaat gekomen ben. Ik bevond mij namelijk in de jaren 1857 en 18ö8 ten behoeve der suikerrietkultuur en suikerfabriekatie in de residentie Soerabaija, alwaar ik door de welwillende medewerking zoowel van de zijde der verschillende ambtenaren als van die der fabriekanten, welke oog steeds dankbaar door mij herdacht wordt, in de meest gewenschte gelegenheid gesteld werd, om een tal van belangrijke proeven, aan gaande bovengenoemden tak van kuituuren fabriekswezen te nemen. Onder meerdere zaken viel ook mijne aandacht hierop, dat het riet, hetwelk van de velden naar den molen gebracht was, als een gevolg van bestaande toestanden en geheel onafhankelijk van den wil des fabrikants. aldaar van 6—12, ja meermalen tot 24 uren op eengestapeld lag. voordat men het vermalen kunde. In genoemde fabrieken toch wordt dag en nacht doorgewerkt (eene kleine pause om de cylinders te reinigen, enz. uitgezonderd) en dewijl nu het riet van des morgens zeven tot des avonds zes uur ongeveer wordt aangebracht, zoo zai deze vertraging, welke onvermijdelijk is, geene verwondering baren. Een gevolg dezer opmerking was, dat ik besloot eenige proeven te nemen tot het uitmaken der vraag, of gedurende het liggen van dat riet ter genoemden plaatse, geene verandering in de samenstel ling van het sap plaats grepen meer bepaaldelijk, of er door den invloed der dampkringslucht geene kristalliseerbare suiker (rietsuiker) in onkristalliseerbare (stroopsuiker, glucose) omgezet werd. Een tal van onderzoekingen (volgens de methode van Bar rkswill genomen) bevestigden mij, dat er altijd in dat riet stroop- Buiker voorkwam en om nu de mate van bovengenoemden in vloed te leeren kennen, begon ik met het riet dat versch gesneden van de velden gebracht werd, aan hetzelfde onderzoek te onder werpen en vond ook hierin steeds stroopsuiker. Ik begaf mij thans Diverse medcileelingen 325 naar de suikerrietvelden zelve en herhaalde aldaar do bovenbedoelde proef, altijd met hetzelfde gevolg. Van riet dat nog in den grond stond, werden door mij kleine schijven (van den bast bevrijd) uitgesneden en onmiddelijk hierna in het proefvocht gebracht; na voleindigde bewerking verkreeg men steeds eene duidelijke reaktie op stroopsuiker. Het minimum stroopsuiker in 100 deelen rietsap aanwezig, was 1,801 en het maximum 2,57 deelen. Ik moet hier verder nog opmerken, dat het suikerriet, waarmede de proeven in de maand Juni genomen werden, eer nog als niet volkomen rijp dan wel als overrijp moest beschouwd worden. Juist te dier tijde naar Buitenzorg teruggeroepen zijnde, moest ik tot mijn groot leedwezen deze onderzoekingen te Soerabnija staken, met het stellige voornemen evenwel, om ze op eerstgenoemde plaats zooveel als althans mogelijk was, voor te zetten. Te dier plaatse aangekomen, verzocht ik den Heer van Gorkom, assistent bij liet Landbouw- scheikundig Laboratorium aldaar, om soortgelijke proeven als de mijne te willen nomen met Borneo- riet, dat juist zijn graad van rijpheid had bereikt. Hij vorkreeg volkomen dezelfde uitkomsten als ik, zijnde een minimum van 0,494 en een maximum van 2.782 stroopsuiker op 101) deelen rietsap, de gemiddelde resultaten zijns arbeids. Om de zaak thans tot nog meerdere klaarheid te brengen, plantte ik in medio Oetober 1858 een veld met Borneo suikerriet aan en was daardoor in de gelegenheid om in de helft dor maand Juni van het rlaaropvolgende jaar (hot Horneoriet is vroeger rijp dan het riet op Java gekweekt) mijn onderzoek te vervolgen. Ilc wil hier vooral' de wijze eenigzins toelichten, waarop dit onderzoek, zoowel vroeger als thans, heeft plaats gegrepen. Het te onderzoeken riet word na. gesneden te zijn, onmiddelijk geperst on hot sap door een vooraf met water gezuiverd stuk katoen gefiltreerd; vervolgens werd eene hoeveelhoid van k —6 gram al'gowogen in bekerglazen, welker gewicht bekend was r.D dadelijk eene ruime hoeveelheid van hot proefvocht in deze gegoten. De tijd tusschen het persen van het riet tot aan het toevoegen van het proef vocht, bedroeg nimmer moor dan 2 a '.> minuten; op eene enkele uitzondering na reageerde dan ook hot sap steeds neutraal. Het bedoelde proefvocht van Barreswill, werd bereid zooals li 't dooi den hoogleeraar G. J. Mulder te UtrecJU, in zijne scheikundige onderzoekingen (s'>' deel, 7 J e stuk pag: 394) is opgegeven. De hoogleeraar merkt hierbij wol aan, dat hij do daarin ge- Diverse mededeelingen 326 noemde verhouding, niet wil aangegeven hebben als een voorbeeld van navolging in alle gevallen, maar dewijl het aan dezelfde vereischten voldeed als eenige regels later door hem wordt aangetoond en daar enboven hoe lang ook (zonder bijvoeging van iets) aan Go° C. warmte blootgesteld zijnde, er toch nimmer een spoor van vorming van eerste koperoxyde plaats greep, zoo meende ik volkomen te mogen vertrouwen, dat genoemd aldus bereid proefvocht, voor het doel waartoe het dienen moest, uitstekend geschikt was. De verwar ming geschiedde in een waterbad en een nauwkeurige thermometer hing in het met proefvocht bedeelde rietsap. De temperatuur werd langzaam opgedreven tot 00° C. en deze een kwatier uur tijds onder houden. Na de bekoeling werd het donkerblauwe en steeds sterk alkalisch reageerende vocht terstond gefiltreerd, het afgezonderde eerste koperoxyde (Cu, O.) behoorlijk gewasschen en na gedroogd te zijn, door gloeiing in tweede koperoxyde (Cu O) veranderd en gewogen. De hoeveelheid stroopsuiker in het sap voorhanden, werd berekend in rede der helft van het verkregen tweede koperoxyde. De volgende resultaten nu bevestigden op nieuw alles wat ik reeds hierboven heb medegedeeld. Zooals men uit de onderstaande tabel zien kan, werden steeds tegelijkertijd twee bepalingen van glucose van dezelfde soort, van rietsap bewerkstelligd en uit deze eene gemiddelde uitkomst getrokken. Diverse mededeelingen 327 Na dergelijke nimmer missende uitkomsten verkregen te heb ben, geloof ik met recht voor Java althans te kunnen vaststellen, dat het rietsap aldaar verkregen, niet bestaat uit eene nagenoeg zuivere oplossing van rietsuiker, maar stellig met eene andere soort van suiker, welke men onkristalliseerbare suiker, stroopsuiker of glucose noemen kan, vermengd is, zoodat wanneer b. v. 100 deelen rietsap gerekend worden van 10—18 % aan suiker te bevatten, er al lichtelijk een paar deelen hiervan zullen moeten afgetrokken worden, welke als zoodanig niet in rekening kunnen worden gebracht. Het zal onnoodig wezen hierbij op te merken, dat ik mede ge tracht heb, om eenig verband optezoeken tusschen de weersgesteld heid, den ouderdom van het riet, den aard van het sap en de hoe veelheid glucose van dit laatste. Het is mij echter tot heden toe nog niet mogen gelukken, ten deze aanneembare resultaten te be komen. Ik had verwacht te zullen vinden, dat hoe grooter de den siteit van het sap was, hoe minder de hoeveelheid glucose zoude wezen, maar vond dit niet bewaarheid en ofschoon een hoog glu cose gehalte (3%) het sap kenmerkte, toen het door den te ver gevorderden staat van rijpheid van het riet, zuur begon te worden, zoo vond men ock deze twee cijfers tweemalen bij niet zuur sap, bij de proeven in de maand Juni bewerkstelligd. Later en meer uitgebreid onderzoek, zal hierover dienen te beslissen. Aanleiding echter om voorloopig als waarschijnlijk aan te nemen, dat het glucose gehalte van het rietsap in eenig verband staat met des zelfs densiteit, bestaat er wel, zooals ik uit het volgen Ie wil a antoonen. Zooals bekend is, bevat het bovendeel van den rietstok nim mer zooveel suiker als het benedendeel, en om dit door het nemen eeniger proeven ook voor mij tot volkomene zekerheid te doen wor den, deed ik eenige bepalingen van de densiteit van het sap uit beide gedeelten van den rietstok, en knoopte hierbij meteen het onderzoek naar het glucosegehalte van het sap aan, met de volgende uitkomsten. Diverse meJedeclingen 328 Vergelijkt men het glusose gehalte van het sap, verkregen uit het benedendeel van den rietstok, met dat in het bovendeel van denzelven aanwezig, dan zien wij inderdaad dat bij meerdere den siteit het sap van het eerstgenoemde gedeelte steeds minder glucose bevatte, dan dat van het laatstgenoemde, en zelfs elke proef op zich zelve, voor deze vooronderstelling pleiten kan. De tabel echter welke het glucose gehalte van het sap des bovendeels van den riet stok aangeeft, mist dit onderlinge en constante verschil geheel en al, en mogen wij dus ook hieromtrent nog niets met eenige ze kerheid vaststellen. Wellicht dat men genoemde verhouding slechts als eene doorgaande zal kunnen opmerken bij meer uitecnloopende verschillen in de densiteit van het sap, dan dat wat door mij be werkt is, bezat.' Te Buüenzorg nu konde ik over geen riet beschikken, welker sap 9—lo of meer graden Beaumé teekende, wel over Buitenzorgsch rietsap dat s'/i °B. aanwees en hierin werd dan ook een glucose gehalte aangetroffeen van 4—4 s / 4 %, dat nagenoeg de helft is van de gansche hoeveelheid suiker, welke rietsap van dergelijke sterkte inhoudt. Zooals ik dus boven reeds aanhaalde, is dit een punt dat later zal dienen uitgemaakt te worden. Bij het nemen der nu beschreven proeven heb ik mij zei ven meermalen afgevraagd, of het niet mogelijk zijn zoude, dat andere, zich mede in het rietsap bevindende deelen als de glucose (eiwit, zouten, enz.) eenen reduceerenden invloed op het koper in het gebruikte proefvocht voorhanden, zouden kunnen uitoefenen. Zelfs was ik reeds begonnen, om te dien einde eiwit alleen op dezelfde wijze als het rietsap met het proefvocht te behandelen (10 gram versch eiwit gaf werkelijk hierbij een wel gering maar toch weeg baar nederslag van eerste koperoxyde), toen ik op grond van de hoogst minime hoeveelheden dezer stoffen op 4 a 0 gram rietsap voorhanden, mij van de ongegrondheid, om hieraan eenen bed ui denden invloed op de verkregen cijfers toe te schrijven, overtuigde en dus van het nemen dezer nadere proeven, heeft doen afzien. Te meer werd ik in dat gevoelen versterkt, dewijl ik bij de voort zetting mijns arbeids in de suikerfabrieken te Soerabaia, en waarop ik later uitvoerig hoop terugtekomen, bij het onderzoeken van het gedefeceerde sap (rietsap dat onmiddelijk uit den molen in door stoom verwarmde defecatiepannen, welke tot ÜOOO L. sap kunnen bevatten stroomt, even onmiddelijk met kalk bedeeld en daarbij aan eene temperatuur van 97—100 °C. blootgesteld wordt, en waar- Direrse mededeelingen 329 uit dus meest al het planteneiwit verwijderd is.) mede altijd van 2,6 —3,2 % aan gluco&e verkreeg en hier althans, aan eenen derge lijken invloed niette denken viel. Als resultaten van het nu beschreven onderzoek, zal ik de vol genie punten aangeven. I. Het op Java gekweekte suikerriet bevat behalve rietsuiker, een afwisselend gehalte aan stroopsuiker (glucose). 11. De stelling, dat versch rietsap van rijp en gaaf suikerriet verkregen, slechts ééne soort van suiker (rietsuiker) bevatten zoude, kan dus niet meer als eene algemeene blijven stand houden. 111. De graad van dit glucosegehalte, de invloeden waaronder het gevormd wordt en het verband, dat tusschen de andere eigen schappen van het rietsap en dit glucosegehalte bestaat, is een welligt moeilijk, maar daarom niet minder belangrijk punt van onderzoek, dat latei' uitgemaakt dient te worden. IV. De praktijk kan hieruit leeren, dat er bij het bereiden van suiker uit suikerriet, wel veel verlies, maar niet zooveel verlies aan kristalliseerbare suiker plaats grijpt, als tot heden toe aangenomen was, en dat dus de grens van de hoeveelheid rietsuiker in het riet voorhanden, tot aan diegene welke men er op fabriekmatigen weg uit bereiden kan, door dit onderzoek weder juister is bepaald geworden. [Overgenomen uit hel Natuurkundig Tijdschrift van Ned. Indie deel XXI.) Voor isoleering van stoomketels enz. werden in den laatsten tijd dikwijls isoleersteenen gebruikt, vervaardigd uit afvallen van kurk, papiermassa en asbest. Deze worden door een soort mortel tot een geheel verbonden, terwijl reeds vooraf deze zelfde mortel 1 cM. dik op den heeten ketelwand gebracht is. Bij een nieuwen ketel, die 10—14 dagen gebruikt werd en waar deze wijze van isoleeren was toegepast, ontstond 's avonds brand in het ketelhuis. Bij onder zoek bleek, dat door de intensieve hitte, die na het sluiten der schuif ontstaan was, de isoleersteenen waren beginnen te gloeien en zulk een dichten rook ontwikkelden, dat het ketelhuis slechts moeilijk toegankelijk was. Bespuiten der isoleermassa hielp niets, zoodat de isoleersteenen weggehaald moesten worden en een voor een gebluscht; zelfs dit was nog moeilijk, daar de steenen als ze een tijd lang onder water gehouden waren op nieuw begonnen te gloeien. Voorzichtigheid met dit materiaal is dus zeer aan te bevelen. Deutsche Zucherindustrie 34. Diverse mededeelingen 330 De vroegtijdige bekendmaking van de voorgestelde wijzigingen der invoerrechten geschiedde, omdat men in Washington wist, dat speculanten onjuiste opgaven omtrent de nieuwe suikerbelastingen verspreidden. Toen de wijzigingen op de beurs bekend werden, heerschte daar eene opgewondenheid als in lang niet gezien was en de aandeelen van de Trust gingen in een paar uur tijds 7'| 4 % terug, met een omzet van 122853 stuks. Volgens de laatste telegrammen n.oeten de ingediende voorstellen door het huis van vertegenwoor- digers zijn aangenomen. Door den Heer J. Laciialx is eene ingenieuse manier gevonden om het verwarmend oppervlak bij een triple-efïet aanzienlijk te vergrooten. Hij brengt namelijk in de buizen der triple-effet een tweede buis aan, waarvan de openingen in den stoom trommel uitmonden. Volgens den uit vinder wordt het verwarmend op pervlak ongeveer 45 % grooter. De praktijk zal moeten leeren in hoe verre deze buizen te verkiezen zijn boven de gewone. Sucrerie indigène. 45. Op eene tentoonstelling in Mauri tius was nog al werk gemaakt van zaadriet; toch was er niet veel nieuws; de groote variatie en de sterke uitstoe ling der zaadplanten, werden ook reeds in Demerara en hier op Java opge- merkt. Kicmbare zaden van zaadplanten zijn door mij zelf reeds twee jaar geleden geoogst. Er wordt evenwel op gewezen, dat de tweede snit van zaadplanten even sterk uitstoelt als de zaadplanten zelf. Sugarcane. 1 Diverse mededeeiingen. 331 STATISTIEK, OOGST-EN MARKTBERICHTEN. In den toestand der suikermarkt is sedert ons laatste bericht weinig verandering gekomen, hoewel niet te ontkennen valt, dat om thans tot afdoening te geraken, een belangrijk lager prijs zou.le moeten worden geaccepteerd dan (oen het geval was. Slechts eene enkele transactie bier en daar kwam voor, de laatst bekende te Soerabaija tot / 8,62'/',, Sedert worden tot / 8,50 voor Ie levering belangrijke partijen geoffreerd zonder koopers te kunnen vinden en moet men de waarde op dit moment aannemen als: / 8 3 8 voor 4e levering » 8 ', 4 i) 2e » »8 \ g » restanten. China koopt niets meer en schijnt ook voor stroopsuiker geene plannen te hebben. Locale Chineesche koopers verbonlen zich om in geen geval meer te koopen op voorwaarden van verleden jaar, waarbij zij in vele gevallen het koopje snapten, dat de fabrieken niet alleen second boilings leverden, doch hun levens onder het stroopsuikercontract lieten ontvangen de gecentrifugeerde zaksuiker voor zooverre die in no. G tot 8 kleur kon worden omgezet. liet, behoefl geen betoog dat, waar Chinezen f 9 — voor No. 14 betaalden, zij vooral bij den enormen achteruitgang van den dollar koers op die lage nummers een onoverkomelijk verlies leden en het valt niet te ontkennen dat enkele fabrikanten, die b. v. ± 5000 picols verkochten, en zich niet ontzagen 15 tot 20.000 picols te le veren, voor anderen, die een billijker opvatting van hunne verplich tingen hadden, de kans op een meer loonenden prijs dan de Euro peesche huizen schijnen te kunnen betalen, voor jaren hebben be dorven. Om nu aan deze lui te kunnen verkoopen op levering, zouden zeer zeker lastiger condities gevorderd worden, dan die welke voor Europeesche koopers worden verlangd. Te Samarang had de laatste dagen eene afdoening van 5000 picols Ie levering plaats tot f 8,75 aan een Chinees, doch deze prijs kan natuurlijk in verband met het vorenstaande absoluut niet als marktwaarde gelden. OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. MEDEDÊELINGEN VAN HET PROEFSTATION VOOR SUIKERRIET IN „WEST-JAVA" TE KAGOK, TEGAL. No. 12. MOET MEN GLUCOSEHOUDENDE SAPPEN MET NEUTRAAL OF MET BASISCH LOODACETAAT KLAREN? door H. C. PRINSEN GEERLIGS In 't «Bulletin de 1' Association des Chimistes de Sucrerie et I hstillerie," No, 10. 1892 kwam Saillard, chemist op een suikerfabriek op <Aiba ieder, die iets met het analyseeren van rietsappen te ma ken heelt en die 't zich aantrok, verschrikken met de mededeeling, dat de tot nog toe steeds gevolgde wijze van klaring met basisch loodacetaat oorzaak was van totaal verkeerde cijfers, zoodat een controle, die op deze wijs verkregen gegevens tot basis had, ten eenenmale illusoir was. Hij gaf cijfers aan, waaruit bleek dat door gebruik te maken van basisch lood, de draaiing van 't sap een geheele graad hooger was, dan wanneer met neutraal lood was geklaard, en verklaarde «Ut verschijnsel daardoor, dat hij aannam, •lat door 't lood een deel der levulose uit 't sap werd verwijderd en daardoor de linksdraaiing afnam, dus de rechtsdraaiing steeg. Hij probeerde evenwel niet of werkelijk 't glucosegehalte van 't met basisch lood behandelde sap. lager was dan 't versche of 't met neutraal lood geklaarde, terwijl de opgegeven reden ook niet de juiste kan zijn, daar versch rietsap geen levulose bevat en dit dus niet kan neerslaan. Over dit onderwerp bestaat nog veel verschil van meening en zelfs FRÜHLINGen Schülz verbieden in hun bekend leer boek uitdrukkelijk do klaring van glucosehoudende producten met loodazijn, omdat daardoor de draaiing en 't glucosegehalte konden worden gewijzigd. Daarentegen bestaan er proeven van Gii.l, Du r.iirsi'Ait en Ross, die bewijzen dat loodazijn in groote overmaat werkelijk verbindingen met levulose aangaat, waardoor de links draaiing vermindert en dus 't polarisatie-cijfer stijgt, doch dat deze verbindingen oplosbaar zijn, zoodat azijnzuur, bij 't filtraat gevoegd, de oorspronkelijke draaiing weer herstelt. Zoolang 't filtraat dus niet alkalisch is, behoeft men geen vrees voor vermeer derde rechtsdraaiing te koesteren, en bij versche sappen, die in 't geheel geen levulose bevatten, bestaat daartoe in 't geheel geen gevaar. Alleen bij naproducten die, doordat zij geïnverteerde suiker bevatten levulosehoudend zijn, zou een groote overmaat van basisch loodacetaat miswijzingen geven. Wanneer de sappen even goed met neutraal als met basisch loodacetaat werden geklaard en geconserveerd, dan zou dat gevaar geheel vermeden worden en ook zou de bereiding van 't klaarrniddel veel eenvoudiger worden. Bij bcetwortelsappen is basisch lood volstrekt noodig ter klaring, maar daar dit reactief tegelijk met de polarimeters uit Europa naar Indiè' is gebracht, zonder verder onderzoek of men 't hier ook even goed met neutraal lood zou kunnen doen, zoo achtte ik 't geraden dit punt te onderzoeken. Molensap werd in twee deelen verdeeld, 't eene met 10 % basisch loodacetaatoplossing, 't andere met 10 % neutraal-loodacetaatvloei stof geklaard en van deze mengsels van tijd tot tijd een deel gefil treerd, waarna in 't filtraat de polarisatie en de glucose werden bepaald. Tevens werd een deel van hetzelfde monster molensap zonder eenig klaar- of conserveermiddel bewaard en daarvan ook van tijd tot tijd na klaring met basisch lood, pol. en glucose bepaald. De uitkomst was als volgt: In de vloeistof, die met neutraal lood geklaard en gefiltreerd was, bracht basisch lood geen verder neerslag te weeg, zoodal alles wat basisch lood hieruit neerslaat, ook reeds door neutraal lood werd geprecipiteerd. Het fütraat van het met basisch lood ge klaarde sap reageerde zwak zuur, doordat er meer zuur in 't sap aanwezig was dan basiciteit in de toegevoegde 10% basisch 11. C. Prinsen Geerligs. Moet men gr'ucosehoudendc sappen met neutraal of met basisch loodacetaat klaren ? 334 lood, waardoor er, al ware er levulose in 't sap geweest, toch geen kans op vorming van loodlevulosaat had bestaan. Bij minder zure sappen kan er een geringe alkaliniteit over blijven, maar deze is evenwel ook van geen invloed. Verder bleek neutraal lood even goed als basisch lood rietsap te conserveeren, daar sap met 10 % lood na zes uur nog dezelfde samenstelling had als direct na de vermenging, terwijl 't niet geconserveerde sap reeds na 3 uur begon te minderen en na 24 uur geheel bedorven was. Bij rietsap kan men dus veilig in plaats van basisch lood ecne een voudige oplossing van loodacetaat gebruiken, hetgeen in tegenstel ling met 't beweren van Saillard volstrekt geen verschil maakt, noch in de polarisatie, noch in 't glucosegehalte. Verder werden van 4 monsters diksap telkens 2 X 26,048 G afgewogen, ieder voor zich in een kolfje van 100 c. M\ opgelost, 't eene met neutraal, 't andere met basisch lood geklaard, aange vuld, gefiltreerd, gepolariseerd en op glucose onderzocht, waardoor de volgende cijfers werden verkregen. Wederom gaf de verschillende behandeling geen noemenswaard verschil in de uitkomsten. De rnet basisch lood geklaarde diksappen reageerden neutraal, zoodat wederom geen loodlevulosaat of dex trosaat was gevormd. Alleen was de kleur der met neutraal lood behandelde sappen donkerder dan bij de rnet basisch lood geklaarde; ook gaf basisch lood in deze reeds heldere filtraten nog een vrij aanzienlijk neerslag, waardoor de kleur lichter werd. Dit kan geen verwondering baren, wanneer men bedenkt, dat bij de defecatie door 't koken der glucosehoudende vloeistof met kalk allerlei zuren zijn ontstaan, waaronder ook het glucinezuur, dat donkergekleur de zouten vormt en niet door neutraal, maar wel door basisch lood wordt neergeslagen. Gelijksoortige resultaten kreeg ik bij 't vergelijkend onderzoek van masse cuite, stroopkooksel en me lasse, die met neutraal en basisch lood waren behandeld. Masse H. C. Prinsen Gecrligs. Moet men glucosehoudende sappen met neutraal of met basisch loodacetaat klaren f 335 cuite en stroopkooksel gaven dezelfde cijfers bij polarisatie, on verschillig met welk der beide klaarmid leien gewerkt was, alleen was bij 't neutrale lood de kleur veel donkerder en de waarneming veel lastiger, dan bij gebruik maken van basisch lood. Bij melasse was zelfs de polarisatie bij klaring met neutraal lood niet, waar te nemen, terwijl basisch lood een veel lichtere vloeistof deed ontstaan. welke het polarimetrisch onderzoek mogelijk maakte. Basisch lood gaf bij alle producten, die al eens met kalk waren gekookt, neerslagen in de met neutraal lood hel ler gemaakte vloeistoffen. Uit de genomen proeven kan men dus de conclusie trekken, dat het voor de juistheid van 't onderzoek onverschillig is of men ter klaring gebruikmaakt van loodazijn dan wel van loodsuiker, doch dat het voor't gemak van den analyst bij stropen en massecuitcs boter is zich van basisch lood te bedienen. Van deze gelegenheid maak ik gebruik om te waarschuwen te gen het volgen van den raad, onlangs door Couktonnk in't Buil. de l'Assoc, enz. gegeven (') nl. om basisch loodacetaat niet te bereiden door loodglit met loodacetaat-oplossing te digereeren, doch om het loodacetaat basisch te maken door middel van ammonia. „Kr wordt „dan een deel van 't azijnzuur door ammonia gebonden, waardoor „basisch azijnzuur jood wordt gevormd, terwijl de azijnzureammo „nia geheel indifferent is." Dit is ten deele waar en voor bietsuiker fabrieken, voor wie die raad dan ookgegeven is, geheel, daar de azijn zure ammonia op de polarisatie zonder in vloei is. Ma ir dit wordl anders, wanneer men de geklaarde suikervloeistof behalve voor de polarisatie ook voor glucosebepaling wil gebruiken. Immers, bij 't koken van de alkalische Fehlingsche vloeistof wordt er ammonia uit 't ammoniumacetaat vrij gemaakt, die het koperoxydule oplost, verhindert neer te slaan en daardoor de resultaten der glucosebe paling zeer sterk foutief maakt. Wil men toch het voorschrift van CoüRTONNE volgen, dan kan men de ammonia door natron vervangen, die evenzeer bet loodace taat basisch maakt, doch geen nadeeligen invloed op de venier vol gende glucosebepaling uit kan oefenen, liet voorschrift zou dan b. v. kunnen worden: Otn 4 L. oplossing te bereiden, lost men :{:>() (Ir. neutraal gekristalliseerd loodacetaat op in X2~> Gr. gedistilleerd water en voegt hierbij 30 Gr. vaste natron in 40 Gr. water opgelost. *) Zie ook dit Arahief 1893 blz. 379. H. C. Prinsen Qeerligs. Moet men glucosehoudcndc sappen met neutraal of met basisch loodacetaat klaren r 336 Zulk een vloeistof onderscheidt zich van de gebruikelijke alleen daardoor, dat zij een weinig natriumacetaat bevat, waarvan gene vrij is Omdat het basische loodacetaat dikwijls onvermogend is, sterk gekleurde producten helder te maken, heeft men o. a. beproefd het te vervangen door basisch loodnitraat, op een gelijke wijs als het acetaai. maai' dan uit salpeterzuur lood te bereiden Wel hetere resultaten gaf dit echter niet en vooral niet wan neer men donkere stropen wil klaren, die later voor en na inversie volgens Clkrget moeten worden gepolariseerd, zooals vooral bij laat ste producten, die veel glucose bevatten, zeer gewenscht is. Wan neer men een met basisch loodnitraat geklaarde stroop volgens Clerget met 10% sterk zoutzuur bij 68" inverteert, dan werkt dit zoutzuur behalve inverteerend op de suiker, ook nog in op 't salpeterzuur van 't ingevoerde nitraat. Hierdoor worden chloor en salpeterig zuur gevormd, die wel is waar prachtig blee ken en een mooie heldere vloeistof doen ontstaan, doch tevens glucose oxydeeren en vernietigen, zoodat de polarisatie geheel ver keerde resultaten geeft, om van 't aangetast worden der metalen schroefdoppen der polariseerbuizen nog niet te spreken. Met was toch wenschelijk een middel te bezitten, dat de kleur van geïnver teerde stroopoplossingen zoodanig wegneemt, dat zij zonder ver dere verdunning ook in de 200 m M. buis kunnen worden gepolari seerd. Polariseert men 't bij 't inverteeren reeds op de helft ver dunde normaalgewicht in de 100 m.M. buis, dan moet men de uit komst met \ vermenigvuldigen en vergroot zoodoende eventueele fouten viervoudig Filtratie van de geïnverteerde oplossing over beenzwart helpt wel iets, maar toch niet veel, doch wanneer men de zure vloeistof met zwaveligzuur bleekt, en daarna vlug polari seert, dan kan men de zwartste stropen door de 200 m.M. buis nog polariseeren! Om die bleeking te verkrijgen, is het voldoende om in de geïnverteerde, sterk zure vloeistof, terwijl deze algekoeld wordt, eenige kristallen van natriumsulfïet (zwaveligzurc natron, geen glauberzout) te werpen en even om te schudden, liet vrij komende zwaveligzuur ontkiemt de vloeistof en veroorzaakt verder geen na deel. De berekening enz. is juist als gewoonlijk. liet geheele voorschrift wordt dan: Yuor de polarisatie vóór en na, inversie volgens Clergèt Weegt men het normaalgewicht aan stroop of masse cuite af, brengt dit in een kolf van 100 eM\, lost in water op, klaart met zooveel basisch lood« tl. C. Prinsen Geerligs. Moet men glucosehoudende snppen met neutraal of met basisch looilacetuat klaren ? 337 acetaat, dat er juist geen verder neerslag meer ontstaat, vult aan en filtreert. Het filtraat polariseert men in de buis van 200 mM'. en brengt daarvan verder 50 cM 3 . in een kolfje van 100 cM\, spoelt 't eerste maatkolfje na met ongeveer 25 cM a . water, zoodat 't geheel 75 cM'. bedraagt en voegt 5 cM\ zoutzuur van 1,188 spec. gewicht toe. Vervolgens houdt men het 10 minuten lang in een waterbad van 60° a 70° ('., werpt eenige kristallen natriumsulfiet in de vloei stof, schudt voorzichtig door draaien om, koelt af, vult met water aan tot de streep, filtreert van 't afgescheiden loodchloride, dat bij goed werken slechts zeer weinig mag zijn, af en polariseert, terwijl men de temperatuur der vloeistof opneemt. De uitkomst met 2 ver menigvuldigd, geeft de draaiing na inversie aan, terwijl de formule 100 S suiker = ~_. , , —-— van kracht blijft. *) 142,5 —'/-, t J ' Ten einde te zien of 't zwaveligzuur ook misschien andere ne venwerkingen vertoont, die op uitkomst zouden influeneeeren, werd zuivere saccharose, ruwe suiker, lste stroop en laatste melasse nu inversie onderzocht en wel elk dubbel, eens met en eens zonder bisuliiet. Ik verkreeg de volgende cijfers. draaiing na inversie draaiing na inversie zonder S0 2 . met S0 2 Saccharose -r 28,0 — 28,1 Ruwe suiker — 20,2 — 2G,1 lste stroop — 14,1 — 14,1 Melasse niet te zien, ook niet in de 100 mM. buis — 10,7 De met behulp van natriumsulliet gebleekte vloeistoffen waren, behalve bij de saccharose, veel helderder en beter te polariseeren dan de niet behandelde, zelfs was de melasse in 't geheel niet te bepalen zonder dit hulpmiddel, terwijl de verkregen polarisatiecij fers overeenkomen. Daar 't middel geen last veroorzaakt en nog op 't laatste oogen blik kan worden toegepast, zoo twijfel ik niet of men zal, wanneer er een donkere vloeistof na de inversie resulteert, met goed gevolg van 't natriumsulfiet gebruik maken. ) Deze formule is wel alleen voor temperaturen van ongeveer 20" gemaakt, maar het bleek mjj', dat zn' voor gewone doeleinden ook voorheen temperatuur van 28" a 30° loepasseiyk is. Zuo gaf zuivere suiker bjj 29" voor inversie _I_loo° na inversie — 28, zoodat 't gehalte werd 100 \»/ (100 _1_ 28) » 2 . 6~V. X Z9 = 10 °' H. C. Prinsen Qeerligß. Üoet men glucosehoudende sappen met neutraal of met basisch loodacetaat klaren? 338 HET GEBRUIK VAN ZWAVEL IN DE SUIKERFABRIEKEN door H. C. PRINSEN ÜEEIILIGS. Meermalen werd mijne opinie gevraagd over het al of niet voordeelige van 't gebruiken van zwaveligzuur en ook over de vraag; welk statiën voor de toepassing van dit zuur het geschiktste was Om op die vragen te antwoorden paste ik zwaveligzuur, zoo wel vrij als aan basen gebonden, in alle stadia der fabrikatie toe en onderzocht de daarbij verkregen uitkomsten. Vooral' moet worden opgemerkt, dat de diensten, die de ver schillende fabrikanten van het zwaveligzuur verwachten, volstrekt niet dezelfde zijn, Eenigen willen 't gebruiken als desinfectiemid del, anderen als bleekmiddel, terwijl weer anderen het zuur voor 't zelfde doel aanwenden als phosphorzuur, nl. ter verwijdering der kalkzouten. I!y de onderzoekingen werd op al deze zaken gelet. Om de werking- als bleekmiddel na te gaan, werd eene hoeveel heid neutraal reageerend diksap, waarvan de analyse was pol. 49,4, glucose r>,o7. Ibis 57,2 in vier deelen verdeeld, daarvan één met 0,10 % zwaveligzuur zuur gemaakt, ;een deel met evenveel phos phorzuur. bedeeld, een derde met 0,10 % zwaveligzuur gemengd, dat vooral' met juist genoeg kalk was geneutraliseerd en het vierde deel werd neutraal gelaten. Ik had dus tjing, zuur van zwaveligzuur, tjing, zuur van phos phorzuur, neutrale tjing met zwaveligzure kalk en gew r oon neutraal diksap. Wanneer nu het zwaveligzuur bleekend werkt, dan moeten de zwaveligzuurhoudende diksappen lichter gekleurd zijn dan de correspondeerende ongezwavelde, doch daar 't constateeren daarvan allicht subjectief is, bepaalde ik liever de hoeveelheid nog ongeoxy deerd zwaveligzuur. Werkt het zuur bleekend, dan gaat het tevens over in zwavelzuur en de snelheid dier oxydatie is dan ook de maat voor de bleekende werking. Daartoe werden at' en toe gedeelten van het diksap met '/,„ normaal joodoplossing getitreerd, die zooals bekend door zwavelig zuur ontkleurd wordt, doordat liet jodium tot joodwaterstof wordt gereduceerd. Ter controle werd ook water met 0,1 % zwaveligzuur vermengd, een helft daarvan zuur gelaten en de andere geneu traliseerd, ten einde de veranderingen in aanmerking te nemen, die 'i zwaveligzuur ook zonder toedoen van 't diksap onderging. Kr waren dus zes vloeistoffen. 1. Diksap niet 0,1 % zwaveligzuur (zuur) 339 11. Diksap met 0,1 % zwaveligzuur (neutraal) 111. Diksap met 0,1 % phosphorzuur (zuur) IV. Diksap zonder toevoeging (neutraal) V. Water met 0,1 % zwaveligzuur (zuur) VI. Water met 0,1 % zwaveligzuur (neutraal). Van elk werd 1 Liter in een kolf gebracht en de zes kolven tot 80 a 90° verwarmd. Af en toe werd in 100 cM 3 . bepaald hoeveel '/,, norm. jodium tot binding van het zwaveligzuur vereischt werd. Ook 111 en IV, waarin geen zwaveligzuur gebracht was, bondeneen weinig jodium, doch dit is dan op rekening van andere reduceeren de stoffen te brengen en van de bij I en II verkregen cijfers af te trekken. Het blijkt dus, dat zwaveligzuur nagenoeg geen werking uit oefent, zoolang de vloeistof alkalisch of neutraal is, doch vrij spoe dig geoxydeerd wordt, zoodra het diksap zuur is. Ook de kleur der monsters diksap was daarmee in overeenstemming. No. II en IV waren donker, 111, die zuur was gemaakt lichter en I nog lichter dan 111, zoodat zwaveligzuur behalve dat het, als een zuur zijnde, diksappen lichter kleurt, nog een bleekende werking bovendien vertoont. Werd II met eenig ander zuur zuur gemaakt dan werd die ook gebleekt en allengs verdween ook het zwaveligzuur gehalte. Evenwel is deze ontkleuring niet zeer standvastig, want laat men het ontkleurde diksap lang staan, dan begint het zich weer van boven af aan de lucht te kleuren; werkt men echter vlug af dan is die kleuring minder en blijven de sappen en daardoor ook de masse cuite licht. Zwaveligzuur in molensap gebracht gaf daarin een vlokkig neerslag, waarschijnlijk bestaande uit eiwitstoffen, die niet door de B. C. Prinsen Geerligs. Het gebruik van zwnvel in de suikerfabrieken 340 organische zuren van bet sap, maar wel dooi' het anorganische zwa veligzuur werden gecoaguleerd. Het sap werd verder op de ge wone wijs met kalk gedefeceerd en gekookt en was na bezinking lichter van kleur dan ongezwaveld sap. Proefjes van gezwaveld en ongezwaveld gedefeceerd sa|> waren ter /.elfder tijd bedorven, zoo dat de antiseptische werking van het zuur hier niet bleek. Geduren de bet bezinken en filtreeren kwam de kleur ook weer langzamer hand terug, zoodat het gebruik van zwaveligzuur in bet molensap niet veel ander voordeel bad dan dat, doordat de eiwitstoffen meer vlokkig waren gecoaguleerd, de filtratie wat beter ging. Evenmin slaagde een poging om te trachten door bij bet bij de fecatie ontstane vuil zwaveligzuur te voegen, dit te conserveeren en't zuur worden der sappen in de Taylorlilters tegen te gaan. De verzuring die 't sap daar veelal ondergaat en die te recht of ten onrechte aan gisting of bacteriën werk ing wordt toegeschreven, heeft een zeer nadeelige werking op't sap: kan men die dus verhinderen dan zoude een belangrijke factor van suikerverlies onschadelijk zijn gemaakt. Ofschoon ik vuil met vrij veel zwaveligzurekalk barboteerde, (vrij zwaveligzuur kon ik niet nemen, omdat zuur filtervuil bijna niet te filtreeren is) werd bij bet uitzoeten het sap toch zuur zonder eenig verschil te vertoonenmet vuil. dal niel gezwaveld was. De desin fecteerende werking van zwaveligzuur kan men dus in ile hoeveel heden, die men bij de fabrikatie kan aanwenden, geheel buiten be schouwing laten. lets geheel anders is het, wanneer men zwaveligzuur wil ge bruiken om organische kalkzouten te ontleden, door diksap of stropen met dit zuur te behandelen Zooals reeds boven is gezegd, werkt het zwaveligzuur alleen bleekend in zure vloeistoffen, maar om kalk zouten te ontleden, behoeft men zoover niet te gaan. Gaat men toch tol even zuur door met zwavelen, dan vereenigt uien beide weikingen van het zuur. Het zwaveligzuur doet, dus den zelfden dienst als phosphorzuur of Ehrmanniet, waarmede men ook veelal liet diksap zuivert, maar heelt dit voordeel, dat het goedkooper is, doch bet nadeel, dat het een gas zijnde, niet met die nauwkeurigheid kan woiden toegepast als de in water oplosbare phosphorzuur preparaten Of bet komt door de duurte dezer stollen of dat men voor in versie vreest, weet ik met, maar wel dat men met zwaveligzuur veel verder durft te gaan dan met phosphorzuur, hetgeen de volgende proef kan bewijzen. Van eenige fabrieken, waarvan eenige hun diksap met phps- H. C. Prinsen Georligs Het g-obruik van zwavel in de suikerfabrieken 341 phorzuur en andere met zwaveligzuur elimineeren, werden monsters tjing voor en na eliminatie genomen en onderzocht op kalkgehalte en verdei', daar gerekend werd dat vooral de organische zouten ontleed zouden worden, de hoeveelheid alkali en kalk. die aan orga nische zuren gebonden waren. Dit geschiedde door de hoeveelheid koolzure alkali en koolzure kalk in de asch te bepalen. Men bemerkt hieruit, dat waar men soms slechts zoo weinig phosphorzuur durft toevoegen, dat men zelfs geen uitwerking kan bespeuren zooals bij I en 111, men veel meer zwaveligzuur gebruikt, zonder eenig nadeel voor 't verdere fabrikaat, maar met het voordeel, dat er veel meer organisch zure zouten zijn ontleed. Het geheele kalkgehalte vermindert niet merkbaar; dooi' het zwaveligzuur wordt dus geen kalk neergeslagen, doch alleen van organisch zuur zout tot anorganisch gemaakt, en daar de organische kalkzouten vooral tot groote last aanleiding geven, zoo is behandeling van tjing met zwaveligzuur, zelfs gaande tot neutraliteit of ten minste zeer zwak roode verkleuring van phenolphtalëinepapier, hetgeen daarmee in dit geval overeenkomt, een zeer goed middel om vlug te koken en mooie, droge kooksels te krijgen. Ik paste het zwaveligzuur ook toe op stropen, nl. eerste en tweede stroop, die met stoom gebarboteerd werd en ter wering van schuimgisting even zuur moest koken. Om een maat te hebben van de hoeveelheid bijgevoegd zuur, wendde ik dezen keer het zwaveligzuur niet in gasvorm aan, maar H. C Prinsen Qeerligs. Het gebruik van zwavel in de suikerfabrieken. 342 aan natrium gebonden als natriumbisulliet, waarvan zooveel werd toegevoegd, dat de stroop duidelijk zuur reageerde. Het boven drij vende schuim werd afgeschept, de heldere stroop met soda geneutra liseerd laten bezinken en in de kookpan als gewoonlijk tot masse cuite gekookt. Deze proef werd niet vergelijkend genomen metstroop, die niet behandeld was, omdat de campagne ten einde liep en er geen tijd meervoer verdere proefnemingen was. Alleen kan gezegd worden, dat dit kooksel een goed rendement gaf. Evenwel werd de stroop voor en na behandeling onderzocht en 't bleek dat, terwijl de ongèelimineerde stroop na aanzuring sterk schuimde dus, zoo verkookt, een kooksel zou opleveren, dat sterk aan schuimgisting zou onderhevig zijn, de stroop die reeds eens zuur was verwarmd daarentegen bij aanzuring geheel rus tig bleef en dus een kooksel zou opleveren, dat niet in schuim gisting kon geraken. Ook was de geheele hoeveelheid kalk alge nomen, terwijl <le aan organische /.uren gebonden hoeveelheden kalk en alkali zeer waren verminderd, waardoor 't rendement aan suiker noodzakelijk stijgt. Bij 't koken was ook geen suikerverlies door inversie ontstaan want de glucosefactor der ongezwavelde stroop 62,17 was in de ge zwavelde en gekookte 02,12 dus juist gelijk. Bij deze bewerkingen heelt behalve de kalkzoutontledende werking het zwaveligzuur ook nog een bleekende kracht, zoodra de vloeistoffen zuur zijn. Men moet evenwel dat bleekend vermogen niet te hoog schatten, tenzij men /uur wil werken ook in dekook lichamen, maar dit zal voor fabrieken, die voor de Europeesche markt werken wel niet aan te raden zijn. Ik nam nog proeven met in trekken van zwaveligzuur in de kookpan, doch zonder succes, de verkregen suiker was niets lichter dan ongezwavelde, tenzij er zoo verbazend veel zwaveligzuur werd gebruikt, dat er alle kans op in versie was, hetgeen nu ook weer niet bedoeld was. Ook gaf dekken van suiker in de centrifuges met zwaveligzuuroplossing in plaats van met water nagenoeg geen vermindering van kleur, terwijl H. C. Prinsen Geerligs. net gebruik van zwavel in de suikerfabrieken 343 er als de suiker gedroogd was, in het geheel geen verschil tusseben gezwavelde en ongezvvavelde suiker was te bespeuren'. Nu is 't nog de vraag hoe men zich het gemakkelijkste zwavelig zuur verschaft. Gecomprimeerd zwaveligzuur in ijzeren bommen te gebruiken evenals in Europa, is zeker wel het gemakkelijkst, maar omdat de transportkosten der onhandelbare ijzeren voorwerpen been en terug te bezwaarlijk worden, zal men beter doen het gas zelf te maken door zwavel te vei branden. Men doet. dit bet best in een ijzeren of Londen oventje of wijde liggende buis met schoorsteen waarin de zwavel brandt en waaruit de gassen met behulp van een pompje of een stoominjecteur worden weggezogen, zoodat er versche lucht van buiten over de brandende zwavel strijkt en daar door de verbranding onderhoudt. Ten einde vorming van zwavelzuur te vermijden moet de lucht, die over de zwavel strijkt, vooral gedroogd worden, want is zij vocht houdend dan ontstaat tevens een weinig zwavelzuur, dat het ijzeren oventje ol' de buizen spoedig zou doorvreten. Het drogen geschiedt hei best door de lucht eerst door een lange buis ol' kist met ongebluschte kalk te laten passeeren. Is 't zwaveligzuur reeds gevormd, dan kan men het gerust met een stoomstraal in den schoorsteen doen wegzuigen zonder gevaar van vorming van zwavelzuur. Wil men zure zwaveligzure natron maken (natriumbisuliiet), dan voert men het verkregen zwaveligzuur eenvoudig in een 20% oplossing van natriumcarbonaat, zoo lang tot dat de vloeistof, ook als men den gasstroom even laat ophouden, na schudden sterk naai - zwaveligzuur riekt. TWEE ABNOKMALITEITEN TIJDENS DE FABRIKATIE door H. C. PKINSEN GEERLIGS 1 Schuimend molensap Op een suikerfabriek kwam het herhaaldelijk voor, dat bij het vermalen van 't riet uit eenige tuinen het molensap sterk schuimde, welk schuim hetzelfde uiterlijk heeft als zeepschuim.' Later ver dwijnt het, nl. bij de defecatie en veroorzaakt geen last bij de ver werking, maar wel maakt het de controle zeer lastig, doordat het de juiste vulling der meetbakken bezwaarlijk maakt. Eene hoeveelheid van het schuim werd afgeschepl en aan de lucht gedroogd, waarna het er als platte, groenbruine koeken uit zag, die een zeer onaangenamen geur verspreidden. H. C. Prinsen Geerligs. liet gebruik van zwavel in de suikerfabrieken, 344 Rij uitkoken van deze stof met alcohol loste daarin 4,12% op; de oplossing liet bij indampen een groene, vette zelfstandigheid achter, die door haar geheelen habitus en vooral door haar smelt punt, van 82" als rietwas werd erkend. Water en zoutzuur losten maar weinig op, doch in natronloog ging eene aanzienlijke hoeveelheid over, terwijl er 02,5 % achter bleet', dat geheel uit ampas bestond. De oplossing in natronloog liet bij zuurmaking een donker kleurig, vlokkig neerslag vallen, dat bij onderzoek uit eiwit bleek te bestaan. Indirect werd de hoeveelheid daarvan bepaald dooi' in 't droge schuim het stikstofgehalte te bepalen, dat £,2 % was, zoodal daaruit een eiwitgehalte van 26,25 % werd berekend. De samenstelling werd dus. Ampas 0-2,50 Rietwas 4,12 Eiwit 20,25 Water 7,13 100,- llet schuim is deihalve hetzelfde wat bij het kloppen van eieren ontstaat en het eenige wat er tegen te doen zal zijn, is Mat men een lapje met aluinkristallen in den meetbak hangt, dan kan 't eiwit daardoor gecoaguleerd worden en neerslaan, waardoor 't, aflezen van 't sapniveau neen verhindering meer ontmoet. Evenwel verwacht ik van dit middel niet veel heil, omdat al coaguleert 't eiwit dan be hoefl 't schuim nog niet direct te zakken, maar de proef is te ne men en al baat 't niet, schaden zal 't evenmin. 2 Afzetsel in een stoomruimte. In de stoomruimte van 't eerste lichaam van een triple-effet bad zich een dikke laag van een bruine, vette zelfstandigheid afgezet, die de verdamping belemmerde en noch door koken met zuren, noch niet basen was aan te tasten. Rij onderzoek bestond zij uit: Koperoxyde 27,43 % [Jzeroxyde 30,07 » Loodoxyde 0,94 » Vetzuren 25,93 o Potlood 1,07 » Water 8,50 » 100,00 If. C. Prinsen Gesrligs. Twee abnormaliteiten tijdene de fabrikatie. 345 Het smeltpunt der vetzuren lag bij 48° dus op de hoogte van dat der vetzuren uit palmolie. liet neerslag was dus gevormd door met den stoom meegevoerde vetzuren uit 't smeervet, waarbij wat menie en potlood is meege gaan. De vetzuren hebben 't koperen 't ijzer uit het lichaam aan getasten daarmee harde zeepen gevormd, die aan alle oplossingsmid delen weerstand boden en eerst nadat de pijpen waren weggenomen met beitels en krabbers waren te verwijderen. K.usok, Februari 1894 lETS OVEIt „SEREH" EN OVER DE „GELE STREPENZIEKTE ' door J. P. MOQUETTE. In Augustus 1891 weid door mij in de «Circulaires der Soera baijasche Vereeniging van suikerfabrikanten" een opstel geplaatst, onder den titel «Eenige gegevens omtrent het variëerën van liet riet, beschouwd in verband met de »Sereh". Als slotsom van dat opstel, zeide ik over te hellen tot bet gevoelen: le. Dat het typische zwarte Cheribon-riet, misschien met uitzon deringen voor zooverre het groeiplaatsen betreft, die analoog zijn aan de plaats van herkomst, uitstervende is. 2e. Dat evenwel het riet, in 't algemeen, toont een zeer groot aanpassings-vermogen te bezitten, en onder zeer verschillende om standigheden kan végeteeren. 15e. Dat dit aanpassingsvermogen zich uit in variëeringen, welke evenwel afhankelijk zijn van de omstandigheden, zoodat in sommige gevallen de variëering zoo gering is, dat men die bijna niet kan waarnemen; dat echter in andere gevallen die variëering zoo sterk is, dat men geneigd zoude zijn de varieatie een aparte soort te noemen. 4e. Dat men dus eerst dan het Cheribon-riet geacclimatiseerd kan noemen, wanneer de variëteit vast is. se. Dat de variëering, dus de acclimatisatie, door de gevolgde teeltkeus werd tegengewerkt. • ie. Dat tengevolge daarvan het Cheribon-riet zijn weerstands vermogen verloor, en dien ten gevolge een prooi moest worden van plantaardige en dierlijke parasieten. H. C. Prinsen Geerliga. Twee abnormaliteiten tijdens de fabrikatie. 346 7e. Dat door importatie op groote schaal en door het opgeven van den oorspronkelijker] aanplant, de »Sereh" in de hand is gewerkt. Be. Dat dus die fabrieken, die tot heden niet ot' weinig impor teerden, in mijn oog in de beste omstandigheden zijn, voor zooverre betreft bestrijding der ziekte; en ten slotte: 9e. Dat ieder planter voor zi -h, die varieatie in de hand moet uciken, welke zich sporadisch het meest in zijn aanplant vertoont, nok al kan uien niet dadelijk aantoonen, dat die variëering tevens voordeel oplevert qua fabrikatie van suiker. Van deze stellingen heb ik weinig genoegen beleefd, dewijl ze blijk baar 6f niet in den smaak vielen, of wel verkeerd werden uitgelegd. Een (dankbaar erken ik zulks) ernstige bespreking van mijn stuk werd gepubliceerd in het Tijdschrift van Nijverheid en Landbouw in N. 1. onder de initialen v. D. Het is mijne bedoeling niet den Heer v. D. te weerspreken, zulks zoude mij te ver voeren. Ik erken echter gaarne, dat het beter geweest was. wanneer ik mijne stellingen wat broeder had opgezet en wat verder had uitgewerkt. Wat niet gebeurd is, kan echter nog geschieden en wit ik dus in het volgende pogen mijn toenmaligen gedachtengang in wat ruimer kleed te steken, zonder evenwel destellingen voet voor voet te volgen. Daarbij heb ik nu, door verdere ondervinding gedurende 3 jaren opgedaan in den aanplant van Toelangan en elders, gelegenheid die ondervinding te toetsen aan mijne vroegere waarnemingen, waarop mijne stellingen in hoofdzaak gebaseerd waren. De stellingen, die wel het meest van allen zijn afgekeurd, waren die sub 7 en 8. Ik noem die twee tegelijk, om reden ze feitelijk onafscheidelijk zijn: om reden de eene stelling zonder de andere onbestaanbaar is; om reden een afkeuren van het importeeren op groote schaal, tevens de voorkeur insluit voor het aanhouden van een groot deel van het oorspronkelijk op de fabriek aanwezige riet. Om nu geleidelijk tot eene verdere uitwerking dier twee stellingen te komen, wil ik beginnen met de vraag: »Wat is het doel van het importeeren van stekken, het zij men die neemt van maalriet uit andere streken, hetzij van bergtuinen?" Ik kan niet gelooven dat het van wie dan ook, ooit de bedoeling geweest is, om steeds te blijven importeeren Liever neem ik aan, dat het ons aller bedoeling was, en nog is, om de zoogenaamde »Sereh" te bestrijden. J. P. Moquette. lets over „sereli" en over de „gele Btrepenziektc." 347 Ik had het woord «bestrijding" in de 8 9te stelling moeten on derstreepen, dan was de zin mogelijk duidelijker geworden. Wanneer ik nu de vraag stel: wordt door importeeren (ik spreek hier slechts van het zoogenaamd Cheribonriet) de serehziekte be streden? dan moet ik van mijn standpunt beschouwd die vraag met »ncen" beantwoorden. Bestrijden zoude het zijn, wanneer men zich mocht voorstellen om door importeeren een serehvrijen aanplant te krijgen, niet voor één jaar, doch voor een lange reeks van jaren. Zooals het evenwel tot heden gegaan is met de importatie, heeft het er meer van alsof we de sereh alleen willen ontloopen, voor één, hoogstens twee jaren, want (geen regel zonder een enkele uitzondering) overal blijkt, dat al kreeg men van import prachtige tuinen, toch de eerste of tweede generatie een treurig gewas geeft. Dan maar weer importeeren!? Juist! En daarmede doorgaan totdat blijkt, dat ook importbibit reeds dadelijk zooveel »Sereh" vertoont, dat ook import hopeloos wordt! Ik durf me in zulk een toekomst niet te verplaatsen, en ik hoop dat ik de zaak te donker inzie. Afgaande op 't geen ik hier evenwel van den import zie en op 't geen ik van elders hoor, geloof ik echter dat het er op begint te gelijkenen alsof de import ons niet lang meer helpen zal. Was verleden jaar de »sereh" in importtuinen sporadisch, dit jaar is het méér dan sporadisch. Hoewel ik nog steeds het gevoelen ben toegedaan, dat het Cheribonriet in een stadium van degeneratie verkeert, zoo neemt zulks toch niet weg, dat ik een directe oorzaak, voor de verschijn selen die »Sereh" genoemd worden,'evenzeer aanneem. Wat nu die oorzaak is doet voor 't volgende niets ter zake. aannemende slechts, dat ze is van parasitairen aard. Wanneer we nu dien parasiet »de sereh veroorzaker" willen bestrijden (en ik versta onder bestrijden niet anders dan pogingen aanwenden om voor goed van de »sereh" bevrijd te worden), dan moeten volgens mijn idee slechts twee wegen openstaan. We moeten dan of trachten een middel te vinden om den pa rasiet te dooden, of we moeten zoo mogelijk het riet immun ma ken tegen dien parasiet. Dit laatste nu komt mij voor de meest rationeele en meest natuurlijke weg te zijn. J. P. Moquette. lets over „sereh" en over de strepenziekte." 348 O.n nu dat 'loei te bereiken moet, dunkt mij, aan het riet de gelegenheid gegeven worden om zich de veranderde levensvoor waarden aantepassen. Het riet moet innerlijk of uiterlijk zoodanig variëeren, dat de parasiet er geen of weinig vat meer op heeft, of krijgen kan. Men kan moeilijk het riet stuk voor stuk inenten tegen de se reh, evenals zulks bij ons geschiedt tegen de pokken; doch men kan gemakkelijk uit een' serehzieken aanplant steeds van de beste stokken bibit nemen en daardoor langzamerhand tot liet voorgestelde doel geraken. *) Dit doel zal men echter niet, of slechts langs een zeer grooton omweg bereiken, wanneer men het oorspronkelijk riet uitroeit en daarvoor riet van elders importeert. Reeds vroeger zeide ik, en ik geloof niet dat men zulks in ernst zal tegenspreken, dat vóór dat men met importatie op groote schaal begon, het Cheribonriet van verschillende streken op Java, onderling vergeleken, tal van afwijkingen qua blad, qua vorm, qua kleur, etc, vei toonde. Dit verschijnsel was zeer natuurlijk, aangezien de eene onder neming plant op lage, zware gronden en de andere op hooge, droge gronden, etc. Verschillen in de samenstelling van den bodem, klimaat-ver schillen, enz. moeten eene variëering, 't zij. groot, 't zij gering, ten gevolge hebben. Zulk eene variatie is echter niet het werk van één jaar.'t Tegen deel is waar, aangezien sprongen in de natuur onbekend zijn. Langzamerhand, gedurende herhaalde generaties, schrijdt die variëering voort, tot eindelijk het doel bereikt is en de variatie zoogenaamd vast is geworden. Wat doen we evenwel wanneer we riet, bijv. uit de bergen, naar de vlakte brengen? Riet, gegroeid onder een geheel ander klimaat, op andere gronden etc. komt nu plotseling inde vlakte, in eene geheel vreemde conditie. Dat riet moet weder gewennen aan de nieuwe streek, aan de gronden, enz., in één woord moet weder acclimatiseeren. Het moet zich evenwel tevens verdedigen tegen een vijand, zóó sterk, dat reeds geacclimatiseerd riet met moeite zich daartegen kan staande houden. *) Zie hierover ook Dr. F. A. F. C. WENT. De serehziekte. bladz. 40. [Archief 18H3, bladz. 4(55.J J. I'. Moquette. let» over „gereh" en over de slrepenziektc." 349 Is hierin niet misschien de oplossing gelegen van hel vraagstuk, waarom in importtuinen, wanneer die dooi' sereh zijn aangetast, reeds dadelijk de hevigste vorm der sereh, n. 1. de zoogenaamde bouquetvorm, zoo duidelijk op den voorgrond treedt? Al de jaren, dat ik hier sereh heb waargenomen in het oor spronkelijke riet der onderneming, heb ik nimmer daarin zoodanig de bouquet-sereh zien optreden als dit jaar in de meeste tuinen, die met import geplant zijn, liet geval is. Dat men, qua sereb, van importeeren dikwijls de meest tegen strijdige berichten hoort en do resultaten vaak lijnrecht tegenover elkander staan, is, naai' mij voorkomt, met het vorenstaande niet in strijd. Ik geloof dat liet riet, nog' meer dan voor klimaat-verschil, allergevoeligst is voor verschillen in de grondgesteldheid. Eenefabriek dus met lichte gronden zal van bergriet een prach tig, daarentegen eene fabriek met zware gronden van dat zelfde riel een slecht gewas kunnen krijgen, De eerste fabriek maakt, mei eerste generatie daarvan, mogelijk nog een goed product, de tweede fabriek misschien een mis oogst. Alle mogelijke nuances kunnen zich qua resultaten voordoen. Vandaar waarschijnlijk het verschijnsel, dat tegenwoordig op fa brieken, vlak naast elkaar gelegen, dikwijls de oogsten per bouw be rekend zoo uiteenloopen, wat vroeger jaren lang niet in die mate het geval was. Nou een verschijnsel, waarop ik hier wijzen wil. alhoewel liet met acclimatisatie wel niets te maken heeft misschien, is 't volgende: Nagenoeg algemeen is het voorgekomen, zoowel in West-Java als hier, dat in het jaar vóór dat de sereh optrad, een buitengewo nen oogst gemaakt werd. Ik zelf heb die periode ook doorgemaakt en ik moet eerlijk bekennen, dat ik aan den voor Toelangan groeten oogst van 185K3 geheel onschuldig ben. De oorzaak van bedoeld verschijnsel is mij geheel duister; 't feit bestaat evenwel. Nu is het bijv. mogelijk dat een fabriek, die bibit importeerl van eene andere onderneming, ol' van een aanplant waarvan bet riet in den toestand verkeert, waarin bet riet van Toelangan in 1889 (het jaar vóór den grooten oogst) moet verkeerd hebben, van dien import een buitengewoon product maakt. J. P. Woijnetle. lets ovit „sereh" on over de »gele strepenziekle." 350 Afgaande op dat resultaat zoude men allicht geneigd zijn tot het vermoeden, dat er op die fabriek hetzij anders gewerkt, hetzij anders gemest is dan op eene naburige onderneming, die niet zulk een gunstig resultaat had aan te wijzen, edoch op den keper be schouwd, is het eerste geval in menig opzicht een bloot toeval. Sedert het neerschrijven mijner stellingen zijn twee oogsten voorbij gegaan en staat de aanplant voor een derden oogst te velde. Ik heb dus de gelegenheid gehad om in drie opvolgende aan plantingen de theorie aan de praktijk te toetsen. Tot heden kan ik niet anders zeggen dan dat ik, in't algemeen gesproken, mijne stellingen alsnog handhaaf. De aanplant van 1891 —92 heeft onder de ongunstige weers gesteldheid zeer moeten lijden. Van 9 Mei tot 20 November 1891 viel te Toclangan slechts 3 '/, m / m . regen en pas op 30 November d. a. v. viel de eerste bui van beteekenis. In de maanden December en Januari d. a. v. waren er weder langdurige droogte-periodes, waardoor telkens stagnatie kwam in den groei van bet riet. In begin Mei 1892 hielden de regens geheel op. i)e abnormaal lage waterstand van 1891, waardoor het onmo gelijk was voldoende bevloeiingswater te verkrijgen, gevolgd door zulk een ongunstigen westmoesson, deze twee factoren tezamen, konden niet. anders dan ongunstig inwerken op den aanplant. Dat tevens de sereh in hooge mate was toegenomen, was wel niet te verwonderen en bevreemdde bet mij dan ook niet van de meest verschillende zijden de voorspelling te krijgen, dat indien ik doorging met bet aanplanten van bet oude riet, ik het volgende jaar voor bet feit zoude slaan van veevoeder in stede van riet te oogsten. Is die voorspelling uitgekomen? Wegens gebrek aan bibit en om nog andere redenen, die niets ter zake doen plantte ik ± 150 bouw met C/iert&onriet import van Malang en Loemadjang (jong plantriet); ± 80 bouws werden beplant met bet gele Cheribonriet (ToekuKjan variatie) en ruim 50 bouw met bet oorspronkelijke zwarte Cheribonriet van Toelangan. Als stekken werden gebruikt de toppen van het maalriet,doch met verwijdeiing van het witte onrijpe gedeelte. De resultaten waren als volgt. De import bracht op gemiddeld per bouw 1071 picol. ITet gele Cften'èonriet leverde op 1084 picol en het oude zwarte Cheribon riet bracht op 10ii picol. Het gemiddelde per bouw van de twee J. P. Moquette. lets over „soreh" en over de „gele atrepenziekte.* 351 soorten oud Toelangan riet, n.l. 1068 picol, bleef dus 3 picols beneden de opbrengst van het importriet. Ik wil me hier niet verdiepen in eene berekening hoeveel die drie picols riet meer per bouw gekost hebben, dewijl zulks te veel in de breuken zoude loopen. Voor den ditjarigen oogst (1894) plantte ik van beide soorten oud Toelangan riet ruim 175 bouws aan, gedeeltelijk met stekken van maalriet, gedeeltelijk met jong riet ( + G maanden oud) uit een vlakte-bibittuin. De stekken van het maalriet .werden weder, evenals altijd, gesneden van den top der stokken met verwijdering van het witte onrijpe gedeelte. Over het riet van den vlaktebibittuin moet ik, om in het ver volg van dit opstel duidelijk te zijn, het volgende mededeelen. In 1891 verzocht Dr. Benecke, Directeur van het toenmalig Proefstation ~Midden Java" mij, om onder meer ook een proef te nemen met jong plantriet uit vlakte-bibittuinen. Die proef zoude genomen worden met het oude Toelangan riet (zwart Cheribon.) [Vide Brochure Proefstation Midden Java, Proef nemingen, enz. Hoofdstuk lII.] Ten einde reeds dadelijk een generatie verder te zijn, werden voor het begin der proef, in begin Juli 1891, stekken gesneden van zoogenaamde waterloten (late spruiten). Feitelijk toch zijn die wa terloten vrij wel gelijk te stellen met jong i iet, gegroeid gedurende het eind van den oostmoesson. Voor stekken werden slechts zulke spruiten gekozen, waaraan reeds eenige voeten riet gevormd was. Op het oog zagen die stekken er gezond uit. Het liet hiervan gegroeid, werd einde December 1891 weder tot stekken verkapt. Van de sporadisch aanwezige sereh-planten werd geen bibit genomen. In den hiervan verkregen aanplant vertoonde zich vrij veel sereh, evenwel grootendeels hoogst waarschijnlijk een gevolg van stige weersgesteldheid. In Juli 1892 werden toch de beste stokken uitgezocht en werden daarmede ± 4 bouws beplant. In deze aanplanting vertoonde zich later pleksgewijze nog al sereh, doch een groot deel werd prachtig riet. De opbrengst was per bouw ruim 900 picol, niettegenstaande een gedeelte in begin Januari 1893 weder tot stekken versneden werd. J. P. Moquette. lets over „aereh" en over de „gele atrepenziekte." 352 In der. vlakte-bibittuin, met ilie stokken geplant, kwam spora disch sereh, doch grootendeels groeide liet riet prachtig op. In dezen zelfden tuin plantte ik, ook begin Januari 1893, een gedeelte met het gele Cheribonriet. De stekken hiervoor werden gesne den van liet jonge riet, bestemd voor maalriet van dat jaar. Dat riet was evenwel te voren steeds van rijpe toppen van rijp riet voort geplant. Ook het riet hiervan was zeer mooi en vertoonde slechts zeer sporadisch sereh. Gedurende den maaltijd van 1893 werden uit dezen vlakte-bi bittuin stekken gesneden voor den aanplant van oogst 1894 en wel van het zwarte riet voor ruim 40, en van het gele riet voor ruim 48 bouws. De aanplant biervan. die nu te velde staat, is grootendeels zeer mooi en alhoewel ik ongaarne zoude beweren, dat de tuinen screh-vrij zijn, zoo mag ik tocti verklaren, dat ze op 't oogenblik niet onder doen voor de meeste importtuinen. Opmerkelijk is het dat de hevige serehvorm sereh) zoo weinig voorkomt, liet komt mij ech ter voor, dat de tuinen geplant met topbibit van maalriet, vooral voor zooverre betreft het zwarte riet, beter staan, dan de tuinen geplant met jong riet. In 1891 zeide ik: »Ik geloof' dan ook te mogen overhellen tot »het gevoelen, dat, indien niet menigeen zich door de paniek had »laten mede sleepen en indertijd niet dadelijk bij 't optreden van »eenige abnormale >erschijnselen tot importatie van andere bibit »had besloten, het riet van vele ondernemingen blijken zoude ge »geven hebben, veel weerstandsvermogen te bezitten. »De pogingen van het riet, om zich door aanpassing aan de omstandigheden, tegen schadelijke invloeden te wapenen, werden, »uaar dikwijls in eens de oorspronkelijke aanplant werd uitgeroeid, «geheel den bodem ingeslagen. »In de plaats daarvan kwam riet, dat dikwijls onder andere »omstandigheden gegroeid, nu gebracht werd in een voor zijne ont »wikkeling ongunstige omgevingen soms reeds het eerste jaar blij »ken gaf' nog slechter resultaten te geven dan het oorspronkelijke, »op de fabriek geteelde riet. «Hieraan is het ook wel toe te schrijven, dat men zoo dikwijls »t.it zijn leedwezen waarnam in import zwaar sereh te krijgen. »Ik wil niet beweren dat dit steeds het geval was, doch ik geloof «zeker, dat vele gevallen van dien aard dn rop te baseeren zijn." J. P. Moqnette. lets over „aereh" en over Je „gele strepenziekte." 353 In 1894 onderschrijf ik hot vorenstaande nog. Afgaande op den titel van dit stukje zoude men misschien ver moeden, dat ik verband zoek tusschen de serehziekte en de gele strepenziekte en wil ik daarom dadelijk op den voorgrond stellen dat zulks niet mijne bedoeling is. Aangezien echter volgens mijn gevoelen de gele strepenziekte het gevolg is van liet planten van jong, onrijp riet en men inder tijd jong riet hegon te planten om daardoor de sereh te ontloopen, zoo kunnen dunkt mij beide ziekten wel samengevat worden in één opstel. Zoodra er begonnen werd met het planten van jong riet, heb ik het vermoeden geuit, dat daardoor het riet op den duur verzwakken zoude. Bewijzen er voor had ik niet en heb ik nog niet. Ln den laatsten tijd blijkt evenwel nagenoeg overal, dat in aanplantingen, bewerkstelligd met jong riet, de gele strepenziekte te voorschijn komt. Door deze ziekte nu wordt, volgens mijn gevoe len, dat vermoeden bevestigd en twijfel ik er niet meer aan dat niet bij voortdurend planten van jong riet de gele strepenziekte zoodanig zal toenemen, dat de planten niet meer tot wasdom te brengen zullen zijn. Ik vermeen dan ook, dat wij bij de gele strepenziekte te doen hebben met bleekzucht en wel hetzelfde verschijnsel onder dien naam bij bloemisten bekend en dat optreedt wanneer zij, om van eene of andere nieuwigheid in kovten tijd een grool aantal planten aan de markt te kunnen brengen, voortdurend jong materiaal voor stekken gebruiken. De bloemist weet zeer goed, dat hij daardoor op het laatst zwakkere planten krijgt, die slechts, door uiterste zorg, door zware bemesting, in korte woorden zoogenaamd met kunst- en vliegwerk in het leven te houden zijn, edoch zulks komt er bij hem minder op aan, waai' bij slechts te doen heeft met een nieuwtje en zijn eenig doel dikwijls niet anders is dan een eventueelen concurrent voor te zijn. Ik zeide zooeven, dat ik voor mijn gevoelen nog geen bewij zen had. Uit eenige bevindingen evenwel met jong riet opgedaan, in tegenstelling van zulke opgedaan mot stekken van maalriet, wil ik trachten eenige gegevens voor een eventueel bewijs te verkrijgen. Zooals reeds boven gezegd is. werd door mij in 1891 begonnen met den aanleg van een vlakte-bibittuin en wel met stekken van J. P. Moquette. lets over „sereh" en over de „gele strepenziekte." 354 het oude Toelangan-riet, welke stekken voor den eersten aanleg bestonden uit zoogenaamde late spruiten (waterloten, soggollans). In den aanplant daarvan afkomstig, vertoonde zich in den tuin van + 4 bouw, in Juli 1892 geplant, sporadisch de gele strepenziekte. De aanplant van Januari 1893, bewerkstelligd met stekken gesneden uit bovenbedoelden tuin, vertoonde de gele strepenziekte in toenemende mate, doch verdween hel verschijnsel later schijnbaar door bemesting met zwavelzure ammonia. In liet gele Cheribon-riet, vuur 't eerst van jong riet in dezen zelfden tuin geplant, vertoonde de ziekte zich niet. In den aanplant, die nu te velde staal en waarvan de stekken afkomstig zijn van bovengeiinemden aanplant van Januari vertoont de gele strepenziekte zich zeer hevig in de tuinen beplant mei het zwarte riet, terwijl de ziekte in het gele riet zeer sporadisch voorkomt. Het hevigst trad de ziekte op in de tuinen, die geplant zijn met stekken, afkomstig van vakken uit den vlaktetuin, die beplant waren met de eerste bibit van het plantriet. De generatie van het jongste gedeelte van het plantriet Januari 1 Si>3 vertoont de ziekte dus heviger dan de generatie van oudere benedenstekken. De recapitulatie van het vorenstaande is dus als volgt. Juli ISOI. Begonnen met late spruiten. Deo: 1891. Van dien aanplant stekken gekapt voor den vlakte bibittuin. Juli 1892. Uil dien bibittuin stekken gesneden en daarmede ± 4 bouw geplant. Sporadisch gele strepenziekte Jan: 1893. Weder stekken gesneden van den aanplant van Juli 1892 en geplant in den vlakte-bibittuin. Gele stre penziekte sterk toegenomen. In dezen tuin een gedeelte geplant met geei Che ribon riet, zijnde jong riet uit den aanplant be stemd voor maalriet. Geen gele strepenziekte. Juli/Aug: 1893. Met stekken uit bovenstaanden bibittuin ±40 bouw met zwart en ± 48bouw met het gele riet geplant. In hel zwarte viel de gele strepenziekte zeer zwaar. In het gele riet trad de ziekte ook op, doch sporadisch. Als tegenhanger van het vorenstaande is het nu zeer opmerke lijk, dat in alle tuinen, geplant niet oud Toelangan riet, doch welk riet nimmer van jong riet, maar steeds met rijpe stekken van het maal riet vermenigvuldigd is geworden, de gele strepenziekte niet voorkomt. J. I*. Moquette. lets over „sereli" en over tle „gele strepenziekte. tt 355 Overigi ns vertoont de ziekte zich in alle importtuinen, in som mige zeer hevig, in andere minder en al die tuinen zijn, op eene zeer kleine uitzondering na, geplant met jong riet . Ik wil nu niet beweren, dat in een aanplant van rijpe stekken afkomstig, nimmer de gele strepenziekte bij een of meer planten voorkomen kan, zulks zoude gelijk staan met te beweren, dat blcek zucht bij planten steeds een en dezelfde oorzaak hebben moet. Zekerlijk zal ook de grond, op het vroeger of later, op het he vig of minder hevig optreden van het verschijnsel van invloed zijn, want waar die invloed zich reeds zoo sterk doet gelden bij gezond riet, moet ze bij ziek of verzwakt riet nog meer op den voor grond treden. Hieraan is het zeker ook wel toe te schrijven dat bibit, waarvan de herkomst dezelfde is, op de eene fabriek meer en op de ,'andere fabriek minder gele strepenziekte vertoont. Ten overvloede blijkt uit de ondervinding, opgedaan met het oude Toelangan riet, dat ook in de vlakte de ziekte te voorschijn kan geroepen worden, zoodat liet niet noodig is daarvoor het riet eerst op berggronden te planten. Kremüoong, Februari 1894, DE BEPALING VAN HET SOORTELIJK GEWICHT VAN MET SAP MET BEHULP VAN BEN' AREOMEI EB VAN BRIX. MKDEDERLING UIT HKT LABORATORIUM DER FIRMA FRASER EATO\ &Co door Dr. H. WINTER De schaal van den areometer van Hrix, is zooals bekend, zoo danig verdeeld, dat 1 graad beteekent 1 gewichtsprocent suiker. Het oorsponkelijke met het instrument beoogde doel is dus de bepaling van suiker in zuivere oplossingen van deze stof. De praktijk der suikerfabrikatie echter, welke nooit met absoluut zuivere suiker oplossingen te doen heeft, heeft willekeurig cone andere beteekenis aan de schaalverdeeling van Brix gegeven on neemt aan, dat 1 graad beteekent 1 gewichtsprocent vaste stof in de .looistof opgelost. Hoe groot de fout is, welke hierdoor kan ontsta ..n, blijkt uit talrijke mededeelingen van het Proefstation »Oost-Java". *) *) Zie ook dit tijdschrift, jaargang 1894, bldz. 44 J. P, Moquette. lets over „Bereh" on over de strepenziekte." 356 Een tweede gebruik, dat desuiker-chemicus van den Brix-weger maakt, is de bepaling van het specifiek gewicht van eene vloeistof. Hij leest de graden Brix af en vertaalt ze als het ware met behulp van de bekende tabellen van Sciieirler (*) in het correspondeerende getal voor het specifiek gewicht. Het verkregen cijfer gebruikt hij voor de noodige berekeningen hij de volumetrische polarisatie-methode voor suikersappen en voor de berekening van het gewicht van een opgemeten volume sap. Besumeerend gebruiken wij dus den Brix-weger als hulpin strument, a) voor de bepaling der schijnbare zuiverheid. b) » » polarisatie van sap. c) » » bepaling van het gewicht van afgemeten hoeveel heden sap. De Europeesche instrumenten zijn in den regel gesteld bij 17.5° ('. en de chemist is hier gewoon, volgens de tabel van Sïammer, of de daarvan atgeleide in het werkje van Dr. Homans [-f-], de afgele zen cijfers met eene correctie voor de temperatuur te voorzien. Door verhoogde temperatuur zet eene vloeistof zich uit, wordt dunner of specifiek lichter, de areometer zakt dus dieper in dan hij zou doen, indien de vloeistof op de normale temperatuur van 17,5* was afgekoeld. Het direct afgelezen cijfer is dus te laag; de correc tie wordt er bij geteld en men verkrijgt nu bet zeifde cijfer, dat men zou gekregen hebben indien de vloeistof op 17,5" was afge koeld geworden. Ingeval men eene chemisch zuivere suikeroplossing onderzoekt, zoude men dus alleen door de correctie aantebrengen met behulp van een bij 17,5° C gestelden, maar b. v. bij 30° gebruikten Brix weger, de feitelijke gevvichts-procenten suiker te weten komen. Aangezien bij onzuivere vloeistoffen conventioneel de onzuiverheden worden aangenomen dezelfde densiteiten te bezitten als suiker, moet dus ook in het hiervoren onder a) genoemde geval de temperatuur correctie aangebracht worden. Moet dit nu ook in de gevallen b) en c) geschieden? Negen en negentig percent van alle chemici op Java zullen daarop onmidde lijk antwoorden: «Natuurlijk". Laten wij echter deze gevallen eens nauwkeurig onderzoeken. <*) Fbüiilino und Schclz. Anleitnng etc. pag. 57. [t] Dr. J. J. Homans. Beknopt» Handleiding ete. pag. 5 Dr. H. Winter. De bepaling van het soortelijk gewicht van rietsap met behulp van den areometer van Brix. 357 In het geval b) leest de chemist de graden Brix af en vindt na de polarisatie in de tabellen van Schmitz de gewichtsproceiiten saccharose van het sap. De Brix-weger is echter feitelijk ter bepaling van het specifiek gewicht gebruikt, dus evenals voor geval c); de vraag moet daarom aldus geformuleerd worden : moet men, wanneer een Brix-weger, die bij 17.5" C. gesteld is, bij de temperatuur op Java ter bepaling van het soortelijk gewicht gebruikt wordt, eerst de tem peratuur-correctie aanbrengen en alsdan het met de gecorrigeerde Brix overeenkomende cijfer uit de tabellen in Frühling und Sflhulz (Anleitung etc. pag. 57 etc.) aannemen? Deze tabellen zijn naar berekeningen van Scheibler *) samen gesteld en hebben bij het opschrift het toevoegsel «Temperatuur 17.5° C." De tweede kolom geeft dus aan het specifiek gewicht van eene suikeroplossing van 17.5° C; het daarmee overeenkomende ge wichtsprocent aan suiker (volgens Brix) en aan vaste stoffen (vol gens de suiker-industrie) wordt in de eerste kolom gevonden. Het is echter de vraag of met specifiek gewicht is bedoeld, den siteit bij 17,5° C betrokken op water van 17.5° C, wat in het ver volg met d JJ'j aangeduid zal worden, of densiteit bij 17,5° maar betrokken op water van 4" C= d 'J' 5 - De laatste schrijfwijze duidt het »ware" specifiek gewicht aan, dus datgene, wat zooals bekend, alleen gebruikt mag worden bij omrekening van het volume van een vloeistof op haar gewicht. De tabel begint met 0,0 Brix gelijk te stellen aan 1,0000 spec. gew. Hieruit moet men aannemen dat de cijfers dei' tweede kolom aangeven d \]'l . Het kwam mij echter wenschelijk voor dit nog door nauwkeurige proeven experimenteel te staven. Hiervoor werden 4 oplossingen van bekend gehalte van chemisch zuivere saccharose gemaakt en het ware specifiek gewicht dezer oplossingen bij 17,5° C(d 17 J 5 ) door middel van een picnometer met capilaire hals met inachtneming van alle cantelen, die bij zuivere physikalische onderzoekingen gebruikelijk zijn, nauwkeurig bepaald. De resultaten zijn in onderstaande tabel vervat. *) Ziu ST4MMM. Jahresberiuht 1877. pup. 11)7. Dr. 11. Winter. De bepaling van be' soortelijk gewicht Tan rietsap met behulp van den areometer van Brix. 358 Hij de onderstelling, dat de tabellen van Scheiblep d "* aange ven, vertoont zich dus (zie kolom 5) reeds in de derde decimaal een verschil, terwijl de uitkomsten, indien d ";!j bedoeld is, eerst in de vierde decimaal verschillen (zie kolom 6). Wij zien dus bevestigd dat de tabel in Frühling & Schulz de densiteit d \]'l aangeeft. Dat ook bij de Laatste onderstelling een verschil tusschen het resultaat van onze proeven en de cijfers der tabel blijft bestaan, ligt waarschijnlijk in kleine waarnemingsfouten, echter niet volstrekt aan onzen kant behoeven te liggen, aangezien wij over betere methoden en instrumenten beschikken dan vroegere onder zoekers. Met een zuiveren Brixweger, bij 17,5° C. gesteld, vinden wij dus met gebruik der ScriEißLKß'sche tabel het specifiek gewicht betrokken op water van 17,5° C. in plaats van op water van 4 C. Hoe groot is de fout, die hierdoor kan ontstaan? Om de densiteit, betrokken op water van 17,5°, op die, betrokken op water van 4° te herleiden, moet het gevonden cijfer met 0,99872 *) vermenigvuldigd worden Met 17° Brix b v. correspondeert volgens de tabel van Schf.ibler het specifiek gewicht 1,07002; op water van 4° betrokken verkrijgt men het cijfer 1,06865. Bij eene dagelijksche verwerking van 200,000 liters molensap van 17° Brix 4-ordt dus 274 kilo of 4,43 picol sap per etmaal te veel geboekt. Dit geeft bij eene campagne van 100 dagen eene fout van 443 picols of ongeveer 0,1%. die men dus niet noodzakelijk in aanmer king behoeft te nemen. ) Zie Landolt- Börnatein. Phyaikalisch-Ohemische Tabellen, pag. 37 Dr. H. Winter. De bepaling van het soortelijk gewicht van rietsap met behulp van den areometer van Brix. 359 Wij komen nu terug op bet oorspronkelijke vraagstuk: Moet men voor bet geval c) eene temperatuur-correctie aanbrengen of niet? Wij kunnen ons voorstellen, dat de schaalverdeeling van het instrument in plaats van alléén graden IJrix aan te wij zen, tegelijk de cijfers van de eerste twee kolommen der besproken tabel aangeeft, zoodat telkens naast de graden Brix het bijbehoorende cijfer voor spec. gew. vermeld staat. Is nu de schaal verdeeling goed, dan wordt ook het spec. gew. goed opgegeven, want het is binnen zekere grenzen onverschillig of de vloeistof door waterbijvoeging, of door warmte, of door welke oor zaak ook eene geringere densiteit heeft verkregen. De Brixweger zakt in dezelfde vloeistof bij 300 dieper in dan bij 17.5°, maar de aanwij zingen zijn, zoodra ze met de genoemde tabel vertaald zijn, toch juist. De kleine fout, die door uitzetting van het glas van den areo meter ontstaat, kan bij een temperatuur van omstreeks 30° C bui ten beschouwing worden gelaten; de fout, die de tabel (doordat ze d \ 7 7 'l aangeeft) in zich sluit, kan na het bovenstaande buiten rekening blijven of door vermenigvuldiging met 0.99872 geëlimi neerd worden. Er wordt dus voor geval c) geene temperatuurcor rectie aangebracht. Hoe groot is nu de fout, die gemaakt wordt, indien men zooals gewoonlijk eerst de temperatuur-correctie volgens Stammer aanbrengt, daarna bet correspondeerende soortelijk gewicht uit de tabel van Scheibler afleest en dit laatste cijfer in bet geval c) gebruikt? Onderstel dat een Brix-weger, die bij 17,5° gesteld is, in eene vloeistof bij 30° aanwijst 17' Br. Na de temperatuur-correctie in rekening te hebben gebracht, verkrijgt men het cijfer 17,87* Brix. Dit komt in de tabel overeen met 1,07397 densiteit in plaats van 1,00865, zooals de ware densiteit bij 30" betrokken op water van 4° zoude zijn. Bij eene verwerking van 200,000 liters sap per etmaal wordt dus 1064 kilo = 17,23 picols dagelijks te veel geboekt. Dit geeft op een maaltijd van 100 dagen een verschil van 1723 picols, dat wel degelijk in aanmerking mag komen. Het experimenteel bewijs, dat mijne beschouwing juist is, kan ik door de volgende proeven geven. Om een rnij toegezonden Brixweger door vergelijking met onze normaal-areometers, die bij 17,5° C gesteld zijn, te controleeren, werden 4 zoutoplossingen gemaakt, waarvan de densiteiten door middel van een fijnen picnometer nauwkeurig werden opgenomen. Dr. H. Winter. De bepaling van het soortelijk gewicht van rietsap met behulp van den areometer van Brix. 360 De te controleeren areometer heette bij 27 1 /;, 0 C. gesteld te zijn, gaf echter geheel onbruikbare cijfers, waardoor ik op de in deze regelen behandelde fout attent werd gemaakt. Er werd van zout-oplossingen in plaats van suiker-oplossingen, die licht bederven, gebruik gemaakt, om ze nog voor controle van andere instrumenten te kunnen bezigen, overigens maakt dit geen verschil. De resultaten zijn in de volgende tabel vereenigd. Kolom 1 geeft het ware specifiek gewicht der oplossingen aan, gemeten bij 30° C. en betrokken op water van 4° C; kolom 2 het relatieve specifiek gewicht betrokken op water van 17,50. In kolom 3 staan de bij ;5ܰ C met onzen op 17,5° gestelden normaal - areometer gevonden graden Brix, welke overeenkomen met de volgens Scheibi.ek'k- tabel uit kolom 2 afgeleide cijfert. Het ware specifiek gewicht der vloeistoffen van 30° wordt dus met den areometer van 17,5° C zonder correctie voor temperatuur gevonden. Kolom 4 bevat de met de temperatuur-correctie volgens de STAMMER'sche tabel voorziene Brix-graden, kolom 5 de uit kolom 4 in de SciiEiELEß'sehe tabellen gevonden specifieke gewichten, betrok ken op water van 17,5° en kolom 6 deze specifieke gewichten om gerekend op water van 4°. In kolom 7 is het verschil vermeld tus schen het ware specifiek gewicht van de oplossingen (kolom 1) en het specifiek gewicht, dat men na het aanbrengen van de tempera tuur-correctie bij de aflezing van de graden Brix, van een weger bij 17,50 gesteld, verkrijgt (kolom 6). Dr. H. Winter. De bepaling van het soortelijk gewicht van rietsap mot behulp Tan den areometer van Brix. 361 Om dit verschil in cijfers uit de praktijk duidelijk te maken, is in kolom 8 de fout bij verwerking van 200,000 liters gap per etmaal opgegeven en in kolom ü de font over eene redelijk korte campagne. Uit het bovenstaande resulteeren dus de volgende praktische voorschriften voor suiker-scheikundigen: 1. Gebruikt een Brix-weger, die in Europa bij 17,5° gesteld is. 2. Brengt voor de berekening der schijnbare zuiverheid de tem pera tuur-correctie volgens de STAMUKR'sc/te tabel aan. :>. Gebruikt voor de volumetrische suiker bepaling in sappen met behulp van de tabellen van Schmitz (Frühling und Schulz, pag. I:'> 9) de ongecorrigeerde graden Brix. 4. Brengt bij de bepaling van het soortelijk gewicht van sappen met behulp van den Bri.rweger geen temperatuur - correctie aan, maar lees uit de ScHEißLEßscfte tabel (Frühling und Schulz pag. 57) het in de 2 e kolom staande cijfer direct af. Alleen als het o/i bij zon dere nauwkeurigheid aankomt, dient dit cijfer nog met 0.99872 vermenigvuldigd te worden ten ei n/Ir d ®° te vinden. Mij blijft nog over een woord te zeggen omtrent het onder \ genoemde voorschrift. Ik prefereer ten eerste den Brixwoger boven de Moim'sche balans wegens zijne groote handigheid. Hij is ook meestal nauwkeuriger dan laatstgenoemd, voor een suiker-laboratorium veel te omslachtig instrument, omdat de bijgeleverde gewichten der balans dik wij is schrikbarend foutief zijn. De bij 17,5° in Europa gestelde instrumenten zijn, ten minste indien zij van gerenommeerde firma's afkomstig zijn. vrij vertrouwbaar, omdat deze firma's ze zelf met hunne standaard instrumenten controleeren. Voor andere 27,5° en 30" hebben de makers geene controle- instrumenten en aangezien zij dikwijls niet de noodige ontwikkeling in de physica bezitten, om de vereischte correcties aan te brengen, komen bij deze zooge naamd voor de tropen gestelde areometers de zonderlingste schaalverdeelingen voor. Het komt ook op de zelfde moeite neer of men met eenen weger van 17,5" in het geval a) (zie boven) wel, en in de gevallen b) en c) geen correctie aanbrengt, of dat men met een bij 30° gestelden weger in het geval a) geen, maar in de gevallen b) en c) wel de temperatuur-coirectie aanbrengt, die men dan natuurlijk aftrekt alvorens het correspondeerende specifiek ge wicht in de tabel op te zoeken. Eene grootere veiligheid is zeer zeker Di. IF. Winter. De bepaling van het soortelijk gewicht ran rietsap met behulp van den areometer van Brix. 362 aan het gebruik van den bij 17.5° gestelden areometer verbonden Eene andere reden voor mijne voorliefde voor den Brix-weger ligt ook daarin, dat deze door afspoelen gemakkelijk schoon te maken is en de chemist er alleen op behoeft te letten, dat het boven de vloeistof uitstekende gedeelte rein en droog is. De Moiißsche balans echter bederft, vooral bij gebrekkig toe zicht, al heel licht, omdat de meeste laboratoria helaas niet voldoende tegen stof en vuil beschermd zijn, en kan dan treurige resultaten op leveren. Ten slotte nog een woord aan diegenen, die het vermijden van de in dit opstel besproken fout voor overbodig houden, ook na de aangehaalde voorbeelden. Al wordt de grootte der fout niet belangrijk geoordeeld, zoo geldt het hier eene principieele fout, die een wetenschappelijk onderzoeker nimmer mag verwaarloozen. Verder zal het, waar vele fouten gemaakt kunnen worden, verstandig zijn, diegene die gevonden zijn in elk geval te vermijden, al zijn zij nog zoo klein, ten minste wanneer zij, zooals hier, zonder eenige moeite vermeden kunnen worden. Ook bij dezen arbeid heb ik aan den heer M. Zimmerman een trouwen medewerker gehad. Soerabaia, 5 April '94. REFERATEN. Dn. A. öerzfeld. Reisrerichten aus Nord-Amerika. Zeitschrift des Vereins fur die Riïbenzuckerindustrie des Deutschen Reichs. 1894. bi.z. 119. SoRGHUMSUIKERINDUSTRIE IN KANSAS De proeven met de bietcultuur in Kansas hebben geene goede resultaten gegeven, daarentegen heeft men nog al groote verwach tingen van de sorghumsuikerindustrie, verwachtingen die Herzfeld evenwel niet deelt. Het is tot nu toe nog niet gelukt, niettegenstaande de variëteiten veel suikerrijker zijn geworden, om sappen te ver krijgen, die zich tot grein laten koken. De beide bestaande fabrieken ontvangen behalve de premie van 2 et. per pond van de Regeering der V. S., nog */, et per pond van den staat Kansas en toch maken ze slechts een kleine winst, Dr. It. Winter De bepaling van het soortelijk gewicht Tan rietsap met behulp van den areometer van Brix. 363 Een der fabrieken verwerkte ruim 500 bouw sorghum, die met eenige tusschenpoozen in 2 maanden verwerkt werden. Het geheele rietproduct bedroeg 4,360 ton, dus slecbts ruim 140 pikol per bouw, waaruit s'/,% suiker werd gewonnen. Uit de boeken bleek, dat in 1893 ongeveer 7700 dollars winst was gemaakt, de premie, die 13,225 dollars bedroeg, medegerekend. Al is dan ook bet suikergehalte van de sor ghum van 9 — 13' l 'j% gestegen en al heeft men in de proefstations dikwijls meer dan 16% geconstateerd, het blijft een feit, dat door het hooge gehalte aan gomachtige stoffen en glucose, slechts weinig suiker wordt verkregen. De farmers konden er niet toe bewogen worden de gecontracteerde oppervlakte met sorghum te beplanten. Het is dan ook niet te betwijfelen, dat de geheele sorghumsuiker industrie valt, wanneer de premie wordt ingetrokken en zelfs niet bestand zou zijn tegen eene eenigszins belangrijke vermindering. Kobus, Dr. H. Claassen. Ueher die WSrmevebluste in den Zucker fabriken. Zeitschrift des Vereins fiir die Rübenzuckeriiidustrie des Deutschen Reichs. 1893, blz 1060. Onder den zelfden titel publiceerde Claassen eenigen tijd geleden eene verhandeling, waarvan in den vorigen jaargang van het Archief, blz. 321, eene vertaling werd gegeven. Eenige opmer kingen door Cambier hierover gemaakt (Journ. des fabricants de Sucre 1893, No. 43) worden in het genoemde stuk door Claassen besproken. De door hem berekende warmteverliezen van den stoom door afkoeling in de leidingen a 1,64 K. G. per M 2. per uur, wordendoor Cambier iets hooger geschat, nl. op 1,91 K. G.; daar de verliezen door afkoeling zeer variëeren, al naar de kwaliteit der isoleeringsmassa, vindt Claassen deze cijfers, die elk voor een bepaald geval gelden, voldoende overeenstemmend, vooral daar in de praktijk deze ver liezen toch altijd hooger zijn, omdat het bekleeden der leidingen nog veel te wenschcn overlaat. Vervolgens berekent Claassen den door de machines verrich ten arbeid op 280 P. K., Cambier daarentegen op 465 P. K. Claassen geeft toe, dat zijne opgave misschien niet volkomen juist, maar die van Cambier in elk geval te hoog is, daar men daaruit bere kent, dat voor 1 P. K. slechts 18— 22 K. G. stoom worden verbruikt Referaten. 364 en de in zijn voorbeeld genoemde machines minstens 25 —30 K.G. gebruiken. Bovendien doet het cijfer er niet veel toe, daar het Claassen hoofdzakelijk te doen was omeene vergelijking tusschen gewone en expansie-machines te maken en hij aannam, dat door beide de zeilde arbeid verricht werd. Vooral richt Cambier zijne bestrijding legen het warmteverlies in den stoomcilinder, daar volgens hem ook die warmte verloren gaat, wel ke overeenkomt met de hoeveelheid stoom, die gecondenseerd wordt door afkoeling van den wand tengevolge der expansie. Dit is even wel geheel onjuist, daar deze afkoeling veroorzaakt wordt doordat de stoom op de eene of andere wijze arbeid verricht en, daar de totaal verrichte arbeid reeds in rekening gebracht wordt, wordt door C. een zelfde warmteverlies zoo doende twee maal gerekend. Verdere opmerkingen van C, die Claassens verhandeling niet in het oorspronkelijk schijnt gelezen te hebbon, betreffen het ver lies van warmte bij expansie van den stoom, waarover beide hee ren geheel van dezelfde meening zijn en waartoe alleen aanleiding gegeven werd, doordat Cambier niet juist wist, wat Claassen hier omtrent geschreven had. Nog in één punt bestaat er verschil, nl. in zake liet warmtever lies, ten gevolge van den arbeid, die noodig is om bij het ex pandeeren van den stoom de aantrekkingskracht der moleculen te overwinnen. Dit warmteverlies wordt door Claassen verwaarloosd, terwijl het volgens Cambier 2% van de geheele warmte van den stoom bedraagt. Ten slotte wijst Claassen er op, dat de berekende warmtever liezen in elk geval kleiner zijn dan de werkelijk in de fabriek voor komende, daar hij een als het ware ideale toestand heeft beschouwd en geene rekening heelt kunnen houden met onbepaalbare warmte verliezen, die, evenals onbepaalbare suikerverliezen, in elke fabriek voorkomen. Kobus. MEDEDEELINGEN UIT DE PRAKTIJK Van den Heer P. F. Deudt, administrateur van Seragi, ontvingen wij een uitvoerig rapport, waaraan wij het volgende ontleenen : Door de firma Resink & Co. werd in dit jaar (1893) aan de Referaten, 365 suikeronderneming Seragi, residentie Pekalongan, geleverd eene com plete centrifuge-installatie z g. »Patrnt Rddolph." Deze installatie bestaat uit: Drie centrifuges, gemonteerd op een bordes. Een breekwerk voor vulmassa met papmolen. Een vulmassa-elevator (z.g. kettingpomp). Een verdeelingsbak met roertoestel. Een suikerschroef voor liet transport van de gecentrifugeerde suiker naar den elevator. Een suikerelevator. Eene strooppomp. Eene stoommacbine met overbrengende beweging voor bovenge noemde macbineriè'n. 't Geheel beslaat eene oppervlakte van 50 M l . De centrifuges worden geledigd door vier openingen in den bodem, die bij bet vullen der trommels door een schuif gesloten worden. De trommels hebben eene hoogte van 0,45 M. en een diameter van 1 M.; ze zijn overeenkomstig de bepalingen der Duitsche wet van eene sterke constructie uit één stuk gelascht, van binnen en van buiten afgedraaid en van binnen van eene gewone zeef en van koper centrifugegaas [conische gaatjes] voorzien. De machine doet 95 slagen en de centrifuges maken 900 om wentelingen per minuut; 19 riemschij ven en 12 kamradertjes brengen alle deelen in werking, waardoor een groot aantal potjes en gaatjes van olie moet worden voorzien De assen zijn alleen van onderen bevestigd, waardoor zich bij deze centrifuges het onaangename geval voordoet, dat zij dikwijls door moeren en contramoeren „gesteld" moeten worden. Tengevolge dezer constructie moet men zeer voorzichtig zijn met het vullen der centrifuges en met het aanmengen der vulmassa. Is de vulmassa te droog, dan schommelen de trommels en ze doen dit zeer erg wanneer de vulmassa te vloeibaar is. Wanneer nu, tengevolge der schommelingen, de trommel tot stilstaan wordt gebracht, openen zich de bodemschuiven alvorens de centrifuge stilstaat. Als de reden is »te vloeibare vulmassa" krijgt men daardoor een deel dier suikerbrij in den suikerschroefbak, bestemd voor het transport van de gecentrifugeerde suiker naar den elevator Bij de behandeling der centrifuges door bedreven en geoefende personen, hebben deze ongelukken niet plaats. Medcdeelingen nit de jiruktjjk, 366 MeflwWlingen uit de praktijk. 367 De openingen voor het doorlaten der suiker onder in de cen trifuges zijn een weinig te klein, waardnor zij nu en dan verstopt raken, hetgeen vooral het geval is bij het centrifugeeren vanstroop suiker. (Zie Archief 1893, blz. 292.) Al deze bezwaren zijn voor den Heer Bkudt geen reden de in stallatie »niet" aan te bevelen. Integendeel! Hij is overtuigd, dat langzamerhand vele suiker-fabrieken op Java zich eene centrifuge installatie «Patent Rudolph" zullen aanschaffen. Bij éene proefneming onder leiding van den Heer Wknzel wer den in 6 uur tij ds de volgende resultaten verkregen: (Zie pag. 3G7.) De afloopstroop werd door de pomp in den papmolen gebracht en met de vulmassa vermengd. De firma Rksink & Co. garandeert, dat de capaciteit der installatie groot genoeg is om 900 pikol hoofdsuiker uit vulmassa van goede kwaliteit te centrifugeeren. Hoewel dit cijfer hier niet bereikt is, meent de Heer Bkudt, dit hij goede kwaliteit der vulmassa dit zeer zeker het geval zou zijn geweest. In elk geval komt het ons wel de moeite waard voor er op te wijzen, dat hier op Java centrifuges verkrijgbaar zijn, die elk 800 pikol per etmaal kunnen verwerken. DIVERSE MEDEDEELINGEN In Nebraska zal weer eene bietsuikerfabriek worden opgericht, welke door de, eigenaardige omstandigheden waaronder ze tot stand komt, misschien kans van slagen heeft. De „Commercial Club" te Omaha betaalt de fabriek en neemt aan 4000 acres met bieten te beplanten; graaf LüBIENSKI, vertegenwoordiger van een Poolsch syn dicaat, heeft op zich genomen de fabriek te bouwen en zich daar met '200 families Poolsche landverhuizers te vestigen, waarmede hij eene modelboerderij van 300 acres wil beginnen. Op deze manier wordt voorzien in het gebrek aan werkvolk, waarvoor anders vrees bestond. Nog eene tweede kleine fabriek zal in de nabijheid ook door een aantal Poolsche landverhuizers worden opgericht. Deutsche Zuckerindustrie L 2 Mededeelingon uit de praktijk, 368 Reeds eenige jaren geleden kwam Görz met een toestel voor carbonatatie continue voor den dag, dat eenigszios gewijzigd werd door Reboux en waarmede in den laatsten tijd vooral in België nog al veel werd gewerkt. Het apparaat is zeer eenvoudig en uit de bij gevoegde afbeelding, die wij aan de Surrerie indigène 1892, blz. 56'2 ontleenen, gemakkelijk te begrijpen. Het gekalkte en op de goede temperatuur gebrachte sap treedt, evenals het koolzuur, het toe stel van onderen bintien en is hier over de geheele lengte der bui zen mede in aanraking. Deze lengte bedraagt in het geheel 15 M., terwijl volgens genomen proeven reeds na 8 —10 M. alle koolzuur door de kalk is opgenomen. De buizen hebben eene middellijn van -J."> e. M. Het koolzuur komt onder een behoorlijken druk door ge perforeerde buizen, die juist in het midden der wijdere buizen zijn aangebracht over ongeveer 5,4s,4 van de lengte van het apparaat. Daar het sap vlug door de buizen heenstroomt, bestaat er weinig gevaar voor afzetsels tegen den binnenwand der buizen. Eene kraan hoven aan het toestel en eene opening onderaan, maken het gemakkelijk het toestel van tijd tot tijd met water door te spoelen. Voor eerste carbonatatie bleken de buizen niet wijd genoeg; de Diverse Mededeelingen 369 groote hoeveelheden koolzure kalk, die werden geprecipiteerd, be moeilijkten de circulatie; daarentegen hebben ze uitstekend voldaan bij de tweede carbonatatie. Nog eens bestrijding deu veldmuizen, enz liet is niet zonder aarzeling, dat ik er toe besloten ben het vol gende onder de oogen van de lezers van dit tijdschrijft te brengen. He omstandigheid echter, dat tot heden geen enkel middel ter bestrij ding djr veldmuizen afdoende is gebleken, verontschuldigt zeker volkomen dat ik de aandacht vestig op een nieuw middel, ook al kan ik in het minst niet instaan voor de uitwerking daarvan. De firma A. Wasmuth & ('o te Ottensen, Hamburg, dezelfde die alle tijdschriften vult met dikwijls niet onaardige reclames voor andere onfeilbare middelen, brengt namelijk sedert eenigen tijd ~sacchar in-strychnin-Hofer" in den handel als muizenvergif. benevens een toestel om dit goedje in de muizengatcn te brengen. Ik zoude de aandacht hier niet op vestigen, wanneer niet in het Zeitschrift lür Pflanzenkrankheiten, Bd. IV, lift. 1, bl. 58, eene mededeeling voorkwam, overgenomen uit de Mitleiliiugen der Deutschen Land wirtsehalts-Gesellschaft (1893/94 Nu. 9), volgens welke dit middel op verschillende plaatsen in Duitschland geholpen had. Dat het een vergif is zal niemand betwij leien, wanneer de sa menstelling ten minste aan den naam beantwoordt; de vraag voor de praktijk is dan ook alleen maar: zullen de muizen het zóó sma kelijk vinden, dat zij niet afgeschrikt zullen worden door den dood van de eersten, die er van gegeten hebben? De prijs, die ook in het genoemde tijdschrift wordt medegedeeld, is 7,50 Mark = f 4,50 per 5 K.G. of 120 Mark —f 72 per 100 K.G. Het bijbehoorende toestelletje kost f 1,80. In hetzelfde nummer wordt ook mededeeling gedaan van een proef om de engerlingen of meikeverlarven te dooden door de aangetaste gronden onder water te zetten, welke met succes bekroond werd (t. a. p. bl. 60). Wakker, De osuikerkoning" Claus Spreckels te San Francisco heeft een contract gemaakt met eene expediteurs firma, om ruwe suiker van San Francisko om Ka'ip Hoorn naar New- York te vervoeren tegen / 0,23 de ton. Alle schepen der firma zullen geregeld 500-1000 Diverse Mededeelingen. 370 ton meenemen en men berekent op die wijze jaarlijks 50000 ton suiker te New-York te doen raffineeren, een verlies voor San Fran cisko van een mülioen dollars. Tot nu toe werd de geraffineerde suiker van Californië langs de Southern Pacitic R. R. naar steden langs de Missouri gevoerd, maar volgens Spreckkls zoude het goed kooper zijn, de suiker om Kaap Hoorn naar New-\ork te brengen, ze daar te raffineeren en dan per spoor westwaarts naar Missouri te verzenden. Deutsche Zuckerindustrie. In Amerika maakt men zich illusies omtrent de bereiding van suiker uit maisstengels. Door STEWART werd suiker in deze stengels aangetoond en bewezen, dat het suikergehalte voortdurend toenam, totdat het maximum bereikt werd, juist voordat het zaad hard begon te worden en dan zeer snel verminderde. Bij stengels, waar van de kolven verwijderd waren, bleef het suikergehalte nog twee maanden later steeds toenemen en bereikte zelfs een gehalte van 14 %; plukt men de kolven af, als de korrels nog week zijn, dan rijpen deze wel na en nu denkt men door zoo te handelen, een vollen maisoogst te winnen en dan nog suiker uit de stengels te kunnen bereiden. In eene berekening, waarin wordl aangenomen, dat jaarlijks voor 700,000000 dollars aan muis wordt geproduceerd, hoopt men nog voor 300,000000 dollars aan suiker te kunnen maken en stelt zich voor, dan groote hoeveelheden te kunnen exporteeren, in plaats van afhankelijk te zijn van het buitenland. ~De mogelijke gevol gen zijn groot genoeg om den geest aan het wankelen te brengen in zijne pogingen om op eens te begrijpen hoe belangrijk ze zijn en welken invloed ze zullen hebben op de welvaart van ons volk „schrijft the Sugar-bowl van 18 Nov. Als we evenwel bedenken dat de sorghumcultuur waarbij men alleen suiker tracht te winnen bijna gebeel fiasco maakt, dan behoeven we ons nog niet ernstig ongerust over de maissuiker te maken. Er bestond een verschil van opinie omtrent den invloed van de temperatuur op de polarisatie van suikerhoudende vloeistoffen. Volgens sommigen zoude het draaiend vermogen van eene saccha rose-oplossing tusschen 10 en iO 0 afnemen in dezelfde mate als de densiteit, zoodat het onafhankelijk van de temperatuur zoude zijn, Diverse Mededeelingen 371 terwijl anderen, de dichtheid in aanmerking genomen, eene geringe afname van het draaiend vermogen bij toenemende temperatuur constateerden. Bij zeer nauwkeurige proefnemingen van Clement en Andrews, bleek de specifieke draaiing van suiker bij 100° slechts 0,000171 minder te zijn dan bij o°, zoodat de invloed op eene sui keroplossing van het normaalgewicht bij de gewoonlijk voorkomende temperatuur-verschillen verwaarloosd kan worden Sucrerie Beige 8. RECTIFICATIE Pag. 320 (vorig no.) regel 9 v. o. staat Trichosphaina; dit moet zijn Trichosphaeria. Pag. 321 regel 15 v. o. staat Trichosphania; dit moet zijn Trichosphaeria. STATISTIEK, OOGSTEN MA RKTBERICHTEN, ENZ. Totaal Ja va-Suiker afschepingen van 1 Juli tot 31 Maart naar alle havens: 1991/92 IS'. 12,93 1893,94 Naar Picols. Tons. Picols. Tons. Picols. Tons. Europa 3,334,595 202,282 2,199.591 133,551 3,020,954 219,851 Amerika 951,304 57,763 1,543,106 93,695 367,775 22,331 Australië 773,174 46,947 7d6,751 47,770 711,422 43,196 China 1,525,518 92,626 1,512,008 91,805 1,702,346 103,358 Eng. Indië 85,454 5,189 66,215 i-,022 82,333 5,000 Singapore 109,367 10,282 270,140 16,765 267,775 16,259 Timor Deli 190 11 74 5 53 3 6,836,662 415,100 0,383,924 387,613 6,752,658 409,998 Soerabaia 30 April iSU-'t. Sedert ons laatste bericht gingen de prij zen, in verband met berichten uit Europa, hoe langer hoe verder naar beneden en nadat 10000 picols Djapanan Ie levering tot f 8.50 voor No. 15aan eene Chineesche firma waren verkocht, volgde afdoening van 10.000 picols Sempalwadak Ie leverinj);. ) tkaa ou o tot fB' No. 15 en /.000 » boemberredjo 2e » ) 10.000 » Keboemen Ie » (Tjilatjap) tot f B'/ 8 . aan een Europeesch huis. Op dit moment is echter niet meer dan f B.— voor No. 15 te maken, terwijl Muscovados f 7'/» — zoude kunnen bedingen. China weigert zelfs tot die prijzen te koopen. In second boilings gaat niets om. Diverse Mededeelingen. 372 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN OVER MOGELIJKE VERLIEZEN AAN STIKSTOF BIJ BEMES TING MET ZWAVELZURE AMMONIA EN MET BOENUKIL. MEDEDÊELING UIT HET LABORATORIUM DER FIRMA FRASKR EATOX & Co door Dr. 11. WINTER. I. Verlies bij zwavelzure ammonia Toen ik gedurende den maaltijd 1892 een bezoek bracht aan de onderneming X. aan de noordkust van Java, welke door kalkheuvels omgeven is en wier gronden zeer rijk zijn aan krikils van kalksteen, schoot mij te binnen, of niet bij bemesting met zwavelzure ammonia op deze sterk kalkhoudende gronden een verlies aan stikstof in den vorm van ammonia kun plaats hebben doordat de zwavelzure am monia zich met de koolzure kalk in zwavelzure kalk en koolzure ammonia omzet, welke laatste verbinding dan als koolzuur en gasvormig ammonia vervluchtigt. Aangezien ik mij niet herinnerde dit onderwerp in de litteratuur te hebben zien behandeld, besloot ik de kwestie eens na te gaan en geef hieronder de uitkomsten van dit onderzoek. Van eene typische grondsoort der onderneming nam ik eenige petroleumblikken vol mede en wel met krikils en kalksteenbrokken, zooals de oppervlakte ze bevat. Deze „kalkgrond" diende voor de onderstaande proeven. De zooeven besproken reactie heeit, zooals bekend, met vrij groote energie plaats tusschen geprecipiteerde koolzure kalk en zwavelzure ammonia, maar minder krachtig en langzamer tusschen de dichtere krezelzuur bevattende, natuurlijke koolzure kalk of kalksteen en het ammoniazout. Eene kwantiteit fijngestampte kalk steen, met eene gelijke hoeveelheid zwavelzure ammonia gemengd, werd in een wijd reageerglas gedaan en dit glas met watten gesloten —heden na 10 maanden ontwikkelt het mengsel nog altijd vrij sterk ammonia. Grove krikils van kalksteen met zwavelzure ammonia, zooals ze als meststof gebruikt wordt, bestrooid, roken sterk naar ammonia. De boven genoemde kalkgrond, met 5% zwavelzure ammonia in een stopflesch gemengd, gaf drong en nat direct zulk eene sterke ammonialucht, dat niemand het aangezicht op eenige centimeters af stand van de open flesch kon houden. In het aangehaalde ligt volstrekt niets bijzonders; alleen worden wij er hierdoor al dadelijk op attent, dat bij het uitstrooien van de zwavelzure ammonia in een tuin met zulken kalkgrond, al datgene van de mest wat boven op de talriJKe krikils en kalksteenbrokken komt te liggen, reeds onmiddellijk ammonia in de lucht laat ontsnappen. Dit zal doorgaan totdat een regen het ammonia/out afspoelt en dieper in den grond brengt. Hoe groot het hierdoor te lijden ver lies aan stikstof is laat zich niet in cijfers brengen, maar het is bij een grond zooals de onderhavige vrij aanzienlijk, want eenige kor reltjes zwavelzure ammonia op een van de daar voorkomende af geronde kalksteenkrikils neergelegd, waren in twee dagen volkomen verdwenen. Hoe gedraagt zich nu echter de zwavelzure ammonia, die niet op de krikils, maar op den uit zeer fijne partikeltjes bestaanden bouwgrond komt te liggen.' Ook hier zal zich ammonia ontwikkelen; de vervluchtiging wordt echter verminderd door het vermogen van den bouwgrond om gas vormige ammonia te absorliceren. ') Verder wordt bij regende gasvormige ammonia in hel regenwater opgelost en dieper in den bodem gebracht Hier wordt het vast gehouden, omdat juist grond, die koolzure kalk bevat, een bijzonder sterk absorptievermogen voor ammonia en zijne zouten heelt. 01' er bij een grond, die met zwa velzure ammonia, bemest wordt, toch nog verlies aan stikstof' plaats heelt, is dus niet theoretisch na te gaan en kan alleen door direkte proeven uitgemaakt worden, waarbij zooveel mogelijk de in de prak tijk voorkomende omstandigheden nagebootst moeten worden. Ik besloot dus een gegeven oppervlakte van den 1> iven genoem den kalkgrond zooveel mogelijk in zijn natuurlijken toestand, maar vrij van grove stukken kalksteen, met eene hoeveelheid zwavelzure ammonia, overeenkomende met 4 pik. per houw te bemesten, over den grond ammoniavrije lucht te laten strijken en de lucht daarna op haar ammoniagehalte te onderzoeken. Zoodoende moest omtrent het stikstofverlies, dat bij bemesting van dezen grond met zwavelzure ammonia plaats heelt, een oordeel worden verkregen. *> Zie Heiden Dungerlehre I 2»6. Dr. H. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 374 De toestellen, voor deze proeven gebruikt, worden door onder staand schetsje voorgesteld. # D is eene met tubulus voorziene fleseh van ± 10 L. inhoud, waarin de te onderzoeken grond K. G. werd gebracht. A, B, C zijn absorptie- en waschflesschen. A is gevuld met puimsteen, die met eene oplossing van koolzure natron bevochtigd is; B bevat puimsteen in verdund zwavelzuur gedompeld en C enkel verdund zwavelzuur om tevens den gasstroom te controleeren. E is een Will-Varrentrap's apparaat, al naar gelang van de proef op ver schillende wijze gevuld en F [weer een llesch met puimsteen, die met verdund zwavelzuur is bevochtigd. Bij Ais een looden buis aange bracht, die vrije buitenlucht van buiten het laboratorium aan brengt; bij F is het geheel met een waterluchtpomp of aspirator verbonden. Zoodra dus de pomp in werking gesteld wordt, stroomt de buitenlucht door het geheele toestel, wordt in A B C van even tueele sporen van zuur of ammonia bevrijd, stroomt over den grond van K naar G heen en laat in bet toestel E de ammonia achter, die zich eventueel uit den grond heeft ontwikkeld. F dient alleen voor de zekerheid om te voorkomen, dat sporen van ammonia uit de luchtpomp of uit de buitenlucht naar E terug kunnen diffun deeren. Dr. H. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bjj bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 375 Proeven met kalkgrond van X. De flesch D werd met 3 kilo van dezen grond in luchtdrogen toestand gevuld. Alle grove stukjes kalksteen waren door uitzoeken verwijderd en grove aardkluitjes met de hand fijngemaakt; andere bewerking had niet plaats. De grond kan dus geacht worden in hoe danigheid overeentekomen met de oppervlakte van een goed bewerk ten en uitgezuurden bouwgrond, zooals die in de praktijk met de mest in aanraking komt. In dezen toestand bevatte de grond nog 38,7.-) % koolzure kalk (Ca Co,). E werd nu met verdund Nessler's reagens *) gevuld en voor de controle werd 12 uren lang lucht door het toestel gezogen. Het reagens was absoluut niet veranderd, waaruit bleek dat de absorptie-toestellen voldoende werkten en de grond niet reeds van zelf door een of ander toeval ammonia aan de lucht afgaf. Nu werd tot eene bemesting van 4 pik. zwavelzure ammonia per bouw overgegaan. De oppervlakte van den grond in I) was precies 500 vierkante cM., dus moest 1,74 G, van de mest gebruikt worden. Deze werd zoo over de oppervlakte uitgestrooid, als het in de praktijk bij goede zorg plaats heelt, zonder ondergewerkt te worden. Heeds twee uren nadat deluchtpomp aan den gang was gezet, was de reactie op ammonia inliet toestel E volkomen scherp en duidelijk Er was dus langs kwalitatieven weg aangetoond, dat niet alle ontwikkelde ammonia door den grond werd geabsorbeerd, maar wel degelijk iets in de lucht ontsnapte of verloren ging. Om nu ook omtrent de kwantiteit der ontsnappende ammonia, een begrip te krijgen, word E (do. 5 Januari 1893) met ' lc) nor maal zwavel/uur gevuld en de lucht verder '20 uren lang door het toestel gezogen. Bij titratie bleek 0,002477 G. ammonia (N 11 3 ) in het zuur opgevangen te zijn. Dit geeft een verlies van 0,00961 G. zwavelzure ammonia (N II 4)2 S 0 4 '-j-) of 0,00885 G. per etmaal. Om dit in een cijfer uittedrukken dat ook voor een leek duidelijk is, voeg ik hier bij, dat dit verlies gelijkstaat met 15,77% van de gebruikte zwavelzure ammonia in de maand of 1,83 pik. **) per bouw in eene periode van 3 maanden. ) De gevoeligste indicator voor kleine hoeveelheden ammonia. ') Ais ohemisoh zuivere zwavelzure ammonia bedoeld wordt, dan zal dit in het vervolg door bjjvoeging der formule aangeduid worden, terwjjl Z. A. moet beteeken»n de meststof zwa velzure ammonia, -welke gerekend wordt te bevatten 20,5"/,, N . E 96,64"/ o 1 N ". 'a SO, ) Dit cijfer en de volgende daarmede eorrespondeerende zijn natuurlijk ciini grano salis op tevatten. Dr. H. Winter. Over mogelijke verliezen nan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 376 Er heeft dus dadelijk na de bemesting bij droog weer een sterk amrnonia-verlies plaats. Den 7 1 '™ Januari werd E op nieuw met getitreerd zwavelzuur gevuld en 85 uren lang lucht gèaspireerd. Opgenomen werd 0,00558 Gr. NH, of 0,0216 Gr. (N H 4), SO 4 d. i. 0,006098 G. per etmaal of 10,87 % zwavelzure ammonia in de maand. Over eene periode van 3 maanden zou het verlies I,3opik. zwa velzure ammonia per bouw bedragen. De ontwikkeling van ammonia uit den grond is dus na verloop van eenige dagen iets verminderd. In de praktijk echter zal de mest meestal niet lang in drogen toestand met den grond in aanraking zijn, omdat de hoofdbemesting tegen het invallen van den natten moesson plaats heeft. Het was daarom noodig de uitwerking van regenbuien op het verloop van de stikstofverliezen te bestudeeren, Den Uden januari werd door een bijzonder toestel 250 c. c. gedistilleerd water in vorm van druppels gelijkmatig over den grond van D heen verdeeld. Deze besproeiing staat gelijk met een buitje van 5 m. M. regen. De grond was tot op eene diepte van 2 '/i c. M. met vocht doortrokken. Het ammonia-verlies bedroeg in 88 uren 0,0040 Gr. NH 5 of 0,0155 Gr. (N H 4)2 S O-i zijnde 7,54 % zwavelzure ammonia per maand of 0,87 pik zwavelzure ammonia per bouw in 3 maanden; verdere 10 rn. M , dus totaal 15 m. M regen, lieten het verlies op 4,45 J / 0 zwavelzure ammonia per maand of 0.52 pik. per bouw in 3 maanden dalen en nog 15 of totaal 30 m. M. regen, den 18 Januari toegediend, op 2,02 % of 0,34 pik. zwavelzure ammonia per was bij bouw echter in 3 maanden. Wij zien dus, dat het stikstofveriies bij droog weer vrij sterk was, bij regen echter betrekkelijk vlug vermindert. Bij de laatste proef, welke 123 uren werd voortgezet, had het water den geheelen grond doorweekt, »de tuin stond blank" zou men in de praktijk zeggen. Proeven met meer dan 30 uren regen kon ik dus met mijn toestel niet nemen. Deze proeven bewijzen, dat bij den kalkgrond der onderneming X. eene voorbemesting van zwavelzure ammonia in den drogen moes son een kolossaal verlies zou medebrengen; bij het invallen der regens zal het verlies niet dadelijk ophouden, maar toch aanmer kelijk vermindereu. Dr. H. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 377 De grond bevatte, zooals boven medegedeeld werd, niet minder dan 38,75% andere tuinen der zelfde onderneming toonden blijkens vroegere onderzoekingen de volgende gehalten aan,koolzure kalk in % op fijnaarde. tuin A. = 50,91 % CaC0 3 » B. = 41,04 » » » C. = 42,30 » » » D. = 43,71 » » » E. = 74,12 » » » F. = 57,04 » » » G. = 30,02 » » » H. = 72,10 » » » [I. = 00,93 » » Rij zulke abnormale gehalten kan men wel aannemen, dat de hierboven beschreven proeven voor de onderneming X. geldig zijn, maar niet, dat ze algemeene conclusies veroorloven. Het was dus noodig ook andere gronden, vooral grond met lager gehalte aan kool zure kalk, voor dezelfde proeven te bezigen. De loopende werkzaam heden van het laboratorium permitteerdpn ons evenwel niet, ook dit onderzoek kwantitatief te verrichten en werd alleen dn kwalita tieve methode gevolgd,,maar toch durf ik de onderstaande proeven, om dat ze met alle zorg uitgevoerd zijn en volkomen scherpe resultaten hebben gegeven, hier te beschrijven en voor verdere conclusies te gebruiken. Proeven met grond van Ngelom. Deze grond, een zware, vruchtbaie kleigrond, bevatte geen aantoonbare hoeveelheden koolzure kalk. Nadat hij luchtdroog was, werden grootere kruimels met de hand fijn gemaakt; andere bewer king vond niet plaats. Den 20 3ten Februari '93 werden 2 kilo ervan met 0,857 kilo fijn gestampt marmer *) gemengd en het geheel (30% calciumcarbonaat bevattende) in de proefflesch D. gebracht Bemest werd dan na de noodigc contróleproef, zooals boven, met 1,74 G. zwavelzure ammonia (= i pik. per bouw). Nadat ge durende 22 uren lucht door het.geheele toestel gezogen was, toonde Nessler's reagens in K geen reactie op ammonia aan. Merkwaardig genoeg gaf dus deze grond, niettegenstaande zijn hoog gehalte aan (kunstmatig bijgevoegde) koolzure kalk, droog geen stikstofverlies. *) Dit marmer kan vooral in gestampten toestand als identiek besehnuwd worden mei de fiiuvtjrdeeld ro&rmerticlitige kalksteen, welke in den grond van X. voorkomt, Dr. H. 'Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 378 Den volgenden dag echter werd 5 inM. regen gegeven en reeds na 2 uren aspiratie toonde zich in E een sterke reactie op ammonia. Den 22 Bten Febrtiari werd de boven genoemde grond met 5% koolzure kalk gemengd en in de proefflesch D het beschreven ex periment begonnen. Na 18 uren geen spoor ammonia aantoonbaar; eehter na be sproeiing met 5 niM. regen en na 2 uren aspiratie, sterke reactie op ammonia. Door eeue versterkte regenbui van 'M) m.M. in 2 uren vermin derde de ammonia-ontwikkeling aanmerkelijk. Dezelfde grond met P/ 0 koolzure kalk gemengd toonde onder dezelfde condities als boven droog geen, met 5 mM. regen een dui delijk ammoniaverlies, dat eveneens bij sterkeren regen van verdere 20 mM. waarneembaar verminderde. Hoe is nu hel eigenaardige verschijnsel te verklaren, dat de grond van Ngelom met calciumcarbonaat droog geen ammoniaver lies toonde in tegenstelling met die van X. Men moet noodzakelijk aannemen, dat de eerste in drogen toestand een grooter absorptievermogen voor gasvormige ammonia, heelt dan de laatste. Het gas condenseert zich in de porieën vin den drogen grond. Rij eene zachte besproeiing echter worden de porieën der oppervlakte met water gevuld, het ammonia lost in het water op en de zoo verkregen slappe ammoniaoplossing geeft kleine hoeveelheden van genoemd gas aan de lucht af. Bij eene sterkere besproeiing wordt de oplossing slapper, dus ook het verlies aan ammonia minder. Proeven met grond van Sokkoredjo. Ook deze was vrij van koolzure kalk en werd naar behoefte met fijn gestampt marmer gemengd. Den 7'i>» April werd de proefflesch D met dezen grond voor zien, na bijvoeging van 15 y o calciumcarbonaat. Bemest werd zooals vroeger met 1,74 G. zwavelzure ammonia. Reeds kort nadat de aspiratie van lucht was begonnen, toonde hel Nessler's reagens in E duidelijk het ontsnappen van ammonia aan. Hij toediening van ."> m. M. regen werd de reactie nog aan merkelijk sterkei'. Was bij 15% koolzurekalk-gehalte hier reeds droog eene sterke ammoniaontwikkaling te constateeren, bij gering kalkgehalte was dit niet het geval, H. Winter. Over 'mogelijke verliezen aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 379 Bij eene proef, den 9den April met grond, die 1 % koolzure kalk bevatte genomen, was de ontwikkeling zoo zwak, dat het ver dunde zuur in E zelfs na 3 etmalen geen absoluut duidelijke re actie met Nessler's ragens toonde. Na een regen van 5 m. M. was de reactie in twee uren reeds zichtbaar. Den 13den April werd de proef herhaald met grond + \' 2 % mar mer; den 19den April met %%; het resultaat was absoluut hetzelfde als bij de proef van 9 April. De voor deze proeven gebruikte grond heeft dus blijkbaar in drogen toestand minder absorptievermogen voor gasvormige ammo nia, dan die van Ngelom, want bij menging met 15% koolzure kalk, absorbeert hij niet alle door de bemesting ontwikkelde ammonia, alleen bij aanmenging met 1% of minder was droog geen, na besproeiing echter evenals bij de vorige reeks proeven, wel ammoniaverlies aantoonbaar. Eindelijk haal ik nog aan als resultaat van een reeks van 4 proe ven met humusrijken grond van Malang, welke met 2, 4, 8 en 12 % koolzure kalk gemengd werd, dat deze grond eveneens in drogen toestand in staat was, alle door uitwerking van het carbonaat op de zwavelzure ammonia ontwikkelde ammonia vast te houden. Wij kunnen uit het bovenstaande de volgende conclusies trek ken. Bij gronden, die veel brokken kalksteen bevatten en ook in de fijnaarde een hoog gehalte aan koolzure kalk toonen, kan het verlies aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia zeer hoog zijn, wanneer niet kort na het uitstrooien der mest een flinke regenbui invalt. Bij gronden met lager gehalte aan calciumcarbonaat *) kan soms, al naar de hoedanigheid van deze, vóór het invallen der regens ook een stikstofverlies plaats hebben; het gevaar hiervoor neemt toe bij besproeiing met weinig water. Wil men in een speciaal geval weten of bij een grond kans voor stikstofverlies na bemesting met zwavelzure ammonia bestaat, dan is de bepaling van het gehalte aan calciumcarbonaat niet vol doende, maar verdient het aanbeveling, deze in een toestel van den aard van het boven beschrevene te doen onderzoeken. *) Het minder dikwjjla voorkomende magnesiumuarbonaat heb ik voor de eenvoudigheid buiten beschouwing gelaten. Dr. H. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof tij bemesting met zwavelzure ammonia en met boongkil. 380 II Stikstofverlies bij boengkil bemesting, De kwestie der ontleding der aardnotenkoeken in den grond is door de interessante verhandelingen van Kramers, Marr en Pkinsen Geerligs *) vrij volledig opgehelderd. Kenter wordt daardoor nog niet duidelijk, in welken vorm liet bij de ontleding der perskoeken geconstateerde stikstofverlies plaats heeft. Kramers **) schijnt te ver moeden dat stikstofgas gevormd wordt en Prinsen Geerligs -j") meent dat dit verlies is toeteschrij ven „aan ontwijking van stikstof houdende gassen of van vrije stikstof'. Nadat ik met het boven beschreven apparaat zoo scherpe uit komsten bij zwavelzuie ammonia had verkregen, lag het voor de hand, ook het bij de ontleding van boengkil ontsnappende gas hier mede op dezelfde manier de onderzoeken. Den 4 den Maart '03 werd, nadat het toestel op de manier gecontroleerd was, kalkgrond van X in de I'lesch D gebracht en luimest met 7,4 G. van een boengkil, die 4,72 % stikstof bevatte, wat overeenkomt met 17 pik. boengkil of 80 kattie stikstof of 4 pik. zwavelzure ammonia per bouw De mest werd eenigszins ondergewerkt. Om de ontleding der boengkil spoedig te doen beginnen, weid dadelijk 5 mM. regen ge geven. Na 18 uren aspiratie was in bet zuur gemaakte water in E met Nessler's reagens Ontwijfelbaar de aanwezigheid van ammonia te constateeren. Het spreekt van zeil'dateene andere hoeveelheid van het verdunde zuur in E voor de controle eveneens met N.'s reagens onderzocht was. Den 9den Maart werd de I'lesch D met verschen, nog natten grond van Krian (die geen aantoonbare hoeveelheden calciumcar bonaat bevatte) gevuld. Bij de contróleproef werd in E geen ammonia aangetoond. Daarna werd evenals bij de proef van 4 Maart met 7,4 G. boengkil bemest. Bij dezen grond was de niet zoo vlug waarneembaar; ook na toedieziing van 10 m. M regen was na '24 uren geen reactie te zien. Den 12 a « n Maart echter, nalat zich hier endaar schimmelvorming vertoonde, was ammonia duidelijk aantoonbaar. *) Kramers Mededeelingen van het Proefstation Oost-Java No. 27. M»Bit „ , , „ „ „ No. 38. Pkinsbs Gïrliqs Archief 1593 pag. 17Ö. **> 1. o. pag. 13. t) I. e. pag. ISO. Dr. H. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met bneugkil. 381 Reeds betrekkelijk vlug na de bemesting met boengkil heeft dus eene waarneembare ammonia-ontwikkeling plaats, ecliter schijnt deze bij kalkhoudenden grond sneller intetreden dan bij kalkarme. Het was aantenemen, dat het ontsnappen van ammonia nog sterker zou zijn, nadat de rotting van de boengkil in den grond goed aan den gang was. Er werd daarom een aarden pol mei 7 kilo verschen grond van Krian gevuld, nadat deze met . r >% van bo ven bedoelde fijngestampte boengkil vermengd was. De pot bleef van 28 Maart tot 4 Mei, dus ruim eene maand, in de buitenlucht aan zon en regen blootgesteld on daarna werd de grond nog vochtig in de proeH'lesch ü gebracht. Reeds na '/a uur aspiratie was er duidelijk reactie op ammonia zichtbaar en na 3 uren had zich in het Nessler's reagens in E zelfs een bruin neerslag gevormd. De pr< etïlesch D werd nu uit het toestel genomenen de absorptie apparatert weer gecontroleerd en in orde bevonden. De proeH'lesch werd den (i :in Mei weer met het geheel ver bonden. Reeds na 1 uur aspiratie was weer ammonia-reactie zicht baar en na 24 uur was ze zoo sterk als den 4' 1 " 11 Mei beschreven. Er bestaat dus geen twijfel of bij de ontleding van boengkil in den grond heeft eene aanmerkelijke ontsnnpping van vrije ammonia plaats. Of naast ammonia ook nog vrije stikstof ontwijkt, wordt door mijne proeven niet uitgemaakt. Is dit verlies nu niet te vermijden.' zal de praktijk wel dadelijk vragen. Aangezien men in Europa het ontsnappen van ammonia bij het rotten van stalmest door toevoeging van superphosphaatgips en an dere middelen tracht te beletten of te verminderen, lag bet idee niet ver, om ook hierbij het rotten der boengkil een proef meteen der gelijk absorptiemiddel te nemen. Ik besloot dus de proeven van 9 Maart en 4 Mei te herbalen niet bijvoeging van boengkil-supple ment, een mengsel van superphosphaat, gips, kalium-en magne siumsulfaat, dat ook om andere redenen in de praktijk dikwijls aan de boengkil wordt toegevoegd. Na eene controle van 84 uren werd de proefflesch' D den 24e fl Maart met grond van Krian gevuld en bemest met. 7.i- U. boengkil, die met 20% boengkil-supplement aangemengd was. Hierna werd 10 m.M. regen gegeven. Na 77 uur aspiratie was geen ammonia aantoonbaar. Dr. Jt. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bjj bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 382 Verder was den 28 9ten Maart tegelijk met de pot, welke aarde met enkel boengkil inhield, een tweede met aarde gevuld, welke f>% van een boengkil, die niet 2% boengkil-supplement was aangemengd, bevatte. Deze bleef tot 15 Mei in de open lucht staan. Gaf de grond met enkel boengkil reeds dadelijk ammonia af, de inhoud van deze tweede pot liet in de proefflesch Dna de controle proef onderzocht, noch dadelijk, noch na 48 uren aspiratie ook slechts een spoor van ammoniaontsnapping herkennen. Hieruit volgt dus, dat weldegelijk het stikstofverlies bij bemes ting met boengkil door bijvoeging van absorptiemiddelen belet kan worden. Tot zoover waren mijne proeven in 1893 gevorderd, toen het begin van den maaltijd eene voortzetting verbood. Na afloop dei' campagne beletten andere werkzaamheden eene verdere uitbreiding van het onderzoek, alleen kan ik nog de volgende kleine aanvulling geven. Het goede effect van ammonia absorbeerende middelen bij boeng kil wekt wel het idee op: Is bet niet mogelijk ook hij bemesting met zwavelzure ammonia op dezelfde manier bet stikstofverlies te vermijden of ten minste te beperken .' Er werd daarom een reeks Proeven met grond van Tandjong-Sarie genomen, een zeer mooie, lichte (taraban) grond, die een ge halte van 1,5% CaCOs had. 3Kilo er van weiden d". 23 Februari '91 niet 0,15 kilo marmerpoeder gemengd, zoodat liet mengsel totaal 6,5% koolzure kalk bevatte en in flesch D van het hoven geschetste toestel gebracht. Na 24 uur aspiratie was in E géén ammonia aan toonbaar, dus was het toestel in orde en gaf het mengsel zeil' geen ammonia af, Den volgenden dag werd bemest met 1,273 G. zwavelzure am monia en na 48 uren aspiratie was een duidelijk ammonia-verlies te constateeren, dat door besproeiing met 5 m.M. regen ongeveer 8 keer zoo sterk werd en door een bui van 20 m.M. regen op de helft van het laatste verminderde. Hetzelfde experiment werd den l sU ' n Maart herhaald, echter waren bij de zwavelzure ammonia zooveel ammonia absorboerende middelen gevoegd, dat de bemesting gelijk stond met 4 pik. inlen- Dr. U. Winter. Over mogelijke verliezen aan stikstof bjj bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 383 sief-mest *) per bouw. Deze en de volgende proeven werden echter slechts kwalitatief gedaan. Het resultaat was: droog wel degelijk ammoniaverlies, bij be sproeiing met 5 m,M. regen echter minder ammoniaverlies, dat bij sterke regen van 20 m.M. nog meer afnam. In tegenstelling- met de proeven van Februari was na zwakke besproeiing de ammonia-ontwikkeling niet toegenomen, dus heeft de bijvoeging zonder twijfel gunstig gewerkt. Dat de absorptiemiddelen in opgelosten toestand beter werken dan droog, is gemakkelijk te begrij pen. Den 10 den Maart werd de proef gedaan met kaliguano -J-) in eene hoeveelheid, die dezelfde kwantiteit zwavelzure ammonia bevatte als bij de proef van 23 Februari gebruikt werd. Hier was de ontsnapping van ammonia zoowel droog, als met 5 m. M. en bij '20 m. M. regen, steeds minder dan bij de proeven met intensief-mest. Bij een mestmengsel eindelijk, dat naast zwavelzure ammonia nog meer superphosphaat en ruw kaliumsulfaat **) bevatte dan het vorige, was ook het ammonia-verlies naar verhouding geringer, ja nauwelijks waarneembaar Uit deze proefnemingen volgt dus, dat toevoeging van arnmonia absorbeerende middelen bij zwavelzure ammonia in verhoudingen, zooals ze om andere redenen in de praktijk gebruikelijk zijn, het stikstofverlios op kalkrijke gronden wel niet belet, maar wel degelijk vermindert, vooral bij regen, ai naarmate dat meer van zulke stoffen is toegevoegd. Bij de proefnemingen, welke den gronslag van deze verhan deling vormen, heb ik de meiewerking van den Heer M. Zimmer mann genoten, dien ik hier mijnen oprechten dank betuig. Soerabaia, 20 Maart 1894. ) Zie Archief I pag. 535. t) Zie Archief I pag. 537. ) Deze meststof werkt alleen door haar gehalte anti magnesiuMstiifaat ammonia absorbeercnd. Dr. H. Winter. Óver mogelijke verliezen aan stikstof bij bemesting met zwavelzure ammonia en met boengkil. 384 LETTERLIJKE VERTALINGEN. Proeven omtrent de warmteverliezen in de stoommachines EENEU Si'lK IOH KA BH IKK doOI" ÜR 11. C/LAASSEN. Zeitschrift des Vereins l'i'ir die Rübenzucker-industrie des Deut sche)! Rcichs 1894 blz. 80. Na het vorige jaar het vraagstuk omtrent do warmteverliezen in suikerfabrieken theoretisch te hebben nagegaan (zie Archief jaarg, I blz. 321 en II blz. 364) vond ikhet wenschelijk proeven daaromtrent te nemen. Alle warmteverliezen in eene fabriek te bepalen is vrij wel onmogelijk, daarentegen is de hoeveelheid warmte, die op weg van ilc stoomketels door de leidingen en machines tot aan do ver dampingstoestellen verloren gaat, betrekkelijk zeer nauwkeurig te vinden: Juist deze warmteverliezen evenwel boezemen liet meeste belang in en over hunne grootte bestaan /.ooi' uiteenloopende meeningen. Toen ik hot plan voor do uitvoering dozor proeven opmaakte, word ik dooi- de volgende gedachten geleid. Wanneer do fa riek zoo is ingericht, dat de afgewerkte stoom van allo machines en vorder geen andere retourstoom in één verzamelbak kan worden geleid on uit dozen verzamelbak alleen stoom wordt gebruikt voor de verwarming van hot eerste verdampingslichaam en wanneer ten slotte alle condenswaterleidingen aan de machines on stoomleidingen tijdens do proef worden gesloten, moet allo stoom, die van de ke tels door de machines is gegaan, niet hot, onderweg gevormde wa ter in de verwarmingsruimte van het eerste verdampingslichaam te recht komen. Hier geeft hot reeds gevormde water geen warmte ai'. He stoom daarentegen condenseert op de v erwarmingsbuizen en produceert eene gemakkelijk te berekenen hoeveelheid stoom in de kookruimte, die in de daarmee verwarmde lichamen wederom gecondenseerd wordt. Moet men dus gedurende een bepaalden tijd en gelijktijdig het water, dat in de vervva.rniingsruimte van het eerste lichaam condenseert en het water, dat uit den sapdamp van hetzelfde lichaam in de volgende lichamen gevormd is, dan kan precies berekend worden, hoeveel water reeds als zoodanig in de verwarmingsruimte van het eerste lichaam binnen komt, dat dus op den weg van de ketels door de machines tot hier gecondenseerd is. Venier moet er op gelet worden, dat met den stoom water uit de ketels medegevoerd wordt, waarvan de hoeveelheid dus ook moest worden bepaald, Volgens dit plan werden de proeven uitgevoerd. De fabriek was zoodanig ingericht,'dat door het sluiten van bepaalde ventielen, alleen de afgewerkte stoom van alle machines in den retourstoom verzamelbak geleid werd, zonder dat hienlrför eenige stoornis in het bedrijf ontstond; aan deze laatste voorwaarde moest voldaan worden, daar de proeven bij geheel normalen gang van zaken moesten genomen worden. Tevens konden ook alle afvoerbuizen uit den retourstoomverza melbak worden afgesloten, behalve de leidingen naar de eerste licha men der beide triple-effets. Uit de /verwarmingsruimte van de beide dunsaplichamen werd het gecondenseerde water naar een meetbak voor de warmwaterreservoirs geleid. De in de eerste lichamen ont wikkelde stoom diende tot het verwarmen der beide tweede lichamen en van twee ruwsap-voorwarmers. liet eenvoudigste zoude geweest zijn de hoeveelheid water, die in deze toestellen gecondenseerd werd direct te meten, maai' om bepaalde redenen, die hier niet van be lang zijn te vermelden, werd geprefereer l alleen het water uit de voorwanners te meten en niet het water uit de tweede, maar dat uit de derde verdampingslich imen. Daar de sapdamp van de tweede lichamen voorgeen auder doel gebruikt werd dan voor verwarming van de diksaplichamen, werd hierdoor alleen de berekening iets omslachtiger, maar het resultaat Meel' gelijk Hel water uit de diksaplichamen werd gedurende de proef door ponpen weggevoerd naar een meetbak. Voor het begin der eigenlijke proef werden alle ventielen goed gesteld, de kranen voor het condenswater van de machines en de lei dingen gesloten en nu ten minste 15 minuten, volgens de gewijzig de manier gewerkt, opdat alles gelijkmatig zou gaan. Was de fabriek normaal in gang, dan werd gelijktijdig begonnen met het meten van de hoeveelheden water uit de eerste en derde lichamen en de voorwarmers; tijdens den duur der proef werden druk en temperatuur herhaaldelijk afgelezen, vooral de temperatuur van het ingetrokken dunsap, het condenswater en het water in de meetbakken en den druk, resp. het luchtledig in de lichamen van het verdampings toestel, in de ketels en van den retourstoom. Buitendien werden monsters van het ketelwater en van den gecondenseerden retour stoom scheikundig onderzocht om daaruit de hoeveelheid meegevoerd ketelwater te berekenen. Le'terlijke vertalingen 386 Als normalen gang van zaken beschouwden wij het, wanneer alle stoommachines werkten met een regehnatigen druk, die over eenkwam met eene dagelijksch verwerkte hoeveelheid bieten van 700001) tot 750000 K. G. Slechts bij 2 proeven (9 en 10 uit tabel I) werkten de centrifuges niet en ging de machine tijdens de proef zonder druk en met een geringer aantal omwentelingen. Er waren in het geheel 17 machines, één groote machine voor het bietenhuis, één voor de diffusie enz. en één voor d centrifuges, twee kleinere machines voor werkplaats en kalkovens, één kleine en 11 groote machines voor stoompompen. Alle machines, die gedeel telijk reeds meer dan 30' jaren gebruikt werden, waren gewone machines zonder expansie. Toen de proeven begonnen, waren de machines reeds 80 dagen lang dag en nacht in gang geweest, zonder eenige reparatie aan de stoomcilinders. Het stoomverbruik per paardekracht mag dus niet te klein genomen worden, daar zuigers en kleppen wel niet meer geheel zonder fout zullen gefunctionneerd hebben. Rekent men voor goede machines een stoomverbruik van 30 K.G per uur per paardekracht, dun moeten wij bij onze proeven in elk geval B 5 K. G. stoom rekenen. De stoemspanning in de ketels bedroeg bij alle proeven tusschen 'i ', en 'i'... atmosfeer overdruk. De stoomleidingen waren met eene laag infusoriënaarde (kiesel guhr) van 20—'25 m.M dik bekleed. De Henzen waren niet bekleed, voor zoover het noodig was om ze vast te sehroeven, de ventie len evenmin en ook een nieuw aangelegd stuk leiding was niet gëisoleerd. Daarentegen waren de stoomcilinders voor zooverre dit te doen is. bekleed met hout en infusoriënaarde. In de later volgende tabel 1 is een overzicht gegeven van de resultaten van tien nauwkeurige proeven, die door den heer Lehmann genomen weiden. Beh?lve de tijdens de proef gemaakte notities, zijn daar aïleen de voornaamste resultaten der berekening opgenomen, terwijl de wijze van berekening blijkt uit de hier vol gende uitvoerige mededeeling van proef 8. Berekening van de resultaten van proef 8. Bij alle proeven werden gelijke hoeveelheden water afgemeten en wel altijd de volgende: Uit de eerste lichamen 2184 L. van 100", dus met een soortelijk gewicht van 0,90 = '2007 K. G. Uit de derde lichamen 1092 L. van 70° C. met een soortelijk gewicht van 0,98 = 4658 K. G. Letterlijke vertalingen 387 Uit de voorwarmers 77 L. van 70° C =76 K. G.. Deze hoeveelheden waren altijd gelijk en er was alleen verschil in den tijd, gedurende welke ze verkregen werden. Bij proef 8 kreeg men: uit de eerste lichamen 2097 K. G. in 11 min 15 sec, dus p. uur 11184 KG, » » derde » 1658 » »13 » 15 » » » » 7508 » » » voorwarmers 76 » » 4 » 30 » » » » 1013 » Door bijzondere proeven, welke later beschreven zullen worden, werd de hoeveellieid medegevoerd ketelwater bepaald uit de verge lijking der droge stol'van bet ketelwater en van den gecondenseerden stoom en =0.48% van den stoom bevonden. Er werd per uur 54 K. G. ketelwater door de machines heen gevoerd en het werkelijke con denswater uit de eerste lichamen bedroeg dus slechts 11184 —54 = 11130 K. G per uur. Er moet nu uitgerekend worden, hoeveel K G. retourstoom aequivalent zijn met de gevonden hoeveelheden water uit de der de lichamen in de voorwarmers. 1 K. G. stoom uit het eerste Lichaam geeft bij condensatie in het tweede lichaam 607 |- 0,3 X 107,6—106= 534 warrate-eenheden af; voor het verdampen van I K. G. water; in het tweede lichaam worden gebruikt 007 - 0,7 X 95 = 540 » hiervan moet worden afgerekend de hoeveelheid warmte, die het sap zelf reeds bezit. Daar voor 1 K. G. verdampt water in het tweede lichaam 2 K. G. sap worden ingetrokken, be draagt de hoeveelheid 2 (108—95) = 26 » 514 " » 1 K. G. stoom uit het eerste lichaam, produceert dus in het tweede 534 gir = 1,039 K. (i. stoom. Dezelfde berekening voor het derde lichiam uitgevoerd geelt; 1 K. G. stoom uit II geeft af 607 +0,3 X 95— 80=556 warmteeenheden 1 K.G. water in 111 heeft noodigom te verdamp. 607—0,7X68=559 » hiervan afgetrokken de hoeveelheid warmte in 1 K. G. ingetrokken sap .... 95—08= 27 » 532 » Letterlijke vertalingen 388 Uit 1 K.G. stoom van II wordt dus H~ = 1,05 K. G. stoom in 111 gevormd. Wanneer derhalve in I één K.G. stoom wordt geprodu ceerd, wordt verdampt: in I één K.G. water, in II 1,039 K. G. en in 111 1,039 X = 1,09 K.G. dus totaal 3,13 K.G. water. Dienten gevolge moet men in het eente lichaam 3,13 K.G dunsap intrekken, die slechts eene temperatuur van 86° hebben. Om 1 KG. stoom in I te produceeren en in het geheel 3,13 KG. water in den triple effet te verdampen zijn noodig : voorliet verdampen van 1 K G water in I: 607—0,7 X 107,6 = 532 W.E. » » verwarmen » 3,13 KG. sap 313 (107,6—86) = 69 » Totaal 601 W.E. 1 K.G. retourstoom geelt in het eerste lichaam af: 007 + 0,3 X H 2,9 - 110 = 531 WE. Er is dus 1,132 K.G. retourstoom noodig om 1 K.G. stoom in I en verder 1,039 K.G. gecondenseerd water in 111 te produceeren. 1 132 1 K.G. gecondenseerd water in 111 is dus aequivalent met ,' 039 - = 1,09 KG. water, die uit den retourstoom in het eerste lichaam wordt gecondenseerd. Om verder l K.G. stoom voor de voorwarmers in I voort te brengen zijn noodig: voor het verdampen van 1 K.G. water (K) 7—0,7 X 107,6 = 533 W. E. » » verwarmen » 1 » sap 107,6 —86 =22 » 555 W. E. waarvoor = 1,045 KG. retourstoom worden gecondenseerd . Derhalve zijn: 7508 KG. water, die per uur in de derde lichamen gecondenseerd worden = 7508 X 1,090 K.G. retourstoom = 8184 K.G. 1013 K.G. water, die per uur in de voorwarmers gecon denseerd worden = 1013 X 1,045 K.G. retourstoom == 1059 » In de verdampapparaten werd dus per uur gecondenseerd 9243 K.G. Deze 9243 K.G. is evenwel, daar alle stoom van de machines in het dunsaplichaam komt, de totaal uit de machines komende, niet gecondenseerde stoom. Het uit de dunsaplichamen afvloeiende wa ter werd evenwel = 11130 KG. bepaald; er zijn dus per uurlll3o — 9243 = 1887 KG. of 16,95% stoom op den weg van de ketels door de machines naar de verdampingslichamen gecondenseerd. Letterlijke vertalingen 389 TABEL I In tabel II vindt men alleen het stoomverbruik per uur dei machines en het warmteverlies bij de eerste 8 proeven, toen de ge heele fabriek in gang was. Behalve bij proef i komen de resultaten der overige proeven zoo goed met elkaar overeen, als men bij dergelijke proeven in liet groot slechts kan verlangen. Volkomen overeenstemming kan men nooit bereiken, daar allerlei toevallige omstandigheden waarover men geen meester is, gedurende den toch nog altijd vrij korten duur dei proef de hoeveelheden water, vooral in de dunsaplichamen, nu eens kunnen doen toenemen en dan weer kunnen verminderen. Tot deze toevallige omstandigheden moet vooral gerekend worden, dat een geheel gelijkmatigen gang tijdens de verschillende proeven toch niet is te bereiken en dat de in de machines en leidingen gecondenseerde hoeveelheden water zich van tijd tot tijd een weinig opstuwden en dan stootsgewijs in de verwarmingsruimte der dunsaplichamen traden. Ver der heeft de inhoud van het eerste lichaam in zooverre eenigen in vloed op het resultaat, daar voor de verwarming van het tijdens de proef bij vrij lage temperatuur ingetrokken dunsap, veel warmte noodiu was en meer of minder stoom gecondenseerd werd, al naar mate de hoeveelheid sap na de proef grooter of kleiner was dan te voren. Deze en dergelijke fouten verminderen evenwel de waarde der proeven slechts in zeer geringe mate, daar ze zooveel mogelijk tot een minimum beperkt werden. Men zal dus moeten toegeven, dat de proeven bevredigend zijn TABEL II Letterlijke vertalingen 391 uitgevallen en dat vooral het gemiddelde der 8, of wanneer men proef 4 wil ecarteeren, der 7 proeven een relatief betrouwbaar resultaat geeft. Derhalve bedraagt het stoomverbruik per uur der stoommachines in bedoelde fabriek, wanneer ze in vollen gang is, gemiddeld 10570 (10778) K. G. en het warmteverlies uitgedrukt in K. G. stoom van af de stoomketels tot aan het verdampingsapparaat 1594: (1772) K.G. of 15,1 (16,4) % van het stoomverbruik. Vergelijking van het bij deze proeven gevonden en het berekende warmteverlies. In eene vroegere verhandeling (Archief 1893. blz. 321) ha«l ik op grond van cijfers, ongeveer ontleend aan de toestanden op eene bepaalde fabriek, gevonden, dat van den door de machines gaanden stoom 9 % in 'ie stoomcilinders gecondenseerd werd, waaronder dus de verliezen in de stoomleidingen niet begrepen waren. In het nu behandelde geval zijn alle gegevens voel nauwkeuriger, daar ze aan de werkelijkheid zijn ontleend. De berekening tnoet hier weer loopen over de warmteverlie zen ontstaan: 1 tengevolge van de afkoeling der stoomleidingen 2 r> » » uitwendige afkoeling der stoomcilinders. 3 » » » arbeid door den stoom verricht 4 » » » expansie van den stoom. I. Warmteverliezen in de stoomleidingen. Voor do berekening dezer verliezen neem ik dezelfde cijfers, die ik vroeger heb opgege ven als het best overeen te komen met de toestanden op eene sui kerfabriek. Voor de groote stoomleiding moet evenwel eene correctie worden aangebracht, daar een gedeelte van den stoom, die hier door gaat, namelijk ong. 25%, voor kokenen verwarmen wordt verbruikt, terwijl 75% naar de machines gaat. Nu kan men wel als juist aan nemen, dat van den in deze leiding gecondenseerden stoom voor onze berekening ook slecbts 75% van de gecondenseerde hoeveelheid be hoeft in aanmerking genomen te worden. De oppervlakte der stoom leidingen, waarbij de doorsnede inclusief de isoleerende laag geme ten werd en het per uur gecondenseerde water, vindt men in de volgende tabel. Letterljjke vertalingen 392 Oppervlakte. Gecondenseerden stoom per uur en M l . per uur. Hoofdleiding voor directen stoom (75 % van 126,4 M.*) 94,8 M. 3 1,5 K.G. 142,2 K.G. Zijleidingen .»...»...» ... 119.8 » 1,8 » 215, G » Hoofdleiding ». . retourstoom. . . 107,8 » 1,0 » 107,8 » Zijleidingen .. » » 110,8 » 1,1 » 121,9 » Onbekleede ventielen en buizen. . . 10,0 » 4,0 » 40,0 » KG. 2. Warmteverliezen door uitwendige afkoeling der stoomcilinders. De totale oppervlakte der stoomcilinders en stoomverdeelingskasten der boven vermelde machines werd = 37,3 M-'. gevonden, welke slechts gedeeltelijk met slechte warmtegeleiders was bekleed. Verder stond al bet metaal, dat in directe aanraking met de stoomcilin ders w;is en door geleiding van hier uit verwarmd werd, zooals fundeerplaat, enz. warmte aan de lucht af. Deze hoeveelheden kun nen door de uiteenloopende omstandigheden niet worden berekend, maar moeten geschat worden. Ik geloof derhalve, dat men het dichtst bij de waarheid komt, wanneer men de warmteverliezen door uitwendige afkoeling der stoomcilinders zoo berekend, dat men de gemeten oppervlakte als onbekleede beschouwt en dus de geringere uitstraling der bekleede oppervlakte beschouwt als te worden opgewogen door het warmteverlies der met de cilinders verbonden metaaldeelen. In dit geval wordt per uur, per M. J 4K.G, water gecondenseerd en dus in het geheel 4 X 37,3 = 149,2 K.G. 3. Warmteverliezen tengevolge van arbeid door de machines ver richt. Stelt men, zooals reeds vroeger besproken werd, het stoom verbruik per paarden kracht op 35 K. G. per uur dan produceeren de machines gemiddeld —~ = 302 P. K. of bij het tweede 1077 H gemiddelde cijfer gg = 308 P. K. dus gemiddeld 305 P. K. Voor 1 P. K. wordt 1,18 K. G. stoom per uur gecondenseerd (Archief 1893 blz. 334), dus bedraagt het warmteverlies ten gevolge van arbeid door de machines verricht on in K. G. stoom uitgedrukt 305 X M 8 = 359,8 K. G. per uur. 4. Warmteverliezen door expansie van den stoom. Voor deze berekening is al het vroeger vermelde (Archief 1893 blz. 329) geldig, dus wordt per K. G. stoom 0,044 K. G. door den bij de expansie Letterlijke vertalingen 393 verrichten arbeid gecondenseerd. Van den in de ketels voor de machines geproduceerden stoom (gemiddelde van 7 proeven 10778 K. G.) worden 358 K. G. in de leidingen voor directen stoom ge condenseerd, 10420 K. G. bereiken derhalve de machines en ver liezen 10420 X 0,44 = 458,48 K. G. De gezamenlijke warmteverliezen per uur uitgedrukt in K. G. stoom zijn derhalve: K.G. % v.d stoom, op 100 K.G. biet. 1 Verliezen door afkoelingiu de stoomleidingen 628 5,83 2,09 K.G. 2 ï j> » » 1 cilinders 149 1,38 0,50 » 3 » » arbeid in de machines verricht 360 3,34 1,20 )) 4 » » expansie van den stoom 408 4,20 1,02 » 1595 K.G. 14,80% 5,31 K~g7 Tegenover de door proeven gevonden warmteverliezen van 15,1%, respectieve 16,4%, heeft men dus het berekende verlies van 14,8%; eene overeensteming als men bij de moeilijkheid van dergelijke proeven in het groot niet beter kan verwachten. Dit is het beste bewijs voor de juistheid mijner vroegere berekeningen en der basis waarvan toen is uitgegaan, zoodat de toen gevonden einduitkom sten, meerdere waarde krijgen. Een paar verdere conclusies omtrent de rentabiliteit van de centralisatie der stoommachines en de gelijk tijdige verbetering der verdamping laat ik hier volgen. Eindconclusies uit de pkoeven. Wanneer men in eene bestaande fabriek, gelijkend op de hier vermelde, de warmteverliezen wil verminderen, dan kan dit slechts in geringe mate geschieden door de gewone machines te vervangen door expansiemachines, maar wel door centralisatie van het bedrijf en vereenvoudiging der stoomleidingen. Nemen we aan, dat door het aanschaffen van ééne centraalmachine met de daarmee samen gaande kortere stoomleidingen, de warmteverliezen tot op de helft verminderd worden, hetgeen wel als uiterste grens kan worden be schouwd, daar de verliezen tengevolge van den verrichten arbeid, die ongeveer gelijk gebleven is, in het geheel niet zijn verminderd en die door expansie misschien slechts voor */j en hoogstens voor voor de helft. Deze verliezen bedragen derhalve reeds 5,5 —6% van den stoom en voor de verliezen door afkoeling in stoomleidingen en-cilinders zoude nog slechts 1,5 —2% overblijven. Het is derhalve zeer hoog gerekend, wanneer per uur 900 K. G. stoom minder wor den gecondenseerd, dus slechts 872 K. G. in plaats van 1772 K. G. Letterljjke vertalingen 394 of 21000 K. G. per dag minder. Bij 7'd voudigo verdamping in de ketels zoude dan dagelijks 2880 K. G. kolen wonion bespaard, die bij een prijs van f 0,72 per 100 K. G. eene waarde van f 20,75 ver tegenwoordigen. Bij eene campagne van 80—-100 dagen zoude dus door centralisatie der machines in het gunstigste geval slechts 1700—2100 gulden worden bespaard. Nemen we aan, dat voor ver nieuwingen in de fabriek minstens 10% voor rente en amortisatie moet gerekend worden, dan mogen de uitgaven voor centralisatie niet meer dm f ISOOO bedragen. Daar deze evenwel volgens matige taxatie twee a drie maal hooger zijn, kan centralisatie alleen zich nooit betaald maken, maar alleen dan, wanneer de vele machines Ie veel retourstoom voor het uitstekend ingerichte verdampings- en verwarmingssysteem leveren. Nu produceeren gewone machines, wanneer ze in eenigszins goeden staat gehouden worden, zelfs nog niet te veel stoom aan het eind van eene lange campagne, zooals uit mijne proeven duide lijk blijkt, liet stoomverbruik per uur van alle machines was ge middeld 10778 K. G., die 9000 K. G. retourstoom leverden, in het begin der campagne was dit in elk geval 10 —20 % minder. In de fabriek werden per uur 30000 K. (i bieten verwerkt, waaruit ge woonlijk 135 % of 40500 K G. dunsap verkregen werden. Hieruit is hoogstens 85 % of 34425 K. G. water te verdampen. Dient hier voor, zooals in de meeste fabrieken, een quadruple- effet, dan ver dampt IK. G. retourstoom 3 3 /4 K. G. water; en is dus voor 34425 K. G. nagenoeg 0200 K. G. noodig. Hij het einde der campagne is er dus nog geen stoom te veel voor een quadruple-effet, vooral dan niet, wanneer aan de eerste lichamen te veel stoom voor ver warming wordt ontnomen. Wel kan in kleine fabrieken de verhouding van retourstoom tot de verwerkte hoeveelheid bieten, die in ons geval 30 K. G. op 100 K. (t. bieten bedroeg wel iets ongunstiger worden, maar door een doelmatig gebruik der sapdampen, kan de retourstoom ook dan nog zoo worden gebezigd, dat overal eene meervoudige werking verkregen wordt en toch geen overmaat voorhanden is. Bij niet al te dure kolen is het nu nog zeer de vraag of de vervanging van een quadruple- door een quintuple- effet of wat hetzelfde effect heeft, de aanschaffing van een voorwarmer (Vor kocher) systeem Paui.y bij een quadruple-effet, nog geldelijke voor dcelen met zich brengt Zooals men gemakkelijk kan uitrekenen, zijn ze in elk geval zeer klein. Letterlijke vertalingen 395 Eene meer dan vijfvoudige verdamping is evenwel, zooals reeds herhaaldelijk werd aangetoond, onder normale omstandigheden nooit rentabel. Daar derhalve eene technisch bereikbare verbetering van de verdamping in zulke fabrieken, die met meervoudige verdam ping werken en waar de sapdampen op uitgebreide schaal voor koken en verwarmen gebruikt worden, geen noemenswaardig geldelijk voor deel oplevert, zoo is het duidelijk, dat eene ver gaande centralisatie der machines in geen geval rentabel zal zijn. Daarbij wordt geheel afgezien van de gebreken, die voorloopig nog aan dit systeem eigen zijn, daar de electrische overbrenging van kracht op grooter schaal in den eersten tijd wel niet op suikerfabrieken in toepassing zal worden gebracht. Wel aanbevelenswaardig is het daarentegen, om daar waar ver scheiden kleine machines van eene zelfde soort zijn, deze door ééne grootere te vervangen, vooral wanneer ze min of meer versleten zijn of om zooveel mogelijk pompen door ééne machine in beweging te brengen, zooals Jelinek reeds lang heeft aanbevolen. In nieuwe fabrieken zal eene matige centralisatie wel het beste zijn, dus niet eene enkele machine, maar al naar de grootte der fabriek mis schien 8 of 10. Of men daarvoor gewone of expansiemachines gebruikt, is volgens het voorafgaande vrij wel hetzelfde, zoolang ze alleen tijdens de campagne behoeven te werken; machines, zooals b. v. voor de centrifuges, die ook na de campagne werken, zonder dat de retourstoom in voldoende mate kan gebruikt wor den, zullen natuurlijk stoom en kolen sparen, wanneer ze van ex pansie zijn voorzien. Wanneer ik op grond mijner practische proefnemingen en mij ner theoretische onderzoekingen omtrent de centralisatie der ma chines, de vervanging der reeds aanwezige gewone machines door expansiemachines afraad, en eveneens den aanleg van eene meer dan vijfvoudige verdamping, dan geloof ik geen vijand van den vooruitgang te schijnen. Uit een uitsluitend technisch oogpunt zijn deze wijzigingen in zekeren zin wel als verbeteringen te beschou wen, maar de suikerfabrikant is niet alleen technicus, maar vooral koopman en voor dezen Deteekenen de nieuwigheden eene aanmer kelijke verhooging van het oprichtingskapitaal, zonder dat onder normale omstandigheden eene voldoende rente, laat staan eene be hoorlijke winst kan worden verwacht, Kobus. Letterlijke vertalingen 396 MEDEDEELINGEN UIT DE PRAKTIJK. Verslag van het bezoek der iieeren van den ;Brandeler, de Man en sïucky aan de biblttuinen te tangerang. Gevolg gevende aan de opdracht van de Soerabaiasche Ver ceniging van Suikerfabrikanten, hebbon wij de rietaanplantingen in de afdeeling Tancjerang bezocht en kunnen wij het volgende als onze bevinding mededeelen. Ons onderzoek in de bezochte streek betrof: 1 e den thans aldaar heerschonden toestand met betrekking tot de rietcultuur, 2 e 'len stand van het thans te veld staand gewas. 3 e de voorkomende ziekteverschijnselen. 4 e de geaardheid van den bodem. 5e de wijze waarop de rietaanplantingen worden aangelegd. liet een en ander zullen wij successievelijk behandelen, terwijl wij verder onze meening zullen te kennen geven, omtrent hetgeen in de afdeeling Tangerang nog in het belang van de cultuur kan, ja zelfs dringend noodig moet gedaan worden. I. De thans heerschende toestand in Tangerang mag voor de riet cultuur niet geheel gunstig genoein l worden. Al de voor deze cultuur beschikbare gronden, zijn het eigendom particulieren, meestal Chineezen, en hangt het dus geheel af van den wil van djze eige naren of de gronden al dan niet met riet zullen beplant worden. Velen toonen zich hiertoe wel genegen, doch ook anderen, zooals de eigenaren van de landen Kampong Malajoe, Pekadjangan en anderen'.weigeren tot nu toe rietaanplantingen op hunne gronden te doen aanleggen, tenzij alleen om het riet zelf te verwerken, zooals op het land Paroengkoeda. liet is mogelijk, dat de vrees voor schade door eventueel mis gewas hiertoe ook het hare bijdraagt, daar de rietaanplantingen in Tangerang geheel afhankelijk zijn van regen, aangezien de streek niet bevlocid wordt. Alleen op de landen Serpong en Soeradita is een klein gedeelte bevloeibaar. Uitbreiding op groote schaal van den rietaanplant in Tangarang zal hierdoor w T el niet mogelijk zijn, te meer daar ook de voor bibitaanplant bruikbare gronden slechts ± 3000 bouws bedragen. De reden waarom het meerendeel der gronden voor bibitaanplant niet in aanmerking komt, is. dat zij te ver gelegen zijn van de rivier, die tol nu toe in Tangerang de eenige afvoerweg is. Een ander niet minder groot bezwaar voor uitgestrekte aan plantingen is het alom heerschende gebrek aan werkkrachten. Op vallend is het, wanneer men de verschillende lauden doorkruist, hoe schaarsch de bevolking bier is. terwijl de weinige opgezetenen tot veel en geregeld werken nog zeer ongenegen zijn. Dit laatste euvel zou echter door eene behoorlijke dagelijksche betaling misschien wel uit den weg te ruimen zijn. Alhoewel men uit het bovenstaan de kan aannemen, dat de afdeeling Tanijenuitj wel nooit eene groote voorraadschuur van bibit zal worden voor de fabrieken op Java, zoo dient zij toch voorloopig wegens enkele gunstige omstandighe den, welke uit onze verdere mededeelingen zullen blijken, als eene zeer gewichtige plaats beschouwd te worden voor den aanleg van bibittuinen, zij het dan ook op eenigszins bescheiden schaal. 11. Waar een toestand als de bovengemelde heerschend is, kan, men bezwaarlijk veel mooie rietaanplantingen verwachten. Waar, door de gunstige en eenigszins hooge ligging van een stuk grond, de afwatering van zeil' plaats had, waar, door den rijkdom van den bodem het riet zoo welig groeide, dat het onkruid verstikt werd, daar kan men soms een werkelijk mooien bibitaanplant zien: doeli waar voor afwatering, voor schoonmaken en loshouden van den bodem door menschenarbeid moest, gezorgd worden, daar was hel gebrek aan werkkracht steeds duidelijk zichtbaar, en kon men in den aanplant de gevolgen van deze ontbering terugvinden. De stand van het gewas is erg afwisselend, doch over liet algemeen genomen niet schitterend. Op het land Babakan zagen wij een aanplant en een :5 e " snittuin, welke heide nauwelijks den naam van riettuin verdienden. Deze tuinen verkeerden in den meest verwaarloosden toestand; gras en onkruid groeiden hier welig en ongestoord op, en werd het riet op vele plaatsen hieronder bedol ven. Alhoewel deze beide tuinen de slechtste waren, die wij zagen is toch op alle andere landen het te kort aan werkkrachten duide lijk zichtbaar. Wij zagen te 'Vangerawj tuinen van eiken leeftijd , zoowel pas beplante, als geheel volwassen. Deze laatste stonden lal sterk in bloei, vooral die welke beplant waren met het zoogenaamde, roso Tangerangriet, eene soort die op vele landen nog bij voorkeur wordt aangeplant, waarschijnlijk omdat dit riet erg zacht is en daarom door de aanwezige molentjes, die met kar- BiedeJeeHngen uit de praktijk 398 bouwen gedreven worden gemakkelijk te verwerken is. Wegens het bekend lage suikergehalte is deze rietsoort echter niet aan te bevelen. 111 In een oord als Tangerang, waar het riet zoo weinig te gen zijne talrijke natuurlijke vijanden wordt beschermd, waar zeer veel tweeden, doch ook nog derden, vierden en verderen snit wordt aangehouden, daar hadden wij vele ziekteverschijnselen verwacht en hebben die ook gevonden. Het is ons echter een genoegen hier te kunnen verklaren, dat wij de serehziekte in Tangerang niet ge zien hebben. Zelfs in den zwaar verwaarloosden derden snittuin van Babakan is het ons niet mogelijk geweest eene plant te vinden, die uiterlijk de verschijnselen van serehziekte vertoonde, en de vele misvormde en vergroeide stokken, die wij hier opensneden, gaven niets te zien wat aan serehziekte deed denken. Deze tuin was zwaar aangetast door booniers, aan de meeste stokken waren de ongen tot heele takken uitgéloopen, roest kwam bijna op alle bladeren voor, vele planten waren door stuit'brand aangetast, rood rot was bij de meeste planten aanwezig, de bladluis teelde bier welig voort, alleen de sereh-en strepen ziekte hebben wij er niet gevonden. Ware ook in dezen tuin de serehziekte aanwezig ge weest, dan had zij zeker gedurende den afgeloopen westmoesson op dit voor haar zoo vruchtbare terrein voortgewoekerd en zou zij thans zeker duidelijk zichtbaar zijn geweest. xMhoewel geen tuin evenals bovengenoemde, alle, in Tangerang voorkomende rietziekten in zich vereenigde, zoo kwamen roest en roodrot toch vrij algemeen voor Doorgaans waren "2e en verdere snittuinen door deze ziekten zwaarder aangetast dan aanplant, ter wijl ook hoorders in de eerstgenoemde veelvuldiger waren. Dat. rood rot dit jaar in Tangerang zoo sterk voorkomt is waarschijnlijk een gevolg van den /.waren Westmoesson, van den overvloedigen en langdurigen regen De later geplante nu nog zeer j mge aanplant, bleek veel minder aangetast. Op het land Tjihoeni zagen wij op de fabriek, een kleine aanplant door muren ingesloten (waarschijnlijk een ouden droogbak), die verleden jaar door den lieer van Deloen met bibit, speciaal zwaar door roodrot aangetast, werd aangelegd. De aanplant stond nu prachtig, was gedeeltelijk omgevallen, vertoon de vooral in de omgevallen gedeelten, hier en daar roodrot, doch was het zonder eenige bemesting verkregen resultaat uit roodrot bibit van dien aard, dat men voor deze ziekte niet zoo erg bevreesd behoei't te zijn. Mededeelingen uit de praktjjk 399 Behalve de bovenvermelde ziekteverschijnselen, vinden wij in een tweeden snittuin op het land Tjikokol nog bij verscheidene planten eene abnormaliteit, namelijk de onderbroken bladnerf, of het zoogenaamde telegraafschrift in de bladnerf, dat door wijlen Dr. Soi.twkdt, als een voorbode van de Sereh beschouwd werd. Behalve op Tjikokol zagen wij dit ook op het land Babakan en in een tuin Gloempit Babakan van liet land Serpong. Resumoerende kunnen wij zeggen dat: roest en roodrot in de oudere aanplantingen vrij algemeen voorkomen; hoorders komen in Ü en en verderen snit veel voor, bladluis en brand komen sporadisch voor; strepen- en serehziekte zijn door ons in ± 1500 bouws aan plant, welke wij in de afdeeling Tangerang zagen niet gevonden. De grondsoort in Tangerang is hoofdzakelijk taraban, op sommi ge plaatsen vindt men ook vrij kleverige klei, op enkele plaatsen zandgrond, terwijl op Kampong Melajoe, Pangkalan en Bajoer be noorden 'langerang een weinig zwarte teelaarde gevonden wordt. Op de hooge intens rood gekleurde gronden is men niet altijd zeker van het slagen van den rietaanplant; de afgeloopen west moesson met zijn vele regens was voor deze gronden echter gunstig. De meer bruin gekleurde voor de rietaanplant meest verkieslijke grond, is zeer vochthoudend, en kan de jonge aanplant hier zelfs mét zeer weinig regen goed slagen. De aanplantingen op deze gronden hadden dan ook allen eene frissche groene kleur, alhoewel het sedert geruiinen tijd niet geregend had. Dat de bodem zeer rijk moet zijn, blijkt wel uit de resultaten die nog, meestal zonder eenige bemesting, van den 2"" snit ver kregen worden.. Doorgaans zijn deze voor de eigenaren nog zeer loonend. V. De bewerking der riettuinen in rangerang mag, ook weder tengevolge van de weinige werkkrachten, zeer gebrekkig genoemd worden. De gronden worden met eene lichte ploeg met een of twee karbouwen bespannen van 4 tot 8 duim diep omgeploegd ; daarna worden weder t met de ploeg plantvoren getrokken, op afstanden van 4of 5 voet van elkaar. Deze afstand is vrij ongelijk, doch meer boven dan beneden vier voet, omrede later tusschen de riet rijen weder met de ploeg de aarde losgewerkt wordt en de ploeg ook voor het aanaarden dienst moet doen. Merterteelingen uit de praktijk 400 In de getrokken plantvoren worden met de patjol gaten ge slagen op afstanden van ± I'j, voet. In deze gaten worden twee bibits van drie oogen schuin tegen den grond gedrukt en daarna met aarde bedekt. De in den westmoesson geplante bibit wordt nauwelijks dicht gedekt, terwijl die, welke in Maart en April wordt geplant tot 3" onder den grond gelegd wordt. Toppen worden liefst alleen in den west-moesson geplant. De nabewerking bestaat alleen in ploegen tusschen de rijen, enkel in heel jonge aanplant wordt met de patjol gewerkt. Men gebruikt daarvoor een patjol met lange steel, zoodat de koelie zich niet be hoeft te bukken. Voor het aanhouden van 2 en snit wordt, nadat het riet gesneden is, de stoel geheel bloot gelegd, zoodat deze alleen nog van ondei- in de aarde vast zit, de oude wortels worden zoo veel mogelijk afgesneden en verwijderd, en men wacht dan tot er jonge loten uitgeloopen zijn. Daarna wordt weder met de ploeg aangeaard, en laat oien het riet doorgroeien, totdat een verdere aan aarding noodig blijkt. Op het land Har oen g Icoeda zagen wij zulk een tweeden snit tuin, waar nog geen aanaarding had plaats gehad. Behalve het aanhouden van tweeden en vorderen snit wordt te Tangerang'ook dikwijls jaren lang op het zelfde stuk grond riet geplant. Hiertoe wordt na het snijden tusschen de rietrijen geploegd en wordt deze geploegde ruimte voor nieuwen aan plant gereed gemaakt (baliq lobang). Is de jonge aanplant opgekomen, doch mislukt deze door de droogte, dan kiest men hiervoor in de plaats de oude rietrijen, die intusschen ook weer uitgeloopen zijn en houdt dus tweeden snit aan. Behalve Tangerang bezochten wij ook de Pondok Gedè landen en Bekassi ten zuidwesten van Batavia. Op de Pondok Gedé landen zagen wij niet veel aanplant, daar wij er slechts een dag waren en wij wegens verhindering van den hoofdadministrateur niet konden te rugkomen. De aanplant, die wij zagen stond over het algemeen goed, en hebhen wij ook geen screhziekte ontdekt. Op het land Karangljongog bij Bekassi zagen wij ± 50 bouws aanplant. Deze tuinen waren op twee na, die erg door water te lijden hadden, over het algemeen beter onderhouden dan die te Tangerang. Het riet zag er zeer goed uit en was ook hier niets te bespeuren wat aan sereh deed denken. Roest en roodrot kwamen hier minder voor dan te Tangerang. Mededeelinfjen uit de piak'jjk. 401 Wat de transportmiddelen betreft, deze zijn voor Tangerang voldoende voor de bibit, die er geplant kan worden. Alleen bij zeer laag water in de Tjidani loopt liet transport aldaar gevaar. Sedert tal van jaren is het echter in 1891 voor het eerst voorgekomen, dat het transport wegens den lagen waterstand bemoeilijkt werd. Bij eventueelen aanmaak van meerdere prauwen, zou het zaak zijn kleine prauwen te maken in plaats van groote, daar deze bij laag water veel doelmatiger zijn, en nog dienst kunnen doen nis de grootere door hun meerderen diepgang onbruikbaar worden. Het transport van Bekassi en van de Pondok Gedé landen ge schiedt per spoor tot Tandjong Priok en moet voor uitbreiding van den aanplant hier rekening worden gehouden met het beperkte aantal spoorwagons. Als eerste en noodzakelijkste maatregel, teneinde Tangermg zoolang mogelijk serehvrij te houden, is dunkt ons een streng verbod noodig van regeeringswege om er suikerriet te importeeren. Zeer wenschelijk zou deze'maatregel zijn voor de geheele residenties Batavia en Bantam, aangezien de Sereh, die van West naar Oost gegaan is over Java, tot nu toe niet de tegenovergestelde richting gevolgd heeft. Wanneer wij bedenken, dat tot heden van Tangerang bibit, die toch dikwijls van tweeden snit afkomstig is, nog bijna altijd prach tige resultaten verkregen zijn, niettegenstaande in Tangerang vele rietziekten voorkomen, behalve sereh- en strepenziekte, dan blijkt het duidelijk hoe dringend noodig het is, dat alles in het werk worde gesteld om te voorkomen, dat deze gevaarlijke vijanden ook daar worden binnengeleid. Alhoewel het verder wenschelijk zou zijn door huur van gronden en aanvoer van volk in Tangerang een meer rationeele cultuur te verkrijgen, zoo dient men dunkt ons hier voor de toekomst toch rekening te houden met het verleden. Reeds tal van jaren heelt men in de afdeeling Tangerang riet gekweekt, meestal zonder be mesting, of alleen met een weinig stalmest. De screhziekte heelt er zich tot nu toe niet vertoond; zou het daarom niet wenschelijk zijn op den ouden weg voort te gaan, met enkele wijzigingen sleiliis v zooals beter wieden, weg laten van tweeden snit, enz. Nu reeds wijkt. men van de oude werkwijze af, nu reeds eischt men van den bodem meer dan hij gewoon was zonder kunstmiddelen te geven. Op liet land Serpong zagen wij in den tuin Gloempll vele donker groene Hededeelingeu uit de praktijk 402 vlokken, die volgens verklaring van den Chineeschen bewoner van liet land met zwavelzure am nonia gemest waren. Wij durven niet beweren, dat dit voor de toekomst schadelijk moet zijn, maar men bedenke, dat tot nu toe in het riet te Tangerang op geheel primitieve natuurlijke wijze gekweekt, geen Serehziekte is ontstaan. Wij kunnen niet nalaten, hier nog een enkel woord van dank toe te voegen aan den Heer van D ldkn te Tangerang Alhoe wel wij, uit den aard onzer opdracht niet overal welkom waren, zoo hebben wij van den lieer van Dia.den toch steeds de grootste bereidw lligheid ondervonden en was hij ons steeds behulpzaam, zoowel in het geven van inlichtingen, ais door ons dikwijls persoon lijk op onze tochten te vergezellen. Voor heeren liefhebbers van Tangerangbibit ontvingen wij van ZEd. den raad om toch vooral niet later dan uiterlijk Augustus hiervooi te contracteeren, daar alleen dan de planters in de gelegenheid zijn gesteld om tijdig en goed de grondbewerking te doen plaats hebben. Voor bibit om bibittuinen mede te planten in December, is het wenschelijk nu dadelijk te contracteeren. De Soerabaiasche Vereeniging van Suikerfabrikanten had de be leefdheid aan de leden dia' Tegalsche Vereeniging haar Bul etin dd. 2-5 —94 toe te zenden. Met vreugde en blijdschap namen ik en velen met mij kennis van die voor ons zoo wenschelijke tijding; zeer ze ker zijn dan toch vooral in Tangerang wonderen geschied, want in December jl. was daar nog aanwezig volop sereh en roodrot in zeer hooge mate; de schubben der kiemoogen zaten vol en thans: de bestaande aanplantingen absoluut serehvrij. Bloei kwam zeer alge meen voor, Roest (is dit soms rood rot) kwam zeer algemeen voor. Strepenziekte Nihil. Wel hij, die met dat optimisme te bed gaat. Djatibarang, Il Mei '94. van Leeuwen. Twee dagen in Tangerang Op mijne doorreis naar Banku maakte ik van hel verblijf te Batavia gebruik om een uitstapje te maken naar de in den taatsten tijd zoo veel besproken bibittuinen in Tangerang. Ik (rot het niet bijzonder gunstig, daar de Heeren van Delden en Helder afwezig Medeileelingen uit Je praktjjk 403 waren en de Heer Abdul Asiz Effekdi, de eigenaar van Tanah Tinggi, die zoo welwillend was als mijn geleider te fungeeren, juist op het punt stond naar Europa te vertrekken, zoodat mijn bezoek korter duurde dan oorspronkelijk plan was geweest. Volgens de opgave van mijn geleider zijn tegenwoordig in Tan gerang ruim duizend bouw met net. dat voor stekken moet dienen, beplant. Hiervan staan onder het toezicht van den Heer A. Asiz Effendi ca. 400 bouw. van den Heer van Delden ong. 350 bouw, van de Factorij 120 bouw en van verschillende Chineezen 150 bouw; als deze laatsten geen bibit verkoopen kunnen wordt het riet vermalen. Op het oogenblik worden grootendeels stekken van I'/, voet lengte verkocht, waarvan de bovenste leden nog ongekleurd zijn; gemiddeld vindt men aan zulk een stek 4a5 oogen, tegen het eind van den Oostmoesson natuurlijk meer dan nu. De prijs bedraagt f B.— per 1000 stuks f. o. b. Tandjong Priok; wenscht men langere stekken, dan zijn die te bekomen voor ik meen f 9. der 1000 stuks van 2 voet en voor f 10. per 1000 stuks van 2 1 /» voet lengte. De Heer A. A. E. leverde evenwel alleen stekken van I',', voet. Volgens hem bedraagt de productie per bouw gemiddeld 120 pikol, zoodat de geheele opbrengst van Tangerang 120000 pikol stekken zoude bedra gen. Andere informaties leidden tot ongeveer hetzelfde resultaat. Nagenoeg alle laadruimte vcor rietstekken van de bibitboot en van de booten der Pakket vaartmaatschappij is bij contract reeds tot October in beslag genomen *). Volgens taxatie bedraagt de hoeveel heid af te schepen rietstekken circa 170,000 pik. met inbegrip van de Buitenzorg-bibit, waarvan de hoeveelheid op 50,000 piks. wordt geraamd. Volgens deze cijfers wordt dus voor Tangerang op een kwan tum van 120,000 piks. gerekend, welk cijfer overeenstemt met de hiervoren genoemde productie. De afvoer van Tangerang naar Tandjong Priok heeft plaats lang de Tjidani, die uit het Ruitenzorgsche komt. Nu eens is het vaarwater uitstekend, dan weer worden door rotsblokken of padas lagen stroomversnellingen gevormd, die vooral bij laag water zeer veel last veroorzaken. De prauwen, te zamen ongeveer honderd, waarvan de helft voor bibitvervoer dienst doen, kunnen dan niet meer dan 20—25% eener volle lading vervoeren en moeten toch nog dikwijls door de bemanning over de laagste punten heen wor den gedragen. Hierdoor wordt het wel eens moeilijk binnen een be- *) Van 1 Juni — 1 Sept. kon de Pakketvaartmaatschappij met de gewone booten nog maar 10000 pik. bibit vervoeren. Bjj hoeveelheden boven 4000 pik. was nog wel gelegenheid. Medcdeelingen uit <le praktijk- 404 paalden tijd grootere hoeveelheden stekken te Tand jong Priok te leveren. Gewoonlijk worden de stekken in krandjangs verpakt, die ten laste der koopers komen. Eene krandjang van 20 et. is voldoende voor ongeveer 2 pikol bibit. De vracht van Tangerang zeil' naar Priok bedraagt ongeveer 30 et. per krandjang; van de verder af gelegen tui nen daarentegen meer, van de verste zelfs tot meer dan het dubbele. De met bibittuinen beplante strook strekt zich van Tangerang stroomopwaarts langs de Tjidani uit tot Soeradati, 14 paal verder gelegen. Door de kronkelingen der rivier bedraagt dé afstand over water echter zeker drie maal zooveel. De totale hoeveelheid voor bibitcultuur geschikte grond in dit rayon werd op 3000 bouw getaxeerd, waarvan er evenwel niet meer dan '2000 beschikbaar zijn, daar de eigenaren der overige 1000 bouw hunne terreinen niet willen afstaan. Er zijn twee omstandigheden, die de keuze van grond zeer beperken: gebrek aan water in den Oostmoesson en het moeilijke vervoer naar de rivier, waardoor slechts gronden in hare onmiddellijke nabijheid gelegen in aanmer king kunnen komen. Door irrigatie zoude waarschijnlijk eene gruote oppervlakte, die nu geheel van don regen afhankelijk is. voor meer intensieve cultuur geschikt kunnen worden gemaakt. Wanneer dan te vens de wegen verbeterd werden en de stroomversnellingen opgeruimd zoude de afvoer de producten zeerworden vergemakkelijkt. De wegen zijn op het oogenblik zeer slecht; is reeds de groote weg van Bata via naar Tangerang heel wat minder dan de wegen in Oost-Java. die van Tangerang naar Buitenzorg is nagenoeg onberijbaar. Niet tegenstaande het reeds eenigen tijd niet geregend had, was de weg op de lagere punten nog zeer drassig; gedurende de regens der vorige maanden was vervoer per as onmogelijk De grond is overal rood van kleur, hoewel zeer verschillende nuances kunnen onderscheiden worden; het meeste gewild zijn die gronden, welke door eenigen humus, wat donkerder van tint zijn en misschien niet zeer lang geleden nog met bosch waren begroeid. Deze grondsoort is veel vochthoudender dan de andere, wat hier, waar bevloeiing nog tot de vrome wenschen behoort, natuurlijk van 2eer veel waarde is. Hoe rooder de kleur van den'grond, hoe min der ze gewild wordt Hier en daar vindt men plekken »tanah lilin", geheel ondoorlatend voor water, nu eens nagenoeg wit, dan bijna zwart van kleur. Prima kwaliteit grond is vrij schaars; op het oogenblik zijn uit de praktijk. 405 van deze grondsoort voor de bibittuinen nog geen 200 bouw in ge bruik, terwijl de total 3 hoeveelheid op hoogstens .">OO bouw geschat werd. Thans wordt op deze gronden, waar men zeker is geen gebrek aan water te krijgen, twee maal achtereen riel geplant, waarna weer andere gewassen aan de beurt komen. Wordt de tuin in Nov. ge sneden, dan besteedt men nagenoeg eene maand aan schoonmaken en bewerken en plant dan versche bibits in rijen, afwisselend mei die van den vorigen aanplant (baliq lobang). in andere gevallen, b. v. na katjang pandjang of kedelee(men gelooft dat katjang tjina den grond te veel uitput), ploegt men eens of twee keer tot ongeveer een voet diep, laat de grond een paar maanden liggen en maakt dan plantvoren; heeft men weinig tijd, dan ploegt men drie til' vier ,keer achtereen en plant onmiddelijk daarna. Bij terreinen die braak liggen, begint men mei de bewerking reeds in de eerste maanden van het jaar om liet onkruid te vernielen. De plantvoren zijn ongeveer 1 voet van elkaar, de stekken in de voor I\', '2 voet. zoodat er ongeveer 10000 bibits per bouw komen; in den westrnoesson plant men de stekken schuin, half boven den grond; verwacht men niel veel regens meer, dan wordl de geheele stek mei aarde bedekt. De eerste wijze van planten maakte een vreemden indruk: nadat in de voor met een patjol plantgaten gemaakt waren. werden de middelerwij] uitgestrooide stekken door den koelie met den voet beetgepakt, schuin tegen een der zijden van de plant <rroel' gelegd, eenigszins aangedrukt, met aarde bedekt en dezi weinig vastgetrapt, /onder dat de man zijne handen gebruikte. Is het riet een a twee voet boog, dan wordt het onkruid tuschen de rijen met de jiloey verwijderd. Op de drogere terreinen wordt liet vroegst geplant, op de lagere was men op enkele plaatsen nu nog bezig. Vóór hall' September plant men liever niet, daar ei' dan veel kans is, dat liet riet gaat bloeien: een paai- tuinen met Cheribonriet zag ik een en al met pluimen bedekt, veel sterker, dan ik ooit in Oost-Jaua opmerkte. Het roodë Tangerangriet, dal hier thuis behoort, bloeide daaren tegen bijna in het geheel niet. Men heeft dushier betzelfde verschijn sel, dat men ook bij Borneoriet op Java kon waarnemen, n. 1. dat rietsoorten, gewend in vochtiger omgeving te groeien, 'm droger grond rijkelijk gaan bloeien. Op kleiner schaal was ditzelfde gedurende de laatste jaren te zien bij het overbrengen van stekken van de eene onderneming naar de andere. Meiledeelingen uit de pratijk 406 De wijze van grond verhuur is wel eigenaardig. Alles is hier particulier land, dat grootendeels aan Chineezen toebehoort. Een eigenaar of pachter, die voor den Heer A. A Effendi riet wil plan ten, krijgt de bibit van hem, maar ze wordt voor een bepaald bedrag in rekening gebracht; de verhuurder zorgt voor de geheele bewerking, krijgt zoo noodig voorschotten en wordt betaald naar het aantal stekken, die worden geoogst. Dit oogsten en het kappen en verzenden der bibits geschiedt evenwel door opgezetenen van het land Tanah Tinggi, die hiervoor van de eene riettuin naar de andere trekken. In andere gevallen wordt het land gehuurd en de huur prijs direct betaald; de bewerking geschiedt door koelies van den Heer A. A. Effendi of door den verhuurder, die dan hiervoor be taling krijgt; in elk geval worden de stekken door den huurder ge leverd en de bibit door zijn volk gesneden. Gemiddeld rekent men op eene opbrengst van 30000 stekken per bouw, die op de betere, meer vochthoudende gronden gelijktijdig kun nen geoogst worden; op de drogere terreinen daarentegen groeien de uitloopers minder snel en halen de primaire stokken niet in, zoodat het snij den van stekken van dergelijke tuinen geruimen tijd duurt Evenals bij bergbibittuinen, ziet ook hier de jonge westmoes son-aanplant er niet welig uit; op een leeftijd van 3 — 4 maanden verandert dit evenwel dikwijls in weinig dagen. Op minder goede terreinen wordt karbouwenmest gebruikt en in den laatsten tijd ook 1 — 1 '/ 2 pikol zwavelzure ammonia per bouw. Over het algemeen was de aanplant beter verzorgd, dan toen ik in December 1892 dezelfde streken bezocht; 4 do — 6 ,1 e snit, die toen niet zeldzaam was, is nu nagenoeg verdwenen Alleen op het land Babakan, onlangs door eene Europeesche maatschappij aangekocht, was een tuin 4 de snit, waarvan bijna elke stok in bloei was geschoten. Verder zag ik nog slechts een paar tuinen, die waarschijnlijk 2 e snit waren. Ik vond geen enkele typi sche serehzieke plant, wel in den 4 den snit-tuin cenige stokken, die op de lengtedoorsnede eenigszins rood gekleurde knoopen vertoonden, maar niet op dezelfde wijze als bij de typische screhziekte. Al deze stokken waren evenwel hevig door roodrot aangetast, dat in dezen tuin in zeer sterke mate optrad. Eenige stengels waren bijna ge heel met eene schimmellaag bedekt, die op de aanhechtingsplaats der afgevallen bladscheeden naar binnen drong. Ook in een paar andere tuinen was roodrot niet zeldzaam, doch in de jonge tuinen kwam Mededeeüngen uit de praktijk 407 deze ziekte weinig of in 't geheel niet voor. Hier en daar kwamen roest en andere bladziekten voor, maar zeer weinig gele-strepenziekte. Over het algemeen hadden de jonge tuinen dan ook een mooie kleuren een gezond aanzien. Het scheen me toe, dat de hoorders talrijkei waren geworden; vooral vond ik witte en grauwe topboorders, die op eenige plaatsen nog al schade veroorzaakten. Hoewel ik veel te kort in Tangerang was (ik zag nag. 150 bouw riet, dus nog geen zesde van den aanplant), om een definitief oor deel uit te spreken, komt het mij voor, dat deze afdeeling op het oogenblik wel verdient aanbevolen te worden voor bibitleverantie. Hoewel ik geen enkele serehzieke plant zag, moet de ziekte hier toch wel zijn; behalve dat ik in Dec. 189'2 zelf eene typische plant vond, blijkt dit uit het feit, dat in import van Tangerang, zooals h. y.op de fabriek Poh-djedjer eene zeer enkele serehplant wordt aangetroffen. Ze kan er echter nog slechts zeer sporadisch zijn. *) Van andere rietziekten heeft op het oogenblik alleen het rood rot eene minder gewenschte uitbreiding gekregen, waarom het wen schelijk zal blijken zich daarvoor in acht te nemen, h. v. door be sproeien der stekken met bouillie bordelaise, zooals door Dr. F. A. F. C. Went werd aangeraden, Tijdens mijne aanwezigheid was ik nog in de gelegenheid eene Chineesche suikerfabriek in werking te zien. Het riet werd geperst tusschen drie verticale, op eene rij geplaatste ijzeien cilinders, die aan hun boveneind van tanden voorzien waren. De 111 i' 1< lelste cilinder werd door drie span karbouwen rondgedraaid. Het riet (liefst rood Tangerangriet, daar Cheribonriet te hard was) werd aan den eenen kant tnsschen detwee rechter cilinders gestoken en liet eenmaal geperste riet door een koelie tusschen de beide linker cilinders gebracht, zoodat de ampas aan den zelfden kant voor den dag kwam, waar het riet lag. Om het onderste gedeelte der cilinders was ecne bijna horizontale plank aangebracht, waarop een groot gedeelte van het vuil achter bleef, het fijnere vuil met het sap liep in een cementen bak onder de molens, van waar het door een pijp naar een der twee sapbakken werd gebracht. Hier werd er kalk doorgeroerd en het sap daarna in eene batterij van 5 pannen ingedampt, üe vuurhaard was onder de pan met het jongste sap, de vuurgassen waren gedwongen onder de vijl'pannen heen te gaan, voor ze den schoorsteen bereikten. Het sap dat in den loop van een dag werd verkregen, werd verdampt tot diksap; dit liet men een nacht staan mu te bezinken *) Ook in Clieribonriet uit Tangerang, dat het vorige jaar op Banka werd goiinporteerd en dat ik plant voor plaut naging, vond ik op 3000 U stoelen twee typisch sereuzieke planten. Mfdcdcelingen uit de praktijk 408 en den volgenden morgen op suiker verwerkt te worden. Deze werd in potten gekleid en te Batavia op het oogenblik voor f 10— a f 11.— verkocht aan Chineezen en inlanders, die ze verkiezen boven andere suiker. In 1891 steeg de prijs zelfs tot f IG.— Toen ik het fabriekje bezocht dat per dag 0— 7 pikol suiker produceerde werd Cheribonriet vermalen; het sap woog B'/i Beaumé, maai-de persing was zeer slecht en zal niet veel meer dan 50 3 / o be dragen hebben. Hoeveel ik geene juiste gegevens kon verkrijgen, schijnt de opbrengst aan suiker niet veel meer dan 4 a 5 % van het riet te zijn. In aanmerking genomen de slechte persing en de verregaande vuilheid, die hi<-r aeerschte is dit evenwel niet te verwonderen. Batavia, 13 April 1894 .). D. K.OBÜS. De bestrijding van den i.euconostoc In aansluiting aan de mededeeling Archief 1893. pag. 282 en een brief van den lieer G. E. Otto (Archief 1894 pag. 150) kan ik heden over een geval berichten, waar de ontsmetting metfluoorzoat alleen, niet het gewenschte effect had. Dit geval dee I zich voor op de fabriek Mingiran en gaf mij aanleiding den administrateur der onderneming den volgenden raad •ven. De waarneming, dat de kikvorscheieren zich hoofdzakelijk vertoonen na de kalkzetting in de sappomp en het benedenste gedeelte van den voorwarmer, dal, de Leuconostocmassa's in met kalk alkalisch gemaakt rietsap veel sterker groeiden dan in onge kalkt molensap, *) eindelijk de overweging, dat de bacteriaceen in het algemeen in zure vloeistoffen zich niet goed ontwikkelen, moest er toe brengen voor het onderhavige doel de kalkzetting niet reeds beneden in de meetbakken of de rietsapkist, maar eerst in de defe catiepannen te doen plaats hebben. De heer Kautiiaus volgde dezen weg en deelt mij mode, dat het middel afdoende was en sedert de Leuconostocvorming niet meer optrad. Het middel is eenvoudig genoeg om daar in toepassing ge bracht te worden, waar men om een of andere reden met. de *) 1. c. p»g. 286. Mededeelingen uit de praktijk 409 ontsmetting alléén het kwaad niet meester kan worden. Echter geloove men niet, dat daardoor de ontsmetting overbodig wordt. De Leuconostocvorming kan hierdoor wel voldoende getem perd worden om verstoppingen der sappomp te vermijden, maar zal toch zijnen invloed op het sap behouden. De ontsmetting van alle met het molensap in aanraking komende vlakken is het eenigste middel, dat afdoende kan werken, en zal in den regel het verwachte succes hebben. Waar dit alléén niet wil helpen, passé men tege lijkertijd het tweede toe, om de storingen meester te worden. De bijvoeging van kalk in de sapkist geeft dan de proef op de som, of de oorzaak van het kwaad verdwenen is. Wat de bijvoeging van de kalk in de defecatiepannen betreft, zoo is tegen deze werkwijze zelf geen bezwaar, mits het afmeten der kalkmelk met zorg geschiedt en vóór het defekeeren goed doorge voerd wordt. Het defecatieproces zal in den regel zelfs beter verloopen, dan bij de tegenwoordige werkwijze; trouwens een jaar of 8 geleden werd nog op zeer vele fabrieken zoo gewerkt. Wat ertoe geleid heelt, de tegenwoordige werkwijze te volgen, was het idee, om het bederven van het molensap te voorkomen, door zoo vroeg mogelijk kalk bij te voegen. Bij aanwezigheid van Leuconostoc is het echter duidelijk, dat juist het tegendeel er door bereikt wordt. Hoe dit is onder normale omstandigheden is nooit onderzocht geworden. Wanneer het, wat aantenemen valt voor het sap vrij onverschillig is, waar men kalk bijvoegt, als men maar zorgt, dat'het sap zoo vlug mogelijk naar de defecatie komt, dan blijft voor de tegenwoordige werkwijze het gemak over, de meetbakken voor de kalkzetting te gebruiken en het voordeel eene goede vermenging door het oppompen.te bereiken. Zonder dus de vroegere werkwijze te recommandeeren, meen ik, dat men ter wille der bestrijding van den Leuconostoc, zoo noodig gerust tijdelijk daarop terug mag komen. Dr. 11. Winter. Mededeel in gen uit de praktijk 410 DIVERSE MEDEDEELINGEN. Regeeringsbesluit dd° 9 April 1894, inhoudende de nieuwe regeling ten opzichte van het in werking brengen van ondernemingen voor de Isereiding van suiker. (Staatsblad no. 87) De Javasche Courant no. 30 dd. 13 April bevat bovengenoemd regeeringsbesluit, luidende als volgt: De Gouverneur-Generaal van Ned. Indië Den Raad van Ned. Indië gehoord, enz, doet te weten: Dat Hij, het noodzakelijk achtende bij wijze van voorloopigcn maatregel voor Java en Madoera eene betere regeling ;te treffen, ten opzichte van de bevoegdheid om het in werking brengen van ondernemingen voor de bereiding van suiker op den grondslag van overeenkomsten met de bevolking te verhinderen, wanneer daarvan voor de inlandsche bevolking nadeelige gevolgen verwacht worden ; Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; Heeft goedgevonden en verstaan . Te bepalen : Artikel 1. Onafhankelijk van het bepaalde bij de resolutie van 3 Februari 1836 no. 11 (Staatsblad no. 10) is het op Java en Madoera verboden zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal onder nemingen voor de bereiding van suiker, werkende op overeenkom sten met de bevolking, in werking te brengen. Artikel 2. De schriftelijke aanvraag tot zulk eene vergunning moet eene duidelijke omschrijving bevatten van de plaats, waar men de onderneming wenscht te vestigen, alsmede van het arbeidsveld, waarover men zijn bedrijf wenscht uit te strekken, en, tegen gedag teekend bewijs van ontvangst, worden ingediend door tusschenkomst van het Hoofd van het gewest, waarin bovenbedoelde plaats gelegen is. Van de aanvraag wordt zoodra mogelijk aankondiging gedaan in de Javasche Courant en op kosten van den aanvrager in een dagblad ter keuze van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur. Artikel 3. In geval tegen de aanvraag bezwaren ingebracht worden of bij het bestuur gerezen zijn, kan de Gouverneur-Generaal het Hoofd van Gewestelijk Bestuur opdragen den aanvrager daarop te hooren en desverlangd in de gelegenheid te stellen de aanvraag daarnaar te wijzigen. Artikel 4. Alvorens eene beslissing te nomen kan de Gouverneur- Generaal een onderzoek bevelen van deskundigen, door hem daartoe aan te wijzen. De kosten van dit onderzoek komen ten laste van den aanvrager. De aanvrager zal desgevorderd daartoe vooraf een door den Gouverneur-Generaal vastgesteld bedrag, ter nadere verrekening, in 's Lands kas storten. Artikel 5. Aan de vergunning kunnen zoodanige beperkende voorwaarden of bepalingen verbonden worden als de Gouverneur- Generaal geraden oordeelt. De weigering van de aangevraagde vergunning wordt met ver melding van redenen in de Javasche Courant bekend gemaakt. Artikel 0. Bij niet behoorlijke naleving der v lgens art. 5. aan de vergunning verbonden beperkende voorwaarden of bepalingen kan de Gouverneur-Generaal de staking der onderneming gelasten, het zij tijdelijk tot dat naar zijn oordeel voldoende waarborgen voor de verdere naleving daarvan gegeven zijn, het zij voor goed en in dit geval met intrekking der in artikel 1. bedoelde vergunning. Artikel 7. Hij, die eene onderneming, als in artikel 1 bedoeld, zonder de voorgeschreven vergunning, in werking brengt of zulk eene zonder die vergunning in werking gebrachte onderneming voortzet, wordt gestraft met eene geldboete van f 500 — (vijf honderd gulden) tot f 5000.— (vijf duizend gulden). Zoodanige handeling na en in weerwil van eene ontvangen weigering der aangevraagde vergunning, dan wel na beteekening van den last tot staking of van het besluit tot intrekking der vergun ning, bedoeld in het voorgaande artikel, wordt gestraft met eene geldboete van f 1000, — (één duizend gulden) tot f 10000, — (tien duizend gulden). Bij herhaling van eene der boven omschreven overtredingen is de boete van f 3000, — {drie duizend gulden) tot f 12000, — (tn-aalf duizend gulden), De bij het ontdekken der overtreding aangetroffen gebouwen, loodsen, schuren, werktuigen of gereedschappen en landbouwpro ducten worden in beslag genomen en bij het veroordeclend vonnis verbeurd verklaard. Artikel 8, Deze ordonnantie treedt in werking op den dag harer afkondiging. En opdat enz. Gelast enz. Gedaan te Buitenzorg den U den April 1894 Van der Wijck. Diverse mededeelingen 412 Naar aanleiding van het voorstel door den heer Moquette in de algemeene vergadering der Soerabaiasche Vereeniging van Sui kerfabrikanten dd° 31 Maart jl. gedaan, werd onder d° 2i April een rekest van den navolgenden inhoud aan den Gouvcrneur-Gene- raal gericlit: „Aan zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië enz. enz. te Buitenzor/j." »Geven met verschuldigden eerbied te kennen 11. E. Levert rn S. E. Ramondt, respectievelijk voorzitter en secretaris der Soe rabaiasche vereeniging van Suikerfabrikanten, ten deze handelende in naam dier Vereeniging, dat in de laatst gehouden algemeene vergadering fier genoemde vereeniging ter sprake werd gebracht, welk een groot voordeel sui kerfabrikanten in hunne rietaanplantingen genieten door de aan wezigheid van leguanen, in welke dieren zij een niet genoeg te waardeeren verdelger van ratten en muizen bezitten. dat om dezelfde voorname reden het ook ten opzichte van de padi-aanplant der bevolking van het meeste belang is, deze dieren te behouden en alles in 't werk te stellen om het verdrijven en dooden van leguanen tegen te gaan. dat door eenige suikerfabrikanten geconstateerd kon worden hoe de muizenplaag in de riet- en padi-aanplantingen enorm toenam, sedert in den omtiek van hunne onderneming jacht gemaakt werd op leguanen met de bedoeling in de huiden handel te drijven. Redenen waarom adressante Uwe Excellentie eerbiedig verzoekt, bijaldien zij daartoe termen aanwezig acht, zulke maatregelen te verordenen als naar Haar oordeel noodig zijn tot tegengang van de uitroeiing der zoo nuttige leguanen. 't welk doende enz. In de maand December werden in het laboratorium van het bestuur dei' accijnzen te Amsterdam onderzocht 1050 partijen sui ker, waarvan slechts 41 partijen ruwe rietsuiker en van deze kwa men er nog maar 7 van Java. In Januari werden onderzocht 604 partijen suiker, waarvan 30 partijen ruwe rietsuiker. Elf partijen, samen nog geen 3"200 K. G. wegende waren afkomstig uit Nederl. Indië. Ned. Staatscourant. Diverse mededeelingen, 413 REGEN-WAARNEMINGEN Maart 1891 Op blz. 159 komt een bericht voor omtrent het optreden van het roodsnot op Barbados (zie ook blz. 320). Kene uitgebreide cor respondentie over die ziekte, welke daar vreemd genoeg root-disease genoemd wordt, staat in de Februari aflevering van Sugar, Diverse mededeelingen, 414 Dat de ziekte daar zulk eene schade veroorzaakt ligt grooten deels aan de 'eigenwijsheid der planters zelf, die zeer lichtzinnig met hun plantmateriaal omspringen. In het Barbados Hulletin 12 Doe. '93 leest men daaromtrent het volgende: »Na de herhaalde waarschuwingen, die onze planters van de botanici te Kew ontvingen betreffende de meest voorkomende riet ziekten en de noodzakelijkheid om bij het uitzoeken <U'V stokken zorgvuldig op te letten, gaan toch een aantal planters voort zichop de oude, zoo terecht veroordeelde wijze van plantmateriaal te voor zien. Bij een bezoek aan verscheiden ondernemingen zagen we stek ken verzamelen en uitzoeken en bij nader toezien bleek, dat deze op eene onderneming (geadministreerd door een der oudste, rijkste en meest, geziene planters, een man vol ondervinding) voor een groot gedeelte van het werkvolk werden opgekocht, dat klein, ziekelijk riet had verbouwd waarvan de stekken genomen werden. Op eene andere fabriek was de epidermis der stekken meteen fungus bedekt, die volgens de opzichters door dompelen in kalkwater zoude'gedood worden: op eene derde plantage, een der grootste van het eiland zagen we hoopen stekken, waarvan er verscheiden door hoorders waren aangetast.- Hier waren derhalve personen, die trotsch op hun ne ondervinding als planters hunne vijanden in [de hand werkten, door zelf de ziekten uit te zaaien, die ze beweerden te bestrijden; eene meer zeiïmoordende manier van doen is niet te verzinnen. En teen we een dezer laiidboiiwkundige wijsneuzen vroegen, waarom zulke slechte stekken gebruikt worden en waarom hiervoor niet opzettelijk gezond en krachtig riet werd geteeld, was het antwoord, daarvoor geen land genoeg beschikbaar was en het goedkooper uit kwam de stekken van de -arbeiders te koopen, dan er zelf goed voor te zorgen. Vele planters voelen zieli gekrenkt door den Meer Thiselton-Dyer, die hen verweet, dat ze zelf de schuld waren van de uitbreiding der rietziekten; maar wanneer deze bewering nog be vestiging behoefde, zorgen de planters daar zelve wel voor door hun nonchalauce bij het uitzoeken der stekken en het verzuimen der noodige voorzorgen, het voortgaan op dezen weg kan niet anders dan het kwaad bestendigen en vermeerderen, dat ze beweren zoo veel mogelijk te willen vermijden." In de Nederlandsche Staatscourant van Donderdag 4 Jan. 1894 worden de statuten medegedeeld der Coöperatieve beetwortelsuiker fabriek in Friesland, waaraan 338 landbouwers hunne medewer king hebben toegezegd. De fabriek zal worden gebouwd zoodra "toe zegging is geilaan. dat 000 11. A. met biet zal worden beplant. De Diverse mededeelingeu 415 bieten worden betaald binnen eene maand na de levering, in verband met de suikerprijzen en het suikergehalte. In den loop van Maart werd te Parijs een congres gehouden van het syndicaat der Fransche suikerfabrikanten. Onder de talrijke te bespreken kwesties vermelden we: 1 Rrandstofanalyses. 2 Verslag over het aantasten van den ketelwand door suiker houdend water. 3 Eiwitafscheiding in het diffusiesap. 4 Scheikundige behandeling van sappen en stropen. 5 Verdamping. 6 Kristallisatie in beweging. 7 Suikerverlies door de lucht pompen. 8 Filtratie. Ü Vochtgehalte van suikers No. 3. ... vii •• oucrerie indiqène 8. die ook voor ons van belang kunnen zijn. J RECTIFICATIE In de verhandeling van den heer Moquette. »Over de Sereh en de gelesstrepenziekte" Pag. 352 regel 16 v. o. staat »het einde van den Oostmoesson" hetgeen gelezen moet worden: shot einde van den West-moesson, tot het midden va i den Oost-moesson." STATISTIEK, OOGST- EN MARKTBERICHTEN ENZ. Soerabaia, 14 Mei. Hoewel de Oostmoesson nog wel niet defini tief zal zijn ingetreden, begonnen reeds een paar fabrieken te ma len. De prijzen zijn gedaald tot f 7 7 / 8 voor hoofdsuiker No. 15 kleur. Sedert is evenwel weer ,f 8 'gegeven. Een paar fabrieken in Japara verkochten hun 'oogst muscovados tegen ƒ 7 3 /< f. o. b. In het geheel werden in de afgeloopen week ongeveer 100000 pikol afgedaan. Diverse mededeclingen 416 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. OVEK DE ZOOGENAAMDE SCHUIMGISTING DER VULMASSA'S door C. J. Van LOOKEREN CAMPAU.NE Met belangstelling las ik het artikel van den Heer Prinsen GktRLiGS over de oorzaak en de middelen tot voorkoming van de schuimgisting der naproducten. In het kort waren de conclusies: l e dal het geen eigenlijke gisting is, -2" dat hel is toe te schrijven aan spontane verzuring en daarmede gepaard gaande ontleding van vrij glucinezuur, onder vorming o. a. van koolzuurgas, en 3" dal het kan worden voorkomen, door de afloopstropen, na /wakke aan/uring met phosphorzuur of zwaveligzuur, te clitnineeren, om ze vervolgens na zwak alkalisch maken met kalk of soda als gew onlijk in te koken. Prinsen Geerligs komt dus tot het besluit, dat de schuimgisting steeds gepaard moei gaan met verzuring en merkt daarbij op, dat men ook in Europa alleen last heeft van schuimgisting, wanneer het bietensap glucosehoudend is geweest en dan ork nog maar alleen, wanneer de naproducten door een of andere oorzaak verzuurd zijn. Dienaangaande wensch ik op te merken, dat ik zeer hevige schuimgisting heb waargenomen, behalve bij hoofdvulmassa's ook bij l« stroop vulmassa's, die evenals het gevormde schuim, op rood lak moespapier *) duidelij k alkalisch reageerden, terwijl v. Lippmann ") daarover opmerkt (Stammer's Jahresbericht 1888, blz. 252) »der Scbaum war theilssauer, theils — und zwarga.ii/, erheblich, bis 0,15 — alkalisch," en ook HERZFELn (Jahresbericht 1890, blz. 66) eene analyse van schuim van 3a stroopkooksel opgeeft, dat eene alkaliteit van 0,2464 had. *) Ik noem met op/et rood lakmoespapier, omdat phenolphtaleïnepapier in met defocatie werkende fabrieken niet bruikbaar is, terwjjl de kleur van het blauwe lakmoespapier door de kleur der stroop zelve wordt veranderd. Met een glazen staafje wordt een druppel van do matig verdunde stroop op het iakmoespapier gebracht. Reageert de vloeistof niet op rood lakmoes, dan wordt deze als zuur aangemerkt. **) In tegenstelling met de waarnemingen van Chassbs, die ook bij het schuimen verzuring had geconstateerd. Intusschen neem ik gaarne aan (evenals Herzfeld dit schijnt aan te nemen), dat zwak zure vulmassa's meer aanleiding zullen geven tot het verschijnsel dan alkalische. Toen de vorige campagne op de fabriek Tjokro (Solo/ schuim gisting in zeer hevige mate optrad en waargenomen werd, dat ilil verschijnsel zelfs bij eene temperatuur boven 60° intrad, trok ik uit dit laatste de conclusie, dat hier (evenals v. Lippmann, Herzfeld, Prinsen Geerligs e.a. constateerden) geen door levende organismen ontstane gisting plaats had. In verband ook met de onderzoekingen van v. Lippmann en Herzfeld meende ik verder te mogen aannemen, dat deze vulmassa's ontledingsproducten van glucose bevatten, die, wellicht na zuurstof opgenomen te hebben, bij het uitkristalliseeren der suiker plotseling onder koolzuurvorming uiteenvielen, hetzij dooi de bij de kristallisatie vrij wordende warmte, hetzij, dat door hel uitkristalliseeren der suiker deze producten zich meer concentreeren. hetzij door beide of andere oorzaken. Bij de fabricage werd er op gelet, dat zoo min mogelijk, bijv: door elimineeren van alkalische sappen, de glucose ontleed werd, of op andere wijze glucose gevormd, ééne der eerste voorwaarden voor eene rationeele werkwijze, althans wanneer met defecatie wordt gewerkt. Aan het verwerkte sap, van middelmatige kwaliteit, was ook niets abnormaals waartenemen. Opmerkelijk was echter het lage watergehalte van de stroop vulmassa's, dikwijls nog geen 14%, terwijl wij 15,5 tot 16,5% *) als normaal voor goed kristalliseerende l e en 2 e stroop vulmassa's -j-) vonden. Wij pasten nu de volgende maatregelen toe: l e Sterk barboteeren van de eenigszins verdunde stroop, om de labiele verbinding of verbindingen, die tot het schuimen aanleiding moesten geven, zoo mogelijk te ontleden, en 2 e Jonger koken, tot een watergehalte als bovengenoemd, omdat bij oud koken de kristallisatie vrij plotseling onder verwarming van de massa zou kunnen intreden en tevens (vooral wanneer niet re gelmatig wordt bijgetrokken) de stroop in de vacuümpan dan bij tijden minder bewegelijk is, zoodat in de buurt van de serpentijnen (het meest wanneer met heeten directen stoom wordt gekookt) deze ,) Het komt mij rationeel voor, de laatste stroopvulmassa iet» ouder te koken en door roe ren de kristallisatie te bêTorderen. "]"/ Het gunstigste gehalte zal eenigszins afhankelijk zijn o. a. Tan de meerdere of mindere Tloeibaarheid „Tiscosiieit", die de stroop Tan nature bezit. C. J. Tan Lookeren Campagne. Oïcr de zoogenaamde schuimgisting der vulmassa's 418 plaatselijk oververhit kan worden. Dit laatste kan tot de vorming van bedoelde labiele verbindingen bijdragen. Deze maatregele)! deden het schuimen inderdaad ophouden, hetgeen de aanleiding is, dat ik het bovenstaande aan de beschou wingen van den lieer Prinsen Geeiu.igs wenschte toe te voegen, zonder daarbij iets al te dingen op de mogelijkheid, dat jilucine zuur ook hier de oorzaak was. Daar nauwkeurige waterbepalingen in stroopvulmassa's niet zoo heel gemakkelijk zijn. zal ik ten slotte de methode beschrijven, volgens welke deze door ons bepaald worden: Circa 15 gram van het zorgvuldig gemengde monster worden in een Erlemeyerkolfje van ± 150 cM' afgewogen, dan circa 't~> (Irin water toegevoegd en, door aan het kolfje eene draaiende beweging te geven, de vulmassa opgelost. Kerst wanneer alles op gelost is, wordt liet kollje gewogen en na het wegen met, een hor logeglaasje toegedekt. Een intusschen in den exsiccator afgekoeld weegfleschje ') met vernauwden hals en groote middellijn van ca. 60 cM 3 , voor '/ a met lijne, matig aangedrukte asbest gevuld, wordt gewogen, dan ca. 5 cM 8 . van de oplossing uit het Erlemeyer kollje op liet asbest gebracht en weer gewogen. Daarna wordt het weeg fleschje in eene waterdroogstoof 5 uur bij constant 97°, **) of in andere goed ingerichte droogstoof -f) 12 uur bij circa, 85° gedroogd. In het laatste geval wordt de temperatuur vóór het uitnemen eerst op 97 a I<K>" gebracht. Als controle kan uien na 5 uur drogen bij 07 n en wegen het weegfleschje nog 2 uur in de droogstoof zetten. Wanneer de ge wichtsafname dan hoogstens 10 mgr. bedraagt, raag aangenomen worden, dat 5 uur drogen voldoende was. Het watergehalte wordt 100— 10 ° b '' wanneer n ac afgewogen vulmassa = a gr. water -f vulmassa = b » in het weegfleschje afgewogen = c » en daarvan droge stof verkregen = d » gesteld worden. Proefstation Klattcn, April 4894. ) Ik prefereer dit boven de glazen bolletjes met steel, genoemd in Honuiu, blz. I). Deze zijn zeer praktisch, indien later de inhoud, zooals bij melkonderzoek, moet worden uitgeloogd. Andere lijken mij toch weegfleschjes gemakkelijker in he'. gebruik. ) De temperatuur wanneer het water kookt. t) gebruiken voor dit doel de uitmuntende droogstoof Tan WiKsmam. C. J. van Lookeren Campagne. Over de zoogenaamde sohuimgisting der vulmassa'e. 419 DE BEREKENING DER PERSING YAN RIKT door Dk. H. WINTER In Mei verleden jaar zond mij de floer C. Meulemans, fabrica tiecltel' op de fabriek Kemantren {Teijal/ een manuscript met de in het hierachter volgende opstel voorkomende tabellen met verzoek om voor di' uitgave zorg te willen dragen en ze met eenige inlei dende woorden te voorzien. Het begin van den maaltijd en drukke werkzaamheden beletten toen do uitgave der tabellen in het Archief', zoodat dit nu eerst gebeurt. Als „inleiding" scheen mij het doelmatigst eene korte schets van die methoden voor de bepaling der »persing", welke voor de hoofd tabel van den Heer Meulemans direct of indirect dienst hebben gedaan, voorzoover ze nog niet in dit bhi I zijn behandeld. Tegelijk zal eene bespreking dezer methoden v ■ dat gedeelte der lezers, dat met dergelijke berekeningen minder vertrouwd is, een goede voorbereiding voor het begrijpen der toelichting in de tabellen van den Heer Meulemans vormen. De bepaling der sapextractie bij eenvoudig of dubbel persen van liet riet zonder imbibitie is eenvoudig, zoodra men over goede weeg toestellen voor riet en ampas en over goede meettoestellen voor het sap beschikt. Echter zijn zulke toestellen volstrekt niet zoo algemeen verspreid als wenschelijk ware. en de fouten van weegbrug en meetbakken overbekend, zoodat zelfs deze eenvoudige bepaling zelden nauwkeurig kan geschieden. Het is daarom misschien niet oninteressant als ik hier eene op Mauritiui gebruikelijke me thode bekend maak, die voor zoover ik weef op Java non niel is gepubliceerd. Bij onderzoekingen, in eene groote Europeesche bibliotheek vond ik inde »Annales de chimie et de physique" IV Serie T. V. pag 350 een artikel van den bekenden Dr. E. Icéry, Président van de Chambre d'Agriculture de l'ile Maurice. dat gedeeltelijk ever ons onderwerp handelt. Het stuk draagt den titel: De quelques recherches sur Ie jus de la canne a sucre et sur j e s modifieations *) Onder „persing" of porsrend-mont" verstaat raon op Java hot cijfer, aangevende liet sap verlies, dat 100 deelcn riet door uitpersen 'ondergaan, dus liet gewicht van voor de fabricatie gewonnen sap op 100 riet. qu'il subit pendant Ie travail d'extraction a I'ile Maurice en werd den lü en Maart 1865 aan de chambre d'agriculture aangeboden. Icéry vindt de bepaling der persing door weging van riet en ampas onnauwkeurig en stelt met de volgende woorden eene eenvoudigere methode voor: » Il suffira de connaitre, par une expérience préalable, la quan tité de matière ligneuse que renferment, pour 100, les cannes soumises au moulin dont on veut déterminer Ie produit ou rende ment. Ceci une i'ois établi, on prend une certaine quantité de bagasse humide provenant du moulin, cnviron 250 grammes, en ayant soin de la choisir dans un état de compression qui représente en moyenne Ie resultat de I'action ordinaire des cylindres. On pèse cette bagasse et après I'avoir introduite dans un petit sac en forte toile afin d'éviter toute perte ultérieure, on la soumet a un rapide lavage a I'eau tiède, puis a une dessiccation complete a I'étuve, et l'on en détermine de nouveau Ie poids: la diiïërence entre les deux pesées donne la quantité de vesou restée dans la bagasse et par mnséquent échappée a la pression du moulin. Soit B=le poids de la bagasse humide; B 1 Ie poids de la ba gasse sêche *); C= Ie poids de la substance ligneuse contenue dans 100 parties des cannes passées au moulin, on aura — .rj_ (j ou la quantité de vesou extrait, correspondant a B de bagasse four nie par Ie moulin. La quantité de cannes correspondant a ce même 100 Bi poids Bde bagasse étant représentée par -—q 'on voit que Ie rendement d'un moulin quelconque peut facilernent étre obtenu a l'aiile de deux pesées successives d'une petite quantité de la bagasse qu'il produit: car a la rigueur, on peut se dispenser de déterminer C par une épreuve spéciale, cette quantité ne présentant pas de grandes variations et étant généralement 10 en moyenne pour des cannes de belle venue des espèces Bellonguet et Diard et 11,5 pour les autres espèces". Het volgende voorbeeld van Ickry, dat ik verkort weergeef, maakt deze wijze van berekening duidelijk. Het riet moge bevatten 11,7% cellulose. Er zijn afgewogen 207,63 G. ampas, welke na uitloogen en drogen 87,33 G. cellulose 100 V 87 '\ leerden, dan is °-— = 750,1 het gewicht riet, dat met207,03G, *) Gemeend Is natuurlijk cellulose van 'Ie ampas. ï)r. 11. Winter. De berekening der persing van riet 421 ampas overeenkomt en 759.1 —207,63 = 554,5 het gewicht sap uit deze hoeveelheid riet geperst; dus zijn uit 100 riet nèöl ' = sap gewonnen. De bepaling der sapextractic (persing) bijtoepassing van imbibitie is minder eenvoudig en dit probleem heelt verschillende oplossingen gevonden, wairvan enkele nog van de gegevens der weegbrug ge bruik maken, andere alleen op analytische gegevens berusten. Tot de laatste groep behoort ook de door den heer Meulemans gevolgde wij ze van berekening. Van iedere groep zal ik twee methodes aanhalen. 1. Wanneer men aaneemt, dat de weegbrug voor liet riet en de meetbakken voor het sap in orde zijn, dan kan men op de vol gende manier de persing vinden. Kerst neemt men met eene zekere hoeveelheid riet een gewone persproef zonder imbibitie en bepaalt het suikergehalte en volume (resp. gewicht) van het onverdunde sap. Onmiddellijk daarna, neemt men van hetzelfde riet een tweede persproef met imbibitie en bepaalt weer liet suikergehalte en het volume (resp. gewicht) van het verdunde sap. Uit de laatste twee gegevens berekent men met hoeveel onverdund sap het door imbi bitie verkregen verdund sap gelijkstaat m. a. w. de persing, liet verschil tusschen de hoeveelheid verdund en onverdund sap geeft natuurlijk direct de hoeveelheid imbibitiewater, die in het sap is terecht gekomen; bet verschil tusschen de persing zonder en met imbibitie, direct bet voordeel van deze werkwijze. Wanneer men de sapextractie uit wil drukken in%I B molensap, dan kan men ook de eerste persproef zonder imbibitie weglaten, doch vind ik dit minder aanbevelenswaard. Voorbeeld: 2000 pik. riet = 123520 K. G. leverden 103500 liters verdund sap van 16° l!ii\ (S. Gew. 1,06566) en 14% suiker. Dit geelt 140296 kilo sap, welke dus 15441 kilo suiker bevatten. De persing zonder imbibitie had geleverd onverdund sap van 16% sui ker. Dus staan de 15441 kilos suiker gelijk met, 96506 kilos onverdund fabricatiesap, en de sapextractie of persing was dus op 100 riet = ffiSß X 100 = 78,1%. De «verduning" is alzoo 110290 — 96506 = 13790 kilo water of 12,5%. De methode geeft geen absoluut nauwkeurige cijfers, is echter met een minimum van laboratoriumwerk toepasselijk; vereischte is ; br. 11. Winter. t)a berekening 'ler persing van riet 422 dat men absoluut geen toezicht op de molens houdt, noch vóór, noch gedurende de proeven. Afwegen op een bascule verdient de voorkeur, maar ook de weegbrug kan gebruikt worden. Deze geelt wel over een langere periode dikwijls onvoldoende cijfers, maar wanneer men ze vóór en na de proef met gewichten controleert en de karren, waarop het voor de proef bestemde riet is gewogen, onmiddellijk nadat ze leng zijn terugweegt, zonder op de officieele tarra te letten, dan zijn de resultaten volstrekt niet onbevredigend. 2. Eene andere methode werd in 1886 door Dr. L. Ostermann toegepast en beschreven in zijn: »Verslag over den Rietmolen met veelvoudige persing van Brissonnkau geplaatst op de fabriek Gon ddng Wlnangoen (Samarang van Dorp & Co.). Aangezien deze methode meer historische dan practische waar de bezit, geef ik direct het voorbeeld van den schrijver kort weer: 1>775 kg. riet leverden 5587 KG. sap van 13, G% suiker. en 157 G KG. ampas » 5,8% » Van het rietgewicht was dus verkregen '11,2% » en verloren 1,35% » dus suiker in het riet = 12,55% » Wordt het sapgehalte van het riet aangenomen op 90% dan 90 Y 11 2 staan de gewonnen 11.2% suiker gelijk met — =80,3%5ap Dit cijfer geeft dus de met den Brissonneaumolen bij imbibitie met stoom en water bereikte y>persing." Van de methodes, die alleen op analytische gegevens afgaan, dus onafhankelijk zijn van fouten en verkeerde opname bij weeg brug en meetbak, is de belangrijkste die welke sedert meer dan 9 jaren op de fabriek Tjomal in toepassing is en in 1889 bij het suiker congres te Samarang gepubliceerd werd. Alvorens hierover uit te wijden zal ik eerst eene dergelijke, iets minder ingewikkelde methode kort aanstippen, die in 1888 door den heer Trümpler op Klaling is aangewend om de sapextractie (alias persing) door «diffusie" van het riet verkregen, te bepalen en zoo het voordeel van dit procédé boven molenarbeid te doen uitkomen. 3. Trümpler bepaalt: Houtvezel en suiker in riet en ampas. Hij berekent dan uit suiker in ampas het suiker verlies op riet en aannemende (wat niet geheel juist is), dat het sap in de ampas Dr. H. Winter. De berekening der persing van riet 423 dezelfde samenstelling heeft als in liet riet, berekent hij hoeveel sap verloren is gegaan, uitgedrukt in het ideale normaalsap ") van het riet. Voorbeeld: Houtvezel in ampas zij 30 % » » riet 10 » Suiker » de ampas 0 » » » het riet lü » De in de ampas verloren suiker berekend uit de verhouding van houtvezel tot suiker en gerekend op 100 riet = (30: 0 =10: x) ='2%. 1G suiker in liet riet zijn opgelost in 90 sap, 2 suiker geven dus 2 X 90 -. u 25 deelen sap. 16 De in de ampas resteerende hoeveelheid sap op 100 riet betrok ken isdus 11,'25%. De cellulose van de ampas op 100 riet is 10 %; dus de geheele ampas zonder imbibitiewater zou zijn 21,25 %; blijft als sup over 100 —■ 21,25 = 78,75%, wat dus de „persing" van het riet zoude zijn. Verschillen of fouten bij de analytische gegevens hebben bij deze wijze van berekening betrekkelijk een geringen invloed. Ware in het als voorbeeld aangehaalde geval gevonden voor: llOUtvezel in riet 10,5 in plaats van lOdan ware het resultaat, geweest 78,38 » »de ampas 30,5 » » » 30 » » » » » 78,92 suiker in het riet 16,5 » » » 16 » » » » » 79,09 » »de ampas 6,5 » » » G » » » » » 77,79 4. De methode van Tjomal is uitgewerkt door de lieeren v.w Mussciienbroek en Conradi; ze is eenigszins vluchtig beschreven op blz. 101 van het verslag van het suikercongres. Ze is in Midden en West-Java, vooral door persoonlijke bezoeken op Tjomal vrij wel *) Normaalsap. Hier is een van de weinige gevallen waar het woord normaalsap werkelijk te pas komt. Deze uitdrukking ht-efi veel misverstand en verwarring te weeg gebracht. Sommi gen gebruiken het voor Ie molensap — anderen voor het gemengde sap der Ie en lle mo len zonder imbibitie —de bedoeling is echter het sap gerekend als liet verschil van houtvezel en riet, het ideale sap, dat men zoude verkrijgen, wanneer het mogelijk was, absoluut al het sap door persing uit bet riet de verwijderen, zoodat watervrije cellulose (natuurlijk met zijn nschgehalte) overbleef'. De samenstelling van dit ideale sap vindt men alleen door extractie van bet riet, zooals beschreven in Buil 3 van het I'roefstation West-Java. Ik stel voor diiidelijkheidshalve in de litteratuur het woord normaalsap niet meer te gebruiken behalve in zijn ware beteekenis. Dit in plaats van Ie molersap of van gemengd sap te doen is absoluut on nood ig en incorrect. De uitdrukking totaalsap dooi" den heer Zuuu gebruikt, duidt hetzelfde aan wat ik onder normualsup versta. Dr. H. Winter. De berekening der peraing van riet. 424 verspreid, maar in don Oosthoek veel minder bekend dan ze ver dient— vandaar dat ik ze hier nog eens zal toelichten, zooals ze in mijn herinnering is. In het laboratorium worden in goede gemiddelde monsters bepaald: a. Cellulosegehalte van het riet. b. Suiker van de droge ampas. c. Brix en suiker van het voorperssap. Neemt, men nu aan, wat men wel zonder noemenswaardige fout mag doen, dat het in de ampas achterblijvende sap dezelfde ver houding van suiker tot droge stof heeft als het voorperssap, dan kan men uit liet suikergehalte van de droge ampas het gehalte aan droge stof (Brix) berekenen. Deze van 100 afgetrokken geeft liet cellulosegehalte van de droge ampas. Uit dit cijfer en het cellulosegehalte van het riet construeert. men als het ware de hoeveelheid riet, welke met 100 deelen droge ampas overeenkomt of waarvan deze laatste afkomstig is. Kent men nu, zooals verondersteld, het suikergehalte van de droge ampas, zoo weet men uit het voorstaande hoeveel suiker op 100 deelen riet in de ampas verloren gaan. Hieruit berekent men het verloren sap en door aftrekking van het bekende sap'gehalte van hel riet, het gewonnen sap (of de „per sing"), uitgedrukt zooals bij de methode Trümplek. De beschrijving der methode schijnt misschien wat ingewikkeld, maar v.a lezing van liet voorbeeld /al ze, ook aan iemand, die de methode nog niet kent, vrij eenvoudig voorkomen. Voorbeel'l, Wanneer a. Cellulose riet =10 % b. Suiker in de droge ampas 10 » c. Suiker in het voorperssap 16,2» Brix » » » IS,- » Als nu 16,2 suiker met 18 Brix samengaan zouden op 10 suiker li)\<18 .-o = H;l% droge stof (Brix) in 100 droge ampas komen, dus 100 — 11,1 = 88,9 cellulose. 10 cellulose zijn afkomstig van 100 riet, dus 88,0 eell. van''" • 1U = 880 deelen riet. Op 889 riet, is dus 10 suiker in de ampas ver loren, op 100.lus 10 - — 1,12%. Dr. H. Winter. De berekening der por9ing van riet. 425 Volgens analyse van het voorperssap zijn 16,2 deel suiker = 100 sap 100 X 1 12 dus 1,12 deelen suiker = x 9' = 0,9% sap. Rij een sapge halte van het riet van 90% zijn dus 90—-6,9 = 83,1% sap gewon nen of geperst. Hiermede sluit ik mijn bericht over de bestaande methodes ter bepaling van het saprerfdement. De verhandelingen van de heeren II C. Pennink (Archief 1893 pag 68) en G. W. I. M, Zuur (ibidem pag. 129) zijn aan de lezers bekend en daarmede is alles aangestipt wat dit onderwerp betreft. Ik zal niet in eene nadere kritiek der besproken methoden treden, omdat liet aan gegevens ontbreekt, om de grootte aer telkens mogelijke lonten met zekerheid na te gaan. Eenige leden der redactiecommissie zijn evenwel voornemens om gezamenlijk eene dergelijke kritische bespreking en de daarvoor noodige gegevens te leveren. Oe kritiek zal zich ook over de tabel len van den heer Meulemans uitstrekken en zonde het daarom wel beter zijn tot zoolang mei de publicatie hiervan te wachten. Aangezien echter talrijke ehemisten de berekening dei- spersing" op de daarin gevolgde wijze uitvoeren, zal de publikatie voor zoo velen eene ver mindering van werk geven, dat ik ze niet langer durf te vertragen. EEN VIJFTAL TABELLEN VOOR FABRICATIECIIEFS OP (SUIKERFABRIEKEN TER BEKORTING VAN DE DAGELIJKS TE MAKEN BEREKENINGEN BIJ DE CONTROLE OP DEN MOLENARBEID. door C. MEULEMANS. Aanleiding tot- en Formules voor de Samenstelling deu Tabellen Eenigen tijd geleden droeg de Heer S. Everts mij op, een tabel samen te stellen, waarmee men met eenige gegevens en door eene eenvoudige berekening het saprendement (de persing) kan be palen tot 0,2 a 0,3 % nauwkeurig. Na eenig zoeken stelde ik een formule op waarbij het voor perssap als normaalsap wordt aangenomen. De daarbij gevolgde redeneering én de formule, waartoe die leidde zijn de volgende: Dr. ir. Winter. De berekening der persing van riet. 426 Als q liet cellulosegehalte van de ampas, en c dat van het riet is, dan komen 100 ampas van J-riet, want: 100: c = x:q Per —---riet wordt verloren a suiker (a= suikergehalte van de ampas), dus per 100 riet— suiker Daar bet suikergehalte van het aangenomen normaalsap is S, komt ;i e . 100 ac suiker voor in — sap. Dit is dan het sap verlies per 100 riet waarin 100 — c sap aanwezig is. Gewonnen wordt er dus per 100 riet: , 100 a c (100—c)— — sap. S q In deze formule heb ik voor c=lo aangenomen, en dus de ta bel berekend voor een cellulosegehalte van bet riet van 10 %; de berekening geschiedde dus middels de uitdrukking 00— Voor een cellulosegehalte van bet riet van 10 — x% is de persing |100-(10-x) |_(10-x)100a liet verschil dier twee uitdrukkingen is. 100 a x Neemt men voor x=l, dan is het verschil voor ieder procent cellu lose = 1 + wat gelijk is aan 10- (90- -*--- V 10; SqV b q / of in woorden: Het verschil in persing is voor ieder procent cellulose gelijk aan 10, minus '/,„ der voor 10% cellulose gevondene persing. De in de tabel opgegeven waarden voor verschillen in suiker gehalte van de ampas zijn berekend volgens: f9O 1000 a ( go IMPJaJÜK __1000_ V Sq / V S q / Sq voor 1% en dus — voor ieder '/,„% in suikergehalte van de ampas. Hoewel bet nog moet worden uitgemaakt of het voorperssap als normaalsap mag worden aangenomen, en verder of het in de ampas resteerende sap (als het niet verdund was) betzelfde suiker- C. Meulemana. Tabellen 427 gehalte heeft als het voorperssap, en beide twijfelachtige gegevens voor deze tabel worden aangenomen, meen ik dat de daarbij gemaakte fouten niet zoo groot zullen zijn, dat ik aan de mij gedane opdracht hiermee niet zou hebben voldaan. Een derde bron van fouten is de benadering van de waarde van S X o, — Die waarde, haast nooit beneden 503 zijnde, levert tusschen 400 en 410 en bij 8 % suiker in ampas (liet grootste verschil bij de gegeven waarden voor S X q) een verschil van 0,49, dus bij waarden daartusschen hoogstens van 0,2. r r. — Stijgt de waarde van S X q tot 700 en daarboven (zooals zulks hier te Kemantren steeds was), dan wordt dat verschil 0.08 voor een verschil van sin de waarde van S X ( 1- — Door deze omstan digheid is wel is waar, de nauwkeurigheid van de tabel niet overal dezelfde, maar aangezien de juistheid der grondslagen nog moet worden uitgemaakt, acht ik het raadzamer met de uitbreiding of toevoeging van een correctietabel tot later te wachten. Een tabel samen te stellen voor het gewicht van het verwerkte riet, waarvan de grondslagen m. i. beter zijn, is daarom voor het oogenblik doelmatiger. De formule, gebaseerd op de gewichten van fabricatiesap en imbibitiewater, en op de cellulosegehalten van riet en ampas, werd mij destijds door den Heer B. Carp verklaard; ik vond die later meteene kleine wijziging door den Heer W. 11. Th, Harloff in circulaire No. 22 van 29 Mei 1892 aanbevolen als uitgangspunt der fabricatie-balans. Op fabrieken waar goede watermeters aanwezig zijn, zal men er wel toe overgaan die berekeningen dagelijks te maken. Ter bespoediging daarvan, resp. ter voorkoming van daarbij te maken rekenfouten en vergissingen, heb ik samengesteld: een tabel voor het watergewicht en een tabel voor het rietgewicht. De 2 (le tabel is gebaseerd op de bovenbesproken formule; de redeneering, die daartoe leidde volgt volledigheidshalve hieronder. Zij c het cellulosegehalte van het riet en q dat van de ampas In de ampas blijft terug een deel van het rietsap en van het imbibitiewater, dat te zamen per 100 ampas bedraagt 100 —q. Deze hoeveelheid gemengd sap op 100 riet uitgedrukt geeft (100—q)c ... 100 q . want 100 ampas komt van — riet. q C O. Menlemans. Tabellen 428 Het totaal verlies van gemengd sap bedraagt bij verwerking van R pik. net m X " iR In R pik. riet zijn aanwezig - X (100— c) pikol sap Daarbij komen w pikol water Totaal gemengd sap - X (100 — c ) + w pikols, waar van als fabricatiesap wordt gewonnen I'' pikols. Daar luit totaal gewonnen en verloren sap, gelijk moet zijn aan het sap in het riet aanwezig en liet daarbij gevoegde water, is uil het bovenstaande de volgende vergelijking op te stellen R „ R (100 —q) e - - x <*»-.) +w= f + —555— x "-—v- Wordt daaruit R opgelost dan krijgt men o _ (F-w)q K — <l — c Het gewicht van het verwerkte riet bekend zijnde, bereken! men duur eene eenvoudige deeling het percentage uit het riel ,u, ( '- wonnen suiker en zoekt in tabel V het saccharoseverlies per KM) riet op. Door samenstelling dier 2 gegevens krijgt men het gemid deld saccharosegehalte van het verwelkte riet, en daar het sapge lia.lte daarvan, en de hoeveelheid per 100 riet gewonnen saccharose bekend zijn, vindt men ook gemakkelijk de hoeveelheid gewonnen normaalsap per 100 riet m. a w. het persrendement. Om te bcoordeelen in hoeverre het zoo verkregen saprende ment afwijkt van dat met tabel II gevonden, heb ik de gemiddeld en totaie cijfers van campagne '93 ge .omen en verkrijg niet tabel 11 een persing van SO,<)-t. Het berekende rietgewicb.l geeft een verschil met de weegbrug van '2,08%; en hoewel het berekende suikergehalte van het sap 0,7% met liet suikergehalte van het voorperssap (dat in het eerste geval als normaal wonlt aangenomen) verschilt, vindt men voorde persing 80,32; dus slechts een verschil van 0,32 met het eerstverkregen cijfer. Met het bovenstaande meen ik voldoende te hebhen uiteen ge zet op welke grondslagen de tabellen berusten, en hoop ik er colle gas een goeden dienst mee bewezen te hebben. Ik ga thans over tot de Toelichting vook het gebruik voor zoover die noodig is. C. Moulemans. Tabellen 429 Tabel I geeft aan het gewicht van water bij verschillende tempe raturen; een voorbeeld opde tabel zelf zal het gebruik duidelijk maken. Tabel II geeft aan de hoeveelheid sap van een bepaalde samen stelling, die men per 100 riet heelt verkregen, indien bekend zijn . S . . . het suikergehalte van het voorperssap l>. v. 17,— a. . . het suikergehalte van de ampas b. v. 5,46 (| . . . het cellulosegehalte van de ampas b. v. 47, — <• . . . het cellulosegehalte van het riet b. v. _ 12, — Men vermenigvuldigt eerst het suikergehalte van het sap met het cellulosegehalte van de ampas, en rondt het product at'tot tien tallen. Deze producten zijn in de tabel opgenomen in de lste ko lom onder S X '1- I" het hierboven gegeven voorbeeld zoekt men onder S X qop (17 X 47 = 799) het getal 800. De persing bij 10% cellulose in het riet, en overigens bij de gegeven gehalten is dan: 83,75 — (0,13 + 0,08) = 83,54. Voor het verschil in cellulosegehalte van 2%, vermenigvuldigt men dit met het verschil van 10 en 'j to der gevonden persing, hier alzoo 2 X (10 ?o )= 2 X I'üiü1 ' üiü = 3,2 °- Do g e * ochte Per sing is dan 83,54 — 3,29 = 80,25. Is het celstofgehalte van het riet minder dan 10, dan wordt hel aldus verkregen getal voor correctie bij de voor 10% cellulose ge vonden persing opgeteld. Ten einde de bij het gebruik van deze tabel noodige vermenig vuldiging van % saccharose voorperssap met % celluloseampas te doen vervallen, heb ik daarbij gevoegd: Tabel 111. en noem deze daarom hulptabel Tabel IV geel't aan de factor, waarmee het verschil van de gewich ten van fabricatiesap en verbruikt imbibitiewater moet worden verme nigvuldigd om het gewicht van het verwerkte riet te kennen b. v. Gewicht sap 5440 pik. en gewicht water 760 pik. Verschil = 4680 pik. Cellulose ampas 47 en cellulose riet 12. Verschil = 35 Achter 35 (kolom 1) en onder 12 vindt men het getal 1,34286. Hel gewicht van het verwerkte riet is dan J6BO X 1,34286 = 6284,58 pik. Dikwijls is het van belang met enkele analyses te weten hoe veel suiker er per KW) riet in de ampas wordt verloren, en heb ik daarom gemeend, dat van eenig nut kan zijn: Tabel V, waarvan de inrichting het gebruik voldoende aangeeft. C. Meulemans. Tabellen 430 Het gewicht te zoeken van 18573 Liters water van 93° C. 400 II.L van 030 = 625,358 — 3 X 0,452 = 1,350 80 » » » = 125,0715 — 3 X = 0,270 5 » » » = 7,8169 — 3 X «>,0056 = 0,010 0,7 » » » = 1,0.'-Si ■— 3X0,0008 = 0,002 0,03 » » » = 0,0469 Gewicht = 750,3877 minus 1,644 pikols = = 757, 74 pikols Tabel I. GEWICHT VAN HET WATER BIJ VEKSCHIMJtfDK TEMPERATUBEN IN PIKOLS. C. Meulomans. Tabellen 431 Tabel II PERSING BIJ 10% CELLULOSE IN 'T 1\ I ET, C. Meukmors. TalelUn C. Meulenians. Tabellen 433 432 Tabel 111 C. Meulemans. Tabellen (J. Meulemans. Tabellen 435 434 Tubel 111 C. Meulemans. Tabellen C. Meulemftns. Tabellen, 437 436 Tabel IV. TABEL VOOR HET GEWICHT VAN HET VERWERKTE RIET C. Meulcmans. Tabellen. C. Meulenians. Tabellen, 439 438 TABEL VOOR HET GEWICHT VAN HET VERWERKTE RIET. G. Meulomans. Tabellen C. Meulemsns. Tabellen Tabel IV 441 440 a C SUIKERVERLIES IN AMPAS 0P 10 ° RIET Tabel V, C. Meulemans. labellen C. Meulemans. Tabellen 443 442 O. Meulemana Tabellen C. Meulemans. Tabellen, v,. OU .» U a. ».»»,.u. a c SUIKERVERLIES IN AMPAS ° P 10 ° RIET q Tabel Y. 444 445 MKDKDEELINGEN UIT DE PRAKTIJK ROSS' 3G INCH LEVEL FEED CANE CUTTER Daar eenige fabrieken zich dit jaar een Ross' cutter aanschaf ten, en eenige administrateurs inlichtingen vroegen omtrent de werk wijze van bedoeld werktuig, meen ik die Hr. administrateurs geen ondienst te doen, door eenige practische wenken mede te deelen, welke in 't oog dienen gehouden te worden, wil men met de Ross' cutter goede resultaten krijgen. Ter verduidelijking vinde hier een korte beschrijving en schets van het werktuig zijn plaats. De Ross' cutter bestaat uit twee hoofddeelen; ten eerste de cutter of snij machine, ten tweede comminutor of splijt machine; welke elk afzonderlijk hun beweging ontvangen, liet riet komt door een car rier ab, onder een rol c, welke uit hoekijzer is saamgesteld, en dient om het riet naar beneden te drukken; vervolgens wordt het gepakt door twee rollen e en d, welke van kammen zijn voorzien. Rol e heeft niet alleen een ronddraaiende beweging, doch kan zich ook in verticale richting verplaatsen, doordat de as dier rol aange drukt wordt door een metaal waarop een spiraalvoer werkt, zoodat wanneer ei 1 aan een zijde dikker riet komt, de rol zich aan die zijde in verticale richting verplaatst. Daarna beeft de snijding plaats door middel van twee messen, welke schroefvormig gebogen zijn. Met ronddraaien dier mossen ge schiedt door schijf I', wier as gekoppeld is door middel eener kop pelbos g, aan de as, waarop de schroefvormige messen bevestigd zijn. Deze messen draaien rakelings langs een stilstaand mes, dood mes genaamd, en snijden het riet in kortere of langere stukken, naar gelang de snelheid van den carrier. Hoe langzamer de carrier loopt, hoe korter de stukken riet zijn; hier op Trangkil wordt met goed resultaat het riet in stukken van ± 8 centimeter gesneden. Het snel of minder snel doen loopen van den carrier heeft men in zijn macht, door op de overbrengende beweging van dezelve een grooter of kleiner rondsel te gebruiken, welke verschillende rondsels bij de Ross' cutter geleverd worden. Vervolgens vallen de stukken  riet door een trechter r in de splijtmachines h. i., waar zij gesple ten worden; de snidsels hiervan vallen door een trechter op een carrier, gaande naar den voorpersmolen. Bij een goede stelling der messen, zien de snidsels, welke zonder het minste sapverlies ver kregen worden, er uit, als grove ampas. De snidsels verdeelen zich in de snijmachines h. i., doordat zij op twee planken, 1. k., welke schuin tegen elkaar staan, en met ijzeren platen bekleed dienen te zijn. vallen, n. m. zijn sponningen, waarin een houten schot geplaatst kan worden, zoodat men naar verkiezing met één der splijt machines of met beide tegelijk kan werken. Het eerste is dan alleen noodig, wanneer één der splijters defect is. Door een koppeling, opdeschets niet te zien, is het mogelijk den carrier a b en de rollen c, d ene stil te doen staan, zoodat alleen de messen ronddraaien, zonder riet te snijden, hetgeen noodig is, wanneer de Ross' cutter meer riet verwerkt, dan de molens. Stelling der messen: De messen der snijinachine worden zooda nig gesteld, dat zij raaklings langs het stilstaande nies gaan, zoodat de afstand tusschen beide gelijk de dikte van teekenpapier (papier sans (in). Doordat zij volgens een schroellijn gebogen zijn, en rond draaien, krijgt elk izedeelte van de messen zijn beurt om te snijden. Door een bij de Ross' cutter geleverd bankje, voorzien van een zeilde dood mes als in 't werktuig zit, en een waarloo/e as voor de messen, kan men onder het werk de messen op de as stellen, hetgeen ge makkelijk is. omdat men dan wanneer de molens gewasschen wor den, niets anders te doen heeft, dan de koppclbos g achteruit te schuiven met een bij het werktuig behoorende stang, en de waar boze as met de van te voren gestelde messen er in te leggen, zoo dat men daardoor veel tijd uitspaart. De messen der splijtmachines stelt uien het besl als volgt: men maakt een houten lat van nevensgaand model wiens lengte = die der rollen der splijtmachine, en breedte = de breedte van één der segmenten, waaruit die rollen bestaan. De holte stemt overeen met het bolle van de rollen. Genoemde lat is 6 millimeter dik, en de schuine kant a is naar het middel punt der rollen gericht. Vervolgens legt men die lat op de rol, en zet de messen er zoodanig in, dat de bovenkant van het scherpe gedeelte gelijk komt met het boven vlak van de houten lat; de messen steken dus 6 m / m . buiten de rollen. Het gebruik van bovenbedoelden houten lat is wenschelijk, om zekerheid te hebben, dat de Meiledeelingen uit de praktijk 448 messen even ver uitsteken. Wanneer dat het geval is zet men de messen goed vast. Vervolgens worden de doode messen o en p. gesteld op I', '". m . afstand van de splijtmessen, >•< De 11/,l 1 /, m.M. messen o. en p. zijn draaibaar om de assen s. en t, en moeten in één horizontale lijn liggen met de hartlijn dor rollen, juist als de schets te zien geeft. *) Wanneer zeop bepaalden afstand staan, (!'/, millimeter), worden ze stevig vast gezet, aan weerszijden met twee bouten en contramoeren. Wenschelijk is het de assen dier messen oen merk te geven, ten einde onder het te werk staan, te kunnen nagaan of die messen met hun as gedraaid zijn. Ook moeten ze eiken dag oen kwart slag gedraaid worden, ten eerste om gelijk matig afslijten dor messen te bevorderen, en ten tweede om vast zitten te voorkomen. Slijpen der messen: Bij de Ross' cutter wordt geleverd een slijp machine. De messen der snijmachine worden uit de hand geslepen, en krijgt, een inlandsch werkman, bij goed voorbeeld, er spoedig de noodige handigheid in. De slijpmachine bestaat uit een klem, welke door middel van een rondsel met worm onder verschillende hoeken gesteld kan wor den: het best doet men die klem te stellen, zoo, dat wanneer de messen der splijtmachine geslepen zijn, de snee der messen een hoek van 30° vormt. Verder is er een riem, welke de klem, wanneer het toestel in beweging is, van zelf heen en weer doet gaan en uit twee handels >net schroefdraad om hot zich tusschen de klem be vindende mes tegen don slijpsteen aan te drukken. Men heeft dus niets anders te doen, dan ae klem te stellen onder een hoek van 30°. het mes vast te klemmen, het toestel in beweging te brengen, en door met de hand aan de handeltjes te draaien, krijgt men het lemmet op de verlangde scherpte. Onder het malen, dient men de 18 messen der splijtmachine te slijpen, ten einde's morgens bij het molenwasschen niets anders te doen te hebben, dan ze in de rollen te zetten. Er dient voor gezorgd te worden, dat er voldoende snijmessen en splijtmessen in voorraad zijn. Voor een campagne van 800000 pik. riet, is het voldoende 0 messen voor de snij machine en 54 voor plijtmachines in voorraad te hebben. Verwisselen der messen: Wenschelijk is hot, dit dagelijks te doen, welke operatie bij een weinig handigheid, en van te voren gereed gemaakte messen, niet langer duurt dan l u l5 min , juist de tijd benoo digd voor het molenwasschen. De doode messen verwisselt men naar- *) In Bchets Bis maar ééne splijtmachine h met het doode mes pte zien; de andere geheel geljjke machine t' is weggelaten. Mp'ieileelingpn uit do praktijk 449 gelang van omstandigheden; de vorige maaltijd, (64000 pik. H. S.) werd met één dood mes bij de snij machine en een stel doode mes sen, bestaande uit 4 stuks, bij de splijtmachines, volbracht. Voordeden Ross' cutter: l e . Vermeerdering r van fmaalcapaciteit bij een bestaande molenin stallatie. 2 8 . Meerdere sapwinning. 3°. Brekage van molens tot een minimum gebracht. Trangkil '21 :>. '94. K. E. La Bastide. Nog iets ovek de bepaling van het gewicht van Masse Cuite zonder directe weging. Mei belangstelling las ik in het Archief van 1.") April jl. het stuk van de hand van den Heer 11. ('. Pennink. over: »Bepaling van het totaal gewicht aan verkregen vulmassa, zonder directe weging". Zeer gewenscht komt het ook mij voor, om voor een go fabricatiecontróle het juiste gewicht aan vulmassa te kennen en verkrijgt men totaal onvertrouwbare cijfers, wanneer men het gewicht der vulmassa gaat bepalen, door haai' volume op te neme», en dit te vermenigvuldigen met haar specifiek gewicht, zooals dit in den regel gebeurt op fabrieken waar men geen weegbrug voor de vulmassa heeft. De Heei' Pennink nu. wil bet gewicht der masse cuite bepalen uit twee factoren, n. 1. het gewicht van het diksap] en hel wicht van het daaruit verdampte water, die zeker vrij juist zijn te bepalen. In de formule: r , Vd(D-l) Gew. vulm:= ; d—l kunnen immers V, D, en d vrij juist bepaald worden, ofschoon men wel veel zorg moet nemen om V juist te vinden, vooral in fabrieken, die weinig diksapkisten hebben, en er dus dikwijls een kist diksap moet afgetapt worden eer zij vol is, en omgekeerd wan neer er geen ruimte meer voor diksap is, men er zijn toevlucht toe zal moeten nemen, om diksap dat men uit den.triple effet aftapt in een kist te laten bijloopen, welke nog niet geheel leeg is. *) *) Dit zijn onregelmatigheden, welke men zelf altjjd zoude moeten eonstateeren, daar men dit niet aan een Javaan of Chinees kan overlaten. Mededeelingen uit de praktjjk 450 Mijns inziens is er nog een andere manier, aan welke deze be zwaren niet verbonden zijn; men passé n. 1. de volgende formule toe: Gew. masse cuite = gew. hoofdsuiker (ongedroogd) -f- gew. afloopstroop dezer hoofdsuiker. Beide factoren zijn eenvoudig te bepalen. De hoofdsuiker moet dan echter gewogen worden, eer zij in den suikerdroger of naar den droogbak gaat, en volume en densiteit der stroop moeten na koking bepaald worden, daar er alsdan het ge bruikte water, om cle suiker op kleur te brengen uit verdampt is. liet natuurlijke water der massecuite, ik bedoel hiermee het water, dat reeds in de massecuite voorhanden was, en waarvan ook een gedeelte in de afloopstroop der centrifuges is terecht ge komen, zal bij hel in koken der stroop ook nog voor een gedeelte verdampt zijn, maar dit verdampte water kan men gerust buiten rekening laten, of desnoods proefondervindelijk van tijd tot tijd bepalen. Merüjan, 17 April 1891. de fabricatiechef, P, C. Dudok van Heel. DIVERSE MEDEDEELINGEN. Missive van hen Gouverneur-Generaal aan de isetrokken Hoofden van Gewestelijk Bestuur omtrent de toepassing van ordonnantie van 9 april 1894. (Javasche Courant No. 39 dd°. 15 Mei 1894). Ken brief, op last van den (iouverneur-Generaal door den Al meenen Secretaris tot de betrokken Hooiden van Gewestelijk Be stuur gericht betrekkelijk de toepassing der ordonnantie van 9 April 1894 (Staatsblad No. 87): De ordonnantie van 9 April jl. (Staatsblad No. 87j beoogt be scherming van de oeconomische belangn der Inlandsche bevolking, waar deze verstoord of bedreigd kunnen worden door het in wer king brengen van nieuwe suikerondernemingen. Modedeolingen uit de praktijk 451 liet in werking brengen van zoodanige ondernemingen zal voort aan niet kunnen geschieden zonder verkregen toestemming van den Gouverneur-Generaal en aan die vergunning kunnen voorwaar den verbonden worden. De gegevens te verstrekken, welke den Opperlandvoogd instaat moeten stellen de wenschelijkheid van het al of niet vcrleeneu der gevraagde vergunning te beoordeelen, is uit den aard der zaak de taak van de Hoofden van gewestelijk bestuur en de Gouverneur- Generaal acht het daarom niet ondienstig eenige wenken omtrent de punten, waarop bij het telkens ter zake in te stellen onderzoek dient te worden gelet, onder Uwe aandacht te doen brengen. Vooraf evenwel zij Uwe opmerkzaamheid gevestigd op den aanhef van art. 1: „Onafhankelijk van liet bepaalde bij de resolutie van 3 Februari „1836 No, 11 (Staatsblad No. 10)." De bedoeling hiervan is, dat de bepalingen van Staatsblad 1836 No. 10 *) hare volle kracht behouden, zoodat de Resident bevoegd blijft, wanneer hem dit uit een hygiënisch of politioneel oogpunt of in 't algemeen met het oog op de in dat Staatsblad bedoelde locale belangen raadzaam voorkomt, de vergunning tot den bouw van eene suikerfabriek te weigeren. De overweging hiervan zal aan het onderzoek omtrent de oeconomische belanden, welke bij het in werking brengen der onderneming op het spel staan, die nen vooraf te gaan, en, ingeval zij tot eene afwijzende beschik king mocht leiden, laatstbedoeld onderzoek zelfs overbodig maken. In elk geval zal de door UwHEdGestr. op grond van Staatsblad 1836 No. 10 te nemen beschikking, tegelijk met het request, waarbij vergunning tot het in werking brengen der onderneming wordt ver zocht, en Uw advies daaromtrent aan de Regeering — door tusschen komst van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur — moeten worden aangeboden. Wat nu de punten betreft, waarop het aankomt bij da beoor deeling der vatbaarheid van het verzoek om vergunning tot het in werking brengen van eene suikeronderneming, daaronder staan, zooals wel nauwelijks behoeft te worden gezegd, de irrigatie-belan gen op den voorgrond. Gebrek aan grond toch voor de oprichting eener nieuwe suiker fabriek doet zich in de meeste gewesten van Java nog niet gevoelen, *) Zie Bijlage A, Diverse mededeelingen 452 maar gebrek tan bevloeiingswater voor de te beplanten gronden zal in vele streken een onoverkomelijk bezwaar zijn. Watergebrek nu kan absoluut zijn en relatief. Het eerste geval zal zich wel zelden voordoen, want in den regel zal men wel geene suikerfabriek willen oprichten in eene streek, waarvan het meerendeel der bouwgronden met de bestaande irriga tiemiddelen niet kan worden bevloeid. Wenscht men dit toch te doen, dan zal men bf moeten wachten totdat eventueel van Regeelingswege de aanleg van irrigatie-werken in die streek ter hand genomen wordt, of men zal vergunning moe ten vragen om op eigen kosten de noodige werken tot stand te brengen. In dit laatste geval zal eene opneming moeten voorafgaan door Waterstaatspersoneel, doch op kosten van den aanvrager, die daartoe vor leid (d. w. z tenzij andere voldoende waarborgen worden gesteld) het noodig geraamde bedrag ter nadere verrekening in 's Lands kas moet storten (zie art. 4 der ordonnantie). Relatief watergebrek levert veel meer moeilijkheden op en juist dit geval zal zich zeer dikwijls voordoen. Bestond overal eene tot in de fijnste details geregelde waterver deeling, was officieel vastgesteld op hoeveel liters water elke bouw grond in elk seisoen recht heeft, dan ware in elk speciaal geval gemakkelijk uit te maken of de invoering (of uitbreiding) der sui keirietkultuur mogelijk is naast den landbouw der bevolking, speciaal naast het kweeken van tweede gewassen, welke in denzelfden tijd irrigatie-water behoeven als het riet. Doch tot heden bestaat zooda nige waterverdeeling nog slechts bij uitzondering en zal de codificee ring van het plaatselijk gewoonterecht, ten opzichte van de irrigatie inde. nog wel geruimen tijd uitblijven. Ook irrigatie-kaarten, waarop met verschillende kleuren is aangegeven uit welke rivier, of bron eenig stuk grond zijn bevloeiingswater verkrijgt en verder met verschillende tinten of arceeringen de tijdperken zijn aangeduid, waarin daar padi mag worden geplant,— hoe wenschelijk het aanleggen daarvan den Gouverneur-Generaal ook schljne -be staan voor verreweg de meeste afdeelingen nog niet. Niet altijd zal het dus voor de Bestuurshoofden gemakkelijk zijn om uit te maken of eene nieuwe onderneming /onder schade voor de irrigatie-belangen der bevolking in exploitatie zal kunnen muiden gebracht. In vele gevallen zal ook daarvoor een technisch onderzoek door een Waterstaatsambtenaar noodig zijn en dan zullen Diverse mededeelingen 453 de kosten daarvan eveneens volgens art. 4 door den aanvrager moe ten worden gedragen en c.q. het geraamde bedrag vooraf in 's Lands kas gestort. Bij de beoordeeling van het al of niet in voldoende mate aan wezig zijn van irrigatie-water zal men niet zoover mogen gaan van te eischen, dat alle bouwgronden te allen tijde over volop water moeten kunnen beschikken: hoofdzaak is of een aanplant van sui kerriet tot zoodanige uitgestrektheid, als de aanvrager dien wenscht tot stand te brengen, gedurende den planttijd en verder tijdens den eersten groei in de droge maanden van het jaar voldoende water kan bekomen, zonder dat de bevolking genoodzaakt wordt haar aanplant van tweede gewassen in te krimpen of dezen moet zien kwijnen door gebrek aan vocht. In zoodanige gevallen zal eene ge schikte beurtregeling veelal de belangen van beide partijen kunnen waarborgen, of, waar dit niet mogelijk is, zal de ondernemer, hetzij door het waterrecht van een dacl der bouwvelden van de bevolking af te koopen, hetzij door meer grond met het daarbij behoorend water in te huren dan hij wenscht te beplanten, zich van eene vol doende hoeveelheid irrigatie-water kunnen voorzien. In alle gevallen moet echter op den voorgrond staan, dat do bevolking bij den'nieu wen toestand niet verlieze. x Is het ter verzekering van eene regelmatige werking van de te treffen regeling en tot voorkoming van inbreuken van weerszijden noodig afzonderlijk toezichthoudend personeel in dienst te stellen, dan zullen ook de kosten daarvan door den ondernemer moeten gedra gen worden. In de praktijk zal wellicht blijken, dat in sommige gevallen de irrigatie-belangen geen suikerriet-aanplant toelaten tot de door den aanvrager gewenschte, doch wel tot eene mindere uitgestrektheid. In zoodanig geval is voorzien bij art. 3, volgens hetwelk de Gou verneur-Generaal het Hoofd van gewestelijk bestuur kan opdragen den aanvrager in de gelegenheid te stellen de aanvraag te wijzigen. Voormeld art. 3 ziet ook op de mogelijkheid, dat de plaats voor de op te richten fabriek minder gelukkig gekozen is met het oog op het verkrijgen van fabriekswater. In zoodanig geval zou den aan vrager de keuze kunnen worden gelaten om of de aanvraag te wij zigen of langs anderen weg (b. v. door putboring) in de behoefte aan voedings- en injectie-water te voorzien. Na de mogelijkheid van watergebrek komt die van gebrek aan geschikten en beschikbaren grond in aanmerking, hoewel dit — het Diverse mededeelingen 454 werd boven reeds opgemerkt — waarschijnlijk zelden zal voorkomen. Ook hierbij kan men spieken van absoluut en relatief gebrek. Absoluut gebrek aan grond is alleen denkbaar, wanneer al de voor de suikerkultuur geschikte gronden te zamen niet voldoende zijn voor de periodieke verplaatsing van den gewenschten rietaan plant. In den regel kan men aannemen, dat de grond niet meer dan éénmaal in de drie jaren met suikerriet mag worden beplant, wil men hem niet te veel uitputten: waar dus minder dan drie maal de gewenschte uitgestrektheid van den jaarlijkschen aanplant aan ge schikte gronden voorhanden is, behoort de aanvraag geweigerd te worden, tenzij men zich met een beperkte aanplant vergenoege. Het zelfde zal dienen te geschieden, wanneer wel de voldoende uitge strektheid aanwezig is, maar blijken mocht dat rechthebbenden een gedeelte daarvan buiten de verhuur willen houden. Relatief grondgebrek is aanwezig, wanneer door het vestigen eener nieuwe onderneming te weinig grond voor de teelt van voe dingsgewassen zou overblijven (ofschoon aan deze omstandigheid bij de belangrijk verbeterde middelen van verkeer, welke eene spoedige aanvulling van het tekort mogelijk maken, geen al te gioote waar de mag worden toegekend) of wel wanneer daardoor een te groot gedeelte der bevolking aan het geregelde landbouwbedrijf zou wor den onttrokken. Eene algemeen geldende grens daarvoor valt moeilijk te stellen, zoodat elk geval, waarin deze omstandigheid zich voordoet, afzon derlijk zal moeten worden overwogen. Verder komt nog in beschouwing het onderhoud der wegen. De vraag is nog in behandeling of en op welke wijze door de ondernemers eene bijdrage moet worden geleverd voor het zwaarder onderhoud der voor hunne transporten te gebruiken wegen, welke in heerendienst onderhouden worden. Voor de dessawegen geldt het volgende: Slechts bij uitzondering zijn zij, althans in de suikerstreken, verhard; in den regel zijn het gras- of kleiwegen en bepaalt het onderhoud zich tot het dichten der al te diep geworden karresporen en het verbeteren van den waterafvoer. Waar een zoodanige weg voor riettransporten gebezigd wordt, verkeert hij gewoonlijk spoedig in zoo slechten staat, dat de arbeid der bevolking er weinig aan verbeteren kan. Bij gebreke van eene behoorlijke onderlaag heeft het begrinden weinig of geen nut, integendeel bij regen is het min der pi-actisch, bij droog weder geheel onnoodig. liet dichten met Direrae mededeelingen 455 aarde'of lob grind van diep ingereden karresporen maakt het trans port niet gemakkelijker, maar zwaarder, liet is dus ook liet er alsdan den weg te beleggen met takkebossen, gevlochten klapper takken of droge rietbladeren, waardoor eene veerkrachtige massa ontstaat, die tijdelijk niet wegzakt. Het schijnt dus niet alleen onnoodig, doch bepaald af te keuren, dat aan dessawegen, langs welke het vervoer van suikerriet en suiker plaats heeft, door de bevolking arbeid en materialen worden ten koste gelegd. Waar dit op last van bet bestuur geschiedt, zon de het misbruik van gezag moeten woiden genoemd, en ten einde zeker te zijn, dat in deze niet in strijd met de belangen <\i>v be volking worde gehandeld, mag het zelfs noodig heeten, dat aan de betrokken dessa worde voorgehouden, om niet aan de tot deze ka- tegoric behoorende, door het bestuur in elk geval nader aan te wijzen wegen te arbeiden. Daarentegen kan aan de ondernemers op hun (telkens te her halen) verzoek worden toegestaan bedoelde wegen te herstellen op de wijze, welke hun de beste voorkomt, doch onder voorwaarde dat zij den weg niet versmallen of verleggen dan wel afsluiten. Zoo doende zullen de ondernemers zelven wel zorgen, dat de wegen in bruikbaren staat blijven, en, zijn deze bruikbaar voor de karren der fabriek, dan zijn zij het ook voor die der bevolking, terwijl zij voor de inlandsche voetgangers altijd goed genoeg zijn. Komt dit onderhoud den ondernemers te duur te staan, dan zal dit voor hen een prikkel zijn om zich draagbaar spoorweg-mate rieel aan te schaffen, waardoor de oorzaak van het vernielen der wegen geheel zal worden weggenomen. Eene doorloopcnde vergunning tol verbetering van de bedoelde wegen aan de ondernemers uit te reiken, schijnt niet wenschelijk, omdat dan moeielijk zoude kunnen worden voorkomen, dat tusschen fabrikanten en dessahoofden over eenkomsten worden getroffen, welke tengevolge zouden hebben, dat het onderhoud ten slotte toch op de bevolking nederkomt. Bij par tieele vergunningen, telkens voor een kort tijdsbestek te verleénen, is het toezicht daarop gemakkelijker. Op deze wijze wordt ten opzichte van de dessawegen voorkomen, dat de bevolking de lasten draagt van de aanwezigheid der suiker ondernemingen, zonder dat daarvoor een ingewikkeld en in de praktijk moeielijk uitvoerbaar stelsel van vergoeding noodig is. Eindelijk moet op nog één punt winden gewezen, dat bij het stellen van voorwaarden voor ('ene te verleénen vergunning tot het DWerse mededeelingen 456 inwerking brengen eener suikeronderneming niet uit het oog mag worden verloren. Het komt namelijk meermalen voor, dat zoodanige aanvragen niet ernstig gemeend zijn, maar alleen geschieden met het doel om concurrenten te weren. Dit kan tegengegaan worden door een termijn te stellen van b. v. één jaar, binnen welken met den bouw van de fabriek een aanvang moet zijn gemaakt, en door te bepalen dat b. v. binnen drie jaren na den datum der vergunning de fabrieksgebouwen op gericht en reeds zoodanig van machinerieën moeten zijn voorzien, dat naai- bet oordeel eener commissie van deskundigen in elk geval het vermoeden van eene schijnbeweging buiten gesloten wordt. Ten slotte zij het aan Uwc voortvarendheid en Uw doorzicht overgelaten om na te gaan of nog andere bezwaren dan de hooger vermelde voor de Inlandsche bevolking dienen te worden weggenomen. Te zijner tijd zal dan de opgedane ondervinding uitwijzen of bij de definitieve regeling van liet onderwerp der besproken ordon nantie nog andere voorzieningen belmoren getroffen te worden. Door mededeeling van bel bovenstaande, heb ik de eer aan eene opdracht van den Gouverneur-Generaal te voldoen. Bijlage A BePALIXCKN OMTRENT DE OT'RICTING VAN FABRTJKEN EN NERINGEN IN NeDERI.ANDSCII-InDIK. Staatsblad 1830 No. 10. Art. 1. Geene fabrijken en neringen, welke met fornuizen wer ken, of meer bijzonder aan brandschade onderhevig zijn, noch ook dezulke, die voor de gezondheid schadelijk, of voor de in de nabij heid wonenden, hinderlijk zijn, noch ook die, waarin eenig voor werp wordt, vervaardigd, hetwelk aan accijns of consumptieve belasting onderhevig is, zullen mogen worden opgericht, zonder eeue schriftelijke vergunning van het Plaatselijk bestuur, geschreven op bet daarvoor bepaalde of nader te bepalen zegel. Art. i 2. Mitsdien zal voortaan de in het voorgaande artikel bedoelde vergunning, gevorderd worden voor de oprigting van: Diverse mededeel ingen. 457 Suikermolens, Suikerraffinaderijen, Steen-en pannen-bakkerijen, IJzer- en koper-gieterijen, Buskruitmolens, Kalkovens, Broodbakkerijen, Branderijen van Arak en andere Sterke dranken, Verwerijen, Lijmkokerijen, Leerlooijerijen, Smederijen, Blikslagerijen, ülieslagerijen, Wagenmakerijen, Kaarsenmakerijen, Timmermanswinkels, en alle verdere fabrijken en neringen, waarop de/e bepaling toe passelijk is. Art. 3. Het Plaatselijk Bestuur [zal, in elk geval, de belendende buren hooren in hun belang, en voorts onderzoeken, of de plaats, waar men wenscht een fabrijk opterigten, of een bedrijf uit te oefe nen, in de voormelde categorie vallende, niet verwerpelijk is, met betrekking tot de gezondheid der ingezetenen, bet bestaande be lastingstelsel, of andere gronden van algemeen belang, dan wel strijdig met de bestaande verordeningen van policie; en is wijders bevoegd om, in verband hiermede, de toestemming te verbinden aan zoodanige restrictiën en voorwaarden, als het zelve zal oorbaar achten, steeds zorgende, om de nijverheid der ingezetenen zoo min mogelijk te belemmeren of aan banden te leggen. Art 4. De Plaatselijke Besturen mogen geene permissiën tot het oprigten van fabrijken en neringen weigeren, anders dan liij gemotiveerde dispositiën. De ingezetenen zich met die dispositie be zwaard achtende, zullen zich kunnen wenden tot de Regering, opdat, na gehouden onderzoek nader worde beslist. Art. 5. Wanneer het Plaatselijk Bestuur bevindt, dat van de voorwaarden, op welke de toestemming is verleend, wordt afge weken, zal hetzelve de verzuimen doen herstellen; zullende bij onwilligheid of herhaalde contraventie de verleende vergunning kunnen worden ingetrokken. Diverse mededeelingen. 458 Art. G. De Plaatselijke Hestoren zullen een nauwkeurig register houden van de aanvragen, bij dezelve, tot het oprigten van fahrijken en neringen ontvangen, en van de dispositiën daarop door hen verleend. Extract, enz Accordeert met het register enz. de Adjunkt-Secrelaris der Reyeriny, P. Jeekel. De eigenschappen en de waarde van het BoiiNEO-SUIKEIUt I ET door D. \V. ROST VAN TONNINGEN. Eenige weinige jaren geleden, word de opmerkzaamheid van velen wier belangen bij de suiker-kultuur betrokken waren, geves tigd op het suikerriet, dat van Borneo afkomstig en van daar naar Java was overgebracht geworden. En inderdaad waren de aanvankelijke berichten van Horneo hieromtrent geschreven en de voorloopige proef door wijlen Dr. Fromberg er mede genomen, wel in staat omeene gunstige uitkomst eener aanplant in het groot van deze suikerriet-variëteit, te mo gen doen verwachten. Mij in de jaren 1857 en 1858 in den Oosthoek van Java be vindende berichte mij de heer Rosé, suikerfabrikant in de residentie Soerabula (fabriek Kremboony), dat er zich een paar bouws van ge noemde suikerriet-variëteit onder zijne aanplant bevonden. Met de te bereidwilligheid hoed hij mij aan, om de resultaten der ver werking van dat riet met eigen oogen te komen gadeslaan, een aanbod dat mij natuurlijk zeer welkom wezen moest en dan ook met graagte aangenomen werd. liet bedoelde riet in de nabijheid zijner woning gekweekt, was in de maand Augustus 1857 gepoot met eene plant wijdte van twee voet in de rij, terwijl het andere riet (de bekende Japara-soort) op 11,,l 1 ,, voet was uitgeplant geworden. liet zag er tijdens mijn bezoek frisch en krachtig uit; de uit stoeling evenwel was niet zoodanig, dat eene nog grootere plant wijdte wenschelijk kende toeschijnen. liet bezat ren eenigszins ander voorkomen, dan het overige op Java voorkomende suikerriet en vooral was in den stand en vorm der bladeren, een verschil op te merken, groot genoeg om reeds op Diverse mededeelingen 459 eenigen afstand, dat riet als Worneo-suikerriet te kunnen herkennen. De rietstok was geelgroen van kleur: de schil bezat eene opmer kelijke hardheid, wat gevoegd bij de bijzondere lengte en dikte van dit riet, eene snelle en toch doeltreffende vermaling, niet zeer be vorderlijk was. Met eene toepassing van een gelijk persvermogen, konde men dan ook gerustelijk aannemen, dat men bij gelijke hoe veelheden Bomeo en Java riet, een derde meer aan tijd tot de vermaling van het eerstgenoemde, dan tot die der laatste soort noodig had. De struktuur van het celweefscl was los en vezelig; het sap geel van kleur met eene tint in het bruineen overigens aange naam zoet van smaak; het reageerde tijdens de verwerking neutraal De heer Rosé had de goedheid om ter verkrijging van een zoo veel mogelijk afdoend resultaat, niet alleen de twee bouws Rorneo riet afzonderlijk te verwerken, maar dit ook te doen plaats hebben, met twee bouws van het Japara-riet, dat vlak naast de eerstgenoemde gelegen, op gelijksoortigen en mede diep .omgeploegden grond was aangeplant geworden De uitkomsten per bouw, zijn zoo duidelijk als mogelijk is, in de onderstaande tabel aangetoond. Deze uitkomsten, men zal het bij den eersten oogopslag be merken, pleiten volstrekt niet ten voordeele van het Borneo-riel en kunnen zoodanig als zij hier verkregen waren, het beste aldus voorgesteld worden, dat men van het Corneo-riet, bij minder hoe veelheid grondstof, meer sap, maar hieruit veel minder suiker be kwam, dan uit het gewone Japara-riet. Het sap van het Boraeo-riet bezat dus, alhoewel nagenoeg eeoe gelijke densiteit als het Japara riet bezittende, op verre na niet dezelfde hoeveelheid kristalliseerbare suiker, als dat van de eerstgenoemde variëteit, en hoe dit laatste werkelijk plaats grijpen kan, is dooi' mij reeds vroeger aangetoond Direrse mededeelingen 460 geworden (zie mijn stuk over het voorkomen van stroopsuiker in het rietsap). *) Eenigen tijd daarna vernam ik van den heer Fransen van der Putti:, suikerfabrikant in de residentie Bezoeki, dat ook hij gelijk soortige uitkomsten als de bovenstaande van hel öorneo-riet ver in had en zoo mocht men aanvankelijk reeds tot bet vermoe den komen, dat het niet geraden was, deze suikerrietvariëteit op Java verder in te voeren. In iB5B te Buitenzorg wedergekeerd, vond ik aldaar Borneoriet welks sap 11" B. toekende, doch tevens eene niet onaanzienlijke I veelheid stroopsuiker bevatte. Eene aanplant hiervan aangelegd, welker opbrengst in de maanden Juni, Juli, Augustus en September van dit jaar door mij onderzocht werd, gaf de volgende resultaten. 1,. De densiteit van het sap was van 6 tot B'/i° Beaumé. '2 ( '. De hoeveelheid stroopsuiker (onkristalliseerbare suiker) in hel sap voorbanden, bedroeg van I\, tot 3%. 30. Het gemiddeld watergehalte van het riet was 78,943 %. i". De hoeveelheid minerale deelen van dit riet bedroeg ge middeld 0,419 % (dat is tweemaal meer dan gewoonlijk bij ander riet aangetroffen wordt;. Deze uitkomsten kunnen ten zeerste bijdragen, om die door den heerßoSE verkregen, toe te lichten. Vooreerst dienen wij hier wel in aanmerking te nemen, dat men te doen heeft, met eene rietsport, welker watergehalte ze-jr dicht aan 80 % grenst. Terwijl toch het boven en middendeel van den rietstok 77,5 en 76,8 % water.-[-) bevatte, vond men in het onderdeel van denzelven steeds ongeveer 82,5 % hiervan. Rekenen wij nu hier nog 10 % aan plantaardige deelen (ampas) bij, dan blijft er waarlijk niet veel meer dan 11) % vQor het suikergehalte over, van welke dan nog van l'/j tot :» deelen aan suiker moeten afgetrokken worden, welke niet kristalliseerbaar zijn (stroopsuiker). Uit alle deze gegevens mogen wij dus deze gevolgtrekking ma ken, dat het op Java aangeplant wordende riet te verkiezen is bo ven dat van Borneo, op Java aangeplant wordende. Wij voegen er deze laatste zinsnede bij, omdat het zeer wel mogelijk en zelfs volgoris door mij ontvangen volkomen te vertrou wen berichten waarschijnlijk is, dat het Borneo-iiet aldaar aange kweekt, werkelijk van een beter gehalte is dan de Ja va-variëteit. De kennis toch der veranderingen, welke door den invloed der *) Archief 11. blz. 324. +) Hicrmprle wordt natuurlijk de hoeveelheid water zonder de suiker (du.B geon sap) bedoeld. Diverse mededeelingen, 461 klimatologische en geognostische verhoudingen eener landstreek, in het wezen van dezelfde plantensoorten kunnen veroorzaakt worden is nog volstrekt niet zoo volledig bekend, dat men de verbastering dier planten voorzeggen en nog veel minder voldoende verklaren zoude kunnen. Het volgende trouwens bekende feit, moge dit nader ophelderen. Wij kennen van de rijst drie hoofdsoorten, de Oryza sativa, glutinosa en montana (deze laatste soort is nog niet eens algemeen als eene werkelijk van de Oryza sativa verschillende aangenomen), maar het getal variëteiten, van welke de eene beter hier en eene ande re weder voordeeliger elders tiert is legio; deschoone Indramajoe-rijst b. v. verbastert in de Bataviasche ommelanden enz. Eene streek, welke eenige uren hemelsbreedte van eene andere verwijderd ligt, en die schijnbaar toch geheel onder dezelfde invloeden verkeert, zal rijst opleveren welke men langen tijd ongeschonden bewaren kan, in tegenoverstelling van de andere streek, welke slechts rijst voort brengt, die na verloop van betrekkelijk korten tijd. reeds in bederf overgaat. Het is hier even zoomede gelegen, als met de zoovele variëteiten, de zoogenaamde rassen enz., welke bij den veestapel voorkomen en van welke zich de meeste uitmuntend eigenen (als het ware .hunne type bereiken) op eene zekere soms kleine uitgestrektheid van on zen aardbol en toch weder geenszins om onder overigens (schijn baar) volmaakt gelijke verhoudingen, op andere plaatsen, dezelfde goede eigenschappen te behouden, liet is eene zaak eindelijk waar over veel geschreven, maar nog weinig verklaard is, doch die ons toch daarop wijst, van niet dan met de uiterste behoedzaamh si I de plaatselijk voorkomende variëteiten, zoowel van planten als van dieren, op groote schaal althans, te gaan veranderen. Zooals het met de rijst is gelegen, zoo is het mede met het suikerriet het geval. Op de eene plaats, geeft het roode suikerriet betere uitkomsten dan het witte, en zoi omgekeerd in vele nog andere dergelijke gevallen, zonder dat het ons altijd mogelijk is, deze verschijnselen naar eisch toe te lichten. Te Baitenzorg had het Borneo-riet. tijdens de twee eerste aan plantingen een sap, welker densiteit van 9 tot 12° Beaumé be droeg; de derde aanplant leverde gedurende al zijne rijpheids perioden, gedurende vier maanden tijds onophoudelijk nagegaan, nimmer een sap op, dat meer dan B'/»o B. aanwees, terwijl het inde residentie Soerabaia 9° B. aantoonde. Toch was vooral op eerstge- Direraa mededeeüngen, 462 noemde plaats ruim uiteengeplant, juist zooals van uit Borneo was aangewezen (2'/j voet in de rij en ü'/i vo °t buiten de rij). Het riet was dus bepaaldelijk in goede eigenschappen achteruit gegaan, zoodat ik op grond der thans aangetoonde feiten herhaal. »Dat het zoogenaamde Rorneo-riet, welke goede resultaten het odan op genoemd eiland moge gegeven hebben, niet geschikt is, om »ook op -Uum deze zeilde uitkomsten te doen verkrijgen". Overgenomen uit het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederl.-Indië. deel XXI. 1860 Het volgende vermakelijke stukje ontleenen we aan „die Deutsche Zucker industrie", Een correspondent van de in Demerara verschijnende. „Argosy" zoekt op de volgende wijze zijne lezers beangst te maken voor biet suiker: .... wat de door premies beschermde suiker aangaat, deze wordt meestal uit bieten gewonnen Er zijn twee soorten van bietsuiker. De ongeraffineerde wordt ruwe suiker genoemd en wordt in hoofdzaak door de minder gegoe den in Engeland en Europa gebruikt. Deze soort suiker is niet meer of minder dan eene vergane plantenmassa, die in uiterlijk en reuk meer aan het vuil uit een varkensstal dan aan suiker doet denken. De andere soort is de geraffineerde bietsuiker, die alleen door toe voeging van groote hoeveelheden loodsuiker aan het bietensap kan worden vervaardigd en om dit vreeselijke vergift weer eenigszins te verwijderen, laat men het sap over paardenmest gaan.De laatste sui kersoort wordt door de rijkere ingezetenen van Engeland en Europa gegeten. Sedert deze suiker daar gebruikt wordt, hoort men voortdurend van sterfgevallen aan cholera onder dat gedeelte der bevolking, het welke de ruwe bietsuiker eet en van influenza in die kringen, waarin geraffineerde suiker wordt genuttigd. Een der eerste Europeesche autoriteiten op het gebied der geneeskunde verklaart evenwel, dat eerstgenoemde ziekte in het geheel geen cholera is, maar het gevolg van het vergift en met de tweede houden zich de geneeskundigen ernstig bezig, waarvan velen gelooven, dat deze zoogenaamde influ enza eveneens door vergift veroorzaakt wordt en deze meening wordt gesteund door het feit, dat verscheiden gevallen van influenza Diverse mededeelingen 463 gepaard gingen met eene verlamming dei- onderste ledematen en de gezichtszenuweu werden aangetast, hetgeen doofheid ten gevolge had. Zooals men weet is loodsuiker een accumulatief' vergift. Hoc klein de hoeveelheid ook is, die in het lichaam komt, ze blijft, en komt er weer een klein beetje bij dan zal deze hoeveelheid toenemen, zoo lang tot genoeg in het lichaam aanwezig is omeene schadelijke uitwerking te hebben. Het komt ons vreemd voor, dat Engeland, waar de wet het gebruik van loodsuiker in de suikerfabrieken verbiedt en ecu aantal deskundigen heeft aangesteld, wier plicht het is de raffinaderijen te bezoeken, de arbeid daar te controleeren en zich te overtuigen, dal deze wet wotdt opgevolgd, dat juist Engeland de grootste consumenl van de door zijne vijanden gefabriceerde suiker is, wier wijze van vervaardiging haar niet bekend is. Het is een opmerkelijk feit, dat wij en de Vereenigde Staten van Amerika met hare bevolking van 09 — 70 millioen inwoners niets hooren van sterfgevallen aan cholera of influenza, maar hier werd tot het vorige jaar toe ook alleen rietsuiker gebruikt, [ntusschen twijfel ik niet, dat wanneer-de medische wetenschap in Europa er achter komt, op welke wijze do bietsuiker vervaardigd wordt, teij ook spoedig achter het geheim van cholera en influenza zijn zaleen dan zal de bietsuikerfabricatie spoedig tot het verledene belmoren. Van de school voor suikerindustrie te Amsterdam vernamen we nog het volgende. De cursus begon '1 Maart 1.1. met '25 leerlingen, waarvan er slechts 6 nog geene campagne hebben medegemaakt, terwijl 5 tot de ouderen bebooren, die reeds in Duitschland werkzaam geweest zijn en in Brunswijk hebben gewerkt. Deze laatsten oefenen zich in grond- en • meststofanalyses. Bovendien zijn voor den voorbereiden!len cursus van Juli-Sep tember reeds 12 leerlingen ingeschreven. De Fidsjieilanden exporteerden in 1891 voor een bedrag van bijna f 4,000000 aan suiker, grootendeels naai' Australië, waai' ze geraffineerd wordt. De cultuur breidt zich spoedig uit, vooral door invoer van vreemd werkvolk. Er worden koelies gëimporteerd uit Engelsch-Indië en van de Nieuwe Hebriden. Planters Monthly XII. DiverßO mededeelingen 464 REGEN-WAARNEMINGEN April 1894 De suikerfabriek te Chino in Califomi? verwerkte in de afge loopen campagne 46915 ton bieten (759620 pikol), die 6841 ton suiker (110705 pikol) produceerden, dus een rendement van 14,58%. Diverse mededeelingen. 465 Hugo Jelinek Oostenrijkschc vakbladen herdenken het 60 jarige geboortefeest Van den heer Hugo Jelinek, samenvallende met het dertig-jarige tijdsverloop, dat de carbonatatie met koolzuurgas, dooi' den jubila ris voor goed gëinstalleerd werd. Het Boheemsche blad »Prager Zuckermarkt" vertoont bij zijn hoofdartikel een fraai uitgevoerd portret van den heer Jelinek, die (blijkens de door hein kennende personen zeer geroemde gelijkenis) nog een man inde volle kracht van zijn leven is. Gaan wij een oogenblik zijn levensloop na, dan is het eerste feit, wat ons interesseeren kan, dat hij op 17 jarigen leeftijd zijn intree deed in het suikervak, en dat met zoo veel ijver en met zulk een helderen blik en doorzicht aanpakte, dat hij reeds het volgende jaar (1858) technisch adjunct der suikerfabriek Weirus werd. liet is daar. dat hij zijn allereerste (troeven metde koolzuur carbonatatie nam. Toentertijd kende men als 'sapreinigingsmethodes die van Rousseau, Michaelis, Perrier en Possoz enz., die echter geen van alle aan de [eischen der grootindustrie voldeden. Kerst eenige jaren later, toen hij associó van Friedrkn Kkki.i in de sui kerfabriek Wijsocan geworden was, kon zijn carbonatatie gëinstal leerd worden, geheel naar de eischen, die Jelinek er aan slelde. Het effect was schitterend, van den 7 tot den 13 MêH 1863 vond. onder toezicht van meer dan honderd binnen- en buitenland sche suikerfabrikanten, eene proefneming plaats, waarvan de uitslag dusdanig was, dat ieder, die deze proeven bijgewoond had, bij zich zelf de overtuiging kreeg, dat hierdoor de techniek der suikerindus trie een zeer belangrijke schrede voorwaarts gedaan had. Genoteerd moge worden, dat bij deze proeven de eerste dooi' Danek gecon strueerde filterpersen in gebruik waren. Elk jaar vermeerdert het aantal der volgens de Frey-Jelinek'sch methode werkende 'fabrieken. Dat aan het nieuwe continu-bedrijf der kalkovens menige moeielijkheid verbonden was, behoefl betoog. In de meeste fabrieken leidde Jelinek persoonlijk de eerste ~in Retriebsetzung." In latere jaren, kwam Jelinkk,- toen hij tengevolge van een finan tieële crisis in de Oostenrijkschc industrie weinig haat vond. veel in aanraking met Russische fabrieken. Hij richtte een technisch bureau (eerst te Kiew, later te Praag) op, en in samenwerking met den hoofdingenieur der machine-fabriek Skoda te Pilsen, den heer Wellner, gaf hij het leven aan de verdamptoestellen in koffervorm, de bekende Wellneu-Jelineksciie apparaten. Eenige Direrse mededeelingen. 466 belangrijke beschouwingen over verdamping, (die wel is waar niet nieuw en eigendornmelijk van .1 elixer zijn) zijn neergelegd in zijn boekje, ~Ueber Verdampt'ungsanlagen in Zuckerfabriken," hetwelk wegens de bevattelijke wijze, waarop de zaken ontwikkeld zijn, veel aantrekkelijks heeft. Indische Mercuur No. 14. STATISTIEK, OOGST EN MARKTBERICHTEN EiNZ Cuba. Door de voortdurende droogte wordt de rietooList minder en dit gevoegd hij de gebrekkige vervoermiddelen der spoorw die het riet voor de groote centraalfabrieken niet spoedig genoeg kunnen vervoeren, maakt dat men herhaaldelijk met malen moet ophouden. De dagelijksch geproduceerde hoeveelheid suiker blijft berieden de verwachtingen en een aantal pachters hebben al hun riet reeds afgeleverd, zoodat te verwachten is dat verscheiden plan ters vroeg afgeoogst zullen zijn Een der fabrieken in Cienfuegos heeft 15 Maart reeds opgehouden te malen; in plaats van 10—18000 zak bedroeg de productie slechts 10000, (een zak is ong. een pikol) en de opbrengst van alle groote fabrieken, niet alleen van dit district, maar van het geheele eiland zal '20 — '25 % kleiner uitvallen dan eerst was getaxeerd, wanneer de droogte nog een maand aanhoudt. Tengevolge der slechte resultaten weigeren de planters, vooral in de districten waai' reeds geruimen tijd riet verbouwd wordt, het volgend jaar hun aanplant te vergroolen: zelfs zij die voor hun riet 0 — 6' 2 % van het gewicht in suiker betaald krijgen lijden verlies, daar de opbrengst de onkosten niet dekt. Licht Wochenbericht '.\2 Guadeloupe, De oogst is bevredigend, |hoewel aanzienlijke schade door hoorders wordt veroorzaakt. Vooral worden deze insecten na deelig in liet jonge riet voor den volgenden oogst, daar men aange taste stekken schijnt geplant te hebben. Op het oogenblik is men druk bezig de aangetaste planten uit te snijden, dat men voor het beste middel tegen de plaag houdt. Men schat het verlies door de hoorders veroorzaakt op ruim 5 % van de geheele productie. Licht \\ochenbericht 32. Diverse medeJeelingen 467 Soerabaia, 29 Mei. Sedert ons laatste bericht werden nog onge veer 150,000 pikols suiker afgedaan tot prijzen van f 8, voor No. 15 kleur of f ;7'/i voor muscovados. De stemming blijft bijzonder lusteloos en zijn op dit moment bovenstaande prijzen nog slechts voor eene zeer kleine hoeveelheid te maken. Om tot belangrijke transacties te geraken zou f 7,50 muscovados of i' 7 7 / a 15 kleur koo pers optie moeten worden geaccepteerd. Verschillende fabrieken zijn reeds aan het malen. De rietpro ductie valt niet tegen, doch het rendement is over het algemeen laag, wat trouwens bij het begin van de campagne meestal het geval is. Totaal Java Suikerafschepingen van 1 Juli tot 30 April naai; ALLE havens (tonnen van 1000 K. Gr.) Statistiek, oogst- en marktberichten enz 468 OORSPRONKELIJKE VERHANDELINGEN. MEDEDEELINGEN VAN HET PROEFSTATION „OOST-JAVA". NIEUWE SERIE No. 10. f. DE BESTRIJDING DER KEVEKLAVEN DOOR BOTRYTIS TENELLA (ISARIA DENSA) door Da. J. H. WAKKER Zooals wel algemeen bij belanghebbenden op Java bekend zal zijn, werd voor betrekkelijk korten tijd in Parijs oen schimmel ontdekt, en dat wel door verschillende natuuronderzoekers zoogoed als tegelijkertijd, die als parasiet der meikeverlarven of engerlingen iü Europa optrad en waarvan men dus allicht verwachten kon, dat zij in staat zoude zijn, om die dieren, die dikwijls zoo groote schade aanrichten, in bun vermeerdering te beperken of voor goed te ver nietigen. Omdat men in allerlei tijd-schriften over die schimmel heelt gelezen, acht ik het wel de moeite waard hier iets meer omtrent haar mede te deelen. Dit is grootendeels ontleend aan het werk van A. umin. L. Isaria densa, Champign n parasite du Banneton commun, (Buil. scientifique de la Franco et de la Belgique T. XXIV, 1893), gerefereerd in het Centralblatt iïïr Bacteriologie utid Parasitenkunde, Bd. XIV, bh. 567. De schimmel, die onder de beide namen, welke aan het hoofd van dit opstel vermeld zij n, bekend staat, vormt witte draden, welke aan zijtakken de eveneens witte sporen voortbrengen; deze zijn zooals gewoonlijk zeer klein, kiemen gemakkelijk en veroorzaken, wanneer zij op het lichaam van engerlingen aankomen bij deze dieren een ziekte, die met den dood eindigfe liet dier wordt, dan eerst van wit, lichtrood van kleur en verandert daarna in een hard en droog lichaam (in een mummie, zooals de Fransche onderzoekers het noemen), dat in de wetenschap met don naam van sclerotium bestempeld moet jwor len, omdat het geheel uit schimmeldraden is opgebouwd, evenals de welbekende sclerotiën van het Rood Rot en ook dezelfde beteekenis voor het voortbestaan van de schimmel heeft. Uit deze doode dieren nu kunnen weder schimmeldraden, die sporen voortbrengen uitgroeien, (Botrytisvorm) of er verheffen zich steelvormige lichamen uit, welke men meer in het bijzonder met den naam Isaria aanduidt. Door middel van dezen laatsten vorm kan zich de schimmel van uit een gedood dier in de omgevende aarde verspreiden. Behalve op engerlingen kan Botrytis tenella ook groeien op allerlei andere stoffen en het kost dan ook geen moeite om haar in het laborato rium te kweeken op alle gewoonlijk daarvoor gebruikte stoffen (agar-agar, aardappelen, zelfs suikerriet en pisang) Onder die omstandigheden vormt de schimmel zeer gemakkelijk sporen, maar slechts na langen tijd sclerotiën, die altijd uiterst klein blijven, en die tot op heden in mijn culturen geen verdere veranderingen hebben ondergaan. Andere onderzoekers vermelden ze, voor zoover mij bekend is, niet. Het is nujvan deze schimmel, die in Europa de meikevers doodt, dat men hier de verwachting koesteren kan, dat zij ook op Java, de O O wawalans der rietvelden en de oerets der koffietuinen zoude kunnen aanta.iten, omdat deze dieren tot dezelfde afdeeling der kevers behooren (Lamellicorniën). Een discussie van deze kwestie laat ik thans volgen. Gaan wij echter vooraf na hoe de result iton in het groot in Europa zijn geweest. Door de firma J. Fiunornr, en llkssr te Parijs werden buisjes met sporen dier schimmel in den handel gebracht, tegen den prijs van 6 franc per stuk en vergezeld van de volgende Gebruiksaanwijzing. 1 Men neemt een vlakke schaal en bekleedt die met een laag aarde van ongeveer 1 cM dikte (de laag mag niet te dik zijn, op dat tle larven er zich niet in verbergen zouden). Bevochtigt deze eenigszins en plaatst er een honderdtal larven op; hierbij moet zorg gedragen worden, dat de schaal groot genoeg is, zoodat de dieren elkaar niet raken en elkaar met hunne kaken niet ver wonden kunnen. Het is namelijk van het grootste gewicht, dat zij niet hun natuurlijken *) dood sterven tijdens de behandeling met de sporen van Botrytis tenella, 2 Men vei mengt door kloppen het wit van een ei met 30 c. c water en verdeelt hierin den inhoud van het buisje; men spreidt dit uit over de larven, hetzij door ze ermede te besprenkelen of, wat de voorkeur verdient, door elk dier bij den kop en op «Ie zijden met een penseel aan te raken. 3. Men bedekt de schaal met planken, waarop vochtig mos gelegd wordt en graaft haar in op een koele plek in de schaduw. 4. Na ongeveer 10 uur zijn de larven door de schimmel aange- *) De bedoeling hiervnn is, dat zij niet sterven tengevolge van uit of inwendige verwondingen, waarvoor zij uiterst gevoelig zijn. Een insektenlarve sterft uit den aard der zaak nooit een natuurlijken tkod. Dr. J. 11. Wakker. Do bestrijding der keverlfcrven door Botrytis tenella (Isaria dr-nsn.) 470 tast. Men neemt ze er dan een voor een uit, ook alweder met de non dige voorzichtigheid om ze niet te kwetsen of te beschadigen, en men brengt ze hier en daar in den grond op ongeveer '20 c. M. diepte en bedekt ze met aarde. Men kieze daartoe bij voorkeur die plekken waar de engerlingen het talrijkst zijn. Dergelijke buisjes, reeds voor mijn komst aan het Proefstation hier ontvangen en onderzocht, bleken wel veel aardappelenmeel te bevatten, maar geen kiembare spoien van Botrytis meer. Van de overgebleven buisjes, die ik zelf onderzocht, valt geheel hetzelfde te zeggen. Daar blijkens mijn eigen waarnemingen de sporen hun kiemvermogen zeer langen tijd behouden, is dit resultaat niet een gevolg van een eigenschap der schimmel, maar wel degelijk van de bereiding of de wijze van verpakking, De laatste scheen mij dan ook voor het bewaren van levende planten of plantendeelen zeer ongeschikt, daar de sporen in toegesmolten glazen buisjes verzonden worden. Vooral voor groote afstanden is deze wijze van ver pakking natuurlijk geheel en al te verwerpen; voor verzending van versch bereide buisjes over kleine afstanden is zij echter min der nadeelig. Zien wij daarom hoe of de resultaten in Europa zijn uitgevallen. In het eerst lmoggeroeind, overal toegepast en zeker niet zon der financieeie bijbedoelingen aangeprezen als onfeilbaar, is het en thousiasme ras gedaald en het aantal berichten over mislukken van de genomen proeven is dan ook legio. Ik wil ter bevestiging hiervan en van hetgeen ik er zoo straks nog aan wensch toe te voegen, enkele voorbeelden van mislukking aanhalen. Zeer ongunstig laat zicli Dufour over de schimmel uit Zijn proe ven zijn zeer talrijk en verdienen mijns inziens veel vertrouwen (Zeitschrift für Pflanzenktankheiten 1892, Bd 11, bl. 2 en 1893, Bd 111, bl. 143). Dezelfde meening vindt men eveneens op proeven berustend in ilc Suer. Ind. Bd XLI *) 189 S, bl. 450; Zeitsc.hr. für Pflanzenkr. *) Als een staaltje hoe voorzichtig men in het algemeen zijn moet met het beoordoelen van den inhoud zelfs van tijdschriften van zekeren naam, blijkt uit het aangehaalde stukje afdoende op»bl. 452. Hier wordt toch doodkalm medegedeeld, dat Botrytis tenella verwant is aan Botrytis ('lees gangliiformis, de oorzaak van een ziekte der slaplanten. Xu zijn er zeker moeilijk twee schimmels te vinden, die meer van elkaar verschillen dan de beide genoemde, en het moet dus ieder, die ook maar oppervlakkig met de wetenschap der Bcliimmels vertrouwd is, ten hoogste verbazen te lezen, dat de schrijver zich bezig houdt met de vraag of de een ook uit de ander zou kunnen ontstaan ! Fribourq, die In hetzelfde tijdschrift ft. a. p. bl. OU) zijn praeparaat tegen de ongunstige oordeelvellingen verdedigt, heeft hiervan niets bemerkt en bespreekt in allen ernst ook al die zelfde zieke slaplanten ! l)r. J. H. Wakker. De bestrijding deT keverlarven door Botrytis tenella (lsaria densa.j 471 Bd 111, 189;}, bl. 241) en 207; Centralblatt iïïr Bakteriologie und Parasitenkunde, Bd XIV, bl. 'SA,) enz. Gunstige resultaten zijn mij slechts bekend geworden uit Hongarije; uit het referaat, dat ik alleen tot mijn dispositie heb, blijkt echter niets van het nemen van proe ven, maar schijnen wij hier, zooals ia zoovele andere gevallen, alleen te doen te hebben met probeeren zonder een spoor van weten schappelijke controle. Bij eenig nadenken onder het lezen van de gebruiksaanwijzing zal het ieder duidelijk zijn, dat men zelfs, wanneer men van uit stekend materiaal uitgaat, onmogelijk op die wijze gunstige resul taten verkrijgen kan. Het is toch duidelijk, dat het de bedoeling is, dat de besmette dieren ziek zouden worden en de gezonde zouden aansteken; nu is het in de eerste plaats niet zeker, ja zelfs volstrekt niet waarschijn lijk, dat elk kunstmatig besmet dier ziek wordt, maar nog minder zeker, dat de gezonde dieren, die zich in den grond bevinden, zoo gemakkelijk door de zieken zouden worden aangestoken. Even als bij de muizen-bacillus heeft men hier toch in de eerste plaats te kampen met het bezwaar, dat alleen dan door de ziektekiemen een ziekte veroorzaakt worden kan, wanneer de voor beschiktheid voor die ziekte in het organisme van het dier aanwezig is. De omstandigheid, dat zelfs bij de hevigste ziekte-epidemiën, welke b. v. onze groote steden teisteren, toch altijd slechts een zeer klein gedeelte der bevolking sterft, terwijl er toch zeker oneindig veel meer met de smetstof in aanraking zijn gekomen, doet ons een aan ieder bekend analoog voorbeeld aan de hand. Bij deze algemeene moeilijkheid komt echter in dit geval nog een andere: Is de infectie niet de muizen-bacillus hoogst gemak kelijk, omdat de muizen volkomen bereid zijn om de smetstof met hun voedsel tot zich te nemen, bij de keverlarven moet volgens de gebruiksaanwijzing de infectie plaats hebben door de dieren met de sporen der Botrytis te bestrooien. .Ik behoef werkelijk niet verder aan te duiden hoe moeilijk die bewerking in het groot uit te voeren zoude zijn! Wel is waar hebben de voorstanders nu beweerd, dat elk eenmaal aangetast beest de anderen zoude aansteken, maar ook dit klinkt in theorie heel mooi en zal op de laboratoriumtafel ook wel eens gebeuren, maar dat, zoo iets in het groot in voldoende mate zoude plaats vinden om de uitroeiing of slechts maar een belangrijke vermindering in aantal tot stand te brengen, is inder daad hoogst onwaarschijnlijk. Behalve dat men dus de gebruiksaan- Dr. ,T, H. Wakker. De bestrijding der keverlarven door Botrytis teneüa (Uaria densa.) 472 wijzing volgende, kans heeft wel besmette, maar niet zieke dieren, die eenmaal gevangen waren, weer in den grond te brengen, heeft men verder niet de geringste zekerheid, dat als er onder de besmet ten ook zieken voorkomen, deze werkelijk anderen zullen aansteken. Reeds vroeger, namelijk op de leden-vergadering van het proef station in April 1893, deelde ik mede, dat de Botrytis nog een ander groot bezwaar heeft; het is toch een vrij zwak plantje, dat vergeleken met andere schimmels slechts weinig sporen voortbrengt. Zoo straks zullen wij zien, dat zij nog een ander veel grooter be zwaar heeft. Voor de proeven, die ik genomen heb, had ik tweeërlei materi aal. Het eerste was afkomstig van een zending van doode oerets van het Hoofdagentschap der Koloniale Bank te Soerabaia. Op den !ü September 1892 ontving ik namelijk van bovengenoemde instel ling een paar dergelijke voorwerpen, uit een van welke het mij ge lukte Botrytis tenella op te kweeken en later kreeg ik van den Heer Raedt van Oldenbarneveldt te Malang een groote trommel met reinculturen, welke mij bij mijn verdere onderzoekingen ook groote diensten bewezen heeft. Voor beide zendingen hierbij mijn vriendelyken dank ! Ken derde zending hierop betrekking hebbende en eveneens van de Koloniale Bank afkomstig bestond uit een andere oeret, waar op zich de Isaria- vorm ontwikkeld had. Ongelukkig was de schimmel bij aankomst op het Proefstation dood en kon dus niet meer voor culturen gebruikt worden (12 Januari 1893). liet voorwerp bevindt zich thans in de verzameling op spiritus. Daar het mij niet gebleken is, dat dit en de eerstge noemde doode dieren afkomstig waren van een infectie- proef, meen ik hieruit het zeker gewichtige feit te mogen afleiden, dat Botrytis tenella ook oorspronkelijk op Java voorkomt, Afgezien van het geringe gewicht, dat ik aan onze parasiet voor de praktijk hecht, moet ik er toch de aandacht op vestigen, dat de studie van der gelijke verschijnselen altijd van belang blijft en ik houd mij dan ook voor verdere toezendingen van dien aard ten zeerste aanbevolen. Omtrent mijn eigen proeven valt hier slechts weinig mede te deelen. Behalve de keverlapven uit de riettuinen, onderwierp ik ook nog anderen aan du inwerking van de schimmel, onder anderen ook de groote larven, die men het geheele jaar in paardenmest, enz. vinden kan. Een groot bezwaar hieraan verhouden is gelegen in Je ook in de gebruiksaanwijzing aangeduide omstandigheid, dat de Dr. .1, It. Wakker. De bestrijding der keverlarven door Botrytis tenella (Isaria densa.) 473 o o wawalans uiterst gevoelig zijn voor aanraking en dat de moesten dan ook spoedig sterven, nadat zij uit den grond verwijderd zijn. liet is vooral daarom, dat ik ook andere keverlarven gebruikt heb en tevens dat ik zoolang gewacht heb wel mijn meening óver dit onderwerp te zeggen. Tallooze proeven geven namelijk daardoor geen volkomen betrouwbaren uitslag. Zelfs bewaren van die dieren gedurende eenigen tyd, nadat zij uit den grond gehaald zijn, alvo rens ze voor een proef te gebruiken, belpt niet voldoende. Ik meende eerst een uitvoerig relaas van eenige proeven te moe ten geven, maar zie hiervan liever af, voornamelijk omdat ons zoo straks blijken zal, waarom zij geen gunstigen uitslag konden heb ben, afgezien nog van de moeilijkheden, waarop ik de aandacht ge vestigd heb. Voldoende zij het hier me Ie te deelen, dat ik grootendeels negatieve resultaten verkreeg Omdat deze echter vooraf'te verwach ten waren, heb ik nu de infectie nog op een andere wijze ingericht. Het gelukte mij namelijk om de dieren te dwingen de Botrytis-sporen met het voedsel tot zicli te doen nemen. Brengt men namelijk de insekten in een ruimte, waarin zich de schimmel op aardappelen ontwikkeld heeft, dan vallen zij met graagte op de laatstgenoemde aan en vreten spoedig gaten er in. Zij bepoederen zich hierbij natuurlijk van buiten geheel en al met de sporen en krijgen die ook bij groote hoeveelheden binnen, maar toch veranderden zij meestal niet in de bekende mummies. Wel stierven er steeds viden, maar zij werden zacht inplaats van hard en verrotten inplaats van te verdrogen, op dezelfde wijze als zij sterven tengevolge van het uithalen uit den grond. Een enkele keer verkreeg ik een sclerotium. Ook hier zal ik de lezers dan ook niet vermoeien met het uitvoerig relaas der proeven. Het be lang rijkste resultaat toch is zonder twijfel dit, dat de infectie op tal van verschillende wijzen beproefd in ons klimaat slechts zelden gelukt is. Ik meen echter te moeten opmerken, dat wij zelfs als zij gelukt was, toch nog niet veel verder zouden zijn. Immers als de dieren sterven tengevolge van het eten van rein culturen op aardappelen b. v.. dan zouden nog bet maken van de Doodige reinculturen en het inbrengen daarvan in den grond zeker meer geld kosten, dan bet uithalen der dieren uit den grond door werkvolk. Niettegenstaande dat, wensch ik nog een enkel woord te zeggen over de oorzaak van het niet slagen der infectie-proeven. t)r. J, 11. Wakker. De bestrijding der keverlarven door ISotrytis tenella i Isaria densa). 474 Volgens het reeds meermalen aangehaalde werk van Giard is de geschiktste temperatuur voor sporenvorming 15° - 20° C. en zouden de sporen eener reincultuur b. v. aardappelen alleen voor infectie geschikt zijn wanneer de schimmel een roode kleur aan de stof mededeelt, waarop zij gegroeid is. Dit nu schijnt in Frankrijk wel te gebeuren met culturen, die direct aan doode dieren ontleend worden, maar reeds in de vijfde of zesde generatie verloren te gaan. De roode kleur zag ik in mijn talrijke culturen op de meest verschillende voedingsstoffen niet optreden, ook niet in die, welke ik ontleende aan meikevers uit Europa afkomstig en dit met de zoo even genoemde waarneming omtrent de beste temperatuur voor sporenvorming, heeft mij op de gedachte gebracht dat de schimmel in kwestie niet voor ons klimaat geschikt is. Met laat zich namelijk zeer goed hooren, dat een schimmel, waarvan de sporen vorming het best tusschen 15° C en 20" C. plaats vindt, tusschen 25° en 30° C. wel groeit, maar het vermogen mist of sleehts in geringe mate bezit om als parasiet op te treden, of met de woorden van Giard: bij een hooge temperatuur eerder het ver mogen verliest om de stol'af te scheiden, waardoor zij anders in de gelegenheid gesteld wordt levende dieren te dooden en welke het voedingssubstraat bij reinculturen b. v. aardappelen rood kleurt. *) Uit al het bovenstaande volgt, dat ik aan de Botrytis tenella slechts geringe waarde toeken ter bestrijding van de keverlarven, die op Java de landbouwgewassen beschadigen. Andere middelen wil ik hier nog met een enkel woord vermelden. In Noorwegen heelt men succes gehad met een mengsel van 1 deel kerosine-emulsie met 15 deelen water (Zeitschrift für Pflan zenkrankheiten Bd 111 bl. 267). en in Hongarije door middel van onder water zetten. Plantaardige vergiften (zie het Jaarverslag van het Proefstation over 1893 —1894) hoop ik in het volgende jaar te beproeven. Wil men bij de oude methode, namelijk het uithalen der dieren blijven, dan meen ik er hier opmerkzaam op te moeten maken, dat de gedoode en gedroogde meikevers in Europa wegens hun hoog Stikstof-gehalte als meststof gebruikt worden. Zij bevatten volgens Wolff in verschen toestand 3'/ 2 % stikstof (Prakische Düngerlehre, 1-92, p. 248,. Pasoeroean, Mei 94. *) Op de ledenvergadering in April 1894 vertoonde ik de platen van Giard naaat reincul turen van mij zelf, waardoor liet verschil zeer duidelijk in het oog viel. Dr. J. 11. Wakker. De bestrijding der keYerlarven door Botrytia tenella (Isaria densa). 475 DE SUIKERPRODUCTIE I»ER VERSCHILLENDE RESIDENTIES VAN JAVA. door J. D. KOBÜS Successievelijk werden van ong. 140 suikerfabrieken opgaven ontvangen omtrent de aanplant, de geproduceerde hoofdsuiker, zak suiker en onverwerkbare stroop, zoodat de hier volgende uitkomsten der verschillende berekeningen, hoewel niet i geheel nauwkeurig, toch niet ver van de waarheid zullen afwijken. Om te kunnen doen beoonleelen in welke richting deze afwijkingen liggen, vermeld ik bij elke residentie van welke fabrieken geene opgaven werden ont vangen. Het minst nauwkeurig zijn de berekende resultaten per bruto bouw, daar van een betrekkelijk groot aantal fabrieken alleen opgaven van de netto-bouws ontvangen werden en ik voor deze fabrieken de bruto-bouws berekende, door bij de netto-bouws zoo veel op te tellen, als gemiddeld bij <le andere fabrieken der zelfde residentie voor wegen en goten gerekend werd. Residentie Rezoeki. Slechts 7 fabrieken verstrekten ons gegevens aangaande pro ductie en aanplant fAscmbarjoes, Boedoean, Rogoiijtimpi en Tangarang niet/. Deze hadden een totale aanplant van 3939 bouw (2795 11. A.) bruto en 3592 bouw (2549 H. A.) netto, welke opbrachten 3.484562 pikol (215211 ton) *) riet, 342806 pikol ('21172 ton) hoofdsuiker en 37594 pikol ('2322 ton) zaksuiker. Hieruit werd berekend prod. p bruto b. K. G. p. H A. prod. p. netto b. K. G. p. 11. A. riet 885, pikol 70987 970, pikol 84437 hooidsuiker 87,—» 757'2 95,4 » 8303 zaksuiker 9,5 » 830 10,5 » 910 Evenals in bijna alle andere residenties waren er hier slechts een paar fabrieken, die de hoeveelheid onverwerkbare stroop konden opgeven. Van 1281,5 bouw, welke 109050 pik. hooidsuiker produ ceerden werd 11786 pik. stroop verkregen, dus 9,'2 pik. per bouw (801 K. G. per H. A.) en 1 dl. stroop op 9,3 dl. hoofdsuiker. *) Tonnen Tan 100Ü K.G De hoogste producties werden gemaakt door: Olean 125:5 p. rieten 121.i p.suik. pb. (109ü49en 10565 Kg. p. 11. A.) Pandji 1147 » » » 119,1 » » » » (99821- » 10J65 » » » ) PradjekanllBo» » » 117,7 » » » » (102 ,90 » 10244 » » » ) Bij deze berekeningen is 2 zaksuiker gelijk 1 hoofdsuiker ge steld. De bouws zijn netto bouws; hoewel de opgaven per bruto bouw veel juister zijn, heb ik die dit keermeenen te moeien achter laten, daar zoo vele fabrieken niet meedeelden hoe groot de bruto-aanplant was. Residentie Probolinggo Van alle fabrieken behalve Seboroh en Tempeh werden opgaven ontvangen. Hieruit konden we de volgende uitkomsten afleiden. Twaalf fabrieken met eene totale aanplant van 7288 bouw (5172 11. A.) bruto en 633Ü bouw (4498 H.A.) netto produceerden 6,492771 pikol (401002 ton) riet, 659007 pikol (10701 ton) hoofdsuiker en 65350 pikol (4036 ton) zaksuiker. Als gemiddelde opbrengst vonden we prod. per bruto b. Kg. per II A. prod. per netto b. Kg. per 11. A. riet Sül pik. 77544 993 pikol 864-21 hoofds. 90,4 „ 7868 100,8 » 877:5 zaksuiker 0, » 78:} 10, » 870 Van 5 fabrieken ontvingen we cijfers aangaande de onverwerk bare stroop, die te zamen 21080 pik. stroop verkregen van 2936 netto bouw, welke 27072 l pik. suiker opbrachten. Dit wordt dus 7,2 pik, stroop per bouw (027 K. G. per 11. A.) of I dl. onverwerkbare stroop op 13 dl. suiker. De fabrieken, die bier bet meeste produceerden, waren: Oemboel Jll9 p.rieten 120,0 p.suik. p. b.( 97387 en 11018 Kg. p.H.A,) Bagoe 1i34»» » 424,0» » »» ( 98693 » 10792 » » » ) Soember kareng 1219 » » » 115,0» » »» (106090 » 10009 » » » ) Residentie Pasoeroean Zes fabrieken (Grati, Kali-teloe, Kedawoong, Pengkol, Soembcr redjo, WangoenredjoJ zonden de biljetten niet terug De overige 13 badden een bruto-aanplant van 0400 bouw (4585 11. A.)= 5828 bouw (4136 11. A.) netto. Deze brachten op 4,059000 pik. riet (287746 ton), 452590 pik (27953 ton) hoofdsuiker en 00760 pik. (4123 ton) zak suiker of gemiddeld: J. I'. Hobu?. Do Suikerproductie der verschillende residenties voii 477 prod. per bruto b. Kg. per 1 H. A. prod. per netto b. Kg. per H. A. riet 721 pik. 6Ü766 799 pikol 69572 hoofds. 70,1 » 6101 77,7 » 6762 zaksuiker 10,3 » 896 11,5 » 997 12324 pik. onverwerkbare stroop waren afkomstig van 5 fabrieken met een netto-aanplant van 2420 bouw en eene suikerproductie van 206208 pikol. We vinden dus 5 pik. stroop per bouw en 1 dl stroop op 16,7 dl. suiker. De hoogste opbrengsten per bouw werden verkregen door: Pandaan 883 pik. riet en 106,3 p. suiker p.b. (76848en9251 Kg. per H.A.) Ngempit9o9 » » » 100 » » » » (79111 »8706 » » » ) Residentie Soerabaia Uit dit gewest met zijne 42 suikerfabrieken ontvingen we 34 antwoorden (de fabrieken Bangsal, Goedo, Ketintang, Ngag el, Pop poh, Plosso, Porrong en Sedatie antwoordden niet). De aanplant dezer 34 fabrieken bedroeg 19382 bouw (13755 H. A.) bruto en 17143 bouw (12105 H. A.) netto, welke produceerden 17,158511 pik. (1,059732 ton) riet, 1,680737 pik. (103805 ton) hoofdsuiker en lüo6io pik. (9921 ton) zaksuiker. Hieruit werd berekend: prod. per bruto b. Kg. per lI. A. prod. per netto b. Kg. per H.A, riet 885 pikol 77022 10)1 pikol 87118 hoofdsuiker 86,7 » 7546 98,6 » 8584 zaksuiker 8,3 » 722 9,4 » 818 • Door 14 fabrieken werd 78300 pik. onverwerkbare stroop verkre gen van 7080 bouw, die 729267 pik. suiker produceerden. Dit wordt dus 11 pik. per bouw (960 Kg. per H.A.) of 1 dl. stroop op 9,3 dl. suiker. De fabrieken met de hoogste productie per bouw waren: Tangoenan 1271 p. riet en 136,7 p.suik.p,b. (110616 en 11897 Kg.p.H.A.) GempolkrepllsB» » » 136,6» » » » (100781 » 11888 » » » ) Watoetoelisl2o3 » » » 134,2» » » » (104698 » 11680 » » » ) Rrangkal 1247 » » » 133,9» » » » (108527 » 11653 » » » ) Sentanan lor 1191 » » » 132,7 » » > » (103653 » 11549 » » » ) Balongßend.l267 » » » 124,4» » »» (110268 » 10827 » » » ) Pen.ing 1110» » » 121,7» » » » ( 96604 » 10592 » » » ) Ketegan 1100 » » » 120,2 » » »» ( 95734 » 10461 » » » ) Residentie Kediri In Kediri zijn 15 fabrieken; vier ervan {Mingiran, Menang, Ken tjong en Soember-dadiJ zonden ons geene gegevens omtrent de ver- J. D. Kobus. De Suikerproductie der verschillende residenties van Java, 478 kregen resultaten. De overige elf hadden eene oppervlakte van 5610 bouw (3981 H.A.) bruto of 5055 bouw (3587 H.A.) netto met riet beplant, waarvan 5,048173 pik. riet (311781 ton), 450532 pik. (27825 ton) hoofdsuiker en 44000 pik. zaksuiker (2755 ton) geoogst werden. Dit wordt dus gemiddeld: opbr. per bruto b. KG. per H.A. opbr. per netto b. KG. per H.A riet 900 pikol 78319 098,7 pikol 80917 hoofdsuiker 80,3 » 0989 89,1 » 7757 zaksuiker 8, » 090 8,8 » 705 Opgaven omtrent de hoeveelheid onverwerkbare stroop werden niet ontvangen. De meeste suiker werd geproduceerd door de fabrieken Poerwoasri 1256 p. riet en 118,5 p.suik. p. b. (109310 en 10313 Kg.p. H.A.) Djati 1080 » » » 109,5 » •> » » ( 93993 » 9530 » » » ) Meritjan 1108 » » » 108,3 » » »» ( 90430 » 9425 » » » ) Residentie Madioen Vier van de vijf fabrieken vulden onze biljetten in (Geneng niet); hun gezamenlijke aanplant bedroeg 2455 bouw (1742 H.A.) bruto en 2180 bouw (1547 11. A.) netto en de productie 2,011577 pikol (121237 ton) riet, 215688 pikol (13321 ton) hoofdsuiker en 32500 pikol (2007 ton) zaksuiker. Derhalve is de gemiddelde opbrengst: opbr. p. bruto b. K.G. per H.A. opbr. p. netto b. K.G. p. H.A. Riet 819 pikol 71304 923 pikol 80294 Hoofdsuiker 87,8 » 7045 98,9 » 8010 Zaksuiker 13,3 » 1158 14,7 » 1279 De eenige fabriek die eene opgave inzond betreffende de onver werkbare stroop, maakte 5 pik. per bouw (430 KG. per H. A ) of 1 dl. stroop op 23 deelen suiker. L)e meeste suiker per bouw maakie de fabriek Pagottan 1103 pik. riet en 117,7 pik. suiker per bouw (95995 en 10244 KG. per H. A.) Residentie Japsira. Alle Japarasche fabrieken, behalve Tandjong Modjo voorzagen ons van inlichtingen, waaruit de volgende cijfers werden afgeleid. De 9 fabrieken hadden een totale aanplant van 5710 bouw (1052 H. A.) bruto en 5002 bouw (3550 H. A.) netto. De productie bedroeg 3,979191 pikol (245700 ton) *) riet, 488809 pikol (30189 ton) *) Van 8 fabrieken; eene fabriek gaf alleen de suikerproductie op J. f>. Kobus. De Suikerproductie der verschillende residenties van J;iv;i. 479 lioofdsuiker, 46725 pikol 0 pikol (0872 ton) onverwerkbare stroop. Gemiddeld was derhalve: opbr. p. bruto b. K.-G.p.H.A. opbr. p. netto b. K. G. p.11.A. riet 802 pikol 69825 910 pikol 70207 hoofdsuiker 85,0 » 7451 97,7 » 8504 zaksuiker 8,2 » /14 9,3 » 809 onverwerkb. stroop 11 » 957 12,5 » 1088 Op 1 deel stroop komen derhalve 7,8 deelen hoofdsuiker. De grootste productie maakten de fabrieken Petjangaan ? p. riet en 113,3 pik. suik. p. b. ( ? en 0801 K.G.p. 11. A.) Langsee 808 » » » 108.0 » » » (78153 » 9478 » » ) K laling 970 » » » 108,9 » » » (8494£ » 9478 » » ) liosidentie Hamarang. Drie van de vier Kendalsche fabrieken, (Gemoe niet) zonden ons opgaven van aanplant en productie. In het geheel beplantten deze fabrieken 2181 bouw (1548 11. A.) bruto en 11)70 bouw (1398 11. A.) netto en produceer.!en 1,001808 pikol (102635 ton) riet, 194862 pikol (12035 ton) hoofdsuiker en 3300 pikols (204 ton) zaksuiker; der halve gemiddeld: opbr. perbr. b. KG. p, II.A. opbr. p netto b. K.G. p. H.A. riet 702 pikol 00309 843 pikol 73406 hoofdsuiker 89, J » 7775 98,9 ;> 8007 zaksuiker 1,5 » 131 1,7 » 148 Slecbts eene fabriek gaf op hoeveel onverwerkbare stroop ver kregen werd, namelijk 14,0 pik. per bouw 0271 K. (I. per 11 A.) op 1 dl. op 5,5 dl.' suiker. De grootste productie per bouw werd verkregen door de fabriek Kaliwoengoe 950 pik. riet en 112,8 pik. suiker per bouw (82679 en 9817 K. G. per H. A.) Residentie Pekalongan Alleen de fabriek Seragi beantwoordde de gedane vragen niet. De 4 overige fabrieken met een aanplant van 2125 bouw (1508 IT. A.) bruto en 1925 bouw (Ï366 11. A.) netto, brachten op 1,706032 pik. (105403 ton) riet, 184084 pik. (11406 ton) hoofdsuiker en 18700 pik. (4155 ton) zaksuiker, waaruit berekend wordt: opbr. per bruto b. Kg p. II A. opbr. per netto b. Kg. per II A. riet 803 pikol 69894 887 pikol 77101 hoofdsuiker 86,9 » 7564 05,9 » 8350 zaksuiker 8,8 » 700 9,7 » 844 J. D. Kobus. Be Suikerproductie der verschillende residenties van Java. 480 De eenige fabriek, waarvan eene opgave werd ontvangen be treffende de onverwerkbare stroop, verkreeg 6 pik. per bouw (522 K G per H. A.) en 1 dl. stroop op 1 \ dl. suiker. De grootste pic ductie maakte: Wonopringgo 1044 pik riet en 125,:? pik. suiker per bouw (90860 en 10905 K G. per H. A.) De gemiddelde productie van Pekalongdn zoude hooger zijn geweesl wanneer de aanplant van Klidang niet door overstroomingen was mislukt. Residentie ïegnl Negen van de elf iabrieken verstrekten ons de gewenschte in lichtingen (Kemanglen en Ooekoewringiii niet). De met riet beplante oppervlakte dezer negen fabrieken bedroeg 5507 bcuw (3951 H. A.) bruto en 4832 bouw (3129 II A.) netto en de productie 4,668720 pik. (288347 ton) riet, 501676 pik. (30084 ton) hoofdsuiker en 70387 pik, (4347 ton) zaksuiker, zoodat de gemiddelde productie bedraagt: opbr. p. br. b. Iv. G. p. II A. opbr. p. '-etto b. KG p. H A. riet 839 pikol 72993 966 pikol 84098 hoofdsuiker 901 » 7843 103,8 » 9034 zaksuiker 12,6 » 1100 14,6 » 1271 Verder werd verkregen van 3773 bouw, die 383542 pik. hoofd suiker opleverden, 49733 pik. onverwerkbare stroop, dus 13 pik per bouw en 1 dl. óp 10 2 dl suiker. De grootste productie maakten de fabrieken. Tjomal 1 183 p. r. en 132,5 p. snik. p. b. (103957 en 11532 K.G. p. H.A ) Adiwerna 1042 » » » 124,5 » » » » ( 90080 » 10835 » » » ) KemantrenB99 » » » 110.7 » » » » ( 79241 » 10156 » » » ) Hesidentie Cheribon Vier fabrieken (Djatipiring, Kalitandjong, Loeivoenggadja en Soerawinangoen) zonden geen opgave. De elf andere hadden in het geheel 5332 bouw (3784 11. A) bruto en 4093 bouw (3330 H. A.) netto met riet beplant, waarvan 4,348410 pik. (208503 ton) riet, 437522 pik. (27022 ton) hoofdsuiker en 37535 pik, (2318 ton) zak suiker werd geoogst. Gemiddeld werd derhalve geproduceerd: opbr. [). bruto b. K.G. p. lI. A. opbr. p. netto b. K.G p. H.A. riet 816 pikol 70973 927 pikol 80043 hoofdsuiker 82,1 pikol 7141 93,2 pikol 8115 zaksuiker 7,0 » 009 8,0 » 696 J. D. Enbllß. De Suikerproductie der verschillende residenties van Java. 481 Van 3180 bouw, die 3H4759 pikol hoofdsuiker opbrachten werd 46182 pik. onverwerkbare stroop verkregen dus per bouw 14,5 pikol (1262 K. G. per H. Aj en 1 dl stroop op 7,2 dl. suiker. De fabrieken met de hoogste productie per bouw waren. Karang Soew. 1147 p. riet en 139,9 p. suik.p.b. 99824 en 12176 Kg.p.H.A. Sindang laoet 1036 » j> » 120,3» » » 90164 » 10470 » » » Tjiledoek 1005 » » » 114,7 » » » 87466 » 9982 » » » Residentie Holo. ') Twaalf fabrieken beantwoorden de gedane vragen, twee andere (Tjepper en Malang Djiwan) niet. De aanplant bedroeg 4933 bouw (3501 H.A.) bruto en 4402 bouw (3124 H.A., netto, Vwelke 379649 pk. hoofdsuiker [23448 ton) en 32073 pikol zaksuiker (2018 ton) oplever den. De rietproductie van 4203 bouw 3025 H.A.) bruto, of 3800 bouw (2697 H.A.) netto was 3,612585 pik. (223118 ton >, zoodat wel als gemiddelden vinden opbr. p. bruto b. K.G. p. H.A. opbr. p. netto b. K.G p. H.A. riet 847 pikol 73750 951 pikol 82740 hoofdsuiker 77 » 6697 86,2 » 7505 zaksuiker 6,6 » 574 7,4 » 644 19080 pikol onverwerkbare stroop bleven terug van 1755 bouw, .die 143551 pikol hoofdsuiker geproduceerd luidden. Op Idl stroop komen dus 7, 5 dl. suiker en op 1 bouw. 10,9 pik. stroop (948 K.G. per H. A.) De fabrieken met de hoogste productie per bouw waren: Gondang winangoen 1088 p. riet en 108,1 p suik. p b. (94089 en 9108 Kg.p. H A ) Gedaren ? » » » 97,7 » » » » ( ? » 8503 » » » ) Delanggoe 903 » » » 93,5 » » » » (83810 » 8137 » » » ) Deze opgaven hebben betrekking op bruto bouws. *) De netto-en brutoopgnven uit de Vorstenlanden wijken meestal af van die der overige re sidenties terwijl het verschil hier gemiddeld tien prooent bedraagt, is het daar soms ikic niet l°/ 0 , B(Dis 4—G"l„, maar ook in een paar gevallen meer dan 17"/,,, zoodat hier het gemiddelde van 10 8 /o Terschil, dat ik aannam nog wel eens afwijken zal van het juiste bedrag, te meer daar juist hier verscheiden fabrieken alleen netto of alleen bruto bouws opgavtn. Besidentie Djoeja Behalve Poendoeng, Gondang Lipoero en Beran voorzagen ons de Djocjascbe ondernemingen van inlichtingen. De productie van elf fabrieken bedroeg .000591 pikol (37093 ton) hoofdsuiker en 24067 pikol (1523 ton) zaksuiker van 6475 bouw (4595 H. A ) bruto en 5884 bouw (4176 H A) netto, terwijl 5,228981 pikol (322949 ton) J. D. Kobus. De Suikerproductie der verschillende residenties van Java. 482 riet van 5858 bouw (4157 H A) bruto of 5329 bouw (3782 H. A.) netto werd verkregen. De gemiddelde productie is derbalve: opbr. p. brutob. K.G.p.H A. opbr.p. netto b. K.G.p. lI.A. riet 893 pikol 77684 981 pikol 85394 hoofdsuiker 92,8 » 8073 102,1 » 8886 zaksuiker 3,8 » 331 4,2 » 366 13750 pik. onverwerkbare stroop waren afkomstig van 1871 bouw, die 159729 pik. suikei hadden opgeleverd, Dit is dus per bouw 7,3 pik. (040 K. G. per H. A.) of ldl. stroop op 11,6 dl. hoofdsuiker. De grootste productie maakten de fabrieken Bantoel 1251 p. riet en 132 p. suiker p: bouw 108849 en 11488 Kg.p. H A. Barongan ? » » » 131 » » » » ? » 11401 » » » PadokanllB2 » » »119,7 » » » » 102905 » 10404 » » » Uit Banjoemas ontving ik geene enkele opgave, terwijl de mij door Remboen en Pamottan verstrekte cijfers, de eenige uit de re sidenties Hagelen en Rembang, juist denkbeeld van de productie dier gewesten geven, daar 200 bouw van de aanplant van Rem boen zwaar door bandjers geleden hadden en het grootste gedeelte van het te Pamottan vermalen riet van de bevolking was opgekocht. De cijfers betrekking hebbende op de onverwerkbare stroop, loopen het meest uiteen en wel van 0,4 —-24 pikol per bouw. Deze verschillen bestaan natuurlijk in werkelijkheid niet, in het eerste geval moet er op de eene of andere manier stroop zijn verdwenen, in het laatste is verd inde stroop gemeten (b. v. verdund met het bij het centrifugeeren gebruikte water). De juiste methode is het bepalen van het gewicht (volume ei soortelijk gewicht) van het laatste stroopkooksel en hiervan af te trekken het gewicht van de gewonnen zaksuiker. Al zijn dus de verkregen cijfers op zich zelf minder betrouw baar, zoo zal het gemiddelde toch eenig denkbeeld kunnen geven, van ile hoeveelheid suiker, die in de stroop verloren gaat, daar de fou ten elkaar gedeeltelijk opheffen. Meer dan eene benadering is het evenwel niet. In het geheel bekwamen 63 fabrieken met een aanplant van 29770 bouw netto en eene opbrengst aan hoofdsuiker van 3,349175 pik., 331705 pik onverwerkbare stroop, dus ldl. stroop op 10,1 dl. hoofdsuiker ot 11,1 pik. per bouw (970 K. G. per H. A.) Rekent men, dat in de stroop 40% suiker aanwezig is, dan verliest men derhalve in dit onverwerkbare product nagenoeg 4% van de in het sap aanwezige suiker. J. D. Rob'is. De Suikerproductie der verschillende residenties van Java. 483 J. D. Kubus. De Suikerproductie der verschillende residenties van Java. 484 Vooi' beter overzicht voeg ik de verkregen gemiddelden bij elkaar (ZIE TABKL VOBIGK BLADZIJ.) Men ziet dus, dat de gemiddelde opbrengst der 141 fabrieken, die ons opgaven verstrekten betreffende aanplanten productie juist l(K)p. suiker per bouw bedraagt (2 zaksuiker voor lhoofdsuiker gerekend). Van de 48 overige fabrieken, die het vorige jaar in werking waren, zijn er zeker verscheidene, die meer produceerden, maar de gemiddelde opbrengst zal toch wel minder zijn. De afdeeling, waar de productie per bouw bet hoogst was, is voor zoover ik kon nagaan Modjokerto. Hier werd door 10 fabrie ken (van 2 kreeg ik geene opgaven) van 6246 bouw (4433 H. A.) bruto of 5373 bouw (3513 11, A.) netto geoogst: 5,696897 pikol (351848 ton) riet, 575372 pikol (35530 ton) hoofdsuiker en 61396 pikol (3702 ton) zaksuiker, dus per bruto bouw, 912 pikol riet, 92,1 pikol hoofdsuiker en 9,8 pikol zaksuiker (resp .per 11. A. 79372, 8046 en 853 K. G.) en per netto bouw 1000 pikol riet, 107,1 pikol boofdsuiker en 11,4 pikol zaksuiker (resp. per H. A. 92270, 9319, en 993 K. G.). Twee zaksuiker voor een hoofdsuiker rekenend, dus gemiddeld 112,8 pikol per netto bouw (9817 K. ü. per 11. A.) Volgens de lijst op blz. 167 bedroeg de hoofdsuikerproductie 7,941530 pikol. Deze opgave wijkt eenigszinsaf van de ons door de fabrikanten zelf verstrekte cijfers. Daar evenwel slechts 141 van de I<s7 fabrieken opgaven inzonden, moeien We van bet hiervoren ge noemde cijfer gebruik maken ter berekening van de totale productie. De productie van de lil fabrieken bedr0eg6,612653 pikol; vol gens de voorloopige lijst blz. 161 — 107 was de productie dezer fabrieken 6,525364 pikol dus 87289 pikol minder; rekenen wif nu, dat ook de overige fabrieken in dezelfde verhouding meer produceerden, dan is de totale hoofdsuikerproductie := 0012053 X 7941530 -6525304 of ' BÜ47 ™ Pikol - komt eene zaksuikerproductie van 649431 X 7941530 6525364 ~= 790374 P ikol Twee zaksuiker voor één hoofdsuiker rekenend vinden we in het geheel 8,442950 pikol of 521448 ton. Ten slotte laat ik nog een lijstje volgen der fabrieken, die meer dan 10000 K. G, suiker per H, A. produceerden. ,T. !>. Kobus. De Suikerproductie <W verschillende residenties van Java 485 Honderd pikol per bouw, dat nog niet lang geleden als oen moeilijk bereikbaar cijfer gold, is tegenwoordig zoo algemeen ge worden, dat wilde men alle fabrieken noemen, die zooveel maakten, men zeker een lijst van nagenoeg honderd namen zoude krijgen. pikols per bouw K. G. per iï.A. Karang Soewoeng 139,9 12176 Tangoenan 136,7 11897 Gempolkrep 136,6 11888 Watoetoelis 134,2 11680 Brangkal 133,9 11653 Sentanan lor 132,7 11549 Tjomal 132,5 11532 Bantoel 132 11488 Barongan 131 11401 Oemboel 126,6 11018 Wonopringgo 125,3 10905 Adiwerna 124,5 10835 Balong bendo 124,4 10827 Bagoe 1'24,— 10702 Perning 121,7 10502 Olean 121,4 10565 Sindang laoet 120,3 10470 Ketegan 120,2 10461 Gondang winangon 120,1 10450 Padokan 119,7 10414 Pandji 110,1 10365 Poerwoasri 118,5 10313 Pradjekan 117,7 10244 • Pagottan 11 7,7 10244 Kemantren 116,7 10156 Poerwodadi 116 10096 Kremboong 115,4 10043 Soember kareng 115 10009 Meer dan 10000 K. G. suiker p. bruto H. A. maakten alleen de fabrieken Bantoel 10341 Barongan 10260 Watoetoelis 10160 Karang Soewoeng 10153 Gempolkrep 10138 Tjomal 10101 Tangoenan 10007 J. t). Kobus. Dé Suikerproductie der verschillende residenties van Java 486 MKDEDKKLINGKN UIT DE PRAKTIJK. DE MUIZENPLAAG Zooals bekend is werd door het Bestuur der vereeniging van suikerfabrikanten te Soerabaia, op mijn voorstel een request inge diend, houdende verzoek aan Z. E. den Gouverneur-Generaal om den uitvoer van leguanenhuiden te verbieden, en zulks op grond der waarneming, dat sedert net roekeloos uitroeien dier dieren, de muizen hier en elders schrikbarend zijn toegenomen. Reeds verleden jaar hoorde men uit verschillende streken de klacht, dat de rietaan plantingen door de muizen zwaar beschadigd werden. De zelfde klacht hoorde ik hier door Inlanders uiten ten opzichte der aanplantingen van tweede gewassen. Dat de toename van muizen (of ratten?) werkelijk in eenige maanden een buitengewone is. leeren de navolgende cijfers. Aangezien vergif of muizenbacil niet afdoende hielp, werd besloten een premie voor het vangen en dooden van muizen uitteloven. Dientengevolge werden ingeleverd: in December 1893 — 1065 stuks. » Januari 1894 — 4085 » » Februari » — 3581 » » Maart » — 16'2'2 » » April » — 28885 » en » Mei » — 102383 » Het is niet onwaarschijnlijk, dat de toename in April en Mei gedeeltelijk daaraan te danken is geweest, dat meer personen zich met vangen onledig hielden, doch in hoofdzaak is de toename toe te schrijven aan het feit, dat in Maart de paartijd schijnt te zijn in getreden, want werde.i toch in 't begin van April een groote hoe veelheid zwangere exemplaren aangebracht, zoo bestond later en in Mei het grootste gedeelte uit jonge muizen in alle stadiën van ouderdom. 't Is mij niet bekend hoeveel maanden, en in welke maanden verder de vermeerdering doorgaat, doch het is duidelijk, dat wan- neer die toename slechts eenige maanden op den zelfden voet ge schiedt, men tut angstwekkende cijfers komt. *) Daarom diïng ik er nogmaals ten sterkste op aan, dat de na tuurlijke vijanden der muizen in eere hersteld mogen worden. De winsten toch door enkele personen op de leguanenhuiden behaald, kunnen mijns inziens niet opwegen tegen de schade die ons door een muizenplaag berokkend ka . worden. Ten einde geen verwarring in 't leven te roepen, noteer ik hier nog. misschien ten overvloede, dat de dieren, die hier in lndië leguanen genoemd worden, dien naam verkeerdelijk dragen. In «Brehm's Thierleben" worden deze dieren beschreven onder den naam van waran en draagt de soort, die op <Java voorkomt den naam van Band-waran. (Varanus bivittatus). Over de Varanidae in 't algemeen sprekende, en meer speciaal hunne levenswijze en hun voedsel beschrijvende zegt Brkhm woor delijk (Deel Vil i'olio 113 —3« uitg.): »Dieauf festem Boden lebenden Warane jagen nach Munten, kleinen Vögeln und deren Eiern, klei neren Eidechsen, Schlangen, Fröschen, tCecbthieren und Würmern; die wasserliebenden Mitglieder der Familie werden zich warscheinlich hauptsachlich von Fröschen ernahren; tan unvorsichtig am Uier hinlaufendes schwaches Saugethier oder einen ungeschickten Vogel, dessen sie sich bemachtigen können, aber gewiss auch nichl verschmahen." Ik haal deze woorden hier aan, omdat ik wel heb hooren beweren, datde zoogenaamde Leguanen geen muizen zouden vangen. Krembong, Juni 1894. J, P. Moquette. *) Een paar Europeesche veldmuizen kan lloh in ten jaar vermenigvuldigen lot 500 exemplaren; de bruine rat werpt 2 of :S maal in liet jaar 4—21 jongen. IiLD. Modedeelingen uil de piaktijk 488 DIVERSE MEDEDEELINGKN Memorie over het Ontwerp eener Ordonnantie op de Verhuur van gronden door inlanders aan niet-inlanders van den Regeeringcommissaris J. Mullemeister. *) In de toelichting op de begrooting van uitgaven voor Neder landsch Oost- Indië over 1894 gaf Z. E. de Minister van Koloniën het volgende te kennen: »Uit dat rapport (nl. van den resident Kroesen) blijkt dat «inderdaad grove misbruiken zich bij de suikerindustrie in Besoeki «hebben voorgedaan en tietzelfde wordt ook van andere streken «getuind. Overeenkomsten van verhuur van grond voor de teelt van «suikerriet aan Europeanen en vreemde Oosterlingen zijn onder »de pressie van dessahoofden-ook anderehoofden worden genoemd «tegen lage huurprijzen gesloten; de resident van Pasoeroean ver «klaart, dat die pressie zich ook tot he f sluiten en de naleving van «werkcontracten heel! uitgestrekt; ook van andere misbruiken «wordt nog gesproken." «Het spreekt, van zelf, dat een toestand als voor Pasoeroean »en Besoekie is aan het licht gekomen op de noodzakelijkheid »wijst om een anderen weg op te gaan." Tegelijkertijd dat 'leze woorden verschenen vervulde de Heer J. Muilemeister de aan ZHEG. als regeerings commissaris verleende opdracht omeene nieuwe grondhuurordonnantie te ontwerpen, terwijl spoedig daarna de vrucht der bemoeienissen van den regee ringscommissaris verscheen in den vorm van een ontwerpordonnantie. liet is een eisch der dankbaarheid te erkennen, dat de Heer Muilemeister belanghebbenden bij de suikerindustrie in ruime mate heelt in de gelegenheid gesteld met ZHEG. van gedachten te wisselen over dat ontwerp. Maar het is tevens een eisch der waarheid te erkennen, dat zich al dadelijk tusschen den regeeringscommis saris en de door ZHEG. geraadpleegde industriëelen een verschil van gevoelen openbaarde, zoo groot, dat van eene overbrugging der kloof met de materialen der ontwerpordonnantie geen sprake kon zijn. *) De hier volgende memorie is opgemaakt door de op de vergader ng run 30 December 1. 1. b temde commissie van enquête, naar aanleiding van een door haar ingesteld onder zoek en ingediend aan zijne Excellentie Jeu Gouverneur-Generaal. Kbu. Met eerbiedige waardeering getuigend, dat zij van regeeringswege in de gelegenheid is gesteld hare bezwaren en gevoelens gemotiveerd bekend te stellen, heeft de suikerindustrie op Java eene enquête in eigen boezem gehouden om gegevens te verzamelen voor een ver toog, dat als haar unaniem votum kan gelden, in gemoede naar haar beste weten is opgemaakt en de uitdrukking harer innige overtuiging bevat. De desiderata, welke uiting gevonden hebben in de ontwerp huurordonnantie van den Heer Mullemeister, zijn: 1". dat de inlandsehe grondbezitter met uitsluiting van eiken vreemden invloed uit eigen, vrijei\ wil beslisse over de ver huur zij tier gronden aan den ondernemer van uitheemsehen landaard; 2". on deze zonder eenige tusschenkomst van bestuurszijde gronden inhure, die voor zijn doel het meest in aanmerking komen, op de basis van eene langdurige zekerheid van den benoodigden bouwgrond; 3". terwijl de huurprijzen verband houden, zoowel met de uit komsten van eigen landbouw des inlanders als met de uit komsten van het bedrijf des fabrikants en daarom gebonden zijn aan een van ambtswege te bepalen minimum ; 4* Alles met inachtname van de door het belang der inlandsehe gi tneente geboden beperking. De bereiking dezer desiderata door wettelijke bepalingen is een vraagstuk, dat wortelt in een uitgebreid veld van beschouwingen. Slechts een juist inzicht in de bestaande toestanden zal den weg kunnen wijzen tot eene doeltreffende regeling. Het is niet genoeg algemeene toestanden of op zich zelf staande leiten als misbruiken te brandmerken en daartegen een specifiek weermiddel aan te wijzen. Het is onvermijdelijk de oorzaak en wording dier toestanden en feiten na te gaan en deze te onderzoeken op de eigenaardigheden der betrokken partijen, wil men zich vrijwaren tegen het gevaar de balans der gerechtigheid niet gelijk te houden tusschen alle recht matige belangen. De suikerfabrikant, «lie gronden voor zijn bedrijf behoeft, tracht deze door inhuur te verkrijgen, waar zij door ligging, bodernfor matic en bewaterbaarheid het gunstigst voor zijn doel zijn. Hij beeft zich daarvoor te verstaan met de inlandsehe rechthebbenden Diverse mededeelingen 490 op dien grond. Waren dezen louter personen, die, sterk door het bewustzijn hunner rechten, in al hunne omstandigheden zelfstandig voor hunne bevoegdheden en belangen konden opkomen, de trans actiën tusschen den Europeesehen ondernemer en den inlandschen grondbezitter zouden ongetwijfeld op geen anderen grondslag denkbaar zijn dan op dien 'eener vrijwillige overeenkomst en het denkbeeld eener tuschenkomst van wien ook te eene male zijn uitgesloten. Thans wordt van ambtelijke zijde de vrije wil van den inland schen grondbezitter bier in twijfel getrokken, ginds bijkans geheel buitengesloten en aan den invloed van dessa- en districtshoofden de werkzame rol toegekend bij het aangaan van contracten van grond huur. De heerschende gedachtcngang is deze: de minder ontwik kelde inlander staat onder den invloed zijner hoofden; door op hunne beurt dezen weder onder hun invloed te brengen maken de europeesche ondernemers zicht |tot nadeel van den inlander van diens grond meester tegen onvoldoende huurprijzen. En deze ge dacbtengang vindt steun in de omstandigheid, dat allcrwege de dessa hoofden eene geldelijke toelage van de fabriek genieten. Dit in de rapporten van besturende ambtenaren opgebouwde systeem staat of valt eenerzijds met de onzedelijkheid of zedelijkheid eener gehcele klasse van industiïëelen en anderzijds mot de abso lute ongenoegzaamheid van den inlander om zijn vrijen wil te doen gelden. Dat eene klasse van industriëelen in haar geheel de bedoeling zoude hebben zich op slinksche wijze van de gronden van den inlander meester te maken, zal wel aan ernstigen twijfel onderhevig geacht mogen worden. De meesten hunner zijn Nederlanders, voort gekomen uit een maatschaplij ken stand, welke bij ben eene mate van onderwijs en voorontwikkeling waarborgt, die het in hen gestelde ver trouwen tot steun strekt. Op hen rust eene groote verantwoordelijkheid. Uit de statistiek der rechtspraak blijkt niet, dat zij zich meer dan anderen aan misdaden of overtredingen schuldig maken. Integen deel zij mogen gerekend worden tot die staatsburgers, welke hun ne plichten jegens den staat het gerecdelijkst nakomen. Waarom zoude zich dan in den boezem dier klasse van industriëelen bij voorkeur de laakbare bedoeling ontwikkelen om den inlander tegen diens wil in gronden afhandig te maken? Dit is in gemoede niet aan te nemen. Diverse modecleelingen, 491 De veronderstelde dwang bij den afstand van grond voor de Europeesche industrie is alleen mogelijk, indien den inlander abso luut de moed om zijn wil te doen gelden moet worden ontzegd. Tegen zulk eene veronderstelling verzet zich eene elementaire waar neming der praktijk. Sedert de eigenmachtige beschikking van den inlander over zijn grond meer en meer vrij is geworden van bestuursinmenging is het de gestadige zorg dor regeering geweest hem op te voeden in het besef, dat hij alleen zich zelven te raadplegen heeft bij de uitoefening van zijn genot op den grond Daarvan getuigen de achtereenvolgende aanschrijvingen van icgeeringswege om alle be stuursbemoeienis te onthouden bij de inhuur van gronden voor de suikerindustrie. Het zou gelijk staan met verdenking van alle be sturende ambtenaren van plichtverzuim —■ en is daarom ten eenen male verwerpelijk — om aan te nemen, dat de regeeringsbemoeie nissen in deze richting geen doel zouden getroffen en alle uitwer king gemist hebben. Doch al mag als een overwonnen standpunt beschouwd wor den, dat de inlandsche grondbezitter zich bewust is van zijne vrij heid om over zijnen grond naar verkiezing te beschikken, al mag ontwijfelbaar vast staan, dat hoogeren en lageren hoofden het ver bod bij herhaling is ingeprent om zich te onthouden van inmen ging in de verhuur van gronden, daarmede is nog niet uitgewischt de uit de maatschappelijke en staatsburgerlijke betrekking van den inlander tegenover zijne hoofden voortvloeiende staat van onder worpenheid, de ondergeschiktheid van genen aan de wenschen en bevelen van dezen. Gewoon als hij is om in alles de bevelen zijner meerderen te ontvangen en op te volgen, zal hij zich ook daarnaar schikken, wanneei niettegenstaande de van hooger hand uitgegane verbodsbepalingen de bevelen zijner hoofden de beschik king over zijnen grond mochten betreffen. Bij de booordeeling van dit punt valt evenwel te onderschei den. De inmenging der hoofden is in menig geval noodig en ge wettigd om het initiatief van den inlander te vervangen en vloeit, rechtstreeks voort uit de sociale voogdij, welke de staat hier over zijne burgers uitoefent, eene voogdij, welke ingrijpt in het huiselijk zoowel als het dessaleven van den in vele opzichten nog onontwik kelden, zorgeloozen en onnadenkenden inlander, welke zich uit in een aantal verschijnselen, die in goed Hollandsch dwang heeten. Is het geen dwang de vaderlijke zorg, die den dessaman dwingt Diyprae medödeelingen, 492 te zorgen voor zijne gezondheid, zijne veiligheid, zijne levens middelen, die hein dwingt zijne zaadbeddingen en rijstvelden tijdig en goed te bewerken ter aangewezen uitgestrektheid, goede zaadpaddi te gebruiken, schadelijk gedierte te vangen en af te ma ken; die hem dwingt zijn huis te herstellen, zijn erf met nuttige boomsoorten te beplanten, bamboeaanplantingen te onderhouden, zijne paggers in orde te houden? Voor den dessaman zijn dit al te gader plichten jegens den staat, op ééne lijn staande met de ver plichting om belasting op te brengen, plichten, waarvan de klem hem voelbaar wordt gemaakt door een „prentah." Vrijheid in den zin, dat hij enkel en uitsluitend met zijne eigene wenschen te rade gaat, bestaat voor den inlander slechts in geringe mate. Levend in het dcssaverband is hij geen zelfstandige eenheid maar een onderdeel eener zelfstandige groep, de dessa, die een groot gezin vormt onder een zelf gekozen hoofd. Het dessahoofd is de door de grondbezitters uit hun midden gekozen leidsman, in wien zij vertrouwen stellen, van wien zij verwachten, dat hij voor hunne belangen het best /al opkomen. Een hunner, dien zij van jongs af kennen, is hij be kend met hunne huiselijke aangelegenheden, hun aandeel in het grondbezit en de gemeenschaplijk te prestoeren diensten en kan hij, denkend en vooral regelend hoofd van het groote gezin ge worden, <laarmede rekening houden. Van hem wordt het initiatief verwacht, waaraan de individueele inlander zoo arm is. Niet alleen, dat geen dessaman eene zaak van eenig belang zal ondernemen zonder het dessahoofd er in gekend te hebben, maar hij zal zelfs in vele gevallen wachten te doen met wat in zijn belang noodig is, totdat zijn dessahoofd henn daartoe heeft aangespoord. Deze verhouding van het dessahoofd tot zijne dessagenooten wint in intensiteit, naarmate op hem door de besturende ambtenaren meer gezag wordt uitgeoefend. Het dessahoofd wordt verantwoor delijk gehouden voor de rust, de orde, de veiligheid, den gezond heidstoestand en in de eerste plaats voor de opbrengst der belastingen in zijne dessa. En voor alle ambtenaren is dit laatste de voornaamste zijner bezigheden, wat zijne oorzaak weder vindt in de moeite om van den inlander belasting in geld te innen. Als fatalist van uiterst geringe levensbehoeften, heeft de dessaman de deugd der spaarzaamheid nooit leeren aankweeken en slechts zelden den prikkel gevoeld om meer te verdienen dan hij dadelijk noodig heeft. Zijne bezittingen bestaan in een grooteren of kleineren voorraad Diverse mededeelingen, 493 levensmiddelen, in eenige verpandbare goederen en in een aandeel in het communaal grondbezit of een stuk in erfelijk individueel bezeten grond. Dit laatste is zijn voornaamste, zoo niet zijn eenige bron van inkomsten in tijden, dat hij eene min of meer aanzienlijke som gelds in eens behoeft om of belasting aan te zuiveren, of een feest te geven, bf schulden af te doen, of ploegvee te knopen. Op zijn grond kan de inlander altijd geld bekomen, hetzij bij europeesche ondernemingen, hetzij bij rijkere dessageuooten, hadjies of hoofden. Indien nu een dessaman niet tijdig op andere wijze zijn schuld aan den lande weet aan te zuiveren, is het dessahoofd wel verplicht hem zooal niet rechtstreeks tot verhuur aan bepaalde personen te dwingen, althans, indirect te overreden en aan te sporen om voor verhuur van zijn grond aan de benoodigde gelden te komen. Deze „dwang" speelt ongetwijfeld eene rol bij de verhuur van gronden doch is zoo in het dessaleven ingeweven, dat men er niet aan denken kan hem uit te roeien, en is zoo weinig aan bedenking onderhevig, dat de uitroeiing nauwelijks een punt. van overweging behoeft uit te maken. Waar eene aansporing van een dessahoofd aan een zijner ondergeschikten geen e andere bedoeling of beteekenis heeft dan eene aanmaning om zorg te dragen voor de aanzuivering zijner landrente, kan zij het nemen van ingrijpende wettelijke be palingen niet motiveeren. De inmenging van dcssa-en andere hoofden neemt een ander en bedenkelijk karakter aan, indien zij het uitvloeisel is van be weegredenen, die niet zijn ontleend aan de ambtelijke zorg voor 's lands belang en de ambtelijke goede trouw, indien namelijk haar ontstaan te wijten is aan rechtstreeksehe ornkooping. Eerst in zulke gevallen kan er gedacht worden aan eene werkelijke pressie, die den wil des grondbezitters geweld aandoet en de belangen des onder nemers ten koste van die des inlanders moet dienen. Indien zulke gevallen in de praktijk der suikerindustrie alge meen waren of zelfs veelvuldig voorkwamen, dan ware geen wet scherp genoeg, welke bestemd is die te keeren. Z. E. de Minister van Koloniën noemt dergelijke gevallen vergoelijkend: misbruiken. Gepas ter zou de term: schanddaden, zijn. liet ware beter, dat de suiker industrie van Java verdween, dan dat zij zich staande had te houden met zulke middelen. Diverse mededeelingen, 494 Gelukkig heeft de suikerindustrie up .lava het recht om tegenover ieder, ook do hoofden van gewestelijk bestuur, die haar dezen smet aangewreven hebben, te beweren, dat eene dergelijke pressie of in het geheel niet, of slechts bij hooge uitzondering is voorgekomen. Het is bij de bestaande bestuurstoestanden op Java niet alleen niet mogelijk, dat dessahoofden hunne ondergeschikten op eenigszins uitgebreide schaal dwingen om tegen hun wil grond aan europeesche ondernemingen af te staan, maar het is ook ongerijmd dit aan te nemen onder de vigeerende omstandigheden. Het mag waar zijn, dat een inlander zich veel dwang laat aanleunen, den onwettiyen dwang weet hij zeer goed te onderschei den van dien anderen, die uit de noodwendigheid der omstandigheden voortvloeit. En zoo meegaand en volgzaam als de dessaman tegenover zijne hoofden is, zoolang hij dezen vertrouwt, zoo weinig hij zich zal verzetten om zijne gronden te verhuren, indien do drang der omstandigheden hem daartoe noodzaakt; zoo weinig zal hij zich bij onrechtmatiger! dwang nederleggen. De oppositiegeest tegen vermeend of werkelijk gedaan onrecht is bij den inlander even sterk ontwikkeld als zijne volgzaamheid jegens zijn meerderen, dank zij het door de regeering steeds geëer biedigde recht van klagen. Wel verre dat de inlander zijn wrok over aangedaan onrecht behoeft te verkroppen, vindt hij daarvoor allerwege op Java en vooral in de meer welgestelde en ontwikkelde suikerstreken een ruimen uitweg. Het is voor ontslagen mindere inlandsche en europeesche beambten een beroep geworden om klachten in geschrift te brengen en hare bestemming te doen berei ken. Er zijn in bijna iedere dessa ontevredenen, die gretig iedere klacht tegen een dessahoofd exploiteeren en doorzetten. Overtuigd als hij is, dat iedere klacht, boe ongegrond ook, door een onderzoek gevolgd wordt, zal de dessaman, waar hij zoovele hulpmiddelen bij de hand heeft om recht te vinden, niet lang aarzelen om zijne klachten te uiten, zoo hij door een hoofd gedwongen wordt tegen zijn bepaalden wil in gronden af te staan aan eene suiker fabriek. Bij het bestuur, waar het onderzoek der zoogenaamde dessaklachten zulk een groot deel der werkzaamheden van contro leurs, regenten en wedonos inneemt, kan dit niet onbekend zijn. Veilig mag daarom als regel worden aangenomen, dat onrecht matige pressie tot verhuren van gronden niet kan plaats vinden zonder dat zij door eene aanklacht ter kennis van het bestuur zal komen en dit het,dus in zijne macht heeft om in ieder voorkomend Diverse mededeelingen 495 geval tusschen beiden te komen. Veilig mag worden aangenomen, dat het onrecht ook voorkomen wordt door de werking derzelfde factoren, die zullen uitwerken, dat. dessahoofden, zoo zij al europeesche ondernemers door knevelarij van hunne onderhoorigen mochten wil len believen, daartoe <\rn moed zullen missen. Hoe ongerijmd verder het beweren, dat dessahoofden grondbe zitters dwingen tegen hun wil gronden voor te lage huurprijzen af te staan, moet klinken in de ooren van hon, die jaarlijks gronden inhuren, kan men beseften, wanneer men verneemt, dat die dessa hoofden /.elven bijna overal tot de geregelde verhuurders behooren. De prijzen, waarvoor fabrieken gronden huren zijn vast, tenzij bij zondere omstandigheden, zooals concurrentie, daarin verandering bren gen, en bekend in de dessa. De lieden, die gronden willen verhuren, weten, dat zij niet behoeven te loven en bieden. Ja zij weten, dat, zoo zij gezamelijk een hoogeren huurprijs mochten willen bedingen, die hun in vele gevallen zou moeten worden toegestaan. Het dessa hoofd, dat zelf grondbezitter is en bovendien zijne ambtsvelden heeft, verhuurt voor die prijzen mede zijne gronden. Hij zou in de eerste plaats en op grooter schaal zich zei ven benadeelen door het verhu ren van gronden tegen te lage huurprijzen in de hand te werken Het beweren van liet hij de suikerindustrie voorkomende mis bruik van inhuur der gronden ten nadeele en tegen den wil des in landers door uitoefening van pressie van dessahoolden mag buiten de kringen der suikerindustrie zwaar geteld zijn, voor ieder indus trieel en voor ieder onbevooroordeeld enin waarheid met bet dessa leven bekend ambtenaar zal het eene hypothese blijven, waarvan het bewijs in de werkelijkheid ontbreekt. Niet alleen, dat bet veronderstelde misbruik enkel mogelijk is met de medewerking van de dessahoofden en deze door zulke prak tijken hunne positie in oniniddelijk gevaar brengen en hunne eigene belangen benadeelen zouden, maai- is ook de medewerking daartoe aannemelijk van de beheerders der suikerfabrieken zei ven, mannen. die gekozen zijn groote ondernemingen met uitgebreide geldelijke belangen te bestieren en daaraan geëvenredigde verantwoordelijkheid en plichten hebben te presteeren? En al wil men in deze gegevens geen waarborg vinden tegen de gèincrimineerde misbruiken, men zal niet kunnen tegenspreken, dat daarvoor alleen dan aanleiding bestaat, wanneer de inhuur van gronden voor de teeit van suiker riet op rechtmatige wijze niet doenlijk bleek. Het zou dan bij de uitbreiding, die de suikerindustrie op Java genomen heeft, en DiverKe mededeelingen. 496 hare veelvuldige aanrakingen met het bestuur geen geheim kunnen gebleven zijn, dat de inhuur van gronden met moeilijkheden van de zijde der bevolking gepaard ging, een bijna onvermijdelijk gevolg zuil dan moeten zijn, dat er steeds minder gronden met suikerriet beplant werden. Het tegendeel is het geval. Het areaal, met suikerriet op Java beplant, breidt zich ieder jaar uit. Van de S' 2 fabrieken, welke aan de enquête hebben deelgenomen, heeft niet ééne van de zijde der bevolking moeilijkheden met het afstaan van gronden ondervonden. Zelfs in de residentie Bezoeki werden door verscheidene fabrieken, toen de resident de Wit het verbod aan de dessahoofden om zich op eenigerlei wijze met de grond verhuur te bemoeien en zelfs op de fabrie ken te verschijnen met gestrengheid handhaafde, meer gronden dan te voren ingehuurd, terwijl geen enkele gebrek aan gronden heeft gehad en inmiddels voor nieuwe ondernemingen daarenboven grond werd ingehuurd. De suikerindustrie meent tegenover het.beweerde misbruik van vermomde dwangcultuur het volste recht te hebben de uitspraak te stellen, dat hare betrekkingen tot de inlandsche grondbezitters vrij zijn van alle onrechtmatige inmenging der dessa- en andere hoofden, dat de verhuur van gronden aan suikerfabrieken in de zeden en gewoonten der dessalieden als eene gewenschte instelling is door gedrongen en de haar aangewreven misstanden berusten op eene misvatting van feiten en toestanden. De misvatting, als zou de suikerindustrie den invloed der in landsche hoofden behoeven om hare gronden te verkrijgen, heeft voornamelijk voedsel bekomen in het over geheel het suiker produceerende Java bestaande gebruik om aan dessahoofden eene bouwsgewijze berekende geldelijke toelage te goed te doen. Van zekere zijde is hierin eene premie gezien op het aanbrengen van gronden door de dessahoofden, eene premie die geen reden van bestaan heeft, indien de verhuur van grond inderdaad vrijwillig was van de zijde der inlandsche grondbezitters en dus hare verklaring moet vinden in eene ongeoorloofde medewerking dier hoofden. De suikerindustrie staat hier tegenover een zuiver product van redeneering, niet tegenover een product van zuivere redeneering. De betaling eener geldelijke toelage is een gevolg van het cul tuurstelsel, waarin aan hoofden van dcssas, die bij de gedwongen Diverse mededeel ingeö. 497 cultuur waren ingedeeld, e-me vergoeding was toegekend voor hun ne bemoeienissen met die cultuur. De overgang van de gedwongen in de vrije cultuur had geleidelijk plaats. Naar gelang de ingedeelde gronden uitvielen had men die door ingehuurde te vervangen. Het was even natuurlijk als rechtmatig, dat men zich tot voorlichting wendde tot de dessahoofden, de regelende leidslieden der groep van grondbezitters, die de dessa uitmaken. Waar anders de noodige in lichtingen te verkrijgen omtrent het grondbezit dan bij hen ? En die voorlichting, welke reeds onmisbaar was in de dessa met particulier grondbezit, werd geheel onontgaanbaar in dessas met communaal bezit, waar de verhuur van grond de belangen der gemeente raakt. Vandaar veelvuldige aanrakingen der suikerfabrieken met de dessa hoofden, zich jaarlijks uitbreidende bij de toenemende grondinhuren, die, vooral ook door de legalisatie van contracten van grondhuur, den betrokken hoofden veel tijdverlies berokkenden. De verhuur van gronden door dessas met communaal bezit is eene gemeentezaak. Wel wordt aan «ie verhuur veelal niet door alle deelgerechtigden deelgenomen, doch de bepaling van het stuk gemeentegrond, dat door hen, die aan de verhuur willen desl nemen, zal worden afgestaan, de onderlinge ruil van gronden, die daarvan weder het gevolg is, de regeling van wateraf-en aanvoer zijnevenzoovele oorzaken, dat de geheele gemeente in de verhuur betrokken is en hot dessahoofd op velerlei wijze bemoeienissen met de verhuur heeft, bemoeienissen, waarvoor hij zich ongetwijfeld door zijne ondergeschikten zou laten beloonen, zoo hij daarvoor geene vergoeding ontving van de fabriek. Uit het voorgaande blijkt, dat er door de overwegende rol, welke het dessahoof'd te vervullen heeft bij de verhuur van gron den, tegelijkertijd eene goede reden voor den ondernemer bestaat om hem aan zich te verplichten, althans hem niet tegen zich in te nemen, terwijl buitendien rekening moet worden gehouden met het vermogen van een dessahootd om rechtstreeks de belangen cener fabriek te benadeelen. De verhuur van grond door inlanders onderling heeft overal vrij groote uitbreidingen aangenomen. Een dessahoofd, die van zijn gezag misbruik wil maken, heeft het meer dan een ander in zijne macht om door oogenblikken te benutten, waarin dessalieden in den klem zitten, zich van hun grond op de eene of andere wijze meester te maken, en ziet zijn belang er in om ver huur van gronden aan fabrieken tegen te werken. Meermalen is dit, zooals uit [de enquête gebleken is, door fabrieken ondervonden. Niets natuurlijker dan dat de ondernemers er op bedacht zijn om Diverse mededeellngen 498 de dessahoofden aan zich te verplichten en niet tegen verhuur van gronden dooi- de dessalieden aan ,de fabriek in te nemen, waartoe de geldelijke toelage mede dienst doet. Voor de onderne riers is het een eisch van zelfbehoud om evenmin de districthoofden als de dessahoofdenvan hunne belangen te vervreem den. Het isgeen geheim, dat inlandsche distriets-enonderdistrictshoof den, die in geldelij ken nood verkeei'en of uitgaven te doen hebben voor feesten, waaraan zij zich volgens de volksgebruiken niet kun nen onttrekken, wel eens de hulp inroepen van suikerfabrieken. Doch het is evenmin een geheim, dat de suikerfabrikanten niet dan noode zulke offers brengen, welke zij niet kunnen ontgaan, willen zij zich niet bloot stellen aan het gevaar om zich het ongenoegen en de tegenwerking van een teleurgesteld hoofd op den hals te halen. Ken districtshoofd heeft het in zijne macht —en in de praktijk zijn er voorbeelden van geweest —om door zijn gezag te misbruiken eene suikerfabriek tot geheele of gedeeltelijke werkeloosheid te doemen. Niets gemaklijker dan het volk in tijden, dat het veld werk in vollen gang is, daaraan zeer ten nadeele der onderneming te onttrekken door het op te roepen voor allerhande heere- en dessadiensten. In deze gevallen is de suikerfabrikant de lijdende partij, die tot behoud der productieve kracht zijner onderneming zich een offer laat welgevallen. Er is geen enkel industrieel, die niet de voorkeur geeft aan een onkreukbaar, onzijdig districtshoofd boven een ambte naar, die zijn invloed veil heeft; geen industrieel, die niet liever zich te verstaan heeft met eene bevolking, die zelfstandig, zonder hare hoofden naar ('e oogen te zien, over hare zaken weet te beslis sen, dan met eene bevolking, die zich heeft af te vragen, of hare transactiën met den ondernemer haren hoofden welgevallig zijn. Ongelukkigerwijze wordt door de geaardheid des inlanders aan deze hoofden veelal een invloed toegekend, die enkel naar gelang van persoonlijke sym- of antipathiën gunstig of ongunstig op het lot eener onderneming kan werken. Met dezen trek van het volkskarakter heeft de industrieel re kening te houden om te zorgen, dat de macht ten kwade, die een inlandsen bestuursambtenaar bezit, werkeloos blijft. De offers, welke hij daartoe brengt, worden juister beschouwd als eene aanmoediging om het neutrale ambtelijke standpunt niet te verlaten dan als een prikkel om zijne belangen rechtstreeks te dienen. Diverse mededeelingen 499 De misvatting, als zou de suikerindustrie hare gronden beko men door pressie der dessahoofden, vindt mede haar oorsprong in eene min juiste appreciatie der bestede huurprijzen. Men werpt haar voor de voeten, dat de huurprijzen den inlan der geene voldoende vergoeding geven voor het gemis van zijn grond en de verhuur van gronden de klasse der grondbezitters verarmt. Men leidt daaruit af, dat die verhuur niet uit vrije vei kiezing van den grondbezitter kan geschieden, terwijl de regeeringscommissaris er een reden in vindt om langs wettelijken weg een minimumhuurprijs van bestuurswege voor te schrijven. De huurprijzen, welke nu betaald worden door de suikerfabrie kanten, loopen naargelang van de verschillende gewesten belangrijk uiteen. Zij bewegen zich tusschen / '25 per bouw als minimum en /' 50 per bouw als maximum. Wat daar beneden en daarboven valt mag exceptioneel geheeten worden. Verschillende oorzaken hebben op deze prijzen invloed uitgeoefend. Terwijl bij den overgang van de goevernements-op de vrije cul tuur, de vroeger betaalde cijns den maatstaf aangaf voor de grond huur, onderging deze op vele plaatsen eene vermindering ten gevol ge van de crisis inde suikerprijzen, welke bezuiniging inde produc tiekosten der suiker dringend noodzakelijk maakte. Ook de daarop gevolgde crisis door de serehziekte met de daaraan verbonden groote verliezen en onkosten werkte mede om van den weg der bezuini gingen niet af te wijken. Het was de plicht der suikerindustrie wier voortbestaan afhing eenerzijds van ingrijpende, zij het ook zeer kost bare maatregelen van herstel en verbetering en anderzijds van het besnoeien der uitgaven, om bedacht te zijn op vermindering dei huurprijzen, waar die bereikbaar was, Zeer. .aanzienlijke sommen moesten overal worden besteed aan bemesting en vernieuwing van plantmateriaal. Voor sommige fabrieken liepen deze kosten op tot f 130 per bouw aanplant en over den laatsten rietaan plant bedraagt het gemiddelde van 19 fabrieken daarvoor f 103,52 per bouw. Niettegenstaande deze ontzettende vermeerdering van uitgaven heeft maar bij hooge uitzondering de grondhuur eene zeer geringe vermindering ondergaan,terwijl op vele fabrieken in de laatste jaren het peil der grondhuur stijgende is. Alsof de landbouwende bevolking van Java begreep, van hoe groot belang voor haar het behoud der suikerindustrie is, heeft zij door genoegen te nemen met de haar geboden huurprijzen en ruim schoots gronden te verhuren medegewerkt met alle factoren, die Diverse mededeel ingen 500 de suikerindustrie met een nieuw, krachtig leven bezielden. De vraag is geoorloofd, of dit mogelijk ware geweest, zoo de verhuur van gronden door de inlanders werkelijk zoo gedrukt en onvrij was als door sommige ambtenaren is voorgesteld. Men heeft slechts rond te zien in de suikerriet teelende gewesten van Java om tot de overtuiging te komen, dat de huurprijzen luis teren naar louter natuurlijke oorzaken. Als regel zijn de grondhuren het hoogst, waar particulier grondbezit bestaat (rcsidentiën Probo linggo en Bezoekt). Waar de fabrieken dicht opeen liggen en de vraag het aanbod overtreft, oefent de wet van vraag en aanbod op de prijzen haren invloed uit. De grondhuren zijn het laagst daar, waar de grond overvloedig is. Het is voorgekomen, dat gronden aan fabrieken zijn aangeboden voor de enkele landrente, omdat zij anders braak hadden moeten blijven liggen. Het aanbod van gron den is het minst en de huurprijzen het hoogst, waar het grondbezit klein en dus de grond de meeste waarde voor den landbouwer heeft. In streken, waar liet groot grondbezit overheerschend is, gelukt het den fabrieken het gemakklijkst gronden te bekomen. De huurprijzen, die thans betaald worden, zijn het product van natuurlijke oorzaken. Dat zij kunstmatig zouden zijn nedergedrukt is eene veronderstelling, die niet alleen niet bewezen is, maar ook ten stelligste gewraakt wordt door de kennisname der nuchtere wer kelijkheid. Zij heeft alleen voedsel bekomen door eene vergelijking dier prijzen met de uitkomsten van den eig.ai landbouw des inlan ders. Maar ook hier bestaat het gevaar om door eene onzuivere waar neming op een dwaalspoor te geraken. De eigen landbouw des inlanders is beperkt tot die uitgestrekt heid grond, die hij zelf met zijne huisgenooten kan bewerken, d. i. één bouw De uitkomsten, welke hij van de cultuur van dat stuk grond maken kan, hangen af van zijne energie, zijne bedrevenheid, zijne hulpmiddelen en zijn derhalve voor allen niet gelijk. Onder de grondbezitters behooren vrouwen en ouden en gebrekkigen, voor wie eigen bewerking is uitgesloten. Deze en de bezitters van meer dan één bouw grond zijn verplicht voor hun grondbezit of vour dat meerden n vorm van exploitatie te kiezen, welke hen afhankelijk maakt van anderen. Hebben zij kapitaal voor eigen ontginning, zoo zullen zij zich wel wachten hunne gronden voor eigen rekening te doen il. !! : j een loonstandaard als op Java heerscht zoude zulk een exploitatie van rijstvelden tot een Verliesgevend resultaat Divorse raededeelinjreii, 501 leiden, zooals reeds door Dr. Sollewijn Gelpke berekend werd in zijn Landrenteonderzoek van 1879-1883. Maar in den regel behoeft de inlandsche grondbezitter niet voor dit dilemma gesteld te worden Geen kapitaal te zijner beschikking hebbende, heeft hij geen andere keus dan de gronden, welke hij niet zelf kan bewerken, te verhuren of te exploiteeren in deelbouw met anderen. In het laatste geval zijn allen het er over eens, dat slechts zeer weinig baten van den grond voor hem zichtbaar worden. Hij ontvangt zijn aandeel in den oogst, maar wordt in de meeste gevallen bij de afrekening met zijn deelgenoot, die de gronden bewerkt heeft, door dezen nog benadeeld. Geen wonder, dat hij, zoo de gelegenheid daartoe bestaat, verreweg de voorkeur geeft aan verhuur, waarvoor hij niet enkel op eene suikerfabriek aangewezen is. Als huurders toch treden ook op rij kere inlanders en hadjies. Nu is het maar eene hooge zeldzaamheid, wanneer een inlander bij zijne dessagenooten een oven hoogen huur prijs kan bekomen als bij eene suikerfabriek. In bijna alle gevallen bleek bij de enquête, dat de huurprijzen van inlanders onderling belangrijk beneden die van de suikerfabrieken bleven. Dat een inlandsch landbouwer meer verhuurt dan hij zelf kan bewerken behoort tot de groot e uitzonderingen. Slechts zij, die, deel gerechtigden in den grond, tevens een 'bedrijf of ambacht, zooals handelaar, karrevoerder enz. uitoefenen, benevens vrouwen, ouden en gebrekkigen, die geen zoons hebben, zullen geheel van de bewerking van hun grondbezit afzien. De enkele landbouwer be houdt, de gevallen dat hij door nood gedwongen is uitgezonderd, wat hij zelf kan bewerken en staat in huur af alleen datgene wat hij niet zelf kan exploiteeren. De vergelijking van de huurprijzen met de uitkomsten van den eigen landbouw des inlanders geeft daarom een onjuist beeld van de werkelijkheid. De juiste termen voorde vergelijking zijn de huurprijzen van inlanders onderling of de uitkomsten van deelbouw eenerzijds, de huurprijzen der suikerfabrieken anderzijds. En die vergelijking valt geheel ten voordeele van de laatsten uit. Zelfs kun nen de huurprijzen door de suikerfabrieken besteed in vele gevallen de vergelijking doorstaan met de uitkomsten van den eigen land bouw des inlanders. Dr. Sollewijn Gelpke berekende in zijn bovenaangehaald Land renteonderzoek, dat de productiekosten van rijst en djagoong per bouw als minimum resp. f 32,25 en ƒ 15,50, te zamen f 47,75, be dragen. Onderzoekingen in verscbilJende deelen van Java door Diverse medideelingpn 502 suikerfabrikanten ingesteld met medewerking van inlandsche amb tenaren hebben tot uitkomst gehad, dat voor die productiekosten aangenomen zijn getallen, uitcenloopende van f 25 tot f5O per bouw vnor rijst en van flO tot i' 34 per bouw voor tweede gewassen. Een gemiddelde van i' 36 per bouw voor rijst en van f 15,50 per bouw tweede gewassen zal de werkelijkheid zeer nabij komen. Het rendement van een bouw sawab hangt natuurlijk behalve van de energie en bedrevenheid des landbouwers grootendeels af van de qualiteit van den grond. Terwijl in sommige streken een opbrengst van 30 pikols paddi als normaal wordt geacht, wordt die voor andere op slechts 15 pikols gesteld. Als een vertrouwbaren regel mag men aannemen, dat waar de grond eene degelijke bewer king toelaat en geen gebrek aan irrigatiewater bestaat, een paddi oogst van 30 pikols per bouw een fair gemiddelde vertegenwoordigt. De opgaven voor de productiekosten variëeren voor zulke gronden van f 30 tot f 45 per bouw. Neemt men de waarde van paddi aan op f '2,50 per pikol, dan heeft de inlandsche landbouwer, die zijn eigen grond bebouwt een inkomen van f 75 tegen een uitgaat van f 36 per bouw of een netto provenu van f 39. Hij loopt dan echter de risico van misgewas en misoogst zoomede van lage prijzen, terwijl zijn tijd en arbeid voor een groot deel zijn in beslag genomen. Stelt men daartegenover een huurprijs van f 35 a f 40 per bouw en de voordeelen, die de grondbezitter kan trekken door voor eene fabriek in contract of op taak tegen goede betaling veldwerk te verrichten, dan is het niet twijfelachtig, dat de schaal ten voordeele van ver huur overslaat. De cultuur van tweede gewassen is bij deze berekening ver waarloosd, omdat zij verre van algemeen is in suiker-streken. Deze cultuur is alleen daar met vrucht toe te passen, waar de gronden niet te zwaar zijn en aan irrigatiewater geen gebrek is. Nu is dit laatste in den drogen tijd meestal krap aangemeten, terwijl de riet cultuur veelal gedreven wordt op zware kleigronden. Bij de be paling van het stuk dessagrond, dat in streken met communaal be zeteo grond door de dessa voor verhuur aan de fabriek wordt afgestaan, wordt dan ook rekening gehouden met de mindere ge schiktheid daarvan voor de teelt van tweede gewassen. Wie dan ook jaarlijks aanschouwt, hoe groote uitgestrektheden gronds voor de cultuur van tweede gewassen onbenut blijven, zal moeten erkennen, dat een polowidjooogst niet absoluut mag gerekend worden als eene baat, welke de grondbezitter derft door verhuur Diverse mededeelingen. 503 zijner gronden. En wie bekend is met de zorg en de intensiviteit, waarmede de grondbewerking voor de rietteelt op de meeste plaat sen van Java gedreven wordt zal moeten toegeven, dat het meer in bet welbegrepen belang des grondbezitters is één polowidjooogst in de 3 jaren te missen en zijn grond eene heilzame bewerking te laten ondergaan, waardoor zijne later daarop te drijven eigene cul tuur bevorderd zal worden. Mag dus de baat van een polowidjooogst slechts als iets acci denteels in aanmerking komen — alleen in de nabijheid van steden, waar voor de producten door de meerdere talrijkheid der bevolking een min of meer ruim débouché is, wordt de teelt van tweed' wassen regelmatig gedreven-.:die baat mag in elk geval niet breed worden uitgemeten. !)e waarde der verkregen producten, welke de resultaten dier cultuur in voor-of nadeel omzet, hangt af van de débouché's, de passars, in de onmiddelijke nabijheid. Ken Javaan mag onontwikkeld en zorgeloos zijn, hij is een uitgeslapen reken meester en offert geen wezenlijk voordeel op. Waar een polowidjo oogst hem winst geeft, zal hij daarmede wel degelijk rekening hou den bij de verhuur. De opgaven omtrent de uitkomsten van een polowidjooogst leeren, dat deze in het gunstigste geval gesteld mo gen worden op f 40 a f 45 en in de meest voortkomende gevallen op gemiddeld f 23 per bouw, terwijl de uitgaven bedragen f 15,50 per bouw. Aangenomen, dat een landbouwer bij eigen bewerking van zijn grond van één rijst- en één Polowidjo-oogst een netto voordeel heeft van f6O per bouw, dan staat daartegenover bij verhuur een huur prijs van f 40 a f 45 per bouw en de mogelijkheid om desverkiezende '/j bouw aanplant voor eene suikerfabriek te bewerken, waarme de hij f 50 a f 55 aan loon kan verdienen. De suikerindustrie mag daarom beweren, dat de verhuur van gronden door de inlandsche grondbezitters meer welvaart verspreidt dan de eigen bebouwing dier gronden, niet alleen rechtstreeks door de huurpenningen en loonen, welke tengevolge daarvan onder de grondbezitters verspreid worden, maar ook doordat de producten van den inlandschen landbouw in waarde stijgen, wanneer een deel der dessagronden aan de teelt dier gewassen wordt onttrokken. Waren de 70000 bouws gronden, welke de rietcultuur op Java buiten de Vorstenlanden inneemt, met rijst beplant, de prijs voor de paddi te maken ware ongetwijfeld belangrijk minder. Alleen daar, waar goed koope en gemakkelijke verkeerswegen zijn, bij voorkeur waterwegen. Diverse raededeelingen, 504 komt de rijst in bet algemeene verkeer. Op vele plaatsen in hot bin nenland wordt het gebrek aan verhandelbaarheid der rijst bij groote oogsten ten nadeele der grondbezitters duidelijk voelbaar, omdat dit product is aangewezen op een plaatselijken afzet. Eene toename der rijstproductie op Java met t l /, rnillioen pikols zou voor een groot deel der landbouwende bevolking een nadeel zijn wegens de onmiddellijke daling in den prijs, welke daarvan het gevolg zoude zijn. Is het daarom minder juist om de huurprijzen der suikeronder nemingen te vergelijken met de uitkomsten van des inlanders eigen landbouw, omdat deze als regel een stuk aanhoudt voor eigen cul tuur en het voordcel van eigen exploitatie hem dus niet ontgaat, door verhuur aan de suikerfabrieken tegen de bestaande huurprijzen wordt de inlander meer gebaat dan door exploitatie in deelbouw of door verhuur aan dessagenooten, terwijl indirect die verhuur aan leiding is tot beteekenende voordeelen door de gelegenheid tot werk prestatie en den tegengang van overproductie van rijst. Spruit de wensch naar bestuurstusschenkomst tot de bepaling van een minimumhuurprijs, welke uit dj conceptordonnantie spreekt, voort uit een dwaalbegrip omtrent de verhouding tusschen dezen huurprijs en de uitkomsten van den eigen landbouw des inlanders, hij schijnt aan den anderen kant eer het middel om misbruiken in het leven te roepen dan die te voorkomen. De vaststelling van een minimum grondbuur is geen waarborg tegen ontduiking daarvan. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat, waar het vastgestelde mini mum een ondernemer te hoog voorkomt, hij met een inlandschen grondbezitter, die van zijne zijde genoegen wil nemen met een lagere buur, overeenkomt, dit, hij eene restitutie zal ontvangen hetzij in geld, hetzij in natura, liet gevaar is niet denkbeeldig, dat een ondernemer, die een vastgestelden minimum-huurprijs niet kan aanleggen, grond laat inhuren door inlandsche tusscbenpersonen en van dezen het riet opkoopt, na den grond op dier naam te hebben laten bewerken en beplanten met zijn geld. In plaats van een dam te zijn tegen misbruiken zou deze bepa liag de deur daartoe open zetten, om lat de bestuursinmenging in deze aangelegenheid buiten kijf zal leiden tot eene opdrijving, welke voor alle fabrieken scha lelijk en voor vele te bezwarend zal zijn. Vooral springt dit in het oog, wanneer men rekening houdt met de ia de conceptordonnantie neergelegde bepalingen betreden ie Diverse i;i< dedeeltafteii. 505 de door den huurder te dragen lasten, de landrente, liet equivalent der te presteeren dessa-en heerediensten, de verplichting tot het her stellen van den grond in den toestand aquo, gezwegen nog van het servituut en de schadeloosstelling bij inhuur van de dessa. Eene waardeering in geld van deze lasten, vooral van het equi valent der te presteeren dessa-en heerebensten, zal naarden maat staf der bij de europeesche landbouwindustriën besteedde loonen, op een aanzienlijk bedrag uitkomen, terwijl deze diensten, door den dessaman persoonlijk gepresteerd, een tijdverlies vertegenwoordigen, dat voor hem in de meeste gevallen eene veel geringere waarde heeft. Het rooien der worteieinden van het riet, die in den grond zijn gelaten, en het herstellen van galangans is voor den inlandschen grondbezitter nauwelijks eene vermeerdering van lasten. Bij het ploe gen van zijn grond worden die worteieinden van zelf verwijderd, terwijl de galangans tegelijk met het ploegen en omwerken van zijn grond verrijzen, waar hem die het best dunken. De ontwerper ziet over het hoofd, dat in de zware kleigronden. waarop het riet geteeld wordt, het maken van galangans niet doenbaar is zonder voor afgaande irrigatie van den grond en dit werk dus eerst zou kunnen verricht worden, soms eenige maanden na het wederopleveren van den grond aan den bezitter. De ontwerper ziet over het hoofd, dat deze galangans vaak de grensscheidingen uitmaken tussehen de grondbe zitters onderling en deze verdeeling met juistheid uit te voeren niet in de macht ligt van den huurder. Welk een bron van geschillen zou het zijn zoo de huurders de verplichting hadden na te komen om de galangans te herstellen, juist zooals deze wezen moeten? Het zou niet enkel een noodelooze last zijn, den ondernemers opgelegd, het zou eene legislatieve fout zijn, van de huurders te eischen dat zij zich belasten met de zorg voor het herstel der galangans. En waartoe den verhuurder genoodzaakt den grond gezuiverd van worteieinden te ontvangen? Waar het rooien daarvan nu al niet van fabriekswege geschiedt, achten op vele plaatsen de grond bezitters het behoud dier worteieinden een voordeel voor zich. Zij verkiezen deze stronken te laten uitloopen boven eene bebouwing van den grond met tweede gewassen, omdat de uitloopers der riet einden hem een waardevol veevoeder opleveren. Een groot deel van den veestapel op Java, die in dit van weidegronden verstoken land, vooral in den drogen tijd gebrek aan voedsel zou ondervinden, weidt op de afgesneden rietvelden en blijft met de soelang in het leven. Diyerse mededeelingen. 506 Hebben de huurders de genoemde lasten op zich te nemen, dan is het peil der thans besteedde huurprijzen niet meer te handhaven. Wat de inlander al ploegende doet zonder eenige meerdere inspan ning zijnerzijds, liet verwijderen van rietein len en het maken van dijkjes, kost den huurder, in dagloon uitgevoerd, ± f 10 per bouw. Het equivalent van heere -en dessadiensten wordt berekend op f 25 per bouw. Met inbegrip dor landrente, wisselende tusschen f 6 on fl2 per bouw, zou door deze posten een groot deel, zoo niet het geheel der huur opgaan. Ken hoofd van plaatselijk bestuur, dat geroepen is om een minimum-huurprijs vast te stellen, vindt daarin gereede aanleiding om dat minimum te stellen opeen bedrag, dat vermeerderd met de genoemde lasten een totaal oplevert, de thans vigeerende huurprijzen verre overschrijdend. De gewraakte bepaling in de conceptordonnantie sluit nog een ander en ernstiger gevaar in. Zij dankt haar oorsprong aan de be duchtheid voor misbruiken, die heeten ontstaan te zijn door bestuurs tusschenkomst. En wat wordt als remedie daarvoor aangegrepen? Eene andere bestuurstusschenkomst. Alsof deze andere bestuurstus schenkomst niet de bron kan worden voor misbruiken van ernstiger aard! Zal de macht aan hoofden van plaatselijk bestuur gegeven om den huurprijs vast te stellen altijd veilig zijn in hunne handen? Zullen persoonlijke antipathiënen sympathièn nooit invloed op hun ne objectiviteit uitoefenen? De les behoort nog zoo lang niet tot het verledene, dat gevoelens van animositeit tegen de suikerindustrie niet altijd vreemd zijn aan besturende en controleerende ambtenaren. Welke waarborg bestaat, dat in de toekomst de hun toegedachte zoo buitensporige macht geheel onbevangen zal worden uitgeoefend. De bepaling van een minimumgrondhuur is louter een op portuniteitsmaatregel. Waar zij in de praktijk tot ernstige bezwa ren aanleiding kan geven, schijnt geen aannemelijke grond meer daarvooi te pleiten, te meer daar de wet van vraag en aanbod reeds vrijelijk haren invloed uitoefent op de huurprijzen, welke voor den voor de cultures benoodigden grond besteed worden. Wanneer men zich heeft losgemaakt van de hersenbenevelende vrees voor tusschenkomst der dessahoofdden en niet de oogen sluit voor het feit, dat natuurlijke oorzaken den meerderen of minderen huur prijs van grond bepalen, wanneer men voorts door eene zuivere vergelijking tusschen het provenu van verhuur en het provenu van deelbouw tot de conclusie komt, dat de grondbezitter gebaat wordt door de thans besteedde huurprijzen, ontzinkt alle grond aan de Diverse mededeclingen 507 stelling, dat bij do bepaling dier huurprijzen de inmenging van het bestuur noodig i&. Deze stelling vindt dan nog alleen maar steun in den wensch om den 'grondbezitter in meerdere mate te doen deelen in de uitkomsten van het bedrijf' des ondernemers, een desideratum, welks onbillijkheid niet opweegt tegen de aspiratie om den inland scben grondbezitter ten koste der suikerindustrie te bevoordeelen. De uitkomsten van het bedrijf des industrieels mogen op de bepaling van den huurprijs geen invloed uitoefenen, omdat zij niet door den gehuurden grond bepaald worden Zij zijn het gevolg van de bewerking, de beplanting, de bemesting en het onderhoud, d. w. z. van de kennis en de inspanning van den ondernemer. Denkt men zich een stuk grond in twee gelijke deelen verdeelden de eene helft oppervlakkig bewerkt en onbemest in tegenstelling met de weder helft, die de meest mogelijke zorg van den ondernemer genoten heeft. Dan zal in beide gevallen de grond gelijken invloed op het resultaat hebben uitgeoefend, doch die resultaten hemelsbreed uiteen loopen tengevolge van andere oorzaken. Terwijl bij de geringere opbrengst vergeleken, de betaalde grondhuur den oppervlakkigen beoordeelaar niet zou schijnen ongunstig af te steken, zou zij voor het beter bewerkte en behandelde stuk grond denzelfden beoordeelaar onvoldoende toeschijnen. De huurprijzen afmeten naar de uitkomsten van het bedrijf des huurders zou daarom eene grove onbillijkheid, een werkelijk mis bruik zijn, daar die uitkomsten de resultaten zijn van andere krach ten dan waarover de huurprijs betaald wordt. Eme onteigening, eene niet te verdedigen vexatie zou het zijn, door een vastgestelden minimurnhuurprijs >\en ondernemer te dwingen een deel der winsten, welke hij maakt door zijn kapitaal, zijne kennis en zijne energie, af te staan aan den grondbezitter. Men dient den ondernemer daartoe de vrijheid te laten, zoo hij dit geraden acht, men mag hem daartoe niet indirect noodzaken. En dit zou ten slotte de eenig mogelijke strekking zijn van eene wetsbepaling, welke bestuurstusschenkomst voorschrijft bij de vaststelling van den minimurnhuurprijs. Niet minder ernstige bezwaren zijn aan te voeren tegen het in de conceptordonnantie nedergelegde beginsel zelf, dat de huurder met de lusten ook de lasten van den grond moet overnemen, zich uitende in het opleggen van den last der landrente en van het equi valent van dessa- en heerediensten op den huurder. Zijn in het vi ireerende belastingstelsel en dessa verband de landrente en de dessa- Diverse moiloJeelingen. 508 en heerediensten verbonden a,in het grondbezit, de grondbezitter kan van zijn grond genot trekken door eigen bebouwing en door ver huur. Bebouwt hij zijn grond zelf, dan wordt het billijk geacht, dat hij zelf de lasten draagt, die aan het grondbezit verbonden zijn. Maar trekt hij van zijn grondbezit in een anderen vorm, nl. door verhuur, lusten, zoo wordt het niet meer billijk geacht, dat hij zult' de lasten draagt. Welke rechtsregel aan dit onderscheid ten grond slag ligt, is niet duidelijk. De leus, dat de lasten de lusten volgen, brengt juist mede, dat de grondbezitter, die de lusten van zijn grond bezit trekt, ook de lasten draagt. Bij gebreke van een rechtsgrond zou er een opportuniteitsreden voor pleiten, indien de inlandsche grondbezitter door verhuur buiten staat werd gesteld om zijne uit het grondbezit voorvloeiende plichten te voldoen. Indien de inlandsche grondbezitter namelijk ai zijn grond verhuurde, zou gevreesd kunnen worden, dat hij de dessa verliet en de landrente met de persoonlijke diensten op hem onverhaalbaar bleven. Doch dit komt niet voor. Geen dessaman verhuurt al zijn grond, de landbouwer behoudt wat hij zelf kan bewerken en ver huurt alleen het meerdere. De verhuur van grond is voor hem geen reden om zijne dessa te verlaten en de vrees, >iat landrente eu per soonlijke diensten op hem onverhaalbaar worden, mist haren grond. In de praktijk zal de bepaling, dat de huurder het equivalent van de op den verhuurder rustende persoonlijke diensten heeft op te brengen, tot vele moeilijkheden aanleiding ueven. Dit equivalent toch zal in evenredigheid moeten staan tot het aandeel in h t totaal grondbezit, dat de grondbezitter verhuurt. Verhuurt hij bv. 3 / 5 van zijn totaal grondbezit, zoo zal de huurder ook maar 2 / s in zijne per soonlijke diensten hebben te vergoeden. Maar hoe zal die verhouding overal en altijd juist worden vastgesteld'? Nergens is nauwkeurig bekend gesteld, hoe groot het grondbezit is van iederen belasting en dienstplichtige Zullen de beschikbare ambtelijke werkkrachten toereikend zijn om de zich zoover uitstrekkende bestuurstaak naar behooren te vervullen f En al ware dit het geval, zou de bestuurs inmenging, die de juiste uitgestrektheid van ieders grondbezit na speurt, den grondbezitter niet afkeerig maken van verhuur.' liet is ontegenzeggelijk waar, dat de inlander zal verkiezen om zijn grond niet aan den ondernemer te verhuren, wanneer daarvan het gevolg is, dat onderzoek wordt gedaan naar zijn geheele grondbezit met al den last, die daarvan voor hem het gevolg is. Het is ook waar, dat de dessahoofden, wanneer zij eene eenigszins ingewikkelde admini- Diverse mededeelingen 509 stratio te voeren hebben om een deel der heere- en dessadiensten van den belastingschuldige en liet restant in geld van den huurder van diens gronden te ontvangen, de verhuur aan ondernemers met al hunne macht zullen tegen gaan. Het eindresultaat van een en ander zou buiten kijf zijn, dat het gewenschte resultaat, dat nl. de suikerfabrieken de voor haar bedrijf benoodigde gronden zouden be komen, buiten bereik zou worden gesteld of althans gewichtige be lemmeringen zou ondervinden. Waaraan de bepalingen nopens de verhooging der huur met 10 % ingeval het huurcontract het beding bevat, dat de verhuurde grond door den grondbezitter niet met suikerriet mag worden be plant, zoomede nopens de verhooging met 20 %, ingeval liet huur contract wordt gesloten met de dessa, waaraan deze bepalingen moet beantwoorden behalve aan eene ongemotiveerde zucht tot be voordeeling des inlanders ten koste van de suikerindustrie, is niet doorgrond. Indien het een algemeen belang is, dat de bouwgrond op Java zijne productieve kracht voor de teelt van suikerriet niet verliest, is er meer reden om den grondbezitter met eene boete te treilen dan met eene vermomde premie te beloonen voor de cultuur van suikerriet op gronden, die hij verhuurd heeft. Waar de inlander zelf riet wil planten, is hij daarin volkomen vrij en behoeft hij zijne gronden niet te verhuren. Het is in zijne zeden en gebruiken door gedrongen, dat, waar hij zijn grond in huur afstaat aan eene sui kerfabriek, hij zelt vooraf geen riet daarop plant. De driejaarlijksche verwisseling, welke voor het behoud der waarde van den grond zoo onontbeerlijk is en thans dooi' de grond verhurende bevolking uit eigen beweging geëerbiedigd wordt, zou opgeofferd worden aan de door de wet te kwader ure opgewekte winzucht des inlanders, die, wetende dat de huurder tot een offer van 10 % der huur gehou den is, de bedieiging van eigen rietaanplant tot een feit zou laten worden, zoo de huurder zich niet goedschiks onderwierp. Heeft de ontwerper wel bedacht, welke gevaarlijke gevolgen deze bepaling na zich kan slepen ten opzichte van de sereh, zoo de inlander daardoor aangemoedigd werd om zelf riet te planten? Waarlijk deze bepa ling ontmoet zulke overwegende bezwaren, dat aan eene handha ving daarvan niet te denken valt, tenzij het belang der suikerindus trie in het geheel geen gewicht in de schaal legt. Ook de schadeloosstelling van 20 % bij inhuur van de dessa verschijnt in het licht eener misplaatste edelmoedigheid. Voortge- Diverse raedeJeelingeü, 510 sproten uit de overweging, dat in zulk een geval de geheele dessa, ook de grondbezitters, die niet tot verhuur genegen zijn, grond moeten afstaan, beoogt deze bepaling die nolens volens tot afstand van grond geroepenen boven de huur eene schadeloosstelling te verzekeren. De tijdelijke onteigening van grond ten behoeve eener onderneming is de reden voor de verhooging der buur. De billijk heid zou hier niets tegen in te brengen hebben, zoo deze vorm van inhuur, van de dessa nl., een meerder voordeel opleverde dan de individueele inhuur. Met de gelegenheid open te stellen tot inhuur van gronden van de dessa wordt evenwel aan geone behoefte der suikerondernemingen te gemoet gekomen. Zij huren hare gronden in van de deelgerech tigden in den dessagrond individueel en zijn daarmede tevreden. Verkrijgt de bepaling omtrent de schadeloosstelling eene plaats in de ordonnantie, zoo zal spoedig iedere dessa ha ir belang zien in dezen nieuwen vorm van verhuur met uitsluiting van individueele verhuur, terwijl, wordt verhuur dessasgewijze niet bij de wet gesanctionneerd, de ondernemingen hare gronden in dezelfde mate zullen kunnen bekomen m3t individueele inhuur. De schade loosstelling zou daarom ontaarden in een noodeloozen last der in dustrie en niet haar tegenwicht vinden in eene werkelijke tegemoet koming dier industrie. Aangenomen mag worden, dat het de weusch der regcering is, dat tegelijkertijd de europeesche ondernemers hun bedrijf rustig en op zekeren grondslag kunnen voortzetten en de waarborgen bestaan, dat de inlandsche grondbezitter zonder eenigen dwang van boven of buiten over de verhuur zijner gronden beslisse. Op het eerstgenoemde belang mag bij de beschouwing dezer aangelegenheid almede het licht vallen. Het dreigt geheel te worden opgeofferd aan de eenzijdige overweging van het belang der weder partij . De bestuurstusschenkomst bij de bepaling vanden huurprijs, bij de bepaling van het equivalent der persoonlijke diensten des ver huurders, bij de voorwaarden van het huurcontract en de beslissing op de registratie zou minder gevaar opleveren, zoo de zekerheid bestond, dat de inlandsche verhuurder de strekking en bedoeling daarvan juist begreep. Het ongeluk wil, dat de inlander door zijn wantrouwenden aard geneigd is daaraan eene andere en voor de belangen der suikerindustrie ongunstige beteekenis te hechten. Het Diverse mededeelingen. 511 zal eenr hoogst moeilijke taak zijn hem aan het verstand te brengen, dat deze bestuursinmenging geene aan de belangen der suikerindus trie vijandige bedoeling heeft. Door de voorstellen, in de ontwerp ordonnantie neergelegd, te sanctionneeren neemt de regeering de' verantwoordelijkheid op zich oin te waken tegen schadelijke misvat tingen bij den inlander. Zal de regeering deze verantwoordelijkheid kunnen aanvaarden? Twijfel daaraan is gewettigd, waar zoovele voorbeelden en nog van recenten datum bestaan, dat de juiste bedoelingen der regeering door de overbrenging onzuiver bij den inlander aankomen. En vóórdat bij dezen de overtuiging heeft post gevat, dat de regeering met de nieuwe bepalingen op de verhuur van gronden geen kwaad wil aan de suikerfabrieken, zal hij huiverig zijn om gronden te verhuren uit vrees of zelfs onzekerheid, dat dit door het bestuur minder gaarne gezien wordt. De veelvuldige bestuurs inmenging bij de verhuur van gronden zal in plaats van de vrijheid van handelen bij den inlander te ontwikkelen juist die vrijheid aan banden leggen, omdat de inlander zich daardoor de vraag zal stellen of verhuur van gronden aan fabrieken der regeering welgevallig is. en de beantwoording dezer vraag van overwegenden invloed zal zijn op zijne beslissing. Bij inhuur van gronden jaar voor jaar levert deze eigenaar digheid van den inlander een ernstig gevaar op voor de suikerin dustrie. Om de misvattingen van inlandsche grondbezitters te overwinnen zal de bestuurstusschenkomst telkens en telkens wor den ingeroepen en juist dat bereikt worden wat de regeering wil tegengaan, al. dat ambtenaren zich bemoeien met de inhuur van gronden. Wordt daarentegen de verhuur van gronden onderworpen aan eene verplichte registratie en vrij gelaten van verdere bestuursin menging, zoo zal bij den inlandschen grondbezitter (het besef worden aangekweekt, dat hij alleen zich zelven te raadplegen heeft bij de vraag, of hij de aangeboden huursom en voorwaarden wil aanvaarden. En in de aankweeking van die vrijheid ligt een waarborg, dat de inlandsche grondbezitter zijn belang bij verhuur zelfstandig zal beoordeelen en dien tengevolge ook een waarborg voor passende huurprijzen. Indien voldaan wordt aan den eisch, dat de registratie zekerheid geeft omtrent den onbelemmerden vrijen wil van den verhuurder en invloed van hooger geplaatsten weert, schijnt de Diverse mededeelingen, 512 regeeringstaak bij de verhuur vervuld. De inmenging van het be stuur tot vaststelling van een minimumhuur enz. is niet alleen een gevaar vo ir eene rustige ontwikkeling der agrarische verhoudingen, maar zou bovendien haar doel kunnen missen door een bron te worden van misbruiken. Als eene tegemoetkoming aan de belangen der suikerindustrie is in de ontwerpordonnantie de mogelijkheid geopend van inhuur van gron 1 voor langen duur. Het is te vreezen, dat de werkelijkheid niet aan de bedoeling zal beantwoorden. Een inlander heeft geene overwegende redenen om grond voor 25,10 of zelfs 5 jaren af te staan. Bij verhuur gehoorzaamt hij aan de inspraak der dadelijke behoefte. Voorzieningen te treffen voor volgende jaren komt met zijn zorgeloozen aard weinig overeen. Zonder een bijzonder lokaas in den vorm van een boekti of storting in eens zal hij daarom niet zijn over te halen tot een langdurigen afstand van grond. Daar nu deze nieuwe last menigen ondernemer te bezwarend zal zijn, zal de inhuur op langen termijn niet algemeen in de praktijk door dringen, te meer niet, daar voor de suikerfabriek zelve de inhuur op langen termijn aan bedenking onderhevig is. Een verplichting tot betaling van grondhuur voor vele jaren vooruit te aanvaarden heeft voor menige onderneming, welke van hare toekomst weinig zeker is, niets aanlokkelijks. Afgescheiden daarvan is de onveranderlijkheid van areaal niet uitsluitend een voordeel voor de suikerindustrie. Gebonden aan vaste stukken grond voor de beplanting met riet, kan men zich daarvan bij verandering van omstandigheden niet meer losmaken. Wat a priori om de zekerheid van bouwgrondeen voordeel schijnt, kan verkeeren in een drukkenden last. Men stelle zich voor, dat een ander de gronden huurt boven het voor lange jaren ingehuurde stuk, waar dit zijn water aan ontleenen moet en men zich voor het water afhankelijk van dien ander moet zien zonder van areaal te kunnen veranderen. Men stelle zich voor, dat door wijziging v.m regeeringswege in het irrigatiestelsel een stuk grond, dat voor heen ruim van water was voorzien, daarna zich karig daarmede bedeeld ziet. Men stelle zich voor, dat een voor de rietcultuur geschikt stuk grond daarvoor ongeschikt wordt door aanspoeling van zand en grind ten gevolge van bandjir. Niettegenstaande door verschillende oorzaken een stuk grond zijne waarde voor de teelt van suikerriet zou verliezen, zoude men door een langdurig Diverse meiledeelingen 513 huurcontract daaraan onherroepelijk gebonden zijn, zeer ten nadeele der onderneming, welke men heeft te beheeren. Voor de financieel zwakken schuilt in deze bepaling eene be dreiging van de zijde der financieel sterkeren. Gelukt het eene dusdanige fabriek de voor eene naburige fabriek gunstig gelegene gronden door macht van geld voor zich in te huren op een langen termijn dan is de zwakkere fabriek ten ondergang gedoemd. De verbodsbepaling van huurcontracten aan anderen over te doen, maakt buitendien de bedoelde tegemoetkoming voor een goed deel waardeloos. Wordt dit verbod gehandhaafd, zoo zal iederu on dernemer daarin een gewichtig bezwaar zien tegen inhuur voor langen duur, omdat zij zijne onderneming onverkoopbaar maakt. Het verheffen dor persoonlijke huurreeuten tot zakelijke rechten, die voor verband en overdracht vatbaar zijn, zou beter doel treffen en een suikeronderneming in zoover te stade komen, dat het baar beter voor verhypothekeering in aanmerking deed komen. Is de inhuur van gronden op langen termijn eene gift van zeer twijfelachtige waarde, de jaarlijksche inhuur, die thans algemeen is en ook in de toekomst de meest gebruikelijke zal moeten blijven, dreigt onder te gaan in de omslachtige bepalingen op het dubbele onderzoeken de registratie, zooals die in de ontwerpordonnantie zijn opgenomen. Van defabrieken, welke zich over deze conceptordonnantie hebben uitgelaten, zijn er velen, die de inhuur van gronden onder de werking van die bepalingen bepaald onmogelijk achten, terwijl alle ove rige eenstemmig zijn over de hinderpalen, welke zij in den weg leggen. Op de sluiting van het huurcontract moet volgen eerst een prealabel onderzoek naar de ontvankelijkheid van bet contract en daarna een onderzoek voor de registratie, waarbij het welmeenen der hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur beslist over de opname of weglating van voorwaarden, de registratie of de weige ring daarvan. Inderdaad ligt de quintessens van de wettelijke regeling der verhuur van gronden door inlanders aan niet-inlanders hier in het ontbreken van iedere wettelijke regeling, aan het in de plaats stellen van het arbitrium der bestuurshoofden voor wettelijke waar borgen en zekerheid. In naam een contract tusschen den ondernemer en den inlandschen grondbezitter, wordtde grondhuur inderdaad het product van eene onderhandeling met de bestuurshoofden. Zoovele residenten, misschien zoovele assistent-residenten er op Java zijn, zoovele afzonderlijke bedingen zullen in de huurcontracten verplich tend kunnen worden gesteld. Wat geoorloofd is in het eene Diverse mefleileelingett. 514 gewest wordt in het andere ongeoorloofd, naar het verschillend persoonlijk inzicht der hoofden van gewestelijk bestuur. Niet alleen dat in zulk eene wetgeving te vergeefs gezocht wordt naar eenig spoor van wettelijke regeling der materie, zij is een steeds boven het hoofd der suikerindustrie zwevend Damokleszwaard. Met zulk eene wetgeving verdwijnt voor haar alle rechtszekerheid, alle waar borg voor eene rustige uitoefening van haar bedrijf! Het is maar al te zeer bekend, dat de grondverhurende in lander handelt om geen ander motief dan het dadelijk genot eener som gelds. Hij zal bij voorkeur trachten zicli die te verzekeren door verhuur aan een suikerfabriek. Een tijdroovende registratie is vol doende om hem daarvan af te brengen. Het is voldoende, dat een bestuurshoofd de registratie niet het huurcontract op den voet doe volgen om den inlander van de fabrieken te weren. In de ont werpordonnantie toch is betaling van grondhuur vóór de registratie verboden. En zijn systeem van geld bij de visch zal en kan de in lander ter wille van eene ordonnantie niet verlaten. Wat er dan gebeuren zal, is gemakkelijk te voorzien. De in lander, die geld hebben moet om zijne belasting te voldoen of wel om ploegvee of een nieuw huis te koopen, of ook om een feest te geven of dringende schulden af te doen, en zich door wettelijke be palingen den pas afgesneden ziet tot de fabrieken, zal zijne toevlucht nemen tot het inlandsche kredietwezen. Door den nood gedwongen roept hij de hulp in van zijn hoofd of een hadjie, die bereid be vonden wordt om zijn grond te huren tegen een lagen huur prijs of wel eene grootere som voor te schieten onder pandgeving van zijn grond. In dit laatste geval kan hij meestentijds voorgoed van zijn grond scheiden, want de bepalingen van het pandcontract brengen mede, dat de crediteur het volkomen genoten de vrije be schikking over den verpanden grond heeft zoolang de debiteur zijne schuld niet heeft afbetaald, terwijl die albetaling binnen een bepaal den tijd (drie tot vijf jaren) moet volgen en geschieden moet in een enkele; termijn, voorwaarden, waarvan de nakoming in den regel niet binnen het bereik van den debiteur liggen. Vooral in streken met particulier grondbezit heeft deze verpanding van gron den kunnen voortwoekeren tjn nadeele van den kleinen grond bezitter en is de oorzaak geweest, dat op vele plaatsen groot grond bezit ontstaan is. De gelegenheid om gronden aan suikerfabrieken te verhuren heeft een heilzaam tegenwicht uitgeoefend. Wordt deze gelegenheid belemmerd of geheel ontnomen, dan wordt de inlander Diverse medeileclingen, 515 wederom in de handen van woekeraars gevoerd en te gereeder, om dat deze laateten spoedig zullen inzien, dat zij door wederverhuur van die verpande gronden aan de.suikerfabrieken belangrijke winsten kunnen maken. Er zal eene klasse van tusschenpersonen verrijzen, die zich meester maken van gronden van den kleinen man en deze aan de fabrieken verhuren, wanneer de tijd daarvoor aangebroken is. Dat deze voorstelling geen hersenschim is, is reeds in de praktijk gebleken op eene fabriek, w T aar de verhuur van gronden door de goede zorgen van een controleur aan de bevolking werd ontraden met de bedoeling om haar eene hoogere huur te doen verkrijgen van de fabriek. Het gevolg was, dat de bevolking in haar nood een toe vlucht zocht bij hadjies, diefde gelegenheid benutten om zelf met het voordeel te gaan strijken. Welk een heilzamen invloed de aanwezigheid eener fabriek op de agrarische toestanden der inlanders kan uitoefenen, bleek duide lijk op eene andere fabriek, die door voorschotten de inlanders, welke gronden hadden verpand, in staat stelde hunne schulden af te lossen Nauwelijks was daarmede een begin gemaakt, of van verschillende zijden kwamen grondbezitters, die zich in de noodzakelijkheid had den gezien hunne gronden te verpanden, uit eigen beweging de hulp der fabriek inroepen om hen van hunne crediteuren te bevrijden en de ingeloste gronden in huur te nemen. De treurige gevolgen van het inlandsche grondkredietwezen zijn ook de bron voor vele vermeende misbruiken. Bij onderzoekingen van bestuurswege naar verhuur van gronden aan suikerfabrieken in de residentie Bezoeki gehouden, is in een paar gevallen gebleken, dat dessahoofden gronden aan fabrieken op eigen naam hadden verhuurd, welke zij in pand hielden van anderen. Volgens het inlandsche ge woonterecht achtten zij zich daartoe öevoegd, maar volgens de be stuursopvatting hadden zij zich schuldig gemaakt aan verhuur van grond van anderen buiten dier voorkennis en goedvinden. Een voor beeld, dat de zoo breed uitgemeten misbruiken veelal berusten op eene appreciatie van feiten, die voor tweeërlei uitlegging vatbaar zijn, ontstaan buiten eenig toedoen van de suikerindustrie zelve. Het kwaad, dat deze aangewreven is, moet worden toegeschreven aan in de dessa heerschende en door het veeljarig gebruik geijkte toestan den. De krachtigste bescherming daartegen kan de regeering den inlander verleenen door de gelegenheid tot verhuur aan deenropee sche ondernemingen zoo ruim en gemakklijk mogelijk te maken. Wel verre, dat hij genoegen zou hebben te nemen met een wil- Diverse modedeelingoü. 516 lekeurigen en lagen huurprijs, vinden zijne belangen daar eene be vrediging, die rekening houdt met alle omstandigheden en, zet men het denkbeeld uit het hoofd, dat de inlander ten koste van de sui kerindustrie moet bevoordeeld worden, den toets der billijkheid vol komen kan doorstaan. Niet enkel in haar eigen belang, in het welbegrepen belang der zaak zelve, welke de regcering voorstaat, pleit de suikerindustrie daarom voor eene registratie, welke aan hare behoeften beantwoordt. Wenscht de regeering vast te houden aan den eisch, dat geene huurpenningen worden uitbetaald voordat het huurcontract is ge registreerd, dan zal deze registratie het huurcontract zonder verwijl moeten volgen. De aannemelijkste vorm zou dan wellicht zijn. dat op de daarvoor gunstigst gelegen plaatsen periodiek commissiën zit ting hielden, ten overstaan van welke de verhuurder en huurder de huurcontracten kunnen sluiten met gelijktijdige registratie en uitbetaling der huurpenningen. Acht de regeering de vooruitbetaling van huurpenningen niet strijdig met de eischen der voorgenomen wettelijke regeling, zoo staat aan eene min of meer tijdroovende registratie geen bezwaar in den weg, behalve dat van herhaalde op roepingen van de verhuurders, dat door doelmatige voorschriften in de praktijk kan worden vermeden. Het is echter de vaste overtuiging der suikerindustrie, dat iedere bemoeilijking der registratie, welke den inlander belet om bevrediging zijner geldelijke behoefte te zoeken bij de europeescho industrie hem nog meer dan thans reeds het geval is in de armen zal voeren van woekeraars en uitzuigers en het voortbestaan der industrie ernstig zal ledreigen. Het is een maatschappelijk belang, dat zoowel de klasse der inlandsche landbouwers als de suikerindustrie onder gunstige Levens voorwaarden blijven bestaan. Reider belang wordt bevorderd door de verhuur van gronden aan geene andere dari de hoogst noodige belemmeringen te onderwerpen. Wordt eenerzijds de voortzetting van het bedrijf der suikerfabrikanten verzekerd, wanneer deze zich van de noodige gronden kunnen voorzien, anderzijds zullen de middelen, welke door de verhuur ter beschikking komen van de gron Ibezitters den landbouwstand op Java steunen en behoeden tegen ondergang in den strijd om het bestaan. Het beperken der bestuurstusschenkomst in zake grondhuur door inlanders aan niet- inlanders tot de registratie, verplicht en kosteloos, Diverse medeJoellDgen 517 doet aan de suikerfabrikanten, en inlandscho grondbezitters tegelijk meer recht wedervaren dan de conceptordonnantie, die wantrouwen ademt in de eersten, als maakten zij een corps behendige knevelaars der bevolking uit, en de inlandsche grondbezitters bescbouwt in het licht van onmondigen, die hunne belangen evenmin weten te begrijpen als te verdedigen. De vrije suikerindustrie heeft de vrees beschaamd, welke bij hare geboorte bestond, dat zij er niet in slagen zou gronden voor haar bedrijf te bekomen. Zij is krachtig genoeg om, mag zij van natuurlijke rampen verschoond blijven, ook de vrees te beschamen, welke nu gekoesterd wordt, dat zij die gronden niet kan bekomen zonder hulp van hoofden. Vreesachtigheid is eene slechte leidsvrouw bij de wetgeving. Zij doet over het hoofd zien, dat tegen inbreuk op den vrijen wil van den inlander een niet te miskennen waarborg ligt in diens recht van klagen, waarvan, vooral in welgestelde streken (zooals gemeen lijk in de nabijheid van suikerfabrieken worden aangetroffen) een onbekrompen gebruik wordt gemaakt. Zij doet over het hoofd zien, dat in de ontwikkeling bij den inlander der vrijmoedigheid tot klagen de regeering een krachtig middel heeft om niet alleen repressief tegen elke willekeurige handeling op te treden, maar ook om willekeur voor te komen Zij doet over het hoofd zien, dat beter dan in wetsbepalingen, inderdaad in de vrees voor eene aanklacht naast eene altijd waakzame houding der besturende ambtenaren, de voornaamste steun moet worden gezocht om corruptie bij het inlandsch bestuur te weren. Het is eene waarheid, die vooral op Java niet mag worden miskend, dat minder in wettelijke bepalingen dan in de persoon lijkheid der besturende ambtenaren de zekerheid ligt, dat de betrekkingen tusschen enropeesche ondernemers en inlanders vrij zullen blijven van schadelijke en willekeurige inmenging, die zich zoowel tegen het belang des inlanders' als tegen dat des ondernemers kan keeren. Ja, de persoonlijkheid der besturende ambtenaren is van zoo overwegend belang, dat beweent mag worden dat van misbruiken in liet geheel niet de rede zou zijn geweest, indien toevalligerwijze in twee gewesten van Java, Besoeki en Pasoeroean, andere resi denten waren geweest. Terwijl in de eerstgenoemde residentie een geest van animositeit den blik verduisterde, gold in de andere de kritiek eene gewoonte om de dessahonfden bij de bewerking van in gehuurde gronden een toezicht op te dragen, waaraan de fabrieken Diverse mciledeelingen, 518 zich menigwerf op wensch der dessalieden zelven niet konden onttrekken. Getolereerd onder vorige bestuurshoofden, werd dit ge bruik gewraakt als een „misbruik" en „vermomde dwangcultuur" door den tegenwoordigen resident, die daaraan krachtens zijn gezag gemakkiijk en in overeenstemming met de industriëelen zelven een einde had kunnen maken, doch de voorkeur gegeven heeft aan eene andere wijze van behandelen en daarin stof gevonden heeft tot veroordeelende rapporten Hebben de opvattingen dezer beide hoofden van gewestelijk bestuur den wensch naar wettelijke tusschenkomst doen levendig worden, zij wijzen tevens op het noodelooze van dit geneesmiddel, voor zoover het verder strekt dan de verplichte registratie van contracten van grondhuur en grond bewerking. De macht van een hoofd van gewestelijk bestuur is ruim genoeg om misbruiken in zijn gewest, waarin dessa-of districtshoofden eene rol mochten spelen uit te roeien. De verplichte registratie is. enkel noodig om te voorkomen, dat grondhuurcontracten aan hunne kennisname worden onttrokken. De meerdere macht, welke de wet hun zou kunnen verleenen, zou die zijn om de vrijheid van zoodanige con tracten te heperken, eene. beperking, welke niet kan gericht zijn op wering van misbruiken, welke slechts kan beoogen de ontwik keling dor agrarische toestanden in eene bepaalde richting te dwingen. De groote vraag, waarvoor de regeering zich door de concept ordonnantie Mullrmeister gesteld ziet, is daarom deze: zal de toe komst der ontwikkeling van de agrarische toestanden op Java af hangen van de vrijheid of van de bestuurstusschenkomst? Wat de laatste in den schoot zal voeren is met vrij groote ma te van zekerheid te voorzien, Waar dusver het ambtelijk element zich geroepen heeft geacht om in te grijpen in de bestaande verhou dingen tusschen de ondernem,ers en de inlandsche grondbezitters, heeft die tusschenkomst altijd het karakter van vijandelijkheid tegen dè eersten aangenomen. Ongetwijfeld heelt geene andere bedoeling voorgezeten dan de belangen der laatsten te bevorderen. Maar de overtuiging is nog niet algemeen bij het corps ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur doorgedrongen, dat waar de belangen van de inlandsche grondbezitters, zoo nauw verbonden zijn aan die der fabrikanten, gemeen overleg en bezadigde overweging van alle betrokken belangen de voorkeur verdienen boven eene eenzijdige doordrijving van subjectieve opvattingen. Hot ontwerp Mullemeirtkr beoogt wettelijk de macht te sanctionneeren, die sommige ambtenaren Diverse mecledeelingen. 519 zich "nu reeds in de praktijk toekennon, nl om de bevolking ver meerdering van grondhuur en voordeelige voorwaarden van ver huur te dicteeren. Zoo men mag afg an op de gevolgen, welke dit systeem reeds gehad heeft, is het veroordeeld Het zaait tweedracht, ontstemming en onwil; het>erbreekt den band tusschen de fabriek en de bevolking en brengt daardoor d-; toekomst der suikerindustrie ernstig in gevaar. De ambtelijke inzichten omtrent prijzen en voorwaarden van grondhuur kunnen geen hechten grondslag opleveren voor de toekomst eener industrie als de suikerindustrie op Java. Wordt de conceptordonnantie w r et, dan is deze aan de meest mogelijke onzekerheid omtrent hare bestaansvoorwaarden in de toekomst prijs gegeven, verschillend als de inzichten en opvattingen zijn van de vele bestuurshoofden, welke haar lot dan in hunne handen hebben. Kan het in gemoede de rol van den staat geacht worden om voor te schrijven, tegen welke, prijzen en tegen welke voorwaarden de suikerfabrikanten gronden van de inlanders mogen huren.' Is de taak van den staat niet vervuld, indien hij misbruiken weert en de volledige vrijheid van handelen der betrokken partijen waar borgt? In deze vrijheid ligt de voorwaarde voor eene gezonde ont wikkeling der agrarische toestanden. Wanneer men den blik van de „misbruiken" wil afwenden, wanneer men zich van den sugge reerenden invloed van dat woo d kan losmaken, zal de erkenning licht vallen, dat het ontwerp Mui.lemrister de gewichtigste stoffelijke belangen op Java, zoowel van inlander als van Europeaan, aan een gezichtsbedrog dreigt op te offeren, De vrijheid, de onmisbare voorwaarde voor de ontwikkeling van economische toestanden, zal en moet zich vroeg of laat baanbreken door de wetgeving. Zal men daarmede wachten totdat er misschien onherstelbare verliezen ge leden en offers gevallen zijn? Dan miskent men de economische beteekenis eener suikeriabriek in een streek Op Java. Of acht men het gevaar, dat eene fabriek ten ondergang is opgeschreven door verandering in hare tegenwoordige voorwaarden van bestaan, denk beeldig? Dan misrekent men zich in de productieve kracht der meeste fabrieken en de lasten, welke deze re ds te dragen hebben. Er ligt geene overdrijving in de vergelijking van eene suiker fabriek met een Pactolus, den goudvoerenden stroom der oud heid. Zonder ophouden, gaat van het begin tot het einde van het jaar uit de fabriek cene stroom van geld onder de bevolking voor grondhuur, groudbewerking en i.ilandsche meststoffen, voor koelie- Diverse nie-lcleelingen 520 en transportdiensten, voor bouwmaterialen en brandstoffen, voor loo nen van ambachtslieden, enz., terwijl de nederzetting van Euro peanen en het drukkere verkeer van inlanders den kleinen pas sarhandel ten goede komen. Van welke beteekenis eene suikerfa briek als bron van geld verdienste voor inlanders alleen is, kan blijken uit de opgaven, welke 74 fabrieken dienaangaande gedaan hebben, waarvan het gemiddelde is f "222704 per fabriek. Over de 174 sui kerfabrieken, welke Java buiten de Vorstenlanden telt, maakt dit een totaal uit van ± f 38,000000, dat enkel onder de inlanders verspreid wordt. Alle betalingen geschieden contant of in voorschot. In de suikerfabrieken vinden de spoorwegen op Java een voorname reden van bestaan: behalve het vervoer van producten komen de op-en afvoer van machineriën en benoodigheden, het drukkere per sonenverkeer tengevolge der industrieele ondernemingen aan de spoorwegen ten goede. Eerst als de suikerfabrieken van Java ver dwenen, zou hare overwegende economische beteekenis duidelijk gevoeld worden in aanzienlijke vermindering van den handelsomzet en den ondergang van een aantal bedrijven en vooral in eene bedenke lijke vermindering van de staatsinkomsten, directe zoowel als indirecte. Men achte de vrees, dat door eene wetgeving, die het voor schrijven van bezwarender levensvoorwaarden der suikerfabrieken van bestuurswege sanctionneert, een grooter of kleiner getal dezer van het tooneel zullen verdwijnen, niet hersenschimmig. Er zijn verscheidene fabrieken, waar het product aan grondstof alleen reeds kost f 4,— per pikol of 47% van den daarvoor te maken prijs, indien men dezen op f B'/j per pikol dooreen stellen wil en waar de overige fabricatiekosten voor winst, ja vaak voor rente en com missie «zeene plaats laten. Nergens is beter dan bij de regeering (vooral na de aangiften voor de belasting ter vervanging van het uitvoerrecht) bekend, welk groot aantal suikerfabrieken zonder winst werken. De hoop op winsten in de toekomst doet deze voortbestaan. Moet die hoop worden opgegeven doordat de be staansvoorwaarden bemoeilijkt en verzwaard worden, dan is de sluiting van de eene fabriek voor, de andere na eene onvermijde lijkheid geworden. De sterkere zullen in deze crisis blijven voort bestaan, de uitgeputte vallen, in haar val het onherstelbaar verlies van belangrijke kapitalen niet alleen, maar ook van de welvaart van een uitgebreiden kring van inlandsche belanghebbenden na zich sleep&nde. De verdwenen fabriek zal om zich heen eene laten, welke niet spoedig zal worden gevuld. Direrse mededeelingen 1 521 Een punt, waarvoor met eerbiedigen nadruk de bijzondere aandacht gevraagd wordt, is de kapitaalswaarde eener suikerfabriek. Deze is zoo belangrijk, dat zij recht geeft op de vraag, of de regee ring niet heeft te eerbiedigen het systeem der vrijheid van de industrie, waaronder die kapitalen gewaagd zijn, en door haar ingrijpen in de toekomstige bestaansvoorwaarden der industrie niet eene zedelijke aansprakelijkheid aanvaardt om die kapitalen tegen ondergang te vrijwaren. Niemand, die het recht van den staat betwist om wet telijke waarborgen te stellen tegen vermeende of werkelijke mis bruiken. Doch, gaat de regeoring verder en wenscht zij voor te schrijven, welke de prijzen en voorwaarden voor grondhuur zullen zijn en brengt zij het voortbestaan eener onderneming, die met hare toestemming onder het regime van vrijheid zich ten koste van aanzienlijke kapitalen heeft ingericht, in gevaar; verandert de re geering eigenmachtig de basis van rentabiliteit eener industrieel e onderneming, dan rijst de vraag, of de staat jegens de kapitalen, welke onder zijne bescherming zich eerst aan eene industrie gewijd hebben en later door zijn toedoen verloren gaan, geen plicht, van schadeloosstelling aanvaardt. Heeft in zulk een geval niet eene onteigening plaats gehad ten behoeve van een deel der staatsburgers ten nadeele van een ander deel? Wie zal de kosten dier onteigening hebben te dragen zoo de staat zich daar niet mede belast ? Ter wille van het hooge, onpartijdige standpunt, dat de regee ring steeds dient in te nemen, recht, billijkheid en gelijkheid jegens allen betrachtende, mag daarom verwacht worden, «lat zij geene maatregelen, die diep in de bestaande voorwaarden der suikerindus trie zullen ingrijpen zal nemen, zonder de daarvan mogelijke en waarschijnlijke schadelijke gevolgen voor deze op bevredigende wijze te neutraliseeren. Ofschoon de suikerindustrie onbezorgd eene toekomst tegemoet ziet, waarbij met uitsluiting van alle bestuursbemoeienis, die ver der reikt dan de verplichte registratie, de onbelemmerde vrijheid om te contracteeren tusschen ondernemers en inlanders wordt ge waarborgd, is het de wensch van velen, dat de regeering kunne besluiten om hetzij vaste rayons voor elke fabriek vast te stellen hetzij, overeenkomstig den voorslag van den Heer H. H. Borel, aan de bevolking te vergunnen om voor bepaalden tijd de land rente te voldoen in grond en dezen in huur af te staan aan de fabrieken. Direrse mededeeliDgen, 522 liet afbakenen van het terrein van grondhuur in vaste rayons voor iedere fabriek heeft ontegenzeggelijk vele voordeelen. Wel is waar wordt de grond daardoor onttrokken aan de concurrentie, welke nu in sommige gevallen de grondhuur op drijft. Of dit tijdelijk voordeel duurzaam in het belang der be volking is, mag betwijfeld worden. Bezwijkend voor het lokaas van eene hooge huursom wordt menig landbouwer overgehaald, zijn grond jaren vooruit in huur af te staan en daaruit een toestand geboren, die in alle opzichten de tegenstelling is van eene wenschelijke orde van zaken. Als eene ontwijfelbare waarheid mag op grond van de daarvan op Java opgedane ervaring worden aangenomen, dat een regelmatige en ordelijke toestand alleen kan worden verkregen met buitensluiting van concurrentie, die geene blijvende voordeelen, alleen naweeën achterlaat. Bij de vaststelling van rayons zou het bestuur als scheidsman kunnen optreden tus schen de betrokken fabrieken na deze in hare belangen gehoord te hebben, terwijl het initiatief zou kunnen worden overgelaten aan deze zelven, zoodat alleen op daartoe strekkende aanvrage tot eene verdeeling van arbeidsveld werd overgegaan, telkens voor een be perkt aantal jaren. Het denkbeeld om de prestatie van landrentp in grond te doen geschieden en dezen grond te verhuren aan suikerfabrieken past in het kader der rechten van den staat op den grond in deze gewes ten. Eigenaar, die het genot van den grond tegen prestatie in geld of natura heeft afgestaan aan den bebouwer, schendt de staat geene rechten, wanneer hij de beschikking over den grond terug neemt tegen intrekking dier prestatie. Om verkregen aanspraken van den landbouwer te eerbiedigen, zou evenwel de onttrekking van den grond alleen met toestemming van den landbouwer kunnen geschieden, zoodat dit stelsel hoogstwaarschijnlijk de grondhuur nooit geheel zal kunnen vervangen, doch daarnaast zou kunnen bestaan. Bleek dit stelsel vatbaar voor eene algemeenc toepassing, zeer zeker zou het aan de suikerindustrie eene mate van stabi liteit verzekeren, welke geen ander systeem zou kunnen aan bieden. Onderzoekingen naar de lust der bevolking om daartoe mede te werken, welke op verzoek van den regeeringscommis saris den Heer J. Mullemeister, in de residentie Japara ge houden zijn, hebben evenwel aan het licht gebracht, dat daarop niet kan worden gerekend. En in het welbegrepen belang der toekomst van de suikerindustrie is alleen zulk een stelsel DiTerse mededeelingen 523 van grondafstand, dat gemakklijk in de zeden en gebruiken der be volking doordringt en ook aan de behoeften van deze beantwoordt. Het is te voorzien, dat als zoodanig het stelsel van verhuur voor één jaar niet spoedig door een ander zal worden vervangen. Dit heeft niet alleen het vertrouwen der bevolking, maar ook hare sym pathie als eene instelling, welke aan hare behoeften te gemoet komt. Volledigheidshalve vinden hier nog enkele bepalingen der ont werpordonnantie zoomede wenschelijke aanvullingen eene bespreking. Wil de voorgenomen ordonnantie eene volledige regeling dei agrarische toestanden in het leven roepen, dan zal het recht op ir rigatiewater en op waterloozing niet onaangeroerd mogen blijven. De grond heeft alleen waarde met het irrigatiewater. Dat de huur der van rechtswege met den grond het genot van het water en tevens recht van waterloozing op naburige erven bekomt, verdient eene uitdrukkelijke wettelijke sanctie. Tevens komt in aanmerking eene bepaling, welke het recht bekrachtigt om het van den gehuur den grond te oogsten gewas over naburige erven te vervoeren tegen vergoeding van schade en van het gebruik van den grond van derden. Dan is onvermijdelijk om de macht aan te wijzen, welke moge lijk voorkomende geschillen over deze rechten in eene summiere procedure kan beslissen. Dezelfde macht behoort ontruiming van grond, hetzij door den huurder, hetzij door den verhuurder te kunnen gelasten en ten uitvoer leggen op het enkel vertoon van het ge registreerde contract, wanneer de overeengekomen termijnen daar voor zijn aangebroken en de levering onverhoopt wordt nagelaten. Eene tijdroovende procedure komt met de eischen der cultures, zoowel van de europeesche industriën als van den inlander, niet overeen. Vandaar de noodzakelijkheid eener vlugge en summiere procedure, waartegen ook geene bedenking kan bestaan, indien niets anders gevorderd wordt dan de nakoming van een geregis treerd contract. Het huurcontract zal de medeonderteekening van het dessa hoofd of eenen anderen bevoegden getuige dienen te mogen bevatten, wil men de inhuur van gronden voor de suikerindustrie vrijwaren tegen het gevaar van bedrog van de zijde van inlandsche contrac tanten. Op vele fabrieken is thans reeds voor 2 en op enkele voor 3 jaren grondhuur vooruit betaald. De in de conceptordonnantie voor komende overgangsbepaling houdt met deze omstandigheden reke ning, doch gaat niet ver genoeg. De inlander, die 2 of 3 jaren voor- Direrse mededeelingen. 524 uit zijn grond reeds heeft verhuurd, zal 2 of 3 jaren achtereen volgens zijn grond niet meer kunnen verhuren en derhalve do hulpmiddelen missen, welke de verhuur van grond hem verschafte, of ia handen vallen van woekeraars. De overgang tot den toe stand, waarin hij wederom niet langer dan één jaar vooruit verhuurt zal geleidelijk moeten geschieden door den tijd, welken hij vooruit mag verhuren geleidelijk in te krimpen. De overgangsbepaling zou eerst volledig doel treffen, indien zij toestond om in 3 ot 4 jaren te geraken tot den gewenschten toestand door een trapsgewijze ver minderden termijn van voorinhuur te veroorloven, altijd met ver plichte registratie der vooruit gesloten huurcontracten. De registratie van werkovereenkomsten ter bebouwing van den grond zou geen praktisch bezwaar ontmoeten, zoo de contracten vrij van zegelrecht waren gesteld en de registratie alweder met niet veel tijdverlies gepaard kan gaan. Een werkcontract ter bebouwing van den grond wordt gewoon lijk aangegaan voor '/» bouw. Over 500 bouws aanplant maakt dit aan zegelrecht uit f 1500 of, zoo de contracten in duplo moeten worden opgemaakt, f 3000. een last, die voor vele fabrieken te zwaar drukt. Een ernstiger bezwaar is misschien nog het onderzoek voor de registratie. Waar zijn de ambtenaren, die in eene afdeeling, welke 5 of 0 fabrieken telt, al die contracten met bekwamen spoed kunnen onderzoeken? De registratie, tot een geruimen tijd na het sluiten van het contract te verschuiven, zou eene bron van moei lijkheden voor de suikerfabrieken in het leven roepen en de bedoeling van dit voorschrift voorbijstreven. Wordt de registratie van werkcontracten niet omgezet in gewichtige geldelijke en practische lasten, zoo heeft zij ontegenzeg gelijk een aanemelijke zijde voor de particuliere industrie, in zoover zij den inlander meer eerbied voor zijn aangegaan contract zal kunnen leeren. Wanneer hem door een bestuurshoofd wordt af gevraagd, of hij de bij het contract vermelde verplichtingen aan vaardt, zal hij daaraan welllicht meer gewicht toekennen dan nu en zich wellicht niet met zoo weinig gewetensbezwaar aan zijne verplichtingen onttrekken. En zal de registratie door een bestuurs hoofd al geen invloed ten goede op hem uitoefenen, zoo zal de anomalie, welke er bestaat tusschen de heiligheid eener overeenkomst en het vrije spel, dat de kwade trouw van een inlander daarmede drijft, in zoo sterke mate uitkomen, dat de strafbaarstelling van contractbreuk niet lang meer zal kunnen uitblijven. Want waartoe Direrse mededeelingen 525 dient de registratie van een contract, tenzij om er liet zegel van de regeering aan te hechten als een bewijs van zijn volkomen rechts geldigheid? Indien de daarin uitgedrukte wederzijdsche verplich tingen door het regeeringsgezag gesanctionneerd worden, zou het eene bespotting worden van de regeering eene der partijen zich daaraan straffeloos en willekeurig te laten onttrekken. De tusschenkömst van het dessahoofd in de aangelegenheid kan in gemoede tot geene bezorgdheid aanleiding geven. Het schrikbeeld van dwang uitgeoefend op den vrijen wil van den inlander, op geroepen door den resident van Pasoeroean. is hiev niet op zijne plaats, zoolang de inlander zich straffeloos aan zijne verplichtingen kan onttrekken, eene vrijheid waarvan hij zonder schroom gebruik maakt. In het volle besef van de machteloosheid der werkgevers komt de inlandsche werknemer op het werk uit of niet, al naar gelang hij dit zelf verkiest. Waar de Minister van Koloniën sprak van de noodzakelijkheid om een anderen weg uit te gaan. was Z. E. voorgelicht enkel door ambtelijke rapporten. In het bovenstaande heeft de suikerindustrie op Java eene poging gedaan om harerzijds een licht te ontsteken, dat moge bijdragen om de juisten weg te onderscheiden, welke de wetgever bij de regeling dezer aangelegenheid heelt te bewandelen. Als zoodanig wordt het bovenstaande eerbiedig in de welwillende beoordeeling en aandacht der regeering aangebodent. Soerabaia, Mei 1894. S. A. Arendsen Hein. P. Eschauzier. D. J. Jut. H. 's Jacob. E. J. F. Tack. DlTerse mededeelingeti. 526 Overzicht Tan eenige uitkomsten der enquête gehouden in den boezem der suikerindustrie van Januari - April 1834 *) De tusschen haakjes geplaatste getallen wijzen bet getal fabrieken aan, waai van opgaven ontvangen'zijn  Uitkomsten van den eigen landbouw des inlandschen grondbezitters per bouw van 500 Q rijnl. roeden. Dirrrse mededeelingen. 527 STATISTIEK. OOGST- EN MARKTBERICHTEN. 11 Mei Over het algemeen is men in Europa (Hongarije uitge zonderd) tevreden over het opkomen der bietenzaden. Na eeno droge periode, gedurende welke eene zeer goede grondbewerking kon plaats hebben zijn regens en warme dagen ingevallen, waardoor de ontkie ming der bietenzaden zeer in de hand werd gewerkt. Hier en daar zijn in Duitschland door stormen op 5 Mei vrij groote, met bieten bezaaide terreinen vernield, zoodat daar op nieuw zal moeten gezaaid worden en hebben enkele velden in hevige mate van insecten te lijden gehad, maar over het algemeen is de stand zeer bevredigend. De beplante oppervlakte is grooter dan het vorige jaar, hoeveel is nog niet nauwkeurig uitgemaakt. In Louisiana vielen eind April eenige zeer welkome regenbuien; de rietaanplant, die zich zeer heeft uitgebreid staat goed. Ook van Mauritius, Trinidad, Brazilië en Queensland kwamen gunstige be richten. Op de Phillippijnen daarentegen verwacht men een millioen pikol minder te maken dan het vorige jaar. Suiker 14 Juni. Sedert ons laatste bericht werden verdere hoofd suikers afgedaan tot f 8, — kleur 15, terwijl gedurende de 2 laatste dagen, in verband met eene betere stemming voor Amerika circa 50000 picols muscovados werden verhandeld tot f 7.75 In seconds hadden kleine transacties plaats tot f 7 3 / 4 No, 14 met '/« gulden verlaging voor ieder nummer daarbeneden en met de conditie dat niets beneden 10 kleur mag worden geleverd. Ook eigen keuring is bij deze suikers afgeschaft en worden de tot dusverre verkochte partijen in geval van questie gëarbitreerd. Totaal Java Suikerafschepingen van 1 Juli tot 31 Mei naar alle havens (tonnen van 1000 K. G.)