DE STAATKUNDIGE TOESTAND 10 c. Uitlevering. Van de wijziging in de regelen bij uitlevering van vreemde lingen met betrekking tot Nederlandsch-Indië in acht te nemen (I. S. 1938 n°. 662), werd reeds melding gemaakt in § 1, sub a. In 1938 werden door de Eegeering van Nederlandsch-Indië aan het Britsch- Indisch Gouvernement uitgeleverd twee personen. De ten aanzien van een derde persoon gevraagde uitlevering werd niet toegestaan, daar geen zekerheid bestond nopens de ontvankelijkheid der strafactie. Aan de Nederlandsch-Indische Eegeering werden uitgeleverd twee Inlanders, één door den Staat Perak en één door de Eegeering der Straits Settlements. Voor een dezer uitgeleverde personen was de desbetreffende aanvraag reeds in 1937 ingediend. Op een tot de Britsch-Indische Eegeering gericht verzoek tot uitlevering van een Inlander werd niet verder aangedrongen toen bleek, dat de autoriteiten de aanvankelijk ingediende bewijsstukken niet genoegzaam overtuigend achtten om uitlevering te motiveeren. Aan de autoriteiten in de Straits Settlements werd nog do uitlevering verzocht van drie Inlanders, doch deze aanvragen konden in 1938 niet worden afgehandeld. Evenmin was dat het geval met een bij de Siameesche Eegeering ingediende aanvraag tot uitlevering van twee Inlanders. d. Toelating en uitzetting. Bij K. B. 2 Aug. 1938 n°. 79 (I. S. n°. 472) is aan artikel 1 van het Toelatingsbesluit (I. S. 1916 n°. 47) een nieuw 4de lid toegevoegd, luidende: „De vergunning tot ontscheping kan worden geweigerd aan vreemdelingen, van wie niet vaststaat, dat zij naar hun land van geboorte of van herkomst kunnen terugkeeren". Deze wettelijke bepaling is in werking getreden met ingang van den dag na dien van afkondiging (I. S. n°. 473). Bij E.V. van 17 Jan. 1938 (I. S. n°. 24) werd het aantal in 1938 toe te laten vreemdelingen — onverminderd de overigens voor de toelating gestelde eischen — op 12 000 bepaald. Het aantal personen dat in 1938 in Nederlandsch-Indië werd toegelaten bedroeg 16 821, van wie 3187 Nederlanders. Van de overigen bedroegen de aan tallen, gegroepeerd volgens landaarden, genoemd in de betrokken immigratie regeling (I. S. 1938 n°. 24) : Inheemsche bewoners van Achter-Indië (Fransch Indo-China en Siam) 4; Inheemsche bewoners van Arabic. Palestina, Transjor danië, Syrië en Irak 305; Britsch-Indiërs, Ceyloncezen on Birmaneezen 594: Chineezen II 767; Japanners en Inheemsche bewoners der Japansche mandaat gebieden 309; Inheemsche bewoners van Malakka, Britsch Noord-Borneo, Broenei, Serawak, Portugeesch Timor en de Philippijnen 8; overige Inheemsche bewoners van Azië 2; Australiërs, Nieuw-Zeelanders en Inheemsche bewoners van de Australische mandaatgebieden 3; Noord-Amerikanen (Vereenigde Staten van Amerika) 140; Zuid- en Midden-Amerikanen, Mexicanen en Inheemsche bewoners der Antillen 3; Britsche onderdanen voor zoover niet hiervóór vermeld (en leren) 136; Duitschers, Oostenrijkers, Denen, Noren. Zweden en Zwitsers 246; Franschen, Italianen, Belgen, Spanjaarden, Hongaren en Portugeezen 83; overige bewoners van Europa 34. De toelating werd geweigerd aan 22 personen (4 Nederlanders, 9 andere Europeanen, 8 Chineezen en 1 andere Oostersche vreemdeling). Intrekking van de toelatingskaart en uitzetting vond plaats in 9 gevallen (in 8 gevallen ingevolge veroordeeling wegens een misdrijf, in 1 geval wegens gevaar voor de openbare rust on orde), op een uitzondering na (Arabier) allen betreffende Chineezen. Aan 1 niet in Nederlandsch-Indië geboren persoon (Chinees) werd krachtens artikel 35 Indische Staatsregeling het verblijf in Nederlandsch-Indië ontzegd. e. Vreemdelingenarbeid. De geldigheidsduur van de tot 1 Januari 1938 geldende „Crisisordonnantie Vreemdelingenarbeid" (vgl. Indisch Verslag 1938, blz. 14—20) werd verlengd tot 1 April 1938 (I. S. 1938 n°. 680). Vervolgens trad met ingang van genoemden datum in werking de „Ordonnantie Vreemde lingenarbeid" (I. S. 1937 n°. 681). Evenals de „Crisisordonnantie Vreemde- DE ECONOMISCHE TOESTAND 100 Zoo werden in 1938 door de zaadhoeven in West- en Oost-Java _ 142 000 kg padi, 25 000 kg aardnoten, 18 000 kg kedelee en 10 (K)(> kg maïs geleverd. In vele gevallen word! dit materiaal niel direct aan de landbouwers geleverd, doch eerst aan uitgezochte bibit-telers, die iu-t onder controle van de Landbouw voorlichtingsdiensten vermeerderen. Op deze wijze kan men een belangrijk grootereii kring van landbouwers van superieur zaai- en pootgoed voorzien dan zonder dezen tusschentrap mogelijk zou zijn. De totale leveranties van plant materiaal in 1938 waren dan ook belangrijk grooter dan hoogergenoemde hoeveel heden. Zij bedrongen in West-, Midden- en Oost-Java 495 000 kg padi, 108 500 kg aardnoten, 58 000 kg kedelee en 19 000 kg maïs, terwijl voorts nog 63 000 m cassave-stek aan de bevolking werd geleverd. Wanneer alle zaadhoeven in bedrijf zullen zijn en aan het stelsel van bibit-vermeerderaars verdere uitbreiding zal zijn gegeven, zullen du verstrekte hoeveelheden plantmateriaal spoedig eenige malen grooter zijn dan de zooeven genoemde. Van vele andere éénjarige en overjarige gewassen leverden de tuinen van den Cenlralen Dienst van den Landbouw en die van de Landbouw \ oorlichtings diensten in 1938 belangrijke hoeveelheden superieur plantmateriaal. De verkoop van oculaties en zaailingen van vruchtboomen steeg tot ver boven de 100 000 stuks. Van de meeste zaadhoeven op Java is de oppervlakte der cultuurgronden +' 5 ha groot. Een eenvoudige loods dient voor de bewerking van den oogst en het opslaan van de producten. Veelal is een vertrek van die loods ingericht als permanente toonkamer, waar de landbouwers bestellingen kunnen plaatsen voor plantmateriaal en verschillende landbouvvbenoodigdheden, zooals kunstmest, groenbemesterszaden, landbouw werktuigen en bestrijdingsmiddelen voor planten ziekten en -plagen, enz.; als gevolg hiervan ontwikkelen zich de zaadhoeven tevens tot locale centra van voorlichting. Een padi-variëteit, welke o)) vele zaadhoeven een belangrijke plaats zal gaan innemen, is de enkele jaren geleden uit Britsch-Indië ingevoerde Tilakkacherry, waaraan door het Landbouwkundig Instituut den naam Padi Oentoeng (oentoeng = winst) is gegeven. De met deze onbenaalde, middellaatrijpe variëteit verkregen uitkomsten zijn over het algemeen zeer gunstig, vooral op de zwaardere gronden. In den westmoesson 1937/1938 aangelegde observatie-aanplantingen in 10 regent schappen van Oost-Java gaven tot resultaat, dat Padi Oentoeng 9—112 % (gemiddeld 48 %) meer opbracht dan de plaatselijke bevolkingsvariëteiten. Ook in het regentschap Grobogan (Midden-Java) waren de voorloopige uitkomsten met de teelt-van Padi Oentoeng zeer gunstig. De belangstelling van de bevolking voor de nieuwe variëteit kwam op verschillende plaatsen van Java reeds tot uiting in bestellingen van zaaizaad. In sommige streken beslaat de uitgestrektheid van bepaalde hoogwaardige padi-varicteiten reeds een belangrijk deel van den totalen aanplant. Zoo breidde de aanplant van de ook elders op Java en in de Huitengewesten veelvuldig geplante Padi Tjina zich in het regentschap Loemadjang uit van 14 % van het totale areaal in 198 1 85 10l 68 % in 1937/38. Ook bij andere gewassen neemt de aanplant van betere variëteiten voort durend in omvang toe. In vele belangrijke aardnoten-streken op -lava bestaat de aanplant van dat gewas practisch geheel uit de slijmziekte-resistente variëteit Schwarz n°. 21. terwijl de superieure kedelee-nummers 27 eu 29 in de voor naamste kedelee-gebieden van dat eiland een steeds grootere plaats gaan innemen. Mede dank zij de invoering van die hoogproduceerende kedelee variëteiten kunnen vele streken, welke vroeger op invoer van sojaboonen uit het buitenland of uit andere streken van Java waren aangewezen, thans zelf in haar behoefte aan dit uitnemende volksvoedsel voorzien. In Goenoengkidoel (Jogjakarta), waar cassave een belangrijk voedselgewas is, breidde de aanplant van de variëteit Basiarao zich sterk- uit; elders plantte de bevolking veelvuldig Tapicuru en Sao Pedro Preto, terwijl voor de nieuwe veelbelovende variëteii I. 19 in de belangrijkste oassave-streken groote belang stelling bestond. LANDBOUW 101 De verbeterde cultuurmethode bij sawah-padi (voornamelijk bestaande in ijle uitzaai op het kweekbed, kweekbed-bemesting, rijenteelt op het plantveld en wieden met de landak) werd in de residenties Cheribon en Priangan in 1938 reeds over enkele tienduizenden ha toegepast, zij het dat in de meeste gevallen slechts één of meer onderdeden van de methode aanwending vonden. Ook elders in West-Java en voorts in Oost-Java valt een stijgende belangstelling voor deze methode te constateeren; in proefnemingen in Toeloengagoeng (Kediri) werden daarmede meeropbrengsten van 8 g/ha ongepelde rijst verkregen. In 1938 werden wederom vele landbouwkundige adviezen uitgebracht inzake den aanleg van irrigatie-werken op Java en in de Buitengewesten. De aanlog van de meeste groote 1 ) en van sommige kleinere werken wordt geheel of gedeeltelijk bekostigd uit de Moederlandsche welvaartsbijdrage, terwijl vele kleine werken in de Buitengewesten uit het Rubberfonds worden betaald. Veelal in samenwerking met de Waterstaatsdiensten waren de landbouwvoorlichtings diensten in verschillende streken (o.a. Manado, Westerafdeeling van Borneo, Atjeh en Oostkust van Sumatra) de bevolking behulpzaam bij het aanleggen van zeer eenvoudige irrigatiewerkjes. Vooral als gevolg van dezen maatregel breidde het sawah-areaal in de afdeeling Asahan (Oostkust van Sumatra) zich uit van 200 ha in 1936 tot 7100 ha in 1938. De verbetering van de verdeeling van het irrigatiewater in de eindvakken van bevloeiing en het treffen van doelmatige planttijdregelingen voor sawah-padi hadden in verschillende streken voortdurend de aandacht van de Landbouw voorlichtingsdiensten. De toenemende belangstelling van de bevolking in de Buitengewesten voor de sawahpadi-cultuur, voor de teelt van tweede gewassen op sawah en voor den voedselhvndbouw in het- algemeen hangt in vele gevallen nauw samen met de zeer wisselvallige financieele uitkomsten van de teelt van handelsgewassen. Deze kwestie klemt vooral, nu de prijzen van eenige belangrijke exportproducten als copra. koffie en peper wederom tot een zeer laag peil zijn gedaald. De Land bouwvoorlichtingsdiensten gaven voorlichting en hulp op het gebied van de uitbreiding van de teelt van voedselgewassen — als gevolg waarvan vooral de teelt van tweede gewassen ir, vele streken werd uitgebreid —, alsmede bij het introduceeren in streken met een zeer eenzijdige klapper-, rubber-, koffie- of pepercultuur van andere overjarige handelsgewassen als kruidnagel, kaneel, nootmuskaat, gambir, pinang en verschillende vruchtboomen. Daarnaast werd in vele gebieden van de Buitengewesten aandacht besteed aan de cultuur van voedselgewassen op erven. Ook op Java is nog ruim plaats voor intensivcering van de erfcultuur, weshalve op dit eiland eveneens in die richting wordt gewerkt. Met den aanleg van proeferven werd voortgegaan; de resultaten van de in sommige gevallen daarbij gevolgde werkwijze van diepe drainage op zware gronden waren gunstig, hetgeen bijzonder tot uiting kwam in de cassave-opbrengst. Voorts werden in Oost-Java, waar een groot deel van de klapper-productie locaal wordt geconsu meerd. 5 tuinen aangelegd voor het kweeken van hoogwaardig plantmateriaal van klapper ten behoeve van streken, waar de erfcultuur van het gewas is achteruitgegaan. Van de handelsgewassen was het wederom de bevolkingsrubber, welke in vele ressorten van Sumatra en Borneo een voorname plaats in het werkprogramma van de Landbouwvoorlichtingsdiensten innam. In verschillende belangrijke rubbergebicden werd voortgegaan met de propaganda voor een betere bereiding van bevolkingsrubber; na de sterke uitbreiding in 1937 van de herbereidings industrie, verleende de Regeering ook in 1938 in enkele gewesten nog op kleine schaal vergunningen voor de verdere uitbreiding van deze industrie. Een en ander had tot gevolg, dat het aandeel van den drogen rubber in den totalen uitvoer van bevolkingsrubber steeg van 87,4 % in 1937 tot 97,3 % in 1938. Het beplanten van de 199 ha rubberzaadtuinen. tot den aanleg waarvan in de l ) Vermeld mogen hier worden: de wadoek Darma, de Zuid-Toeloengagoeng-werken en de Kroja-werken op Java en de Sadang-werken op Celebes. DE ECONOMISCHE TOESTAND 102 tweede helft van 1937 was besloten, ten einde de kwaliteit van de bevolkings aanplantingen door herbeplanting met hoogwaardig plantmateriaal te verhoogen, kwam goeddeels gereed, terwijl ook met het veredelen van de geplante onder stammen goede vorderingen werden gemaakt. Op grond van de nieuwe internationale restrictie-bepalingen zal de bevolkings rubberaanplant in de jaren 1939 en 1,940 met 5 % van het bestaande oppervlak mogen worden uitgebreid. Maatregelen werden getroffen, teneinde te bewerk stelligen, dat ook deze uitbreiding voor een zoo groot mogelijk gedeelte zal worden tot stand gebracht met belangrijk beter plantmateriaal dan dat, waar over de bevolking beschikt. Daartoe werd met het Algemeen Proefstation voor den Landbouw te Buitenzorg en met de Gouvernements Landbouwbedrijven een regeling getroffen, waarbij hoogwaardig, z.g. illegitiem cloonen-zaad tegen den gereduceerden prijs van 1 cent per pit voor de bevolking beschikbaar wordt gesteld. In enkele belangrijke rubbergebieden van de Buitengewesten werd de propaganda voor het gebruik van dit zaad reeds in 1938 ingezet. Verwacht wordt, dat eenige millioenen zaden door de bevolking zullen worden afgenomen. De propaganda voor een betere copra-bereiding word voortgezet, doch leidde in verband met de lage prijzen van dat product en het door de bevolking te gering geachte prijsverschil tusschen goede en mindere kwaliteiten over het algemeen tot weinig resultaten. In de belangrijkste koffie-gebieden van de Buitengewesten werd voortgegaan met de propaganda voor verjonging van den aanplant, betere verzorging van de tuinen en het planten van schaduwboomen. Ook hier waren de lage prijzen oorzaak van de geringe belangstelling van de bevolking voor deze maatregelen. De door het Koffie-fonds aangestelde landbouwkundige verrichtte te Pagaralam (Palembang) onderzoekingen op het gebied van de bereiding van bevolkings koffie, waarbij wordt gezocht naar eenvoudige, binnen het bereik van de bevolking liggende verbeteringen. Dit werk is tevens van belang voor dn kwestie van het vochtgehalte van marktkoffie, welk vraagstuk bij een eventueel in te stellen Sumatra,-koflïekeur aan de orde zal komen. Plannen zijn in overweging, om uit- de gelden van het Koffiefonds den aanleg te bekostigen van een centralcn selectietuin voor koffie op Sumatra mei daarop aansluitende vermeerderings tuinon in de belangrijkste koffie-centra van dat eiland. De bevolkingscultuur van Virginia-tabak in de residentie Bodjonegoro breidde zich verder uit; de oppervlakte van die voor een tweetal groote sigaretten fabrieken op Java geteelde tabak steeg van 3900 ha in 1937 tot 6800 ha in 1938, terwijl daarnaast wederom enkele honderden ha ..vrije" aanplant voorkwamen. Voorts toonde de binnenlandsche sigaretten-industrie toenemende belangstelling voor bepaalde kwaliteiten onberegende Java-krosok. Vooral in verband met den achteruitgang van den kroeok-exporl — sedert 1933 is deze met + 50 % teruggeloopen — is de uitbreiding van de cultuur van sigarettentabak van groote beteekenis. Het in 1938 met gelden van de Krosok-Centrale opgerichte selectie-bedrijf voor sigarettentabak te Taloen (Bodjonegoro) beoogt de jonge cultuur te steunen door het verstrekken van zaad van superieure soorten, zoowel van Virginia- en andere Amerikaansche tabaks soorten als van Java-soorten. welke geschikt zijn voor sigarettentabak. In samen werking met exporteurs te Makassar werden maatregelen beraamd om tot verbetering van de kwaliteit van de uit Celebes geëxporteerde maïs te geraken. Deze maïs wordt thans vaak in te natten toestand verscheept en gaat tijdens het- transport naar het buitenland tengevolge van broei sterkin kwaliteit achteruit. Door nndroging van de maïs op plaatsen, welke ten opzichte van de productie gebieden centraal zijn gelegen en voorts door het instellen van een export-keur, waarin wordt vastgelegd aan welke eischen het product bij uitvoer moet voldoen, hoopt men verbetering in den toestand te brengen. Na eenige jaren van proefneming is gebleken, dat in de kustvlakte tusschen Pasoeroean en Banjoswangi een bevolkingscultuur van katoen, zoowel uit landbouwtechnisch als uit economisch oogpuni gezien, een redelijke kans van slagen heeft. Teneinde de tot nu toe met kleine proeven verkregen resultaten in breeder verband te kunnen beoordeelen, werd besloten tot de oprichting van LANDBOUW 103 een proefbedrijf voor katoen in de nabijheid van lianjoewangi, waar thans een 30 ha groote aanplant van de variëteiten Peradeniya en Cambodja is aangelegd. Op Flores werden de werkzaamheden inzake de bevordering van den afzet van katoen voortgezet. Aangezien de cultuur van de meer zorg vereischende import soorten weinig bleek te passen in het zeer extensieve landbouwsysteem van de bevolking, werden de proefnemingen met die soorten gestaakt. In vele streken van den Archipel werd, mede dank zij de gevoerde propaganda, uitbreiding aan de vruchtencultuur en de groententeelt gegeven. Bij de bevor dering van deze cultures vormt de zorg voor den afzet van de producten een belangrijk onderdeel van de Overheidsbemoeienis. In dit opzicht werden reeds bevredigende resultaten bereikt, zoo bijv. ten aanzien van den verkoop van mangga's uit Oost-Java naar andere streken. Een bescheiden opgezette reclame campagne had ten gevolge, dat die verkoop vergeleken bij 1937 verdubbelde en tot + 50 ton steeg. In verband met het ongunstige mangga-seizoen bestond in 1938 geen aanleiding tot het doen van proefzendingen naar het buitenland. Ook de kwaliteit van andere vruchten soort en en van groenten leed door den abnormaal hoogen regenval, zoodat ook deze producten zich in 1938 over het algemeen minder goed voor export leenden; enkele proefzendingen naar Hong Kong en de landen aan de Perzisch Golf gaven dan ook zeer wisselende resultaten. De afzet van kool naar Singapore uit Malang en Besoeki bedroeg respec tievelijk 54 en 321 ton, tegen 81 en 356 ton in 1937; door de minder goede kwaliteit van het product en de lage marktprijzen te Singapore waren de financieele resultaten belangrijk minder dan in 1937. In het kader van de bevordering van den afzet van tuinbouwproducten vallen ook de werkzaamheden van het te Batavia gevestigde conserven-laboratorium. Enkele in dat laboratorium uitgewerkte procédés voor de bereiding van vruchten sappen en het conserveeren van vruchten in blik konden reeds aan de practijk worden doorgegeven. Een groote handelsfirma toonde veel belangstelling voor deze aangelegenheid en betrok belangrijke hoeveelheden van in het laboratorium bereide vruchtensappen ten einde hiermede een marktonderzoek te verrichten; de voorloopige uitkomsten van dat onderzoek waren zeer gunstig. De Landbouwvoorlichtingsdiensten verleenden medewerking aan de onder auspiciën van de „Commissie van advies inzake de bevordering van de cultuur van handelsgewassen" genomen cultuurproeven met verschillende nieuwe gewassen, zooals Derris elliptica, Aleurites montana, Amorphophallus-soorten en Pyrethrum. In samenwerking met het Instituut voor Plantenziekten verstrekten de I.andbouwvoorlichtingsdiensten aan de bevolking advies en hulp bij de bestrijding van plantenziekten en -plagen. Van de belangrijkste maatregelen op dit gebied worde hier in de eerste plaats de bestrijding van de rattenplaag bij sawah-padi genoemd. In West-Java, waar deze plaag ook in 1938 weder in vele streken in ernstige mate dreigde op te treden, werd evenals vorige jaren, meer dan 200 000 ha westmoesson- en oostmoesson-padi bewaakt, waardoor de bevolking voor een inkomstenderving van millioenen guldens gespaard bleef. In Midden- Java werd 20 000 ha sawah preventief met fosfor-deeg belegd, door welken maat regel de door de ratten aangerichte schade zeer beperkt bleef. Een hevige Artona- (Brachartona-) aantasting in Zuid-Bantoel en Adikarta (Jogjakarta), welke naar Banjoemas dreigde over te slaan, kon door een uitgebreide bestrijdingscampagne worden bedwongen. De aangetaste klapper hoornen, waarvan het aantal +' één millioen bedroeg, hadden zich einde 1938 reeds weer geheel of gedeeltelijk hersteld. In de residentie Malang werd de bestrijding van Armillaria-wortelrot bij citrus voortgezet. In 1938 werden 106 000 boomen behandeld. Met het gratis ter beschikking stellen van goed plantmateriaal ter vervanging van de verwijderde boomen werd voortgegaan. De aardappelcultuur op Java en in de Buitengewesten had wederom in ernstige mate te lijden van aantasting door Phytophtora infestans. In alle belangrijke aardappelcentra werd hulp en voorlichting gegeven bij de bestrijding DE ECONOMISCHE TOESTAND 104 van deze ziekte. Hoewel de Landbouwvooi'lichtin.sdieiisteii de verspreiding van gezond plantmateriaal, vooral van de vrij resistente soort Bevelander, op ruime schaal ter hand namen, kon aan de groote vraag naar pootgoed lang niet worden voldaan. In de residenties Atjeh. Lampoengsche Districten en Westerafdeeling van Borneo trad in verschillende pepertuinen wederom voetrot op. Advies en hulp werden verleend bij de vervanging van de voor die ziekte gevoelige inheemsche soorten door de resistente soort lada belantoeng. Op Bangka namen de werkzaam heden op het gebied van de bestrijding van ziekten en plagen bij peper een groot deel van den tijd van de plaatselijke ambtenaren van den Landbouw voorlichtingsdienst in beslag. In verband met de vrij sterke prijsstijging van dubbelsuperfosfaat daalde in sommige streken het verbruik van deze, voor een belangrijk deel bij sawah-padi aangewende meststof. Ondanks dezen plaatselijken teruggang steeg liet totale verbruik door de bevolking op Java en Madoera van 1900 ton in 1937 tot 2200 ton in 1938. Ook het verbruik van zwavelzure ammonia, welke in hoofdzaak bij tabak, suikerriet, aardappelen eu groenten toepassing vindt, stee-, op Java en Madoera. vrij belangrijk (van 9700 ton in 1987 tot 11300 ton in 1988). In vele streken van den Archipel nam de toepassing van groenbemesters verder toe. Op Java wordt de uitbreiding van Crotalaria juncea nog steeds in ernstige mate geremd door het veelvuldig optieden van rupsenvraat in zaad aanplantingen. Toch nam in eenige ressorten van Oost-Java de beplante uitge strektheid van dien groenbemester in 1938 vrij belangrijk toe; zoo viel in Besoeki een stijging te constateeren van 1875 ha in 1937 tot 3560 ha in 1988 en in Madioen van 656 ha tot 1125 ha. Ook in Midden-Java bleef deze groenbemestei de aandacht trekken, o.a. in Tegal. waar hij in 1988 o]) ± 1400 ha werd toegepast. Dank zij de betere perspectieven van d< tabakscultuur in Kedoe steeg het met Crotalaria usaramoensis bezaaid, oppervlak aldaar van 3600 ha in 1937 tot 3800 ha in 1938. De aanmaak van ijzeren ploegen door desa-smeden en daarmede in verband de verkoop van die werktuigen aan de bevolking ging in vele streken van Oost-Java achteruit als gevolg van de prijsstijging van ijzer. Op verschillende plaatsen in de Buitengewesten, waar hel gebruik van ploegen en eggen tot nu toe onbekend was, begint belangstelling voor die werktuigen te komen. In de onderafdeeling Paloe (Celebes en Onderhoorigheden), waar de grondbewerking van de sawahs van ouds bestaat in hel trappen van den grond door een kudde karbouwen, werden Moeara-ploegen en Boegineesche eggen gedemonstreerd. In 1938 werden daar 118 van die ploegen aan de bevolking verkocht, terwijl het Landschap er 20 betrok. In de omgeving van de Javanen-kolonisatie te Perbo (Benkoelen) begint de autochtone bevolking hoe langer hoe meer het nut van een goede grondbewerking in te zien, weshalve zij vaak haar snwahs tegen vergoeding door kolonisten laat beploegen. De belangstelling van de bevolking voor hel landbouwvereenigingswezen nam in verschillende streken wederom belangrijk toe. In vele gevallen ontstaan deze tani-vereenigingen of -kringen, welke een belangrijk intermediair bij de land bouwvoorlichting zijn, uit groepen van oud-leerlingen van lagere landbouw onderwijsinrichtingen of uit groepen van tani's, die geregeld bijeenkomen ter bespreking van landbouwaangelegenhcden. De meeste vereenigingen hebben als directe doelstelling het gezamenlijk opslaan in eenvoudige bewaarschuren van zaaizaad of van voor consumptie of verkoop bestemde padi. Sommige vereeni gingen beoogen den coöperatieven verkoop van handelsgewassen (bijv. van kool in Besoeki, Malang en Benkoelen, van tabak in Besoeki). In Cheribon oefenen de tani-kringen een gunstigen invloed uit op de daar bestaande onereuze grond huur- en grondverpandingspractijken. De groei van het landbouwvereenigingswezen in 1938 worde met enkele cijfers geïllustreerd. In de residentie Madioen steeg het aantal kringen van 7 in 1937 tot 40 in 1988, in Bodjonegoro van 23 tot 32, in Kediri van 10 tot 14, in Malang van 3 tot 7, in Besoeki van 182 tot 209, in Cheribon van 112 tot 189. LANDBOUW 105 In 1938 kwam voorts te Soekow 0110 (Besoeki) de „Bank Coöperatie Sinar Tani" tot stand, welke instelling haar kapitaal vormde uit de winst van de koolverzend-vereeniging „Sinar Tani". Ook met de buiten bemoeienis van de Landbouw 'voorlichtingsdiensten ontstane organisaties van landbouwers hielden die Diensten zooveel mogelijk contact, zoo bijv. met de door de „Parindra" opgerichte „Roekoen-Tani"-vereenigingen in Besoeki en Loernadjang. Tijdens het Parindra-congres te Loemadjang organi seerde de Provinciale Landbouwvoorlichtingsdienst een landhouwtentoonstelling. waarvoor groote belangstelling bestond. Be onder de algemeene leiding van de Centrale Commissie voor Emigratie en Kolonisatie van lnheemschen gestelde emigratie van Javanen en Madoereezen naar de Buitengewester, werd met kracht voortgezet. Het aantal overgebrachte kolonisten met hun gezinsleden bedroeg in 1938 ruim 32 000, tegen resp. +' 20 000, 13 000 en 15 000 in de voorafgegane drie jaren. Het ligt in de bedoeling om in de eerstkomende jaren de emigratie op te voeren tot een omvang van 100 000 zielen per jaar. Intusschen schijnt de emigratiewilligheid op Java toe te nemen; aan dit punt wordt uiteraard steeds zeer veel zorg besteed. Ter bevordering van de emigratiewilligheid werd in 1938 een propaganda-film vervaardigd, welke zoowel uit filmisch als uit propagandistisch oogpunt zeer geslaagd mag heeten. Bij de samenstelling van deze film verleende de plaatselijke landbouwvoorlichtingsdienst zijn medewerking. Evenals in vorige jaren besteedden de Landbouwvoorlichtingsdiensten weer veel aandacht aan het geven van voorlichting aan gevestigde en zich vestigende kolonisten, terwijl in het laatste geval de bibit-voorziening als regel geheel door die Diensten werd verzorgd. Nieuwe kolonisatiekernen werden gesticht te Pengaron (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) en in de vlakte van Masamha en Malili (Celebes en Ondcrhoorigheden). Vooral de vlakte van Masamba en Malili belooft een kolonisatie-project van grooten omvang te worden; voorshands biedt dit goed bovloeibare gebied plaats voor een 50 000 gezinnen en het is niet uitgesloten, dat naderhand de opname-capaciteit van deze streken grooter zal blijken te zijn. Tn het moerasgebied van de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werd inmiddels nog een proelkolonisatie met Javaansche landbouwers georganiseerd. Het is reeds gebleken, dat in deze onder invloed van het getij staande streken onder bepaalde omstandigheden en bij bepaalde aan de water huishouding ter plaatse aangepaste cultuurmethoden sawahbouw zeer wel mogelijk is. De thans geëntameerde proefkolonisatie heeft ten doel, den Javaanschen landbouwei deze specifieke cultuurmethoden eigen te maken. Een gedeelte van dit getijgebied werd reeds bodemkundig onderzocht, terwijl verdere onderzoekingen nog gaande zijn. Voor het overige werd de emigratie naar de in vorige jaren in de residenties Lampoengsche Districten en Palembang gestichte kernen gericht. Inmiddels werd omgezien naar nieuwe voor kolonisatie-doeleinden geschikte terreinen. De te dezen onder auspiciën van den Dienst van den Landbouw uit te voeren exploraties zijn bereids in vollen gang. Tn 1938 werden bodemkundige onder zoekingen uitgevoerd in de Lampoengsche Districten (Soekadana-coinplexen), in Palembang (Belitong-kolonisatie), in Celebes en Onderhoorigheden (Masambo- Malili-complex, de vlakten van Kendari en Kolaka), ter Sumatra's Westkust (de Airbangis- en Natal-streek) en in Borneo (de z.g. rapakgebieden in Bandjer masin). Verschillende terreinen op Sumatra en op Celebes zullen in de naaste toekomst geëxploreerd worden. Regel is. dat de bij eerste exploratie geschikt geachte terreinen eerst in waterbouwkundig, bodemkundig en landbouwkundig opzicht op hun bruikbaarheid voor den inheemschen landbouw worden onder zocht, alvorens de gronden definitief voor kernvorming te bestemmen. Op het hoofdkantoor van den Dienst van den Landbouw werd een landbouw consulent tewerkgesteld, die speciaal is belast met de bestudeering van de algemeene vraagstukken met betrekking tot den Europeeschen klein-landbouw. De Landbouwvootiichtingsdiensten gaven wederom zooveel mogelijk voorlichting aan klein-landbouwers en aan door hen gevormde organisaties. De kolonisaties DE ECONOMISCHE TOESTAND 106 te Giesting (Lampoengsche Districten) en te Brasan, Kesilir en Garahan (Besoeki) werden geregeld door de plaatselijke landbouwambtenaren bezocht. Einde 1938 besloot de Kolonisatie-Raad tot stopzetting van de subsidieering van de nederzettingen der Vereeniging Kolonisatie Nieuw-Guinea te Hollandia en die van de Stichting Immigratie en Kolonisatie Nieuw-Guinea (5.1.K.N.G.) te Manokwari. Als oorzaken van de mislukking der Nieuw-< iuinea-kolonisaties kunnen worden genoemd : slechte gezondheidstoestand, onvoldoende kennis van den landbouw, minder vruchtbare gronden, slechte afzetmogelijkheden voor de producten en onvoldoende doorzettingsvermogen der kolonisten. Ten aanzien van de 5.1.K.N.G.-kolonisatie stelde de Kolonisatie-Raad zich op het standpunt, dat hervatting van de subsidie-verstrekking afhankelijk zal zijn van de consoli datie der kolonisatie binnen een in de omgeving van Manokwari gelegen, daarvoor het meest in aanmerking komend gebied, op basis van strenge selectie van de deelnemers aan die vestiging. De door de vereeniging „Menoedjoe Membrantas Penganggoer Pemoeda" opgerichte kolonisatie van inheemsche intellectueelen in de Lampoengsche Districten werd op verzoek van het bestuur van die vereeniging eens per maand door den plaatselijken landbouwconsulent bezocht. Het aantal landbouwblaadjes, dat in de Buitengewesten wordt uitgegeven, bleef 7. Voor de goedkoope Almanak Tani's van Padang en van Manado, welke in 1938 een oplage hadden van respectievelijk 5000 en 6000 exemplaren, bestond evenals in vorige jaren groote belangstelling. Deze almanakken werden niet alleen in de plaatselijke ressorten, doch ook elders in Nederlandsch-Tndië verkocht; zoo nam het Departement van Onderwijs en Eeredienst een groot aantal af ten behoeve van de vervolgscholen met ode klassen met onderwijs in landbouw richting. Het zeer eenvoudige landbouwonderwijs in den vorm van landbonwcursussen aan oudere en jongere landbouwers, die roods praktisch in den landbouw werk zaam zijn. bleef zich in de voortdurende belangstelling verheugen en wel in bijzondere mate in West- en Oost-Java. Als typeerend verschijnsel verdient vermelding de stijging van het aantal vrouwen dat zich, hoofdzakelijk in Noord- Priangan en Cheribon. liet inschrijven als leerlingen dezer landbonwcursussen. Waar de vrouw- in de Inheemsche landbouwmaatschappij veelal een belangrijke plaats inneemt, is vermeerdering harer landbouwkennis van groot belang te achten. In de Minahasa wordt met betrekking tot dit eenvoudige landbouwonderwijs meer de voorkeur gegeven aan korte cursussen, welke ten nauwste zijn samen gekoppeld aan landbouwwedstrijden. In Noord-Tapanocli werd als proef een tweetal landbonwcursussen geopend. Het aantal landbouwcursussen op Java bedroeg 206 met + 3600 leerlingen en in de Buitengewesten 16 met ± 180 leerlingen. De vermeerdering van het aantal landbouwcursussen had als noodzakelijk gevolg, dat aan de oprichting van nieuwe goeroe-cursussen, waar de leiders der landbouwcursussen hun landbouwopleiding ontvangen, eveneens veel aandacht moest worden besteed. Einde 193-S bestonden 20 goeroe-cursussen met 389 leer lingen. Aan de Middelbare Landbouwschool te Buitenzorg behaalden 14 en 4 leer lingen, respectievelijk van de landbouwkundige en de hoschbouwkundige afdeeling, hef einddiploma, De dorde klasse van de Cultuurschool te Malang leverde 29 leerlingen af, van wie 17 van de landbouwkundige en 12 van de hoschbouwkundige afdeeling. terwijl 11 leerlingen \an de 4de of technische afdeeling de school met een einddiploma verlieten. Het aantal landbouwbedrijfsscholen bleef op Java tot 4 beperkt. Aan het in het Verslag over 1937 genoemde filiaal van de landbouwbedrijfsschool te Sibarani (Tapanoeli), gelegen te Padang Balangka bij Padangsidimpoean, werd een zelfstandiger vorm gegeven. Het oplcidingsbedrijf voor inheemsche landbouwondorw ijzers leverde 17 ge diplomeerden af. die nllen werden geplaatst aan 6de klassen van vervolgscholen mei onderwijs in landbouw -richting. Het aantal van dergelijke 6de klassen was LANDBOUW 107 einde 1938 gestegen tot 139, waarvan 3 waren verbonden aan bijzondere vervolg scholen. b. Algemeen Proefstation voor den Landbouw. Ten behoeve van de in samenwerking met de Landbouwvoorlichtingsdiensten te nemen veldproeven hield het Landbouwkundig Instituut wederom de gebruikelijke halfjaarlijksche besprekingen met die Diensten op Java. Daarnaast werd voor de Buitengewesten incidenteel overleg gepleegd inzake de proefveldprogramma's van enkele ressorten. Dit overleg kon helaas nog niet mondeling plaats vinden, waardoor voor de Buitengewesten nog niet een dergelijke vruchtbare samenwerking, als op lava reeds sedert ecu 10-tal jaren bestaat, werd bereikt. Tengevolge van de verdere verwerking van de fondsen uit de Nederlandsche welvaartsbijdrage kwamen verschillende uitbreidingen en verbeteringen tot stand in den proef- en zaadtuin ~Moeara", selectietuinen „Tjikeumeuh", „Tjitajam" en ~Ngale", alsmede in den eultuurtuin. Met behulp van dezelfde fondsen werd voortgegaan met de oprichting van den selectietuin voor maïs en kedelee ..Modjosari", terwijl bij Probolinggo gronden werden gekocht voor een in 1939 op te richten proeftuin voor hef onderzoek naar tegen droogte resistente gewassen. In liet door het tijdschrift „Landbouw" uitgegeven „katoennummer" werd — aansluitend op het verslag van de lezing van ir. J. F. Dekker over de recente onderzoekingen betreffende de katoencultuur op Java — een overzicht gepubli ceerd van de hand van ir. Koesnoto van de resultaten der katoenproeven. In hetzelfde nummer werd een mededeeling betreffende cultuuraanwijzingen voor katoen afgedrukt. Einde 1938 werd te Wongsoredjo bij Banjoewangi een proef bedrijf van 30 ha voor katoen opgericht. Ir. Koesnoto maakte een reis naar Portugeesch Timor ter bestudeering van de katoencultuur aldaar. Het onderzoek naar betere rijstvariëteiten wees uit, dat de variëteit Oentoeng in verschillende gebieden, speciaal op zware gronden, een groote aanwinst was. Van de zijde van de practijk ontstond dan ook veel belangstelling voor deze variëteit, zich uitende in groote leveringen van origineel zaaizaad. Van de nieuwe cassave-variëteit Bogor en de bekende slijmziekte-rosistente aardnoot variëteit Schwarz 21 werd ook in 1938 weder zeer veel origineel plantmateriaal en zaaizaad geleverd. De kedelee-seleefie kreeg oen belangrijke uitbreiding door het in gebruik nemen van den boven reeds genoemden selectietuin „Modjosari". Voor de cassave-selectie werd van de Cassave-centrale een financieele bijdrage ontvangen waardoor het mogelijk werd te Patjet (Sindanglaja) een terrein voor den aanleg van kruisings-aanplantingen aan te koopen. De maïs-selectie werd opnieuw ter hand genomen, terwijl ook met de selectie van Sorghum een begin werd gemaakt. Enkele nieuwe maïs- en sorghum-\ ariëteiten worden ter beschikking van de Landbouwvoorlichtingsdiensten gesteld voor nadere beproeving in de praktijk. De selectie van. Virginia- en Bcinbang-tabak. met behulp van de Krosok-centrale in 1937 begonnen, werd voortgezet. Voorts werd een begin gemaakt met de selectie van katoen en roselle. Dank zij den financieelen steun van de Kapok-centrale kon het selectiewerk van kapok onverminderd voortgang vinden. Ook dit jaar werd ten behoeve van de uitbreiding der bevolkingsaanplantingen aan verschillende ressorten van de Landbouw voorlichtingsdiensten uit genoemden tuin superieur zaad geleverd. Ten behoeve van de klapperselectie werd in een aantal ressorten van den Landbouwvoorlichtingsdienst in Oost-.lava begonnen met den aanleg van klapper tuinen, waarin naast seleeticnuinmers van liet Landbouwkundig Instituut ook noten van goed dragende moederboomen uit de betrokken streek werden uitgeplant. In samenwerking met de Commissie van Advies inzake de Bevordering van de Cultuur van Handelsgewassen werd het onderzoek van Derris, Aleurites, Bixa, Pelargonium, Pyrethrum. Amorphophallus en enkele andere gewassen voortgezet. Speciaal aan Derris. Aleurites en Amorphophallus werd aandacht geschonken. Van Derris konden een groot aantal hoogwaardige cloonen worden afgezonderd, van Aleurites werd voor het onderzoek op het gehalte en de kwaliteit van de olie een groot aantal zaadmonsters geanalyseerd door het DE ECONOMISCHE TOESTAND 108 Laboratorium voor Scheikundig Onderzoek, van Amorphophallus werd een groot aantal cultuurproeven aangezet, terwijl 260 cloonen, zoowel van A. variabilis als van A. oncophyllus, in het onderzoek werden betrokken. Door het Plantkundig Laboratorium werden de onderzoekingen over citrus en kapok voortgezet. Een aanvang werd gemaakt met het verzamelen van materiaal van Derris elliptica in het wild ten einde de variabiliteit te leeren kennen. Het kruisingswerk met deze soort werd voortgezet. Kruisingen werden gemaakt tusschen verschillende tegen Phytophthora bladziekto en slijmziekte resistente Zuid-Amerikaansche aardappelsoorten en consumptie-aardappelen, met de bedoeling resistentie met goede consumptie eigenschappen te combineeren. Het onderzoek naar den bloei en de vruchtvorming bij Aleurites werd intensief voortgezet. De resultaten werden in een speciaal aan dit gewas gewijd nummer in het Tijdschrift „Landbouw gepubliceerd. Ten behoeve van dit onderzoek werd in October door het Hoofd van het Laboratorium een bezoek gebracht aan Tonkin (Franseh Indo-China). In verband met de stijgende belangstelling voor iles-mannaan-meel word de verspreiding en de variabiliteit van Amorphophallus oncophyllus onderzocht. De proeven met de vezelvlas-cultuur mislukten in 1938 tengevolge van de uitzonderlijk lang aanhoudende regens. De onderzoekingen over de mentek-ziokte van de rijst gaven duidelijke aanwijzingen over een specialen samenhang mei regenval en zonneschijn; de aard van dezen samenhang wordt nu verder onderzocht. Gedetailleerde studies werden gemaakt over de normale ontwikkeling van de rijstplant in verband met verschillende cultuurmethoden. Aan de mogelijkheden welke voorbehandeling van zaad en jonge planten (vernalisatie) biedt voor de praktijk werd geregeld aandacht besteed, eveneens aan toepassingsmogelijkheden van groeistoffen voor de beworteling van stekken en aan colchicme-behandeling voor de mogelijkheid van opheffing van steriUteitsmoeilijkbederj door chromosoom-verdubbeling. De door het Instituut voor Plantenziekten in 1938 uitgebrachte technische adviezen waren wederom talrijk. De bestrijding van den witten rijstboorder in West-Brcbes door zaaitijdverlating, als steeds uitgevoerd in samenwerking mei den Provincialen Landbouwvoorhchtingsdienst, was in 1938 minder succesvol: wegens boorderschade moest voor f7BOO aan landrente worden afgeschreven. Besloten werd, over te gaan tot wederinkrimping van hei indertijd vergroote dispensatie-areaal. De bestrijding der veldratten mei Varkensvergif bleet' onder de technische centróle van het Instituut; in Cheribon word bij bestrijding in rijpende velden reeds met succes cyano-gas voor holenbehandeling toegepast. Het- opkweeken van de Britsch-Indisehe lakschildluis werd voortgezet; onder bepaalde voorzorgen kan de nadeelige werking van inheemsche parasieten geremd worden, Maar het buitenland werden gezonden : parasieten van Brontispa en Promecotheca (op klapper) naar Pori Vila, van Aspidiotus destructor (op klapper) naar Maurilins. van Pseudococous hersutus (op Tlibiscus) naar Egypte on van Dasynus javanicus naar de Solomon Islands. Gastvrijheid en hulp bij parasieten-onderzoek werd verleend aan de heeren Dupertuis (New Hebrides) en Simmonds (Fiji Islands). Naar de biologie en de bestrijdingsmogelijkheden van den kapok-kolfboorder (Mudaria variabilis) word met geldelijken steun van do Kapok-centrale een uitvoerig onderzoek ingesteld. Met de bestudeering van den kapok-twijgboorder (Alcides leeuweni) werd een aanvang gemaakt. Het onderzoek van den mangga-boktor (Bhytidodera simulans) werd voort gezet; er konden nog geen aanwijzingen worden gevonden voor een practisch uitvoerbare bestrijding. Het onderzoek van de bestrijding van de djati-termiet door het jaarlijks dunnen van aangetaste boomen werd voortgezet. Een 240-tal monsters van verschillende houtsoorten -van het Boschbouwproefstation werd onderzocht op gevoeligheid voor aantasting door Coptotermes-termieten. LANDBOUW 109 Voor de onder leiding van het [nstituuf uitgevoerde bestrijding van de Artona (Brachartona) -plaag, welke op verscheidene plaatsen in IMüdden-Java weer veel aandacht vereischte, werd op groote schaal bespuiting mei derris-talk suspensies toegepast; de resultaten waren in het algemeen /.eer goed, doch in enkele gevallen moest de behandeling worden herhaald. Omtrent de epidemiologie van deze plaag werden vele aanvullende gegevens verzameld. De onderzoekingen omtrent de toepassingsmogelijkheden van het insecticide derris werden voortgezet; op grond van de proeven omtrent het verband tusschen chemische samenstelling on werkzaamheid kon een schema worden opgesteld voor de talkverdunning van poeders met uiteenloopeude gehalten aan gifstoffen tot mengsels met practisch gelijke insecticide-waarde. In Noord-Malang werd in samenwerking met de provincie Oost-Java de intensieve bestrijdingscampagne tegen het Armillaria-wortelrot bij djeroek voort gezet. Tot het einde van het jaar waren 240 000 boomen met zwavel behandeld, waarvan het meerendeel zich herstelde van de aantasting. De studie van Phytopbthoia en slijmzickte, de belangrijkste kwalen van het aardappelgewas, werd voortgezet; behalve de reeds bekende Zuid-Amerikaansche vormen bleken ook verscheidene cultuurvormen, speciaal witvleezige uit Engeland, voldoende resistent tegen Phytophthora te zijn. De zendingen Motarrhizium anisopliae, de parasitaire schimmel van de larven van den klappertor, naar de Saleier-eilanden werden voortgezet en hadden succes. Ten behoeve van de cultuur van de rijstchampignon (Volvaria volvacea) werden aan aanvragers 280 flesschen mot broed verstrekt. Een begin werd gemaakt met de bestudeering van zaaizaadontsmetting bij padi ter bestrijding van schade door Helminthosporium. De veldproeven ter bestrijding van de gapong-ziekte bij Arachis in Cheribon werden voortgezet; tijd en wijze van bevloeiing schijnen van grooten invloed o]) het optreden der ziekte. Verschillende door het Landbouwkundig Instituut geselecteerde maïs-rassen worden in kas- en veldproeven onderzocht op de mate van resistentie welke zij tegen „omo-lijer" (Sclerospora maydis) vertoonen. Do uit de Javaansche land rassen geselecteerde vormen bleken duidelijk resistenter te zijn dan de uit geïmporteerde variëteiten geselecteerde. Een begin werd gemaakt met een onderzoek naar de schadelijkheid van verschillende uit rottend hout geïsoleerde zwammen, in verband met door het Boschbouwproefstation geëntameerde houtimpregneerings-proeven. De werkzaamheden van den plantenkeuringsdienst namen belangrijk toe. eensdeels tengevolge van den sterk vermeerderden import van aardappels in Sumatra. anderdeels door do verscherpte maatregelen bij invoer van Australisch fruit, noodzakelijk gebleken door het aantreffen van de Middellandsche Zee l'iiiit vlieg. Door het Bodemkundig Instituut werd voortgewerkt aan de systematische Java-kaarteering in de residenties Semarang en Japara-Bembang. Hier werden bet Goenoeng Moeria-complex met de omliggende streken, tot een totaal opper vlak van 122 500 ha, waar in 1937 een verkenning had plaats gehad, gekaarteerd. Verder hadden op Java incidenteel in bepaalde gebieden kaarteeringen plaats welke, in opzet en uitwerking overeenkomende met de systematische bodem kaarteering, in verband mot urgente vraagstukken moesten worden ondernomen aleer ze voor opneming binnen lot verband der systematische kaarteering daartoe in aanmerking kwamen. Zoo werd, in verband met de in de naaste toekomst geprojecteerde bevloeiing der vlakte van Kroja (res. Banjoemas) uit de Serajoe, het westelijk deel Jiiervan. groot 28 000 ha, gekaarteerd. Eveneens had zulks, over een oppervlak van 54 000 ha, plaats in de bevloeiingsgebieden van de Goeng, Tjatjaban en ltamboet (res. Pekalongan), ten behoeve van voorgenomen veranderingen in de bevloeiing van het Noord-Goeng-gebied in verband met de plaatselijke behoefte aan water voor industrieelo doeleinden. Om hier de mogelijkheid van wijzigingen in de bodemgesteldheid door de verandering der bevloeiing te kunnen voorzien, is uiteraard kaarteering noodig. BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 11 lingenarbeid" bindt deze nieuwe regeling het tewerkstellen van vreemde import krachten aan een voorafgaande vergunning van de Overheid. Aan de „Ordonnantie Vreemdelingenarbeid" zijn echter niet alleen Europeesche maar ook alle overige vreemdelingen onderworpen. Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 147 werden uitvoeringsvoorschriften gegeven van het bepaalde bij art. 3, lid 6 en art. 8 van de „Ordonnantie Vreemdelingen arbeid" (I. S. 1937 n°. 681), terwijl bij Ord. in I. S. 1938 n°. 148 is bepaald, dat de ordonnantie niet van toepassing is ten aanzien van vreemdelingen van Chineeschen landaard in de gewesten Bangka en Onderhoorigheden, Wester afdeeling van Borneo en de afdeeling Bengkalis van het gewest Oostkust van Sumatra. Het aantal in 1938 verleende arbeidsvergunningen voor aan de bepalingen voor Europeanen onderworpen vreemdelingen bedroeg 806, verdeeld over de volgende nationaliteiten: Japanners 175, Amerikanen 132, Engelschen 131, Duitschers 122, Hongaren 75, Tsjechen 30, Zwitsers 24, Franschen 23, Australiërs 21, Oostenrijkers 11, Polen 11, Eoemenen 8, Belgen 6, Italianen 6, Eussen 6, Denen 5, zonder nationaliteit 4, Canadeezen 3, Philippino's 3, Noren 2, Zweden 2, Armenianen 1, Egyptenaren 1, Jugoslaven 1, Libaneezen 1. Litauers 1, Mexicanen 1. Afgewezen werden aangevraagde vergunningen voor 17 Duitschers, 10 Japan ners, 1 Brit, 1 Hongaar, 1 Italiaan, 1 Oostenrijker en 1 Eus. Het aantal in 1938 verleende arbeidsvergunningen voor Vreemde Oosterlingen bedroeg 1273, verdeeld over de volgende nationaliteiten: Arabieren 19, Britseh- Indiërs 206, Chineezen 1048. Afgewezen werden aangevraagde vergunningen voor 112 Chineezen, 6 Britscb- Indiërs en 3 Arabieren. In hooger beroep werden door den Gouverneur-Generaal nog toegestaan 5 vergunningen (voor 5 personen) voor aan de bepalingen voor Europeanen onderworpen vreemdelingen en 7 vergunningen (voor 7 personen) voor Vreemde Oosterlingen. De verdeeling der verleende vergunningen over de beroepen en de nationali teiten der vreemde werknemers is weergegeven in de tabellen op blz. 14/20. ƒ. Indische werkkrachten in het buitenland. Vrijstelling van het verbod tot het aanwerven van arbeidskrachten in Nederlandsch-Indië voor het buiten land (I. S. 1887 n°. 8, j°. 1936 n°. 650) werd in 1938 wederom verleend ten behoeve van de Franschc kolonie Nieuw-Caledonië. Op een daartoe medio 1938 gedaan verzoek — nadat de 1500 arbeiders, die krachtens G.B. 5 Nov. 1937 n°. 50 konden worden aangeworven, reeds allen waren scheep gegaan — werd aanvankelijk in voorloopigen zin beslist bij G.B. 19 Aug. 1938 n°. 9, dat gedurende twee maanden na dagteekening van dat besluit 550 arbeiders konden worden aangeworven. Inmiddels werden vanwege de Nederlandsch-Indische Regeering inlichtingen ingewonnen omtrent den levensstandaard in Nieuw-Caledonië, aangezien de vraag was gerezen of de in 1933 overeengekomen loonschaal, na de waardeverminderingen van den franc gedurende de daaropvolgende jaren, nog w T el toereikend kon worden geacht. Daarbij werd tevens gewezen op de teleurstelling, welke bij terugkeer van elk transport repatrieerende arbeiders tot uiting kwam bij de uitbetaling op Java van dat gedeelte van hun loon, dat gedurende den tijd hunner tewerkstelling in Nieuw-Caledonië daarvan was ingehouden ter vorming van een spaarfonds, en dat, omgerekend in Nederlandsch-Indische munt, een hoe langer hoe geringer bedrag bleek te vertegenwoordigen. Na bestudeering van deze aangelegenheid, gaf de Regeering te kennen, dat het geldende stelsel, waarbij het nog niet uitbetaalde gedeelte van het reeds verdiende arbeidsloon aan koersverschil onderhevig is. bij de nog steeds heerschende onzekere monetaire verhoudingen, minder bevredigend moest worden geacht. Ter tegemoetkoming aan dit bezwaar werd daarom aanbevolen hetzij bij een naar verhouding lager loon — waarop geen inhoudingen meer zouden plaats hebben — terug te keeren tot het vroeger gevolgde stelsel van uitbetaling van een in guldens vast te stellen premie bij de economische toestand 110 In het district Oengaran (res. Semarang) werd een gebied, groot OttOO ha gekaarteerd, teneinde voor den betrokken Landbouwvoorlichtingsdienst tot een grondslag te komen voor een proefveldenstelsel. Incidenteele opnemingen van kleineren omvang vonden, ter adviseering, plaats in de nabijheid van Probolinggo en in de te vormen houtvesterij Poerwokerto. Ongerekend deze laatste kleine opnemingen werd op Java in 1938 een opper vlak van ± 213 000 ha gekaarteerd. Voorts werden door het personeel, dat met de Java-kaarteering belast is, vele grondmonsters gedetermineerd voor de proefvcldonderzoekingen van het Landbouwkundig Instituut en werden verschillende gegevens over grondgesteld heid verstrekt aan den Landrentedienst. De laatstbedoelde adviezen namen gedurende 1938 in aantal toe. Kaart, legenda en tekst van de grondkaart van het gouvernement Jogjakarta werden voor druk en publicatie gereedgemaakt. Ten behoeve van emigratie naar en kolonisatie in de Buitengewesten van Javanen en Madoereezen werden, thans met volle inschakeling van het in het Verslag over 1937 genoemde personeel van bodemkundig geschoolde landbouw kundige ingenieurs en landbouwkundigen met middelbare opleiding, gedurende den oostmoesson 308 000 ha gekaarteerd en 450 000 ha verkend. De gebieden, waarin deze opnemingen en verkenningen plaats hadden, waren de volgende: Omtrent de gekaartcerde gebieden worden reeds in het jaar van opneming adviezen verstrekt met betrekking tot hun bruikbaarheid; de verslagen zelf, welke uiteraard uitgebreider zijn, doordat ze behalve inzicht in terrein- en grond gesteldheid ook aanwijzingen over landbouwkundig gebruik geven, waren einde 1938 in bewerking; zij zullen in den loop van 1939 geleidelijk kunnen verschijnen. Het personeel ten behoeve van gelijksoortige opnemingen werd in 1938 uitgebreid met drie landbouwkundige ingenieurs en vijl* middelbaar gediplomeerde landbouwkundigen, die zicli bereids aan het Instituut specialiseerden en voor hun taak bekwaamden. Met het oog op het vraagstuk betreffende de mogelijkheden voor vestiging van Enropeesche kolonisten in de Buitengewesten werd, op verzoek van den Kolonisatie-liaad, het Way Tenong-gebied, groot 10 000 ha, gelegen in de residentie Benkoelen, bodemkundig onderzocht. Door de uitgebreide kaarteeringen en opnemingen steeg het aantal grond monsters der collectie met 9019 tot 73 878. Hierdoor nam de waarde van deze. den geheelen Archipel beslaande verzameling sterk toe. Vele adviezen en beoordeelingen werden uitgebracht over bij het Instituut aanhangig gemaakte kwesties, waarvan als de belangrijkste kunnen worden genoemd adviezen, uitgebracht in verband met de z.g. Paloh-ziekte der klappers in West-Borneo, met den aanleg van vliegvelden te Batavia en Semarang, met de grondgesteldheid langs het wegtracó Tanahgrogot—Balikpapan (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), der eilanden Teineman, Makassar (Tanimbar oilanden), Rozengain (Banda) en van eenige voor kolonisatie gedachte kleine terreinen op Celebes. Wederom werden, met verschillende oogmerken, vele water- en slibmonsters onderzocht. Eensdeels geschiedde zulks om de waarde van het bevloeiings materiaal ton aanzien van het op peil houden van de vruchtbaarheid te leeren LANDBOUW 111 kennen in gebieden, waar de mogelijklieid wordt gezien, streken open te leggen of bevloeiingswerken te verbeteren (Atjeh. Flor es, Celebes); anderdeels, zooals bij de verandering van de bevloeiing van het Goeng-gebied, waren het vraag stukken van anderen, reeds biervóór beschreven aard, welke tot onderzoek van water en slib aanleiding gaven. Het vraagstuk van het gebruik van kalkrijk water vestigde de aandacht op rivieren op Madoera en Celebes. Ook werden wederom adviezen gegeven in verband met door industrie verontreinigd bcvloeiingswater. De bodemkundige-mineraloog kon door talrijke mineralogische onderzoekingen veel steun bij de grondbeoordeelingen geven. Behalve de als archiefstukken uitgegane verslagen en rapporten verschenen publicaties over het petrografisch en mineralogisch onderzoek van gesteenten en zanden van de Gajo Loeeus (Atjeh), over het röntgenologisch onderzoek van klei en over de mechanische analyse; dit laatste tengevolge van het contact met de in Nederland werkzame Commissie voor de normalisatie van de classifi catie en benaming der grondsoorten. Door het Klapperproefstation te Manado werden geregeld waarnemingen gedaan over het optreden van insectenplagen, terwijl op verschillende plaatsen parasieten werden uitgezet. In samenwerking met den landbouwconsulent werd te Paloe de bestrijding van de geregeld optredende slakrupsonplaag georganiseerd. Aandacht werd voorts besteed aan de mogelijkheden ter bestrijding van de varkens- en, rattenplaag. De waarnemingen over den invloed van cleanweeding en van den verbouw van groenbemesters werden geregeld voortgezet, terwijl voortdurend aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden van verbouw van een voedings- of export gewas in den jongen, maar ook in den volwassen klapperaanplant. Een studie werd gemaakt van de bladvlekkenziekte van jonge planten, welke door het aanbrengen van een lichte schaduw te bestrijden bleek te zijn. De oudste zaailingen van geselecteerde moederboomen beginnen steeds meer in dracht te komen en de hybriden droegen de eerste noten. De waarnemingen over de physiologie van den klapperboom, welke in 1931 zijn begonnen, werden voortgezet. c. Crisismaatregelen. Suiker. De „Suikerconsolidatie-regeling 1940" (I. S. 1936 n°. 39), waarvan de inwerkingtreding aanvankelijk op 1 October 1938 was bepaald, werd destijds opgezet in de verwachting, dat na de driejarige overgangs periode, zooals de „Suikerovergangsregeling 1937—1939" (I. S. 1936 n°. 38) deze kende, een geconsolideerde toestand zou zijn ontstaan. De onzekerheid omtrent de in latere jaren mogelijke productie en afzet, welke ondanks bet tot stand komen van de op 6 Mei 1937 te Londen gesloten internationale overeen komst betreffende de regeling van de productie en den verkoop van suiker bleef bestaan, vormde echter een beletsel om die regeling op gemeld tijdstip in werking te brengen, daar zij geen rekening hield met de mogelijkheid van meer dan onbeteekenende fluctuaties in de productie en mede, omdat zij een verder gaande rationalisatie, welke mogelijk of gewenscht zou kunnen zijn indien zich het aspect van de suikerindustrie alsnog zou wijzigen, zou belemmeren. Hierbij kwam. dat de overgangsperiode te kort is gebleken om terzake van de voor genomen herziening van de agrarische wetgeving tot definitieve resultaten te geraken. Deze redenen hebben geleid tot het verlengen van den werkingsduur der Suikerovergangsregeling met één jaar en het opschorten voor één jaar van bet inwerkingtreden van de Suikerconsolidali'-regeling (I. S. 1938 nos. 582 en 583). Bij G.B. 13 Dec. 1938 n". 37 (J. C. n°. 102) is een commissie ingesteld, welke tot taak heeft een onderzoek in te stellen nopens de volgende vragen: a. of en zoo ja, welke wijzigingen gewenscht zijn in de „fabrieken-ordonnantie en de grondhuurwetgeving in verband met de invoering van de „suikerconsoli datie-regeling 1941"; b. of en zoo ja, welke wijzigingen, in verband met de onder de werking van de „suikerovergangsregeling 1937—1940" opgedane ervaring en verkregen resultaten, gewenscht zijn in de „suikerconsolidatie regeling 1941"; — een en ander met handhaving van de hoofdbeginselen van genoemde suikerconsolidatie-regeling en van het daarin vervatte stelsel ten DE ECONOMISCHE TOESTAND 112 behoeve van een beheerschte Buikerproductie op Java en Madoera —; c. of de z.g. alleenstaande fabrieken nog voldoen aan de criteria, gesteld in art. L 2, lid la, van de ~suikerovergangsregeling 1937 —1940". De „Suikei'uitvoer-ordoiinantie 1930" (I . S. 1936 n". 11) weid vervangen door de „Suikeruitvoer-ordonnantie 1938" (1.8. 1988 n". 177), zulks teneinde uitvoering te geven aan het K. B. 17 Dec. 1938 (I. S. 1938 n°. 84), houdende voorschriften ter uitvoering in Nederlandsch-Indië van de op 6 Mei 1987 te Londen gesloten internationale Suikerconventie. Het invoerverbod bleef gehandhaafd in de „Suikerim oor-ordonnantie 1988" (I. S. 1938 n°. 197). Haar werkingsduur is beperkt tot 1 Januari 1941. In aansluiting aan het inwerkingtreden van de reeds genoemde „Suiker uitvoer-ordonnantie 1938" kwam een nieuwe „Suikeruitvoer-verordening (1938)" tot stand (T. S. 1938 n°. 178) en ten slotte werd de „Suikerovergangsregeling 1937—1939" nog op een enkel punt aangevuld (I. S. 1938 n". 117), teneinde de toerekening krachtens art. 21 van deze regeling mede te kunnen verdeden over het oogstjaar 1940. Thee. Zooals in het Verslag over 1937 is vermeld, kwam 18 November 1936 tusschen do vereenigingen van thee-producenten van Britseh-Indië, Ceylon en Nederlandsch-Indië een overeenkomst tot stand inzake de verlenging van de theerestrictie na 31 Maart 1938. Op basis van deze nieuwe overeenkomst werd een nieuwe theerestrictie wetgeving ontworpen, welke 1 April 1938 in werking trad. Do nieuwe wetgeving werd na analogie van de kinarestrictie-wetgeving samengevat in één ordonnantie : de Theerestrictie-ord. 1938 (I. S. 1938 n°. 121) en één verordening: de Thee restrictie-verord. 1938 (I. S. 1938 n°. 122). De nieuwe wetgeving ter uitvoering van de theerestrictie is opgebouwd op dezelfde algemeene richtlijnen als de wetgeving, welke gedurende de eerste restrictie-periode van kracht was. Het stelsel bleef gehandhaafd, dat licenties worden verstrekt aan ondernemingen en opkoopende theefabrieken, uit kracht van welke licenties assignaties kunnen worden afgegeven, welke bij de aangifte tot uitvoer de daarop betrekking hebbende partijen thee moeten vergezellen of kunnen worden ingewisseld tegen uitvoerbons, tegen overlegging waarvan eveneens uitvoer van thee kan plaats hebben. De berekening van de grootte der licenties blijft, geschieden op basis van het voor elk jaar vaal fee stellen export-quotum voor thee en van de standaardproducties voor thee uit onder nemingsblad en thee uit opkoopblad. De opkoop van theeblad van de bevolking en klein-landbouwers bleef geregeld volgens het in de eerste restrictie-periode geldende stelsel van geregistreerden opkoop, waardoor aan de bladproducenten een redelijke afzet van hun blad tegen redelijke prijzen wordt gewaarborgd. De onder de oude wetgeving bestaande verdeeling van export-quotum voor thee uit ondernemingsblad en thee uit het opkoopblad in een verhouding van 9 : 2 bleef in de nieuwe wetgeving gehandhaafd. Naast de handhaving van deze voornaamste aan de uitvoering der restricties ten grondslag liggende beginselen zijn in de uitwerking hiervan op verschillende punten wijzigingen gebracht. In de eerste plaats bevat de nieuwe wetgeving een sterk element van consoli datie. Vooropgesteld wordt, dat rechthebbend op een standaard productie zijn zij. die 1 Januari 1938 over licenties voor thee uit ondernemingsblad resp. thee uit opkoopblad beschikten; van dezen regel kan slechts in uitzonderingsgevallen worden afgeweken. Voorts is in principieele afwijking van de oude wetgeving bepaald, dat de standaardproducties van een thee-onderneming, welke niet over een theefabriek beschikt en van 1 Juli 1937 af niet in eigenaren-verband heeft gestaan met een andere over een theefabriek beschikkende onderneming, voor hot restrictie]aai 1938/39 zal worden vastgesteld op 90, voor het restrictiejaar 1939/40 op 70 en voor de volgende restrictiejaren op 50 % van de hoeveelheid, welke de normale berekeningswijze voor deze standaardproducties zou aangeven, tenzij bedoelde onderneming haar licentie overdraagt mei de verplichting van levering vim een LANDBOUW 113 overeenkomstige hoeveelheid theeblad. Onder de oude regeling bestond de mogelijkheid, dat niet-compleet geoutilleerde ondernemingen, welke niet in exploitatie waren, door volledigen licentieverkoop onmatige voordeden behaalden. De nieuwe regeling heeft en doel deze voordeden tot redelijke proporties terug te brengen en hiermede een onder de oude wetgeving bestaande controverse tusschen dergelijke niet-compleet geoutilleerde ondernemingen en kleinlandbouw en bevolkingsthee-aanplantingen uit den weg te ruimen. Voorts is in de nieuwe wetgeving een saneeringsmogelijkheid voor het productie-apparaat opgenomen door de bepaling, dat de standaardproducties in 1938 voor de geheele nieuwe restrictie-periode zullen worden vastgesteld en een vermindering ervan op grond van rooiing van areaal of achteruitgang van de productie-capaciteit niet zal plaatsvinden. Deze saneeringsmogelijkheid is slechts in zoover beperkt gedacht, dat overdracht van licenties niet zal worden toegestaan, indien de productie-capaciteit der overdragende onderneming niet meer voldoende is om de haar verstrekte licentie-hoeveelneid voor thee uit onder nemingsblad voort te brengen, waarin een waarschuwing ligt opgesloten, met een eventueele verkleining van de productie-capaciteit eener onderneming niet verder te gaan dan de hoeveelheid te verstrekken licenties aangeeft. De bepalingen tot tegengang van den smokkelhandel hebben een verdere uitbreiding ondergaan, teneinde tot een krachtige bestrijding van dit euvel te kunnen komen. Na de afkondiging van de nieuwe bepalingen werden in de Theerestrictie verordening 1938 een tweetal wijzigingen gebracht (I. S. 1938 nos. 149 en 191), welke ten doel hadden eenige onvolkomenheden in de regeling betreffende de vaststelling van de standaardproducties aan te vullen. Rubber. De rubberrestrietiewetgeving onderging in 1938 eenige veranderingen. De bepaling, waarbij de geldigheidsduur van licenties, assignaties, assignatie formulieren, uitvoerbons en oogst vergunningen tot een halfjaar werd ingekort, werd voor den duur van het jaar 1988 buiten werking gesteld (I. S. 1938 n°. 288). De reden voor deze buiten werkingstelling was gelegen in de omstandig heid, dat de ongunstige ontwikkeling van do rubbermarkt gedurende de laatste maanden van 1937 en begin 1938 het ongewenscht maakte, dat vóór 1 Juli 1938 een gedwongen spuien van rubben oorraden zou plaatsvinden, zooals onder de werking van bovenbedoelde bepaling het geval zou zijn geweest. Voorts werd de regeling, betrekking hebbende op het in voorraad Jiouden van rubber, gewijzigd in dien zin. dat de maximum voorraad, welke een rubber ondernemer in eenig restrictie]aar mag aanhouden, werd verhoogd tot één vierde van do voor het aan dat jaar voorafgegane jaar voor de door dien ondernemer geëxploiteerde rnbberondcrneming of rubberondernemingen vastgestelde standaard productief) (I. S. 1938 n°. 419). Deze wijziging, waarmede werd vooruit geloopen op de op basis van de internationale overeenkomst tot verlenging van de lubberrestrictic in het leven te roepen nieuwe restrictie-wetgeving, welke met ingang van 1 Januari 1939 in werking zou treden, beoogde een tegemoetkomen aan de moeilijkheden, welke voor do rubberondernemers voortvloeiden uit de drastische verlaging van het export-percentage gedurende het jaar 1938. Als gevolg toch van de omstandigheid, dat onder de werking van de oude bepalingen de maximum hoeveelheid rubber, welke door een ondernemer mocht worden in voorraad gehouden, verband hield met de aan dien ondernemer voor het laatst verloopen kwartaal verstrekte licentie-hoeveelheid, brachten bovenbedoelde ver lagingen van het export-percentage mede, dat ook de maximum hoeveelheid rubber, welke in voorraad mocht worden gehouden, steeds geringer werd, zoodat het niet te vermijden was, dat belangrijk grootere voorraden door de ondernemers werden aangehouden dan geoorloofd was. Teneinde gedwongen verkcopen van rubber, welke in verband met de bestaande marktsituatie zeer ongewenscht zouden zijn, te voorkomen, bleek hot noodzakelijk de voorraadbepalingen te verruimen. Tenslotte vond een wijziging plaats van de Bubberplantmateriaal-uitvoer ordonnantie, waarbij aan den Directeur van Economische Zaken de bevoegdheid 8 DE ECONOMISCHE TOESTAND 114 werd gegeven onder door hem te stellen voorwaarden vergunning te verleenen tot den uitvoer van rubberzaad en rubberplantmateriaal naar de verschillende aan de rubberrestrictie deelnemende landen (I. S. 1938 n°. 045). Door deze wijziging werd gevolg gegeven aan een desbetreffende, van do zijde van de Internationale Lubber Kegelings Commissie gedane suggestie. De internationale restrictie-overeenkomst liep 31 December 1938 ten einde. In rerband daarmede werden in den loop van 1987 en 1938 in do Internationale Lubber Regelings Commissie verschillende besprekingen gevoerd, welke er toe leidden dat aan de Begeeringen van de aan de restrictie deelnemende landen werd \ gesteld, de overeenkomst in cenigszins gewijzigden vorm met een vijfjarige periode te verlengen. Op basis van deze gewijzigde overeenkomst werd een nieuwe rubberrestrictie-wetgeving ontworpen; welke in een buitengewone zitting van den Volksraad werd behandeld. De nieuwe wetgeving trad 1 Januari 1939 in werking. De nieuwe regelingen werden samengevat in één ordonnantie, de Bubbcr restrietie-ordonnnntie 1939 (I. S. 1938 n". 666). De uitvoeringsbepalingen werden, voor zoover de onderneniingsrubberrestrictie betreft, samengevat in één veror dening, de Ondernemingsrubberrestrictie-verordening 1939 (1. S. 1938 n°. 729) en, voor zoover de bevolkingsrubberrcstrictie betreft, belichaamd in een dertiental verordeningen (I. S. 1938 nos. 701 t/m 713), geldende voor de dertien ver schillende restrictie-gebieden, waarin Nederlandsch-Indië voor de uitvoering van de bevolkingsrubberrestrictie is verdeeld. De nieuwe wetgeving wijkt op enkele punten, zulks In overeenstemming met de gewijzigde internationale overeenkomst, principieel al' van de regeling, welke voor de eerste restrictie-periode heeft gegolden. De uitvoering van de restrictie is, voor zoover de bevolkingsrubber betreft, geheel in handen van het Binnenlandden Bestuur gelegd. De z.g. ondernemingen van de tweede groep, dat zijn de bevolkingsruhhoraanplantingen op Java en Madoera, welke in de eerste restrictie-periode onder regeling voor ondernemings rubber vielen, werden in de nieuwe wetgeving opgenomen onder de bevolkings rubber. Voorts werd de regeling inzake het planten van rubber gewijzigd. Gedurende de jaren 1939 en 1940 is het herplanten van rubber geheel vrijgelaten, terwijl in de nieuwe wetgeving bepalingen zijn opgenomen, welke uil en aan het in de gewijzigde internationale overeenkomst bepaalde inzake het uitbreiden van den rubberaanplant. De wijze, waarop de internationaal voor de jaren 1939 en 1940 toegestane uitbreiding van 5 % van hot rubber-areaal zal worden geëffectueerd, werd afzonderlijk geregeld voor de ondernemings- on de bevolkings cultuur. il. Crisiscultuurordonnanties. De eenheidsbedragen voor de vaststelling van de voor het verkrijgen van afvoervergunningen verschuldigde gelden bedroegen voor het jaar 1938 per 100 kg product: LANDBOUW 115 De opbrengst van deze heffing werd gestort onderscheidenlijk in het Onder nemingsrubberfonds, het Ondernemingstheefonds, het Ondernemingskinafonds en het Ondememingskoffie- en cacaofonds. Uit deze fondsen werden de volgende sommen ter beschikking gesteld van de na te noemen vereenigingen en instellingen: Onderncmingsrubbcrfonds Centrale Proefstations Vereeniging f 213 939 Bubber-Stichting te Amsterdam 202 331 Bond van Eigenaren van Nederlandsch-Indische Bubberondernemingen te Batavia, ten behoeve van de Commissie voor de Verruiming van den Rubberafzet in Nederlandsch-Indië en andere Aziatische gebieden 105 894 Algemeen Landbouw Syndicaat 1 500 Ondernemingstheefonds. Centrale Proefstations Vereeniging 139 058 Vereeniging voor de Theecultuur in Nederlandsch-Indië te Amsterdam. ten behoeve van het Comité voor Theepropaganda 920 428 Bond van Eigenaren van Nederlandsch-Indische Thee-ondernemingen te Batavia, ten behoeve van de Commissie voor Nederlandsch- Indische Theepropaganda 141 082 Algemeen Landbouw Syndicaat 1 500 Ondcrnemingslnna fonds. Centrale Proefstations Vereeniging 42 787 DE ECONOMISCHE TOESTAND 116 Ondernemingskof f ie- en cacaofonds. Centrale Proefstations Vereeniging f 139 058 Koffie Producenten Vereeniging te Amsterdam, ten behoeve van de Koffiepropaganda Commissie 25 000 Bond van Eigenaren van Nederlandsch-Indische Koffie- (en Cacao-) ondernemingen te Batavia, ten behoeve van de Commissie inzake de Nederlandsch-Indische Koffiepropaganda 63 849 Art. 7 van de Crisiscultuurordonnanties werd in 1938 aangevuld met een vierde lid, hetwelk bepaalt dat de Gouverneur-Generaal, het bestuur van de betrokken Centrale gehoord, bevoegd is, in bijzondere gevallen en voor een door Hem te bepalen termijn, ondernemingen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van do betaling van de in het tweede lid van dat artikel bedoelde bedragen (I. S. 1938 nos. 672 t/m 675). Het is namelijk voorgekomen, dat van rubber ondernemingen, welke krachtens besluit van den Directeur van Economische Zaken met bevolkingsrubberaanplaiitingen waren gelijk gesteld, een dubbele bijdrage in de kosten van research en propaganda werd gevorderd, namelijk éénmaal op grond van de crisisrubberordonnantie en éénmaal op grond van de hevolkingsrubberuitvoerordonnantie. Ten aanzien van de koffie heeft zich een geval voorgedaan, waarbij tengevolge van afrooiïng in 1937, in 1938 van een onderneming geen oogst meer werd gewonnen. Voor den afvoer in 1938 van een klein gedeelte van den oogst-1937 was deze onderneming echter verplicht, bij de Crisis Koffie- en Cacao Centrale een vergunning aan te vragen, waarvoor een betaling was verschuldigd, evenredig aan do grootte van den gcheelen oogst-1937. De bestaande wettelijke voorschriften lieten geen ruimte om dubbele of onevenredig hooge heffingen zooals hierboven bedoeld, te voorkomen, te verminderen of teniet te doen. De aanvulling van artikel 7 voorziet in deze leemte, zoodat het thans mogelijk is op grond van dit artikel vrijstelling van betaling te verleenen. Daar soortgelijke gevallen zich eveneens zouden kunnen voordoen bij de thee- en kina-cultuur, is ook aan artikel 7 van de crisis-thee-ordonnantie en van de crisis-kina-ordonnantie een artikellid toegevoegd. Einde 1938 waren in de registers van de Crisis Cultuur Centrales ingeschreven: i. Gouvernements Landbouwbedrijven De Gouvernements Landbouwbedrijven omvatten eind 1938 16 ondernemingen, namelijk 11 rubberondernemingen (waarvan twee met klapper- en kapok aanplantingen), 1 getahpertja- (tevens rubber-) onderneming (Tjipetir), 1 koffie ondernoming (Bangelan), 1 oliepalm- (tevens rubber-) onderneming (Majang), 1 hars- en terpentijnbedrijf (in de Gajoelanden) en 1 kma- en theebedrijf. Het Landsbedrijf van de gouvernements kma- en thee-onderneming te Tjinjiroean en 's Lands caoutchouc-bedrijf zijn samengevoegd tot één bedrijf (1.8, 1938 n°. 354). LANDBOUW 117 Hoewel het restrictie-percentage voor 1938 veel hooger was dan dat voor 1937, waardoor slechts ongeveerde helft van de vastgestelde standaardproductie van 8 130 000 kg met eigen licenties kon worden uitgevoerd, werd de rubber productie ongeveer gelijk gehouden aan die van 1937. Deze exploitatie-regeling, welke voornamelijk verband hield met den omvang van de afgesloten vóór verkoopen, was mogelijk, doordat de ontbrekende licenties voor den uitvoer van de rubber tegen aanvaardbare prijzen konden worden opgekocht. De getahpcitja-productie bedroeg in 1938 minder dan in 1937 en wel als gevolg van een noodzakelijk geachte moderniseering van den aanplant, waardoor volgens het daarvoor uitgewerkte schema, onvermijdelijk een tijdelijke productie derving ontstaat. De koffieproductie was in 1938 teleurstellend, hoofdzakelijk als gevolg van de ongunstige weersgesteldheid. De productie aan palmolie en -pitten steeg óók in 1938 zeer belangrijk, voornamelijk doordat het in vorige jaren gevolgde systeem van bemesting werd voortgezet, terwijl mede van invloed was het ouder worden der aanplantingen. !) De oppervlakte-gegevens van het hars- en terpentijnbedrijf in de Gajoelanden zijn in deze oppervlaktetabel niet opgenomen, aangezien de opname der voor exploitatie in aan merking komende natuurbosschen nog niet werd voltooid. -) In verband met het optreden"van ziekten en plagen werd ia 1938 een aanvang ge maakt met omzetting hiervan in klappercultuur. ;1 ) Omgerekend in zwavelzure kunne in bast iT ( bedraagt de productie resp. 63 579 kg en 70 892 kg. Hieronder volgt een overzicht van het areaal der verschillende cultures: De producties bedroegen: DE ECONOMISCHE TOESTAND 118 De klapperproductie was in 1938 zeer belangrijk hooger, doordat de aan plantingen thans vrijwel zijn hersteld van de in vorige jaren opgetreden Brachartona-plaag. De productie werd, in vergelijking met die van 1937, verdubbeld. De oogst aan kapokkolven was bevredigend, doch zal, in verband met de omzetting van een belangrijk deel der oppervlakte in klappercultuur, in volgende jaren van geen beteekenis meer zijn. De hars- en terpentijnproductie was, als gevolg van de geleidelijke verdere uitbreiding van dit bedrijf, hooger. De productie zou nog meer zijn toegenomen, indien door den brand in de oude fabriek de bereiding van het product niet tijdelijk moest worden gestaakt en de productie ingekrompen. Inmiddels kwam de in aanbouw zijnde nieuwe fabriek gereed, zoodat medio 1938 met de winning en bereiding van het product op normale wijze kon worden doorgegaan. De oogst aan kinabast bedroeg in 1938 belangrijk meer, als gevolg van liet afrooien van een groot areaal oude tuinen voor herplantingen. De hoogere theeproductie is het gevolg van liet voor 1938 lager uitkomend restrictie-percentage, waardoor meer mocht werden uitgevoerd dan in 1937. Hieruit blijkt, dat in 1938 de kostprijzen, behalve die voor getahpertja, koffie, copra en thee, niet belangrijk verschilden van die van 1987. De verhooging van de kostprijzen van getahpertja en koffie houdt uitsluitend verband met de lagere producties, waardoor de algemeene kosten per kg product belangrijk stegen. De verlaging van den kostprijs voor de copra is een gevolg van de veel grootere productie, terwijl de hoogere kostprijs voor do thee is toe te schrijven aan noodzakelijk hoogere uitgaven voor cultuuronderhoud (bemesting ca.). Evenals in vorige jaren vond ook in 1938 de verkoop der producten uitsluitend plaats door tusschenkomst van de Nederlandsche Handel Maatschappij. De verkoopen kwamen voor een aanzienlijk deel in Nederlandsch-Indië tot stand, doch ook in Nederland werden belangrijke transacties afgesloten. De nieuwe overeenkomst met de Nederlandsche Handel-Maatseliappij. voor den verkoop in Nederland gedurende het jaar 1938 van de voor Landsrekenlng in Nederlandsch- Indië gewonnen voortbrengselen van den landbouw, is opgenomen in Bb. n°. 14028. De volgende netto opbrengsten werden verkregen: Rubber (incl.zoo'ctêpe) 6 641324 kg gemiddelde, 62,54 et')per kg = f 4153 293 Getahpertja (gele) ... 75 666 , .. „ 197,70 , - = 149 588 (witte) . . 124 564 , 307,00 , = 383 163 (extractie) 151 .. „ 185,43 = 280 1 ) Netto-verkoopprijs 77,62 et per kg (wegens aftrek van licentiekosten 62, M ei per kg netto). De kostprijzen loco afscheephaven waren (in cent per kg) als volgt: LANDBOUW 119 Koffie 322 815 kg gemiddeld a 19,02 et per kg = f 61412 Palmolie 11943 976 „ „ „ 7,11 ~ „ .. = 849078 I'alnipitten 2 730 075 „ „ 4,65 „ „ .. = 126 857 Klappers 483 647 stuks „ 128,25 ~ .. •/, = 6 203 Copra 1280 700 kg „ 5,83 „ „ kg = 74 680 Kapokkolven 10 756 768 stuks .. 52,15 „ ~ n / 0 = 5 610 Kapokpitten 32 552 kg .. .. 0,60 „ .. kg = 195 Hars 2 377 325 .. .. .. 9,42 „ .. .. = 228969 Terpentijn 541679 .. „ „ 11,75 „ , „ = 63 671 Kma (zwakib) 35 772 .. „ .. 1.470,40 „ „ „ = 585992 „ ( . )(over prijsgelden, enz.) . . = 105899 Thee 480898 „ „ .. 75,34 „ „ „ = 362 295 Totaal ... f 7 091 672 Met uitzondering van de rubber, waarvoor in 1937 zeer belangrijke vóór verkoopen tegen de toon geldende hooge prijzen waren afgesloten, vielen de prijzen van vrijwel alle overige producten belangrijk lager uit. De verdere verbetering van de algemeene conjunctuur in 1937, waarvan de producten ten volle konden profiteeren, zette zich in 1938 helaas niet voort; de conjunctuur omslag demonstreerde zich in een, soms sterken, teruggang van de producten prijzen. De exploitatie-uitgaven bedroegen f 3 761 205, de ten laste der exploitatie rekening komende rente was f 874 673, de afschrijvingen bedroegen f6BB 216, terwijl de waarde dcv eindvoorraden toenam met f 354 216. De netto-bedrijfsontvangsten (mcl. alle bijzondere ontvangsten) beliepen f 7 292 365. Bovendien werd ten gunste van de verlies- en winstrekening gebracht f 3026 wegens rente over de vorderingen welke tegenover de belegde reserve staan. Het exploitatie-overschot kwam hierdoor voor het jaar 1938, na aftrek van f 1 562 890 voor rente en afschrijving tezamen, op f 2 325 511, tegen een bedrijfs overschot van f 2 699 166 in 1937; van het genoemde bedrijf soverschot over 1938 werd ingevolge da bestaande bepalingen f 148 622 tegoed geschreven aan de winstreserve. Omtrent de verschillende onderdeden van het bedrijf vallen de volgende bijzonderheden te vermelden. In 1938 werden nog 632 ha oude rubberaanplantingen gerooid en herplant met hoogwaardig plantmateriaal. Hierdoor steeg do oppervlakte van het sinds 1933 herplante rubberareaal tot 2780 ha. De kosten voor deze herplantingen komen ten volle ten laste van de exploitatie-rekening, doch zullen eenigermate kunnen worden gecompenseerd door de tusschenplanting van Derris elliptica, waarvan gunstige resultaten worden verwacht. Een belangrijke compensatie in de kosten voor de herplantingen vormde ook op sommige ondernemingen de verkoop van de omgekapte oude boomen als brandhout. De moderniseering van den getahpert ja-aanplant werd krachtig voortgezet met de bedoeling, de productie-capaciteit daarna zooveel mogelijk op te voeren. De in vorige jaren ingezette intensiveering van het onderhoud der oliepalm aanplantingen van Majang (met behulp van meer bemesting) werd voortgezet. De resultaten van dit intensieve cultuuronderhoud uitten zich reeds in veel hoogere producties. De ontsluiting en het in tap nemen van nieuwe dennenboschcomplexen in Atjeh vond geleidelijk voortgang, waardoor de producties aan hars en terpentijn belangrijk konden worden opgevoerd. In den aanvang van 1938 brandde, door onvoorzichtigheid van een der koelies, de oude bereidingsfabriek grootendeels af. De nieuwe fabriek, met den bouw waarvan in verband met de noodzakelijke opvoering der capaciteit reeds een aanvang was gemaakt, werd zoo spoedig mogelijk voltooid, zoodat de verwerking van de producties slechts gedurende enkele maanden stagneerde. DE STAATKUNDIGE TOESTAND 12 terugkeer van do arbeiders op Java, bet—ij — met behoud van do bestaande regeling — een minimum bedrag in guldens te waarborgen, dat ongeacht den koers van den franc aan den arbeider, die zijn contract heeft uitgediend, bij zijn terugkeer zou worden uitbetaald. Ten aanzien van deze aangelegenheid, welke voor de betrokken werkgevers in Nieuw-Caledonië financieele consequenties zou medebrengen, word nog geen definitief resultaat bereikt. Wel werd een nieuwe loonschaal voorgesteld, inhoudende een verhooging van de loonen voor mannen en voor vrouwen met respectievelijk 15 en 12.50 francs per maand. Hiermede kon voorloopig — ook zonder dat principieele overeenstemming was bereikt — worden ingestemd, omdat aan de arbeiders behalve huisvesting en geneeskundige verzorging ook gratis voeding wordt verstrekt en gedeeltelijke kleeding. De duur van de bij G.B. 19 Aug. 1938 u°. 9 verleende vergunning werd. omdat daarvan niet tijdig volledig gebruik kon worden gemaakt, bij G.B. 4 Nov. 1938 n°. 1 met twee maanden verlengd, terwijl gelijktijdig een nieuwe vergunning — eveneens voor den duur van twee maanden — werd verleend tot aanwerving van 500 personen. Bij G.B. 8 Dec. 1938 n". 25 werd ook voor dit G.B. een verlenging met twee maanden toegestaan. Onder meer omtrent vorenbedoelde spaargeldregeling, zal in Nieuw-Caledonië overleg worden gepleegd door een Nederlandsen-Indwehen arbeidsinspecteur tijdons diens hernieuwd bezoek aan de met Javaansche arbeiders werkende ondernemingen in dat land, bij welke gelegenheid voorts verschillende aangelegen heden, waaronder de verdere afschaffing van de poenale sanctie voor Javaansche arbeiders, ter sprake zullen worden gebracht. Voor de eerste maal is bij G.B. 24 Maart 1938 n°. 1 een wcrvingsvoigunnii ïg verleend ten behoeve van een onderneming in Johore, een der Ongefedereerde Maleische Staten. Krachtens dit besluit is aan de „Oil Palms of Malaya, Limited" toestemming verleend om gedurende een tijdsverloop van één jaar 100 personen op Java aan te werven. Het reeds in voorafgegane jaren met het Gouvernement van Britsch Koord- Borneo gevoerde overleg omtrent een mogelijke hervatting van do werving op -lava ten hohoovo van in dat gebied gelegen ondernemingen leidde tot overeen stemming. Zoowel aan landbouwondernemingen in Britsch Noord-Borneo als aan bedrijven voor houtaankap zal op de overeengekomen voorwaarden een wervingsvergunning kunnen worden verleend, tenzij de arbeidstoestanden op een bepaalde onderneming daartegen bezwaar zouden opleveren. De terugzending van de aan te werven vrije arbeiders zal worden geregeld door middel van een daartoe opgericht repatriatie-fonds. Een verzoek om op dezen voet een vergunning (e verknagen tot aanwerving van arbeiders op Java werd nog niet ingediend In 1938 zijn 2274 arbeider.-, naar lat buitenland scheep gegaan; 2244 hiervan waren bestemd voor Nieuw-Caledonië en do 30 overigen voor Johore. 135 arbeiders keerden in dat jaar uit het buitenland terug, van wie 117 afkomstig waren uit Nieuw-Cnledonië. Het geringe aantal repatrieoiendo arbeiders uit dat gebied gaf aanleiding tot oen vraag van het Volksraadlid Thamrin. Daarop werd door de Eegeering geantwoord, dat de terugzending regelmatig plaats vindt. De contracten voor het verrichten van arbeid in Nieuw-Caledonië worden voor den duur van vijf jaren aangegaan en in totaal keerden in de jaren 19281937 ruim 7000 Javaansche arbeiders terug. De inwerkingtreding van de toepasselijkverklaring voor Suriname van de wervingsordonnantie 1936 en van de betreffende uitvoeringsvoorschriften (I. S. 1938 nos. 388 en 390) werd vastgesteld op 1 Januari 1939 (I. S. 1938 n°. 690). Uitvoeringsvoorschriften op de nieuwe vervoersbepalingen bij werving voor Suriname (I. S. 1938 n°. 389) zijn opgenomen in I. S. 1938 n°. 689. Het nader overleg omtrent de voorwaarden, welke zullen gelden voor op Java ten behoeve van Suriname aangeworven personen bij hun tewerkstelling op ondernemingen aldaar, alsmede bij latere vestiging als zelfstandig landbouwer, leidde eind 1938 tot oen gunstig resultaat. De aanvankelijk voor den duur van vijf jaren te sluiten werkovoreenkomst zal worden beschouwd als met weder zijdse!) goedvinden te zijn ontbonden, wanneer de arbeider gebruik maakt van DE ECONOMISCHE TOESTAND 120 Met de uitbreiding van het hars- en terpentijnbedrijf overeenkomstig de daarvoor ontworpen plannen wordt voortgegaan, zoodat in de eerstkomende jaren de producties zeer belangrijk zullen toenemen. Op Nieuw-Guinea werd een nieuwe onderneming geopend, waarvan in de jaren 1939/40 1000 ha mot rubber zullen worden beplant. Einde 1938 werd een aanvang gemaakt met het derwaarts zenden van het voor de ontginning noodige Europeesche en Inlandsch personeel. Het ligt in de bedoeling aldaar de noodige proeven te nemen, teneinde nader te kunnen vaststellen, welke andere cultures in verband met bodemgesteldheid en klimaat nog kunnen worden geëntameerd. De kapitaalsuitgaven zijn als volgt over de verschillende cultures verdeeld: Bubbercultuur f 122 381 Getahpertja-cultuur 42 902 Koffie-cultuur 3 643 Olicpalmcultuur 57 063 Klappercultuur 1 097 Hars- en terpentijnbedrijf 420 024 Kina-cultuur 8 441 Thee-cultuur 26 563 Totaal ... f 682 114 Het in liet bedrijf gestoken kapitaal bedroeg einde 1938 f 19 268 431, als volgt naar de verschillende cultures gesplitst : Bubbercultuur f 9 812 525 Getahpertja-cultuur 827 607 Koffie-cultuur 547 761 Oliepalmcultuur 4 770 240 Klappercultuur 619 274 Kapokcultuur 184 039 Hars- en terpentijnbedrijf 861 114 Kina-cultuur 264 813 Thee-cultuur 1 381 058 f 19 268 431 Een overzicht van de winsten en verliezen van de Gouvernements Landbouw bedrijven over de jaren 1929 t/m 1938 is neergelegd in de volgende tabel: VEETEELT 121 C. VEETEELT Overzicht van den veestapel De sterkte van den veestapel van Nederlandsch-Indië einde 1937 en 1938 was als volgt: Paardenstapel. De paardenstapel in de residentie Timor en Onderhoorigheden was voor den handel vooral van beteekenis op de eilanden Soemba en Soembawa, welke voornamelijk voorzagen in de groote vraag naar gebruikspaarden op Java. De Arabische paardenhandelaar Aldjoefrie voerde ten behoeve van zijn volbloed-Australische stoeterij wederom een aantal Australische paarden op Soemba in (3 hengsten en 9 merries). Httnderstapcl. De veerijke gebieden Bali, Lombok, Madoera, Oost- en Midden-Java en Atjeh en Onderhoorigheden exporteerden groote hoeveelheden slachtvee, terwijl Soemba voor de leverantie van Bengaalsch fokvee zorgde. In de residentie Timor en Onderhoorigheden en in Zuid-Celebes nam de animo voor de runderfoklcerij gestadig toe. Buffelstapel. Buffels bleven voor de grondbewerking, zoomedo als slacht en lastdier en als handelsobject, van groote beteekenis. Bel aantal buffels was voldoende om in de bestaande behoefte te voorzien. De uitvoer van deze dieren had vooral plaats uit de residenties Timor en Onderhoorigheden en Atjeh en Onderhoorigheden. Klein-hoornvecslapel. De belangstelling van de inheemsche bevolking voor de geitenfokkerij, vooral ten aanzien van de kruising met Elawah-bokken, was ook in 1938 zeer groot. Dientengevolge was de vraag naar Etawah-bokken wederom zóó belangrijk, dat slechts een deel der aangevraagde bokken door het Gouver nement kon worden geleverd. Veelvuldig werden tevens Etawah-bokken als dek materiaal gebezigd. De schapenteelt was van geringer beteekenis. Op Lombok en in de afdeeling Donggala op Celebes werden voornamelijk vetstaartschapen geteeld, welke van zwaarder gewicht zijn. Ook het Priangan-schaap heeft voor de vleeschconsum grootere waarde dan het inheemsche schaap in andere streken van Java. Varkensstapel. Varkens waren op Bali, Lombok en Nias voor den export van groote beteekenis. Pliiimvcestapel. De pluimveestapel vormde een bron van inkomsten voor de bevolking door den verkoop van slachtkippen en de eierproductie. Door Europeanen Veestapel DE ECONOMISCHE TOESTAND 122 en Chineezeu werden hier en daar raskippen gefokt. In In-t algemeen werd hier mede echter niet veel voordeel behaald. De eendenhouderij en de productie van eendeneleren waren van groot belang Op Bali en Lombok, aan de Noordkusl Van Java en in sommige streken van Sumatra en Borneo. Algemeene gexondheidstoestand. De- gezondheidstoestand van don veestapel was in 1988 gunstig. Behoudens enkele min of meer ernstige uitbraken van besmettelijke ziekten (miltvuur en septichaemie) in de veeartsenijkundige ambts kringen Baba, Boeteng, Makassar en Watampone, bleven, dank zij prophylactischc, therapeutische en politiemaatregelen, de overige gebieden van epizoötiön gespaard. De voedsel- en watervoorziening liet, behoudens enkele uitzonderingen van gering belang, niet te wenschen over. Veehandel. De handel in vee met het buitenland was ook in 1938 georiën teerd op de Straits Settlements. Nederlandsch-Indië voerde in 1938 voor een waarde van f 796 830 aan vee naar het buitenland uit, doch importeerde vee voor een w aarde van f 116 437, zoodat het excedent van den uitvoer f 1 680 393 bedroeg. De volgende staat specificeert dozen veehandel met het buitonland nader. I>e voornaamste van vee afkomstige producten, welke uit Nederlandsch-Indië naar het buitenland worden uitgevoerd, waren: Vet, dierlijk eetbaar f 3 732 Bunder- en buffelhuiden, vellen van bokken, geiten en schapen . . 3 481 492 Beenderen 7 803 Hoeven, klauwen, pezen, snavels, tanden (geen ivoor), enz. . . 5 170 Horens van buffels en runderen 5 383 EBertegenover stond evenwel een belangrijke import van van vee afkomstige producten, waarvan do voornaamste hier volgen: Boter f' 3 574 401 Melk 4 994 563 Kaas 686 586 Molkpreparaten 259 763 Eieren, verschc en verduurzaamde 63 564 In- en uitvoer van vee en pluimvee in 1938 VEETEELT 123 Brcedeieren f 20 958 Vet, dierlijk, eetbaar (ghie, reuzel, enz.) 333 195 Dierlijke oliën en vetten, technische 208 919 Vleeseh van Vee, paarden, wild en gevogelte, versch, al dan niet bevroren, zoomede vleeseh en spek, gezouten of in pekel, los verpakt, en vleeseh en gevogelte, gedroogd, gerookt, gekookt of gebraden, n.a.g., alsmede rookspek en gedroogde of gerookte (vorst-, los verpakt 685 883 Vleeseh, spek, worst en dergelijke, al of niet bereid met aardappelen on/of groenten en dergelijke, in blikken of dergelijke, n.a.g. . 839 037 Vleeschextracl, zoomede bouillon en soepen 121508 Hammen 572 027 Haar. dierlijk 19 105 De binnenlandsche veehandel la-woog zich voornamelijk van het Oosten haar het Westen, namelijk van de Kleine Soenda-eilanden naar Java en Sumatra en op Java van Oost- en Midden-Java naar West-Java. Borneo betrok slachtvee van Madoera, Java, Bali, Lombok en Celebes. Van de Kleine Soenda-eilanden waren Soemba, Soembawa, Lombok en Bali ook in 1938 van het meeste belang. De veehandel was, voor zoover betreft den uitvoer, hoofdzakelijk in handen van Arabieren en Chineezen. In de residentie Timor en Onderhoorigheden geschiedde deze handel ondershands, uitgezonderd Öp hei eiland Timor, waar het vee wordt verkocht op de roods bestaande veemarkt te Baoeii en op de in 1938 te Tjainplong en SoE geopende nieuwe veemarkten. Op deze markten worden in 1938 82 paarden, 235 runderen, 204 buffels, 1263 t, 1 schapen, 571 varkens, 2 herten en 18 506 kippen aangebracht. De uitvoer uit den veeartseniikundigen ambtskring Koepang steeg in belang rijke mate in vergelijking met dien van 1937; naar buiten de residentie Timor en Onderhoorigheden voerden de eilanden Timor, Roti en Sawoe 495 paarden, 1207 runderen, 1739 buffels, 2213 geiten en 1 varken uit, waarvan 2034 geiten voor het buitenland waren bestemd (in 1937 bedroeg deze uitvoer 429 paarden, 369 rundoren, 154 buffels, 1300 geiten on 1 schaap, waarvan 1295 geiten voor het buitenland waren bestemd). Van het eiland Flores werden 88 paarden. 9,">7 buffels en 39 geiten naar stroken builen de residentie Timor en Onderhoorigheden vervoerd, waarvan alle geiten naar het buitenland gingen (in 1937 bedroeg deze export 477 buffels en 228 geilen, waarvan alle geiten mei buitenlandsche bestemming). Hei eiland Soembawa exporteerde in 1938 7120 paarden, 79 runderen, 3697 buffels, 2730 geiten en II schapen naar streken buiten de residentie Timor eit Onderhoorigheden, waarvan 1 paard, 2263 geiten en 6 schapen voor het buitenland waren bestemd (in 1937 0519 paarden, 160 runderen, 5642 buffels, 2902 geiten on 81 schapen, waarvan naar het buitenland 1841 geiten en 15 schapen). De uitvoer van het eiland Soemba bedroeg naar stroken buiten de residentie Timor en Onderhoorigheden 3683 paarden, 2169 runderen, 2907 buffels en 458 geiten, waarvan 426 geiten buitenlandsche bestemming hadden (in 1937 werden uitgevoerd 4733 paarden, 2817 runderen, 2178 buffels, 1249 geiten, 127 schapen en 3 varkens, waarvan naar het buitenland 1201 geiten en 127 schapen). Van de 2169 geëxporteerde runderen werden 1148 stieren en 224 vaarzen door het Gouvernement verzonden voor fokdoeleinden; de overige runderen werden door den particulieren handel betrokken. Op Lombok werd het vee in hoofdzaak op de veemarkten verhandeld; op de 6 aanwezige pasara werden in 1938 2318 paarden, 71 248 runderen en 13 239 buffels'aangebracht, l'itgevoerd werden van Lombok naar binnenlandsche havens 113 paarden, 5250 runderen, 99 buffels, 4 geiten, 2 schapen en 3403 varkens, terwijl naar het buitenland 1 paard, 2715 runderen, 241 buffels en 723 varkens werden verzonden DE ECONOMISCHE TOESTAND 124 (in 1937 naar binnen Nederlandsch-Indië 98 paarden, 6172 runderen, 423 buffels en 3274 varkens en naar Singapore 70 runderen en 797 varkens). De export van runderen en buffels naar overig Nederlandsch-Indië verminderde belangrijk in vergelijking met 1937, terwijl die van varkens een geringe stijging vertoonde. De uitvoer van runderen en buffels naar Singapore vermeerderde daarentegen, terwijl die van varkens in geringe mate afnam. Het eiland Bali exporteerde naar binnenlandsche havens 136 paarden. 3438 runderen, 182 buffels, 7 geiten, 1 schaap en 31 554 varkens en naar Singapore 12 331 runderen, 10 buffels en 72 282 varkens (in 1937 naar het binnenland 208 paarden, 9624 runderen, 532 buffels en 26 558 varkens en naar Singapore 23 891 runderen en 98 332 varkens). De afzet van runderen, zoowel naar binnenlandsche havens als naar Singapore, was belangrijk minder dan in 1937, hetgeen mede het geval was met den buitenlandschen afzet van varkens. De uitvoer van varkens naar binnenlandsche havens daarentegen gaf een niet onbelangrijke stijging te zien. De achteruitgang van den export wordt toe geschreven aan onvoldoende daling van de veeprijzen ten opzichte van die in andere gebieden; ook moet niet worden uit het oog verloren, dat 1937 met betrekking tot den vee-uitvoer voor Bali een topjaar was, zoodat normaliter een achteruitgang daarvan was te verwachten. De import van vee op de Kleine Soenda-eilanden was onbelangrijk. Ingevoerd werden te Makassar 1 paard, 1264 runderen, 215 geiten, 24 schapen en 6052 varkens, terwijl van deze plaats werden uitgevoerd 216 paarden, 1073 runderen, 5 buffels, 133 geiten, 23 schapen en 1295 varkens. In den veeartsenijkundigen ambtskring Bandjermasin (res. Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo) werden geïmporteerd 6 paarden, 7395 runderen, 277 buffels, 2897 geiten, 972 schapen en 6693 varkens. Op Sumatra waren de residenties Lampoengsche Districten, Palembang, Benkoelen, Djambi en Oostkust van Sumatra op import van vee aangewezen. De invoer van vee bedroeg in Zuid-Sumatra 106 paarden, 1702 runderen, 7727 buffels, 4910 geiten, 837 schapen en 3213 varkens. De uitvoer van vee uit Zuid-Sumatra had praktisch niets te beteekenon. De Oostkust van Sumatra voerde over zee in 81 paarden, 438 runderen, 1041 buffels, 42 geiten en 3582 varkens. Atjeh en Onderhoorigheden leverde slachtvee aan de Oostkust van Sumatra, Tapanoeli, Sumatra's Westkust en de Straits Settlements. Naar genoemde residenties op Sumatra werden uitgevoerd 49 paarden, 10 607 runderen, 9276 buffels, 69 geiten, 12 schapen en 260 varkens. Deze uitvoer geschiedde slechts voor een klein deel over zeo; verreweg de meeste dezer dieren verlieten de residentie per trein, te voet of per vrachtauto. De uitvoer naar Penang bedroeg in 1938 533 runderen, 369 buffels, 8661 geiten en 155 schapen (in 1937 1252 runderen, 725 buffels, 9828 geiten en 416 schapen). Voor zoover bekend was de vermindering van den export een gevolg van het feit, dat Penang weder werd opengesteld voor den invoer van vee uit Siam. Madoera en mede het tot het eiland Java behoorend deel van de provincie Oost-Java leverde ook in 1938 slachtvee voor West-Java, Borneo, Celebes en Sumatra. Gedurende 1938 voerde Madoera uit 102 paarden, 63 929 runderen, 1267 buffels, 13 639 geiten, 2402 schapen en 4 varkens. Het aantal uitgevoerde runderen was grooter dan in 1937. toen 48 791 runderen weiden geëxporteerd. Een groot gedeelte van het uitgevoerde vee ging naar het Ja va-gedeelte der provincie Oost-lava. Laatstgi noemd deel dezer provincie voerde gedurende 1988 over zee in 6026 paarden, 52 485 runderen, 1321 buffels, 9673 geiten, 2129 schapen en 17 159 varkens; de uitvoer over zee bepaalde zich tot 327 paarden, 2012 runderen, 27 buffels, 560 geiten, 313 schapen en 11 varkens. Zeer belangrijke hoeveelheden vee verlieten de provincie Oost-Java te voet en per trein. Van de groote veemarkt Letjes werden per trein naar Soerabaja en West-Java vervoerd 3209 runderen, terwijl via den belangrijken veepasar Ngawi (residentie Madioen) naar Sragen (Solo) 14 082 runderen en 7362 buffels werden uitgevoerd. Per trein verlieten van Madioen naar Midden- en West-Java 1517 runderen en 4232 buffels de provincie; voorts werden uit de residentie Bodjonegoro per VEETEELT 125 trein 1678 runderen en 1800 buffels en te voel 12 77S runderen, 2265 buffels en 1300 geiten uitgevoerd. De provincie Midden-Ja va importeerde gedurende 1938 2429 paarden en 1042 runderen. De runderen waren alle Ongole-runderen, afkomstig van Soemba en bestemd voor de Gouvernements doorgangsstallen voor vee te Pengarasan. De uitvoer van vee over zee was zonder beteekenis, doch te voet en per trein werd veel vee uitgevoerd naar \Ve-,t-Java (per trein 31 117 rundoren en 4151 buffels naar West-Java). In West-Ja va werden in 1938 per schip geïmporteerd 3287 paarden, 3772 runderen, 4387 buffels, 490 geiten en 611 varkens en over zee uitgevoerd 126 paarden, 949 runderen, 8166 buffels. Ö775 geiten, 1230 schapen en 1241 varkens. Hiervan werden uit Tandjoengpriok 11 paarden en uit Cheribon 462 geiten en 330 schapen naar Singapore verzonden. Te Tandjoengpriok bestond een belang rijke overscheep van slachtvee, bestemd voor Sumatra; in 1938 werden over gescheept 76 paarden, 2217 runderen, 4364 buffels, 4603 geiten, 6 schapen en 2143 varkens. Cheribon verscheepte voorts 239 833 stuks pluimvee naar Singapore. Overheidszorg voor den veestapel In verband met de instelling van de groepsgemeenschappen Minangkabau (I. S. 1938 n°. 132) en Bandjar (I. S. 1938 n°. 133), welke 1 Juli 1938 werd geëffectueerd (I. S. 1938 n°. 264), werd mot ingang van dien datum het personeel van den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst, werkzaam in de voormalige residentie Sumatra's Westkust en de afdeelingen Bandjermasin (mot uitzonde ring van de onderafdeeling Poelau Laoet-Tanahboemboe) en Hoeloe Soengai, ter beschikking gesteld van genoemde gemeenschappen. Het veeartsenijkundig personeel op het eiland Bali werd, met uitzondering van den gouvernements veearts en den hem toegevoegden schrijver, ter beschikking gesteld van het herstelde zelfbestuur. De „Overdrachtsordonnantie Vceartsenijkundige Dienst Buitengewesten" (I. S. 1937 n°. 512) trad 1 Juli 1938 in werking (I. S. 1938 n°. 264). De instructie voor den inspecteur van den veeartsenijkundigen dienst in het gouvernement Sumatra en voor dien in het gouvernement Groote Oost is opge nomen in Bb. nos. 14077 en 14132. In verband met de doorvoering van de bestuurshervorming werden enkele bevoegdheden van den Gouverneur-Generaal on van don Directeur van Econo mische Zaken, omschreven in het ~Leglement op do Vecartsenijkundige Over heidsbemoeienis en de Vceartsenijkundige Politie in Nederlandsch-Indië" en do „Hondsdolheidsordonnantie 1926", aan de Gouverneurs dan wol aan de Kesi denten overgedragen (I. S. 1938 n°. 371). Onder het Hoofd van den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst was einde 1938 bij dezen dienst het volgend personeel werkzaam: ö inspecteurs, 32 gouver nements veeartsen, 60 gouvernements Indische veeartsen, 1 opzichter, 159 mantri's (van wie 17 hoofdmantri's) en 31 schrijvers, van wie 18 schrijvers Iste klasse. Van dit personeel waren 3 inspecteurs, 17 gouvernements veeartsen, 32 gouver nement- Indische veeartsen, 79 mantri's (van wie 9 hoofdmantri's) en 9 schrijvers, van wie 7 schrijvers Iste klasse, ter beschikking gestold van de provincies West-, Midden- en Oost-Java, van de groepsgemeenschappen Minangkabau en Bandjar en van de zelfbesfurende landschappen op Bali. Aan het Veeartsenijkundig Instituut waren verbonden: 2 bacteriologen (van wie 1 tijdelijk was belast met de waarneming van de betrekking van directeur), 1 gouvernements veearts (tijdelijk als bacterioloog tewerkgesteld), 5 gouvernements Indische veeartsen, werkzaam als assistent, 1 instrumentmaker, i opzichter en 1 beheerder van de grastuinen en quarantaine-inrichting te Tjimanglid. Aan de Nederlandsch-Indische veeartsenschool waren werkzaam: 1 directeur, 2 vaste leeraren, '■'< gouvernements Indische veeartsen, als assistent-leeraar, 1 opzichter-amanuensis en 6 mantri's. Voor wijziging van de ambtskringen van de gouvernements veeartsen zie men Bb. n°. 14052. DE ECONOMISCHE TOESTAN l> 126 De Overheidsbemoeienis met den paardenstapel en de paardenfokkerij bleef beperkt tot controle en beperking van den in- en uitvoer van paarden, benevens beschikbaarstelling van dekhengsten door het Land dan wel door autonome gemeenschappen. Zoo werden door het landschap Soembawa twee hengsten uitgegeven onder beding, dat elke hengst later in natura zal worden betaald door de levering van 2 hengsten van 3-jarigen leeftijd. In alle veeartsenij kundige ambtskringen in de Groote Oost werden meermalen onder groote belangstelling van bevolkingszijde paardenrennen gehouden. In het gouvernement Sumatra bestond vooral belangstelling voor de paarden fokkerij in de groepsgemeenschap Minangkabau. De Overheid stimuleert bier deze fokkerij door het beschikbaar stellen van gouvernements dekhengsten. Einde 1938 stonden op de verschillende hengstenstations 15 Sandel-Arabische en 12 Sandel hout-hengsten ter dekking. In 1938 werden L9Bl geboortebewijzen voor door deze hengsten verwekte veulens uitgereikt. Men trachtte verder in deze groepsgemeen schap de paardenteelt door paardenrennen en draverijen te stimuleeren. De gouvernements stoeterij te Padang Mangatas werd ook in 1038 in stand gehouden. In de residentie Tapanoeb' waren gedurende 1938 5 gouvernements dekhengsten aanwezig, terwijl voorts door het organiseeren van paardenraces de noodige animo voor de paardenfok werd aangekweekt. In deze residentie werden nieuwe ren vereenigingen opgericht te Siborong-borong en te Padangsidimpoean. In de provincie West-Java bestond in de Priangan groote belangstelling voor de paarde nfokkerij. Op \ erschillende stations stonden hier dekhengsten ter beschik king van den inheemschen merriestapel. Het hengstenstation te Tjisoeroe] an, hetwelk reeds geruimen tijd voor opheffing in aanmerking kwam, werd in lO.'is en. Door een commissie onder leiding van den wedana van Lembang werden op Soemba 30 Sandel-Arabische merries aangekocht en onder de talrijk* < verloot. Ook werden te Lembang paardenrennen gehouden, terwijl daar voorts een groote tentoonstelling werd georganiseerd. De qualiteil der voor gebrachte paarden v. as beter dan in 1937. In de provincie Midden-Java heeft de paardenfokkerij weinig te beteekenen. Eind September 1938 bedroeg het aantal gestationneerde dekhengsten 13: in 1938 werd door het aanwezig dekmateriaal 567 keer gedekt. Inde provincie Oost-Java was de paardenteell van weinig beteekenis. Hoewel de gebruikspaarden van de Kleine Soenda-eilanden werden betrokken, bestond toch in enkele streken dezer provincie vraag naar dekhengsten. In verband met de bijzondere eischen ten aanzien van kleur, teekening, enz. was hel moeilijk- om door selectie uit het over zee aangevoerd materiaal in de behoefte te voorzien. In verband met de bemoeienis van de Overheid met de bevordering van de runderteelt bleven de gouvernements doorgangsstallen te Matawai (Soemba), Leu.-uig Toepang Beroe (Soembawa), Pengarasan (.lava) en te Padang Mangatas (Sumatra) ook in 1938 in gebruik. Op het eiland Timor weid het fokken van Bali-vee met onverflauwden ijver voortgezet, terwijl dit op Flores in de onderafdeelingen Manggarai en Ngado even eens het geval was met den aldaar aanwezigen Madoera-veestapel. Op Soembawa werd de kruising van den Hissar-veestapel met Ongole-stieren voortgezet. Het eiland Soemba leverde in 1938 1372 Ongole-runderen voor de fokkerij in andere gebiedsdeden van Nederlandsch-Indië, namelijk aan -lava 914 slieren en 129 vaarzen, aan Celebes 5 stieren en I vaarzen, aan Fïalmahera '-' stieren en 2 vaarzen en aan Sumatra 227 stieren en 89 vaarzen. Op Bali en Lombok werd uitsluitend door selectie en castratie van runder siien n invloed uitgeoefend op de fokkerij. Men bleef hier raszuiver Bali-vee telen. In Zuid-Celebes nam de daar aanwezige Kali-veestapel numeriek toe; de bevolking bleef hiervoor groote belangstelling toonen. Op overig Celebes, Java en Sumatra werd in 1938 voortgegaan met do \rr betenng van het rundvee door kruising met Ongole-vee. De aantallen aan deze gebieden geleverde I'okdieren werden hiervóór reeds vermeld. VEETEELT 127 In 1938 werden van de boerderij „Generaal de Wet" te Tjisaroea (Priangan) 9 Eriesch-Hollandsche stieren betrokken, waarvan 8 stieren aan melkerijen en 6 stieren aan de bevolking in Grati (Oost-Java) werden verstrekt. Behalve door de verstrekking van fokvec werd middels selectie en castratie invloed op de fokkerij uitgeoefend. In 1938 werden in de Buitengewesten 33 720 en op Java en Madoera 41 428 runderstieren gecastreerd. Svenals in vorige jaren bleef do Overheidsbemoeienis met den buffelstapel in hoofdzaak beperkt tot selectie en castratie van buffelstieren, benevens de keuring van vrouwelijke buffels op haar geschiktheid voor de fokkerij in verband met voorgenomen slacht. In de Buitengewesten werden in 1938 3024 en op Java en Madoera L 62 buffel stieren gecastreerd. De geitenfokkerij genoot evenals in vorige jaren zeer groote belangstelling. De gouvernements fokkerij van Etawah-geiten op Lenang Toepang Beroe (Soembawa) bleef in 1938 gehandhaafd. In dit jaar kwam onder dezen geiten stapel vrij veel sterfte voor. Het station leverde in 1938 36 bokken en 42 geiten af. Op Sumatra werden in 1938 van Java 91 bokken en 17 geiten van gekruist Ktawah-ras voor fokdoeleinden betrokken, terwijl voorts 7 volbloed Etawah bokken voor Samosir werden aangekocht. Ook in de provincie West-Java werd de verstrekking van volbloed en gekruist Etawah-fokmateriaal voortgezet. In de provincie Midden-Ja va ging het gouvernements fokstation te Pengarasan voort met de verstrekking van Etawah-geiten. liet voor de geitenteelt zoo belang rijke onderdistricl Kaligesing was in staat vele hoög-in-bloed slaande geilen te leveren voor do fokkerij elders. In do provincie Oost-Java werden zoowel volbloed- als gekruiste Etawah bokken vérstrekt. Mol de in 1937 te Groedjoegan en Pamelokan (Madoera) opge richte volbloed Kt aw ah-fokkerijen ging het naar wensch. in het regentschap Ngawi ging de veevereeniging ~Mardt Handoko" voort met do uitgifte van gekruist Etawah-fokmatoriaal. Door het Gouvernement werden in 1938 75 Etawah-bokken en 101 -geiten in Britsch-Indië aangekocht, waarvan in Nederlandseh-Indië arriveerden 7-'! bokken on 100 geiten; 3 dieren stierven tijdens hel transport. De Overheidsbemoeienis mot do schapenfokkerij was slechts in de provincie West-Java van eenige beteekenis, waar een 100-tal dekramnien waren gesta tionneerd. Met de varkensteolt had de Overheid vrijwel geen bemoeienis. Het plan om op het eiland Nias een varkensfokstation o]) te richten kwam in 1988 niet tol uitvoering, aangezien de plaatsing van een gouvernements Indisch veearts op dit eiland niet mogelijk was. De zorg voor den pluimveestapd omvatte de levering van entstoffen tegen besmettelijke pluimveeziekton en het onderricht aan de bevolking in nel kapoeneeren van haantjes. In 1938 werd een pluimveeproefbedrijf aangevangen aan de Nederlandsch- Indische veeartsenschool te Büitenzórg, waarbij proeven werden ingesteld met kampong-kippen uit Bantam en Kedoe met het doel, hetzij door selectie, hetzij door kruising met geïmporteerde hoenders, ten aanzien van de vleeseh- en de eierproductie betore rassen te vormen. Omtrent de in 1938 voorgekomen besmettelijke veeziekten kan het volgende worden vermeld. In de Buitengewesten was hel aantal milt vuurgovallen vrij belangrijk op de eilanden Flores en Soembawa en in Zuid-Celebes. Septichaemia epizoötica liet zich vooral in Zuid-Celebes golden, evenals in 1937. Mond- en klauwzeer kwam in de Buitengewesten in zeer geringe mate voor. De Kleine Soenda-eilanden en Celebes bleven van deze ziekte geheel verschoond. Een aantal andere besmettelijke veeziekten demonstreerde zich evenals in vorige jaren, zonder echter van merkbaren invloed te zijn op de welvaart der bevolking. DE ECONOMISCHE TOESTAND 128 Van de niet wettelijk bestreden dierziekten waren zoowel uit economisch als hygiënisch oogpunt cysticercose en trichinose van belang. De eerstgenoemde ziekte werd vooral geconstateerd bij Bali- en Lombok-vee (op Bali bij 685 run deren en 153 varkens, op Lombok bij 41 rundoren). De laatstgenoemde ziekte deed zich in het bijzonder voor in de Bataklanden van de residentie Tapanoeli (bij 71 varkens en 17 honden) en ter Oostkust van Sumatra (bij 142 varkens en 9 honden). Veeartsenij kundig Instituut Ten behoeve van de praktijk werden aan de Afdeeling voor Algemeen Onderzoek 2710 onderzoekingen verricht. Verschillende problemen werden in studie genomen, dan wel nader uitge werkt. Zoo werd het vraagstuk behandeld betreffende de mogelijkheid van het optreden van naganol-vaste stammen van het Trypanosoma evansi bij de chemo therapeutische surra-bestrijding, zooals deze in Nederlandsch-Indië gebruikelijk is. Aangetoond kon worden, dat de kans hierop zeer gering moet worden geacht. Nagegaan werd, binnen welk tijdsverloop na een therapeutische behandeling van aan surra lijdende paarden de parasieten uit het bloed verdwijnen en hoe lang de paarden nog als een gevaar voor de omgeving moeten worden beschouwd. Deze laatste periode bleek zich tot enkele uren te beperken. Tevens werd gecontroleerd tot hoe lang na de slacht nog virulente trypano somen in het vleeseh en de organen van surra-lijders aanwezig zijn. De verkregen ervaringen leverden het bewijs, dal de in de betreffende voorschriften opgegeven tijden, welke moeten zijn verloopen alvorens het vleeseh in consumptie mag worden gebracht, voldoende zekerheid bieden tegen het gevaar van verspreiding der infectie. Het voortgezet onderzoek omtrent oen in de Minahasa bij runderen veel vuldig voorkomend klauwlijden toonde aan, dat ook larven van andere vliegen dan de Booponus intonsus —en w r el die van de Chrysomyia bezziana on van de Sarcophaga dux — in deze van beteekenis kunnen zijn. Uitgebreide experimenten, betref lende de bereiding van een betrouwbaar diagnosticum voor de bij geiten voorkomende pseudo-tuberculose, leverden nog geen bevredigende resultaten, evenmin als het stelselmatig voortgezette onderzoek naar een goede entstof tegen deze ziekte. Wat btreft de verbetering van het diagnostisch onderzoek werd een groot aantal proeven genomen omtrent de resistentie van boutvuur-, miltvuur- en septichaemie-bacillen in verschillende soorten materiaal en conserveeringsvloei stoffen, door welke experimenten een nauwkeuriger inzicht in de waarde van de verschillende wijzen van onderzoek werd verkregen. Een onderzoek naar de beteekenis van den Tabanus rubidus inzake de over brenging en verspreiding van miltvuur en septichaemia haemorrhagics kon nog niet worden afgesloten, hetgeen eveneens het geval was met proeven over de pathogenese van de osteomyelitis bacillosa bubalorum. Een serie voederproeven werd ingesteld, teneinde een inzicht te krijgen in de gevaarlijkheid van blauwzuur bevattend gaplek-meel voor verschillende dier soorten. Het aantal voor serologisch onderzoek ontvangen sera en materialen bedroeg in 1938 30 652. Het meerendeel hiervan (30 636 sera) werd ingezonden voor onderzoek op malleus en brucellosis. 16 433 complement-bindingsreacties op malleus en 14 203 agglutinatie-reacties, alsmede 13 324 complement-bindings reacties op brucellosis dienden te worden ingesteld; in totaal dus 43 960 reacties (in 1936 10 616; in 1937 27 823). Het aantal onderzoekingen op miltvuur door middel van de praecipitatie reactie bedroeg 7, terwijl ten behoeve van 4 strafzaken 9 reacties werden verricht op de aanwezigheid van dierlijk eiwit. Voor biologisch onderzoek op tuberculose werden 62 orgaan-materialen, 94 monsters sputum, 45 melkmonsters, 1 monster vaginaalslrjm en 1 monster buikvocht ingezonden; 61 orgaan-materialen werden histologisch en microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van tuberculeuze veranderingen. VEETEELT 129 De werkzaamheden aan de Nederlandsch-Indische Veeartsenschool omvatten: de opleiding tot Indisch veearts; de opleiding tot veemantri; de opleiding tot keurmeester van slachtvee en vleeseh. Aan de 2 leerlingen, die in 1937 niet slaagden voor het examen van Indisch veearts, kon in 1938 het diploma worden uitgereikt. De 7 leerlingen van het eerste jaar werden allen tot de tweede klasse bevorderd. Van de 165 candidaten werden 6 leerlingen tot de in 1938 nieuw gevormde eerste klasse toegelaten. De tweede cursus voor opleiding tot veemantri ving in Januari aan met 20 leerlingen, van wie 17 het diploma behaalden; aan 2 leerlingen werd een verklaring verstrekt, dat zij het onderwijs in zijn geheel hebben gevolgd, terwijl één leerling wegens onvoldoenden ijver van den cursus werd verwijderd. In October nam de derde cursus een aanvang met 21 leerlingen. De negende cursus voor opleiding tot keurmeester van slachtvee en vleeseh ving in Januari aan met 12 leerlingen, van wie 11 het diploma verwierven. Aan één leerling werd een verklaring verstrekt, dat hij den cursus wel in zijn geheel had gevolgd, doch niet in de termen viel voor uitreiking van het diploma. In October werd de tiende cursus, eveneens met 12 leerlingen, aangevangen. Het aantal patiënten, dat aan de klinieken werd aangeboden, steeg tot 3332. Een begin werd gemaakt met de aanvulling van het instrumentarium, hetgeen jaren lang wegens gebrek aan fondsen niet plaats vond. Voortgegaan werd met het 9 Voor onderzoek op malleus werden 46 orgaan-materialen ontvangen, welke grootendeels slechts histologisch konden worden onderzocht. Voor biologisch onderzoek op abortus infectiosus .Bang werden 3 materialen ingezonden. Ten behoeve van de diagnostische malleinaties werd een hoeveelheid van 17 027 cc onverdunde malleïne aangemaakt en verzonden (in 1937 18 858 cc), terwijl voor de tuberculinaties 1002 cc tuberculine A (voor subcutane toediening), 24 017 cc tuberculine B (voor ophthalmo-tuberculinatie) en 2276 cc tuberculine Glover (voor intradermale tuberculinatie) werden verzonden. In 1937 bedroegen de hoeveelheden resp. 1022, 25 012 en 1102 cc. Het aantal dieren, bestemd voor de bereiding van anti-sera, bedroeg einde 1938 102 (17 paarden, 6 ezels, 17 runderen en 62 buffels). Voor de bestrijding van septichaemia epizoötica werd 1 126 150 cc serum (in 1937 1 598 500 cc) en 1 002 150 cc vaccin (in 1937 1 095 700 cc) afgeleverd. Ter bestrijding van vogel-cholera werden 1800 cc serum en 600 cc vaccin verzonden. Voor de bestrijding van septichaemia suum werden 63 000 ce serum en 8690 cc vaccin verstrekt. Ook voor de bestrijding van anthrax werd in 1938 weer een belangrijke hoeveel heid entstoffen bereid, namelijk 620 500 cc serum (in 1937 444 000 cc), 103 720 cc vaccin B.R.S. en 30 761 cc vaccin P.G.V. (in 1937 te zamen 132 600 cc). De hoeveelheid boutvuurformolvaccin, welke in 1938 werd afgeleverd, bedroeg 86 000 cc (in 1937 370 000 cc), terwijl 19 000 cc serum (in 1937 33 000 cc) tegen boutvuur werd verstrekt. De daling in het gebruik der laatstgenoemde entstoffen vindt haar oorzaak in de sterke vermindering van het aantal boutvuur gevallen tengevolge van de jarenlang doorgevoerde systematische vaccinaties der runderen in de boutvuurgebieden. Het terugloopen der aanvragen bewijst het uit muntend resultaat van de toegepaste bestrijdingsmethode. Tegen abortus infectiosus bovum (Bang) werden nog afgeleverd 6480 cc levende entstof (in 1937 10 740 cc). Voor de bestrijding van diphtheria avium et epithelioma contagiosum werden afgeleverd 11 110 cc geformaliseerd vaccin (in 1937 20 580 cc) en 54,5 gr gedroogde levende entstof (in 1937 102,6 gr). Verder werden nog verzonden 3100 cc polyvalent serum tegen colibacillose. zoomede 100 cc specifiek coli-vaccin, 600 cc specifiek vaccin tegen streptococcen infecties en 220 cc paratyphus-vaccin. Nederlandsch-Indische Veeartsenschool BET—ERKINGEN MET HET BUITEN—AND 13 de gelegenheid zich mot zijn gezin op do daartoe vastgestelde voorwaarden als zelfstandig landbouwer in Suriname te vestigen. Maakt de arbeider van die gelegenheid binnen vijf jaren geen gebruik, dan heeft hij met zijn gezin recht op terugzending naar Java. Van dat recht kan hij met toestemming van de Surinaamsche autoriteiten afstand doen, indien hij zich blijvend aldaar wil vestigen, in welk geval hem een bedrag van f 100 wordt uitbetaald. Ook bij vestiging als zelfstandig landbouwer gedurende den termijn waarvoor de overeen komst is aangegaan, blijft de mogelijkheid tot terugkeer naar Nederlandsch-Indië na een verblijf van vijf jaren in Suriname bestaan. DB ECONOMISCHE TOESTAND 130 stencillen van de bij het onderwijs gebruikte dictaten. De bibliotheek werd wederom met verschillende werken uitgebreid. De aankoop te Buitenzorg van materiaal voor het onderwijs in anatomie ging met groote moeilijkheden gepaard, zoodat eenige malen voor den arbeid afgekeurde paarden uit Batavia moesten worden aangevoerd. Ten behoeve van den rasdierenstal werd een aantal dieren aangeschaft. In 1938 werd aangevangen met proefnemingen met gewone kampong-kippen uit Bantam en Kedoe teneinde te trachten, hetzij door selectie, hetzij door kruising met geïmporteerde hoenders, betere rassen te vormen. Aan het einde van het jaar bleek, dat de Bantam-kippen hiervoor niet in aanmerking kwamen. Door selectie zal het vermoedelijk wel mogelijk zijn uit de Kedoe-kippen een stam te isoleeren, welke een vrij groot aantal eieren van een behoorlijk gewicht geeft en tevens voldoet als slachtkip. Daarnaast werd getracht om door kruising met. Leghorn een betere legkip en door kruising met Australorp een beter slachthoen te krijgen. Begin 1938 waren nog 60 geiten van den import 1937 in quarantaine, terwijl in April een zending van 173 dieren uit Britsch-Indië arriveerde. Gedurende den quarantaine-tijd werden 20 dieren geboren en stierven er 12. Voor de bevolkings geitenteelt werden 222 geiten afgeleverd. Een groot percentage der geiten is lijdende geweest aan schurft, terwijl tevens vrij veel pseudo-tuberculose, welk lijden onder den inheemschen geitenstapel nog niet voorkomt, onder deze dieren werd geconstateerd. Ook werden eenige gevallen van blaasworm (Coenurus), een eveneens bij de inheemsche geit nog niet voorkomende ziekte, gediagnosticeerd. in December werd een aanvang gemaakt met den bouw van twee kippen stallen en een voeder-goedang, terwijl door een kleine verbouwing van den hondenstal werd bereikt, dat deze thans beter aan zijn doel beantwoordt. Dierenbescherming Evenals in vorige jaren werd op het gebied van de dierenbescherming door de Nederlandsch-Indische Vereeniging tot bescherming van dieren, de politie en het personeel van den veeartsenijkundigen dienst veel en goed werk verricht. Door het Paard en fonds werden weder tal van versleten paarden overgenomen. Op vele plaatsen waren dierenklinieken aanwezig; in verschillende gevallen was daaraan een boefsmederij verbonden. In 1938 werden vanwege de Indische Maatschappij voor Individueele Werk verschaffing (1.M.1.W.) weder talrijke cursussen tot opleiding van hoefsmeden gehouden. De abituriënten van deze cursussen konden meermalen moeilijk in eigen vak emplooi vinden wegens concurrentie van de desa-hoef smeden. Een groot aantal processen-verbaal werd opgemaakt wegens het gebruik van te jonge, verwonde of kreupele paarden. VISSCHERI.T EN VISCHTEELT 131 D. VISSCHERIJ EN VISCHTEELT 1. Zeevisscherij In 1938 ging het Instituut voor de Zeevisscherij over tot de uitgifte van vaar tuigen aan particulieren te Batavia ten behoeve van de oprichting van nieuwe bedrijven. Het op deze wijze aan gegadigden van verschillenden landaard verkochte en verhuurde aantal vaartuigen bedroeg dertien. De omzetten aan visch op de veiling te Batavia door motormajang-schepen namen dan ook toe van f 78 000 tot f 125 000. De uitkomsten van de motormajang-visscherij waren gunstig, zoodat goede overschotten werden gemaakt. De verkoop van visschersvaartuigen aan derden werd mogelijk door de goede resultaten, welke met de op de werf van het Instituut gebouwde standaardtypen in de proefbedrijven werden behaald. Over het algemeen waren de vangsten van de bevolkingsvisschcrij, voor zoover daarover cijfers beschikbaar zijn, slecht. De aanvoer van de majangzeevisscherij in Midden-Java bijv. liep terug van 6,8 millioen kg in 1937 tot 2,9 millioen kg in 1938, terwijl de totale aanvoer van alle visscherijen tezamen daalde van ± 19 millioen kg tot + 16 millioen kg. Van de andere visscherijgebieden staan nog onvoldoende gegevens ter beschikking. Op de Duizend-eilanden bij Batavia werd begonnen met de koraalriffen af to visschen volgens de Japansche moero-ami methode. De resultaten zijn bevredigend. Deze visscherij belooft, gezien het groot aantal koraalriffen in Nederlandsch-Indië, belangrijke mogelijkheden. In 1938 werd de zoutprijs verlaagd van 4 cent op 2h cent per kg. Dit had over het algemeen een belangrijk grooter zoutgebruik ten gevolge (op Java en Madoera in 1937 27 870 ton en in 1938 36 821 ton) en daardoor een veel betere conserveering van de visch. Tevens had deze omstandigheid een stimuleerenden invloed op de vangst, al kon deze door heb slechte seizoen nog niet doorwerken. De controle van het Instituut op de zeevischveilingen werd verder uitgebreid, terwijl een 9-tal nieuwe veilingen werden opgericht, waardoor einde 1938 33 vischveilingen van 14 visschersorganisaties gecontroleerd werden. Deze visschersorganisaties, welke de belangen der visschers op verschillende wijze behartigen, zijn gelegen langs de Noordkust van Java; zij beschikten einde 1938 over een zuiver vermogen van f 174 051 en maakten over dat jaar een winst van f 10 709. Door het minder goede vischjaar was in 1938 hulp aan den West-Madoereeschen vischhandel minder urgent dan in 1937. Wel werd ter plaatse een uitvoerig onder zoek ingesteld naar de mogelijkheid van het geven van beleeningen op ladingen visch en naar de wensehelijkheid van credietverleening op andere wijze. De proeven met den aanmaak van visch in blik leverden een uitstekend pro duct op. De onregelmatige en slechte aanvoeren in Bawean maakten het in 1938 echter niet mogelijk, het proefbedrijf aldaar tot ontwikkeling te brengen. Het technisch visscherij-onderzoek voltooide bijna geheel de proefnemingen met lichte buidelnetten. Door de vroegtijdige beëindiging van het seizoen zullen de resultaten van dit werk eerst in 1939 toepassing kunnen vinden. Aan dit werk aansluitende proeven — met het lokken der vischscholen door uitwerpen van aas — werden begonnen. Voorts werd een aanvang gemaakt met trawlproeven op kleine schaal, welke tot dusver bevredigende resultaten afwierpen. 2. Binnenvisscherij en visch teelt Het moesson-verloop was voor de vangst van bandeng-broed uit zee betrekkelijk gunstig, waardoor aan de zoutwatervijvers tijdig en tegen een redelijken prijs van het broed voldoende bezetting kon worden gegeven. De groeivoorraden voor de nieuwe bezetting waren zeer bevredigend, zoodat mislukkingen zeer zelden voorkwamen. Ondanks den overvloedigen regenval ondervonden de kustvijvers geen nadeeligen invloed van overstroomingen. De lang aanhoudende, gelijkmatig verdeelde regens maakten, dat de hooggelegen, vaak op regenwater aangewezen vijvers lang konden worden geëxploiteerd. DE ECONOMISCHE TOESTAND 132 Op de twee belangrijkste markten voor bandeng te Sidoardjo en Bangil was de gemiddelde prijs in de jaren 1935, 1936, 1937 en 1938 resp. 12, 11,2, 13,3, 16,5 et en 15,6, 13,5, 15,6, 16,7 et per kg. Vergeleken met de voorafgegane drie jaren viel derhalve in 1938 een kleine prijsstijging waar te nemen, welke, gecom bineerd met het goede vischjaar, eenige verbetering in de financieele uitkomsten van het kustvij verbedrij f bracht. Het voorlichtingswerk werd voortgezet, waarbij evenals in vorige jaren bij zondere aandacht werd besteed aan credietverschaffing door de Algemeene Volks credietbank ten behoeve van het centraal inkoopen en opkweeken van bandeng broed. Ter verlaging van de bezettingskosten, welke bij de kustvijver-exploitatie een belangrijk deel van de uitgaven vormen, werd voortgegaan met propaganda voor minder dichte bezetting. Vele broedvijvers gaven een grooter slagings percentage van het bandeng-broed door toepassing van het gepropageerde systeem van langdurige drooglegging der vijverbodems. Op Madoera vonden de werkzaamheden, verbonden aan het omzetten van zoutpannen tot vischvijvers en het verbeteren van bestaande vischvijvers, goeden voortgang. In den loop van 1938 werden 242 ha vijvers te Klampis (reg. Pame kasan), 32 ha vijvers te Sepoeloe (reg. Bangkalan) en 66 ha vijvers te Kertasada (reg. Soemenep) in exploiteerbaren toestand gebracht, waarvoor een bedrag van f 42 600 of gemiddeld f 125 per ha werd uitgegeven. Verder kwamen plannen gereed voor aanleg van vijvers nabij de Kali Saroka (reg. Soemenep), ter grootte van 21 ha, voor verbetering van vijvers te Sampang ter grootte van +' 200 ha, voor omzetting in vischvijvers van een gedeelte der resteerende zoutpannen te Pamekasan ter grootte van 250 ha en werd te Gersik Poetih (reg. Soemenep) een terrein van 730 ha ter beoordeeling op geschiktheid voor vijveraanleg gewaterpast. De exploitatie van de in vorige jaren op Madoera aangelegde vijvers gaf ook in 1938 reden tot tevredenheid. Het onderhoud door de eigenaars liet over het algemeen niet veel te wenschen over, terwijl de afzet van de gekweekte visch geen moeilijkheden opleverde. Het uit de Nederlandsche bijdrage tot welvaartsbevordering (f 25 millioen fonds) in het regentschap Serang in 1937 aangevangen werk, waarbij door het graven van een zoetwater-afvoerkanaal en het opwerpen van een scheidingsdijk een groot gebied zou worden vrij gemaakt van jaarlijksche inundatie, werd in 1938 voltooid en voldeed geheel aan de verwachtingen. Deze verbetering kwam behalve aan ± 1000 ha zoutwatervijvers tevens ten goede aan ± 300 ha tevoren ongebruikte gronden, waarop spoedig weer rijstcultuur mogelijk zal zijn. Als resultaat van het op Celebes verrichte voorlichtingswerk valt de sterke vermeerdering van sepat siam in enkele meren op dat eiland te vermelden. Deze, twee jaar geleden aldaar geïmporteerde vischsoort plantte zich in korten tijd dusdanig voort, dat nu reeds eenige uitvoer daarvan plaats heeft. De vruchtdragende samenwerking tusschen de Onderafdeeling Binnenvisscherij en de Afdeeling Malariabestrijding van den Dienst der Volksgezondheid bleef bestendigd. Visscherij-technische adviezen werden verstrekt bij het opmaken van de assaineeringsplannen voor het 1120 ha groote Kalianjar-complex te Bangil, voor het kustvijvercomplex Oost-Pasoeroean ter grootte van 550 ha (waarvan 115 ha niet meer in geregelde exploitatie), voor de kustvijvers in de gemeente Pasoeroean, de districten Kraksaan, Gending en Paiton (reg. Probolinggo) en voor hot Alasmalang-complex (reg. Panaroekan). Met het stimuleeren van de teelt en kweek van zoetwatervisch werd voort gegaan. Naast de bevordering van den aanleg van bevolkingskweekerijtjes, werd in vele plaatsen door middel van demonstratie het kweeken van visch tusschen de padi of als tweede gewas aangemoedigd. Zoowel in West- als Midden- en Oost- Java leidde deze propaganda op verschillende plaatsen tot resultaten. De vischopbrengst uit de Bawah Pening beweegt zich in stijgende lijn; gedurende 1938 werd naar schatting 270 000 kg visch gevangen. Het opruimen van drijvende gronden uit deze rawah werd voortgezet en bekostigd uit gelden uit de Nederlandsche welvaartsbijdrage. Tot nu toe werd reeds 1000 ha open VISSCHERIJ EN VISCHTEELT 133 water verkregen. Het optreden van de waterhyacinth werd vrijwel geheel bedwongen. De in de Vorstenlanden op coöperatieven grondslag door de inheemsche bevol king in bedrijf gehouden Bawah Djombor leverde betere exploitatie-resultaten op. Het aantal leden der coöperatie steeg, terwijl het in de coöperatie-kweekerij geproduceerde en in de rawah uitgezette aantal visschen met 1 000 000 vermeer derde en tot 1 700 000 steeg. De wadoek-exploitatie in Oost-Java leverde bevredigende resultaten op. In het merengebied van West-Koetai (Borneo) werd een onderzoek ingesteld naar de factoren, welke oorzaak kunnen zijn van de bevolkingsklachten over achteruitgang van de vischvangsten aldaar. Met het verwerken van de verzamelde gegevens en materiaal werd een begin gemaakt. Het transport per boot van tambakan naar het Toba-meer en van Poenten karper naar Amboina slaagde uitstekend. Ter verkrijging van een goeden vischstand in de Ajamaroe-meren (Nieuw- Guinea) werd op verzoek van den plaatselijken militairen commandant met behulp van marinevliegtuigen een hoeveelheid zoetwatervisscben naar dit meren gebied gezonden. Ook dit transport slaagde goed. DE ECONOMISCHE TOBSTAHD 134 E. LANDBOUWKOLONISATIE EN MIGRATIE Ofschoon de landbouwkolonisatie van Javanen en Madoereezen in de Buiten gewesten in 1937 reeds belangrijk kon worden gestimuleerd, werd zij in 1938 met nog meer kracht bevorderd. Op ruime wijze en met moderne middelen werd voortgegaan met de propa ganda voor emigratie naar de Buitengewesten onder de bevolking van Java en Madoera, waardoor een grootere emigratie-willigheid ontstond. Tevens bleef de aandacht gevestigd op het vinden van nieuwe kolonisatie-mogelijkheden, waartoe het exploratiewerk in de Buitengewesten op intensieve en methodische wijze werd voortgezet. Als gevolg van dit exploratie-werk konden opnieuw twee kernvestigingen van Javaansche kolonisten worden gesticht in de zoogenaamde Bone 2 - en Kalaena-gebieden van de ondcrafdeelingen Masamba en Malili in Zuid-Celebes on een eerste nederzetting van Madoereesche landbouwkolonisten op een nabij Pengaron in de onderafdeeling Martapoera van de residentie Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo gelegen terrein. Tevens werd in die residentie, in hot zoogenaamde getijgebied, nabij de Kelajan-rivier, een proef genomen met de toepassing van de Bandjareesche padicultuurmethode door Javaansche emigran ten, waaromtrent, in verband met den korten duur van de proef, nog geen positieve resultaten vermeld kunnen worden. De in 1937 aangevangen proefneming met kolonisatie van Javaansche bosch arbeiders in de Buitengewesten werd in 1938 voortgezet door uitbreiding van de nederzetting in het Noordoostdijk gedeelte van het eiland Moena en de stichting van nieuwe nederzettingen van boscharbeiders nabij Samarinda en nabij liet in de residentie Palembang gelegen plaatsje Martapoera. Met de kolonisatieproef in het Westelijk deel van Moena, waar in 1937 een aantal Madoereesche landbouwers werd geplaatst, is het intusschen niet naar wenseh gegaan. Van de uitgezonden kolonisten bleken de moesten niet opgewassen tegen de moeilijkheden van den pioniersarbeid, zoodat, toen na eenige tegenslagen zich een gevoel van moedeloosheid van de kolonisten begon moester te maken, besloten werd geen uitbreiding aan de proef te geven en de in den loop der jaren 1937 en 1938 overgebrachte kolonisten in de gelegenheid te stellen desgewenscht naar Madoera terug te keeren. Bij dezen tegenslag waren 185 kolonistengezinnen betrokken. Dank zij do grootere emigratie-willigheid konden gedurende 1988 de in het volgend overzicht vermelde aantallen geselecteerde kolonisten naar de daar genoemde ressorten worden overgebracht. a) Hieronder 203 gezinnen (646 zielen) van z.g. familiekolonisten, dit zijn kolonisten. die buiten de massatransporten om, doch met hulp van de Overheid, naar hun op een kolonisatieterrein in de Lampoengsche Districten gevestigde familie reizen, nadat zekerheid is verkregen, dat zij door die reeds gevestigde familie gedurende den eersten moeilijken tijd zullen worden voortgeholpen. LANDBOUWKOLONISATIE BK MIGKATIE 135 Dc uitgezonden Javaansche kolonisten waren voor bijna 1/4 deel afkomstig van de residentie Kediri en voor 1/5 deel uit het gouvernement Jogjakarta; de overige kolonisten kwamen hoofdzakelijk uit de residenties Pekalongan, Banjoemas, Kedoe en Madioen en uit het gouvernement Soerakarta. Vergeleken met het in 1937 overgebrachte aantal kolonisten, vertoonen de cijfers voor 1938 een stijging met 66 %. Einde 1938 waren op de van Overheidswege ingerichte kolonisatieterreinen in de Lampoengsche Districten ± 91 000 kolonisten gevestigd, welk aantal in Benkoelen +' 7500, in Palembang 8100, in Zuid-Celebes 6600 en in de Zuider en Oosterafdeeling van Borneo + 750 bedroeg, zoodat dus + 114 000 zielen in de van Landswege gestichte kolonies in de Buitengewesten gevestigd waren. Met kracht werd gewerkt aan de verdere exploratie van mogelijk voor koloni satie geschikte gebieden. Als gevolg van de verkenningen gedurende 1938 konden 130 000 ba bruto als bodemkundig' voor kolonisatie geschikt worden aangewezen, namelijk 30 000 ha voor uitbreiding van het Soekadana-terrein in de Lampoengsche Districten, 25 000 ha bij Belitang in de residentie Palembang, 15 000 ha nabij Pengaron in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en 60 000 ha in de vlakte van Loewoe (Celebes en Onderhoorigheden). Behalve ten aanzien van het Pengaron-terrein, dat bestemd is voor kolonisatie van Madoereezen op droge gronden, zijn voor deze terreinen voldoende bevloeiingsmogelijkheden aanwezig. DE ECONOMISCHE TOESTAND 136 F. BOSCHBOUW 1. Dienstorganisatie, boschpolitiek en boschwetgeving Met ingang van 1938 is een reorganisatie van den Dienst van het Boschwezen doorgevoerd, waarbij onder de algemeene leiding van den Hoofdinspecteur de volgende drie dienstonderdeelen zijn ingesteld: de dienst der bosschen op Java en Madoera, de dienst der bosschen in de Buitengewesten en het boschbouw proefstation. De Bebosschingscommissie kwam in 1938 eenige malen bijeen voor de behandeling van voorstellen tot verdeeling van op Java nog beschikbare vrijlands domein-gronden. Op voorstel van de commissie is bepaald, dat de z.g. ruilgronden slechts voor een termijn van 5 jaren aan het ontginningsrecht der Inlandsche bevolking mogen worden onttrokken en uitsluitend voor directe grondruilen mogen worden gebezigd. Voorts zal op verzoek van de commissie in 1939 een begin worden gemaakt met de ruilverkaveling der hoema- en vrijlandsdomein-gronden in de residentie Bantam. De Commissie van Bijstand en Advies inzake het Boschwezen vergaderde in 1938 regelmatig en schonk haar bijzondere aandacht aan de uitvoering van de richtlijnen voor de houtvervreemdingspolitiek. In verband met de uitbreiding van den aanmaak van onbekapt djatitimmerhout en een gewenschte, soepelere houtvoorziening van de scheepsbouwnijverheid werden eenige kleine wijzigingen in deze richtlijnen in beschouwing genomen, welke de rechtstreeksche levering door het Boschwezen mogelijk maken van: ongenummerde, onbekapte djati dolken aan de Inlandsche bevolking en de verkoopplaatsen; djatikromhouten aan de scheepsbouwnijverheid en djatihout voor prauwen aan de Inlandsche bevolking. Deze wijzigingen zijn met ingang van 1939 van kracht geworden. Voorts bepleitte de Commissie bij de Begeering nogmaals een ruimer gebruik van djatihout voor de uitvoering van bouwwerken voor het Land. In overleg met de Commissie van advies inzake de bevordering van de cultuur van handelsgewassen is te Buitenzorg een proefinstallatie opgericht voor het malen en persen van looibast van Acacia decurrens, een veelbelovende nieuwe cultuurhoutsoort voor de hoogere bergstreken. Verder is in samenwerking met deze commissie, de Gouvernements Landbouwbedrijven en het Koloniaal Instituut aan het Laboratorium voor Technische Botanie te Delft een onderzoek aangevangen naar de geschiktheid van Indische houtsoorten voor de bereiding van papier, cellulose en kunstzijde, welk onderzoek tot nu toe bemoedigende resultaten heeft opgeleverd. Voor de bereiding van triplex uit Indische hout soorten is in Duitschland belangstelling ontstaan. 2. Boschareaal, boschinrichting en technische uitrusting van het bosch bedrljf Java en Madoera. Het in stand te houden boschareaal op Java en Madoera besloeg einde 1938 815 416 ha djatibosch en 1 905 855 ha wildhoutbosch. Het hieruit te berekenen bebosschingspercentage van 20,6 % is iets te laag, omdat in bovengenoemde cijfers de uitgestrektheid der bosschen van de beide Solosche Bijken en van de particuliere landerijen niet is opgenomen. Voor het zoo dicht bevolkte Java met een hoog ontwikkelden landbouw, waaronder de natte rijstbouw een zoo belangrijke plaats inneemt, is de scherm bosch functie van het in stand te houden boschareaal van buitengewoon groote beteekenis. Van het in dit opzicht vooral belangrijke wildhoutboschareaal was einde 1938 ongeveer 9 % onbeboscht, 14 % onvoldoende begroeid, 71 % volwaar dig natuurbosch en 6 % boschculturen. Aan de herbebossching der onbeboschte en onvoldoende begroeide terreinen wordt aan de hand van de daarvoor opgestelde werkschema's gestadig voortgewerkt. BOSCHBOUW 137 De beteekenis van het in stand te houden areaal als productiebosch toont de volgende staat: In deze cijfers komt het groote verschil in productiewaarde tusschen de djati- en wildhoutbosschen duidelijk tot uiting. De inrichting — waaronder wordt verstaan de samenstelling van uitvoerige bedrijfsplannen — is voor het djatiboschareaal nagenoeg voltooid (91 %), terwijl die van de productiebosseben van het wildhoutboschareaal zich nog in het beginstadium bevindt (12 %). De technische uitrusting van het boschbedrijf — voornamelijk in de djati bosschen — omvatte einde 1938 2872 km railbanen, 1788 km verharde wegen, 2284 woningen voor het personeel, 521 bedrijfsgebouwen en 537 opslagloodsen. Buitengewesten. De uitgestrektheid van het beboschte areaal en de stand der boschreserveering einde 1938 in de Buitengewesten zijn weergegeven in den volgenden staat. Hieruit blijkt, dat de boschreserveering in de Buitengewesten nog lang niet is voltooid, zij is voorts in Sumatra belangrijk verder gevorderd dan in Borneo en de Groote Oost. Van de beboschte oppervlakte ligt 46 % in rechtstreeks bestuurd gebied en 54 % in de zelfbesturende landschappen. De boschreserveering is in het eerst genoemde gebied belangrijk verder gevorderd dan in het laatste, zij beslaat in beide resp. 14 % en 4 % van het Land. De meeste boschreserves zijn schermbossohen. De even noodzakelijke reser veering van productiebosch ter verzekering van een duurzame houtproductie dateert pas van de laatste 10 jaren, waarbij het gemis aan een centrale bosch wetgeving, die dit doel duidelijk omschrijft, steeds meer wordt gevoeld. Van het in stand te houden boschareaal is eind 1938 de afbakening voor 72 % en de grensregeling voor 36 % voltooid. DE ECONOMISCHE TOESTAND 138 Voor de botchverkenning en inrichting is in 1938 bij den dienst der bosschen in de Buitengewesten een bijzondere afdeeling ingesteld, waardoor deze werk zaamheden meer systematisch kunnen worden aangevat. Daar de boschexploitatie in de Buitengewesten nagenoeg geheel in handen van particulieren is, wordt de daarvoor noodige technische uitrusting grooter deels ook door hen verzorgd. Het boschrailbaannet meet in Sumatra ongeveer 250 km en in Borneo 50 km. In Sumatra, Borneo en de Groote Oost waren eind 1938 resp. 25, 15 en 8 machinale houtzagerijen in bedrijf met een gemiddelde jaarproductie van resp. 66 000, 24 000 en 6000 m 3 bezaagd hout. Voor het personeel van den dienst van het Boschwezen waren eind 1938 beschikbaar 161 woningen en 21 bedrijfsgebouwen. In de meer afgelegen streken in de Buitengewesten is een betere voorziening in de huisvesting van het personeel urgent. Aan transportmiddelen te water waren eind 1938 aanwezig: 5 gewestelijke v aai tuigen, 9 motorbooten, 17 booten met aanhangmotoren en 153 roeiprauwen. 3. Boschinstandhouding Java en Madoera. De ontwikkeling van den boschcultuurarbeid op Java en Madoera spreekt uit de volgende cijfers: De djati neemt hier nog steeds de belangrijkste plaats in. Van de wildhout culturen der laatste jaren beoogen ongeveer 72 % mede een productiedoel, terwijl 28 % als zuivere schermboschculturen zijn aan te merken. Bij de productieve wildhoutculturen wordt thans bijzondere aandacht besteed aan de teelt van z.g. industriehoutsoorten als: Acacia decurrens voor looibast, piuus kusii voor balsem en papierhout, Albizzia falcata voor kistenhout, Agathis damara voor papier- en triplexhout en Anthocephalus Cadamba voor triplcxhout. Nagenoeg alle boschculturen worden aangelegd volgens de boschakkerbouw methode, waarbij tusschen de cultuur houtsoorten door de Inlandsche bevolking gedurende 1 of 2 jaren landbouwgewassen worden geteeld. In 1938 vonden op deze wijze + 60 000 plantersgezinnen in de boschculturen een bestaan. Met de uitbreiding van de boschculturen nemen ook de jaarlijksche dunnings werkzaamheden regelmatig toe. Zoo werden in 1938 89 750 ha boschculturen, tegen 85 797 ha in 1937. gedund. Het aantal boschdelicten vertoont in 1938 wederom een daling (52 528, tegen 54 469 in 1937). Hieruit spreekt een verbetering van den economischen toestand van de Inlandsche bevolking. Het aantal blijft echter hoog. Het zijn wel incerendeels kleine, op zich zelf weinig beteekenende overtredingen, welke echter door haar groot aantal aan de bosschen belangrijke schade veroorzaken. De Oostmoesson was in 1938 kort, waardoor een veel geringere uitgestrektheid bosch verbrandde dan in 1937; voor beide jaren zijn de cijfers resp. 10 900 ha en 32 914 ha. Daar bij deze boschbranden meestal slechts de ondergroei wordt gedood, is de schade belangrijk minder dan het cijfer der verbrande oppervlakte zou doen vermoeden. Van de zijde van het Binnenlandsch Bestuur en de Inlandsche bevolking werd weder veel medewerking ondervonden bij de bestrijding van boschbranden. Buitengewesten. In de Buitengewesten is door de veel geringere ontwik keling van het boschbedrijf dan op Java de boschcultuuraanleg van veel ItOSCUBOUW 139 bescheidener omvang. De boschcultuuraanleg beliep in 1988 1629 ba (in 1937 1557 ha) en wel 1159 ha in Sumatra, ü ha in Borneo en 464 ha in do Groote Oost. De cultuuraanlcg geschiedt in tegenstelling met Java voor een belangrijk deel in koeliedienst. Door middel van arbeiderkolonisaties van Javanen — in 193 S in Moena, Samarinda en Martapoera (Palembang) — wordt getracht de boschcultuuraanleg in de Buitengewesten uit te breiden en te intensiveeren, teneinde langs dezen weg geleidelijk tot waardevolle productieboschcomplexen te geraken. Bij de verdere ontwikkeling van de Buitengewesten wordt de behoefte aan beschermingsmaatregelen voor het bosch tegen de wilde ladangbouw dei Inlandsche bevolking, die reeds uitgestrekte gebieden heeft gedevasteerd, dringender gevoeld. 4. Boschexploitatie Java in Madoera. De oogst van djatihout geschiedde in 1938 geheel, die van wildhout voor 85 % in eigen beheer. Van den djatihout- en wildhoutoogst werd resp. 29 % en 12 % uit de dunningen van boschculturen verkregen. In den omvang van den oogst is ten opzichte van 1937 weinig wijziging gekomen, zooals uit het volgend overzicht der verkochte producten blijkt. Uit deze cijfers mag worden afgeleid, dat het herstel van de timmerhout markt na de crisis belangrijk verder is gevorderd dan dat van de brandhoutmarkt. Voor een deel is dit toe te schrijven aan de omstandigheid, dat in de laatste jaren groote hoeveelheden rubberbrandhout op de markt zijn gekomen. Het is to hopen, dat de verdere industrialisatie van Java in de onvoldoende afzet mogelijkheid van brandhout verbetering zal brengen. In den afzet van houts kool en brandhout is een bevredigende stijging te constateeren, terwijl do afzet van bamboe door de malaise in de tabakscultuur van Oost-Java sterk is terug geloopen. De gemiddelde opbrengst van de producten verbeterde in 1938 belangrijk, zooals de volgende cijfers toonen: DE STAATKUNDIGE TOESTAND BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 14 15 ARBEIDSVERGUNNINGEN, verdeeld over de beroepen, door den üirecü J Ustitie verleend in het tijdvak 1 Januari 1938 t/m 31 December 1938 A. EüKNen DE ECONOMISCHE TOESTAND 140 Ondanks deze prijsverbetering bewogen zich de houtprijzen in 1938 ten opzichte van 1929 en 1933 op een laag niveau. Van de wijze van verkoop van het djatihout in 1938 geeft het volgend over zicht een beeld. Hieruit blijkt, dat de distributie van het zwaardere djatitimmerhout grooten deels door den handel geschiedt, terwijl bij het lichtere djatitimmerhout en het djatibrandhout de consumenten-leveringen nog de belangrijkste plaats innemen. De houtvoorziening der Inlandsche bevolking geschiedt voornamelijk op de verkoopplaatsen, de venduties zonder vendumeester en door onderhandschen verkoop. Voor deze voorziening waren eind 1938 opengesteld 90 verkoop plaatsen, 181 stapelplaatsen en 429 verzamelplaatsen. Buiten de bovenomschreven voorzieningswijzen worden door de Inlandsche bevolking nog belangrijke hoeveelheden hout betrokken door den z.g. kaartjes verkoop en den kap zonder loon. De djatitimmerhoutproductie is verder van beteekenis voor de houtvoorziening van een 15-tal centra van Inlandsche prauwenbouw, welke jaarlijks + 7000 m 3 djatitimmerhout verwerken, alsmede voor een zich snel ontwikkelende desa meubelindustrie, die de laatste jaren reeds een omzet bereikte van f 300 000. Buitengewesten. Zooals reeds werd medegedeeld, is de boschexploitatie in de Buitengewesten nagenoeg geheel in handen van particulieren. Een overzicht van den geregistreerden houtval biedt de volgende staat. Hieruit blijkt, dat de houtproductie in de Buitengewesten belangrijk hooger is dan op Java. De productie in Sumatra heeft verreweg den grootsten omvang; zij vertoont met uitzondering van de houtskool een bevredigenden vooruitgang. In Borneo is de houtproductie iets teruggeloopen, hetgeen echter geheel te wijten is aan een andere registratiewijze van het hout. De Groote Oost vertoont, ondanks de daling van de ebbenhoutproductie, een belangrijke stijging. Over de prijsbeweging van het hout in de Buitengewesten zijn weinig exacte gegevens beschikbaar. Over het algemeen waren de houtprijzen in de eerste helft van 1938 iets lager dan in 1937. In de tweede helft viel met de verbetering BOSCHBOUW 141 van de conjunctuur een prijsherstel waar te nemen, waardoor de prijzen tegen eind 1938 ongeveer weder het niveau van 1937 hebben bereikt. De prijzen blijven echter ten opzichte van 1929 op een laag peil. 5. Handelsbeweging van boschproducten De invoer van hout en houtwaren uit het buitenland brengt het volgend overzicht in beeld: Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat de invoer in Java in 1938 het peil van 1929 heeft overschreden, terwijl in de Buitengewesten de invoer niet boven de helft van 1929 uitkomt. Van de ingevoerde houtproducten neemt het triplexhout met 24 278 ton (v. j. 21 159 ton) en een invoerwaarde van f 3 984 473 (v. j. f 2 719 741) verreweg de voornaamste plaats in. De expansie, welke deze import vertoont, wettigt de veronderstelling, dat bij deze belangrijke binnenlandsche afzet mogelijkheid van triplexhout voor de vestiging van een triplex-industrie in Nederlandsch-Indië een economische basis moet zijn te vinden. Voor de boschexploitatie in de Buitengewesten is de houtuitvoer van veel grootere beteekenis dan voor die op Java. Op Java bedroeg de uitvoer in 1938 slechts 4 % van de houtproductie, tegen 38 % in de Buitengewesten. De uitvoer uit beide gebieden is in 1938 gedaald, hij bleef echter belangrijk hooger dan in de crisisperiode. 1 ) Hierin zijn opgenomen alle soorten van hout, bewerkt en onbewerkt als timmerhout, dwarsliggers, triplexplanken en -kisten, pakkisten, koffers, lijsten, vaat- en kuipwerk, waar bij 1 m 3 bewerkt hout en 1 ton houtwaren gelijkgesteld zijn aan resp. 2.5 en 5m 3 ruw hout. 2 ) Exclusief brandhout. 3 ) Exclusief brandhout en houtskool. Uitvoer van hout en houtskool naar het buitenland DE ECONOMISCHE TOESTAND 142 lie daling van den djatihoutuitvoer van Java is een gevolg van de omstandig heid, dat in Europa Italië en in Azië Irak en China uit de markt verdwenen, terwijl ook do uitvoer naar Britsch-Indië, Ceylon en Hong Kong belangrijk minderde. De export naar Japan bleef daarentegen vrij goed behouden en die naar Zuid-Afrika vertoonde een hoopvolle vooruitgang. De houtuitvoer van de Buitengewosten vertoont een veel bonter samen stelling. In 1938 bestond deze uit 1541 m' djatihout, 1550 m 3 ijzerhout, 386 772 m 3 wildhout-rondhout, 3749 m 3 bezaagd wildhout. 2721 ton ebbenhout, 111 ton sandelhout, 24 ton andere edelhoutsoorten, 79 674 ton brandhout, 2148 ton ander hout (waaronder dwarsliggers) en 23 292 ton houtskool. Van het belangrijkste exportproduct (het wildhout-rondhout) werd uit <\e panglongs van Sumatra 262 206 m" naar Singapore uitgevoerd en van Oost- Borneo 104 313 m 3 naar Japan. De uitvoerwaarde van het wildhout-rondhout van de Buitengewesten is in 1988 scherp gedaald en daarmede op een ongekend laag peil gekomen. I>■ brandhout- en houtskoolexport is afkomstig van Sumatra, de ijzerhout export van Borneo en de djatihout-, ebbenhout- en sandelhout-export van de Groote Oost. Hol hdcrgewestelijl; Itoulvervoer is in de volgende tabel weergegeven. De houtinvoor op -lava is in 1938 belangrijk gi door grooteren uitvoet van Sumatra on Borneo, de uitvoer van de Groote Ooel is teruggeloopen. I'- aoutinvoer in de Buit ten is eveneens gestegen, waarbij de invoer in Sumatra en de Groote Oost is toegenomen en die in Borneo is gedaald. Uit bovenstaande gegevens is voor 1988 de volgende handelsbalans voor hout. op te stellen: BOBCHBOUW 143 Java wordt in steeds sterkere mate een houtinvoerend land; het invoér overschot van + 106 000 m 3 met een waarde van f 2 069 000 opent voor de hier met kracht ter hand genomen industriehout-aanplantingen een hoopvol pectief. De Buitengewesten ontwikkelen zich meer en meer als een houtexportgebied, waarvoor het stijgende houttekort op Java van steeds grooter beteekenis wordt. Tenslotte is voor de Buitengewesten de uitvoer van plantaardige bosch bijproductrn van belang, zooals de volgende cijfers aantoonen. De uitvoer is in 1938 gedaald, doch wederom boven het crisispeil gebleven; middelde uitvoerwaarde beweegt zich op een laag niveau. De samenstelling van den uitvoer in 1938 blijkt uit den volgenden staat. 6. Boschonderzoek Het boschonderzoek aan hel Loschbouwproefstation te Buitenzorg, dat in 1988 zijn 25-jarig bestaan herdacht, kon dank zij fondsen uit de Nederlandse L welvaartsbijdrage krachtig worden voortgezet. De inrichting en de outillage van dit instituut werden belangrijk uitgebreid, w-aardoor het thans beter voor x -iju taak is toegerust. De afdeeling technologie hield zich o.m. bezig met: de kunstmatige droging \an handolshoutsoorten en acaciabast; sterkte-bepalingen van houtverbindingen in bouwconstructies; Bterkte-onderzoek van houtsoorten met het oog op haai geschiktheid voor dwarsliggers; verduurzaming van hout door impregnatie en vczelonderzoek van houtsoorten met het oog op haar geschiktheid voor de bereiding van papier. De afdeeling boschexploratie verzorgde de inzameling van herbariummab Wn boomsoorten uit den archipel, het onderzoek naar de harsleverende boom soorten en de voor deze meestgeëigende tapmethoden. DE ECONOMISCHE TOESTAND 144 De afdeeling opbrengstonderzoek verrichtte een groot aantal proefperk opnamen, waarbij vooral aandacht werd geschonken aan de nieuwe cultuur houtsoorten, begon met de voorbereidende werkzaamheden voor een hernieuwd djati-omloopsonderzoek en bepaalde de variatie van het stapelmetergewicht van spoorbrandhout in de verschillende tijden van het jaar, waarmede een meer betrouwbare basis werd verkregen voor de leveringscontracten. De afdeeling cultuuronderzoek hield zich o.m. bezig met: de selectie van den djati, den invloed van den voorbouw bij den aanleg van djaticulturen; de vergelijking van Leuceana glauca en Bixa Orellana als tusschenplanting in djaticultures; de veredeling van houtsoorten door oculaties en entingen; het invoeren van nieuwe houtsoorten, waarvoor een aantal exoten-tuinen zijn aan gelegd; de cultuur-techniek van verschillende houtsoorten; de zaadvoorziening van belangrijke handelshoutsoorten. De afdeeling hydrologie zette de debietmetingen en het afspoelingsonderzoek voort in de proefterreinen Tjiwidei, Madja en Penggaron. In het eerste proef terrein is met de systematische ontwouding begonnen. Het afstroomingsonder zoek met behulp van kleine meetperkjes over geheel Java werd beëindigd. De in 1938 nieuw ingestelde afdeeling houtpropaganda heeft zich met kraclit geworpen op de verbetering der houtconstructiemethoden, waardoor hout de concurrentie van andere bouwmaterialen beter zal kunnen doorstaan. Hierbij bleek het in de eerste plaats noodig te zijn, de particuliere houtindustrie op een hooger ontwikkelingspeil te brengen. Als eerste succes van deze afdeeling kan worden gemeld, dat reeds in 1938 een groot fabrieksgebouw geheel in hout is geconstrueerd. Tenslotte verleende het Boschbouwproefstation nog zijn medewerking bij de inventarisatie der kina-ondernemingen ten behoeve van de kina-restrictie, waar voor tijdelijk een afzonderlijke afdeeling werd ingesteld. 7. Personeel De personeelssterkte van den Dienst van het Boschwezen gedurende de laatste 3 jaren blijkt uit de volgende gegevens. De verdeding van het personeel voor de verschillende dienstonderdeelen einde 1938 toont de volgende staat. Niettegenstaande het personeel sinds de crisis met 20 % werd uitgebreid, bleef het door de veel sterkere stijging van de werkzaamheden voor een zeer zware taak gesteld. bosciibouw 145 Een overzicht van de geldelijke uitkomsten van den Dienst van het Bosch wezen is in de volgende tabel weergegeven. Uit deze cijfers blijkt, dat de dienst zich goed aan de gewijzigde tijds omstandigheden heeft weten aan te passen. Ondanks den terugslag in de algemeene conjunctuur, is het saldo van den dienst in 1938 nog iets gunstiger uitgevallen dan het vorig jaar. In bovenstaande cijfers komt slechts een deel van het geldelijk belang van het boschbeheer voor de Indische gemeenschap tot uiting. Om een volledig beeld te verkrijgen dienen ook de inkomsten en uitgaven van het boschbeheer in de zelfbesturende Landschappen en Inlandsche Bechtsgemeenschappen, zoomede de uitgaven ten laste van bijzondere bijdragen in beschouwing te worden genomen. Een dergelijk volledig overzicht, gescheiden naar de verschillende dienst onderdeelen, volgt hieronder. ! ) L. = Land, Z.L. = Zelfbesturende Landschappen, I.E. = Inlandsche rechts gemeenschappen, B. = Bijzondere bijdrage. 145 8. Geldelijke uitkomsten DE ECONOMISCHE TOESTAND 146 Van de uitgaven van den Java-dienst in 1938 ad f 7 357 724 werd uitgegeven aan salarissen personeel f 2 406 801, zuivere arbeidsloonen f 2 847 268 en materiaaluitgaven f 2 103 655. Uit deze cijfers blijkt, dat het boschbedrijf op Java als werkgelegenheid voor de Inlandsche bevolking van niet te onderschatten beteekenis is. In de Buitengewesten is het zooveel gunstiger resultaat voor de autonome ressorten te danken aan de omstandigheid, dat het Land de kosten voor de leiding en inspectie van dit boschbeheer, zoomede de boschverkenning geheel voor zijn rekening neemt. In 1938 werd den Dienst van het Boschwezen een bedrag van f 487 898 aan bijzondere bijdragen ter beschikking gesteld, namelijk: Aandeel in de Nederlandsche welvaartsbijdrage f 458 173 Bijdrage van de provincie West-Java voor een snellere herbebossching in Zuid-Cheribon 9 997 Bijdrage uit het rubberfonds voor de boschverkenning in Inderagiri en de Koeantan-districten 15 728 Bijdrage Commissie Handelsgewassen voor papierhoutonderzoek te Delft ' 2 000 Bijdrage Gouv. Landbouwbedrijven voor hetzelfde doel 2 000 f 487 898 WINNING VAN DELFSTOFFEN 147 G. WINNING, VERWERKING EN AFZET VAN DELFSTOFFEN EN ANDERE OERPRODUCTEN; GEOLOGISCHE ONDERZOEKINGEN 1. Overzicht van de winning van delfstoffen Uit de volgende tabel blijkt, dat ten opzichte van het jaar 1937 in 1938 een belangrijke productie-toename heeft plaats gehad van verscheidene in Neder landsch-Indië gewonnen mijnbouwproducten, zooals van steenkool, goud, zilver, asfaltgesteente, diamant, fosfaat, zwavel en bauxiet. Daarentegen valt een afname te constateeren bij tin en mangaanerts. 2. Tin Tin werd in 1938 gewonnen door het Gouvernement op het eiland Bangka, door de Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton (in welke onder neming het Gouvernement voor 5/8 aandeelhouder is) op het gelijknamige eiland, door de N. V. Singkep Tin Exploitatie Maatschappij „Sitem" (waarin de Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton 999 van de 1000 aan deden bezit) op het eiland Singkep en een geringe hoeveelheid door de Inlandsche bevolking nabij Bangkinang (Sumatra's Westkust). ') Definitieve cijfers. -) Voorloopige cijfers, 3 ) Dit productiecijfer omvat het verscheepte tinerts en het tot metaal versmolten erts op Bangka; hierin is niet begrepen het tinerts dat nog als zoodanig op de ontginningen aanwezig is. DB ECONOMISCHE TOESTAND 148 De wereldproductie bedroeg in 1938 +' 148 100 long ton, tegen 208 300 long ton in 1937. Nederlandsch-Indië nam onder de tinproduceerende landen thans weer de derde plaats in, na Malakka en Boli\ Tinsituatie. De productie was, evenals de voorafgegane jaren, geregeld door de internationale restrictie-overeenkomst. Het gemiddeld quotum bedroeg 53J %, tegen 107 i % in het vorig jaar. Hierbij dient evenwel in aanmerking genomen te worden dat de z.g. ~operative tonnage" in de eerste helft van het jaar en daarna de herziene standaardtonnage in de tweede helft beide hooger zijn dan de oorspronkelijke standaardtonnagc; het quotum hierop teruggerekend, zou 59J % hebben bedragen. De herziene standaard tonnage, welke in de tweede helft van het jaar van kracht werd, omvat een verhooging van 7i %, als correctie op de oorspronkelijk voor Nederlandsch-Indië en Malakka vastgestelde hoeveelheid, aangezien in 1937 was gebleken dat alleen deze twee landen bij machte waren om een quotum boven 100% ook inderdaad te produceeren. De wereldconsumptie liep in 1938 sterk terug en bedroeg ± 151 600 ton, tegen 198 700 ton in het voorafgegane jaar; daarbij stegen de zichtbare voorr, van 25 711 ton op het einde van L 987 tol 29 494 ton einde 1938. Teneinde de prijsfluctuaties van het tin binnen zekere grenzen te beperken, loten de bij de restrictie-overeenkomst aangesloten landen tot de vorming van een buffervoorraad, welke als régulateur van de markt zou moeten die De hoeveelheid, welke in den buffervoorraad zou worden ingebracht, was oorspronkelijk- vastgesteld op 10 000 ton, doch later verhoogd tot 15 000 ton. De gemiddelde marktprijs voor standaard-tin — prompte levering — bedroeg £ 180,6, het hoogste maandgemiddeldi 214,6 in December en het laagste £ 162,8 in Mei. Hierbij dient in aanmerking genomen dat de pondenkoers in de tweede helft van het jaar een belangrijke daling onderging, waardoor aard de guldenop weid beïnvloed. Gemiddeld bedroeg de opbrengst, inclusief de premie welke voor Bangka-tin wordt betaald, f 167,28 per quintaal (d. i. +' f 1700 per long ton). Bangka-tinwinning. De netto productie over 1938 bedroeg 182 007 quintalen tin, tegen 221 423,77 quintalen in 1937. In allo ontginningen werd 27 955 79.1 m' grond verzet, waarvan 7 242 750 m 3 door de baggermolena en 8 852 758 nr door de vóórwerktuigen in de baggert on de overige 17 860 287 m* in de mijnen, hoofdzakelijk in handarbeid met behulp van grondpompen, doch voor een deel ook de. uikmaking van mechanische graaf- en grondverzet ktuigen. Gedurende 1988 waren :, | lolena in bedrijf, benevens "> vóórwerktuigen waars,m twee gedurende vijf maanden en één gedurende négefl maanden. I >. rd uitgebreid mei twee eenheden, namelijk de Soengeüiat, uitgerust met emmers van 15 cui't, welke door oen combinatie van de Hollandsche en Indische, werven te Soerabaja word gebouwd, en de Klantji van 9 cuft inhoud, welke op Bangka werd gemonteerd. De kosten van het bedrijf, inclusief die \ en verki ie en afschrijving beliepen fl3 410 422 (in 1987 El 4 569 488); het hierin' begrepen bedrag voor rente en afschrijving is 1' 2 ;!7() 158. Verkocht worden 158 584.59 quintalen tin tegen i nddelde opbrengst van f 167,28 per quintaal (v. j. 215 024,57 quintaal tegen f 214,38), zoodal vinst kon worden geboekt van fl4 969 797 (v. j. f 26 314 501). ' De boekwaarde van lul bedrijf bedroeg :'.! Dei 1988 fl5 234 926 tegen f 14 243 977 einde 1987. rtsreserve bedroeg 4 728 882 quintalen op öl December 1988 (4 466 991 den einde 1937). Ëmde 1938 waren bij het bedrijf werkzaam 12 688 werklieden en, naast den bedrijfsleider, een staf van 303 personen (v. j. resp. 17 565 en 301). De gezondheidstoestand was het gcheelc jaar goed, het ziektept rcentage bedroeg 0,89 % (v. j. 1,15 %). WINNING VAN DELFSTOFFEN 149 Voor verdere bijzonderheden moge worden verwezen naar het jaarverslag van de Bangka-tinwinning. N. V. Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton. De productie van het gelijknamige eiland over het werkjaar 19:17 1988 (1 Juni 1937 t/m 31 Mei 1938) bedroeg 138 908,00 quintalen tin exclusief smeltwinst, tegen 121297,88 quintalen in het werkjaar 1936/1937. Tengevolge van de quotum-verlaging met ingang van 1938 werden geleidelijk 2 emmerbaggers, 1 spuitbagger en 29 pompbaggers gestopt. Op 31 December 1938 waren in bedrijf 9 emmerbaggers. 2 spuitbaggers en 8 pompbaggers. I)i alluviale ertsreserve bedroeg aan het einde Van liet werkjaar 1937/1938 108 849 ton tin en aan het einde van het werkjaar 1936/1937 113 586 ton. Uit de, primaire ontginningen (Klappa-Kampit en Badau) werden in het werkjaar 1937/1938 verkregen 2542 ton tin en in iiet werkjaar 1936/1937 2428 ton. De primaire ertsreserve werd aan het einde van het werkjaar 1937/1938 berekend op 12 035 ton tin, terwijl die aan het einde van liet werkjaar 1936/1937 werd berekend op 8030 ton tin. Het geëxporteerde tinerts word geheel verwerkt door de, N. V. Hollandschc Metallurgische Bedrijven, te Arnhem. Gedurende het werkjaar 1937/1938 werden 254 kg wolframiet geproduceerd; in het werkjaar 1936/1937 werd geen wolframiet gewonnen. De gemiddelde mijnwerkerssterkte bedroeg over 1937/1938 7134 man. Hiervan waren 6334 man bij de ontginningen werkzaam; de overigen waren ingedeeld bij verschillende nevenbedrijven en werken. Over het jaar 1936/1937 waren deze cijfers resp. 6189 en 5271. Voor verdere gegevens van dit bedrijf zij verwezen naar het betreffende jaarverslag. N. V. Singkep Tin Exploitatie Maatschappij. De productie over het jaar 1938 bedroeg 1655 ton tin, tegen 2363,30 ton in 1937. Bovendien werden nog geproduceerd 143 kg wolf: . 392612 kg monazietzand en 348 gram gouderts. Op 31 December 1938 waren in bedrijf op de Singkep Tin Concessie 2 emmer baggorontginningen. In 1938 werd niet gewerkt in de Singkep Zeetinconcessies. De ertsreserve werd 1 Juni 1988 gewaardeerd op 39 190 ton tin. tegon 40 040 ton op 1 Juni 1987. De gemiddelde sterkte in 1938 bestond uit 41 Europeanen en 2321 Aziaten, tegen resp. 37 en 1850 in 1937. Voor verdere bijzonderheden wordt verwezen naar het jaarverslag dezer maatschappij. 3. Steenkolen Steenkolen werden in 1938 gewonnen door het Gouvernement nabij Sawahloento en Tandjoengenim op Sumatra en door particulieren en Inlanders op Borneo in de volgende hoeveelheden. ') Definitieve cijfers. Steenkolenproductie (in tonnen van 1000 kg) DE ECONOMISCHE TOESTAND 150 Kolenmarkt. De afzet van de meest gebruikte kwaliteiten was in het afgeloopen jaar zeer bevredigend, mede doordat het aanbod van Japansche kolen sterk verminderde. Einde van het jaar zakten de prijzen eenigszins in, zoodat do noteeringen 10 a 15 % beneden die van het begin van iiet jaar lagen. Gouvernementssteenkolenmijnen. De productie der beide Landsbedrijven bedroeg 972 782 ton en vertoonde wederom een stijging tegenover die van het voorafgegane jaar, als gevolg van de verhoogde afzetmogelijkheid. Met name kon een aanzienlijk grootere hoeveelheid naar Hong Kong en de Philippijnen worden geëxporteerd, terwijl ook de Landsdiensten veel meer afnamen. De afzet bedroeg 906 000 ton, tegen 832 000 ton in 1937. Oembilin-steenkolenmijiien. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de productie, enz. over 1938 en 1937 (in tonnen van 1000 kg). Door de verbetering van de werkwijze en concentratie van den afbouw kon de hoofdelijke prestatie belangrijk- worden opgevoerd. Einde van het jaar waren bij het bedrijf werkzaam 53 Europeesche, 4 Chineesche en 14 Inlandsche ambtenaren, terwijl bovendien nog 88 Inlandsche beambten in dienst waren. De mijnwerkerssterkte bedroeg gemiddeld 2563 man, tegen 2264 man in 1937. ') Definitieve cijfers. WINNING VAK DELFSTOFFEN 151 Boekit Asem-steenkolenmijnen. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de producties, afleveringen en hoofdelijke producteis over 1938 en 1937 (in tonnen van 1000 kg). Ook hier werd de hoofdelijke prestatie in ruime mate verhoogd. De voor het verzetten der deklagen aangeschafte mechanische graafschop kwam in de tweede helft van het jaar in bedrijf, door welken maatregel de geheele productie iv dagbouw kon worden gewonnen en het ondergrondsche bedrijf kon worden verlaten. Op 31 December 1938 waren bij het bedrijf werkzaam 53 Europeesche ambtenaren. De arbeiderssterkte bedroeg gemiddeld 2241 man. Voor nadere gegevens moge worden verwezen naar het Verslag van 's Lands steenkolenmijnen over het betreffende jaar. N. V. Steenkolen Maatschappij Parapattan. De productie, verkregen uit haar concessie Bantaupandjang werd, op enkele incidenteele leveringen aan den Lande na, geheel afgenomen door de Koninklijke Paketvaart-Maatschappij (K.P.M.), welke deze kolen uitsluitend gebruikte op haar eigen schepen. Door de relatieve toename van het aantal motorschepen en in verband hiermede verminderde kolenconsumptie van de K.P.M., was de productie in 1938 lager dan in 1937. De productie bedroeg in 1938 279 300 ton, tegen 303 450 ton in 1937. De lagere productie werd in hoofdzaak verkregen, door naast de 16 feestdagen en 49 Zondagen gedurende welke het bedrijf stil lag, nog 41 stopdagen in te leggen, zoodat slechts geproduceerd werd op 259 werkdagen. Verkocht weiden in 1938 265 562 ton en in 1937 279 174 ton, bestaande uit stukkolen, nootjeskolen en gruiskolen. De hoofdelijke dagproductie per ondergrondschen arbeider steeg van 1550 kg in 1937 tot 1683 kg. Aan stationnaire pijlerverlichting met turbo-electrische mijnlampen werd een groote uitbreiding gegeven. Buim 400 medegevende ijzeren mijnstutten systeem Toussaint werden met succes in gebruik genomen. Een derde stoomgraafschop, met een lepelinhoud van 1 m 3, werd in bedrijf genomen ten behoeve van de winning van grond voor opvulling. Einde 1938 waren bij het bedrijf werkzaam 66 Europeanen en ± 1300 Inheem sen en en Vreemde Oosterlingen, tegen resp. 33 en 1450 in 1937. DE ECONOMISCHE TOESTAND 152 N. V. Oost-Borneo Maatschappij. De productie in 1938 kon, tengevolge van de toenemende vraag naar steenkool, opnieuw worden verhoogd, en bedroeg 127 008 ton, tegen 83 664 ton in 1937. Een nieuwe compressor werd opgesteld, waardoor het vermogen gebracht werd van 3000 op 5000 m 3 per uur. In tegenstelling met 1937, werden in 1938 nagenoeg geen kolen opgekocht van Inlandsche ontginningen. Bedroeg in 1937 het quantum opgekochte kolen 13 248 ton, gedurende 1938 was dit slechts 434 ton. Hoofdzakelijk had afscheep plaats naar Hong Kong en Singapore, overigens naar Manilla en Shanghai. De verscheping naar Java-havens was in het afgeloopen jaar nihil. Einde 1938 bestond het personeel uit 10 Europeanen, 25 man hooger Aziatisch personeel en 808 arbeiders. Einde 1937 bedroegen deze cijfers resp. 7, 23 en 671. Voor verdere bijzonderheden wordt verwezen naar het jaarverslag dezer maatschappij. 4. Goud en zilver De goud- en zilverproductie, gesplitst naar de verschillende mijnwerken of terreinen en ontginners, blijkt uit de volgende tabel. Goudproductie (in grammen) WINNING VAK DELFSTOFFEN 153 Goud- en zilverwaarde. De gemiddelde goudwaarde in 1938 bedroeg f 2033,89 per kg goud, tegen f 2020,17 in 1937. De zilverprijs was in 1938 gemiddeld f 24,64 per kg zilver, tegen f 25,60 in 1937. N. V. Mijnbouw Maatschappij ~Redjang Lebong". In 1938 werden op de mijnconcessie Lebong Donok gewonnen 76 952 ton erts met gemiddeld 3,5 gram goud por ton, tegen 26 993 ton in 1937. In de verwerkingsinstallatie werden behandeld 77 381 ton erts, waaruit werden verkregen 225 806 gram goud en 1 575 533 gram zilver ter gezamenlijke waarde van + f 492 000, tegen 65 814 gram goud en 388 544 gram zilver in 1937. In 1938 bedroeg de extractie voor hot goud theoretisch 85,69 % en practisch 84,58 %. Het personeel bestond op 1 Januari 1939 uit 25 Europeanen en 955 Inheemsche werkkrachten, tegen 23 Europeanen en 1150 Inlanders aan het einde van 1937. De mijn van de concessies ~Lebo7ig-Simpang I t/m IV" kwam in productie in April 1938; gewonnen werd 15 140 ton erts. In de verwerkingsinstallatie werden behandeld 15 483 kgton erts, waaruit verkregen werden 66 336 gram goud en 36 820 gram zilver, ter gezamenlijke waarde van ± f 133 600. Het personeel bestond op 1 Januari 1939 uit 11 Europeanen en 400 Inheem sche werkkrachten (vorig jaar gemiddeld resp. 10 en 450). Voor verdere bijzonderheden wordt verwezen naar bet betreffende jaarverslag der maatschappij. N. V. Mijnbouw Maatschappij ~S imau". Gedurende 1938 werden gewonnen 91 576 ton erts met een gemiddeld gehalte van 13,76 gram goud en 172,50 gram zilver per ton. In 1937 bedroegen deze cijfers resp. 90 355 ton, 13,84 gram en 164,52 gram. In de verwerkingsinstallatie werden 33 300 ton zand, 54 617 ton slib en 3291 ton concentraten behandeld, tegen resp. 33 915, 53 183 en 3383 ton Zilverproductie (in grammen) DE ECONOMISCHE TOESTAXD 154 in 1937. Verkregen werden in 1938 1 223 083 gram goud en 15 012 135 gram zilver, ter gezamenlijke getaxeerde waarde van f 2 775 900. In 1937 bedroegen deze cijfers resp. 1 201 536 gram, 13 529 347 gram en f 2 700 700. In 1938 bedroegen de theoretische en werkelijke extractie 96,55 % en 96,84 % voor het goud en 90,84 % en 95,04 % voor het zilver. In 1937 bedroegen deze cijfers resp. 96,42 %, 96,82 %, 91,03 % en 94,51 %. De ertsreserve per einde 1938 werd getaxeerd op 388 073 ton erts met een gemiddeld gehalte van 13,70 gram goud en 171,05 gram zilver. In 1937 bedroegen deze cijfers resp. 401 028 ton, 14,10 gram en 178,83 gram. Het personeel bestond 31 December 1938 uit 45 Europeanen, 28 schrijvers en 1549 vrije arbeiders, tegen resp. 45, 32 en 1485 in 1937. Voor verdere bijzonderheden wordt verwezen naar het betreffende jaarverslag der maatschappij. N. V. Mijnbouw Maatschappij „Moeara Sipongi". In 1938 werden gewonnen en vermalen 37 100 ton erts, tegen 28 699 ton in 1937. Het gemiddeld gehalte bedroeg in 1938 7,0 gram goud en 5,5 gram zilver per ton. Hieruit werden verkregen door amalgamatie en flotatie 225 726 gram goud en 99 950 gram zilver, tegen resp. 156 597 gram goud en 71 184 gram zilver in 1937. Voorts werd in het concentraat als bijproduct verkregen 89 ton koper, tegen 49 ton in 1937. De personeelssterkte bedroeg einde 1938 12 Europeanen, 18 man hooger Aziatisch personeel en 479 vrije arbeiders. In 1937 waren deze cijfers resp. 15, 31 en 565. Voor verdere gegevens wordt verwezen naar het jaarverslag der maatschappij. N. V. Exploratie Maatschappij ~ Bengkalis"' . De bewerking van alluviale afzettingen in de aan deze maatschappij behoorende mijnconcessie Logas door middel van een emmerbagger leverde in 1938 een productie op van 315 308 gram goud, tegen 57 553 gram in 1937. Bijproducten waren kleine hoeveelheden zilver en ook platina, van welk laatste metaal in 1938 646 gram werd gewonnen. Op 1 Januari 1939 waren in dienst 11 Europeanen (Nederlanders), terwijl de sterkte aan Aziatische werkkrachten varieerde van 150 tot 200 man. Gemiddeld waren in 1937 op het bedrijf werkzaam 21 man toezichthoudend en administratief personeel en 94 Aziatische werklieden. N. V. Mijnbouw Maatschappij ~B arisan". In de aan deze maatschappij toebehoorende mijnconcessie Goenoeng Aroem werden in 1938 ruim 24 000 ton erts verwerkt, waaruit werd verkregen 178 714 gram goud en 1 275 454 gram zilver. In 1937 waren deze cijfers resp. 23 000 ton, 185 400 gram goud en 1 558 000 gram zilver. De goud-extractie in 1938 bedroeg 91,7 % en die van het zilver 81,5 %. In 1937 bedroegen deze cijfers resp. 91,5 % en 84,4 %. Einde 1938 waren op het bedrijf werkzaam 8 Europeanen en 311 Inlandsche arbeiders, tegen resp. 9 Europeanen en 314 Inlanders einde 1937. N. V. Boelangsi. Deze maatschappij, meer bekend onder den naam Sumatra's Goudmijn, heeft van haar concessieterreinen Boelangsi en Boelangsi I in 1938 een productie van 1000 gram goud verkregen, tegen 894 gram goud en 76 gram zilver in 1937. N. V. Silobat Mijnbouw Maatschappij. Op de aan deze maatschappij toebehoorende Seloebat-concessie werd in 1938 gewonnen 5871 gram goud, tegen 12 000 gram goud en 2000 gram zilver in 1937. N. V. Boedoek Serantak Mijnbouw Maatschappij. Op de aan deze maat schappij toebehoorende Serantak Boedoek-concessie werden in 1938 gewonnen 68 G 64 gram goud en 3524 gram zilver, tegen 15 000 gram goud in 1937. Mijnconcessie ~Pandan 1". Deze mijnconcessie leverde in 1938 een productie op van 15 754 gram goud en 4785 gram zilver; in 1937 was de productie nihil. WINNING VAN DELFSTOFFEN 155 Vergunning A.R. 190 (res. Westeraf'deeling van Borneo). Op dit vergun ningsterrein werd in 1938 een goudproductie verkregen van 1526 gram; in 1937 was de productie nihil. N. V. Mijtibouiv Maatschappij ~Manado". In 1938 werd op de mijnconcessie Tapaibekin 15 264 gram goud en 5201 gram zilver gewonnen, tegen 15 318 gram goud en 5549 gram zilver in 1937. 5. Aardolie en aardgas Productie. Wederom is de ruwe olie-productie in 1938 ten opzichte van het voorafgegane jaar eenigszins gestegen, zoodat Nederlandsch-Indië met een productie van 7 397 774 kgton het record van 1937 heeft geslagen, waarvan de volgende staten gedetailleerde cijfers geven. Hierdoor draagl Nederlandsch-Indië naar schatting voor 2,8 % aan de wereld productie van ruwe olie bij en blijft de vijfde plaats onder de wereldproducenten innemen. J ) Verbeterde cijfers. Buwe olie-productie (in tonnen van 1000 kg) of samengevat naar de verschillende eilanden: DE ECONOMISCHE TOESTAND 156 Van de verkregen ruwe olie-productie was het aandeel der groote maat schappijen als volgt verdeeld: De aardgasproductie bedroeg in 1938 1 227 594 kgton, tegen 1 140 999 kgton in 1937. Veriverking. Met uitzondering van 095 045 kgton ruwe olie van Tarakan, welke direct als brandstof verkocht werd, en 109 611 kgton ruwe olie van Pangkalanbrandan, Pladjoe en Balikpapan ter verwerking uitgevoerd, had de behandeling van de overige ruwe. olie in dezelfde raffinaderijen als in vorige jaren plaats. Naar deze raffina worden in 1938 0 620 299 kgton ruwe olie verpompt, waaruit de volgende eindproducten werden verkregen: Benzine 1 850 927 kgton Vliegbenzine 401 381 ~ White spirit 58 211 ~ Kerosine 931 248 ~ Besidu, Diesel- en Solar-olie 2 792 748 ~ Smeeroliën 25 138 ~ Impregneer-oliën 17 197 ~ Paraffine, was en ceresine 78 028 ~ Asfalt 24 683 ~ Overige producten 240 744 ~ Verliezen 199 994 ~ Verkoop. In tegenstelling met 1937 is de wereldproductie aan aardolie in 1938 een weinig gedaald, hetgeen hoofdzakelijk aan een verminderde productie in de Vereenigde Staten van Amerika te wijten is. Hoewel het binnenlandsch verbruik van olieproducten in dat land een weinig steeg en de export zelfs niet onbelangrijk toenam, zijn de Amerikaansche exportprijzen voor olieproducten belangrijk (gemiddeld 20 %) gedaald in laatstgenoemd jaar. voornamelijk doordat in Amerika groote voorraden boven de markt hingen. De Nederlandsch-Indische markt voor olieproducten onderging in 1938 geen wijziging van beteekenis. ') Verbeterde cijfers. 6. Andere oerproducten Asfaltgesteente. Asfaltgesteente werd gewonnen door de N. V. Mijnbouw en Cultuur Maatschappij ..Boeton", op het gelijknamige eiland. In 1938 bedroeg de productie 6224 ton, tegen 2199 ton in 1937. Tijdens het 2de halfjaar 1937 werd aangevangen met den bouw van een fabriek op Pasar Wadjo voor de fabricatie van het nieuwe product ~Boetonan". Deze fabriek, waarvan de bouw nog in 1937 gereed kwam, is sedert Januari 1938 geregeld in bedrijf geweest ngepast aan de afscheepmogelijkheden. Aan asfaltgesteente is gedurende 1938 in deze fabriek' verwerkt tot Boetonan e<n hoeveelheid van 1517 ton. De WINNING VAN DELFSTOFFEN 157 aanwezige voorraad per einde 1938 aan direct verscheepbaar product bedroeg 12 905 ton. Gedurende 1938 waren bij het bedrijf gemiddeld 214 werklieden en 8 man overig personeel werkzaam, tegen respectievelijk 161 en 8 man in 1937. Diamant. In de onderafdceling Martapoera, alsmede in het Riam-kanan en Riam-kiwa-district der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werden in 1938 aan diamanten gewonnen 1509 karaat ter waarde van f 37 171. In 1937 bedroegen deze cijfers resp. 907 karaat en f 24 925. Voorts werd in 1938 in de onderafdecling Landak (afd. Pontianak, res. Westerafdeeling van Borneo) aan diamanten een hoeveelheid van 70 karaat ter waarde van f 1300 gewonnen, tegen 50 karaat ter waarde van f 900 in 1937. Fosfaat. In 1938 werd door de N. V. Exploitatie- en Handel Maatschappij v/h F. Buning resp. de N. V. Fosfaat Exploitatie Maatschappij Buning, op haar terreinen in de residenties Cheribon en Pekalongan 9367 ton fosfaat gewonnen, tegen 11 134 ton in 1937. De heer H. Houbolt, alsmede de in 1938 opgerichte N. V. N.-I. Phosphaat Exploratie- en Exploitatie-Maatschappij, produceerden op terreinen gelegen in de residenties Buitenzorg, Banjoemas, Semarang, Japara-Rembang en Cheribon in 1938 16 636 ton fosfaat, tegen 9659 ton op in verschillende residenties gelegen terreinen in 1937. De Algemeene Industrieelo Mijnbouw- en Exploitatie-Maatschappij produ ceerde op haar terreinen Karangbolong I en II gedurende 1938 7087 ton, tegen 5374 ton in 1937. Voorts werd van de mijnconcessie Kakabia in de afdeeling Bontham (Celebes) een productie van 23 ton guano verkregen. Jodiumverbindingen. De winning van jodiumhoudend water vond in 1938 plaats in de residentie Soerabaja door de N. V. Vereenigde Jodiumfabrieken en de N. V. Jodiumonderneming Watoodakon. Laatstgenoemde onderneming legde zich, meer dan in het vorig jaar, toe op de fabricatie van zuivere joodkalium. De jodiummarkt vertoonde in 1938 eenige verbetering. De uitvoer van koperjoduur van Java bedroeg 62 kgton, tegen 116 kgton in 1937. Koper. Gedurende 1938 werd in de mijnconcessie Pagaran Si Ajoe in het concentraat als bijproduct verkregen 89 ton koper, tegen 49 ton in 1937. Looderts. Door de N. V. Algemeene Industrieele Mijnbouw- en Exploitatie- Maatschappij werd van haar vergunningsterrein A.li. 23 in do residentie Priangan in 1938 30 ton loodertsconcentraat verkregen. Mangaanerts. Uitgezonderd 218 ton, welke word verkregen uit de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo (ontginner H. Houbolt), kwam de mangaanproductie in 1938 geheel van de concessieterreinen der N. V. Algemeene Industrieele Mijnbouw- en Exploitatie-Maatschappij, welke in Midden-Ja va (gouv. Jogjakarta) en in West-Java (ros. I'riangan) zijn gelegen. Over 1938 en 1937 werden de volgende hoeveelheden geproduceerd: DE ECONOMISCHE TOESTAND 158 Wat de bestemming van het verscheepte erts betreft, volgt hieronder een opgave over de laatste drie jaren : De vraag naar erts van hoog en van laag gehalte is afgenomen, terwijl de afzet van de middelsoort erts is toegenomen. Monazietzand. De N. V. Singkep Tin Exploitatie Maatschappij produceerde in 1938 393 ton monazietzand, tegen 370 ton in 1937. Nikkelerts. Van de vergunning Tandjoeng Pakar A.R. 237 (onderafd. Kolaka, res. Celebes en Onderh.) werden 20 000 kg nikkelertsen als proefzending in 1938 naar Europa verscheept. Platina. De N. V. Exploratie Maatschappij ~Bengkalis" produceerde in 1938 in de mijnconcessie Logas als bijproduct 646 gram platina. Wolframiet. Door de N. V. Singkep Tin Maatschappij werd in 1938 geprodu ceerd 0,143 ton wolfram-erts, tegen 0,4 ton in 1937. De N. V. Gemeenschappe lijke Mijnbouw Maatschappij Billiton produceerde 0,254 ton wolframiet in het werkjaar 1937/1938. Zwavel. Zwavelwinning vond in 1938 hoofdzakelijk plaats op het terrein Kawah Poetih der N. V. Zwavelontginning Kawah Poetih, waarvoor door haar met het Nederlandsch-Indische Gouvernement een aannemingsovereenkomst is gesloten. De productie beliep 13 252 ton geraffineerde zwavel, 1066 ton zwavel poeder en 1200 ton zwavelmodder, tegen respectievelijk 9048, 1969 en 1456 ton in 1937. Het afzetgebied voor geraffineerde zwavel en zwavelpoeder lag voornamelijk op Java en de Buitengewesten, ofschoon ook een belangrijke hoeveelheid geëxporteerd werd naar Zuid-Afrika en Britsch-Indië. Zwavelmodder was vrijwel uitsluitend bestemd voor Java. De wereldmarktprijs voor zwavel, welke geheel door Amerika beheerscht werd, bewoog zich in een dalende lijn, terwijl oolc in het Oosten de prijzen afbrokkelden. De kostprijs is, niettegenstaande de grootere productie, weinig veranderd. Gemiddeld waren in 1938 bij het bedrijf werkzaam 18 Europeanen, 5 Chineezen en 862 Inlanders, tegen respectievelijk 11, 3 en 1054 in 1937. Door de Inlandsche bevolking werd op den Goenoeng Welirang (Pasoeroean/ Soerabaja) in 1938 239 ton zwavel gewennen (in 1937 474 ton) en op de binnen landsche markt verkocht. Bauxiet. Door de N. V. Nederlandsch-Indische Bauxiet Exploitatie-Maat schappij werden 245 354 ton bauxiet geproduceerd in 1938, tegen 198 970 ton in 1937, terwijl verscheept werden 242 634 ton in 1938 en 202 692 ton in 1937. De afbouw geschiedt door middel van 4 diesel-graafschoppen. Een installatie voor het zeven en verwasschen van de ruwe bauxiet werd in bedrijf gesteld, evenals een roteer-oven voor het drogen van de bauxiet. Voor de ontginning en het transport van het erts op liet eiland Kojang werd een kabelbaan in gebruik genomen. Een krachtcentrale, omvattende 2 diesel-motoren met een vermogen van 600 Pk elk, werd in bedrijf gesteld. Het aantal arbeiders, bij het bedrijf werkzaam, bedroeg in 1938 gemiddeld 843 man, van wie 243 man in dienst van aannemers. In 1937 waren deze cijfers resp. 599 en 239. WINNING VAK DELFSTOFFEN 159 Kalksteen (inclusief mergel). Gedurende 1938 vond kalksteenwinning plaats op Java in de residentiën Priangan, Cheribon, Pekalongan, Semarang, Japara- Bembang, Soerabaja, Madioen, Kediri, Malang en Besoeki en in het gouver nement Soerakarta; op Sumatra werd kalksteen en mergel gewonnen in de residentie Sumatra's Westkust. In deze laatste residentie werden in de afdeeling Padang hoofdzakelijk kalksteen en mergel gewonnen ten behoeve van de Portlandcement-fabriek te Indaroeng. In 1938 werd gewonnen 614 267 ton, tegen 424 678 ton in 1937. Tras. In 1938 werd in de residentie Pekalongan en in het gouvernement Jogjakarta 402 ton tras gewonnen, tegen 355 ton in 1937; in de residentie Priangan 1243 ton tufsteentras, tegen 1076 ton in 1937. Kaolien. In 1938 werd gewonnen in de residenties Priangan, Kediri en Bangka en Billiton 2651 ton kaolien, tegen 783 ton in 1937. Klei. Gedurende 1938 had de winning van klei hoofdzakelijk plaats in de residenties Japara-Bembang en Palembang en, in mindere mate, in de residentie Celebes en Onderhoorigheden. In het geheel werd in 1938 gewonnen 31 631 ton, tegen- 19 418 ton in 1937. 7. Zoutwinning en zoutregie Zoutwinning. De uitgaven voor de zoutwinning bedroegen in 1938: Algemeen beheer f 199 200 Winning van ruw zout 1 725 900 Fabriekmatige bewerking en verpakking 1 286 500 Oost-Java-zeovervoer 604 500 f 3 816 100 De ontvangsten (overtochtskosten en vrachten, geïnde huishuur van dienst woningen en andere ontvangsten) bedroegen f 175 400, zoodat het saldo der uitgaven bedroeg f 3 640 700. Bovendien verminderden de zoutvoorraden met een hoeveelheid ter waarde van f 2 032 500, zoodat het in de verkoopen te verhalen saldo einde 1938 f 5 673 200 bedroeg. Winning van ruw zout. De ombouw-werkzaamheden aan de gewezen bevolkingszoutlanden Soemenep en Sampang hadden tot dusver een vlot verloop. In de campagne van 1938 kon ongeveer de helft van het zoutland Soemenep in exploitatie worden gebracht, terwijl ook op een gedeelte van het zoutland Sampang reeds een proef kon worden genomen met den zoutaanmaak. Van den ombouw van het voormalig bevolkingszoutland Pamekasan werd voorloopig afgezien. Het sedert 1932 niet meer produceerende zoutland Grisee werd in 1938 wederom in gebruik genomen. De zoutlanden Nembakor-West en Gersik- Poetih waren in 1938 geheel in exploitatie. Tengevolge van den abnormaal korten duur van den Oostmoesson bleef de productie belangrijk beneden de verwachting. Op alle in bedrijf zijnde zoutlanden te zamen werd 74 411 ton los zout gewonnen, tegen 58 833 ton in 1937. De op de zoutetablissementen einde 1938 aanwezige voorraad ruw zout bedroeg 548 016 ton, tegen 748 199 ton einde 1937. Naar het buitenland werd in 1938 63 947 ton los zout verscheept. Fabriekmatige bewerking en verpakking. Door de twee zoutfabrieken op Madoera werd in 1938 een hoeveelheid van 168 051 ton los zout van de zout landen ontvangen, tegen 153 609 ton in 1937. De productie bedroeg 154 799 ton briketzout, tegen 142 030 ton in 1937. In eerstgenoemde hoeveelheid is begrepen 29 532 ton gejodeerd zout, bestemd voor bestrijding van endemische krop in verschillende streken van het regiegebied. Gemiddeld waren in beide fabrieken 1973 arbeiders per dag werkzaam, tegen 2023 in 1937. DE STAATKUNDIGE TOESTAND BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 16 17 DE ECONOMISCHE TOESTAND 160 Oost-Java-zeevervoer. Einde 1938 bestond de vloot van dit dienstonderdeel uit 5 sleepbooten, 3 motorlichters met een gezamenlijk laadvermogen van 510 ton, 1 stoomliditer met een laadvermogen van 160 ton en 23 lichters met een gezamenlijk laadvermogen van 4000 ton. In 1938 werden door de vaartuigen van dezen vervoersdienst afgelegd 144 971 zeemijlen, tegen 134 947 zeemijlen in 1937, terwijl aan los en verpakt zout, kolen en materialen vervoerd werd 176 040 ton, tegen 116 154 ton in 1937. De Zoutregie. Hoewel de prijs, waartegen het briketzout aan de bevolking wordt verkocht, niet is gewijzigd, is de prijs, waarvoor het briketzout aan de provincies op Java en Madoera wordt geleverd, met ingang van 1 Januari 1938 verlaagd van f 70,80 per ton tot f6O per ton (I. S. 1938 n°. 170). Aan de drie provinciale zoutbedrijven op Java en Madoera werd in 1938 door de Bcgie geleverd 99 620 ton briketzout en 5030 ton los zout, tegen onder scheidenlijk 97 126 en 4411 ton in 1937. Aan de verbruikers werden door de provincies verkocht 97 527 ton briket- en 4816 ton los zout, tegen onder scheidenlijk 93 375 en 4000 ton in 1937. Buiten het gebied van de provincies bedroeg de verkoop van briketzout in de Vorstenlandon 12 356 ton (tegen 11 684 ton in 1937) en in de Buiten gewesten 35 321 ton (tegen 34 496 ton in 1937). Als oorzaken van de stijging van het debiet kunnen naast de economische opleving worden genoemd de intensievere bestrijding van den clandestienen zoutaanmaak, zoomede de bevolkingsaanwas. Van de reorganisatie van de zoutdistributie in bepaalde gedeelten van Java, welke gepaard gaat met een belangrijke uitbreiding van het aantal distributie-punten, kan mede een gunstige invloed op den omzet worden geconstateerd. Het aantal officieele verkoopgelegenhcden van regiezout op Java on Madoera vermeerderde van 398 in 1936 tot 908 in 1937 en 1361 in 1938. Van de nieuw ingevoerde zoutbriketten bleken die van 2 en 1 cent het meest gewuld te zijn bij de bevolking. De verkoop van de i cents briketten gaf teleurstellende resultaten. In de Buitengewesten en de Vorstenlanden te zamen bedroeg de verkoop van los zout voor visscherij- en industrieele doeleinden 25 291 ton in 1938, tegen 24 118 ton in 1937. Deze vermeerdering werd voor meer dan de helft veroorzaakt door een grooteren verkoop van vischzout in het visscherij-centrum Bagan siapiapi, waar in 1938 19 457 ton verkocht werd, tegen 18 782 ton in 1937. In de provincies op Java en Madoera steeg de verkoop van los zout voor visscherij-docleinden van 2788 ton in 1937 tot 3673 ton in 1938. Deze stijging was voornamelijk het gevolg van de met ingang van 1 September 1938 op Java en Madoera in werking getreden verlaging van den prijs van het vischzout tot 2£ cent per kg, waarbij tegelijkertijd de prijs, waarvoor dit los zout aan de provincies wordt verkocht, is verlaagd van 3 cent tot 2,25 cent per kg. Voor Midden- en Oost-Java moet daarnaast worden genoemd uitbreiding van hel aantal verkoopplaatsen, w-aar vischzout verkrijgbaar wordt gesteld. Aan los zout voor industrieele doeleinden werd door de provincies op Java 1133 ton verkocht, tegen 1212 ton in 1937. De bruto-opbrengst van den totalen verkoop (aan de provincies en buiten de provincies direct aan de bevolking) bedroeg voor los zout f 1 209 387 (in 1937 f 1 155 741) en voor briketzout f 12 001 470 (in 1937 f 13 884 210). De bevolkingszoutaanmaak uit de zoutwaterwellen in het regentschap Grobogan van de provincie Midden-Java produceerde 2850 ton in 1938, tegen 2862 ton in 1937. De opbrengst van den cijns bedroeg in 1938 +' f 42 800, tegen + f 43 000 in 1937. De bepalingen betreffende den aanmaak, den verkoop en het vervoer van zout uit de zoutwaterwellen in de regentschappen Grobogan en Bojolali (I. S. 1934 nos. 91 en 92) zijn gewijzigd (zie I. S. 1938 nos. 416 en 417). Het Pontianak-riviervervoer. De financieele uitkomsten van dit bedrijf zijn : uitgaven f 65 314, inkomsten f 78 967, voordeelig saldo f 13 653. Door de vaar tuigen van dezen vervoersdienst werden in 1938 afgelegd 32 800 zeemijlen, tegen WINNING VAN DELFSTOFFEN 161 Wetgeving. Bij G.B. 2 Juni 1938 n°. 24 (I. S. n°. 275) is de bij G.B. 2 Febr. 1921 n°. la (I. S. n°. 75) uitgesproken reserveering voor opsporingen en ontginningen van Gouvernementswege met betrekking tot goud, zilver, mangaan, antimoon, lood, zink en koper van de terreinen, bekend onder de namen Lebong Pandan en Tambang Sawah, opgeheven. Voor deze terreinen zijn bij G.Bn. 2 Juni 1938 nos. 25 t/m 28 voor de winning van genoemde delfstoffen vier concessies, onder de namen Lebong Pandan I, Lebong Pandan 11, Tambang Sawah I en Tambang Sawah 11, na openbare mededinging verleend aan de te Batavia gevestigde naamlooze vennootschap Mijnbouw Maatschappij Bedjang Lebong. Bij G.B. 18 Juni 1938 n°. 18 (I. S. n°. 362) is een drietal op den voet van de drinkwatervoorziening-beschermingsordonnantie bij het besluit van het College van Gedeputeerden van den Provincialen Baad van Oost-Java van 17 Juni 1937 n°. A 13/29/11 aangewezen terreinen (res. Malang) om redenen van algemeen belang gesloten voor mijnbouwkundige opsporingen. Krachtens de regelingen, opgenomen in I. S. 1938 nos. 370, 372 en 373 (in werking getreden 1 Juli 1938), worden de bij de Mijnordonnantie 1930 (I. S. 1930 n°. 38), de Begeling inzake het boren van artesische putten door anderen dan den Staat (I. S. 1912 n". 430), de Petroleumopslagordonnantie en de Begelen met betrekking tot den opslag en het bezit van petroleum en soortgelijke licht ontvlambare vloeistoffen (I. S. 1927 nos. 199 en 200), het Mijnpoütie reglement (I. S. 1930 n°. 341), de Administratieve Voorschriften voor het Hoofd van den Dienst van den Mijnbouw en voor de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bb. n°. 12390) en de Algemeene Voorwaarden, waaronder vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen en concessiën tot mijnontginning worden verleend (I. S. 1930 n°. 348), zooals deze zijn gewijzigd en aangevuld, aan de Hoofden van gewestelijk bestuur opgedragen bevoegdheden, bemoeiingen en verrichtingen in de gewesten Sumatra, Borneo en Groote Oost uitgeoefend door de Besidenten, ieder voor zijn residentie, terwijl waar daarin het woord „gewest" dan wel afleidingen of samenstellingen van dit woord voorkomen, voor zoover betreft de toepassing van genoemde wettelijke voorschriften in de Buiten gewesten, daarvoor gelezen moet worden het woord „residentie" dan wel de daarmede overeenkomende afleiding of samenstelling van dit woord. Bij de regeling, opgenomen in I. S. 1938 n°. 371 (in werking getreden 1 Juli 1938), zijn de Begelen inzake het boren van artesische putten door anderen dan den Staat (I. S. 1912 n°. 430) gewijzigd. Deze wijziging houdt evenals de bij de wet van 4 Aug. 1938 (N. S. n°. 900, I. S. n°. 618) tot stand gekomen en 1 December 1938 in werking getreden wijziging van de Indische Mijnwet (I. S. 1899 n°. 214) verband met de bestuurshervorming. Bij G.B. 3 Nov. 1938 n°. 11 (I. S. n°. 630) is het terrein van het daarbij aangewezen „Natuurmonument Panoea" (res. Manado) om redenen van algemeen belang gesloten voor mijnbouwkundige opsporingen. Ontginningen van Gouvernementswege. De eigen mijnbedrijven van het Gouvernement omvatten twee kolenbedrijven (de Oembilin- en de Boekit Asem mijnen) en een tinbedrijf (de Bangka-tinwinning). Gedurende 1938 bleven 2 aannemingscontracten van kracht. Het aantal overeenkomsten op den voet van art. 5a der Indische Mijnwet resp. voor de opsporing van delfstoffen en voor de opsporing en ontginning van delfstoffen onderging geen verandering. Einde 1938 waren resp. 14 en 34 overeen komsten van kracht. Ten aanzien van 4 overeenkomsten, aangegaan met de N. V. Nederlandsche Koloniale Petroleum Maatschappij, voor de terreinen, genaamd Leko (res. 11 42 300 zeemijlen in 1937, terwijl vervoerd werden 4515 ton zout en goederen en 7338 passagiers, tegen 5391 ton zout en goederen en 8311 passagiers in 1937. Voor nadere bijzonderheden betreffende de Zoutwinning en de Zoutregie wordt verwezen naar het jaarverslag der Opium- en Zoutregie over 1938. 8. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning DE ECONOMISCHE TOESTAND 162 Palembang), Rawas (res. Palembang), Pasé, Rajeu en Langsar (res. Atjeh en Onderhoorigheden) en Tesso I, Djapoera I en Taloek (res. Riouw en Onder hoorigheden), zijn suppletoire overeenkomsten gesloten, waarbij de Maatschappij afstand heeft gedaan van alle uit de overeenkomsten voortvloeiende rechten op het terrein Djapoera I en op gedeelten van de terreinen Leko, Rawas, Langsar, Tesso I en Taloek. Bij de wet van 15 Dec. 1938 (N. S. n°. 905, I. S. 1939 n°. 53) is machtiging verleend tot het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in art. 5a der Indische Mijnwet met de N. V. ~De Bataafsche Petroleum Maatschappij" voor de opsporing en ontginning van aardolie, enz. in een terrein, gelegen in de provincie West-Java. Bij de wet van 30 Dec. 1938 (N. S. n°. 907, I. S. 1939 n°. 05) is machtiging verleend tot het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in art. 5ü der Indische Mijnwet, met de N. V. ~De Bataafsche Petroleum Maatschappij" voor de opsporing en ontginning van aardolie, enz. in een terrein, gelegen in de provincies Midden- en Oost-Java. Het aantal gemengde mijnbedrijven bleef twee: de naamlooze vennootscha]) „Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton" en de naamlooze vennootschap „Nederlandsch-Indische Aardolie Maatschappij". Particuliere ontginningen. Gedurende 1938 werden 9 mijnconcessies van Gouvernementswege verleend, waarvan: 2 voor de winning van goud en zilver (do mijnconcessie Soreang in de residentie Priangan van de provincie West-Java en de mijnconcessie Tjibareno-leutik in de residentie Buitenzorg van de provincie West-Java); 1 voor de winning van phosphaten, welke tot bemesting dienen (de mijnconcessie Soeroh in do residentie Bodjonegoro van de provincie Oost-Java); 2 voor de winning van koper en ijzer (de mijnconcessies Bedali en Petoengsinarang in de residentie Madioen van de provincie Oost-Java); 4 voor de winning van goud, zilver, mangaan, antimoon, lood, zink en koper (de mijnconcessies Lebong Pandan I en Lebong Pandan II in de residenties Benkoelen en Palembang en de mijnconcessies Tambang Sawah I en Tambang Sawah II in de residentie Benkoelen). Op verzoek werden ingetrokken de mijnconcessies Pasir Gombong en Tjiseuti. Einde 1938 waren 242 van Gouvernementswege verleende mijnconcessies van kracht, terwijl 28 aanvragen voor mijnconcessies in behandeling waren. Gedurende 1938 werden 3 mijnconcessies, verleend door het Hoofd van het Mangkoenagorosche Huis (gouv. Soerakarta), door het Gouvernement goed gekeurd, namelijk de mijnconcessies Dawoehan, Kedoengpring en Soekohardjo, alle voor de winning van koper, zink, lood, goud en/of zilver en de daarmede in zoodanigen samenhang voorkomende delfstoffen, dat gelijktijdige winning onvermijdelijk is, met uitzondering van alle in het eerste lid, onder b, van art. i der Indische Mijnwet vermelde delfstoffen. Einde 1938 waren 32 door het Gouvernement goedgekeurde mijnconcessies, verleend door Inlandsche Zelfbesturen, die hun mijnrechten nog niet aan het Gouvernement hebben overgedragen, van kracht. Gedurende 1938 werden 6 vergunningen tot hot winnen van niet in art. 1 der Indische Mijnwet genoemde delfstoffen verleend, waarvan 1 door den Resident van Sumatra's Westkust voor de winning van amethyst; 1 door het College van Gedeputeerden van den Provincialen Baad van Oost-Java voor de winning van kalksteen; 1 door het College van Gedeputeerden van den Provin cialen Raad van West-Java voor de winning van marmer, kalk- en zandsteen; 2 door het Hoofd van plaatselijk bestuur to Palombang voor de winning van klei; 1 door den Resident der Lampoengsche Districten voor de winning van puimsteen. Ingetrokken werden 18 vergunningen, terwijl 1 vergunning door tijdsverloop kwam te vervallen. Einde 1938 waren 148 vergunningen van kracht. Mijninspectie. De leiding van den Dienst der Mijninspectie berustte gedurende 1938 bij het hoofd der afdeeling cijns en mijninspectie. Het inspec- WINNING VAN DELFSTOFFEN 163 teerend personeel der mijninspectie bestond bij den aanvang van het jaar uit 2 mijninspecteurs (ingenieurs) en 2 adjunct-mijninspecteurs, terwijl met het toezicht op de machinale hulpmiddelen der mijnwerken was belast de electro technisch ingenieur van de afdeeling technisch-cconomische adviezen van den Dienst van den Mijnbouw. Einde 1938 werd nog een mijningenieur, afkomstig van de gouvernementskolenmijnen, tot mijninspecteur benoemd. Door de inspecteurs en de adjunct-inspecteurs werden in 1938 44 inspecties uitgevoerd van mijn- en opsporingswerken voor de winning en opsporing van erts en kolen on 63 inspecties van dergelijke werken voor de winning en opsporing van aardolie. Twee der inspectiereizen werden tevens benut ter controleering van een z.g. „aantooning" (art. 13 der Indische Mijnwet) betreffende een aangevraagde mijnconcessie. Bovendien werden 3 reizen ondernomen uitsluitend ten behoeve van een plaatselijk onderzoek naar doodelijke ongevallen en werd door één der mijninspecteurs een tweetal reizen ondernomen op verzoek van het Binnenlandsch Bestuur om advies te geven betreffende kalksteen- en zand winningen. Door den electrotechnischen ingenieur, belast met het toezicht op de machinale hulpmiddelen, werden 6 inspecties gehouden van de mechanische installaties van eenige mijnwerken. Bij den kolenmijnbouw hadden 6 en bij den ertsmijnbouw 10 doodelijke ongevallen plaats in 1938, waarbij respectievelijk 6 en 10 personen binnen 24 uren na het ongeval het leven lieten, tegen resp. 8 en 22 in 1937. Bij de aardoliebedrij ven hadden 5 doodelijke mijnongevallen plaats, waarbij 5 slacht offers binnen 24 uur na het ongeval overleden, tegen 7 in het voorafgegane jaar. Het aantal ongevallen, welke invaliditeit van langeren duur dan 3 weken veroorzaakten, bedroeg voor den kolenmijnbouw 32, voor den ertsmijnbouw 67 en voor de aardoliebedrijven 33, tegen resp. 32, 103 en 42 in 1937. Het aantal door mijnongevallen doodelijk getroffen personen per 1000 ondergrondsche en bovengrondsche arbeiders bedroeg voor den kolen- en ertsmijnbouw resp. 1,11 en 0,33, tegen 1,43 en 0,81 in 1937, terwijl de overeenkomstige cijfers voor de aardoliewinning waren 0,37 en 0,61. Geologische onderzoekingen. De geologische kaarteering werd in de eerste helft van 1938 voortgezet in Noord-Bantam (bladen 9 Laboean, 13 Rangkas bitoeng), waar de jongneogene serie over 1500 m dikte werd bestudeerd, terwijl eenig aanvullend kaarteerwerk werd verricht in een ertsgeologisch belangrijk gedeelte van het (gepubliceerde) blad 14 Bajah. Een begin werd gemaakt met een onderzoek naar goud en ertsgangen bezuiden Soekaboemi (Java) in het terrein, dat voorkomt op het oostelijke gedeelte van blad 20 Djampang-koelon. De bij den Dienst van den Mijnbouw aanwezige gegevens omtrent delfstoffen op Java, uitgezonderd olie, kolen en ertsen, werden tot een rapport verwerkt, dat aan het einde van het jaar bijna voor den druk gereed was. In Midden-Java werd een korte geologische opname uitgevoerd in het Pati Ajam-gebied (blad 85 Koedoes), waarvan de rijkdom aan zoogdierresten der Trinil-fauna bekend is. Voorts werd het plioceene bekken van Ardjawinangoen (blad 86 Poerwodadi) in kaart gebracht. In de tweede helft van het jaar moest de kaarteering tengevolge van een tekort aan academisch personeel tijdelijk worden gestaakt. De bladen 109 Lamongan en 110 Modjokerto (Oost-Java) werden ge publiceerd. Op Billiton, Bangka en Bintan, meer in het bijzonder op Bintan werd een onderzoek verricht naar het voorkomen en het ontstaan der bauxiet-afzettingen, verder op Bangka naar dat van kaolien. Ook werd een economisch-geologisch overzicht samengesteld over de wereldvoorraden en het verbruik van bauxiet. Het eindverslag over West-Borneo kwam voor den druk gereed. Met de samenstelling van een eindverslag betreffende het overig gedeelte van West-Borneo op grond der nagelaten gegevens van wijlen Ing. L. H. Krol werd voortgegaan. DE ECONOMISCHE TOESTAND 164 In de tweede helft van het jaar had een verkenning plaats van de onder afdeeling Sampit (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), welke einde 1938 nog niet was beëindigd. De uitwerking der gegevens van Oost-Borneo werd in de eerste helft van het jaar voortgezet; het eindverslag is dus nog in bewerking. In Zuidoost-Borneo werd in het Koekoesan-gebergte en op Poelaulaoet 74 ton ijzerertsen en 64 ton kolen verzameld ten behoeve van door particuliere onder nemers te nemen verwerkingsproeven en voor dit doel naar Europa verscheept. Paleontologische onderzoekingen. Het onderzoek der foraminiferen beperkte zich tot de behandeling van eenige profielen in Koetai en op het schiereiland Mangkalihat, terwijl ook miogypsinen uit Palembang en Midden-Sumatra werden bewerkt. De bewerking der mollusken-fauna van het plioceen in Bantam werd voort gezet en een deel der resultaten hiervan gepubliceerd in „De Ingenieur van Nederlandsch-Indië" (1938). Voorts werd een collectie recente mollusken uit de Baai van Batavia gedeeltelijk gedetermineerd. De bewerking van verschillende uit Java afkomstige vertebraten-collecties werd voortgezet, terwijl begonnen werd met oen onderzoek der fossiele haaien van Java. Ten behoeve van de in Europa ter hand genomen bewerking van planten resten, in het bijzonder versteend hout uit Sumatra en Java, werden rapporten opgemaakt over de stratigrafie der betreffende gebieden. Geologisch-technische onderzoekingen. Adviezen werden verstrekt over 5 reservoir-dammen, terwijl 8 objecten nog in behandeling bleven; betreffende de 14 belangrijkste stuwdammen op Java zijn monografieën samengesteld. De uitgebrachte adviezen over drinkwatervoorzieningen hebben betrekking op 1 plaatselijke, 1 provinciale en 1 ondernemingswaterleiding; aanvragen betref fende 2 gemeentelijke en 2 plaatselijke waterleidingen zijn nog in behandeling. Voorts werd geadviseerd over artesische boringen en de watervoorziening van een zwembad, terwijl voor een groot aantal broncapteeringen van waterleidingen in Oost- en Midden-Java beschermingsstrooken werden vastgesteld. De tunnel capteeringen der waterleidingen van Cheribon en Kalidjati kwamen gereed. Adviezen werden uitgebracht over 11 aardschuivingen in of nabij kampongs; over den fundeeringsbodem van 2 bruggen en van een vliegloods; over aard schuivingen in een provincialen weg, een irrigatieleiding en nabij een centrale; over de grondgesteldheid betreffende 3 waterkrachtwerken, de aanvoerleiding van een ander waterkrachtwerk, een waterreservoir van een onderneming en verscheidene militaire landingsterreinen. Ten behoeve van industrieele doeleinden werd advies verstrekt over de bruik baarheid van kwartszand, terwijl het voorkomen van diatomeeën-aarde bij Solo nader werd onderzocht. Grondpeilwezen. Gedurende 1938 waren bij het Grondpeilwezen acht boor installaties in bedrijf, waarvan twee op kosten van het Welvaartsfonds. Op 17 plaatsen, verspreid over West-, Midden- en Oost-Java, werd naar artesisch water geboord, terwijl negen artesische putten volledig konden worden afgewerkt. Voorts werden adviezen uitgebracht met betrekking tot de installatie van enkele watervoorzieningen, welke gebaseerd zijn op reeds bestaande artesische putten. Laboratorium voor delfstoffenonderzock. De werkzaamheden bepaalden zich voornamelijk tot het analytisch onderzoek van ingezonden monsters. In het geheel werden 1817 monsters behandeld, waaronder 221 van de grondstoffen en producten van de steenkolen brikettenfabriek en 1351 van verschillende delfstoffen en ertsen, waarvan 1284 van edele metalen. Verder werden 82 volledige gesteente-analyses verricht en 163 watermonsters op bruikbaarheid voor consumptie onderzocht. Publicaties. Verschenen zijn: Jaarboek van het Mijnwezen 1936 — 1937, Algemeen gedeelte; Geologische kaart van Java 1 : 100.000, bladen 109 (Lamongan) en 110 (Modjokerto); Bulletin of the Netherlands Indies Volcanolo gical Survey nos. 82 t/m 84. NIJVERHEID 165 H. NIJVERHEID 1. Algemeen overzicht Aan den invloed van de algemeene conjunctuur, welke in vergelijking met 1937 een inzinking vertoonde, vermocht ook de Nederlandsch-Indische industrie zich niet geheel te onttrekken. Elders in dit Verslag is gewezen op de factoren, welke de conjunctuur en daarmede het inkomen van de verschillende bevolkingsgroepen in 1938 beïnvloedden. Naarmate de afnemerskringen van de verschillende nijverheidsgroepen door deze factoren gunstig dan wel ongunstig werden beroerd, werkten de conjunctuurswijzigingen voor- dan wel nadeelig. Niettemin kan worden opgemerkt, dat 1938 in liet algemeen zoowel voor de klein- als voor de midden- en grootnijverheid zeer bevredigend is geweest. Hoewel ten opzichte van 1937, dat als een topjaar moet worden beschouwd, in de waarde der productie een regressie aanwijsbaar is, blijft de „trend" ongetwijfeld stijgende. Niet beschikt kan worden over voldoende statistische gegevens om een over zicht te geven van de totale Nederlandsch-Indische productie. De a.s. volks telling, waaraan een bedrijfstelling zal worden gekoppeld, zal het inzicht op dit gebied kunnen verbreeden, terwijl de in voorbereiding zijnde industrieele statistiek het mogelijk zal maken voor de toekomst een beter inzicht dienaan gaande te krijgen. Eenig beeld geeft echter het volgend overzicht van het electriciteitsgebruik voor industrieele doeleinden : Gunstig was voor de nijverheid, dat de grootexport van Java — de suiker en thee — veel gunstiger lag dan die van de Buitengewesten, waar rubber, tin, palmolie, copra en koffie zwaarder werden getroffen. De maatregelen, noodig met het oog op den internationalen toestand, droegen verder bij tot een behoorlijke orderbezetting van de metaalindustrie in het algemeen en tot de ontwikkeling van andere bedrijven, wier diensten te dezen noodzakelijk waren. De bedrijfsreglementeering en enkele contingenteeringen bleven voorts een niet onbelangrijken steun, waardoor voor eenige bedrijfstakken de uitbreiding van het apparaat wordt gecontroleerd en ingesteld op den mogelijken afzet. De klein-nijverheid. Hoewel de waarde van de productie der klein-nijverheid in 1938 naar schatting iets terugliep, is dit met de geproduceerde hoeveelheid zeker niet het geval en zonder twijfel heeft de klein-nijverheid haar positie weten te verstevigen. De teruggang van de conjunctuur deed zich vooral in de industrie gevoelen. Gunstig voor de ontwikkeling van de klein-nijverheid zijn de toenemende verkeersmogelijkheden, welke de voornaamste voorwaarden vormen voor de vergrooting van het afzetgebied. Gepaard aan een betere organisatie van den verkoop, waaraan door de consultatie-bureaux veel aandacht wordt besteed, maakt het grootere afzet-areaal de klein-industrie minder conjunctuurgevoelig, hetgeen de zoo noodzakelijke continuïteit in de productie ten goede komt. Behalve de betere verkeersmogelijkheden doet ook het goede onderwijs zijn invloed gelden. Steeds meer Inheemschen bezoeken de scholen en doen daar een kennis op, welke hen steviger in hun schoenen doet staan. Hoever het onderwijs in Inheemsche nijverheidskringen doordringt en hoe veelvuldig het jongere geslacht in de nijverheid een toekomst tracht te vinden, bleek uit een in de weverijen te Madjalaja gehouden onderzoek. Van de mannelijke bewoners waren + 98 % en van de vrouwelijke 71 % jonger dan 30 jaar; niet minder dan 65 % van het geheele personeel, dus van wevers en weefsters, had onderwijs genoten en was in staat in het Maleisch een brief te schrijven. DE ECONOMISCHE TOESTAND 166 Bij de bespreking van de Overheidsbemoeienis met de nijverheid en de bevordering van de nijverheid in het algemeen zal nog gelegenheid komen om te wijzen op de dringende noodzaak tot nijverheidsbevordering, welke voortvloeit uit het bevolkingsaccres. Hier moge worden volstaan met er op te wijzen, dat dit accres gepaard gaat met het afstooten van arbeidskrachten uit de landbouw wereld, welke krachten na een doeltreffende scholing gemakkelijk in de ambachts wereld emplooi vinden. Zoo vraagt de metaalindustrie, mede in verband met de defensie-orders, thans de recruteering van duizenden Inheemsche jongelieden ter opleiding voor metaalarbeider, waardoor de psychologische ondergrond voor de ambachts- en industrieele stand van straks verder wordt uitgebouwd. Het is niet alleen Java, dat een afzetgebied voor de klein-nijverheid vormt. Hoe langer hoe meer gaan ook de Buitengewesten producten van de op Java gevestigde nijverheid afnemen. Deze afname bedroeg in 1935 45, in 1936 56, in 1937 82 en in 1938 75 millioen gulden. Het jaar 1938 vertoonde achteruitgang ten opzichte van 1937, doch gezien in het licht van de rubberhausse in 1937 is het duidelijk, dat reeds groote winst werd bereikt doordat de toen opengelegde afzetgebieden behouden bleven. In het kader van de nijverheidsbevordering speelt de stichting „Fonds voor de kleine nijverheid" een belangrijke rol. Deze instelling financiert haar werk zaamheden met behulp van een door de Begeering verleende garantie; uitbreiding kon plaats vinden door de Nederlandsche welvaartsbijdrage. De stichting heeft ten doel, proefnemingen op het gebied van de kleine nijverheid te entameeren en te stimuleeren en de credietvoorziening van de daaruit voortkomende bedrijfjes ter hand te nemen. Evenals elders, waar de Overheid steun verleent aan het bedrijfsleven, geldt ook hier het beginsel van zelfbekostiging, behoudens ten aanzien van initieele verliezen, welke zich in het proef stadium somtijds voordoen en die bezwaarlijk geheel ten laste van de pionierbedrijfjes kunnen worden gebracht. Betreffende de werkzaamheden van de stichting „Fonds voor de kleine nijverheid" kan hot volgende worden medegedeeld. Naar het product van het aardewerkbedrijf te Bandjarnegara bestond toenemende vraag, in verband waarmede werd besloten tot uitbreiding van do oven-capaciteit. Te Plered werd eveneens een aardewerkbedrijf opgericht met een geprojecteerde productie-capaciteit van +' 20 000 kg per jaar. De in 1937 aangevangen proeven, gericht op het verkrijgen van blanken klappervezel, geschikt voor verspinning tot tapijtgaren, leidden tot gunstig resultaat. In verband hiermede werd in Pengasih (Jogjakarta) een cocosgaren twijnerij opgericht met een outillage van 20 twijnmachines, welke zal worden uitgebreid tot 100 machines. Ten behoeve van de vezelvoorziening van deze fabriek werden te Imogirih, Serang, Klegen en Pengasih rotingsbakken gebouwd, waar de van de bevolking opgekochte klapperbolsters volgens het gevonden procédé worden bereid. Voor den afscheep van de productie van Pengasih is te Tjilatjap een vezelpers in bedrijf gesteld. De pannenbakkerijen te Tjitjalengka, welke einde 1937 in aanbouw waren, kwamen gereed, waarna met proefwerkzaamheden werd begonnen. Naar ver wachting zal het bedrijf in 1939 op volle capaciteit komen te werken. De organisatie van de steenbakkers aan de Brantas-rivier. waarmede in 1937 een aanvang was gemaakt, werd met bevredigend resultaat voortgezet en leidde tot uitbreiding van het aantal aangeslotenen. Het gelukte den deelnemers, zich uit de verkregen winsten geheel vrij van schulden aan opkoopers te maken en, zij het op beseheiden wijze, kapitaal te vormen. De technische en financieele hulpverleening aan de meubelindustrie te Japara en Pasoeroean vond in 1938 voortgang, waarbij de perspectieven bevredigend mogen worden genoemd. De in samenwerking met den Coöperatie-dienst en de Algemeene Volks credietbank te Leuwiliang (Buitenzorg) opgerichte 12 rubbersheets-fabriekjes bereikten in 1938 een gezamenlijken omzet van + 160 ton met een waarde van f «57 500. De vooruitzichten van deze bevolkingsrubberfabriekjes zijn gunstig. De omzetten van de in Sidoardjo-Bangil en in Soekaboemi-Tjisaat opgerichte nij verheidscentrales, welke in desa-nijverheid vervaardigde half-producten, zooals NIJVERHEID 167 1 andbouwgereedschappen, messen, lepels, vorken, enz. voltooien, werden belangrijk opgevoerd. De centrales werkten in 1938 met winst. De te Madjalaja opgerichte weef coöperatie, omvattende een centrale garen weverij en verkoopafdeeling, waarin bezitters van ± 60 machinale en 800 hand getouwen zijn vereenigd, boekte een bevredigend resultaat. Door de Stichting werd in 1938 een bedrag van f 114 000 aan credieten verstrekt. Een gedeelte van de ten behoeve van de nijverheid uitgetrokken fondsen der Nederlandsche welvaartsbijdrage werd aangewend voor de oprichting van lievnlkingsbedrijven voor de verwerking (roting) van klappervezels, waarvan hiervóór reeds melding werd gemaakt. Verschillende maatregelen zijn in voorbereiding in het belang van de rationaliseering van de desa-weefnijverheid. Getracht wordt, coöperaties te vormen van daartoe gunstig gelegen inheemsche bedrijven, teneinde op deze wijze te geraken tot centralen garen-inkoop en gemeenschappelijke ververijen. De oprichting van centrale apprêteer-inrichtingen en finishing-bedrijven ligt in het voornemen. Het ten behoeve van de bevordering van de rijststroozakken-weverij ingestelde onderzoek werd voortgezet en ieidde tot de constructie van een weefgetouw, dat een behoorlijke productie geeft van rijststroozakken. Aangezien de hiermede vervaardigde zakken evenwel nog te zwaar bleken, worden de mogelijkheden tot verbetering van de werkmethode verder bestudeerd. Na vele proefnemingen werden mattentoestellen vervaardigd, welke in de omgeving van Madioen en Jogjakarta in de praktijk werden beproefd. In verband met de hoogere productie wordt met den aanmaak dier toestellen, ook voor andere centra van de bevolkingsmattenindustrie, voortgegaan. Ter bevordering van den afzet van kunstnijverheidsproducten werden monstcr colieeties gezonden naar potentieele consumptie-gebieden in het buitenland, terwijl mede zorg werd gedragen voor vertegenwoordiging van de inheemsche kunst op binnen- en buitenlandsche tentoonstellingen (San Erancisco). Do bevordering van de bovolkings-ebbenhoutverwerking vond voortgang door opleiding van jongelui tot vervaardigers van verhandelbare voorwerpen uit dit materiaal in een opzettelijk voor dit doel ingerichte afdeeling van de ambachts school te Sasaran (Minahasa). In samenwerking met het Instituut voor de Zeevisscherij werd te Banjoewangi als proefbedrijf een vischconservenfabriek opgericht, waarin nis nevenproducten vischmeel en vischolie zullen worden vervaardigd. Fabrieksnijverheid (midden- en grootindustrie). Waar de fabrieksindustrie overeenkomstig de algemeene conjunctuurlijn eenig terrein verloor, kan anderzijds worden gewezen op compensatie hiervan door vergroote export, o.m. van zeep en lederproducten. Margarine-, automobiel-, bier-, electrische toortsen- en rijwielfabrieken konden ook haar binnenlandschen afzet opvoeren. De rubber banden-industrie breidde zich uit, mede in verband met de grootere vraag naar rubberbanden voor vrachtkarren. Voorts zijn uitbreidingen te vermelden in de metaal-, zeep- en margarine-industrie. Een aanvang werd gemaakt met den bouw van een groote fabriek voor rubberschoenen, voor welk artikel de belang stelling groeiend blijkt, terwijl een drietal kleine bedrijven op dit gebied tot stand kwam. In 1939 zal de te Bandoeng in aanbouw zijnde gasmaskerfabriek, tevens fabriek van technische rubberwaren in bedrijf worden gesteld, evenals de tweede papierfabriek te Probolinggo. De textielfabriek te Tegal werd uitgebreid, terwijl aldaar de eerste machinale spinnerij in aanbouw is. Voorts worde vermeld de oprichting van een roselle zakkenfabriek te Panggoonredjo, van een chocoladewarenfabriek te Soerabaja en van een fabriek van kunstharsartikelen te Malang. Plannen voor vestiging van een cellulose-fabriek en een aluminium-fabriek namen vasteren vorm aan, terwijl verschillende andere industrieele projecten in voorbereiding zijn. Voor nieuwe vestigingen op nijverheidsgebied blijkt toenemende belangstelling van Nederlandsche zijde. DE ECONOMISCHE TOESTAND 168 2. Afzonderlijke bedrijven Batiknijverheid. De opleving van de batiknijverheid, waarvan het jaar 1937 getuigde, is gevolgd door een reactie, welke de productie heeft gebracht op een peil, niet ver beneden dat van 1936. De productie in 1938 aan kains, slendangs, enz. wordt op grond van het doek verbruik geschat op 2 680 000 codi (1 codi = 20 stuks). De door deze hoeveelheid batik vertegenwoordigde waarde kan als volgt globaal in productie componenten worden gespecificeerd: Doekgrondstof f 20 415 000 Andere grondstoffen en hulpmiddelen 5 004 000 Loonen 4 005 000 Ondernemerswinst 1 392 000 Totaal f 30 816 000 De export van batiks van Java en Madoera naar het buitenland vertoonde een geringen teruggang ten opzichte van 1937, doch bleef boven het exportcijfer van 1936. Die export bedroeg in 1937 424 942 kg (waarde f 1 367 484) en in 1938 378 708 kg (waarde f 1 178 811). Textielnijverheid. De desa-huisvlijt, voornamelijk gevestigd in Zuid-Midden- Java, Zuid-Celebes, Midden-Sumatra en de Soenda-eilanden, heeft in 1938 geen belangrijke wijzigingen ondergaan. Dit kan onder meer blijken uit den invoer van de garensoorten n°. 20 en n°. 40, welke deze tak van nijverheid hoofdzakelijk in haar weefsels verwerkt. In de Midden-Java-havens Semarang en Tjilatjap bedroeg deze invoer over 1936 692 265 kg, 1937 1 304 613 kg en 1938 1 007 750 kg. In de laatste jaren doet zich het verschijnsel voor, dat de in Midden-Java gevestigde kleine en middensoort nijverheid zich steeds meer toelegt op de vervaardiging van loerik-stoffen, welke weefsels tot nog toe uitsluitend in de desa op primitieve kampong-getouwen (zonder automatische schietspoel) werden aangemaakt. In hoeverre een fabriekmatige vervaardiging van loeriks een gevaar Overzicht van de doekconsumptie der batikkerijen (in duizendtallen yards) NIJVERHEID 169 oplevert voor de desa-huisvlijt, kan nog niet worden beoordeeld; het laat zich echter aanzien, dat in de naaste toekomst de op zulk een uiterst laag kosten peil produceerende desa-huisvlijt in het overgroote deel van de loerik-consumptie zal kunnen blijven voorzien. De groote uitbreiding van de kleine handweefnijverheid — uitgerust met moderne handgetouwen van het z.g. T.1.8. ')-model — kwam in 1938 op Java tot stilstand. Slechts in enkele streken van de Buitengewesten, o.m. in Tapanoeli, had een verdere uitbreiding plaats; hierbij betreft het een vervanging van de primitieve weef toestellen door handgetouwen van het moderne type. Door de uitbreiding van de toepassing der „Bedrijfsreglementeering-weverijen 1935" op vrijwel de geheele sarong-industrie kunnen slechts bedrijven, waarin minder dan 5 handgetouwen met één scheermolen staan opgesteld, thans zonder vergunning worden opgericht. Van deze gelegenheid is echter een bescheiden gebruik gemaakt. Naar schatting zijn in het jaar 1938 slechts 150 van dergelijke handweverijen op Java opgericht, voornamelijk in het ressort Noord-Midden-Java, welke streek, naast de Bandoengsche hoogvlakte (Madjalaja), een belangrijk centrum is geworden van de kleine handweefnijverheid. Over het algemeen zijn, zoowel voor de kleine nijverheid als voor de fabrieks industrie, over welke laatste hieronder mededeelingen volgen, de financieele uitkomsten in vergelijking tot 1937 minder gunstig geweest. Een overschatting van het opname-vermogen van de sarong-markt door den import-handel, zoomede de sterke uitbreiding van het textiel-apparaat in 1937, hebben in de eerste maanden van 1938 een overaanbod van sarongs geschapen, dat niet door de markt kon worden verwerkt. Van grooten invloed op dezen gang van zaken zullen de groote voorraden in de tweede en derde hand zijn geweest. Omstreeks Mei trad een herstel van de markt in en konden de sarongs, zij het tegen lagere prijzen dan in 1937 konden worden bedongen, gereeden afzet vinden. De omvang van de handsarongproductie 1938 is te stellen op 307 000 corges. Het volgend staatje geeft een inzicht in de ontwikkeling van de handsarong weverijen. De cijfers betreffen het verloop van het totaal aantal van de bedrijven, welke zijn uitgerust met weefgetouwen met automatische schietspoel. l ) T.1.8. = Textielinrichting Bandoeng. DE ECONOMISCHE TOESTAND 170 Omtrent de handspimiijv erheid valt het volgende te vermelden. In de regent schappen Demak en Pati, waar van oudsher garens worden gesponnen van de aldaar gewonnen katoen, zijn thans proeven ingezet, welke tot een rendabeler verwerking van de katoengrondstof kunnen leiden. Aangezien met de eenvoudige handspinncvvielen slechts de grovere garens kunnen worden gesponnen, zijn dergelijke garens slechts bruikbaar voor de vervaardiging van grove doeken. Naar het zich laat aanzien, zijn deze garens geschikt voor de vervaardiging van dweilen, welk product meer opbrengt, dan indien de garens in eigen huishouding voor weefsels worden gebruikt. Door tusschenkomst van de binnenlandsche handels- en nijverheidsvoorlichtingsdiensten wordt thans getracht voor genoemd artikel een afzet te vinden. Vlechtnijverheid. De agelmatten-vlechterij in het centrum Koeion Progo (gouv. Jogjakarta) kon zich niet geheel op het niveau van 1937 handhaven. De productie bedroeg in 1934 50 ton, in 1935 83 ton, in 1936 100 ton, in 1937 141 ton en in 1938 115 ton. De pandan- en memdongmattenvlechterijen konden zich geleidelijk verder ontwikkelen. De volgende vergelijkende cijfers van de belangrijkste afvoerplaatseii illustreeren het verloop. De productie van pandan- en bamboehoeden, welke in hoofdzaak op export is aangewezen, heeft zich in 1938 niet op het peil van vorige jaren kunnen handhaven. De lagere exportcijfers houden voornamelijk verband met de verminderde belangstelling m het buitenland voor pandan-hoeden. Uitvoer uil Nederlandsch-Indië Pandan-hoeden (split- en n.a.g. soorten) Prijsverloop NIJVERHEID 171 De productie van pajoengs in het centrum Tasikmalaja bleef vrijwel stationnair op het hooge, in 1937 bereikte niveau. In het centrum Djoewdring (Klaten) steeg de productie met bijna 100 %. Houtbewerking. Zooals uit het volgend staatje blijkt, is de desa-meubel nij verheid in Japara in omvang teruggeloopen, hetgeen is te wijten aan door plaatselijke stijging van de houtprijzen ondervonden moeilijkheden. Daarentegen vertoonde de bedrijvigheid in Pasoeroean een aanzienlijke opleving. Tabakeverwerkingenijverheid (strootjes, handwerksigaretten en sigaren). De uit de opbrengsten van den tabaksaccijns afgeleide productiecijfers van strootjes en handwerksigaretten geven een beeld van den groei van deze industrie. In vergelijking met 1937 nam de productie van strootjes toe met ± 4 %; die van handsigaretten met + 18 %. DE ECONOMISCH!-', TOESTAND 172 In het volgend staatje zijn de omzetten van handwerksigaretten, strootjes en sigaren in productie-componenten ontleed. Prauwenbouw. De prauwenbouw wordt langs de geheele Noordkust van Java beoefend, zoowel onder Europeesche, als onder Inheemsche leiding. De onder Europeesche leiding staande scheepstimmerwerven waren in 1938 een 23-tal bedrijven met een houtverbruik van ± 10 000 m l . Een groot aantal onder inheemsch beheer staande scheepswerven is verdeeld over een 15-tal centra, waar in 1938 + 7000 m 3 hout werd verwerkt. Het aantal prauwen, dat door deze inheemsche bedrijven jaarlijks wordt gebouwd, bedraagt volgens een globale raming 11 a 1200 stuks. Fabrieksnijverheid. Metaalbewerkingsindustrie. De bedrijvigheid in de machinefabrieken en constructie-werkplaatsen kan gedurende 1938 zeer be vredigend worden genoemd. Onder meer staat dit in verband met de belangrijke Gouvernementssteunorders, welke bij de Indische metaalnijverheid konden worden geplaatst; speciaal verdienen vermelding de opdrachten tot den bouw van tal van vliegtuigloodsen en verdere benoodigdheden voor de defensie, alsmede bruggenbouw voor de Staatsspoorwegen. De voor de uitvoering van de Gouvernementssteunorders benoodigde steunbedragen vertegenwoordigen ge durende 1938 slechts een zeer klein gedeelte van het totaal-bedrag (+ 2£ %). Scheepsbouwindustrie. Ook de scheepsbouw ondervond een stimulans door belangrijke orders van particuliere zijde, waarbij mag worden genoemd de bouw van een tinbaggermolen voor het Bangka-tinbedrijf door de Droogdok Maat schappij te Soerabaja in samenwerking met een Nederlandsche werf. Metaalwaren-, blik- en emballage-industrie. Voor de fabrieken van dezen bedrijfstak was 1938 een gunstig jaar. Er bleek goede vraag te zijn voor het product, waardoor deze branche zich verder kon uitbreiden. Rijwielen-industrie. De productie van rijwielen ontwikkelde zich, mede ten gevolge van de moeilijkheden, welke de Japansche export naar Nederlandsch- Indië ondervond, bevredigend. Metaalgieterijen. De productie van de metaalgieterijen is, voor zoover betreft de productie van oostpannen, aan de bedrijfsreglementeering onderworpen. De voor deze productie opgestelde outillage had in 1938 nog steeds te lijden door de bestaande overcapaciteit. De afzet van oostpannen bedroeg ± 2 700 000 kg bruto, hetgeen een achteruitgang beteekent van + 300 000 kg bruto ten opzichte van 1937. Ook de afzet van andere gietijzerproducten verliep niet steeds Tabaksindustrie (handnijverheid) (in duizend guldens) NIJVERHEID 173 even vlot. Het bedrijf begint echter meer variatie in de samenstelling van zijn productie te vertoonen, hetgeen de stabiliteit van den afzet ongetwijfeld ten goede zal komen. Aluminium-industrie. De plannen voor de vestiging van een aluminium industrie in Nederlandsch-Indië zijn in een vergevorderd stadium. Voor de oprichting van een drietal aluminiumproducten-fabrieken zijn de emplacementen in Midden-Java reeds aangekocht. Textielindustrie. Machinale weefinduslrie. De machinale weef industrie onder ging in 1938 een kleine uitbreiding. Van beteekenis voor de ontwikkeling van de textielindustrie is, dat de doekproductie — oorspronkelijk geheel gericht op den aanmaak van sarongs — veel gevarieerder is geworden. Hiertoe heeft onder meer bijgedragen de toepassing van de weverijen-reglementeering op alle sarong soorten, waardoor de industrie was genoodzaakt bij uitbreiding nieuwe productie gebieden te zoeken; voorts de omstandigheid, dat de slechte sarong-markt in de eerste helft van 1938 de fabrikanten noopte hun outillage voor den aanmaak van andere weefsels aan te wenden. De nieuwe hoofdproducten zijn poplins, tussors en Turksche dekens. Hierdoor is de industrie minder afhankelijk geworden van de uiteraard wisselvallige marktverhoudingen van een enkel product, hetgeen zal bijdragen tot een economische versterking van dezen tak van nijver heid. De tricotage breidde zich mede aanzienlijk uit. Machinale sarong-produclie 1938. Deze productie bedroeg + 129 000 corges a f 18 = f 2 315 00Ö. Naast deze sarong-industrie heeft de Java-Textiel-Maatschappij te Tegal haar outillage ter vervaardiging van greys aanzienlijk uitgebreid. Machinale spin-industrie. De Java-Textiel-Maatschappij, welke te Tegal een witgoedweverij exploiteert, heeft het voornemen haar bedrijf uit te breiden met een proef-spinnerij; mocht deze proef bevredigend uitvallen, dan zal de spinnerij — welke voorshands zal worden uitgerust met 5000 spindels — verder worden uitgebreid. Industrieën van voedings- en genotmiddelen. De voortzetting van de bier contingenteering en de stijging van het verbruik van binnenslands vervaardigde bieren hebben een gunstigen invloed op de ontwikkeling van de Nederlandsch- Indische bierbrouwerijen gehad. Uit den terugloop van den invoer van bier van 2 806 288 liter in 1937 tot 1 768 018 liter in 1938 kan mede worden geconclu deerd, dat een steeds grooter deel van het bierverbruikend publiek de voorkeur geeft aan het Nederlandsch-Indische fabrikaat. Een zekere indice voor den productie-omvang van de in Nederlandsch-Indië vervaardigde spiritus en arak vormen de accijnscijfers op gedistilleerd. De accijns opbrengst vertoonde over 1938 een vermeerdering van ruim 6 % vergeleken bij 1937, waaruit is af te leiden, dat niettegenstaande een brand bij één der grootste spiritusfabrieken, welke haar productie daardoor tot op bijna 25 % van die over 1937 zag terugloopen, de totale omzetten van deze industrie-tak ook in 1938 bleven toenemen. De biscuitfabrieken hebben zich in 1938 steeds meer toegelegd op de productie van voor de Inheemsche markt bestemde artikelen. De hiermede gepaard gaande DE ECONOMISCHE TOESTAND 174 uitbreiding van het productie-apparaat had een prijsdrukkende werking, waardoor de winstmogelijkheid ongunstig werd beïnvloed. Ook in de cacao-, chocolade- en suikerwerkfabrieken wordt meer aandacht gewijd aan den afzet op de Inheemsche markt. Deze verbetering van het distributie-apparaat heeft een gunstigen invloed op den afzet uitgeoefend. In 1938 is een nieuwe fabriek te Soerabaja opgericht. Onder de werking van de Bedrijfsreglementeering Ijsfabrieken kon de ijsindustrio zich rustig ontwikkelen. Behoudens de nog steeds bestaande ijsstrijd in het Semarang-rayon kon allerwegen een stabiliseering van de distributie- en prijsverhoudingen worden geconstateerd, welke mede het gevolg was van de samenvoeging van enkele fabrieken in collectieve verbanden, waardoor een rendabeler bedrijfsvoering werd mogelijk gemaakt. Door de stillegging van enkele oude fabrieken op Java en Madoera bedroeg de totale productie ± 153 000 ton. hetgeen een vermindering boteekent van + 9000 ton, terwijl de gunstiger verhouding in de Buitengewesten in een uitbreiding van de productie met +' 6000 ton tot op ± 64 000 ton tot uiting kon worden gebracht. In 1938 werd dan ook een herziening van de Bedrijfsreglementeeringsverordening Ijs fabrieken ter hand genomen, welke speciaal voor wat de Buitengewesten betreft, in een grootere bedrij f svrij beid voor de aldaar gevestigde fabrieken voorziet. Voor een enkel groot bedrijf van. deze industrie ligt in de fabriekmatige verwerking van zeewier tot ager-ager een nieuwe mogelijkheid tot- benutting van haar fabrieksinstallaties. De reeds in het Verslag over 1937 gememoreerde ontwikkelingsgang der limonadefabiieken door den aanmaak van producten van fijnere kwaliteit werd in 1938 voortgezet. De algemeene toestand van dezen tak van nijverheid is gunstig. Vermelding verdient, dat de mogelijk gebleken conserveering van inheemsche vruchtensappen een zeer gunstig aspect vertoont, daar de vraag naar deze vruchtensappen zoodanig toenam, dat de oprichting van een nieuwe groote fabriek voor deze producten binnenkort tegemoet kan worden gezien. De naaste toekomst zal aantoonen, of ook kleinere bedrijven, welke bij hun omzet zoo afhankelijk zijn van het welvaartspeil der inheemsche bevolking, eveneens van deze gunstige ontwikkeling kunnen profiteeren. De koolzuurfabrieken, geleidelijk ondergebracht in één concern, kunnen op een bevredigend bedrijfsjaar terugzien. De omzet van koolzuur bedroeg + 8 % meer dan in 1937. De omzet der fabrieken van meeldeegwaren nam in 1938 toe. De consumptie was stijgende, terwijl de invoer ver achterbleef bij dien van 1937, hetgeen tot uiting komt in de volgende cijfers. De invoeren uit China en Song Kong (mi, bihocn) liepen terug van 2 243 871 kg tot 1 089 966 kg. De productie in kleine Chineesche en inheemsche bedrijfjes nam aanzienlijk toe. De inbedrijfstelling van een vischconservenfabriek in Oost-Java had in 1938 met onverwachte moeilijkheden te kampen. Een uitbreiding van haar werkings sfeer geeft echter — gezien de mogelijkheid, om met succes tegen de goedkoope Japansche importen te concurreeren — alle hoop, dat dit bedrijf zich zal kunnen nut wikkelen. Invoer meeldeegwaren (in kg) NIJVERHEID 175 De afzet van vruchten-conserven had een bevredigend verloop, hetgeen voor een niet gering deel was te danken aan de werkzaamheden van het, elders in dit Verslag vermelde, conservenlaboratorium van het Departement van Econo mische Zaken. De financiede resultaten van de copra-olie-industrie zijn als gevolg van de groote prijsdaling van spijs-oliën niet gunstig te noemen, niettegenstaande een groote uitbreiding van het quantum van voor den export bestemde productie. De oorzaak van dezen onbevredigenden toestand is mede gelegen in het feit, dat in dezen bedrijfstak het verkrijgen van voldoende hoeveelheden grondstof afhankelijk is van de verhouding tusschen den copra-olic- en den copra-prijs op de wereldmarkt. Daarbij vertoont de structuur van deze industrie een weinig homogeen beeld; naast groote fabrieken worden zeer kleine bedrijfjes aangetroffen; naast fabrieken met oude machinerieën komen moderne installaties voor. Toch kan de bedrijfsbezetting in 1938 ruim voldoende worden genoemd. De margarine-productie breidde zich aanzienlijk uit. Gedurende 1938 vestigde een reeds bestaand concern een tweede fabriek. De Bedrijfsreglementeering Sigarettenfabrieken bleef gedurende 1938 van kracht. Teneinde sterke wisselingen op de sigarettenmarkt te kunnen opvangen, werd bij de herziening van de Bedrijfsreglementeeringsverordening Sigaretten fabrieken de mogelijkheid geopend om binnen bepaalde grenzen tijdelijk extra toewijzingen in de totale sigarettenproductie aan de daarvoor in aanmerking komende fabrieken toe te kennen. De waarde van de op het marktproduct aangebrachte banderolles vertoonde slechts een klein verschil ten opzichte van 1937. De productie naar de hoeveelheid bedroeg bij benadering 6,9 milliard stuks, tegen 7.is milliard stuks in 1937, lietgeen wijst op een zwaarder worden van het tabaksgewicht per sigaret — een verschijnsel, dat zich ook reeds ten aanzien van strootje,, en haudsigarctten voordeed — en tegelijk op de verschuiving van de productie van goedkoope naar duurdere sigaretten. De import van sigaretten bereikte oen waarde van f 2 750 000 (kleinhandelsprijs). Chemisch-technische industrie. Voor de verfindustrie was, mede in verband met de betere situatie in de bouwnijverheid, 1938 een gunstig jaar. De importcijfers geven het volgend beeld: De productie van strijkklare verf is te stellen op 3,5 millioen kg. Productie der machinale sigarettenindustrie (in duizenden guldens) DE ECONOMISCHE TOESTAND 176 Ook de toestand in de inkt-, lak- en kantoorlijmfabrieken was gedurende 1938 bevredigend. De grootere fabrieken konden hun outillage in belangrijke mate uitbreiden. Een nieuwe „side-line", de vervaardiging van carbonpapier, opende gunstige aspecten. De ook in 1938 toegenomen afzetmogelijkheden van in Indië vervaardigde artikelen hebben tot een niet onbelangrijke daling van de importen geleid, hetgeen uit de volgende cijfers blijkt: In verband met den dalenden prijs van klapperolie was gedurende 1938 de concurrentie van de in kleinbedrijven vervaardigde waschzeep sterker dan voorheen, waardoor de omzetten der groote zeepfabrieken met + 12 % terug liepen. De export naar de omliggende Pacific-gebieden ontwikkelde zich echter gunstig en vergoedde den verminderden afzet op de binnenlandsche markt ruimschoots. De toestand in de parfumerie-industrie was niet bevredigend. De toestand van de verbandstoffenfabriek te Soerabaja bleef bevredigend. De importen vertoonden een terugloopenden tendens. Invoer inkten (in guldens) Invoer lak (in guldens) i Invoer kleefstoffen (in guldens) Invoer watten (in guldens) NIJVERHEID 177 Vermeldenswaard is, dat door de ontwikkeling van de textielindustrie op het gebied van voor de verbandstoffenindustrie bruikbare halffabrikaten op den duur een nauwere samenwerking tusschen deze bedrijfstakken kan worden tot stand gebracht. De ontwikkeling van de cultuur van derris en de uit dezen wortel te fabriceeren insecticiden hebben belangrijke nieuwe mogelijkheden geopend. De cultuur bepaalde zich oorspronkelijk tot de leverir»g van den derris-wortel voor export. Door de geslaagde proeven met de vervaardiging in Nederlandsch-Indië van derris-poeder en -extract is thans de basis gevormd voor een nieuw industrieel object, dat gedurende 1938 tot stand kwam. Deze in opkomst zijnde industrie is speciaal voor de landbouwcultures van groot belang. De eenige voor de markt werkende zwavelzuurfabriek kon bevredigende resultaten bereiken. De winning en vermaling van natuurphosfaat nam in 1938 wederom toe. Het product vond gereeden afzet op de Indische markt, speciaal op Sumatra, waarheen + 90 % van de binnenlandsche productie werd verscheept. De confingenteering van den invoer van kunstmeststoffen werd voor een jaar verlengd. Daarbij werd een bestaande toestand gestabiliseerd, doordat aan afnemers de verplichting is opgelegd een bepaalde verhouding in acht te nemen bij het afnemen van buitenlandsch en binnenlandsch vervaardigde natuurphosfaat. Leder- en rubberindustrie. De schoen- en leder-industrie mocht zich in een verhoogde belangstelling van hot koopend publiek verheugen; ook het leger deed in toenemende mate bestellingen bij deze industrieën. De vraag naar rubberschoeisel en eenvoudig leerwerk gaf den stoot tot het oprichten van 4 fabrieken. Van deze ontwikkeling hebben uiteraard de leerlooierijen mede kunnen profiteeren. In 1935 werd aan schoenen en lederartikelen voor een waarde van 3,5 millioen gulden, in 1937 van bijna 0 millioen gulden vervaardigd. De productie van rubberartikelen zette zich in 1938 verder uit. Verruiming van den afzet werd gevonden in de productie van gasmaskers, waarvan de levering aan het leger werd verdeeld tusschen de inmiddels in aanbouw zijnde fabriek der Singapore Rubber Works (eigendom van de Nederlandsche Handel Maatschappij N. V.) te Bandoeng en de rubberfabriek Ngagel te Soerabaja. De Goodyear-fabriek te Buitenzorg vergrootte eveneens haar productie, mede door een verhooging van haar export naar het buitenland. Keramiek-, bouwmaterialen- en glasindustrie. De cement-industrie heeft zich in 1938 gunstig ontwikkeld. Verschillende plannen tot de oprichting van een nieuwe fabriek zijn geprojecteerd, doch nog niet tot uitvoering gekomen. De verkoopprijs van het product van de Padang-cementfabriek bleef vrijwel stabiel. De geleidelijk toenemende standaardisatie van de producten van de steen- en pannenbakkerijen had een gunstigen invloed op haar positie. Mede in verband met de voortgezette opleving in de bouwbedrijven had de afzet van de groote fabrieken een gunstig verloop. De ontwikkeling van de fabriek voor vuurvast materiaal was in 1938 bevredigend. Na gedurende eenige jaren met een gebrekkige grondstofvoorziening te hebben moeten kampen, verkreeg het bedrijf onlangs een concessie voor de winning van kaolin van goede kwaliteit, zoodat thans mede een aanvang kan worden gemaakt met de fabricage van wit porceleinen gebruiksartikelen (borden, koppen, enz.). De bouwplaten-industrie deelde in de toenemende opleving in de bouw bedrijvigheid. De import liep terug, hetgeen blijkt uit de volgende cijfers. Invoer eterniet (in guldens) DE ECONOMISCHE TOESTAND 178 Ondanks de opleving in de bouwbedrijven was de toestand in de tegel fabrieken niet zeer gunstig. Het prijspeil werd ongunstig beïnvloed door de nog steeds bestaande concurrentie van groote tegenover kleinere fabrieken. Belangrijke opdrachten van mijnbouwondernemingen voor den bouw van koelieloodsen en horstellingen aan fabrieksgebouwen hadden een gunstigen invloed op den gang van zaken in de houtbewerkingsindustrie. De verbeterde afzetmogelijkheden van verschillende bedrijven, welke voor de verzending van hun producten kisten gebruiken, brachten een uitbreiding van de kistenfabricage met zich mede. Een der groote fabrieken kon in 1938 haar exportmogelijkheden vergrooten. Een nieuw afzetgebied werd tenslotte gevonden in den toenemenden bouw van bungalows, waarvoor de onderdeelen zoowel op bestelling als op voorraad werden gefabriceerd. Proeven worden genomen met de verwerking van fijne houtsoorten voor de toenemende vraag naar betere kwaliteiten meubilair. De productie van de vijf op Java (Batavia en Soerabaja) gevestigde glas verwerkingsbedrijven bedroeg + 2000 ton, een waarde vertegenwoordigende van +' f 400 000. Door deze inheemsche glasbedrij ven worden voornamelijk drink glazen, lampeglazen, gewone flesschen en stopflesschen vrijwel uitsluitend in liandbedrijf vervaardigd. Als grondstof voor deze fabricage worden glasscherven gebezigd, in verband waarmede de kwaliteit der vervaardigde artikelen op een laag peil blijft, terwijl moeilijkheden worden ondervonden in verband met den beperkten aanvoer van glasscherven. Het is voor de verdere ontwikkeling van deze industrie een gebiedende eisch, dat wordt overgegaan tot een productie rechtstreeks uit de oergrondstoffen (kwartszand, soda, kalk). In 1938 werden in drie fabrieken (2 te Cheribon en 1 te Soerabaja) gloei lampen vervaardigd. Hoewel de contingenteering van den invoer van gloeidraad in Februari werd opgeheven, kan men mede als gevolg van de door het Philips concern verbeterde distributie- en prijsverhoudingen, niet van een stimuleerende werking op de omzetten van die fabrieken spreken. Kort geleden kon een der kleine fabrieken door een uitbreiding van haar kapitaalsinvestatie en omzetting in een naamlooze vennootschap, op een betere financieele basis worden gesteld. Papier- en grafische industrie. Met ingang van 1 Januari 1938 werd de Landsdrukkerij aangewezen tot Landsbedrijf in den zin van artikel 2 van de Indische Bedrijvenwet (I. S. 1937 n°. 6SB). In de administratie van het bedrijf kwam hierdoor nagenoeg geen wijziging, aangezien bij de Landsdrukkerij reeds in 1916 een commercieelo boekhouding mot een volledige kostprijs-administratie werd ingevoerd. Het jaar 1938 kenmerkte zich voor de Landsdrukkerij door verderen voortgang in de vermeerdering van werkzaamheden. De stijging van de productie sedert 1935, in welk crisisjaar het laagste punt werd bereikt, blijkt uit het volgend overzicht van het papierverbruik. Het papierverbruik in kg vermeerderde dus in 1938 ten opzichte van 1937 slechts met + 4 %. Het verbruik van plano papier in riemen verminderde zelfs met +' 14 %; dat van sans fin papier in meters nam daarentegen met + 30 % (ten opzichte van 1935 met ruim 100 %) toe. Deze opmerkelijke stijging van NIJVERHEID 179 het verbruik van sans fin papier is het gevolg van grooter aantal orders met groote oplagen, waardoor geleidelijk een verschuiving van werk van snelpersen naar rotatie-persen plaats vond. De grootere productie is dus voornamelijk het gevolg van grootere oplagen. Het aantal afgeleverde werkorders bedroeg in 1938 dan ook slechts ± | % meer dan in 1937 (5992, tegen 5963). De toestand van de drukkerijbedrijven werd in 1938 geleidelijk beter. Dit geldt vooral voor West- en Midden-Java en in mindere mate voor Oost-Java en Sumatra. De vraag naar verpakkingsmateriaal voor thee, sigaretten, enz. werd grooter, o.m. door daling van den invoer van deze artikelen uit Japan en stijgende behoefte aan beter drukwerk. In verband hiermede kon in dezen gereglementeerden bedrijfstak aan tal van aanvragen om vergunning tot uitbreiding worden voldaan, toen aan de lende uitbreiding een reëele behoefte bleek te bestaan. De totale potentieele capaciteit van de drukkerijen in geheel Nederlandsch-Indië nam zoodoende toe met ± 3,3 %. De verbeterde toestand in het drukkerijbedrijf weerspiegelde zich in de gunstige ontwikkeling van de papierindustrie. Binnenkort zal een tweede papier fabriek in bedrijf worden gesteld. 3. El ectriciteits wezen Het verbruik van electrische energie door de afnemers der bedrijven voor openbare elcctriciteitsvoorziening nam ook in 1938 belangrijk toe en bedroeg over dat jaar + 308 000 000 kWh of 10 % meer dan in het voorafgegane jaar. In deze vooruitgang deelden alle gebiedsdeelen, zoowel op Java als in de Buiten gewesten. Ook het aantal afnemers der openbare electriciteitsbedrijven onderging een stijging en wel van 233 100 tot 257 700 of met 10,5 %, waardoor een hernieuwd doordringen der electriciteitslevering tot breedere lagen der bevolking wordt aaiigetoo I gemiddeld verbruik per afnemer was 1200 kWh, het gemiddeld verbruik per hoofd der bevolking 5,1 kWh. De verhouding tusschen het verbruik door de beide hoofdgroepen van electriciteitslevering, te weten de industrieele levering en die voor licht- en huishoudelijke doeleinden onderging door de sterkere toename van het verbruik - erstgenoemde groep een geringe wijziging in dezelfde richting als in de voorafgegane jaren en bedroeg in 1938 + 42,5 : 57,5. liet. ingevolge een aan de N. V. Algemeene Nederlandsch-Indische Electri citeit Maatschappij (A.N.1.E.M.) verleende regionale vergunning aangelegde, opwekkings- en overbrengingssysteem in Midden-Java werd in bedrijf gesteld, terwijl het bij deze maatschappij in aanbouw zijnde waterkrachtswerk Ketenger en de daarop aansluitende hoogspanningslijnen voor de electriciteitvoorziening in het groot van Banjoemas voor een belangrijk deel gereed kwamen. Aan de N. V. Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf Bandoeng en Omstreken (G.E.8.E.0.) werd een regionale vergunning verleend, omvattende de geheele provincie West-Java met uitzondering van de gemeenten Batavia en Cheribon, de gelijknamige regentschappen en de Pamanoekan- en Tjiasem-landen. Zoowel door de A.N.I.E.M. als door het G.E.8.E.0. werden in aansluiting op de aan die maatschappijen verleende regionale vergunningen meerjarige uitbreidingsplannen opgesteld, aan welker uitvoering gestadig wordt voortgewerkt. Het aantal geëlectrificeerde plaatsen op Java steeg daardoor in 1938 van 195 tot 229. Bij G.B. 11 Maart 1938 n°. 23 (J. C. n°. 22) is aan den zelfbestuurder van Bilah (res. Oostkust van Sumatra) vergunning verleend tot den aanleg en het gebruik van leidingen voor het overbrengen en verdeelen van electrischen arbeid in een gedeelte van het landschap Bilah. Dergelijke vergunningen zijn verleend aan den bestuurder van Pasisir (res. Oostkust van Sumatra) voor een gedeelte van de residentie Oostkust van Sumatra (G.B. 11 Maart 1938 n°. 24 in J. C. n°. 22), aan de N. V. Ijsfabriek Siantar te Pematangsiantar voor een gedeelte van het district Simeloengoen (afd. Simeloengoen en de Karolanden, res. Oostkust van Sumatra; (G.B. 18 Mei DE STAATKUNDIGE TOESTAND BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 18 19 ARBEIDSVERGUNNINGEN, verdeeld over de beroepen door de in artikel I van I. S. 1938 n°. 147 genoemde autoriteiten verleend in het tijdvak 1 April 1938 t/m 31 December 1938 B. VREEMDE OOSTERLINGEN DE ECONOMISCHE TOESTAND 180 1938 n°. 14 in J. C. n°. 40), aan Lim Giok Keng te Tandjoengkarang voor Kotaboemi (res. Lampoengsche Districten) (G.B. 20 Mei 1938 n°. 35 in J.C. n°. 41), aan de N.V. Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf Bandoeng en Omstreken voor het regentschap Meester Cornelis (prov. West-Java) (G.B. 24 Mei 1938 n°. 24 in J. C. n°. 46) en aan Hadji Saaloedin te Tembilahan voor de onderafdeelingshoofdplaats Tembilahan (afd. Inderagiri, res. Biouw en Onderh.) (G.B. 29 Sept. 1938 n°. 33 in J. 0. n°. 79). Aan de N. V. Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf Bandoeng en Omstrekeu is een regionale electriciteitsvergunning verleend voor een deel der provincie West-Java (G.B. 31 Jan. 1938 n°. 24 in J.C. n\ 14). Bij G.B. 9 Febr. 1938 n°. 21 (J. C. n°. 14) is de aan de X. V. Maatschappij tot Exploitatie van Plaatselijke Bedrijven te Makassar verleende electriciteits vergunning voor de hoofdplaats Paréparé uitgebreid tot het geheele gebied der onderafdeelingen Paréparé en Pinrang. Bij de Landswaterkrachtbedrijven was de toename van de hoeveelheden opgewekte en geleverde energie wederom belangrijk. Opgewekt werden 134 500 000 kWh of + 11 % meer dan de productie van het voorafgegane jaar. De inkomsten zijn — o.m. door den aard van verschillende tariefsconstructies — naar verhouding minder gestegen dan de stroomafzet; zij bedroegen, inclusief winstaandeel van het G.E.8.E.0. en andere baten, in 1938 f 3 051 100 (in 1937 12 940 600). De exploitatie-uitgaven bedroegen in hetzelfde jaar f 462 600 (in 1937 f 438 400) en de afschrijvingen fll2B 600 (in 1937 f 1122 500), zoodat voor rente-uitkeering beschikbaar was f 1 459 900 (in 1937 f 1 379 700) of 6,03 % (in 1937 5,5 %) van het bedrijfskapitaal. i. Overheidsbemoeienis met de nijverheid a. Algemeene opmerkingen De noodzaak tot bevordering van de nijverheid in Nederlandsch-Indië vindt haar grond in de economische ontwikkeling van de laatste jaren in verband met den groei van de bevolking, zoomede in de wenschelijkheid om Nederlandsch- Indië als agrarisch grondstoffenland minder conjunctuurgevoelig te maken. Sedert 1929 is de exportproductie in haar beteekenis voor de Indische volks huishouding door het toenemend aandeel van de aardoliën en het afnemend aandeel van de suiker niet onbelangrijk gedaald. De toenemende verslechting van den ruilvoet werd eerst na eenige jaren door een prijsdaling van de import goederen opgevangen, terwijl de bevolkingstoeneming voortgaat. Voor het behoud van het welvaartspeil dient derhalve in alle richtingen naar vergrooting van het volksinkomen, d.i. van productie en rendement, te worden gestreefd. De Overheid heeft hier haar organiseerende taak, op het gebied van research en van technische en commercieele voorlichting; tot directen steun gaat het Gouvernement slechts in uitzonderlijke gevallen en dan nog zelden rechtstreeks over. Bevordering van de nijverheid is bij den verslechterden ruilvoet en de gebleken behoefte aan nijverheidsproducten noodig in het belang van het export saldo. Gelukkig is daarbij, dat juist door dien slechter geworden ruilvoet de voorwaarden voor de nijverheidsontwikkcling gunstiger zijn geworden. Dit klemt in het bijzonder voor Java en Madoera, waar de bevolkingsaanwas, bij toenemend grondgebrek, het sterkst drukt en het export-inkomen door den teruggang van de suikercultuur relatief het sterkst is teruggelcopen. De betrek kelijk gunstige ontwikkeling van een groot deel der Buitengewesten kan alleen dan voor Java bevruchtend werken, wanneer — zooals inderdaad thans geschiedt — laatstgenoemd gebied die gewesten in toenemende mate van nijverheids producten kan voorzien en zoo zijn passief wordende handelsbalans weder actief kan maken l ). Het ware onjuist, het terrein van ontwikkeling voor de Indische nijverheid in hoofdzaak beperkt te zien tot de vervaardiging van verbruiksgoederen voor de 1 ) Daartegenover staat een toenemende beteekenis van de Buitengewesten voor de voedselvoorziening en de voortbrenging van minerale grondstoffen. NIJVERHEID 181 binnenlandsche markt, welke thans door import worden verkregen of als een factor tot steeds verdergaande inkrimping van den import. Een combinatie van deze beide onjuiste doch veel verbreide ojivattingen zou de Indische nijverheid aan te nauwe grenzen binden. De invoer van industrieele producten in 1936, 1937 en 1938 had een waarde van onderscheidenlijk + 218, 407 en 376 millioen gulden. Onder de gunstigst denkbare omstandigheden kan echter slechts voor 250 tot 275 millioen gulden netto in Nederlandsch-Indië worden geproduceerd. In den loop der jaren zijn de behoeften aan industrie-producten, vooral dooi den goedkooper geworden import, een grooter verscheidenheid gaan vertoonen, terwijl de geleidelijk doorwerkende resultaten van het algemeen vormend onder wijs de psychologische en intcllectueele basis voor zulk een ontwikkeling hebben verbreed. De industrieele ontwikkeling beweegt zich dan ook in vele richtingen en al zal de vervaardiging' van thans geïmporteerde goederen daarbij een belangrijke plaats innemen, toch kan door een juiste politiek het export-inkomen in stand worden gehouden niet door een vermindering, doch door een verplaatsing van den import. Wordt door de gevolgde economische politiek het bevolkings accres opgevangen en een welvaartsvermeerdering bereikt — en zonder ook de nijverheid te ontwikkelen, zal dit op den duur niet mogelijk zijn —, dan bestaat geen reden om aan te nemen, dat het netto-export-inkomen ten deele ongebruikt zou blijven of in voortgaande steriele goud- en zilverinvoeren voor schatvorming zou resulteeren; integendeel zullen juist de vermeerdering van koopkracht in het algemeen en de toeneming van individueele behoeften, welke in het bijzonder het zich industrieel ontwikkelend deel der bevolking kenmerkt, tot nieuwen import- voeren. Wel moet worden toegegeven, dat bij dezen gang van zaken niet immer valt te voorzien, in welke richting zich de importverschuivingen zullen bewegen; het is ■ — gegeven de huidige, internationale handelsverhoudingen — een opgave voor de nijverheidspolitiek, de ontwikkeling zoodanig te leiden, dat de veranderingen in de samenstelling van den import zich geleidelijk voltrekken en zoodoende het daarmede samenhangende exportbelang steeds voldoende kan blijven behartigd. Sociaal bezien is de noodzaak van de ontwikkeling van do Indische nijverheid niet minder dwingend. Vooral in de takken van nijverheid, welke zich geheel in inheemsche sfeer kunnen ontwikkelen, is de bevordering daarvan van niet hoog genoeg te schatten beteekenis. Immers deze industrieën sluiten aan op de in de inlieemsehe maatschappij bestaande ambachten en, gestimuleerd door de geleidelijke doorwerking van het onderwijs, bieden zij de beste gelegenheid voor de vorming en versterking van den inheemsehen middenstand. Door haren aard hebben zij een gunstige geografische spreiding, terwijl de arbeidsverhoudingen als regel zoodanig zijn, dat het ontstaan van een arbeidsproletariaat en van tijdelijk groote, conjunctureele werkloosheid niet of zelden behoeven te worden verwacht. Het is derhalve van groot belang, dat de ontwikkeling van deze soort bedrijfjes wordt gestimuleerd, terwijl de bijzondere omstandigheden, waar onder zij werken, een daarop ingericht en daarop afgestemd voorlichtings apparaat noodzakelijk maken. Ook de grootere vormen van nijverheid zijn, sociaal bezien, van groote beteekenis. Het groot aantal middelbare krachten — technisch: machinisten, monteurs, weefbazen. getouwenbazen, analisten, opzichters, enz.; administratief: boekhouders, magazijnbeheerders, enz. —, dat dergelijke bedrijven behoeven, zal kunnen medewerken aan de oplossing van liet werkloozenvraaestuk, dat onder de Indische geschoolde jeugd steeds grooter aandacht vereischt. Is in het voorgaande de economische en sociale noodzaak van nij verheids ontwikkeling in het kort aangegeven, daarnaast zullen uit overwegingen van defensie bepaalde indu en moeten worden gesticht dan wel tot verdere ontwikkeling gebracht. Onderzoekingen op dit terrein zijn in vollen gang, onder de algemeene leiding van den Staatsmobilisatieraad. Een schematisch overzicht van de verschillende richtingen, waarin de nijverheid zich ontwikkelt, kan alleen worden gegeven onder vooropstelling van de onmogelijkheid om het terrein in vakjes af te grenzen; in vele gevallen zal men met een combinatie van twee of meer ontwikkelingstendenzen hebben te DE ECONOMISCHE TOESTAND 182 rekenen. De eerste algemeene indeeling valt te maken tusschen exportnijverheid en nijverheid voor eigen verbruik; bij deze laatste valt weder te onderscheiden tusschen importvervangendc en niet-importvervangende nijverheid. Exportnijverheid. Deze heeft met betrekking tot agrarische en minerale producten van oudsher een belangrijke beteekenis gehad; vele van de Indische exportproducten ondergaan een belangrijke fabriekmatige bewerking, alvorens zij het land verlaten. Het spreekt vanzelf, dat deze industrie onder den druk van steeds scherper internationale concurrentie de neiging vertoont zich verder uit te breiden, zoowel ten aanzien van bestaande, als van nieuwe export producten. Een belangrijke stimulans schuilt daarbij in het relatief hooge peil van de uitgaande vrachten, daar het veredeld product niet zelden minder volumineus is en in ieder geval per volume-eenheid een hoogere waarde heeft. Bezwaar kan deze ontwikkeling ondervinden van de zijde van verwcrkings- en veredelingsindustrieën in een aantal afzetgebieden. Nieuwe vormen van deze nijverheid hebben zich voorgedaan, zoowel bij de bestaande export-industrie, als met betrekking tot nieuwe agrarische en minerale exj)ortproducten. Gewezen kan worden op de suikerraffinaderijen, de vervaardiging van nieuwe rubbersoorten oj) rubberondernemingen, de groote uitbreiding van rookhuizen en remillingfabrieken bij de bevolkingsrubber, de ontwikkeling van de cocosolie-industrie, de vervaardiging van cocosgaren en derris-poeder en, voor de toekomst, de bereiding van aluinaarde en aluminium, ijzer, nikkel, geraffi neerde natuurharsen, looistoffenextract uit acacia-bast en den toenemenden export van bezaagd hout. Deze geheele ontwikkeling kan slechts van gunstigen invloed zijn op de importpositie door het verkregen hoogere export-rendement. Een geheel andere vorm van export-industrie is die, waarbij nieuwe takken van nijverheid, welke in de - - rste plaats of als uitgangspunt fabrikaten produ ceeren voor de binnenlandsche markt, tevens in den export een plaats gaan veroveren. Daarbij wordt in vele gevallen uitgegaan van binnenlandsche grond stoffen; voorbeelden daarvan zijn de fabricatie van auto- en rijwielbanden, zeep en margarine. Daarnaast hebben ook industrieën, welke met overwegend ingevoerde grondstoffen werken, een zekeren export gehandhaafd of verkregen; te noemen vallen batik-sarongs en ijzer-constructies (met name landbouw machines en schepen). De handelspolitieke beteekenis van deze industrieën zal geval voor geval moeten worden beoordeeld, daar zij zoowel met de vervanging van import, als met het resultaat van den nieuwen of additioneelen export verband houdt. Nijverheid voor binnenlandsch verbruik. Met betrekking tot deze nijverheid valt allereerst op te merken, dat in menig geval haar product niet of niet voornamelijk in de plaats treedt van tot dusver ingevoerde goederen. Ben belangrijk deel, vooral van de Inheemsche nijverheid, beweegt zich op een terrein, waarop practisch geen invoer bestond en levert dus goederen voor ri bestaande of nieuwe behoeften, waarin zij als gevolg van economische ontwik keling, van verbetering van haar product, of van lage prijzen kan voorzien. Een typisch voorbeeld hiervan is de meubelindustrie, terwijl hetzelfde geldt voor allerlei goederen, welke van oudsher reeds binnenslands werden vervaardigd (baksteenen, dakpannen, andere bouwmaterialen, allerlei eenvoudige gebruiks voorwerpen, enz.). In bepaalde gevallen kan de ontwikkeling van deze nijverheid zelfs tot nieuwen import leiden, waarbij als voorbeeld kunnen worden genoemd de met moderne assen en automobiclwielen uitgeruste vrachtkarren. Tn een aantal andere gevallen treedt een combinatie op van vervanging van import en vergrooting van behoeften, met name, wanneer de vervaardigde goederen van lageren prijs zijn dan die van hel import-artikel. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de schoenenindustrie, de verbeterde aardewerkindustrie en de zich ontwikkelende desa-smederij. In dezelfde richting is een ontwikkeling denkbaar van de oonierveering van voedingsmiddelen (vruchten en vruchl sappen, visch en in de toekomst wellicht vleeseh). Ook de margarine-industrie Et een terrein veroverd, dat voorheen ten deele door import was bezet. NIJVERHEID 183 Van de industrieën, welke meer in het bijzonder ter vervanging van import optreden, is de textiel-industrie wel de voornaamste. Op dit gebied liggen belangrijke handelspolitieke vraagstukken. Niettemin dient hierbij voor oogen te worden gehouden, dat ook de invoer van grondstoffen voor de textielnijverheid, met name die van katoen uit Amerika, handelspolitiek van groote beteekenis kan zijn, terwijl voor de nijverheid in het algemeen geldt, dat zij den invoer van machines en werktuigen stimuleert. Een andere belangrijke groep van industrieën is die van machinerieën en metaal-constructies. Een primaire metaalnijverheid zal in Nederlandsch-Indië niet spoedig tot ontwikkeling komen, doch op het gebied van metaalconstructies en de vervaardiging van eenvoudige metaalvoorwcrpen is een belangrijke ontwik keling denkbaar. Daarbij treedt de vorm, welke met den naam assembly-plant kan worden gekenmerkt, bepaaldelijk op den voorgrond; voorbeelden hiervan zijn het automobielbedrijf van de General Motors en de verschillende constructie bedrijven van de groote metaalfabrieken. De mogelijkheid van nieuwe chemische industrieën wordt nog onderzocht, mede in verband met de behoeften der defensie. In bepaalde gevallen treedt een combinatie op van een nieuwe exportcultuur met een nijverheidsproductie voor de binnenlandsche markt; voorbeelden zijn de cultuur van rosella-vezel en de zakkenfabricage, zoomede de cultuur van Virginia-tabak en de sigarettennijverheid. Bedrijfsvormen. Met betrekking tot de bedrijfsvormen vertoont de Neder landsch-Indische nijverheid bijzondere karaktertrekken, welke tot afzonderlijke Overheidsmaatregelen aanleiding geven. In het algemeen kan men bij die nijverheid 4 vormen onderscheiden: I°. de kapitaalarme, eigenlijke huis- of desa-vlijt, welke van oudsher heeft bestaan en wordt gekenmerkt door een onregelmatige, aan de tijdelijke en plaatselijke conjunctuur aangepaste productie en — in vele gevallen — door een groote afhankelijkheid van leveranciers van grondstoffen en afnemers van het product, waarbij niet zelden beide functies in één hand zijn vereenigd; 2°. de eveneens kapitaalarme kleine nijverheid, welke in hoofdzaak is opgebouwd op het desa-ambacht en zich ontwikkelt in kleine, vaak coöperatief georganiseerde en meer regelmatig produceerende bedrijfjes waarbij verbetering van de grondstoffenvoorziening, gecentraliseerde afwerking van het product en organisatie van afzet tot een belangrijk hooger ontwikkelden bedrijfsvorm voeren dan de desn-nijverheid op zichzelf heeft voortgebracht en waarbij de nijverheids beoefening veelal tot hoofdberoep wordt; 3°. de midden-nijverheid, bestaande uit afzonderlijke bedrijfjes van kleine ondernemers, welke naar den aard van hun productie geen groot en omvang behoeven te hebben en met een beperkte kapitaalinvesteering kunnen volstaan; 4°. groote bedrijven, welke producten vervaardigen, die een vrij uitgebreide machinale outillage en vaak een aanzienlijk bedrijfskapitaal eischen en geheel op rationeel Westersche leest zijn geschoeid. Tusschen deze vier hoofdgroepen staan een aantal combinatie-mogelijkheden, welke in bepaalde gevallen van groote beteekenis kunnen zijn, doch waarbij als regel de kenmerken van één dier groepen overheerschend aanwezig zijn. Een voorbeeld hiervan zijn de groote strootjesfabrieken, de in coöperatief verband samenwerkende rubber-rookhuizen. de in één afzetorganisatie te vereenigen cocos-spinnerijen. In het algemeen geldt dat de arbeidsintensiteit van groep 1 naar groep 4 afneemt en de kapitaalintensiteit in diezelfde richting stijgt, terwijl de overhead kosten van groep 1 naar groep 4 in beteekenis toenemen, evenals de starheid van de loon en. De beteekenis en de concurrentie-kracht van de onder 1 en 2 genoemde groepen van bedrijven schuilt voornamelijk in het nauwe verband tusschen die bedrijven en do agrarische inheemsche wereld, waardoor hun kosten, welke hoofdzakelijk- uit loon bestaan, zeer snel met de binnenlandsche conjunctuur DE ECONOMISCHE TOESTAND 184 stijgen en dalen. Daardoor kunnen deze groepen tot versterking van de volks huishouding bij conjunctuurschommelingen bijdragen. Voorzoover deze bedrijven goederen vervaardigen, waarin het arbeidsloon de voornaamste factor is en werken voor localen afzet met weinig tusschenschakels, zullen zij bij normale concurrentie zonder twijfel zich kunnen handhaven en in vele gevallen ook zonder beschermende maatregelen de concurrentie van import-artikelen kunnen weerstaan. De derde groep, die der middenbedrijven, omvat zeer uiteenloopende industrieën met zeer uiteenloopende organisaties. Zij is eveneens voor deze maatschappij van groote beteekenis, omdat ook zij bijdraagt tot het vergrooten van den binnenlandschen ondernemersstand, die aan de Indische samenleving meer ruggegraat kan geven. Men moet daarbij voor oogen houden, dat op verschillende plaatsen een groeiproces is waar te nemen, waarbij kleine nijver heidsbedrijfjes tot midden-bedrijven uitgroeien, terwijl de uitgroei van een midden-bedrijf tot iets, dat op een grootbedrijf gaat lijken, evenmin is uitgesloten, dan wel grootbedrijven in eersten aanleg als middenbedrijf worden begonnen. Deze ontwikkeling ligt geheel in den geest van de Indische maat schappij; ook de groote cultures zijn op deze individueele wijze ontstaan en eerst in een later stadium hebben onpersoonlijke venübotscliappen en concerns de leidende rol in de cultures overgenomen. ■ * De vierde groep, welke in het kader van de economische samenwerking met Nederland de meeste beteekenis heeft, schept voor de Indische volkshuishouding werkgelegenheid voor geschoolde en ongeschoolde- arbeiders, werkbazen en opzichters, lager administratief personeel en een deel van den staf. b. Bevordering van de nijverheid In het algemeen is voor de ontwikkeling van takken van nijverheid in de inheemsche sfeer de behoefte aan een georganiseerde voorlichting grooter, dan die aan beschermende maatregelen. Hun producten zullen zelden den import van handelspolitiek belangrijke goederen verdringen, veelal echter in nieuwe behoeften voorzien, zoodat maatregelen tot hope ]■]-; ing van hun ontwikkeling in het algemeen achterwege kunnen blijven. De voorlichtingsdienst houdt zich in het bijzonder bezig met het aanbrengen van verbeteringen, de organisatie van aanschaffing van grondslóTftmen met de organisatie van de bedrijven rondom technisch moeilijker te hanteeren centrale inrichtingen voor dr standaardiseering en afwerking van het product, en tenslotte met de verbetering van don afzet. In de niet door particulieren gedekte credietbehoeften wordt in verschillende gevallen voorzien door het „Fonds voor de kleine nijverheid", dat onder Begeeringsgarantie en in samenwerking met de Algemeene Volkscredietbank de noodige voorschotten verstrekt. Is de ontwikkeling van deze, in aantal nog beperkte, bedrijven in het meen verrassend snel gegaan, voor de toekomst zal met een moeilijkheid rekening zijn te houden, welke evenzeer voor de groep der middenbedrijven geldt. Voorzoover toch de producten van deze industrietjes ook buiten de locale omgeving een markt vinden, is inschakeling van een georganiseerde distributie noodzakelijk, waarbij het gevaar van verlies van zelfstandigheid gemakkelijk optreedt. De ervaring zal moeten leeren, op welke wijze daarin door organisatie en door een juiste ontwikkeling van het credietwezen kan worden voorzien. In de middenbedrijven behoeft de besciierming als regel evenmin groot te zijn. Deze produceeren als regel niet zoodanige producten of op zoodanige schaal, dat daardoor moeilijkheden van groote b teekenis op handelspolitiek terrein kunnen ontstaan. Ook voor de middenbedrijven is de vestiging van een afzonderlijk industrie-crediet, dat op min o: meer persoonlijken grondslag berust en door regelmatige bedrijf scontröle wordt verzekerd, in voorbereiding. De belangrijke vraagstukken van economische samenwerking en handels politiek liggen op het gebied van de groote industrieën. In het algemeen mist Nederlandsch-Indië biervoor het noodige kapitaal en de noodige leidende technische krachten. In verband met de hoogere kapitaalseischen zal voor de NIJVERHEID 185 grootindustrie het systeem van bevordering duidelijk moeten vaststaan, wil men het risico van de oprichting durven aanvaarden. Aan iedere vestiging zal een intensief vestigingsonderzoek moeten voorafgaan, terwijl bij iedere vestiging tevens de handelspolitieke belangen zorgvuldig moeten worden overwogen. De economische structuur van Nederlandsch-Indië eischt de handhaving van een zoo laag mogelijk prijspeil voor de eerste levensbehoeften der massa. Als gevolg daarvan"dientbij de bevordering van de nijverheid excessieve bescherming te worden vermeden en mogen in het algemeen slechts die industrieën worden aangemoedigd, waarvan binnen afzienbaren tijd een zoodanige ontwikkeling is te verwachten, dat zij haar producten voor aan den Indischen levensstandaard aangepaste prijzen zullen kunnen vervaardigen. Niettemin lijkt de eisch onaannemelijk, dat Nederlandsch-Indië van den aanvang af in staat zou moeten zijn te produceeren op basis van vrije concurrentie met ver ontwikkelde Aziatische industrielanden. Wel zou men den eisch aldus kunnen formuleereii, dat de productie concurreerend moet zijn met dio uit de Wostersche industrie-gebieden en op den duur het Aziatische niveau moet kunnen benaderen. Ofschoon in bepaalde gevallen afzonderlijke maatregelen wellicht noodig zullen zijn en een bijzondere bescherming bijvoorbeeld niet kan worden vermeden, indien ten behoeve van de defensie bepaalde industrieën, ook zonder dat zij aan de hierboven gestelde eischen volledig voldoen, in hot leven moeten worden geroepen, zoo kan men de aan de Indische industrie te verleenen matige bescherming in het algemeen samenvatten onder de volgende grondslagen. In de eerste plaats wordt aan die nijverheid de bescherming toegekend van het bestaande, op fiscale overwegingen opgebouwde tarief van invoerrechten. Voorts zal bij den opzet en de hanteering van het tarief rekening zijn te houden met de nijverheidsbelangen, hetgeen in liet algemeen reeds is geschied door aan grond- en hulpstoffen vrijdom van invoerrechten toe te kennen en voor andere benoodigdheden het tarief laag te stellen, dan wel de mogelijkheid tot ontheffing van invoerrecht voor de machinale uitrusting van nieuwe industrieën te openen. Van de verschillende in 1938 behandelde verzoeken om vrijdom van invoerrechten krachtens art. 3. lid 2, sub e van de Indische Tariefwet werden enkele ingewilligd, terwijl liet aantal nieuwe verzoeken in behandeling is. Dat deze protectioneele maatregel intusschen slechts zeer bescheiden afmetingen aanneemt, moge blijken uit- het feil. dat zij den Lande in 1938 slechts het bedrag van f 27 000 kostte. Bij het in behandeling zijnde ontwerp voor de nieuwe Tariefwet worden de belangen van de Indische nijverheid volicdig en systematisch onder oogen gezien. Een tweede mogelijkheid van bescherming is te vinden in de toepassing van invoercontingenteeringen, met de bedoeling om zeer laag geprijsde invoeren of concurrentie door dumping uit het buitenland te beperken en te weren. Hierbij wordt voorzichtig te werk gegaan en de contingenteeringen worden zoodanig gehanteerd, dat aan den eisch van een laag prijspeil op den duur wordt voldaan; de huidige omstandigheden maken het gebruik van dit middel in bepaalde gevallen onvermijdelijk. Een derde vorm van bescherming, welke een beperkter strekking heeft, is gelegen in de, aan de Indische nijvcriieid bij aanschaffing door het Gouvernement toegekende, preferentie mui maximaal 10%. In het belang van de industrie dient deze maatregel" bestendigd te blijven, doch bij het toepassen dient een regelmatige controle met betrekking tot het prijsverschil met importgoederen mogelijk te blijven. Dient als regel met deze algemeene vormen van bescherming te worden volstaan, in bepaalde gevallen zal men verder kunnen en moeten gaan. Te denken valt aan steun- of leerorders ten behoeve van de defensie-industrie, aan afnamecontracten voor langoren tijdsduur of andere speciale voorzieningen. Het is niet mogelijk een overzicht te geven van alle faciliteiten, welke bijvoorbeeld op het terrein van krachtlevering, vervoerstarieven e.d. kunnen liggen; bij de toepassing hiervan worden echter steeds de hierboven gestelde beginselen voor oogen gehouden. DE ECONOMISCHE TOESTAND 186 Naast dit alles staan uiteraard de maatregelen, welke van Overheidswege kunnen worden genomen ter bevordering van vestigingsonderzoek, technische voorlichting, organisatie van kleine bedrijfseenheden, credietvoorziening, ver betering van vestigingsvoorwaarden, scholing van arbeidskrachten, oprichting van proefbedrijven, enz. c. Consultatiebureaux en laboratoria De onderaf deel ing Consultatiebureaux wordt gevormd door den z.g. buiten dienst, die in 6 consultatiebureaux (waarvan één voor de Buitengewesten) is georganiseerd en die steeds een beroep kunnen doen op de nijverheidslaboratoria voor technisch onderzoek. Zij is belast met de bevordering van de kleine nijver heid en van de middel-groote bedrijven, doch haar voorlichting staat in beginsel een ieder ten dienste, al zullen de grootbedrijven daaraan minder behoefte hebben. De taak van de nijverhcidsconsulenten is in w-ezen een drievoudige. Zij hebben een belangrijk aandeel in de plaatselijke verzameling van gegevens en het verrichten van onderzoekingen betreffende nieuwe mogelijkheden van industrieele ontwikkeling; zij verstrekken voorts voorlichting waar mogelijk en houden tenslotte contact met die bedrijven, welke bij hun organisatie de hulp van de Overheid behoeven. Als doel staat steeds voorop het streven om ook de kleine nijverheid zelfstandig te maken, terwijl in het algemeen het principe van zelfbekostiging wordt gevolgd. Voor de textielnijverheid, de keramiek en de leerlooierij en leerbewerking kan de voorlichting tevens steunen op een drietal werkplaatsen, waar praktijk vraagstukken technisch worden uitgewerkt. Tn samenwerking met het Departe ment van Onderwijs is uitbreiding gegeven aan deze voorlichting door een aantal ambachtsonderwijzers (thans 19) op te leiden en te bestemming voor het geven voor voorlichting aan de desa-nijverheid. De organisatie van den voorlichtingsdienst onderging in 1938 wijziging dooi de opheffing van liet textielfiliaal te Padang, waarvoor in de plaats kwamen de afdeelingen textiel te Fort de Koek en Medan, beide ressorteerend onder het te Batavia gevestigde consultatiebureau voor de Buitengewesten. De weef voorlichtingsdionsl te Kandangan (res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) werd gestaakt. Op de consultatiebureaux werd in toenemende mate een beroep gedaan voor het verstrekken van technische voorlichting en tusschenkomst ter verkrijging van grondstoffen. De bureaux werden voorts ingeschakeld ten behoeve van den opzet. den verderen opbouw en de organisatie van de nieuwe projecten en proefbedrijven op het gebied dor bevolkingsnijverheid. welke in het algemeen overzicht werden genoemd. In het kader hiervan had de oprichting van coöperatieve voltooiings bedrijven (nijverheidscentrales) de bijzondere aandacht. Het instituut der reizende ambachtsonderwijzers bleek in een behoefte te voorzien. Van de werkzaamheid dor laboratoria on research-instellingen van do Afdeeling Nijverheid kan het volgende worden vermeld. In verband met de adviseerende taak van het Laboratorium voor de leder bewerking te Jogjakarta werden door of vanwege de leiding van deze instelling in 1938 de meeste leerlooierijen op Java, Madoera, Bali en Sumatra bezocht. De aan het laboratorium verbonden schoenmakerscursus werd bezocht door 13 personen. Bij de textielinrichting te Bandoeng werd op kleine schaal een aanvang gemaakt met het beproeven van bepaalde procédés, o.m. het weven van stoffen met toepassing van kunstzijdon stapelvezel teneinde de adviezen aan belang hebbenden te kunnen baseeren op de uitkomsten van de practijk. De vakopleiding werd gevolgd door 18 personen. Bij het Keramisch Laboratorium te Bandoeng werden de proeven ter ver betering van de kwaliteit van baksteen en dakpannen en de onderzoekingen naar de geschiktheid van kleisoorten voor de vervaardiging van geglazuurd aarde werk voortgezet. De toenemende bedrijvigheid in de bevolkingsaardevverkniiver lieid, blijkt o.m. uit- de grootere vraag naar dooi' het laboratorium aangemaakte glazuren. Bij bel laboratorium waren II personen in opleiding. NIJVERHEID 187 De werkzaamheden van het Laboratorium voor Scheikundig Onderzoek, omvattende bepaling van de kwaliteit en samenstelling van landbouw-, industrie en handelsproducten, ondergingen een niet onbelangrijke uitbreiding, ten deelc als gevolg van de invoering op 1 November 1938 van de verplichte keuring bij den export van citronella-olie. Ook ten aanzien van andere producten, waarvoor verplichte keuring niet bestaat, w r ordt het steeds meer gewoonte, bij den uitvoer een certificaat van dit laboratorium over te leggen, omdat in het buitenland op deze garantie" van kwaliteit veel prijs wordt gesteld. Ettelijke nieuwe contracten werden aangegaan betreffende de controle van kleinhandelswaren, bereid en verpakt door Indische fabrikanten. Van de nieuwe research-werkzaamheden van het laboratorium komen voor bijzondere vermelding in aanmerking do onderzoekingen, welke ten doel hebben, uit Indische harsen een standaardproduct te bereiden met constante eigenschappen. Uitvoerige onderzoekingen werden verricht betreffende derria, aetherisehe oliën leverende planten en zaden, welke drogende oliën bevatten, zulks met de bijzondere bedoeling, producten te vinden en te bestudeeren. welke in de naaste toekomst voor den export van Nederlandsch-Indië van belang kunnen zijn, in verband waarmede met de Commissie van Advies voor de Bevordering van de Cultuur van Handelsgewassen wordt samengewerkt. Het door het Centraal Bureau voor Technische Onderzoekingen in 1937 opgerichte proefbedrijf voor de verwerking van acacia-bast werd vergroot. Nieuwe proefnemingen van het bureau betroffen O.m. de verwerking van visch oliën als bijproduct van het vischconserveeringsbedrijf; een verbeterde werkwijze tot de vervaardiging van gaplek ter stimuleering van den export van dit product; voorts het winnen, raffinoeren en harden van plantaardige oliën en het vervaar digen van latex-cups uit rubber. Voortgezet werden de experimenten met betrekking tot de verwerking van aetherisehe oliën, o.m. citronella-, patchouly en kruidnagelblad-olie, de fabricage van iles-mannaan-meel uit amorphophallus knollen, het winnen on veredelen van plantaardige vezels, de mogelijkheid om uit kofferdam, het afvalproduct bij do cocosvezelwinning, een bruikbaar product te fabricecren, de wimiingsmogolijkheden van producten uit kedelee, zooals bijvoorbeeld lecithine. caseïne, sojameel, -melk en -olie, terwijl in het bijzonder ook een werkwijze werd bestudeerd voor de bereiding uit kedelee van vet-sin. een Chinecsch condiment, dat in Nederlandsch-Indië veelvuldig toepassing vindt. De werkzaamheden, verbonden aan het technisch kapokonderzoek ten behoeve van de Kapokcentrale, ten doel hebbende in het belang van den export nieuwe toepassingsmogelijkheden van dit product te vinden, werden voortgezet. Aan het onderzoek betreffende de eigenschappen van de kapok werd ook deelgenomen door hot Laboratorium voor Materiaalonderzoek door een serie proeven voor het vaststellen van de correlatie tusschen vezellengte en gewicht. Naast de gebruikelijke onderzoekingen ten behoeve van particuliere en ambtelijke instanties, kunnen als nieuwe activiteiten van dit laboratorium worden vermeld de keuring en het onderzoek van rubberartikelen (in het bijzonder van gasmaskers), waarvoor een speciale afdeeling werd ingericht. d. Bedrijfsreglementeering In het kader van de gevoerde nijverheidspolitiek speelt de toepassing van do bedrijfsreglementeering een bijzondere rol. Aanvankelijk werd deze regulatie van het bedrijfsleven ingesteld met de bedoeling, om tijdens de crisis ontstane dostructieje^concurrentie in bedrijfs takken, waarbij een overmatige productie-capaciteit bestond, te beteugelen _en in goede banen te leiden. Later is de doelstelling van de reglementeoring uitgebreid en werd daarin opgenomen: a. het tegengaan van de vestiging van ongewenschte bedrijven of bedrijfstakken; b. het mpo van uitbreiding van een bepaalden bedrijfstak in verband met handelspolitieke eischen; c. het onderling afgrengfixuyan sterk uiteenloopende bedrijfsvormen in eenzdfden bedrijfstak (tnhcemsem tegenover Weslersche nijverheid), teneinde vernietiging van do alleen financieel zwakkere partij door abnormale concurrentie methoden te voorkomen. DE ECONOMISCHE TOESTAND 188 De bedrijfsreglementeering kan, vooral wanneer zij tezamen met een invoer contingenteering wordt aangewend, in theorie leiden tot een zoodanige beperking van de voor consumptie beschikbare hoeveelheid goederen, dat daarmede een extra-bescherming wordt verleend. Een dergelijke toepassing ligt echter niet in de bedoeling en mitsdien kan geen enkele bedrijfstak, welke onder de reglemen teering werkt, aanspraak maken op dezen vorm van bescherming. Wel kan de reglementeering worden aangewend om een overmatigen groei van een bedrijfstak van den aanvang af tegen te gaan. Van beteekenis was de installatie van den Algemeenen Beglementeeringsraad op 28 April 1938. Deze Baad dient den Directeur van Economische Zaken van advies in alle ontwerpen tot vaststelling, wijziging of intrekking van de Begeeringsverordeningen waarbij de bedrijfsreglementeering van toepassing is verklaard. Daarnaast adviseert de Raad over onderwerpen, welke de algemeene gedragslijn bij de toepassing van de reglementeering betreffen. Voor de uitvoering van de reglementeering zijn bovendien voor iederen bedrijfstak commissies van deskundigen ingeschakeld. De instructie voor den Baad is opgenomen in Bb. n°. 13980. Evenals in 1937, werd in Mei en Juni 1938 een bedrijfsenquête gehouden, teneinde het oordeel over de werking van de reglementeering te vernemen van de leiders van bedrijven, waarop de bedrijfsreglementeering van toepassing is verklaard. De resultaten van dit onderzoek geven reeds van den aanvang af een gunstig beeld van de werking der Overheidsbemoeienis. De groote meerderheid van de geënquêteerden verklaarde zich vóór de handhaving van de reglemen teering, terwijl anderen voor een enkelen bedrijfstak een uitbreiding van de bepalingen voorstonden door een verlaging van den grens, beneden welke bedrijfjes buiten de reglementeering vallen. Van de mede als gevolg van de op 1 Januari 1938 in werking getreden wijziging en aanvulling van de Bedrijfs reglementeeringsordonnantie 1934 (I. S. 1937 n°. 689) — de geldende tekst van de ordonnantie 1934 is bekend gemaakt door plaatsing in I. S. 1938 n". 86 — ter hand genomen herzieningen van de verschillende bedrijfsreglemen teeringsverordeningen, bereikten die van de bedrijfsreglementeering sigaretten fabrieken in 1938 liet Staatsblad (I. S. n°. 545). Deze herziening voorziet in de mogelijkheid Min een tijdelijke al of niet op aanvrage te verleenen vergunning tot uitbreiding van den omvang der sigarettenfabrieken, teneinde op deze wijze een snellere en doelmatiger aanpassing aan de wisselende vraag naar de producten van deze industrie te kunnen bewerkstelligen. Het is te verwachten, dat de herziening van de andere reglementeeringsverordeningen binnenkort eveneens kan worden afgekondigd. In 1938 werden enkele verzoeken om een uitbreiding van de toepassing van de bedrijfsreglementeering op andere bedrijfstakken behandeld; op liet meeren deel van do/o verzoeken moest inmiddels afwijzend worden beschikt, aangezien de noodzaak van den gevraagden Overheidsmaatregel niet kon worden aangetoond. e. Andere maatregelen op nijverheidsgebied Van belang waren de werkzaamheden, welke leidden tot het G.B. 28 Jan. 1939 n°. 16, waarbij op grond van do Statistiekordonnantie 1934 (I. S. n°. 508) aan het Centraal Kantoor voor de Statistiek is opgedragen periodiek gegevens te verzamelen betreffende aantallen werknemers, loonen en salarissen, afzet, grondstoffen, krachtinstallaties, outillage en maximum-productie-capaciteit in een 26-tal opgesomde bedrijfstakken, voorzoover deze vallen onder het veiligheids reglement en bovendien öf mechanische aandrijfkracht gebruiken van tenminste 5 pk öf aan tenminste 10 personen arbeid verschaffen. 5. Indisch Centraal Aanschaffingskantoor De benaming Indische Centrale Aanschaffingsdienst is gewijzigd in Indisch Centraal Aanschaffingskantoor (Bb. n°. 14041). NIJVERHEID 189 Gedurende 1938 werd voortgegaan met het verrichten van aanschaffingen voor Landsdiensten en bedrijven, zoomede voor Locale Gemeenschappen, voor zoover deze van de bemiddeling van het I.C.A. gebruik wenschen te maken. Hierbij werden artikelen van Indisch fabrikaat aangeschaft, voor zoover deze in de vereischte kwaliteit en voor aanvaardbaren prijs en levertijd in Nederlandsch- Indië kunnen worden vervaardigd. In de eerste plaats kwamen hiervoor in aanmerking de in G.B. 30 Juni 1933 n°. 36 opgenomen artikelen (zie blz. 146 van het Indisch Verslag 1934). Bij de aanschaffing van handelsgoederen, welke niet in Nederlandsch-Indië worden vervaardigd, werd evenals voorheen aan artikelen van Nederlandsch fabrikaat een prijsvoorkeur gegeven van 10 % boven artikelen van buitenlandscli fabrikaat. De door het I.C.A. gedane aanschaffingen werden gepubliceerd in het „Economisch Weekblad". Het hieronder oj}genomen overzicht vermeldt het totaal van de waarde der aanschaffingen per kwartaal in 1938 en de overeenkomstige cijfers voor de jaren 1936 en 1937. Het volgend overzicht vermeldt de waarde van de aanschaffingen in 1930, 1937 en 1938 ten behoeve van de Departementen van Algemeen Bestuur elk afzonderlijk en de autonome ressorten gezamenlijk. Waarde der aanschaffingen per kwartaal DE ECONOMISCHE TOESTAND 190 Gedurende 1938 hadden 27 (23) ') inschrijvingen plaats voor den verkoop van oude metalen en andere overtollige goederen; de opbrengst van deze verkoopingen was flO5 819 (flBO 358). Buitendien werd aan particulieren en locale ressorten verkocht voor een bedrag van f 66 977 (f 92 802), zoodat door verkoop in totaal f 232 796 (f 273 160) in 's Lands kas vloeide. Gedurende 1938 weid door tusschenkomst van het I.C.A. tusschen do Lands diensten en bedrijven voor een bedrag van f 73 042 (f 92 234) aan overtollige goederen uitgewisseld. De werkelijke waarde mui deze onderling uitgewisselde goederen is veel grooter, aangezien uitwisseling plaats vindt voor gereduceerde prijzen; in daarvoor in aanmerking komende gevallen geschiedde de verstrekking togen nihil waar de. In den loop van 1988 werd door diensten en bedrijven als overtollig goed opgegeven voor oen waarde van f 721 605 (f 958 885), waarvan bijgekomen — derhalve voor het eerst als overtollig opgegeven — goederen tot een waarde van f 161 107. In deze bedragen is niet inbegrepen de waarde van de na inschrijving verkochte oude metalen ca. i) De tusschen () geplaatste getallen zijn de bedragen van bet jaar 10;i7. HANDEL 191 I." HANDEL 1. De handelsbalans van Nederlandsch-Indië over 1938 De handelsbalans van Nederlandsch-Indië over 1938 maakt geen al te bevredigenden indruk. De uitvoer liep aanzienlijk terug en daalde van 11 436,7 mill. kg met een waarde (mcl. uitvoerrechten) van f 989,7 mill. in 1937 tot 10 994,4 mill. kg ter waarde van f 686,2 mill. In aanmerking genomen de valuta-depreciatie is deze uitkomst zeker niet gunstiger dan die van 1936, in welk jaar de uitvoerwaarde (eveneens mcl. uitvoerrechten) f 595,0 mill. bedroeg. Daarentegen nam de invoer, wat het gewicht aangaat, toe van 1995,7 mill. kg tot 2000,4 mill. kg, terwijl de waarde slechts met f 12,1 mill. daalde tot f 478,5 mill. Als resultaat van deze ontwikkeling viel het uitvoeroverschot terug van f 499,1 mill. tot f 208,5 mill., een saldo, dat nominaal nauwelijks hooger is dan dat van 1935 (f 199,5 mill.). Uitvoer. De teruggang, welke op de kortstondige hausse-periode is gevolgd, heeft niet alleen de waarde van den Nederlandsch-lndischen export belangrijk doen dalen, doch ook de uitgevoerde hoeveelheid van een aantal belangrijke landbouwproducten weder teruggedrongen tot het niveau van 1936. Dit is in de eerste plaats het geval met hevea-rubber, waarvan als gevolg van de drastische restrictie-maatregelen 152,9 mill. kg minder werd uitgevoerd dan in 1937 en 18,8 mill. kg minder dan in 1936. Niet minder scherp was de daling van den export van tapioca-producten en maïs, terwijl ook de afzet van koffie zeer gevoelig terugliep. Suiker werd eveneens in geringere hoeveelheden verscheept dan in 1937; het uitgevoerde kwantum was echter hooger dan in het zeer ongunstige export jaar 1936. Voorts daalde o.m. de export van rijst, klapperolie, kedelee en melasse. Slechts enkele agrarische voortbrengselen geven een vooruitgang te zien. De voornaamste zijn wel copra en palmolie, thee en harde touwvezels. De uitvoer van peper was belangrijk hooger dan in 1937, doch nog altijd lager dan in 1936. Van de minerale producten overtrof de export van aardolie-producten wederom die van het vorig jaar; de uitvoer bedroeg 6067,4 mill. kg, een vermeerdering dus van 95,4 mill. kg. Een stijging vertoonen verder bauxiet, steenkolen en zout. Daarentegen daalde de uitvoer van tin en tinerts door verlaging van de export-quota tot bijna de helft van het in 1937 geëxporteerd kwantum. x ) Met inbegrip van uitvoerrechten. 2 ) Met uitzondering van ampas. TABEL I. Uitvoer van enkele belangrijke producten DE ECONOMISCHE TOESTAND 192 In de daling van de waarde met f 302,7 mill. deelden nagenoeg alle producten, doch in liet bijzonder hevea-rubber, tin en tinerts. Was in 1937 ruim 45 % van het accres te danken aan de waardevermeerdering van de geëxporteerde rubber, in 1938 komt niet minder dan f 165,6 mill. of 54 % van het decres op rekening van de gedaalde waarde van dit product. Tin en tinerts volgen hierna met een vermindering van f 50,7 mill. Ook de waarde van copra en palmolie liep, niettegenstaande de toegenomen hoeveelheid, terug. Vooral voor copra was de daling zeer aanzienlijk, namelijk van f 62,6 mill. tot f 38,3 mill. Van de overige producten kunnen nog worden genoemd koffie met een vermindering van f 12,3 mill., tapioca-producten met een daling van f 9,0 mill. en fabriekssuiker en harde touwvezels elk met een decres van ruim f 5,5 mill. Invoer. De geringe daling van den invoer — ten aanzien van het gewicht valt zelfs een kleine stijging te constateeren — is tot op zekere hoogte een normaal gevolg van de wisseling in de conjunctuur, welke voor Nederlandsch- Indië wordt gekarakteriseerd door een sneller dalen van de prijzen der agrarische exportproducten en een vertraagde vermindering van het volume van den invoer, in het bijzonder voor wat betreft de kapitaalsgoederen. De ontwikkeling van den import is voor de verschillende groepen van artikelen dan ook geenszins gelijk. Tot de groepen, welke een decres vertoonen, behooren in de eerste plaats de chemische voortbrengselen. Vooral meststoffen werden in verband met den minder gunstigen toestand in de cultures in geringere hoeveelheid ingevoerd. Zoo daalde de import van zwavelzure ammoniak met 31,4 mill. kg tot 71,1 mill. kg en die van meststoffen n. a. g. met 4,2 mill. kg tot 41,3 mill. kg. Voorts liep o.m. de invoer van aluin en mierenzuur terug van onderscheidenlijk 7,3 mill. kg en 2,8 mill. kg tot 2,4 mill. kg en 1,4 mill. kg. Zooals te verwachten viel, was de invoer van garens, manufacturen en kleeding (excl. goeniezakken), welke in 1937 de behoefte verre overtrof zoodat het nieuwe jaar voor verschillende artikelen werd ingegaan met abnormaal groote voorraden, in 1938 aanzienlijk lager; met 33,1 mill. kg daalde deze tot 92,1 mill. kg. Tabel II laat zien, dat in het bijzonder ongebleekte en gebleekte, alsook geverfde en gedrukte stoffen in geringere hoeveelheden werden ingevoerd. Zeer duidelijk komt in de cijfers ook de gestadige groei van de inheemsche weef industrie tot uiting; de import van katoenen sarongs bedroeg nog slechts ruim van die van 1936. TABEL II Invoer van garens en manufacturen (excl. goeniezakken) in Nederlandsch-Indië (in 1000 kg bruto) HANDEL 193 13 De eveneens in deze groep gerubriceerde, doch in bovenvermelde gegevens niet begrepen invoer van goeniezakken nam met 6,7 mill. kg toe tot 55,8 mill. kg. Metalen werden in 1938 geïmporteerd tot een gewicht van 273,8 mill. kg, tegen 349,4 mill. kg in 1937. De teruggang was het grootst voor plaat- en staafijzer, gegalvaniseerd dakijzer, draadnagels en spijkers en geëmailleerde artikelen. Ook van aardewerk en porselein, glas en glaswerk, leder en lederwerk en papier en papierwaren was de invoer lager dan in 1937. Tegenover den teruggang van deze groepen staat allereerst een stijging van de eetwaren en genotmiddelen. De toeneming is evenwel uitsluitend een gevolg van den verhoogden import van rijst, waarvan in 1938 334,2 mill. kg uit het buitenland moest worden betrokken, tegen 177,7 mill. kg in het daaraan vooraf gegane jaar. Zonder rijst daalde deze groep met 7,9 mill. kg tot 291 mill. kg. Voorts nam de invoer toe van mineralen. De mutaties betreffen voornamelijk bouwcement, steenkolen en aardolieproducten. Een opvallende stijging valt verder te constateeren met betrekking tot de rij-, voer- en vaartuigen. De invoer bedroeg in 1938 f 40,5 mill. of f 13,3 mill. meer dan in 1937, een vermeerdering, welke geheel op rekening komt van den verhoogden import van vliegtuigen voor leger en vloot. De invoer van machines en werktuigen, daaronder begrepen instrumenten, lampen, enz., was naar het gewicht iets kleiner dan in 1937, docli steeg naar de waarde met f 9,4 mill. tot f 66,7 mill. Van het groote aantal artikelen, waarover het accres is verdeeld, verdienen hier vermelding de werktuigen en toestellen voor fabrieken en mijnontginningen, welke tezamen met f 2,4 mill. toenamen, alsook wapenen, waarvan f 2,1 mill. meer werd ingevoerd. Uit dit overzicht, waarin de belangrijkste verschuivingen naar voren zijn gebracht, blijkt, dat de zeer hooge invoer geenszins uitsluitend een conjunctuur verschijnsel is, doch dat mede van invloed zijn geweest de groote rijstinvoeren in het begin van 1938 en de aanzienlijke aanvoeren voor de defensie. Niet zonder beteekenis waren ook de uitgaven uit het rubberfonds en de welvaartsbijdrage van het Moederland. Daarnaast staat als bijzondere oorzaak de aangekondigde verhooging van invoerrechten op 1 Januari 1939. Het grootste deel van de toeneming in het 4de kwartaal ten opzichte van de voorafgegane drie maanden, welke zonder de importen voor de defensie en zonder den invoer van rijst en aardolieproducten 91,5 mill. kg en f 26, S mill. bedroeg, is zonder twijfel hiertoe terug te voeren. 2. Uitvoerhandel en landen van bestemming De volgende tabel geeft een vergelijkend overzicht van den export uit Neder landsch-Indië — zoowel naar de waarde als naar de hoeveelheid — in de jaren 1937 en 1938. Uitvoer (exclusief goud, zilver, bootpakketten, passagiersgoederen en goederen voor scheepsgebruik) DE ECONOMISCHE TOESTAND 194 Het prijsniveau van de voornaamste exportproducten, hetwelk begin April 1537 een hoogtepunt boroikte, brokkelde geleidelijk ut', hetgeen roertduurde tot in Mei 1988, Na Mei trad eemg herstel in. waaiwCoor in December 1988 het peil van December 1987 weder werd bereikt. De volgende staat geeft een beeld van de gewogen indexcijfers, samengesteld door het Centraal Kantoor voor de Statistiek, betreffende de prijzen van 12 der voornaamste uitvoerproducten (basis 1929 —100, gewogen overeenkomstig de uitvoerhoeveelhedec in 1935). HANDEL 195 De volgende prijzen van enkele exportproducten zijn ontleend aan het Centraal Kantoor voorde. Statistiek. 1)K ECONOMISCHE TOESTAND 196 In de tabel, voorkomende op blz. 19S 199, wordt een overzicht gegeven van de uitvoerwaarden der voornaamste artikelen en groepen van artikelen in 1938. gespecificeerd naar do belangrijkste landen van bestemming. Rubber. Begin 1988 werd de rubbermurkt beheerscht door een overmatig aanbod, een gevolg van het feit, dat de verhooging van het uitvoerpercentage gedurende 1937 ter bestrijding van de toenmaals bestaande schaarschte aan ready-product werd doorkruist door een conjunctuur-daling, welke een aanzienlijke verbruiksvermindering met zich bracht. Door verlaging van het uitvoerpercentage van 90 tot 70 voor het eerste en tot 60 voor Int tweede kwartaal 1938 heeft de Internationale Rubber Regelings Commissie getracht, de ongunstige prijsontwikkeling te stuiten. De afneming van de uitvoeren bleef echter aanvankelijk bij de verbruiksvermindering ten achter, waardoor een prijsdaling plaats vond van 6J d per lb in het begin van 1938 tot 51 d in het begin van Juni. Geleidelijk begon echter de restrictie-verscherping in de voorradenpositie tot uiting te komen. Aangezien ook het beeld van de algemeene conjunctuur iets opklaarde, bracht de beslissing van de Internationale Rubber Regelings Commissie, medio Juni genomen, om het uitvoerpercentage voor het derde kwartaal tot 45 te verminderen, een omslag in het prijsverloop te weeg. De noteeringen stegen, eerst snel, later in rustiger tempo, tot +' 8| d in de eerste helft van October. HANDEL 197 De stagnatie in de conjunctuur-verbetering in de Vereenigde Staten van Amerika en de internationale politieke moeilijkheden in de laatste maanden van 1938 hebben haar invloed op de rubbermarkt niet gemist. Hoewel het uitvoer percentage voor het vierde kwartaal op het lage getal van 45 bleef gehandhaafd en het rubberverbruik juist in dit kwartaal een merkbare verbetering vertoonde, zoodat de stocks een snelle afneming lieten zien, brokkelden de prijzen af tot 7J d. Het wereldrubberverbruik heeft in 1938 933 000 ton bedragen, tegen 1 095 000 ton in 1937 en 1 038 000 ton in 1936. Hoewel dus een verbruiksdaling plaats vond van resp. 15 en 10 % ten aanzien van 1937 en 1936, heeft de consumptie — dank zij de belangrijke restrictie-verscherping — de wereld uitvoeren overtroffen. Deze laatsten bedroegen 895 000 ton in 1938, tegen 1 140 000 ton in 1937 en 858 000 ton in 1936. Het door de Internationale Rubber Regelings Commissie berekende voorraad cijfer, dat in het begin van 1938 524 000 ton bedroeg, steeg aanvankelijk tot 568 000 ton op 30 April, doch daalde vervolgens tot 522 000 ton aan het einde van het derde kwartaal en tot 442 000 ton 31 December. Deze daling zou nog grooter zijn geweest, indien niet verschillende restrin geerende landen in 1938 quotum-overschrijdingen hadden vertoond, waardoor 22 000 ton boven de toegelaten quota op de markt werden gebracht. De internationale overeenkomst, waarop de rubberrestrictie berust, liep 31 December 1938 ten einde. Begin 1938 werden onderhandelingen geopend om tot een verlenging van de overeenkomst te geraken. De besprekingen leidden tot een gunstig resultaat, zoodat de restrictie voor een nieuwe vijfjarige periode werd van kracht- verklaard. De overeenkomst werd op enkele punten gewijzigd. Allereerst werden de basis-quota herzien, waarbij het aandeel van Nederlandsch- Indië in de gezamenlijke basis-quota steeg van gemiddeld 38,3 % in de eerste restrictie-periode tot gemiddeld 41,5 % in de tweede restrictie-periode. Voorts werd het herplanten ongelimiteerd toegestaan en werd vergunning verleend tot een 5 % -areaalsuitbreiding, te effectveeren in de jaren 1939 en 1940. Een beeld van den rubberuitvoer van Nederlandsch-Indië geeft de volgende tabel. Opvallend zijn de groote verschepingen naar het Europeesch continent, welks aandeel in den totalen uitvoer steeg van 11 % in 1936 tot 18 % in 1937 en tot 23t % in 1938. Vermoedelijk hangt dit samen met voorraadvorming in de betrokken landen in verband met den gespannen politieken toestand. Suiker. Voor de Java-suikerindustrie was 1938 financieel wederom een minder gunstig jaar. De wereldsuikerprijzen lagen in 1938 over het algemeen beneden het peil van 1937, terwijl Java bovendien was gedwongen — door het sterk verminderen van den afzet naar het Verre Oosten als gevolg van het Chineesch-Japansch conflict — een grooter gedeelte van zijn totalen uitvoer te plaatsen in de minder voordeelige afzetgebieden, gelegen ten Westen van Suez. Rubberuitvoer uit Nederlandsch-Indië (in tonnen van 1000 kg netto) »««»«««l»f!P 199 198 OVERZICHT der waarden (in duizend gulden) van de voornaamste artikelen en (met ») Nederlandsch-Indië uitgevoerd door particulieren en het naai de belangt ij kste lanaeu ■ M-andr, ~, M s aid ~,. S„e Z v.o. en Por, Soedan ,o. 1) In de waarde is niet begrepen de opbrengst der geheven uitvoerrechten. DE STAATKUNDIGE TOESTAND 20 4. Overige aangelegenheden a. Herdenkingsfeesten Engelsche vestiging Australië. Ter gelegenheid van de feestelijkheden ter herdenking van het 150-jarig bestaan der Engelsche vestiging in Australië werd het flottieljevaartuig Flores van Soerabaja naar Sydney gezonden waar de bodem van 25 Januari tot 15 Februari verbleef, op de terugreis bezoeken aan Melbourne en Tasmanië brengend. Door den Landvoogd werd een telegrafische gelukwensch gericht tot den Gouverneur-Generaal van het Australisch Gemeenebest bij den aanvang der herdenkingsfeesten. b. Vreemdelingenbezoek aan Nederlandsch-Indië. In de omstandigheid, dat de Gouverneur-Generaal van het Gemeenebest van Australië zich in April 1938 met verlof naar Europa zou begeven, heeft de Regeering van Nederlandsch- Indië, gedachtig aan de vriendschappelijke naburige betrekkingen tusschen beide gebiedsdeelen, aanleiding gevonden Lord en Lady Gowrie uit te noodigen op hun doorreis een bezoek aan Indië te brengen, hetwelk van 2 tot 9 April plaats had. H.M. de Koningin-Grootmoeder van Thailand, vergezeld van Z.D.H. Prins Pridithab Dewakula en verder gevolg, maakte in April en Mei een reis over Java. Mede werd Nederlandsch-Indië bezocht door Z.K.H. Prins Rangsit van Jainad, Prins van Thailand, met Zijne Gemalin en dochter en verdere familie leden en, incognito, door Z.K.H. Prins Narisra van Thailand. In September bracht Z.H. de Sultan van Pahang een bezoek aan Java, terwijl in April Z.H. de Sultan van Johore op doorreis van Europa naar Singapore korten tijd verbleef ter Oostkust van Sumatra. DE ECONOMISCHE TOESTAND 200 Vooral in de eerste helft van 1938 was de wereldsuikermarkt ongunstig gestemd. Met de inzinking van de wereldconjunctuur, reeds aangevangen in het- najaar van 1937, daalde ook het prijsniveau op de suikermarkt. De kooplust verflauwde, de verbruikers teerden op de bestaande, vooral ook onzichtbare, voorraden. Te Londen, de toonaangevende suikermarkt, daalde de loco-prijs van ruwsuiker per cwt, welke begin 1938 fi shillings bedroeg, in Januari met +' 10 d en bleef verder dalende, totdat begin April een prijspeil van 5 shillings was bereikt, op welk niveau deze noteering verder bleef hangen tot in de eerste week van Juli. De beperking van het suikeraanbod op de vrije wereldmarkt door de uitvoer quota-regeling der Internationale Suikerconventie van Mei 1937 bleek niet voldoende om de prijzen op te houden. Bij de sterk teruggeloopen vraag in de eerste helft van 1938 moesten verschillende uitvoerlanden — ook Java — hun afzet forceeren door lage offerten om het hun toegekend quotum voor het eerste conventiejaar te kunnen halen. Java bijv. beschikte voor dat conventie jaar (September 1937 —Augustus 1938) over een quotum van 997 500 ton, waartegenover einde Mei 1938 — derhalve nadat f gedeelte van het conventie jaar reeds verloopen was — nog slechts 587 000 ton (±59 %) was uitgevoerd. Begin Juli 1938 nam de Internationale Suikerraad het besluit tot een aanzienlijke besnoeiing van de uitvoerquota voor het tweede conventiejaar (September 1938—Augustus 1939) — deze werden voorloopig teruggebracht van 3 682 500 ton tot 3 270 000 ton — en voorts vond nog eenige reductie plaats van de quota voor het eerste conventiejaar, namelijk tot een uiteindelijk totaal van 3 209 200 ton. Het besluit van den Raad had onmiddellijk een aantrekken van de wereldsuikerprijs tot gevolg; de boven aangeduide Londensche ruwsuikernoteering steeg tot 5 shillings 5 d. De oorlogsvrees, veroorzaakt dcor de Tsjechoslowaaksche crisis, dreef die noteering in de tweede helft van September verder omhoog, tot 5 shillings d, doch na de conferentie van München volgde een reactie, welke den prijs weder terugvoerde tot het peil van 5 shillings, dat einde October werd bereikt. Sedertdien verbeterde de stemming van de markt echter aanmerkelijk; de laatste twee maanden van 1938 toonden een gestadige prijsstijging en bij de jaarwisseling was de loco-prijs voor ruwsuiker te Londen weer 6 sh. 3| d, dat is ongeveer hetzelfde bedrag in de Engelsche munteenheid als die prijs aan het begin van het jaar bedroeg. De oorzaken van de stijging van de suikerprijzen in November en December 1938 waren grootendeels toekomstverwachtingen. Ongunstige weersomstandig heden maakten het zeker, dat de Europeesche bietsuikerproductie in het seizoen 1938/1939 ettelijke honderdduizenden tonnen kleiner zou uitvallen dan in de campagne 1937/1938. Tevens werd bekend, dat ook de productie van Britsch- Indië in 1938/1939 te klein zou blijken om in de consumptie van eigen land te voorzien, zoodat belangrijke importen noodig zouden zijn. Uiteraard was dit laatste vooral een goede tijding voor de afzetmogelijkheid van Java-suiker in 1939. Bovendien bleken de verbruikcijfers in het tweede halfjaar 1938 zich alom krachtig te herstellen; blijkbaar gingen de verbruikers over tot aanvulling van de sterk geslonken onzichtbare voorraden. De wereldconjunctuur verbeterde in deze helft van het jaar, hetgeen tot een betere stemming op de producten markten bijdroeg, terwijl tenslotte de suikervraag in verschillende landen werd vergroot door het aanleggen van oorlogsvoorraden. Het weinig gunstige jaar 1938 eindigde aldus met een belofte van beter en voordeeliger afzet op de vrije wereldsuikermarkt in 1939. Gezien het geschetste prijsverloop op de meest toonaangevende suikermarkt, is het duidelijk, dat in 1938 geen hooge exportprijzen voor de Java-suiker konden worden bedongen. Tn Mei stelde de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor den afzet van suiker (N.1.V.A.5.) nieuwe verkooplimites voor export vast. De vorige limitcs, dateerend van Juni 1937, hadden reeds lang geen reëele beteekenis meer. De limites van Mei 1938 stelden den prijs per quintaal voor verkoop naar Singapore, de voordeeligste markt in het Oosten, op f 5,85 voor Superieure Hoofdsuiker; naar ten Westen van Suez gelegen bestemmingen geschiedden de HANDEL 201 verkoopen tegen prijzen van f 3 a f 3,30 per quintaal. -Eerst in Juli konden de limites worden verhoogd, eind Juli waren zij f 6,60 per quintaal voor Superieure Hoofdsuiker naar Singapore en f 3,90 a f 4,20 naar bestemmingen, ten Westen van Suez gelegen. Daarna konden in November nogmaals verhoogingen plaats vinden van 20 cent per quintaal voor Oostelijke bestem mingen en 15 cent per quintaal voor Westelijk van Suez gelegen destinaties, waarop half December een hernieuwde verhooging van de limites voor Oostelijke bestemmingen volgde, welke den exportprijs van Superieure Hoofdsuiker naar Singapore bracht op f 7,30 per quintaal. Hierbij moet echter worden bedacht, dat de verkoopen voor export, afgesloten na de verhooging der limites in November, voor het grootste gedeelte leveringen in 1939 betreffen, zoodat het financieele resultaat daarvan niet meer aan het jaar 1938 ten goede komt. Duidelijk blijkt uit deze cijfers de vermindering van den afzet naar het Verre Oosten. De uitvoer naar Hong Kong, China en Japansche bestemmingen tezamen verminderde met ± 281 000 ton. Werd in 1937 nog 37,3 % van den totalen uitvoer van Java-suiker in de genoemde gebieden geplaatst, in 1938 was dit nog slechts 13 %. In het bijzonder de uitvoer naar Japansche bestem mingen — deze suiker wordt echter uiteindelijk grootendeels in China en Mantsjoekwo in consumptie gebracht — liep tot geringen omvang terug. Het conflict met China bracht voor Japan de noodzaak mede, uiterst zuinig te zijn met de beschikbare deviezen; deviezenschaarschte belette ook het aankoopen van groote hoeveelheden vreemde suiker door de Japansche raffinage-industrie. De toenemende beheersching van den handel op China en Mantsjoekwo door Japan, belemmerde het rechtstreeks invoeren van Java-suiker in die gebieden. Opgemerkt dient hier te worden, dat Japan de eigen suikerproductie — speciaal op Formosa — krachtig uitbreidt, hetgeen een blijvende bedreiging vormt van den afzet van Java-suiker in het Verre Oosten. Javafabriekssuikerexport in 1938 en 1937 (in metrieke tonnen netto) DE ECONOMISCHE TOESTAND 202 Britsch-Indië en Burma namen in 1088 tezamen ueiler ïm-e-r Java-suiker al dan in 1937. Het hoogere uitvoercijfer werd uitsluitend veroorzaakt door den grooten export naar Britsch-Indië in December (11 964 ton), een begin van de groote verschepingen, welke in 1939 naar dit land werden verwacht ter aanvulling van het tekort der eigen productie in campagne 1938/1939. De uitvoer naar de overige bestemmingen in het Midden-Oosten (Ceylon, Thailand, Indo-China, Singapore en Penang), welke mede beliooren tot het ..natuurlijke" afzetgebied der Java-suiker, liep in 1938 terug met + 19 500 ton. De geringer afzet naar het Verre Oosten en verschillende gebieden in het Midden-Oosten moest voor een groot gedeelte worden gecompenseerd door export naar gebieden, gelegen ten Westen van Suez. Meer dan de helft van den totalen uitvoer werd in 1938 in de laatstbedoelde gebieden geplaatst, terwijl in 19.">7 Bleohts weinig meer dan gedeelte van den totalen export daarheen ging; in absolute cijfers bedroeg de uitvoer naar markten bewesten Suez in 1938 18ö 650 ton meer dan in 1937. De verschepingen naar Nederland (exclusief „voor order"-2X)sten) bedroegen in 1938 159 485 ton, waarvan 85 000 ton onder de suikersteunregeling. De N.T.V.A.S. toonde zich zeer actief in het zoeken naar nieuwe afzet gebieden, waartoe zij haar waarnemers vele landen deed bereizen. Het succes van deze activiteit blijkt onder meer uit het veel grooter aantal landen, dat in 19S8 als bestemming van Java-suiker in de Nederlandsch-Indische uitvoer statistiek verschijnt. Een nieuwe markt van beteekenis bewesten Suez werd gevonden in Marokko, waarheen in 1938 24 431 ton Java-suiker werd verscheept. Ook in de Levant en het Nabije Oosten werd nieuwe afzetmogelijkheid gevonden. Naar Iran werd in 1938 7159 ton uitgevoerd, naar Aziatisch Turkije, Syrië, Palestina. Aden en Irak — naar welke landen in 1937 "2-' i 050 ton Java-suiker ging — werd in 1938 85 850 ton verscheept, derhalve 11 900 ton meer dan in 1937. Zuid-Amerika bleek eveneens belangrijk grooter afzetmogelijkheid te bieden; in 1988 werd daarheen 17 882 ton Java-suiker verscheept. Tenslotte moet worden vermeld, dat in 193 S de uitvoer naar Nieuw-Zeeland vermeerderde met ruim 12 400 ton. De totale uitvoer van Java-suiker was in 1938 ruim 57 650 ton kleiner dan in 1937, een gevolg van de beperking van het suikeraanbod door de internationale quota-regeling. De geforceerde afzet naar bestemmingen ten Westen van Suez heeft Java in staat gesteld, zijn uitvoerquotum krachtens de Internationale Suikerconventie. ad 907 500 lon. in het eerste conventiejaar volledig te gebruiken. De gunstige vooruitzichten op de vrije wereldsuikermarkt voor het tweede conventiejaar geven de zekerheid, dat het quotum voor die periode — momenteel vastgesteld "|> 973 500 ton — zonder veel moeite zal worden gevuld. Opgemerkt moge hierbij worden, dat de totale uit voemiogel ijkheid van Java grooter is dan de hoeveelheid. aangegeven door het uitvoerquotum, dal immers een netto-exportquotum is. toegekend aan Nederland en zijn overzeesche gebieden, terwijl Nederland een siiikerinvoeroverschot heeft. De binnenlandsche consumptie in Nederlandsch-Indië van Eabriekssuiker bedroeg in 1988 821821 ton, tegen 329 580 ton in 1937. De minder gunstige economische omstandigheden hebben dit verbruik niet aanzienlijk doen terug loopen. Werd in de eerste helft van het jaar 13 059 ton minder in consumptie gebracht dan in 1937. in de tweede helft van het jaar was bel binnenlandseb verbruik 5800 ton grooter dan in 1937. De N.I. V.A.S. -prijs voor verkoopen ten beboe\e van bet binnenlandsch verbruik was in 1938 vrijwel constant f 7.70 per quintaal voor Superieure Hoofd- Buiker. Eind December werd die prijs tot f 7,80 per quintaal verhoogd. Het Buikerinvoerverbod belette elke eventueel mogelijke concurrentie van vreemde Buiken op de -lava-markt. Voor export en voor binnenlandsch verbruik is in 1938 geplaatst een hoeveel heid van 1393 044 ton, De oogst 1938 leverde 1398 927 ton (oogst 1937 was groot 1414 500 ton). De voorraad op Java, welke 1 Januari 1988 .V l2 000 ton HANDEL 203 bedroeg, was 1 Januari 1989 dan ook ongeveer even groot als aan het begin van 1938 (566000 ton), aangezien export en binnenlandsch verbruik in 1938 tezamen ongeveer gelijk waren aan den oogst van dat jaar. Thee. In vergelijking met de meeste andore exportproducten is L9BB voor tliee een vrij gunstig jaar geweest. De prijzen zijn slechts weinig teruggeloopen. Het Londenscne veilingsgemiddelde schommelde de eerste vijf maanden om oen peil van 14. 1 d per 1b; het daalde in Juni en Juli 13.1 d, steeg in Augustus en September tot 15| d (oorlogsdreiging), waarna het weer Langzaam terugliep tot 13A- d. Het jaargemiddelde bedroeg 14,4 d, tegen 15,2 d in 1937. De statistische positie is daarentegen geleidelijk verzwakt. De verhooging van het uitvoerpercentage per 1 April 1938 van 871, tot 921 heeft een stijging van don werelduitvoer bewerkstelligd. Deze bedroeg 924 millioen lbs in 1938, tegen resp. 882 millioen en 544 millioen in 1987 en 1930. Het verbruik is iets gedaald; het beliep 871 millioen lbs in 1938, tegen 882 millioen in 1937 en 857 millioen in 1930. De voorraden in Groot-Britannië hebben dan ook- in de tweede helft van 1938 een sterkere toeneming vertoond dan met de normale seizoenbeweging zou overeenkomen. Zij bedroegen 31 December 1938 243 millioen lbs, tegen 218 millioen einde 1937 en 234 millioen einde 1936. Dat de theeprijzen ondanks deze verslechtering van de vöorradenpositie betrekkelijk goed op peil zijn gebleven, is in de eerste plaats te danken aan het feit, dat de handel in tijdon van internationale politieke moeilijkheden bereid is grootere stocks te accepteeren dan onder normale omstandigheden het geval zou zijn. Verder is op de markt van gunstigen invloed geweest de afnemende beteekenis van de niet aan de restrictie deelnemende ianden. De Japansche afsluitingspolitiek in China heeft in hot begin van hot jaar oen rem gelegd op de thee-uitvoeren van laatstgenoemd land. Eerst na verlegging van den theehandel van Shanghai naar Hong Kong zijn weer groote hoeveelheden Chineesche theeën geëxporteerd. Deze export was echter voor een belangrijk gedeelte op Rusland gericht. Japan zag zijn thee-export in 1938 belangrijk terag loopen. De Kormosaansche zwarte theeën, welke zich in vorige jaren op vrijwel alle belangrijke verbruiksmarkten schenen in te burgeren, zijn in 1988 wegens haar minder in de smaak vallende kwaliteit over vrijwel de geheele linie terug gedrongen. De positie van de restringeerendo landen, en daarmede ook die van de restrictie als zoodanig, is door dit alles versterkt. De Nederlandsch-Tndisclio theeën hebben haar plaats in de voornaamste afzetgebieden in 193 S goed weten te handhaven. Derechtstreekscheverschepingen naar de Vereenigdc Staten van Amerika. Zuid-Amerika, Australië en Zuid- West-Azië vertoonen zelfs een belangrijke toeneming. De afzet naar Afrika stagneert daarentegen iets. Thee-uitvoer uit Nederlandscb- I ndië (in tonnen van 1000 kg netto) DE ECONOMISCHE TOESTAND 204 Koffie. De uitvoer van koffie is, vergeleken met die in 1937, zoowel naai de waarde als naar de hoeveelheid gedaald (van ruim f 26 000 000 tot ruim fl3 500 000), terwijl de geëxporteerde hoeveelheid bijna 69 000 ton bedroeg of slechts +" 68 % van het kwanjum, dat in 1937 werd uitgevoerd. Nederland was evenals in voorafgegane jaren de grootste afnemer met 15 373 ton (in 1937 19 580 ton); een deel hiervan is voor her-export bestemd; daarna volgde Denemarken met 13 072 ton, tegen 11 388 ton in 1937. Dank zij het met dit land gesloten handelsverdrag, kon de afzet van Robusta-koffie, welke in verband met de beperkte deviezen-afgifte de duurdere Arabica heeft vervangen, zich op bevredigende wijze handhaven. De uitvoer naar Frankrijk beliep slechts 6807 ton (in 1937 15 706 ton) tengevolge van de aan de koffie, afkomstig van de Fransche koloniën en Mandaatgebieden, gegeven preferentie, waardoor het niet mogelijk was het aan Nederlandsch-Indië verleende contingent van 21 000 ton ten volle te benutten. Italië betrok 6172 ton (in 1937 6411 ton). De uitvoer naar de Vereenigde Staten van Amerika bedroeg slechts 3911 ton, of nog minder dan één vierde van de in het vorig jaar daarheen geëxporteerde hoeveelheid (16 079 ton); deze belangrijke achteruitgang is hoofdzakelijk te wijten aan den scherpen concurrentiestrijd welke, gepaard gaande met een aanzienlijke prijs daling, tusschen de z.g. ~mild"-koffiesoorten afkomstig uit Midden- en Zuid- Amerika en de koffie uit Brazilië, sinds de in November 1937 gewijzigde koffie politick van dit land, is ontbrand. Singapore nam 8512 ton (in 1937 8404 ton) af, waarvan een klein deel voor her-export is bestemd. Van de overige bestemmingen waren de Philippijnen (1957 ton), Argentinië (1783 ton) en Ceylon (1450 ton) van beteekenis. De statistische wereldpositie van het product is in den loop van 1938 wel iets verbeterd. De wereldconsumptie bedroeg ruim 27 000 000 balen, terwijl de productie voor het oogstjaar 1938 1939 — in het bijzonder wat Brazilië betreft (IS 000 000 balen, tegen 25 000 000 balen in het oogstjaar 1937/1938) — lager wordt geraamd, namelijk op 28 a 30 000 000 balen, tegen 35 000 000 balen in het oogstjaar 1937/1938. De koffieprijzen op de termijnmarkt te Nevv-ïork bleven zich niettemin gedurende het geheele jaar, hoofdzakelijk tengevolge van de sinds het najaar van 1937 door Brazilië gevolgde koffiepolitiek, welke beoogde den export, zoo noodig ten koste van groote prijsoffers, te stimuleeren, op hetzelfde lage niveau bewegen en fluctueerden tusschen 4,45 en 4,10 dollarcents per lb. Uiteraard was in analogie met de ontwikkeling op de wereldkoffiemarkt het prijsverloop op de Nederlandsch-Indische markt ook weinig bevredigend, zoodat de financieele resultaten, in het bijzonder wat het op ondernemingen en door kleine landbouwers voortgebrachte product betreft, over liet algemeen ongunstig waren. De prijs van Java Robusta W.1.8., welke sinds de depreciatie in Januari 1936 tot f 29,95 per quintaal was gestegen, bedroeg in Januari 1938 gemiddeld f 19,75, daalde in April tot f 18,20, steeg daarna geleidelijk tot f 19,50 in Augustus en bewoog zich sindsdien tusschen f 18,75 en f 20,25 per quintaal. De Palembang Robusta 15 % had een- nagenoeg gelijk prijsverloop. Het gemiddelde was voor Januari f 18 per quintaal, voor Juli f 10,30 en voor December f 11,75. Tabak. De volgende cijfers geven een overzicht van den uitvoer van tabak: UAXDKL 205 De Deli-tabak werd nagenoeg geheel naar Nederland geëxporteerd, evenals de Vorstenlandsche en andere tabak, voor zoover geen krosok. Van de 24 762 ton uitgevoerde Java-krosok nam Nederland het grootste gedeelte af (18 523 ton of 74 %). Voorts werden 1718 ton (bijna 7 %) verscheept naar Nederland v. o. Verdere afnemers waren Spanje (1938 ton of bijna 8 %), Balkanstaten (901 ton), Britsche Bezittingen a/d Middellandsche Zee (708 ton), Frankrijk (579 ton), Algerië en Tunis (214 ton), Hong Kong (65 ton), Indo-China (61 ton) en Duitschland (51 ton). De stemming voor Sumatra-tabak op de veilingen in Nederland was in 1938 vast. Het totale aanbod beliep 149 923 pakken, welke tegen gemiddeld f 1,30 per £ kg (vorig jaar 141 766 pakken voor f 1,38) werden verkocht. Over het geheel was de kwaliteit niet allerbest, doch het aanbod bevatte ook uitstekend materiaal. De Vereenigde Staten van Amerika kochten 14 200 pakken of 9,5 % van den geheelen oogst (tegen 7700 pakken of 5,4 % in 1937). Voorts kochten Duitschland (speciaal goedkoopere prijsklassen), Zweden, België, Denemarken en Zwitserland. De Nederlandsche industrie kocht in ruime mate. De Vorsten landen-inschrijvingen verliepen bevredigend; 113 266 pakken werden verkocht tegen gemiddeld 36J cent per }, kg (v. j. 103 842 pakken tegen cent per i kg). De prijzen van Besoeki-tabak waren, evenals in 1937 en 1936, te Rotterdam beter dan te Amsterdam, doch over het geheel weinig bevredigend. Het aanbod van de in veiling gebrachte 142 967 pakken bracht gemiddeld 17i cent per i kg op, tegen 179 659 pakken a 21| cent. Voor Loemadjang-krosok werd een gemiddelde prijs geraamd van 14 cent (vorig jaar 18 cent), voor Kediri en Rembang 8 en 7 cent (v. j. voor beide 10 cent), voor Kedoe 14 cent (v. j. 15 cent), voor Banjoemas 17 cent (v. j. 18 cent) en voor Madoera-tabak 13 cent (v. j. 12 cent). De plaatselijke krosok prijzen per quintaal waren als volgt: Banjoemas f 4 tot f 18 (v. j. f 6 tot f 10). Kedoe f 5 tot f 13 (v. j. f 2 tot- f 16), Bodjonegoro f 4 tot f2O (v. j. f 3 tot f 16), Loemadjang f 6 tot f 15 (v. j. f 4 tot f 29), Besoeki bevolkingskrosok f 10 tot f3O. Tapioca-producten. Evenals in 1937 werd het jaar 1938 gekenmerkt door een zeer groot aanbod van tapioca-producten op Java. In tegenstelling tot het voorafgegane jaar waren echter de omstandigheden voor den export van deze producten veel minder gunstig. Werd de groote vraag naar tapioca-producten in 1937 gestimuleerd door een tekort aan zetmeelproducten in Europa en Amerika, in 1938 was in het buitenland tengevolge van de overvloedige graanoogsten de belangstelling voor cassave-producten veel geringer. Deze omstandigheid heeft ertoe geleid, dat vergeleken met 1937 de uitvoer van tapioca-producten gedurende 1938 een aanzienlijke daling vertoonde. In 1938 en 1937 werden de volgende hoeveelheden tapioca-producten uit Java en Madoera geëxporteerd (gewicht in tonnen van 1000 kg netto) : De uitvoer van gaplek (gedroogde cassavewortels, in stukken of schijven) was in 1938 van geen beteekenis. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in DE ECOXOMISCIIK ToKSTAND 206 de omstandigheid, dat in verband met de uitbreiding van de cassave-cultuur op Formosa de export naar Japan tot een minimum werd beperkt, terwijl het vroeger zoo belangrijke afzetgebied in Spanje reeds sedert 1936 geheel verloren is gegaan. De teruggang in den export van gaplek-meel, welk product in de eerste plaats als veevoeder wordt gebruikt, werd veroorzaakt door de vrij groote voorraden maïs, aardappelmeel en andere zetmeelproducten, waarover in de belangrijkste consumeerende landen van Europa werd beschikt, zulks in tegenstelling tot het jaar 1937, toen in deze landen veeleer een tekort aan deze producten was. Evenals in vorige jaren was ook in 1938 het grootste gedeelte van den export naar Groot-Britannië gericht (50 062 ton, tegen 93 738 ton in 1937). Noorwegen was het eenige land, waarheen in 1938 meer gaplekmeel werd verscheept dan in 1937 (25 805 ton, tegen 23 570 ton in 1937). De export naar overige bestemmingen, zooals Denemarken, België /Luxemburg en Nederland toonde een belangrijken teruggang. De daling van den uitvoer van tapioca-meel was voornamelijk een gevolg van de sterk verminderde consumptie in de Vereenigde Staten van Amerika, naar wolk land in 1938 103 018 ton werden verscheept, tegen 165 073 ton in 1937, hetgeen tevens een vermindering van het aandeel in den totalen export van dit product- beteekende van 83 % in 1937 tot 75 % in 1938. Naar Groot-Britannië nam de uitvoer toe van 8903 ton in 1937 tot 15 108 ton in 1938. De export naar Oostersche bestemmingen verminderde van 22 595 ton in 1937 tot 15 005 ton in 1938, hetgeen voornamelijk een gevolg was van den in China heerschenden oorlogstoestand. De uitvoeren van tapioca fancies (vlokken en siftings, pearl en seeds) bleven vrij wol gelijk- aan die van 1937; ook nu waren wederom Groot-Britannië, de Vereenigde. Staten van Amerika, Singapore en België de voornaamste bestem mingen. Tapioca-ampas werd in 1937 in groote hoeveelheden naar Groot-Britannië verscheept (21377 ton bruto, tegen 11212 ton in 1938). De overige bestem mingen waren in laatstgenoemd jaar Denemarken, België en Australië. Het prijsverloop van cassave-producten werd gedurende 1938 ongunstig beïnvloed door het groote aanbod, gepaard met een veel geringer belangstelling dan in het vorige jaar, alsmede door de algemeene prijsdaling op de graan markten en de sedert einde September ingetreden daling van het pond sterling. Behoudens een herstel in de maanden Juni en Juli daalde de prijs \an gaplek te Soerabaja onafgebroken van f 2,35 tot f 1,58 por 100 kg. Guplek-meel noteerde in Januari gemiddeld f 2,70 per 100 kg; in April d. a. v. was de prijs gedaald tot f 2,45. Tot Augustus kon het product standhouden op een noteering van f 2.50 a f 2,59; in Augustus zette echter een daling in, welke tot November voortgang vond, toen een niveau van f 1,66 werd bereiJct. Eerst in December was de markt iets vaster, zoodat het jaar eindigde op een m-middelde maandnóteering van f L,8«5 per ion kg. Het prijsverloop van tapiocameel vertoonde gedurende 1988 een vrij aanzien lijke daling. In Januari noteerde eerste kwaliteit tapiocameel gemiddeld f 5,15 per 100 kg, in October was de prijs toruggeloopen tot f 4,40. In de laatste twee maanden van het jaar was de markt iets vaster met oen gemiddelde noteering van f 4,80 per 100 kg. Het prijsverloop van tapioca fancies was analoog aan dat van tapiocameel. De gemiddelde prijs van flakes en seeds daalde van f 6,16 per 100 kg in Januari tot f 5,50 in December, die van pearl van f 6,48 tot f 5,72.1. Peper. Indien wordt rekening gehouden met de in het begin van 1938 reeds verre van gunstige statistische positie van dit product als gevolg van eenige opvolgende groote Lampoeng-oogsten en opgestapelde voorraden op de distributie markten Londen en New-York, kan liet verloop van de pepermarkt in 1938 nog als vrij gunstig worden aangemerkt. HANDEL 207 Hoewel ook in 1938 de particuliere ramingen van den oogst in de Lampoengsche Districten zeer uiteenliepen, is men het er wel algemeen over eens, dat de opbrengst beneden die van 1937 is gebleven. De eind-taxaties spreken gemiddeld van een 1938 Lampoeng-oogst van +' 21 000 a 22 000 ton en een Bangka-oogst van + 7000 ton. De uitvoer van zwarte Lampoeng-peper heeft in 1938 36 455 ton netto bedragen, zoodat een groot gedeelte van de nog in het gewest aanwezige carry-over uit den oogst 1937 ( + 20 000 ton) is geliquideerd. De carry-over in de Lampoengs op 1 Januari L 989 wordt getaxeerd op 8000 a 11 000 ton en die van Bangka op 4000 ton. De uitvoer van zwarte, peper uit de Buitengewesten lieeft 39 411 ton netto bedragen. De uitvoer van Bangka-peper heeft 8907 ton netto bedragen. De uitvoer van witte peper uit de Buitengewesten was 10 824 ton netto. Het verloop der peperprijzen in 1938 was als volgt: Copra. De in Januari 1937 aangevangen prijsdaling van dit product —de prijs op de markt te Londen bedroeg op dat tijdstip £ 23.4.5. en in Decembei 1937 £ 14.3.3. per ton c.i.f. U.K. — vond in 1938 verderen voortgang, zoowel tengevolge van de ongunstige ontwikkeling van de conjunctuur in Europa en in de Vereenigde Staten van Amerika, waardoor de consumptie van oliën en vetten terugliep, als tengevolge van den grooten katoenzaadoogst in de Vereenigde Staten van Amerika, waardoor in verband met de vervangbaarheid van klapper olie door katoenzaadolie. copra slechts koopers kon vinden, indien de prijs pariteit met katoenzaadolie werd in acht genomen. Het prijsverloop te Londen voor Straits-copra was als volgt: in Januari was de gemiddelde noteering ,-Ê 13.10. —, in April £ 12.1.9., in Augustus £ 11.0.3., en nadat het dieptepunt in November was bereikt met een prijs van £ 10.4.1., bedroeg de gemiddelde prijs voor December £ 10.9.6. per ton c.i.f. U.K. Te Soerabaja daalde de gemiddelde prijs voor Java-copra f.m.s. per 100 kg fob nug van f 8,22 in Januari tot f 6,77 in April, f 6,20 in Augustus en f 5,55 in December. De daling van het pond sterling van f 8,97 in Januari tot f 8,59 in December, heeft in belangrijke mate bijgedragen tot het ongunstig verloop van de markt- te Soerabaja. DE ECONOMISCHE TOESTAND 208 Het prijspeil van vóór de depreciatie van den gulden werd in December 1937, op welk tijdstip de prijs f 8,76 bedroeg, weer bereikt; de prijs ad f 5,55 in December 1938 ligt dus niet minder dan + 35 % beneden het bovenbedoelde niveau. Uiteraard had deze daling een ongunstigen weerslag op de welvaart van de bevolking. De copra-export is ondanks de groote afzetmoeilijkheden nog gestegen van 497 339 ton in 1937 tot 556 484 ton in 1938. De uitvoerwaarde daalde echter aanzienlijk en bedroeg in 1938 f 38 313 401, tegen f 62 534 000 in 1937. De grootste verschepingen vonden plaats naar Nederland, namelijk 124 825 ton (in 1937 124 000 ton), waarvan 64 247 ton evenwel „voor order"-posten waren, waarvan een gedeelte via Nederland naar Midden-Europeesche landen, zooals Tsjechoslowakije en Hongarije werd doorgevoerd. De uitvoer naar Singapore bedroeg 112 636 ton (in 1937 110 330 ton), hoofdzakelijk voor her-export bestemd. De belangrijkste afnemer was Duitschland, waarheen rechtstreeks 103 920 ton (in 1937 57 181 ton) werd uitgevoerd, terwijl mogelijk ook een gedeelte van de naar Singapore verscheepte copra eveneens voor dit land bestemd was. Denemarken kocht 69 725 ton (in 1937 79 509 ton), van welke hoeveelheid een aanzienlijk gedeelte na verwerking wederom werd uitgevoerd, o.a. naar de Baltische landen. Verder was nog van belang de export naar Italië (41 660 ton, tegen 24 765 ton in 1937), Tsjechoslowakije (20 254 ton) en Noorwegen (31495 ton, tegen 35 041 ton in 1937). Frankrijk nam slechts 9725 ton af, tegen 16 176 ton in 1937. De uitvoer naar de Vereenigde Staten van Amerika was nihil tengevolge van de aan de copra afkomstig van de Philippijnen verleende preferentie; Mexico's aandeel liep in 1938 terug tot 5042 ton (in 1937 8804 ton). Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat de copra-export zich in 1938 in nog sterkere mate op Europa heeft gericht, dan in 1937 reeds het geval was. Arachides. De oogsten van grondnoten zijn in de periode 1937/1938, zoowel in Britsch-Indië als in West-Afrika, wederom toegenomen, zoodat de totale voor uitvoer beschikbare hoeveelheid eveneens is gestegen. Nederlandsch-Indië, welks aandeel in den wereldexport van grondnoten uiterst gering is, wist den uitvoer van dit product, naar de waarde gerekend, vrijwel te handhaven. Do uitvoerwaarde bedroeg f 2 150 000, tegen f 2 203 000 in 1937. Er werd een hoeveelheid van 18 706 ton gepelde (in 1937 22 442 ton) en 2702 ton ongepolde grondnoten (in 1937 2927 ton) uitgevoerd. Een groot gedeelte van den export ging naar Singapore, waarheen in 1938 8541 ton gepelde en 2060 ton ongepelde grondnoten — ongeveer evenveel als in 1937 — werden verscheept, welke daar ter plaatse in de oliefabrieken werden verwerkt. Zuid-Afrika nam dit jaar belangrijk minder af (1645 ton gepelde grondnoten. tegen 6585 ton in 1937). Groot-Britannië daarentegen kocht belangrijk meer, namelijk 3737 ton in de betere kwaliteiten (in 1937 2654 ton), welke voor directe consumptie bestemd zijn. Voorts betrok Nederland 1039 ton, terwijl naar Nieuw-Zeeland en Australië eveneens een hoeveelheid van 1000 ton werd verscheept. De markt te Batavia voor Cheribon e.k. gepelde grondnoten was tot Augustus tamelijk prijshoudend; in Januari was de noteering f 10,75, in April f 10,80 en in Augustus f 10,25 per quintaal. Daarna zette een sterke daling in: de prijs bedroeg einde 1938 niet meer dan f 6,90 per quintaal. Kapokpitten. De export van kapokpitten is in 1938 zeer sterk gedaald en bedroeg niet meer dan 9032 ton, ter waarde van f 186 000, tegen 16 750 ton ter waarde van f 580 000 in 1937. De grootste afnemer was Japan met 5196 ton, terwijl naar Groot-Brittannië 3837 ton kon worden afgezet, dank zij gunstige vrachtverhoudingen, waardoor export naar Europa loonend werd. HANDEL 209 Het grootste gedeelte van den oogst werd door de oliefabrieken in Neder landsch-Indië gekocht. De prijs te Soerabaja was gemiddeld in Januari f 2,10 per quintaal, in April f 1,70; in Juli trad een daling in, welke de prijs per quintaal tot f 1,15 in October terugbracht. In December trokken de prijzen weer iets aan, tot f 1,30. Palmolie. Ook in 1938 nam palmolie onder de geëxporteerde plantaardige oliën de belangrijkste plaats in; de uitvoer bedroeg 220 702 ton ter waarde van f 16 527 000, tegen 197 147 ton, vertegenwoordigende een bedrag van f 26 126 000 in 1937, hetgeen meer is dan de gezamenlijke uitvoerwaarde van alle andere plantaardige oliën en oliezaden, met uitzondering van copra. De productie en export van palmolie, welk product uitsluitend van de Buitengewesten afkomstig is, bewegen zich nog steeds in stijgende lijn. De grootste afnemer is de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, waar palmolie als grondstof voor de fabricage van plantaardige consumptie-vetten en in de zeepindustrie wordt gebruikt. Een potentieel gevaar voor den afzet in Amerika blijft steeds het daar te lande voortgebrachte katoenzaad; de uit dit product gefabriceerde olie wordt voor dezelfde doeleinden — behalve in de zeepindustrie — gebruikt als palmolie. Gezien deze onderlinge vervangbaarheid, wordt de omvang van den uitvoer van palmolie naar Amerika bepaald door de uiteraard in verband met de conjunctuur schommelingen wisselende behoeften van de verwerkende industrieën, alsmede door de grootte van den katoenzaadoogst in dat land. Dank zij de heffing van een „excise tax" op de uit het buitenland afkomstige oliehoudende producten, genieten de binnenlandsche producenten van soortgelijke artikelen bovendien een aanzienlijke bescherming. De export naar de Vereenigde Staten van Amerika bedroeg in 1938 114 800 ton, ter waarde van f 8 805 000, of ruim 50 % van den totalen palmolie-uitvoer. In 1937 waren deze cijfers 142 700 ton of ruim 72 % van den geheelen export ter waarde van ruim f 18 778 000. Deze achteruitgang was, wat de hoeveelheid betreft, te wijten aan een grooteren katoenzaadoogst, gepaard gaande met een verminderde vraag van de zijde van de verwerkende industrieën. Het tweede belangrijke bestemmingsland was Nederland, waarheen 63 780 ton (ter waarde van f 4 786 000) werd verscheept, van welke hoeveelheid ruim de helft (37 000 ton) „voor order"-posten vormde. In 1937 luidden deze cijfers 34 884 ton, waarvan resp. 21 511 ton „voor order". Een gedeelte van deze „voor order"-verschepingen was bestemd voor Midden-Europcesche landen, als Duitschland en Tsjechoslowakije. Engeland nam in 1938 weer meer palmolie af (11 947 ton) dan in 1937, toen de export naar dit land terugliep tot 1835 ton. De in Engeland geheven preferentieele rechten ten gunste van de Dominions, waardoor de eveneens van goede kwaliteit zijnde palmolie uit Malakka een voorsprong heeft op de Engelsche markt, is oorzaak, dat Groot-Britannië als afzetgebied voor palmolie, afkomstig uit Nederlandsch-Indië, van geringe waarde is geworden. Naar Duitschland werd nog slechts 2571 ton rechtstreeks geëxporteerd, tegen 4273 ton in 1937. De olie-export met bestemming Italië nam niet onbelangrijk toe (van 8325 ton in 1937 tot 11 256 ton); een gedeelte van deze hoeveelheid bestond evenwel uit „voor order"-posten. De Unie van Zuid-Afrika nam in 1938 3743 ton af, Canada 4434 ton, terwijl naar Singapore 3931 ton werd uitgevoerd. Do groote prijsdaling, welke in het midden van 1937 inzette tengevolge van den grooteren katoenzaadoogst en de afnemende consumptievraag in Amerika, vond in 1938 verderen voortgang. In 1937 liep de prijs van £ 30.10. —, per ton soft palm oil terug tot aanvan kelijk £ 22.—, terwijl 1938 werd ingegaan met een prijs van +' £ 17.— voor dichtbij en voor latere levering van £16.10, in verband met den te verwachten 209 BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 21 Onder de overige bezoeken door vreemdelingen van aanzien in 1938 aan Nederlandsch-Indië gebracht, moge nog worden genoemd dat van den Vice admiraal Le Bigot, chef der Fransche Marine in het Verre Oosten, die een niet-officieel bezoek aan Java bracht. Onder de personen, die voor studiedoeleinden Indië bezochten, kunnen worden genoemd Prof. G. H. Bousquet, hoogleeraar in de Economie aan de Universiteit ran Algiers, die Java, Lombok en Sumatra bezocht voor de bestudeering van waagstukken betreffende den Islam, het moslimsche recht en de codificatie van het adatrecht, Dr. Haigh, botanist van het Departement van Landbouw van de Regeering van Ceylon, voor de studie van de kma- en de kapokcultuur, en Ir. Sejoumé der Société des Sucréries Coloniales voor de Java-suikercultuur en -industrie. Sir Frank Stockdale, adviseur voor Landbouw van het Britsche Departement van Koloniën, bezocht Java en Sumatra voor landbouwkundige studies. De heer S. R. de Villiers, ambtenaar van het Departement van Land bouw en Boschbouw te Pretoria, bestudeerde in Nederlandsch-Indië de tabaks cultuur. Prof. Dr. Hugo Salomon, voorzitter der Nationale Commissie voor de bescherming der Zuid-Amerikaansche fauna, maakte in Nederlandsch-Indië studie van de maatregelen op het gebied der natuurbescherming; Prof. S. Erwin Bühning, buitengewoon hoogleeraar aan de Universiteit van Koningsberg, onder nam een botanische studiereis door Nederlandsch-Indië. De heer Bouriquet, chef van den landbouwkundigen dienst van het gouvernement van Madagaskar, hoofd van het phytopathologisch laboratorium te Tananarive, bezocht verschil lende verwante Indische instellingen voor studiedoeleinden. De leprabestrijding had de belangstelling van Dr. J. C. Austin, hoofd van het Central Leper Station te Makongai (Fidji-eilanden). Het Protocol van het ceremonieel bij aankomst van Nederlandsch-Indië bezoekende hooge vreemde civiele en militaire autoriteiten is opgenomen in Bb. n°. 14094. c. Grenskwesties. In het grensgebied op Timor kwam slechts één veediefstal voor, gepleegd door Portugeesche onderdanen; bij onderzoek bleek dat het hier betrof het terughalen van vee, dat vroeger door Nederlandsche onderdanen was ontvreemd. De verhouding met de Portugeesche autoriteiten was goed; langs de grens werd door Nederlandsche patrouilles geregeld controle uitgeoefend. d. Bedevaart. Het aantal Mekkagangers uit Nederlandsch-Indië vertoonde andermaal een stijging. Bedroeg het aantal in het seizoen 1936—1937 5403, voor den Hadj 1937 —1938 steeg dit tot 10 347, van wie 3868 personen van Java (v. j. 2729) en 6479 (v. j. 2674) uit de Buitengewesten. De Indische Regeering verklaarde geen bezwaar te hebben tegen de door de Regeering van Britsch-Indië voorgestelde verlaging van het quarantaine-recht voor het Kamaran-station van 8 op 3 roebels voor Britsch-Indisehe pelgrims. Van de mede voorgestelde verlaging van het recht voor Nederlandsch-Indische bedevaartgangers tot 4 roebels meende Zij voor 1938 te moeten afzien, aangezien de passages, waarin het quarantaine-recht begrepen is, voor de bedevaart 1938—1939 reeds voor het meerendeel waren voldaan en restitutie op verschil lende bezwaren stuitte. Overweging der aangelegenheid voor het volgend pelgrims seizoen werd echter toegezegd. Voorts verklaarde de Indische Regeering zich aceoord met het voorstel der Britsch-Indisehe Regeering tot wijziging van artikel 9 (6) van het Kamaran tractaat (I. S. 1927 n°. 448) inzake het medisch beheer van het Kamaran quarantaine-station, welk voorstel verband hield met het tusschen Engeland en Italië getroffen aceoord inzake de toevoeging van een Italiaansch arts aan den medischen staf van den gezondheidspost. De uitzending van den Italiaansehen functionaris had eerst in 1939 plaats. e. Wetenschap en kunst. Door het Australisch Gouvernement werd de medewerking der Indische Regeering verzocht voor een studiereis van den geoloog van het bestuur van het Mandaat-gebied van Nieuw-Guinea, N. H. Fisher DE ECONOMISCHE TOESTAND 210 grooten katoenzaadoogst. Daarna fluctueerde de prijs tot Maart 1938 tusschen £ 17.10 en £ 16.10, waarna hij verder daalde in Mei d. a. v. tot £ 14.7.6. In September werd het lage niveau van £ 12.17.6 per ton soft palm oil bereikt. Tenslotte eindigde het jaar 1938 met een prijs van £ 13.6.6 directe levering en Februari/Maart £ 13.12.6. Kapok. Gedurende 1938 liep de uitvoer in vergelijking met 1937 terug, voornamelijk tengevolge van de verminderde vraag uit de Vereenigde Staten van Amerika. De afnemers in dit gebied hadden vrij groote voorraden gevormd en teerden hierop in, zoodat aldaar gedurende dit proces, doch ook nadat deze stocks waren geliquideerd, slechts weinig werd gekocht. De sterk verminderde uitvoer naar Amerika moet aan den conjunctuuromslag in dit gebied worden geweten, waardoor de omzet van luxe-artikelen, zooals refrigerators en andere dergelijke gebruiksvoorwerpen, waarin kapok wordt verwerkt, afnam, terwijl de spoorwegen de vernieuwing van hun rollend materiaal inkrompen. Aangezien kapok in groote hoeveelheden als isolatie- en vibratie-dempend-materiaal bij de fabricage van wagons en koelwagons wordt gebruikt, was deze politiek der spoorwegen van grooten invloed op het verbruik. Australië en Nieuw-Zeeland bleven regelmatig in de markt, terwijl do uitvoer naar Nederland iets toenam. Het voor het licentiejaar 1 September 1937/31 Augustus 1938 vastgesteld uitvoer-quotum van 25 000 ton bleek dan ook belangrijk te hoog te zijn. De totale kapokuitvoer bedroeg in 1938 14 866 ton, tegen 17 241 ton in 1937. De voornaamste afnemers waren de Vereenigde Staten van Noord- Amerika met 5794 ton (v. j. 7926 ton) of 38 % (v. j. 46 %), Australië met 3601 ton (v. j. 3863 ton) of 23 % (v. j. 20 %), Nederland (mcl. v. o.) met 2527 ton (v. j. 2174 ton) of 16 % (v. j. 13 %). Nieuw Zeeland en Singapore waren met onderscheidenlijk 973 ton (v. j. 1069 ton) en 988 ton (v. j. 1033 ton) ook van beteekenis. Door aanhoudende regens werd de kapokproductie nadeelig beïnvloed; aan genomen mag worden, dat het voor export bestemde kwantum van den oogst gedurende seizoen 1938/1939 +' 30 % lager was dan in het voorafgegane. Citronella-olie. Het jaar 1938 werd gekenmerkt door een bijzonder groot aanbod van citronella-olie op Java, waardoor de export van dit product een stijging vertoonde van 1419 ton in 1937 tot 1894 ton in 1938, de grootste uitvoer welke ooit werd bereikt. Vond dus het aanbod gereede aftrek in het buitenland, dit geschiedde ten koste van den prijs, welke in 1938 te Batavia een belangrijke daling onderging (van f 1,19 per kg in Januari tot een gemiddelde noteering van f 0,89 in December). Deze prijsdaling werd daarbij nog sterk in de hand gewerkt door den algemeenen economischen teruggang en de politieke spanningen in Europa, factoren welke op een conjunctuurgevoelig product als citronella-olie van grooten invloed zijn. Naar Europa werden in 1938 1079 ton verscheept, tegen 844 ton in 1937. Zooals gewoonlijk vonden de belangrijkste hoeveelheden haar weg naar Erankrijk, Groot-Britannië, Duitschland en Nederland. De uitvoer naar alle bestemmingen vertoonde een stijging, met uitzondering van dien naar Duitschland. De export naar Amerika steeg van 427 ton in 1937 tot 714 ton in 1938, waarvan 649 ton naar de Vereenigde Staten van Amerika waren gericht. Kon ook in den uitvoer naar Afrika en Australië een stijging worden geconstateerd, de export naar Azië was geringer (88 ton in 1938, tegen 122 ton in 1937). Deze teruggang werd in de eerste plaats veroorzaakt, doordat als gevolg van de toenemende productie van citronella-olie op Formosa, Japan vrijwel zijn geheele behoefte uit dit eiland kon betrekken. Voorts werd de afzet naar China ernstig belemmerd door den aldaar heerschenden oorlogstoestand. Huiden en vellen. Uit het volgend overzicht blijkt, dat de uitvoer van huiden en vellen uit Nederlandsch-Indië in 1938 veel geringer was dan in 1937. HANDEL 211 De uitvoer van buffelhuiden (transparante en niet-transparante tezamen) verminderde met 115 451 stuks (34 %), die van runderhuiden (transparante en niet-transparante tezamen) met 145 365 stuks (28%), die van vellen van geiten en bokken met 340 468 stuks (15 %) en die van vellen van schapen met 85 543 stuks (39 %). De export van reptielhuiden daalde eveneens, in het bijzonder die van leguanenhuiden, welke verminderde met 35 671 stuks (33 %). Een overzicht van het prijsverloop op de Bataviaasche huidenmarkt geeft de volgende staat: De markt voor buffel- en koehuiden heeft vrij veel schommeling vertoond, vooral voor koehuiden. Het eerste kwartaal bleef deze markt vrijwel onveranderd. In Mei werden de hoogste prijzen gemaakt; dan volgt een periode van fluctuatie, terwijl in de laatste twee maanden het prijsniveau daalde. Geitenvellen vielen in Maart in prijs; bleven om het verlaagde prijspeil schommelen tot September, waarna de noteeringen voor dit artikel weer duidelijk aantrokken. Schapen vellen bleven tot Juni ongeveer op het prijsniveau van begin 1938; de prijs liep in de periode Juni/ September op, waarna een daling volgde tot het einde van 1938. De prijzen van reptielhuiden — naar de uitvoerwaarde zijn biervan de krokodillenhuiden verreweg de belangrijkste — bleven over het algemeen constant op het lage prijsniveau dat reeds begin 1938 gold. Slechts in den handel in pythonvellen bestond in het begin een sterke opleving, welke echter reeds na korten tijd verflauwde, zoodat de prijzen weder daalden tot het lage peil van begin 1938. Uitvoer van huiden en vellen in 1938 en 1937 (in stuks) DE ECONOMISCHE TOESTAND 212 Harsen. Behoudens een korte onderbreking in Augustus, liepen de notee ringen in 1938 voor damar voortdurend terug, zoodat de markt op het einde van het jaar op het laagste punt sloot. Te Batavia noteerde damar-Sumatra A/E in Januari f 38,20 per 100 kg, in April f 31,10, in Juli f 27,30, in October f 27,10 en einde December f 25,50. Voor damar Pontianak A/E waren deze noteeringen achtereenvolgens f 36,25, f 28,15, f 25,50, f 23,90 en f 22,25. Het prijsverloop van harde copal (Boea), half harde copal (Loba) en zachte copal (Melengket) gaf gedurende 1938 ook een onafgebroken daling te zien. De prijs van „Boea" daalde te Makassar van gemiddeld f 16 op f 12,50, die van „Loba" van f 16 op f 12 en die van „Melengket" van f 15,50 op f 10,50 per 100 kg. Een even ongunstig prijsverloop viel op te merken bij de damar hiroe („Pale East Indian Makassar''), waarvan einde 1938 de noteeringen gemiddeld f 5 per 100 kg lager waren dan in het begin. Slechts de prijzen van benzoë konden zich gedurende het geheele jaar 1938 vrijwel op hetzelfde niveau handhaven. De uitvoer van copal en damar was gedurende 1938 belangrijk minder dan in 1937; daarentegen vertoonde de uitvoer van benzoë ten opzichte van 1937 nog een geringe stijging. Uit de volgende uitvoercijfers (in tonnen van 1000 kg netto) is zulks nog nader te zien: Van den uitvoer van damar mata koetjing uit Java en de Buitengewesten waren 1260 ton (34 %) gericht naar de Vereenigde Staten van Amerika. Damar, andere dan mata koetjing, werd voor 51 % naar Singapore verscheept. Van de uitgevoerde copal gingen 3847 ton (35 %) naar de Vereenigde Staten van Amerika, 2541 ton (23 %) naar Engeland en 1040 ton naar Duitschland. De uitvoer naar Italië en Nederland, welke in 1937 nog 1055 en 1607 ton bedroeg, liep in 1938 terug tot 140 en 892 ton. Hoeden. De uitvoer van bamboehoeden uit Java daalde van 3 331 676 stuks in 1937 tot 2 924 699 stuks in 1938. Singapore en Egypte waren in laatst genoemd jaar wederom de belangrijkste bestemmingen met 1 408 535 en 637 500 stuks. Vertoonde Singapore in 1938 een geringe stijging van ruim 50 000 stuks vergeleken bij 1937, de uitvoer naar Egypte daalde daarentegen met +■ 100 000 stuks. De export van pandan-splithoedsn uit Java verminderde eveneens en wel van 960 802 stuks in 1937 tot 849 564 stuks in 1938, waarvan naar Frankrijk en Australië ieder ruim 250 000 stuks. De uitvoer naar Australië steeg met +" 100 000 stuks vergeleken bij 1937, daarentegen daalde die naar de Vereenigde Staten van Amerika met ± 150 000 stuks (van 316 798 stuks in 1937 tot 170 914 stuks in 1938). De uitvoer van gewone pandan-hoeden uit Java vertoonde in 1938 een gevoelige daling met ruim 4 000 000 stuks vergeleken bij 1937. In laatstgenoemd jaar bedroeg deze 15 614 486 stuks, tegen 11 394 474 stuks in 1938. Deze daling komt voornamelijk voor rekening van de Vereenigde Staten van Amerika, fiaar welk HANDEL 213 land 6 683 630 stuks werden uitgevoerd, tegen 9 859 564 stuks in 1937. De uitvoer naar Frankrijk en Australië bedroeg resp. 2 379 490 en 1 114 239 stuks. De prijzen voor alle categorieën zijn in het afgeloopen jaar, evenals in 1937, zeer onbevredigend geweest en hebben een ongekend laag niveau bereikt. De vooruitzichten in de naaste toekomst geven weinig hoop op verbetering. Rijst. De uitvoer van Nederlandsch-Indische rijst naar het buitenland was van minder beteekenis dan in 1937 en heeft slechts ± 17 000 ton bedragen. Oorzaken hiervan waren de groote concurrentie van Amerikaansche rijst in Europa en tegenvallende oogsten op Lombok. De kans op uitvoer van eenige beteekenis van Nederlandsch-Indische rijst gedurende 1939 is, gezien het aanzienlijk lagere prijspeil der buitenlandsche markten, gering te achten. Maïs. De opbrengsten der maïsoogsten bleven in 1938 aanzienlijk beneden die van 1937. De oogstraming voor 1938 geeft een opbrengst van 1 899 000 ton, tegen 2 037 000 ton in 1937. Tijdens het afkomen van den hoofdoogst gedurende de maanden Januari/ Maart 1938 was de belangstelling voor het product voor export naar het buiten land zeer gering. Japan, de grootste afnemer, had met deviezen-moeilijkheden te kampen. Als gevolg van de groote consumptieve vraag in het binnenland bleek de bij de voorafgegane jaren vergeleken geringe belangstelling van exportzijde toch voldoende, om de prijzen op een vrij hoog niveau te handhaven. De uitvoer heeft bedragen: Ook in Zuid-Celebes zijn de maïsoogsten door slechte weersomstandigheden minder gunstig geweest dan in 1937. Het prijsverloop was als volgt: !) De noteeringen golden in de aangegeven maanden voor leveringen Januari/Maart 1939 uit den nieuwen oogst. DE ECONOMISCHE TOESTAND 214 In den loop van het derde kwartaal werd de marktpositie van het product belangrijk minder gunstig. De tusschenoogst op Java had een goede opbrengst geleverd. De record-oogsten in de Vereenigde Staten van Amerika, de naderende Argentijnsche maïsoogst en de steeds dalende wereldprijzen verminderden de kansen voor uitvoer van de uit den nieuwen Nederlandsch-Indischen oogst verwachte overschotten naar Europa. Tegen het einde van 1938 toonden slechts de Japansche exporteurs eenige belangstelling voor het product tot lage prijzen, welke echter nog boven het niveau lagen, waarop belangstelling uit Europa kon worden verwacht. Ten aanzien van de grootte van den hoofdoogst werden gunstige verwachtingen uitgesproken. Ter bescherming van het prijspeil van maïs tijdens het afkomen van dien oogst werd een beroep gedaan op Nederland, om de z.g. „maïsregeling" wederom in werking te stellen. Met ingang van 1 Januari 1939 werd bij invoer van Nederlandsch-Indische maïs in Nederland een reductie gegeven op de monopolie-heffing van 35 cent per 100 kg; als gevolg van deze tegemoetkoming en een vrachtverlaging werd de export naar Nederland wederom mogelijk gemaakt. Op 2 Januari 1939 werd een prijs van f 3 per 100 kg franco Soerabaja voor gele maïs betaald. Hoewel in 1938 de uitvoeren naar Japan kwantitatief veel kleiner waren dan in 1937, bleef dit land toch nog de grootste afnemer van Nederlandsch-Indische maïs. De tweede plaats werd ingenomen door de Scandinavische landen, terwijl Nederland de derde plaats innam. De verhouding was als volgt: Kedelee of sojaboonen. De kedelee-cultuur is uitsluitend bevolkingscultuur; de productie is hoofdzakelijk voor binnenlandsch verbruik bestemd. Tot omstreeks 1934 overtrof de consumptie de productie, zoodat, voornamelijk uit Mandsjoerije, groote hoeveelheden sojaboonen moesten worden ingevoerd. Door sterke uitbreiding van de cultuur op Java is de laatste jaren de invoer van de z.g. Dairen-kedelee van 40 a 50 000 ton 's jaars tot vrijwel nihil teruggelcopen, terwijl Java zelf thans exporteert. De uitvoer beliep in 1938 9049 ton, ter waarde van f 670 000, tegen 11 663 ton ter waarde van f 550 000 in 1937. Ging in 1937 nog een gedeelte van den export naar Nederland, in 1938 was de uitvoer uitsluitend gericht op Singapore en Penang, waarheen resp. 7529 ton (in 1937 1795 ton) en 1518 ton (in 1937 746 ton) werden verscheept. Klapperolie. De export van klapperolie, welke in 1937 nog 27 960 ton ter waarde van f 6 094 000 bedroeg, liep in 1938 aanzienlijk terug tot 20 021 ton met een waarde van f 2 536 000, welke hoeveelheid vrijwel geheel afkomstig was van Java en Madoera. Voor de locale consumptie werd nog een kleine hoeveel heid in de Buitengewesten gefabriceerde klapperolie op Java ingevoerd. De export van klapperolie bedroeg naar schatting niet meer dan 15 % van de binnenlandsche consumptie en vindt alleen plaats, wanneer het prijsniveau op de buitenlandsche markten daartoe aanleiding geeft. De hoeveelheid, welke met bestemming Nederland werd verscheept, bedroeg 9695 ton of bijna 50 % van den totalen uitvoer, waarvan ruim 8000 ton „voor HANDEL 215 order "-posten; in 1937 waren deze cijfers 23 375 ton of 80 % van den totalen export. Andere belangrijke afnemers in 1938 waren Zweden met 2609 ton, Canada met 3251 ton en de Unie van Zuid-Afrika met 2138 ton, welke landen in 1937 niet in de uitvoerstatistiek voorkwamen. De export naar Zuid-Amerika liep van 1423 ton terug tot 839 ton. De prijzen van klapperolie daalden in 1938 geleidelijk van f 16,25 (ex tank Botterdam) per quintaal tot f 12,12 i; in 1938 bedroeg het prijsgemiddelde voor dit product f 14,30, d.i. belangrijk lager dan de gemiddelde noteering in 1937, welke f 21,25 bedroeg. Katjang-olie. De uitvoer van katjang-olie bedroeg in 1938 10 331 ton, ter waarde van f 1 991 000. In 1937 waren deze cijfers 9058 ton en f 1 902 000. Van den totalen uitvoer, welke vrijwel geheel afkomstig was van Java, ging 6496 ton naar Singapore, van waar doorvoer plaats heeft naar de omringende landen. Voorts werd 2362 ton rechtstreeks naar Hong Kong verscheept (in 1937 2454 ton). De export naar Thailand bedroeg 564 ton (in 1937 324 ton), naar Penang 715 ton (in 1937 535 ton). Nederland, waarheen in 1937 een zeer geringe hoeveelheid (182 ton) werd geëxporteerd, nam in 1938 van dit product niets af. Naar Britsch Noord-Borneo en de Philippijnen werden eenige kleine partijen verscheept. In Januari was de gemiddelde prijs f 20,48 per 100 kg prima katjang-olie, in Maart f 17; het gemiddelde voor Juni bedroeg f 14,81 en voor October f 12,96, terwijl in December de prijs f 13,19 bedroeg. 3. Invoerhandel en landen van herkomst Wanneer men de uitkomsten van het jaar 1938 toetst aan die van 1937, valt deze vergelijking stellig ten nadeele van 1938 uit. Toch mag het jaar 1938 niet als een uitgesproken ongunstige periode worden gekenschetst. Al bleven de uitkomsten beneden de gekoesterde verwachtingen, toch zijn de resultaten voor den importhandel in 1938 ongetwijfeld gunstiger geweest dan in 1936 en 1935. De volgende tabel geeft een vergelijkend overzicht van den invoer in Neder landsch-Indië gedurende de jaren 1937 en 1938, zoowel naar de waarde als naar het gewicht. Invoer (exclusief goud, zilver, postpakketten en passagiersgoederen) DE ECONOMISCHE TOESTAND 216 De staat, voorkomende op blz. 218/219, geeft een beeld van de invoer waarden der voornaamste artikelen en groepen van artikelen in 1938, gespeci ficeerd naar de belangrijkste landen van herkomst. Manufacturen. Bij beschouwing van de manufacturenmarkt valt onmid dellijk op, dat de markt per 31 December 1938 een veel gezonder aspect vertoonde dan einde 1937 het geval was. Bij den aanvang van 1938 waren de vooruitzichten al zeer weinig hoopvol. De importhandel ging gebukt onder den last van vertraagde leveringen op dure, in de kortstondige hausse-periode afgesloten contracten. De voorraadpositie was als gevolg van een volkomen overschatting van het opnemingsvermogen van de markt dermate ruim geworden, dat reeds in November 1937 de uitgifte van invoertoewijzingen nagenoeg geheel was stopgezet. De koopkracht der bevolking nam gestadig af. In de eerste maanden waren de binnenkomende marktberichten nog steeds in mineur gestemd. Weldra bleek echter, dat de drastische maat regelen door het Departement van Economische Zaken ter saneering van de markt getroffen, hun uitwerking niet misten. De abnormaal hooge voorraden gingen successievelijk in consumptie en importeurs slaagden erin allengs ook voor sommige Europeesche doeksoorten afzetmogelijkheden te vinden. Het tweede kwartaal was, althans op Java, na het afkomen van den padi oogst reeds alleszins bevredigend. In de Buitengewesten daarentegen bleef de markt nog gedrukt, daar als gevolg van de slechte rubber- en copraprijzen de HANDEL 217 koopkracht gering was. Bij het saneeringsproces moest met groote omzichtigheid worden tewerk gegaan teneinde te voorkomen, dat de voor de armere groepen der bevolking onmisbare goedkoopere manufacturen, welke vrijwel uitsluitend uit Japan worden betrokken, teveel in prijs zouden stijgen. Door manipulaties met buffervoorraden kon het beoogd resultaat echter volledig worden bereikt, waarbij de omstandigheid, dat Japan in de 2de helft des jaars met steeds lager noteeringen afkwam, ongetwijfeld een gunstige factor was. Op regelmatige tijdstippen had voorts op grond van periodiek verzamelde gegevens omtrent voorraadpositie en omzetten een gesystematiseerd overleg met den importhandel plaats met het resultaat, dat- aan den aanvang van de nieuwe contingenteerings periode (22 September 1938) de voorraadpositie reeds vrijwel tot het normale peil was gereduceerd en aan het einde des jaars de stock-positie ook in de tweede en verdere hand geen aanleiding tot- bezorgdheid meer behoefde te geven. De behoedzame wijze, waarop de bij den aanvang van het jaar aanwezige te ruime voorraden werden gesaneerd, had ten gevolge dat waar in verscheidene gevallen niet aan verliezen kon worden ontkomen, deze verliezen over het geheel genomen beperkt bleven. De geleidelijke verbetering van de voorraadsituatie, gepaard aan het terugloopen der noteeringen in de landen van herkomst, resulteerde in een verlaging van het doorsneeprijspeil en een vermindering van den afstand tusschen de prijzen van gecontingenteerde en gelicentieerde stoffen. Dit had ten gevolge, dat de contingenteeringen aan haar doelstelling beantwoord den, aangezien de afzetten van manufacturen uit de beschermde landen toenamen. In het algemeen kan worden gesteld dat in 1938 de importhandel van manufac turen een niet overmatige doch alleszins redelijke belooning heeft opgeleverd voor de daaraan verbonden werkzaamheden en risico's. IJzer en staal. In de laatste maanden van 1937 trad een daling in van de wereldmarktprijzen. Deze daling zette zich gedurende het jaar 1938 voort. De concurrentie tusschen Europa en Amerika op de exportmarkten deed zich opnieuw gevoelen en aangezien de vraag van de zijde der walswerken in 1938 geringer was dan in 1937, brokkelden de prijzen steeds verder af. Niet onbelangrijk werd de markt soms beïnvloed door politieke onrust, vooral tegen het einde van September in de aan de overeenkomst van München vooraf gegane dagen. Op het hoogtepunt van die politieke crisis bleven de orders zelfs geheel uit. Het aspect was derhalve wel zeer verschillend van dat in 1936 en 1937, toen de bewapeningswedloop der naties aan de metaalmarkt nog een dermate grooten psychologischen steun gaf, dat prijsstijgingen van meer dan 100 % regel waren. Weldra kwamen producenten tot het inzicht dat een ongebreidelde onderlinge concurrentie in de zoozeer gewijzigde omstandigheden het gevaar met zich bracht van een totale ineenstorting van het prijsniveau. Dit inzicht deed de behoefte ontstaan aan internationale afspraken, tengevolge waarvan de dalende prijsbeweging een geleidelijk verloop had en groote schokken daarbij uitbleven. Bij tijden was de markt zelfs zeer vast, zoodat de conclusie alleszins gewettigd is, dat de ijzer- en staalmarkt gedurende 1938 over het geheel genomen een beter aspect heeft vertoond, dan bij den aanvang des jaars werd verwacht. Deze gang van zaken weerspiegelde zich op de Nederlandsch- Indische markt. De voorraden waren aan den aanvang van 1938 nog zeer ruim en bij den dalenden tendens zelfs te ruim. Door een voorzichtige inkooppolitiek, welke duidelijk tot uitdrukking komt in de invoercijfers, gingen de surplusvoorraden allengs in consumptie met het gevolg dat einde 1938 de stock-positie weder volkomen gezond was. Gedurende 1938 ondervond de ijzermarkt wederom een belangrijke steun van orders door het Gouvernement en verschillende locale ressorten, geplaatst ter uitvoering van groote werken. Zoo is de invoer van profiel- en beton-ijzer in 1938 slechts weinig achtergebleven bij die in 1937. Ook door het particuliere bedrijfsleven werden verschillende belangrijke werken geëntameerd. nANDEL 219 OVERZICHT der waarden van de voornaamste artikelen en groepen van artikelen (met uitzon* gemunt en ongemunt goud en zilver), gedurende 1938 in Nederlandsen- n e tngevoer particulieren en het Gouvernement, gespecificeerd Vijkste landen van herkomst (in duizenden guldens) DE STAATKUNDIGE TOESTAND 22 naar Java, voor een nadere kennisneming van de werkwijze van den Indischen Vulkanologischen Dienst. Dr. Stehn diende den heer Fisher bij dit bezoek van voorlichting. Aan het American Museum of National History te New-York werd vergunning verleend tot het uitzenden van een expeditie naar Noordoost Nieuw-Guinea, op voorwaarde dat daaraan door Indische deelneming een gemengd karakter zou worden gegeven. Van Amerikaansche zijde namen aan de expeditie deel de heeren R. Archbold, leider, A. Li. Rand, assistent-leider en ornitholoog, W. B. Richardson, zoöloog, en L. J. Brass, botanicus, zoomede een piloot en een drietal vliegtuigtechnici; van Nederlandsche zijde: Dr. L. J. Toxopeus, entomoloog, leeraar aan het Lyceum der Carpentier Alting-stichting te l! en Dr. J. H. Meijer Drees, houtvester-botanicus van het Boschbouwproefstation te Buitenzorg, zoomede een assistent-preparateur en een assistent-boschbouw kundige. Ter dekking van de expeditie werden beschikbaar gesteld een militair detachement ter sterkte van 3 brigades infanterie, met 1 kapitein, 1 luitenant en 1 fourier, zoomede 1 officier van gezondheid, 1 ziekenverpleger en 1 luitenant met 2 schrijvers voor de administratie. Vrije Dajak-koelies en Inheemsche veroordeelden verrichtten de dragersdiensten. De expeditie vestigde haar basis te Hollandia en ving de exploratie van het gebied der Idenburg- en Habbema-rn deren aan. waar basis-kampen werden gevestigd van waar verdere tochten zuidwaarts naar het centrale hooggebergte werden ondernomen. Zoowel voor het personen- als goederentransport werd gebruik gemaakt van een door de Amerikaansche deelnemers medegevoerd watervliegtuig. Aan den leider der expeditie, den heer Archbold, werd voorts door den Directeur van Verkeer en Waterstaat vergunning verleend tot den aanleg en het gebruik voor den duur van do werkzaamheden der expeditie van een radiotelegraafstation te Hollandia en een drietal verplaatsbare radiostations, onderscheidenlijk aan boord van het watervliegtuig en bij de beide expeditie groepen. Aan de onder leiding van Dr. P. Fejos staande film-expeditie, welke werd gesteund door de Koninklijke Zweedschè Akademie van Wetenschappen, werd vergunning verleend voor het doen van opnamen en het verzamelen en uitvoeren van zoölogisch materiaal in Nieuw-Guinea. tijdens een expeditie, aangevangen van het Australische gebied uit. Vergunning werd voorts gegeven voor een entomologische exploratie op Waigoe en Japen (Noordoost en Noordwest Guinea) door Mejuffrouw L. E. Cheesman, ten behoeve van de afdeeling Natuurlijke Historie van het Britsch Museum. Op voorstel van den Landsarchivaris werd op kosten van de Indische Regeering door het Algemeen Rijksmuseum te Amsterdam een repliek in brons vervaardigd van de „Dirck Hartoghs Schotel" (het merkbord, door den V.0.C. -schipper Dirck Hartog op de West-Australische kust opgericht, ter gelegenheid van zijn landing daar in 1616 en zich thans in originali bevindend in het Rijks museum). Deze repliek werd door de Indische Regeering door bemiddeling van den Nederlandschen Consul te Perth aangeboden aan de Regeering van West-Australië, die het voorwerp ter beschikking stelde van de Western Australian Historical Society. Door genoemd Genootschap werd voorts op den vuurtoren van Dirck Hartogseiland dicht bij de plaats van de landing van 1616, een bronzen herdenkingsplaat, met inscriptie aangebracht. Medewerking werd door de Indische Regeering toegezegd voor het beschik baar stellen van fotocopiën van documenten uit bet Landsarchief, betrekking hebbend op de Portugeesche cultuur in Zuidoost-Azië, ten behoeve van de te Lissabon in 1940 te houden tentoonstelling ter gelegenheid van het 800-jarig bestaan van Portugal. f. Internationaal Roode Kruis. De behartiging der Indische belangen ter XVTde Internationale Roode Kruis-conferentie te Londen, van 20 tot 24 Juni 1938 gehouden, werd opgedragen aan het lid der Nederlandsche delegatie Dr. J. W. Mever Ranneft. DE ECONOMISCHE TOESTAND 220 Kramerijen, provisiën en dranken. In deze branches was het verloop van zaken gedurende 1938 uitgesproken minder gunstig dan in 1937. De omzetten van kramerijen waren belangrijk kleiner, terwijl ten aanzien van provisiën en dranken de door importeurs gekoesterde verwachtingen van de nieuwe bezoldigingsregeling der ambtenaren niet in vervulling zijn gegaan. De concurrentie in laatstgenoemde branche is dermate scherp, dat de detail handel veelal met zeer geringe winstmarges moet genoegen nemen, terwijl voor den groothandel het risico hier grooter is dan bijv. in den manufacturenhandel. Hoewel de door sommige Chineesche handelaren ingestelde boycot tegen Japansche artikelen gedurende 1938 allengs in omvang afnam, werd toch de gang van zaken voor sommige artikelen nog in hooge mate door de boycot beweging beïnvloed. Zoo bedroeg de invoer van Japansche sardines in blik in 1938 slechts iets meer dan 7 m/m kg bruto, tegen ruim 9,7 m/m kg bruto in 1937. Naar rijwielonderdeelen ontstond in het 2de kwartaal van 1938 een groote vraag, welke echter in de tweede helft van het jaar wederom afnam. 4. Binnenlandsche handel De daling der prijzen van de meeste exportproducten, welke, na de opleving in 1937, nog in datzelfde jaar is ingetreden, zette zich ook in 1938 voort, totdat in het tweede semester over het algemeen een herstel intrad. Deze prijsbeweging in den buitenlandschen handel was — zooals gewoonlijk — van invloed op het verloop der kleinhandelprijzen, hoewel de veranderingen zich daarbij in een langzamer tempo voltrokken. Ofschoon de klein- en tusschen handel — vergeleken bij 1937 — over het algemeen beschouwd een vermin derden omzet toonden, staken zij in 1938 ten opzichte van vroegere jaren niet ongunstig af. In de rubbergebieden der Buitengewesten kwam na de uitreiking van oogst vergunningen, waarop in den regel een levendige handel in „coupons*' volgt, een periodieke opleving, maar deze tijdelijke hausses gaven geen verbetering in den totalen omzet. Een duidelijke teruggang werd waargenomen in den verkoop van luxe artikelen als gramophoons, naaimachines, luchtdruklampen en fietsen. Met uitzondering van de kapokgebieden, was op Java de terugslag na de hausse in 1937 minder voelbaar dan in de Buitengewesten. Het- pasarbezoek is — vergeleken met 1937 — over het algemeen stationnair gebleven, terwijl de verkregen retributies in vele streken zelfs hooger waren dan in 1937. De weder in werking gestolde suikerfabrieken brachten plaatselijk meer bedrijvigheid, welke den pasar- en waroenghandel ten goede kwam. De achteruitgang van den economischen toestand der bevolking in de Buiten gewesten sloeg gedeeltelijk terug op Java; uit dit gebiedsdeel werden minder nijverheidsartikelen (o.a. batiks en bontgeweven sarongs) naar de Buitengewesten uitgevoerd, hetgeen de inkomsten der betrokken nijveren deed verminderen. Opmerkelijk is echter, dat de uitvoer van sigaretten en strootjes naar de Buiten gewesten grooter was dan in 1937. Omtrent de op het gebied van den binnenlandschen handel gegeven voor lichting kan het volgende worden medegedeeld. Om aan de binnenlandsche handelsvoorlichting bij de bevolking meer bekend heid te geven en eventueel misverstand over wezen en doel van dezen tak van voorlichting weg te nemen, werd in 1938 — in samenwerking met de Volks lectuur — een brochure in het Javaansch en Maleisch uitgegeven, waarin op eenvoudige wijze is uiteengezet, met welk doel de Indische Regeering den dienst in het leven heeft geroepen. In verband met het feit, dat in de praktijk de Binnenlandsche Handel en de Coöperatiedienst in vele gevallen op hetzelfde terrein werken (men denke aan inkoop- en verkoopsorganisaties van producenten) en beide diensten in verband hiermede met ingang van 1939 werden samen gesmolten onder den naam van „Coöperatie en Binnenlandsche Handel", werd het wenschelijk geacht, in dat geschriftje ook de Coöperatie te behandelen. HANDEL 221 Ondanks net feit, dat de brochure niet gratis wordt verstrekt (te verkrijgen tegen 10 cent per stuk), werden de eerste 1250 Maleische exemplaren binnen een paar maanden verkocht en moest in verband met de vele aanvragen tot een herdruk worden overgegaan. Verheugend is het feit, dat de koopers voor een groot deel volksonderwijzers zijn, die, door hun nauw contact met de bevolking en vooral met de jeugd, bij de voorlichting als schakel kunnen fungeeren. Behalve door geschriften tracht men aan de binnenlandsche handels voorlichting bekendheid te geven door middel van het gesproken woord. Hiervoor werden op verschillende plaatsen lezingen gehouden, waarbij lichtbeelden van coöperatieve vereenigingen en van Inheemsche middenstanders en hun bedrijven werden vertoond. Deze wijze van propaganda is vooral psychologisch van belang, omdat de lichtbeelden meer publiek trekken en het gesprokene ook geloof waardiger maken. Ter propageering van hetgeen de Inheemsche nijveren, dank zij de technische voorlichting van de Afdeeling Nijverheid van het Departement van Economische Zaken, reeds hebben bereikt, wordt bij elke lezing een ver zameling van Inheemsche nijverheidsartikelen tentoongesteld, welke in kwaliteit en, wat van groot belang is, vooral in prijs met buitenlandsche waren kunnen concurreeren (vernikkelde lepels, vorken, tafelmessen, enz.). Om de reeds genoemde redenen worden bij de lezingen zooveel mogelijk volksonderwijzers uitgenoodigd. De vertooning van lichtbeelden van vooraanstaande figuren uit het Inheemsche bedrijfsleven (eigenaren van groote krètèk-fabrieken, batikkerijen en weverijen, landbouwbedrijven, enz.), zoo mogelijk met een uiteenzetting van hun levens loop, heeft tot doel bij de bevolking het vertrouwen in eigen kunnen te wekken of te doen herleven, hetgeen tot het entameeren van nieuwe bedrijven zou kunnen leiden. Met een uiteenzetting van het nut van den middenstand wordt langs dezen weg getracht, de vorming van den Inheemschen middenstand te bevorderen. De grootere bekendheid van en de belangstelling voor den Binnenlandschen Handel uiten zich in de toenemende verzoeken om hulp en advies, welke dooi de verschillende plaatselijke kantoren worden ontvangen. Nog steeds moeten de verkoopers van producten worden gewezen op den eisch, alleen voortbrengselen te leveren, welke met de monsters overeenkomen en zich streng aan handels afspraken te houden. Aan degenen, vooral Inheemsche producenten, die recht streeks met het buitenland in contact wenschen te komen, wordt in hun eigen belang (taal- en koersverschillen, bankreferenties) de raad gegeven, zich voor loopig tot den binnenlandschen afzet te beperken. Voor talrijke kleine producenten — zoowel op landbouw- als op nijverheids gebied — die over te lage prijzen klagen en die individueel onmogelijk invloed op de prijsvorming kunnen uitoefenen, is de meest voor de hand liggende, echter niet gemakkelijk uit te voeren oplossing: samenwerking in een verkoop organisatie. Hierin nu werken Coöperatie en Binnenlandsche Handel samen, hetgeen in de praktijk hierop neerkomt, dat de ambtenaar zich m den beginne persoonlijk met de vereeniging van bedoelde producenten bemoeit. Deze bemoeienis is echter tijdelijk en mag niet zoo ver gaan, dat ze leidt tot verslapping van eigen initiatief; zij heeft slechts tot doel de organisatie over den drempel te helpen. Hetzelfde geldt ten opzichte van producenten, die ter verlaging van productiekosten, de grondstoffen voor hun bedrijven (batikkerijen, weverijen) tegen lagere prijzen wenschen te verkrijgen. De betrokken ambtenaar verleent de belanghebbenden bij den gezamenlijken inkoop de noodig hulp en treedt bij de onderhandeling met don importeur of leverancier als tusschen persoon op. Het nut van den dienst als een gewaardeerde schakel tusschen den groot handel en den kleinen producent komt hoe langer hoe meer naar voren. Verschil lende handelslichaiui n en groothandelaren werden op verzoek o.a. met vanille planters, sereholie- en saroengproducenten in contact gebracht, welke connectie tot niet geringe leveringen heeft geleid. Voorts wordt verwezen naar de hierna te vermelden bevordering van den afzet van Demak-katoen in Semarang. DE ECONOMISCHE TOESTAND 222 Zooals in het vorig Verslag werd medegedeeld, is einde 1937 in de provincie Oost-Java met een prijsberichtgeving een aanvang gemaakt, waarbij van Soerabaja uit de groothandelprijzen van belangrijke handelsproducten geregeld twee keer per week naar het binnenland worden verzonden. De ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, van den Landbouwvoorlichtingsdienst, de Algemeene Volkscredietbank en de Handelsvoorlichting dragen zorg, dat de ontvangen cijfers zoo snel mogelijk onder de bevolking worden bekend gemaakt. Hierdoor komt de landbouwer tijdig op de hoogte van de ups en downs der prijzen, hetgeen hem bij den verkoop van zijn product van nut kan zijn. Medio 1938 werd ter controle van de in de desa door den tani verkregen prijzen een berichtgeving georganiseerd, van de desa naar Soerabaja. De uitvoering hiervan kon echter in verband met de omstandigheid, dat de met het verzamelen der gegevens belaste ambtenaren (voornamelijk 8.8.-ambte naren) reeds met werk overkropt zijn, niet vlot gaan, zoodat ten aanzien van het nuttig effect van deze proefberichtgeving nog niets kan worden gezegd. Werd in het Verslag over 1937 naar voren gebracht het groote nut van de plaatsing van ambtenaren in de Buitengewesten, in 1938 werd de behoefte hieraan nog sterker gevoeld en wel door de toenemende vraag van Java-h andelaren en producenten — zoowel Inheemsche als Chineesche — naar connecties in de Buitengewesten. Helaas konden voor de meeste plaatsen geen gegevens worden verstrekt, daar de dienst slechts in Palembang en Bandjermasin (de bezetting te Pontianak moest in 1938 wegens gebrek aan fondsen worden opgeheven) een ambtenaar heeft. Toch konden, dank zij de hulp van andere welvaartsdiensten (Landbouwvoorlichtingsdienst en Nijverheid), relaties worden aangeknoopt en transacties gesloten (bijv. afzet van thee van West-Java naar Palembang en de Lampoengs; vruchten en groenten van Semarang naar Pontianak en van Djember en Tosari naar Bandjermasin; pajoengs van Djoewiring en Kalibagor naar Bandjermasin en Makassar; saroengs van Madjalaja naar Medan en Bandjermasin). Omgekeerd trachtten handelaren en producenten van de Buitengewesten via de ambtenaren hun producten als damar, verf- en looibast, hout en rotan op Java af te zetten. Dat de gevraagde adviezen en hulp van allerlei aard en de soorten van de te koop aangeboden en gevraagde producten talrijk zijn, is reeds in het vorig Verslag medegedeeld. Voorts moesten meermalen verzoeken ten aanzien van aangelegenheden, welke niet behooren tot het terrein van den dienst (licentieering, bedrijfsreglementeering, connecties met het buitenland, credietaanvragen) naar de bevoegde instanties worden doorgezonden. Ook in 1938 werden op handelsgebied verschillende onderzoekingen verricht, zooals naar den handel van Demak-katoen, Cheribon-uien, mendong-matten van Tjaroeban (Madioen), goela-siwalan van Madoera, vee op Madoera, ikan bandeng in Sidoardjo en poeroen-matten van Bati Bati (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo). In samenwerking met de Afdeeling Nijverheid wordt getracht den afzet van Demak-katoen te vergrooten, door er poetskatoen en dweilen van te maken, welke artikelen thans nog in groote hoeveelheden moeten worden ingevoerd. De Binnenlandsche Handel zorgt voor het noodige contact met den importeur, die bereid is het Inheemsche product af te nemen. Door den kleinhandels-cursus te Batavia, waar een ambtenaar van den dienst evenals in 1937, geregeld voordrachten over handel hield, werden in 1938 acht onderwijzers afgeleverd, die alle voor de Buitengewesten zijn bestemd. Als gevolg hiervan konden op Sumatra 4 (Palembang, Padang, Fort de Koek en Padang sidimpoean), op Borneo 2 (Pontianak en Bandjermasin) en Celebes 2 (Makassar en Manado) kleinhandelsscholen worden geopend, waar aan abituriënten van standaardscholen handelsonderwijs wordt gegeven. In Augustus werden ten behoeve van de Buitengewesten weer goeroes in opleiding genomen, terwijl in October een cursus werd geopend voor onder wijzers, die voor Java bestemd zijn. HANDEL 223 Het voorafgegane seizoen 1937/1938 had voor den rijsthandel over het algemeen een gunstig verloop. Het kostte dan ook niet veel moeite om het niveau der padi-prijzen in 1938 op redelijk peil te houden. Als richtprijzen waren aangegeven f 3,25 per 100 kg voor padi boeloe en f 2,90 per 100 kg voor padi tjeré franco pellerij. In vele streken werden door rijstpellers zelfs aanzienlijk hoogere prijzen betaald. In het bijzonder gold dit in West-Java, waar in Krawang voor padi boeloe tot f 3,60 en f 3,75 werd betaald. De koopkracht van de bevolking was bij het afkomen van den Westmoesson oogst 1938 vrij groot, hetgeen een goede consumptie-vraag naar rijst in het binnenland ten gevolge had. De verkoopdrang van de zijde van den producent was tijdens het oogstseizoen om die reden minder groot dan gewoonlijk; ook bewogen de prijzen voor buitenlandsche rijst zich op een hoog niveau. In tegenstelling met andere jaren zijn de Overheidsmaatregelen te dezen in 1938 voor een niet gering deel gericht geweest op het tegengaan van prijs opdrijving. De uitvoer van Java-rijst naar de Buitengewesten werd tot het strikt nood zakelijke beperkt. In 1938 bedroeg deze uitvoer slechts + 70 000 ton, tegen 193 000 ton in 1937. Gedurende het eerste kwartaal van 1938 werd 22 500 ton rijst ingevoerd om aan de zich op Java voordoende behoefte aan goedkoope consumptie-rijst tegemoet te komen. In het derde kwartaal trad op de buitenlandsche rijstmarkten een daling in, welke eerst tegen het einde van het jaar tot staan kwam. De volgende tabel geeft een beeld van het prijsverloop van eenige binnen landsche consumptie-rijstsoorten en van dat van de overeenkomende buiten landsche kwaliteiten. Zooals boven reeds is vermeld, werd de uitvoer van Java-rijst naar de Buiten gewesten in het afgelcopen jaar tot het strikt noodzakelijke beperkt. Van de gewesten, die gewoonlijk rijst uit het buitenland importeeren, werd slechts aan de Oostkust van Sumatra de verplichting opgelegd om gedurende do maanden Juni en Juli voor 50 % van de invoerbehoefte Java-rijst te betrekken. De residenties Manado en de Molukken hebben als natuurlijk gevolg van de hooger uitkomende buitenlandsche rijstprijzen hun behoefte nagenoeg geheel in Zuid-Celebes en op Java gedekt, zonder dat hiertoe bijzondere maatregelen behoefden te worden genomen. Het beschikbare overschot uit den oogst in Zuid-Celebes werd geraamd op 60 000 ton, waarvan 1 Januari 1939 reeds ± 37 000 ton was geëxporteerd. DE ECONOMISCHE TOESTAND 224 5. Middenstandwezen In het Indisch Verslag over 1937 kon worden geconstateerd, dat de midden stand zich in de moeilijke voorafgegane jaren op een bevredigende wijze had kunnen aanpassen en de op een gezonde basis opgezette winkelbedrijven zich in het algemeen tamelijk wel hadden weten te handhaven. Het jaar 1938, dat ofschoon over het geheel genomen misschien minder gunstig dan 1937, stellig geen uitgesproken ongunstig jaar mag worden genoemd, liet die conclusie onaangetast. De Europeesche winkelbedrijven hadden over het algemeen niet te klagen en déconfitures bleven achterwege. In dit verband dient te worden bedacht, dat schommelingen in de conjunc tuur, welke onmiddellijk hun invloed doen gevoelen op het verloop van zaken in den groothandel, den detailhandel in mindere mate beroeren, vooral wanneer deze, zooals de meeste Europeesche middenstandszaken, zich specialiseert op de voorziening in periodiek wederkeerende behoeften der beter gesitueerde consumenten. Ook de aanpassing aan een hooger of lager prijsniveau heeft in zoodanige winkelbedrijven in een veel langzamer tempo plaats. Nu de jaren van grooten voorspoed reeds ver in het verleden liggen en een terugkeer daarvan voorloopig niet kan worden verwacht, is men in midden standskringen tot het inzicht gekomen dat deze als vergelijkingsobject niet meer in aanmerking kunnen worden genomen en dit ongetwijfeld gezondere inzicht heeft vele der vroeger bestaande klachten doen verstommen. Het meerendeel der Europeesche middenstandzaken, dat met eigen kapitaal werkt, heeft zich ingesteld op het behouden van een vaste clientèle, waarvan de behoeften nauwkeurig bekend zijn. Bij dit streven wordt veelal een prijzens waardig initiatief ontwikkeld, dat met name hierin zijn belooning vindt, dat afnemers, die gesteld zijn op goederen van betere kwaliteit in een ruim assortiment en op een goede „service", ervan worden weerhouden om hun inkoopen elders te plaatsen, waar het onmiddellijke kostenoffer misschien kleiner is, doch het gekochte artikel op den duur minder bevredigt. Het is een gunstig verschijnsel, dat ook hoogwaardige artikelen meer dan te voren uit binnenlandsche bedrijven kunnen worden betrokken. Ook het Gevangeniswezen is hierbij als producten ingeschakeld. Sommige in de gevangenis te Cheribon vervaardigde textielstoffen bijvoorbeeld worden, na in andere binnen landsche bedrijven tot confectie te zijn verwerkt, door den Èuropeeschen midden stand verhandeld, terwijl ook particuliere textielbedrijven in toenemende hoeveel heden de stoffen leveren voor door Europeesche afnemers gebezigde gebruiks artikelen. Voor den consument beteekent dit veelal een voordeel, waar de in het binnenland vervaardigde artikelen dikwijls tegen lagere prijzen kunnen worden aangeboden dan gelijksoortige importgoederen met de daarop drukkende vrachten en invoerrechten. De indruk bestaat echter, dat de door de binnen landsche textielbedrijven aangelegde prijzon niet in voldoende mate concur reerend zijn tegen de buitenlandsche noteeringen. Voor zoover behoefte bestaat aan import van aan invoerregelingen onder worpen artikelen, neemt het Crisis-Invoer-Bureau van het Kantoor voor den Handel steeds een tegemoetkomende houding aan ten opzichte van aanvragen om toewijzingen; met name geldt zulks voor Europeesche en Amerikaansche confectiegoederen, mode-artikelen e.d. De grootere Chineesche en enkele Inheemsche winkels, welke veelal steun ondervinden van den importhandel, wisten hun positie gedurende 1938 op bevredigende wijze te handhaven. De Verpakkingsordonnantie (I. S. 1935 n°. 161), uitgevaardigd in het belang van den handel en ter bescherming van den gebruiker, werd in 1938 toepasselijk verklaard op pharmaceutische stoffen (I. S. 1938 n°. 173, junctis nos. 172 en 541) en op kinine (I. S. 1938 n°. 210). De Afdeeling Nijverheid is bij de uitvoering daarvan in zoover betrokken, dat het Hoofd van die Afdeeling voor zitter is van de Voedingsmiddelen-Commissie, terwijl het Laboratorium voor Scheikundig Onderzoek te Buitenzorg wordt ingeschakeld voor chemische onder zoekingen en adviezen. HANDEL 225 Kapok. De in 1935 bij de „Kapokbelangen-ord. 1935" (I. S. 1935 n». 165, 1936 n°. 662 en 1937 n°. 287) in het leven geroepen kapokregeling werd in 1938 voortgezet. De groote terugloop in de uitvoeren van kapok, in het bijzonder naar Amerika als gevolg van de speculatieve voorraadvorming daar te lande in 1937, zoomedo de sterke teruggang in de conjunctuur, waren, oorzaak, dat in Indië bij het afkomen van den oogst in September groote voorraden kapok aanwezig waren, welke zich hoofdzakelijk in handen van fabrikanten bevonden. Teneinde een volkomen ineenstorting van het binnenlandsch prijsniveau te voorkomen, dienden bijzondere maatregelen te worden getroffen. De door de Nederlandsch-Indische Vereeniging van Kapok-exporteurs (N.1.V.K.E.) in overleg met het Departement van Economische Zaken vast gestelde prijzen voor verkoop van kapok naar het buitenland bleven ook bij de intrede van het nieuwe licentiejaar op 1 September gehandhaafd, aangezien werd geoordeeld, dat deze prijzen een gezonde ontwikkeling van den export niet in den weg stonden. Het binnenlandsch prijsniveau daarentegen werd teruggebracht van f 40 tot f 25 per quintaal. In 1938 werd het Kapokfonds in het leven geroepen (I. S. n°. 477), dat ten doel heeft het koopen, verkoopen, opslaan, verzekeren en beheeren van kapokvoorraden, overeenkomstig de daartoe door den Gouverneur-Generaal in het reglement van dit Fonds vastgestelde regelen. Teneinde stagnatie in den opkoop van den nieuwen oogst (1938/1939) te voorkomen, werd bepaald, dat het Kapokfonds 70 % van de bij fabrikanten aanwezige voorraden uit den oogst 1937/1938 on vorige jaren (de z.g. oude oogst) zou opnemen. Voorts werd besloten, dat het Kapokfonds eveneens 50 % van alle door fabrikanten verwerkte kapok zou overnemen tegen een prijs van f 25 per quintaal. Daardoor werd bereikt, dat de producent zijn kapok-kolven volledig — zij het dan ook tegen een lager prijsniveau dan in vorige jaren — kon verkoopen. Aan den ouden oogst werd bij uitvoer voorrang verleend, teneinde zooveel mogelijk te bewerkstelligen, dat deze zonder gevoelige verliezen voor houders van dezen oogst zouden kunnen worden verkocht. Teneinde den opkoop door liet Kapokfonds te kunnen financieren werd bepaald, dat bij den uitvoer van den nieuwen oogst een retributie zou worden geheven van f 15 per quintaal ter aflossing van de door dit Fonds, onder garantie van de Nederlandsch-Indische Regeering bij de groote bankinstelling opgenomen credicten. Zulks was mogelijk, doordat de buitenlandsche prijzen op het bestaande niveau bleven gehandhaafd, terwijl liet binnenlandsch niveau werd teruggebracht van 1' 40 tot f '2~>. Met ingang van 16 September 1938 werden ■ — als resultaat van een door het Departement van Economische Zaken met de scheepvaartmaatschappijen gepleegd overleg en als onderdeel der saneeringsmaatoegelen — de kapokvrachten naar de voornaamste bestemmingen verlaagd. De minimumprijzen bleven ook toen ongewijzigd, terwijl de verlaging door een verhooging van de uitvoerrctributie werd opgevangen, zoodat op deze wijze de snellere liquidatie van het Kapokfonds wordt bevorderd. De Kapok Centrale had bij de voorbereiding en uitvoering van deze maat regelen een werkzaam aandeel. De ongunstige kapoksituatie was oorzaak, dat de Kapok Centrale op velerlei terrein intensief werkzaam was. Een belangrijk aandeel van haar taak bestond hierin, dat zij door prijsberichtgeving en -controle nauwlettend gadesloeg of aan de bevolking een redelijk aandeel van de opbrengst van het kapokproduct werd uitgekeerd. Deze werkzaamheden leidden ertoe, dat op enkele plaatsen moest worden ingegrepen. In toenemende mate vcreischte de organisatie van den handel haar aandacht. Door toedoen van de Centrale werden ook voor Zuid-Celebes de reeds voor Java bestaande drie standaard kwaliteiten ingevoerd, terwijl ook uniforme verkoopvoorwaarden voor dat gebied werden vastgesteld. De ongunstige afzet leidde tot misbruiken met betrekking tot den uitvoer, waartegen diende te worden opgetreden. De kwaliteiten beneden Average Java- 225 6a. Overheidsbemoeienis met den uitvoer DE ECONOMISCHE TOESTAND 226 kapok, waarvoor geen minimumprijzen waren voorgeschreven, werden — vaak in combinatie met standaardkwaliteiten — tegen onredelijk lage prijzen verkocht, hetgeen in feite neerkwam op prijsontduiking. In verband hiermede werd de uitvoer van deze kwaliteiten naar Amerika, Europa, Australië en Nieuw Zeeland verboden. Teneinde afscheep tegen te gaan van kapok, van mindere kwaliteit dan wel betere kwaliteit dan was gecontracteerd — hetgeen eenerzijds aanleiding gaf tot misnoegen van koopers, anderzijds gelijk stond met prijsontduiking — werd een exportkeuring ingevoerd. Do eischen, waaraan de standaardkwaliteiten van kapok dienden te voldoen, werden opgevoerd door verlaging van het toegestane maximumgehalte vuil en pitten. Ten behoeve van de verbetering van de kwaliteit van het kapokproduct werden de reeds in vorige jaren aangevangen selectie-werkzaamheden voortgezet, terwijl tevens een onderzoek werd ingesteld naar de bij kapok voorkomende ziekten en plagen. Ter bevordering van het verbruik van kapok werden met financieelen steun van de Kapok Centrale door de daarvoor in aanmerking komende instellingen verschillende technische onderzoekingen verricht (bijv. onderzoekingen naar het drijf vermogen, de onbrandbaarheid van kapok, het gebruik daarvan in de isolatie-industrie, de mogelijkheid tot verspinnen en weven van kapok). Voorts werd, in samenwerking met de Indische handelswaarnemers in het buitenland, het Koloniaal Instituut te Amsterdam en het Netherlands and Netherlands Indies Information Bureau te Londen, getracht den afzet van kapok te bevorderen door middel van het voeren van propaganda op tentoon stellingen, in dagbladen, periodieken, warenhuizen, radio-talks, persoonlijke bezoeken aan importeurs, handelaren en fabrikanten, zoomede door verspreiding van een kapokbrochure in verschillende talen. Aetherische oliën. Met ingang van 1 Januari 1938 trad in werking de bij de ~Ord. aetherische oliën 1937" (I. S. n°. 601) in het leven geroepen en bij de „Verordening aetherische oliën i 937" (I. S. n°. 605) nader uitgewerkte export regeling, krachtens welke de uitvoer van citronella-olie aan een daartoe strekkende vergunning is gebonden. Als eerste werkzaamheid werd door de Centrale voor aetherische oliën ') een export-contróle-regeiing ontworpen, welke 1 November in werking trad. Deze regeling was noodzakelijk, aangezien de door het Laboratorium voor Scheikundig Onderzoek van de Afdeeling Nijverheid afgegeven analyse-certificaten, op basis waarvan de verhandeling der citronella-olie met het buitenland plaats heeft, bij consumenten in discrediet geraakten. Dit was een gevolg van de omstandigheid, dat de op deze certificaten vermelde analyse-uitkomsten vaak afweken van de werkelijk uitgevoerde kwaliteit, bijv. omdat meer colli op één certificaat werden verscheept, terwijl het analyse-monster slechts uit één drum was getrokken. Teneinde dit te voorkomen, werd verplichtend gesteld, dat alvorens uitvoer mag plaats hebben, elke drum citronella-olie moet worden geanalyseerd, terwijl het betreffende certificaat, indien de olie ten uitvoer wordt aangeboden gelijk tijdig met de uitvoerassignatie, aan de douane-autoriteiten moet worden over gelegd. Door steekproeven wordt verder nagegaan of de uitgevoerde kwaliteit overeenstemt met die, welke wordt aangegeven op het certificaat. Voorts dienen zoowel het geraniol-gehalte als het citronellal-gehalte oj> het certificaat te worden vermeld, terwijl ook uitdrukkelijk hierop moet worden aangeteekend of de olie al dan niet vervalscht is. Als gevolg van deze voorwaarden ondergingen de voor citronella-olie vast gestelde standaard-contracten — de verhandeling geschiedde tot dusver uitsluitend op basis van het totaal geraniol-gehalte — de noodige wijzigingen, terwijl als standaard-kwaliteit werd voorgeschreven olie met een geraniol-gehalte van 85 % en een citronellal-gehaJte van 35 %. Ter verbetering van de kwaliteit en de productie van citronella-olie werden de bestaande citronella-oliebedrijven en bedrijfjes geïnventariseerd, waarbij ') De reglementen voor de besturen van de Centrales voor aetherisehe oliën, eassave praduoten, harsen en krosok zijn opgenomen in Bb. n°. 13963. HANDEL 227 nagegaan welke bereidingsmethoden bij de verwerking van sereh-gras tot citronella-olie werden toegepast. Tevens werd in principe besloten om tot oprichting van een proefinstallatie over te gaan, teneinde de fabrikanten van citronella-olie op wetenschappelijken grondslag van technische voorlichting te kunnen dienen. Voorts werd financieele si-mi verleend ten behoeve van de selectie van sereh-gras. Tijdens bedoeld inventarisatie-onderzoek werden eveneens gegevens verzameld in,pens de bestaande verhoudingen bij den opkoop, teneinde te kunnen nagaan of de bevolking een redelijk aandeel in de opbrengst van het product verkrijgt en op welke wijze dit aandeel zou kunnen worden vergroot. Bepaalde misstanden, welke een direct ingrijpen noodzakelijk maakten, werden niet geconstateerd. Teneinde te kunnen nagaan, op welke wijze het verbruik en de afzet van citronella-olie kan worden gestimuleerd, werd een overzicht samengesteld, waarin de positie der aetherische oliën in het algemeen en die van citronella-olie in het bijzonder is behandeld, terwijl met medewerking van den handelswaarnemer in de Vereenigde Staten van Amerika de positie der citronella-olie op de Noord- Amerikaansche markt aan een nauwgezette studie werd onderworpen. Cassave-producten. Ook hiervoor trad de bij de „Ord. cassave-producten 1937" en de „Verordening cassave-producten 1937" (I. S. nos. 602 en 606) in het- leven geroepen licentieering van den export op 1 Januari 1938 in werking. De tegelijkertijd ingestelde Cassave Centrale stelde in 1938 oriënteerende onderzoekingen in, teneinde een overzicht te verkrijgen van de opkoop verhoudingen in het binnenland, de geproduceerde kwaliteiten der cassave producten, de afzetmogelijkheden daarvan, terwijl voorts middelen werden beraamd om hierin, waar noodig, verbetering te brengen. Allereerst werden de tapioca-bedrijven in West-Java geïnventariseerd. In aansluiting daarop word ten dienste van de talrijke kleine Chineesche en Inheemsche meelfabrikanten een handleiding samengesteld in de Nederlandsche en Maleische zoowel als in de Nederlandsche en Soendaneesche talen, waarin aanwijzingen worden gegeven omtrent de wijze, waarop met eenvoudige middelen de kwaliteit van cassave-meel kan worden verbeterd. Financieele steun van de Cassave Centrale maakte intensiveering van den selectie-arbeid mogelijk. Evenals voor de Centrale aetherische oliën, werd ook voor deze Centrale besloten over te gaan tot oprichting van een proefinstallatie, met het doel fabrikanten van technische voorlichting te kunnen dienen. Bovengenoemd onder zoek had tevens ten doel na te gaan, of aan den producent een redelijke opbrengst voor zijn product werd uitgekeerd, zoomede op welke wijze de verhandeling van cassavewortelen en -meelproducten plaats heeft. Ter bevordering van het verbruik en den afzet van tapioca-producten werd een overzicht samengesteld betreffende de wereldsituatie van cassave-producten in verband met den Nederlandsch-Indischen export van dit product, teneinde zoodoende een beter inzicht te verkrijgen in de afzet- en verbruiksmogelijkhedon van deze producten. Harsen. De sedert 1 Januari 1938 in het leven geroepen licentieerings regeling van harsen is vervat in de „Harsen-ord. 1937" en de „Harsen verordening 1937" (I. S. nos. 603 en 606). In afwijking van de voor citronella-olie en cassave-producten getroffen regeling werd voorshands geen vergoeding voor de uitvoervergunningen geheven, doch werden de voor de uitvoering van de licentieeringswerkzaamheden zoomede van de taak der Harsen Centrale benoodigde gelden verkregen, door beschikbaar stelling voor dit doel van een bedrag uit de Nederlandsche bijdrage voor welvaartszorg. De werkzaamheden van de Harsen Centrale hebben zich gedurende het eerste jaar hoofdzakelijk bepaald tot het instellen van onderzoekingen, waarbij zij zich voorshands alleen bezig hield met de verschillende damar-soorten. In verband met den achteruitgang van de kwaliteit van Pontianak-damar werd de medewerking van het Boschproefstation van den Dienst van het Bosch wezen ingeroepen, teneinde na te gaan aan welke factoren deze achteruitgang DE ECONOMISCHE TOESTAND 228 dient te worden toegeschreven. Op grond van het uitgebrachte rapport werd besloten te onderzoeken op welke wijze de sterke verontreiniging van het ruwe damar-produet in het binnenland van Borneo zal kunnen worden tegengegaan. Reeds sedert verscheidene jaren worden gegronde klachten vernomen omtrent de kwaliteit van de voornaamste damarsoort, de z.g. mata-koetjing. In verband hiermede deed de Harsen Centrale een onderzoek instellen naar de verhandeling van dit product te Singapore, aangezien daar eveneens een gedeelte van de uit Nederlandsch-Indië afkomstige ruwe damar wordt gereinigd en naar de verschil lende verbruiksmarkten verscheept. Dit onderzoek wees uit, dat als gevolg van de aldaar bestaande reinigings- en sorteeringsmethoden de door Singapore aan de markt gebrachte damar geenerlei aanleiding tot klachten geeft. In verband hiermede werd besloten na te gaan of de te Singapore gevolgde sorteerwijze ook voor Nederlandsch-Indië zal kunnen worden ingevoerd. Met medewerking van het Boschproefstation werd verder een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van het verschijnsel, dat Sumatra-damar, welke uit Padang wordt verscheept, over het algemeen minder opbrengt dan de Sumatra damar uit Batavia uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek nam de Afdeeling Padang van de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor den Handel in Gommen het besluit, om voor Padang-damar 2 standaard-assortimenten A/E vast te stellen. Voorts verleent de Harsen Centrale haar medewerking bij de proeven om de ruwe damar langs chemischen weg te doen zuiveren. Laboratoriumproeven hebben de mogelijkheid hiervan reeds aangetoond. In een proefbedrijf zal nog verder worden nagegaan of het economisch mogelijk is, de voor het buitenland bestemde damar op deze wijze te reinigen. Krosok. De met ingang van 1 Januari 1938 in het leven geroepen licentieeringsregeling voor krosok is neergelegd in de „Krosok-ord. 1937" en de „Krosok-verordening 1937" (I. S. nos. 604 en 608). Gebruik makende van de hem daartoe in de „Krosok-ordonnantie 1937" toegekende bevoegdheid bepaalde de Directeur van Economische Zaken, dat bladtabak en hangkrosok, afkomstig van de ondernemingen in Besoeki en Banjoemas, geteeld op de op voet van de Grondhuurord. (I. S. 1918 n°. 88) van de bevolking ingehuurde gronden, van de toepassing der Ord. werd vrijgesteld. De Krosok Centrale heeft sinds haar oprichting op krachtige wijze het selectiewerk aangevat, waarbij vooral aandacht wordt geschonken aan Virginia tabak. De bedoeling hiervan is in de eerste plaats, een product te verkrijgen ter vervanging van de nog steeds groote hoeveelheden, welke van deze soort nog jaarlijks voor de binnenlandsche sigaretten-industrie uit het buitenland worden ingevoerd, terwijl daarnaast wordt getracht de beschikking te verkrijgen over een product, dat zal kunnen worden geëxporteerd instede van de bevolkings krosok, waarvoor de afzetmogelijkheden van jaar tot jaar terugloopen. Naast den selectie-arbeid voor Virginia-tabak wordt ook gezocht naar betere kwaliteiten van inheemsche tabakssoorten, waarbij mag worden verwacht, dat bij levering van een beter product de buitenlandsche afzet zal kunnen blijven behouden. Teneinde te voorkomen, dat op de tabaksveiiingen in Nederland al te slechte partijen bevolkingskrosok ten verkoop worden aangeboden, waardoor aan den vroegeren goeden naam van dit product ernstig afbreuk wordt gedaan, heeft de Krosok Centrale de totstandkoming van een export-keur voorbereid, welke in 1939 in werking zal treden. Krachtens deze exportkeur zal de uitvoer van krosok, welke niet aan bedoelde eischen voldoet, zijn verboden. In 1938 werd een aanvang gemaakt met een onderzoek naar den opkoop en de bereiding van krosok in de verschillende productie-eentra op Java. Ter bevordering van het verbruik en den afzet van krosok werd het Koloniaal Instituut ingeschakeld, in verband waarmede de inmiddels aangestelde deskundige van de Krosok Centrale bij dit Instituut werd tewerkgesteld. Door dezen deskundige werd regelmatig verslag uitgebracht nopens de tabaksinschrijvingen HANDEL 229 in Nederland en de marktsituatie in Europa. Voorts werd door dezen deskundige contact gezocht met importeurs, handelaren en fabrikanten, teneinde zich op de hoogte stellen van het oordeel dezer belangengroepen omtrent de voorgenomen invoering eener exportkeur. Door het Secretariaat van de Krosok Centrale werden de tabaksbelang hebbenden in Nederlandsch-Indië regelmatig op de hoogte gehouden van al hetgeen omtrent de tabakscultuur en den tabakshandcl in het buitenland wordt gepubliceerd. Koffiefonds. Hoewel voor koffie voorshands geen exportregeling werd ingesteld, vinden niettemin de werkzaamheden van het bij de „Koffiebelangen ord. 1937" (I. S. n°. 383) ingestelde Koffiefonds eveneens nadere behandeling onder deze rubriek, aangezien deze veel overeenkomst vertoonen met die van de vorengenoemde exportcentralen. In 1938 werd door het Koffiefonds een uitgebreid onderzoek ingesteld op welke wijze het bevolkingsproduct op de exporthaven wordt verwerkt, welke bereidingsmethoden bij de bevolking in gebruik zijn en hoe de verhandeling van de koffie in het binnenland geschiedt. Daarnevens werd een aanvang gemaakt met een landbouwkundig onderzoek, waarbij de bestaande bevolkingsbereidingsmethoden aan een nadere studie werden onderworpen. Beide onderzoekingen werden ingesteld met het doel na te gaan, of door middel van een in te stellen keur de kwaliteit der bevolkingskoffie kan worden verbeterd, hetgeen als zeer noodzakelijk moet worden beschouwd, omdat in andere productiegebieden allerwege maatregelen zijn getroffen, waardoor de kwaliteit der geproduceerde bevolkingskoffie in belangrijke mate is opgevoerd. In verband hiermede werd in 1938 tevens een begin gemaakt met het instellen van een onderzoek, op welke wijze de cultuur, bereiding en verhandeling in Afrikaansche koffieproductiegebieden plaats hebben, zoomede welke Overheids maatregelen terzake werden getroffen. Ten behoeve van de intensiveering van den Proefstationsarbeid der Europeesche koffie-ondernemingen werd het reeds gedurende 1937 aangevangen cytologiseh onderzoek voortgezet. Voorts werd voor den proefstationsarbeid der onder nemingen een belangrijk bedrag uitgetrokken. Ter bevordering van het verbruik en den afzet van koffie werden door het Koffiefonds belangrijke subsidies verstrekt aan de Nederlandsch-Indische Commissie voor de Koffiepropaganda ten behoeve van de binnenlandsche propaganda en aan de Koffiepropaganda Commissie, ressorteerende onder de Koffieproducenten-Vereeniging te Amsterdam, ten behoeve van de propaganda in Europa. Door den aan den Consul-Generaal der Nederlanden te Sydney toegevoegden Nederlandsch-Indischen Handelsvertegenwoordiger in Australië werd een onder zoek ingesteld naar de afzetmogelijkheden van Nederlandsch-Indische koffie in Australië, terwijl de leider van de Nederlandsch-Indische koffiepropaganda, daartoe in staat gesteld door het Koffiefonds, een soortgelijk onderzoek in Malakka verrichtte. Deze marktonderzoeken wezen uit, dat van het voeren van propaganda in deze gebieden geen vermeerdering van den afzet is te verwachten. 6b. Handelsvoorlichting in het buitenland Door uitbreiding van het instituut van de Indische handelswaarnemers met een tweetal functionarissen, onderscheidenlijk voor Zuid-Amerika en de Levant, is ook de werkingssfeer van het onder het Kantoor voor den Handel ressor teerende Bureau voor Buitenlandsche Handelsvoorlichting in omvang toegenomen. De handelswaarnemer te Durban, die, na zich in 1937 gedurende enkele maanden te Batavia opnieuw omtrent de Indische exportbelangen te hebben georiënteerd, in October op zijn post was teruggekeerd, stelde op doorreis op Zanzibar een onderzoek in naar de kruidnagelcultuur. Met hetzelfde doel werd gedurende 1938 Madagascar bezocht, waar teven 3de cassave- en koffiecultuur DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 23 B. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 1. Inleiding De binnenlandsche politieke toestand was ook in 1938 over het algemeen rustig. Belangrijke verschuivingen in de politieke groepeeringen vonden niet plaats; de onderlinge verhoudingen bleven in groote lijn gehandhaafd. De in 1937 in verschillende staatkundige groepen — mede onder invloed van de ver kiezingsactie voor de gemeenteraden — toegenomen politieke belangstelling bleef levendig; in verschillende kringen nam zij verder toe. In de eerste plaats droegen de verkiezingen voor den Volksraad en de actie ten behoeve van door verschillende organisaties bepleite benoemingen in dat College daartoe bij. Voorts lokte ook in 1938 de terughouding, welke de Regeering, hoe ongaarne ook, in verband met de beperkte Landsmiddelen ten aanzien van een verdergaande behartiging van vele objecten van weivaartszorg en cultureele ontwikkeling moest betrachten, critische beschouwing uit. De petitie- Soetardjo, later het feit, dat het Opper bestuur verklaarde het daarin nedergelegde voorstel te moeten afwijzen, en voorts de gespannen buitenlandsche politieke toestand, waarover de niet zelden alar meerende berichten in een ononderbroken stroom binnenvloeiden, vormden stof voor politieke activiteit. Ook de noodzakelijkheid van de weermachtsversterking hield vele geesten, hetzij in positieven, hetzij in negatieven zin, bezig. Tenslotte werd aan de quacstie van artikel 177 der Indische Staatsregeling door godsdien stige en politiek-godsdienstige vereenigingen in toenemende mate aandacht gewijd. Met de vorming van de Partai Islam Indonesia, onder leiding van het Volk lid R. M. Wiwoho Poerbohadidjojo, betrad een nieuwe — evenals de ten vorigen jare vermelde Barisan Penjedar van H. A. Salim —■ op godsdienstigen grondslag staande, coöperatief georiënteerde groep het politiek tooneel. De krachtiger politieke belangstelling richtte zich niet uitsluitend pp ver gaderingen, besprekingen, congressen e. d., doch tevens op innerlijke versteviging. Naar binnen vonden kaderopleiding en vorming van een onderbouw voor de partijen in toenemende mate aandacht vooral in Inheemsche sfeer. Naar buiten en in de onderlinge verhoudingen was er streven naar aaneensluiting in federatief verband, zoowel bij politieke en politiek-godsdienstige organisaties (Nationale concentratie) als in zuiver kring (M.1.A.1.). De belangrijkste Inheemsche politieke groepen trachtten bepaalde gedeelten der vakbeweging onder hun leiding te brengen door zich invloed daarbinnen te scheppen, dan wel nieuwe vakorganisaties op te richten. De werkzaamheid op economisch terrein van sommige Inheemsche politieke vereenigingen zette zich voort. 2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking Zeer bijzondere feiten deden zich in het politieke leven van de Europees3he partijen niet voor. Het partijlevcn werd goeddeels beheerscht door de Volksraads verkiezingen en door actie voor benoemingen in dat College; de verhoudingen bleven in hoofdzaak dezelfde. Noch ~Insulinde", noch de om het periodiek „Kritiek en Opbouw" staande vooruitstrevende groep wonnen merkbaar aan invloed. De fractie-leider van den Politiek Economischen Bond, de heer B. Roep, trad in 1938 als voorzitter van zijn organisatie op, terwijl hij als ondervoorzitter werd opgevolgd door den heer J. J. Nedcrburgh. De Indische Katholieke Partij herdacht onder algemeene belangstelling op 5 Mei 1938 haar twintigjarig bestaan op een partijdag, welke onder meer bezocht werd door de leden van de Roomseh-Katholieke Kamerfractie, de heeren M. J. M. van Poll en Mr. F. G. C. J. M. Teulings. Op dezen partijdag werden als gevolg van het op den partijdag in 1937 te Semarang aanvaarde beginselprogram richt lijnen aangenomen nopens de wijze, waarop de Indische Katholieke Partij haar taak om mede te werken aan de politieke ontwikkeling van Xerlerlandsch-lndic in overeenstemming met haar beginselen dient te vervullen. De heeren P. A. Kerstens, vooi-zitter, Ir. W. G. Zwart, vice-voorzitter, L. L. Modoo, lste secretaris, Dr. W. J. A. Willems, 2de secretaris, Mr. G. F. Vodegel, penningmeester, en de DE ECONOMISCHE TOESTAND 230 de aandacht hadden, terwijl voorts inlichtingen werden ingewonnen naar de arbeidstoestanden op dat eiland, in verband met een verzoek van de Fransche Kegeering om aldaar Javaansche arbeidskrachten te mogen importeeren. Ten aanzien van het handelsverkeer der Unie van Zuid-Afrika werd o.m. de afzet mogelijkheid onderzocht van plantaardige oliën en oliehoudende zaden, alsmede van kapok. De handelswaarnemer te Sydney, die aldaar in Maart 1937 zijn werkzaam heden onder den titel van Consul (toegevoegd aan het Consulaat-Generaal der Nederlanden te Sydney) aanving, heeft na een noodzakelijke oriëntatie-periode gedurende 1938 in hoofdzaak bemoeienis gehad met den afzet van kapok, koffie, sisal, thee, cocosvezel, palmolie, enz. Als voor de Australische markt nieuwe producten, waarvoor de afzetmogelijkheden werden onderzocht, kunnen worden genoemd bauxiet en roselle-vezel. Voor de kapok werd in 1938 o.m. een propaganda-campagnc voorbereid, welke inmiddels tot uitvoering is gekomen. Conform het advies van den handelswaarnemer in een uitvoerig verslag over den afzet van koffie in Australië, werd van speciale propaganda-maatregelen voor de Indische robusta-koffie in dat gebied afgezien. De bemoeiingen van den handelswaarnemer te New-York waren in verband met den aard der Indische exportbelangen in de Vereenigde Staten van Amerika o.m. gericht op de bevordering van den afzet van tal van exportproducten, waarvan enkele der belangrijkste zijn: kapok, specerijen, aetherische oliën en cassave-producten. Voorts heeft deze handelswaarnemer zeer belangrijk werk verricht voor de instelling van het „Holland House" en voor de deelneming aan de internationale tentoonstelling te New-York, terwijl hij in zijn kwaliteit van Indisch handelswaarnemer het Gezantschap te Washington in vele opzichten omtrent Indische belangen en verhoudingen van voorlichting heeft gediend. De handelswaarnemer voor de Levant, die zich evenals zijn ambtgenoot voor Zuid-Amerika gedurende enkele maanden te Batavia voor zijn functie heeft voorbereid, nam zijn overkomst naar Indië te baat door onderweg zijn toekomstig ambtsgebied te bezoeken en voorloopigc besprekingen te voeren met de in Turkije, Palestina. Egypte, Iran, Irak en Bahrein gevestigde instanties. Na afloop van de noodzakelijke oriënteering in Indië, heeft deze handelswaarnemci vervolgens de voor de Levant belangrijke jaarbeurs te Bari bezocht. De handelswaarnemer te Buenos Aires heeft, na beëindiging van een periodo van voorbereiding te Batavia, zijn reis naar Zuid-Amerika in Nederland korten tijd onderbroken voor het voeren van besprekingen. 7. Overheidsbemoeienis met den invoer Einde December 1937 was de invoer van de volgende artikelen aan beperkende bepalingen onderworpen: HANDEL 231 Gedurende het jaar 1938 werd do regeling van den invoer voortgezet bij de volgende maatregelen. Invoerverordening gebleekte katoenen stoffen 1938 (I. S. 1937 n°. 676). Hierbij werd de contingenteering van den invoer voortgezet voor het kalender jaar 1938. Invoerverordening ongebleekte katoenen stoffen 1938 (I. S. 1937 n°. 677). Deze verordening strekte eveneens tot voortzetting van de bestaande regeling DE ECONOMISCHE TOESTAND 232 voor het jaar 1938. De contingcntecring werd hierbij uitgebreid tot de ongebleekte drillings en jeans, alsmede de n.a.g. ongebleekte stoffen van katoen. Invoerverordening kunstmeststoffen 1938 (I. S. 1938 n°. 19) en Invoer verordening kunstmeststoffen 1938 II (I. S. 1938 n°. 426). Bij eerstgenoemde regeling werd de contingentcering voortgezet voor den tijd van zes maanden, ingaande 18 Januari 1938, terwijl bij de Invoerverordening Kunstmeststoffen 1938 II de regeling, met ingang van 18 Juli 1938, wederom voor een tijdvak van zes maanden werd verlengd. Invoerverordening electrische gloeiperen 1938 (I. S. 1938 n°. 18). Hierbij werden voorzieningen getroffen nopens don invoer gedurende het tijdvak 18 Januari 1938 tot en met 17 Januari 1939. Invoerverordening katoenen dekens 1938 (I. S. 1938 n°. 120), houdende voorzieningen betreffende den invoer gedurende de periode 18 Maart 1938 tot en met 17 Maart 1939. Invoerverordening badhanddoeken 1938 (I. S. 1938 n°. 115), waarbij de contingenteering voor het tijdvak 18 Maart 1938 tot en met 17 Maart 1939 werd verlengd. Invoerverordening sanitair aardewerk 1938 (I. S. 1938 n°. 127). Bij deze verordening werd de bestaande regeling van den invoer voor de periode 30 Maait 1938 tot en met 29 Maart 1939 gecontinueerd. Invoerverordening bontgeweven stoffen 1938 (I. S. 1938 n°. 287). Deze verordening regelde de voortzetting der contingenteering van den invoer van katoenen, geheel- en halfkunstzijden, geheel of gedeeltelijk zijden en n.a.g. sarongs en kains pandjang, zoomede van enkele andere bontgeweven kleeding btoffen gedurende het tijdvak 14 Juni 1938 tot en met 13 Juni 1939. Invoerverordening katoenen naaigarens 1938 (I. S. 1938 n°. 400). Hierbij werd de contingenteering van den invoer dezer garens verlengd voor do periode 1 Juli 1938 tot en met 30 Juni 1939. Invoerverordening oostpannen 1938 (I. S. 1938 n°. 450). Bij deze verordening werd de invoer van oostpannen geregeld voor het tijdvak 1 Augustus 1938 tot en met 31 Juli 1939. Invoerverordening pakpapier 1938, 1938 II en 1938 111. De bij den aanvang liet jaar 1938 nog vigeerende ~lnvoerverordening Pakpapier 1937" (I. S. 1937 n°. 470) trad 29 Januari 1938 builen werking. Bij de „Invoerverordening Pakpapier 1935" (I. S. 1938 n°. 90) werd de contingenteering van don invoer met ingang van 11 Februari 1938 voor den tijd van zes maanden verlengd. Nadien geschiedde verlenging voor drie maanden, ingaande 13 Augustus 1938 bij de „Invoerverordening Pakpapier 1938 II" (I. S. 1938 n°. 460), terwijl de ~lnvoerverordening Pakpapiet 1938 IH" (I. S. 1938 n°. 643) de invoer regelde voor de periode 13 November 1938 tot en met 12 November 1939. Invoerverordening manufacturen 1938 (I. S. 1938 n°. 542). Hierbij werd de geldende regeling van den invoer van manufacturen op denzelfden voet voort gezet voor het tijdvak 22 September 1938 tot en met 21 September 1939. Invoerverordening cement 1938 (I. S. 1938 n°. 585). Deze verlengde de contingenteering van den invoer van cement voor het tijdvak 1 Octobcr 1938 tot en met 30 September 1939. Invoerverordening autobanden 1938 (I. S. 1938 n°. 587). Bij deze verordening werd de contingenteering van den invoer van automobiel- en motorrijwiel-buiten en binnenbanden geregeld voor de periode 3 October 1938 tot en met 2 October 1939. HANDEL 233 Invoerverordening bier 1938 (I. S. 1938 n". 612). Deze maatregel bevatte de regeling van den invoer van bier voor hot tijdvak 13 October 1938 tot en met 12 October 1939. Invoerverordening confectiegocdcren 1938 (I. S. 1938 n°. 664). Hierbij werd de contingenteering van verschillende geconfectioneerde artikelen voor liet tijdvak 9 December 1938 tot en met 8 December 1939 verlengd. Daarenboven werd de importeurslicentieering in ongewijzigden vorm voort gezet ten aanzien van dezelfde artikelen als daaraan tot dusver waren onder worpen. Zulks gescliieddc ten aanzien van tandenborstels, messenmakerswerk en petroleumlampen bij de ~Invoerlicentieering-verordening 1937/1938 Aanvulling I" (I. S. 1938 n°. 16) voor het tijdvak 21 Januari 1938 tot en met 20 Januari 1939, aardewerk en porcelein bij de ~Invoerliccntieering-verordening 1937/1938 Aanvulling II" (I. S. 1938 n°. 160) voor het tijdvak 9 Mei 1938 tot en met 8 Mei 1939, metaalwaren bij de ~Invoerlicentieering-verordening 1937/1938 Aanvulling III" (I. S. 1938 n°. 258) voor het tijdvak 27 Mei 1938 tot en met -26 Mei 1939, zeep bij de ~Invoerlicentieering-verordening 1937/1938 Aanvulling IV" (I. S. 1938 n°. 259) voor de periode 10 Juni 1938 tot en met 9 Juni 1939 en glas, glaswerk, emaille-waren, rijwielen en rijwielonderdeelen bij do ~Invoerl icentieering-verordening 1938/1939" (I. S. 1938 n°. 644) voor het tijdvak 22 November 1938 tot en met 21 November 1939. De contingenteering van den invoer van mierenzuur werd na eindiging van de „ Invoerverordening mierenzuur 1937 II" (I. S. 1937 n°. 664) op 27 Juni 1938 niet verder voortgezet. Do in I. S. 1937 n°. 663 vervatte ,Jnvoerordonnantie mierenzuur 1937" werd echter in stand gehouden, zoodat bij gebleken nood zakelijkheid de contingenteering op korten termijn wederom zal kunnen worden ingesteld. De regeling van den invoer van gloeidraad voor electrische gloeiperen (Invoerverordening gloeidraad 1937. I. S. 1937 n°. 192) verviel mot ingang van 10 Februari 1938.' Bij R.V. van 1 Dec. 1938 (I. S. n°. 665) zijn de retributies bij de afgifte van invoervergunningen, geheven ter bestrijding van de kosten aan de uitvoering van een aantal contingenteerings- en licentieerings-regclingen verbonden, ingaande 1 Januari 1939 met 10 % verlaagd. Eenzelfde verlaging werd tot stand gebracht bij de verlenging van de contingenteering van den invoer van gebleekte en ongebleekte katoenen manufacturen per 1 Januari 1939. Voor de bontgeweven stoffen werden de retributies bepaald voor sarongs en kains pandjang op f 0,675 per 10 corges of gedeelte daarvan, voor de dichte katoenen bontgeweven kleeding stoffen, waarvan zoowel de ketting als de inslag bestaat uit getwijnde katoenen garens, samengesteld uit twee of meer enkelvoudige katoenen garens van verschillende kleur, op f 0,15 en voor z.g. loerik-stoffen op f 0,07 per 100 meter of gedeelte daarvan. 8. Handelstentoonstellingen en jaarmarkten Ook in 1938 werden te Batavia, Bandoeng, Semarang en Soerabaja de gebruikelijke jaarmarkten georganiseerd. De op deze jaarmarkten beschikbare „stands" konden alle gemakkelijk worden verhuurd. De financieele resultaten der jaarmarkten waren bevredigend, aangezien zij alle een batig saldo opleverden. Het volgend staatje geeft een beeld van het aantal bezoekers. DE ECONOMISCHE TOESTAND 234 De deelneming van inheemsche zijde aan deze tentoonstellingen was groot, terwijl de door deze exposanten behaalde resultaten zeer bevredigend waren. Op de kleine plaatsen, zoowel op Java als op Sumatra, werden de z.g. ~Pasar-Malenis" gehouden. De resultaten van deze markten, welke een meer bescheiden karakter droegen, waren eveneens vrij goed. Op de Pasar Gambir te Batavia was Indo-China wederom vertegenwoordigd met een expositie van kunstnijverheidsartikelen, zooals brons-, borduur-, kant-, hoorn-, vlecht- en houtsnijwerk. Deze expositie mocht zich in een zeer groote belangstelling van het publiek verheugen. Ook de financieele resultaten waren niet onbelangrijk. Door het Handelsmuseum werd het materiaal, bestemd voor de in 1939 te houden Golden Gate International Exposition te San Fraricisco, verpakt en verscheept, terwijl voor de in hetzelfde jaar te houden Wereldtentoonstelling te New-York eveneens verschillende artikelen werden verzameld en naar het Koloniaal Instituut te Amsterdam verzonden. Verder verleende het Handelsmuseum zijn medewerking aan verschillende kleine plaatselijke tentoonstellingen in Nederlandsch-Indië, o.a. te Loemadjang, Palembang en Bengat. Geregeld werd voorts materiaal verzameld en verzonden aan de afdeeling Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut, zoowel ten behoeve van deze instelling zelf, als voor door haar in te richten exposities op jaarbeurzen, enz. Ten behoeve van propaganda voor de bevordering van den afzet van kapok werd voor verschillende exposities in het buitenland tentoonstellingsmateriaal vervaardigd, terwijl eveneons voor de verscheping werd zorggedragen. Aan de in het buitenland gevestigde handelswaarnemers werden geregeld monsters gezonden. De samenstelling en verstrekking aan de Indische scholen van school verzamelingen van Nederlandsch-Indische producten werd voortgezet. In 1988 werden 30 collecties afgeleverd. Met de moderniseering en verbetering van de permanente expositie in de tentoonstellingszaal van het Handelsmuseum werd voortgegaan; o.m. kwam de afdeeling Inheemsche nijverheid gereed. Het aantal bezoekers, waaronder in steeds meerdere mate ook buitenlanders, nam gestadig toe, terwijl door leerlingen der verschillende scholen in Batavia en omgeving excursies naar hot Handelsmuseum werden gemaakt. 1 ) Europeanen en Vreemde Oosterlingen betaalden hetzelfde tarief, zoodat het niet mogelijk is deze bevolkingsgroepen afzonderlijk op te p-even. 9. Venduwezen 2 ) De omzet bij de vendukantoren der lste klasse bedroeg in 1938 inclusief de opbrengsten van de verkoopingen, waarbij het Land de betaling van de rendementen niet garandeert, doch de regeling daarvan aan partijen overlaat f 3 469 078 (in 1937 f 3 330 910). Aan recht ten bate van het Land werd hierover geheven f 195 954 (in 1937 f 191 000), waarvan na aftrek van de ook 2 ) Zie omtrent de taak van het Venduwezen het Indisch Verslag 1931, blz. 219, sub 8. HANDEL 235 in 1938 nog teruggeloopen kosten dier kantoren een bate overbleef van f 121 254 (in 1937 fllß 278). De omzet van de vendukantoren der 2de klasse beliep inclusief de opbrengsten van de verkoopingen, waarbij het Land de betaling van de rendementen niet garandeert, doch de regeling daarvan aan partijen overlaat, voor zoover betreft de door notarissen beheerde kantoren f 5 389 738 en bij de kantoren beheerd door bestuursambtenaren f 1 222 523, dus in totaal f 6 612 261 (in 1937 f 5 877 837). Het aandeel van den Lande in de inkomsten dier vendukantoren bedroeg f2OB 072 (in 1937 flB7 563). De totale omzet bedroeg f 10 081 339 (in 1937 f 9 208 747), terwijl de zuivere opbrengst voor den Lande van alle vendukantoren tezamen beliep f 329 326 (in 1937 f 305 841). Voor een meer gedetailleerd inzicht in den aard en omvang der gehouden verkoopingen wordt verwezen naar deel II van dit Verslag. Als verder gevolg van het streven naar overdracht van de kleinere vendu kantoren der eerste klasse aan het notariaat werd het Landsvendukantoor te Jogjakarta opgeheven en werd het vendnbeheer van dat ressort opgedragen aan den- plaatselijken notaris (zie I. S. 1938 n°. 285). Voor nadere wijziging van de organisatie van het venduwezen zie men I. S. 1938 n°. 650. 10. IJkwezen Het ijkgebicd omval het grondgebied van geheel Nederlandsch-Indië, terwijl op vijftien hoofdplaatsen ijkkantoren zijn gevestigd. De technische voorschriften ter uitvoering van de ijkordonnantie 1928 zijn opgenomen in Bb. n°. 13977. Het aantal ten onderzoek aangeboden voorwerpen bleef zich in stijgende lijn bewegen en vermeerderde van 1 256 398 in 1937 tot 1 397 579 in 1938, derhalve met ruim 11 %. De inkomsten zijn van f 890 874 in 1937 teruggcloopen tot f 881 834 in 1938, zulks als gevolg van de bepaling, dat de niet-metrieke voorwerpen niet meer mochten worden herijkt, terwijl het tarief voor die voorwerpen was gesteld op anderhalf maal dat voor de metrieke, maten, gewichten, meet- en weegwerk tuigen. Do toeneming van het aantal onderzochte voorwerpen is eenerzijds toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de niet-metrieke voorwerpen, welke na 1 Januari 1938 niet meer mochten worden gebruikt, door nieuwe metrieke moesten worden vervangen, anderzijds aan de genomen maatregelen ter verdere in- en doorvoering van de ijkbepalingen, in het bijzonder in de meer afgelegen gebieden, alsmede aan de ingestelde uitgebreide controle op de naleving van de ijkvoorschriften in het geheele ijkgebied door het politiepersoneel en de ambte naren van het ijkwezen. Het door den Dienst van het IJkwezen uitgeoefende toezicht strekte zich niet alleen uit tot het nagaan van de ijkmerken, doch ook tot de controle op het gebruik, c.g. misbruik (vervalschingen, onderwicht, e.d.) van de maten, gewichten, meet- en weegtoestellen. In 1938 zijn op 2198 plaatsen dergelijke inspecties gehouden. De periodiek genomen steekproeven ten aanzien van het gewicht van op pasars, in toko's, e.d. geleverde of in pakjes ten verkoop gereed liggende koopwaren, in totaal 719 proeven, hebben uitgewezen, dat bij 81 % der wegingen oen vrij juist gewicht was gegeven, bij 9 % een ondenvicht kleiner dan 2 % en bij 8 % een onderwicht van 2 tot 5 %. In de overige gevallen, uitmakende 2 % van het aantal controle-wegingen, werden grootere onderwichten waar genomen. Ingevolge de bepalingen voor de bedrijfscontingenteering werden 382 drukke rijen en 204 ijsfabrieken door ambtenaren van het ijkwezen gecontroleerd. Het aantal plaatsen, waar jaarlijks herijkzittingen worden gehouden, steeg van 1916 in 1937 tot 2034 in 1938; het aantal gouvernements- en particuliere DE ECONOMISCHE TOESTAND 236 ondernemingen en instellingen, dat in 1938 voor plaatselijk onderzoek werd bezocht, bedroeg 1030 (949 in 1937). Voor het vervoer van ambtenaren en ijkmateriaal (gewicht + 1200 kg) zijn 12 trucks, met zitplaatsen voor het medercizend personeel, in gebruik, waarmede in 1938 ± 110 500 km zijn afgelegd. Het oproepen van de herijkplichtigen geschiedt met veel succes door middel van z.g. oproepbiljctten. Deze biljetten worden met medewerking van de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur aan de herijkplichtigen uitgereikt. Het aantal in Nederlandsch-Indië vervaardigde voorwerpen is in 1938 weder eenigermate teruggeloopen. Bedroeg het percentage van den aanmaak in 1937 64 % van het totaal aantal ten ijk aangeboden voorwerpen, in 1938 bedroeg dit 57 %. Voor 1938 zijn de cijfers voor import en aanmaak in Nederlandsch-Indië: In 1938 en 1937 zijn, zoowel voor ijk als herijk, onderzocht: De bijzondere onderzoekingen zijn verricht ten aanzien van de volgende voorwerpen: HANDEL 237 DE ECONOMISCHE TOESTAND 238 J. MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE 1. Muntwezen ii. Muntcirculatie. Zooals uit de volgende opstelling blijkt nam in 1988, in tegenstelling met de jaren 1936 en 1937, toen zoowel in verband met de depreciatie van den gulden als door de economische opleving de omloop van teeken- en pasmunt belangrijk toenam, deze thans onder invloed van een stabilisatie op lager niveau door de daling der productenprijzen en verschillende restricties aanzienlijk af. Deze terugvloeiing 10l en met 1938 is als volgt over de verschillende munt- B< ,< ut en te verdeelen : Voor wat de teekenmunt betreft, vertoonden rijksdaalders, guldens en halve guldens respectievelijk een afname van f 2 089 000, f 2 142 000 en f 1 091 000. Met uitzondering van de centen en halve centen, waarvan nog respectievelijk bedragen van f 379 000 en f5OOO in het verkeer werden opgenomen, gaven de overige bcstanddcdon der pasmunl eveneens een terugkeer uit de circulatie te zien; aan kwartjes, dubbeltjes, stuivers en halve stuivers vloeiden respec ■lijk terug f 1 507 000, f 1 476 000, f LSO 000 en i 118 000. MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE 239 Aan houders van muntbiljetten, welke laatste einde December 1933 uit de administratie werden afgevoerd, werd sinds dien datum een bedrag van f 116 372,50 vergoed, waarvan in 1938 nog f 4.462. b. Onttrekking van oude teekenmunt. Aan oude teekenmunt werd als gevolg van de intrekking van de teekenmunt van het hooge gehalte op grond van de gehaltewet van 27 Nov. 1919 (N. S. n°. 786. I. S. 1920 n°. 107) tot einde 1938 f 139 927 000 naar Nederland opgezonden, waarvan f 74 926 000 aan rijksdaalders, f 41 900 000 aan guldens en f 23 095 000 aan halve guldens. In 1938 werd een bedrag van f 670 000 aan oude teekenmunt aan den omloop onttrokken. Naar de gebiedsdeelen verdeeld, kan van elke muntsoort het volgend overzicht worden gegeven (in duizendtallen guldens). Sedert do termijn voor inwisseling van de teekenmunt van het oude gehalte met ingang van 1 Januari 1938 (I. S. 1937 n°. 367) definitief werd gesloten. I bij wijze van tegemoetkoming aan houders van die teekenmunt f 070 000 vergoed. c. Aanmunlingen ten behoeve van Nederlandsch-Indië. In 1937 werd, gezien het terugloopeii van den kasvoorraad, besloten tot den aanmaak van nieuwe kwartjes en dubbeltjes, waarvan tot einde 1938 f 5 000 000 aan kwartjes en eveneens f 5 000 000 aan dubbeltjes werd afgeleverd, welke aanmuntingen in den loop der beide jaren in Indië werden ontvangen. De intensieve distributie van bronzen centen en de daartegenoverstaande ïno van de koperen één cent-stukken werd, na in 1937 in de provincie West-Java te zijn doorgevoerd, in 1938 uitgebreid tot de geheelc provincie Midden-Ja va. Sedert de invoering van den bronzen cent in September 1936 werd aan ni.uwe centen aangevoerd f 3 063 500, welke als volgt over de verschillende gebiedsdeden van Nederlandsch-Indië werden verdeeld: West-Java f 1 077 876,50 Midden-Java 1054 300 — Oost-Java 692 200,— Buitei en 239 123,50 Totaal f 3 003 500,— Hiertegenover werd in dezelfde periode een bedrag van f 1 304 680 aan hokken koperen centen naar Europa opgezonden. In 1938 werden nog voor f 10 000 nieuwe halve centen in Nederlandsch- Indië aangevoerd. Sedert 1932 is in totaal in omloop gebracht f 4SO 000 aan halve centen, welk bedrag nagenoeg geheel in het verkeer werd opgenomen. d. Zuivering van de muntcirculatie. Sinds het begin der muntzuivering in 1029 werd tot einde 1938 aan geschonden en versleten zilveren pasmunt aan hei verkeer onttrokken en naar Nederland opgezonden een bedrag van f 22 546 000. tegen f 19 553 000 tot einde 1937. Aan beschadigde teekenmunt van het nieuwe gehalte werd in 1938 f 91 000 naar Nederland opgezonden. DE STAATKUNDIGE TOESTAND 24 heeren Ir. F. C. Dhomen en Ir. G. F. A. Terra, commissarissen, maakten het hoofdbestuur van de partij uit. Het hoofdbestuur van het Indo-Europeesch Verbond bestond einde 1938 uit de heeren F. H. de Hoog, voorzitter, Th. van Ardenne, vice-voorzitter, Ir. J. Loke, J. F. Cooke, Mr. P. A. Blaauw, Ir. F. M. Razoux Schultz, Ir. E. D. Wermuth, Dr. W. Ch. Doeve, Drs. H. van Zuylen Az., E. Davis en Dr. V. Ph. Leunissen. Het hoofdbestuur van de Vaderlandsche Club bestond uit de heeren H. J. van Holst Pellekaan, voorzitter, J. Verboom, ondervoorzitter, en C. H. den Hartog Drs. W. van Enst en Ir. A. Noordijk, leden. Afzonderlijke vermelding verdient de door de Vaderlandsche Club in verband met de gespannen internationale ver houdingen in December 1938 te Batavia gehouden drukbezochte buitengewone algemeene vergadering, welke aan de defensie van Nederlandsch-Indië en enkele aanverwante onderwerpen was gewijd. Het hoofdbestuur van de Christelijk Staatkundige Partij bestond einde 1938 uit de heeren Mr. C. C. van Helsdingen, voorzitter, Jhr. Mr. A. F. de Savorniu Lohman, vice-voorzitter, Mr. M. de Vries, secretaris, P. Gilde, penningmeester, R. M. Notosoetarso, I. van Weeren, L. A. Kouwenhoven, Th. J. Ouburg, Ch. J. Ruiter en Ds. A. Pos, leden. 3. De Inlandsche beweging Gedurende 1938 was de inwendige politieke toestand, evenals in de vier vooraf gegane jaren, bevredigend. In Mei had te Batavia door de hoofdbesturen van de P.5.1.1., Parindra, Gerindo en Pasoendan de oprichting plaats van een federatief lichaam van politieke en politiek-godsdienstige vereenigingen onder den naam Badan Perantaraau Partij Politiek Indonesia (Contact-lichaam tusschen de Indonesische politieke partijen) bij afkorting genaamd Bapeppi, zich ten doel stellende het tot stand brengen en vergrooten van de samenwerking tusschen de Inheemsch politieke partijen, het houden ven een Indonesisch congres en het voeren van een algemeene actie. Als leden kunnen toetreden alle politieke partijen, welke de idealen van het Indonesische volk nastreven. Verder werd in December te Soerakarta een nieuwe politiek-godsdienstige vereeniging, de Partai Islam Indonesia (P.1.1.), opgericht, waarover hier beneden uitvoeriger zal worden gehandeld. Bij G.B. 28 Mei 1938 n°. \z werden ingetrokken de besluiten van 1 Aug. 1933 n°. lz, voor zoover daarbij was bepaald, dat de uitoefening van het vergaderrecht voor de Partai Indonesia aan beperkingen is onderworpen, en 14 Oct. 1933 n°. lz, waarbij de uitoefening van het vergaderrecht voor de Partij Sarekat Islam Indo nesia (P.5.1.1.) en de Persatoean Moeslimin Indonesia (Permi) in de residentie Benkoelen aan beperkingen was onderworpen. Bij K. B. 16 Nov. 1938 n°. 40 werd afwijzend beschikt op de „Petitie- Soetardjo", waarvan bij Regeeringsschrijven van 29 Nov. d.a.v. mededeeling werd gedaan aan den Volksraad (zitt. 1938—1939, Ond. 93, st. 1). Deze petitie, welke bij schrijven van den Voorzitter van den Volksraad van 1 October 1936 aan Hare Majesteit de Koningin werd aangeboden, behelsde het verzoek om een conferentie bijeen te roepen van vertegenwoordigers van Nederland en Neder landsch-Indië, die op voet van gelijkheid een plan zouden hebben op te stellen, opdat door geleidelijke omvormingen binnen tien jaar aan Indië de staat van zelfstandigheid zou worden toegekend binnen de grenzen van artikel 1 der Grond wet. De volgende Inheemsche politieke vereenigingen hadden zich met doel en inhoud der petitie vereenigd: Pasoendan, de Persatoean Arab Indonesia, de Pergerakan Penjadar, de Perkoempoelan Politiek Katholiek Indonesia, de Persa toean-Minahasa en de Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia, terwijl de Partai Sarikat Islam Indonesia, de Parindra, de Pendidikan Nasional Indonesia en de Gerindo zich tegen de petitie hebben verklaard, voornamelijk omdat het verzoek niet strookt met de doelstelling van die vereenigingen. Aan negen personen werd de bevoegdheid tot het geven van onderwijs aan minderjarigen, hetzij voor bepaalden, hetzij voor onbepaalden tijd, ontnomen, terwijl zeventien verboden werden ingetrokken. DE ECONOMISCHE TOESTAND 240 e. Valsche munt. Bij de Generale Thesaurie en bij het Centraal Kemise kantoor werd in 1938 wederom een groot aantal valsche munten aangehouden. Hierbij bleek dat de halve gulden, met een percentage van 64 % der totaal aangehouden valsche teekenmunt, nog steeds het meest wordt nagemaakt. Bij de pasmunt vertoonde het aantal aangehaalde valsche dubbeltjes een niet onaanzienlijke vermindering, terwijl dit voor de overige pasmunt nagenoeg gelijk bleef. Ook in 1938 werden weer vervalschingen van koperen munt aangetroffen. Meestal waren deze vervalschingen afkomstig van Java (Batavia, Semarang, Priangan, Besoeki en Soerabaja). 2. De groote banken De Indische banken hebben in 1938 den invloed ondervonden van de — zij het in beperkte mate — voortgezette wijziging, welke zich heeft voltrokken in de economische situatie in Nederlandsch-Indië. Met name in de helft van 1938 ging de economische positie van Nederlandsch-Indië nog verder achteruit als gevolg van de dalende opbrengst — hier en daar gepaard gaande met toenemende afzetmocilijkheden — van de voornaamste export producten. Deze achteruitgang kwam echter omstreeks medio van het jaar, voornamelijk onder invloed van een beperkte verbetering van de conjunctuur in de Vereenigde Staten van Amerika, tot stilstand en werd daarna gevolgd door een tijdperk van betrekkelijke stabiliteit op een hier en daar, wat het prijspeil aangaat, iets hersteld niveau. Het wisselend prijsverloop van de Indische uitvoerproducten moge blijken uit het volgend overzicht. Uit deze cijfers blijkt, dat slechts voor de producten rubber, thee, tin en kapok de noteeringen per December 1938 op of boven het niveau van een jaar tevoren lagen, terwijl voor alle overige producten de prijzen belangrijk lager waren. Het gemiddelde prijspeil voor 1938 lag voor alle producten lager dan in 1937. Als gevolg hiervan zijn de uitkomsten van de Europeesche cultures in Nederlandsch-Indië in haar geheel verre bij 1937 ten achter gebleven, hoewel zij in absoluten zin toch nog redelijk mogen worden genoemd, terwijl ook de Prijsverloop uitvoerproducten (in guldens per 100 kg) HUKT-, CREDIET- F.X BANKWEZEN, COÖPERATIE 241 Inheemsche bevolking uit de door haai' voortgebrachte exportproducten veel minder inkomsten heeft getrokken dan in 1937 het geval is geweest. Voor die bevolkingsgroepen, welker inkomsten voornamelijk afhankelijk zijn van den verbouw van voedselgewassen voor de binnenlandsche consumptie, is 1938 door ruime oogstbeschotten en goede prijzen daarentegen als geheel genomen nog bevredigend geweest, hetgeen speciaal op Java een stabiliseerenden invloed op het conjunctuur-verloop heeft uitgeoefend. Voor de in Indië werkende banken bleef de invloed van de gewijzigde econo mische verhoudingen in het algemeen beperkt tot een verder terugloopen van de rentabiliteit deels als gevolg van geringere inkomsten uit de eigen cultuur belangen, daarnaast ook als gevolg van geringere credietvraag en in liet algemeen terugloopende omzetten. Het gehalte der eredietverleening Idee) evenwel in het algemeen onveranderd gunstig. Voor de Java-suikerindustrie is 1938 minder gunstig geweesl dan het vooraf gegane jaar, doordat als gevolg van een ernstig stagneeren van den afzet naar China en Japan de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor den Afzet van Suiker (N.1.V.A.5.) een veel grooter deel van den oogst op de Europeesche markt moest plaatsen, hetgeen de opbrengst ongunstig heeft beïnvloed. In de eerste maanden van 1939 heeft zich echter de situatie belangrijk ten gunste gewijzigd. Het door dezen bedrijfstak op de banken gedaan beroep om crediet liulp was in 1938, hoewel nog steeds zeer beperkt, niettemin iets grooter dan in 1937, voornamelijk als gevolg van het feit, dat het in den grond brengen van den aanplant 1938, doordat deze was berekend op een oogst- van 1550 000 ton tegen den aanplant 1937 op een oogst van 1400 000 ton, meer bedrijfskapitaal vereischte. Daarnaast heeft ook oen door verschillende lichamen doorgevoerde versnelde inkoop — in verband met de onzekere politieke situatie — van verschillende bedrijfsbenoodigdheden extra middelen gevraagd. De eredietverleening door de banken aan de andere Europeesche cultures bleef ook in 1938 van zeer ondergeschikte beteekenis. Dit is begrijpelijk, omdat de voortbrenging in deze bedrijfstakken in tegenstelling tot de suikercultuur geer. seizoenskarakter draagt en zich dus normaliter niet voor financiering met bankcrediet leent. Wanneer hiei nochtans bankcrediet wordt aangetrokken, dan zal dit veelal zijn voor financiering van uitbreidingen in anticipatie op de uitgifte van nieuw obligatie- of aandeelen vermogen, dan wel voor financiering bedrijfsverliezen, wanneer deze niet meer uit de in let bedrijf aanwezige liquiditeiten kunnen worden gedekt. Voor zoover in 1938 uitbreiding is gegeven aan bestaande cultures, is deze binnen zoo beperkte grenzen gebleven, dat voor de financiering biervan geen beroep op de banken behoefde te worden gedaan, terwijl de bedrijfsuitkomsten der verschillende cultures in 1038 in het algemeen nog vrij bevredigend zijn geweest, zoodat uit dezen hoofde eerder middelen voor aflossing van nog loopende bankcredieten zullen zijn vrijgekomen. De exporthandel heeft in het gebeuren op economisch en politiek gebied in 1938 weinig aanleiding kunnen vinden tot optimistische verwachtingen met betrekking tot het verder conjunctuur-verloop en heeft uit dezen hoofde slechts een gering,- geneigdheid aan den dag gelegd tol bei innemen van posities. In het algemeen beperkten exporteurs zich tot het aanhouden van de voor hun bedrijf bepaald noodzakelijke voorraden, mei gevolg dat van deze zijde in 1938 slechts in beperkte mate een beroep op de banken voor wat betreft crediethulp is gedaan. Ten aanzien van den Chineeschen productenhande] kan worden opgemerkt, dat zijn credietbehoefte in 1938 dooreengenomen wellicht iels grooter zal zijn geweest dan die in het voorafgegane jaar. De prijsdaling van tal van export producten — copra, koffie, maïs, enz. — bracht weliswaar hier en daar een vermindering van credietbehoefte nul zich, daartegenover stond echter een grootere credietaanvraag van de zijde van rijstpellerijen en van de handelaren in inheemsche voedselgewassen in het algemeen, als gevolg van de ruime oogst >tt,n en de goede prijzen bij het meerendeel dezer producten. De importhandel, welke het jaar 1938 inging met meer dan normale voorraden als gevolg van het feit, dat vóór den conjunctuur-omslag in 1937 241 DE ECONOMISCHE Tol-'.STAND 242 belangrijke contracten waren afgesloten, welke nadien het opname-vermogen van de markt bleken te overtreffen, is er in 1938 voor alles op bedacht geweest zijn voorraden en daarmede zijn risico's te verkleinen. Aangezien met het terug loopen der omzetten ook de uitstaande vorderingen op afnemers verminderden, zijn in 1938 in dezen bedrijfstak belangrijke middelen vrijgekomen, welke voor zoover noodig voor aflossing van bankschulden zijn aangewend. Slechts tegen het einde van 1938, toon de import-handel in anticipatie op de met ingang van 1989 ingevoerde verhooging van invoerrechten extra-voorraden heeft aangelegd, zal vermoedelijk weder eenig beroep op de banken zijn gedaan. Door de nog steeds voortgaande concentratie in dezen bedrijfstak, waardoor regelmatig kleine importzaken, welke zich ten decle met bankcrediet financierden, plegen uit te vallen, ligt, meer o]) langen tormijn beschouwd, een verder terugloopen van de credietverleening van de banken aan dezen bedrijfstak in de; lijn der verwachtingen. De credietverleening van de banken aan de Indische industrie is tot dusver, behoudens enkele uitzonderingen, binnen beperkte grenzen gebleven als gevolg van het feit, dat een zeer belangrijk deel van de in Indië gevestigde industrieën dochterondernemingen zijn van Hollandsche of buitenlandsche maatschappijen en geheel door deze worden gefinancierd. Voorts ontvangen verschillende kleine industrieën de noodige crediethulp van de groote importfirma's, welke zich mot den verkoop harer producten belasten, zoodat do mogelijkheden voor do banken op dit gebied tot dusver betrekkelijk klein zijn geweest. De middenstand en het Europeesche winkelbedrijf zagen in den loop van 1938, naarmate do in 1937 ingetreden conjunctuur-omslag zijn invloed op de koopkracht in de Europeesche sfeer begon te doen gevoelen, hun omzetten geleidelijk iets terugloopen, hetgeen tevens mot zich bracht, dat bij het inkoopen een terughoudender politiek werd gevolgd. Van een grootere credietbehoefte in dezen bedrijfstak zal uit dien hoofde in 1938 derhalve geen sprake zijn geweest. De relatie van particuliere personen met de banken bepaalt zich in Indië voornamelijk tot het deposito- en/of rekening-courant-verkeer, dan wel tot het doen van effectenzaken, al dan niet gepaard gaande met een effectenbeleening. Met betrekking tot het deposito- en rekening-courant-verkeer moet worden geconstateerd, dat de rente, welke de banken bereid zijn voor bij haar gedepo neerde gelden te vergoeden, zich in 1938 als gevolg van de groote geldruimte op een zeer laag peil bleef bewegen. De belangstelling van het publiek voor de effectenmarkt was gering, deels als gevolg van het conjunctuur-verloop, doch vooral als gevolg van de bij voortduring onzekere politieke situatie. Het publiek bleef in sterke mate bedacht op hot terugbrengen van vroeger Hun posities, hetgeen op den omvang van de effectenzaken zoowel als van de effect,-n --beleeningen bij de banken een ongunstig effect had. d) IV balansen van elk der •'! instellingen omvatten de cijfers van haar geheele bedrijf. Bankbalansen a) over 1936, 1937 en 1938 (in millioenen guldens) MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE 243 Bij een nadere beschouwing van bovenstaande cijfers blijkt, dat het totaal van de aan de banken toevertrouwde gelden ook in het afgeloopen jaar weder is toegenomen, zij het in veel mindere mate dan in 1937. Het totaal der deposito's en giro-saldi bij de drie banken bedroeg einde 1938 f 486,4 millioen, tegen f 477,4 millioen een jaar tevoren. Deze meerdere middelen konden ook dit jaar niet rendabel worden gemaakt in het bedrijf zelf, integendeel liep het totaal van de bedrijfsuitzettingen der banken in dm vorm van wissels op binnen en buitenland en debiteuren van f 305 millioen tot f 278,7 millioen terug. Als gevolg hiervan is de liquiditeitspositie der Indische banken in 1938 andermaal krachtiger geworden, hetgeen in de balansen tot uiting komt in oen stijging van het totaal der posten „Kas. kassiers, daggeldleeningen en goud", „Banken en bankiers", „Schatkistpapier" en „Ander Overheidspapier", terwijl het eigen effectenbezit der banken eveneens is toegenomen. De bedrijfswinst van do drie banken na afschrijvingen en andere noodzakelijk geachte voorzieningen heeft tezamen f' 5,03 millioen bedragen, tegen f 5,60 millioen in 1937. Mede in verband mot do weinig optimistische verwachtingen als gevolg van de internationale politieke spanningen verlaagde de Nederlandsche Handel Maatschappij haar dividend van 6| % op 5.V % en de Nederlandsch- Indische Escompto Maatschappij haar dividend van 4j, % op 4%; de Bandels bank daarentegen handhaafde haar dividend op 5 %." Blijkens het volgend overzicht, waarin zijn opgenomen do verkorte balansen van De Javasche Bank por 2 Januari 1937, 1 Januari 1938 en 31 December 1938 hebben zich in het afgeloopen jaar in do balanspositie van de Bank geen ') Onder „deposito's op korten termijn en giro-saldi" opgenomen. DE ECONOMISCHE TOESTAND 244 ingrijpende wijzigingen voltrokken. De „Beleeningen" vertoonen een vrij belangrijken teruggang, welke slechts ten deele wordt goedgemaakt door een stijging van den post „Disconto's in Nederlandsch-Indië betaalbaar", zoodat derhalve de eigenlijke eredietverleening in Nederlandsch-Indië is afgenomen. Van de overige actiefposten vertoonen voorts de „Goudvoorraad" en de post „Wissels buiten Nederlandsch-Indië betaalbaar" een stijging, waartegenover oen daling staat van de posten „Diverse rekeningen" en „Gouvernement van Nederlandsch-Indië". Op do passiefzijde van de balans wijst de „Bankbiljetten circulatie" een practisch onveranderd cijfer aan, terwijl de „Rekening-courant - saldi van anderen" eenigszins zijn. teruggeloopen. Het dekkingspercentage bedroeg einde 1938 51,18 %, tegen 48,98 % het jaar tevoren. De handhaving van de pariteit tusschen don Nederlandschen en den Neder landsch-Tndischen gulden gaf geenerlei moeilijkheden. De koopkoers T.T.- Verkorte balansen van Do -lavasche Bank (in millioenen guldens) MINT-, CREDIBT- EN BANKWEZEN, COÖI'KKATIE 245 Amsterdam van De Javasche Bank bedroeg bij den aanvang van het jaar 99|, bij word op 9 Maart 1938 verhoogd tot 99$ en op 29 September 1938 wederom teruggebracht op 99|, waarop hij bleef. Ten opzichte van de andere valuta's heeft de Nederlandsch-Indische gulden in 1938 alle schommelingen mede gemaakt, welke in de waardeverhouding tusschen den Nederlandschen gulden en deze valuta zijn opgetreden. Het officiecle disconto van De Javasche Bank, let welk met ingang van 14 Januari 1937 op 3 % was teruggebracht, bleef sedert ongewijzigd. 3. Volkscredietwezen De lijst betreffende de aanwijzing van erodietinstellingen ten behoeve waarvan credietverband mag worden gevestigd, is nader aangevuld (I. S. 1938 nos. 025 en 626). Algemeene Volkscredietbank. Daar de inkomsten van de landbouwende bevolking op Java en Madoera voor wat het hoofdgewas betreft (padi) vrij stabiel bleven, herstelde zich het vertrouwen in de toekomst in meerdere mate en durfde men beter dan voorheen verplichtingen aan te gaan op basis van de inkomsten uit den komenden oogst. Daarnaast maakte de steeds verder schrijdende liquidatie van het crisisbedrijf vele handen vrij voor den opbouw van liet normale bedrijf, zoodat alle aandacht gegeven kon worden aan maat regelen ter verbetering van de wijze van credietverstrekking aan de landbouwende desa-bevolking. Als gevolg daarvan heeft het desa-crediet in 1938 in hot brand punt van de belangstelling gestaan, welke belangstelling tot uitdrukking kwam in een aanzienlijk verhoogde uitleening in de desa. In de Buitengewesten noopte liet ongunstige prijspeil voor copra tot voorzichtige uitleening, welke bovendien door de weinig bevredigende prijzen voor andere export-gewassen gemotiveerd werd. De samenwerking met andere takken van dienst, werkende in het belang van den economischen toestand van de bevolking dezer gewesten, liet niets Ie wenschen over en resulteerde in maatregelen van algemeen belang, welke zonder den steun van de Algemeene Volkscredietbank technisch bezwaarlijk uitvoerbaar zouden geweest zijn. De samenwerking met de Indische Maatschappij voor Individueele Werk verschaffing werd onafgebroken voortgezet. De in samenwerking mot Overheidsdiensten en andere instellingen verstrekte credieten vertoonden einde 1988 een uitstaand bedrag van f 909 244, terwijl in L9BB 15 646 leeningen in samenwerking met derden verstrekt werden tot een bedrag van f 641 464. Hierin zijn 690 leeningen begrepen voor den afkoop van op Inlandsche gronden rustende schulden tot oen bedrag vim f' 298 233. In 1938 werden de onderzoekingen betreffende den economischen toestand van de landbouwende bevolking voortgezet. Zooals gebruikelijk weiden de resultaten dier onderzoekingen gepubliceerd in het officieel orgaan van de Algemeene Volkscredietbank „Volkscredietwezen", waarin het resultaat dei onderzoekingen in de regentschappen Demak, Bandjarnegara en Poerbolinggo, Sidoardjo en Ngawi benevens dat- van liet onderzoek naar de werking van pensioenbeleeningon afgedrukt werden. De afkoop van op klappertuinen in de Minahasa rustende schulden werd onverminderd voortgezet, zoodat in 1938 182 leeningen tot een bedrag van f 202 760 voor dat doeleinde uitgegeven werden. Met de verstrekking van overbruggingscrediet in den schralen tijd werd voort gegaan. Dit crediet, hetwelk op Java tevens een onderdeel vormt van de schuld bevrijdingsactie ten aanzien van saw ah-gronden. wint langzamerhand in popula riteit. Teneinde teleurstellingen te voorkomen bij een te snelle uitbreiding van dif klein-crediet vindt de uitgifte van dergelijke leeningen in een beheerseht tempo plaats. De liquidatie van liet crisis-bedrijf vond in een bevredigend tempo plaats. De inschakeling van de Inlandsche-gemoente-crodiotinstellingen voor de betaling van kleine wekelijksche aflossingen op de oude crisisschulden had gunstige DE ECONOMISCHE TOESTAND 246 gevolgen in verschillende ressorten op Java en Madoera. Bij sommige kantoren. welke bereids genaderd waren tot de laatste restanten van hun crisisbodrijf, werden de resteeronde orisisleeners individueel onderzocht op inkomsten en onderpanden. Zoodra uit dit individueele onderzoek bleek, dat de leener onmachtig was tot betalen tengevolge van de aanzienlijke achteruitgang zijner inkomsten sedert de crisis, werd do aanmaning ten opzichte van oen dergelijken leener stopgezet en het restant van zijn leening buiten zijn voorkennis (dit ter handhaving van een juiste betalingsdiscipline) naar oninbare vorderingen overgeboekt. Met plaatselijk kantoor van de Algemeene Volkscredietbank te Pangkalpinang moest in 1938 opgeheven worden wegens gebrek aan levensvatbaarheid. De nog bestaande leeningen worden door bet kantoor te Palembang geïnd. O)) 1 Januari 1988 word hot nieuwe kantoor te Kaba-lüiua (Soembawa) geopend. Alhoewel men aldaar in den aanvang met vele moeilijkheden te kampen had, begint meer teekening in dit nieuwe bodrijf te komen. In den moest letterlijken zin moot aldaar nog pionierswerk op credietgebied verricht worden. De rentabiliteit van het bedrijf dor Algemeene Volkscredietbank is ook- in 1988 aanzienlijk verbeterd, liet netto bedrijfsoverschot bedroeg f 540 930, tegen f 214 092 in 1937. TTot jaar 1938 vertoont oen voortgezette stijging der rente ontvangsten, zooals het volgend overzicht aantoont: De in 1988 over de gemiddold-iiitstaande bedragen ontvangen route beloopt 8,88 %, togen in 1937 5,14 %. Deze stijging laat zicli vorklaren door de vervanging van grootendeels rentevrije erisisleeningen door nieuw crediot. vallende onder een 1 g ronte-fype. Do bedrijfsuitgavon vertoonen tegenover 1937 een toeneming van f 113, 213 en bedroegen over 1938 f 2 195 548, welke stijging voor oen belangrijk deel toegeschreven moet worden aan de invoering van de nieuwe bezoldigingsregeling voor Landsdienaren, welke ook op het niet-ambtelijk personeel toegepast werd. Na de bi)bo_ring van bet netto-bodrijfso\ erschot over 1937 bedroeg het zuiver vermogen E 9784 177. tegen f 10 330 107 einde 1938. Ib" aantal verliesgevende kantoren bedroeg in 1988 47 met een nadeelig saldo van f 338 17s. tegen 58 kantoren met een totaal-verlies van f 428 134 in 1937. Hel aantal winstgevende kantoren beliep 48 met oen winstsaldo van f 03,1 L 99, tegen '■')! in 1937 met oen winstsaldo van f 387 997. Het voordeelig saldo van de kantoren gezamenlijk bedroeg in L 938 f 298 021, tegen een nadeelig saldo van f4O 137 in 1937, terwijl bol batig slot van bot beleggingsbedrijf in 1938 f 252 908 beliep, tegen 1254 229 in 1937. Het uitleenbedrijf der Algemeene Volkscredietbank steeg op Java en Madoera in 1938, zoowel wat betreft bet aantal verstrekte leeningen als hot uitgeleend bedrag. Tegen 357 402 voorschotten in 1937, worden 478 238 voorschotten in 1938 verstrekt, terwijl de totale uitleening (inclusief rekeiiing-coiuant-credieten) van f' 17 615 2CO tot f2l 577 190 steeg. De toenemende belangrijkheid van het desa-crediet in de uitleening dood de gemiddelde loensom van f 45 tot f 41 dalen. MUNT-, ('HEDIET- EN BANKWEZEN, OOÖPERATIE 247 De uitgifte \an desa-credieteii steeg niet bijna f 2.5 millioen tot een bedrag van f 8 352 730. Voor oen volledig beeld dient hierbij nog gevoegd te worden hot: in groep IV verstrekt crediet aan desalieden tot een bedrag van fBSB 040, zoodat in 1938 f 9 20.") 770 aan desa-erediof verstrekt werd. hetgeen 47 % van bet totaal op Java en Madoera aan voorschotten verstrekte bedrag voorstelt. Voor het eerst vond in 1988 orediet-erpansie plaats in de groepen la (desa crediet. wéinig-termijn on) en ll> (desa-eivdk t, veel-termijnen); de uitleening overtrof de aflossing in groep I met f 1 085 000. De verwachtingen van 1937, toen uitleening en aflossing in deze groep elkaar oog vrijwel neutraliseerden (in dien zin. dat bij een bestendiging van de Overheids bemoeienis met de rijstinarkt. waardoor stabiele rijstprijzen bereikt worden, een geleidelijke expansie van het desa-crediet verwacht kon worden) zijn dus in vervulling gegaan. Zonder aan de verzorging van don inmiddels belangrijk toegenomen omzet in de overige credietgroepen afbreuk te doen, is de Algemeene Volkscredietbank in 1938 weer grootendeels geworden hetgeen zij (c.g. de afdeelingsbanken) vóór do crisis was, namelijk do bankinstelling bij uitnemend heid voor den Inheemsche. De aanzienlijk gedaalde achterstand moge als bewijs gelden, dat de heropbouw van het normale bedrijf in 1938 op voorzichtige wijze plaats greep. De achter stand daalde van f 2 649 150 tot f 1715 990 einde 1938 of van 14,46% tot 8,26 %. Tevens toonden de aflossingen, welke van f 15 872 180 tot f 18 790 030 stegen, aan, dat do uitleening in een beheerscht tempo uitgebreid werd, w aardoor do aflossingen de toename der uitleeuing konden bijhouden. Niet alleen in het desa-crediet, doch ook in groepen Ha, Ilb en IV viel in 193 S crediet-expansie in het normale bedrijf op te merken. Slechts groep 111 (middenstanders) vertoonde een kleine crediet-contractie van f 1734 270 tot f 1645 480, welke vermoedelijk een gevolg is van hot onzekere toekomstbeeld, terwijl onder de Inheemsche middenstanders de stabiele padi-prijzen minder tot producten-handel noodden. De totale uitleeuing steeg, zooals gezegd, van 1' 17 015 200 tot f2l 577 190; de aflossingen stegen van f 15 872 180 tot f 18 790 630. Dientengevolge steeg het uitstaand-bedrag van het normale bedrijf van f 16 560 760 tot f 19 824 490, terwijl dat van hot crisisbedrijf van f 1 763 510 tot f 941 050 daalde. Niettegenstaande de belangrijke toename van de uitleening en van het uitstaand-bedrag, daalde de achterstand op het normale bedrijf van f 954 610 tot f 794 070, hetgeen een vermindering van 6% tot 4% voorstelt. Schakelt men den achterstand op credieten-in-rekening-courant uit (onder welke credieten zich om administratief-technische redenen nog verschillende credieten uit den crisistijd bevinden), dan blijkt de achterstand op voorschotten van hot normale bedrijf slechts f 581 720 te bedragen of 3 %, tegen f 608 190 of 4 % einde 1937. De daling van het uitstaand-bedrag van liet crisisbedrijf op Java en Madoera is voor f 127 360 een gevolg van verleende reducties op de hoofdsom der schulden. De kortingsmaatregel, waarbij crisisleeners, die binnen een bepaalde periode hun oude schulden aflosten, oen reductie op de hoofdsom verkregen, is in vele ressorten conform do adviezen der plaatselijke commissies van toezicht en bijstand afgeschaft. In andere ressorten werd het kortingspercentage verder verlaagd, terwijl hij enkele kantoren het oude kortingspercentage in 1938 gehandhaafd bleef. Deze maatregel had ten doel om willige debiteuren, die echter onmogelijk hun schuld binnen één jaar koudon aflossen, in staat te stellen to profiteeren van het bij het aangaan dor nieuwe betalingsovereenkomst geldende gunstiger kortingspercentage. De resultaten van de kortingsinaatrogelon zijn zeer bevredigend eeweest. Slechts in e«-n relatief klein aantal gevallen behoefde een beroep op den rechter gedaan te worden, terwijl het aantal gevallen, waarin tot executie van de onder panden overgegaan moest worden, uiterst gering was. Het aantal voorschotten in de Buitongowosten nam van 39976 tot 51 792 toe. De gemiddelde leensom bleef vrijwel constant, op f 137 (in 1937 f 138). De totale' uitleeuing steeg van f 7 860 280 in 1937 tot f 8 853 550 in 1938. De DE ECONOMISCHE TOESTAND 248 aflossingen namen van f 0 703 400 in 1937 toe tot f 7 020 130 in L 938, zoodat het geheele bedrijf oen uitleen-oNcodent vertoonde van f 1 233 420. Hierdoor kon het totale uitstaande bedrag aan voorschotten en credieten-in-rekening courant stijgen van f 6 684 960 tot f 7 759 850 einde 1988. Daartegenover daalde de achterstand op het geheele bedrijf van fIO4B 550 (15,8%) tot f 909 230 of 11,72 %. In verband met hot minder bevredigend prijspeil van verschillende export producten, zooals rubber en copra, in 1938 mogen bovenstaande resultoten bevredigend geacht worden, aangezien een kleine daling van de uitleening waarschijnlijk was. De voortschrijdende liquidatie van het crisisbedrijf zal aan deze uitbreiding niet geheel vreemd zijn. Als gevolg van de hooger vermelde stijging van de uitleeningen en de aflossing kon hef uitstaand bedrag van het normale bedrijf van f 5 912 780 tot f 7 263 250 toenemen, terwijl het uitstaand bedrag van het crisisbedrijf van I 7:>2 180 tot f 496 600 daalde. De achterstand op het geheele normale bedrijf steeg van f 443 800 tot i' 155 500. l>e achterstond op de voorschotten van het normale bedrijf (dus exclusief R/C credieten) steeg van f 229 310 tot f 282 730. In verband niet de aanzienlijk toegenomen uitleening en hot grootere uitstaand bedrag behoeft deze geringe achterstandstijging geen zorgen te baren. Bovendien schuilt hierin ook een niet onbelangrijk bedrag aan achterstand op ten volle door het Rubberfonds gegarandeerde leeningen voor don bouw van rubberdrooghuizen, welke inrichtingen momenteel oen moeilijken tijd doormaken. Procentueel kon de achterstand op het normale bedrijf van 8 % tot 6 % dalen, welke vermindering toegeschreven moet worden aan de achterstandsdaling op de groep der credieten-in-rekening courant, welke van 85 % tot 30 % daalde. Het thans grootendeels achterstallige uitstaand bedrag aan crisisleeningen daalde in 1938 van f 722 ISO tot f 490 600. De eigenlijke achterst and daarop daalde van f 604 750 tot f 453 730. Beziet men de afzonderlijke leengroepen, dan blijkt de uitleening in alle groepen — behalve in de groep der rekening-courant-credieten, welke een daling van de uitleening ad E 83 500 vertoonde — gestegen te zijn en wel voornamelijk in de groep 16 (desa-crediet, veel-termijnen) waarin thans f 2 473 280 (tegen f 1 833 220 in 1937) uitgeleend werd. Verheugend is de toename der uitleening in groep Ia van f6B 240 in 1037 tot f 167 140 in 1038. Ofschoon voor de financieele resultaten van het bodrijf van geen groot belang, bewijst deze stijging, dat groep la voor de toekomst nog perspectieven kan openen, waaraan de noodige aandacht geschonken wordt. In gelijken mate als de uitleening, stegen de afgeloste bedragen in de verschillende leengroepen met uitzondering van de rekening-courant-credieten, waarin gedurende 1938 f 140 950 minder afgelost werd. Zooals gezegd, schuilen oiulei- de credieten-in-rekening-courant rekeningen, welke in de crisisjaren geopend werden on door overcrediteering thans gevoelig reageeren op het prijsbeeld van verschillende producten, uit welker opbrengst thans afgelost wordt. Geheel overeenkomstig het zoo juist omtrent de uitleening en do aflossing geschrevene, kan een stijging van het uitsf nand-hedrae, in allo VOOrSchotgTOepen opgemerkt worden, waaronder die van groep \b ad E 499 590 (normaal-bedrijf) het meeste opvalt. Het op rekening-courant-credieten aangetrokken bedrag daalde van fOIB 690 tot f 566 630. De stijging van den achterstand schuilt in de groepen Ia (dorps-orediet, wéinig-termijnen), li (dorpserediet, veel-termijnen) en IV. De kleine achter standstijging van 1' 2130 in groep la behoeft in verband met de sterke groei van den omzet geen bespreking; die in groep Ib, welke oogenschijnlijk van belang is met een bedrag van f 24 410, hetwelk neerkomt op een stijging van 88 %, krijgt een ander karakter indien men overweegt, dat de uitleening met- 35% toegenomen is. De toeneming van den achterstand in groep IV komt vrijwel geheel voor rekening van de Rubberfondscredieten. Zooals eerder opgemerkt, betreft het hier credieten ten behoeve van den bouw van rubberdrooghuizen m I . ('UEDIET- EN BANKWEZEN, COÖPKBATIE 249 voor bevolkingsrubber, welke geheel gegarandeerd zijn door het Rubberfonds (totale stijging van den achterstand in groep IV f3B 280). De achterstand op rekening-courant-credieten daalde van f 214 490 tot f 172 770. Procentueel daalde. de achterstond voor het geheele normale bedrijf van 8% tot 6%. De achter stand op voorschotten (normale bedrijf) bleef stabiel op 4 %; die op rekening eourant-oredieten kon echter van 85 % tot 80 ";, dalen. Alles bijeengenomen en overwegende, dat in het Indisch Verslag over 1937 geschreven werd. dat men voor het uitleenbedrijf in de Buitengewesten wat betreft het jaar 1988 de verwachtingen niet al te hoog moest spannen, blijkt dus de werkelijkheid de verwachtingen te hebben overtroffen. Het locmbocngbedrijf op Java en Madoera. Gedurende 1938 min 32 loemboengs wegens gebrek aan levensvatbaarheid worden opgeheven, waar tegenover de oprichting van slechts 8 nieuwe loemboengs stond, zoodat het aantal instellingen verminderde tot 5561. Het aantal instellingen, dat niet uitleende, was geringer dan het vorig jaar (98, tegen 106 in 1937). waarbij echter rekening gehouden moet worden met bovenvermelde opheffing van 32 instellingen, zoodat in werkelijkheid het aantal loemboengs, dat niet aan de «itleening deelnam, grooter was. Niettemin werd een hoeveelheid van 21 000 quintalen meer uitgeleend dan in hef loemboengjaar 1988/1937 (1081000 quintalen); een hoeveelheid, w-elke de laatste 20 jaren niet bereikt werd. Het aantal leeners nam met 8600 toe tot 1123 000; deze toename hield dus geen gelijken tred mot do grootere uitleenïng, hetgeen in hot gemiddelde van 96 kg per leener (v. j. 95) tot uiting kwam. Ook de gemiddelde per (oemboeng uitgeleende hoeveelheid steeg, en wol van 194 tot .(OS quintalen, hetgeen eveneens een recordcijfer beteekent. Aan crediet in natura beek in uitgesproken sawah-streken oen geregelde behoefte te bestaan. liet waren weer de provincies West- en Midden-Java, waar de grootste toename der uitzettingen van de loemboengs plaats had. Tn West-Java werd 7000 en in Midden-Java 16 500 quintalen meer uitgeleend dan in het vorig boekjaar. Oost-Java daarentegen vertoont een vermindering der uitleening van •Joon quintalen ten opzichte van het boekjaar 1936/1937. Van den achterstand op 30 September 1937 van 25 200 quintalen resteerden 30 September 1938 nog 8300 quintalen, terwijl nieuwe achterstand ontstond tot een gewicht van 17 300 quintalen (vorig jaar 15 700) of 1,6 % (v. j. 1,5 %) mui de in totaal uitgeleende hoeveelheid. De achterstand bedroeg dus bij liet sluiten van het boekjaar 1037/1938 25 600 quintalen (vorig jaar 25 200). Wegens oninbaarheid werd een hoeveelheid van 500 quintalen afgeschreven. Einde van het boekjaar 1937/1938 stond aan leeningen uit een hoeveelheid van 49 500 quintalen (v. j. 47 400). Do in de loemboengs aanwezige voorraad bedroeg 1 282 200 quintalen (v. j. 1 278 800). De verkochte hoeveelheid padi van 168 438 quintalen bracht op f 506 100, zoodat een gemiddelde prijs van I' 3 gemaakt word, tegen f 2,20 in 1937. Uiteraard waren deze hoogere opbrengsten van gunstigen invloed op de bedrijfsresultaten der loemboengs. Er kon per saldo een bedrijfsoverschot van f 307 500 winden geboekt, tegen f 162 100 in het vorig jaar. Tegenover 4691 loemboengs (v. j. 4085), welke een bedrijfsoverschot van f 467 700 noteerden (v. j. f 374 700), stonden 870 (v. j. 1498) instellingen met een nadeelig saldo van f 160 200 (v. j. f 212 600). Do onkostencijfers wijken, over het geheel genomen, weinig af van die van het vorig jaar. De bedrijfskosten-in-geld bedroegen f 311 800 (v. j. f 304 300) of, evenals hot vorig jaar, 29 cent per uitgeleende quintaal, exclusief afschrijvingen op gebouwen en inventaris. Deze laatste inbegrepen, bedroegen de kosten 41 cent (v. j. 42 cent) per uitgeleende quintaal. De onkosten in padi beliepen 121400 (v. j. 120 000) quintaal of 11,2% (v. j. 11,3%) van de uitgeleende hoeveelheid; aan commissieloonen werd 06 400 quintalen (v. j. 05 200) uitgegeven of 6,1 % van de uitgeleende hoeveelheid (v. j. eveneens 6,1 %), terwijl de spillage 55 000 quintalen (v. j. 54 800) bedroeg, of 5,1 % (v. j. 5,2%). DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 25 Politiek-godsdienstige en godsdienstige vereenigingen. Van 30 Juli tot 7 Augustus 1938 had te Soerabaja het 24ste congres der Partai Sarckat Islam Indonsia (P.5.1.1.) plaats, waaraan door 70 afdeelingen werd deelgenomen. Dit congres nam o. m. de volgende besluiten: 1. Het hidjrah-beginsel ') van de P.5.1.1. omvat: a. de politiek (Islam, nationaal en internationaal); b. de maatschappelijke verhoudingen tusschen de individuen onderling, tusschen individu en kampong, en tusschen kampongs onderling, enz.; c. de economie (geldhuishouding van het individu en van de maatschappij, enz.); d. de godsdienst; e. de mystiek (theosofie, filosofie en zedeleer); /. de leer van den Islam (geschiedenis van den Profeet Moehammad en andere profeten). Een hidjrah-eommissie werd ingesteld, belast met het samen stellen van een handleiding over de hidjrah-practijk op theosofisch, sociaal, inter nationaal moslimsch en economisch gebied. 2. Onder den naam ~Daroel masrif" een bankinstelling op te richten, welke zich ten doel stelt: a. de bevordering en versterking van financieele hulpverleening aan handels-, industrie-, nijverheids- en landbouwinstellingen, welke het eigendom zijn van en beheerd worden door Inheemschen; 6. de bevordering en oprichting van zoodanige instellingen door vereenigingen en genootschappen. 3. Een lichaam onder den naam ~Badan Sidkah Hadji" in het leven te roepen, beoogende door middel van onderling hulpbetoon voor de leden der P.5.1.1. de mogelijkheid te openen om jaarlijks beurtelings een bedevaart naar Mekka te ondernemen. De kosten van deze bedevaart zullen uit bijdragen der leden bestreden worden. 4. Een economische enquête onder de bevolking in te stellen ten einde de beschikking te krijgen over gegevens betreffende de nooden en behoeften der bevolking, aan de hand waarvan eventueel een algemeene actie ingezet zal worden ter verkrijging van steun van de Regeering van Nederlandsch-Indië, zoo noodig ook van de Regeering in om den economischen toestand van de bevolking te verbeteren. Het Comité Penjedar Barisan P.5.1.1., de partij, welke zich in 1937 van de P.5.1.1. heeft afgesplitst en sedert den naam draagt van Pergerakan Penjadar. hield van 21 tot 25 September 1938 te Batavia haar eerste congres, waaraan door 23 van de 50 afdeelingen werd deelgenomen. Onder meer nam het congres het besluit om de geheele bevolking van Nederlandsch-Indië en in het bijzonder de op den Islam gebaseerde vereenigingen uit te noodigen om bij de in 1939 te houden verkiezingen voor den Volksraad de candidatuur van Hadji Agoes Salim te steunen. De vereeniging Moeham7nadijah hield van 21 tot 26 Juli te Malang haar 27ste congres. Van de bij die gelegenheid genomen besluiten zijn de belangrijkste: 1. De invoering van huishoudelijke vakken voor meisjes op de middelbare scholen der vereeniging, terwijl voor invoering van die vakken op de Gouverne ments- en particuliere onderwijsinstellingen actie zal worden gevoerd. 2. De verbreiding van Hizboel-Watan (Spes Patria), d. i. de padvinderij afdeeling der vereeniging, intensief ter hand te nemen door het voeren van propaganda en het houden van cursussen. 3. Het aanstellen van ten minste één propagandist voor ieder ressort. 4. Tegengang van de kerstening der kolonisten in de Lampoengsche Dis tricten, door in samenwerking met andere Islamietische vereenigingen, Moslimsche propagandisten naar dat kolonisatie-gebied te zenden. Voor dat doel heeft het hoofdbestuur van Moehammadijah een fonds gevormd ter bestrijding van de kosten voor het verblijf der propagandisten aldaar. ') Hidjrah beteekent het verbreken van banden, die iemand binden, zooals de Profeet Moehammad deed, toen hij in 622 A.D. zijn stam Koeraisj in Mekka verliet om zich in Medina te ve&tigen. De P. S. 1.1. gebruikt thans het woord in den zin van afscheiding, zich afwenden van de Regeering, dus non-coöperatie. DE ECONOMISCHE TOESTAND 250 De boekwaarde der schuren bedroeg 30 September 1938 f 805900 (v. j. f 827000), of 10,6% van het zuiver vermogen in geld ad f 7 633 800 (v. j. f 8 205 200). Op de gebouwen werd f 127 800 afgeschreven, of 12 cent per uitgeleende quintaal. De vermindering van het zuiver-vermogen in geld is een gevolg van de overschrijving naar de desakassen ten bedrage van f 849 885 (v. j. f5O 158). Het zuiver-vermogen-in-padi steeg van 1 320 100 tot 1 331 700 quintalen. Berekend tegen den gemiddelden padi-verkoopprijs van f 3 per quintaal. vertegenwoordigt het zuiver-vermogen-in-padi een waaide van f 3995 100, zoodat dus bet berekende totale vermogen der loemboengs bij een padiprijs van I 8 per quintaal f 11 029 000 bedraagt. De rentevoet moest bij eenige kleine loemboengs, welker bestaansmogelijkheid werd bedreigd, worden verhoogd; bij oen aantal financieel krachtiger instellingen kou de rente verlaagd worden. Bij 3301 loemboengs bedroeg de rente - of minder; bij LB2O 30/35 %, bij 207 40/45 %, bij L7B 50 %. Aan rente op leeningen word een boeveelheid van 292 000 (v. j, 201 600) quintalen ontvangen, of 27,1 % (v. j. 27.5 "/,,) van de uitgeleende hoeveelheid. Door den gunstigen padiprijs bedroeg de voordedige marge tusschen rente en onkosten 2,3 %. De padiprijs behoeft slechts weinig te dalen om deze voor deelige margo in oen nadeelige te doen verkecren. In hoofdzaak zijn de loemboengs dan ook voor de in standhouding van haar vermogen aangewezen op de bij de Algemeene Volkscredietbank belegde geldi Aan kleine geldleeningen ten behoeve van den aankoop van kunst mest bibit e.d.. alsmede in den vorm van leeningen ter overbrugging van den schralen tijd. werd door een aantal loemboengs uitgegeven f 27 150. Het ligt in de bedoeling daar waar aan deze credieten een permanente- behoefte blijkt te bestaan, z.g. tani-banken op te richten, aangezien hot verstrekken van geldcredieten minder op den weg van de deaaloemboengs ligt. Evenals in vorige jaren word weder door Verschillende loemboengs in saiinn werking met den landbouwvoorlichtingsdienst geselecteerde zaadpadi ingekocht ter verbetering van de padi-qualiteit. Dcsabanken Java en Madoera. Het desabank-bedrijf, dat in 1985 zijn diepte punt bereikte, ontwikkelde zich in het afgeloopen jaar wederom in gunstigen zin. De in 1936 aangevangen opwaartsche beweging zette zich ook in 1988, zij het in oen rustiger tempo, voort. De betrekkelijk gunstige economische toestanden in de desa's op Java en .Madoera leidden er toe, dat zoowel het met dr controle belaste personeel als de beheerscommissies der desabanken eenerzijds en de looneis anderzijds, meer vertrouwen in de toekomst kregen. l>aardoor durfde men, al ging het schoorvoetend, bij vele instellingen de individueele leensommen te verhoogen en wendden zich vele personen, die in lang niet hadden geleend weder tot de desabanken. Hot gemiddeld por leenor uitgeleende bedrag steeg van I 18 tot f 10. welk cijfer nog zeer ver ligt beneden het hoogst bereikte vóór de crisis (f 11 in 1929). Ook het aantal desabanken nam weer toe en wel niet 81 tot 0019. In vergelijking met het aantal in 1988 opgerichte instellingen (170) is deze toenami betrekkelijk gering, hetgeen zijn oorzaak- vindt in de opheffing van niet minder dan 95 bankjes (v. j. 31); deze werden voornamelijk in Oost-Java opgeheven, waar verschillende, reeds jaren geleden stopgezette, bankjes slechts op de definitieve liquidatie der uitstaande leeninges wachtten om opgeheven te kunnen worden. Van de 222 desabanken. welke einde 19:17 niet meer in bedrijf waren, werden er 87 definitief opgeheven on 27 heropend, terwijl in den loop van het jaar II bankjes (v. j. 18) hun bedrijf moesten staken, zoud.it einde 1988 nog 122 instellingen voor het uitleeiieii waren gesloten. De uitzettingen van de gezamenlijke desabanken namen met f 2 525 000 (v. j. f 2 649 (HM)) toe tot f 19 229 000, verdeeld over 8 094 500 leeningen (v. j. 2 823 800), gevende een gemiddeld bedrag per verstrekte leening van f 0.21 (v. j. f 5,92). Het aantal leeners steeg van 70 000 tot 1 018 000. van wie 630 000 mannen en 388 000 vrouwen. MUNT-, CREDIET- BN BANKWEZEN, COÖPERATIE 251 De achterstand verbeterde aanzienlijk: was het achterstandcijler einde 1937 met f 43 537 of 1,4 % van het uitstaand bedrag reeds gunstig, in 1938 liep dit cijfer nog verder terug tot f 20 922 of 0,6 %. De achterstandsvermindering was slechts voor fB3OO (v. j. fl6 800) een gevolg van afschrijving, waarvan slechts fBOO wegens gepleegde onregelmatigheden (v. j. f 4800). De uiterst gunstige achterstandcijfers, welke procentueel slechts worden overtroffen door bet topjaar 1920 (0,5 %), wijzen er wel op, dat het desabank-bedrijf als geheel thans grondig gesaneerd is. De bereikte resultaten geven dan ook aanleiding tot groote voldoening. Bij een aantal zeer kleine desabanken bleek het niet mogelijk de bestaande. dikwijls lage, rentestanden te handhaven zonder haar bestaansmogelijkheid in gevaar te brengen, zoodat tot renteverhooging moest worden overgegaan. Verdere bezuiniging op de bedrijfskosten was niet mogelijk, zoodat geen andere weg openstond. Het betreft hier slechts een betrekkelijk gering aantal bankjes. Een hoogere rente clan 10 % voor leeningen met wekelijksche aflossingen komt sporadisch voor. Een rente van 3 % daarentegen kan slechts bij hoogc uitzon dering worden berekend. Ben overzicht van de door de verschillende bankjes in rekening gebrachte rent, volgt hieronder: 1172 (v. j. 1102) bankjes 4 % 1488 (v. j. 1142) 5 % 3159 (v. j. 3127) banken o—B% 495 (v. j. 449) 9—lo % Ton laste van het zuiver vermogen der desabanken werd ingevolge de bepalingen in I. S. 1931 n°. 182 een bedrag van f 0-15 748 door 1222 instellingen overgeschreven. Thans is sedert de in werking treding van bedoelde Begeerings verordening reeds f 7 952 188 door de desabanken aan de desakassen over gedragen. Tengevolge van deze overschrijving onderging het zuiver vermogen der desabanken, dat einde 1937 f 8 009 700 bedroeg, ondanks het feit, dat in 1938 een netto-bedrijfsoverschot kon worden geboekt van f 101 000 (v. j. f 153 600), een vermindering tot f 7 469 900. Het lagere bedrijfsoverschot is, behalve van de overboeking naar de desakassen, voornamelijk oen gevolg van de verlaging der door de Algemeene Volkscredietbank oji de door de desabanken bij haar belegde gelden vergoede teute van 3 % tot 2', "/,,. Uit dien hoofde werd in 1938 slechts aan rente ontvangen f 123 090, togeii f 208 700 in 1937. Aan rente op leeningen u/g werd fO2O 400 (v. j. f 779 200) ontvangen, hetgeen neerkomt op 5,5 % (v. j. 5.6 %) van het uitgeleende bedrag. De hedrijfsuitgaveii stegen met f 97 200 tot f 1 011 400. De belooningon der desabankcoimnissies namen toe van t .'!!»(') 700 tot f 460 200. de bijdragen aan de bedrijfsfondsen van f 286 300 tot f 307 300 en die in de controle-kosten van f 210 000 tot f 229 100. Op gebouwen en inventarissen werd, evenals het vorig jaar. f4O 100 afgeschreven. In 1938 kon aan verplichte spaargelden worden uitbetaald f 711071 (v. j. f' 507 011) aan 207 350 (v. j. 239 150) inleggers of gemiddeld per inlegger f 2,00 (v. j. f 2,37). Dorpsbanken in de Buitengewesten. Het aantal dorpscredietinstellingen in de Buitengewesten steeg van 469 tot 495, doordat 4 instellingen opgeheven werden, waartegenover 30 opgericht konden worden. Deze nieuwe banken zijn voor het grootste deel in de residentie Benkoelen werkzaam. Van de 28 buiten bedrijf gestelde banken kon een viertal heropend worden, drie moesten definitiei opgeheven worden, terwijl 2 banken in den loop van hot jaar tijdelijk buiten bedrij! werden gesteld. Het aantal stopgezette banken bedroeg einde 1938 derhalve 23 (1(5 tor Sumatra's Westkust, 6 op Bali en 1 in Manado). Het uitgeleende bedrag steeg van f 1 292 000 tot f 1 477 800, terwijl het aantal leeningen dit jaar 153 500 bedroog (v. j. 145 200). De gemiddelde leensom steeg in 1988 tot f 9,63 (v. j. f 8,90). Bij de instellingen in Benkoelen daalde de gemiddelde loonsom van f 15,94 tot f 14,69; in de overige ressorten DE ECONOMISCHE TOESTAND 252 (Tapanoeli, Sumatra's Westkust. Bali en Lombok) nam de gemiddelde loonsom een weinig toe. De totale achterstand van alle dorpsbanken in de Buitengewesten daalde in 193 S van f2O 897 (4,8%) tol f 18 014 (8,6%). Ook in 1938 bleven de betrekkelijk jonge banken in Tapanoeli (opgericht in L 986) vrij van achter stand. Van de totale aobferstandsdaling is een bedrag van E 2100 bet gevolg van afschrijvingen, Ook- het uitstaand bedrag kon wederom stijeen (van f 438 200 tot f 493 700 per einde L 938). In den loop van 1988 werd op grond van de bepalingen inzake overschrijving van overtollige reserves op de dorpskasßen f 54 672 overgeschreven (v. j. f 1009). Algemeene Yolkseredietbnnk (inclusief' rekening-courant) en Desabanken op Java en Mad< Algemeen, Volkscredietbank (Buitengewesten), inclusief rekening-courant MUNT-, ORBDIET- l-'.N' BANKWEZEN, COÖPEBATIE 253 Algemeene Volkscredietbank (Buitengewesten), 1988 Algemeene Volkscredietbank (Java en Madoera), 1938 i. Coöperatie Voor den betrekkelijk nog jongen dienst van Coöperatie en Binnenlandsche Handelsvoorlichting kenmerkte zich liet jaar 1938 door een intensiveering van de werkzaamheden en bot op hooger peil brengen van het voorlichtingsapparaat. Waar bet in de bedoeling ligt. om de Bchuldbevrijdingswerkzaamheden in de naaste, toekomst in baar geheel onder te brengen in bet kader van de organisatie van het inheemsche bedrijfsleven, werd in 1938 oen begin gemaakt met het betrekken van een deel van bot tijdelijke personeel voor _e schuldbevrijding in den voorlichtingsarbeid op het terrein van coöperatie en binnenlandschen handel. Het zwaartepunt van de Bchuldbev—jdingswerkzaanïheden toch dient te worden gezocht in een doelmatige en systematische organisatie van de daarbij betrokken inheemsche producenten, hetgeen met zich medebrengt, dat het sohiildbcvrijdingspersoneel ervaring zal hebben op te doen op liet gebied van coöperatie en handelsvoorlichting. Een en ander houdt mede verband met het feit, dat oen reorganisatie van den buitendienst noodzakelijk' is gebleken in dezen zin, dat spoedig zal moeten worden overgegaan tot instelling van gewestelijke ressorten, overeenkomende met die van een provincie (of gouvernement). DE ECONOMISCHE TOESTAND 254 Uit de thans reeds in dienst zijnde ambtenaren zullen do meest geschikte met de leiding van elk van die ressorten worden belast, in welke functie zij voorts — voor zoover Java betreffende — het dagelijkscb contact bobben te onderhouden met het provinciaal bestuur en de provinciale welvaartsdiensten. In 1938 werd het buitenwerk, inclusief de schuldbevrijding, verzorgd door L 2 ambtenaren on 8 beambten voor Java en 2 ambtenaren voor de Buiten gewesten. De laatst* functionarissen, die worden betaald ten laste van de h'ubberfondseii. bobben onderscheidenlijk hun standplaats te Palembang en te Bandjermasin. De bezetting van Pontianak in 1937 met een ambtenaar, evoi as ten laste van de ilubberfondsen, moest medio 1938 worden < pgeheven, aangezien geen golden meer uit die fondsen beschikbaar konden worden gesteld. Coöperatiewezen. Het jaar 1938 is te beschouwen als de afsluiting van het eerste tienjarig tijdvak van de door do Overheid gevolgde coöperatie-politiek, welke haai- grondslag vindt in de ~Regeling Inlandsche Coöperatieve Vereeni gingen" (I. S. 1927 n°. 91). De volgende staat geeft een overzicht van het aantal in elk der in de afgeloopen tien jaren ingeschreven on ontbonden coöperaties, verdeeld naai' do soort der vereenigingen. Hoewel, op grond van de opgedane ervaring in vorige jaren, aan verzoeken van Vereenigingen om te worden ingeschreven in den laatsten tijd zware eischen worden gesteld, waarbij als algemeene gedragslijn is aangenomen, dat eerst tot registratie wordt overgegaan, wanneer de levensvatbaarheid der ooöperatii gedurende een jaar in de praktijk is getoetst, bleek het aantal inschrijvingen in 193 S toch nog meer te bedragen dan in elk der voorafgegane jaren. De meeste coöperaties zijn nog steeds spaar- en erodiet vereenigingen. hetgeen overigens verklaarbaar is, aangezien deze soort instellingen over het algemeen zoor eenvoudige van opzet zijn en geen uitgebreide administratie vereischen. Voor de inheemsche samenleving zijn dergelijke eenvoudige vereenigingen met een bedrijfsmatigen inslag zeer geëigende leerscholen voor hoogere vormen van organisaties, waarbij een richtig, commercieel zakelijk behoor eerste eisch is. Niet zelden verbinden de credietcoöperaties aan zich nevendoeleinden van socialen aard, zooals de instelling van een begrafenisfonds, liet bekostigen van noodzakelijke adatfeesten ten behoeve van minvermogenden (besnijdenis) e.d. Tot dusver zijn in do statistieken als afzonderlijke groep geclassificeerd de „producenten-coöperaties", welke benaming minder juist is en aanleiding kan geven tot verschillende misvattingen, om welke reden thans de klassieker aanduiding van „productie-coöperaties" wordt gebezigd. Daartoe worden gerekend Inschrijving en ontbinding van coöperatie MUNT-, CREDIET- EN BAXKWEZKN, COÖPERATIE 255 de coöperatieve vereenigingen voor aankoop van grondstoffen, c.g. verwerking en verkoop van producten, zoowel op het gebied van den landbouw als de nijverheid. Ter illustratie van de groote heteekenis van deze — numeriek nog zeer in de minderheid zijnde — organisaties, worden hier eenige cijfers genoemd betreffende de batikcoöperatie te Solo en de rubbercoöperaties in hot district Leuwiliang van hel regentschap Buitenzorg. Tol en met September 1988 werd door die batikcoöperatie aan grondstoffen ten behoeve van de 108 bij den batikbond aangesloten batikkerijen rechtstreeks van den importeur betrokken aan greys tot oen waarde van f öl2 650 en aan andere grondstoffen (was, hars. indigo, enz.) f 23 815. tezamen i' 566 465. Do omzet van deze coöperatie over 1938 kan dus op ruim f millioen gulden worden geschat. Het groote belang van doze organisatie voor baar loden is vooral hierin gelegen, dat door haai' rechtstreeksere relatie met den importeur de leden ten aanzien van de grond stoffenvoorziening niet meer zoo afhankelijk zijn van do manipulaties van den tusschenhandel, zooals tevoren het geval was, hetgeen voor de batikbedrijven tot velerlei moeilijkheden aanleiding heeft gegeven. Door de coöperaties van rubbertuinbezitters in Leuwiliang — een 12-tal, lellende 1791 leden — werd in 1938 160 000 kg aan sheets geproduceerd, met een opbrengst van f 57 500 van hetgeen verkocht is. Elke coöperatie heeft een eigen sheotboreidingsinstallatie, doch de verkoop van de producten geschiedt centraal, onder toezicht van het Consultatiebureau van de Afdeeling Nijverheid te Batavia. Dank zij de technische voorlichting van dit bureau is de bovolkings sheet van Leuwiliang. hoewel bereid in zeer eenvoudige fabrieken, welke geheel in de desa-sfeer zijn gehouden, van een dusdanige kwaliteit, dat zij door de exportmaatschappijen op één lijn wordt gesteld met ondernen_ngsrubber en bij de aanname zelfs geen keuringen meer behoeven plaats te bobben. Het product geniel ook in hot buitenland reeds een goeden naam. Aan verzoeken van buiten landsche handelslichamen om rechtstreeksche levering (o.a. New-York) word evenwel door do coöperaties wegens praktische bezwaren en bot daaraan ver bondon risico geen gevolg gegeven. Voor de vorming van tam-organisaties met daaraan annex oprichting van coöperatieve loemboengs, instellingen waarbij men instode van geld een gedeelte van den padi-oogst opspaart, hetzij geselecteerd ten behoeve van de bibit voorziening, hetzij om van de opgeschuurde padi bij den uitgestelden verkoop tegen den patjeklik-tijd voordeeliger prijzen te kunnen bedingen, bestond in het bijzonder in Oost- en West-lava boe langer boe meer belangstelling, zoowel van do zijde van den Landhouwvoorlichtingsdieiist als van particuliere organisaties (Parindra, Ponïer). Een oordeelkundige opzei mui dergelijke instellingen, waarbij men zich vooral voor overhaasting moot hoeden en zijn kracht zal hebben te zoeken niet in het aantal, doch in de hoedanigheid der leden, vormt een gezonde basis voor een systematische, „rural reconstruetion". waarbij do belanghebbende gemeenschap een actieve rol vervult. Meer en meer wordt ton aanzien van die landelijke coöperaties liet groote belang ingezien van inschakeling van den volksonderwijzer, in bot bijzonder ten behoeve van de verzorging van de administratie, zooals dit vooral bij de boeren leenbanken in Nederland bijna regel is. in enkele ressorten in Oost-Java is zulks roods sedert eenige jaren praktijk geworden bij de tani-vereenigingen, welke onder auspiciën staan van don Land bouwvoorliciitingsdionst. Ook in West-Java is het de groep van volksonderwijzers, die tot dusver een actief aandeel beeft in de leiding van coöperaties onder de plattelandsbevolking (Tjiparaj bij Bandoeng, Tjiamis, Tasikmalaja, —oeningan). Ondersbands is thans met hel Departement van Onderwijs en F.erodieiist een regeling getroffen, welke het mogelijk zal maken om in de toekomst bij den coöperatie-arbeid stelselmatiger gebruik te maken van de diensten van den „dorpssclioolmeester", den goeroe desa, die in de desa-samenleving tot de notabelen kan worden gerekend. Te dien einde zullen naar gelang van de behoefte goeroe-cursussen worden ingesteld, waarmede door den ambtenaar t<- Cheribon in 1938 reeds een begin is gemaakt. BE ECONOMISCHE TOESTAND 256 Groei van het coöperatiewezen onder de „Regeling Inlandsche Coöperatieve Vereenigingen" 5. Schuldbevrijding De schuldbevrijdhigswerkzaamhedoii hadden in 1038 een gestadigen voortgang. Hoewel ten aanzien van de beteekenis van dezen arbeid voor de Inheemsche bevolking over meer gegevens wordt beschikt dan een jaar tevoren, is het niet mogelijk daaruit thans reeds conclusies te trekken. Een indruk van den omvang van de werkzaamheden geeft de volgende tabel. waarin zijn opgenomen de op 31 December 1988 uitstaande en de tot dien datum uitgezette leensommen. Bij de schuldbevrijding worden verschillende methoden gevolgd; het uiteen loopend karakter van de schuldverhoudingen en de onderling afwijkende plaatselijke gewoonten rechtvaardigen deze verschillen in methode geheel. MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE 257 In den loop van 1938 werden 2 nieuwe pandhuizen en 1 filiaal opgericht, terwijl 1 filiaal, wegens omzetting in een pandhuis, word gesloten. lande 1938 waren op Java en Madoera 375 en in de Buitengewesten 85 of in totaal 460 leenbanken in exploitatie, tegen respectievelijk 373, 85 en 485 in 1937. Het aantal filialen bleef 53. De inbreng steeg van 36 406 252 panden en f 75 301 790 leensom in 1937 tot respectievelijk 43 485 283 stuks en f 85 309 623 in 1938. De vermeerdering bedroeg derhalve 7 079 031 panden en flO 007 833, of respectievelijk 19,44% en 13,29 %. De toeneming van het aantal beleende panden en de daarop verstrekte leensommen is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de groote vermeerderingen in de A-rubriek. 17 Slechts in enkele stroken, waar in het algemeen de sociaal-economische omstandigheden ongunstig zijn, wordt van coöperaties gebruik gemaakt. Omtrent dezen arbeid kan het volgende worden vermeld. Do lage productenpriizen in 1938 hebben het voordeel van de inschakeling van coöperaties wel in het licht gesteld, omdat het mogelijk is gebleken, de aflossingen aan te passen aan de financieele draagkracht van de leeners, de zelfwerkzaamheid te bevorderen door selectieve opvoeding van den producent en de onderlinge samenwerking te verhoogen door een organisatie, welke de positie van de producenten tegenover den geldschieter verstevigt. In 1938 is de arbeid van de schuldbevrijdingscoöperaties min of meer verlegd na ir de verzorging van den, voor een regelmatige afbetaling noodzakelijken, afzet van de opbrengst van de voor schuld verbonden beplantingen. Hierdoor kreeg de schuldbevrijdingsactie een diepere beteekenis voor de desa-huishouding, omdat zij zich niet beperkte tot saneering van de schuldverhoudingen, maar ook ter bereiking van deze saneering zich richtte tot gezondmaking van de handelsverhoudingen, welke in het algemeen, naast de in de desa bestaande credietbehoefte, als oorzaak van den schuldenlast moeten worden aangemerkt. Moeilijkheden werden ondervonden bij het streven, om de bij een coöperatie aangesloten leden, die als regel weinig ontwikkeld zijn, op korten termijn vertrouwd te maken met den coöperatieven arbeid, welke zoowel de controle van de hoeveelheid en hoedanigheid van de ingebrachte producten als hun verhandeling en de verrekening van de opbrengst daarvan omvat. In 1938 werden in de residentie Bantam 15 coöperaties opgericht. De zeer hooge schulden in het regentschap Pandeglang vormden — in verband met de zeer lage klapperprijzen — een ernstige belemmering voor do schuld bevrijdingsactie. In verband hiermede werd voorloopig afgezien van voortzetting van den arbeid in deze streek. Deze beslissing werd mede beïnvloed door de noodzaak om, waar mogelijk, de uiterste soberheid te betrachten bij de aanstelling van personeel en de aan den schuldbevrijdingsarbeid verbonden uitgaven, welke iv 1938 uit de f 25 millioen-bijdrage werden betaald en derhalve in 1940 op de normale begrooting zullen drukken. Omgezet werden IJ millioen klappers, waarvan een gedeelte tot copra werd verwerkt. De opbrengst bedroeg ruim f 12 600; hiervan werd ruim f 3200 aan de Algemeene Volkscredietbank afgedragen. De schuldbevrijding onder de kapokboombezitters in de regentschappen Malang, Djombang en Kediri werd in 1938 beëindigd. De belangrijke prijsdaling van de kapokkolven maakt het voor de bevolking zeer moeilijk om uit den oogst 1938 de door de opgerichte kapokdesabanken uitgegeven seizoencredieten, welke met inbegrip van de rente f 22 500 bedroegen, terug te betalen. Deze moeilijkheid werd nog verhoogd, doordat in andere gewassen plagen optraden. In verband hiermede werd 2/5 gedeelte van dat bedrag afgeschreven, waartoe te meer aanleiding bestond, omdat in deze credieten ook was begrepen een bedrag van f 7500, hetwelk het restant vormde van de door een aantal kapokboombezitters in vorige jaren aangegane schulden, die deze uit de opbrengst van den oogst 1937 niet meer konden betalen. 6. Pandhuisdienst DE ECONOMISCHE TOESTAND 258 In vergelijking met het jaar 1937 werden in 1938 7 067 116 A-panden (20 %) met een totaal van f 8 701385 (15 %) aan leensommen meer beleend. De B t/m E-panden stegen met 11 905 stuks en f 1 300 449, of respectievelijk 7 % en 8% l ). In het volgend overzicht zijn voor elk der jaren 1931 t/m 1938 het aantal beleende panden en de daarop verstrekte leensommen opgenomen. In 1938 werden 38 945 122 panden uitgelost, terwijl aan leensommen f 78 247 933 werd terugontvangen, tegen respectievelijk 31 418 081 stuks en f 67 821 725 ten vorige jare. De op vorengenoemde leensommen verschuldigde kosten bedroegen in 1938 en 1937 respectievelijk f 10 185 400 en f 8 432 284. Het aantal herbeleende panden bedroeg in 1938 5 573 821 met een gezamen lijke leensom van f 16 569 460, tegen 3 445 583 en f 12 157 432 in het vooraf gegane jaar. Indien de aantallen en leensommen van de herbeleeningen worden afgetrokken van de hoeveelheden en bedragen van den inbreng en de lossing, dan bedragen de aantallen nieuw-ingebrachte panden in ISJ3B 37 911 462 en de daarop ver strekte leensommen f 68 740 103, tegen respectievelijk 32 960 669 en f 63 144 358 in 1937; de werkelijke hoeveelheid uitgeloste panden met de daarop betrekking hebbende leensommen waren respectievelijk 33 371 301 en f6l 678 473, tegen respectievelijk 27 972 498 en f 55 664 293 in 1937. Van de in 1937 beleende A-panden, waarvan de algeheele afwikkeling eerst in 1938 plaats vond, werden uitgelost 34 291 898 stuks of 94,6 % van den totalen inbreng, tegen respectievelijk 28 467 289 stuks of 95,6 % in het vooraf gegane jaar. Aangezien de in 1938 plaatsgevonden hebbende beleeningen der A-panden eers t volledig in 1939 zullen zijn afgewikkeld, kunnen hierbij slechts de uitkomsten over den inbreng van de eerste 8 maanden worden vermeld. In die periode werden beleend 27 498 555 panden, waarvan werden uitgelost 25 661 594 panden of 93,4 %, tegen 21 498 473 en 20 521 430 panden of 95,5 % betreffende hetzelfde tijdvak in 1937. Op de pandveilingen werden in 1938 2 541 798 stuks (tegen 1 241 682 stuks in 1937) in het openbaar verkocht of respectievelijk 6 % en 4 % van het totaal aantal ingebrachte panden der inbrengmaanden, waarvan do verstaanterniijnon in ïespectievelijk 1938 en 1937 verstreken. Einde 1938 stond aan leensommen uit f 32 994 925 of 28,7 % van het uitstaand bedrag einde 1937, vermeerderd met de in 1938 verstrekte leensommen, tegen respectievelijk f 29 557 975 of 29,7 % in 1937. Wegens onvoldoende bod moesten van de biervóór genoemde aantallen geveilde panden 1 239 234 stuks tot een bedrag van f 1 607 814 aan koopsommen en kosten voor den Lande worden aangekocht, tegen 230 192 panden en f 382 501 in 1937. ') Voor de indeeling van de panden wordt verwezen naar de noot op blz. 194 van lat Indisch Verslag 1936. MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE 259 De vermeerdering van 1 009 042 panden en f 1 225 313 bestond voornamelijk uit manufacturen, voor welk artikel, in verband met de sterk gedaalde markt prijzen, weinig belangstelling bestond. In 1938 kwam aan overschotten beschikbaar f 325 025, tegen f 540 851 in 1937. In de beide jaren werden aan surplussen uitbetaald respectievelijk f 198 984 en f 352 729. Het onafgchaalde overschot bedroeg einde 1938 f 152 896, tegen f 235 303 in 1937. De rekening Gouvernementspanden op einde 1938 daalde met f 22 857 aan balanswaarde ten opzichte van 1937. De A-rubriek vermeerderde met f 396 694, terwijl de B t/m E-panden met f 419 551 aan balanswaarde verminderden. De noodige aandacht werd besteed aan den verkoop van de goedkoope A-panden, door regelmatig deze goederen te verzendon naar streken, waar gunstiger resultaten van den afzet werden verwacht. De verkoop van de B t/m E-panden, voornamelijk van de oudere dienst jaren, nadat een balanswaardevermindering van +' f 160 000 was toegepast, is alleszins bevredigend geweest. Het Centraal Verkoopkantoor „Glodok" te Batavia heeft, evenals vorige jaren, een belangrijk aandeel in den verkoop van de duurdere Gouvernementspanden gehad. In het volgend overzicht is de balanswaarde van de voor het Gouvernement aangekochte panden einde 1938 en 1937 rubrieksgewijze gespecificeerd. De exploitatie-kosten van het bedrijf bedroegen f 6 403 580 of f 0,147 per pand in 1938, tegen f 6 857 032 of f 0,188 in 1937. De winst beliep f 5 230 975 in 1938, tegen f 2 993 520 in 1937. Voor verdere gegevens, meer in liet bijzonder betreffende Java en Madoera en de Buitengewesten afzonderlijk, wordt verwezen naar deel II van dit Verslag en naar het Jaarverslag van den Pandhuisdienst. 7. Postspaarbank De omzet — zijnde het totaal-bedrag der inlagen en terugbetalingen — beliep in 1938 ±' f 62 602 000, tegen + f 51 049 000 in 1937 en f 43 302 000 in 1936. Do aantallen geboekte handelingen (inlagen en terugbetalingen) bedroegen in de jaren 1934 t/m 1938 resp. 937 937, 966 442, 1 002 634, 1 170 812 en 1 330 074. Het aantal spaargelegenheden der instelling bedroeg 31 December 1938 638, namelijk 113 postkantoren en bijpostkantoren en 521 hulppostkantoren, alsmede de 4 eigen kantoren der Postspaarbank, welke eveneens over een inleggerskas beschikken. Ook gedurende 1938 deden de ruime geldmarkt en de gedaalde rente-standaard hun invloed gelden op de bedrijfsresultaten. Het inleggerstegoed vertoonde opnieuw oen aanzienlijk accres. Het bedrijfsoverschot der Postspaarbank bedroeg in 1938 + f 56 000, welk bedrag werd geboekt in het credit der reserve-rekening, welke 31 December 1938 ,-ildo aanwees van +' f 7 205 000. Het jaar 1938 toonde een verdere stijging, zoowel wat betreft het aantal boekjes in omloop, het inleggerstegoed als den omzet. Voor zoover betreft het aantal boekjes en het tegoed geven de volgende tabellen een beeld van den groei der instelling. DE STAATKUNDIGE TOESTAND 26 Blijkens de jongste gegevens bezat Moehammadijah einde 1938; ','"2 l afdec lingen en groepen, 43 328 leden omvattende, 218 volksscholen, 84 standaard scholen, 166 Hollandsch-Inlandsche en sohakelscholen, 115 godsdienstscholen, 32 meisjesscholen, te zamen 60 182 Leerlingen tellende; verder nog 7 poliklinieken en "2 weeshuizen. Van 11 tot 16 Juni hield de vereeniging van oud-geloovige schriftgeleerden, de Nahdatocl Oelama (N.0.) te Menos haar L3de congres, lu-twelk onder meer 1 u-sloot om: 1. het vraagstuk van de oprichting van een [slamietische bank door hel hoofdbestuur in studie te doen nemen; 2. een naamlooze vennootschap op te richten voor den import uit Japan van glaswerk, waarvan de distributie door tusschenkomsi der aideelingeh zal geschieden: 3. geen initiatief te nemen in de actie tot steun van de slachtoffers in Palestina, doch den leden der partij vrijheid te geven persoonlijk aan de actie der comités, welke daarvoor gelden inzamelen, deel te nemen. Verder werd een motie aangenomen, waarin aan de Regeering word! \erzocht beleedigingen van den Profeet Moehammad en den Koran strafbaar (e. stellen, terwijl de op Jiet congres van 1937 aangenomen motie, houdende bezwaren tegen de overdracht van de bevoegdheid der priesterraden inzake erfeniskwesties ,-i.m de landraden, werd bekrachtigd. De vereeniging van Indo-Arabieren Persatoean Arab Indonesia (P.A.1.) hield van 14 tot 18 April te Semarang haar 3de congres. De bij deze gelegenheid gehouden redevoeringen hielden voornamelijk een betoog in vóór uitbreiding van het Westersch onderwijs en vóór het zenden van afgevaardigden naar de ver tegenwoordigende lichamen. De door het congres genomen besluiten betroffen slechts aangelegenheden van internen aard. De vereeniging verklaarde zich te kunnen vereenigen met het doel en streven der petitie-Soetarajo. Op 6 December had te Soerakarta op initiatief van R. M. Wiwoho Poerbo hadidjojo de oprichting plaats van een nieuwe politiek-godsdienstige vereeniging onder den naam Partai Islam Indonesia (P.1.1.). Blijkens de statuten stelt de vereeniging zich ten doel ~het Indonesische volk klaar te maken voor de aan vaarding van de volmaakte positie van den Islam en zijn belijders. Zij tracht dit doel te bereiken door het nauwer aanhalen van den broederband tusschen de Islamieten en hun vereenigingen en door het volk het besef bij te brengen van zijn recht om zijn leven te regelen naar de voorschriften van den Islam. De partij leiding zal dictatoriaal zijn, terwijl de hoogste macht gevormd wordt door de wetten van Koran en gewijde overlevering, gehanteerd dooi- het hoofdbestuur, hetwelk het recht heeft de strijdtactiek te bepalen". De vereeniging verklaart te staan op het standpunt van samenwerking met de Regeering. Einde 1938 telde deze vereeniging 18 afdeelingen en candidaat-afdeelingen, waarvan 10 op Java en 8 in de Buitengewesten De Madjlisoel Islamil A'laa Indonesia (M.1.A.1.), d. i. het ~Hooge Islamie tische College voor Indonesia", een in 1937 te Soerabaja op initiatief van den bekenden voorman van Moehammadijah, Kijahi Hadji Mas Mansoer, opgericht federatief lichaam van in Nederlandsch-Indië bestaande Islamietisch godsdienstige vereenigingen, stelt zich te doel: «. den band tusschen de Islamietische vereenigingen in Nederlandsch-Indië nauwer aan te halen; b. stemmen te vereenigen ter verdediging van de eer van den Islam, en c. den band tusschen de Islamieten in Nederlandsch-Indië en die in het buitenland te verinnigen. Deze federatie belegde van 26 Februari tot 1 Maart 1938 te Soerabaja haar eerste congres, waaraan door afgevaardigden var een 25-tal godsdienstige partijen en groepen werd deelgenomen. A. Aantal spaarbankboekjes op 31 December: B. Tegoed op 31 December. DB ECONOMISCHE TOESTAND 260 MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE 261 8. Andere spaarinstellingen Een aantal gegevens betreffende de oprichting, hel aantal en de werkwijze van de in Nederlandsch-Indië werkende particuliere spaarinstellingen is opge nomen op blz. 249/250 van bet Verslag 1931. De Algemeene Spaar- en Depositobank te Batavia (C) is reeds gedurende enkele jaren in liquidatie. Enkele der voornaamste cijfers met betrekking tot de particuliere spaar instituten, ontleend aan de jaarverslagen over de jaren 1937 en 1938, volgen hieronder. MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN, COÖPERATIE DE ECONOMISCHE TOESTAND 262 263 rente 1937 f 153313,46 (Soerabaja); inclusief rente iwi - — . kassar). *) Inclusief Vereenigingen, enz. (Semarang 110, Soerabaja 436, Makassar 78, Manado 770, Padang 182). 2 ) Cijfers over 1937 (over 1938 nog niet bekend); de stadsgemeente Soerabaja waar borgt tegoed en rente. •) Zonder rente 1937 (Soerabaja); zonder rente 1937 (Makassar). DE ECONOMISCHE TOESTAND 264 K. VERKEER 1. Overzicht van het verkeer De in de tweede helft van het jaar 1936 optredende, tot ver in 1937 nawerkende gunstige factoren hadden de vervoersresultaten der spoorwegen in laatstgenoemd jaar op een hooger peil gebracht. Ondanks de minder gunstige perspectieven, waarmede 1938 is ingegaan, wisten de spoorwegen, op enkele uitzonderingen na, zich op dat peil te handhaven; zij hebben het jaar afgesloten met cijfers, welke weinig verschillen van die over het voorafgegane jaar. De achteruitgang in de ontvangsten bij de Nederlandsch-Indische Spoorweg Maat schappij en de Dcli Spoorweg Maatschappij is, in aanmerking genomen het sterke vervoersaccres in 1937, niet verontrustend. De ontvangsten uit het vervoer van reizigers en goederen op de lijnen van alle particuliere spoorwegmaatschappijen op Java gezamenlijk bedroegen in 1938 % minder dan die over 1937 (de toename over 1937 ten opzichte van 1936 was 21 %). De concurrentie van vrachtauto en autobus noopten de maatschappijen tot verdere tariefsverlagingen en andere maatregelen tot tegenweer, waaronder opvoering van de trcinsnelheid op verschillende lijngedeelten een eerste plaats innam. Vermelding verdient nog, dat voor het meerendeel der spoorwegen op Java (inbegrepen de Staatsspoorwegen) de inkomsten uit het rcizigersvervoer in 1938 die van 1937 hebben overtroffen (de Semarang—Cheribon, Semarang —Joana, de Modjokerto en de Madoera Stoomtram Maatschappijen vertoonden een lichten achteruitgang), terwijl voor alle spoorwegen ook ten aanzien van 1938 uit dit vervoer de inkomsten van de tweede jaarhelft hooger waren dan die over het eerste semester (een als gevolg van seizoensinvloeden normaal verschijnsel). De Staatsspoorwegen op Sumatra konden op een uiteindelijk gunstiger resultaat voor 1938 wijzen. De ontvangsten van de Dcli Spoorweg Maatschappij onder vonden ongunstigen invloed van de verscherpte rubberrestrictio. welke een vervoersvermindering van dat artikel met 38 % ten gevolge had. Het wegverkeer blijft zich gestadig ontwikkelen. Evenals in 1937 vertoonde dit verkeer ook in dit jaar een vooruitgang; zoo bedroeg het aantal motor rijtuigen in Nederlandsch-Indië einde 1937 82 741, tegen 88 672 einde 1938, een toename dus van 5931 of 7,2 %. De Koninklijke Nederlandsch-Indische Motorclub en de Dcli Automobielclub ontvingen ook in 1938 financieel en steun van het Land voor de verzorging van de wegbebakening. De lengte van het wegennet in beheer bij de provincies West-, Midden- en Oost-Java, alsmede bij de Zelfbesturen in de Vorstenlanden bedroeg einde 1938 achtereenvolgens 3067, 1877, 3243 en 1787 of tezamen +' 10 000 km, waarvan 5804 km geasfalteerd. De wegen in de Buitengewesten, in beheer bij het Departement van Verkeer en Waterstaat, hadden einde 1937 een lengte van 12 276 km, waarvan 1635 km geasfalteerd. In den loop van 1938 is deze lengte gebracht op 12 318 km, waarvan 1793 km geasfalteerd. Als gevolg van de instelling van de groepsgemeenschappen Minangkabau en Bandjar en hot Zelfbesturend gebied Bali is van genoemde totale lengte per 1 Juli 1938 aan deze gemeenschappen in beheer overgedragen onderscheidenlijk 1555, 43 en 412 km weg, waarvan respectievelijk 142, 6 en 210 km geasfalteerd. Vermeld kan nog worden, dat van de aan den in de lengterichting van Sumatra loopenden stamweg nog ontbrekende schakel tusschen de residenties Lampoengsche Districten en Palembang de aarden baan in 1938 gereed kwam, terwijl de in dit weggedeelte voorkomende kunstwerken op een tweetal bruggen over de Wai Tahmi en de Wai Giham na werden voltooid. Wat de scheepvaart in het algemeen betreft, valt op te merken, dat in 1938 het zeevervoer is teruggeloopen en de vrachttarieven zich niet op het peil van 1937 hebben kunnen handhaven. VERKEER 265 Het goederenvervoer naar het buitenland en in omgekeerde richting in de zes groote bedrijfshavens heeft in 1938 bedragen ± 3 356 000 tonnen van 1000 kg, zijnde 455 000 ton of 12 % minder dan in 1937. Ook in 1938 woog de omvang van het vervoer van Europa naar Indie niet op tegen den vervoersomvang in omgekeerde richting, zoodat ook dit jaar maandelijks enkele schepen in ballast naar Nederlandsch-Indië gezonden moesten worden. Zooals in het Verslag over 1937 werd megededeeld, werd de vaart op China en Japan daarbij nog ongunstig beïnvloed door het tusschen die landen uitgebroken conflict. Ook in 1938 werd hiervan de terugslag ondervonden. Bij dit al heeft de Indische scheepvaart over 1938 toch nog betrekkelijk bevredigende uitkomsten kunnen boeken. Het luchtverkeer blijft zich op bevredigende wijze ontwikkelen. Ook in 1938 nam zoowel het passagiers- als het goederen- en postvervoer toe. Werden onder scheidenlijk in 1937 17 350 passagiers, 29 649 kg brieven-pakketpost en 77,3 ton goederen vervoerd, in 1938 bedroegen deze cijfers in dezelfde volgorde 20 972, 54 067 en 101,5. Het aantal passagiers/km steeg van 4 822 982 in 1937 tot 6 995 911 in 1938, terwijl het aantal verkochte ton/km van 485 825 is gestegen tot 747 332. Als een belangrijk feit kan aangemerkt worden de instelling op 3 Juli 1938 van de luchtverbinding met Australië. De geldelijke resultaten van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst werden in het eerste halfjaar van 1938 ongunstig beïnvloed door de doorwerking van de in 1937 ingevoerde tariefsverlagingen en mede door de minder gunstige econo mische omstandigheden, waarmede het jaar is ingegaan. De vermindering van de geldelijke resultaten welke hiervan het gevolg was, werd echter in de tweede helft van het jaar voor een groot deel goed gemaakt door de groote toename der verkeersdrukte en bedrijvigheid bij den postdienst en telefoondienst. Het totaal der baten is in vergelijking met 1937 f 436 000 teruggeloopen. Het exploitatie-overschot onderging echter ten opzichte van 1937 nog een verderen teruggang als gevolg van de per 1 Januari 1938 ingevoerde nieuwe bezoldigingsregeling, waardoor dit overschot f 1 705 000 beneden dat van 1937 is komen te liggen. De omvang van het verkeer nam, wat de brievenpost betreft, ten opzichte van 1937 zoowel ten aanzien van het binnenland als het buitenland belangrijk toe; het telegraafverkeer gaf alleen ten aanzien van het binnenlandsch verkeer een toename te zien, ten opzichte van het buitenland nam dit verkeer sterk af, hetgeen hoofdzakelijk moet worden toegeschreven aan het verkeer met Japan, dat met ruim 28 000 telegrammen is teruggeloopen. De telefoondienst ontwikkelt zich gunstig. De kassiersdiensten, welke door het P.T.T.-bedrijf voor dorden worden verricht, werden in 1938 wederom uitgebreid. 2. Landwegen en bruggen Java en Madoera. Het wegenstelsel op Java is in hoofdzaak ontwikkeld volgens liet in 1913 opgesteld „algemeen wegenplan van Java". Dit beperkte zich tot de z.g. hoofdwegen, welke wel is waar over nagenoeg de geheele lengte reeds als verharde rijwegen aanwezig waren, doch waarin hier en daar enkele schakels ontbraken en waarvan verschillende gebrekkige gedeelten verbeterd dienden te worden, terwijl voorts een aantal groote bruggen moest worden gebouwd voor die rivierovergangen waar nog met overvaarten werd volstaan. Mei het gereedkomen van de verbinding tusschen Priangan en Banjoemas in V.)2U was het algemeen wegenplan van Java van 1918 geheel voltooid. Sinds 1913 is echter op verkeersgebied veel veranderd. De toename van de bevolking, de vermeerdering en differentieering van de maatschappelijke behoeften, de ontwikkeling van het snelverkeer langs den weg hebben het verkeersbeeld op den weg vergeleken bij 1913 ingrijpend gewijzigd. In de laatste jaren werd dan ook de noodzakelijkheid gevoeld om normen vast DE ECONOMISCHE TOESTAND 266 te stellen, volgens welke de verbetering en den uitbouw van het wegenstelsel op Java in de toekomst zal dienen te geschieden. Hiertoe werd bij G.B. 18 Nov. 1938 n°. 27 een commissie ingesteld welke tot taak hoeft om, rekening houdende met de bestaande en in de naaste toekomst te verwachten verkeersbehoeften, alsmede niet de defensiebelangen, de Regeering van advies te dienen nopens de wensohelijk te achten verbetering van het wegenstelsel op Java en Madoera. Ook in 1938 berustte de zorg voor do wegen op Java en Madoera bij de provincies, de stadsgemeenten, de Zelfbesturen der Vorstenlanden en de regent schappen. De lengte van het bij de provincie West-Java in beheer zijnde wegennet bedroeg einde 1938 3067 km (verhard), waarvan 2109 km of 69 % was geasfalteerd (tegen 67 % einde 1937). Voor het onderhoud van deze wegen werd in 1938, met inbegrip van herasfalteeringen en het voortzetten van het in vorige jaren begonnen stroefmaken van gladde geasfalteerde weggedeelten, welke bij regen ernstig slibgevaar opleveren (wrijvnïgseoë—iciënt minder dan 0,25), flll6 313 uitgegeven. Ten behoeve van de in bovenbedoelde wegen gelegen kunstwerken werd aan onderhoud en herstelling f 67 633 uitgegeven. Voor „verbetering en vernieuwing"' van wegen en kunstwerken werd f 182 995 uitgegeven. De Zuidelijke verbindingsweg Malimping —Bajah kwam tot en met de sde sectie gereed; aan dezen wegaanleg werd in dit jaar f2B 651 besteed. De gewapend beton-brug over het Scheepvaartkanaal in den weg Pagaden— Pamanoekan kwam eveneens in 1938 gereed, zoodat deze weg over de geheele lengte voor het verkeer kon worden opengesteld. Uit de Nederlandsche bijdrage voor welvaartswerken werd in 1938 ten behoeve van in deze provincie gelegen wegen en bruggen f 250 600 uitgegeven. De lengte van de bij de provincie Midden-Java in beheer zijnde- wegen bedroeg einde 1938 1877 km, waarvan 963 km of + 51 % geasfalteerd (tegen 50 % einde 1937). Aan gewoon onderhoud werd besteed f 754 800 voor wegen en f 65 800 voor bruggen en duikers. De toestand der wegen bleef over het algemeen bevredigend ofschoon nog verschillende weggedeelten voor verbetering in aanmerking komen. Voor wegaanleg en verbetering werd geautoriseerd f 232 500, ten behoeve van bruggen f 139 600. Evenals het vorig jaar werden in 1938 verscheidene bruggen verbreed en versterkt. Uit de bijdrage voor welvaarts werken werd in 1938 f 208 000 uitgegeven. De lengte van het bij de provincie Oost-Java in beheer zijnd wegennet bedroeg einde 1938 3243 km, waarvan 2255 km geasfalteerd of 70 % (tegen 65 % einde 1937). Om de in de crisisjaren aan het wegenonderhoud ontst achterstand in te halen, is in 1938 voor „onderhoud van wegen" op de provinciale begrooting een belangrijk hooger bedrag uitgetrokken dan in vorige jaren. Ten behoeve van dit onderhoud werd uitgegeven f 1 488 185, tegen f 1 121 837 in 1937. Voor onderhoud van de in deze wegen gelegen kunstwerken werd +' f 62 200 en aan nieuwe kunstwerken f 158 000 ten koste gelegd. De lengte der geasfalteerde wegen werd vermeerderd met 130 km. Ten laste van de bijdrage van Nederland voor welvaartszorg werd in 1938 f 378 000 verwerkt. Bij de Zelfbesturen der Vorstenlanden was einde 1938 in beheer een weglengte van 1787 km, waarvan 477 km is geasfalteerd of 26,7 %, tegen 26,5 % einde 1937. Voor het onderhoud van bovenbedoeld wegennet werd uitgegeven f 387 692, terwijl aan herstellingen en verbeteringen werd besteed f 3855 en aan nieuwe verharding zonder asfalteering f 46 401 voor 25,4 km weg. Voor don aanleg van nieuwe wegen werd f 14 596 uitgegeven. Aan de uitvoering van asfaltconstructies, gepaard met verbetering der verharding, werd in 1938 besteed f 152 298 voor 44,55 km-weg. Het onderhoud van de in de wegen gelegen kunstwerken vorderde f 27 332. Aan herstellingen en verbeteringen der kunstwerken werd f 33 357 uitgegeven. Vernieuwingen van bruggen en duikers vorderden een bedrag van f 46 322. Ten laste van de Nederlandsche welvaartsbijdrage werd f 118 000 besteed. Buitengewesten. De lengte van de wegen in beheer bij het Departement van Verkeer en Waterstaat en waarvan de onderhoudskosten geheel of gedeel- VERKEER 267 telijk ten laste van de Landsbegrooting worden gebracht, bedroeg einde 1938 10 306 km met een verhard oppervlak van 34 241 700 m 2 (ongeasfalteerde en geasfalteerde tezamen), waarvan 1435 km met een oppervlakte van 5 987 700 m 2 geasfalteerd. In den volgenden staat wordt een overzicht gegeven van de lengte en opper vlakte van de wegen, welke in elk der daarin genoemde residenties bij dit Departement in beheer zijn, zoomede van de gedeelten daarvan, welke geasfal teerd zijn. De voor onderhoud en herstellingen aan de wegen op Sumatra, Borneo en in de Groote Oost uitgegeven bedragen zijn in den volgenden staat opgenomen. DE ECONOMISCHE TOESTAND 268 De omvang van de werkzaamheden is grooter geweest dan uit deze cijfers kan worden afgeleid, omdat de onderhoudswerkzaamheden in verschillende gewesten gedeeltelijk in onbetaalden arbeid door heerendienstplichtigen worden verricht. De uitvoering van nieuwe werken ten laste van de gewone fondsen der I.andsbegrooting bleef, evenals in de voorafgegane jaren, beperkt. Uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber werden echter wederom aanzienlijke bedragen in verschillende residenties op Sumatra en Borneo beschikbaar gesteld voor den aanleg van nieuwe en de verbetering van bestaande wegen, alsmede voor den bouw van bruggen en duikers. De voor deze z.g. „rubberwerken" uitgegeven bedragen zijn mode in het bovenstaande staatje opgenomen. Tevens zijn daarin vermeld de uitgaven voor de werken, welke in de residenties Manado, Molukken en Timor en Onderhoorig heden werden uitgevoerd ten laste van do bijdrage van Nederland voor welvaartszorg. Van het uit de opbrengst van het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber bestede bedrag van f 1 965 000 werd verwerkt in Sumatra f 1 361 900 en in Borneo f 603 100. In deze, bedragen zijn begrepen de uitgaven voor opnemingen en gewoon onderhoud (inde laatste kolom, tusschen haakjes, vermeld). Van het ten laste van de Vilde begrootingsafdeeling voor aanleg uitgegeven bedrag van f 576 200 werd verwerkt in Sumatra f 414 700. in Borneo f 33 000, in Celebes f 80 500, in Bali en Lombok f 37 400, in de Molukken f 9600 en in Timor en Onderhoorigheden f 1000. Ten aanzien van Sumatra moge omtrent het hoofdwegenstelsel het volgende worden opgemerkt. Van de aan den in de lengterichting van Sumatra loopenden stamweg nog ontbrekende schakel tusschen de residenties Lampoengsche Districten en Palembang kwam de aarden baan geheel en de verharding grootendeels gereed: de in dit weggedeelte voorkomende kunstwerken werden voltooid op een tweetal bruggen over de Wai Tahmi en de Wai (iiham na, In hot geheel word aan dezen nieuwbouw in 193 s besteed f 76 300, welk bedrag geheel bestreden werd uit de ontvangsten verkregen uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber. Behalve de bovengenoemde werkzaamheden betreffende geheel nieuwen aai werden in 1938 nog meer of minder belangrijke verbeteringen aan den stam uitgevoerd in de residenties Lampoengsche Districten, Palembang, Djambi en Atjeh en Onderhoorigheden. Aan deze verbeteringen, bestaande uit het vervangen ] ) De in deze kolom genoemde bedragen zijn reeds begrepen in die van kolom 4. VERKEEK 269 van houten bruggen en overvaarten door kunstwerken van permanente constructie, het ophoogen van niet bandjirvrij gelegen weggedeelten, alsmede het verzwaren van de verharding en asfalteering, werd in 1938 f' 625 100 verwerkt (Lampoengs 1 125 400, Palembang f 104 100, Djambi f 356 400 en Atjeh f 39 200). Van deze bedragen is f 610 100 bestreden uit de ontvangsten verkregen uit het- bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber. Hierin is begrepen een bedrag van f6B 400 voor den verderen bouw van de brug over de Batang Tembesi bij Sarolangoen en f 125 800 voor den bouw van 2 groote bruggen over de Batangh.-iri bij Poeloe Moesang en bij Tandjoeng (ter vervanging van bestaande overvaarten), waarmede in 1938 een begin is gemaakt.. De verbindingswegen van de havenplaatsen Emmahaven, Pakanbaroe, Djambi en Palembang met den stamweg werden verder verbeterd; daaraan werd respectievelijk f 14 300, f2B 450, f3l 700 en f 271 200 besteed. In Atjeh werd f 39 200 besteed voor de verbetering van den stamweg tusschen Medan en Koetaradja en wel geheel ten behoeve van in dit weggedeelte gelegen bruggen. Aan den Westkustweg werd f 34 000, op een bedrag van f 5400 na, eveneens geheel voor den nieuwbouw en de verbetering van in dien weg gelegen bruggen verwerkt. Hieronder is begrepen f 26 000 voor kunstwerken in liet k Lam lë —Soesoeh waarlangs de Société financière des Caoutchoucs, welke bij Lam lë groote concessies heeft, haar producten moet afvoeren naar de afscheepnaven Soesoeh. Het voornemen bestaat om den Westkustweg, welke thans te Roendeng eindigt, door te trekken naar Sidikalang in Tapanoeli waar aangesloten zal worden op het eindpunt van den Dairi-weg. De onderafdeelingen Singkel en Bakongan, welke thans, door haar ontoegan kelijke ligging en het daaruit voortvloeiend gebrek aan contact met de buiten wereld, nog tot liet meest achterlijke gebied van Atjeh belrooren, zullen door deze verbinding worden opengelegd en langs een +' 150 km langen autoweg verbinding krijgen mot het cultuurgebied van de Oostkust van Sumatra. Groote complexen goede gronden in dit gebied liggen nog braak. De Société financière des Caoutchoucs hooft hier reeds eenige olie-palm-ondernemingen en ook de Handels Vereeniging Amsterdam (H.V.A.) heeft in dit gebied belangen. De ontbrekende schakel Roendeng—Sidikalang is + 100 km lang. De kosten voor don aanlog in eenvoudigen vorm worden geraamd op f 785 000. De opname van het tracé zijn vrijwel voltooid en het ontwerp voor de eerste, 26 km lange sectie van Roendeng af gemeten, kwam gereed. Van deze sectie zal het 24,5 km lange gedeelte Roendeng—Pananggalan. waarvan de kosten op f 35 000 zijn lamd, in 1938 aangelegd worden ten laste van de Nederlandsche welvaarts hijdrage. Bij Pananggalan zal dan aansluiting verkregen worden op den weg naar Pemoeka, boven Singkel gelegen aan de samenvloeiing van de Simpang kanan en de Simpang-kiri, welke weg door het Binnenlandsch Bestuur met behulp van do bevolking wordt aangelegd. In Tapanoeli was in bet afgeloopen jaar o.a. in aanleg de Noordelijkste sectie van den Pakpak-weg, welke zich op _ 10 km afstand van Sidikalang afsplitst van den Dairi-weg. langs de westkant van het Toba-meer loopt en bij Siborong borong aansluit op den stamweg van Sumatra \an dozen weg is de aarden baan, voor zoover ze gereed is, in heerendienst en met gebruikmaking van rodi-gelden aangelegd. Thans worden met Landsmiddelen de laatste 7 km aarden baan in bovengenoemde sectie benevens de kunstwerken in het 19 km lange weggedeelte Dairi-weg —Parboeloean uitgevoerd. Aan deze werkzaamheden werd in het afgeloopen jaar ± f 18 200 verwerkt. In don I'ahae-wog werd voortgegaan met de verbetering van den bestaanden weg tusschen Bimangoemban en Taroetoeng. De verharding van de 3 km lange 6de sectie (beginnende bij Simangoemban) werd voltooid en een begin gemaakt met de werkzaamheden in het daar aansluitende 13 km lange wegvak tot Onan Djoro. In 1938 is hieraan +' f 36 400 verwerkt ten laste van de Lands middelen. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 27 Dit congres nam de volgende besluiten: 1. Aan het te Soerabaja gevestigde secretariaat der M.1.A.1. op te dragen, in samenwerking met andere vereenigingen een ontwerp-huwelijksregeling samen te stellen, hetwelk aan het eerstvolgend congres der federatie zal worden voor gelegd. 2. Moties bij de Regeering in te dienen, daartoe strekkende: n. dat bij beleedigingen van den Profeet Moehainmad en den Koran hande lend worde opgetreden; /;. houdende het verzoek om de aan den landraad overgedragen bevoegdheid beslissingen te nemen in aangelegenheden betreffende het erfrecht, weder terug te geven aan den priesterraad en te bewerkstelligen, dat het gehalte der leden van dezen Raad verbeterd worde. 3. Aan het secretariaat der M.1.A.1. op te dragen in samenwerking met andere vereenigingen 0. een ontwerp-erfreehtsregeling samen te stellen, hetwelk aan het eerst volgend congres zal worden voorgelegd; b. er naar te streven, dat voor den aanvang van de vastemaand oen uniforme datum worde vastgesteld. 4. Adhaesie te betuigen aan de plannen van het Comité Perbaikan Perdja lanan Hadji (het Comité voor verbetering der scheepsgelegenheden voor de bede vaart) te Jogjakarta tot oprichting van een naamlooze vennootschap voor het laten varen van pelgrimsschepen. 5. Aan de Regeering te verzoeken vrijstelling te verleenen van slachtsbelasting op de slacht van offerdieren voor den dag van het zoogenaamde ~ groote feest". den lOden der maand Dzoe'l-hiddjah. ') 6. Het secretariaat der M.1.A.1. op te dragen, de leden der federatie te instrueeren om aan de kolonisten, zoowel vóór het vertrek naar als na de aan komst in de kolonisatie-gebieden, Islamietisch godsdienstonderwijs te geven. 7. ft. Alle Islamieten uit te noodigen om op 15 April 1938 gezamenlijk een gebed om heil uit te spreken ten behoeve van de in moeilijkheden verkeerendo slachtoffers in Palestina. b. Aan de in Nederlandsch-Indië bestaande vereenigingen en de Neder landsch-Indische Islamietische gemeente te verzoeken financieelen steun te ver leenen aan de noodlijdenden in Palestina. Politieke vereenigingen. Van de Pendidikan Nasional Indonesia (P.N.1.) ging geen actie uit. De Partai Indonsia iïaja (Parindra), die haar invloedssfeer in belangrijke mate heeft weten uit te breiden, toonde een neiging om zich meer dan vroeger met de vakbeweging bezig te houden. Haar actie was er vooral op gericht op verschillende plaatsen tani-bonden (bonden van landbouwers) op te richten en een hetere vertegenwoordiging van het volk in de Locale Raden fee bewerkstelligen. Het 2de congres, dat de Parindra van 23 tot 26 December 1938 te Bandoeng hield, nam onder meer de volgende moties aan: 1. Betreffende het Indo-vraagstuk werd verklaard, dat de tijd nog niet gekomen is, om aan de groep van Indo-Europeanen gelegenheid te geven tot de Parindra toe te treden. Wel is do vereeniging bereid om met deze groep samen te werken, mits deze samenwerking niet in strijd is met de beginselen der partij. 2. Tegen het euvel der werkloosheid, in het bijzonder onder de jeugd, dienen maatregelen getroffen te worden door: het samenstellen Aan een behoorlijke werk loosheidsstatistiek, meer geld beschikbaar te doen stellen voor de openbare werken, opvoering van de economische weerbaarheid van het volk, doorvoering van de ~Indonesiatie" voor alle Gouvernementsbetrekkingen en bevordering van dit beginsel van wege de Regeering bij de particuliere bedrijven, vaststellen van de werktijden en minimumloonen en het in het leven roepen van een werkloosheids verzekering. J ) Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 174 werd door aanvulling van de Ord. op de slacht belasting 1936 die vrijstelling inmiddels geregeld. DE ECONOMISCHE TOESTAND 270 Voortgegaan werd met den aanleg van den Padanglawas-weg, welke de hoofdplaats van de gelijknamige onderafdeeling met het overige gebied van Tapanoeli zal verbinden. Een begin werd gemaakt met de uitvoering van de 3de en laatste sectie, welke reeds geheel in de vlakte van Padanglawas ligt. Hieraan werd + f 16 500 verwerkt uit de rubbergelden. Verder werd voortgegaan met den aanleg van de verbindingen van hot eindpunt van evengenoemden weg bij Goenoengtoea met den Rokan-weg in de residentie Oostkust van Sumatra. De Noordelijke verbinding over Hoetaïmbaroe naar Langgapajoeng en Kotapinang kwam gereed. Hieraan werd + fl9 400 verwerkt. Van de Zuidelijke verbinding over Siboehoean en Hoetaradjntiiïggi naar Daloedaloe en Pasirpengarajan in de residentie Oostkust van Sumatra werd in de ontbrekende schakel Oedjoengbatoe—Hoetaradjatinggi voortgegaan met den aanleg van de aarden baan welke op 2 km na gereed kwam; de verharding moet echter nog over 16 km worden aangebracht. Verwerkt werd + f 5000. Verder werd in het gedeelte Goenoengtoea—Siboehoean de verharding verbeterd, waaraan + f 14 600 werd uitgegeven. Al deze uitgaven voor de Padanglawas wegen werden bestreden uit de rubberfondsen. In den Natal-weg werd bij Moearasoma, ter vervanging van de over de Aek Sisoma geiegen houten schcorwerkbrug een houten vakwerkbrug van 30 km overspanning op steenen landhoofden gebouwd. Het op het einde van 1937 aangevangen werk werd in het afgeloopen jaar voltooid; verwerkt werd f 11 400 (totale kosten f 14 150). Aansluitende aan den Zuidelijken uit Tapanoeli komenden verbindingsweg van Goenoengtoea naar Pasirpengarajan, is in de residentie Oostkust van Sumatra in aanleg de z.g. Rokan-weg, de 105 km lange verbinding loopende van Rantau Berangin in Sumatra's Westkust, aan den weg Fort de Koele — Pakanbaroe gelegen, naar Pasirpengarajan. Hiervan is het 13 km lange, in Sumatra's Westkust gelegen gedeelte geheel gereed, licht verhard en van bruggen voorzien.'Voor de verbetering van dit weggedeelte on den bouw van 4 bruggen er in werd in het afgeloopen jaar f 24 400 uitgegeven ten laste van de rubberfondsen. Het volgende in de Oostkust van Sumatra gelegen 12 km lange wegvak tot Alianten bestaat als grasweg, terwijl van daar tot Oedjoengbatoe, over een afstand van ruim 35 km de weg in aanleg is. Dit werk- wordt uitgevoerd ten laste van de fondsen verkregen uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber, waaruit aan de betrokken landschappen subsidies werden verstrekt. Bet tracé voor het verdere 35,5 km lange ontbrekende wegvak Oedjoengbatoe—Pasir pengarajan is vastgelegd en het ontwerp in bewerking. In het gedeelte van de residentie Oostkust van Sumatra hetwelk bekend is als het Cultuurgebied, berust het beheer der wegen bij den Cultuurraad. Deze had einde 1938 in beheer 1127,7 km, onderverdeeld als volgt: asfaltwegen 950,9 km of 84 %, grind- en steenslagwegen 79,7 km of 7 % en onverharde n 97,1 km of 9 %. Voor het onderhoud werd in 1938 f 243 779 besteed of f 216 per km. Voort - gegaan werd met het verbreeden van de belangrijkste hoofdwegen en het verbeteren van het alignement. Aan het onderhoud van bruggen en duikers werd f 23 413 uitgegeven, waarin begrepen zijn de kosten voor het verbreeden van een aantal bruggen in de hoofd wegen, welke slecht bij het alignement van den weg aanpasten, zoomede van enkele zware herstellingen. Ter Sumatra's Westkust werd voortgegaan met den bouw en de verbetering van verscheidene bruggen en van enkele wegen. Tot 1 Juli 1938 bedroegen de uitgaven hiervoor resp. f 27 500 en fl2 200. Verder werd in 1938 f2O 900 uit de rubberfondsen besteed voor verbetering van den weg van Kotabaroe naar don stamweg en den bouw van een in dezen weg gelegen brug over de Batang Piroeko ter betere verbinding van Kotabaroe met het overige wegenstelsel van Sumatra's Westkust. Op 1 Juli 1938 werd de groepsgemeenschap Minangkabau ingesteld; in verband daarmede komen de uitgaven voor alle werken welke niet uit de VERKEER 271 rubbergelden worden gefinancierd ten laste van de groepsgemeenschaps begrooting en dus niet meer ten laste van de Vilde begrootingsafdeeling. In Riouw werd voortgegaan met den aanleg van den z.g. Koeantan-weg, de verbinding tusschen de residenties Riouw en Onderhoorigheden en Sumatra's Westkust, welke van Loeboekdjambi in Riouw loopt naar Kamang in Sumatra's Westkust en verderop bij Kalirandjao aansluit op den stamweg. Ook het in Sumatra's Westkust gelegen deel van dezen weg wordt door den waterstaatsdienst van Riouw uitgevoerd, omdat dit gedeelte van daaruit gemakkelijker te bereiken is dan van de residentie Sumatra's Westkust uit. Voor dit gedeelte werd in 1988 f 64 800 verwerkt ten laste van de rubberfondsen. Het in Riouw gelegen gedeelte wordt eveneens bekostigd uit de rubbergelden, waartoe aan de land schapskas der Koeantan-districten de noodige subsidie is verleend. In aansluiting op dezen weg wordt door genoemd landschap alsmede het landschap Inderagiri de weg van Loeboekdjambi over Taloek naar Rengat verbeterd, welke werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het ophoogen van te lage en bij bandjirs onder water loopende weggedeelten alsmede het versterken van de verharding. De uitvoering wordt bekostigd middels subsidies uit de rubberfondsen. In Benkoelen werd in 1938 voortgegaan met den bouw van de kabelbrug over de Air Talo en het verbeteren van den aansluitenden weg van Masmambang Bakaldalam naar Tenoembang. Aan deze werken, welke beide gereed kwamen, werd respectievelijk f 14 200 en f 64 000 verwerkt ten laste van de Landsmiddelen. Verder is voor het verbeteren van den weg Kenali—Doesoenbaroe, zijnde het eerste gedeelte van den via Moetar Alam aan te leggen weg naar Boekit kemoening aan den stamweg in de Lampoengsche Districten, f 15 800 uitgegeven ten laste van de rubberfondsen. Het werk werd voltooid. Het project voor de 2de, 6,5 km lange sectie tusschen Doesoenbaroe en Wai Kaboel kwam gereed. Voor hot in de Lampoengsche Districten gelegen gedeelte van den bij de. residentie Benkoelen genoemden weg Moetar Alam —Boekitkemoening werd aan de eerste, 9 km lange sectie in 1938 f 27 500 uitgegeven ten laste van de rubbergelden waaronder begrepen f 5700 voor opnemingen en f 700 voor onder houd. De aarden baan kwam gereed, alsmede 6 km lichte verharding. Voor de 2de, 11,5 km lange sectie werd het project ingediend. Met de uitvoering daarvan zal spoedig kunnen worden begonnen. Van de 3de sectie is het ontwerp in bewerking. In Palembang werd voor de voltooiing van de verharding in den tusschen deze residentie en de Lampoengsche Districten ontbrekende schakel van den stamweg, tußSchen do Wai Pisang en Martapoera. fl5 300 besteed uit de rubberfondsen. Voor de verbetering van don vorderen asweg werd bovendien nog f 88 700 besteed, waarvan EB4 700 uit de rubberfondsen en f4OOO ten laste van de gewone middelen. Tot de belangrijkste voltooide werken behooren een gewapend ion brug over de Sei Rawas bij Moeararoepit, bestaande uit een serie van -luiiggen, elk van 20 m overspanning en 4,50 m breedte tusschen de leuningen, waarvoor f 21400 werd uitgegeven en de verbetering van de weg sakken Batoeradja—Martapoera en Moeararoepit—Loeboeklinggau, waaraan respectievelijk f 23 500 en f 32 800 werd ten koste gelegd. Aan de verbetering van de verbindingswegen van de hoofdplaats Palembang mot den Btamweg, aansluitende bij Moearabeliti, Moearaenim, Batoeradja en Martapoera werd respectievelijk f 99 400, f 3400, f 17 900 en fl5O 500 besteed. Hierin is o.m. begrepen f 52 100 voor een gewapend betonnen brug van 121 m lengte en 4,50 m breedte over de ISatanghari Leko bij Teloek en f 108 500 voor den bouw van -'S dergelijke bruggen van 137,50, 142 en 168 m lengte over de Air Komering bij Martapoera, Banten en Goenoengbatoe. Verder werd f 158 000 besteed aan het bandjirvrij ophoogen, omleggen en verbeteren van deze hoofd wegen, waarvan f 56 300 in den stamweg en f 101 700 in de verbindingswegen len stamweg met de plaats Palembang. DE ECONOMISCHE TOESTAND 272 In Djambi werd de bouw van 7 kabelbruggen in het wegvak Moearaboengo— Sarolangoen van den stamweg voltooid, het bouwen van een gewapend beton brug van 197,5 m lengte over de Batang Tembesi bij Sarolangoen voortgezet en een begin gemaakt met den bouw van 2 groote gewapend betonnen bruggen van 138 en 114 m lengte en 4,5 m breedte over de Batanghari bij Poeloe Moesang en bij Tandjoeng in dezen weg. Aan deze werken werd respectievelijk f 5400, f 68 400 en f 125 800 besteed. Aan den bouw van andere bruggen in den hoofdweg werd nog f 62 300 besteed, alles uit de rubbergelden. Voor omleggen, bandjirvrij ophoogen en verbeteren van de afwatering der hoofdwegen werd f 96 900 besteed (eveneens uit de rubbergelden) en wel f 65 200 voor den stamweg en f3l 700 voor den verbindingsweg van de plaats Djambi met Moearatebo aan den stamweg. Op Bangka en Billiton werd in 1938 f 103 400 uitgegeven, practisch geheel voor asfalteering van bestaande wegen. Aan verbeteringen van andere wegen en kunstwerken op Sumatra v i in verschillende residenties nog min of meer belangrijke bedragen besteed. Door het beschikbaar zijn van gelden uit de rubberfondsen konden deze verbeteringen in ion aanzienlijk sneller tempo worden tot stand gebracht dan anders het geval zou zijn geweest. Ten aanzien van Borneo moge gewezen worden op den aanleg van den weg Moearaoeja (het eindpunt van den door de Oeloo Soengai loopenden weg van Bandjermasin) naar Tanahgrogot, waardoor de Oostkust van de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo via de Oeloe Soengai in verbinding zal worden gebracht met de hoofdplaats. Door den aanleg van dit +' 130 km tange weggedeelte zal de bevolking van het Oeloe Soengai-gebied gelegenheid krijgen om in haar omgeving nieuwe bouwgronden te vinden en tot nieuwe vestigingen over te gaan. Ook voor de kolonisatie zal deze wegaanleg, welke een thans nog nagenoeg geheel onbevolkte streek zal openleggen, van beteekenis kunnen zijn. Van het traject Moearaoeja —Tanahgrogot wordt thans een gedeelte nabij laatst genoemde plaats aangelegd met van Madoera afkomstige arbeiders, van wie enkele reeds te kennen hebben gegeven zich blijvend in de streek te willen vestigen. De weg zal echter eerst ten volle tot zijn recht komen door den aanleg van een _ 200 km lange zijtak in Noordelijke richting loopend naar de grens van het landschap Koetai en daar aansluiting gevend aan een door dit Landschap uit eigen middelen te bekostigen weg naar Balikpapan en Samarinda. Tot den aanleg van dien weg werd inmiddels besloten en het voor het in rechtstreeks bestuurd gelegen gedeelte daarvoor benoodigde bedrag in het Rubberfonds gestort. Voor wat het door het landschap Koetai aan te leggen en te bekostigen weggedeelte van de grens naar Balikpapan en Samarinda betreft kan worden vermeld, dat met de voorbereiding daarvan een aanvang is gemaakt. Hieronder moge nog een en ander worden medegedeeld over de belangrijkste werken van meer locaal karakter in enkele residenties. In de Wosterafdeeling van Borneo werd voortgegaan met de verbetering van den kustweg tusschen Pontianak en Pamangkat. De aanlegsteiger voor het overzetveer te Pontianak kwam gereed en een begin werd gemaakt met het versterken van het weglichaam en de verharding van den rijweg. Aan deze werkzaamheden werd f 23 500 besteed uit de rubbergelden. In het aansluitend weggedeelte van Pamangkat naar Sambas werd begonnen met den bouw van 2 gewapend betonnen bruggen over de Sei Sambas Ketjil en de Sei Tebrau, waarvoor f 205 000 werd beschikbaar gesteld. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werd voortgegaan met de verbetering van den hoofdweg van Bandjermasin over Martapoera en Amoentai naar Moearaoeja. Hieraan werd f 98 400 verwerkt voor het ophoogen van niet bandjirvrije weggedeelten, het versterken van de verharding en het verbeteren en vernieuwen van kunstwerken. In het aansluitende 130 km lange weggedeelte van Moearaoeja naar Tanah grogot werd aan de Moearaoeja-zijde ± f 6000 verwerkt en f 254 250 aan de Tanahgrogot-zijde. Hier kwam de aarden baan van Tanahgrogot af over 20 km gereed, benevens een gedeelte van de verharding. VERKEER 273 Aantal motorrijtuigen en aantal houders van motorrijtuigen. liet aantal motorrijtuigen, dat sedert 1935 een gestadige vermeerdering vertoont, is ook in 1938 verder toegenomen. Zooals uit de volgende tabel blijkt, hebben wederom alle soorten motor rijtuigen, met uitzondering van de driewieligc, tot deze toename bijgedragen. Onder invloed van de verlaging van de belasting op aanhangwagens van £9 tot f 5 per 100 kg toegestaan totaal-gewicht, is het aantal aanhangwagens op Java toegenomen van 379 tot 476, terwijl het aantal opleggers afnam van 165 tot 147. Het aantal aanhangwagens in de Buitengewesten bedroeg 1 Januari 1939 ± 200 en het aantal opleggers + 60. Het aantal diesel-autobussen op Java is toegenomen van 106 tot 149, terwijl het aantal diesel-vrachtauto's in die periode is afgenomen van 179 tot 118. Het aantal motorrijtuigen, gestookt met petroleum of met een mengsel van petroleum en benzine, is op Java, voor wat de autobussen betreft, teruggeloopen van 113 tot 89, voor de vrachtauto's gclijkgebleven op 11, en voor de openbare personenauto's vermeerderd van 53 tot 144. Toename van het aantal motorrijtuigen in Nederlandsch-Indië in 1938 273 Het project van de volgende sectie, welke tot Batoesopang zal reiken en ± 23 km lang zal zijn, is bijna gereed en autorisatie is spoedig te verwachten. De kosten worden op f 450 000 geraamd. In overweging is om een gedeelte van den verderen weg, in verband met het gebrek aan werkvolk, dat met behulp van het Binnenlandsch Bestuur uit Madoera wordt aangeworven, machinaal te doen uitvoeren. Verder werd voort gegaan met de verbetering van het Klampan-kanaal, waarvoor f 44 400 werd besteed. Alle uitgaven werden uit de rubberfondsen bestreden. In Celebes werd voor verbetering van den kustweg f 34 600 besteed voor het gedeelte, dat van Makassar in Zuidelijke richting over Bontham loopt en f 11 700 voor het Noordelijk deel tusschen Makassar en Mandalé. De uitgaven worden bestreden uit de Landsmiddelen. In Manado werd voortgegaan met den aanleg en de verbetering van den weg tusschen Inobonto en Koeandang. Het werk wordt uitgevoerd door de bevolking, terwijl uit de welvaartsbijdrage fondsen zijn beschikbaar gesteld (f 103 600) voor uitvoering van het werk in weinig bewoonde gedeelten, aankoop van materialen en betaling van toekang-loonen. Onder andere werd f 17 100 besteed voor den bouw" van twee houten traliebruggen over de Lolak- en de Inobonto rivier, waarvan het hout door de bevolking is verzameld. In de Molukken werd voortgegaan met de verbetering van den weg van Paso naar Hitoe (ten laste van de welvaartsbijdrage) en enkele kleine andere werkjes. Op Bali, Lombok en Timor werden enkele kleine werken uitgevoerd. 3. Wegverkeer DE ECONOMISCHE TOESTAND 274 Aantal rijbewijzen en rijbewijshouders. Op 1 Januari 1939 bedroeg het aantal rijbewijshouders + 142 000 (niet inbegrepen de houders van militaire en politie rijbewijzen), aan wie ± 154 000 rijbewijzen waren uitgereikt. De benzine-accijns heeft in 1938 opgebracht f 21.7 millioen en de motor tuigenbelasting f 0,8 millioen, of tezamen f 25,5 millioen. ') Voor de vergelijking zijn niet de cijfers van 1 Januari 1988 genomen, daar d«ee onbetrouwbaar zijn. Aantal houders van motorrijtuigen en aantal aan hen uitgereikte nummerbewijzen *) Aantal rijbewijshouders op 1 Januari 1939, vergeleken met dat op 1 Januari 1937 ') Benzineverbruil; , benzine-accijns en motorvocrtuigcnbelasling. Benziiieverbruik (in millioenen liters) VKBKEER 275 Wegverkeerswetgeving. De Wegverkeersordonnantie is nader gewijzigd en aangevuld (I. S. 1938 n°. 657), met betrekking tot de bepalingen omtrent de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, de dienst- en rusttijden van bestuurders van rij- en voertuigen, het vervoer van personen met openbare autobussen en van goederen met motorrijtuigen, zoomede omtrent de inbeslag neming van op den voet van de wegverkeerswetgeving uitgereikte bewijzen, terwijl tevens in de praetijk gebleken leemten in de wetgeving zijn weggenomen i i de noodige verduidelijkingen zijn aangebracht. De Wegverkeersverordening werd eveneens gewijzigd en aangevuld (I. S. 1938 n°. 714); voor wijziging en aanvulling van de Wegverkecrsbesluiten Verkeer en Waterstaat en Binnenlandsch Bestuur zie men Bb. nos. 13699, 14136 en 14137. Genoemde wijzigingen en aanvullingen van de wegverkeerswetgeving zijn 1 Januari 1939 in werking getreden. In 1938 werd op Java met de ordening van het vervoer van goederen met motorrijtuigen en de coördinatie van dit vervoer met het railvervoer een aanvang gemaakt, nadat bij G.B. 15 Juli 1938 n°. 44 op den voet van art. 40 van de Wegverkeersordonnantie de eerste aanwijzing van trajecten had plaats gehad, waarop het voor vrachtauto's, waarvan het toelaatbaar totaalgewicht 2000 kg te boven gaat, verboden is goederen te vervoeren anders dan krachtens een vergunning van den Directeur van Verkeer en Waterstaat. Daarbij werden alle belangrijke toegangswegen tot de vier voornaamste havenplaatsen van Java's Noordkust (Batavia, Cheribon, Semarang en Soerabaja) aangewezen. Aangewezen zijn de hoofdwegen binnen de grenzen van de hoofdplaatsen Soerakarta en Jogjakarta en van stadsgemeenten en gemeenten (Bb. n°. 14014). De organisatie van de gewestelijke keuringsdiensten voor het wegverkeer in de Vorstenlanden en de Buitengewesten is opgenomen in Bb. n°. 14138. Het bepaalde bij art. 32, lid 1, onder 2°., 3°. en 4°. (dienstregeling, tarieven, minimum aantal autobussen) van de Wegverkeersordonnantie is voor verschil lende streken van Xederlandsch-Indië buiten werking gesteld (I. S. 1938 nos. 8 en 694). Wegbebakening. Evenals in vorige jaren, is ook in 1938 de wegbebakening, voor zoover het aanbrengen van de gevaarbakens betreft, aan de Koninklijke Nederlandsch-Indische Motorclub (K.N.1.M.C.) en de Dcli Automobiel Club opgedragen. Wederom verleende het Gouvernement hiervoor aan deze vereeni gingen een subsidie van f 20 000. Verkeersongevallenstatistiek. Met ingang van 1 Januari 1939 is ingevoerd een wegverkeersongevallenstatistiek. Het ontbreken van een zoodanige statistiek werd sinds jaren als een ernstig bezwaar gevoeld bij het beramen van maat regelen ter bevordering van de veiligheid van het verkeer. De statistiek is op ruime basis opgezet, rekening houdende met de eisch en, welke internationaal aan een zoodanige statistiek worden gesteld. 4. Railverkeer Ken nieuwe verdeeling van de spoorwegen in klassen, verband houdende oat de daarop toe te laten snelheden, is opgenomen in I. S. 1938 n°. 667. De maximum-snellieden. waarmede de treinen mogen rijden op de verschil lende spoorwegen der tweede klasse, zijn opgenomen in I. S. 1938 n°. 668. De spoorwegverordening is nader gewijzigd en aangevuld bij R.V. van 20 Oct. 1938 (I. S. n°. 619). Bij Ord. van 1 Oct. 1938 (I. S. n c . 595) zijn bepalingen op den aanleg en de exploitatie van industriebanen vastgesteld. a. Staatsspoorwegen. Omvang van het net. De lengte van het op Java en op Sumatra in exploitatie zijnde net onderging geen verandering. Financieele resultaten '). Ontvangsten. Het niveau der ontvangsten van 1937, dat belangrijk hooger lag dan dat van 1936, heeft zich, ondanks de ') De cijfers van 1938 zijn voorloopige cijfers. DE ECONOMISCHE TOESTAND 276 minder gunstige ontwikkeling van de wereld-conjunctuur, in 1938 kunnen handhaven. Zelfs valt in 1938 nog een verdere — zij het ook relatief geringe — stijging te constateeren. Evenmin als in 1937, kon in het afgeloopen jaar aan een — zelfs geringe — verhooging van de op crisispeil gebleven tarieven worden gedacht, eensdeels wegens de nog niet gereguleerde vrachtauto-concurrentie, anderdeels wegens do verslechtering van de economische omstandigheden. De vermindering van de afzetmogelijldieden van enkele producten noopte zelfs in verschillende gevallen tot het verleenen van verdergaande tariefsfaciliteiten voor het vervoer van enkele laagwaardige producten, welke bijzonder zwaar getroffen worden door de conjunctuur-daling. In het afgeloopen jaar werden de verkeersprestaties verder opgevoerd door verhooging van do rijsnelheden en vergrooting van de frequentie der reizigers treinen. Daarnaast werd ook het reiscomfort verbeterd door verderen ombouw van het rijtuigpark. De nacht-expres-treinen mogen zich nog steeds in een stijgende belang stelling verheugen. Uit de opbrengsten van de nacht- en van de dag-expres-treinen is wederom gebleken, dat ieder van beide groepen van deze treinen een eigen verkeer bedient, waarvan de toename voor de eeno niet noodzakelijk ten koste moet gaan van de andere groep. Een gedetailleerd vergelijkend overzicht van de ontvangsten van het bedrijf volgt hieronder: Hieruit blijkt, dat de opbrengsten van do Java-spoorwegen met f 168 865 of 0,60 %, den Zuid-Sumatra-spoorweg met f 106 135 of 3,49 % en den spoorweg ter Sumatra's Westkust met f 352 980 of 19,11 % gestegen zijn, terwijl dio van den Atjeh-spoorweg met f 5449 of 0,47 % teruggeloopen zijn. De totale ontvangsten vertoonen een voortuitgang van f 622 531 of 1,82 %. Uitgaven. De eigenlijke bedrijfsuitgaven zijn gestegen van 26,4 millioen gulden in 1937 tot 30,6 millioen gulden in 1938. Deze stijging heeft tot een bedrag van ± 2,7 millioen gulden betrekking op de zoogenaamde materieele uitgaven en houdt voornamelijk verband met meer uitgaven tengevolge van de verkeerstoename en de opvoering van treinsnelheden (meer brandstoffen, enz.); meer uitgaven voor onderhoud, vernieuwing, enz. van verschillende bedrijfs objecten wegens in de crisisjaren uitgestelde voorzieningen; vernieuwing en ïnoderniseering van het rijtuigmaterieel; prijsvorhooging van steenkolen en materialen. Voor het overige wordt de stijging der uitgaven verklaard door een stijging van de zoogenaamde personeele uitgaven en wel voornamelijk door de invoering der ~8.8.L. 1938" (inclusief bij regelingen); de eind September 1937 ingevoerde algemeene verhooging der dagloonen; de, in verband met de sinds einde 1936 ingetreden belangrijke verkeerstoename, onvermijdelijke uitbreiding der personeelsformaties; de uitkeering van bedrijfspremie over 1937 (ten bedrage van f 133 000), welke ten laste van het jaar 1938 is geboekt. VEKKEEK 277 De werkelijke uitgaven in 1938 vertoonden ten opzichte van 1937 een stijging van f 4 224 224 of 15,99%, tegenover een vermeerdering van de opbrengsten met f 022 531 of 1,82 %. Voorts blijkt uit bovenvermelde opgave, dat, volgens de aldus berekende uitkomsten, de Java-spoorwegen, de Zuid-Sumatra-spoorweg, do spoorweg ter Sumatra's Westkust en de Atjeh-spoorweg in 1938 een overschot hebben opgeleverd van respectievelijk f 2 611 029, f 727 779, f 081 850 en f 85 597. Het overschot bedroeg f 4 106 255, hetgeen f 3 601 693 minder is dan in 1937. Wat de fictieve uitgaven betreft, vermeerderde de bijdrage in de pensioens lasten tengevolge van de uitbreiding van het personeel van f 1 613 800 in 1937 tot f 1 694 100 in 1938. De afschrijvingen vertegenwoordigden in 1938 een bedrag van f 463 500, tegen f 575 300 in 1937. De totaal-sterkte van het in werkelijker) dienst aanwezige personeel bedroeg: Het aantal personen in opleiding bedroeg: Een vergelijkend overzicht') van de bedrijfsuitgaven volgt hieronder: ') Er is slechts rekening gehouden met de ivcrkelijke uitgaven; afschrijvingen zijn hier buiten beschouwing gelaten evenals de bijdrage in de pensioenslasten. 2 ) Hierin zijn begrepen de uitgaven voor ..kleine uitbreidingswerken" en voor ~lnuir vrije verbinding Solo-Jogja". DE ECONOMISCHE TOESTAND 278 Verkeer. Een vergelijking van de verkeersprestatic in de afgeloopen 8 jaren vertoont het volgende beeld: Het aantal reizigers, dat van de Staatsspoor gebruik maakte, bedroeg (in 1000-tallen) : Dienstregeling. De verbetering van de regionale treinverbindingen werd in L 998 met kracht voortgezet. Zoo werd o.a. met ingang van 3 November 1938 tusschen Soerabaja en Malang een zeer snelle dienst met een bijkans regelmatige uurfrequentie ingevoerd, waarbij de reisduur van Soerabaja-Goebeng naar Malang en omgekeerd werd teruggebracht tot 1 uur en 20 minuten, terwijl in beide richtingen 14 treinen werden ingelegd. Hierdoor heeft Malang tevens aansluiting gekregen in beide richtingen op de ~cendaagscho" dagexpres- en de nachtexpres-treinen. Technische diensten. Ook in hel afgeloopen jaar werd bijzondere aandacht besteed aan het onderhoud en de vernieuwing van de haan, teneinde de lijnen geschikt te houden voor de zwaardere eiscluii. welke de opvoering \an de snelheid en van de frequentie der treinen stelt. Verder werd aangevangen met liet aanbrengen van gelaaohte rails; in 1938 worden over een afstand van 75 km de bestaande rails vervangen door gelaschte rails van ± 51 m (5 x 10,20 m) on +' 54 m (8 x 6,80 m). De verbreeding van bet vrije ruimte-profiel van 3,70 m tot 3,90 m op de hoofdlijnen met het oog op de indienststelling van langere en breedere rijtuigen kwam gereed; de verwisseling der oude weiijzeren bruggen en de versterking der vloeiijzeren bruggen werd in 1938 met kracht voortgezet. Met de moderniseering van het locomotiefpark tot verhooging van de maximale snelheid en van het grensvermogen der locomotieven en met den Aan vracht- en ijlgoed zijn vervoerd (in tonnen) : VERKEER 279 ombouw van de rijtuigen ter verbetering van het roiscoinfort werd eveneens op ruime schaal doorgegaan. Een overzicht van het rollend materieel, brandstof- en energie-verbruik (voor electrische tractie) geven de volgende staten: Bovendien waren einde 1938 in bedrijf 13 electrische locomotieven, 25 motor rijtuigen en 26 volgrijtuigen. Electrische energie. Door don clectrischen tractie-dienst werd in 1938 aan energie verbruikt 12 748 500 kWh draaistroom voor 2 032 700 treinkilometers, tegen 12 069 500 kWh voor 2 011 000 treinkilometers in 1937. Werkplaatsbedrij f. Voor de werkplaatsen kenmerkte het jaar 1938 zich volge van het uitgebreide veriüouvingswerk aan en moderniseering van het rollend materieel (locomotieven en rijtuigen) door een groote bedrijvigheid. Voorts werden in 1938 twee slaaprijtuigen van de nieuwe serie 9000 gebouwd en in dienst gesteld en werd met den bouw van nog 4 van deze rijtuigen begonnen. Deze nieuwe rijtuigen onderscheiden zich door hun ruimere afmetingen (lengte 20 m, tegen tevoren 18,50 m; breedte 3 m, tegen tevoren 2,70 m) en hun bijzondere constructie (geheel van staal vervaardigd, waarbij alle verbin dingen zijn gelascht). Voorts werd daarbij bijzondere aandacht besteed aan het scheppen van comfortabel interieur en een behoorlijke ventilatie. Voorraden en aanschaffingen. De waarde van de voorraden bedroeg einde 1937 f 10 915 200 en einde 1938 f 10 805 100. Rollend materieel Brandstoffen DE STAATKUNDIGE TOESTAND 28 3. De Inheemsche maatschappij uit te noodigen aandacht te schenken aan het vraagstuk der kolonisatie, opdat deze niet een verplaatsing zij van de armoede der kolonisten, doch welstand verschafte aan hen, die naar de Buitengewesten koloniseeren. 4. De Nationale Fractie in den Volksraad te verzoeken bij de Regeering aan te dringen op verbetering van de Inheemsche rechtspraak, de afdeelingen der Parindra in de Buitengewesten uit te noodigen gegevens te verzamelen over vonnissen der Inheemsche rechtbanken, welke het rechtsgevoel der bevolking niet bevredigen, en een commissie in het leven te roepen, welke tot taak heeft deze gegevens in studie te nemen. Op dit congres werd voorts een referaat gehouden over de defensie en de verdeeling der defensiekosten, waarin werd betoogd, dat het ~zoo lang de toestand van Indonesia en de positie der bevolking niet veel beter en belangrijker zijn clan thans het geval is en de Indonesiërs het recht missen om verandering te brengen in den nederigen toestand van land en volk, niet gerechtigd of billijk is om de Indonesiërs lijf en goed te laten opofferen ter handhaving van de bestaande toestanden". De vereeniging Pasoendan hield haar congres in 1938 op 17 April te Soeka boemi, bij welke gelegenheid de volgende besluiten werden genomen: 1. De vereeniging steunt de petitie-Soetardjo. 2. Stappen zullen worden gedaan ter bescherming van de positie der loon trekkers. 3. Ter bevordering van den economischen toestand zal een ~Balai Economie Pasoendan" worden opgericht. 4. Actie zal worden gevoerd ter verkrijging van verlaging van den zoutprijs. De in Mei 1937 opgerichte vereeniging Gerakan Rakjat Indonesia (Indo nesische Volksbeweging), bij afkorting Gerindo geheeten, telde einde 1937 27 afdeelingen; einde 1938 was dit aantal bijna verdubbeld. In het bijzonder op Sumatra (Oostkust) heeft de Gerindo grooten aanhang weten te verwerven. Op Borneo en Celebes daarentegen heeft de beweging nog geen vasten voet kunnen verkrijgen. Het eerste Gerindo-congres werd van 20 tot 24 Juli 1938 te Batavia gehouden. Uit de bij die gelegenheid gehouden redevoeringen bleek duidelijk, wat het doel der vereeniging is; zij wil een ware volkspartij zijn. Het lagere volk dient politiek bewust te worden gemaakt. De statuten der partij noemen deze bewustmaking uitdrukkelijk onder de middelen ter bereiking van het einddoel. Het lagere volk, niet zoo zeer in de steden, maar op het land, moet voor de beweging worden gewonnen. Haar standpunt tegenover de eenheidsbeweging der Inheemsche politieke partijen in Nederlandsch-Indië werd op dit congres in een besluit openbaar gemaakt, namelijk dat de partij zich voorloopig niet bij de hoogergenoemde Bapeppi wenscht aan te sluiten, omdat zij den tijd nog niet rijp acht voor samen werking zooals de Bapeppi die wil en dat zij zich voorloopig alleen wenscht bezig te houden met den uitbouw en de versterking van haar eigen organisatie. De andere door dit congres genomen besluiten behelzen onder meer het voornemen een jeugdorganisatie in het leven te roepen en de aanvaarding van de prae-adviezen over landbouwersbonden, vakbeweging en het ontwerp-welvaartsplan. Andere vereenigingen. De Pakoempoelan Kawoelo Ngajogjokarto (de vereeni ging van Landschapsonderhoorigen van het Sultanaat Jogjakarta), bij afkorting P.K.N, genaamd, telde medio 1938 253 218 leden, voor + 99 % bestaande uit landbouwers. Ondanks dit groote ledental vertoonde de vereeniging symptomen van geleidelijken achteruitgang, welke in hoofdzaak aan het slecht binnenkomen der contributies is toe te schrijven. In den laatsten tijd is haar actie voornamelijk op de bestrijding van het analphabetisme gericht. Van 30 Juli tot 3 Augustus 1938 belegde deze vereeniging haar Bste congres, bij welke gelegenheid onder meer besprekingen werden gewijd aan de huwelijksordonnantie en de opvoeding. De vereeniging van landschapsonderhoorigen van het Soenanaat Soerakarta, Pakoempoelan Kawoelo Soerokarto (P.K.S.), hield vele bijeenkomsten, zoowel DE ECONOMISCHE TOESTAND 280 Ten behoeve, van de aanvullingen daarvan werd aangekocht in Indië voor f 1 234 800 en in Europa voor f 612 100 en overgenomen van andore Departe menten en Diensten voor f 950 200. Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar het door de Staatsspoor wegen gepubliceerd verslag over het jaar 1938. b. Particuliere spoorwegen. Voor de Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij waren de ontvangsten uit het goederenvervoer in 1938 9 % lager dan die in het daaraan voorafgegane jaar. Het reizigersvervocr bracht daarentegen 6 % meer op. Do totale vermindering van inkomsten uit het verkeer beliep 6 %. In aanmerking genomen de sterke stijging der inkomsten in 1937 ten opzichte van 1936 met 22 %, waartoe o.a. bijzondere factoren hebben bijgedragen welke voor 1938 niet meer golden, mag een daarop gevolgde daling met 6 % niet verontrustend worden genoemd. Het volgend staatje geeft een vergelijkend overzicht van de bedrijf sontvangsten en uitgaven (in duizendtallen guldens) over 1937 en 1938, zoomede van den voor- dan wel achteruitgang in 1938. Na de opleving in 1937 viel over 1938 een inzinking in het zakenleven te constateeren, waardoor do bedrijfsuitkomsten der maatschappij ongunstig zijn beïnvloed. Het personenvervoer hield zich goed; het aantal reizigers steeg ten opzichte van bet jaar 1937 mot 15 %, de opbrengst nam mot 6 % toe. In het algemeen hebben de maatregelen tor betere bediening van bet verkeer en de verbetering van het algemeene salaris- en loonpeil tot dit gunstig resultaat bijgedragen. liet vervoer van vracht- en ijlgoederen verminderde met 6%, terwijl de opbrengst 9 % terugliep. Aan den ongunstigen buitenlandschen toestand moet een niet onaanzienlijke v erv oeisv ermindering van de export-artikelen suiker (met 9000 ton), melasse (met ruim 30 000 ton), cassave en rubber (verscherpte restrictie) worden toegeschreven. Een minder gunstige oogst van maïs had een geringer vervoer van dit artikel ten gevolge, terwijl een vervoersvermindering werd geconstateerd van andere inheemsche landbouwproducten. Het vervoer van hout voor export, cement, dakpannen en kalk liep terug, dat van timmerhout ten behoeve van het bouwbedrijf op Java bleef op hetzelfde peil als in 1937. Het vervoer van VERKEER 281 tabak on vezelstoffen steeg, dat van producten der olie-industrie in Etembang liep terug. Met de in bedrijfstelling van liet waterkrachtwerk van de Algen Nederlandsch-Indische Electriciteit Maatschappij (A.N.1.E.M.) te Toentang in September 1938 werden het vervoer van de voor den bouw van het werk bcnoodigde materialen, hetwelk vooral in 1937 belangrijk was, en de geregelde aanvoer van diesel-olie voor de electrische centrales te Solo, Jogja en Magelang beëindigd. De mededinging van den vrachtauto noodzaakte de Maatschappij voort te gaan met talrijke incidenteele tariefsverlagingen. Practisch gesproken uitsluitend aangewezen op vervoer van voor de buiten landsche markt bestemde ondernemingsproducten en van do voor de instand houding; der ondernemingen benoodigde importgoederen, zijn de resultaten van liet bedrijf der Dcli Spoorweg Maatschappij in bijzondere mate afhankelijk van de conjunctuur op de wereldmarkt. Waar voor den ondernemingsarbeid het gewest Oostkust van Sumatra is aangewezen op importkrachten en de gedwongen inkrimping van de rubber productie noodzakelijk leidde tot vermindering van het aantal arbeiders voor de rubberondernemingen en daarmede van het aantal reizigers, is daarmede de daling van de ontvangsten uit het personenvervoer ten opzichte van 1937 verklaard. In het volgend overzicht zijn opgenomen de ontvangsten en uitgaven van 1937 en 1938 (in duizendtallen guldens), zoomede het percentage van voor of achteruitgang. De stijging van den export in 1937 zette zich in 1938 voort wat betreft de palmolie (toename 11 %). Vezel wist zich op peil van 1937 te handhaven. De geringe daling in 1937 van den uitvoer van thee wist zich ruimschoots te herstellen (vermeerdering 3 %). Do uitvoer van rubber en latex, welke in het vorig jaar een belangrijke stijging vertoonde, liep in 1938' tengevolge van de verscherpte rubberrestrictie terug met 38 %. De export van tabak verminderde in 1938 ongeveer evenveel (7 %) als ze in het voorafgegane jaar was vermeerderd. De import in 1938 daalde ten opzichte van 1937 met 1,8 %. Ondanks de ongunstige omstandigheden, waarmede de handel in 1938 bij voortduring te kampen had, heeft de Semarang—Joana Stoomtram Maatschappij zich op het in 1937 bereikte exploitatie-niveau gehandhaafd. Tot dit resultaat hebben in hoofdzaak factoren medegewerkt, welke slechts indirect verband houden met de situatie in het buitenland. DE ECONOMISCHE TOESTAND 282 Niettegenstaande de ontwrichte positie van de wereldmarkt nam do uivoer van export-suiker toe. Met betrekking tot den economischen toestand in het vervoersgebied kan worden gezegd, dat de gevolgen van minder goede tot slechte oogsten van eenige inheemsche gewassen, grootendeels worden gecompenseerd door ruime arbeids gelegenheid bij provinciale en regentschapswerken, in de strootjesindustrie en de noutvesterijen; vervroegde uitvoering van welvaartewerken; overvloedige padi-oogst; belangrijke toeneming van het vervoer van suiker (met ruim 7000 ton) en timmerhout (met 7600 ton). De ontvangsten en uitgaven (in duizendtallen guldens) in 1937 en 1938, zoomede het percentage van den voor- of achteruitgang zijn in het volgend staatje opgenomen. Het betalend vracht- en ijlgoedvervoer beliep 301 000 ton, tegen 300 000 ton in 1937, welke vermeerdering in hoofdzaak is ontstaan door meer vervoer van benzine, brandhout, timmerhout, bewerkte metalen, steenen, Europeesche suiker, ijs, zand en aarde. Veel minder dan in 1937 werd evenwel vervoerd aan afval, dedek, kapok, katjang, kedelee, ketella, meststoffen, padi en gabah, pitten, rijst, kalksteenen voor suikerfabrieken, grind en steenslag. Tn de concurrentie door do langs de lijnen van de Maatschappij opereerende autobus-ondernemingen en vrachtautodiensten en de prauwvaart is geen ver andering gekomen; deze blijven aan den spoorweg, voor wat het vervoer langs de kust betreft, een belangrijk vervoer onttrekken. In aanmerking nemend de buitengewone stijging met 27 % van de vervoers inkomston over 1937 ten opzichte van 1936, kunnen de vervoersresultaten van de Semarang—Cheribon Stoomtram Maatschappij over 1938 niet onbevredigend worden genoemd. Voor zoover uit de vervoerscijfers kan worden geconcludeerd, hebben enkele bedrijven de gevolgen van do slechte woreldmarktpositic ondergaan, met name de kapok- en de meelindustrie (Inlandsen meel). Van bet hoofdproduct suiker werd in 1938 18 000 ton minder over de lijnen der Maatschappij vervoerd en van het afvalproduct melasse 12 000 ton, terwijl van de voor de suikerondernemingen bestemde meststoffen 13 000 ton minder werd opgevoerd. Tenslotte mag niet onvermeld blijven een vervoersafname met 20 000 ton van bet artikel rijst, als gevolg waarschijnlijk van een goeden oogst in eigen vervoersgebied elders op Java. VERKEER 283 In het volgend staatje zijn opgenomen vergelijkende cijfers over 1937 en 1938 met betrekking tot do vervoeren en vervoersontvangsten, /.oomede van de exploitatie-uitgaven (in duizendtallen guldens). De totale omvang van het vervoer van vracht- en ijlgoed nam toe mei 67 000 ton (774 000 ton, tegen 707 000 ton in 1937), welke vooruitgang werd veroorzaakt door meer vervoer van emballage, hout, brandspiritus, steenen, grind en steenslag en andere soorten zand en aarde. Veel minder dan in 1937 werd evenwel vervoerd aan afval, djagoeng, ketella, meel, meststoffen, padi en gabah, petroleum, pitten, rijst, suiker, suikerstroop (melasse). Dat ondanks de toename van den omvang van het vervoer van vracht- on ijlgoed de opbrengst van dit vervoer daalde, werd veroorzaakt doordat in hoofdzaak meer werd vervoerd aan goederen, waarvoor lage vrachten gelden, zooals steenen, zand en aarde (o.a. ten behoeve van het nieuwe vliegveld te Semarang). De gehouden tellingen wezen uit, dat de intensiteit van de vrachtauto concurrentie niet verminderde; ook de autobus-concurrentie verminderde niet. Op de korte afstanden werd, vooral in Cheribon, concurrentie van grobaks ondervonden. De termijn, gedurende welken de artt. 16 t/m 23, 25 en 26 van het Algemeen Tramwegreglement van kracht blijven en de artt. 47 t/m 54 der Algemeene Bepalingen betreffende de spoor- en tramwegen nog geen toepassing vinden voor de stadstramwegen der Bataviasche Verkcers Maatschappij is, gen van 1 Juli 1938, nader verlengd met 1 jaar (I. S. 1938 n°. 418). 5. Havenwezen en baggerdienst ft. Havenwerken. Voor nieuwe werken werd in 1938 in de groote bedrijfs havens Tandjoengpriok, Soerabaja, Semarang, Belawan, Emmahaven en Makassar uitgegeven resp. f 146 600, f 26 100, f 27 300, f 19 800, f 2400 en nihil. De uitgaven te Tandjoengpriok hebben in hoofdzaak betrekking op voor bereidende werkzaamheden ten behoeve van het verkrijgen van een grootere diepte langs een gedeelte van den Westerboord der Iste binnenhaven, terwijl aan den Oosterboord werd aangevangen met het verlengen van de kademuur en de daarachter gelegen opslagloods, den bouw van een nieuwe visehopslagloods en het inrichten van een eigenheimers-etablissement, dat in de plaats zal komen van dat aan den Westerboord der Iste binnenhaven. Verder werden nog eenige vernieuwings- en uitbreidingswerken van _ geringen omvang uitgevoerd aan steigers, waterleiding, gebouwen en clectriciteitsnet. Te Soerabaja werd een aanvang gemaakt met de vernieuwing van 2200 meter hoogspanningskabel; het waterleidingverdeelnet langs de dokkade en enkele andere werken van geringen DE ECONOMISCHE TOESTAND 284 omvang werden voltooid. Te Semarang werd de oude Oosterhavendam opgeruimd, terwijl van de uit de afbraak komende steenen gebruik werd gemaakt voor een verlenging van den Westerhavendam en den nieuwen Oosterhavendam, respec tievelijk met 90 en 100 meter. Te Belawan werd de bocht in het vaarwater nabij het uiteinde van de Oceaankade verruimd, waarbij de specie werd gebruikt voor het opspuiten van een laaggelegen terrein ten Zuiden van de Oceaankade. In de kleine bedrijfshavens werd voor nieuwe werken f 99 700 uitgegeven. Te Bandjermasin werd de opslagruimte uitgebreid met een ijzeren opslagloods. Tn de kleine niet in bedrijf genomen havens werd aan vernieuwing en nieuwe werken f3B 400 uitgegeven, terwijl voor het gewoon onderhoud en groote herstellingen aan havenobjecten een bedrag van f 100 000 is noodig geweest. Het onderhoud van de te Sabang aanwezige havenobjecten werd, evenals in het vorig jaar, opgedragen aan de Naamlooze Vennootschap „Zeehaven en Kolenstation Sabang" tegen een aannemingssom van f 25 600. Met de groote herstelling van de kolensteigers en van den handelssteiger, welke eveneens in aanneming door die vennootschap wordt uitgevoerd, werd voortgegaan. Voor waarnemingen in reeden en vaarwaters en voor verbetering van vaar waters van niet in bedrijf genomen kleine havens werd resp. f 7510 en f 5760 besteed. b. Havenexploitatie. Zooals kan blijken uit den volgenden staat van me n uitvoercijfers (in tonnen van 1000 kg) der 6 groote havens van Nederlandsch- Indië gedurende de jaren 1936—1938 is zoowel de invoer als de uitvoer in die havens vergeleken met 1937 afgenomen en wel met 8 %, respectievelijk 16 %. Het scheepsbezoek en de inhoud dor schepen, welke de zes groote Indische havens bezochten, geeft ten opzichte van 1937 een kleine vermeerdering te zien, zooals uit het volgend overzicht kan blijken. Scheepsbezoek aan de zes groote bedrijfshavens in de jaren 1936, 1937 en 1938 (alleen koopvaardijschepen van 300 nr 1 netto inhoud en meer). VERKEER 285 De haveninkomsten zijn in 1938, vergeleken bij die van 1937, verminderd met f3lB 700 of 2,7 %, welke vermindering verband houdt met den achteruit gang van het goederenverkeer. Zooals blijkt uit den volgenden staat zijn de bedrijfsuitgaven in 1938 f 200 900 of 6 % hooger geweest dan het voorafgegane jaar, hetgeen o.a. verband houdt met de omstandigheid, dat door de verhooging van de prijzen van steen kolen en andere benoodigdheden de kosten van het onderhoudsbaggerwerk en eenige andere uitgaafposten zijn toegenomen. De over 1938 verschuldigde sommen voor aflossing en rente van de in de bedrijfshavens geïnvesteerde kapitalen zijn in het volgend overzicht aangegeven. 1 laven van Tandjoengpriok f 2 232 195 ~ Soerabaja 3 765 560 ~ Semarang 584 798 ~ Belawan 1 265 227 ~ Makassar 642 435 ~ Emmahaven 212 002 Kleine bedrijfshavens 607 293 Tezamen f 9 369 510 Bediijfsinkomsten Bedrijf suitgaven DE ECONOMISCHE TOESTAND 286 De bcdrijfsinkomsten bedroegen f 11 454 7 iö en de bedrij f suitgaven 3 537 499 Bedrijfssaldo f 7 917 246 Nadeelig saldo over 1938 f 1 452 264 Voor de vaststelling van de reedegrenzen van Wonreli en de hernieuwde vaststelling van de ieedegrenzen van Tegal zie men I. S. 1938 n°. 143. Voor wijziging van de grenzen van het havengebied te llandjerinasin en van don belangen—ring voor de haven van Bandjermasin zie men I. S. 1938 n°. 616. c. Landsbaggerdienst. Het materieel van 's Landsbaggcrdienst bestond einde 1938 uit 21 baggermolens, 3 slibzuigers, 1 sleepboot-slibzuiger, 1 cutter zuiger. 7 bakkenzuigers, 2 grijpommerkranen, 30 sleepbooten en 107 klep schouwen en bakprauwen. In de havens en vaarwaters werd het gewone onderhoudsbaggerwerk verricht. i> bank vóór de uitmonding van de Moesi-rivior werd een meter uitgediept met behulp van slibzuigers. Een staat van het in 193 S verrichte grondverzet volgt hieronder: De financieele uitkomsten zijn in de volgende tabel vereenigd VERKEER 287 6. Bebakening, kustverlichting, loodswezen, hydrografische opnemingen De bebakeningsschepen Hoofdinspecteur Zeeman en Pollux deden, behoudens de tijdperken voor dokken, herstelling en onderhoud, onafgebroken dienst. De lichtbron van het kustlicht Katang Katang, alsmede die der drie lantaarn boeien bij Pladjoe (Palembang-rivier) werden gewijzigd van petroleum in petroleumgloeilicht, waardoor een belangrijk grootere lichtsterkte werd verkregen. Van twee lichtbakens in de Palembang-rivier werd de petroleumlichtbron (o), en vlam) vervangen door een vetgasgloeilicht-installatie. Het acetvleen-liehtbaken bij Tandjoeng Moeara Berau werd 1 Augustus 193 S gedoofd". In den Nederlandsch-Indischen archipel werden bijgelegd 3 lichtboeien en 11 tonnen; opgenomen werden 1 lichtboei en 4 tonnen. Einde 1988 bedroeg het aantal (onbewaakte) lichtbakens 108 (109) '), waaronder 35 (36) met acetyleenlicht, 56 (56) met blaugasgloeilicht, 13 (11) met vetgasgloeilicht, 1 (1) met petroleumgloeilicht en 3 (3) met electrisch licht. Het aantal te water liggende lichtboeien bedroeg 98 (96), terwijl 29 (29) l.intaarnboeien uitlagen. Het aantal te water liggende tonnen was einde 1938 320 (313), terwijl Int aantal ijzeren, houten en steenen bakens (geleide- en andere merken inbegrepen, doch exclusief de lichtbakens en de z.g. niet-officieele merken) 540 (531) bedroeg. Voorts lagen 9 (9) bemande loodsüchtschepen uit. Het aantal bewaakte kustlichten bedroeg 150 (150), waarvan 20 (21) mof petioleumlicht, 20 (19) met petroleumgloeilicht, 6 (6) electrisch, 6 (6) met phaioline- en 98 (98) met acetyleenlicht. Het volgens de formatie op deze lichten geplaatst personeel bestond einde 1938 uit 44 (44) hoofdlichtwachters, 293 (293) lichtwachters (inclusief de reserve) en 88 (88) koelies. Bovendien waren op verschillende reeden in den Archipel nog officieel 197 (196) kleine havenlichten (petroleumgloeilicht, petroleum en electrisch) aanwezig. In het geheel werden dus einde 1938 in den Archipel 591 (589) lichten getoond. Aan loodsgelden werd geïnd: ') 11, -i getal tiwscher, haakje* geeft bei aantal aan op einde 1987. DE ECONOMISCHE TOESTAND 288 Loodsilionsten zijn gevestigd te Tandjoengpriok, Soerabaja, Tjilatjap, Emma haven, Belawan-Deli, Aroe-baai, Sambo, Tandjoeng Oeban (Riouw), Soengai Kolak, Palembang, Balikpapan, Samarinda, Tarakan en Makassar. De haven meester op deze plaatsen is superintendent van het loodswezen. De loodsdienst te Soengai Kolak (Straat Kidjang) staat onder superintendentie van den haven meester te Tandjoengpinang (Riouw). Het korps loodsen bestond einde 1938 uit 39 (36) loodsen der lste klasse en 39 (38) loodsen der 2de klasse. Door den Hoofdinspecteur, Hoofd van don Dienst van Scheepvaart, zijn bovendien Oosthaven, Kalianget on .Manado aangewezen als havens, waar op verzoek van de betrokken gezagvoerders door den havenmeester aan binnen komende en vertrekkende schepen loodshulp kan worden verleend tegen een vastgestelde vergoeding. Aan bakengeld werd ontvangen: Van begin 1938 tot medio Februari 1938 verrichtte het opnemingsvaartuig Willebrord Snellius drcgwerkzaamheden bij de Noordingangen van Stolze-Straat en Straat Mendanau. Hierna werden tot medio April de opname-werkzaamhedei op het terrein ter Zuidwestkust van Billiton voortgezet. Van einde April tot einde Mei 1938 werd weer gedregd bewesten het eiland l.angkoeas en in het middengedeelte van Straat Mendanau. Van begin Juni tot einde Juli 1938 beloodde de Snellius het zeegebied ter Westkust van Celebes, gelegen tusschen den Spermonde-archipel tot aan Paréparé. Hierna onderging het schip tot einde Augustus herstellingen en groot onderhoud te Soerabaja en bleef daar nog tot medio October voor het beproeven van het echoloodingstoestel en het treffen van voorbereidingen voor de opname wcrkzaamheden ter Zuidwestkust van Nieuw-Guinca. Met deze werkzaamheden, waarbij het gewestelijk vaartuig Anna als tender aan de Willebrord Snellius is toegevoegd, werd begin November een aanvang gemaakt. De kuststrook gelegen tusschen de rivieren Katera en Kawaroepia werd reeds belood. Het gouvernements opnemingsvaartuig Eridanus verrichtte van begin 1938 tot medio Maart 1938 drcgwerkzaamheden in Straat Bangka (Tandjoeng Tapa = Tweede Punt — Stanton). Tot medio April 1938 werd de Zuidelijke toegang (bezuiden Bintan) naar Straat Kidjang belood en het grootscheepsch vaarwater aldaar afgedregd. Daarna ging hot schip tot begin Juli 1938 in herstelling en groot onderhoud te Tandjoengpriok. Van begin Juli tot medio September 1938 werden de dregwerkzaamheden in Straat Bangka voortgezet (het gebied tusschen Karang Brom Brom tot aan Derde Punt). Hierna werden tot einde September 1938 de toegang om de Noord naar en een gedeelte van de reede Soengailiat ten behoeve van den tinbaggerdienst afgedregd. Vervolgens zette de Eridanus tot einde 1938 de opname-werkzaamheden op het terrein Bangka—Billiton— Westkust Borneo voort. Het gouvernements opnemingsvaartuig Tydeman kwam 21 Juni 1938 in dienst. Dit schip vervolgde de opname-werkzaamheden van de Willebrord Snellius op het terrein rond Billiton. Van medio Juli tot eind 1938 werkte de Tydeman ter Zuidwestkust Billiton in de omgeving van het eiland Selioe. Van begin 1938 tot medio Mei 1938 werden door het gouvernements hulp opnemingsvaartuig Hydrograaf opname-werkzaamheden verricht in Straat VERKEER 289 Schepen en vaartuigen ressorteerend onder den Dienst van Scheepvaart. De onder den Dienst van Scheepvaart ressorteerende vloot der Gouvernements Marine bestond einde 1938 uit 17 schepen, namelijk 8 schepen voor den stations dienst; 6 schepen voor den algemeenen dienst (waarvan 1 tevens mijnenlegger), van welke 4 doorloopend diensten verrichten ten behoeve van de Koninklijke Marine; 2 schepen ten dienste van de hydrografie; 1 logementschip en 1 reserveschip. De 8 stationsscbepen waren als volgt over den Archipel verdeeld: de Albatros, de Fomalhaut en de Reiger te Amboina, de Deneb te Tandjoengpinang, de Wega te Oleëlheuë, de Fazant te Manado, de Merel te Koepang, de Sirius te Makassar. De schepen voor den algemeenen dienst (de Rigel, Zuiderkruis, Gemma, Canopus, Valk. en Arend) waren resp. te Soerabaja (2) en te Tandjoengpriok (4) gestationneerd. Van de 3 schepen der bebakening en kustverlichting (Hoofdinspecteur Zeeman, Pollux en Castor) waren gedurende 1938 de twee eerstgenoemde doorloopend in dienst. In December 1938 werd het motorschip Castor als schijvensleepschip ter beschikking van de Koninklijke Marine gesteld. Er zijn voorts 150 gewestelijke vaartuigen in dienst, in lengte varieerend van 38 tot 8 meter; bij de haven- en loodsdiensten zijn 85 vaartuigen in dienst. Zeevaart. Het jaar 1938 kenmerkte zich door groote onrust op politiek gebied, waarvan handel en scheepvaart de directe gevolgen ondervonden. Voor de scheepvaart in het algemeen manifesteerden zich deze gevolgen in een terug loopen van het vervoer en in een daling van de vrachttarieven. Ook voor Nederlandsch-Indië, dat als exporteerend land in de allereerste plaats is aangewezen op den afzet naar het buitenland, hebben de politieke onrust in Kuropa, de snelle conjunctuur-teruggang in de Vereenigde Staten van Amerika in de eerste helft van het jaar en het voortduren van het Japansch- Chineesch conflict, hun ongunstigen invloed doen gelden. Niettemin is voor de Indische scheepvaart het jaar 1938 nog betrekkelijk bevredigend verloopen. Voorts heeft de grootere stabiliteit in de vrachten van de lijnreederijen ten gevolge gehad, dat deze den invloed van de daling op de vrachtenmarkt niet zoo scherp voelden als de wilde vaart. In de Kuropa-vaart bleven de hooge Suezkanaal-reehten een belangrijke rol spelen bij de bepaling der vracht- en passage-tarieven, terwijl zij tevens een /.ware last vormden voor de reederijen, welke genoodzaakt zijn van dit Kanaal gebruik te maken. De verlaging op 15 December 1938 wordt te gering geacht dan dat deze van eenigszins belangrijken invloed op de exploitatie-kosten van de scheepvaart zal kunnen zijn. De netto-inhoud der (aangekomen) koopvaardijschepen in het verkeer met het buitenland gaf met 33,9 millioen m 3 een afname van 0,8 % te zien ten opzichte van 1937 (34,2 millioen); dit totaal blijft ten opzichte van het topjaar 1929 (34,9 millioen) ten achter met 2,9 %. De achteruitgang van 1929 op 1930, van 1930 op 1931 en van 1931 op 1932 was achtereenvolgens 2 %, 12 % en 5,3 %; waarna van 1932 op 1933 en van 1933 op 1934 een toename volgde met resp. 3,1 en 5,9 %; van 1934 op 1935 een afname van 0,9 %; van 1935 op 1936 een toename met 2,9 % ; en van 1936 op 1937 weder een toename met 7,9 %. 289 Bangka. Van begin Juni tot begin Juli 1938 beloodde dit schip het gedeelte tusschen Zuidpunt Pajoeng en Poelau Kramat en dat tusschen S. Sedoemara en Oepang in de Palembang-rivier. Daarna werd tot medio Juli 1938 gewerkt in het Noordwestelijk gedeelte van Straat Bangka. Van einde Juli tot begin September 1938 verrichtte de Hydrograaf locale onderzoeken (opaldi's) in den Eiouw-archipel. Vervolgens werden tot einde 1938 de opname-werkzaamheden op het terrein Bangka—Billiton—Westkust Borneo voortgezet met een onder breking van 15 t/m 22 November 1938, in welk tijdvak het zeegebied benoorden en beoosten Tandjoeng Bobos (reede Pamanoekan) werd herzien. 7. Scheepvaart DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 29 door vrouwelijke als mannelijke leden druk bezocht, waar naast aangelegenheden van internen aard het streven werd besproken naar innerlijken vrede, de bevorde ring van den landbouw, de oprichting van P.K.S.-scholen en de bestrijding van het analphabetisme. De Taman Siswa-beweging, die in de zestien jaren van haar bestaan is uit gegroeid tot de belangrijkste Inheemsche beweging tot hervorming van onderwijs en opvoeding, belegde van 16 tot 22 November 1938 haar 3de vierjaarlijksche congres te Jogjakarta. Dit congres nam onder meer het besluit de door het hoofd bestuurslid K. S. Mangoensarkara ontworpen statuten van de Taman Siswa, alsmede het economisch programma aan te nemen, terwijl een commissie zal worden ingesteld, tot taak hebbende na te gaan wat er van de Taman Siswa abituriënten geworden is. Een ander besluit behelst de terugtrekking van Ki Hadjar Dewantara uit het hoofdbestuur der Taman Siswa. Hij blijft evenwel „Algemeen Leider" der beweging. De Taman Siswa bezit 190 afdeelingen, 225 scholen, waaraan 700 leerrkachten verbonden zijn, met 17 000 leerlingen, waaronder 4000 meisjes; verder nog 20 mulo-scholen, 6 kweekscholen en 1 middelbare school. Jeugdbeweging. Evenals in 1937 vertoonde het ledental der studentenvereeni ging Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia (P.P.P.1.) in 1938 een achter uitgang. Van de jeugdorganisatie Indonesia Moeda (LM.) nam het ledental in 1938 over de geheele linie af. Einde 1938 telde de vereeniging 25 afdeelingen (19 op Java en 6 in de Buitengewesten), + 2000 leden omvattend. Onder leiding van Indonesia Moeda had op 26 Maart 1938 te Batavia een bijeenkomst plaats, waar door ± 50 afgevaardigden van verschillende in Neder landsch-Indië bestaande jeugdorganisaties beraadslaagd werd over een te houden Nationaal Jeugdcongres (N.J.C.), waardoor de eenheidsgedachte zou worden bevorderd. Deze vergadering was een uitvoering van het besluit, genomen op het eind 1937 gehouden 7de congres van LM. Op het van 28 December 1938 tot 1 Januari 1939 te Jogjakarta gehouden Bste congres is het besluit genomen den leden het verbod op te leggen lid te zijn van den onderbouw eener politieke partij. Zij, die lid van een dergelijken onder bouw zijn, krijgen drie maanden tijd om of het lidmaatschap daarvan op te zeggen, óf uit de LM. te treden. Zij, die lid zijn van den onderbouw eener politieke partij, mogen tot de LM. slechts als buitengewone leden toetreden. Op dit congrs werd tevens medegedeeld, dat de LM. autonoom is, doch wel met de andere jeugdvereenigingen wil samenwerken en dat LM. bij de Begeering het verzoekschrift heeft ingediend om het verbod van lidmaatschap van LM. voor leerlingen van bepaalde Gouvernementsseholen op te heffen. In December werd door vertegenwoordigers van een elftal jeugdvereenigingen te Soerakarta een conferentie belegd, waarop besprekingen werden gevoerd over het organiseeren van een Nationaal Jeugdcongres. Blijkens artikel 2 der ontwerp-statuten stelt dit jeugdcongres zich ten doel, den band tusschen alle Indonesische jeugdorganisaties nauwer aan te halen en werkprogramma's te ontwerpen. Het tracht dit doel te bereiken door: a. de oprichting van een centralen jeugdraad, die den onderlingen vrede van de jeugdvereenigingen moet bewaren, den band tusschen ouderen- en jeugd organisaties inniger maken en voorlichting in moeilijke zaken verschaffen; b. een centrale studiecommissie in het leven te roepen, die tot taak heeft de stroomingen in Nederlandsch-Indië in studie te nemen, de resultaten van de jeugdbeweging in het buitenland te observeeren, een leidraad voor leiders samen te stellen en voor dezen cursussen te organiseeren; c. gezamenlijken arbeid op sociaal terrein, bij voorbeeld bestrijding van het analphabetisme; d. het vooruitbrengen van cultuur, kunst en andere nationale waarden; e. gemeenschappelijke beoefening van sport. Tot het congres kunnen alle Indonesische jeugdvereenigingen, welkt haar krachten in dienst van land en volk stellen, worden toegelaten. DB ECONOMISCH- TOESTAND 290 De netto-inhoud der (aangekomen) koopvaardijschepen in het verkeer binnen Nederlandsch-Indië nam ten opzichte van 1937 nog toe met 1,2 % en bedroeg in 1938 141,2 millioen m». In de jaren 1929 (topjaar), 1930, 1931. 1932, 1933, 1934, 1935, 1936, 1937 en 1938 was die inhoud resp. 164,0, 156,9, 143,0, 127,4, 130,2, 130,4, 130,6, 134,8, 139,5 en 141,2 millioen m 3, gevende onderscheidenlijk een vermindering van 4,3 %, 8,9 % en 11,2 % en daarna van 1933 af een voortdurende toename (2,5 % in 1933, 0,2 % in 1934, 0,2 % in 1935, 3,2 % in 1936, 3,5 % in 1937 en 1,2 % in 1938); ten opzichte van het topjaar 1929 bleef het verkeer in 1938 nog met 13,9 % ten achter. Van den geringeren uitvoer uit Nederlandsch-Indië, vergeleken met 1937, ondervond de scheepvaart den directen invloed, waarbij nog kwam dat de lagere marktprijzen, welke voor dien uitvoer in het buitenland te bedingen vielen, noodzaakten tot herziening van verschillende vrachttarieven. De daling van het pond sterling in de laatste maanden van 1938 was voor de scheepvaart een tegenvaller, voorzoover de vrachten in ponden verrekend werden. Wel duidelijk bleek in het afgeloopen jaar, hoezeer de prijsbepaling en het quantum van den export van een groot deel der Indische producten den invloed ondervonden van de toestanden in de Vereenigde Staten van Amerika. De sinds Juni in dit land ingetreden conjunctuur-verbetering had onmiddellijk op den export een weerslag ten goede ten gevolge, waarvan de scheepvaart mede profiteerde. Hoewel het vervoer van lading van Nederlandsch-Indië naar Europa is teruggeloopen ten opzichte van 1937, kon niettemin alle tonnage van de bij de Batavia Vrachten Conferentie aangesloten reederijen in de vaart worden gehouden, terwijl het tevens nog noodig bleek voor Conferentie-rekening een schip van de Java—China—Japan-lijn te charteren. Evenals het vorig jaar moesten maandelijks enkele schepen in ballast naar Nederlandsch-Indië worden gezonden, daar de omvang van het vervoer van Europa naar Indië geringer was dan de hoeveelheid in omgekeerde richting. De politieke verwikkelingen in Europa, welke in September 1938 een oogenblik een zeer dreigenden vorm aannamen, schiepen enkele weken een zeer groote onrust op de verzekeringsmarkt, hetgeen tijdelijk een buitengewoon onregelmatig ladingaanbod ten gevolge had. Na do optredende ontspanning werd de normale gang van zaken weer spoedig hersteld. Het Japansch-Chineesch conflict leidde er toe, dat moer on moor suiker van Nederlandsch-Indië naar ..beweston Suez" werd verkocht; dit vervoer bedroeg 578 600 ton in 1938, tegen 391900 ton in 1937, dus 186 600 ton mooi. Het vrachtonpeil voor suiker naar deze gebieden is echter ten opzichte van 1937 belangrijk gedaald. De politieke, toestand in Spanje maakte het ook in 1938 niet mogelijk rechtstreeksche afvaarten naar dit land te geven. Wol werd dom- de Stoomvaart Maatschappij „Nederland" en de Rotterdamsche Lloyd besloten het aankweeken van handelsbetrekkingen tusschen Nederlandsch-Indië en de Levant be entameeren door het stellen van een maandelijksche rechtstreeksche afvaart gelegenheid naar enkele van de belangrijkste havens in dit gebied. Hiermede werd in de laatste maanden van 193 S aangevangen. Met ladingaanbod naar Oostkust-Amerika was in het eerste semester van dien aard, dat de -lava —New-York-lijn. welk-.- sinds Mei 1937 een 6-daagschen dienst onderhield, genoodzaakt was verscheidene schepen terug te trekken ..Sinds Juni 1938 wordt door de Java—New-Vork-lijn een 7-daagschen dienst op Amerika onderhouden. Van de Indische producten, welke speciaal onder den teruggang van den export naar Amerika te lijden hadden, mogen vermeld worden rubber, tapioca meel, vezels en koffie. Ook de uitvoer van palmolie nam af. Alleen de uit voei van zwarte peper vertoonde, een stijging. In verband met tijdelijke concurrentie van cliarteisehopon was het Java—New-York Pat Agreement in Juli genoodzaakt een drastische vraohtverlaging bekend te stellen. Onder invloed van de daling der marktprijzen moesten ook de vrachten voor verscheidene andere artikelen in de Amerüra-vaarl verlaagd worden. VERKEER 291 Door de bij het Java—New-York Bate Agreement aangesloten lijnen werden 110 afvaarten van Tandjoengpriok gegeven, tegen 120 in 1937, waarvan per • lava—New-York-lijn 49 in 1938, tegen 57 in 1937. De schepen van de Java —New-York-lijn bleven met een enkele uitzondering de route naar Amerika via de Kaap de Goeds Hoop volgen. Ook de andere bij het Java—New-York Rate Agreement aangesloten lijnen bleven deze route als de normale handhaven, met uitzondering van do Isthmian-Line, welke evenals in 1937 nagenoeg al haar schepen via het Suezkanaal expedieerde. Het aanbod van lading van de Atlantische kust van Xoord-Amerika naar Nederlandsch-Indië is afgenomen. De vrachten bleven echter stationnair. Gemiddeld werden in 1938 door de Java—New-York-lijn 3 afvaarten per maand van de Oost-kust van Noord-Amerika naar Nederlandsch-Indië gegeven. Het vervoer van „general cargo" naar de Westkust van Noord-Amerika blijft zich regelmatig ontwikkelen. De Nederlandsch-Indische handel ondervindt echter, als gevolg van de differentieele behandeling der Philippijnen door de Vereenigde Staten van Amerika, sterke concurrentie vooral wat copra betreft. Het copra vervoer, dat in vroegere jaren zeer aanzienlijk was en voor de scheepvaart maatschappijen een belangrijke factor beteekende, was gedurende 1938 zelfs geheel weggevallen. Het vrachtenpeil naar de Amerikaansche Pacific-havens onderging geen noemenswaardige verandering. In Amerika werden in het afgeloopen jaar nog geregeld moeilijkheden onder vonden in verband met de arbeidstoestanden aan de Pacific-kust, mede als gevolg van de einde 1936 plaats gehad hebbende groote staking. De afvoer van lading van de Amerikaansche Pacific-kust ondervond eenige stagnatie door het feit, dat enkele Amerikaansche scheepvaartmaatschappijen zich uit dit vervoer van Amerika terugtrokken. Voor de Silver Java Pacific Lijn is dit aanleiding geweest een extra dienst in te leggen van de Westkust naar de Philippijnen, Nederlandsch-Indië en Britsch-Indië. Het vervoer van suiker naar Britsch-Indië liep in 1938 aanvankelijk terug, om echter tegen het einde van het jaar weder toe te nemen tengevolge van het tegenvallen van den oogst in Britsch-Indië. Hangoon en Calcutta importeerden evenwel onbeteekenendo hoeveelheden .lava-suiker; de meeste suiker wordt te Ceylon en aan de Dritsch-Indische Westkust ingevoerd. Het vervoer van tapioca-producten en zwavel naar Rangoon en Calcutta vertoonde een vermindering. Naar Ceylon en de Westkust liep het vervoer van hout en zwavel terug. De export der overige artikelen kon zich verder ontwikkelen. De invoer van goenie-zakken uit Britsch-Indië vertoonde een geringe stijging. Het rijst-vervoer van Burmah naar Nederlandsch-Indië was in 1938 veel grooter dan in 1937. Deze import wordt geheel beheerscht door de maatregelen, welke lul. Nederlandseh-Indisch Gouvernement ten aanzien van de buiten landsche rijst treft. De Oostkust van Sumatra was. in tegenstelling tot het vorig jaar, "nooit geheel gesloten; voor -lava was de invoer van buitenlandsche rijst gedurende het geheele jaar verboden. De directe scheepvaartverbinding tusschen Nederlandsch-Indië en de Perzische Golf blijkt hoe langer hoc meer in een werkelijk gevoelde behoefte te voorzien. Naast suiker, welk artikel in grootere hoeveelheden daarheen werd afgescheept, vertoonde ook de export van andere Nederlandsch-Indische producten een stijgende lijn. Evenwel, ook hier onderging het Java-hout een achteruitgang. Ondanks het voortduren van het Japansch-Chineesch conflict konden handel en scheepvaart naar deze landen in 1938, zij het dan in verminderde mate, voortgang vinden. De frequenties der afvaarten op China zijn verminderd. Van de vloot der Java—China—Japan-lijn was voor 3 schepen in dit vaargebied geen emplooi te vinden. Het lading-vervoer naar China bedroeg in 1938 + £ van dat gedurende 1937. t>e export naar Shanghai nam belangrijk af; eerst tegen het einde van het DE ECONOMISCHE TOESTAND 292 jaar kwamen weer eenige suiker-boekingen tot stand. Het aanloopen van Amoy door de schepen van de Java —China—-Japan-lijn werd gedurende eenigen tijd, na de inneming door de Japanners, gestaakt. Op het aanloopen van andere Chineesche havens had het conflict geen invloed. Wat betreft de richting China—Nederlandsch-Indië, bleef het ladingvervoer gelijk aan dat van 1937. Het ladingvervoer naar Japan verminderde belangrijk als gevolg van het niet beschikbaar stellen van ~permits" voor de betaling van in te voeren goederen. Het suikervervoer stond praktisch stil. Bedroeg dit in 1937 nog 162 000 ton, in 1938 liep dit vervoer terug tot 14 500 ton. Het vervoer van Japan naar Nederlandsch-Indië bleef een dalende tendenz toonen. Ook het passagiersvervoer van Nederlandsch-Indië naar China is teruggeloopen als gevolg van de onzekere toestanden daar te lande. Het passagiersvervoer in omgekeerde richting kon zich ongeveer op het peil van 1937 handhaven. Het uitgaande passagiers- en ladingvervoer op de Java—Australië-lijn van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij heeft zich op het gunstige peil van 1937 kunnen handhaven, terwijl op de thuisreizen een verdere toeneming van het ladingvervoer geconstateerd kan worden. Op de Oriënt —Java—Afrika-lijn van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij bleef het ladingvervoer in uitgaande richting zeer bevredigend, terwijl zich dit op de thuisreizen gunstig bleef ontwikkelen. Het interinsulair particulier reizigersvervoer per Koninklijke Paketvaart Maatschappij nam in vergelijking met 1937 af met 17£ %; het interinsulair Landsreizigersvervoer met 13 %. Vergeleken met 1937 verminderde ook het interinsulair ladingvervoer niet onbelangrijk; het was niettemin nog van behoorlijken omvang. Riviervaart. De riviervaart, waaronder wordt verstaan de vaart met alle vaartuigen, uitsluitend uitgeoefend op reeden, rivieren en binnenwateren, wordt meerendeels onderhouden met prauwen en andere kleine vaartuigen. Door de hckwielers van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij werd gedurende 1938 de rivierdienst op de Beroemoen-rivier van Pané uit naar de bovenstrooms gelegen ondernemingen gehandhaafd. De Lematang-rivierdienst werd 1 Juli 1938 definitief opgeheven. Bedrij f soverzichten van Nederlandsche scheepvaartmaatschappijen. De bediening van de verbindingen in den Nederlandsch-Indischen Archipel door de schepen der N. V. Koninklijke Paketvaart Maatschappij had gedurende 1938, overeenkomstig het tusschen de Regeering en haar gesloten contract (I. S. 1930 n°. 454 en Bb. n°. 12451), op normale wijzo plaats. Aantal zeemijlen door de schepen der Maatschappij afgelegd VERKEER 293 In 1938 werden aan de vloot 4 motorschepen toegevoegd, namelijk de Sernarang (ex-Doggersbank), Boissevain, Tegelbcrg en Ruys. Van de vloot werden afgevoerd het motorschip Hebe en de stoomschepen Baud, Houtman en Swaerdecroon. Bovendien vond hermeting plaats van 3 schepen, zoodat einde 1938 de vloot der Koninklijke Paketvaart Maatschappij bestond uit 131 schepen (89 stoom schepen en 42 motorschepen) met een totalen inhoud van bruto 308 023,16 en netto 184 371,97 register-ton. De interinsulaire lijnen werden op tijd en volgens dienstregeling bevaren. Do Oriënt:—Java—Afrika-lijn werd met ingang van de April-afvaart van Java door de 3 nieuwe motorschepen Boissevain, Tegelberg en Ruys bevaren. In geregelden lijndienst werden 15 uitreizen en evenveel thuisreizen gemaakt. In de Saigon—Réunion—Madagascar-lijn werden in 1938 7 reizen gemaakt; bof vervoer op deze lijn liep een weinig terug. Voorts werden in verband met het belangrijke ladingaanbod nog 10 extra afvaarten naar Afrika gegeven. De Java—Australië-lijn werd regelmatig bevaren door de turbineschepen Nieuw Holland en Nieuw Zeeland, welke geregelde maandelijksche afvaarten gaven van Singapore en Nederlandsch-Indië naar Australië v.v. Do South-Pacific-lijn werd in 1938 bevaren door het motorschip Maetsuycker en het stoomschip Swartenhondt, welk laatstgenoemd schip medio 1938 door het stoomschip Tasman werd vervangen. Een geregelde maandelijksche dienst werd onderhouden tusschen Saigon—Singapore—Java—de Westelijke Zuidzee-eilanden —Nieuw-Zeeland en Sydney. Het uitgaand zoowel als het inkomend lading vervoer toonde een belangrijke vermeerdering ten opzichte van het jaar 1937, zoodat deze lijn geheel aan de verwachting beantwoordde. De Deli—Straits—China-lijn werd ook in 1938 met de motorschepen Cremer 1■" Pon llculsz in een geregelden 14-daagschen dienst bevaren. Uiteraard onder vond deze lijn in niet geringe mate den weerslag van het Chineesch-Japansch conflict, zoowel ten aanzien van het vervoer als van de dienstregeling, welke Is, wat de bediening van Amoy en Swatow betreft, incidenteel aan de Bituatie moest worden aangepast. Het vervoer van emigranten van China liep belangrijk terug. Het vervoer per Java—Siam-lijn bleef nagenoeg uitsluitend een één-richting vervoer en wel naar Siam, in verband met het feit, dat Java voor den invoer voor buitenlandsche rijst was gesloten. Slechts kleine hoeveelheden ketan werden op licentie ingevoerd, benevens begin 1938 eenige groote partijen Saigon-rijst DB ECONOMISCHE TOESTAND 294 voor het Nederlandsch-Indisch Gouvernement. Het melasse- en suikervervoer van Java naar Siam vertoonde in 1938 een daling; de oorzaak hiervan moet gezocht worden eensdeels in groote stock-vorming gedurende het voorafgegane jaar, anderdeels in de minder gunstige conjunctuur. Hoewel de residenties Manado en Molukken gedurende het geheele jaar 1938 voor den invoer van buitenlandsche rijst bleven opengesteld, werden in 1938 in de Saigon—Manado-lijn slechts 4 afvaarten gegeven, aangezien de positie van Celebes-rijst en gedeeltelijk ook van Java-rijst in deze gebieden zoodanig was, dat slechts een matige hoeveelheid Saigon-rijst behoefde te worden ingevoerd. Evenals in de voorafgegane jaren werd per Rangoon—Deli-lijn gedurende 1938 vrijwel uitsluitend rijst vervoerd en wel op het traject Rangoon—Belawan Deli. Aangezien aan de Oostkust van Sumatra slechts gedurende de maanden Juni en Juli een invoerbeperking van 50 % ten behoeve van Java-rijst voor buiten landsche rijst werd opgelegd, vertoonde het rijstvervoer een belangrijke toename boven 1937. Vervoer in omgekeerde richting had practisch niet plaats. In 1938 werden 20 afvaarten gegeven. Gedurende 1938 werd het stoomschip Ombilin vercharterd aan de firma Erdmann & Sielcken voor een reis Java —Nieuw-Zeeland. Door het in de vaart brengen van de 3 nieuwe motorschepen Boissevain, Tegelberg en Ruys op de Oriënt—Java —Afrika-lijn werd in meerdere mate dan in het voorafgegane jaar voor verschillende vrachtschepen emplooi gevonden in extra reizen naar Afrika, terwijl ook één extra-reis naar Australië gemaakt werd. Eenige malen werd emplooi gevonden in het rijstvervoer van Bangkok/Saigon naar Hong Kong in combinatie met het vervoer van cement van Haiphong naai de Straits, terwijl tevens een lading kolen kon worden afgesloten van Palembang naar Hong Kong. Voorts werd met de van Afrika terugkeerende vrachtschepen geregeld deel genomen aan het kolenvervoer op chartercondities van Durban naar Singapore en Penang. De Java—China—Japan-lijn onderhield gedurende 1938 de volgende lijn diensten : Soerabaja, Makassar, Balikpapan, Manila, Hong Kong, Amoy, Shanghai, Amoy, Hong Kong, Manila, Cebu of Manado, Makassar, Boeleleng (uitsluitend voor debarkement van passagiers) en Soerabaja. Deze lijn werd met 3-wekelijksche afvaarten bevaren door de motorschepen Tjisadane en Tjinegara. Soerabaja, Semarang, Cheribon, Batavia en afwisselend Muntok en Tandjoeng pandan, Hong Kong, Amoy, Shanghai (facultatief), Dairen, Shanghai (facul tatief), Amoy, Hong Kong, Muntok, Batavia, Java-kust, Soerabaja. Deze lijn werd met 3-wekelijksche afvaarten bevaren met de schepen Tjisalak, Tjisaroea en Tjibadak. Om beurten van Padang of Palembang, Java-kust, Makassar, Balikpapan (facultatief), Manado (facultatief), Miïke (facultatief), Mozi, Kobe, Osaka, Nagoya, Yokohama, Nagoya, Osaka, Kobe, Manado (1 maal per maand), Makassar, Soerabaja, Semarang, Cheribon, Batavia en om beurten naar Oosthaven en Padang of Palembang. Deze lijn werd met 4 schepen bevaren (de stoomschepen Tjimanoek, Tjikarang. Tjileboet en Tjibesar), waarbij één afvaart per maand van Padang en één van Palembang werd gegeven. Van de uit 12 schepen bestaande vloot waren het geheele jaar 9 schepen in vasten lijndienst. De overige 3 schepen vonden emplooi door het maken van extra-reizen, alsmede door het aan anderen vercharteren. Het te Amsterdam in aanbouw zijnde motorschip Tjitjalengka werd 16 Augustus 1938 te water gelaten. Evenals vorige jaren werd de maildienst van de N. V. Stoomvaart Maat schappij „Nederland" en de N. V. ~Rotterdamsche Lloyd" geregeld onder houden met 8 passagiersschepen, namelijk de motorschepen Marnix van St. Aldegonde, Christiaan Huygens en Johan van Oldenbarnevelt en het stoomschip Johan de Witt (van de Stoomvaart Maatschappij „Nederland") en de motor schepen Baloeran, Dempo, Indrapoera en Sibajak (van de „Rotterdamsche Lloyd"), welke tezamen met een aantal vrachtschepen wekelijksche afvaarten VERKEER 295 naar en van Europa gaven. Door het stoomschip Jan Pieterszoon Coen en het stoomschip Slamat werden wederom extra vaarten gemaakt in den drukken seizoentijd, ten einde aan alle aanvragen voor passage zooveel mogelijk te kunnen voldoen. Gedurende 1938 werden door de N. V. Stoomvaart Maatschappij „Nederland" en de N. V. „Rotterdamserie Lloyd" gezamenlijk 37 afvaarten met passagiers en 15 afvaarten met mailvrachtschepen gegeven. Sinds de verhooging der passage-tarieven, welke 1 December 1937 voor het traject Amsterdam/Rotterdam —Batavia vice versa gebracht werden op f 935, f 695 en f 520 voor respectievelijk lste, 2de en 3de klasse passage, hadden in 1938 op dit traject geen belangrijke wijzigingen plaats. Het passagiersvervoer heeft in 1938 een normaal verloop gehad. De instelling van de „Far Eastern Passenger Conference" is gebleken een succes te zijn. Deze Conferentie werd in 1937 geconstitueerd, ten einde tot een onderlinge samenwerking te komen tusschen de op het Verre Oosten geïnteresseerde scheepvaartmaatschappijen bij de vaststelling van de passage-tarieven en de verdere voor het vervoer van passagiers geldende voorwaarden. Een vóórdien bestaande scherpe concurrentie in het afgeven van passage-noteeringen is hiermede uit den weg geruimd, hetgeen het passagiers-vervoer per N. V. Stoomvaart Maatschappij „Nederland" en N. V. „Rotterdamsche Lloyd" belangrijk ten goede kwam. Het vervoer van Nederlandsch-Indische passagiers per buitenlandsche lijnen via Singapore naar en van Europa laat dan ook een duidelijke daüng zien. Het geleidelijk aan toevoegen van nieuwe eenheden aan de vloten der Stoomvaart Maatschappij „Nederland" en „Rotterdamsche Lloyd" ter vervanging van de oudere schepen heeft de voortdurende aandacht van de directies dezer maatschappijen. Het nieuwe mailschip van de Stoomvaart Maatschappij „Nederland", de Oranje, werd 8 September 1938 te water gelaten. Door de Stoomvaart Maatschappij „Nederland" zal voorts in 1939 het nieuwe vracht schip Java, hetwelk over beperkte passagiers-accomodatie beschikt, in de vaart worden gebracht. Bij de „Rotterdamsche Lloyd" staan een tweetal vracht schepen met beperkte passagiers-accomodatie op stapel, terwijl een bouworder werd geplaatst voor een nieuw passagiersschip, waarvan in Januari 1939 de kiel is gelegd. Regceringsbemoeienis met de particuliere scheepvaart. Omtrent het schepen toezicht op de particuliere scheepvaart, het Regeeringstoezicht op de binnen scheepvaart en het toezicht op de bepalingen van de overeenkomst tusschen het Land en de Koninklijke Paketvaartmaatschappij zie men het Verslag 1938 (blz. 256). Bij G.B. 20 Juni 1938 n°. 19 (J. C. n°. 50) is een permanente teclmisch financieele scheepvaartcommissie ingesteld, ter onderzoek en advies van financieele vraagstukken betreffende het interinsulair en buitenlandsch scheep vaartverkeer, ten dienste van de hoofden der departementen der Marine, van Financiën, van Economische Zaken en van Verkeer en Waterstaat. De scheepvaartverordening 1936 is nader gewijzigd (zie I. S. 1938 n°. 202). Bij Ord. van 25 Juni 1938 (I. S. n°. 393) kwam een regeling tot stand van de terugzending van achtergebleven schepelingen en tot tegengang van het verstekelingen-euvel. Bepalingen ter uitvoering zijn opgenomen in I. S. 1938 n°. 394. Bij G.B. 21 Maart 1938 n°. 3 (I. S. n°. 142) is nadere dispensatie verleend van het vlagvereischte voor kustvaart ten behoeve van de zeeschepen varende onder de vlag van Staten, met welke het Koninkrijk der Nederlanden in vriendschap is. De bepalingen met betrekking tot de openstelling van kustplaatsen voor den buitenlandschen handel zijn nader aangevuld (I. S. 1938 n°. 421). Omtrent vorm en kleur van het goederengeldzegel zie men I. S. 1938 n°. 475. De te Batavia zitting houdende Raad voor de Scheepvaart stelde gedurende het afgeloopen jaar 11 onderzoeken in naar plaats gevonden zeerampen en ongevallen. DE ECONOMISCHE TOESTAND 296 8. Burgerlijke luchtvaart a. Luchtverkeer. In 1938 werd het geregeld luchtverkeer binnen Neder landsch-Indië onderhouden door de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij (K.N.1.L.M.) en de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën (K.L.M.), terwijl de Qantas Empire Airways Ltd. de verbinding Singapore—Australië onderhield. Het jaar 1938 zag een uitbreiding van de K.N.1.L.M.-diensten met twee belangrijke internationale verbindingen, namelijk naar Australië en naar Fransch Indo-China. De dienst van Batavia naar Sydney werd 4 Juli ingesteld en bezigt als tusschenlandingsplaatsen Soerabaja, Zuid-Bali, Koepang, Darwin, Cloncurry, Longreach en Brisbane. De reis naar Sydney wordt in 1\ dag, de terugreis in 2 dagen volbracht, met zoowel in uitwaartsche als thuiskeerende richting directe aansluitingen op den Amsterdam —Batavia-dienst van de K.L.M. Door den Australië-dienst van de K.N.I.L.M. kreeg Bali, dat reeds vóór de instelling van dien dienst 2 maal per week een verbinding met Soerabaja in beide richtingen had, 4 diensten per week. Dit bleek meer te zijn dan de vraag naar vervoersgelegenheid wettigde, in verband waarmede één van de tevoren bestaande verbindingen werd opgeheven. De verbinding met Fransch Indo-China werd bewerkstelligd door doortrekking van de Batavia—Singapore-lijn tot Saigon. De opening van deze verbinding had 30 Augustus 1938 plaats. Het K. B. 15 Oct. 1938 (N. S. n°. 38, I. S. n°. 647), bepalende de bekendmaking van de tusschen den Nederlandschen Gezant te Parijs en den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken op 15 Juli 1938 gewisselde nota's, houdende een overeenkomst tusschen Nederland en Frankrijk betreffende de luchtverbinding tusschen Batavia en Saigon, is opgenomen in I. S. 1938 n°. 647. De bestaande 2 maal per week met landvliegtuigen onderhouden luchtvaart verbinding Australië—Singapore van Qantas Empire Airways werd in 1938 vervangen door een dienst met groote vliegbooten, waarbij tevens de frequentie tot 3 vluchten per week in beide richtingen werd opgevoerd. De in Nederlandsch- Indië gelegen tusschenlandingsplaatsen van dezen vliegbootendienst zijn Tandjoengpriok, Soerabaja, Bima en Koepang, terwijl de Klabat-baai (Belinjoe) facultatief wordt aangedaan. De verbinding Medan—Penang, welke in October 1937 als hulpdienst werd ingesteld voor den tijd, gedurende welken de K.L.M.-vliegtuigen niet te Medan konden landen, kon in Mei 1938 worden opgeheven. De Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij (K.N.1.L.M.) vervoerde in 1938 21 659 passagiers (mcl. extra- en rondvluchten), 101,4 ton goederen en 54 067 kg brief- en pakketpost. Sinds de opening van haar lucht lijnen op 1 November 1928 werden door de K.N.I.L.M. vervoerd 131 116 passagiers, 882 056 kg goederen en 239 143 kg brief- en pakketpost. Het materieel van de K.N.I.L.M. werd in 1938 uitgebreid en bestond einde van dat jaar uit 5 Lockheed 14 vliegtuigen, 3 Douglas DC. 2 vliegtuigen, 2 Fokker F. XII vliegtuigen, 4 Fokker F. Vllb vliegtuigen en 1 De Havilland Dragon-vliegtuig. In Augustus 1938 verongelukte op de Noordkust van het eiland Madoera 1 De Havilland Dragon-vliegtuig. De geregelde verkeersdiensten zijn: Batavia —Semarang—Soerabaja v.v. 1 of 2 maal daags (10 maal per week); Batavia —Bandoeng v.v. (van 1 Mei tot 1 November 3 maal daags; overig gedeelte van het jaar 2 maal daags); Soerabaja—Bandjermasin—Balikpapan v.v. 1 maal per week en Soerabaja — Bandjermasin—Balikpapan—Tarakan v.v. 1 maal per week; Batavia—Palembang—Singapore—Saigon v.v. 1 maal per week (deze lijn werd 1 September 1938 doorgetrokken naar Saigon); Batavia —Palembang—Pakanbaroe—Medan v.v. 1 maal per week; VERKEER 297 Soerabaja—Denpasar (Bali) v.v. (tot 1 November 1938 2 maal per week, daarna 1 maal per week); Soerabaja—Makassar v.v. 1 maal per week; Batavia—Soerabaja—Bali—Koepang—Darwin—Cloncurry—Longreach—Bris bane—Sydney (Australië) v.v. 2 maal per week (deze lijn werd 4 Juli 1938 geopend). Ten opzichte van 1937 nam het passagiersvervoer op de regelmatige lijnen toe met 17 %. Op de rond- en extra vluchten werd 78 % minder passagiers vervoerd; de oorzaak hiervan was dat in 1937 uitgebreide series rondvluchten werden gemaakt over Java, Sumatra en Singapore, hetgeen in 1938, als gevolg van de uitbreiding der lijndiensten en de vele kaarteeringsopdrachten welke gelijktijdig moesten worden uitgevoerd, niet mogelijk was. Het goederen- en het luchtpostvervoer gaven in 1938 ten opzichte van het vorig jaar een toename van respectievelijk 31 % en 82 % te zien. De gemiddelde afstand, welke afgelegd werd, bedroeg voor 1 passagier 445 km (v. j. 343), voor 1 kg post 929 km (v. j. 742) en voor 1 kg goederen 616 km (v. j. 360). De regelmaat van het verkeer bedroeg wederom practisch 100 %. De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën (K.L.M.) onderhield in 1938 de verbinding Holland—lndië via Medan—Singapore —Palembang —Batavia naar Bandoeng. Volgens de beschikbare gegevens bedroeg het passagiersvervoer van deze lijn in beide richtingen gedurende 1938 5720, tegen in 1937 3912. Van Nederlandsch- Indië (mc. Singapore) naar het buitenland werden 1010 passagiers (v. j. 400) vervoerd. Op het traject tusschen Medan en Batavia v.v. bedroeg het passagiers vervoer in 1938: Batavia—Singapore 242 (v. j. 193) Singapore—Batavia 276 ( ~ 173) Batavia—Palembang 132 ( ~ 91) Palembang—Batavia 193 ( ~ 154) Palembang—Singapore 89 ( ~ 105) Singapore—Palembang 94 ( ~ 73) Batavia—Medan 75 ( ~ 57) Medan—Batavia 67 ( ~ 69) Palembang—Medan 36 ( ~ 24) Medan—Palembang 43 ( ~ 20) Het vrachtvervoer binnen Nederlandsch-Indië bedroeg 12 722 kg (v. j. 12 116 kg). De in aansluiting op de Imperial Airways Ltd. door de Qantas Empire Airways Ltd. met landvliegtuigen onderhouden dienst van Singapore op Australië werd in 1938 vervangen door een dienst met groote vliegbooten, waarbij de frequentie tot 3 vluchten per week werd opgevoerd. Het aantal nieuw uitgereikte sportbrevetten bedroeg in 1938 8 (v. j. 26). Er werd 1 nieuw luchtwaardigheids-certificaat voor sportvliegtuigen afgegeven, b. Voorbereidingen en verkenningen voor uitbreiding van het luchtverkeer. Voorbereidende werkzaamheden hadden plaats ten behoeve van de inmiddels tot stand gekomen verbinding met vliegbooten van Qantas Empire Airways Ltd., den eveneens reeds ingestelden dienst op Australië van de K.N.1.L.M., de verdere ontwikkeling van het luchtverkeer op Sumatra, de doortrekking van de luchtlijn DE ECONOMISCHE TOESTAM) 298 Soerabaja—Makassar tot Ambon, de instelling van luchtverkeer in het Oostelijk deel van den Archipel en de instelling van een verbinding Soerabaja—Billiton— Pontianak. c. Luchtkaarteering. Vooral in de tweede helft van 1938 verkreeg de K.N.I.L.M. vele opdrachten tot kaarteeringen op Java, Sumatra, Britsch Noord- Borneo, Celebes en Nederlandsch en Britsch Nieuw-Guinea. In 1938 werd 588 600 ha gekaarteerd, waardoor het totale door de K.N.I.L.M. gekaarteerde gebied kwam op 37 242 600 ha. d. Luchtvaartterreinen. Het nieuw aangelegd luchtvaartterrein op Zuid- Bali kwam gereed en werd 6 Januari 1938 in dienst gesteld. De reeds vóór 1938 aangevangen aanleg van nieuwe luchtvaartterreinen bij Batavia (Kemajoran), Semarang (Kalibanteng) en Tanahmerah werd voortgezet. Nabij Soerabaja werd met den aanleg van een nieuw luchtvaartterrein op Tandjoeng Perak aangevangen. Tegen het einde van 1938 werd ter leniging van den door misoogst in Groot-Atjeh ontstanen voedselnood een bedrag van f 12 000 beschikbaar gesteld, hetwelk onder de nooddruftige bevolking werd gebracht door deze te laten arbeiden aan het in aanleg zijnde luchtvaartterrein bij Koetaradja (Lho'Nga). De N. V. Bataafsche Petroleum Maatschappij verkreeg vergunning voor den aanleg van een luchtvaartterrein (ten behoeve van bedrijfsdoeleinden) bij Dajoe in Borneo. Nabij Masamba op Celebes had de aanleg plaats van een luchtvaartterrein voor kaarteeringdoeleinden ten behoeve van de kolonisatie. Verbeteringswerkzaamheden hadden plaats aan de luchtvaartterreinen Medan, Palembang, Koepang en Balikpapan. Het onderhoud van de luchtvaartterreinen had binnen het raam van de beschikbare fondsen op de normale wijze plaats. Enkele terreinen vereischten herstellingswerkzaamheden. De instelling van den luchtverkeersdienst met vliegbooten van Qantas Empire Airways Ltd. vereischte de inrichting van luchtvaarthavens voor watervliegtuigen bij Koepang, Bima, Soerabaja, Tandjoengpriok en Belinjoe (Klabat-baai). De voornaamste voorzieningen hiertoe, welke echter niet alle in 1938 konden worden voltooid, waren het indienststellen van speciaal ten behoeve van dezen vlieg bootendienst bestemde en ingerichte motorbooten, het uitleggen van meerboeien, het bouwen c.g. verbeteren van pieren en steigers, het bouwen van stations gebouwtjes en het treffen van voorzieningen voor den weer- en verkeersberichten dienst en voor telefoonverbindingen. e. Verkeers- en weerberichtendiensten. Met de groote uitbreiding van het luchtverkeer over den Archipel — de over Nederlandsch-Indisch grondgebied in regelmatig luchtverkeer afgelegde afstand vermeerderde van 2 350 000 km in 1937 tot, 3 060 000 km in 1938 — hield de vermeerdering van de verkeers- en weerberichtendiensten gelijken tred. De daartoe bestaande radio-organisatie werd in 1938 uitgebreid met een luchtvaartradiostation te Koepang, voorzien van een radiopeilinrichting en korte golfzenders en ontvangers en met tijdelijke zend- en ontvangstations te Bima en Belinjoe. Voorts werd aangevangen met den bouw van luchtvaartradiostations te Batavia, Soerabaja en Makassar, terwijl de bouw van een dergelijk station op Bali werd voorbereid. Ten behoeve van de weerberichtgeving werd het aantal observatoren en weerberichtgevers van het Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observa torium uitgebreid. Een interdepartementale commissie werd ingesteld onder voorzitterschap van het Hoofd van de Afdeeling Luchtvaart met als leden vertegenwoordigers van de departementen van Oorlog en der Marine en van den Dienst der P.T.T., welke commissie ten doel heeft de coördinatie van de verschillende radiodiensten ten behoeve van de militaire, marine en burgerlijke luchtvaart te verzekeren op de voor het Land meest economische wijze. VERKEER 299 9. Post, Telegraaf en Telefoon Aan de Internationale Conferenties betreffende de Verre berichtgeving, welke van 1 Februari tot en met 8 April 1938 te Cairo zijn gehouden, werd door een Nederlandsch-Indische delegatie deelgenomen. Op initiatief van het Australische „Institute of Radio Engineers" van 4 tot 15 April 1938 te Sydney gehouden bijeenkomsten werden door een vertegen woordiger van de Nederlandsch-Indische Administratie bijgewoond. Evenals in vorige jaren werd regelmatig contact onderhouden met de kringen van handel en industrie, teneinde een zoo goed mogelijke aanpassing van den dienst aan de eischen van de praktijk te verzekeren. De doorwerking van de ook in den loop van 1937 ingevoerde belangrijke tariefsverlagingen heeft in vele bedrijfsonderdeelen tot een verkeerstoename van beteekenis geleid. Ook werd de P.T.T.-dienst in 1938 weder in toenemende mate ingeschakeld in het algemeen geldverkeer. Als gevolg van een en ander bedroeg de bruto-geldomzet der post- en telegraafkantoren in 1938 f 1094 millioen, tegen f 1083 millioen in 1937. Bedrijfsresultaten. Het bedrijf heeft in het eerste halfjaar merkbaar den invloed ondergaan van de minder gunstige economische omstandigheden welke. in het laatste kwartaal van 1937 ingetreden, in de eerste maanden van 1938 bleven voortbestaan, terwijl ook de hooger bedoelde tariefsverlagingen aan vankelijk tot veel minder inkomsten leidden. Door grootere bedrijvigheid bij den postdienst en den telefoondienst werd echter deze vermindering in de geldelijke uitkomsten in het.verdere verloop van het jaar grootendeels opgevangen. De telegraafdienst deelde niet in deze gunstige ontwikkeling. De inkomsten van dien dienst verminderden door het toenemend gebruik in het binnenlandsch verkeer van goedkooperc soorten telegrammen, terwijl het buitenlandsch telegraaf - verkeer sterk den invloed ondervond van de internationale situatie in Oost-Azië. Het totaal der baten van den P.T.T.-dienst bleef ± f 436 000 beneden dat van 1937. Waar verder de lasten, hoofdzakelijk als gevolg van de op 1 Januari ingevoerde nieuwe bezoldigingsregeling, ± f 1 269 000 meer bedroegen, was het exploitatie-overschot ±11 705 000 lager dan het vorig jaar. Een vergelijkend overzicht van de lasten en baten over de jaren 1937 en 1938 volgt hieronder. BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 3 HOOFDSTUK I DE STAATKUNDIGE TOESTAND A. BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 1. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond a. Economische en financieele aangelegenheden. Met de door het Comité van statistische deskundigen, ingesteld krachtens het verdrag inzake de econo mische statistieken 1928, geformuleerde voorstellen nopens de minimum-eischen aan te leggen aan de statistieken van het werkzaam deel der bevolking, werd door de Indische Eegeering bij de proeftellingen ter voorbereiding van de volkstelling 1940 zooveel mogelijk rekening gehouden. De vraag of de aangegeven richtlijnen bij de telling zelf kunnen worden gehandhaafd, is in verband met het uitstel daarvan voorshands niet voor beantwoording vatbaar. De aanbevelingen van genoemd Comité inzake de samenstelling van woningstatistieken moesten in verband met de bijzondere omstandigheden van bebouwing en bewoning in Indië, zoomede uit hoofde van het te groote perfectionisme van het ontworpen systeem bij de voorbereiding van de volkstelling 1940 blijven rusten. Evenmin was het der Indische Eegeering mogelijk medewerking te verleenen aan de door het Comité aanbevolen opstelling van een index der industrieele productie, vermits Indië geen volledige productie-statistiek bezit en eerst een begin is gemaakt met een partieele en geleidelijk tot stand te brengen Indische nijver heidsstatistiek, aangepast aan de interne behoeften en belangen van het Land. De Indische Eegeering had geen bezwaar tegen de aanvaarding van het door den Volkenbondsraad ingestelde comité van juristen opgestelde ontwerp-protocol nopens de bestrijding van de vervalsching van waardepapieren, toe te voegen aan de internationale conventie van 20 April 1929 tot bestrijding van de valsche munterij, met dien verstande dat het bij de toetreding tot de genoemde conventie gemaakte voorbehoud, dat deze voor Indië afhankelijk zou dienen te worden gesteld van de aansluiting van andere in Oost-Azië gelegen gebiedsdeelen, ook voor het ontwerp-protocol zou dienen te gelden. Inmiddels werd de Indische wetgeving terzake in overeenstemming gebracht met de door de conventie gestelde eischen door wijziging van eenige artikelen van het strafwetboek en van de regelen betreffende de uitlevering van vreemdelingen (I. S. 1938 nos. 593 en 662). In verband met de opheffing van het onderscheid in de wetgeving tusschen burgerlijke en handelszaken (I. S. 1938 n°. 276) kwam de ook voor Indië gemaakte restrictie op het bij de wet van 23 Juni 1925 (N. S. n°. 253) goed gekeurd protocol van Genève van 24 September 1923 betreffende arbitrage clausules te vervallen. In zijn eerste zitting van het zittingsjaar 1938—1939 adviseerde de Volksraad tot vaststelling van het ontwerp van wet tot intrekking o.a. voor Indië van gemeld voorbehoud (onderwerp-44). Had de Indische Eegeering in 1932 te kennen gegeven, dat het voorshands niet wenschelijk moest worden geacht het verdrag van 30 Maart 1931 tot het brengen van eenheid in de verkeersteekens op Indië van toepassing te verklaren, de sindsdien doorgevoerde wijzigingen in de organisatie der verkeers bebakening maakten het mogelijk het Opperbestuur te adviseeren tot die toepasselijkverklaring over te gaan, behoudens de in art. 82, lid 2 van het Wegverkeersbesluit V. en W. (Bb. n°. 13699) neergelegde regeling van den afstand van het baken tot het gevaarspunt. Vermits in het verdrag de mogelijk heid van het maken van voorbehoud niet uitdrukkelijk is voorzien, zou vooraf aan de Verdragsstaten moeten worden gevraagd of zij bereid zijn de bedoelde reserve te aanvaarden. b. Bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende middelen. Tegen het door het Gezondheidscomité van den Volkenbond voorgestelde ontwerp protocol tot toepassing van eenige bepalingen van de conventie tot beperking van de vervaardiging en tot regeling van de distributie van verdoovende middelen van 13 Juli 1931 (I. S. 1933 n°. 310) op paracodine, verklaarde de Indische DE STAATKUNDIGETOESTAND 30 Inheemsche vrouwenbeweging. De federatie van Inheemsche vrouwenver leni gingen Kongres Perempocan Indonesia (het Indonesische Vrouwen-Congres), waarvan het dagelijksch bestuur te Batavia is gevestigd, en die tot doel heeft een contact tot stand te brengen tusschen alle Indonesische vrouwenorganisaties en daarnaast naar wogen te zoeken, welke naar verbetering van het gehalte der vrouwenbeweging kunnen voeren, belegde van 23 tot, 27 Juli 1938 te Bandoeng haar 3de congres. Bij die gelegenheid werden o. m. de volgende besluiten genomen: 1. een commissie in te stellen, tot taak hebbende een onderzoek in te stellen naar het lot van de werkneemsters op ondernemingen, in fabrieken, enz. en den leden der federatie de verplichting op te leggen, die commissie zoo krachtig mogelijk te steunen; 2. ten aanzien van het vraagstuk der opvoeding, de leden der federatie op te wekken contact te zoeken met de jeugdorganisaties en dit vraagstuk ernstig ter hand te nemen; 3. den leden der federatie de verplichting op te leggen krachtig actie te voeren voor de bestrijding van de prostitutie; 4. ten aanzien van de positie der vrouw in het huwelijk een commissie in te stellen tot taak hebbende een ontwerp-huw el ijksregeling samen te stellen, hetwelk aan een conferentie van de leden der federatie zal worden voorgelegd, terwijl aan de Madjlis Islam A'la Indonesia een motie zal worden aangeboden, daartoe st■rokkende, om de op hof huwelijk betrekking hebbende Koran-verzen op de juiste wijze, <l. i. zooals door God en don Profeet bedoeld, uit te leggen; 5. aan de leden der federatie over te laten het vraagstuk van het vrouwen kiesrecht in studio te nemen en hun volle vrijheid te verleenen daarvoor actie te voeren, mits géén inbreuk worde gemaakt pp de principes dor federatie. Verder bewoog de vrouwenbeweging zich op sociaal terrein, terwijl voort actie is begonn.-n voor vertegenwoordiging van vrouwen in de locale radon. Vakbeweging. Van de vakvéreenigjngen van Landsdienaren hebben de bond van pandhuisbeanibten Perserikatan Pegawai Pegadean Boemipoetra (P.P.P.8.), dé vereeniging van ambtenaren bij don [nlandschen Bestuursdienst Perhimpoenan Pegawai Bp&mippettii (P.P.8.8.) en de vereeniging van Inheemsche onderwijzers Qoeroe indonesia (P.G.1.l aotiviteil aan don dan gelegd. Eerstgenoemde val,voroeniging belegde in April 1938 te Jogjakarta haar 24ste congres, dat onder meer het besluit nam om: 1. indien daarmede door de vakcentrale Persatoean Vakbonden Pegawai Negri (P.V.P.N.) werd ingestemd, een delegatie naar Nederland te zenden; 2. de propaganda in de Buitengewesten intensief ter hand te nemen; 8. de bestaande coöperatieve vereenigingen zooveel mogelijk te steunen. Verder werd een motie aangenomen, waarin afkeuring werd uitgesproken over het maandloonersreglement. De Pcrliimpoenan Pegawai Bestuur Boemipoetra (P.P.8.8.) belegde in Juni te Soerabaja een jaarvergadering. De besprekingen Waren voornamelijk gewijd aan de versterking van de positie van het Inlandsch Binnenlandsch Bestuur in de Buitengewesten en aan de wenschelijkheid om zoo mogelijk eenvoud te betrachten in verband met de beoogde verbetering van de economische positie der leden. .. De Chineesche bevolkingsgroep Ook in 1938 bleef het Chineesch-Japansch conflict de groote belangstelling van de Chineesche bevolkingsgroep in Nederlandsch-Indië behouden. Zoowel in de Chineesche als in de Maleiseh-Chineesche bladen werd uitvoerig melding gemaakt van de krijgsverrichtingen in China. Meermalen werd daarbij het optreden der Japansche militairen in China gehekeld en uiting gegeven aan anti-Japansche gevoelens, in verband waarmede de Overheid zich genoodzaakt zag op de betrokken bladen de persbreidel-ordonnantie toe te passen. In 1938 DE ECONOMISCHE TOESTAND 300 Met de omzetting van kantoren in postinrichtingen van eenvoudiger aard werd voortgegaan; één volwaardig post- en telegraaf kantoor werd omgezet in een bijkantoor, terwijl 6 bijkantoren werden teruggesteld tot hulpkantoren. Voorts werden 2 nieuwe bijkantoren en 18 hulpkantoren opgericht. In den loop van 1938 kwamen enkele verlagingen van internationale radio telefoontarieven en pakketposttarieven tot stand. De verlaging van laatstbedoelde tarieven trad in werking 1 Januari 1939. Postexploitatie. De Postverordening 1935 (I. S. 1934 n°. 721) is aangevuld bij R.V. van 4 Mei 1938 (I. S. n°. 205), waarbij aan het Diensthoofd de bevoegdheid werd verleend Bepalingen vast te stellen inzake de verkrijgbaar stelling van postwaarden bij de door hem daartoe aangewezen depóthouders, de aanvraag van de door deze benoodigde waarden en de hun toe te kennen korting op den prijs van de ingekochte waarden; zoomede bij R.V. van 7 Juni 1938 (I. S. n". 280), waarbij is bepaald, dat postwaarden, welke niet door schuld, verzuim of onachtzaamheid van de betrokken comptabelen onbruikbaar zijn geworden, door een commissie van twee door het Diensthoofd aan te wijzen ambtenaren worden vernietigd. Voor aanvulling van het Postbesluit Dienststukken 1935 (I. S. 1934 n°. 722) zie men I. S. 1938 nos. 33, 89 en 134. De internationale postverordening 1934 is nader gewijzigd (zie I. S. 1938 n°. 448). Het K. B. 9 Nov. 1938 n°. 46, houdende voorzieningen voor Nederlandsch- Indië tot uitvoering van het verdrag van Genève, betreffende de aanduiding van het gewicht op groote stukken, vervoerd per schip (I. S. 1933 n°. 117), is opgenomen in I. S. 1938 n°. 663. De kassierswerkzaamheden, welke het bedrijf voor derden verricht, werden wederom uitgebreid. Voor zoover deze werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van Gouvernementsdiensten en -bedrijven, werd de aan het Diensthoofd verleende bevoegdheid om gelden in rekening-courant te verhandelen (I. S. 1937 n°. 43) benut om een uniforme regeling in te voeren inzake het gebruik van postrekeningen door Overheidsinstellingen. Deze regeling, welke mogelijkheid biedt door eenvoudige administratieve manipulaties geldverplaatsingen te voor komen en derhalve het betalingsverkeer te vergemakkelijken, bleek reeds bij beperkte toepassing in een behoefte te voorzien. Van de regeling, ingevoerd op 26 April 1938, werd einde 1938 door 6 diensten of dienstonderdeelen gebruik gemaakt. Verder werd in den loop van dat jaar een aanvang gemaakt met de overname van Landskaswerkzaamheden in het gouvernement Sumatra. Aan de inning van schoolgelden door den Postdienst werd uitbreiding gegeven, doordat de mogelijkheid werd geopend, dat ook bijzondere scholen van deze regeling gebruik maken. Ook de administratie der N.1.R.0.M.-gelden breidde zich door de stijging van het aantal luisteraars verder uit. VERKEER 301 In het verkeer met post- en hulppostkantoren werd het maximum-bedrag van telegrafische postwissels met ingang van 1 November 1938 van f 500 tot f 1000 verhoogd. Op 18 Maart 1938 werd het aannemen van postwissels voor Oostenrijk tijdelijk gestaakt wegens het ontbreken van een koersnoteering op Weenen. Deze dienst werd 1 April 1938 hervat. In verband met het voortduren van den oorlogstoestand in Spanje konden ook in 1938 geen postwissels voor dat land worden aangenomen. Met ingang van 1 Juni 1938 moest het aannemen van verrekenzendingen voor China worden gestaakt; evenwel kon de gelegenheid om gelden per post wisscl naar China over te maken, welke in 1937 was stopgezet, op 28 Juli 1938 weder worden opengesteld. Het volgend overzicht geeft een beeld van den omvang van het verkeer over de jaren 1934 tot en met 1938: De verbetering van de economische omstandigheden, de doorwerking van de in 1937 ingevoerde tariefsverlagingen en het streven van den dienst naar intensi veering van het verkeer hebben geleid tot een belangrijke toename van het brievenpostverkeer. In het binnenlandsch verkeer steeg het aantal brieven met !) Ingevoerd op 1 Januari 1936 in het binnenlandsch verkeer en naar Nederland, Suri name en Curacao. DE ECONOMISCHE TOESTAND 302 18,5 %. Daartegenover daalde het aantal postbladen met 3,8 %, vermoedelijk door een verschuiving naar de brieven en briefkaarten, welke laatste met 12,3 % vermeerderden. Gesplitst naar de bevolkingsgroepen was van de brieven 56 % gericht aan Europeanen, 21 % aan Inheemschen en 23 % aan de overige bevolkingsgroepen. Voor de postbladen zijn deze percentages respectievelijk 33 %, 46 % en 21 % en voor de briefkaarten 24 %, 53 % en 23 %. De nieuwsbladen en drukwerken vertoonden eveneens een groote stijging, hetgeen voor eerstgenoemde stukken wordt toegeschreven aan de doorwerking van het voor de frankeering bij abonnement verlaagde tarief en de ter zake getroffen gunstige betalingsregelingen. De verzending van nieuwsbladen maakte in 1938 een vierde gedeelte uit van het geheele binnenlandsche brievenpost verkeer. De ongeadresseerde verspreiding van drukwerken nam wederom toe, terwijl ook in de verzending van monsters en pakjes, postwissels en postpakketten een belangrijke stijging viel te constateeren. Ondanks de verkeerstoename vermeerderde de opbrengst van porten en rechten slechts met 0,88 % als gevolg van de in 1937 ingevoerde tariefsverlagingen (van f 8 320 191 in 1937 tot f 8 393 079 in 1938). Ter gelegenheid van het 40-jarig Regeeringsjubileum van H.M. de Koningin werden speciale herdenkingszegels zonder toeslag uitgegeven. Do toeslag op de in 1938 uitgegeven weldadigheidszegels is uitgekeerd aan het Centraal Missie Bureau te Batavia-Centrum; de netto opbrengst bedroeg f 27 583. Voorts werden ter herdenking van het 10-jarig bestaan van een geregelde luchtvaart bijzondere frankeerzegels uitgegeven, waarvan de toeslag bestemd werd voor het Nederlandsch-Indisch Luchtvaartfonds. Een bedrag van fl6 850 kon worden uitgekeerd. Met ingang van 1 Augustus 1938 werd, bij wijze van proef, door de Atjeh- Staatsspoorwegen een nachttrein ingelegd op het traject Besitang—Lbo Seumawè v.v. voor vervoer van goederen en post. Deze treinen werden benut voor de uitwisseling van post tusschen de kantoren Medan en Lho Seumawè. Teneinde de doorzending van correspondentie, afkomstig van de kantoren in Oost-Java met de nachtexpres-treinen te verzekeren, werd op het station Soerabaja-Kotta met ingang van 3 November 1938 een sorteerkantoor ingericht. Tusschen Palembang en Djambi werd met ingang van 2 November 1938 langs den z.g. „Niam-weg" een vier maal 's weeksch vervoer van brievenpost ingesteld, terwijl de frequentie van de postverbinding tusschen Koetaradja en Meulaboh met ingang van 1 November 1938 van vier maal per 14 dagen tot zes maal per week werd verhoogd. Het aantal openbare autobussen, voorzien van een brievenbus voor het opnemen van postzendingen onderweg, bedroeg einde 1938 op Java en Madoera 75 en in de Buitengewesten 82. In 1938 werden wederom alle K.N.I.L.M.- en K.L.M.-lijnen benut voor het vervoer van luchtbrievenpost en luchtpakketpost, terwijl voor het binnenlandsch luchtbrievenpostvervoer mede gebruik werd gemaakt van den Qantas-luchtdienst. Het K.N.1.L.M.-luchtnet werd uitgebreid met enkele internationale verbindingen. De Java—Australië-dienst gaf tweemaal 's w 7 eeks directe aansluiting op de uit Holland aankomende K.L.M.-vliegtuigen, waardoor een uiterst snelle verbinding Europa—Australië werd verkregen. Van deze verbinding werd door verschillende Europeesche Postadministraties gebruik gemaakt voor de verzending van correspondentie naar Australië. Als gevolg van de uitbreiding van het luchtnet en het toegenomen binnen en buitenlandsch luchtpostvervoer, steeg de hoeveelheid per K.N.I.L.M. ver zonden brievenpost van 29 000 kg in 1937 tot 46 511 kg in 1938. De vier maal 's weekschc K.N.1.L.M.-dienst Medan—Penang v.v. werd 21 Mei 1938 opgeheven, aangezien sedert dien datum Medan weder door de K.L.M.-vliegtuigen werd aangedaan. Het gemiddelde wekelijkschc bruto-gewicht van de per K.L.M, verzonden brievenpost voor en via Nederland en de tusschengelegen landen bedroeg in 1937 (vóór de tariefsverlaging) 485 kg, 1937 (na de tariefsverlaging tot 23 October) VERKEER 303 772 kg, 1937 (na instelling 3 maal 's weekschen dienst per 23 October) 941 kg, 1938 929 kg. Het bruto-gewicht van de per K.L.M, vervoerde Nederlandsch-Indische brievenpost voor en via Nederland bedroeg over 1938 41 493 kg; wegens luchtrecht voor het K.L.M.-brievenvervoer naar Nederland en het buitenland werd gekweten f 703 007. Telegraaf exploitatie. Op de van 1 Februari tot en met 8 April 1938 te Cairo gehouden Internationale Conferenties betreffende de Verre berichtgeving werden de bepalingen betreffende de internationale telegraaf- en radiodiensten op verschillende punten herzien. Als uitvloeisel daarvan werd het Reglement voor den Telegraafdienst in Nederlandsch-Indië (Telegraafreglement 1934, I. S. 1933 n°. 514) gewijzigd en aangevuld (zie I. S. 1938 n°. 698). De nieuwe voor schriften zijn 1 Januari 1939 in werking getreden. Technische voorzieningen tot onderhoud en verbetering van het net hadden regelmatig plaats. Enkele nieuwe zeekabels werden gelegd tusschen Java en Madoera en tusschen Java en Bali, terwijl de zeekabel tusschen Bali en Lombok werd verlaten. Radiostations werden, waar noodig, gemoderniseerd. Op enkele plaatsen werd, wegens opheffing van de kabelverbinding, een radiostation in bedrijf gesteld. Ten behoeve van de geregelde luchtlijnen werden enkele nieuwe lucht vaartstations in dienst gesteld, terwijl een overbodig geworden station werd opgeheven. Aan verschillende particuliere maatschappijen word vergunning verleend tot den aanleg en het gebruik van stations voor radiotelegrafie en/of -telefonie. Enkele particuliere radiotelegrafiestations werden voor het openbare telegraaf verkeer opengesteld. Op 1 Augustus 1938 werd overgegaan tot instelling van een openbaar radio verkeer met de vliegtuigen van de K.N.I.L.M. Met ingang van 1 April 1938 werden in het mobiele verkeer in de richting van schip naar wal scheepsbrieftelegrammen ingevoerd, welke alleen bestemd mogen zijn voor plaatsen in Nederlandsch-Indië. In de richting van wal naar schip zijn deze telegrammen alleen toegelaten, indien zij bestemd zijn voor leden van de bemanning. In verband met het Chineesch-Japansch conflict moesten de radioverbin dingen Batavia —Shanghai en Batavia—Canton op respectievelijk 8 Januari en 14 October 1938 worden opgeheven. Op 10 November 1938 kwam een nieuwe radioverbinding Batavia—Chengtu tot stand. Op 21 Maart 1938 werd de radioverbinding Batavia—Tokio omgezet in een verbinding Batavia —Osaka. Het aantal radiopeilstations ten behoeve van het luchtverkeer werd belangrijk uitgebreid. De z.g. synoptische weerberichtendienst, zoomede de weer- en verkeers berichtendienst ten behoeve van de luchtvaart, werden uitgebreid. Het binnenlandsch verkeer, dat in het laatste kwartaal van 1937 een terug gang vertoonde, verbeterde in 1938 zoodanig, dat ten opzichte van 1937 een toename werd geconstateerd van 6,6 % voor het aantal telegrammen en van 5,6 % voor het aantal woorden. Van de uitgestelde telegrammen werd wederom een druk gebruik gemaakt; het aantal dier telegrammen maakte in 1938 meer dan de helft uit van het geheele binnenlandsch verkeer. Het aantal dringende telegrammen nam toe met 35,3 %. In tegenstelling met het binnenlandsch verkeer vertoonde het aantal buiten landsche telegrammen ten opzichte van 1937 een vermindering met 8,3 %. Deze achteruitgang is voor een groot deel toe te schrijven aan het Chineesch-Japansch conflict; o.m. liep het verkeer met Japan ten opzichte van 1937 terug met ruim 28 000 telegrammen. Het aantal nationale telegrammen in het verkeer met Nederland nam eenigszins toe; daarentegen verminderde het brieftelegrammenverkeer met het DE ECONOMISCHE TOESTAND 304 overige buitenland, terwijl het aantal uitgestelde telegrammen voor het geheele buitenlandsch verkeer vrijwel constant bleef. Het aantal gewisselde dringende telegrammen daalde met ruim 9%; het aantal ontvangen persberichten nam toe met 5,5 %. Als gevolg van het Chineesch-Japansch conflict is in vergelijking met 1937 het kabelverkeer met China ten koste van het radioverkeer verdrievoudigd. Hierdoor bedroeg de achteruitgang van het aantal ontvangen kabeltelegrammen 4,4 %, tegen een vermindering van 14 % van het aantal ontvangen radio telegrammen. Het transit-verkeer liep eveneens belangrijk terug, welke vermindering voor zooveel betreft het radic-transit-verkeer geheel voor rekening komt van genoemd conflict. Van het aantal der met het buitenland gewisselde telegrammen werd in 1938 57,1 % radiotelegrafisch overgebracht. Ten opzichte van 1937 is de ver houding van het radioverkeer tot het verkeer per kabel eenigszins ten nadeele van de radio gewijzigd, hetgeen van nadeeligen invloed was op de financieele resultaten van den telegraafdienst. Telefoonexploitatie. In den loop van 1938 werd het telefoonnet Gorontalo van het telefooncomplex Manado gescheiden en onder eigen beheer gesteld; het bijtelefoonkantoor Tandjoengkarang van het distrietstelefconnet Telokbetong gewijzigd in een centrale van het telefoonnet Telokbetong en de plaatselijke kring van het telefoonnet Telokbetong met de centrales Telokbetong en Tandjoengkarang nader vastgesteld, terwijl het dubbeldistrictsbijtelefoonnet Poentjak als bijnet van de hoofdtelefoonnetten Buitenzorg en Tjiandjoer werd opengesteld en administratief ingedeeld onder Buitenzorg. Voorts werden in de telefoonnetten Batavia, Buitenzorg, Bandoeng en Soerabaja, op verzoek van grootere instellingen, huisautomaten op die netten aangesloten tot een aantal van 13, zoodat einde 1938 61 huisautomaten in bedrijf waren. De toeneming van het aantal telefoonposten in de jaren 1936 en 1937 zette zich in 1938 voort. Het aantal telefoonposten op 31 December 1938 bedroeg 45 033, tegen 41 581 einde 1937; derhalve 3452 meer. Ten opzichte van 1936 wees het jaar 1937 een vermeerdering aan met 3483 posten. De opbrengst aan abonnementen vertoonde ten opzichte van 1937 een stijging met 3 %. De inkomsten van het districts- en interlocale verkeer vertoonden ten opzichte van 1937 respectievelijk een vermeerdering met 3,9 % en een vermin dering met 0,8 %. Ten opzichte van 1936 stegen de districts- en interlocale ontvangsten in 1937 met respectievelijk 14,3 % en 16 %. Het aantal internationale transit-verbindingen via Amsterdam werd uitgebreid met Paraguay (15 April) en met Nederlandsche schepen op den Atlantischen Oceaan (10 Mei). Op verzoek van de Malayascbe Post- en Telegraafadministratie werd, met ingang van 15 Juli 1938, een regeling getroffen voor de afwikkeling via Bandoeng, van het telefoonverkeer tusschen Malaya en de Philippijnen buiten den openstellingstijd van de rechtstreeksche verbinding tusschen genoemde landen. Evenals de vorige jaren, werd ook in 1938 gelegenheid gegeven tot het voeren van Kerst- en Nieuwjaarsgesprekken tegen verlaagd tarief met Nederland, België, Danzig, Duitschland, Groot-Britannië, lerland, Japan, Malaya, de Philippijnen en Zwitserland, alsmede in het verkeer Malaya—Europa via Bandoeng/Amsterdam. Vergeleken met de periode 1937/1938 vertoonde het Kerst- en Nieuwjaarsverkeer, dank zij de tariefsverlaging in het verkeer met Nederland, een stijging van het aantal gesprekken en minuten met resp. 93,3 % en 93,1 %, terwijl het Indische aandeel, in verband met genoemde tariefs verlaging, 26,9 % meer bedroeg. Met de invoering van goedkoope gesprekken met Nederland bij bijzondere gelegenheden, zooals tijdens de herdenking van het 10-jarig bestaan van de VERKEER 305 Het jaar 1938 is, wat het toenstenbezoek betreft, met zoo gunstig geweest als het daaraan voorafgegane, een verschijnsel, waarvan de oorzaak vooral gezocht zal moeten worden in de uiterst gespannen toestanden in Europa en de onzekere toestanden in het Verre Oosten, welke vele toeristen hun plannen voor langdurige reizen voorloopig deden opgeven, of wijzigen in excursies naar dichter bij hun domicilie gelegen toeristenoorden. Daar Nederlandsch-Indië, wat het vreemdelingenverkeer betreft, geen dicht bevolkte toeristenleverende centra in zijn naaste omgeving heeft, zooals Frankrijk, Zwitserland en andere Europeesche landen, en daardoor aangewezen is op de kapitaalkrachtiger, doch uiteraard minder talrijke groep van groot-toeristen, die veelal op hun wereldreizen, geïnteresseerd door de voor Nederlandsch-Indië in woord en beeld gemaakte reclame, en passant een bezoek aan deze gewesten brengen, deed de vermindering van dezen, constant de wereld omtrekkenden stroom van toeristen, hetzij van West naar Oost of omgekeerd, vanzelfsprekend dadelijk haar terugslag voelen op het bezoek aan deze landen. I'it de hieronder volgende statistiek van het vrecmdelingenbezoek aan Bali — welke min of meer als een maatstaf voor geheel Nederlandsch-Indië- kan gelden — blijkt, dat het aantal bezoekers in 1938 bedroog 3776, tegen 3909 in 1937, aangevende een vermindering ten opzichte van 1937 van + 3h %. De teruggang van het aantal bezoekers vindt in hoofdzaak zijn reden in het sterk verminderde bezoek van Amerikaansche toeristen, wier aantal van 1275 in 1937 terugliep tot 856 in 1988, zijnde een vermindering van 33 %. Met voldoening kan echter uit deze statistiek geconstateerd worden, dat het aantal Australische, Zuid-Afrikaansche, Engelsche en Duitsche toeristen onderscheidenlijk met 36 %, 22 %, 13 % en 44 % is toegenomen. Statistiek Bali-toerisme 20 nationale radiotelefoonverbinding in Maart, bet 40-jarig Regeeringsjubileum van H.M. de Koningin in September en tijdens verschillende tentoonstellingen, werden bevredigende resultaten bereikt. In 1938 kon weder een stijging van het radiotelefoonverkeer worden geconstateerd. Het aantal gesprekken en minuten in het verkeer met Nederland bedroeg resp. 72 % en 43,8 % meer dan het vorig jaar, terwijl liet Indische aandeel — in verband met het lage tarief der goedkoope gesprekken — 21,7 % hooger was. De toeneming van het verkeer met het overige buitenland was bevredigend. Het aantal minuten en gesprekken en het Indische aandeel in de opbrengst stegen resp. met 30,5 %, 21,3 % en 19,4 %. Het minst was de stijging in het interinsuhiiro verkeer: het aantal gesprekken 0,7 %, het aantal minuten 3,9 % en de opbrengst 2,7 %. Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar het door den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst gepubliceerde verslag over het jaar 1938. 10. Toerisme DE ECONOMISCHE TOESTAND 306 Van de 1046 Nederlanders, die in 1938 Bali bezochten, waren 284 in Nederland gedomicilieerd, terwijl 762 ingezetenen waren van Nederlandsch- Indië. Tn 1937 brachten 97 in Nederland gedomicilieerde personen en 998 ingezetenen van Nederlandsch-Indië een bezoek aan Bali. Het aantal ingezetenen van Nederland, hetwelk Bali in 1938 bezocht, nam in vergelijking met 19.17 darhalve toe met ± 182 %. In de volgende statistiek zijn opgenomen alle personen, die als doortrekkendon in 1938 een bezoek van langeren of korteren duur aan Nederlandsch-Indië hebben gebracht, dus zoowel toeristen als diegenen, die om zakelijke redenen deze gewesten bezochten. Uiteraard valt de grens tusschen deze categorieën niet zuiver te trekken, hetgeen trouwens van ondergeschikt belang kan worden geacht, daar beide groepen door hun binnen de Landsgrenzen gedane uitgaven van ongeveer gelijke economische beteekenis zijn geweest. Statistiek der in Nederlandsch-Indië in 1937 en 1938 aangekomen doortrekkenden WATERSTAAT 307 L. WATERSTAAT De instructies voor den inspecteur van Waterstaat in het gouvernement Sumatra, in het gouvernement Groote Oost en in het gouvernement Borneo zijn opgenomen respectievelijk in Bb. nos. 14078, 14133 en 14135. 1. Bevloeiing Inleiding. In vergelijking met 1937 werd in 1938 ruim 1,8 millioen gulden meer aan den aanleg van bevloeiingswerken besteed. Bedroegen de uitgaven voor deze werken in eerstgenoemd jaar f 2 689 000, in laatstgenoemd jaar zijn zij gestegen tot f 4 501500, waarvan ten laste van do gewone middelen f 1 005 400, de z.g. rubbergelden f 373 400, de f 25 miUioen-bijdrage van Neder land voor de weivaartszorg f 2 538 800 en de provinciale middelen f 583 900. Gesplitst over Java en de Buitengewesten bedroegen deze uitgaven naar dezelfde groepeering onderscheidenlijk f 686 000, nihil, f 1 594 000, f5BB 900 en f 313 400, f 373 400, f 944 800, nihil. Het accres houdt in hoofdzaak verband met de uitvoering van de z.g. wclvaartswerken. Werden in de laatste jaren, mede als gevolg van de beschikbaarstelling van fondsen uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber, ook reeds in de Buiten gewesten groote bevloeiingswerken aangelegd, hieraan kon door de beschikbaarstelling van fondsen uit de 125 mülioen-bijdrage van Nederland voor weivaartszorg belangrijke uitbreiding worden gegeven. Uit de rubberfondsen werden in het belang van de autochtone bevolking o.a. nieuwe werken geënta meerd in de residenties Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en Palembang, terwijl uit de Nederlandsche welvaartsbijdrage met hetzelfde doel bevlociings werken werden aangelegd in de residenties Atjeh en Onderhoorigheden, Celebes en Onderhoorigheden, Bali en Lombok en Timor en Onderhoorigheden. Voorts werd in 1938 met behulp van die fondsen mede uitbreiding gegeven aan de werkzaamheden ten behoeve van de kolonisatie van Javanen. Naast de uitvoering van groote bevloeiingswerken werden in 1938 bovendien op groote schaal onderzoekingen ingesteld naar de bevloeibaarheid van verder voor de kolonisatie in aanmerking komende terreinen. Hierbij werd voor de opnemingen hulp verleend door het Kadaster en den Topografischen Dienst; ten deele werd luchtkaarteering toegepast. Ten aanzien van het Wai Sekampong-gebied (kolonisatie Soekadana) in de residentie Lampoengsche Districten hebben de in 1938 verrichte opnemingen uitgewezen, dat het betrokken gebied tot tenminste 42 500 ha kan worden uitgebreid. De kosten van de werken voor een gebied van dezen omvang worden geraamd op f 3 000 000. Op Celebes werden in 1938 voorbereidende werkzaamheden verricht voor den aanleg van bevloeiingswerken in een 3-tal kolonisaticgebieden : het Kalaëna gebied, het Masamba-gebied en het kolonisatieterrein Maloso-Mapili. De kosten der werken voor bevloeiing van +' 21 000 ha uit de Kalaëna zullen, ruw geschat, f 2 (XX) 000 bedragen. In 1938 werd in het Kalaëna-gebied reeds een kolonisatie kern gesticht en werd aan de verbetering van den voornaamsten toevoerweg begonnen. Ten behoeve van de bevloeiing van het Masamba-gebied zal gebruik gemaakt worden van het water uit de Rongkang, de Masamba, de Baleasse, de Gandjiro, de Bone Bone en de Laoewa. Voor het geheele gebied heeft een luchtkaarteering plaats gehad. Het ontwerp-werk voor een der onderdeden, het Bone Bone-gebied, waar in 1938 reeds een kolonisatiekern gevestigd werd, kwam in dat jaar voor een groot gedeelte gereed. Voor dit gebied wordt voor de toekomst gerekend op de bevloeiing van + 3800 ha, terwijl de kosten geraamd worden op f 100 000. In het geheeie Masamba-gebied zullen nog tienduizenden ha bevloeid kunnen worden. Voor de bevloeiing van de daarvoor in aanmerking komende gronden van het kolonisatie-terrein Maloso-Mapili, gelegen ten noorden van de Golf van Mandar aan de westkust van Zuid-Celebes, zal water ontleend worden aan de S. Maloso (ook wel S. Mapili genoemd) door middel van een vrije aftapping. De grootte van het bevloenngsgebied op den linkeroever van DE ECONOMISCHE TOESTAND 308 de S. Maloso zal ruim 6000 ha bedragen, terwijl de kosten der benoodigde werken op f 250 000 worden geraamd. In 1938 werd aan de uitvoering van een gedeelte der bevloeiings- en afwateringswerken begonnen. Aan kolonisatie-bevloeiingswerken werd ± f 365 000 uitgegeven. Uitvoering van nieuwe en uitbreiding van bestaande irrigatie-werken, In de provincie "West-Java werd boven de uit eigen middelen bestede bedragen f 753 800 verwerkt voor de verdere uitvoering van de Tjioedjoeng-werken, do Tangerang-werken, de Krawang-werken, de West-er- Tjimanoek-w erken, den aanleg van de wadoek Darma, de werken tot verbetering van de bevloeiing en afwatering in de Rawah-Lakbok benevens de werken tot verbetering van de bevloeiing van het Tjiwaringin-gebied; in de provincie Midden-Java f 732 500 voor de verdere uitvoering van de detailbevloeiingswerken uit het reservoir Gembong, de werken tot verbetering van de bevloeiing en de afwatering bewesten de Toentang-rivier (de z.g. Oost-Semarang-werken), de bevloeiingswerken uit de Serajoe-rivier (de z.g. Kroja-werken) en den bouw van het bevloeiings reservoir Malahajoe; in de provincie Oost-Java f 478 600 voor de verdere uitvoering van de bevloeiingswerken in de vlakte van Zuid-Banjoewangi, de verbetering van de bevloeiing en do afwatering in de vlakte van Zuid- Toeloengagoeng en eenige kleine werken; in de Vorstenlanden f 63 000 voor verschillende kleine bevloeiingswerken. In de Buitengewesten werd boven het hiervóór reeds genoemde bedrag van f 373 400, komende ten laste van de fondsen, verkregen uit het bijzonder uitvoer recht op bevolkingsrubber, aan bevloeiingswerken (zonder de kosten voor opnemingen, enz.) nog f 1 187 800 verwerkt, waarvan f 811 500 aan bevloeiings werken in de residentie Celebes en Onderhoorigheden, f 51 300 aan bevloeiings werken op het eiland Lombok, f 278 800 aan bevloeiingswerken ten behoeve van de Javanen-kolonisaties Perbo en Soekadana in de residenties Benkoelen en Lampoengsche Districten en f 46 200 aan kleine werken in verschillende residenties. Een aanvang kon worden gemaakt met den aanleg van de werken voor bevloeiing van het kolonisatieterrein Belitang uit de A. Komering en van de Klingi-bevloeiingswerken voor het kolonisatieterrein nabij Loeboeklinggau, beide gelegen in de residentie Palembang. De oppervlakte van het Belitang-gebied, dat door middel van een vrije aftapping uit de A. Komering zal worden bevloeid, zal vermoedelijk ruim 21 000 ha bedragen, terwijl die van het Klingi-gebied, waarvoor een vaste stuwdam in de A. Klingi ontworpen is, ± 7000 ha gnxit zal worden. De uitvoering van de Sadang-bevloeiingswerken (Celebes) werd met kracht voortgezet. Deze werken, welke eerst in den loop van 1937 werden aangevangen, behooren tot de belangrijkste van de thans in de Buitengewesten onderhanden zijnde werken. Zij omvatten de werken voor de bevloeiing van de z.g. Sawito— Rapang—Sidenreng-vlakte, gelegen in het westelijk deel van de depressie-zóne tusschen de berglanden van Centraal- en Zuid-West-Celehes. Uit deze vlakte. welke voor een deel reeds in geregelde cultuur is gebracht, worden in gunstige jaren belangrijke hoeveelheden rijst en maïs uitgevoerd. Vermits echter nagenoeg alle bouwvelden van regen afhankelijk zijn en de regenval in deze streek zeer wisselvallig is, kan de uitvoer niet regelmatig plaats hebben. De Sadang-werken beoogen aan dit bezwaar tegemoet te komen door het brengen van een geregelde bevloeiing, waardoor het mogelijk zal zijn de oogsten te stabiliseeren. Indien dit bereikt wordt, zal hiermede niet alleen het belang van de betrokken streek gediend zijn, doch zal dit eveneens van belang zijn ter gedeeltelijke dekking van de toenemende rijsttekorten in Borneo en de Groote Oost. Bij voltooiing van deze werken zullen +' 63 900 ha sawahs geregeld bevloeid kunnen worden; van dit complex zijn 24 850 ha in de Rapang—Sidenreng-vlakte en 39 050 ha — bestaande uit ten deele nog onontgonnen terreinen — in de Sawito-vlakte gelegen. De aanwezigheid van onontgonnen gronden opent de mogelijkheid, om deze na bevloeiing te bezigen voor transmigratie uit de dichtbevolkte streken van Celebes of kolonisatie van Javanen. De werken zullen bestaan uit dei, WATERSTAAT 309 bouw van een watervang in de Salo Sadang en den aanleg van de noodige hoofd kanalen en daarin voorkomende kunstwerken. Een van deze hoofdkanalen zal een dusdanig groot verval krijgen, dat het mogelijk wordt, dit kanaal te benut, i voor de oprichting van een waterkracht-centrale. Voor verdere bijzonderheden betreffende de in uitvoering zijnde bevloeiings werken wordt verwezen naar het jaarverslag van het Departement van Verkeer en Waterstaat over het jaar 1938. 2. Waterkracht Onderhandelingen met het Billiton-ooncern, hetwelk in verband met zijn plannen tot stichting van een alluminium-industric een deel van het zeer aanzienlijke in de Asahan-rivier aanwezige vermogen ( + 800 000 pk) wenschte te benutten, leidden tot overeenstemming omtrent een overeenkomst tot oprichting van een gemengde vennootschap van nationaal karakter tot exploitatie van de in die rivier aanwezige kracht. De constructie van de vennootschap — waarin het Land aandeden zal verkrijgen legen inbreng der waterkracht en waarvan de meerderheid der commissarissen door do IU-geering zal worden benoemd of voorgedragen —, alsmede de in de oprichtingsakte, vast te leggen regelen maken het mogelijk, dat de Regeering coördineerend werkzaam zal kunnen zijn indien ook van andere zijde benutting van een deel van het vermogen der Asahan-krachten zou worden gewenscht. De Regeering behoudt voorts de vrijheid, zoo noodig of gewenscht, afzonderlijke vergunningen aan derden te verleenen. In verband met de plannen tot ontginning van de nikkelijzerertsen in Midden- Celebes werden aan belanghebbenden inlichtingen verstrekt over de in dat gebied aanwezige waterkrachten. Voor do Landswaterkrachtbedrijven (West-Java) wei-den onderzoekingen en opmetingen verricht voor het ontwerp van een waterkrachtwerk aan de Tjimanoek tusschen Tomo en Darmaradja. Naar het zich laat aanzien zal dit werk een belangrijke taak kunnen vervullen in de electriciteitsvoorziening van het oostelijk deel der provincie West-Java. De provinciale raad van West-Java verleende een vergunning voor bepaalden duur aan de, Mijnbouw Maatschappij Zuid-Bantam voor een waterkracht in de Tjimadoer (Bantam). Van de nieuwe waterkracht werken van de Algemeene Nederlandsch-Indische Electricite.it Maatschappij (A.N.1.E.M.) werd hei werk Djelok aan de kali Toentang, dat een groot gedeelte van Midden-Java van energie voorziet, in bedrijf gesteld. De bouw van het- werk Ketengcr aan de kali Bandjaran, dat zal dienen voor de algemeene electriciteitsvoorziening der residentie Banjoemas en voor levering van de voor de bevloeiing der Kroja-vlakte met pompgemalen benoodigde energie, kwam bijna gereed. De Maatschappij tot Exploitatie van Plaatselijke Bedrijven (Celebes) besloot tot den bouw van een waterkrachtwerk in één der hoofdkanalen van de in aanleg zijnde bevloeiingswerken in de Sadang-vlakte. De ontvangsten aan waterkrachtcijns bedroegen in 1938 f7B 600. De uitkomsten van de in 1938 op Java en in de Buitengewesten verrichte debietwaarnemingen werden verwerkt in de 20ste uitgave van het waterkracht kadaster. 3. Assaineering Van het voor de verbetering van enkele bestaande drinkwaterleidingen en den aanleg en de verbetering van kleine assaineeringswerken in de Buiten gewesten op de Landsbegrooting van 1938 uitgetrokken bedrag is + f 8600 verwerkt. Dit bedrag is uitsluitend besteed aan werken van geringen omvang, daar geen projecten van grooten omvang in uitvoering waren. Bovendien werd in 1938 nog f 57 600 verwerkt ten laste van de fondsen, verkregen uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber, aan een tweetal DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 31 werd twaalf malen de lste of 2de phase der persbreidel-ordonnantie op deze bladen van toepassing verklaard (in 1937 zeven keeren). De Maleisch-Chineesche pers legde zich bij haar beschouwingen over het conflict meer beperkingen op dan de Chineesche bladen, zoodat slechts drie der toegepaste maatregelen op Maleisch-Chineesche bladen betrekking hadden. In 1938 deed de Chineesche Regeering, evenals in het vorig jaar, herhaaldelijk een beroep op de offervaardigheid der Chineezen in het buitenland. De geld inzamelingsactie in deze gewesten duurde dan ook onverminderd voort. Teneinde meer eenheid in deze actie en de wijze van opzending der gelden te brengen en deze onder de controle van de Chineesche Regeering te stellen, werd in October 1938 te Singapore een conferentie belegd, welke resulteerde in de oprichting van den ~fiond van Chineesche Emigrantenvereenigingen in de verschillende Koloniën in de Zuidzeelanden voor Geldinzameling en Steun aan (Oorlogs) slachtoffers in het Vaderland". Aan deze conferentie namen ongeveer 50 afgevaardigden uit Nederlandsch-Indië deel. Toen in October 1938 twijfel rees of het Chineesche Roode Kruis te Hong Kong, dat bijkans alle in Nederlandsch-Indië in het openbaar ingezamelde gelden ontving, deze wel voor liefdadige doeleinden gebruikte, werd bepaald dat alle in Nederlandsch-Tndië in het openbaar ingezamelde gelden voortaan alléén naar het Internationale Roode Kruis te Shanghai en het Internat ionah Roode Kruis te Hankow mochten worden gezonden, dan wel in Indië voor den aankoop van medicijnen of goederen ten behoeve van de oorlogsslachtoffers mochten worden besteed. Aangezien beide plaatsen in het door de Japansche troepen bezette gebied lagen, werd de verzending van deze gelden door de Chineezen in Indië voorloopig gestaakt totdat de Indische Regeering in Januari 1939 toestemming gaf die gelden naar het in November 1938 van Hankow naar Kweiyang, de hoofdstad van de provincie Kweichow, overgebrachte Internationale Roode Kruis te verzenden. Tevens werd toen de Hoofdcentrale van het Ambulance Comité van Chineesche Immigranten in Nederlandsch-Indië te Batavia als ontvangst orgaan van in het openbaar ingezamelde gelden aangewezen. De verkoop van obligaties van de in 1937 uitgegeven Chineesche oorlogs leening van $ 500 000 000 werd in 1938 voortgezet. In het begin van dat jaar werd ter bevordering van den verkoop een nieuw- systeem toegepast, namelijk dat van kettingbrieven. Aangezien hierbij van vrijwillige bijdragen niet meer bleek te kunnen worden gesproken, werd deze kettingbrief actie verboden verklaard. De door de Chineezen in Nederlandsch-Indië uitgeruste ambulance, welke in December 1937 naar China vertrok, keerde na een verblijf van een jaar aldaar in December 1938 naar Nederlandsch-Indië terug. Sindsdien bepaalde het ambulance-comité zich tot de financiering van ambulance-eenhcden welke in China werkzaam waren. Einde 1938 stemde de Nederlandsch-Indische Regeering er in toe, dat gelden bestemd voor dat doel, zouden worden gezonden aan den vertegenwoordiger der ambulance te Hong Kong, zulks naar aanleiding van de moeilijkheden gerezen als gevolg van het bovengenoemde in October 1938 uitgevaardigde verbod om in het openbaar in Nederlandsch-Indië ingezamelde gelden naar het Chineesche Roode Kruis te Hong Kong te zenden. De in het vorig Verslag gesignaleerde boycot-beweging bereikte haar hoogte punt in de eerste maand van 1935. Daarna luwde zij. Men zag van Chineesche zijde zeer goed in, dat een boycot van Japansche goederen slechts tot gevolg zou hebben, dat de handel in die goederen in andere handen zou overgaan, weshalve onder de Chineesche handelaren weinig animo voor het voeren van een effectieve boycot bleek te bestaan. Evenals tevoren vond ook in 1938 in zekere mate en op verschillende wijzen intimidatie plaats tegenover degenen, die weigerden aan den boycot deel te nemen. Op tal van plaatsen werden Chineesche toko's besmeerd met teer of straatvuil. De belangstelling van de zijde der Chineesche Regeering voor de aangelegen heden der Chineesche emigranten in den vreemde duurde onverminderd voort. Deze belangstelling werd nog geïntensiveerd door de beboette aan l'inancieelen DE ECONOMISCHE TOESTAM) 310 assaineeringswerken van geringen omvang in de residentie Djambi en aan dé voorbereiding tot den aanleg van de drinkwaterleiding van Bandjermasin. Ten slotte kwamen in 1938 in uitvoering verschillende assaineeringswerken, welke bekostigd werden uit de f 25 nn]Boen-bijdrage van Nederland voor weivaartszorg. Ten behoeve van deze werken, welke alk- op -lava gelegen zijn, werd in dat jaar f 484 000 verwerkt. In hoofdzaak is dit bedrag besteed aan stadsassaineeringen en kampongverbeteringen. Met ingang van 1 Juli 1938 werden de drinkwaterleidingen van I'adang pandjang, Sawahloento en Solok overgedragen aan den Minangkabau-raad. 4. Landsgebouwen De sterke uitbreiding in de laatste jaren van het aantal tot stand te brengen bouwwerken van bijzondere strekking en omvang, zoomede het inhalen van den achterstand, welke is ontstaan als gevolg van het nagenoeg geheel tot stilstand brengen van de oprichting van openbare gebouwen gedurende de vooraf gegane jaren van economische depressie, heeft de taak van den Landsgebouwen dienst in belangrijke mate doen toenemen. Tot de eerstgenoemde bouwwerken behooren de werken, welke uit de bijdrage van Nederland voor weivaartszorg worden bekostigd. Do besteding der welvaartsfondsen ten behoeve van de oprichting van gebouwen had in hoofdzaak ten doel het verleenen van steun aan de -roep geschoolde bouwvakarbeiders, die in het bijzonder in do groote plaatsen, dooi de zeer beperkte werkgelegenheid dei' voorafgegane jaren voor een belangrijk gedeelte dreigde te verdwijnen. Daarvoor werd besloten om in elk der drie hoofd plaatsen van -lava één of meer belangrijke gebouwen op te richten. In Soerabaja was de reeds zeer vele jaren voorbereide Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting liet meest urgente bouwwerk; in Semarang kwam de bouw van een nieuwe hoogere burgerschool het meest in aanmerking, terwijl voor Batavia besloten werd tot den houw van een psychiatrische kliniek en tot belangrijke uitbreiding van de poliklinieken van de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting. Voorts kwam het raadzaam voor op beperkte schaal (Hik in het binnenland eenige gehouwen te doen oprichten, waarvoor in enkele streken de bouw van dienstwoningen voor assistent-wedana's werd ter hand genomen, terwijl elders de voorkeur werd gegeven aan Oprichting van schoolgebouwen. Ook op cultureel gebied werd een tweetal zeer belangrijke werken ter hand genomen, namelijk de restauratie van de I'ranibanan-teinpels. waarvoor in vorige jaren omvangrijk voorbereidend werk werd verricht, en de uitbreiding van het museum Sono Boedojo met den bouw van een daaraan te verbinden kunst nijverheidsschool in Jogjakarta. Voorts is ten laste van de gewone middelen in de eerste plaats begonnen niet verbetering te brengen in de kazerneering van bet politiepersoneel, welke op verscheidene plaatsen zeer veel te wenschen overlaat, terwijl eveneens bijzondere aandacht moet worden besteed aan de onvoldoend ruime huisvesting voor gevangenen en als gevolg van de toenemende behoefte aan onderwijs aan den bouw van nieuwe scholen. In 1938 zijn ten laste van de gewone middelen f 1744 531, van de f 25 miUioen-bljdrage van Nederland voor weivaartszorg f 735 0(Xl en van de inkomsten uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber f 125 000 uitgegeven voor de oprichting en verbetering van Landsgebouwen. Hieronder volgt een overzicht van de uitgevoerde werken, waarbij de werken van /eer geringen omvang buiten beschouwing zijn gelaten. Woningen voor burgerlijk personeel. De in 1937 begonnen bouw van de residentswoning te Poerwokerto (Midden-Java), de controleurswoning te Bangko (Djambi), do twee woningen voor burgerlijk personeel te Manggar (Billiton) en de assistent-wedana-woning met kantoor te Pringsewoe (Lampoengsche Districten) kwam gereed. Begonnen werd met den bouw van ambtswoningen voor den Gouverneur van Sumatra te Medan en voor den Gouverneur van de Groote Oost te Makassar, WATERSTAAT 311 van oen assistent-residontswoning te Tandjoeiigpinang (Riouw), van een woning voor den gewestelijken secretaris te Koepang (Timor), van contioleurswoningen te Lam Meulo (Atjeh), te Pakanbaroe (Oostkust van Sumatra) en te Ainboina (Molukken) en van nieuwe wedana-woningen te Boebang en I'amanoekan (beider, in West-Java). Eveneens werd aangevangen met den bouw van oen postcbefswoning te Talangpandjang (Lampoengsche Districten), een gekoppelde woning voor een douane-mantri en twee oppassers te Koealapemboeang en een oppasserskwartier te Koealaenoh (Riouw en Onderhoorigheden), terwijl ten behoeve van het burgerlijk personeel met den bouw van woningen te Baii (Timor) en Tjalang (Atjeh) werd aangevangen. Ook is begonnen met het verbouwen van een op Genteng (Soerabaja) gelegen gouvernementsperceel (waarin laatstelijk het kantoor der opium- en zoutregie, benevens beheerderswoning gehuisvest was) tot ïegentswoning. De assistent-residentswoning te Meulabob (Atjeh) werd wegens bouwvallig heid afgebroken en weder opgericht; die te Bindjai (Oost-kust van Sumatra) werd verbouwd. Het douane-oppasserskvvartier te Sapat (Riouw) werd uitgebreid. Terreinen werden te Bandjermasin (Zuider- en Oosterafd. van Borneo) aangekocht voor den bouw van een eerste klasse-woning voor den resident ter beschikking en één derde klasse- en twee vierde klasse-woningen voor burgerlijk personeel. Ten behoeve van de huisvesting van personeel van de veldpolitie werden te Soekadana ( Lampoengsche Districten )i en detachementscommandantswoning, te Saparoea (Molukken) een hoofdposthuiscommandantewoning en te Belawan (Oostkust van Sumatra) 2 woningen voor hoofdagenten gebouwd. Regeering en Hooge Colleges. Grondige verbeteringen werden aangebracht aan de Paleizen van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal te Buitenzorg en Batavia-Centrum, terwijl bij het buitenverblijf van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal te Tjipanas bediendeuwoningen worden bijgebouwd. Gebouwen ten behoeve van het Departement van Justitie. Aan het gebouw van het Hooggerechtshof te Batavia-Centrum werden vernieuwingen aangebracht. In verband mot de samenvoeging van de landraden te Karanganjar on Keboemen, werd het voormalig paviljoen van de assistoiit-rcsidentsvvoning te Keboemen voor do onderbrenging van beide landraden ingericht. Een particulier gebouw te Ngandjoek. waarin het kantoor van den landraad en het landgerecht zijn gehuisvest, werd door het Land aangekocht. Gevangenissen. De in 1937 begonnen ver- en bijbouwingen aan de straf gevangenis te Tjipinang (West-Java) werden voortgezet. Ten bdioeve van die gevangenis werd een terrein voor tuinbouwdoeleinden aangekocht. Een aanvang werd gemaakt met den bouw van een tijdelijk huis van bewaring op het land Boeboetan (ter hoofdplaats Soerabaja), mot de uitbreidingen van de centrale gevangenis te Pekalongan (Midden-Java) en mot het verbouwen en uitbreiden van het Landsopvoedingsgesticht te Blitar (Oost-Java), terwijl de gevangenissen te Kotaboemi (Lampoengsche Districten), te Kotabaroe. Pelaihari en Barabai (Zuider- en Oosterafd. van Borneo) werden uitgebreid. Voorts werden aan verschillende gevangenissen verbeteringen aangebracht, o.a. aan die te Glodok (Batavia) en te Bandjermasin (Zuider- en Oosterafd. van Borneo). Gebouwen ten behoeve van hel Departement van Financiën. Het voormalige kleedingmagazijn binnen het Fort Rotterdam te Makassar werd geschikt gemaakt voor de onderbrenging van het kantoor van de Inspectie van financiën. De kantoren voor de Inspectie van den Belastingdienst te Soerabaja, Malang en Bondowoso (Oost-Java) werden uitgebreid, terwijl aan het Inspectiekantoor \an Financien en bel Kantoor voor Reiswezeii te Bata\ ia-Centrum verbouwingen werden verricht. DE ECONOMISCHE TOESTAND 312 Ben aanvang werd gemaakt met den bouw van een Comptabiüteitskantoor annex Administratiekantoor der Landskassen te Bandjermasin, een douane sectiekantoor te Tandjoengperak (haven Soerabaja), douancposthuizen te Oelèë- Iheue (Atjeh) en te Koealapemboeang (Zuider- en Oosterafd. van Borneo). Gebouwen voor de Opium- en Zoutregie. De bouw van een zoutpakhuis te Pakanbaroe (Oostkust van Sumatra), waarmede in 1937 werd begonnen, kwam gereed. De uitbreiding van het zoutpakhuis te Koealakoeroen (Zuider- en Oosterafd. van Borneo) kwam nagenoeg gereed. Te Tandjoengtiram (Oostkust van Sumatra) is het aan het landschap Pasisir toebehoorend gebouw dor zout- en opiumverkoopplaa'ts aangekocht, terwijl te Rongkob (gouv. Jogjakarta) een aan een particulier toebehoorend gebouw, waarin het zoutpakhuis gevestigd was, overgenomen en overgebracht werd naar de in hetzelfde gouvernement gelegen plaats Beran, om aldaar weder bestemd te worden tot zoutpakhuis. De zoutpakhuizen te Tabanio (Zuider- en Oosterafd. van Rorneo) en te Djebres (Jogjakarta) werden uitgebreid. Begonnen werd met den bouw van oen woning voor den beheerder van het opium- en zoutpakhuis te Martapoera (Palembang). Een aanvang werd gemaakt met den bouw van een beheerderewoning te Poelaukidjang (Riouw). Voor den bouw van een opiumdepöt mot verkoop-plaats en voor bijbehoorendc woningen te Bagan-siapiapi, alsmede voor den bouw van een opium-zoutvorkoop plaats en opslagplaats te Bengkalis, beide plaatsen gelogen in de residentie Oostkust van Sumatra, werden terreinen aangekocht. Gebouwen voor den pandhuisdienst. De bouw van een pandhuis met veiling loods en belieerderswoning te Kandangan (Oost-,lava') kwam gereed. Overgegaan werd tot den bouw van oen pandhuis met veilingloods te Pagaralam (Palembang). waarvoor hel terrein in 1937 werd aangekocht, terwijl eveneens werd aangevangen met den bouw van een nieuw magazijn bij het pandhuis te Manado. In verband met de voortdurende stijging van bot aantal beleende, panden en den sterk' vermeerderden inbreng van omvangrijke artikelen werden voor het opslaan dier goederen bij vide pandhuizen op Java en Madoera tijdelijke hulp loodsen gebouwd. Ingehuurde lokaliteiten te Moearaaman (Benkoelen), te Ampcnan (Lombok) en te Rantauprapat (Oostkust van Sumatra) werden tot proefpandhuizen ingericht. Gebouwen ten behoeve van het Departement oan Binnenlandsch lir.il uur. Het controleurskantoor te Sinabang (Atjeh) werd wegens bouwvalligheid afgebroken en wederopgericlit met gebruikmaking van de van de afbraak afkomende materialen, terwijl de controleurskantoren te Moearatembesi (Djambi), te, Kotaboemi (Lampoengsche Districten), te Tapatoean (Atjeh), te Pasir pangarajan (Oostkust van Sumatra) en te Soebang (West-Java) werden uitgebreid. Districtskantoren werden gebouwd te Djombang en te Besoeki (beide gelegen in Oost-Java) en to Lembang (West-Java). Te Koetaradja zijn 2 Landswoningen omgebouwd tot pasanggrahan voor Atjehsche hoofden. Aangevangen werd met de verbouwing en uitbreiding van het Departement van Binnenlandsch Bestuur te Batavia-Centrum en den bouw van een pasang grahan te Koepang (Timor). Voorbereidingen werden getroffen voor den bouw van een tijdelijk kantoor gebouw voor 4 inspecties van het gouverneurskantoor te Medan. Politie gebouw en. De bouw van een veldpolitiekazerno te Soekadana (Lampoengsche Districten) en de uitbreiding van de veldpolitiekazernes te WATERSTAAT 313 Patjitan (Oost-Java), Tepa én Saparoea (Molukken), zoomede de inrichting van het voormalige militaire kampement te Kandangan (Zuider- en Oosterafd. van Borneo) tot politiekazernc kwamen gereed. De stadspolitiekazerne te Soerabaja aan den Reinierszboulevard en de veLd politiekazerne te Keboemen (Midden-Java) en te Balige (Tapanoeli) werden uitgebreid. Een aanvang werd gemaakt met den bouw van nieuwe voldpolitiekazernes te Tandjoengradja (Palembang), te Soë (Timor en Onderhoorigheden), te Kotapinang (Oostkust van Sumatra), te Pajakoemboeh en Pariaman (Sumatra's Westkust) en te Loemadjang (Oost-Java), met de uitbreiding van de stads politiekazerne te Medan en de voldpolitiekazernes te Garoet (West-Java) en te Arnhemia (Oostkust van Sumatra), met do bijbouwingen aan de veldpolitie kazerne te Kartasoera (Soerakarta) en met het inrichten van de voormalige gevangenis te Grisee (Oost-Java) tot veldpolitiekazerne. Gebouwen ten behoeve van het Departement van Onderwijs en, E eredienst. Aan het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen werd uitgekeerd de laatste termijn van de kosten van de in 1932 en 1933 voorshands voor rekening van dat Genootschap uitgevoerde bij- en verbouwingen aan liet te Batavia-Centrum gevestigde museum van het Genootschap. Noodzakelijke verbeteringen werden aangebracht aan de Technische Hooge school te Bandoeng. Een gedeelte van het d aai beurscomplex te Bandoeng werd ingericht tot tijdelijke onderbrenging van de tweede hoogere burgerschool tevens lyceum. Do voormalige filiaal-hoogere burgerschool te Soerabaja werd ingericht tot Algemeene Middelbare School/Middelbare Handelsschool. De Mulo-scholen te Medan, Bandjermasin en Makassar werden uitgebreid. Een Europeesche lagere school werd gebouwd te Soobang (West-Java) en een Hollandsch-Inlandsche school te Meulaboh (Atjeh). Te Balikpapan (Zuider en Oosterafd. van Borneo) werd een gebouw van de Bataafsche Petroleum Maatschappij, waarin do Europeesche lagere school is ondergebracht, van die Maatschappij door het Land aangekocht. Aan de Hollandsch-Inlandsche school te Palembang en aan de Hollandscb- Chineesche kweekschool te Meester Cornelis (West-Java) kwamen bijbouwingen tot stand. In verband met de heropening van de middelbare opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren te Bandoeng zijn aan het bestaande schoolgebouw, hetwelk tijdelijk in gebruik aan bet Leger des Heils was afgestaan, verscheidene voorzieningen getroffen. Te Padang werd een lagere nijverheidsschool gebouwd, terwijl bij wijze van proef te Soerabaja, Semarang. Jogjakarta, Batavia, Bandjermasin en Pontianak kloinhandolsscholen werden opgericht. Do in 1937 begonnen houw van een Inlandsche school der 2de klasse te Amoentai (Zuider- en Oosterafd. van Borneo) kwam gei eed. Te Denpasar (Bali), waar het- perceel waarin do meisjesvervolgschool was gevestigd, verkocht werd aan de Koninklijke Paketvaart Maatschappij ten behoeve van de uitbreiding van het aldaar gevestigde liotelbedrijf dezer Maatschappij, werd aangevangen met den bouw van een nieuwe Inlandsche meisjesvervolgschool. Voorts werden in de Buitengewesten 3 Inlandsche vervolgscholen gebouwd, terwijl bij verschillende scholen in de Vorstcnlanden en in de Buitengewesten een 24-tal lokalen in tijdelijk materiaal werden bijgebouwd. Gebouwen ten behoeve van den Dienst der Volksgezondheid. De in 1937 begonnen bouw van een ijzeren loods bij de pharmaceutische werkplaatsen te Manggarai (Meester Cornelis) werd voltooid. Uitbreidingen en bijbouwingen vonden plaats aan de krankzinnigengestichten te Buitenzorg, Sabang en Bandjermasin. Bij het Geneeskundig Laboratorium der Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting to Batavia-Centrum is een koelinrichting gebouwd. Aangevangen werd met den DE ECONOMISCHE TOESTAND 314 bouw van oen kinderpaviljoen en een assistentenhuis ten behoeve van die ziekeninrichting. Gebouwen ten behoeve run hel Departement run Economische Zaken. De in 1937 aangevangen werkzaamheden voor do bijbouwing van stallen bij het Veeartsenijkundig Instituut te Buitenzorg. alsmede de vernieuwing van eeh achttal gebouwen bij het Opleidingsbedrijf ~l'antjasan" nabij Buitenzorg kwamen gereed. Een particuliere woning te Jogjakarta werd ingericht tot kantoor voor de behuizing van do 2de inspectie-afdeeliiig van den Dienst van bet Boschwozei; op Java en Madoera, terwijl uitbreidingen werden tot stand gebracht aan hot ijkkantoor te Medan en aan het kantoor voor den dienst van het Boschwezen te Bandjermasin. Een aanvang werd gemaakt met den bouw van een laboratorium bij de Textielinrichting ie Bandoeng en den bouw van een veequaraiitaine-inrichting met geitenstallen en een mantri-w oning te Tandjoengpriok. Gebouwen ten behoeve van hei Departement run Verkeer en Waterstaat. Uitbreidingen en vernieuwingen hadden plaats bij do waterstaatskantoren te Bandjermasin en te Teloekbetoeng. Gebouwen en werken lm behoeve va» den Post-, Telegraaf- en Telefoon dienst. Do in 1937 aangevangen bouw van een hulppost- on telegraafkantoor aan bot telefoonkantoor te Weleri (Midden-lava) kwam gereed. Eveneens werd voltooid do omlegging van de Tjipatjilingan-riv ior op het emplacement van hét radiozendstation te Malabar (nabij Bandoeng). Een aanvang word gemaakt met den bouw van hulppost- en telegraafkantoien te Talangpadang (Lampoengsche Districten) on te Poentjak (West-lava), welk laatste werk in hetzelfde jaar gereed kwam. Voorts is in dit jaar begonnen mot de uitbreiding van het radiostation te Dajeubkolot (West-Java), het post en telegraafkantoor te Djambi (Djambi). het post- en telegraafkantoor te Poerwokerto (Midden-lava), den bouw van een woning voor den beheerder van het radiostation te Kertnpati (Palembang) en den bouw van 4 woningen voor het telefoonpersoneel te Rantauprapat (Oostkust van Sumatra). Gebouwen ten behoeve run het Departement der Marine. Keu bestaande Opslagloods ton behoeve van don Marine-luchtvaartdienst werd uitgebreid, terwijl noodzakelijk geachte voorzieningen aan het vliegkamp te Tandjoengpriok grooten deels gereed kwamen. Gebouwen ten behoeve van den Dienst tier Scheepvaart, nu t uiteondering run kustlichtetablissementen en daarbij heimerende woningen. Hot politie posthuis te Paoteric (Makassar) werd ingericht tot filiaal-kantoor van den havenmeester. Verbeteringen worden aangebracht aan don aanlegsteiger bij den uitkijk te Tandjoengpriok, terwijl de sein- en lichtmast te Koeala Langsa (Atjeh) werd vernieuwd. Te Bagan Asahan (Oostkust van Sumatra) word oen licht w achterswoning gebouwd. Gebouwen komende ten taxie run liet crediei rum- welvaartsuitgaven, buiten gewone uitgaven, te verrekenen met de Isie begrootingsafdeeling. De in 1937 begonnen werken: de bouw van een psychiatrische kliniek en het vergrooten van de poliklinieken bij de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Batavia- Centrum, het verbouwen van de gouvernements Salomba-apotheek en het uitbreiden van do pharmacoutische werkplaatsen te Manggarai (Meester Cornelis) ; hot bouwen van een nieuwe assistent-vvedana-woning met kantoor te Kalidjati (West-Java); de oprichting van een 2de Inlandsche lagere meisjesschool ter hoofdplaats Jogjakarta en van Inlandsche scholen der 2de klasse te Pakem (Jogjakarta). Tjampalagiang, Madjene, Kolaka en Tjamba (Celebes) en Lateri (Molukken) werden voltooid. WATERSTAAT 315 Met het wedcropbouweii van den Ciwa-tempel te Prambanan (Jogjakarta). welke werkzaamheden door den Oudheidkundigen Dienst worden uitgevoerd. werd voortgegaan. Een aanvang weid gemaakt met de teireiuw erkzaamheden en den bouw van het lste en 2de bouwperceel van de nieuwe Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Soerabaja en don bouw van een hoogere burgerschool tevens Algemeene Middelbare School te Semarang. een openbare Hollandsch-Inlandsche school te Kepandjen (Oost-Java). den bouw van 4 Inlandsche scholen der 2de klasse in het gouvernement Soerakarta, een 3-tal dier scholen in het gouvernement Jogjakarta on een Inlandsche vervolgsch'ool te Airmadidi (Manndo). Ook is op Java aan een aantal stadsgemeenten en regentschappen subsidie verleend voor den bouw van een 5-tal Inlandsche scholen der 2de klasse en het bijbouwen van een 17-tal leslokalen dan wel batik-lokalen bij soortgelijke scholen. Verdei- zijn bij een 22-tal bestaande Inlandsche scholen in de Buitengewésten en de Vorstenlandon terreinen aangekocht voor schooltuinen, waarop goedangs opgericht zijn voor landbouwgereedschappen. Voorts is begonnen met den bouw van de ïn West-Java gelegen assistent wedana-woningen met kantoren te Mantjak, Tjikande, Taktakan, Bodjonegara en Tjarenang, de in Oost-Java gelegen wedana-vvoningen met kantoren te Goenoeng Kendang. Pagak en Soekoredjo, terwijl voorbereidende maatregelen zijn genomen voor den bouw van de in Midden-Java gelegen assistent-wedana woningen met kantoren te Doekoehtoeri, Kedoengredjo. Gembong, Gebang en Limbangan en de wedana-woningen mot kantoor te Blom. Subsidie aan hot Jav a-Instituut word verleend voor den aankoop van oen terrein voor den bouw van een kunstnijv orheidsschool on voor de uitbreiding van hét Museum Sono Boedojo te Jogjakarta. Gebouwen en werken komende ten laste van de inkomsten uil hel bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber. De in 1937 aangevangen werkzaamheden voor het inrichten van het voormalige klein militair kampement te Bandjermasin tot internaat ton behoeve van do vereeniging „Borneo Studiefonds", den bouw van een rubberlicentiekantoor te Tandjoengpinang (Riouw) en den bouw van ziekenhuizen mot dokterswoning on verplegorswoningen te Batoeradja en Loeboek linggau (Palembang) kwamen gereed. De werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding van het controleurskantoor te Soeroelangoen (Palembang) en de onderbrenging van bet rubberlicentie kantoor en het waterstaatskantoor te Loeboeklinggau (Palembang) met het oog op do toegenomen werkzaamheden in verband met de kolonisatie in die streek. kwamen gereed. Een aanvang werd gemaakt met- den bouw van een kantoor voor de hevolkings rubberrestrictie te Pontianak (Westerafdeeling van Borneo). Uitgaven betreffende gebouwen te verrekenen ten laste van Int Rubberfonds. Aangevangen werd met de volgende werken: bet afbreken en wederopbouwen van de Burgerlijke Ziekeninrichting te Sibolga (Tapanoeli); het bouwen»van een consultatiebureau voor tuberciilose-patiënteii met verplegerswoningen te Pontianak (Westerafdeeling van Borneo); het afbouwen van de Moskee Radja ter residentiehoofdplaats Djambi; het bouwen van een ziekeninrichting met twee gekoppelde verplegerswoningen te Bengkalis (Oostkust van Sumatra); het bouwen van een doorgangshuis voor krankzinnigen met bijbehoorende bijgebouwen en woningen voor de zuster, den mantri-verpleger en de oppassers te Pontianak; het bouwen van een polikliniek met verpleegruimten, lijkenhuis en een mantri verplegerswoning te Sekajoe (Palembang); het bouwen van een armenhuis voor Chineezen te Bagan-siapiapi (Oostkust van Sumatra) en den houw van een burgerlijke ziekeninrichting (de militaire ziekenzaal komt ten laste van het Departement van Oorlog) te Padangsidimpoean (Tapanoeli). Uitbreidingen werden verricht aan de ziekeninrichting te Pakanbaroe (Oostkust van Sumatra); de ziekeninrichting te Tandjoengpinang (Riouw); de ziekeninrichting te Djambi en de. goedangs en den aanlegsteiger van liet Pontianak-rivicrvervoer te Pontianak (Westerafdeeling van Borneo). DE ECONOMISCIIK TOESTAND 316 5. Waterstaatsmaterieel Ten behoeve van de bij het Departement van Verkeer en Waterstaat in uitvoering zijnde werken werd grootmaterieel aangeschaft tot een bedrag van + f 146 000. Voorts werd tusschonkoinst verleend voor de aanschaffing van grootmaterieel ten behoeve van het Departement van Binnenlandsch Bestuur tot een bedrag van ± f 85 000. De raming van fondsen voor het dienstjaar 1938 ten behoeve van de inrichting, exploitatie on het boboer van werkplaatsen en vrachtauto's bedroeg f 80 000, welk bedrag in verband met de instelling van de groepsgemeenschai>]>oii met f 7500 werd verminderd, zoodat voor genoemd doel een bedrag van f 72 500 beschikbaar bleef. De uitgaven hebben volgens de voorloopige gegevens bedragen f 63 000. De uitgaven voor de verzorging van het tijdelijk buiten gebruik zijnde groot-materieel, begroot op f 4500 en verminderd met f 525 in verband met de instelling van de groepsgeineenschappen. bedroegen f 2700. Ten behoeve van de exploitatie van dienstautomobielen, waarvan de kosten mi vermindering met f 1800 in verband met de instelling van do groepsgemeen schappen werden begroot op f 19 500, weid gedurende het dienstjaar f 11 500 uitgegeven. Voor do aanschaffing van dienstautomobielen, begroot op f 9100, werd f 7400 uitgegeven. Voor het onderhoud en de aanschaffing van brandbluschmiddelen, waarvan de kosten op f 6000 waren geraamd en in verband met de instelling van de grocpsgoinconschappen waren verminderd met f 180, werd gedurende 1938 + f 2500 uitgegeven. CHRISTELIJKE EN MOHAMMEDAANSCIIE EEREDIENST 317 HOOFDSTUK IV DE CULTUREELE TOESTAND A. CHRISTELIJKE EN MOHAMMEDAANSCHE EEREDIENST 1. Christelijke Eeredienst a. Dr Protestanische Kerk. De aanvulling van het corps voorgangers kon geregelder plaats hebben dan in de voorafgegane jaren, waarin het vaak zeer moeilijk was oen voldoend aantal gegadigden te vinden; nieuw benoemd werden 0 predikanten in vasten dienst, terwijl aan 3 predikanten ontslag werd verleend. Verder werden benoemd 1 Indisch-predikant (hulpprediker) en ontslagen 3 Indisch-predikanten. Buiten bezwaar van den Lande werden 2 Indisch predikanten (hulppredikers) benoemd en 2 Indisch-predikanten ontslagen. Einde 1939 waren in dienst 42 predikanten, 31 Indisch-predikanten (hulp predikers), 7 godsdienstleeraars en 343 Inlandsch-leeraars, van wie 163 in de Molukken en 92 in de Alinahasa, 66 in het ressort Timor en 22 buiten de Groote Oost. Op Nieuw-Guinea en- in West-Borneo fungeerden zendelingen tegelijk als waarnemend predikant der Protestantsche Kerk buiten bezwaar van den Lande. Nieuwe standplaatsen voor Indisch-predikanten (hulppredikers) werden gevestigd te Babo, te Gorontalo en te. Singkawang. Voorbereidingen werden getroffen om importkrachten (hulppredikers) door in Indië opgeleiden te vervangen; dit zal mogelijk zijn. wanneer do Hoogere Theologische School te Batavia haar Inheemsche leerlingen gaaf afleveren. Ook voor het werk in de Europeesche gemeenten zal van deze krachten op den duur naast de predikanten gebruik worden gemaakt. Voor wijziging van de regeling van de standplaatsen der Inlandsche leeraars ben dienste van de Inlandsche Christengemeenten zie men Bb. nos. L 8962, 14032 en 14109. Aan het godsdienstige en sociale werk onder de minder gesitueerde Europeanen w 7 erd veel zorg besteed. De taak van de diaconieën was zeer omvangrijk. De godsdienstige geaardheid van de Indo-F.uropeanoti is door een bijzondere commissie in studie genomen. In de organisatie der Kerk gaan steeds meer de plaatselijke gemeenten met haar kerkeraden een belangrijke positie innemen. De 3 Classicale Vergaderingen op Java kwamen geregeld bijeen, doch aan bet plan ook buiten Java classes te vormen, kon wegens de moeilijkheid van vergaderen nog geen gevolg worden gegeven. Na afloop van de conferentie te Madras, waarbij verschillende afgevaardigden der Protestantsche Kerk aanwezig waren, werden pogingen in het werk gestold om mik in Nederlandsch-Tndië meer samenwerking tusschen de verschillende Protestantsche Kerken tot stand te brengen. De Moluksche en de Minahasische Protestantsche Kerken bleven zich regel matig ontwikkelen. De Zendingsarbeid op de verschillende terreinen werd door de Europeesche on Inheemsche krachten geregeld voortgezet; do zending op Nieuw-Guinea werd (behoudens enkele posten) beperkt tot West-Nieuw-Guinea, waar thans 68 Inheemsche arbeiders werken onder leiding van 1 Indisch-predikant. b. De Protestantsche Zendingscorporatie-s. De in December 1938 te Tambaram bij Madras gehouden vergadering van den Internationalen Zendings raad werd ook door vertegenwoordigers van de in Nederlandsch-Indië gevestigde kerken en de aldaar werkende zendingscorporaties bijgewoond. Van belang was daarbij dat voor het eerst een aantal ontwikkelde en vooraanstaande vertegen woordigers van de Inlandsche, Chineesche en Indo-Europeesche Christenen van de Nederlandsch-Indische delegatie deel uitmaakten en daardoor gelegenheid hadden om persoonlijk in aanraking te komen met vele arbeiders in kerk en zending uit andere landen. Aan de conferentie namen deel 470 personen, vertegenwoordigende 70 landen. De kosten van de reizen dor delegatie konden DE CULTUREELE TOESTAND 318 door grootendeels uit bet buitenland ontvangen giften worden gedekt, waardoor zij niet ten laste van de noodlijdende zending kwamen. Als opvallend gevolg van de conferentie kan worden aangemerkt, dat op deze bijeenkomst vele personen uit internationale zendingskringen in het bijzonder uit Engelsch sprekende landen zich van liet bestaan en van de beteekenis van de groote Protestantsche kerken en van den omvangrijken I'rotestantsclieii zendingsarbeid in Nederlandsch-Indië rekenschap hebben gegeven. Deze belangstelling was mede voorbereid door het bezoek, dat de directeur van het ,Department for social and industrial research and counsel" van den Internationalen Zendingsraad. de heer J. Merle Davis, in .Januari en Februari 1938 aan -lava en Sumatra had gebracht om den economischen achtergrond van enkele inheemsche kerken te bestudeeren en door zijn ter voorbereiding van de conferentie te Tambarain geschreven rapporten, waarvan dat over ..The Batak Cburoh" sterk de aandacht Heeft getrokken. Ook andere vooraanstaande personen in de Angelsaksische zendingswereld brachten vóór of na de oo_ferentóe van Tambaram een bezoek aan Nederlandsch-Indië, o.a. de Anglikaansche aartsbisschop van Sydney. Het aantal gedoopten nam in 1938 weder aanzienlijk toe. zonder dat de financieele moeilijkheden van de Nederlandsche en Duiteche zendingscorporaties verlicht werden. c. Dr li'oiinisclt-Kutliiilirhe Keil: in Nederlandsch-Indië. In de organisatie van de Katholieke Kerk in Nederlandsch-Indië word verandering gebracht bij Pauselijk Decreet van 21 Mei 1935, waarvan aanteekening is gehouden bi] G.B. ö Ano. 1938 n". 33 (J.C. n". 68). Het bestaand Apostolisch Vicariaat van XedeiTandsch-Borneo werd verdeeld in het Apostolisch Vicariaat van Pontianak, omvattende de residentie Westeraideeling van Borneo van het gouvernement Borneo, en de Apostolische Prefectuur van Bandjermasin, omvat tende de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo van bet gouvernement Borneo. Het aantal Apostolisch Vicariaten kwam daardoor op 7, dat der Apostolische Prefecturen op 8. Opnieuw zijn omschreven de kerkelijke afdeelingen dor Rooiiisch-Katholieko Kerk en aangewezen de standplaatsen dor lioomsch-Katholieke geestelijken (Bb. n°. 13979, juncto nos. 14007, 14016, 14004. 14090, 11 lid en 1-1149). Bij K.B. 10 Doe. 1937 (VS. 1937 n". 958, I.S. 1938 n". 121) zijn — met ingang van 1 April 1938 (zie I. S. ir. 126) — de bepalingen betreffende Roomscli-Katholieke geestelijken in Nederlandsch-Indië gewijzigd. Doordat het missionair personeel werd uitgebreid niet Sö priesters, onder wie 15 Inheemsche, en 206 kloosterlingen niet-priesters, kon op velerlei gebied extensiever en intensiever gearbeid worden. In de Katholieke Kerk werden opgenomen Ui 2ti7 personen, voor een groot deel uit de gebieden van Flores en Timor. Het aantal tehuizen en weeshuizen nam toe met 87, waardoor 1898 kinderen meer gehuisvest konden worden. Bij het Roomsen-Katholiek onderwijs steeg het aantal leerlingen met 13 310; het aantal scholen nam toe met 114. met een totaal van 3911 leerkrachten. van wie 2867 leeken. Aan de ziekenzorg voor Inheemschon werd uitbreiding gegeven door opening van nieuwe ziekeninriclitingen on poliklinieken, terwijl vele bestaande konden worden vergroot. De financieele offers, welke de armenzorg blijft vragen, gaan in stijgende lijn. d. Gereformeerde Kerken, lande 1938 waren 11 Gereformeerde kerken in Nederlandsch-Indië (Bandoeng, Batavia. Jogjakarta, Magelang, Malang, Medan, Palembang, Pematangsinntar. Semarang, Soerabaja en Socrakarta). Deze kerken vormen tezamen de Classis Batavia van de Gereformeerde Kerken in Nederland. welke de rechten eener Particuliere Synode beeft en als zoodanig afgevaardigden naar de Generale Synode kan zenden, die éénmaal in de drie jaren in Nederland bijeenkomt. Het aantal predikanten bedroeg 13 (inclusief 1 hulpprediker). Het ledental dor kerken beweegt zich nog steeds in stijgende lijn. CHRISTELIJKE EN" MOIIAMMEDAANSCHE EEREDIENST 319 Naast de diaconieën arbeiden in de meeste groote plaatsen de Vereenigingen tot Hulpbetoon onder de armen buiten de gemeenten. Voorts wordt door de genoemde kerken zendingswerk verricht. Batavia zal in 1989 een Maleische Gemeente met een eigen pendita institueeren; Jogjakarta en Soerakarta hebben een in 1934 respectievelijk 1933 geïnstitueerde Maleisch- Chineesche (lemeente; 8.-mdoong en Magelangwerken samen onder de Chineezen in de afdeeling Temanggoeng; Malang, Semarang on Soerabaja werken samen in Makassar on omgeving, waar ook een ziekenhuis werd geopend; Medan on l'omatangsiantar werken samen onder do Javaansche contractkoolios tor Oostkust van Sumatra. waartoe twee .lavaansche pendita'9 zijn beroepen; Palembang vond een eigen zeiidingsterrein in Zuid-Sumatra onder do -lavaansche kolonisten. o. Andere Christelijke kerken. Het aantal zielen (volwassenen en kinderen) van de ( hist-.lavaansche Kerk bedroeg einde 1988 34 774; het aantal lidmaten (d. w. z. zij die belijdenis des geloofs hebben afgelegd) 17 102. In 1938 werden gedoopt 403 volwassenen en 1141 kinderen. Het aantal gemeenten van de Oost- Javaansche Kerk bedroeg einde 1938 63, terwijl er voorts nog 78 kleinere groepen Christenen zijn. Het aantal ingezegende voorgangers, die ook het recht hebben van de bediening der Sacramenten, bedroeg einde 1988 89, het aantal evangelisten en colporteurs 52. Aan collecten voor het onderhoud der gemeenten voor de armen, voor evangelisatie, enz. werd door de Oost-.lavaansche Kerk zelf opgebracht I' 15 175, terwijl de opbrengst van gemeentegronden en tuinen, enz. f 6320 was. Aan financieele hulp uit Nederland ontving de Oost-.lavaansch, Kerk in 1938 f 1/5 985. terwijl het zoogenaamde ~Vredesfonds" te Soerabaja ook dit jaar wederom f 600 schonk. De voorganger der Oost-Javaansche Kerk Mardja Sir uit Kediri begaf zich in Augustus 1938 op reis naar Biirma en Madras o.m, om als afgevaardigde van de Oost-Javaansche Kerk de Wereld-Zendingsconferentie in Tambaram bij Madras hij te wonen. Pogingen worden in het werk gesteld om het werk van de Bataksche Protes tantsche Christen Gemeente te Batavia (I'oongoean Kristen Batak) ook tot het centrum der Bataksche samenleving, de Bataklanden, uit te breiden. In 1988 werd door oen groep Bataksche Christenen te Padangsidimpoean het plan geopperd om in Tapanoeli tot oplichting van een Christen gemeente binnen het gebied der Poengoean Kristen Batak- over te gaan. Het hoofdbestuur heeft de op te richten jonge gemeente als onderdeel van het genootschap erkend. De periodieke reis van pendita P. Hoetabarat naar Palembang vond in 1938 geen doorgang in verband met het door de gemeente Palembang genomen initiatief om in de eerste helft van 1939 een evangelisatie-reis naar int binnen land van Zuid-Sumatra te doen ondernemen, waarvoor een verblijf gedurende 8 maanden van den pendita te Palembang noodzakelijk werd geacht. Deze evangelisatie-reis heeft in de maanden Maart tot en met Mei 1939 plaats gevonden en heeft goede resultaten opgeleverd. Vermeldenswaard is de oprichting van de vrouwenorganisatie in de gemeente Palembang, die niet alleen op sociaal gebied goed werk heeft verricht, doch ook heeft bijgedragen tot verrijking van de kennis van den Bijbel onder de vrouwen. Ook te Batavia is met de oprichting van soortgelijke organisaties een aanvang gemaakt. Aan het jeugd-probleem werd eveneens aandacht geschonken. Evenals de vorige jaren, verscheen in 1938 een door de Poengoean Kristen Batak uitgegeven zak-almanak. Ook werd aan do uitgave van een maandblad. dat het contact onderhoudt tusschen het luxdxlbestuur en de loden en tusschen de gemeenten onderling, de noodige aandacht geschonken. Einde 1938 telde de Poengoean Kristen Batak 590 leden, tegen 506 het vorig jaar en 462 in 1936. Afgezien van de jaarlijksche vergaderingen, werd van 8 tot en met 10 November 1938 een synodale vergadering der Poengoean Kristen Batak te Batavia gehouden, waarbij voor de eerste maal ook een afgevaardigde van de gemeente Palembang vertegenwoordigd was. DE STAATKUNDIGE TOESTAND 32 steun voor de voortzetting van den oorlog tegen Japan. Tal van Chineesche ambtenaren brachten een bezoek aan de Zuidzeelanden; verschillenden van hen bezochten ook Nederlandsch-Indië. Vermelding verdient voorts het in Augustus 1938 gehouden 2de congres der particuliere T.H.H.K.-onderwijsvereenigingen. Op de in Augustus 1937 gehouden conferentie was men tot overeenstemming gekomen in zake de wenschelijkheid van de oprichting van een „Centraal Orgaan", met de organisatie waarvan de T.H.H.K. te Batavia verzocht werd zich te belasten. De Ho Yin Hua Chiao Chiao Vu Tsung Hui (Algemeene Vereeniging voor het Chineesche Emigranten onderwijs in Nederlandsch-Indië), welke als gevolg daarvan werd opgericht, hield van 28 tot 30 Augustus 1938 te Batavia een 2de onderwijsconferentie. Als gevolg van de afwezigheid van belangrijke Chineesche onderwijscentra (o.a. Soerabaja) en de heersehende oneenigheid leverde ook dit congres weinig resultaat op. Een deel der afgevaardigden verliet de conferentie en richtte elders in Batavia een nieuwe Centrale Organisatie op met zetel te Solo. Deze nieuwe vereeniging deelde mede de besluiten van de bovengenoemde Algemeene Vereeniging niet te zullen erkennen. De Chineesche vakbeweging, welke in 1937 eenige opleving vertoonde, breidde zich in 1938 nog uit. Op verschillende plaatsen werden Chineesche arbeiders vereenigingen opgericht. Deze vereenigingen legden evenwel nog slechts weinig activiteit aan den dag. DE OULTD—_BLE TOESTAND 320 De Niassche Protestantsche Kerk en de Maleisch-Chineeselu Gereformeerde Kerk van Jogjakarta worden aangemerkt als kerk in don zin het K. B. in I. S. 1927 n°. 156 (zie I. S. 1938 nos. 138 en 266). f. Het Leger des Heils. In Juni 1938 legde Kommandant J. W. de Groot zijn ambt als leider van het Leger des Heils neer. In Juli arriveerde Kolonel A. C. Beekhuis, door (ioneraal Fva.ngeline Booth aangesteld tot leider van het Leger des Heils in Nederlandsch-Indië, vergezeld van zijn echtgenoote on een groej) nieuwe officieren. Omtrent den geestelijken en maatsehappelijken arbeid van het Leger des Heils gedurende 1938 kan het volgende worden medegedeeld. In de korpsen (evangelisatie- en zendingsposteii) weiden 20-137 godsdienst oefeningen gehouden, waarbij tegenwoordig waren 1 068 246 personen*; bovendien worden nog gehouden 1201 openlucht-samenkomsten, bijgewoond door 202 547 personen. In de verschillende strafgevangenissol. op Java werden 616 bijeenkomsten gehouden, bijgewoond door 81 990 gedetineerden. Op 31 December 1938 telde het Leger des Heils in Nederlandsch-Indië 11 175 volgelingen, 9060 bekeerlingen, 1112 recruten, 3672 soldaten on 1 158 jongsoldaten, tezamen 26 483 aangeslotenen. (iedurende de verslagperiode weiden 1867 personen toegevoegd aan do rol van bekeerlingen; aan de recrutenrol 467 en aan de soldatenrol 884 personen. De 23 volksscholen van het Leger des Heils (waarvan 19 in do oiiderafdeeling Paloe, Midden-Celebes) boekten gedurende 1988 een gemiddeld schoolbezoek per dag van 1236 kinderen. Verpleegd worden gedurende 1988 in de leprozerieën: ELoendoer 299 personen met 82 880 verpleegdagen, Poeloe Si Tjanang (Oostkust van Sumatra) ölö personen met 146 588 verpleegdagen. Pelantoengan (Kendal) 220 personen met 07 785 verpleegdagen. Soinaroeng- (Soerabaja) 250 personen met 69 658 verpleegdagen. In het William Booth-ooglijderahospitaa] te Semarang werden in 1988 718 patiënten met 41 855 verpleegdagen verpleegd; in hot William Booth-vrouwon en kinderziekenhuis te, Soerabaja werden verpleegd L 498 patiënten mot 23 616 verpleegdagen, terwijl in deze kliniek 558 kinderen geboren werden. In de algemeene en verloskundige kliniek te Makassar vonden 10 1 patiënten opname met 1007 verpleegdagen; in deze kliniek werden in L9BB 117 kinderen geboren. In de ziekenhuizen Toeren, Padang en Bandoeng werden respectievelijk 1881, 130 on 190 patiënten opgenomen met 32 873, 1544 on 8809 verpleegdagen, terwijl gedurende 193.S in deze ziekenhuizen 80, 19 on 52 kinderen werden geboren. In de hulpziekenhuizen Pelantoengan (Semarang) en Kasijan (Besoeki) weiden respectievelijk opgenomen 720 en 21 patiënten met 13 061 on 315 verpleegdagen. In de poliklinieken, verbonden aan bovengenoemde ziekenhuizen, werden gedurende 1938 40465 personen behandeld mei een aantal consulten van 171880. Door de 18 wnkverplegingsposten werden 5088 patiënten behandeld, terwijl 93 normale bevallingen werden geregistreerd. De militaire tehuizen te Batavia, Bandoeng, Jogjakarta, Soerakarta, Soerabaja. Ambon, Malang en Tarakan (Borneo) werden bezocht door 100 775 militairen; in 28 767 gevallen werd aan militairen met hun gezinnen nachtlogies verstrekt. Het aantal verpleegden in de tehuizen voor vrouwen en meisjes te Batavia- Centrum en Oengaran bedroeg respectievelijk 102 en 95. In het Kinderhuis te Bandoeng werden gedurende 1938 84 Europeesche en Indo-Europeesche kinderen verzorgd ; in het Jongenshuis te Bandoeng 44 jongens; in het Kinderhuis voor Europeesche kinderen te Medan 59 jongens en meisjes: in het Inheemsche Kinderhuis te AD,hm IS jongens en meisjes; in het Kinderhuis te Kasijan (res. Besoeki) 85 Inheemsche kinderen. Op 31 December 1938 stonden 12 kinderen ingevolge justitieele uitspraak onder voogdij van het Leger des Heils. CHRISTELIJKE EN MOHAMMEDAANSCHE EEREDIENST 321 De verhouding van de begeering tot den Mohammedaanschen eeredienst gedurende 1938 geeft geen aanleiding tot opmerkingen. Voor de uitvoering van de in T. S. 1937 n". 507 opgenomen wijzigingen van de pelgrims-ordonnantie 1922 zie men I. S. 1938 nos. 070 en 671. 321 In de bedelaars-kolonie Boegangan (Semarang) werden 921 bedelaars (gebrekkigen) verpleegd, met een aantal verpleegdagen van 181 792; van hen vielen 164 onder art. 234 van het Inlandsen reglement. Tn het tehuis voor zieke en behoeftige Inlanders te Kasijan (res. Besoeki), bedelaars-kolonie, werden 430 mannen, vrouwen en kinderen verpleegd, met een aantal verpleegdagen van 160 231 ; van wie 6 onder art. 234 van het liilanilseb reglement vielen. Op de landbouw-kolonie Kalawara (onderafd, Paloe, res. Manado) waren :il December 1988 364 opgezetenen (inclusief kinderen), meteen aantal verpleeg dagen van 113 765. In de twee tehuizen voor crisis-werkloozen, alsmede in het tehuis voor maatschappelijke hulp, respectievelijk te Batavia-Centrum en Oengaran, werden in 1938 86 personen opgenomen, met 14 550 verpleegdagen. De werkcentrale ten behoeve van crisis-werkloozen, met een plaatsruimte van 100 personen, gevestigd te Garoct, heeft gedurende 1988 96 personen opgenomen, met 10 105 vcrpleegdagen. In het Avondstond-tehuis ( tehuis voor ouden van dagen) werden gedurende L9BB 6 personen opgenomen, met 2100 vcrpleegdagen. Gedurende 1938 werd aan een 16-tal personen huisvesting verleend in het reclasseerings-doorgangshuis, met 4(50 verpleegdagen; van hen konden 7 in een betrekking worden geplaatst, terwijl do overigen naar elders vertrokken. Ook in 1938 werd door de reclasseerings-brigades te Bandoeng, Semarang, Soerabaja, Batavia en Malang nuttig werk verricht. 2. De Mohammedaansche Eeredienst DE CUETUREEI.E TOESTAND 322 B. ONDERWIJS (hoofdzakelijk betreffende het cursusjaar 1937/1938) 1. Mededeelingen van algemeenen aard Omtrent de „Aansluitingscommissie lager en middelbaar onderwijs" werd in het vorig Verslag medegedeeld, dat zij haar definitieve voorstellen bij de Begeering had ingediend. Deze voorstellen waren van zeer verstrekkenden aard en vereischten daarom nog nadere bestudeering, zoodat het niet mogelijk was daarmede reeds bij de in 1937 gehouden toelatingsexamens rekening te houden. Thans is evenwel voor een doel aan de wenschen commissie, welke o.m. afschaffing van het toelatingsexamen voor hoogere burgerschool, technische school on mulo-School had voorgesteld, tegemoetgekomen. Tot de eerste en VÓÓrklasse der mulo-scholen worden namelijk weder zonder examen toegelaten leerlingen, afkomstig van openbare of daarmede gelijkgestelde bijzondere scholen voor Westersch lager onderwijs, die in liet bezit zijn van oen door het schoolhoofd afgegeven verklaring van geschiktheid, terwijl andore c.-mdidaten zich aan een examen moeten onderwerpen. Dit beteekent voor de mulo een terugkeer tot de vroegere regeling voor do toelatingsexamens, zooals die vóór 1933 van do oprichting van de eerste mulo in Nederlandsch-Indië af — in 1914 — onafgebroken heeft gegolden. In bot vorig Verslag is vermeld de overdracht op 1 Januari 19:17 van een gedeelte van de Laudsz.org voor In-t onderwijs op -lava on Madoera (volks- en v ervolgscholen en Inlandsch smbachtsonderwijs) aan de provincies, stads gemeenten en regentschappen, vastgelegd in de , .Overdrachtsordonnantie Onderwijs -lava en Madoera' (1. 8. L 986 n". 585). Do ~Overdrachtsordonnantie Onderwijs Bintengew est on" (I.S. 19.">7 n". öll) trad 1 Juli 1938 in werking, tegelijk niet een aantal ordonnantie-,, welke een gedeeltelijke bestimrshervorming in de Buitengewesten behelsden (de instelling van do gouvernementen Sumatra. Borneo en (1 root-e Oost. do instelling van do groepsgemeenschappen Minangkabau en Bandjar on de omzetting van do in hot gebied van genoemde gtoepsgemoen- Behappen liggende gemeenten Padang. kort de Koek en Bandjermasin in stadsgenioenten). De Oveidrachtsordonnantie Onderwijs Buitengewest-en is grootendeels analoog aan de regeling op Java, met dien verstande, dat in de Buitengewesten de groepsgemeenschap de plaats inneemt van het regentschap op Java. De afwijkingen betreffen grootendeels dio punten, waarbij op Java en Madoera de provincies zijn ingeschakeld, aangezien deze in do Buitengoweston nog niet bestaan. Zoo is bijv . het toezicht op hot onderwijs, hetwelk- op Java en Madoera aan do provincies is overgedragen, in de Buitengewesten geheel bij bet Land blijven berusten. De onderhavige overdrachtsregeling geldt uiteraard voorloopig slechts voor die streken in de Buitengoweston. waar de bestuiirsherv ormiiig integraal is doorgevoerd, dat wil dus zeggen in het gebied der groepsgemeen schappen Minangkabau en Bandjar. Bij G.B. 7 Juni 1988 n". 30 (I. S. n". 284) kwam een nieuwe subsidieregeling tot stand voor de volksscholen in Nieuw-Guinea. Qold tot nog toe oen regeling volgens welke dit gebied voor de subsidieering van het volksonderwijs was verdoold in kustgebied (met inbegrip van het Frederik Hendrik-eiland) en binnenland, in dier voege, d-.ii voor de kust de Algemeene Subsidieregeling Inlandsch onderwijs (A.S.l'i.) van toepassing was, terwijl voor het binnenland van een specialeu vorm van subsidieering. bosebav ings-subsidio geheeten, gebruik werd gemaakt, thans is deze indeeling komen te vervallen on kan in allo streken van Nieuw-Guinea, onverschillig waar. naar behoefte, hetzij de A.S.H, hetzij de beschaviiigs-subsidieregeling worden toegepast. Bovendien zijn bij besluit van don Directeur van Onderwijs on Keredienst van 21 Juli 1988 nieuwe, uitvoering voorschriften der A.S.R. voor Nieuw-( ininea vastgesteld, waarbij de bestaande normen, welke in vele gevallen te zwaar bleken te zijn. aanmerkelijk- werden verlaagd. Men zie omtrent een en ander ook Bb. nos. 14035, 14080 en 14081. Werd mot hot oog op den toestand van 's Lands financiën in Januari 1934 het verleenen van gratis-leerlingschap voorloopig stopgezet en sedertdien slechts ONDERWIJS 323 in uitzonderingsgevallen dit voorrecht toegekend, bij rondschrijven van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 21 Juli 1938 is de mogelijkheid om het gratis-leerlingschap te verleenen weder belangrijk verruimd. Zoo kunnen, om slechts een voorbeeld te noemen, leerlingen afkomstig van mulo-scholen, die bij het eindexamen tenminste gemiddeld 7,25 hebben behaald, bij onvern gratis tot de Algemeene Middelbare School worden toegelaten. Bij besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst had een aanvulling plaats van de regeling betreffende het deeln men aan het eindexamen van de wis- en natuurkundige afdeeling (B) der Algemeene Middelbare School, door niet-leerlingen eener zoodanige school (Bb. nos. 13252, 14012 en 14013). Bestond tot nog toe deze toestand, dat abituriënten der litteraire afdeelingen (A I en A II) der Algemeene Middelbare School, die bedoeld examen wilden afleggen, zich aan een volledig onderzoek moesten onderwerpen, terwijl bezitters van het einddiploma van een hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus afdeeling A (litterair-economische afdeeling) bij ditzelfde examen een belangrijk aantal vrijstellingen genoten, thans zijn ook eerstbedoelde extraneï van een onderzoek in verschillende vakken vrijgesteld. Bij G.B. 18 Oct, 1937 11°. 19 (Bb. n°. 13921) is voor de technische scholen het instituut van hot ~ toehoorderschap in alle vakken ingevoerd. Genoemd instituut bestond reeds voor de hoogere burgerscholen, lycea, algemeene middelbare scholen on mulo-scholen en werd daar de laatste jaren o.m. toegepast in gevallen, dat leerlingen, die nog nimmer hadden gedoubleerd, voor verwijdering in aanmerking kwamen. Zij konden dan als toehoorder in allo vakken tot dezelfde klasse wolden toegelaten met een proeftijd tot de kerstvacantie. Aangezien een Zoodanige maatregel voorde technische scholen evenzeer gewensehl werd geacht, is bet onderhavige instituut .Kik in het technische school-regloineiit opgenomen. Bij K.B. 10 Nov. 1937 (I.S. n". 372) is de effectus civilis van bet einddiploma van de afdeeling A I (Oostcrsch-lettorkuudige-al'deoling) der Alge meene Middelbare School uitgebreid in dien zin. dat bezitters van dat diploma worden toegelaten tot de examens in de sociale aardrijkskunde. Bij K.B. 23 Maart 1938 (N. S. n". 307) is de studiemogelijkheid van bezitters van genoemd diploma opnieuw verruimd. Werden zij tof nog toe tot de examens in de faculteit der letteren en wijsbegeerte slechts toegelaten. voorzoover die betreffen de studie van de Arische (Indo-Iraansche) en de Indonesische taal en letterkunde, terwijl toelating tot andere examens in deze faculteit alleen mogelijk was na een aanvullend examen in het Griekach en Latijn, thans kunnen zij ook zonder aanvullend examen zich onderwerpen aan de examens in de ('luneesch-lajianscbo taal en letterkunde. Tengevolge van de uitbreiding v.-m het ijkerspersoneel in 1988, werd bij G.B. 1 Sept. 1938 n°. 9 de leergang tot opleiding van ijkers voor den Dienst van het IJkwezen, welke in 1932 tijdelijk was opgeheven, weder ingesteld. Hij is evenals vroeger verbonden aan de Technische Hoogeschool te Bandoeng. Bij G.B. 6 Maart 1938 n". 6 (Bb. n°. 13993) zijn de eindexamen-gelden voor H.8.5., Lyceum, A.M.S., Mosvia, Technische School en Gouvernements handels-cursussen afgeschaft voor leerlingen dor betrokken scholen. Voor do extraneï is hot examengeld gehandhaafd. Bij G.B. 18 Oct. 1938 n". 19 (I. S. n°. 617) zijn nieuwe regelen vastgesteld betreffende de toelagen voor het geven van lessen boven de vastgestelde taak door leerkrachten bij hol openbaar of gesubsidieerd onderwijs of door particulieren, Het K. B. 2 Maart 1938 n°. 42 (N. S. n°. 15), bepalende de bekendmaking van ih- Verklaring van (ieuève van 2 October 19:17. betreffende int geschiedenis onderwijs (herziening schoolboeken) is opgenomen in I, s. 1988 n°. 204. 2a. Inlandsch lager onderwijs Do nieuwe indeeling in ressorten van de inspectie van bet Inlandsch onderwijs is opgenomen in Bb. 11°. 14047. Voor de instructie voor den inspecteur van hef Inlandsch onderwijs in het gouvernement Sumatra /.ie men Bb. n". 1-1075. DE CULTUREEI—! TOESTAKD 324 De financiering van het Inlandsch onderwijs op basis van integrale vergoeding van het Land aan de locale gemeenschappen van de uitgaven, welke in 1937 aan dat onderwijs ten koste waren gelegd (vgl, vorig Verslag, blz. 252) was slechte bedoeld als een tijdelijke overgangsmaatregel, in afwachting van de definitieve regeling der Jinanciee Ie verhouding tusschen het Land en de autonome gemeenschappen. Deze regeling kwam begin L9BB tot stand en is v ■ wat -lava en Madoera betreft, opgenomen in I. S. n". 170. en voor wat de Buitengewesten betreft, in I. 8. a°. 169 (/ie blz. 17 en is van dit Verslag). Il.t aantal volksscholen bedroeg 17 010, tegen 16 961 het vorig jaar. Hiervan waren II 558 openban- .-n 2 ló.s bijzonden respectievelijk II öol en 2460 hot vorig jaar, tS dus hel aantal bijzondere VOlksSCholen nagenoeg gelijk' gebleven. hij de openbare scholen is een vermeerdering te constateeren van 57 scholen. De/e toename was grooter dan in het voorafgegane sol Ijaar, doch was. in ver jking met het VÓOr de crisisjaren normale accres van 200 a 800 scholen, gering De conjunctuur-stijging tn 1987 — trouwens gevolgd door een daling in 1988 — vermocht de middelen der aut gemeenschappen niet in die male te versterken, dat tot een ruimere uitbreiding van het volksonderwijs kon worden overgegaan. Het aantal leerlingen van de volksschol.ii steeg van 1 077 971 tot 1 710 1 lö. iil/oo een toename van 02 17 1 leerlingen. Dit aantal staat uiteraard geenszins in verhouding tot hot betrekkelijk geringe aantal nieuw opgerichte volksseholoii. zoodat het leerlingen-accres In hoofdzaak is ondergebracht op de bestaande schoh-n. Aan hot einde van den cursus werd aan 210 206 leerlingen van openbare volksscholen en aan 29 790 leerlingen van bijzondere volksscholen een getuig schrift uitgereikt (vorige jaren respectievelijk 299 090 en 38 086). Hot aantal openbare volksscholen nn-i ! jarigen cursus bedraagt 59, tegen 01 hot vorig jaar; bij het bijzonder onderwijs daalde het aantal volksschoh-n met I-jarigen CUrSUfI van 71 t..t 50. De vermeerdering van het aantal leerlingen nn-t 02 171 ging gepaard met een uitbreiding van het aantal leerkrachten met 707 (1 per 88 leerlingen). Zooals in hot vorig Verslag word medegedeeld, kon in 1930 bij de volksscholen slechts één nieuwe leerkracht op tedere HIS leerlingen worden aangesteld. Hel was duidelijk, aldus werd opgemerkt, dat hier de vermeerdering van het aantal leerkrachten op verre na geen gelijken tred had gehouden mot de uitbreiding van het aantal leerlingen. AL oor/.-iak hiervan werd opgegeven hel groote tekort aan volksonderwijzers. Mei ingang van 1 Augustus 1930 is de opleiding voor volksonderwijzers in nieuwe banen geleid en door oprichting van een II tal nieuwe opleidingscursussen aanmerkelijk uitgebreid, Deze cursussen duren echter twee jaren en leverden dus eerst aan het einde van den cursus 1937 1988 nieuwe leerkrachten VOOr de volksscholen. Om nu voorden nieuwen cursus reeds ov.-i een groot aantal nieuwe volksonderw ijzers te beschikken. i s bij wijze van noodmaatregel thans nog genoegen genomen met niet of onvoldoende opgeleid) volksonderwijzers. Het ligt echter in de bedoeling om deze zoo Bpoedig mogelijk O- vervangen do.u onderwijzers, die opgeleid zijn op do nieuwe cursussen. Als volledige school xij 11 nog gehandhaafd de st andaardseholcn ni de .....meent en Bandoeng en Buitenzorg. aangezien met de gemeenteraden no overeen st -mming is bereikt omtrent het iv beheer nemen van de door omzetting ontstane volksscholen. Bovendien konden om redenen van praktischen en onderwijs kundigen aard de leerscholen verbonden aan de i rioisjestii irinaalstdioh-ii. alsmede d,. scholen voor Inheemsche militairen (z.g. tangsi-scholen) niet in bet omzettin worden betrokken. Hot aantal openbare vervolgscholen bedroeg 2888, evenals het vorig [aai h.-t aantal openbare meisjes-vervolgscholen bleef gelijk. Dé openbare volledige scholen en ve> v olgseholeii werden be/oeht door 288 186 hellingen. n 218 798 het vorig jaar. Hoewel dus het aantal scholen een weinig terugliep, I aantal leerlingen m.i 11070 Ook het aantal nn-is j.-doei -| i ng,-n zag in,-n w.er in belangrijk, mate stijgen en wol van 46 806 tot öi 702, aldus een Btijging van 10 ",,. evenals het vorig jaar. ONDERWIJS 325 De gesubsidieerde volledige scholen zijn bijna verdwenen. Waren er het vorig jaar nog 11. thans zijn er slechts .". over; de/e 3 zijn alle meisjesscholen. Het aantal gesubsidieerde vervolgscholen bedroog 211. tegen 287 het vorig jaar. Hel aantal gesubsidieerde meisjesvervolgscholen bedroeg -'.I (85 het vorig jaar). Hot aantal leerlingen bij bet bijzonder standaard- en vervolgonderwijs bedroeg 22 882, tegen 22 850 het vorig jaar. Hot aantal leerkrachten bij de volledige scholen liep terug van 211 tot 185 nam echter bij de vervolgscholen toe nul 182 (van 6628 tot 7000). Voorschriften tot uitvoering van de algemeene subsidieregeling lublinken lager onderwijs voor het gewest Lampoengßcbe Districten zijn opgenomen in Bb. n". 13975. 2b. Westersch lager onderwijs Het aantal scholen voor Westersch lager onderwijs bleef 723. Van deze scholen waren 100 openbare en 263 gesubsidieerde scholen. De openbare scholen zijn te verdeden in 171 Europeesche lagere scholen, til Boüandsch-Chineesche on 189 Hollandsch-Inlandsche scholen. 13 speciale scholen en 20 Bohakelscholen. Van de 268 bijzondere scholen walen 107 Kuiopeeselle lagen- scholen. 45 Holh.ndsch-Cbiiieeseiie scholen. 00 11 . .Ilatidscb-l nlaiidsclie scholen. 1 speciale school en 11 Bohakelscholen; aan 11 scholen (Hollandsch-Chineescne en Hollandsch-Inlandsche scholen, waarvan I gesubsidieerde) was een Europeesche afdeeling verbonden. Ibt aantal leerlingen bedroeg aan het einde van het verslagjaar 145 826, tegen 112 720 in het vorig jaar. De toeneming VSO het aantal leerlingen, waarvan in het vorig Verslag melding is gemaakt, zette zich dus voort: do vermeerdering bedroeg 2,17",,. De openbare ,e bijzondere scholen weiden onderscheidenlijk bezocht door S 7 077 en 58 749 leerlingen, tegen 85 289 en 57 487 het vorig jaar. Relatief was de vermeerdering bij de openbare en bijzondere scholen ongeveer' gelijk (resp. 2.15 % en 2,19 %), zulks in tegenstelling met bet vorig jaar. I een relatief grootere toeneming bij <b- hij/ondon scholen viel te colist at.-ereli (8,8 ";',, tegen 2.1 ",, bij de openbare scholen). In hot vorig Verslag werd gewezen op de geleidelijke verschuiving der school bevolking van de openbare naar de gesubsidieerde scholen. I'it de thans beschikbare cijfers zou men wellicht kunnen opmaken, dat aan deze verschuiving einde is gekomen, doch hot lijkt v bang om uit de cijfers van één enkel jaar reeds oen zoodanige conclusie te trokken. Het aantal leerlingen bij de Europeesche lagere scholen Indroeg 15 307. tegen 15 18. het vorig jaar. Hiel van bezochten 22 rOS openbare scholci 22 604 bijzondere Bcholen, Deze cijfers bedroegen in 188. 22 842 en 22 595. Dot percentagt niet-Europeesche leerlingen ziet men bij dé openbare scholen UOg steeds — zij het dan ook in /eer geringe mate — grooter worden ; het bedroeg 10 7", .. | n 1985 19,9% in 1930 en 21,4% in 1037. Anderzijds daalt bet percentage bij de'bijzondere Bcholen (in 1985 10,6%, in 1986 0.7",,. in lo:;, en in 1988 8,9 %J Bedroeg het aantal Europeesche leerlingen der openbare Europeesche sehoh-n het vorig jaar 18 232 en bij de bijzondere scholen 20 157, thans zijn deze cijfers respectievelijk 17 887 en 20 578. Evenals vorige jaren valt het verschijnsel waar te nemen, dat de toeloop van Europeeßche leerlingen tot dt bijzondere Bcholen vermeerdert ten kost,- van de openbare BcnoJen. Dit verschijnsel wordt hieruit verklaard, dat zij die behooren tot de z.g. „trekkers groep" bil voorkeur hun kinderen de bijzondere SChool doen bezoeken. liet aantal leerlingen dei Hollandsch-Chineesche Bcholen bedroeg 28 982, tegen 23 529 het vorig jaar; 816 leerlingen behoorden tot de Europeesche bevolkingsgroepen 1918 tot de Inheemsche. - 11. -t aantal leerlingen der Hollandsch-Inlandsche Bcholen bedroeg aan het "inde van' het cursusjaar 09 192, togen 64 750 aan het einde van den vo, cursus Tot de Europeesche bevolkingsgroep behooren 180 en tot de groep der Vreemde Oosterlingen 1182. D, gpecaalt Beholen belden WwS leerlingen, t- DE CULTUREKI—! TOESTAND 326 3879 het vorig jaar. liet aantal leerlingen bij de scliakelsoholen bedroog 5280, tegen 5028 h.-t vorig jaar. liet aantal leerkrachten bij de verschillende schoolt v pen van bet Westorsch lager onderwijs bedroeg 4828, waarvan 2602 bij het openbaar en 1727 bij het bijzonder onderwijs. Het aantal leerkrachten bij de openbare Europeesche lagere scholen bedroog 768 en hij de bijzondere Kiiropeosehe lagere scholen 715, in tota.-d dus 1488. Van de/e 1488 leerkrachten waren — de schoolhoofden niet modogeiokend — 542 in het bezit van do hoofdacte. Bij de I 10l land se h-( 'bineescho scholen waren werk/aam 007 leerkrachten, bij de I lolhindsch- 1 nlandsche scholen met inbegrip van speciale scholen 1881 en bij de Bchakelscholen 191. 2c. Meer uitgebreid lager onderwijs Hen nieuw reglement op de gouv erneinents mulo-scholen kwam tot stand bij R.V. van 20 s.-pt 1988 (I. 8. n". 588). Evenals bei vorig jaar waren Br 82 openbare en 80 gesubsidieerde mulo scholen. Hef aantal leerlingen bedroog aan hel einde van hot v orslagjaar 10 973. n 8815 het vorig jaar. Nadat gedurende eenige jaren bet aantal leerlingen bij de mulo was teruggeloopen, begon het in 1888 weder een accres te vertoonen; dat- b. d goen I ebt er nog slechts 0,9 ",',. I lel v orig jaar -oud een v erinoerdoring plaats mi t 8,2 %, terwijl dit percentage dit jaar nog aanmerkelijk hooger was (10,6 ",',). De/e sterke stijging vond /..owol bij hot openbaar als bij het bijzonder onderwijs plaats, vooral echter bij dit laatste, waar zij llö ".', bedroeg, togen 8,1 ",', bij hot openbaar onderwijs. Van de 10 07.". leerlingen behoorden 8015 tot de Europeesche bevolkingsgroep, .v.107 tot de Inheemsche en 1901 tot de groep der Vreemde Oosterlingen; het vorig jaar waren deze getallen respectievelijk 2778, 5787 en 1861, Het aantal meisjesleerlingen bedroeg 28,8% van de totale schoolbevolking, tegen 28,5 % het vorig jaar en 27.-". % in 1886. In overeen iming met den groei van de schoolbevolking sloeg het aantal Isto klassen bij de openbare scholen van 77 tof SI en bij de bijzondere van 58 tot 58. Het aantal vóórklass.-n vermeerderde van 88 hot 11. In hot vorig Verslag werd melding gemaakt van een uitbreiding der personeels formatie bij het mulo. De/o verbetering vond in bet cursusjaar i 0.".7 1888 verdei voortgang in dier voege, dat van 1 Augustus 1887 af h.-t .-einl.-il leerkrachten per school even groot was als het aantal klassen. Bovendien weid in de hoogste klassen het maximaal aantal leerlingen t cru;, gebracht van 88 tot 82. Ken en ander heeft ten gevolge gehad, dat de laatste twee jaren hot aantal leerkrachten bij het mulo aanzienlijk is uitgebreid. Was h.-t aantal mulo-onderwijzers met inbegrip van de directeuren in 1986 nog 288, het vorig jaar steeg .lal aantal tof, 852, terwijl hot op 80 \ov omber 1987 128 bedroeg, ' van wie 179 bij het bijzonder onderwijs. De Inheemsche mulo. In het vorig Verslag is medegedeeld (blz. 285), dat door de Regeering werd besloten tot hel nemen van een proef met een vierjarig! [nheemsche mulo-school, aansluitend op de [nlandsche vervolgschool. De proef met dit nieuw, geheel in do [nheemsehe sic.-r blijvend schooltype van verdergaand algemeen vormend onderwijs is ter hand genomen door de Vereeniging „Moehammadijah". De school weid I Augustus 1037 met een eerste klasse pend en wordt van Gouvernementswege gesubsidieerd. I>. algemeen vormende vakken worden gegeven in de Landstaal, het -la v aansoh. terwijl daarnaast veel aandacht wordt besteed aan de vakken Maleisch en Nederlandsch, Ook te Soerakarfa is in 19.",7 een zoodanige school geopend, uit"aande van de Yen ,Mardi Rahajoe", welke echter nog geen subsidie gen., De [nheemsche mulo te Jogjakarta begon met 40 leerlingen. Einde van hot ven! I Ide de eerste klasse 37 leerlingen, van wie :',() bot de 2de klasse kondon worden bevorderd. Het leerplan werd volgens richtlijnen der algemeene inspectie uitgewerkt en vastgesteld. De personeelsformatie bestond uit. een bezitter van de Indische boofdakte en een onderwijzer afkomstig van de Hollandsch-Inlandsche kweekschool. ONDERWIJS 327 De [nheemsche mulo te Soerakarta verkoelde in een minder gunstige positie, aangezien deze aanvankelijk een abituriënt van een voormalige kweekschool voor [nlandsche onderwijzer,, aan het hoofd had. waardoor niet dezelfde resultaten konden worden bereikt als in Jogjakarta met een betere personeelsformatie. Van ik- lo leerlingen, bij de opening aanwezig, kwamen slechts 80 in d<- 2de klasse Op bei verzoek van het bestuur van ,Mardi Rahajoe" om subsidie is intußschen door den Directeur van Onderwijs en Keiodioiist gunstig beschikt, zoodat gerekend van den aanvang van het schooljaar 1888 1989 volledige subsidie werd genoten. 2d. Het middelbaar onderwijs a. Hoogere burgerscholen t u lycea Hoogere burgerscholen mei 8-jarigen cursus. Het aantal der — uitsluitend voor meisjes bestemde — gesubsidieerde scholen van dit type bedroeg l één neutrale (v.-m de ('urpeiitier Alting-Stichting te Batavia) on 8 Roomsch- Katholieke (van de Zusters Ursulinen te Batavia. Bandoeng en Soerabaja). Hot aantal leerlingen op de gezamenlijke 8-jarige meisjes-hoogere burgerscholen bedroeg bij het begin van het schooljaar 668 (585 van Liiropeeschen. 39 van Inlandschon en 18 van Chineeschen landaard), tegen 798 het vorig jaar. I vermindering komt op rekening van de omzetting op 1 Augustus 10:17 van de 3-jarige meisjes-hoogere burgerschool van de vereeniging ..De Meisjesschool" te Soerabaja mot den daaraan verbonden iitterair-econoinischeii bovenbouw in een middelbare school voor meisjes met 5 jarigen cursus. Door ile ('arpentier Alt ing-St ioht ing wordt te Batavia verder nog een ongesub sidieerde hoogere burgerschool met -'i-jarigen cursus v jongens onderbonden. Zij werd in [836 opgericht en «as dus 1 Augustus 1987, het moment waarop voor hot eerst een 6de klasse aanwezig was. volgroeid. In den loop van den cursus word <\o school gelijk verklaard aan particuliere gesubsidieerdt hoogere burgerscholen met 8-jarigen cursus voor meisjes. Zij nam in 1888 haar eerste eindexamen af. De toeloop tot de school is /eer bevredigend, zoodat dit nieuwe schooltype in een bestaande behoefte blijkt te voorzien. Hoogere burgerscholen nul 5-jarigen cursus. Het aantal gouvernements hoogere burgerscholen mei 5-jarigen cursus bedroeg 5. namelijk 2 te Batavia ( Kiaiing Willem Hl-school en Prini Hendrik-school). 1 te Bandoeng, Semarang en .Medan. Al deze scholen hebben -ell wis- cli natuurkuiidige afdeeling (B) uitgezonderd de Prins Hendrik-school, welke uitsluitend een h'tteiu_-e<K_K>mißcb.en bovenbouw bezit. De Koning Willem II I-school heeft uitsluitend een B-afdeeling, terwijl de overige scholen zoowel een _- als cci B-afdeeling bevatten. De A afdeeling < ler n, m .gore bui g, i -eb, ,ol te Semarang werd bij het begin van dit schooljaar geopend. Tot <le gouvernements hoogere burgerscholen zou nog kunnen worden gerekend de hoogere burgerschool welke, zooals reeds in het vorig Verslag (blz. 290) wera vermeld bij In-t begin van dn, cursus 103, L 938 te Jogjakarta is opgericht ~,, ondergebracht in daartoe door het Gouvernement gratis ter beschikking gestelde kwaliteiten vaa 'I '•''' plaatse gevestigde Algemeen.- Middelbare School \ Zij ifcaal onder leiding van (Dn Directeur dezer A..M.5.. terwijl ook bet personeel i,, itaal uit leerki'achteii dier scli.mil; opgericht is zij döOl ve,v,.niging van belanghebbende ouders, welke ,1e extra ko.-tel, VOOTShands VOOT haar rekening neemt.'" totdat bel Gouvernement de school zal hebben over ,,i,n De school «enl geopend met één klasse, waarvoor al dadelijk groote belangstelling bleek te bestaan, dam Is leerlingen werden ingeschreven. Door de Congregatie dn Zusters Ursulinen worden 2 hoogere burgerscholen voor meisjes mei 5-jarigen cursus onderhouden (één te Batavia en één te Soerabaja) De laatste 'was bij bel begin van den cursus volgroeid; op tijdstip werd voor hei eersl een sde klasse geopend. Beide scholen worden, voor wat de toekenning van subsidie betreft, als e,n 3-jarige hoogere burgerschool beschouwd één geheel uitmakende met de reeds bestaande, van genoemd, Congregatie uitgaande, 8-jarige hoogere burgerschool ter plaatse, zoodal d, en' de sde kla— ibsidieerd blijven. D. school te Batavia omvat alleen DE CULTÜREBLE TOESTAND 328 een wis- en natuurkundige afdeeling, die te Soerabaja oen litterair-economische, welke evenwel nog niet is gelijkgesteld met oen overeenkomstige Gouvernement» inrichting. Zooals in het vorig Verslag is vermeld, werd bij het begin van den cursus een tweetal ongesubsidieerde hoogere burgerscholen geopend, namelijk één te Batavia, uitgaande van de Vereeniging Christelijke Algemeene Middelbare school (Salemba) en één te Buitenzorg. uitgaande van de „Notaris de Graaf-Stichting" (in samenwerking met de Carpentier Altmg-Stichting te Batavia). Kerstgenoemde school opende met een eerste en een tweede klasse en laatstgenoemde met een eerste, een tweede en een derde klasse. Op beide scholen werd het onderwijs bij voorbaat- gelijkgesteld met dat hetwelk aan Gouvernements hoogere burger scholen wordt gegeven. Door de Sint Bellarminus-Stichting te Batavia werd 1 Augustus 1938 een ongesubsidieerde Boomsch-Katholieke hoogere burgerschool geopend. Zij ving aan met een eerste klasse en weid ondergebracht in do gebouwen der Roomsch- Katholieke Algemeene Middelbare school ter stede en gesteld onder leiding van den directeiu dier inrichting. Evenals het vorig jaar was geschied bij de hoogere burgerschool te Buitenzorg, werd de school reeds van te voren met een Gouvernements hoogere burgerschool gelijkgesteld. Bij den aanvang van den cursus bedroeg het aantal leerlingen van de openbare hoogere burgerscholen 26H7. tegen 2587 het vorig jaar. Van deze 2687 leerlingen waren 1628 jongens en 959 meisjes. Het percentage meisjesleerlingen bedroeg dus 35,7 %. De bijzondere hoogere burgerscholen mot 5-jarigen cursus telden bij het begin van het schooljaai 334 leerlingen, tegen 171 het vorig jaar. Deze sterke vermeerdering houdt grootendeels verband met de oprichting dor hoogere burgerscholen te Batavia en te Buitenzorg. waarover hiervóór is gesproken. De aan de openbare hoogere burgerscholen verbonden litterair-economische afdeelingen telden löl leerlingen, tegen 111 het vorig jaar, Hiervan waren 85 meisjes. Het-aantal leerlingen dat de hoogste 2 klassen der litterair-economische l.'oomscli-Katholieko meisjes hoogere burgerschool te Soerabaja bezocht, bedroeg 22. Het percentage der niet-Europeescne leerlingen bedroeg bij de openbare hoogere burgerscholen 32,3. legen 80 het vorig jaar. Het hoogst was dat percentage bij de hoogere burgerschool ie Semarang en bij do Prins Hendrik sehool te Batavia (respectievelijk lo en -10). het laagst bij de hoogere burger scholen te Bandoeng en Malang (28). Bij de bijzondere hoogere burgerscholen bedroeg het percentage dor niet-Êuropeesche leerlingen slechts 15. Hei aantal klasse-afdeolingen bij de openbare hoogere burgerscholen bedroeg 100 (vorig jaar 92). Tn dit getal zijn begrepen de 2 parall el-af deelingen der eerste klasse van de -logjasche hoogere burgerschool, liet aantal candidaten voor het toelatings examen bedroeg in 1888 2210. tegen 2130 in 1937 en hel aantal geslaagden 1602. tegen 10-10. Hot percentage geslaagden (72) is niet ongunstig te noe n. het overtreft althans het gemiddelde over do laatste 1] jaren (09.0). Dit noemt niet weg. dat men in do afgeloopen drie jaren dit percentage geleidelijk ziet dalen: het- bedroog het vorig jaar 71 on in 1886 77. Voor hoogere burgerscholen en lycea wordt hetzelfde toelatingsexamen afgenomen; zij. die voor do hoogere burgerschool zijn geslaagd, hebben modo toegang tot do lycea ,n omgekeerd. Do hierboven geproduceerde cijfers gelden dan ook zoowel voor de hoogere burgerscholen als voor do lycea, openbare en bijzondere. In afwijking van de vroeger toegepaste regeling, waarbij twee schriftelijke examens waren voor geschreven, word in 1888 slechts één schriftelijk examen afgenomen. Als compen satie voor hot gemis van bot tweede examen werden nu ook de cijfers der schoolverklaring (derhalve de waardeering van do lagere school) modo in beschouwing genomen bij de vaststelling van den uitslag, zulks om do bij ieder examen optredende onberekenbare factoren als zoiiuwaehtighoid e.d. zooveel mogelijk uit te schakelen. Aan het- eindexamen werd deelgenomen door 352 candidaten (vorig jaar 355), van wie 202 (280) of 74,4 % (78,8 %) slaagden. Het percentage geslaagde vrouwelijke candidaten was 74, dat der mannelijke candidaten 74,0, zoodat dit jaar door jongens en meisjes ongeveer gelijke resultaten werden behaald, in tegenstelling met het vorig jaar, toen de meisjes ONDEBW—'S 329 mei 85 % geslaagden het er beter afbrachten dan de jongens. Kon in vorige jaren teikens worden geconstateerd, dal van de meisjes die van Europeesch en landaard hef beste figuur maakten, thans waren het de ('hincesche meisjes, die het best voor den dag kwamen, Hei percentage geslaagden bedroeg voor de meisjes, verdeeld naar landaard: ('hiiieesche 81, Europeesche 71,8 en Inheemsche 60. Hef aantal candidaten van de B-afdeelingen der hoogere burger scholen bedroeg 287 (306), van wie slaagden 213 (242) of 74,2% (79%). Aan het eindexamen der A-afdedingen namen deel 65 candidaten (49). van wie slaagden 49 (38) of 75,3 % (75 %). Lycea. Het aantal lycea bleef vier. namelijk twee openbare (te Soerabaja en te Malang) en twee bijzondere: het Bataviaasch Lyceum (neutraal) van de ('arpontier Alting-Stichting te Batavia en het Christelijk Lyceum te Bandoeng. O]) 1 Augustus 1938 werd te Bandoeng een derde gouvernements lyceum geopend (J. C. n°. 46) naast de ter plaatse gevestigde hoogere burgerschool met 5-jarigcn cursus. Hiermede is de mogelijkheid geschapen om ook te Bandoeng, welke plaats steeds meer uitgroeit tot oen belangrijk onderwijs eentrum. openbaar gymnasiaal onderwijs te ontvangen. Deze school is tijdelijk gehuisvest in oen gedeelte van de gebouwen van do Bandoengsche Jaarbeurs. Zij nam een aantal leerlingen der Gouvernements hoogere- burgerschool over. waardoor hef filiaal van laatstgenoemde school, dat door zijn ondoelmatige ligging re-ds lang bezwaren opleverde, kon worden opgeheven. Alle lycea hadden een wis- en natuurkundige hoogere burgerschool-afdeeling, die te Soerabaja, Malang en Batavia bovendien een litterair-economische afdeeling. De gymnasium-afdeelingen der beide gouvernements lycea waren nog niet volgroeid, zij bostonden elk uit een derde en vierde klasse. liet aantal leerlingen dei openbare lycea bedroeg bij het begin van den cursus 1207 (vorig jaar 1175); van hen waren 505 meisjes of' 39 %. De bijzondere lycea telden 915 leerlingen, evenals bet vorig jaar. Van hen waren 122 meisjes of 10,1 %. De openbare gymnasium-afdeelingen hadden 51 leerlingen, van wie 33 meisjes on de gymnasium-afdeelingen dor bijzondere lycea 175 leerlingen, van wie 101 meisjes. De litterair-economische hoogere burgorsehool-afdoelingoii der openbare lycea werden bezocht door 58 leerlingen, van wie IN meisjes, terwijl de litterair-economische beogen burgerschool-afdeeling van hot Bataviaasch Lyceum 31 leerlingen telde, van wie 25 meisjes. Zoowel voor de gvninasium afdeelingen als voor de litterair-economische hoogere burgerschool-afdeelingen der lycea geldt dus. dat zij VOOr hot vrouwelijk deel der jeugd oen grootere aantrekkingskracht hebben dan voor hot mannelijke. Het verloop aan leerlingen was bij de openbare lycea 1.1 ',',', on hij de bijzondere 1.7%. Aan bet eindexamen dei hoogere burgerscholen werd deelgenomen door I-V. candidaten afkomstig -van openbare lycea. Van hen slaagden 123 of 7: (jongens 81,5%, meisjes 75,4%). Van deze 155 candidaten legden 131 het examen der B-afdeeling al', van wie slaagden ÏO-I of 77,6%. Noor het examen der A aldeeiing waren do cijfers: 21 candidaten. 19 geslaagden, 80%. Bij de bijzondere Ivcea onderwierpen 54 candidaten zich aan dit eindexamen. Van beu slaagden 45 of 83,8 % (jongens 77.7 %, meisjes 01. I %). Van de/e 54 candidaten logden 42 bet examen der B-afdeeling af. van wie slaagden 35 of s;',.:', "... Van de 12 candidaten voor hel examen A slaagden 10, eveneens 83,3 %. Het aantal candidaten voor hot eindexamen gymnasium, hetwelk nog alleen bij de bijzondere lycea werd afgenomen, bedroeg 18, van wie 14 slaagden of 75 %. b. Algemeene middelbare settelen Evenals hot vorig jaar waren el 0 openbare en 2 particuliere ongesubsidieerde algemeene middelbare scholen. Openbare wis en natuurkundige afdeelingen (lii zijn gevestigd te Batavia. Semarang. Malang en Jogjakarta. Laatstgenoemd, plaats bezit bovendien een Oostersch-letterkundige (A I) on een Westersch klassieke (A II) afdeeling. De gesubsidieerde particuliere algemeene middelbar scholen (Afdeeling B), een Roomsch-Katholieke en een (Protestantsch) Christelijke, zijn beide gevestigd te Batavia. Vermeld dient nog te worden de particuliere ongesubsidieerde luxjmsch-lxatholieke algemeene middelbare school DE LANDSFINANCIKN 33 De ramingen der ontwerp-begrooting voor 1938, zooals deze begin 1937 waren opgesteld, waren gebaseerd op de verhoudingen van dat oogenblik, waarbij, voor zoover dit mogelijk was, rekening werd gehouden met de sedert den aanvang van 1937 ingetreden verbetering in den economischen toestand. Met inbegrip van de in den loop van de jaren 1937 en 1938 aangenomen aanvullende begrootingen en rekening houdende met de virementen ex art. 11a der Indische Comptabiliteitswet, beliepen de eindcijfers der ramingen van het begrootings jaar 1938: zuivere gewone Landsmiddelen f 340,6 millioen, zuivere gewone Landsuitgaven f 375,5 millioen, zoodat een saldo tekort werd geraamd van f 34,9 millioen. Voor den buitengewonen dienst resulteerde de raming in een tekort van f 32,9 millioen, zoodat op den geheelen dienst een tekort van f 67,8 millioen werd verwacht. Dank zij het ruimer vloeien van de middelen als gevolg van een belangrijke verbetering in het economisch leven, vielen de uitkomsten van den gewonen dienst en den geheelen dienst, zooals het volgend overzicht aantoont, veel gunstiger uit dan de ramingen. (In duizendtallen guldens) B HOOFDSTUK II DE FINANCIEELE TOESTAND A. DE LANDSFINANCIËN 1. Algemeen overzicht DE i DXTUREELE TOESTAND 330 ..Sint Albertiis" te Malang. welke het tweede jaar van baai bestaan aanving met een eerste en een tweede klasse. Deze school was nog niet gelijkgesteld. Dooi de Vereeniging „Nederlandsch-Indische Afdeeling van de Theosofische Wen-hl Universiteit' werd voorts een ongesubsidieerde algemeene middelbare school B te Bandoeng opgericht, waarvoor bij voorbaai gelijkstelling kon worden verkregen. Deze school opende bij den aanvang van den cursus 1938/1989 met 1 eerste klasse. Met ingang van 1 Augustus 1988 word overgegaan tot geleidelijke opheffing van de aan het Gouvernementslyceum gekojipelde algemeene middelbare school B te Malang, welke in de laatste jaren in sterke mate was achteruit gegaan, en lot gelijktijdige oprichting van een nieuwe algemeene middelbare school afdeeling B te Soerabaja. welke op genoemden datum met een eerste klasse werd geopend (Bb. n°. 14050). Als motief voor deze overbrenging gold. dat te Soerabaja aan oen dergelijke inrichting grooter behoefte bestond dan te Malang waar bovendien reeds een particuliere algemeene middelbare school gevestigd is. Verwacht mag worden, dat de algemeene middelbare sclkki! te Soerabaja betere kansen zal bobben voor een goede ontwikkeling dan — wellicht mede door haar samenkoppeling mol bet zuiver Westersch georiënteerde lyceum — te Malang. In ieder geval kon het cursusjaar 1988 1889 al dadelijk worden aangevangen iii"l een eerste klasse van 72 leerlingen, zoodat tot do vorming van 3 parallel klassen moest worden overgegaan. De school is ondergebracht in het gebouw van het voormalig filiaal der hoogere burgerschool en voorloopig onder de algemeene leiding geplaatst van don rector van het Gouvernements lyceum ter plaatse, terwijl oen der leeran-u werd bolast niet de dagelijkscho leiding, liet ligt in de bedoeling baar op 1 Augustus 1939 tezamen met oen terzelfder tijd te openen middelbare handelsschool onder één leiding te plaatsen, waarvoor dan oen afzonderlijke directeur zal worden aangesteld. In de twee vorige Verslagen werd gewezen op den geleidelijken terugloop vun het aantal leerlingen bij de openbare algemeene middelbare scholen. Deze achteruitgang zette zich ook in het verslagjaar voort. Telden de openbare algemeene middelbare scholen bij het begin van den cursus 1934/1935 nog 1143 leerlingen, het jaar daarna was dit aantal gedaald tot 1084. Bij het begin van den cursus 1930 1937 waren er nog 907 leerlingen, terwijl dit aantal op I Augustus 1937 niet meer dan 770 bedroeg. Men mag echter aannemen dat thans bid laagste punt is bereikt. Bij het begin van het schooljaar 1988 [989 waren namelijk 970 leerlingen aan de Gouvernements algemeene middelbare scholen meeschreven, van wie voor de eerste klasse alleen 127; wanneer men in aanmerking neemt dat bij bot begin van liet schooljaar 1936 19.">7 de eerste klassen slechts 275 leerlingen telden, dan mag men zeker verwachten, dat in de eerstkomende jaren bot aantal leerlingen weder zal toenemen. Bij de bijzondere algemeene middelbare scholen — alle B — nam het aantal leerlingen een weinig toe (van 336 tot 348). Bij de openbare algemeene middelbar, scholen is hot verloop van 6,5 % verminderd tot 4,3 %, zoodat hot thans gelijk is aan dat bij ile openbare lycea (zie hiervóór). Bij de bijzondere algemeene middelbare scholen was hel nog iets lager (2,8%). Het aantal Europeesche leerlingen bij de openbare algemeene middelbare scholen is relatief iets gestegen. Bedroeg het percentage in «Ie twee vorige jaren 13. thans was dit 14.5. Ook bij de bijzondere algemeene middelbare scholen steeg het percentage Europeesche leerlingen (36,7 tegen •'>•'> het vorig jaar). Kveiials in-t vorig jaar waren de eindexamenresultaten der algemeene middel bare scholen weder zeer gunstig: openbare A.M.S. B 81,6 % geslaagden (vorig jaar H 1,5 %), openbare A.M.S. A9O % (vorig jaar 87 %). Koomsch-Katholieke A.M.S. B 91,5% (vorig jaar 80%), Christelijke A.M.S. B 84% (vorig jaar 89 %). c. Middelbare scholen voor meisjes met ,>-j<nigt n cursus In hot vorig Verslag is melding gemaakt van do oprichting met ingang van I Augustus 1037 van een middelbare school van oen type, dat tt.it dusver in Nederlandsch-Indië niet bekend was. namelijk de middelbare school voor meisjes ONDERWIJS 331 met 5-jarigen cursus, uitgaande van de Vereeniging ~Dc Meisjesschool" te Soerabaja. Door de Vereeniging „Het Christelijk Lyceum" te Bandoeng is nu (Kik te Bandoeng een dergelijke school opgericht. Zij werd 1 Augustus 1988 geopend ; gezien de gunstige ervaringen welke reeds te Soerabaja met dit nieuwe schooltype zijn opgedaan, mag worden verwacht dat de nieuwe Bandoeiigsche School tot bloei zal geraken. Deze nieuwe vorm van middelbaar onderwijs is geheel gericht op de speciale behoeften dor meisjesleerlingen; door de oprichting van oen tweetal inrichtingen van dit type is in een reeds lang bestaande leemte voorzien. Het reglement en programma voor het eindexamen van particuliere middel bare scholen voor meisjes wolk-e met de in Nederland gevestigde, erkend, middelbare scholen voor meisjes gelijkwaardig zijn verklaard, zijn opgenomen in Bb. n°. 14049. 3a. Opleiding* van onderwijskrachten I. Met een Inheemsche taal uls voertaal Leergangen tot opleiding run volksonderwijzers. De nieuwe 2-jarigeopleiding, ingesteld bij 0.8. 7 Mei 1936 n°. 34 (vgl. Indisch Verslag 1937, blz. 246 en 1988, blz. 292), werd in het verslagjaar vrijwel in alle ressorten volledig doorgevoerd. Er bestonden 87 van deze gereorganiseerde openbare cursussen. Tengevolge van de overdracht van het Inlandsch onderwijs op 1 Januari 1987 aan de autonome gemeenschappen op -lava en Madoera worden deze cursussen door de regentschajvpen en stadsgomeenteii gefinancierd. In de Buitengewesten is de/e taak overgedragen aan groepsgomeenschap en stadsgoineente. De meest. z elfbes turende landschappen dragen voor zoover zij van deze cursussen eigen onderwijzers roerutceren. in de opleidiiigskosten bij. terwijl de cursussen in Djambi on Palembang geheel worden bekostigd uit hot rubborfonds. In de Buitengewesten worden aan de cursisten toelagen voor levensonderhoud en huisvesting toegekend, v arieerend tusschen f 5 en f 11,50 's maands, naar gelang van don levensstandaard in de streek. In sommige streken met name in Zuid-Sumatra en Timor worden de cursisten voor dit bedrag in een eenvoudig internaat gehuisvest, dat geheel onder toezicht staat van den cursus-leider. Op •lava is de behoefte aan een toelage voor levensonderhoud in hot algemeen niet, gebleken. Wol werd de w eiisclielijkheid bepleit om ook hier internaten VOOT de aanstaande volksonderwijzers op te richten. De resultaten van de nieuwe opleiding zijn bevredigend. Bij de beoordeeling hiervan moet echter niet uit het oog worden verloren, dat de opleiding het proefstadiuni nog niet te boven is. In dit verband moot worden opgemerkt, dat bij de invoering van de nieuwe opleiding nog niet kon worden beschikt over de noodige leerboekjes en handleidingen. Deze moesten nog worden samengesteld, aangezien de bestaande niet meer geschikt waren voor de gereorganiseerde opleiding. Bovendien waren uitwerking en aanpassing van het leerplan aan de behoefte van liet ressort noodzakelijk; doch bovenal moest rekening worden gehouden met de geschiktheid en bekwaamheid van don OUrSUS-leider, wiens taak is verzwaard, niet alleen door den omvang van het te «even onderwijs, doch ook door de eischen. welke aan hem worden gesteld bij de praktische vorming der leerlingen, welke van dezen cursus een zeer voornaam onderdeel uitmaakt. Bij de aanstelling van cursus-leiders wordt dan ook sterk geselecteerd naar geschiktheid. Aan de samenstelling van de benoodigde handleidingen voor deze cursussen word gestadig voortgewerkt. Ook bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs wordt do nieuwe opleiding thans gevolgd. Enkele oude namiddag-cursussen zijn blijven voortbestaan, terwijl een enkele maal aan oen nieuwe opleiding volgens het oude programma examen is afgenomen. Het aantal bijzondere cursussen bedraagt 17, waarvan 10 in beheer bij de zending en 7 bij de Roomsch-Katholieke Missie. Normaal scholen tot opleiding van hulponderwijzers en onderwijzeressen. De jongens-normaalschool te Makassar word met ingang van 1 Augustus 1939 heropend. Deze voorziet in de behoefte van de Groote Oost aan normalisten. DE CULTUREEL— TOESTAND 332 Het personeel bestaat thans uit oen Kuropeescheii directeur en 2 onderwijzers. Wenschelijk is gebleken om aan deze norniaalschool oen Makassaarsch-Boegi neesche klasse te vormen. Openbare meisjes-normaalscholcii waren te I'adaugpandjang. Salatiga en Biitar. De beide laatste waren respectievelijk in beheer bi| do provincies Middeli en Oost-lava. Die te Salatiga. is bestemd voor West- en Midden-Java, de Yorstenhtndon en West-Borneo, terwijl die te Biitar haar leerlingen betrekt uit Oost-lava en de Groote Oost. Van de bijzondere meisjes-noniiaalscholou bleven bestaan do moisjes-iiormaal scbool te Bandoeng (Van De venter-school) en do Rooxnsch-Katholiéke meisjes normaalschool te Ambarawa. 11. Met Nederlandsch als roertaai a. Hollandsch-Inlandsche en Hoüandsch-Chineeeche kweekscholen. De opleiding voor onderwijzers had gedurende den cursus 1937/1938 plaats aan : ii. De Gouvernements Hollandsch-Inlandsche kweekschool te Bandoeng (alleen oen 3de kiasse bovenbouw); h. de Gouvernements Hollandsch- Inlandsche kweek school te Jogjakarta (met 2 eerste. 2 tweede en 2 derde klassen onderbouw); e. do Gouvernements Hollaitdsch-Ohineesche kweekschool te Moester ('omelis (mot een onderbouw van 2 eerste, 2 tweede on 2 dorde klassen, benevens een bovenbouw, bestaande uit een 4de en een 6de klasse); d. de gesubsidieerde ('hristelijke Hollandsch- Inlandsche en Hollandsch-Ohineescho kweekschool te Soerakarta (met een onderbouw van 1 eerste. 2 tweede en 2 derde klassen, benevens een bovenbouw bestaande uit- 1 eerste en 1 derde klasse); e. de ongesubsidieerde Hollandsch-Inlandsche kweekschool Goouoeng Sahari te l.oiiibang. van welke school om financieele redenen op het eind van don cursus de geheele onderbouw werd opgeheven, terwijl van don bovenbouw do nieuw gevormde zesde klasse kon worden gehandhaafd, welke werd overgebracht naai Bandoeng; ƒ. de ongesubsidieerde particuliere kweekschool van de Vereeniging ..Moehammadijah" te Soerakarta. Laatstgenoemde kweekschool is niet met Gouvernements kweekscholen gelijkgesteld, zoodat de aan deze school opgeleide candidaten zich aan h.-t onderwijzorsexamen als extraneï moeten onderwerpen. Van de 126 leerlingen der gezamenlijke 6de klassen dor onder a t/m c genoemde scholen slaagden 01 voor het onderwijzers-examen. Dit resultaat mag over bot geheel genomen bevredigend worden genoemd. Aan de met-geslaagden der Gouvernements en gesubsidieerde kweekscholen, die voor praktisch werken in de leerschool oen voldoend cijfer hadden behaald en voor boheorsching van hel Nederlandsch minstens oen "i. werd desgevvenscht het diploma voor Inlandsch c.g. Chineesch onderwijzer uitgereikt. Opgemerkt WÓrdt, dat een speciale opleiding voor Inlandsch en ('hilieesch onderwijzer, zooals die in vorige jaren aan z.g. eind-klassen word gegeven, welke verbonden waren aan don onderbouw der kweekscholen, dit jaar niet bestond. Niettemin word voor dit diploma ook dit jaar examen afgenomen en wel aan 87 candidaten. van wie 24 (of 65 %) moesten worden afgewezen. b. Europeesche kweekscholen. ]>e ongesubsidieerde Europeesche kweek school der Zustors ürsulinen te Soerabaja en de meisjeskweekschool der Soerabajasche School vel eoniging hielden oji te bestaan. Behalve genoemde scholen, waren er nog de volgende Europeesche kweek scholen :de gesubsidieerde Kiirojieesehe kweekschool te Batavia (Saleinba) en de gesubsidieerde 1 .E. V. -kweekschool te Bandoeng; vorder do ongesubsidieerde kweekschool van de Carpeotter AlCng-Stichting te Batavia, die van de Zusters Ürsulinen te Bandoeng. Malang en Soerabaja en die van do Zustors Francis canessen te Semarang. Aan het examen voor de Europeesche onderwijzersakte namen 219 candidaten dool. van wie 163 slaagden. c. opleiding voor de hoofdakte en roer de Europeesche hoofdakte. Met het oog op de voergenomen reorganisatie van de opleiding voor de Indische hoofd akte, werd bij het begin van den cursus 1887/1888 aan de Gouvernements ONDERWIJS 333 Hollandsch-Inlandsche kweekschool te Bandoeng geen nieuwe eerste hoofdakte klasse gevormd. De 2de klasse telde op het einde van den cursus 45 leerlingen, die alle deelnamen aan het examen en van wie 29 hot diploma behaalden. Verreweg het grootste gedeelte der niet-geslaagde candidaten behaalde voor beheersching van het Nederlandsch oen onvoldoend cijfer en moest alleen reeds op grond hiervan worden afgewezen. Men mag verwachten, dat de nieuwe opleiding in de toekomst tot betere resultaten zal leiden. Behalve aan do Gouvernements Hollandsch-Inlandsche kweekschool te Bandoeng, bestond gelegenheid tot opleiding voor de hoofdakte (tevens voor de Europeesche hoofdakte) aan don gesubsidieerden cursus van de 1.K.V. ---kweekschool te Bandoeng en aan don ongesubsidieerden cursus van enkele loeran-n, verbonden aan de kweekschool der Carpentier Alting-Stichting te Batavia. Laatstgenoemde cursus word in tegenstelling tot beide anderen gegeven in de avonduren, zoodat (Mik bezitters van de lagere akte. die roods praktisch werkzaam waren, gelegenheid hadden de lossen te volgen. Van de 142 candidaten vooa het examen voor de Indische hoofdakte slaagden 82 en van de 65 candidaten voor het examen Europeesche hoofdakte 48. d. Opleiding voor middelbare akten 1. Wiskunde (KI). Daar in 1936 is besloten om dit examen in hot vervolg slechts eenmaal in de twee jaren te doen plaats hebben, werd in 1837 geen examen afgenomen. 2. Boekhouden (K XII en Q). Voor de examens middelbaar onderwijs boekhouden meldden zich dit jaar •'l9 candidaten, onder wie 1 vrouwelijke. Van deze candidaten legden 12 bet geheele examen af. 22 alleen hot eerste deel en 5 het tweede deel. Voor Int volledige examen slaagden 2 candidaten. terwijl aan I candidaten oen getuig schrift kon worden uitgereikt van het met goed gevolg afleggen van het lsto deel van het examen. 3. Engelsch M.O. A. Aan dit examen werd door 8 candidaten deelgenomen, van wie 2 vrouwelijke. Zij logden allen het volledig examen af; 4 behaalden het diploma. Het resultaat was dit jaar beier dan in vorige jaren, hetgeen naar het oordeel van de examen commissie is toe te schrijven aan bot feit, dat de candidaten rekening hebben gehouden met de opmerkingen, welke de vorige commissie heeft gemaakt over den te geringen tijd en de onvoldoende moeite, wolk-o in vorige jaren door de candidaten over het algemeen was besteed aan hun voorbereiding voor het examen. 3b. Geneeskundig onderwijs Mededeelingen omtrent dit onderwijs zijn opgenomen in hoofdstuk IV, onder E, betreffende ..Oezoiidhoidsz.org". 3c. Nijverheidsonderwijs I. Ambachtsonderwijs a. Met een Inheemsche taal als voertaal. Ambachtsonderwijs met een Inheemsche taal als voertaal wordt gegeven aan tweejarige inrichtingen, ambachtsleergangen geheeten. Deze zijn bestemd om jongelieden te vormen tot eenvoudige ambachtslieden (toekangs) en sluiten aan op de vervolgscholen, terwijl bovendien toelating mogelijk is voor leerlingen eener school voor Westersch lager onderwijs, die de op één na hoogste klasse met vrucht hebben doorloopen. De ambachtsleergangen geven een 2-jarige grond ople-iding in hout- en metaalbewerking, meubelmaken of rietvlechten. Hierop sluiten aan speciale eenjarige vervolgcursussen voor metselaars, electromontours. auto-, rijwiel- en motorrijwielmontours. Aan enkele leergangen zijn afdeelingen DE OÜLTUBEELH TOESTAND 334 voor Nederlandsch-sprekenden verbonden. De ambachtsleergangen worden onder scheiden in hoofd- en filiaalleergangen. De overdracht van het ambachtsonderwijs op tnheemschen grondslag aan de zelfstandige gemeenschappen, waarmede 1 Januari 1937 een aanvang werd gemaakt, werd op hel eind van de verslagperiode voor een deel ook in de Buiten gewesten doorgevoerd. Zoo werden met ingang van 1 Juli l'.l.'iS de Gouvernements hoofdleergang te Padang en de Gouvernements _liaalleerga_g te Fort de Koek aan de stadsgemeenten aldaar overgedragen, terwijl de (iouvernements filiaal leergang te Padangpandjang bij den Minangkabau-raad in beheer kwam. Gouvernement» ambachtsleergangen. Einde van het schooljaar waren (na de verdere overdracht hiervóór bedoeld) ö hoofdleergangen in bedrijf (te Jogjakarta, Soerakarta. Sibolga. Medan, Sigli en Makassar). Het aantal leerlingen der hoofdleergangen (met uitzondering van de afdeelingen voor Nederlandsch sprekenden) bedroeg bij den aanvang van het schooljaar 1937/1938 1123. Hiervan waren op bet eind van het schooljaar nog 965 leerlingen aanwezig, zoodat hef verloop 158 leerlingen bedroeg of + 14 %. Het aantal (jouvernements-filiaalleergangen bedroeg aan het einde van het schooljaar, mede als gevolg van de verdere overdracht van het Inlandsch ambachtsonderwijs, nog slechts twee (te lVmatan gsiantar en te I'adang sidimpoean). Deze leergangen, staande onder leiding van Inlandsche ambachts onderwijzers, begonnen het schooljuar 1937/1938 met 153, leerlingen, van wie op het eind van het schooljaar nog 137 aanwezig waren. Het verloop bedroeg hier dus 16 leerlingen of ruim 10 %. Op het eind van het schooljaar wei-den bij de Gouvernements hoofd- en _liaalleergangen aan 565 leerlingen diploma's uitgereikt, waarvan 113 voor timmerman. 229 voor metaalbewerker. 21 voor meubelmaker, 40 voor metselaar. '.II voor auto-monteur en 88 voor electro-monteur. Van deze diploma's werden 23 behaald door Europeesche en 7 door Chineesche leerlingen. Gemeentelijke ambachtsleergangen. Hiertoe behoorden een 9-tal hoofd leergangen, gevestigd te Batavia, Buitenzorg, Bandoeng. Magelang. Semarang. Soerabaja. Malang. I'robolinggO, Makassar. Padang en Medan. Bedroeg het aantal leerlingen der hoofdleergangen (met uitzondering ven de afdeelingen vooi Nederlandsch-sprekenden) bij den aanvang van het schooljaar 2188, op het eind van het jaar waren van hen nog aanwezig 1868 leerlingen. Het aantal in bedrijf zijnde Gemeentelijke —liaalleergangen bedroeg einde verslagjaar 5. Deze —liaalleergangen werden bij het begin van het schooljaar 1937/1938 bezocht door 338 leerlingen, welk aantal op het eind van Int schooljaar was teruggeloopen tot 259. De Gemeentelijke Imofd- en filiaalleergangen tezamen (met uitzondering van de afdeeling voor Nederlandscli-sprekenden te Madioen) telden bij het begin van het verslagjaar 2476 leerlingen. Aan het einde van den cursus was dal aantal 2127, zoodat een verloop valt te constateeren van 319 of 14 %. 1 1 • ■ t aantal uitgereikte diploma's bedroeg 972. waarvan 287 voor timmerman, 451 voor metaalbewerker, 31 voor meubelmaker, 13 voor metselaar, (iv voor auto-monteur. 9 voor rijwiel-mout! ur en 88 voor electro-monteur. Van deze '372 diploma's worden 17 behaald door Europeesche en 11 door Cbineesclie leerlingen. Regentschapsleergangen. Hiertoe behoorden op het einde van het verslagjaar 2 hoofdambachtsleergangen, gevestigd te Tasikmalaja en Keboemen, benevens een 11-tal filiaalleergangen, gevestigd te Serang, Tjiandjoer, Poerwokerto Poerworedjo, Japara, Bodjonegoro, Paree, Sidoardjo, Loemadjang. Bondowoeo en Sitoehondo. De hoofdleergangen hebben beide 2-jarige grondopleidiiïgen voor hout- en metaalbewerking, meubelmakers en rietvlechterß. Aan den hoofd leergang fe Keboemen zijn bovendien 1-jarige vervolgcursussen verbonden voor metselaars, auto- en rijwielmonteurs; de oooidleergang te Tasikmalaja bezit geen vervolgopleidingen, liet aantal leerlingen dezer hoofdleergangen bedroeg bij den aanvang van het schooljaar 1937/1938 536, van wie einde van den cursus nog 192 aanwezig waren. Het aantal leerlingen der liliaalleergaugeii bedroeg bij ONDERWIJS 335 het begin van het schooljaar 681, van wie op het einde van het verslagjaar nog 587 leerlingen aanwezig waren. Einde van het schooljaar telden de hoofd- en filiaalleergangen tezamen 1079 leerlingen. Bij het begin van den cursus was dat aantal 1207, zoodat een verloop valt te constatoeren van 118 of + 9 ",,. Het aantal uitgereikte diploma's bedroeg 523, waarvan 129 voor timmerman, 231 voor metaalbewerker, 39 voor meubelmaker, 13 voor houtsnijder, 19 voor riet vluchter. 13 VOOT metselaar, 68 voor auto-monteur en 21 voor rijwiel-monteur. Van deze 528 diploma's werden 8 behaald door Europeesche en 4 door Chineesche leerlingen. Dr filiaalleergang van de groepsgemeenschap Minangkabau. De (Gouverne ments) filiaalleergang te Padangpandjang werd 1 Juli 1938 overgedragen aan den Minangkabaii-raad. Deze leergang, opleiding gevend in de metaalbewerking, begon het schooljaar met 52 leerlingen, van wie einde van het schooljaar nog 48 aanwezig waren. Aan 20 Leerlingen werd het einddiploma uitgereikt. Gesubsidieerde ambachtsleergangen. Hiertoe behooren de ambachtsleergang te Tebingtinggi (houtbewerking), de Missie-ambachtsleei gangen te Langgoer- Tooal (bout on metaal). Kluten (metaal) en Moentilan (metaal en een vervolg cursus voor auto-monteurs) en de Zendingsambachtsleergangen te Sasaxan (hout en metaal), Lagoeboti (hout) on Pedan (hout en metaal). Het aantal leerlingen bedroeg einde van het verslagjaar 309. Am 120 leerlingen worden diploma's uitgereikt, waarvan 07 voor timmerman. 58 voor nietaalbowerkei en 11 voor auto-monteur. Niet-gesubsidieerde ambachtsleergangen. Tot «loze groep behooren de leer gangen te Tasikmadoe en te Tjolomadoe (Solo), welke onderhouden worden door de suikerfabrieken ter plaatse, alsmede de leergang te Sloinan (Jogja), welke geëxploiteerd wordt door den Heer -lob. van der Steur te Magelang. i genoemde leergangen leiden beide op zoowel voor de hout- als voor do metaal bewerking en telden einde van het verslagjaar 92 leerlingen (48 timmerlieden en 44 metaalbewerkers). Aan 18 timmerlieden en 19 metaalbewerkers word een diploma uitgereikt. De leergang te Shnian leidt uitsluitend op voor metaal bewerker. Einde van hot verslagjaar waren hier 40 leerlingen aanwezig; diploma's werden niet uitgereikt. b. Met Nederlandsch als voertaal. Do inrichtingen voor ambachtsonderwijs mot Nederlandsch als voertaal boeten ambachtsscholen. Overeenkomstig den opzet beoogen de ambachtsscholen een opleiding voor werkbazen, machinedrijvers, monteurs on dergelijke, kortom voor de laagste toezichthoudende betrekkingen. Zij eischen voor toelating hot met vrucht doorloopen hebben van een school voor Westersch lager onderwijs on geven oen veelzijdige praktische en theoretische vorming in het betrokken vak (houtbewerking, metaalbewerking, electrotechniek). De opleiding, welke drie jaar duurt, is ook geschikt voor hen, die zelfstandig een klein bedrijf willen beginnen. De ambachtsscholen kunnen worden onderscheiden in Gouvernemente en bijzondere ambachtsscholen. Het aantal Gouvernements ambachtsscholen bleef 4, namelijk de. Iste ambachtssohool te Batavia met een opleiding voor bouw-, werktuig- en olectro kundigen. de 2de ambachtsschool daar ter plaatse mot oen opleiding voor bouw en werktuigkundigen, do ambachtsschool te Semarang met oen opleiding voor bouw-, werktuig- en electrokundigon on de nmbaehtsschool te Jogjakarta met een opleiding voor bouw- en werktuigkundigen. Met betrekking tot de opleiding van _ electrokundigon wordt opgemerkt, dat de leerlingen, alvorens tot deze opleiding te kunnen worden toegelaten, de lstc klasse der werktuigkundige afdeeling met vrucht moeten hebben doorloopen. Daarna worden zij in een 2-jarige opleiding tot electrokundigon gevormd. Het aantal leerlingen dezer scholen bedroeg bij den aanvang van het school jaar 1007, tegen 866 bij het begin van het vorig schooljaar, zoodat dit met 141 is toegenomen. Verdeeld naar don landaard werden de Gouvernements DE CULTUREELS TOESTAND 336 ambachtsscholen bezocht door 431 Europeesche, 540 Inlandsche en 36 Chineesche leerlingen, resp. vertegenwoordigende 42,8 %, 53,6 % en 3,6 % van het totaal. Het vorig jaar bestond 47 % der schoolbevolking uit leerlingen van Europeeschen landaard, terwijl voor de daaraan voorafgegane 4 jaren deze cijfers resp. waren 45%, 49%, 46% en 50%. Uit de cijfers voor dit jaar valt een terugloop van hot Europeesche element te constateeren-, tegen een toeneming van het [nlandsche (53,0%. togen 49% voor het vorig jaar). Het aantal Chineesche leerlingen onderging slechts geringe wijziging ( —0,4%). De scholen te Semarang en Jogjakarta werden wederom het meest bezocht door [nlandsche leerlingen; bij het begin van den cursus bedroeg op deze scholen bet percentage dei- Inlandsche leerlingen ros].. 60 en 59. Voor de Iste en de 2de ambachtsschool te Batavia was dit percentage resp. 40 en 46. Het, aantal ingeschreven Chineesche leerlingen bedroeg 10 of 5,25 ";, op do Iste school te Batavia. A of 2 % op de 2de school te Batavia. 11 of' 5 % te Semarang on 2 of' (1,9 % te Jogjakarta. Bedroeg bij den aanvang van hot schooljaar 1930, 1887 het aantal leerlingen 1007, op hot eind van het verslagjaar was dit aantal teruggeloopen tot 912, d. i. een verloop van 85 leerlingen of + 9,5 % (vorig jaar 11 %). Het aantal diploma's, dat werd uitgereikt, bedroeg 124 (bouw-, werktuig en electrokundigen), waarbij dient te worden opgemerkt, dat aan do 2de Gouver nements ambachtsschool te Batavia slechts dijilomeering plaats vond van bouw en werktuigkundigen, terwijl do Bchool te Jogjakarta nog geen leerlingen afleverde. De Gemeentelijke burgorambaohtssohoo] te Soerabaja ( 8.A.5.) is, wat baai opzet betreft, nagenoeg gelijk aan de Gouvernements ambachtsschool nut 3-jarigen cursus. Zij hooft oen ordeiding voor bouwkundigen, werktuigkundigen en electrokundigen. Het aantal leerlingen, dat einde verslagjaar de sclkhil bezocht, bedroeg 271, van wie 98 in do bouwkundige. 119 in de werktuigkundige en 54 in de electrokiuidige afdeeling. Het vorig jaar was het aantal leerlingen 268 on het jaar daarvóór 202. Hot einddiploma werd uitgereikt aan 19 bouwkundigen, 20 werktuigkundigen en 21 electrokundigen (vorig jaar resp. 19, 15 en 23). Bij de 1.E.V.-nijverheidsschool (Dick de Hoog-school) te Bandoeng bedroeg het aantal leerlingen einde verslagjaar 244. Aan het eindexamen werd deel genomen door 20 leerlingen uit de bouwkundige en 38 leerlingen uit de werktuig kundige afdeeling; van bon slaagden resp. 19 en 30 leerlingen, of 95 en 79 %. Afdeelingen voor Nederlandsch-sprekendon waren verbonden aan de Gouver nements ambachtsleergangen te Jogjakarta en Soerakarta en aan de Gemeentelijke ambachtsleergangen te Batavia. Buitenzorg, Bandoeng, Magelang, Semarang. Madioen, Malang, Makassar en Medan. Op deze afdeelingen is het reglement voor de ambachtsleergangen van toepassing, terwijl ook de opleidingstijd dezelfde is als die van den leergang, waaraan de afdeeling is verbonden (2 jaar). Ook het onderwijs is gelijk aan dat van de correspondeerende Inlandsche afdeeling(en), met dien verstande, dat het praktisch onderricht in het Maleisch en de theore tische en teekenlessen in het Nederlandsch worden gegeven. Hot aantal leerlingen bedroeg bij het begin van het verslagjaar 125 bij de Gouvernements- en 666 bij de Gemeentelijke leergangen, of tezamen 791 leerlingen. Van bon waren einde verslagjaar nog aanwezig 116 leerlingen bij de Gouvernementsleergangen en 561 bij de Gemeentelijke leergangen of tezamen 678 leerlingen. Het verloop bedroeg derhalve 113 leerlingen, d. i. + 14,5 % (tegen 10,6 % in het vorig jaar). Van de 677 leerlingen, die op het eind van het verslagjaar de afdeeling voor Nederlandsch-sprekenden bezochten, behoorden 347 leerlingen of + 51 % tot de Europeesche groep, 293 leerlingen of +' 43 % tot de Inlandsche groep en 38 leerlingen of 6 % tot die der Vreemde Oosterlingen. Het vorig jaar waren deze cijfers resp. 52,3 %, 43,3 % en 4,4 %. De opleidingsschool voor instrumentmakers en glasblazers te Bandoeng (gesubsidieerd) wordt beheerd door de Vereeniging van Instrumentmakers en Glasblazers aldaar en is ondergebracht in de gebouwen van de Technische Hoogeschool. Toegelaten worden jongelieden, die een school voor Westersch lager onderwijs met vrucht hebben doorloopen en voor een vergelijkend toelatings examen zijn geslaagd. De opleiding duurt vier jaar. Einde verslagjaar bedroeg het aantal leerlingen 42 (5 Europeanen, 30 Inlanders on 7 Chineezen). Aan alle ONDERWIJS 337 9 leerlingen der hoogste klasse werd een diploma uitgereikt (4 voor instrument maker en 5 voor glasblazer). In den loop van den cursus 1935/1936 is een aanvang gemaakt met de organisatie van een nieuwen vorm van Inlandsch ambachtsonderwijs, in samen werking met het Departement van Economische Zaken. De bedoeling, welke hieraan ten grondslag ligt, is te trachten een gedeelte van het ambachtsonderwijs dienstbaar te maken aan de ontwikkeling van de Inheemsche nijverheid. Het middel om hiertoe, te geraken wordt gezocht in het scheppen van een voorlich tingsdienst, werkzaam in do daarvoor in aanmerking komende centra. Het hiervoor benoodigde personeel wordt gerecrutcerd uit het corps der [nlandsche ambachtsonderwijzers, welke leerkrachten ter beschikking worden gesteld van don Directeur van Economische Zaken en geplaatst in verschillende centra van Inheemsche nijverheid. De aan deze ambachtsonderwijzers toegedachte taak kon dit jaar tot volle ontwikkeling komen. Hun werkzaamheden omvatten o.a. voorlichting inzake de volgende onderdeelen van het Inheemsche bedrijfsleven : <t. de wijze van voortbrenging; b. de analyse der productiekosten; c. de omvang der productie; tl. de voorziening met grondstoffen; e. de afzet. Einde verslagjaar waren 19 ambachtsonderwijzers ten behoeve van dezen arbeid werkzaam. Een overzicht van hun standplaatsen, alsmede van de ambachten, in het belang waarvan zij werkzaam zijn, volgt hier: ceramiek (Keboemen en Plered), houtbewerking (Meester ('urnelis, Pasoeroean on Jogjakarta), metaalbewerking (Soekaboemi, Kluten, Sidoardjo, Loemadjang ei Kalasan), huid- en lederbewerking (Jogjakarta en Madoera) en vlechtnijverheid (Tasikmalaja). 11. Technisch onderwijs De technische scholen, welke een 5-jarigen cursus hebben, zijn bestemd om jongelieden op te leiden voor middelbare betrekkingen van technischen en industrieden aard. Toegelaten kunnen worden zij, die de hoogste klasse van een school voor westersch lager onderwijs met vrucht hebben doorloopen en voor het toelatingsexamen zijn geslaagd. Er zijn 2 openbare technische scholen: te Batavia (Koningin Wilhelmina-school) en te Soerabaja (Koningin Emma-school), on één bijzondere te Semarang. Met het- oog op de bestemming der leerlingen zijn de technische scholen verdeeld in verschillende afdeelingen, namelijk een bouwkundige, werktuig kundige, dectro-technische en chemisch-teclmische opleiding, waarbij moet worden opgemerkt, dat de chemisch-technischc en do dectro-technische opleiding eerst begint nadat 3 cursusjaren van de werktuigkundige opleiding met vrucht zijn doorloopen. De Koningin Wilhelmina-school had in het verslagjaar een afdeeling voor bouwkundigen, een afdeeling voor werktuigkundigen en een afdeeling voor electro-technici. De Koningin Kmma-school omvatte bovendien een afdeeling voor technische scheikunde, welke, zooals reeds in het vorig Verslag is medegedeeld, 1 Augustus 1937 werd opgericht. Deze afdeeling bestond in dit jaar — het eerste dus van haar bestaan — uit 1 klasse (een 4de klasse). De oprichting van de chemisch-technische afdeeling aan de Koningin Emma school ging gepaard met geleidelijke opheffing van de electro-technische afdeeling aan genoemde school, welke dan ook nog slechts uit één (hoogste) klasse bestond. De technische school te Semarang, welke in 1936 geleidelijk werd omgezet van een 4-jarige in een 5-jarige, heeft alleen een werktuigkundige en een bouwkundige afdeeling. Laatstgenoemde afdeeling. welke destijds was opgeheven, werd met ingang van het loopende schooljaar heropend. Het aantal leerlingen bij de gouvernements technische scholen, dat in 1935/1930 1306 bedroeg en vorig jaar 1210, was bij den aanvang van Int schooljaar 1937/1938 1297. zoodat na den achteruitgang in den vorigen cursus thans wederom een bevredigend accres valt te constateeren. Van deze 1297 leerlingen waren 486 of 37 % Europeanen (vorig jaar 38 %), 573 of 44 % Inlanders (44,5 %) en 238 of 19 % ('hineezen (17,5 %). Het aantal Europeesche leerlingen is de laatste 8 jaren geringer dan dat dor andore bevolkingsgroepen tezamen. Dooi: den Inspecteur van het middelbaar 337 DE CULTUREELE TOESTAND 338 en technisch onderwijs wordt dit verschijnsel verklaard uit het feit, dat in de Indische samenleving de waarde van het einddiploma der hoogere burgerschool wordt overschat, zoodat tal van leerlingen de hoogere burgerschool bezoeken. die daar eigenlijk niet thuisbehooren en geschikter zouden zijn voor de technische scholen, waarvan het einddiploma hun bovendien betere vooruitzichten biedt Thans worden minder Europeesche abituriënt) veld dan door de maat schappij geplaatst kunnen worden. Alhoewel hiertegen in de afgeloopen jaren herhaaldelijk is gewaarschuwd, ziet — aldus de inspecteur van het middelbaar onderwijs — de Indo-Europeesclie jeugd hier oen prachtig arheidstenoin voor zich verloren gaan. Tot 1936/1937 is de belangstelling voorde werktuigkundige afdeeling geleidelijk verminderd. Dit verschijnsel is in het vorig Verslag hieruit verklaard, dat de vooruitzichten voor de abituriënten der werktuigkundige afdeeling gedurende de jaren der economische depressie, waarin tal van suikerfabrieken worden gesloten en schepen opgelegd, steeds ongunstiger worden. De opleving in 1936 had echter een stiniuleeronden invloed, niet alleen op den toelooj) bij de technische scholen in het algemeen, maar vooral ook op die bij de werktuigkundige afdeeling. Dientengevolge viel bij het begin van den cursus [QB7 1938 een aanzienlijke vermeerdering van het aantal inschrijvingen voor de werktuigkundige afdeeling te constateeren. De electaotechnische afdeeling bdde <iit jaar slechts een gering aantal leerlingen (62, tegen 64 het vorig jaar). De resultaten van de Europeesche leerlingen waren ook dit jaar minder dan die van de Inlandsche en de Vreemde Oosterlingen. Dit houdt verband met het boven gesignaleerde verschijnsel, dat door de Europeesche jeugd in sterke mate de voorkeur wordt gegeven aan het onderwijs op de hoogere burgerschool boven dat op de technische school. Voor het toelatingsexamen voor de technische scholen meldden zich 832 candidaten aan, van wie slechts 850 of 42 % slaagden oen alleszins bedroevend resultaat (het vorig jaar slaagden van de 949 candidaten 482 of r>2 %). Aan het eindexamen werd deelgenomen door 132 candidaten, tegen 88 het vorig jaar, van wie 11 Europeanen (31), 64 Inlanders (33) en 27 Vreemde Oosterlingen (24). Van hen slaagden 114 of 86% (70%), van wie 34 Europeanen of 83 % (61 %), 56 Inlanders of 87,5 % (76 %), 24 Vreemde Oosterlingen of 88,8 % (78 %). De eindexamen-resultaten waren dus dit jaar bijzonder bevredigend en beter dan het vorig jaar. De aandacht wordt er op gevestigd, dat de Europeesche groep weliswaar weinig bevredigende result behaalde bij de bevordering, doch bij het eindexamen zoor behoorlijk voor den dag kwam. Van de in het verslagjaar uitgereikte diploma's werden 50 verworven door de bouwkundigen (vorig jaar 16), 36 door de werktuigkundigen (10) en 28 door de electrokundigen (18). Op de technische school te Semarang, welke gedurende het verslagjaar nog slechts uit 1 klassen bestond, werd uiteraard nog geen eindexamen afgenomen. 111. Onderwijs in de huishoudelijke vakken Gedurende het verslagjaar waren er 3 openbare lagere nijverheidsscholen voor meisjes (te Batavia, Jogjakarta en Madioen), alsmede 1 openbare opleidings school voor vakonderwijzeressen te Batavia ')• Op 1 Augustus 1888 werd te Padang een 4de openbare nijvoi heidsschool geopend. Het aantal gesubsidieerde huishoudscholen bloei' 10. Aan één daarvan, de huishoud- en industrieschool t. Soerabaja is verbonden een opleidingsschool voor oiiderw ij/, renen, welke hef vorig jaar is geopend. Deze heeft wel de z.g. vergunning tot naamsvoering gekregen, doch is niet gesubsidieerd. Er waren verder een 8-tal part touliere ongesubsidieerde huishoudscholen, welke met openbare lagere nijverheidsscholen zijn gelijkgesteld. Voorts dient nog melding te worden gemaakt van een 18-tal huishoudscholen, welke weliswaar nog niet konden worden gelijkgesteld, doch die volgens art. 12 der „Toezicht-ordonnantie particulier onderwijs" vergunning hebben gekregen tot het voeren van den naam „Lagen- nijverheidsschool". Het aantal ongesubsidieerde particuliere nijverheidsscholen zonder vergunning tot ') Het nieuwe leerplan voor dccc school is opge—omen in Bb. n°. 14008. ONDERWIJS 339 naamsvoering bedroeg 25. Afzonderlijk dienen nog te worden vermeld de twee huishoudscholen voor Inheemsche vrouwen op Bali (te Singaradja en Denpasar), respectievelijk 1 Augustus 1937 en 1 Augustus 1938 geopend, alsmede een aantal „Mevrouw de Jonge"-scholen, 2-jarige scholen bestemd in hoofdzaak voor meisjes die een gewone vervolgschool dan wel een meisjesvervolgschool hebben doorloopen en gebaseeid zijn op de behoeften van het Inheemsche gezin. Gedurende het verslagjaar bestond te Batavia een 1-jarige gouvernements namiddagcursus voor de opleiding in nuttige handwerken. Op 1 Mei 1888 word wederom een cursus voor de akte nuttige handwerken geopend, terwijl de bestaande cursus voor de fraaie handwerken zijn tweede leerjaar inging. Het aantal leerlingen aan de gouvernements-opleidingsschool voor vakonderwijzeressen te Batavia bedroeg aan het einde van het schooljaar 174, tegen 165 aan het einde van den cursus 1936/1937; dat der gouvernements lagere nijverheidsscholen 549, tegen 501 het vorig jaar. Het aantal leerlingen, dat aan het eind van het verslagjaar de gesubsidieerde huishoudscholen bezocht, bedroeg 894, tegen 757 aan het eind van den vorigen cursus. Bij het openbaar en gesubsidieerd nijver heidsonderwijs voor meisjes is derhalve het leerlingenaantal gestegen van 1423 tot 1617, alzoo een toeneming van 18,5 %. De belangstelling voor het huishoud onderwijs wordt steeds grooter. In 1935 bedroeg de schoolbevolking bij het openbaar en gesubsidieerd nijverheidsonderwijs voor meisjes slechts 1082, zoodat sedertdien het aantal leerlingen met 58 % is toegenomen. Sterker nog dan de openbare en gesubsidieerde huishoudscholen is de groei der ongesubsidieerd, huishoudscholen. Thans kan reeds worden medegedeeld, dat 1 Augustus [889 aan een 6-tal van deze scholen subsidie is verleend. De omzetting van de openbare opleidingsschool voor vakonderwijzeressen van een school met 3-jarigen in een met 4-jarigen cursus, waarmede werd begonnen in 1935, werd voltooid. De leerlingen, die volgens de oude regeling examen zouden hebben moeten doen aan het einde van het 3de cursusjaar, moesten dus thans nog een jaar langer studieren. Tengevolge hiervan zou de school in 1938 geen vakonderwijzeressen hebben kunnen afleveren, waardoor de ziening van leerkrachten aan de verschillende lagere nijverheidsscholen voor den cursus 1938/1939, mede tengevolge van de bovenbedoelde stijging van het aantal leerlingen, zeer in het gedrang zou zijn gekomen. Met het oog hierop is bij wijze van overgangsmaatregel aan een aantal leerlingen der 3de klasse, die daarvoor in aanmerking kwamen, toestemming verleend om het geheele nieuwe eindexamen ineens af te leggen, dus bet practische gedeelte en het paedagogische gedeelte tegelijkertijd (in het 4de leerjaar worden de leerlingen voorbereid voor het examen voor de paedagogische aanteekening). Van de 30 candidaten, die aan het geheele eindexamen deelnamen, slaagden 25 en van de 33 candidaten voor het practisch gedeelte 24. Het reglement voor het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid voor nijverheidsonderwijs is opgenomen in Bb. n°. 14002. Van de 477 candidaten voor het eindexamen der lagere nijverheidsscholen slaagden 461. Bij wijze van proef werd in 1935 ingesteld een akte van bekwaamheid, bevoegdheid verlcenende tot het geven van onderwijs in handwerken en huishoudelijke vakken aan de meisjesvervolgscholen, waarvoor de opleiding plaats had aan de Van De\enter-scholen te Semarang en te Solo. In de praktijk is evenwel gebleken, dat aan een tewerkstelling van de abituriënten dezer scholen als vakonderwijzeres op de meisjosvoivolgscholeu verschillende bezwaren zijn verbonden. Aangezien nu in den loop der laatste jaren een groot aantal Inlandsche huishoudscholen, z.g. „Mevrouw de Jonge"-scholen (zie boven) door particulier initiatief in het leven zijn geroepen, welke behoefte hebben aan degelijk-opgeleide v akondorw ij/erosson is in onderling overleg met de betrokken schoolbesturen besloten deze onderwijzeressen te doen opleiden aan de Van Dcv enter-scholen. Met ingang van 1 Augustus 1938 zijn met het oog hierop deze laatste scholen van driejarige in vierjarige omgezet, waarbij een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vastgesteld leerplan wordt gevolgd. Dit leerplan is geheel gericht op het onderwijs aan de ..Mevrouw de Jonge"-scholen, DE FINANCIEELE TOESTAND 34 Bij splitsing van uitkomsten en ramingen volgens de gebruikelijke hoofd groepen en saldeering van tegenover elkaar te stellen inkomsten en uitgaven, verkrijgt men de volgende cijfers. Uit dit overzicht blijkt, dat de totale zuivere opbrengst der gewone middelen in 1938 ± f 375,1 millioen heeft bedragen, d.i. f 34,5 millioen meer dan geraamd. De zuivere gewone Landsuitgaven leverden een meevaller op van f 8 millioen, zoodat ten opzichte van de raming de gewone dienst een gunstig verschil van f 42,5 millioen vertoont. De buitengewone dienst leverde een nadeelig saldo op van f 45,4 millioen bij een raming van f 32,9 millioen, zoodat een nadeelig verschil ontstond van f 12,5 millioen. De geheele dienst vertoont ten opzichte van de raming derhalve een gunstig verschil van f 30 millioen. In ronde cijfers vertoont de gewone dienst een overschot van f 7,6 millioen, de buitengewone en de geheele dienst een tekort van respectievelijk f 45,4 en f 37,8 millioen. Bij beschouwing van de uitkomstcijfers van den buitengewoneu (en den geheelen) dienst dient er mede rekening te worden gehouden, dat deze cijfers in ongunstigen zin zijn beïnvloed door uitgaven ten laste van de f 25 millioen bijdrage van Nederland voor weivaartszorg, waarvan te zijner tijd terugbetaling door Nederland zal plaats hebben. Verder zijn ten laste van dezen dienst kapitaalsuitgaven gedaan voor de Zeemacht tot een bedrijf van f 16 millioen, welke eveneens met de Rijks begrooting worden verrekend. (In duizendtallen guldens) DE CULTÜREBLE TOESTAND 340 waarvan er bovendien aan elk der beide bovengenoemde Van Deventer-scholen één als leerschool is verbonden. Het huishoudelijk onderwijs op de meisjesvervolgseholon wordt thans vrijwel geheel gegeven door de gewone onderwijzeressen, die op een normaalschool zijn opgeleid. Hoewel deze meisjes zoowel voor het geven van handwerkonderwijs als voor dat in de huishoudelijke vakken geschikt worden ge,u ht. staat haar opleiding in dit opzicht toch niet op een voldoend hoog peil, omdat zij les hebben gehad van leerkrachten, die slechts in het bezit zijn van een akte nuttige en/of fraai. handwerken en derhalve feitelijk niet bevoegd tot het geven van onderwijs in de vakken koken, huishoudelijk werk en w aschb-'handoiing. Een tekort aan kennis in deze vakken is dan ook bij de inspecties meermalen bij de onderwijzeressen der meisjesverv olgscholen geconstateerd. Om hieraan eenigszins tegemoet te komen, worden sedert 1935 in hot begin van de Poeasa-vacantie cursussen gehouden aan een aantal lagere nijverheidsscholen. waar door gediplomeerde vakonderwijzeressen aan de hand van een door de inspectie van het onderwijs in de huishoudelijke vakken opgesteld programma los wordt gegeven aan leer krachten der meisjesvcrvolgscholen. In het verslagjaar werd aan deze cursussen, waarvan de goede resultaten geleidelijk melkbaar worden op de meisjesvervolg scholen, door 111 onderwijzeressen deelgenomen. 3d. Opleiding voor landbouw, tuinbouw en veeteelt Zie hiervoor hoofdstuk 111. 3e. Handelsonderwijs I. Met een Inheemsche tnal als voertaal. In het Indisch Verslag 1937 (blz. 246) is mededeeling gedaan van de instelling in Januari 1886 van een „Commissie van advies inzake de reorganisatie van het onderwijs in den kleinhandel", die tot taak had den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van advies te dienen omtrent: a. de reorganisatie van bot onderwijs in den kleinhandel, teneinde dit onderwijs beter te doen aanpassen aan de behoefte van de praktijk; b. de opleiding van leerkrachten ten behoeve v.-in het onder a. bedoeld handels-onderwijs. Het in Mei 1936 door de Commissie ingediend rapport — alleen betrekking hebbende op den kleinhandel op Java en Madoera — stelde voor, het klein handelsonderwijs los te maken van het algemeen vormend onderwijs en het te organiseeren als een afzonderlijke onderwijsinstelling, aansluitend op de vervolg school, zoodat de bestaande Ode klasse van de Inlandsche vervolgschool met kleinhandelsprograninia niet verder gehandhaafd zou blijven. De nieuwe handels school zou uit twee klassen bestaan: een Iste klasse, waarin liet genoten onderwijs op de vervolgschool herhaald en uitgebreid wordt en een 2de klasse, waarin de eigenlijke handelskennis wordt bijgebracht. Nadat met het Departement van Economische Zaken overeenstemming was bereikt omtrent het te vormen leerplan en het verleenen van de noodzakelijke medewerking van de zijde der welvaartsdiensten, is met ingang van don cursus 1937 1038 overgegaan tot de oprichting van 6 kleinhandelsscholen op Java (te Batavia, Bandoeng, Semarang. Jogjakarta, Soerabaja en Probolinggo). Zij werden, met uitzondering van die te Jogjakarta, in beheer overgedragen aan de stadsgomeenten, doch waar deze scholen als proefscholen zijn bedoeld, worden de exploitatie-kosten volledig door het Land vergoed. \)e scholen werden elk mot oen eerste 'klasse geopend. Voor iedere school werden 2 leerkrachten, opgeleid aan den op 1 October 1930 te Batavia opgerichten „cursus tot opleiding van Tnland3che leerkrachten voor de ukte kleinhandel" (zie Indisch Verslag 19:17. blz. 245) beschikbaar gesteld. Dit geschiedde om de onderwijzers de gelegenheid te geven, onder leiding van den plaatselijken ambtenaar van de binnenlandsche handelsvoorlichting de noodige gegevens on leerstof' in verband met de economische gesteldheid der streek waar de school staat, te verzamelen en te ordenen. Een onderzoek in de Buitengewesten heeft uitgewezen; dat ook daar klein handelsscholen Op baar plaats zouden zijn. Met het oog hierop worden 8 leer- ONDERWIJB 341 krachten uit de Buitengewesten ter opleiding aan den cursus te Batavia aangewezen. Verder hebben eenige particuliere schoolvereenigingen verzocht om kleïnhandelsscholen te mogen oprichten. Hiervoor moesten vooraf de noodige krachten worden opgeleid, hetgeen aan denzelfden cursus geschiedde. Aanvulling van leerkrachten voor de openbare kleïnhandelsscholen werd niet noodig geacht, aangezien de 2de leerkracht automatisch als onderwijzer zal optreden \oor de nieuw te vormen 2de klasse. 11. Met- Nederlandsch. als voertaal. Middelbare handelsschool te Batavia. Deze tweejarige, in 1835 bij wijze van proef opgerichte inrichting voor middelbaar handelsonderwijs. aansluitend op de mulo, vertoont een grooten bloei en is de periode van proefneming dan ook reeds te boven. Het aantal ingeschreven leerlingen voor de eerste klasse bedroeg 141, tegen 135 het vorig jaar. terwijl de tweede klasse 103 leerlingen telde, tegen 87 het vorig jaar. Van het totaal der leerlingen waren 45 of 18,5 % Europeanen. 145 of 59 % Inlanders en 54 of 22 % Vreemde Oosterlingen. Het percentage Europeesche leerlingen is derhalve van 14 tot 18,5 gestegen. Het aantal meisjes bedroeg 15 of 16,1 % van het totaal. Gedurende den cursus werden 23 leerlingen afgeschreven of 9.4 %, hetgeen in de meeste gevallen geschiedde om financieele redenen. Van de 122 leerlingen, die aan het einde van den. cursus in de eerste klasse zaten, werden 108 of 88,5 % naar de tweede klasse bevorderd. Aan 81 van de 179 of 45,2 % kon het einddiploma worden uitgereikt. Openbare handelsavondleergangen. De beide handelsavondleergangen —te Batavia en te Soerabaja — telden bij het begin van den cursus 1-14 leerlingen. tegen 160 bet vorig jaar en 207 in 1936. Voor de cursussen te Batavia en te Soerabaja afzonderlijk bedroegen die cijfers respectievelijk 38 en 106, tegen 38 en 122 het vorig jaar. zoodat aan den achteruit gang van het tot-aal aantal leerlingen alleen de Gouvernemeiitshandelscursus te Soerabaja debet is. Kvenals het vorig jaar waren zoowel de bevorderingsresultaten als de resultaten van het eindexamen zeer gunstig. De vooruitgang van het aantal leerlingen hij de gemeentelijke handelsschool te Semarang, waarvan in hot vorig Verslag werd gewag gemaakt, zette zich nog voort. Bij het begin van don cursus telde eb- school 183 leerlingen, togen 141 het vorig jaar en 99 in 1935. Van de 85 candidaten voor het eindexamen slaagden er 30 of 86 %. De Zaalberg-school te Soerabaja van het Indo-Europeesch Verbond vertoonde dé laatste jaren oen terugloop. Tolde de school bij het begin van don cursus 1935 1936 nog 122 leerlingen, dit aantal bedroeg het vorig jaar 103 leerlingen en in 1937/1938 94. Van de 26 candidaten voor bet eindexamen slaagdon er lö. De school heeft, evenals de gemeentelijke handelsschool te Semarang, cci 3-jarigen cursus, toegankelijk voor hen, die een school voor Westersch lager onderwijs met vrucht hebben doorloopen. De gemeentelijke handelsschool te Batavia (ongesubsidieerd) heeft een 2-jarigeii cursus en sluit- aan op scholen voor Westersch lager onderwijs. Bij bot begin van het schooljaar 1837/1888 bedroeg het aantal leerlingen 136 (vorig jaar 131), van wie 27 Europeanen. 59 Inlanders en 50 Vreemde Oosterlingen. Aan het eindexamen naineii 48 eandidaton deel, van wie 30 of 62 % slaagden. 3f. Opleiding voor bestuurs- en administratieve functies Tot 1 Augustus 1938 bleef de middelbare opleiding voor dra luhn mschen bestuursdienst geconcentreerd aan de middelbare opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren (..Mosvia") te Magelang. Daar gebleken was. dat één school niet langer voldoende was om in de behoefte te voorzien, werd met ingang van genoemden datum de eertijds opgeheven Mosvia te Bandoeng heropend. Bij het begin van den cursus bedroeg het aantal leerlingen van de Mosvia te Magelang 116, tegen 96 het vorig jaar. Voor de eerste klasse lieten zich 54 leerlingen inschrijven, onder wie 35 candidaten Inlandsch bestuursambtenaar (ciba's) of 6 meer dan bet vorig jaar. Van de 35 candidaten voor het eindexamen slaagden 32 of 91 %. Ook de bevorderingsresultaten waren zeer gunstig, hetgeen DE CULTUREEI—! TOESTAND 342 o.m. is te danken aan het toezicht op de studie, welke door het internaat- mogelijk is. Om dezelfde reden bedroeg het schoolverzuim slechts 1,7 %. De. leerlingen staan onder voortdurende, medische controle, hetgeen den gezondheidstoestand uiteraard gunstig beïnvloedt. De opleiding vun Inlandsche ambtenaren te Makassar (bestemd voor de gewesten in het Oosten van den Archipel gelogen) is sedert 1 jaar verbonden aan de te Makassar gevestigde Gouvernements mulo-school. Zij bestaat uit 5 Jdassen. waaronder oen vóórklasse en een v ervolgklasse. Laatstgenoemde klassen zijn speciaal ingericht voor de ciba's, terwijl de leerlingen dor andere klassen tegelijk met de mulo-leerlingen van- de/elfde k-las les krijgen. Daar het vorig jaar geen 3de klasse gevormd was, bestond dit jaar geen vervolgklasse, Voor de reorganisatie van de Osvia te Makassar wordt verwezen naar het vorig Verslag (blz. 300). He! aantal leerlingen in de verschillende klassen bedroeg: vóórklasse 18, eerste klasse 22, tweede klasse 20, dorde klasse 80. Bij Ord. van 22 Juli 1938 (I. S. n°. 435) zijn de grondslagen geregeld van de hoogere vorming van Inlandsche bestuursambtenaren met bet oog op de vervulling van de hoogste posten bij den [nlandschen bestuursdienst (Bestuura academie te Batavia). Het Bestuursacademie-reglomont is opgenomen in I. S. 1938 n°. 535. Cursussen Post-, Telegraaf- en Telefoondienst. In den loop van [981 werd een aanvang gemaakt met de aanwerving van jongelieden in het bezit van bet einddiploma hoogere burgerschool mot vijfjarigen cursus of gelijkwaardig getuig schrift, bestemd om na voltooiing van een driejarige hoogere vakopleiding in den rang van adjunct-controleur lsto klasse te worden opgenomen. I'it oen groot aantal candidaten zijn 24 personen gekozen, die tot einde 1937 ter vóóropleiding praktisch werden werkzaamgesteld bij verschillende post- on telogiaafkantoren. Tot de daarop aansluitende theoretische vakopleiding worden voorts nog twee P.T.T.-ambtenaren toegelaten, gekozen uit het corps bedrijfsambtenaren. In 1938 werd wederom uit een groot aantal sollicitanten oen groep van 2-1 jongelieden bestemd vooreen gelijksoortigen cursus ais bovenbedoeld, waarvan het theoretisch gedeelte in 1939 zal aanvangen. Van de 7 controleurs, die begin 1987 lot den. voor de laatste maal gehouden, rangs-ieeigiing werden toegelaten, hebben in don loop van 1887 twee leerlingen de studie gestaakt. De overigen hebben het. examen voor de re rangen met goed gevolg afgelegd. Do in 1986 aangevangen cursus voor postcommies leveide ui December 1937 12 geslaagde leerlingen af, terwijl voor het in April 1938 gehouden radio monteurs-examen 11 candidaten slaagden. Nieuwe cursussen werden geopend voor do rangen van post commies, monteur-instrumentmaker, monteur hij den radiodienst en monteur bij de lijntelegraaf, terwijl, ter aanvulling van h.-t contioleereiid personeel bij de middelbare rangen, voorbereidende maatregelen werden genomen voor de opening v.-m een cursus vo.,r adjunot-bedrijfsambtenaar. Opleiding voor den kadastralen dunst en aanverwante diensttakken. Gedurende don cm sus 1937/1938 bestond een cursus voor opleiding tot mantri-kadnstor. Bij het begin vanden cursus waren aanwezig 25 leerlingen en aan het einde 20. De 18 candidaten voor bet eindexamen slaagden alle on werden als mantri kadastor in dienst genomen; teneinde in de behoefte aan mantri's te voorzien, word 1 Maart 1938 een nieuwe ploeg leerlingen gevormd. De nieuwe cursus ving aan met 40 leerlingen. Douanecursussen. In December 1937 begon een cursus tot opleiding voor gediplomeerd douane-commies mot 21 cursisten (17 Europeanen en -1 Inlanders). Deze slaagden allen \<>or het in November 1938 gebonden dienstexamen. In September 1938 werd wederom ecu zoodanige cursus geopend met 22 cursisten (19 Europeanen en 3 Inlanders). 4. Hooger onderwijs De K. Bn. 22 Febr. 1938 (N. S. n°. 1390) en 11 April 1938 (N. S. n". 1391) tot aanwijzing overeenkomstig art. 188, sde lid. der hooger ondorvv ijs-wet, van ONDERWIJS 343 in Nederlandsch-Indië verworven getuigschriften zijn in Nederlandsch-Indié' openbaar gemaakt door plaatsing in I. S. 1988 nos. 191 en 209. D, hooger onderwijs-ordonnantie is nader gewijzigd hij Ord. van is Maart 1988 (I. S. n°. 139). Technische Hoogeschool. Gedurende den cursus 1937 1938 bedroeg het aantal gewone inschrijvingen 157, tegen 151 het vorig jaar (55 Europeanen, 70 Inlanders eu 32 Vreemde Oosterlingen). Van hen waren afkomstig van hoogere burgerschool en Lyceum 12 Europeanen, 12 Inlanders en 10 Vreemde Oosterlingen, en van de algemeene middelbare school 13Europeanen,58Inlanden ,n 13 Yieemdo Oosterlingen. Het aantal voor het eerst ingeschreven studenten bedroeg 51. tegen II Int Vorig jaar. Van de 18 studenten, die aan het eandidaatsexamen deelnamen, slaagden 10, van wie 2 na verlengd examen. Aan 17 candidaten werd het ingenieursdiploma verstrekt; van ben behaalden 2 dit diploma in 1. 0 in 44,-, 1 in 5. 5 in 54, 2 in 0 en 1 in O. 1 , jaar. hetgeen dus een gemiddelde studietijd geeft van 5,00 jaar. In het vorig Verslag is reeds opgemerkt dat de eerste 12 ingenieurs, die door de Technische I loog, school in 1924 waren afgeleverd, allen bun studie in den voorgeschreven tijd van 1 jaar hadden volbracht, doch dat in de jaren daarna geleidelijk langer over de studie wordt gedaan. De oorzaak van dit verschijnsel is gelegen in de omstandigheid, dat de studie langzamerhand zwaarder is geworden. Door de faculteit is er dan ook op aangedrongen om den studie-duur aan de Technische Hoogeschool ie Bandoeng van 4 jaar op 5 jaar te brengen. In oVeloeiist elinning lint (Ie Dell't-ci pleidillg. I,'i chlshoogeschool. In den loop van den cursus lieten zich 349 studenten inschrijven (onder wie 27 vrouwelijke), en wel 232 [nheemschen, 51 Europeanen, 03 ('hineezen en 8 Arabieren. 15 studenten lieten zich in den loo|> van h.-l jaar afschrijven. Hel aantal afgelegde examens bedroeg 802. Hieronder volgt een overzicht van de examenresultaten: Globaal genomen weren de si uilie-iosultateii gelijk aan die van het vorig jaar. Ib-t valt op, dat voor het 2de doctoraal-examen nog + 60 % van de candidaten m,.,-st worden afgewezen. Geneeskundige Hoogeschool. Het aantal studenten, dat gedurende den cursus 1987 1938 aan de Geneeskundige Hoogeschool studeerde, bedroeg 686. Het aantal ingeschrevenen was 117. Een overzicht van de behaalde examenresultaten volgt hieronder: h. 86 afgestudeerden vonden bijna allen spoedig een werkkring. De zeer groote toeneming van het aantal studenten beeft ten gevolge gehad. dat zoowel de gebouwen voor bet piopaedoutischo en het praeklinische onderwijs als ook de ziekenhuisruimte niet meer aan de behoeften voldeden. Vergrootina van de ruimte voor colleges on practica bleek dringend QOOdig; oor dit Werd bij ,- vullende begrooting een bedrag opgebracht. DB CULTUBEEI— I TOESTAND 344 5. De lichamelijke opvoeding Ten aanzien van don algonioenun toestand van de lichamelijke opvoeding kon voor 1936/1937 een groote verbetering worden geconstateerd. Een uitzondering moest echter worden gemaakt voor het middelbaar onderwijs. De vermindering van het aantal gymnastieklessen bij de hoogere burgerscholen en lycea, welk in 1930 had plaats gehad, bad niet nagelaten een nadeeligeii invloed op het g - iimnstiekonderwijs op die scholen uit te oefenen. Door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst word besloten, met ingang van het schooljaar 1938/1939 bij het middelbaar onderwijs het vroegere aantal lessen weer te herstellen, zoodat de Iste, 2de en 3de klasse in plaats van wekelijks twee lesuren wederom drie lesuren zullen bobben en de 4de en sde klassen twee in plaats van één. Hiervan wordt oen aanzienlijke verbetering van het onderwijs in de lichamelijke opvoeding op de middelbare scholen verwacht. In dit verband dient nog gewag te worden gemaakt van de verbetering van de positie der gymnastiek leeraren. Tot 1 Januari 1888 waren die leeraren gerangschikt in de salarisgroep der niet volledig bevoegden. De 8.8.8. 1888 maakte aan dien toestand een einde: thans worden de gymnastiek-leeraren als volledig bevoogd aangemerkt en dienovereenkomstig gesalarieerd. De in het vorig verslagjaar aangevangen invoering van het vak lichamelijke oefening bij de verschillende scholen van Westersch lager onderwijs werd voort gezet, Voor de I lollandseh-lulalidsche scholen is besloten, het aantal lesuren. hetwelk tijdelijk tot één uur verminderd was. weer op twee te brongen. Weliswaar is bij deze scholen het gv niiiast iekoiidorw ijs vrijwel algemeen ingevoerd, doch het wordt nadedig beïnvloed door de, omstandigheid, dat het nog steeds moet worden opgedragen aan de, voor dit vak Int minst bevoegden. Daar het zich laat aanzien, dat de personeelsformatie bij dezen tak van onderwijs gunstiger zal worden, zal bet in de nabije toekomst mogelijk- zijn om ook onderwijzers met een hoogere bevoegdheid — afkomstig van oen hoogere kweekschool of oen Hollandsch-Inlandsche kweekschool — los in gymnastiek en spel te doen geven. Bij de sohakolscholen is het onderwijs in de lichamelijke opvoeding volledig ingevoerd. Het vorig jaar werden bij het I lollandseh-( 'hinoesche onderwijs niet betrekking tot de lichamelijke opvoeding zeer goede resultaten bereikt in dien zin. dat invoering op bijna alle scholen mogelijk- bleek, ofschoon bij het begin van den cursus slechts enkele I lolbmdscb-('hineesehe scholen waren, waar aan lichamelijke oefeningen werd gedaan. Tot volledige invoering van bet gvmnastiek onderwijs bij dit Schooltype kon echter dit jaar nog niet worden overgegaan. omdat geschikte krachten niet altijd aanwezig waren. Br is namelijk aan de llollandseh-( diiiieesebe scholen nog een vrij groot aantal leerkrachten verbonden met een Indisel pleiiling van vóór 1980 en de/e zijn voor gvmnast iekoiidorw ijs niof bevoegd. Het- laatste geldt oven/eer voor Kuiopeesehe scholen. Met ingang van 1 Augustus 1937 is aan alle gouvernements mulo-scholen, waai' een gvmnast iekzaal en/of speelterreiu beschikbaar was en waaraan een voor dit vak bevoegde leerkracht verbonden was. bet vak' lichamelijke oefening — te beginnen met de vóór- en lste klassen - wederom ingevoerd, nadat bet om bezuinigingsredenen iv 1981 was afgeschaft. Zoo werd gymnastiek-onderwija gegeven aan de o|ieub,-ire mulo-scholen te Bandoeng. Buitenzorg, Cheribon, I gal, Pekalongan. I'oerwokorto. Soerakarta. -logjakarta. Madioen, Malang, Probolinggo eu Medan. terwijl ook bij enkele gesubsidieerde scholen tot invoering Icon worden overgegaan. Er bleek echter nog een tekort te zijn aan bezitters van de akte gymnastiek. Op alle openbare ainbachtsscholen is hel vak' lichamelijke oefening sederl enkele jaren ingevoerd. De lessen worden gegeven door leeraren van op dezelfde plaats gevestigde middelbare scholen. Bij de gouvernements lagere nijverheidsscholen VOOr meisjes is het vak lichamelijke oefening met ingang van 1 Januari 1937 ingevoerd. Voor dit vak is per klasse één uur 's weeks uitgetrokken. <b duren'. 1 , 'hel verslagjaar 1936/1937 werd de invoering van de lichamelijke tting op 'i- meisjesvervolgscholen voorbereid. Aan de verwachting, dat reed, ONDERWIJS 345 bij het begin van don cinsiis 1937/1938 algemeen tot invoering zou kunnen WOfden overgegaan, kon worden voldaan, daar thans inderdaad o]) nagenoeg alle ineisjesv ervolgscholen tijd voor lichamelijke oefening is uitgetrokken. Het betreft hier hoofdzakelijk spel-onderw ijs. doch bij enkele meisjes-v ervolgscholen wordt zoowel spel ais gymnastiek onderwezen. Hot aantal meisjes-vervolgscholen, dei om eonigerlei reden, als gebrek aan opgeleide krachten of aan een geschikt speelterrein, niet meedoet is zeer gering. Bij de gemengde vervolgscholen is het onderwijs in gymnastiek en spe! roods vroeger algemeen ingevoerd. Gedurende het verslagjaar werden aan alle schoolopzieners door tusschenkomst van den inspecteur verschillende aanwijzingen verstrekt, welke van belang zijn bij het inspecteeren van do onder hun toezicht staande scholen. De bedoeling van deze aanwijzingen is om de schoolopzieners, die voor lichamelijke oefening niet zijn opgeleid, cenig inzicht bij te brengen in de eisden, waaraan het spelmateriaal en de speel terreinen moeten voldoen. Aan de cursussen tot opleiding van volksonderwijzers ontvangen de cursisten oen opleiding tot spelleider, hiervoor is twee uur por week uitgetrokken, terwijl bovendien in het 2de jaar het lesgeven wordt beoefend op de leerschool. Een eenvoudig spelboekje, waarin ook een aantal Inheemsche spelen zijn opgenomen, wordt aan die cursussen verstrekt. Mot ligt in de bedoeling (nik bij de volksscholen spel in te voeren, gedurende 2 lesuren per week. Op vide scholen is men hiermede reeds begonnen onder leiding van aan normaalscholon opgeleide leerkrachten. Waar do cursussen tot opleiding van volksonderwijzers per jaar moei- dan lotto leerkrachten afleveren kan ook telken jare worden gerekend op invoering van spel bij oen zoor groot aantal volksscholen. Op 1 Augustus 1987 is Ie Jogjakarta «•en proefcursus voor de .lavaansche dans opgericht, welke onder leiding staat van do Vereeniging „Krido Bekso Wiromo". Deze cursus, welke met medewerking van het Bestuur is tot stand gekomen, telde ö leden. In Januari L9BB zijn verder, eveneens met medewerking van de zijde van in-t Bestuur, opgericht: een danscursus in de pendopo van don rogent-jiatih van hot Mangkoenagaransche 11 ijk onder leiding van den dansmeester van Z.H. .Mangkoenagara. welke 20 leerlingen telt. alle onderwijzers aan in het Rijk gelegen volksscholen en vervolgscholen, e m danscursus in de sociëteit Eabiprodjo te Soerakarta onder leiding van een dansmeester van h.-t Soenanaat, welke 30 leerlingen tolt. onderwijzers aan volks oii vervolgscholen in het Koeiianaat. I >e kosten van beide cursussen worden voor de helft gedragen door do beide Besturen, terwijl het Departement van Onderwijs en E eredienst f 20 per cursus in de maand bijdraagt. Hot doel van deze cursussen is de voorbereiding van oei onderzoek naai- de mogelijkheid van klassikaal underw ijs in di beginselen van de .lavaansche dans op de volks- en vel v olgscholeii met zeer eenvoudige middelen. In de Kota Bot rakaita bestaat ook een dans- Vereeniging van Katholieke .lavaansche onderwijzers, die aan hetzelfde doel medewerken. Het spreekt vanzelf, dat deze cursussen beperkt blijven tot die Streken, waar de Javaansche dans in hoog aanzien staat bij de bevolking. In het vorig Verslag is reeds melding gemaakt van de te Bandoeng. Soekaboeini en Tjiandjoer opgerichte proefcursussen in h.-t pentjak, de Boendaneesohe vecht kunst.'welk.- even.-ons als een vorm van dansen kan worden beschouwd. De bemoeienis tot bevordering van het jeugdwerk buiten do school werd met stijgend succes voortgezet. Hot aantal Bohool-kastiebonden is gestegen tot 30. Van de zijde van het plaatselijk bestuur werd steeds de grootst mogelijke mode- Werking ondervonden. De terreinen worden, als regel gratis ter beschikking gesteld. De Nederlandsch-Indische Athletiek Unie stelde het vorig jaar oen Centrale Schoolcommissie voor Bchoolathletiek in. mot het doel de beoefening van dezen 'ak van sport- Op de seholeii te stilliuleeren. Rechtstreeksche bemoeienis van een sportorganisatie met de scholen heeft niet jdaats. De inspecteur voor de lichamelijke opvoeding is voorzitter van vorengenoemde commissie. De meeste middelbare scholen maken gebruik van de door de commissie ingestelde vaardig heidsproeven, welke ouden prikkel vormen voor do leerlingen on de DE CULTUKEELE TOESTAND 346 athletiok-lesseii interessanter maken. In dit verslagjaar werden 858 diploma's uitgereikt, tegen 364 het vorig jaar. Voor de bevordering van de lichamelijke ontwikkeling van de Indische jeugd is van groot belang geweest de oprichting op 1 Januari 1937 van de Prinses Juliana deugd Stichting. Als aanvangsvermogen dezer stichting werd, overeen komstig den wensch van H.K.H. Prinses Juliana, bestemd het door het comité voor de aanbieding van oen huwelijksgeschenk ter gelegenheid van H oogst - derzelver huwelijk mot Z.K.H. Prins Bombard overgehouden bedrag van +' f4B 000. De bestuursleden dezer stichting worden door den Gouverneur- Generaal benoemd, hetgeen voor het eerst is geschied bij (1.8. 23 Juli 1937 n°. 21. Als voorzitter is aangewezen het lid van den Raad van Nederlandsch- Indië. Professor Dr. 11. A. bloesem Djajadiningrat; als secretaris de inspecteur voor de lichamelijke opvoeding; als penningmeester de president der Factory van de Nederlandsche Handelmaatschappij; als leden de Directeur van Onderwijs en Eeredienst en de Resident van Batavia. Krachtens artikel 2 der statuten is het doel der stichting: de bevordering van de lichamelijke en zedelijke ontwik keling van de Nederhiiulsoh-Indische schooljeugd, alsmede verschaffing van de daartoe geëigende ontspanning. Als eerste en voornaamste punt van het werkplan weid door het bestuur vastgesteld: het op zooveel mogelijk plaateen in Neder landsch-Indië bevorderen van het tot stand komen van jeugd-sportterreinen onder den naam van ..Prinses Juliana Jeugd Sportterrein ". aangezien hierdoor het doel der stichting wordt nagestreefd en tevens oen blijvende herinnering aan baar oorsprong in het lever wordt geroepen. Ook kunnen de reeds bestaande of nog op te richten bonden voor jeugdwerk voor steun In aanmerking komen. Zooveel mogelijk zal dit geschieden door het beschikbaarstellen van materiaal, het uitloven van prijzen e.d. Dit geldt voornamelijk voor leerlingen van vervolg scholen en scholen voor Westersch lager onderwijs, alsmede voor de leerlingen der volksscholen, indien deze steun eveneens in hondsverband mogelijk is. Waar de mulo-, ambachts- en vakscholen vooral in kleine plaatsen veelal op zichzelf zijn aangewezen, kunnen de leerlingen-vereenigingen dier scholen afzonderlijk worden gesteund. De jeugd der middelbare scholen kan in het plan worden betrokken door het steunen van een te organiseeren jaarlijksche ontmoeting op sportgebied. De studenten-sport zal worden gesteund door het besehikbaarstellon van waardevolle prijzen voor jaarlijksche, inter-academiale ontmoetingen. Voor de uitvoering van het hoofdpunt van het werkplan, de stichting van sportterreinen, richtte het bestuur zich door middel van een rondschrijven tot de burgemeesters en wethouders en tot de Hoofden van plaatselijk bestuur van alle groote plaatsen van Xederlandseh-fndië. in totaal een 80-tal. Daarbij werden de gemeenten en locale ressorten uitgenoodigd één of meer sportterreinen voor de jeugd kosteloos beschikbaar te stellen, terwijl de Prinses Juliana Jeugd Stichting aanbood deze volden bespeelbaar te maken c.g. te omrasteren. Een deel der aangeschreven plaatselijke autoriteiten deelde mode, dat reeds over voldoende sportterreinen voor de jeugd werd beschikt, terwijl velen ook van het aanbod dor Stichting dankbaar gebruik- maakten. Speelterreinen worden reeds ingericht te Pekalongan. Bodjonegoro. Pcmatangsiantar, Palembang, Bojolali en Tjiandjoer. waarvoor respectievelijk werd beschikbaar gesteld f 500. f6O, fB6O, fI4OO, f 250 en f 350. Te Batavia. Bandoeng. Semarang en Soerabaja bleek een nijpend gebrek aan goode terreinen te bestaan, doch do gemeentebesturen bobben deze aangelegenheid in studio genomen. Gedurende het eerste jaar van hel bestaan der stichting werden door verschil lende plaatselijke jeugdorganisaties een 40-tal verzoeken om steun gedaan. Deze bonden konden als regel worden gesteund door verstrekking van prijzen en van sportbenoodigdhedeii. enz. Verder werden 11 w isselhckers uitgereikt, alle met het opschrift ..Prinses Juliana Jeugd Stichting" en zeer veel sportmiateriaal ter beschikking gesteld. Wat de stadenten-sport betreft, is contact gezocht met de voorzitters d « faculteiten en met de verschillende studenteri-corporaties. De toegezegde steun is dankbaar aanvaard, doch de besproken plannen zijn nog in het stadium van v oorbereiding. KUNSTEN BN WETENSCHAPPEN 347 C. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN De Oudheidkundige Dienst Bewaking en monumenten-ordonnantie. Door Ir. P. J. Willekes Mucdoiiald werd tijdens zijn verblijf te Makassar op verzoek van het Hoofd van den Dienst een lijst opgemaakt van merkwaardige gil» uwen in die gemeente, waarvan verbouwing niet zonder overleg met bet Hoofd zal kunnen plaats hebben. Buiten de gemeente Makassar werden geregistreerd de graven der vorsten van (ioa en Tello, omtrent de restauratie waarvan overleg werd gepleegd. De noodzakelijkheid doet zich gevoelen om te kunnen beschikken over lijsten van in historisch opzicht merkwaardige gebouwen in de belangrijkste plaatsen. Aankoop van gronden door den Dienst bad plaats bij Tjandi Djawi. Tjandi Paniotan en Pckaoeinan bij Bondowoso. In het- openbaar Centraal Monumentenregister werd ingeschreven de ver zameling van Oud--lavaansche steenen bedden, beeldfragmenten en bouwdeden, aanwezig op de begraafplaats van wijlen Han Laan Tjwan te Malang. Aan verschillende personen werd wederom vergunning verleend tot het doen van ontgravingen en tot het uitvoeren van oudheden. Onderhoud en herstel. De massale steiger voor den wederopbouw van den Ciwa-tempe] te Prambanan word tot op kroonlijsthoogt o opgetrokken, terwijl inmiddels de opstelling der proet'gordels werd voltooid. Hierna werd begonnen met de afbraak dor in vroeger jaren gedeeltelijk herstelde gevels tot aan den terugsprong boven de windstreekhoeders. Ook de wanden van de vóórruimte voor de hoofdcella werden afgebroken, daar zij te zeer waren- ontzet om een lateren opbouw te dragen. liet onderzoek naar de plaatsing der paneelen niet dansvoorstellingen aan de buitenzijde der balustrade van den Ciwa-tempel leverde vele moeilijkheden door de zware beschadiging der stukken. Begonnen word met den wederopbouw van een tjandi bij de desa Gehang (Kalasan), waarbij aan drie gevels de kroonlijst kon worden bereikt. De stupa nabij de desa Soeberawan (Kaïanglo) werd gedeeltelijk gerecon strueerd. Kleine herstellingen hadden plaats aan Tjandi Sooinoer, Tjandi Paniotan en de badplaats Watoe Gcdc bij Singosari. Het bronnen heiligdom Songgoriti in Malang werd in afwachting van een definitieve restauratie zoo goed mogelijk hersteld. Te Makassar had de restauratie van gedeelten van het fort Rotterdam, w aarbij de Oudheidkundige Dienst advisecrend optreedt-, geleidelijk voortgang. Benige opgravingen werden verricht, waarbij do fuudeering van het geraseerde ravelijn werd teruggevonden. Het onderhoud der overige oudheden had op de gebruikelijke wijze plaats. Opsporing en onderzoek. Door Dr. W. J. A. Willems werd een methodisch onderzoek verricht in eenige grotten nabij Toeban. Dit onderzoek leverde naast been- en stcenartcfacten een groot aantal schelp-artefacten van het type als in 1937 in Midden-Zuid-Celebes gevonden. Ook verrichtte Dr. Willems een nader onderzoek naar de megalithen in de nabijheid van de desa Pekaoeman in Bondowoso. De zeer talrijke oudheden werden in kaart, gebracht. De bij het onderzoek gedane vondsten van ijzeren werktuigen en scherven Chineesch aardewerk leidden tot de conclusie dat de oudheden niet vroeger dan de 9de eeuw gedateerd moeten worden. Bovendien deed Dr. Willems nog onderzoek in de grot Sodong bij Lodjedjer (Djember), in een heuvel nabij de desa Sidomoeljo (Ngawi) en naar resten eener neolitische nederzetting nabij de desa Toegoe (Gombong). De ontgraving der Hindoc-Javaanschc bouwvallen op den Goenoeng Woekir beëindigd. Enkele gedeelten van den baksteenen ringmuur werden wederom rechtgezet; ook het Noordelijke bijtempeltje werd grootendeels in zijn ouden vorm teruggebracht. DE CULTU—__,E TOESTAND 348 Een onderzoek word ingesteld naar oudheidkundige resten nabij Djetis (Kalasan), naar een terrassenheiligdom op de oosthelling van den Ardjoeno (Singosari), en naar een badplaats te Sekaran (Goenöengredjo, Kediri). terwijl een voodoopig onderzoek- werd verricht op het terrein ten Zuiden van Tjandi Merak (Klaten). Begonnen werd nut een onderzoek dor resten van den z.g. Kraton van liatoe Boko (Kalasan). Een uitgebreid onderzoek vond plaats naar de resten van Tjandi Djavvi bij Prigen, hetwelk roods verrassende resultaten opleverde. Gevonden word ccii groot aantal belangrijke beeldfragmenten, waaronder buitengewoon fraaie specimina van Oost-lavaansche beeldhouw kunst. Van systematisch onderzoek der tientallen overige nog ononderzoohte tompehvsten kon door gebrek aan personeel nog steeds geen sprake zijn. Dr. K. C. Crucq onderzocht een Mohammedaansche begraafplaats bij (larisoel (Buitenzorg) en verrichtte een onderzoek door middel van ontgraving van een complex graven in de voormalige Hollandsche Kerk te Batavia, waarbij eenige zerken uit den Compagniestijd werden gevonden, waaronder die der echtgenoote van Nicolaas Overschie en die van Sebald Wonderaar, schoonvader van Gouverneur-Generaal Cornelis Speelman. Bij de masdjid op Djati Petam boeran werd nog een zerk aangetroffen van Diogo lei nandiis van Boody, eveneens afkomstig van de voormalige Hollandsche Kerk. Op grond van het gehouden onderzoek kon Dr. K. C. Crucq de ligging van verschillende graven, met name dat van Jan Pieterszoon ('oen, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen. Vondsten. Wederom werden vele vondsten door tusschenkomst van het Binnenlandsch Bestuuren door particulieren gerapporteerd, waarvan verscheidene voorde verzamelingen van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen werden aangekocht. Genoemd kunnen worden een twaalftal bronzen oorkondeplaten met inscriptie uit de 9de eeuw A.D. bij Polengan (Jogjakarta), 21 bronzen oorkondeplaten met inscripties uit de 10de—14de eeuw A.D. op de Noordelijke helling van den Göenoeng Penanggoengan (Modjokerto), een zwaar gouden fragment, waar schijnlijk de slip van een strik zooals de Hindoe-Javaansche beelden op den rug dragon hij Tjandi Sari (Kalasan). en een groot aantal wapens, sieraden, huis houdelijke voorwerpen, keramische poesaka aan beide oevers van de Boengai Moearawahau (Samarinda, Zuidoost- Borneo). voorts talrijke gouden sieraden. gebruiksvoorwerpen van brons, porcelein on steengoeil. enz. van verschillende herkomst. Inventarisatie. Met ingang van 1 Januari 1938 werden een 8-tal opneincrs benoemd, van wie 7 op Java en 1 op Bali te werk gesteld werden, 11.-t is de bedoeling bet door de opnemcrs verkregen materiaal op het bun-au van don Dienst na controle, schifting en aanvulling in een kaartregister onder te brengen. Publicaties. liet jaarverslag over [987 werd in druk uitgegeven, benevens een uittreksel uit de Oudheidkundige Verslagen over 1981 —1985, Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den dienst op 14 Juni 1988 werd een jubileum nummer gepubliceerd, getiteld: Ben Oudheidkundig jubileum 1913—1938. Adviezen. Ook gedurende 1986 werden door bet Hoofd Verschillende adviezen uitgebracht inzake onderbond of herstelling van oudheden, o.m. betreffende de verbouwing van de kratonpoort Taroenosoero en het behoud van een represen tatief voorbeeld van dé verspanningsloodsen van den voormaligen paarden postdienst. Natuurbescherming" De voorbereiding van een algeheel,- herziening van de geldende wettelijke voorschriften inzake de bescherming van de fauna, du flora en de verdere natuurrijkdommen van Nederlandsch-Indië was einde 1938 zoo ver gevorderd, KUNSTEN BS WHTHNSOHAPMN 349 dat in den loop van 1939 definitieve ontwerpen voor een fauna- en een natuur beschermingsordonnantie kunnen worden tegemoetgezien. Aan de bewaking en het onderhoud van de gereserveerde gebieden en aan bet toezicht op de naleving van de wettelijk, bepalingen inzake de natuur bescherming kon ook in 1938 door gebrek aan personeel en middelen over het algemeen niet de vereischte zorg worden besteed. Wel werden bijzondere maat regelen getroffen ter verbetering van de bewaking van rle wildreservaten Oedjoengkoclon en Baloeran. In het belang van een goed toezicht op de naleving van de jacht- en natiiur boschermingsvoorschriften wordt bij de inrichtingen voor opleiding van politie el! boschpersoneol ook aandacht aan die bepalingen geschonken. Een uitgebreid onderzoek werd ingesteld naar het clandestien bezit van neiishoorndeelen. welke als medicijn zeer gezocht zijn, vooral bij Chineezen. Zoowel op Java als in de Buitengewesten werd veel materiaal in beslag genomen ,-n in verschillende gevallen werden voor bet onwettig bezit van dergelijke lichaamsdeelen hooge boeten opgelegd. Door den ambtenaar voor natuurbeschermingszaken werd een onderzoek ingesteld naar clandestienen handel in orang oetans en andere beschermde dieren en naar de organisatie en den inventaris van de op Sumatra gevestigde dierentuinen. Tijdens dit onderzoek werd de indruk verkregen, dat clandestiene handel in beschermde dieren op Sumatra niet op belangrijke schaal voorkomt. Enkele Europeanen, die vroeger handel dreven in zulke dieren, hebben sindsdien een ander beroep gekozen of hebben het land verlaten. Door de douane-ambtenaren wordt mede nauwlettend toezicht uitgeoefend op onwettigen uitvoer van in het wild levende dieren. De wettige uitvoer van beschermde dieren voor wetenschappelijke instellingen en ten behoeve van dierentuinen van groote cultureele beteekenis bleef binnen zeer bescheiden grenzen. Gedurende 1938 verleende de Directeur van Economische Zaken vergunningen voor liet bezit c.g. den uitvoer van levende exemplaren van de volgende beschermde dieren: 25 orang oetans (v. j. 32) waarvan 14 voor buitenlandsche instellingen, 88 gibbons (v. j. 140) waarvan 39 voor bet buitenland best, nul waren, 3 olifanten (v. j. 3), 8 tapirs (v. j. 11), 10 anoa's (v. j. 17), 2 berggeiten (v. j. 5), 15 hertzwijnen (y. j. 3), 86 kroonduiven (v. j. 117), 88 neushoorn vogels (v. j. 147), 62 paradijsvogels (v. j. 199), 141 andere beschermde vogels (v. j. 139) en 4 komodo-varanen (v. j. 11). De uitvoer van duiven, eenden en enkele andere vogelsoorten bleef ook gedurende 1938 beperkt tot onbelangrijke hoeveelheden. De handel in orchideeën is over bei algemeen van weinig beteekenis. Aangezien het echter nog voorkomt, dal plaatselijk, zoowel op Java als in de Buitengewesten, rijke orchideeën-vindplaatsen voor handelsdoeleinden worden geplunderd, zijn wettelijke bepalingen in overweging ter bescherming van orchideeën. Met betrekkin" tot de natuurmonumenten en wildreservaten kan het volgende worden medegedeeld. Naar aanleiding van hel feit. dat blijkens een overliet wildreservaat Oedjoeng koelon uitgebracht" rapport de banteiigs aldaar zich in een minder goeden toestand bevonden, werden in 1938 enkele bantengs en een hert neergelegd, teneinde door een veterinair onderzoek te doen vaststellen wat de oorzaak van die minder goede conditie kou zijn. Dit onderzoek wees uit. dat van de 5 geschoten dieren er twee aan distomatosis (leverbotziekte) leden, terwijl de overige dieren volkomen gezond waren. Door den veearts, die het onderzoek verrichtte, werd de hoeveel beid beschikbaar voedsel on voldoende en de kwaliteit daarvan minder goed geacht. Met verbetering van de bestaande en aanleg van nieuwe weidevelden werd daarop een aanvang gemaakt. Het reservaat stond onder bewaking van een permanente politie-bezetting, terwijl bovendien door boschwezen-personed geregeld in het reservaat werd gepatrouilleerd en gewerkt. Ook werd het terrein enkele malen bezocht door den ambtenaar voor iiatiiurbeschermingszakeii. Een noodzakelijke verbetering vormde de algehcele sluiting voor het publieke verkei-r DE LANDSFINANCIËN 35 Het verloop van de opbrengst der Landsmiddelen in de laatste jaren blijkt uit het volgend overzicht, waarin de cijfers voor de jaren 1933 t/m 1938 naast elkaar zijn gesteld. Deze cijfers zijn echter als gevolg van de geleidelijke toepassing van de Indische Bedrijvenwet niet rechtstreeks vergelijkbaar. Van 1930 af zijn de uitgaven voor rente en aflossing van leeningschulden, voor pensioenen en voor overtochts-, reis- en verblijfkosten (vgl. de noot onderaan staat V van bijlage A der financieelc nota) gedeeltelijk rechtstreeks ten laste van de Landsbedrijven gebracht, terwijl voorts in de cijfers over de jaren 1934 t/m 1936 zijn begrepen de extra-baten uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber (respectievelijk f 11,5, f 24,1 en f 46,8 millioen) *). Na het aanbrengen van de voor het verkrijgen van vergelijkbare cijfers noodige redressen, wordt het vorenstaand overzicht als volgt: Uit de eerder gegeven opstelling blijkt, dat de zuivere gewone uitgaven in 1938 f 367,5 millioen hebben bedragen. Elimineert men ook hier de factoren, welke een juiste vergelijking der cijfers verstoren (de rubber-uitgaven en de reeds gereleveerde overbrenging van uitgaven naar de Landsbedrijven, waarop de Indische Bedrijvenwet is toegepast), dan blijkt, dat de zuivere gewone uitgaven voor 1938 bijna weder tot het niveau van 1933 zijn gestegen (1938 f 393,6 millioen, 1933 f 400,8 millioen). Hieronder volgt een overzicht van de vergelijkbare cijfers van den gewonen dienst. l ) In 1936 bedroeg de opbrengst van liet bijzonder uitvoerrecht f 49,4 millioen, waar van echter f 2,6 millioen is tegoedgeschreven aan de algemeene middelen. (In millioenen guldens) (In millioenen guldens) (In millioenen guldens) DE CULTI'IiEEI.E TOESTAND 350 van dit gebied, dat op Java de éénige overgebleven vindplaats van den rhinoceros is. Het afschieten der bastaard-bantongs in het wildreservaat. Penandjoeng had voortgang. De in het natuurmonument Poelau Doewa (Baai van Bantam) gevestigde broedkolonie van reigerachtigen werd tijdens het broedseizoen met succes tegen verstoring beschermd. Hetzelfde geschiedde met de groote broedkolonies van beschermde vogels op het eiland „Middelburg" (Baai van Batavia). Het plan om de grenzen van het natuurmonument Danau-meer door Lucht ka u teering vast te leggen kon nog niet worden uitgevoerd. De voorgenomen zwavelontginning in hef natuurmonument Telaga Bodas voor de Maatschappij „Kawah Poetih" zal aan zoodanige voorwaarden worden gebonden, dat een zooveel mogelijk ongerepte instandhouding van de omgeving wordt gewaarborgd. De onderhandelingen met de jachtvereeniging ~Venatoria" inzake aanwijzing van het door haar beheerd wildrijk erfpachtsperceel Tjikepoeh, met nog enkele omliggende perceelen boscln. serve-gronden, als wildreservaat, hebben tot over eenstemming geleid, zoodat de instelling van een wildreservaat ter plaatse van + 8000 ha thans verder kan worden voorbereid. Plannen zijn in overweging, om een groot gedeelte van bet Diëng-plntoau voor aanwijzing als natuurmonument in aanmerking te brengen. Keserveering van een klein complex moeras- en vloed-bosch nabij Batavia en van liet eiland „Middelburg" in de Baai van Batavia werd eveneens voor bereid. Aanwijzing als natuurmonument van een mangrove-boseh nabij Batavia was om bijzondere redenen onuitvoerbaar, doch de zooveel mogelijk ongerepte instandhouding van dit terrein kon op andere wijze worden verzekerd. De vernieling der koraalriffen in de Baai van Batavia door het winnen van koraalsteen vond voortdurend voortgang; de gemeente Batavia heeft doorloopend groote hoeveelheden karang noodig voor wegverharding e.d. In het ontwerp voor een nieuwe natuurbeschermings-ordonnantie is met de mogelijkheid om ook koraalriffen als natuurmonument aan te wijzen rekening gehouden, zoodat de mogelijkheid bestaat dat althans nog enkele riffen in de Baai van Batavia zullen behouden blijven. In 1938 bezocht de ambtenaar voor natuurbeschermingszaken het in de Banda-zee liggend vulkaaneilandje Goenoeng Api, dat ter bescherming van do daar broedende Oceaan-vogels als natuurmonument werd aangewezen. Over dit bezoek en bet daar ingesteld onderzoek werd een uitvoerig, geïllustreerd dienst rapport uitgebracht. Op het eiland Celebes werd het natuurmonument Panoea (Manado) aan gewezen ter bescherming van het daar vrij veelvuldig voorkomend maleo-hoen (I. S. 1938 n u . 630). De voorstellen tot aanwijzing op Sumatra van de reservaten Zuid-Sumatra 11 en Dolok Sembilan (Tapanoeli) waren einde 1938 nog in behandeling. Het Zelfbestuur van Manggarai trof eenige maatregelen ter bescherming van den Varanus Komodoensis, door bij verordening te bepalen, dat de jacht op herten en wilde zwijnen — het natuurlijke voedsel der Varenen — verboden is, en dat voor den uitvoer van eiken varaan een bedrag van f' 25(1 in de Bandschaps kas dient te worden gestort. Zoowel op Java als in de Buitengewesten blijkt, dat steeds grooter moeilijk heden aan nieuwe reserveeringen in den weg staan, zoodat belangrijke uitbreiding van hef aantal wildreservaten en natuurmonumenten niet te verwachten is. Het Congres voor de bescherming van de flora en fauna van Azië en Australië, dat aanvankelijk in 1938 te Londen zou plaats hebben, werd tot October 1939 uitgesteld. Ter verspreiding onder de leden van dit Congres, waaraan enkele vertegenwoordigers van Nederlandsch-Indië zullen deelnemen, werd door het Departement van Economische Zaken een geïllustreerd album samengesteld, dat een beeld geeft van hetgeen in Indië op het gebied van natuurbescherming is bereikt, terwijl een serie lantaarnplaatjes en een op Goenoeng Api opgenomen film ter vertooning tijdens genoemd Congres werden bewerkt. KUNSTEN EK WETENSCHAPPEN 351 De jacht Bij R.V. van 25 Juni 1938 (I. S. n°. 391) is bepaald, dat met ingang van 1 Juli 1938 de capaciteit van de jachtacte C, voor wal betreft het schieten van herten, beperki is lot drie volwassen exemplaren. Op 28 October 1938 werd een ontwerp-ordonnantie ter algeheele herziening van de voor Java en Madoera geldende jaehtvoorschri ft en aan don Volksraad ter behandeling aangeboden (zie Bijlagen Zittingsjaar 1938—1939, Onderwerp 76). In de provincies Midden- en Oost-Java werd de algeheele sluiting van de jacht op bantengs, herten en kidangs gedurende 1988 gehandhaafd. Ook bleven vele bosschen van den Lande oji Java voor alle jacht gesloten. Bij hel afgeven van vergunningen voor het jagen in de overige Landsbossohen werden steeds beper kende voorwaarden gesteld. Al deze maatregelen hebben ton dool, den wildstand op -lava, welke in hel laatste decennium sterk is achteruitgegaan, te verbeteren. Tot dit doeleinde zijn vanwege den Dienst van het Boschwezen ook proeven genomen met het uitzetten van wild m daarvoor geschikte terreinen. De hiermede reeds bereikte goede resul taten wettigen de verwachting, dat ook op deze wijze ertoe kun worden bijgedragen, dat de wildstand van Java weder op een behoorlijk peil komt, hetgeen zoowel in liet belang van de jagers als in dat van het Land is. In dit verband verdienen vermelding de volgende cijfers betreffende do in de laatste drie kalenderjaren op Java en Madoera uitgegeven jachtacten en de ontvangsten uit dien hoofde aan jacht- en zegelgelden. Aan jachtvelden word ontvangen in 1936 f 17 420, in 1937 f 17 600 en in 1938 f 19 970; aan zegdgolden werd ontvangen in 1936 f 10 096, in 1937 f 11 523 en in 1938 f 12 288. Overlast van wild door beschadiging van den ondernemings- en bevolkings aanplant werd op Java slechts enkele malen en dan nog plaatselijk ondervonden en met daartoe dienstige middelen zooveel mogelijk bestreden. Strooperij kwam op Java nog veelvuldig voor. Tn de Buitengewesten was de wildstand, uitgezonderd in enkele residenties, goed te noemen. Niettemin worden de jachtvergunningen, ook in zelfbestuurs gebied, meer en meer aan beperkende voorwaarden gebonden, teneinde achteruit gang van den wildstand te voorkomen. Een nieuwe wettelijke regeling voor de jacht in de Buitengewesten, welke thans wordt beheerscht door de voorschriften in I. S. 1931 nos. 134 en 266, is in voorbereiding. Olifanten veroorzaakten op Sumatra verschillende malen schade aan den aan plant, zoodat herhaaldelijk tot afschieten van deze moeilijk te verdrijven dieren moest worden overgegaan. Doordat de handel in huiden van reptielen over het algemeen weinig beteekenis heeft, wordt op deze dieren niet meer zooveel jacht gemaakt als eenige jaren geleden. In 1938 bedroeg de uitvoer uit Java en Madoera van leguanen huiden 49137 stuks, van slangenhuiden 137 267 stuks en van krokodillenhuiden 11 960 stuks. Aantal uitgegeven jachtacten RE CULTUREEI.I-: TOESTAND 352 De opbrengst van de verhuring van het uitsluitend recht tot het inzamelen van eetbare vogelnesten was in 1938 lager dan in 1937. Deze daling valt, althans gedeeltelijk, toe te schrijven aan de moeilijkheden bij den afzet van het product in China, als gevolg van het Chineesch-Japansch conflict. Aangezien mag worden verwacht, dat na beëindiging van dit conflict weder hoogere huren kunnen worden bedongen, worden de huurcontracten thans voor korte termijnen gesloten. De inzameling van schildpadeieren w as in v et-schillende deelen van den Archipel teleurstellend, hetgeen de opbrengst van volgende verhuringen van hel uitsluitend recht tol inzameling van dit natuurproduct ongetwijfeld zal doen dalen. Vulkaanbewaking Onder doorloopendo bewaking stonden de vulkanen Tangkoebanprahoe, Papa—da jan, Tjenmai, Merapi, Keloed, Lamongan, Kawahidjen en Awoo. Gegevens werden door eigen personeel verzameld of door medewerkers verkregen omtrent den toestand van de vulkanen en solt'atarenvelden Gajolesten (nieuw ontdekt), Sorikmarapi, Talaknau, Marapi, Tandikat, Kerintji, Krakatau, Parabakli. Kiaraberes, Salak, Gedeh. Patoe_a, Kawah _amodjang, Telagabodas, Sbimet. Baoeiig. Sanggeang Api, [ja, Keli Moetoe, Lewotobi Perampoean, Lewotobi Lakilaki, Paloeweb, Ib Pewotolo (lli Warisan), Ui Weroeng (Lama Heroe), Goenoeng Api (N. van Wetar). Bande Api, Piek van Ternate. Doekono-Kariang. Van de vulkanen vertoonden uitbarstingen ot' verhoogde werking: Krakatau (October, November, December), Tjerimai (Januari), liaoeng (Augustus September, November, December), Kawahidjen (Maart). Keli Moetoe (Mei), Piek van Ternate (September), Doekono-Kariang (Januari t/m December). In verband met eventueel eruptie-gevaar worden bijzondere onderzoekingen verricht bij de vulkanen Sorikmarapi, Talakmau. Marapi, Tandikat en Doekono. Uitvoerige mededeelingen omtrent den toestand der vulkanen en in het bijzonder omtrent de uitbarstingen werden gepubliceerd in het ..Bulletin of the Netherlands Indies Volcanological B_rvey", korte berichten ook in de kwartaal verslagen van den Dienst van den Mijnbouw (zie het Mijnbouw kundige Bijvoegsel nos. 799, 805, 811 en 81Ö der Javasche Courant). Enkele wetenschappelijke instellingen Het Koninklijk Magnetisch en Meteorologisch Observatorium. De bepaling van de correcties en van den gang der standaardklokken geschiedt door waar neming van de sterdoorgangen met behulp van een passage-instrument. lederen morgen om 08.30 Java-tijd (01.0(1 Greenwich-tijd) wordt een tijdsein volgens het ~0nogo"-sein gegeven. De scinteekens van één der klokken worden door middel van een directe lijnverbinding via den zender Bandoeng uitgezonden op een golflengte van 26,22 m. Dagelijks om 13.00 en 19.00 Java-tijd wordt een tijdsein door de Nederlandsch-Indische Radio Omroep Maatschappij (N.1.R.0.M.) uitgezonden. De kalender werd weder berekend voor het snijpunt van den Equator ,-n de Meridiaan van don Java-tijd (112°30' Oost van Greenwich). Mei behulp van bijgevoegde oiiirekeningstabellen kunnen de gegevens toepasselijk gemaakt .—den voor iedere willekeurige plaats in den Archipel. De absolute bepalingen van de horizontale intensiteit. (Inclinatie en inclinatie van het aardmagnetisme werden dooi' de wetenschappelijke medewerkers en observatoren verricht. Het magnetisch paviljoen op hel eiland Kuyper weid 11 maal bezocht ter verificatie en ijking van de magnetografen. De meteorologische waarnemingen te Batavia werden voortgezet. Geregistreerd werden luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, regenval, windrichting, windsnelheid, de intensiteit der zonnestraling, de intensiteit van de hemelstraling, de duur van den zonneschijn en het luchfelectrisch potentiaal verval. Van de meteorologische waarnemingen op andere plaateen inoefen worden vermeld de metingen van den regenval, welke einde 1988 op 8718 stations KUNSTEN' EN WETENSCHAPPEN 353 werden verricht. Op Java en Madoera bedroeg toen het aantal Observatorium stations 474, dat der stations van den Dienst der Irrigatie 938, dat der particuliere stations 1178. In de Buitengewesten bedroegen deze aantallen respectievelijk 818, 78 en 227. De vollediger uitgeruste secundaire stations registreeren één of meer der volgende elementen: luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, regenval, windrichting, windsnelheid, verdamping en duur van den zonneschijn. De micro-seismische waarnemingen geschieden te Batavia met een horizontale seismograaf van Wieehert van 1000 kg, een verticale seismograaf van Wiecherl van 1300 kg en twee Bosch-Omeri-seismografen van geringere gevoeligheid. De aardbevingsstations te Aledan en Amboina zijn beide voorzien van een horizontale seismograaf van Wieehert van 1000 kg, dat te Soengai Langka (Lampoengsche Districten) van een lichte seismograaf van het Bosch-Omori-type. De seismograaf en het seismograafhuisje te Amboina werden door een aardbeving op 31 Augustus zoodanig beschadigd, dat de waarnemingen tijdelijk moesten worden gestaakt. Het seismograafhuisje werd door de Genie hersteld. Ook de instrumenteele schade kon ter plaatse worden verholpen. Echter viel op 4 October door een nieuwe aardschok de contactklok voor de tijdseinen naar beneden. Deze kon slechts te Batavia worden hersteld, hetgeen zóó veel tijd vorderde, dat de seismograaf te Amboina einde 1938 nog niet weer in bedrijf was. Uurlijksche getijtafels voor 1939 voor Oostgat en Westgat Soerabaja, Tjilatjap. Ddi-geul, Aroe-baai, Palembang, Barito, Kleine Kapoeas, Koetai-rivier, Beraoe rivier, Tandjoengpriok, Semarang en Cheribon, benevens stroomtafels voor een twaalftal plaatsen op de route Straat Malakka —Java-Zee, werden met de getij machine berekend. Loodsballonwaarnemingen werden begin 1938 reeds verricht te Batavia, Palembang, Medan, Soerabaja, Semarang, Bandjermasin, Koepang, Tarakan en Pakanbaroe. In den loop van het jaar konden aan deze stations worden toegevoegd Bandoeng, Denpasar, Bima. Makassar, Balikpapan en Manado. De weerberichtendienst heelt zich in 1938 verder uitgebreid. De dienst te Palembang werd in handen gesteld van een observator, die de hulp bleef behouden van een weerberichtgever. Een zelfde bezetting met 2 man verkreeg Koepang. Observatoren werden geplaatst te Bima en Belinjoe, weerberichtgevers te Makassar, Semarang, Pakanbaroe en Medan. Door bemiddeling van militaire en particuliere zijde, konden aan de stations voor dagelijksche weerhei ichtgêving nog worden toegevoegd Andir, Kalidjati en Manado. De berichten uit bet binnenland worden meerendeels door den Post-, Telegraaf en Telefoondienst aan het Observatorium doorgeseind. De berichten uit het buitenland worden aan het Observatorium zelf draadloos ontvangen. Aan de uitzending van de ochtendweerberichten via den zender Bandoeng om 08.50 Java-tijd werd begin 1938 een uitzending van de middagweerberichten om 16.00 Java-tijd toegevoegd. De zendtijden voor de weerberichten via den zender Batavia werden gewijzigd in een ochtendomroep om 05.30 en een avondroep om 20.00 Java-tijd. Een eerste en tweede weerkaart, welke dagelijks geteekend worden, berusten op waarnemingen van omstreeks 7 uur en 13 uur plaatselijken tijd. Op grond van deze kaarten worden persberichten verstrekt, benevens berichten, welke door de N.1.1t.0.M. worden omgeroepen. Van de beide kaarten worden gestencilde copieën op kleineren schaal vervaardigd en vermenigvuldigd. Tevens wordt voor de pers een sterk verkleinde copie van de eerste kaart beschikbaar gesteld. In den loop van 1938 werd overgegaan tot het teekenen van een derde weerkaart per dag, berustende op waarnemingen van omstreeks 17 uur plaat sdijken tijd. In 1938 werden 685 route-verwachtingen opgemaakt (382 voor K.8.M.. K.N.I.L.M. en Q.A.N.T.A.S. naar Palembang en Singapore en 303 voor K.N.I.L.M. en Q.A.N.T.A.S. naar Soerabaja). In December werd een begin gemaakt met het verstrekken van verwachtingen voor de routes Batavia —Saigon en Den Pasar—Koepang. Ook werden op verzoek van de Luchtvaart-afdeeling eenige malen verwachtingen voor speciale routes afgegeven. 353 DE CUI.Tt'REEI.E TOESTAND 354 De volgende geschriften werden uitgegeven: Observations made at the K.M.M.O. at Batavia. Vol. BYII B 1934. 'Vol. LVIII A 1935, Vol. LVIII (' 1935 (Results for the Period 1866 —1985); Observations made at Secundary Stations. Vol. XVJ 1984, Vol. Wil 1935; Maandelijksche liegen verslagen. ; • lava en Madoera November 1937 tot October 1938; Buit i-ngevv esteii tot October 1988; Maandelijksche W'eerberichlen tot November 1986; Getij- en st loomtafels voor 1939; Seismological Bulletin Juli 1987—Maart L 988; Pilot Balloon Obser vations tot September 1988; Korf overzicht van het weer in P.)-'> 7. Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië; -laaiverslag 1987, Verhandeling u". 28 en losse bijdragen van de band van den w etenschappeli jkrn staf. 's Lande Plantentuin en de daarbij behoorende wetenschappelijke instellingen. Do onder 's Bands Plantentuin ressorteerende wetenschappelijke instellingen stonden in [988 weder in voortdurend contact met de economische afdeelingen van hot Dojiartement van Economische Zaken. Ook werden gen-gold adviezen verstrekt aan andere Overheidslichamen en instellingen, alsmede aan particu lieren. Inden tuin te Buitenzorg werd do uitbreiding van de tuinen van pharmaceu tische en chemische gewassen voortgezet. Nieuwe aanleg van den rozentuin on het park om het theehuis werden voltooid, liet sortiment werd vermeerderd, mode door den hoor O. B. B. 11. van Woerden tijdens zijn dienstreis naar de Kleine Soenda-eilanden. Door den tuin werden verzonden 1418 soorten zaad on 1420 soorten planten. Adviezen over sierteelt en tuin- en parkaanleg werden dagelijks verstrekt. Hot logeerhihs en bot laboratorium in don tuin te Tjibodas verleenden gastvrijheid aan 22 Nederlandsche en ö buitenlandsche bezoekers. In het Treub-laboratorium werden, ten behoeve van het onderzoek betreffende de opname van voedingszouten door plantenwortels, een proevenkas on een distilleerloods gebouwd, terwijl in een der lokalen een chemisch laboratorium werd ingericht. Linde Juni kon met de proefnemingen oen aanvang worden gemankt. De resultaten werden door Dr. T. 11. van den Honert op hot Natuur wetenschappelijk Congres te Soerabaja bekend gemaakt. Gedurende 1938 werd gastvrijheid verleend aan ecu Zweedscheii cvtoloog, oen /wilserscheii liehenoloog. 2 Nederlandsche zoölogen, benevens 2 Nederlandsche physiologen en een Dttitschen physioloog. Het Herbarium hield zich bezig met de studie van de Nederlandsch-Indische flora en haar verspreiding en zette het systematisch onderzoek der phmteii families (Phanerogamen en Pungi) voort iv samenwerking met instituten il) Nederland en in het buitenland. Ben beredeneerde lijst van verzamelingen en verzamelaars is in bewerking. Groote collecties werden bijeengebracht in Gelebes, Ceram, de Aroe- en Tanimber-eilanden. Het Zoölogisch Museum werd verrijkt niet twee diorama's met dier groepen. De werkzaamheden betreffende de systematiek van zoogdieren en do biologe van waterinsecten hadden normalen voortgang. Ben begin werd gemaakt met de catalogiseering van de vogelverzamelingen, terwijl eenige soortgroepen van vogels uit he Oostelijk dcci van den Archipel in bewerking werden genomen. liet Laboratorium VOOr het Onderzoek der Ze;- bewerkte de gegevens en bet materiaal, verkregen tijdens den tocht van het Hoofd van het Bnboratorium naar de Groote Oost. Een rapport betreffende den toestand van de parelmoervissoherij in de wateren rondom de Aroe-eilandi-n en de parelkweekerij bij Boeton werd ingediend bij het Departement van Economische Zaken. Oceanographisoh onder zoek werd verricht in Straat Soenda en in de Baai van Batavia en omringende wateren. Het gevonden materiaal is zeer waardevol zoowel in zoölogisch als in geologisch opzicht. De bewerking zal geruiineii tijd duren. Een in Nederland uitgevoerd onderzoek naar het plankton van de -lava-zee kwam gereed; een verslag dienaangaande zal binnenkort in druk verschijnen. Het Bnboratorium verleende bij voortduring gastvrijheid aan twee biologen van het Instituut voor de Zeevisscherij. De exploitatie van het voor het publiek toegankelijk aquarium verliep normaal. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN 355 De ten bate van het Treub-fonds ontvangen bijdragen zijn nog gering, doch nemen toe. Van de „Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg" kwam uit deel 48, afl. 2 en 3/4; van het „Bulletin du Jardin Botanique de Buitenzorg" verscheen deel XV, afl. 3 en deel XVI, afl. 1, Supplement I Index, Supplement 111 afl. 1; van Treuhia (ltecueil de travaux zoölogiques. hvdrobiologiquos et oeenno graphiques) deel 16, afl. 3 en 4. In 1938 werden maatregelen in voorbereiding genomen, welke tot een verdere coördinatie van 's Bands Plantentuin en de daartoe behoorende instellingen met de te Buitenzorg gevestigde, proefstations van het Departement van Economische Zaken zullen kunnen leidon on welke voorts ton doel hebben de verhooging van de eultureele beteekenis van 's Bands Plantentuin en het beter dienstbaar maken aan de praktijk van de door die instelling bereikte zuiver wetenschappelijke resultaten. Het Koninklijk Bataviaasch Genootscliap van Kunsten en Wetenschappen telde 31 December 1938 37 eereleden, 13 correspondeerende leden, 24 buiten gewone leden. 209 werkende leden en 168 „lezer-leden" van de bibliotheek. De volgende uitgaven van bot Genootschap zagen in 1938 het licht: van het Tijdschrift voor de Indische taal-, land- on volkenkunde doel BNNVIII in vier afleveringen; van de Verhandelingen dool LXXIV eerste stuk, Xiassche priester litaniën door W. L. Steinhart; van het Jaarboek deel V 1938; van de Bibliotheca Javanica deel 8, De mirakelen van Abdodkadir Djaelani door Dr. G. W. J. Drewes en R. N'g. Dr. Poerbatjaraka; van Jiet Oudheidkundig Verslag van don Oudheidkundigen Dienst in Nederlandsch-Indië, uitgegeven door het (u-noot schap, het verslag over 1987 on een uittreksel uit de onuitgegeven verslagen over 1931 tot 1935. Voorts werd een geroneografeerde catalogus der in 's Genootschap- Bibliotheek aanwezige werken betreffende land en volk van Nederlandsch-Indië verkrijgbaar gesteld, terwijl de Afdeeling voor Sociale .-n Economische Vraag stukken uitgaf het tijdschrift Koloniale studiën, jaargang- XXII. Het Genootschap omvatte in 1938 de volgende wetenschappelijke afdeelingen. I. De Afdeeling Adatrecht telde 27 werkende loden. Zij zette baar regel matige arbeid aan de in het Indisch Tijdschrift van bot Hecht en de Adatrecht bundels te publiceeren vonnissen en andere gegevens voort. 11. De Afdeeling Taal-, Land- en Volkenkunde had 58 werkende leden. De taal- on volkenkundige onderzoekingen van Dr. Th. G. Th. Pigeaud werden tijdens zijn verlof door Dr. Tjan Tjoe Siem met steun van de Afdeeling voort gezet. Een herziening van het reglement van orde kwam tot stand. 111. De Afdeeling Bechtswotenschap telde 45 werkende leden. IV. De Afdeeling voor Sociale en Economische Vraagstukken had 35 werkende leden. V. De Afdeeling voor de Studie van Internationale Vraagstukken telde 18 werkende leden. In di' vergadering van 's Genootschaps Directie op 17 Maart 1938 werd op verzoek van een aantal historici besloten over te gaan tot do oprichting van Afdeeling Geschiedenis. Als doel voor deze nieuwe afdeeling werd gesteld de beoefening der geschiedenis — en wel bij voorkeur de jongere geschiedenis — voor zoover deze voor de kennis van den Oost-lndischen Archipel en omliggende landen van belang is. Op 20 April d.a.v. werd onder leiding van Prof. Dr. 1!. A. Hoesein Djajadiningrat een constitueerende vergadering gehouden. Sedert Juli verscheen een tweemaandelijksche geroneografeerde bibliografie der oudere en nieuwere algemeene en bijzondere koloniale enoostersche geschiedenis. Commissies werden benoemd voor de historische documentatie, voor de nadere bestudeering van de behoefte aan en de urgentie van historische publicaties en voor de voortzetting van de uitgave der Daghregisters van het Kasteel Batavia. Het bestuur onderzocht den stand van zaken met betrekking tot de geprojecteerde verbouwing van het oude stadhuis van Batavia. Het aantal werkende leden dit zitting had in de afdeeling bedroeg 31 December 1938 26. DE CULTUREEI—; TOESTAXP 356 Omtrent 's Genootschaps Museum kan het volgende worden gemeld. In 1938 werden in en buiten de leeszaal ± 22 200 boeken door het publiek gebruikt. li, leeszaal werd door 14 900 personen bezocht (voor een groot dccl studenten). De geroneografeerde lijst van aanwinsten omvatte +' 3500 nummers, ten deele voor rekening van het Genootschap, ten deele voor die van de Rechtshoogescliool aangekocht. Vele waardevolle aanwinsten waren afkomstig uit het legaat van den Heer J. \V. van Dapperen, overleden te Batoeraden 14 October 1937. De praehistorische verzameling werd uitgebreid met 341 nummers, waaronder een bronzen keteltrom, een verzameling zoogenaamde Toaliaan-artefacten van Celebes, en materiaal van een iieolithisch atelier bij Buitenzorg. De archaeolo gische verzameling werd verrijkt met niet minder dan 417 nummers, waaronder vooral belangrijk zijn een aantal voorwerpen vii Int reeds genoemde legaat- Van Dapperen. Ook door aankoop, ten deele door bemiddeling van den Oudheid kundigen Dienst, werden verscheidene aanwinsten verkregen. Voorde historische verzameling werden wederom verscheidene meubels en andere oudheden ver kregen, waaronder te noemen vallen uit het legaat-Van Dapperen een bank ,n een kast benevens veel Chineesch porcelêin uit den tijd van de Compagnie. In de keramische verzameling maakt het ruimtegebrek een systematisch en aesthetisch bevredigende opstelling meer en meer onmogelijk. De verzameling werd uitgebreid met ± 200 stukken, waaronder verschillende van schenking afkomstig waren. De musicologische verzameling onderging in 1938 slechts weinig uitbreiding. Begonnen werd met het samenstellen van een beschrijvenden catalogus der muziekinstrumenten. De ethnografische verzameling werd uitgebreid met 1137 nummers, waarvan niet minder dan 588 te danken waren aan het meer genoemde legaat-Van Dapperen. Veel medewerking werd ondervonden bij den aankoop van stukken buiten Batavia zoowel van ambtenaren als van particulieren, terwijl verscheidene schenkingen vielen te boeken. Aan de liandschriftenverzameling werden eenige manuscripten benevens een klein aantal Woordenlijsten toegevoegd, terwijl hel verwerken van de aanwezige handschrift en geregeld voortgang had. Het Museumbezoek nam ook dit jaar regelmatig toe; bet grootste aantal bezoekers op één dag werd geschat op 8000. De gamelan-bespelingen werden voortgezet volgens het vaste rooster: den tweeden Zondag van elke maand een Javaansche uitvoering, den vierden Zondag een Soendaneesche. De bespelingen trokken zeer veel publiek, en werden wederom door de N.1.T80.M. uitgezonden. Hei Landsarchief. De herinrichting van de gebouwen van het archief, dal wil zeggen de overbrenging van de verzamelingen uit het hoofdgebouw naar de zijvleugels, werd in 1938 voortgezet. Dank zij de nieuwe archiel'rekken, zal het mogelijk zijn de bovenverdieping van het hoofdgebouw vrij te maken van archivalia, zoodat niet alleen een efficiënte archiefindeeling zal worden verkregen doch tevens de gebleken overbelasting van deze verdieping opgeheven kan worden. Hoewel door de. herinrichting bergruimte zal worden gewonnen, is de beschikbare capaciteit toch bepaald onvoldoende, gebleken. De voortdurende uitbreiding van de verzamelingen zal nog gestimuleerd worden door het door de Regeering tot de Hoofden van algemeen bestuur gericht verzoek om, alvorens machtiging tot opruiming van archivalia te verh-enen. bet oordeel v au den Lands arehivaris in te winnen over de historische waarde van de desbetreffende bescheiden (Bb. 11°. 14117). In 1988 werden de noodige technische voorzorgs maatregelen tegen brandgevaar getroffen, in overleg metdebetreffende instanties. De archiofworkzaamheden in 1938 bestonden in beschrijving van het uit ruim 1400 bundels bestaande Soerabaja-archief, de voortgezette bewerking van het archief van Commissarissen-Generaal Nederburgh c.s. en van bet kerkelijk archief en de inventarisatie van de kaartenv erzameliug. Voorts werd ter hand genomen de organisatie van den inlichtingendienst en de documentatie-afdeeling. De verstrekking van historische voorlichting en de documentatie geschiedde tot nu toe slechts incidenteel; door de aangevangen organisatie wordt gepoogd hieraan een definitiever vorm te geven. De resultaten waren tot nu toe bevredigend: aan de in het afgeloopen jaar uit binnen- en KUNSTEN' EN WETENSCHAPPEN 357 buitenland ontvangen verzoeken om inlichtingen van hisforischen aard. in aantal en omvang meer dan ooit tevoren, kon binnen redelijken tijd worden tegemoet gekomen. Mede in verband met dit werk. maar vooral ten gerieve van de wetenschappe lijke onderzoekers, was het noodzakelijk de handbibliotheek opnieuw te ordenen en aan te vullen, door ruil of aankoop. Naast het eigenlijke archiefwerk moet nog genoemd worden bet organiseeren van enkele gelegenheidstoiitooiistollingen', o.a. bij het 40-jarig Regeeringsjubileum van Hare Majesteit de Koningin, de geboorte van Prinses Beatrix en den stichtingsdatum van de V.O.C, op 20 Maart. Deze tentoonstellingen mogen zich steeds in een voldoende bezoek verheugen. De materieele verzorging van de archivalia, waarmede het vorig jaar is aangevangen, werd voortgezet. Doordat lul personeel in de boekbinderij de noodige ervaring krijgt van dit bijzondere werk. was het mogelijk een begin t, maken met het opnieuw inbinden en restaureeren van 18de eeuwsche boekwerken eu archivalia met behulp van Japansch papier cd. De aanwinsten bestonden uit de archieven van lat Departement van Financiën van 1816—1860, archivalia van de residentie Manado uit de jaren 1863—1922. het oud-archief van het bestuurskantoor te Tasikmalaja, zoomede een exemplaai van het tractaat gesloten op 10 November 1784 tusschen J. P. van Braam en den ..Koning van Johore, Pahan, Riouw en onderhoorige Eylanden". Het aantal bezoekers bedroeg dit jaar 1910, van wie 861 van de gelegenheid gebruik maakten om ook buiten kantoortijd op hel archief te werken. Ruim 6800 bundels en stukken werden ter inzage, gegeven. Ook dit jaar werden vele afschriften en foto's vervaardigd, waarvan een deel — met bet oog op het wetenschappelijk doel, waarvoor ze aangevraagd werden — tegen verminderd tarief of kosteloos. Tenslotte moge nog vermeld worden. dat het werkterrein van het Landsarchief werd uitgebreid door bet aanleggen van een historisch-topografische prenten- en foto-verzameling. DE ( oi.Ti REËLE TOESTAND 358 D. DE VOLKSTELLING Bij G.B. 21 Maart 1938 n°. 8 is ingesteld de Commissie voor de Volkstelling 1940, welke tot taak kreeg: a. het verlichten van de voorbereidende werkzaam heden voor de in 1940 te houden volkstelling; b. het ontwerpen van geformu leerde voorstellen ten aanzien van de beginselen, welke aan deze telling ten grondslag zullen liggen, zoomede nopens de wijze, waarop zij zal worden gehouden, zulks aan de hand van de in de „Volkstellingsordonnantie 1930" alsmede de ~Voll_itellings verordening 1980" vervatte voorschriften en de met de telling in 1930 bereikte resultaten en voorts met inachtneming van de wensche lijkheid van een zoo sober mogelijken opzet; c. het maken van een raming van CM aan deze telling verbonden kosten. De Commissie, welke 2 Mei 1938 werd geïnstalleerd, ving haar werkzaam heden aan met het opstellen van een voorloopige vragenlijst en verzocht machti ging tot het houden van twee proef telling en, teneinde de bruikbaarheid van die lijst aan de practijk te toetsen. De goedkeuring daartoe werd 4 Augustus 1938 verkregen. Ook werd de voorzitter van de Commissie gemachtigd, om ten aanzien van de Buitengewesten nopens de wijze van telling, de telgebieden en de vragenlijst in overleg te treden met de Hoofden van Gewestelijs Bestuur. De proef tellingen weiden gehouden in het onderdistrict Babadan van het district Ponorogo (res. Madioen) van 23 September tot 7 October en in hel onderdistrict Noord-Cheribon van het district Cheribon (res. Cheribon) van 29 September tot 14 October. Babadan werd uitgekozen, omdat liet een typisch landelijk district met veel Inheemsche industrie is en Noord-Cheribon, omdat hierin een deel van de stadsgemeente Cheribon valt. De procftellingen zijn zeer goed geslaagd en hebben tal van waardevolle aanwijzingen voor de in 1940 te honden volkstelling opgeleverd. De Commissie voor de Volkstelling 191(1 diende sedert de voorstellen in, bedoeld onder b van het hierboven aangehaalde (PB., alsmede een raming van de aan deze telling verbonden kosten. Voorgesteld werd om op -lava en Madoera de feitelijke bevolking te tellen door middel van een moment-telling, terwijl elders in Indië de woonbevolking zou worden geteld door middel van een periode-telling dan wel een eenvoudige opname dan wel schatting. De gegevens van deze telling zullen, evenals in 1930 is geschied, centraal en machinaal w orden verwerkt. Voorts behelzen de voorstellen de vragenlijsten voor Europeanen, Chineezen, andere Vreemde Oosterlingen en Inheemse—en. De kosten van deze telling worden geschat op f 2 051 033. over de dienstjaren 1938—1943 als volgt verdeeld: in 1988 117 865; in 1939 f 121708; in 1940 f 1 155 910; in 1941 f 367 630; in 1942 f 331 790 en in 1943 f 56 130. PUBLICITEIT 359 E. PUBLICITEIT De pers Van de in 1938 verschenen nieuwe dagbladen en periodieken kan hetzelfde gezegd worden als in het Verslag over 19:i7 : vele nieuwe zagen het licht (108). doch een deel daarvan verdween nog in den loop van het jaar (27). Ook van de reeds in 1937 bestaande bladen moest een 25-tal afgeschreven worden, zoodal einde 1988 slechts een vermeerdering van 56 te constateeien valt. Onder de nieuwe bladen zijn 4 dagbladen: Berite Priangan (Bandoeng), Bogor Madjoe (Buitenzorg), Gong (Tegal) en Sinur Selatan (Semarang). Eerstgenoemd blad is een voortzetting van het in 1937 te Sockaboenh verschenen weekblad van dien naam; het werd onder dezelfde redactie-leiding — van den heer Bakrie Soeraiitmadja — naar Bandoeng overgebracht, waar het dus het vijlde plaatselijke dagblad werd, naast de >oeils bestaande Maleische dagbladen Kiioiui Moeda van de firma Yorklnk en Nioörk Expres van het Nederlandsch- Indisch Correspondentie-kantoor en de Soendanei acne dagbladen Sipatahoenan (van de vereeniging Pasoendan i en Sinur Pasorndaii (van den beer Ali Ratman ). De Maleische l'erila Priangan wordt ook door dezen laatste gefinancierd. BogOT Madjoe is een goedkoojiei e uitgave V all het Bata V 'iasche dagblad Tjaja Timoer van den heer Parada Ilarahap (zooals Tempo van Soeara Oemoem) en wordt te Buitenzorg verspreid. Gong verscheen in Februari te Tegal, doch bracht bet niet verder dan Mei. De Sinur Selatan is een uitgave van den Japanschen eigenaar T. Tsuda van het reeds bestaande .lapaiisch-Maleische maandblad Astra te Semarang; het bevat behalve een eigen telegrammendienst echter weinig artikelen over Japan, meel' over de lnbeeinsche maatschappij en de Inheemsche beweging, in verband met het feit dat de redactioneele leiding geheel in handen gesteld is van een Javaan. Van de overige bladen verschijnen 2:1 eenmaal en één driemaal 's weeks. 05 eenmaal 's m.iands. 11 halfmaandelijks. 3 driemaal 's maands en 1 viermaal 's jaars. Ze zijn naar hun karakter te verdeeleii in 53 bladen van algemeene strekking (27 Maleische en 6 Soendaneesche op -lava. 13 Maleische op Sumatra 2 Maleische o]) Borneo, 2 op Celebes en 3 iv de Molukken): verder 13 gods dienstige (-1 Protestantse!!. S Islamietisch en 1 neutraal), 12 vak- en vak-vereeni gingshladen (3 vrouwenbladen, 2 jeugdbladen, 7 parlij- en vcreenigingsbladen). 5 bladen VOOT handel en economie. 2 sportbladen, 5 ('bineesch-Malcische bladen. 1 Arabisch-Maleisch vereenigingsbbid. en een ochtendblad. Dit laatste blad. de Asiii-Muil ( Chineesch -Maleisch) werd goed opgezet, doch kon. ook na verandering van naam in .lava-Muil en verandering van eigenaar, geen lang bestaan hebben, liet in December 1987 uitgegeven ochtendblad ll imlia-Pest bestaat nog, zij het nog slechts éénmaal 's weeks verschijnend. Van de op Java verschijnende nieuwe periodieken verdient speciale vermelding het Semarangsche blad Pesat, dat driemaal 's weeks verschijnt en in welks redactie o.m. opgenomen is de om haar scherpe irtikolen bekende Mevr. S. K. Trimurty. die ook schrijft in liet Japansch-Maleische dagblad Sinur Selatan. liet eerste nummer verscheen 10 December 1988; het is na de verdwijning van bet dagblad Daja Oepuja hel eenige Inheemsche nieuwsblad van Semarang. Te Tasikmalaja werd het aantal Soemlain esche bladen verrijkt met de week bladen Panggeuing, Balaka, Lembana en Toembal. Op Sumatra verschenen de nieuwe Bataksche bladen 0< moem te Pematangfliantar en Sinur Baroe te Sibolga, welke te beschouwen zijn als algemeene nieuwsbladen met veel locaal nieuws. In de plaats van het blad Susamu verscheen te Benkoelen het weekblad Penabocr. De nieuwe vak- en v akvereenigingshluden zijn te onderscheiden in vier onder wijsbladen: Correspondenliehlaii (gesteld in het Xedeiiandsch) van den Hoogere Kweekschool-Bond te Meester Cornelis. Giat van de Pcrscrikatan Begeiitscba ps Onderwijzers te Poerbolinggo. Oesuha Goeroe van de Persatoean (loeroe Partikelir te Soerabaja. Soeaiu P.G.U.K. van de Perserikatan (ioeroe Begeiitschap Keboemen te Karangan jar. en een algemeen onderwijsblad Mudjallah Pergoeroean te Tjiandjoer; voorts organen van vereenigingen, namelijk de maandbladen DX FINANCIEELE TOESTAND 36 De cijfers voor den buitengewonen dienst 1938 vertoonen ten opzichte van de raming een ongunstig verschil van f 12,5 millioen (geraamd tekort f 32,9 millioen, werkelijk tekort f 45,4 millioen). Dit verschil is in hoofdzaak toe te schrijven aan uitkeeringen van Landsbedrijven in den zin der Indische Bedrijven wet wegens tegoedschrijving aan winstreserves en voorraadmutaties. Aan ver goeding door Nederland van uitgaven voor welvaartszorg in vorige jaren gedaan werd f 3 millioen ontvangen. Voor gedetailleerder gegevens betreffende de uitkomsten 1938 wordt ver wezen naar den herdruk van de financieele nota betreffende de begrooting 1940. Het slot der rekening van uitgaven en ontvangsten van Nederlandsch-Indië over het dienstjaar 1934 is vastgesteld bij het bij de wet van 31 Maart 1938 (N. S. n°. 3916, I. S. n°. 268) goedgekeurde G.B. 2 Oct. 1937 n°. 1 (I. S. 1938 n°. 269). 2. 's Lands vermogenstoestand. Leeningen De totale schuld van Nederlandsch-Indië bedroeg einde 1937 en 1938 (in millioenen guldens) : Op de ontwikkeling van de schuldpositie, welke volgens bovenstaande cijfers over 1938 met f 9,7 millioen is verslechterd, is van ongunstigen invloed geweest het vermoedelijk begrootingstekort over dat jaar (f 62,9 millioen), benevens de van De Javasche Bank overgenomen teekenmunt (1,7 millioen), te zamen tot een bedrag van f 64,6 millioen. Als gunstige factoren staan hiertegenover de aflossingen op de vaste schuld (f 36,3 millioen), de door Nederland overgenomen teekenmunt (f 0,7 millioen), het surplus van de kasontvangsten uit de kohierbelastingen boven de zuivere opbrengst daarvan volgens de begrootingsboekhouding (f 4,5 millioen), zoomede het bedrag van de op de begrooting voor 1938 uitgetrokken doch in dat jaar nog niet uitgegeven rubbergelden ( 10,1 millioen), derhalve tot een totaal bedrag van f 51,6 millioen. Het nadeelig verschil tusschen de som van de hiervóór vermelde gunstige en ongunstige factoren ad f 13 millioen en het bedrag van de schuldtoeneming ad f 9,7 millioen vindt in hoofdzaak zijn verklaring in de omstandigheid, dat allerlei ontvangsten ten bate en betalingen ten laste van de begrooting eerst na December van het betrokken begrootingsjaar plaats vinden. A. Vlottende schuld. De bestanddeelen van de vlottende schuld op het einde van 1938 zijn in vergelijking met die op het einde van het voorafgegane jaar, hieronder gespecificeerd. (In duizendtallen guldens) Dl ( I LTUREELE ToKSTAMi 360 Kenia Api van Meester Cornelis, Swaru P.P.S. van de „Persatoean Pen—long Stationsbeambten" van Jogjakarta. de Sinar Boeroeh Kereta Api van M Cornelis, Pembela van den Landelijke Inkomsten-Bond te Modjokerto, Doetüa Opium- en Zoutregie van den „Opium- en Zout regiebond Hindia-Belanda" te Batavia en Soeara Politie van den _[antri-Politie-Bond te Medan; tenslotte Blentjong P.P.8.8.P. van de ~Persatoean Peroesahaaii Batik Boemi Poefera te Jogjakarta. Te Batavia verscheen 1 October een politiek tijdschrift Toedjoean Ra'jai, dat weliswaar niet een officieel maandblad van de Oerindo is, doch in welks redactie bijna uitsluitend Gerindo-leden zitten en waarin artikelen in (iorindo-geest voorkomen. Het blad heeft in elk nummer een politieke plaat. Ook de Perhimpoenan Kaoem Betwai liet sedert Januari weer een orgaan verschijnen, de Berita Kaoem Betawi. Van de nieuwe Tslamietischc bladen verschenen er vier op Java en vier in de Buitengewesten, o.a. Raya, het orgaan van de vereeniging van leerlingen van het „Islamic College" (Peladjar Islamic College) te Padang. Te Makassar zag in September 1938 een maandblad Soeara Pergerukan Mcnocnloct Kebenaran Igarna het licht onder leiding van plaatselijke Protestantsche, en Islamietische voormannen (adviseur Ds. J. C. Brokken), welke beweging ten doel heeft een vergelijkende studie, van de verschillende geloofsbelijdenissen. Dit blad en deze beweging kregen al spoedig bestrijding van den kant van plaatselijke Islamie tische partijen; ook in artikelen in de Medansche godsdienstige pers wordt nog tegen deze voor den Islam verderfelijk geachte beweging geschreven. De naam van het orgaan der vrouwenvereeniging Kaoem lboe Soernat, ra S.K.I.S. (Soeara Kaoem lboe Soematera) te Padangpandjang werd in overeen stemming met den tijdgeest veranderd in Soeara Kaoem lboe Seoemoemnja en heeft dus daardoor zijn plaatselijk karakter verloren. Te Medan verscheen het vrouwenblad Menara Poeteri van Mej. Rasoena Said. Van de nieuwe Chineesch-Maleischo periodieken is in het bijzonder te ver melden de Kepcntingan Tionghoa te Batavia, een I i.df maandelij—soh orgaan van de Chineesche Landbouwvereeniging, met Mr. Tan Hoat Liong als hoofdredacteur (later vervangen door den beer Oei Siang Kioe). Onder de 26 bladen, welke verdwenen, zijn de voornaamste twee Semarangsche dagbladen, namelijk het eenige plaatselijke Maleische dagblad Daja Ocpaja van den heer Sjamsoeddin Soetan Mamoer, en Djawa Tengah, een der drie Chineesch-Maleische bladen ter plaatse. Voor het Benkoelensche blad Sasaran kwam het blad Penaboer in de plaats. Van een met veel ophef aangekondigd hal_—aandelijksoh humoristisch blad te Medan. i'huyal, met amusante lectuur en teekeningen naar het voorbeeld van hef Nederlandsche Stuiversblad e.d. werd in December 1938 het eerste en laatste nummer ontvangen. Lectuurvoorziening In 1938 gaf het Kantoor voor de Volkslectuur 77 boekdeelen uit, waaronder als gewoonlijk ook de Volksalmanak in het Maleisch, Javaansch en Soendaneesch. Bijzondere, vermelding verdient do uitgave van een fraai uitgevoerd en geïllustreerd werkje in de drie genoemde talen en in het Nederlandsch, dat ter gelegenheid van het veertigjarig Regeeringsjubileum van H.M. de Koningin 8 September 1938 in een oplage van ruim 160 000 het licht zag en dat op ruime schaal onder ambtenaren, particulieren en schooljeugd, voor een groot deel gratis, verspreid werd. De bedoeling van dit weitje was op een eenvoudige, niet oppervlakkige wijze een beeld te geven van de ingrijpende wijzigingen, welke zich op allerlei gebied in deze periode hebben voltrokken, in welk doel de lewerkers, Pangeran A, A. Djajadiningrat, Dr. I. J. Brugmans, Dr. G. F. Pijper en Dr. W. M. E. Mansvelt zeer goed zijn geslaagd. In het Maleisch verschenen 19 nieuwe werken, terwijl 16 herdrukt werden. Uit het overzicht der nieuw verschenen werken blijkt, dat de lectuur van voor lichtewden aard dit jaar de overhand had boven do onfspanningslectuur. Zoo verschenen boeken op het gebied van de sport, landbouw, coöperatie, handels voorlichting e.d., naast enkele romans en sja'irs. PUBLICITEIT 361 In het Javaansch zagen 21 nieuwe deden en :! herdrukken het licht, waar onder do laatste deden van de Babad Gijanti. In een zeer groote oplage werd ton behoeve van de propaganda voor de kolonisatie een aantrekkelijk werkje ( Bojong njang sabrang) uitgegeven, terwijl naast enkele moderne romans ook eenige werkjes op ecoiiomiscli gebied verschenen-. In het Soendaneescb zagen een achttal werken het licht, waaronder eenige bewerkingen van Sooiidasche l'antoen-v erhalen, terwijl drie boeken in hot Nederlandsch verschenen. In 1938 werden 110 persberichten door Vblkslectuur aan de Inheemsche pers verstrekt. Bioscoopfilms en filmkeuring In deel II van dit Verslag is een opgave opgenomen van hel aantal meters gekeurde geluidfilms en stille films in 1938, met vermelding van herkomst en van den uitslag der keuring. De cijfers geven, samengevat en vergeleken met vorige jaren, het volgend beeld. De totale, ter keuring aangeboden, hoeveelheid film steeg in 1938. in vergelijking met het voorafgegane jaar, met +' 5 %. Neemt men voor het topjaar 1931 een index-cijfer aan van 100, dan levert de verdeding in geluidfilm en stille film het volgend beeld op: De onderscheiding van de films naar de landen van herkomst was in de genoemde jaren als volgt: Gekeurde films (in meters) DE CUI/l't KEEI.E TOESTAND 362 De Amerikaansche I üin-import maakt 65% uit van het ter keuring aangeboden filmmateriaal. De invoer van Chineesche films is, in vergelijking met 1987, met 50 % gestegen. Het hoogere cijfer voor de Duitsche import is deels toe t, schrijven aan de opneming daarin van de Oostenrijksche film. De teruggang van de Nederlandsch-Indische productie met .">(> % dient op rekening te worden gesteld van de liquidatie van het Algemeen Xederlandsch-Indisch Film (A.N.T.F.). De resultaten van de filmkeuring komen tul uiting in het volgend staatje: De sterke stijging, in vergelijking met 1937, van het percentage afgewezen Chineesche films (en lihugedeelten) is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat tal van de ter keuring aangeboden producten ontoelaatbare oorlogspropaganda inhielden. Het gemiddeld percentage aan afkeuringen en knippingen beeft zich voor 1938 gehandhaafd op 4 %. Het gemiddeld percentage voor kinderen toegankelijke films is, in vergelijking met 1937. gestegen met 3 %. De berekening der vergoeding, verschuldigd voor de keuring van films, is gewijzigd (zie I. ö. 1938 n°. 620). Radio-omroep De radio-omroep heeft zich in 1938 verder ontwikkeld. De N. V. Nederlandsch-Indische Radio Omroep Maatschappij (N.1.8.Ü.M.) zette haar bedrijf regelmatig voort. Het aantal harer zenders werd van 24 tot 28 uitgebreid, waarvan 8 zenders uitsluitend voor de uitzending van üostersche programma's werden gebezigd, terwijl 1 zender voor de verspreiding van zoowel Oostersche als Westersche omroepstof werd aangewend. Verbeteringen, zoowel van technischen aard als in kwaliteit en uitvoering van het ten gehoon- gebrachte, verhoogden de waarde van de Westersche en Oostersche uitzendingen. Door de Overheid werd in toenemende mate zorg besteed om een zoo goed mogelijke en ongestoorde ontvangst door de luisteraars. Mede werden voor bereidingen getroffen voor de totstandkoming van een wettelijke regeling van den omroep en daaraan verwante aangelegenheden. Het aantal voor radio-ontvangtoestellen afgegeven vergunningen steeg in 1938 van 54 462 tot 70 984. PUBLICITEIT 363 De herziening van de golfléngte-verdeeling door de Internationale Conferenties voor de Verreberichtgeving te Cairo heeft voor Indië tot een bevredigende regeling geleid. Ook in 1938 werd door den dienst én, voor zoover de talrijke uitzendingen van nationaal belang uit Nederland betreft, ook door de I'hohi en de Bijkszeiiders, medewerking verleend voor de hei-uitzending van belangrijke buitenlandsche omroepstoi door de N.1. 11. 0.M. en de plaatselijke radio-vereenigingen. Deze uitzendingen hadden zeer de belangstelling van de luisteraars. De Raad van Advies inzake den N.1.U.0.M.-omroep vergaderde regelmatig ééns in de vier weken en diende den Directeur van Verkeer en Waterstaat telkens van advies met betrekking tot de door de N.1.R.0.M, ter goedkeuring voorgelegde ontwerp-programma's. In Maart 1088 eindigde de tweede zittings termijn van dien Raad, in verband waarmede deze een nieuwe samenstelling verkreeg. Naast de N.1.R.0.M, hadden ook in 1986 weder verscheidene particuliere Westersche en Oostersche omroepvereenigiiïgen een verdienstelijk aandeel in de uitvoering van den radio-omroep. Overdracht van de samenstelling en de voortbrenging van het Oostersche programma aan een Federatie van Oostersche omrocpvereenigingen, welke daartoe liet verzoek deed, werd in overweging genomen. DE SOCIALE ToKSTAN'JJ 364 HOOFDSTUK V DE SOCIALE TOESTAND A. RECHT EN RECHTSBEDEELING Het recht Het recht op Wcstcrscheu grondslag. Burgerlijk recht. Ingevolge G.B. 6 Jan. 1938 n°. 30 (I. S. 1988 n": 2) 'is het in navolging van Nederland tot stand gekomen nieuwe Nederlandsch-Indische zeerecht, waaronder de regeling van de teboekstelling van schepen en het schepdingenrecht (I. S. 1933 nos. 47, 48 en -lil en 1934 nos. 214 en 215) 1 April 1988 in werking getreden. Bitvoeriiïgs voorschriften in verband met deze in werking treding zijn opgenomen in I. S. 1938 nos. 4 (juncto n°. 518) en 5. Bij Ord. in I. S. 1938 n". 161 is door wijziging van artikel 50 van het wetboek van koophandel de aan den Directeur van Justitie bij G.B. in I. S. 1937 n°. 573, j°. artikel 36 van het wetboek van koophandel overgedragen bevoegdheid tot verlenging van den termijn, waarbinnen aandeden eener naam looze vennootschap moeten worden geplaatst, uitgebreid tot naamlooze vennoot schappen, welke vóór bedoelde overdracht reeds van den Gouverneur-Generaal bewilliging hadden gekregen. Tevens werd bij deze Ord. de in artikel 229 b, bis van het wetboek van koophandel bedoelde bevoegdheid van den Gouverneur- Generaal tot aanwijzing van wettelijke feestdagen, met betrekking tot de bepalingen inzake de cheque, overgedragen op den Directeur van Justitie, evenals zulks bij Ord. in I. S. 1937 n". 572 met betrekking tot de bevoegdheid. vermeld in de analoge wisselrechterlijke bepaling in artikel 171 d van het wetboek van koophandel reeds was geschied. In overeenstemming met de betrekkelijke bepalingen in Nederland, neergelegd in de wet- van 2 Juli 1934 (N. S. n°. 347), kwam bij Ord. van 4 Juni 1988 (I. S. n°. 276) een regeling tot stand, strekkende tot opheffing van de onder scheiding tusschen handelsdaden en niet-handelsdaden en tusschen kooplieden en niet-kooplieden. waardoor in het bijzonder het Indisch burgerlijk wetboek en hot wetboek van koophandel op meer punten wijziging hebben ondergaan. In verband hiermede zie men ook I. S. 1938 n°. 277. Bij G.B. 23 Aug. 1937 n°. 40 (I. S. n°. 498) zijn de data aangewezen van alle in de artt. 171 a en 229 b, bis van het wetboek van koophandel voor Neder landsch-Indië bedoelde feestdagen, uitgezonderd den Zondag, voor het- jaar 1988. Door wijziging van art. 1149, ten 4e, van het burgerlijk wetboek is de voorrang van enkele schuldvorderingen nader geregeld (I. S. 1938 n°. 380). Ter bestrijding van den woeker is, in navolging van Nederland („Geld schieterswet", N. S. 1932 n°. 19), de „Geldschietersordonnantie" (I. S. 1938 n°. 523) tot stand gekomen, welke Ord. zich in het bijzonder inlaat met een bepaalde groep van overeenkomsten, waarbij woeker veelvuldig voorkomt en daartegen een regeling van preventieven aard geeft. Daarnaast is de oude regeling tot bestrijding van den woeker vervangen door een nieuwe (I. S. 1938 n°. 524), welke in tegenstelling met de „Geldschietersordonnantie" repressief werkt. Strafrecht. Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 207 is wijziging gebracht in de „Regeling der vergoeding aan deskundigen voor in strafzaken verrichte werk zaamheden" (T. S. 1896 n°. 198). Hierdoor is opgeheven het onderscheid, dat met betrekking tot de aan deskundiger uit te keeren belooningen werd gemaakt tusschen personen van Europeeschen en van anderen landaard, in dien zin, dat aan de eerstgenoemde deskundigen het dubbele kon worden toegelegd van wat de laatstgenoemden konden ontvangen. Genoemde Ord. bepaalt voorts, dat de in het tweede lid van artikel 4 en artikel 5 van het deskundigentarief aan den Gouverneur-Generaal toegekende bevoegdheden door dezen kunnen worden gedelegeerd, hetgeen is geschied bij G.B. in I. S. 1938 n°. 208, waarbij de Directeur van Justitie met de uitoefening van de aangehaalde bevoegdheden is belast. RECHT EN RSCHTSBBDE—UNG 365 Het- Indisch wetboek van strafrecht is bij Ord. in I. S. 1938 n°. 278 gewijzigd, ten einde de bepalingen betreffende de zeden in overeenstemming te brengen met het Nederlandsch wetboek van strafrecht, zooals dat ter bescherming van minderjarigen werd gewijzigd bij de wet van 18 Juli 1936 (N. S. n°. 203). Deze wijziging betreft: 1. de bestrijding van ontucht met minderjarigen; 2. de bescher ming van de jeugd tegen voor de eerbaarheid aanstootelijke en zinneprikkelende geschriften, enz. Voorts is bij Ord. in I. S. 1938 n°. 393 een strafbepaling in het leven geroepen tot het tegengaan van het zich versteken aan boord van een schip, ten einde den passageprijs te ontduiken, een euvel dat veelvuldigd pleegt voor te komen. Bij de wet van 31 Maart 1932 (N. S. n°. 131) zijn o.m. enkele wijzigingen .e aanvullingen aangebracht in het Nederlandsch wetboek van strafrecht, in hoofdzaak met betrekking tot de bepalingen tegen valschheid in muntspeciën. munt- en bankbiljetten, aansluitende op de beginselen van het op 20 April 1929 te Genève gesloten verdrag ter bestrijding van de valschc munterij. Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 593 is een concordante regeling voor Nederlandsch-Indië in het leven geroepen, aangezien ook daar een dergelijk, regeling wenschelijk werd geacht en zich geen specifieke Indische bezwaren tegen de overneming verzetten. De wijzigingen, welke daarbij in het Indisch wetboek van strafrecht zijn aangebracht, komen in hoofdzaak er op neer, dat zoowel ten aanzien van de toepasselijkheid der Nederlandsch-Indische strafwet als ten aanzien van de strafpositie der bepalingen tegen valschheid in muntspeciën, munt- en bank biljetten geen onderscheid meer wordt gemaakt naar gelang de misdrijven zijn gepleegd ten opzichte van Nederlandsche dan wel buitenlandsche munt. Boven dien is thans mede het vervaardigen van stoffen of voorwerpen bestemd tot het plegen van muntmisdrijven strafbaar gesteld. Militair strafrecht. De bij G.B. 21 Jan. 1930 n°. 22 (zie Verslag 1031, blz. 852) ingestelde commissie voor het militair straf-, tucht- en strafprocesrecht is ontbonden (G.B. 4 Oct. 1938 n". 40). De rechtspraak Gouvernement'srechtspraal:. In liet reglement op de rechtsvordering zijn bij Ord. in I. S. 1938 n°. 300 eenige wijzigingen en aanvullingen aangebracht betreffende het beslag op roerende goederen, zich bevindende in door derden verhuurde of op andere, wijze in gebruik gegeven ruimten, lijfsdwang en dwangsom. Deze regeling komt, behoudens een enkele afwijking, welke uitsluitend het gevolg is van terzake bestaande verschillen tusschen de wetgeving van Nederlandsch-Indië en die van het moederland, overeen met die welke in Nederland ten aanzien van deze materie bestaat (N. S. 1932 n°. 070). Bij Ord. in T. S. 1938 n°. 383 is voorzien in een in het wetboek van krijgs tucht bestaande leemte ten aanzien van het hooger beroep van krijgstuchtelijk gestraften. Voorts zijn bij Ord. in I. S. 1938 n°. 022 enkele bepalingen in het leven geroepen ter vergemakkelijking van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslis singen in alimentatie-procedures. Deze regeling komt, behoudens een enkele afwijking, overeen met die welke voor Nederland is opgenomen in de wet in N. S. 1934 n°. 253, zooals die is gewijzigd bij de wet van 13 Sept. 1935 (N. S. n°. 542). Het rechtsreglement Buitengewesten is nader gewijzigd in verband met de doorvoering der bestuurshervorming in de Buitengewesten (I. S. 1938 n°. 381). Aanverwante onderwerpen Rechtspersoonlijkheid van vereenigingen. In 1938 zijn in Nederlandsch-Indië op den voet van het K. B. 28 Maart 1870 n°. 2 (I. S. n°. 04) 51 vereenigingen als rechtspersoon erkend, op 11 na, aangegaan voor minder dan 30 jaren. Van deze vereenigingen waren 7 van liefdadigen en 8 van economischen aard. Door UE SOCIALE TOESTAND 366 Chineezen werden opgericht 8 vereenigingen (3 van economischen aard, 2 school vereenigingen, 1 liefdadigheids vereeniging en 2 vakvereenigingen) en door Inlanders 10 vereenigingen (2 van economischen aard, 2 godsdienstige vereeni gingen, 3 vakvereenigingen, 2 liefdadiglieidsvereenigingen en 1 sportvereeniging). Rechtspersoonlijkheid werd geweigerd aan 2 vereenigingen. waarvan do statuten niet in overeenstemming werden geacht met het werkelijk karakter diei vereenigingen. Naamlooze vennootschappen. In 1938 is in Nederlandsch-Indië bewilliging verleend op de akte van oprichting van 81 naamlooze vennootschappen. Rechtstoestand van personen. Van do bevoegdheid, den Gouverneur-! lonoraal verleend bij het vijfde lid van art. 168 van de Indische Staatsregeling, om in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indië- de bepalingen voor Europeanen toepasselijk te verklaren op personen, daaraan niet onderworpen, werd in 1938 in 714 gevallen gebruik gemaakt. Van de personen, op wie de bepalingen voor Eurojieanen toepasselijk verklaard werden, waren 220 Inlanders (128 mannen en 98 vrouwen) en 483 ('hineezen (888 mannen en ISO vrouwen) en 5 personen behoorende tot de groep Vreemde Oosterlingen, andere dan ('hhieezon (4 mannen en 1 vrouw) (vgl. I. S. 1988 nos. 27, 34, 87. 128. 192, 282. 457. 519. 023 en 629). Do meeste Inlanders waren Christenen. Fabriekt' en handelsmerken. In 1988 zijn in Nederlandsch-Indië 930 merken ter registratie aangeboden, waarvan 863 werden ingeschreven in hot openbare register, bedoeld in art. 5 van bet , .Reglement Industrieele Eigendom Koloniën 1912". Octrooien. In 1938 werden 35 octrooi-aanvragen naar den Oetrooirnad te 's-Gravenhage doorgezonden. Notariaat. Het beroepsnotariaat te Toeban (Oost-Java) is ingetrokken (I. S. 1988 il". 649). Voortaan zullen te Semarang twee instede van drie notarissen gevestigd zijn (zie I. S. 1938 n°. 283). Vestiging en toelating, administratief-politieke maat regelen. In 1938 word de politieke maatregel van verwijdering toegepast op 30 personen (uit West-Java 8, Midden-Java 5. Oost-Jnva 11, Sumatra's Westkust 5 en Palembang 1), die als betrokken bij de communistische beweging voor de openbare rust en orde in het gewest hunner inwoning gevaarlijk werden geacht. Gedurende dat tijdvak werd ten opzichte van 107 politieke verwijderden de maatregel opgeheven, terwijl aan 35 personen een andere plaats tot verblijf werd aangewezen. Het in 1938 in Xederlandsch-lndië toe te laten aantal vreemdelingen is bepaald op 12 000 (I. S. 1938 n°. 24). Bij K. B. 2 Aug. 1938 n°. 79 (I. S. n°. 472) is hot loelatingsbesluit voor Nederlandsch-Indië nader gewijzigd. De uitvoeringsvoorschriften van de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap en van de wet op hot N'edet iandsch onderdaanschap van niet- Nederlanders zijn opgenomen in I. S. 1938 n". 399. BESTRMniXü VAN MISDADIGHEID 367 B. BESTRIJDING VAN MISDADIGHEID Gevangeniswezen In 1938 boboofden de voorzieningen aan de gevangenisgebouw en niet tot de allernoodzakelijkste herstellingen beperkt te blijven, doch kouden, in tegen stelling met de voorafgegane periode, naast d' 3 gewone herstellingen, eenige zeer gewenschte verbeteringen en moderniseeringen aan verschillende gebouwen worden aangebracht. Voorbereidingen tot nieuwbouw van eenige gestichten zijn in den loop van 1988 in gereedheid gekomen. Nog steeds moest aan het vraagstuk van hei aanpassen van d<~ capaciteit, der gebouwen aan de bevoikingssterkte allo aandacht worden gegeven. De maatregelen nopens arbeidsscluiwe werkloozeii (I. S. 1936 nos. Si en 160) hebben in 1938 bewezen vruchtdragend te zijn. en aan de daaraan gestelde verwachtingen te beantwoorden. In 1938 is in een gedeelte der strafinrichtingen onder hot beheer van een directeur, bot bewakend personeel van nieuwe vuurwapens on van gewijzigde slagwapens voorzien, terwijl tevens de draagw ijze der wapening werd veranderd. liet volgend staatje geeft een overzicht van hot daggemiddeldo der gevangenis bevolking van alle Landsgevangenisseii in geheel Nederlandsch- Indië-. verdoold naar landaard en sexe. over de jaren 1931 tot en met 1937. De omzet der gevangenisbedrij ven bewoog zich in 19,' iS in vergelijking met voorafgegane jaren in een stijgende lijn. waardoor een toenemende bodrijfsdriikte ontstond, zoodat aan alle gevangenen met langere straffen behoorlijk werk kon worden opgedragen. De verkoopwaarde van de m 1986 door de govangenisbedrijven binnen de muren vervaardigde artikelen bedroog f 2 107 565. Een nadere splitsing van dat bedrag geeft dl volgende staat. DE SOCIALE TOESTAND 368 Naar de producten gerangschikt, gaven de bedrijven en cultures buiten de muren over 1936 een opbrengst van f 229 548, gesplitst- als volgt. UKSTRI.IDINO VAN MISDADIGHEID 369 Het Centraal Bureau voor de Reclasseering bleef den Dienst van het Tucht-, Opvoedings-, Reclasseerings- en Armwezen krachtig steunen in zijn pogingen om de activiteit der reclasseerings vereenigingen gaande te houden. Door geregeld contact met en controle op die vereenigingen bleef het bureau voortdurend op de hoogte der werkzaamheden en kon zoodoende steeds van voorlichting dienen. De reclasseeringsvereenigingen verrichten over bet algemeen waardevol werk. In 1938 werd een Roomsch-katholiekc reclasseeringsvereeniging te Bandoeng opgericht en werd eveneens van de Pro .luventute-veiecnigingeu te Padang en Malang de bereidverklaring aanvaard reclasseeringsarbeid te verrichten. De in 1937 getroffen maatregel om aan de toepassing van het instituut der voorwaardelijke invrijheidstelling verdere uitbreiding te geven in dien zin. dat 369 Door middel van arbeidsvet 'richtingen in de huizen van bewaring, z.g. klein ambachtswerk, als steenkloppen, vlechtwerk on touwslagerij werd in Neder landsch-Indië over 1936 een opbrengst verkregen van f 34 647, hetgeen een gemiddelde opbrengst per man en per dag van f 0,0224 beteekent. De arbeid in dagdiensten ten behoeve van andere Gouvernementsinstellingen leverde een bate van f 24 652 voor den dienst van het Gevangeniswezen en wel wegens: irrigatie- en assaineeringswerken fl3 581, 's Lands steenkolenmijnen f 10 549 en het Leger f 522. Tezamen met liet hoogergenoemde bedrag voor cultures, komt het bedrag voor den arbeid buiten de muren in 1936 tot f 254 200. Het algemeen totaal der verkoopwaarde over het jaar 1930 dor in don dienst van het Gevangeniswezen verworven producten bedroeg f 2 671 760. De kosten van het Gevangeniswezen per man en per dag in de jaren 1928 tot en met 1936 bedroegen: 41; 42,9; 35,6; 28,8; 22,3; 19,2; 18,9; 17 en 15,6 cent. Het maximum bedrag voor de voedingskoeten van arrestanten, enz. is gewijzigd (zie I. S. 1938 n°. 546). Strafrechtelijke dwangopvoeding Tn 1938 werden 365 jeugdigen ter beschikking van de Regeering gesteld. Daarenboven werden 17 minderjarigen civiel-rechtelijk vastgezet in een particulier gesticht of in een Landsopvoedingsgesticht. Daarnaast werden 8 voogdijpupillen op grond van art. 6a der Dwangopvoedingregeling (I. S. 1929 n°. 5) in een Bandsopvoedingsgesticht opgenomen. Einde 1938 bevonden zich in de beide Landsopvoedingsgestichten 629 pupillen, van wie 577 Regeeringspupillen en 8 voogdijpupillen. De overige 44 behoorden tot de categorie welke wordt gevormd door hen op wie de civiel-rechtelijke maat regel van vastzetting wordt toegepast. Aan particuliere zorg waren in 1988 501 Regeeringspupillen en 2 gevallen van vastzetting toevertrouwd. De regelmatig binnenkomende rapporten omtrent de pupillen luidden ovei het geheel gunstig. De verrichtingen van Pro Juventute werden op vroeger peil gehandhaafd. De in 1930 aan de Pro Juventute-vereenigingen voorgelegde richtlijnen, welke in hoofdzaak beoogen de aandacht dezer vereenigingen te concentreeren op de eigenlijk verwaarloosde en misdadige jeugd en de Inheemsche bevolking in het Pro Juventute-werk te betrekken, werden ook in 1938 met vrucht gevolgd. De tegen het einde van 1937 door het Verbond der Vereenigingen Pro Juventute in Nederlandsch-Indië in overleg met den Directeur van Justitie ingestelde cursus ter opleiding van personen aan wie te gelegener tijd de leiding zal zijn toe te vertrouwen van de particuliere opvoedingsgestichten waar Regeeringspupillen en/of voogdijkinderen ondergebracht worden, leverde in. 1988 eenige nieuwe krachten voor particuliere inrichtingen af. In 1938 opende Batavia's Vincentius vereeniging een nieuw meisjeshuis te Batavia. De landbouwkolonie van Pro Juventute Soerabaja te Klakah ond, grondige verbouwing. Reclasseering DE LANDSFINANCIËN 37 De vlottende schuld in Indië nam toe met f 4 080 000; tegenover een ver mindering van het debet-saldo bij De Javasche Bank met + f 5 millioen staat een vermeerdering van het bedrag aan uitstaand schatkistpapier van ruim f 6 millioen. Overigens vindt de toename van de schuld in Indië in hoofdzaak haar oorzaak in een vermeerdering van het saldo der onbelegde gelden van de Postspaarbank ten bedrage van + f 2,9 millioen. Niettegenstaande uit het daarvoor in Indië beschikbaar overschot uit de Landsmiddelen een bedrag van fBl millioen (in 1937 f 162 millioen) naar Nederland werd overgemaakt tot dekking van een deel van het nadeelig over schot op den Indischen dienst aldaar, nam de Indische vlottende schuld in Nederland toe met een bedrag van _ f 42 millioen; deze vermeerdering komt in hoofdzaak tot uitdrukking in een toeneming van de Indische schuld aan 's Rijks schatkist. De voorziening in de behoeften aan kasmiddelen voor de financiering van den Indischen dienst in Nederland heeft ook in 1938 wederom plaats gevonden door gebruik te maken van het crediet bij 's Rijks schatkist, dat voor 1938 bij de wet van 31 Dec. 1937 (N. S. 1937 n°. 913, I. S. 1938 n°. 83) werd vastgesteld op ten hoogste f 200 millioen. De hoogste debet-stand bij 's Rijks schatkist beliep op 26 November 1938 f 55,6 millioen en de laagste op 25 Juni van dat jaar f 648 000. De voorwaarden waartegen het Rijk in 1938 schatkistpapier heeft kunnen plaatsen voor de financiering van deze voorschotten, waren wederom zeer gunstig, zooals uit het volgend overzicht blijkt. Doordat echter een groot deel van die voorschotten nog wordt gefinancierd met in vroegere jaren tegen een belangrijk hoogere rente uitgegeven drie- en vijfjarig schatkistpapier, bedroeg de over de Rijksvoorschotten verschuldigde rente in 1938 nog '2\ %, tegen 3,047 % in het voorafgegane jaar. (In duizendtallen guldens) DE SOCIALE TOESTAND 370 alle grootere gevangenissen op Java er in worden betrokken, leverde in 1938 een toename van bet aantal behandelde gevallen van voorwaardelijke invrijheidstelling op. Het aantal voorwaardelijke voroordeolingeii beliep in de jaren 1933. 1934. 1985, 1936 en 1937 onderscheidenlijk 1(179. 1124. 1579. 1465 en 1534. Het Centraal College voor de Reclasseering gaf in 112 gevallen advies inzake voorwaardelijke invrijheidstelling. Dactyloscopie In 1938 werd op den bestaanden voet voortgewerkt. Ontvangen werden 29 733 signalementen (27 380 in 1937). waarvan 20 512 (19 895 in 1937) nieuw werden ingeschreven, terwijl in 2892 (3(175 in 1987) gevallen identificatie van gedactyloscopeerenden plaats had. Staat 102 van het Statistisch Overzicht bevat een gedetailleerde opgave van deze cijfers. Aan rechters en rechtbanken alsmede aan politie en andere autoriteiten zijn van 1920 tot en met 1938 achtereenvolgens 14, 10, 9, 16, 25, 20, 30, 36, 35. 40, 34, 50, 51, 53, 52, 51, 43, 50 en 52 rapporten uitgebracht in civiele zoowel als in strafzaken. De samenwerking met de twee particuliere dactyloscopisehe kantoren (dat van den Java Suiker Werkgevers Bond te Soerabaja en het in beheer van het Zuid- en West-Sumatra Syndicaat zijnde Algemeen Dactyloscopisch Bureau voor Aziatisch Kantoor-, Fabrieks- en Ondernemingspersoneel te Batavia) onderging geen verandering. Crimineele statistiek Vrrtoop van het aantal misdrijven. In 1937 verkregen volgens de uitkomsten van de Crimineele statistiek 74 764 misdrijf vonnissen kracht van gewijsde. Daarvan luidden 61205 vonnissen of 81,9% een veroordeeling in, derhalve ongeveer evenveel als in 1936 met 61 009 veroordeelingen. De cijfers van de/e twee jaren zijn echter niet geheel vergelijkbaar, aangezien in het aantal van 1936 zijn begrepen 1589 veroordeelingen wegens feiten, genoemd in de artikelen 8. 15, 23 en 32 van de wegverkeersordonnantie (I. S. 1935 n°. 86), welke gevallen krachtens I. S. 1936 n°. 83 j°. n°. 201 met ingang van 1 Januari 1987 (IS. 1930 n°. 450) niet meer als misdrijven, doch als overtredingen worden aangemerkt Hierdoor verdwenen deze feiten uit de Crimineele statistiek, welke zich enkel met gevallen van misdrijf bezig houdt. Schakelt men de verkeersmisdrijven voor 1936 uit, dan blijkt bij vergelijking van dat jaar met 1937, dat het aantal veroordeelingen wegens misdrijven voor geheel Indië met + 3 % is gestegen. Een overzicht van het verloop van het aantal berechte en van het aantal veroordeelde personen volgt hieronder. Aantal wegens misdrijf berechte en veroordeelde personen (gouvernements en inheemsche rechtspraak tezamen) BESTRIJDING VAN MISDADIGHEID 371 Uit deze cijfers blijkt het verschil in verloop tusschen het aantal veroordeelden op Java en dat in de Buitengewesten. In het eerstgenoemd gebiedsdeel vond een zoodanige vermeerdering plaats, dat — uitgaande van de vergelijkbare reeks veroordeelden exclusief die wegens verkeersn_sdrijven — zelfs het peil van 1935 (hoog wegens den misoogst van 1934) werd overtroffen. Voor de Buitengewesten nam het aantal in 1937 af, (K>k wanneer men meergenoemde verkeersmisdrijven buiten beschouwing laat, doch ook daar handhaafde het aantal zich op hoog peil. Misdrijven naar landaard. Bij splitsing van de cijfers naar landaard blijkt, wederom uitgaande van de veroordeelden exclusief die wegens verkeersmisdrijven, dat de boven geconstateerde stijging op Java en Madoera en daling in de Buiten gewesten zoowel ten aanzien van de Vreemde Oosterlingen als van de inheemsche bevolking geldt. Ten aanzien van do Europeanen is het tegenover gestelde het geval. De uit deze cijfers blijkende rasgewijze aantalverhoudingen der veroordeelden zijn dusdanig, dat voor het algemeen verloop van het aantal misdrijven steeds de cijfers der inheemsche veroordeelden beslissend zijn. Die aantallen vormen, uiteraard als gevolg van het feit, dat de uitheemsche groepen slechts een kleine fractie van de geheele bevolking van Nederlandsch-Indië uitmaken, zulk een groot gedeelte van het totaal, dat ook voor het nagaan van de mate, waarin veroordeelingen wegens misdrijf plaats vinden, waarbij dus met den bevolkings groei moet worden rekening gehouden, met deze cijfers kan worden volstaan. Dit is van belang, omdat enkel van de inheemsche bevolking een bruikbare raming van den groei der bevolking kan worden gemaakt. Voor de uitheemsche groepen is zulk een raming met het oog op den invloed van de emigratie en immigratie voorshands niet te maken. Gemiddelde criminaliteitscijfers. Wordt de frequentie der misdrijven bepaald door bot aantal inheemsche veroordeelden, rekening houdende met de toeneming Aantal veroordeelden, gesplitst naar landaard (gouvernements en inheemsche rechtspraak tezamen) DB SOCIALE TOEBTAND 372 der bevolking (IJ, % per jaar), uit- te drukken per 100 00(1 zielen, dan blijkt het volgende : Hieruit is te zien, dat de frequentie van misdrijven in Nederlandsch-Tndië zich in 1936/1937 (vonnissen 1937) ongeveer op het verhoogde peil van 1934 1985 (vonnissen 1935) heeft gehandhaafd. Inheemsche veroordeelden (excl. wegens verkeersmisdrijven veroordeelden) per 100 000 zielen van de inheemsche bevolking BESTRIJDING VAK DE ONZEDELIJKHEID 373 C. BESTRIJDING VAN DE ONZEDELIJKHEID Bestrijding van ontucht en den handel in vrouwen en kinderen. Tn de periode Juli 1937 tot Juli 1938 werd één geval van internationalen of nationalen vrouwenhandel bij het betrokken Begeeringsbureau aangebracht. Behandeld werden 1 geval van koppelarij, 37 gevallen van clandestien bordeelbedrijf of het verschaffen van rendez-vous-gelegenheid, alsmede 29 gevallen van verwante zedenmisdrijven. Ook in 1938 werden weder verscheidene minderjarigen van Ghineeschen landaard, die nog niet in staat waren in hun eigen onderhoud te voorzien en zonder hun wettigen verzorger in Indië aankwamen, in het gezin van een te goeder naam en faam bekend staand landgenoot opgenomen dan wel, bij ontstentenis daarvan, in een gesticht geplaatst. Aldus kwamen 16 nieuwe immigranten onder de controle van het betrokken Begeeringsbureau, waardoor einde 1938 237 jeugdige immigranten onder controle gesteld waren. Bestrijding van de verspreiding eun ontuchtige idtgaven. Nasporing inzake den handel in pornografische uitgaven leidde in twee gevallen tot inbeslagneming van drukwerken, enz. Geen der aangehouden uitgaven bleek afkomstig te zijn uit Nederlandsch-Indië. DE SOCIALE TOESTAND 374 D. GEBRUIK VAN VERDOOVENDE MIDDELEN EN ALCOHOL De opiumregie Zooals reeds in het vorig Verslag werd vermeld, is met ingang van 1 Januari 1938 het metrieke stelsel ingevoerd. In verband hiermede is de verpakking van regie-opi—_ gewijzigd in tubes van 0,2 gram, 0,4 gram, 0,8 gram. 2 gram en 5 gram. Op Java en Madoera werd 9170 (in 1937 7560), in de Buitengewesten 13 021 (in 1937 12 991) en in geheel Nederlandsch-Indië 22 191 (in 1937 20 551) kg regic-opium verkocht, onderscheidenlijk 21, 0,2 en 8 % meer dan in 1937. Deze debietsvermeerdering, welke vrijwel uitsluitend tot Java en Madoera beperkt is gebleven, vond haar oorzaak in betere economische omstandigheden op deze eilanden en vermoedelijk ook in een vermindering van de activiteit van den handel in clandestien opium, waardoor een verschuiving van clandestien naar wettig gebruik moet hebben plaats gehad. De bruto-opbrengst bedroeg op Java en Madoera f 4 584 868 (in 1937 f 3 916 842), in de Buitengewesten f 7 363 270 (in 1937 f 7 559 276) en in geheel Nederlandsch-Indië f 11948 138 (in 1937 f 11476 117), dus onderscheidenlijk 17 % meer, 2 % minder en 4 % meer dan in 1937. De vermindering van de bruto-opbrengst in de Buitengewesten moet aan den achteruitgang van den economischen toestand, veroorzaakt door de daling van de prijzen van verschil lende landbouwproducten worden toegeschreven. Voor zooveel Bangka en Billiton betreft, was bovendien de ten aanzien van de tinproductie toegepaste restrictie, waardoor een groot aantal contract-koelies naar China moest worden terug gezonden, hierop van invloed. Het aantal opiumverkoopplaatsen steeg op Java en Madoera van 437 tot 444, doch daalde in de Buitengevvesten van 386 tot 371. Het aantal opium verkoopplaatsen, waarvan het beheer met dat van een zoutverkoopplaats is gecombineerd, steeg op Java en Madoera van 206 tot- 248 en in de Buiten gewesten van 88 tot 91. Het aantal gelicentieerde opiumverbruikplaatsen (kitten) bleef zoowel op Java en Madoera als in de Buitengewesten ongewijzigd (respectievelijk 4 en 21). Het aantal vervolgingen, ingesteld wegens het houden van clandestiene kitten, bedroeg 88, tegen 31 in 1937. Het aantal gebruikslicenties steeg op Java en Madoera van 33 366 tot 37 183 en daalde in de Buitengewesten van 6464 tot 6352. Aangenomen mag worden dat de stijging op Java en Madoera verband houdt met een verschuiving van het gebruik van clandestien naar wettig opium. Het aantal Europeanen en met dezen gelijkgestclden, in het bezit van een gebruikslicentie, bleef 2. Van do gebruikslicentiehouders hadden einde 1938 ruim 200 den (geschatten) leeftijd van 30 jaar nog niet bereikt. Het aantal vervtierslieenties daalde van 188 einde 1937 tot 175 einde 1938. In 1938 werd evenals in 1937 + 4 % van het totale debiet op vcrvoerslicenties ingekocht. In 1938 werd per Chineeschen schuiver gemiddeld 372 gram (in 1937 360 gram) en per Inlandschen schuiver gemiddeld 128 gram (in 1937 121 gram) regie-opium verbruikt. In 1938 werd gemiddeld per hoofd der bevolking op Java en Madoera f 0,11 (in 1937 f 0,09), in de Buitengewesten f 0,39 (in 1937 f 0,40) en in geheel Nederlandsch-Tndië f 0,20 (in 1937 f 0,19) aan opium besteed. Het aantal aanhalingen van regie-opium bedroeg 916 tot een hoeveelheid van 8,683 kg, tegen 1098 aanhalingen en 12,517 kg in 1937. Niet van de regie afkomstig opium werd aangehaald in 161 gevallen tot een hoeveelheid, welke werd gelijkgesteld met 168,661 kg tjandoe van goede hoedanigheid, togen 397 aanhalingen en 318,310 kg in 1937. Groote aanhalingen van sluikopium hadden plaats te Tandjoengpriok, Bandoeng, nabij Indramajoe, in open zee aan boord van het stoomschip Steel Navigator, nabij Semarang, Tandjoengperak (Soerabaja), in zee nabij Ijoe-Ketjil (Riouw-arehipel) en Djeneponto (nabij Bontham). GEBRUIK VAN VERDOOVENDE MIDDELEN K.N Al.l'olK il. 375 Andere verdoovende middelen dan ruw en bereid opium (voornamelijk morphine en heroïne) werden in 106 gevallen aangehaald tot een gezamenlijke hoeveelheid van 62,917 gram, tegen 228 aanhalingen en 195,123 gram in 1937. Aan de Anti-Opiunïvereenigirïg te Batavia, de STederlandsch-I—dUche Groot liOge der Internationale Orde van Goede Tempeliers] en de Xederlandsch- Tndischc Anti-Opiumvereeniging werden subsidies redeend van onderscheidenlijk f 2500. f2OOO en f 1500 ter bevordering van de propaganda tegen het opium gebruik. Aan de Anti-Opiumvereeniging te Batavia werd bovendien een subsidie toegekend van f 2021 voor het verheiien van maatschappelijke nazorg aan personen, die een geneeskundige behandeling tot ontwenning van het gebruik van verdoovende middelen hebben ondergaan. Deze vereeniging ging voort voor dit doel het landhuis Tandjoeng-West te Pasar Minggoe bij Batavia te exploi tccren, waar in 1938 165 gewezen narcoticomanen werden opgenomen. De betrokken vereenigingen konden ook in 1938 aanspraak maken op een aandeed in de opbrengst van de geldloterijen, ongeveer gelijk aan de ontvangen subsidies ten laste van de openbare geldmiddelen. Voor nadere bijzonderheden betreffende de Opiumregie wordt verwezen naar het jaarverslag van de Opium- en Zoutregie over 1938. Behandeling van opiophagen In het Zendingshospitaal ..lmmunuël" te Bandoeng werden in de daarvoor ingerichte afdeeling in 1938 verpleegd 635 verslaafden aan verdoovende middelen (in 1937 357). Hieronder bevonden zich 37 vrouwen. Einde December 1938 waren nog 30 personen onder behandeling. Aan morphine (soms gecombineerd met cocaïne) verslaafd waren 170. aan opium en djitjeng 159, aan opium alleen 287, aan djitjeng alleen 1 en aan opium, djitjeng, heroïne en morphine 12 personen. Aan de behandeling onttrokken zich, vóórdat zij genezen waren, 44 personen; 14 zijn overleden, terwijl de overige patiënten genezen werden ontslagen. Het aantal verpleegdagen bedroeg in 1938 11 883 (in 1937 7532). Beperking van het alcoholgebruik Aan de door verschillende artsen van den Dienst der Volksgezondheid uitge brachte rapporten over het al of niet waarnemen van drankmisbruik in 1938 wordt het volgende ontleend. In sommige streken van Lombok wordt nog geregeld toewak en brem gebruikt. Er werden slechts enkele gevallen van dronkenschap waargenomen. In Midden- Lombok komt drankmisbruik nooit voor. Op Bali is drankmisbruik vaker in het Zuiden waargenomen. Het meest wordt hier toewak, arak of brem gedronken. In de residentie Tapanoeli werden slechts uit Sidikalang gevallen van drank misbruik, zelfs met doodelijken afloop gemeld. Het betreft hier meestal toewak. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo komt in de meeste streken alcoholmisbruik niet voor. Slechts bij oogst- en doodenfeesten of na het beslechten van ruzie wordt veel gedronken, in hoofdzaak toewak of brem (uit rijst gestookt). Vooral in Sampit en omgeving komt dit voor. Uit Malinau (Noordoost-Borneo) wordt gemeld, dat de Dajaks alcohol houdende dranken bereiden uit rijst of oebi Kajoe. Deze dranken, pengasi of borak gelïeeten, worden in groote hoeveelheden gedronken. Het Bestuur heeft maatregelen genomen om dit misbruik te beperken. Ook in Tandjoengselor komt misbruik van alcoholhoudende dranken voor. Tn Celebes en Onderhoorigheden bleef het drankgebruik zeer beperkt. In Kendari-Kolaka wordt veel pongasi (uit gegiste rijst bereid) geconsumeerd. Ook in Bontham maakt de bevolking veel gebruik van balok (toewak), zonder dat van misbruik gesproken kan worden. In Enrekang wordt overal toewak gedronken, echter zeer matig. Hetzelfde geldt voor Masamba. Evenals in 1937 DE SOCIALE TOESTAND 376 werd ook in 1938 van het eiland Boeten gemeld, dat de Boetonnees veel kenau of pongasi drinkt. Openbare dronkenschap word evenwel zelden waargenomen. In de residentie Manado worden overal alcoholhoudende dranken gebruikt. Door het Bestuur wordt overmatig gebruik krachtig tegengegaan. In Tobelo (Molukken) wordt bij feestelijke gelegenheden veel palmwijn gedronken. Dronkenschap kwam weinig voor. Op Ceram is dronkenschap goregold waargenomen, zelfs onder de jeugd; huilende zuigelingen tracht men met sageroe zoet te houden. Op het eiland Batjan wordt veel sagoweer gedronken. Overmatig gebruik wordt zooveel mogelijk tegengegaan. Hetzelfde geldt voor Manokwari. Op de oostkust van Groote-Kai wordt een overmatig gebruik gemaakt van sagoweer. In de Islamitische kampongs is dit minder het geval. In Piroe wordt roods door de prille jeugd sageroe gedronken. Aan babyß geeft men deze drank als versterkend middel. In den Timor-archipel zijn bet in hoofdzaak de Florineezen en Sawoeneezen die geregeld alcoholhoudende dranken gebruiken. In Maocmere op Flores wordt de alcohol bevattende moke gedronken. In het Noorden van Timor drinkt de bevolking graag ~sopi timoer", een product dat even sterk zou zijn als jenever. In het Verslag over 1937 werd melding gemaakt van de kawa-kawa of wati (Piper methysticum), een plant waaruit op Zuid- Nieuw-Guinea een drank met narcotische werking bereid wordt. Onderzoekingen, verricht in de chemische afdeeling van het Eykman-Instituut te Batavia-Centrum wezen uit, dat de bedwelmende werking van deze plant veroorzaakt wordt door een stof, „marindinme" genoemd, welke stof anaesthetiseerende eigenschappen bezit. Op Java bleef drankmisbruik een groote uitzondering. Er bestaat over het algemeen geen reden tot ongerustheid ten aanzien van het drankgebruik in Nederlandsch-Indië. GEZONDHEIDSZORG 377 E. GEZONDHEIDSZORG 1. Gezondheidstoestand van de bevolking Een vergelijking van de geboorte-cijfers van de provincies op .lava ,o de gouvernementen Jogjakarta en Soerakarta mei die over het jaar 1937 gel 1 voor de provincie West-.lava een stijging te zien van 331 000 lot 349 047. dus van 17 447 of 5,3 % (voor 1937 9 %). Midden-lava. had een geboorte-cijfer van 384 585, vergeleken bij 1937 een daling van 8342 of 2.2 %. Voor Oost-Java viel een daling van 407 415 tot 387 727, dus 19 688 of 5,1 % te constateeren. In het gouvernement Jogjakarta was het geboorte-cijfer 56 513 (in 1937 57 900), een daling dus van 1387 of 2,5 %, in Soerakarta bedroeg bet geboorte-cijfer 85 582 (in 1937 95 817), dus eveneens een daling en wel van 10 285 of 12 "/,. Het geboorte-cijfer voor geheel -lava en Madoera bedroeg 1 268 404 (in 1937 1 285 659), hetgeen een daling beteekent van 22 255 of 1,8 %. In de provincie West-Java daalden de geboorte-cijfers in de regentschappen Tjiandjoer (0,6 %), Garoet (0,9 %), Tasikmalaja (29,5 %), Cheribon (6,3 %), Koeningan (4,8 %) en Madjalengka (0,6 %). In de provincie Midden-Java werd daling van de geboorte-cijfers geconstateerd in de regentschappen Pekalongan (5.8 %), Pemalang (10,2 %), Tegal (9,6 %), Brcbes (3,3 %), Semarang (5,8%), Kendal (4,9%), Grobogan (2,7%), Pati (12,3%), Bembang (7,5%), Tjilatjap (0,8 %), Poerbalingga (0,9 %), Magelang (2,4 %), Poerworedjo (8,1 %) en Keboemen (2,8 %). In Oost-Java werd een daling geconstateerd in de regentschappen Sidoardjo (7,9%), Soerabaja (6,3%), Lamongan (24,4%), Bodjonegoro (30,4%), Toeban (14,6%), Madioen (6,2%), Magetan (15,4%), Ngawi (16,2%), Toeloengagoeng (10,9 %), Kediri (9,8 %), Ngandjoek (12,4 %), Blitar (8,9 %). Malang (2,5 %), Pasoeroean (4,4 %), Loemadjang (8,4 %), Bondowoso (1,7 %), Djember (10,1 %) en Bangkalan (3 %). De grootste toename van het aantal geboorten werd waargenomen in de regentschappen Lebak (11,9 %), Batavia (15,1 %), Krawang (12,9 %), Soekaboemi (15,4 %), Bandoeng (16,1 %) en Tjiamis (60,6 %) van de provincie West-Java, het regentschap Wonosobo (12,1 %) van de provincie Midden-Java en de regentschappen Modjokerto (31,7 %) en Probolinggo (11,9 %) van de provincie Oost-Java. Evenals in vorige jaren was het geboorte-cijfer op Bali en Lombok vrij laag (1.35 %); het sterfte-cijfer was wederom hooger (1,40 %). De hoogste sterfte cijfers geven het derde en vierde kwartaal aan. vermoedelijk onder invloed van de malaria. Het sterfte-cijfer voor Java en Madoera vertoont, vergeleken bij 1937, een daling van 852 486 op 846 331, dus van 6155 of wel 0,7 %. In de provincie West-Java steeg het aantal overledenen van 231 548 tot 235 581, dit is een vermeerdering van 4033 of 1,7 %. In de provincie Midden-Java liep het sterfte cijfer terug van 246 431 tot 234 949, dus met 11482 of 4,9%. Ook in de provincie Oost-Java viel een daling van bet sterfte-cijfer waar te nemen van 295 273 tot 291032, een verschil van 4241 of 1,5 %. In de gouvernementen Jogjakarta en Soerakarta bedroegen de sterfte-cijfers resp. 34 858 (29 747) en 49 911 (49 487); voor het gouvernement Jogjakarta dus een toename van 5111 of 17,2 % en voor het gouvernement Soerakarta een toename van 424 of 0,9 %. De sterkste daling van het sterfte-cijfer werd waargenomen in de regent schappen Garoet (12,1 %) en-Tasikmalaja (33,9 %) van de provincie West-Java, in de regentschappen Koedoes (11,5 %), Blora (14,6 %), Poerbalingga (14,4 %), Wonosobo (14,9 %) en Poerworedjo (11,4 %) van de provincie Midden-Java, in de regentschappen Djombang (9,5%), Ngawi (11,2%), Ponorogo (13,8%). Patjitan (11,2 %), Bondowoso (16,4 %) en Djember (14 %) van de provincie Oost-Java; verder in het regentschap Wonogiri (8,3 %) van het gouvernement Soerakarta. De bovengenoemde cijfers betreffende geboorte en sterfte moeten, evenals in 1937, wederom met groote voorzichtigheid beschouwd worden. De gegevens, DB SOCIALE TOESTAND 378 waaruit deze cijfers zijn opgebouwd, zijn niet steeds volledig, zoodat het niet mogelijk is bepaalde conclusies te trekken. In tegenstelling met het jaar 1937, viel in het regentschap Garoet een duidelijke daling van het sterftecijfer waar te nemen. Zeer belangrijk was de/o daling in hot regentschap Tasikmalaja. Het is niet uitgesloten te achten, dat de/o daling in belangrijke mate haar oorzaak vindt in de verbeterde pest-situatie. Zoo verminderde het aantal sterfgevallen aan pest in bot regentschap Garoet met 51,2 % en in het regentschap Tasikmalaja met 25.1 %. Het geboort.--overschot bedroeg in West-Java 113 466 (in 1937 100 052). in Midden-Java 119036 (in 1937 146496), in Oost-Java 90 715 (in 1937 112 142), in Jogjakarta 21 655 (in 1937 28 153) en in Soerakarta 35 621 (in 1937 46 330). Voor geheel Java en Madoera was liet geboorte-overschot in 1938 117 073, tegen 433 173 in 1937. Een belangrijke stijging mui bet geboorte-overschot vertoonden do regent schappen Krawang, Buitenzorg. Tjiandjoer, Bandoeng, Garoet. Tasikmalaja, Tjiamis, Cheribon en Madjalengka in de provincie West-Java, de regentschappen Pekalongan, Peinulang, Brebes. Grobogan. I'ati. -lapara, Banjoeinas, Tjilatjap, Poerbalingga, Bandjamegara en Keboemen in de provincie Midden-Java, de regentschappen Ponorogo, Patjitan, Toeloengagoeng. Kediri. Banjoewangi en Pamekasan in do provincie Oost-Java, de regentschappen Bantod en Goenoeng kidoel in het gouvernement Jogjakarta en de regentschappen Sragen en Wonogiri in het gouvernement Soerakarta. De indruk, dat het gebruik van geboorte- en sterftobowijzen in verschillende regentschappen bijdraagt tot het vaststellen van deze hooge geboorte-overschotten, wordt hierdoor weer versterkt. De aangiften zijn in elk geval betrouwdjaarder te achten. De grootste sterfte op Java en Madoera in 1938 viel in het eerste kwartaal (in 1937 in het derde kwartaal). De laagste sterfte voor geheel -lava en Madoera word geconstateerd in het tweede kwartaal. De laagste sterfte-cijfers voor West-, Midden- en Oost-Java vielen in het tweede kwartaal, voor Jogjakarta in int derde kwartaal en voor Soerakarta in het vierde kwartaal. De laagste sterfte voor Bali en Lombok viel in hot tweede kwartaal en de grootste sterfte in het vierde kwartaal. De hoogste geboorte-cijfers voor geheel Java en Madoera vielen in hot tweede kwartaal 1938. De laagste geboorte-cijfers vielen in het vierde kwartaal. Bali en Lombok geeft- voor 1938 een geboorte-tekort van 1046 (in 1937 1051). De geboorte-cijfers op Bali en Lombok zijn echter nog steeds niet betrouw baar. De hoogste geboorte-cijfers voor Bali en Lombok vielen in het derde kwartaal, do laagste in hot eerste kwartaal. Het aantal sterfgevallen was in de volgend.- plaatsen op Java on Madoera in 1938 grooter dan in 1937: Batavia (toename 9,9%), Semarang (3,1%), Salatiga (5,3 %), Tjilatjap (11,9 %), Poerwokerto (33,1 %), Jogjakarta (10,6 %), Soerakarta (2,6%), Soerabaja (11,8%), Modjokerto (0,9%), Madioen (1,8%), Kediri (0,6%), Toeloengagoeng (5,1%), I'asoeroeau (21.0%), Probolinggo (9,7 %) en Bondowoso (5,4 %). In do Buitengoweston viel een ver ordering te constateeren in Palembang (4,4%), Medan + Belawan (11,6%), Sab.-mg (8,8%), Pontianak (10,8%), Samarinda (62,5 %), Balikpapan (11,4 %), Manado (17.3 %) en Makassar (11,9 %). Vermindering van het aantal sterfgevallen werd waargenomen in 15uitenz.org (2,4%), Soekaboemi (7,2%), Bandoeng (3.1%), Garoet (9.6%), Tjiamis (21,2 %), Cheribon (4 %), Tegal (11,2 %), Magelang (11 %), Biitar (4,8 %), Malang (9,9 %), Padang (21 %) en Amboina (12,9 %). Nog steeds eischen malaria, longtuberculose, pneuiuonieën, typhus en bacillaire dysenterie onder de Inheemsche bevolking veel slachtoffers. De cijfers over 1938 betreffende de geboorte en sterft-,- in de Buitengewesten zijn nog zoor weinig betrouwbaar. GEZONDHEIDSZORG 379 2. Opleiding van geneeskundig en ander technisch personeel Voor het examen voor vroedvrouw slaagden 59 leerlingen, van wie 9 mantri verpleegsters van den Dienst der Volksgezondheid. Aan het Eykinan-Instituut (Centraal Laboratorium van don Dienst der Volksgezondheid) te Batavia werden in 1938 8 leerlingen tot den cursus van bacteriologisch analist en 8 leerlingen tot den cursus van chemisch analist toegelaten, van wie in den loop van hot jam- respectievelijk 4 en 3 leerlingen afvielen. Voor het in 1938 afgenomen eindexamen slaagden 5 personen voor bacteriologisch analist, terwijl aan 5 anderen het diploma van chemisch analist werd uitgereikt. Ie vijfjarige opleiding voor tandarts aan do Bchool tot opleiding van Indische tandartsen te Soerabaja werd in 1938 gevolgd door 81 leerlingen, terwijl na afgenomen eindexamen aan 9 leerlingen het Indisch tandarts-diploma kon worden uitgereikt. De Nederlandsch-Indische artsenschool te Soerabaja telde gedurende 1938 362 leerlingen. Aan 23 leerlingen werd het Indisch arts-diploma uitgereikt. 3. Medisch-hygiënische propaganda In 1938 was het aantal voor de modisch-hygiënische propaganda opgeleide hygiëne-mantri's, vroedvrouwen en artsen belangrijk grooter dan in 1987. Het intensief hygiëne-werk heeft zich ook in 1938 uitgebreid over nieuwe plaatsen. Een tentoonstelling over intensief hygiëne-werk en mediseh-hygiënische propaganda, bestaande uit het materiaal dat gebruikt werd voor de expositie ter gelegenheid van de Volkenbondsconferentie over Landelijke Hygiëne in 1937 te Bandoeng, werd op het Koningsplein te Batavia-Centrum gehouden gedurende Maart en April 1938. In de studiewijk voor hygiëne te Batavia-Centrum worden verscheidene belangrijke onderzoekingen, welke in 1937 waren aangevangen, voortgezet. Het aantal ingeschreven leerlingen aan de hygiëne-mnntri-school van den Dienst der Volksgezondheid van haar opening op 1 April 1936 tot en met 1 Januari 1939 bedroeg 270. Gedurende het jaar 1938 volgden 65 mannelijke en 48 vrouwelijke leerlingen den cursus. Het aantoonen van de geschikt gebleken methoden van het organiseeren en tot ontwikkeling brongen van intensief hygiëne-werk on het beproeven van nieuw voorgestelde middelen geschiedde ook in 1938 in het studie- en opleidings terrein van den Dienst der Volksgezondheid in hot regentschap Banjoemas. Dit terrein werd wederom bezocht en bestudeerd door bestuursambtenaren, artsen, vroedvrouwen, e.a.. die daarna een waardevolle invloed hebben uitge oefend op de invoering, reorganisatie of uitbreiding van hot hygiëne-werk op andere plaatsen in Nederlandsch-Indië. i. Wetenschappelijke onderzoekingen Landskoepokinrichting en liet Instituut Pasteur. Ook in 1988 werd de revaccinatie tegen pest in de zwaarst besmette regentschappen van Priangan (Bandoeng en Garoet) in September t/m December opnieuw systematisch door gevoerd. Elders vond (re)vaccinatie incidenteel plaats in de desa's, waar de pest een opleving vertoonde; in totaal werden bijna 1500 1 vaccin voor + 1,5 millioen (re)vaccinaties uitgezonden. De pest beweegt zich nog steeds in dalende lijn, zooals blijkt uit de volgende tabel van het aantal sterfgevallen aan pest in de 5 regentschappen van Priangan over de jaren 1934 t/m 1938. DE FINANCIEELE TOESTAND 38 B. Vaste schuld. Deze schuld vertegenwoordigde voor elk der leeningen de volgende bedragen: Aan aflossingen werd in 1938 nominaal besteed f 36 284 495, aan rente f 38 224 616. De rente van de met De Nederlandsche Bank en De Javasche Bank ter aflossing van de Nederlandsch-Indische leeningen 1921 C en 1923 B (ponden leeningen) gesloten geldleening werd, na in November 1937 reeds te zijn terug gebracht van 3i, tot 3£ %, in Februari 1938 andermaal verlaagd tot 3 %, met dien verstande echter, dat de rente dezer leening van 1 Maart 1948 af wederom 3J- % zal bedragen, tenzij zij inmiddels voortijdig zou worden afgelost. Het aandeel van Nederlandsch-Indië in de 4 % Nederlandsche Staatsleening 1933 ten bedrage van f 115 000 000 in Februari 1938 werd mede betrokken in de conversie der 4 % Staatsleeningen in de 3—3 i % rentende Nederlandsche Staatsleening 1938. Ook deze leening zal na tien jaren een rente dragen van 3i %. tenzij zij inmiddels voortijdig zou worden afgelost. 3. Belastingen in geld Belastingen in het algemeen. De invordering der belastingen in 1938 geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Gerekend van 1 Januari 1938 is Canada aangewezen als Staat welke geacht kan worden te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid van art. 6 der Ord. tot voorkoming van dubbele belasting (I. S. 1938 n°. 521). Personeele belasting De zuivere opbrengst van dit middel over 1938 bedroeg f 3 688 000, tegen f 3 438 000 over het daaraan voorafgegane jaar 1 ). Verponding. De zuivere opbrengst van dit middel over 1938 bedroeg f 4 317 500, tegen f 4 544 000 over het daaraan voorafgegane jaar. Inkomstenbelasting. De regeling der inkomstenbelasting (I. S. 1932 n°. 111) onderging bij Ord. van 16 Dee. 1938 (I. S. n°. 687), welke voor het eerst van toepassing is voor het belastingjaar 1938, naast eenige veranderingen van onder geschikt belang, de volgende wijzigingen. In de eerste plaats werden de voorschriften omtrent het belasten van tantièmes aangevuld, met het doel om betere uitvoering te geven aan het beginsel, dat alle genieters van deze inkomsten aanstonds van het eerste *) De hier en bij de verdere middelen genoemde opbrengsten zijn geput uit de op het tijdstip van het samenstellen van dit Verslag ten dienste staande gegevens. De cijfers betreffende de kohierbelastingen stellen voor de rekeningcijfers volgens het „zuivere op brengsf'-stelsel. De tot vergelijking strekkende cijfers over 1937 zijn de in het vorig Verslap vermelde. DE SOCIALE TOESTAND 380 Naar aanleiding van do gunstige resultaten der actieve immunisatie tegen tetanus werd een experimenteel onder/ook begonnen, waarin passieve cli actieve immunisatie tegelijkertijd plaats hadden. Het experimenteel rabiës-onderzoek werd voortgezet. Eykman-Instituut (( 'entraal laboratorium van den dienst der volksgezondheid ). In 1938 werden in het Eyknian-lnstituut 00 58] onderzoekingen verricht (in 1937 55 323). liet bacteriologisch roiil ino-onder/oek bleef ongeveer constant: er worden 22 506 onderzoekingen verricht (in 1937 22 794). Hot typhus- en dysenterie ondcrzoek vormde nog steeds de hoofd schotel. Ileactic van Widttl. Omtrent de reactie van Widal, welke in de drie laatste jaren + 8000 maal werd verricht, kan wolden opgemerkt, dat het aantal positieve reacties bij paratyphus A veei geringer is dan bij tvphus abdominalis (60% en 85%) en dat bij paratyphus A do Oagglutinen zeer onvoldoende schijnen te worden ontwikkeld, juist omgekeerd als bij typhus abdominalis. Salmonella-onderzoek. Het overzicht der verrichte onderzoekingen en der vastgestelde infecties niet tvphoiil over de jaren 1982 t/m 1938 toont aan. dat salni. typhi .'! maal zoo frequent geïsoleerd word dan salm. parat. A; de bloed agarcultuur leverde de boste resultaten op (75 ',',, van de positieve gevallen), terwijl aan do urinecultuur oen zeer bescheiden plaats in de diagnostiek toekomt (±' 5 % van de positieve gevallen). Typhus abdominalis en paratyphus A zijn over do drie bevolkingsgroepen percentsgewijs ongeveer gelijk verdeeld. Baciltairr dysenterie. Van 1010 inzendingen werd 537 x de Plexner (+'7o%), 45 x Shiga, 88 x Sonne on o x Bchmitz als bacterieele diagnose beid. Het aantal onderzoeken was vergeleken bij vorige jaren weder toegenomen. Wat betreft de verschillende dysenterie-typen bleek, dat Shiga on de Flexner-groep oen stijging vertoonden, terwijl voor Sonne en Bchmitz een daling viel op te merken. D.- Shiga-gevallen zijn in hoofd/aak afkomstig van .■en endemische dysenterie-streék (Bantam) en werden vooral in ■.'[>■ tweede helft van het jaar waargenomen. Tropical typhus. Ben positieve Weil-Felix-reactie mei de tndologene Proteus stam OX 19 word in 15n gevallen waargenomen (50 Europeanen, 39 Chineezen en 01 Inhoeiusclien). Diphtherie. De toename van bet aantal gevallen in vergelijking met 1937 is min of meer gelijkelijk verdoold over het geheele jaar. Van oen bepaalde epidemie kan niet worden gesproken. Tuberculose. Hel aantal ondi i zinkingen is mot 202 toegenomen. In 270 gevallen kon de diagnose óf d ' dierproef óf door de kweek óf door beiden gestold worden. Leptospirosis. Het onderzoek van patiënten-materiaal (bloed en urine) op de aanwezigheid van leptospiren gaf als resultaat, dat 11 sera een positieve soro-reactio vertoonden. Cholera-, El Tor- en andere Vibrionen. Gedurende 1988 worden 201 materialen (gal en galblaas) onderzocht. De typische vibrio ld Tor werd niet gevonden. GEZONDHEIDSZORG 381 Meningitis. Bij vijf patiënten werd de epidemische meningitis geconstateerd. Van een epidemie was dus geen sprake. <>]> de serologische afdeeling werd de ophelderingsreactie van Collier op een groot aantal sera en lumbaalvoehteii toegepast. De onderzoekingen op tropische typhus (shop-vorm) werden voortgezet om ZOO mogelijk een virus-reservoir te ontdekken. Hierbij werden de proeven ook oji anilere rickettsiosen uitgebreid. De in het Eykman-Instituut ontdekte ratten-polyart—ritis werd bijzonder intensief onderzocht (Biologie van hel agens, imninnisatie en chemotherapie). Chemotherapeutisch worden verder v erscbilleiide mosal varsan-praeparaten. kiiiiiie-deriv aten ,-n te/amen met de chemische afdeeling uit Laboe-merah samen gestelde praeparaten onderzocht. In 1938 werden 31 655 sera, 28 punctafen en 1108 Lumbaalvochten seiol, . onderzocht (reactie van Wassermann, Saohs-Georgi, Kahn-Gintscheff. Collier)', verder 898 monsters drinkwater, limonade, vruchtensappen, enz. op hun bacterio logische samenstelling. 204 monsters worden chemisch onderzocht. Door de afdeeling Justitie werden 857 overtuigingsstukken op de aanwezigheid \an menscbeiiblood of sperma of beide onderzocht. Oji de Chemische afdeeling nam het aantal onderzoekingen ten behoeve van derden toe, van 446 in 1937 tot 924 in 1938. Ook namen de omzetten van het vitamine-bedrijf aanzienlijk toe, de prijzen wei-den verlaagd. De mkomstei bedroegen f 54 627, tegen f 41 589 in 1937. Talrijke, voedingsmiddelen werden onderzocht op hun chemische samenstelling en vitamine-gehalte. In samenwerking met de Commissie voor Nieuwe Sanddsgewassen van het Departement van Economische Zaken gelukte het van het bekende lintworm middel Laboe-merah goed inneembare, en houdbare extracten te maken. Door bet Gouvernement werd hierop octrooi aangevraagd. De biochemische eigen schappen van Cholera- en El Tor-Vibrios worden nader onderzocht. Er werden ruim 550 organische micro-bepalingen verricht. Tn het geheel verschenen 17 publicaties. Het aantal onderzoekingen in het afdeelingslaboratoriuin voor Midden-la ra Ir Semarang over 1938 bedroeg 39 215 (in 1937 84 700), te verdeelen als volgt : bacteriologische 18 676, serologische 20 :152. chemische 187. Gebleken is dat vooral het aantal onderzoekingen betreffende typhus (7610 in 1937 e,, 78 1 1 in 1938), bacillaire dysenterie (941 in 1937 en 1338 in 1988), diphtheii, (2486 in 1937 en 3025 in 1938), Wassermann (16 163 in 1937 en 20 852 in 1938), streptococcen (189 J in 1987 en 2184 in 1988), water en limonade (434 in 1937 en 463 in 1938) is toegenomen, terwijl aangaande de Weil-Felix reactie en malaria het aantal eenigszins teruggeloopen is. 11,, t aantal inzendingen voor de W.issermann-ioaotie wordt om onbekende redenen steeds grooter (10 370 in 1930 en 20 352 in 1938). I.i het diphtherie-onderzoek is een vermeerdering te constateercn van 2486 tot 3025. Verder is te vermelden, dat gedurende de maanden Februari (403) en Augustus (618) het aantal onderzoekingen vrij ver boven het gemiddelde uitging; in Februari kwamen de meeste inzendingen van Semarang en in Augustus van Moentilan en Poerworedjo. Evenals in 1937 worden wetenschappelijke onderzoekingen verricht ten opzichte van leptospira- en lepra-vraagstukken. Afdeelingslaboratorium voor Oost-Java te Soerabaja. Ten behoeve van het drinkwateronderzoek werden in 1938 door het Afdeelingslaboratorium 0 (in 1937 3) dienstreizen ondernomen. Op de Bacteriologische en parasite-logische afdeeling werden 4532 (in 198, 3761) reacties van Widal verricht, waarvan 1635 reacties (in 1037 1338) positief op typhus, 400 (in 1937 224) positief op paratyphus A ,-n 25 (in 10M, 9) positief op paratyphus B uitvielen. Het onderzoek van bloed-galculturen op typhi paratyphus had 0159 (in 1937 5148) keer plaats, waarvan positief op typhus 1121 (in 1937 956), paratvplms A 239 (in 1937 152), paratyphus B 1 (in 1937 1). DB SOCIALE TOESTAXI) 382 Op bacillaire dysenterie werd ontlasting 2878 keer (in 1937 2163) onderzocht, waarvan 559 positief (in 1937 551). 3728 (in 1937 3027) monsters van ontlastingen werden onderzocht op protozoën, wormeieren, enz. Op cholera werd 4 keer (in 1937 6) onderzocht, steeds met negatief resultaat. Materiaal op tuberculose werd 1100 (in 1037 070) maal onderzocht, waarvan 267 (in 1037 199) keer positief. Op diphtherie werd 2228 (in 1987 1027) keer onderzocht, waarvan 476 (in 1937 445) positief. Op lepra-bacillen werd 50 (in 1987 22) maal onderzocht, waarvan 14 (in 1937 6) positief. Het aantal malaria pi. icparaten voor klhiisch-diagnust isch onderzoek bedroeg 2069 (in 1937 1520). waarvan 342 (in 1937 277) positief. 3504 (in 1937 2030) praeparaten werden onderzocht op gonococcen. waarvan 1135 (in 1987 006) positief. Van bloed monsters op sepsis werd 65 (in 1037 50) keer gekweekt, waarvan 16 (in 1937 7) met positief resultaat. Faeces werd 31 (in 1937 32) maal op occult bloed onder zocht. In het geheel werden 72 (in 1937 82) auto-vaccins bereid tegen verschil lende aandoeningen. De reactie van Aschheim-Zondek volgens de modificatie van lYiedmann werd 197 keer (in 1937 203) verricht. Het aantal onderzoekingen op de Serologische afdeeling bedroeg 35 953 (in 198' J 32 016), meerendeels afkomstig van Leger en Vloot, ziekeninnohtingen en poliklinieken van het Gouvernement en de Zending. Het materiaal bestond voor 98,21 % uit sera. Onderzoek op rhinoscleroom-complementbindingsreactie werd 10 maal aan gevraagd. De monsters waren afkomstig uit Soerabaja, Porong, Malang, Grisee en Toeban. Onderzoek op gonococcen complementbindingsreactic werd 14 maal aan gevraagd. Op pest werd onderzocht materiaal afkomstig van 542 lijken (in 1937 516). De patiënten waren in het district Kebontjandi (Tengger) overleden. Verder werden 175 ratten (in 1937 227) op pest en op de aanwezigheid van vlooien onderzocht, waarvan 109 afkomstig uit do bavenpakhuizen en 66 uit verschillende sleepbooten te Soerabaja; pest werd niet geconstateerd. Het aantal op de Chemische afdeeling bacteriologisch onderzochte drinkwater monsters bedroeg 228 (in 1937 175). Er werden 259 (in 1937 358) monsters van koolzuurhoudende dranken (122 maal aer-blanda en 137 maal limonade) bacteriologisch en op de aanwezigheid van conserveermiddelen onderzocht. Voorts werden 27 watermonsters (in 1937 48) afkomstig van zwembaden onderzocht. Physiologisch-chemische onderzoekingen werden 1017 (in 1937 305) maal verricht, hoofdzakelijk betreffende bepalingen van bloedsuiker en ureum-gohalto. Voorts werden 74 (in 1937 84) chemische onderzoekingen verricht ten behoeve van drinkwatervoorzieningen, den plaatsolijken genie-dienst, keuringen van waterleidingsbuizen, enz. Door de groote toename van het aantal onderzoekingen op de bacteriologische afdeeling kon weinig tijd besteed worden aan bijzondere onderzoekingen. Een begin werd gemaakt met het onderzoek naar het voorkomen van typhus bacillen in het oppervlaktewater volgens de methode van Wilson-Blair. Moeilijk heden met de bereiding van de voedingsbodems waren echter oorzaak, dat de proeven voorloopig gestaakt moesten worden. Op verzoek van de dermatologische afdeeling van de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting werd getracht B melioi-dosis te kweeken uit het bloed en uit zweren van een Javaanschen patiënt. Verscheidene malen kon actinomyces microscopisch worden aangetoond in pus. Een begin werd gemaakt met een onderzoek naar het voorkomen van congenitale malaria. Door den Soerabajaschen dierentuin werd materiaal ter onderzoek toegezonden. Een langdurig onderzoek werd ingesteld van de belangrijkste watervoorziening van Oost-Java (de Oemboelan- en Kasrie-bronnen) en van het stadswater te Soerabaja. Afdeelingslaboratorium Makassar. Het aantal in 1938 verrichte onder zoekingen bedroeg 42 304, d.i. +' 2500 minder dan in 1937: + II (XX) malaria- GEZONDHEIDSZORG 383 onderzoekingen minder stonden tegenover + 8500 bacteriologische onderzoekingen meer. Tweederde deel der onderzoekingen waren bestemd voor buiten de hoofd plaats. Het onderzoek valt te verdeden in : bacteriologisch onderzoek (typhus 355, bncillaire dysenterie 2201. cholera 3112, diphtherie 864, tuberculose 436, diversen 455), microscopisch onderzoek (malaria 14 405. damparasietcii 1226, lepra 321, diversen 206), serologische syphilis-reacties (1702). klinisch-chemisch onderzoek (1061). entomologisch onderzoek (10 414), onderzoek van ratten en vlooien (991) en hygiënisch onderzoek (4352). Febris typhoïdes werd wederom weinig geconstateerd. Er werden 19 gevallen van typhus en 4 gevallen van gastio-onteritis paratvphosa ontdekt. Dysciiteria hacillaris kwam zeel' veelvuldig VOOr niet epidemische opflikke lingen in sommige streken in Januari en Februari. Bij 862 gevallen werd 600 maal de bacterie van Shiga gevonden en 231, 25 en 6 maal respectievelijk bacteriën uit de Flexner-groep, de bacterie van Bonne en de bacterie van Schmitz. De dysenterie, veroorzaakt door de toxische bacterie van Shiga, speelt in Zuid-Celebes nog steeds een overheerschende rol. Een goedaardige epidemie, verwekt door een z.g, atoxische dysenterie-bacterie uit de Flexner-groep, hoerschte in Augustus op de kolonisatieterreinen bij Masamba. Een eenvoudige methode voor het conserveeren van de ontlasting voor verzending' naai' het laboratorium maakte het mogelijk voor alle plaatsen in Zuid-Celebes en verschillende plaatsen elders in dit gouvernement onderzoek van deze ziekte te verrichten. Van de in September en October 1937 in de onderafdeeling Pangkadjene en op een eilandje van den Spermonde-arohipel ontdekte kleine epidemie van een op cholera gelijkende ziekte werden in de maanden Januari tot en met April in de aangrenzende onderafdeelingen Barroe, Maros en Goa en op twee andere eilandjes van dien archipel 22 meer sporadisch verspreide gevallen waargenomen, waarvan 20 met doodelijken afloop (in 1937 20 gevallen, waarvan IS met doodelijken afloop). Gebleken is. dat hier niet de echte cholera-vibrio, maar een nauw verwante bacterie-soort (vibrio el tor) in bet spel was, welke als onschuldig bekend staat. Diphtheritis werd in 33 gevallen vastgesteld; 18 gezinsleden der zieken bleken met de diphtherie-bacterie besmet te zijn. Meningitis epidemie-i werd 13 maal waargenomen (4 maal te Makassar en '.I maal ie lloeteng). Tuberculosis en lepra werden in toenemende mate geconstateerd. Een vermoedelijk geval van de ziekte van Wei! werd ontdekt. Een 1000-tal ratten en een aantal honden werden op het voorkomen van de verwekkers dezer ziekte onderzocht; 15 % van de rioolratten, 7 % van de rattus concolor, slecht -1 % van de huisratten en enkele honden w mfecteerd bevonden. In enkele kampongs hij Tomohon (Minahasa) zijn wederom eenige, gedeel telijk zeer lichte gevallen van rhinoscleroom gesignaleerd; een sero-bacteriologisch onderzoek van de verspreiding dezer eigenaardige ziekte werd ingesteld. Malaria kwam in Makassar weinig voor. llooge infectie-indices werden "•evonden in kampongs bij Bontham en Boeloekoemba en op enkele kolonisatie teireinen. Voor het opsporen van de overbrengers der ziekte onder de anophclinen in die streken werden talrijke muskieten en hun larven onderzocht, waarbij de veelal als onschuldig beschouwde a.barbirostris typicus of een nauwverwante variëteit daarvan als een belangrijke overbrenger werd gevonden. De drinkwaterleiding van Makassar werd dagelijks bacteriologisch gecontro leerd; het water bleek steeds aan de strengste eischen van hygiënische betrouw baarheid te voldoen. De nieuwe drinkwaterleiding te Watampone bleek hygiënisch betrouwbaar water te leveren. Op limonadefabrieken en melkerijen werd bacteriologische controle uitgeoefend, hetgeen in enkele gevallen leidde tot afkeuring van hun producten. Het zwembadwater van Makassar werd steeds in hygiënisch opzicht uitstekend bevonden. Laboratorium voor Technische Hygiëne te Bandoeng. Van de werkzaam heden kunnen worden vermeld de onderzoekingen ten behoeve van: DE SOCIALE TOESTAND 384 a. de watervoorzieningen van Ambon, Bagan-siapiapi, Balikpa]ian. liandjer masin, Bandoeng, Bandoengan. Banjoemas, Baoe Baoe, Batoeradja, Bengkalis. Benkoelen, Bireuen, Boekit Asem-mijnen, Bondowoso, Cheribon, Demak, Djambi, Garoet, Indramajoe, Kali-Djati, Kawoeng, Kediri, Klakah, Koedoes, Kotaboemi, Koetaradja, Koela Simpang, Langsa, Lembang, Lbo Seumawè. Loewoek, Louise, Madjalengka. Magelang. .Makassar. Malang, Muntok, Xongko djadjar, Palembang. i'alopo. I'angkalaiibrandan. Pangkalpinang. Pekalongan. Pendopo, Pengalengan, Pomangkat, Pladjoe, Pot rwodadi, Pontianak. Poso, Bantauprapat, Kengat, Biring, Sabang, Sigli, Soekaboemi, Soengai-Gerong, Tangerang, Tandjoengbalai (Oostkust van Sumatra). Tandjoengbalai (Kam in), Tandjoengkarang-Telokbetong, Tandjoengpinang, Tasikmalaja, Tebingtinggi, Ternate, Tjiandjoer, Tjilatjap, Tjimahi, Tjiwideh, Tretes, Waingapoe, on van verschillende ondernemingen, inrichtingen, zwembaden, enz.; b. de afvalwaterzuiveringsinstallaties van Bandoeng, Jogjakarta en Delanggoe; c vraagstukken betreffende den toestand van de lucht in ziekenbuizen, schuilkelders en fabrieken en andere vraagstukken dor luchtoonditioneering. Periodieke wateronderzoekingen werden verricht te Bandoeng, Soekaboemi. Tjiandjoer. Tasikmalaja, Garoet, Tangerang, Lembang, Tjimahi. Kangkasbitoeng en Tandjoengkarang-Telokbetong. Het aantal onderzochte monsters bedroeg voor bacteriologisch onderzoek 1763 en voor chemisch onderzoek 788. De volgende publicaties zagen het licht: Prof. Dr. Ir. C. P. Mom: ~De Ontwikkeling der Luchtcond. in Noord- Amerika." De Ingenieur in Ned.-Indië, n°. 5, 1938. Prof. Dr. Ir. C. P. Mom: „Over den invloed der luchtelectriciteit op de behaaglijkheid en de gezondheid." De Ingenieur in Xed.-Indië. n°. 10, 1988. Prof. Dr. Ir. C. P. Mom: ~De Bacteriën en de Hygiëne." Do Ingenieur in Ned.-Indië, n°. 9, 1938. Prof. Dr. Ir. C. P. Mom: „Luftbehandlung in den Tropen." Gesundheits ingenieur 1938, 631. Prof. Dr. Ir. C. P. Mom en Dr. C. O. Schaeffer: ~The wcurrence of typhoid bacteria in sewage during its transport through sowers and during the purification in sedimentation- and digcstion-tanks." Trans. Par Eastern Association of Tropical Medicine Xe. Congres (1938). Prof. Dr. Ir. C. P. Mom en ing. Ch. R. F. Baumgarten: „Over het gebruik van het door rottingstanks geproduceerde gas als brandstof' voor automobiel motoren." Locale Techniek 1938, n°. 1. Ir. N. D. B. Schaafsma: „Waterverstrekking aan den ..Kleinen Man"." Locale Techniek 1938, n°. 6. Ir. N. D. 11. Schaafsma en Ir. S. Bnuijf: ~Waterleidingtarieven en de Hygiëne." Locale Techniek 1938, n°. 6. Dr. C. O. Schaeffer: „Typhusbacteriën en de Imhofftank." Handelingen Bste Ned.-Ind. Natuurwetenschappelijk Congres (1938). Ir. J. A. Wiesebron: „ Stof vangers voor Rijstpellerijen." De Ingenieur in Ned.-Indië, n°. 9, 1938. Tr. J. A. Wiesebron: „Luchtcondities en Behaaglijkheidsgebied in de Kust streken en in het Bergland van Java." Do Ingenieur in Ned.-Indië, n°. 11, 1938. Ing. Ch. E. F. Baumgarten: „De winning en lat gebruikmaken van tottings gassen, vrijkomende bij de zuivering van afvalwater." Handelingen Bste Ned.- Ind. Natuurwetenschappelijk Congres (1938). 5. Voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten en volksziekten. Verhooging van het peil der volksgezondheid De epidemie-ordonnantie (I. S. 1911 n°. 299, zooals sederd gewijzigd en aangevuld) is voorloopig voor den duur van 2 jaar mede van toepassing verklaard op poliomyelitis anterior acute (kinderverlamming) (I. S. 1938 n°. 594). GEZONDHEIDSZORG 385 Pest. Het verloop van de pest wijst wederom een belangrijke verbetering aan. Het aantal in 1938 geconstateerde pcstgevallen bedroeg 2107, alle op Java, waarvan 2083 met doodelijken afloop, tegen 3834 pcstgevallen waai van 3814 sterf gevallen in 1937. De verdeeling over de zones West-, Midden- en Oost-Java luidt: 1471 pest gevallen (t 1447) in West-Java, 616 pcstgevallen (t 616) in Midden-Java en 20 pestgevallen (| 20) in Oost-Java. Naar den landaard zijn te onderscheiden : bij Europeanen 6, bij Chineezen 42 en bij Inlanders 2035 sterfgevallen. De in het aantal pestgevallen begrepen longpestgevallen bedroegen 202, alle sterfgevallen. De ligging der epidemie veranderde niet noemenswaard; de residentie Priangan vormde het belangrijkste pestgebied. De bestrijding door middel van vaccinatie en woningverbetering behoudt in weerwil van het afnemend aantal pestgevallen ten volle haar beteekenis en verslapping of beperking in dit opzicht zou zonder eenigen twijfel onmiddellijk door een ernstige stijging van de pest worden gevolgd. Het aantal toegepaste inentingen met inbegrip der herinentingen bedroeg 1 292 257; zij werden hoofdzakelijk in de maanden September tot en met December toegepast. Het verloop bleef zeer gunstig. De woningverbetering vond in 1938 overwegend plaats in de residentie Priangan en op kleinere schaal in de residenties Pekalongan en Cheribon. Het aantal bestaande woningen, tijdens 1988 verbeterd, bedroeg 56 265. Daarnaast werden in de verbeterde landstreken 54 548 nieuwe woningen naai den eisch gebouwd onder het toezicht van de Pestbestrijding. liet toezicht op de bestaande verbeterde woningen, de z.g. woninginspectie. moet doorloopend worden uitgebreid ten einde verval en heroptreden van pest te voorkomen. Nieuwe tarieven voor het onderzoek van vaartuigen op de aanwezigheid van ratten ter verkrijging van een verklaring tot vrijstelling van ontratting zijn opgenomen in Bb. n°. 13974, juncto n°. 14155. De nieuwe tarieven voor het gebruik van middelen en toestellen voor ontsmetting van Bchepen en voorde verdelging van ratten of muskieten, zoomede voor reiniging, ontsmetting en ontratting van huizen, keten en andore gebouwen of van vaartuigen zijn opgenomen in Bh. n°. 14145. Pokken. Werd in 1937 voor Java en Madoera slechts één geval van pokken gemeld, in 1938 bedroeg het aantal gevallen 9, waarvan 2 met doodelijken afloop. Door de Buitengewesten werden 3 lichte gevallen (varioloïs) gerapporteerd. Omtrent een nieuwe verdeel ing in vaccine-districten van de residentie Zuider en Oosterafdeeling van Borneo zie men Bb. n°. 14060. Gele koorts. Gele koorts kwam gedurende 1938 in Nederlandsch-Indië niet voor. De invoer van gele koorts-virus bleef ook in 1938 verboden. Cholera. In aansluiting aan de in 1937 gemelde gevallen van een klinisch op cholera gelijkende ziekte, werd in 1938 in de hoofdplaats Makassar 1 geval veroorzaakt door het El Tor Vibrio geconstateerd. De betrokken patiënt herstelde. In het ressort Zuid-Celebes werden verder nog 17 gevallen van deze ziekte waargenomen (waarvan 16 met doodelijken afloop). Typhus abdominalis. Het aantal op Java en Madoera gerapporteerde gevallen bedroeg 4625 met 747 sterfgevallen, tegen 4468 gevallen met 752 sterfgevallen in 1937. Het in Batavia en Semarang geconstateerde aantal gevallen daalde van resp. 653 en 450 gevallen in 1937 tot 503 en 329 gevallen in 1938 of met resp. 23 % en 26,9 %. Soerabaja gaf een kleine stijging te zien (van 622 gevallen in 1937 tot 646 gevallen in 1938 of 3,9 %). Hei aantal door de Buitengewesten opgegeven gevallen bedroeg 680 met 74 sterfgevallen, tegen 550 gevallen met 43 sterfgevallen in 1937. Te Medan was het aantal geconstateerde gevallen 87 met 23 sterfgevallen, in de oader afdeeling en de hoofdplaats Makassar 15 met 1 sterfgeval en in de onderafdeeling met de hoofdplaats Manado 71 met 12 sterfgevallen. 385 DE SOCIALE TOESTAND 386 Paratyphus A. Het aantal gevallen aan deze ziekte daalde van 922 gevallen in 1937 tot 708 gevallen in 1938 of met 23,2 %; het aantal sterfgevallen bedroeg 37. Het voor Batavia opgegeven aantal gevallen vertoonde een belangrijke daling (van 314 gevallen in 1937 tot 149 gevallen in 1938 of met ruim 52,5 %); het aantal sterfgevallen bedroeg 11. Voor Semarang en Soerabaja waren deze cijfers resp. 75 gevallen met 2 sterfgevallen en 93 gevallen met 5 sterfgevallen (in 1937 150 gevallen met 7 sterfgevallen en 56 gevallen met 2 sterfgevallen). De Buitengewesten rapporteerden 44 gevallen, waarvan 3 sterfgevallen (in 1987 24 met 1 sterfgeval). Diphtherie. In 1938 steeg het aantal op Java en Madoera geconstateerd, gevallen van 676 in 1937 tot 882 gevallen of ruim 30 %. Het aantal sterfgevallen bleef gelijk (81). Hiervan werden te Batavia 140 (in 1937 103, of een stijging van 35,9 %), te Semarang 148 (in 1937 155,. of een daling van 4,5 %), te Soerabaja 120 (in 1937 83, of een stijging van 44,6 %) geconstateerd. Uit de Buitengewesten werden 170 gevallen gemeld met- 29 sterfgevallen (in 1937 315 gevallen, derhalve een daling van ruim 46 %). Bacillairc dysenterie. Hot aantal op Java en Madoera geconstateerde gevallen vertoonde een belangrijke stijging (van 831 gevallen in .1937 tot 2507 gevallen met 354 sterfgevallen in 1938), als gevolg van een epidemie in de residentie Bantam (prov. West-Java), waar 1287 gevallen met 133 sterfgevallen werden gemeld. Daarentegen daalde het aantal gevallen in de Buitengewesten van 7455 met 108 sterfgevallen in 1937 tot 5818 gevallen met 79 sterfgevallen in 1938 of met ruim 22 %. De meeste gevallen kwamen voor in de residentie Celebes (4520 gevallen, tegen in 1937 4040 of een stijging van 11,9 %), Timor (361 gevallen, tegen in 1937 629), Manado (285 gevallen, tegen in 1937 472) en de Molukken (263 gevallen, tegen in 1937 1900). Meningitis cerebrospinalis. Het aantal gevallen van meningitis cerebros |iinalis, dat officieel bekend is geworden, bedroeg in 1938 9; hiervan waren 7 sterfgevallen (in 1937 3 gevallen met 1 sterfgeval). Poliomyclitis. Van deze ziekte werd in 1938 te Bandoeng len te Poerwotcdjo 1 geval gerapporteerd (in 1937 1 geval). Door de Buitengewesten werden eveneens 2 gevallen gemeld, te Medan (in 1937 2). Sterfgevallen deden zich niet voor. In den loop van 1938 werden door de Nederlandsch-Indische Begeering naar aanleiding van door tusschenkomst van het „Eastern Bureau" van de Hygiënisch. organisatie van den Volkenbond te Singapore ontvangen radiografische berichten, besmet verklaard wegens pest Bassein, Cochin en Kangoon, welke besmet verklaring met uitzondering van die van Cochin in den loop van het jaar weer kon worden opgeheven. Wegens cholera werden besmet verklaard Amoy, Bassein, Hanoi, Hong Kong, Macao, Negapatam. Shanghai en Swatow. Van Bassein en Hanoi kon de besmetverklaring gedurende 1938 weer worden opgeheven, voor de overige plaatsen moest de besmetverklaring tot eind 1938 gehandhaafd blijven, evenals die van Calcutta (sinds 1916) en Madras (sinds 1936). Verder werd in het begin van het jaar de besmetverklaring wegens cholera van Canton en Haiphong (sinds 1937) opgeheven. Over de bestrijding der volksziekten in Nederlandsch-Indië kan het volgende worden medegededeeld. Malaria. In 1938 werd te Singapore de vijfde internationale malaria-cursus gehouden, waaraan werd deelgenomen door een Nederlandsch-Indisch Gouverne mentsarts Iste klasse. In verband met een ernstige malaria-explosie te Tandjoengpriok in April 1938 werden daar ter plaatse voorloopige assainecringswerkenuitgevoerd, o.a. ophooging en drainage van verschillende moerassige gedeelten op het haventerrein, verbetering van het gotenstelsel en drooglegging der Bawah Badak, welk moeras de voor naamste ludlowi-broedplaats vormde. GEZONDHEIDSZORG 387 In Oost-Java waren verschillende assaineeringswerken in voorbereiding (in Noordoost-Soerabaja, Toeban, Bangil, Pasoeroean, Alasmalang, Banjoewangi en Madoera). Gereed kwam de assaineering te Moearatebo (Zuid-Sumatra). In de Tjihea-vlakte werd dit jaar de Oostmoesson-padi-aanplant uitgebreid tot 150 bouw, zonder dat uit een malaria-oogpunt bezien hiervan eenig nadeel werd ondervonden. In de Tjiandjoer-vlakte werden enkele gebieden technisch bevloeid, namelijk het Tjibinong-gebied (275 ha), het Pataroeman-gebied (117 ha) en het Tjipadang gebied (144 ha). De assaineeringswerken te Batavia, Pekalongan en Tegal verkeerden in goeden staat. Over geheel Java kwamen zoowel aan de kust als in het binnenland min of meer ernstige malaria-explosies voor, veroorzaakt door a. ludlowi of a. aconitus. Eind April 193 S brak' een ernstige malaria-explosie uit te Tandjoengpriok. Oorzaak bleek te zijn de anopheles ludlowi (N.I. 18%); de voornaamste ludlowi-broedplaats was het hrakwatermoeras ten zuiden van het eigenlijke bavenemplacement. De aanleiding tot het ontstaan van deze epidemie was een abnormaal vcrloopendc Oostmoesson; terreinen in en in de omgeving van Priok, welke als potentieel gevaarlijk bekend stonden, werden daardoor tot ideale ludlowi-broedplaatsen. Daarnevens echter hebben (Kik de bevolkings v ischvijvers, welke zich ten oosten van Priok in oostelijke richting langs de kust uitstrekken, een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling der epidemie; deze vijvers produceerden in de maanden Mei tot en met Augustus enorme hoeveelheden ludlowi's. Ook op het militair terrein ten oosten van de visschershaven werden malaria-gevaarlijke situaties aangetroffen. Tenslotte bleek het afvoergotenstelsel in de bewoonde kom van Tandjoengpriok in minder goeden toestand te verkeeren; tal van leidingen bleken te breed te zijn en hadden te gering verhang. Aangezien het stelsel in open verbinding mot zee staat, werden op verschillende plaatsen gevaarlijke brakwaterverzamelingen gevormd. In Mei 1938 nam het aantal malaria-ziektegevallen plotseling sterk toe, terwijl ook het aantal sterfgevallen in deze maand belangrijk steeg. Eerst in November van dit jaar trad met het invallen van den Westinoesson een belangrijke daling in. zoowel van de sterfte als van het aantal behandelde, malaria-ziektegevallen. De volgende maatregelen werden beraamd: inpoldering van de zuidelijk van Priok gelegen terreinen met de bedoeling de zeewatertoevoer in deze gebieden te verhinderen; inpoldering van de zuidoostelijk van Priok gelegen terreinen; ophoogen van laaggelegen gronden in het militair terrein ten oosten van de visschershaven met grond, verkregen door uitdiepen van enkele hier gelegen visch vijvercomplexen; verbetering van het gotenstelsel te Tandjoengpriok; verbetering van de vischvijvercomplexen ten oosten van Priok op de particuliere landen Bangliauw en Tjilintjing, waarbij door het graven van toevoerkanalon naar de vijvers de zeewatervoorziening zal worden verbeterd, terwijl door het graven van een scheidingskanaal op de grens van zoet- en zoutwatergebied de zoetwatertoevoer uit het achterland naar de vijvers zal worden tegengegaan (beoogd wordt hiermede een verhoogde zoutconcentratie van het vijverwater, hetgeen de groei van de visch zal bevorderen, terwijl de kansen op het broeden van a. ludlowi zullen verminderen). Verder zal een vischvijver-ordonnantie in werking worden gesteld, waarbij geëischt zal worden, dat de vijvers zonder oppervlakte-wieren moeten worden geëxploiteerd. Wat de inpoldering van de zuidelijk van Priok gelegen terreinen betreft, werden voorloopig eenige semi-permanente keersluisjes gebouwd in kreeken, welke in verbinding staan met het zoutwater bevattende Lagoa-kanaal. Door den bouw van een keersluis, tevens uitwateringssluis van den polder in het Lagoa-kanaal tegen de Celebesstraat, zal het hier bedoelde gebied permanent worden verzoet. Wat de inpoldering van de zuidoostelijk van Priok gelegen terreinen betreft, zullen de hier gelegen terreinen worden verzoet door den aanleg van een groote DB SOCIALE TOESTAND 388 keersluis in den mond van de Kali Soenter Baroc en hot opspuiten van enkele gevaarlijke zeer laag gelogen terreinen. Met de verbetering van het gotenstelsel werd een aanvang gemaakt. De vischv ijvercomjdoxeu ten oosten van Priok werden voorloopig- door een wekelijkscbe bestuiving nut Parijsch groen over een af stand van Bkm ongevaarlijk gehouden. Venjer moge worden verwezen naar twee artikelen van de hand van den leider der malaria-bestrijding. opgenomen in bet Geneeskundig Tijdschrift van Nederlandsch-Indië. namelijk ..Ingezonden", afl. 60, deel 78, 1988 en „De malaria te Tandjoengpriok", afl. 2-1. doel 79, 1939. Verschillende projecten voor bebosSchingsproeven zijn in studie genomen, o.a. in de residentie Batavia (Maoek), in het regentschap Krawang (Patimban), Soengeiloempang bij kampong Melajoe, op do onderneming Pasir-Awi (res. Soekaboemi). Palaboehanratoo. en in de regentschappen Tjiamis en Tasikmalaja. In bet laatst.- kwartaal van 1988 nam het aantal malaria-gevallen in lioven- Digoel speciaal onder de geïnterneerden en burgers toe. als gevolg van bet stopzetten (h-r chinine-propbv laxis. weshalve deze weder werd ingevoerd. Op Celebes werd in het kolonisatieterrein Wonoredjo tijdens .-en epidemie a. barbirostris zeer hoog geïnfecteerd gevonden. In de kolonisatie Toegoemoeljo bij Loei klinggau (Zuid-Sumatra) werd a. leucosphyrus typious tot 15 % geïnfecteerd bevonden. Met een onderzoek naar do poppen van een aantal anophelinon weid een aanvang gemaakt. Tuberculosebestrijding. Ook in 1988 werd bij de, bestrijding van de tuberculose veel steun ondervonden van de „Stichting Centrale Vereeniging ter bestrijding ler tuberculose in Nederlandsch-Indië". De op -Java en Madoera en in de Buitengewesten aanwezige consultatie bureaux worden vrij druk bezocht. Op vele plaatsen bestond gelegenheid tot rontgenologisch onderzoek. Geregeld weiden onderwijzers en schoolkinderen onderzocht en gecontroleerd. In West-Java is ook in 1938 gebleken, dat de tuberculose als volksziekte moet wotden beschouwd. De capaciteit der verschillende sanatoria werd vergroot. De sanatoria Patjot. Tjisaioea on Zeorust waren gedurende het geheele jaar 1938 zeer goed bezet. In Zeorust werden veel patiënten met chirurgische tuber culose verpleegd. Het werk dor z.g. huisbezoeksters vond geregeld voortgang. De sanatoria te Ngavven en Pakom in Midden-lava waren steeds zoor goed bezet. Het volkssanatorium bij Pakom werd 30 September 1038 in gebruik genomen. De tarieven zijn zeer laag gesteld. Ook in het gouvernement Soerakarta is de tuberculose als een volksziekte te beschouwen. Ongeveer 10.8 % van de totale sterfte in de stad Solo werd veroorzaakt door tuberculose. De bestrijding werd krachtig tor band genomen, mede dank zij subsidie van de Zelfbesturen. In het derde kwartaal 1938 word t.- Djember een consultatie-bureau geopend. Een tuberculose-arts werd er geplaatst, die later met de leiding van het volks sanatorium in Kalisal belast zal worden. Ben röntgen-toeste] is beschikbaar. Het sanatorium Wonosalam bij Modjovv arno hoeft thans een capaciteit van 70 bodden, uitsluitend voor mannelijke patiënten. Op 1 October 1988 word een sanatorium 0- Soiiggoriti (bij Batoe) geopend; de toeloop was zeer groot. Wat llali en Lombok betreft, werd do indruk gewekt, dat er belangrijk meer tuberculose voorkomt dan op de poliklinieken en in do ziekenhuizen wordt waargenomen. Hetzelfde geldt voor Atjeh. waar op dienstreizen van de medici nogal vaak tube.rcuhise werd waargenomen. In Medan werd de Koningin Kmma-kliniok voor tiiberculosolijders in gebruik genomen. Het consultatiebureau in Taroetoeng ontwikkelt zich gestadig. GEZONDHEIDSZORG 389 Op het eiland Nias komt tuberculose zeer ved voor. De onhygiënische levens wijze werkt do verbreiding zeer in de hand. Ook in de residentie Sumatra's Westkust komt deze ziekte voel voor. In de residentie Benkoelen zal door do in gebruikneming van een rï>e> toestel in de ziekeninrichting te Benkoelen op het gebied van de opsporing van tuberculoselijders belangrijk werk verricht kunnen worden. Het consultatiebureau te Palembang word druk bezocht. Te Pangkalpinang word begonnen met een Mnntoiix-ondorzoek bij school kinderen. Te Bandjermasin werd een consultatiebureau in gebruik genomen. De consultatiebureaux in de residentie Manado worden Zeer druk bezocht. Het sanatorium te Noöngan was steeds geheel bezet. In de Gouvernements ziekeninrichtingen en gesubsidieerde ziekenhuizen werden in 1938 9409 lijders aan tuberculose behandeld (in 1937 9495). Hiervan overleden 1773 patiënten (in 1937 1746). Voor 's Lands dienst werden wegens tuberculose afgekeurd 17,4 % van bet totaal aantal Inheemsche ambtenaren (in 1937 19.1 %). Van de 5051 in 1988 verleende ziekteverloven komen 1068 of 21 % (in 1937 18,8 %) op rekening van de. tuberculose. Bij Inheemsche ambtenaren alleen was het percentage bijna 25 %. 'I' ruchoombcstrijding. Ook in 1988 zette de Vereeniging tot bestrijding van oogziekten en blindheid baar werkzaamheden in West-Java voort-. Tn Kiavvang. waar door de Zending een oogkliniek werd geopend, kwam do hoofdassistent der oogheelkundige afdeeling van de Centrale Burgerlijke Zieken inrichting te Batavia, 2 maal ])ev maand vooi grootere operaties. Zulks geschiedde op kosten van bovengenoemde vereeniging. De met de leiding van do oogkliniek Krawang belaste arts. alsook de liegoiitschaps Indisch arts te Tangerang. verrichtten tezamen met boyen genoemden hoofdassistent, dan wel elk afzonderlijk vele oogoperaties. De bestrijding van trachoom werd in de residentie Batavia krachtig ter hand genomen. Op verschillende plaatsen zijn speciaal voor dit dool opgeleide mantri vorplegers geplaatst, die met de trachoombestrijding belast werden. Het door Mevrouw Scheltema —Joustra in 1987 aangevangen onderzoek werd wegons vertrek- van de/e artse naar F.uropa voortgezet door den Indisch arts M. Soediro, in dienst- van de Vereeniging tot bestrijding van oogziekten en blindheid. Ook in de regentschappen Tasikmalaja en Tjiamis werd veel trachoom waar genomen, zoo ook in het regentschap Garoet, waar een speciale trachoom-mantri geplaatst werd, die veel en nuttig werk verricht. Een groot aantal schoolkinderen werd hier onderzocht. Het percentage aan trachoom lijdende kindoren was vaak zeer hoog. in het onderdistrict Tarogong zelfs ruim 77 '•{,. In het provinciaal ziekenhuis te Garoet werden d< daarvoor in aanmerking komende gevallen operatief behandeld door een medicus uit Bandoeng. Veel medewerking kon vaak worden verkregen van den kant der onderwijzers. In November 1938 word te Tarogong een tweede trachoom-mantri geplaatst, hetgeen het onderzoek en de bobandolhig dor patiënten ton goode komt. In bet onderdistrict Lnsari van de residentie Cheribon word eveneens een tweede trachoom-mantri geplaatst. Ook in de regentschappen Tegal en lirebes vond de trachoombestrijding geregeld voortgang. Over het geheele jaar 1988 bedroeg bet aantal consulten aan de poliklinieken van het regentschap Tegal 57 696, waarvan 18 282 aan schoolkinderen. Op de poliklinieken van bet regentschap Brebes waren de/e cijfers 38 004 on 11886. In de polikliniek van de stadsgemeente Tegal werden 20-121 consulten gegeven (in 1987 22882), waarvan 0418 kinderen (in 1987 10 055). In bef regentschap Pomalang werden 999] kinderen afkomstig van 95 scholen onderzocht. Ongeveer 27.9 % bleek aan trachoom te lijden. Het percentage was in de plaats Pemalang bet hoogst (+' 32,6 %). DE LANDSFINANCIËN 39 belastingjaar of -tijdvak af, bij den aanvang waarvan zij aanspraak hebben op zulk een belooning, deze in hun aanslag betrokken zien. Verder werd de regeling van de herrekening der aanslagen van hen, die Nederlandsch-Indië tijdelijk doch voor niet langer dan een jaar verlaten, herzien in dier voege, dat voortaan de wisselvallige inkomsten uit onderneming en arbeid niet in deze herrekening worden betrokken. Voorts werd een vrijstelling van belasting in het leven geroepen voor het genot van vrij vervoer bij tijdelijke onderbreking van de dienstbetrekking, terwijl ook de regeling betreffende den aftrek van bijdragen voor pensioen en pensioenfondsen, zoomede voor spaarfondsen, in dien zin werd gewijzigd, dat voortaan deze aftrek uitsluitend afhankelijk wordt gesteld van de omstandigheid of een dergelijke bijdrage aan het traktement, enz. is verbonden. Bij Ord. van 31 Dec. 1938 (I. S. n°. 727) werd het aantal opcenten voor de aanslagen over het jaar 1939 (voor 1938 dertig bedragende) weer op vijftig teruggebracht, terwijl daarbij ook de noodige wijzigingen werden aangebracht in verband met de verhooging van het tarief van de loonbelasting van 3 % op 4 %. De zuivere opbrengst van de inkomstenbelasting (dus exclusief loonbelasting) bedroeg over 1938 f 33 542 000, tegen f 27 909 000 over 1937. Loonbelasting. De ordonnantie op de loonbelasting (I. S. 1934 n°. 611) werd bij Ord. van 31 Dec. 1938 (I. S. n°. 727) aangevuld met een strafbepaling, gericht tegen den werkgever, die ter zake van de loonbelasting méér van den werknemer inhoudt dan hij zelf over het loon heeft voldaan of moet voldoen. Voorts werd bij die ordonnantie het heffingspercentage met ingang van 1 Januari 1939 wederom op 4 gebracht. In verband met het herstel der Zelfbesturen op Bali, werd bij Ord. van 12 Juli 1938 (I. S. n°. 422) de ordonnantie op de loonbelasting mede van toepassing verklaard t.a.v. de Zelfbestuurders, de Zelfbesturen en de Zelf bestuursonderhoorigen in de residentie Bali en Lombok. De zuivere opbrengst der loonbelasting over 1938 bedroeg f 19 402 000, tegen f 21 629 000 over 1937. De mindere opbrengst is toe te schrijven aan de verlaging van het heffingspercentage van 4 % tot 3 %. Vennootschapsbelasting. De ordonnantie op de vennootschapsbelasting 1925 (I. S. 1925 n°. 319) onderging slechts deze wijziging, dat de duur der in artikel la, letter b, aan Inlandsche coöperatieve vereenigingen verleende vrijstelling, met vijf jaar werd verlengd (I. S. 1938 n°. 155). De heffing van 100 opcenten is geregeld bij Ord. VaD 25 Aug. 1937 (I. S. n°. 504). De zuivere opbrengst over 1938 bedroeg f4B 807 000, tegen f 25 976 000 over het daaraan voorafgegane jaar. Deze aanmerkelijk hoogere opbrengst is een gevolg van de grootere bloei van het bedrijfsleven gedurende het boek jaar 1937. Vermogensbelasting. De zuivere opbrengst van dit middel bedroeg f 1 164 00Ó, tegen f 1 143 000 in 1937. Couponbelasting. De heffingsduur dezer belasting, welke met ingang van 1 Januari 1939 zou vervallen, werd bij Ord. van 30 Dec. 1938 (I. S. n°. 731) met drie jaren verlengd. In verband met de conversie van een tweetal Indische leeningen, welke nog aan couponbelasting onderworpen waren, in een nieuwe daarvan vrijgestelde leening (Nederlandsch-Indische Conversieleening wet 1937, N. S. n°. 904, I. S. n°. 332) daalde de opbrengst dezer belasting nog verder tot f 65 000 (over 1937 f 144 000). De Lands-hondenbelasting is ingevoerd op de plaatsen Klappa Kampit, Damar, Seloemar en Lipat Kadjang (res. Bangka en Onderh.) (I. S. 1938 n°. 195). DE SOCIALE TOESTAND 390 Ben drietal mantri's word in Soegiwaras. Widoori on Donosari geplaatst. In het geheele regentschap werden 3093 nieuwe oogpatiënten behandeld, van wie 1317 of + 43 % lijdende aan trachoom. Het totaal aantal consulten bedroeg 48 092 (in 1937 34 574). waaronder 27 364 schoolkinderen. In hot ziekenhuis te Pemalang werden 71 oogoperaties verricht. In Noord-Boerabaja werd de trachoombestrijding voortgezet. In het hospitaal te llantepao op Celebes werden door den oogarts Dr. J. Tijsscn ruim 400 oogoperaties verricht, in hoofdzaak voor afwijkingen tengevolge van trachoom. In de overige deden van Nederlandsch-Tndië werden de trachoom-patiënten, geregeld in ziekenhuizen, poliklinieken en gedurende de dienstreizen der medici onderzocht en behandeld. Framboesia tropica. Ondanks intensieve bestrijdingsmaatregelen viel ook in 1938 geen vermindering van framboesia tropica te constateeren. Ongetwijfeld houdt dit verband met de /.eer onhygiënische levenswijze van de bevolking in sommige streken. In de residentie Kediri werd de intensieve framboesia-bestrijding met registratie van de geheele bevolking voortgezet. De resultaten, welke door herhaald na-onderzoek worden gecontroleerd, zijn bevredigend. Er word een belangrijke vermindering van het aantal infectieuze gevallen gevonden. In het regentschap Ngandjoek werd een sjieciale framboesia-arts aangesteld. Op Madoera werd in de tweede helft van het jaar 1938 begonnen met de framboesia-behaiideling volgens het in Kediri toegepaste systeem. In hoofdzaak word in enkele desa's van hot regentschap Pamekasan gewerkt. Tn de framboesia-haard Koeta (Denpasar) werd met een systematische framboesia-bestrijding begonnen. Het aantal toegediende injecties op Bali en Lombok was zeer groot. Ook in andere doelen van den Archipel werden veel framboesia-lijders behandeld. Geslachtsziekten. Evenals in vorige jaren was bot aantal lijders aan geslachts ziekten, hetwelk in ziekenhuizen en poliklinieken ter behandeling kwam, zeer groot. Daarbij komen nog do patiënten, die ongeregeld behandeld werden gedurende de dienstreizen van de geneesheeren. Ten aanzien van de frequentie zijn geen exacte gegevens beschikbaar: deze wisselt in verschillende streken vaak zeer sterk. In 1938 werden in de Gouvernements- en gesubsidieerde ziekenhuizen behandeld 18 802 lijders aan geslachtsziekten (in 1937 18 595) ; van hen leden 8487 aan syphilis. Venerisch granuloom. Evenals in vorige jaren werd deze ziekte wederom uitsluitend in Zuid-Nieuw-Guinea geconstateerd en wel in hoofdzaak ten Zuiden van de Digoel-rivier. In deze streken werd in 1938 +' 1,7 % van de onderzochte personen aangetast bevonden. Zoowel de Meraukc als in de 5 hulphospitalen te Moeting, Poëpe, Okaba, Homo-lon en Kimaan vond geregelde behandeling dei lijders plaats. Er werden 1145 patiënten behandeld (in 1937 1281), van wie 150 herstelden, 65 wegliepen vóórdat de behandeling geëindigd was en 17 overleden. Behalve op het vasteland van Nieuw-Guinea werd het venerisch granuloom geregeld waargenomen op het Frcderik Hendrik-eiland. In het aldaar aanwezige hulpziekenhuis Kimaiin werden veel patiënten opgenomen. Filariasis. Ook in 1938 werd in het ressort Atjeh bijna overal filariasis rgenomen. In de onderafdeeling Lbo Seumawè komt deze ziekte zelfs zeer veelvuldig voor. De minste frequentie vertoonde de filariasis in de bergstreken. In de kuststreken werd soms tot 40 % der bevolking geïnfecteerd bevonden. Op het eiland Nias werden twee infectie-haarden gevonden. In de Idanö- Gawo-gebieden werd in één kampong een infectie van 70 % gevonden. Het aantal gevallen van elephantiosis was gering. Verder werd in verschillende streken van Tapanoeli deze ziekte nog waargenomen. GEZONDHEIDSZORG 391 In Tembihihan (res. Riouw en Onderhoorigheden) word veel dephantiasis van het onderbeen waargenomen. In het ressort Zuid-Sumatra werd ook in 1938 in Kajoeagoeng geregeld filariasis waargenomen, in hoofdzaak filariasis Malayi. De infectie-index was evenwel niet bijzonder hoog (14 %). In Djambi werden langs de liatangbari en de Koempeh in bijna elke kampong gevallen van filariasis waargenomen, ook enkele personen met dephantiasis. Bij de koelies van de Bangkatinvvinning alsook bij de bevolking van Bangka word een vrij uitgebreid onderzoek verricht. Bij de koelies bedroog do infectie index +' %, bij de bevolking was deze lager. Alle positieve preparaten bevatten uitsluitend microfilariae Malayi. Bij de bevolking werd ook in hoofdzaak deze vorm van filaria gevonden. In Poetoessibau in de West.-i afdeeling van Borneo werden veel gevallen van dephantiasis van het onderbeen waargenomen. In Martapoera (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) is de filaria-index nogal hoog. In Tanahgrogot werd ook filaria Bancrofti gevonden. Verder word overal dephantiasis gezien. Op Celebes werd op verschillende, plaatsen wederom filariasis waargenomen. Over het algemeen was de infectie-index vrij laag. behalve in Bolaang Mongondow, waar hoogere cijfers gevonden werden. Wat Manado betreft werd de ziekte zeer verbreid waargenomen. In de Molukken speelt de ziekte op Nieuw-Guinea een belangrijke rol. In Hollandia werd in het binnenland een infectie-index van 44 % waargenomen. Op de verschillende eilanden was de infectie-index laag. Ook in den Timor-archipel werd overal filaria waargenomen, echter niet in ernstige mate. Ilhinoscleroom. Deze ziekte werd in 1938 bij een tweetal patiënten in de Gouvernements Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Semarang waargenomen. De patiënten waren afkomstig uit de bergstreken van Oengaran en Ambarawa. In Tomohon werden de ontdekte haarden aan een intensief onderzoek onder worpen. Het serologisch en bacteriologisch onderzoek bracht enkele nieuwe gevallen aan het licht. De eenige haard van belang werd gevonden in het afgelegen plaatsje Kasoeratan. Te Bocteng op Flores werd bij 2 patiënten, die eerst voor framboesia-lijders werden gehouden, door nauwgezet onderzoek rhinoscleroom geconstateerd. Krop. Zooals reeds in het Verslag over 1937 werd medegedeeld, zou in enkele desa's van de residentie Batavia veel krop voorkomen. Een terzake in 1938 ingesteld onderzoek in het onderdistrict Tjisalak wees uit, dat in de desa Boeniara 46,6 % krop hij vrouwen van 20 tot 29 jaar voorkomt. Van ernstige endemische krop kan echter niet gesproken worden. Tn Oost-Java blijft de krop in hoofdzaak beperkt tot de desa's in het Tem en Kawi-gebergte. Er wordt niet overal gojodeerd zout verstrekt, hier en daar wordt door de Zoutregie nog ongejodeerd zout verkocht. In bepaalde streken van het regentschap Kediri komt krop eveneens geregeld voor. Op Bali en Lombok is de hoogvlakte van Tjatjoer de belangrijkste krophaard. Op Sumatra werd in verschillende streken geregeld krop waargenomen. In het geheele landschap Serbödjadi (Atjeh) heerscht krop endemisch. In sommige kampongs bedroeg de index tot 85 %. Tn de onderafdeeling Sidikalang werden enkele gevallen van cretiuisnuis waargenomen. Op verschillende poliklinieken in Noord-Sumatra werden do lijders met joodkalium behandeld. Ook ter Sumatra's Westkust komt krop voor. In Soengaipenoeh werd aan den bovenloop dor rivieren veel krop waargenomen. In do bergstreken van Zuid-Sumatra komt de kropziekte eigenlijk overal voor. Buiten Benkoelen bedroeg het percentage ±' 60 %. Gevallen van crotinismus werden hier weinig gezien. DE SOCIALE TOESTAND 392 In Djambi werd het onderzoek voortgezet, waarbij in enkele desa's hooge percentages krop (soms boven de 80 %) werden gevonden. Ook in Kota agoeng werd een onderzoek ingesteld, waarbij bleek, dat er weinig krophaarden zijn. In de Westerafdeeling van Borneo werd evenals in 1937 overal krop waar genomen; ook cretinismus werd in mindere of moorden- mate gezien. Het zijn in hoofdzaak de aan den bovenloop der rivieren gelegen kampongs, waar de aandoen ing voorkomt. Hetzelfde geldt ook voor de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Hier zijn bovendien de bergstreken de plaatsen, waar krop endemisch voorkomt. Er wordt veel joodhoudend zout verkocht. Cretins werden hier en daar gezien. In de uitloopers van het Schwaner-gebergte werd moer dan 90 ",', krop bij vrouwen waargenomen. In Apokajan werd het onderzoek voortgezet. De krop-indox was vaak zeer hoog, soms meer dan 50 %. Op Celebes zijn het in hoofdzaak de omstreken van Paréparé en Itantepau, waar veel krop voorkomt. Vooral bij Rantepao werd ook veel cretinismus waargenomen. In het bergland van Manado werd geregeld krop waargenomen. Leprabestrijding. De kennis omtrent den aard en de verbreiding v Ie lepra in vele doelen van dit eilandenrijk is wederom belangrijk verruimd. De registratie der nieuwe en berregistratie dor oude patiënten hebben waarde vol cijfermateriaal verschaft, terwijl de intensieve propaganda hoeft mogen leiden tot spontaan toegepaste isolatie. In de regentschappen Blora, Lamongan en Bangkalan, alsmede op I>n 1 i en Lombok waren speciale lepra-artsen werkzaam. In hol regentschap Blora bedroeg het aantal geregistreerde gevallen einde 1988 085. De sterfte was buiten (OS " m j niet belangrijk hooger dan binnen de lepiozerie ( Pelautoengan 07 "/„„). De opkomst der zieken ter polikliniek was bevredigend. In bot- regentschap Lamongan waren einde 1938 951 leprozen aanwezig. De propaganda in dit gebied is reeds vrij goed tot de bevolking doorgedrongen. Van deze 051 patiënten waren 508 op 31 December 1938 geïsoleerd. Iv lat regentschap Bangkalan waren einde 1988 aanwezig 001 zieken. Van 282 desa's in dit regentschap zijn 224 besmet bevonden. De gemiddelde lepra-dichtheid was 1.12" Sinds de aanstelling medio 1938 van een specialon lepra-arts benevens hulp personeel, mogelijk- gemaakt door het z.g. M adoera-W'el v aai'tsloiiils. kon de lepra-arbeid in dit gebied een snellere voortgang hebben. Het aantal behandelings punteii is thans 41. I'it genoemd fonds zijn tevens gelden beschikbaar gesteld voor den bouw van isolatie-Buisjes, waarvan vele reeds in gebruik zijn. Van (ie 698 patiënten wonen •123 in isolatie-huisjes. Tn do leprozonkolonies op Bali en Lombok bevonden zich op 31 Deceinbei 1938 5110 patiënten. In de verschillende ressorten op Bali en Lombok waren 2098 leprozen geregistreerd. De lepra-dichtheid voor Bali. met een totaal aantal inwoners van 1 102 102, bedroeg 1,61 ";'„„: en voor Lombok, met een totaal aantal inwoners van 7110 557, 0,5 "/'„„• In Kediri en Ngandjook waren 31 October 1988 respectievelijk 218 en 280 leprozen, van wie 175 waren geïsoleerd (huisisolatie). De gedurende 1988 gedistribueerde hoeveelheden aethylester, ohaul—ïogra-olie en pillen bedroegen resp. 137 660 kg, 420 000 kg en 976 350 stuks. Voedingstoestand. Het Instituut voor Volksvoeding zette het menu-onderzoek in Segalaherang voort. Gebleken is dat, hoewel het menu voldoende vitamine-A --houdende componenten bevatte, deze doorgaans niet aan de kinderen werden verstrekt. Zoodoende werd hot verklaarbaar, dat de Vitan_ïie-A-tekorten onder GEZONDHEIDSZORG 393 de kinderen zoo veelvuldig voorkwamen, zonder dat bij de ouderen hiervan veel viel waar te nemen. Verder verrichtte het Instituut menu-onderzoekingen in Patjet en vond in deze welvarende stroken uitgebreider menu's dan elders. In het Zuidergebergte bezuiden Jogjakarta (district Wonosari) werd begonnen niet een menu-onderzoek bij de cassa v o-etende bevolking, terwijl West-Ceram gekozen werd als studio-object voor de voeding van oen bevolking, die zich met sago en andere boschproducteir voedt. In hot regentschap Lamongan (Oost-Java) word een onderzoek ingesteld in oen twaalftal desa's naar de vitamine-A-voorziening van de bevolking. Hierbij bleek, dat de meerderheid der bevolking maar juist voldoende van dit vitamine met haar voedsel opnam. Met lu-t oog hierop werd een begin gemaakt met propaganda, gericht op meer verbouw on gebruik van gewassen rijk aan vitamine-A. In West--lava met zijn goede voeding hoorde men alleen van Xerophthalmie baarden in Segalaherang on Pataroeman (regentschap Krawang). Beri-beri en voedings-oedeem komen in deze provincie slechts /eer sporadisch voor. Tn Midden-Java trad misgewas op in Ki-ndal en Grobogan; eenvoudige voedselverstrekking had goed succes, waardoor ernstige gevolgen uitbleven. In het district Moga van de residentie Pekalongan trad aanhoudend mislukking van de mai'soogst op niet als gevolg, dat vele patiënten met v oedings-oedo.-iii in het Zendingsziekenhuis te Moga moesten worden verpleegd. In enkele desa's in Banjoemas kwamen gevallen voor van bongkrek vergiftiging, waarvan enkele met doodelijken afloop. Eveneens werden enkele gevallen van vergiftigingen door paddestoelen en tempé kedelee gerapporteerd. In Oost-Java werden in de ziekenhuizen te Paree en Trenggalek eenige personen lijdende aan voedings-oedeem verpleegd. In de districten Kanor (Bodjonegoro) en Babat (Lamongan) trad misoogst op. Deze ging gepaard met oen vermeerdering van bet aantal malaria-gevallen, zoodat tot verstrekking van toebereid voedsel moest worden overgegaan. In totaal werd. dank zij de voor treffelijke hulji vooral van bet [nheemsche Bestuur, aan 24 000 personen tweemaal ]>er dag toebereid voedsel verstrekt. Tn het gouvernement Soerakarta bleef het optreden van voedings-oedeem beperkt tot enkele gevallen. In lu-t gouvernement Jogjakarta kwamen enkele gevalb-n van voedings-oedeem voor in het onderdistrict Melati (Goenoengkidoel) en in de Solosche enclave \ ga wen. In het Xotopoero-gebicd dor afdeeling Madioen kwamen in de desa Pilang kentjang gevallen v ' van voedings-oedeem. In BondoWOSO trad in enkele desa's op do hellingen van het Idjeii-gebi rgl voedselschaarschte O-p, welke door voedselverstrekking werd verholpen. Op Madoera ging bel Algemeen Steuncomité Inheelnsclie P.ehoeft igoi. (A.5.T.8.) voort met het verstrekken van voedselsteun aan kinderen. Over geheel -lava genomen was de v oodingstoestand over het algemeen goed. Ook m de Buitengewesten is do voedingstoestand over het algemeen bevredigend. 6. Assaineeringswerken, kampongverbetering en drinkwatervoorziening Tegen de malaria te Tandjoengpriok werden voorloopige maatregelen genomen, terwijl een begin werd gemaakt mot do uitvoering van definitieve assaineerings werken. Ton behoeve van het opmaken van een algemeen assaineeringsontw erp VOOr de terreinen ten zuiden van de haven, weid aangevangen met de opnam, van een gebied van +' 1600 ha oppervlakte. Het jieparteinent van Verkeer en Waterstaat, zoomede ,1,- locale ressorten werden van advies gediend over verschillende assaineerhigswerkeii. o.a. te Jogjakarta, Klaten, „oepang, Magelang. Moio. Medan. Patütan, Soerakarta. Semarang. Siholga. Tegal. Tjiandjoer-v lakte. Taloek, Tambelan. Tambilahaii. Tjipoeiiegara en voor het zeii(iiiigs/.iekeiihuis te Poerwakarta. Adviezen inzake kampongverbetering, rioleering en afwatering ter verkrijging van een Bandssubsidie werden in 1938 uitgebracht voor de stadsgomceiiteii : DE SOCIALE TOESTAND 394 Batavia. Buitenzorg, Soekaboemi, Bandoeng, Cheribon, Semarang. Pekalongan, Tegal, Salatiga, Magelang, Soerabaja, Malang. Modjokerto, Pasoeroean. I'robolinggo, Madioen, Kediri en Blitar. Talrijke adviezen worden uitgebracht en/of ontwerpen opgemaakt voor den aanleg, vernieuwing, verbetering of uitbreiding van watervoorzieningen van het Land, zelfstandige gemeenschappen en particußere instellingen of maatschappijen, o.a. te Amboina, Bandjermasin, Batoeradja. Bandoeiigan. Bagan-siapiapi. Balik papan, Badjocbang, Garoet, Kalidjati. Kisaran, Pekalongan, Pamoesian Lingkas en Djoeata, Poso, lliring, Sabang, Soembergcmpol, Soemberporong, Tarakan, Tjimahi. Watamponé. Vermelding verdient nog het opmaken van ontwerpen voor verplaatsbare waterzuiveringsinstallaties voor het Leger en de Bataafsche Petroleum Maat. schappij. Door bet Laboratorium voor Technische Hygiëne van den Dienst der Volks gezondheid te Bandoeng werden de gebruikelijke onderzoekingen, zoowel ter plaatse, als in het Laboratorium verricht. 7. Volkshuisvesting Het huizenbez.it der verschillende vennootschappen onderging in 1988 geen wijziging. In de huurprijzen der huizen kwam geen verandering van beteekenis. 8. Ziekenverzorging Gouvernements Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen. l.'it het volgend overzicht blijkt, dat bij de gouvernements centrale burgerlijke ziekeninrichtingen te Batavia, Semarang en Soerabaja hel aantal verpleegdagen belangrijk is toegenomen. De kosten waren hooger dan in 1937 zoowel door die toename als tengevolge van de invoering van de 8.8.L. 1938, welke een verhooging meebracht van de uitgaven voor salarissen, standplaatstoelagen en kindertoelagen. De gemiddelde kostprijzen per verpleegdag stegen met respectievelijk f 0.87. f 0.78 en f 0,38. De regelen betreffende de bestemming van en de kosten van verpleging in de gouvernements burgerlijke ziekeninrichtingen, zoomede de regelen betreffende de bestemming van en de kosten van verpleging in de gouvernements centrale burgerlijke ziekeninrichtingen' zijn nader aangevuld (Bb. nos. 14114 en 14115). GEZONDHEIDSZOBG 395 Verpleegtehuizen en Gouvernements Burgerlijke Ziekeninrichtingen. Van de o]> einde 1937 bestaande 23 gouvernements burgerlijke ziekeninrichtingen werden een O-tal overgedragen aan de zelfstandige gemeenschappen en zelfbesturen, te weten de gouvernements burgerlijke ziekeninrichting te Kajootanam aan de groepsgeineenschap Minangkabau, de gouvernements burgerlijke ziekeninrich tingen te Amoentai on Kandangan aan de grocjisgeineenschap Bandjar en de gouvernements burgerlijke ziekeninrichtingen te Singaradja. Denpasar en Baugli onderscheidenlijk aan de landschappen Boeleleng, Badoeng en Bangli. Ofschoon hierdoor moeilijk een vergelijking der kosten met het vorig jaar kan worden getrokken, zijn de uitgaven toch belangrijk hooger. hetgeen eenerzijds een gevolg is van de meergenoemde invoering van de 8.8.L. 1938, anderzijds een uitvloeisel van de gewijzigde administratie ten aanzien van de geneesmiddden-verstrekking, waardoor juistere kosten voor dit onderdeel konden worden geproduceerd. De gemiddelde kostprijs per verpleegdag der voeding van de verpleegtehuizen steeg van f 0,08 tot f 0,09. Het aantal voedingsdagen van de verschillende inrichtingen bedroeg in 1988: .". Gouvernements Centrale Bur gerlijke Ziekeninrichtingen . 772 246 voedingsdagen 682 538 in 1987 I krankzinnigengestichten .. 2 980 889 ~ 2 935 500 „ 1937 6 doorgangshuizen 653 688 ~ 594 308 ~ 1937 5 verpleegtehuizen 165 794 ~ 140 557 ~ 1937 17 Gouvernements Burgerlijke Ziekeninrichtingen .... 205951 ~ 288858 ~1937 Totaal . . . 4 778 568 ~ 4 636 756 ~ L 987 De kosten van de gewone voeding, inclusief do verstrekte extra- en dieet voeding, bedroegen in 1938 voor de: 3 Gouvernements Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen f 148 848 f 123 422 in 1937 ■1 krankzinnigengestichten 231011 225 354 ~ 1987 (.doorgangshuizen 45 829 40 960 ~ 1937 5 verpleegtehuizen 15 391 11 860 ~ 1937 17 Gouvernements Burgerlijke Zieken inrichtingen 29 062 34 309 ~ 1937 Totaal ... f 470 142 f 435 905 ~ 1937 UE SOCIALE TOESTAND 396 De gemiddelde kostprijs dei geheele voeding is derhalve in 1988 voor de: 3 Gouvernements Centrale Burgerlijke Zieken inrichtingen f 0,193 f 0,181 in 1937 4 krankzinnigengestichten 0,077 0,077 .. 1987 o doorgangshuizen 0.070 0,069 .. 1987 5 verpleegtehuizen 0,098 0,084 ~ 1937 17 Gouvernements Burgerlijke Ziekeninrichtingen 0,141 0.121 ~ 1937 Gesubsidieerde particuliere ziekeninrichtingen. Einde 1938 bedroeg bot aantal gesubsidieerde ziekenhuizen "ni en het aantal gesubsidieerde hulpziekeiihui/eii 10, tegen 5! ziekenhuizen .-n 11 hulpziekenhuizen in 19:17. Hieronder volgt- een vergelijkend overzicht over de jaren 1937 en 1938 van de meest belangrijke ziekeninrichtingen, Gesubsidieerde locale ziekeninrichtingen. Hieronder volgt een vergelijkend overzicht over do jaren 1937 en 1988 betreffende de verleende subsidies in het exploitatie-verlies, enz. van bot (iemeente-ziokeiihuis te .Medan en de hulp ziekeninrichting van don Ambon-raad te Saparoea. Verpleging run opiophagèn. Aan de aan het zendingsziekenhuis ..Immanuël" te Bandoeng verbonden afdeeling voor de VI rpleging van opiophagèn werd over 1938 oen subsidie in de exploitatiekosten toegekend van f 0000. tegen f 3531 over 1937. Verpleging run psychisch ininilerteaurdigen Ir Tcniangyocng. Nopens de ver pleging van geestelijk invalide personen vallen voor 1938 geen bijzonderheden te vermelden. '| Neg niet bekend. Vergelijkend overzicht over 1937 en t9BB van de meest belangrijke gesubsidieerde zieken huizon GEZONDHEIDSZORG 397 Sanatoria rem lengt/lila*. Een aanvang werd gemaakt met de oprichting, in bet belang van een intensiever tuberculosc-bestrijding. van oen achttal eenvoudige t üborculose-herstollingsoordeii, w aarvoor de oprichtingskosten zullen worden gekweten uit do f 25 millioen-bijdrago van Nederland. Van die instellingen, welke zullen verrijzen bij Djember, Madioen, Jogjakarta. Makassar, Cheribon. Anibon. Bandoeng on Poerwokerto, werd slechts het herstellingsoord te Pakem (bij Jogjakarta) in hot 2de halfjaar 1988 door de Zending, met Landssubsidie, in exploitatie genomen. Leprozengcstichten Ten behoeve van de lepra-landbouwkolonie Poelosari bij Modjowarno weid over 1938 een exploitatie-subsidie van f 2000 toegekend (over 1937 f 1000). Poliklinieken. Ingevolge de „Overdrachts-ordonnantie Volksgezondheid Buitengewesten" (L S. 1937 n". 520, juncto I. S. 1937 n°. 521) weiden 1 Juli 1938 de daarvoor in aanmerking komende op zich zelf staande Lands-polikliniekon aan de op dien datum ingestelde autonome gemeenschappen en aan de Balische zelfbesturen overgedragen. ') Nog niet bekend. DE SOCIALE TOESTAND 398 Zoo werden op dien datum overgedragen aan de groepsgemeenschap Minangkabau do poliklinieken te Pariaman, Emmahaven, Soengaidareh; aan de groepsgemeenschap Bandjar de poliklinieken te Martapoera, Barabai, Tandjoeng, Bantau, Plaihari, Margasari, Birajang, Alabio, Babirik, Kloea, Batoemandi, Haroewai, Tamianglajang, Ampah; aan de stadsgemeente Padang de polikliniek te Padang; aan de stadsgemeente Bandjermasin de polikliniek te Bandjermasin; aan het Landschap Gianjar de polikliniek te Gianjar; aan hot landschap Kloengkoeng de polikliniek te Kloengkoeng; aan het landschap Tabanan de polikliniek t-e Penebel; aan het landschap Boeleleng de polikliniek te Tedjakoela en Boeboenan. 9. Krankzinnigenverzorging Einde 1938 was de gezamenlijke normale capaciteit van alle inrichtingen voor krankzinnigen 10 553 bedden, welke als volgt waren verdeeld: Krankzinnigengestichten: Buitenzorg-Semplak 2 015 bedden Magelang 1 542 Lawang 3 300 ~ Sabang 1 450 Totaal 8 307 bedden Doorgangshuizen: Batavia (Grogol) 402 bodden Semarang (Tawang) 292 Soerakarta (Mangoendjajim) 171 ~ Soerabaja (Pegirian) 247 ~ Medan (Gloegoer) 200 Makassar 305 ~ Totaal 1 017 Verpleegtehuizen : Palembang 85 bedden Padang 85 ~ Bandjermasin 52 ~ Manado 34 l'.angli 101 Soekolilo 272 Totaal 629 Totaal-generaal 10 553 bedden Einde 1937 bedroeg de normale capaciteit 10 192, zoodat gedurende 1938 een uitbreiding van 361 bedden heeft plaats gehad. GEZONDHEIDSZORG 399 Tn de volgende tabellen zijn aangegeven de bezetting en da mutaties der patiënten in de verschillende inrichtingen voor krankzinnigen. TABEL I Stand van het aantal patiënten op eind 1988 in alle krankzinnigen gestichten, doorgangshuizen en verpleegtehuizen TABEL II Verloop der patiënten gedurende 1938 in de krankzinnigengestichten met een totale capaciteit van 8307 bedden Dl-: STAATKUNDIGE TOESTAND 4 Eegeering geen bezwaar te hebbon. Do stol wordt in Indië als morphine-derivaat reeds onder de reglementeering der verdoovende middelen begrepen. Ten aanzien van het door de Eaadgcvende Opium-commissie opgesteld schema van een ontwerp-verdrag tot de beperking van de voortbrenging van ruw opium (V.B. document C.221.M.123.1938. X1) gaf de Indische Eegeering te kennen een zoodanig verdrag in beginsel wensch dijk te achten, met dien verstande, dat daarin geen verplichtingen zouden worden opgenomen tot verdere beperking resp. afschaffing van het wettig opiumgebruik in hot- Verre Oosten tenzij onder het voorbehoud, dat vóór de toepassing der bepalingen overtuigend zou blijken, dat de opiumsluikhandel in voldoende mate bedwongen is. In plaats van Ir. W. J. Burck, aftredend Directeur der Opiumfabriek te Batavia, nam op uitnoodiging van de Eaadgevende Opiumcommissie in de commissie van deskundigen ter uitwerking van een eenvoudige methode voor de analyse van djitjing (z.g. djitjing-commissie) zitting Tr. E. van Bronckhorst, nieuw optredend Directeur der Opiumfabriek. c. Gezondheidszorg. In aansluiting aan het door de 18de Volkenbonds vergadering (13 September—6 October 1937) gevoteerd crediet van 2 000 000 Zwitsersche franken voor de bestrijding van de in China heerschende epidemieën, welke tengevolge van de oorlogsomstandigheden een hoogst ernstigen vorm dreigden aan te nemen, besloot de Nederlandsche Eegeering, in verband met het feit dat het gebied van het Koninkrijk in Azië behoort tot de landen welke meer in het bijzonder zijn blootgesteld aan het gevaar van overslaan dezer epidemieën, op de Bijksbegrooting voor 1938 een bedrag van f 25 000 voor soortgelijke steunverleening uit te trekken. Op grond van dezelfde motieven stelde de Indische Eegeering mede een bedrag van f 25 000 ten laste van de rndische middelen beschikbaar. Het crediet, bij aanvullende begrooting voor 1938 opgebracht (Volksraadstukken zittingsjaar 1937—1938, onderwerp 140), word met toepassing van artikel 105 Indische Staatsregeling in uitgaaf en tor beschikking van den Secretaris-Generaal van den Volkenbond gesteld. d. Bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen en in ontuchtige uitgaven. In haar in September 1938 gehouden zitting besloot de Volkenbonds raad de Commissie van Sociale vraagstukken uit te noodigen de uitwerking van de in de Conferentie van Bandoeng 1937 aangenomen voorstellen inzake de schepping van een Centraal Informatie Bureau voor den vrouwen- en kinder handel, welke uitwerking in verband met de veranderde omstandigheden in het Verre Oosten was uitgesteld, in den loop van haar in Juni 1939 te houden zitting opnieuw in beschouwing te nemen. Ten aanzien van het door het sub-comité uit de Eaadgevende Commissie voor Sociale Zaken samengesteld tweede ontwerp-verdrag ter bestrijding van het voordeel trekken van de ontucht van anderen, gaf de Indische Eegeering te kennen, dat de in dit ontwerp aangebrachte wijzigingen met betrekking tol de strafbaarstelling van de exploitatie van de mannelijke prostitutie het Haar voorshands onmogelijk maakten dit te aanvaarden, vermits de Indische straf wetgeving in art. 292 strafwetboek van een geheel anderen gedachtengang uitgaat-, zoodat aanvaarding een principieele wijziging van een der grondslagen van de strafwetgeving zou moeten medebrengen. Daarbij werd voorts in aan merking genomen, dat in verschillende landen ten deze zeer uiteenloopende opvattingen bestaan en de internationale voorbereiding dezer materie nog slechts weinig gevorderd was. In antwoord op een verzoek van den Secretaris-Generaal van den Volkenbond, of sedert 1928 wijziging voorgekomen was in de methode van overzending van rogatoire commissiën, als bedoeld in artikel 111 van het verdrag tot beteugeling van de verspreiding van en den handel in ontuchtige uitgaven,en in de aan wijzing van de autoriteit, bedoeld in artikel VI van het verdrag, deelde de Tndische Eegeering mede, dat zulks niet het geval was. e. Intellectueele samenwerking. Bij G.B. 8 Mei 1938 n°. 6 werd onder den naam van „Adviescommissie internationale regeling inzake antiquiteiten DE FINANCIEI __E TOESTAND 40 Zegelrecht. Recht van overschrijving. Recht van successie en van overgang. In verband met de inwerkingtreding van het nieuwe zeerecht en schepelingen recht en van daarmede samenhangende voorschriften, alsmede de opheffing van de onderscheiding tusschen handelsdaden en niet-handelsdaden en tusschen kooplieden en niet-kooplieden, werd de Zegelverordening 1921 in 1938 op onder geschikte punten gewijzigd (I. S. nos. 1 en 276). De Ordonnantie op het recht van overschrijving onderging in verband met vorenbedoelde inwerkingtreding van het nieuwe zeerecht vrij belangrijke wijzigingen, zonder dat nochtans deze wijzigingen op de opbrengst van dit middel van invloed moeten worden geacht. De Successie-ordonnantie 1901 bleef in 1938 ongewijzigd. De opbrengst van het zegelrecht ad f 7 122 000 (in 1937 f 9 394 000) onder vond den invloed van de dalende conjunctuur. Daarentegen steeg de opbrengst van het recht van overschrijving ad f 1 479 000 (in 1937 f 1 317 000) tengevolge van de nog steeds stijgende waarde van onroerende goederen. De opbrengst van de rechten van successie en van overgang bedroeg in 1938 f 365 000 (in 1937 f 286 000). Slachtbelasting. De ordonnantie op de slachtbelasting 1936 (I. S. 1936 n°. 671) onderging bij Ord. van 9 April 1938 (I. S. n°. 165) een wijziging van ondergeschikte administratieve beteekenis. Bij Ord. van 14 April 1938 (I. S. n°. 174) werd een vrijstelling van belasting in het leven geroepen voor het slachten van een dier ten behoeve van offers te brengen op den Islamietischen feestdag 'led al Qoerban of op den Chineeschen feestdag Tjhio Ko, terwijl voorts mede teruggave van belasting mogelijk werd gemaakt ingeval van onbruik baarmaking voor de consumptie van het van het geslachte dier afkomstige vleesch. De uitvoeringsvoorschriften, vervat in de Begeeringsverordening van 21 Dec. 1936 (I. S. n°. 672) werden in verband hiermede vervangen door die in de Begeeringsverordening van 14 April 1938 (I. S. n°. 175), waarin wederom een wijziging van louter administratief belang werd aangebracht (I. S. 1938 n°. 441). De bij of krachtens de slachtord. vrouwelijk groothoornvee 1936 gegeven voorschriften zijn mede buiten werking gesteld voor de regentschappen Goenoeng kidoel (sultanaat Jogjakarta) en Wonogiri (Mangkoenagarasche Rijk) (I. S. 1938 n°. 94). De opbrengst van de slachtbelasting beliep over 1938 f 3 924 000, tegen f 4 274 000 over 1937. Motorvoertuigenbelasting. Bij I. S. 1938 n°. 11 werd afgekondigd de bekrachtiging bij de wet van de Ord. van 28 Jan. 1937 (I. S. n°. 33), waarbij een verlaging werd vastgesteld van het tarief der belasting voor aanhangwagens, welke niet door diesel-auto's worden getrokken, en een tegemoetkoming werd opgenomen tegenover hen, die reeds vóór de invoering der geünificeerde belasting diesel-automobielen exploiteerden. Deze tegemoetkoming leidde tot restituties van f9OOO en fB4OO, onderscheidenlijk over 1937 en 1938. De zuivere opbrengst van de motorvoertuigenbelasting over 1938 bedroeg f 808 000, tegen f 781 000 over 1937. Landelijke inkomsten op Java en Madoera. In alle gouvemementslanden op Java en Madoera geschiedde de aanslag en de inning der landrente op den voet van de ~Landrente-ordonnantie 1927" (I. S. n°. 163, sedert gewijzigd en aangevuld bij I. S. 1931 n°. 168). Herziening van den landrente-aanslag op de basis van de ~Landrente-ordonn antie 1927" had plaats in 4 districten van de residentie Batavia, 5 districten van de residentie Priangan, 3 districten van de residentie Japara/Rembang, 7 districten van de residentie Banjoemas, 4 districten van de residentie Kediri, 4 districten van de residentie Soerabaja, 4 districten van de residentie Besoeki. In totaal werd in deze 31 districten geregistreerd een oppervlakte aan land renteplichtige gronden van 612 378 ha (waarvan 264 030 ha sawahs) of 12 244 ha (2 %) meer dan volgens de laatste landrente-leggers, terwijl de landrente aanslag, d.w.z. de bruto-aanslag verminderd met de daarop verleende crisis- DB SOCIALE ToEsTV.VII 400 TABEL 111 Verloop der patiënten in de doorgangshuizen voor krankzinnigen gedurende 1938 met een totale capaciteit van 1617 bedden TABEL IV Verloop dor patiënten in de verpleegtehuizen voor krankzinnigen gedurende 1938 met oen totale capaciteit van 029 bedden TABEL V Verloop der patiënten gedurende 1938 in de krankzinnigengestichten. doorgangshuizen en verpleegtehuizen met een totale capaciteit van 10 553 bedden GEZONDHEIDSZORG 401 Ziekteverloven en afkeuringen van Landsdienaren o. In 1938 werd aan 23 mannelijke en 7 vrouwelijke Landsdienaren (in 1937 18 en 2) een buitenlandsch verlof ivcgens ziekte verleend. De voornaamste ziekte-oorzaken waren functioneele neurosen en psychosen met 46,7 % (in 1937 70 %), daarna volgen tuberculose met 13,3 % (in 1937 5 %) en kanker en andere tumoren met 13,3 % (in 1937 5 %). b. Binnenlandsche ziektc-verloven werden in 1938 verleend aan 823 (in 1937 817) mannelijke en aan 251 (in 1937 252) vrouwelijke Europeesche en aan 3897 mannelijke (in 1937 4203) en 90 (in 1937 144) vrouwelijke Inheemsche Landsdienaren. 26 Van de doorgangshuizen en verpleegtehuizen zijn 556 patiënten naar de verschillende krankzinnigengestichten overgebracht. In tabel V is in de kolom „Bijgekomen gedurende 1938" dit aantal der van de doorgangshuizen en verpleegtehuizen naar de krankzinnigengestichten geëvacueerde patiënten afgetrokken. Bij een totaal aantal bijgekomen patiënten van 3879 zijn afgevoerd als hersteld of verbeterd, wegens overlijden en andere redenen 3599 patiënten, zoodat op het eind van bet jaar 1938 de werkelijke stijging van het aantal dei verpleegden 3879 — 3599 = 280 bedroeg. Ook in 1938 heeft een uitbreiding van de verpleegruimte plaats gevonden, welke tot stand is gebracht door in enkele gestichten, doorgangshuizen en verpleegtehuizen het aantal bedden iets uit te breiden. De werkthcrapie nam naast de medicamenteuze therapie een belangrijke plaats in. De resultaten bleven zeer bevredigend. Met het oog op het nijpend gebrek aan plaatsruimte in de verpleeginrichtingen blijft het streven er op gericht de patiënten zooveel mogelijk vroegtijdig te ontslaan. Het eenige bezwaar hieraan verbonden is dat uiteraard nogal eens recidieven voorkomen. 10. Pharmaceutische aangelegenheden In 1938 werden geen apotheken gesloten en 3 apotheken geopend, zoodat er aan het einde van het jaar 78 particuliere apotheken waren. Hierin werkten 82 apothekers (in 1937 79), onder wie 14 vrouwen, en 246 assistenten (in 1937 211), van wie 78 vrouwelijke (in 1937 63). In 1938 werd aan 8 apothekers de acte van toelating uitgereikt (geen vrouwen). Van 1930 tot en met 1938 werden deze acten aan apothekers uitgereikt ten getale van resp. 13, 10, 6, 9, 7, 7, 4, 4 en 8, dus gemiddeld 7,5 per jaar. Aan apothekers-assistenten werden 72 acten van toelating uitgereikt (in 1937 64) en wel aan 27 met Europeesch diploma (in 1937 34) en 45 met Indisch diploma (in 1937 30). In 1938 daalde het percentage van aan bezitters van Pairopeesche diploma's (in dat jaar) uitgereikte acten van toelating tot 37 % (iv 1937 53). Einde 1938 waren in Indië 34 werkzoekende assistenten (in 1937 20). Met de praktische uitvoering der „Pharmaceutische stoffen keuringsordon nantie" (I. S. 1936 n°. 660) werd in 1938 een aanvang gemaakt (zie I. S. 1938 n°. 172 en Bb. nos. 14051, 14084 en 14080). Een begin van uitvoering werd gemaakt mot do „Sterkwerkende genees middelen ordonnantie" (I. S. 1937 n°. 641). Bij G.B. 7 Mei 1938 n°. 32 (J. C. n°. 40) is een commissie ingesteld welke tot taak heeft het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid voor te lichten in aangelegenheden betreffende de sterkwerkende geneesmiddelen-ordonnantie en meer in het bijzonder met betrekking tot de vraag, welke sterkwerkende genees middelen hetzij op een lijst van gevaarlijke stoffen : de G-lijst, hetzij op een waarschuwingslijst: de W-lijst, moeten worden geplaatst. Bepalingen ter uitvoering van de verpakkings-ordonnantic zijn opgenomen in I. S. 1938 nos. 173 en 210. 11. Verschillende onderwerpen DE SOCIALE TOESTAND 402 Evenals in vorige jaren vormden voor de Europeanen de funetioneele neurosen en psychosen met 13,4 % (in 1937 14,5 %) weder de voornaamste ziekte-oorzaak. Dan volgen ziekten der spijsverteringsorganen met 12,8 % (in 1937 11,6 %) en tuberculose met 6,3 % (in 1937 8,2 %). Bij de Inheemschen vormde de tuberculose met 25 % (in 1937 21,4 %) de voornaamste ziekte-oorzaak. Dan volgen venerische ziekten met 9,5 % (in 1937 9,9 %), ziekten der ademhalingsorganen met 7,8 % (in 1937 6,8 %), malaria met 5,7 % (in 1937 10,5 %), typhus abdominalis met 5,4 % (in 1937 5,4 %). Het cijfer van funetioneele neurosen en psychosen bedroeg 3,8 % (in 1937 3,7 %), dat van beri-beri 1,7 % (in 1937 1,1 %). Ten opzichte van 1937 vertoonde bij de Inheemsche Landsdienaren het cijfer van de tuberculose en van de ziekten der ademhalingsorganen een stijging (van 21,4 % tot 25 % en van 6,8 % tot 7,8 %). Het cijfer van de malaria daalde belangrijk (van 10,5 % in 1937 tot 5,7 % in 1938). Voor de Europeesche Landsdienaren geven de funetioneele neurosen en tuberculose, in vergelijking tot 1937, een vermindering te zien. Echter vertoonen de ziekten van de spijsverteringsorganen een kleine stijging. c. In 1938 werden wegens ziekte afgekeurd 147 mannelijke (in 1937 115) en 33 (in 1937 41) vrouwelijke Europeesche Landsdienaren, en 1863 (in 1937 1778) mannelijke en 11 vrouwelijke (in 1937 8) Inheemsche Landsdienaren. Voor de Europeanen vormden do functioneele neurosen en psychosen met 23,3 % (in 1937 23,1 %) weder de grootste groep, daarna volgen ziekten van het hart en van de vaten met 11,7 % (in 1937 12,2 %), oogziekten met 9,4 % (in 1937 8,3 %), tuberculose met 8,9 % (in 1937 9,1 %) en ziekten van de urogenitaal organen met 7,8 % (in 1937 2,6 %). De cijfers der overige ziekten zijn te laag om vergelijkingen met die van 1937 te treffen. Voor de groep der Inheemsche Landsdienaren bleef de tuberculose als ziekte oorzaak van de afkeuringen de voornaamste rol spelen met 17,4 % (in 1937 19,1 %), dan volgen ziekten van het hart en van de vaten met 13,2 % (in 1937 11,5 %), oogziekten met 12,5 % (in 1937 10,3 %), ziekten van de adem halingsorganen met 7,7 % (in 1937 9,2 %) en functioneele neurosen en psychosen met 5,3 % (in 1937 7,6 %). Overdracht. Op 1 Juli 1938 is de „Overdrachts-ordonnantie Volksgezondheid Buitengewesten" (I. S. 1937 n°. 520) in werking getreden voor de groeps schappen Hoeloe Bandjar en Minangkabau on voor de in die groepsgemeen- Behappen gelegen stadsgemeenten Bandjermasin, Padang en Fort de Koek (I. S. 1938 n°. 264), terwijl is bepaald, dat genoemde ordonnantie met ingang van 1 Januari 1939 mede van toepassing zal zijn op de stadsgomeeiiten Medan. Makassar, Palembang en Pomatangsiantar (I. S. 1938 n°. 719). Bij deze overdrachts-ordonnantie is een groot deel van de Landstaak voor de volksgezondheid overgedragen aan bovengenoemde, autonome gemeenschap|>en Voor de uitoefening van deze taal; bobben de groepsgemeenschappen en steds gemeenten eigen gezondheidsdiensten, aan het hoofd waarvan de residentie arts staat. In de gebieden buiten do groepsgemeenschappen en stadsgemeenten in de Buitengewesten is de gezondheidszorg Landstaak gebleven, doch bij de uitoefening van een groot deel dezer taak treden thans de Gouverneurs en Besidenten, meer dan tevoren het geval was, op den voorgrond. In verband daarmede zijn de Inspecteurs van den Dienst der Volksgezondheid in do Luitengewesten aan de Gouverneurs toegevoegd (I. S. 1938 n". 401). Ressorten. Omtrent do verdeeling van de residentie Molukken in genei-. kundige ressorten zie men Bb. n°. 14020. JEUGDZORG 403 F. JEUGDZORG Kinderbescherming Zorg voor weezen en verlaten kinderen. De arbeid ten bate van weezen en verlaten kinderen kon ook in 1938 door de toekenning van aandeelen uit de geldloterijen voortgezet worden. Civielrechtelijke dwangopvoeding. Voor 100 minderjarigen werd een voor ziening met betrekking tot de opvoeding getroffen, welke aanleiding gaf tot toekenning van de in I. S. 1928 n°. 179 bedoelde subsidie. Het instituut der Gouvernementspupillen. Gelijk in de vorige Verslagen reeds vermeld is, loopt het getal der Gouvernementspupillen in verband met de opheffing van dit instituut gestadig terug. Van de einde 1937 aanwezige 100 pupillen waren er einde 1938 nog slechts 70 over. Het in 1937 aan retributies voor deze pupillen uitgegeven bedrag van f 33180 daalde in 1938 tot f 24 050. DE SOCIALE TOESTAND 404 G. ARMENZORG Op Java is de armenzorg thans vrijwel volledig georganiseerd. In de Buitengewesten riepen verschillende stadsgemeenten en gemeenten armenzorgregelingen in het leven. La 1938 zijn armencommissies ingesteld v,,or Celebos en Onderhoorigheden, Manado en Bali en Lombok (zie l. S. 1988 nos. 85, 468 en 079)- BESCHERMING VAN HET GRONDBEZIT 405 H. BESCHERMING VAN HET GRONDBEZIT Overheidsbemoeienis met uit te geven gronden O. Vanwege het Land. In verband met de doorvoering van de Bcstuurs hervorming in de Buitengewesten werd bij G.B. 23 Juni 1938 n°. 1 (I. S. n°. 373) bepaald, dat met ingang van het tijdstip, waarop de Ord. van 19 Febr. 1936 (I. S. n°. 68) in werking zou treden 1 ), de in do op dat tijdstip reeds in werking zijnde Gouvemcmentsbcsluiten en administratieve voorschriften, andere dan Gouvernenïentsbesluiten, aan de Hoofden van gewestelijk bestuur opgedragen bevoegdheden, bemoeiingen en verrichtingen, in de Buitengewesten zouden worden uitgeoefend door de residenten, ieder voor zijn residentie. Als gevolg hiervan kwam van dien datum af in het rechtstreeks bestuurd gebied van de Buitengewesten de in art. 1 van de erfpachtsordonnantie voor de Buitengewesten (I. S. 1914 n°. 367), juncto art. 5, lid 2, van het G.B. 15 Mei 1937 n°. 24 (I. S. n°. 339), geregelde bevoegdheid tot erfpachtsuitgifte op aanvraag in handen van den resident te berusten, evenals de in art. 4 van dit G.B. geregelde bevoegdheid om te beschikken op verzoeken tot het verleenen van toestemming tot prijsgeving van het recht van erfpacht en de in art. 1 1 van de erfpachtsordonnantie voor de Buitengoweston, juncto art. 5, lid 2, van cvenbedoeld G.8., geregelde bevoegdheid tot het verleenen van vergunning tot overdracht van het erfpachtsrecht, in de gevallen waarin die vergunning vereischt is. Het voormeld art. 4 van het G.B. in I. S. 1937 n°. 339 werd bij art. 1, letter C, onder 8 van het G.B. 6 Juli 1938 n°. 2 (I. S. n°. 374) in dier voege aangevuld, dat in de gevallen, waarin het terzake van het erfpachtsrecht verschul digde aan verponding, vergoedingen en canon, zoomede aan boeten wegens wanbetaling' -van deze schulden, niet vooral' volledig is voldaan, tot prijsgeving van het erfpachtsrecht in het rechtstreeks bestuurd gebied van de Buitengewesten slechts toestemming mag worden verleend na verkregen machtiging van den Gouverneur. Als gevolg van de Ord. van 28 Juni 1938 (I. S. n°. 370), waarbij de overdracht plaats vond van de bevoegdheden, bemoeiingen en verrichtingen van de Hoofden van gewestelijk bestuur in de gewesten Sumatra, Borneo en Groote Oost aan de residenten aldaar, kwamen met ingang van 1 Juli 1988 de in de erfpachtsordon nantie voor de Buiten gewesten (I. S. 1914 n°. 307) aan de Hoofden van gewestelijk bestuur opgedragen bevoegdheden bij de residenten te berusten. namelijk de resp. in de artt. 4 en 19 van die erfpachtsordonnantie geregelde bevoegdbeden betreffende het nemen van een beslissing op j -billen ten aanzien van gronden, welke zonder meethricl' in erfpacht zijn afgestaan, en betreffende de verplichte kennisgeving van den overgang van het erfpachtsrecht, alsmede van de opdracht, van het behoor der onderneming aan een gemachtigde. Bij art. 1, letter C, onder 1, 3, 5, 7, 8, 9, 12 en 14 van de Ord. van 23 Juni 1938 (I. S. n°. 371) werden, in verband met do doorvoering van do Bestuurs hervorming, verschillende bevoegdheden, bemoeiingen en verrichtingen op agrarisch gebied van den Gouverneur-Generaal en van centrale autoriteiten op de Gouverneurs dan wel op de Residenten overgedragen. Bij Ord. van 4 April 1988 (I. S. n". 157) werd het agrarisch reglement voor de residentie Bangka en Onderhoorigheden (1. S. 1923 n°. 508, zooals nader gewijzigd en aangevuld) van toepassing verklaard op de onderafdeeling Billiton van die residentie. Bij de Ordn. in I. S. 1938 nos. 157, 355 en 590 werd do erfpachtsordonnantie voor de zelfbesturende landschappen in de gewesten buiten Java en Madoera (I. S. 1919 n . 61) nader aangevuld en gewijzigd, terwijl deze erfpachtsordon nantie ingevolge de Ord. in I. S. 1938 n°. 628 op 1 December 1938 voor de sturende landschappen Dcli, Serdang, Langkat, IVlalawan en Siak Sri Tndrapoera in werking trad. ') Dit is geschied op 1 Juli 1988. DE SOCIALE TOESTAND 406 Ingevolge de Ord. in I. S. 1938 n°. 676 trad deze erfpachtsordonnantie 1 Januari 1939 eveneens in werking voor de zelfbesturende landschappen in de residentie Bali en Lombok. b. Vanwege de Zelfbesturen. De voorgenomen herziening van het gronden recht in Soerakarta kwam nog niet tot stand. De werkzaamheden in het belang van de voorbereiding van een toekomstige conversie van landbouwconcessies in erfpacht hadden voortgang. De Zelfbesturen van Boeleleng, Djembrana, Tabanan, Badoeng, Gianjar, Kloengkoeng, Bangli en Karangasem (res. Bali en Lombok) stelden ieder afzon derlijk voor het eigen landschap agrarische reglementen vast. Overheidsbemoeienis met de particuliere landerijen Door de N. V. Javasche Particuliere Landerijen Maatschappij werden in 1938 aangekocht de particuliere landen Karawatji ca., Prioek Boeng en het resteerend gedeelte van het particuliere land Tanahtinggi in het regentschap Batavia, zoomede de particuliere landerijen Teloek Poetjoeng en Tjakoeng in het regent schap Meester Cornelis en het particuliere land Goenoeng Sindoer in het regent schap Buitenzorg. Van het land Goenoeng Sindoer werd het rubberareaal, groot 900 ha, over gedragen aan 's Lands landbouwbedrijven, terwijl van Karawatji een met rubber en klapper beplant gedeelte, groot 562 ba, aan het Gouvernement werd over gedragen, teneinde dit in erfpacht af te staan aan de voormalige eigenaren. Het landbezit der Maatschappij bedroeg daarna + 28 700 ha, waarmede een uitgave gemoeid geweest is van + f 4 250 000. Uit het over het boekjaar 1938 verschenen verslag der Maatschappij blijkt, dat zij bijzondere aandacht heeft geschonken aan de verbetering van de econo mische en sociale toestanden op de door haar aangekochte landen en aan de mogelijkheden tot vermindering van de lasten der opgezetenen. Uitvoering der grondhuurordonnantie In het rechtstreeks bestuurd gebied van Java en Madoera hadden 67 suiker ondernemingen voor bet tijdvak 1937/1938 grond van de Inlandsche bevolking ingehuurd. Verbreking van grondhuurcontracten met wederzijdsch goedvinden of non-occupatie der ingehuurde gronden kwam nog wel voor en was meestal een gevolg van de omstandigheid, dat de betrokken ondernemers meer grond hadden ingehuurd dan noodig was om de hoeveelheid suiker te kunnen bereiden, welke hen volgens de productie-vergunningen was toegestaan. Hiermede waren over het algemeen goon groote uitgestrektheden gemoeid. Aan de, bij G.B. 13 Dec. 1938 n°. 37 ingestelde suikercommissie werd opgedragen een onderzoek in te stellen nopens de vraag of en zoo ja, welke wijzigingen gewenscht zijn in de grondhuurvvetgeving, in verband met de voor genomen invoering van de suikerconsolidatieregcling 1941. Kadastrale opnemingen Einde 1938 waren bij het kadaster in actieven dienst 39 hooger vakkundigen, 44 middelbaar vakkundigen, 251 lager vakkundigen en 53 administratieve Bij G.B. 17 Febr. 1938 n°. 29 (Bb. n°. 13964) is een permanente kaarteerings commissie ingesteld, welke o.a. tot taak heeft de coördinatie der verschillende meetdiensten. De bepalingen betrekkelijk den bouw en het onderhoud van de merkteekens, welke dienen tot verzekering van driehoeks- of hoogtepunten, bepaald door eenigen tak van openbaren dienst, zijn nader gewijzigd (zie Bb. n°. 14082). Aangevraagd werden 5104 meetbrieven (in 1937 4624); een toename alzoo van 9,4 %. BESCHERMING VAN HET GRONDBEZIT 407 Met medetelling van schetskaarten werden in 1938 4837 mcetbrieven vervaardigd. Het aantal meetbrieven. afgegeven ten behoeve van den afstand van Lands domein in groot erfpacht, nam wederom af en daalde van 98 tot 74; echter nam de oppervlakte der afgestane gronden toe van 10 Sl6 tot 26 164 ha. Hiervan komt 22 728 ha voor rekening van de Buitengewesten, waaruit blijkt dat op Java de uitgifte van bijna geen beteekenis meer is. Het aantal afgegeven landmeterskenniseen (7533) nam ten opzichte van 1937 toe met 436 (4 %) en bereikte een peil dat slechts in 1920 (8372) werd overschreden. Het aantal certificaten, afgegeven ten behoeve van publieke verkoopingen, nam in 1938 wederom af, al was de vermindering (127 of 12 %) niet zoo groot als het vorig jaar (23 %) en bereikte ongeveer het peil van 1929. Voltooid werden de werkzaamheden verbonden aan de polygoneering van: Barastagi, Kalianda, Kopeng, Kotaagoeng, Kotaboemi, Malang, Nangapinoh, Padang, Palembang, Poentjak-Patjet, Singkawang, Soekanda, Talangpadang en Tegal. Deze plaatsen kregen daardoor de beschikking over een net van permanent verzekerde punten, strekkende tot meetkundigen grondslag van de kadastrale metingen en kaarten. Met gelijksoortige werkzaamheden werd een aanvang gemaakt in: Bandoeng, Bandoengan, Batoe, Denpasar, Kalioerang, Singaradja, Tanggoel, Tretes-Prigen- Pandahan en Wonosobo. Het vervaardigen van nieuwe kadastrale plans vond voortgang in: Bandjer masin, Batavia, Benkoelen, Buitenzorg, Manado, Pontianak, Salatiga en Telokbetong. Met de vervaardiging dier plans werd een aanvang gemaakt in Ambon en Poentjak-Patjet, welke plaatsen reeds over een verzekerd net beschikken. Voorts kwamen in 1938 tot stand de plans van de nederzetting Megamendoeng. De metingen ten behoeve van de kma- en thee-restrictie werden in 1938 nagenoeg beëindigd. DE SOCIALE TOESTAND 408 I. ARBEID Bescherming van Nederlandsch-Indische werknemers in het buitenland Hieromtrent wordt verwezen naai' hoofdstuk I, afdeeling A, sub 1, van dit Verslag. Arbeidsvoorwaarden De controle op de Iconen bij de groote [andbouwondernemingen op -lava, welke einde 1936 werd ingesteld, nadat de in de crisisjaren tot een zeer laag peil gedaalde Iconen bij de stijging van de kosten van het levensonderhoud en de verbeterde vooruitzichten in de cultures over het algemeen geen voldoende neiging tot omhoog gaan bleken te vertoonen, werd in 1938 voortgezet. Daartoe werden van ondememerszijde loongegevens verstrekt, welke op het Centraal Kantoor voor de Statistiek in loonstatistieken werden verwerkt; bij de bezoeken van de Arbeidsinspectie aan de ondernemingen in kwestie worden de ingediende loongegevens voorts op hun juiste berekeningswijze gecontroleerd. Was over 1937 reeds gebleken, dat een goed deel der ondernemers sedert tol loonsverbetering was overgegaan, de gegevens over 1938 gaven do volgende resultaten te zien. In de thcceultuur ondergingen do Iconen nadien weinig verandering. Do loonen in de rubbercultuur vertoonden, althans voor de tapverdiensten, in het vierde kwartaal een wijziging in dalende richting. In de k inacultuur bloven de loonen vrijwel stationnair. De verdiensten voor pluk en sortatie in de koffie cultuur waren lager dan in 1937. Bij de tabakscultuur viel in de Vorstenlanden een algemeene stijging van de loonen ten opzichte van 1937 te vermelden; in Oost-Java, daarentegen gaven de loonen in de tabak meerendeels eenige verlaging te zien. De dagverdiensten voor tuinarbeid bij de suikercultuur vertoonden voor allo werkzaamheden een stijging. Ook de dagloonen voor fabrieksarbeid waren bij deze cultuur belangrijk hooger dan in het voorafgegane jaar. In de bedoelde loonstatistieken k-omen tot uiting do verhoudingscijfera betreffende de Iconen bij de verschillende cultures sedert einde 1936. Teneinde die Iconen tevens naar hun ïeëole waarde te kunnen beoordeelen, is een inzicht vereischt in de belangrijke componenten van do kosten van levensonderhoud van do arbeidersbevolking op Java. Hiertoe is einde 1938 een commissie ingesteld, welke tot taak heeft bet ontwerpen van de grondslagen voor de voor verschillende ondernemingsstieken s: ute stellen standaardbudgetten van arbeiders in de cultures op -lava. In deze commissie, welke wordt voorgezeten door den hoofd ambtenaai voor algemeene economische aangelegenheden op bet Departement van Economische Zaken, zijn vertegenwoordigd do Arbeidsinspectie, bet Centraal Kantoor voor de Statistiek en hot Algemeen Landbouw- Syndicaat, terwijl als vierde lid daarin zitting heeft een belanghebbende bij de suikercultuur. Volgens de door dozo commissie aangegeven richtlijnen worden thans door een speciaal daartoe aangestelden ambtenaar bezoekingen gehouden naar uienstelling van een aantal arbeidersgezinnen, met de bedoeling ecu inzicht te verkrijgen in de grootte dier gezinnen, hel gezinsinkomen en tevens in de bijdragen van de afzonderlijke gezinsleden in het, gezinsinkomen. Deze gegevens vormen een basis voor de daarna te houden budget-onderzoekingen. Deze laatste onderzoekingen zullen moeten leiden tot de vaststelling — rekening houdend mot plaatselijke omstandigheden — van standaard-goederenbudgetten voor verschillende rayons, terwijl door regelmatige observeering van het plaatselijk prijsverloop van do samenstellende factoren, een index-cijfer voor verschillende rayons moet worden bepaald, aan de hand waarvan een stijging of daling van het goederenbudget kan worden waargenomen. Op deze wijze zal het op den duur mogelijk zijn te beoordeelen of de loonen bij de groote cultures op Java iv een zoodanige verhouding staan tot de minimum kosten van levensonderhoud, dat inderdaad van een redelijk loonpeil kan worden gesproken. ARBEID 409 In de Buitengewesten is dit vraagstuk minder gecompliceerd, omdat het mei rendeel van de oiidcnieiiiingsarbeiders voor hun levensonderhoud aldaar uitsluitend is aangewezen op het loonbedrag; bovendien geven de plaatselijke omstandigheden in de cultuurcentra in de Buitengewesten geen belangrijke verschillen te zien. In de toonregelingen, welke de plantcrsvcrecnigingen in Noord-Sumatra ten behoeve van haar leden hebbon vastgesteld, kwam geen verandering, behalve de opzegbare toeslag van 2 cent, welke aan nieuwe arbeiders op de tabaksonder nemingen boven het dagloon van 30 cent voor mannen en 25 cent voor vrouwen werd toegekend. Na deze wijziging, welke begin 1938 inging, zijn de inkomsten voor deze categorie arbeiders gelijk geworden aan de daglooncn van 32 en 27 cent, welke de Algemeene Vereeniging van Itubberplanters ter Oostkust van Sumatra (A.V.R.0.5.) voor vrije arbeiders in eerste verband vaststelde. In herverband zijn de loonen voce mannen en voor vrouwen bij beide planters vcreenigingen op resp. 32 en 27 cent bepaald, met een opzegbaren toeslag van 3 cent per dag. Voor op den voet van de koelie-ordonnantie werkzaam zijnde arbeiders, welke categorie bij de Dcli Planters Vereeniging (D.P.V.) niet meer voorkomt, heeft de A.V.R.O.S. de daglooncn vastgesteld op 3(1 cent voor mannen en 20 cent voor vrouwen. Deze loonen zijn lager gestold dan voor do vrije arbeiders in eerste verband, omdat krachtens genoemde ordonnantie over de rustdagen eveneens loon moet, worden uitbetaald. Do bij de D.P.V. aangesloten ondernemingen volgden vrijwel algemeen de uniforme loonregohng. Bij de loden van do A.V.R.O.S. kwamen in dit opzicht vele afwijkingen voor, hoofdzakelijk ten voordcele maar ook — in enkele gevallen — ten nadeele van de werklieden. De leden zijn namelijk niet gebonden aan de vastgestelde minimunl-loonregehng, welke als een aanbeveling moet worden beschouwd. Bij overwerk wordt, zoowel hij de A.V.R.O.S. als bij do D.P.V. een uurloon uitbetaald van 0 cent voor mannen on 5 cent- voor vrouwen. Voorde volwassen, ter Oostkust van Sumatra geboren arbeiders heeft de D.P.V. gelijke loonen vastgesteld als voor de op den voet dor z.g. vrije arbeidsregeling werkende arbeiders. Met do veldkoelies in do tabak wordt legen hot einde van het oogstjaar afgerekend. De verdiensten van deze arbeiders worden van ouds berekend naar gelang van de verschillende werkzaamheden, waarvoor afzonderlijke tarieven gelden. Voor do geplante boomen (tabaksplanten) wordt een z.g. ontvangprijs vastgesteld berekend por 1000 boomen; de doorsnee ontvangprijs werd voor het oogstjaar 1938,1939 wederom op f 10,25 bepaald. De overige tarieven hebben onder meer betrekking op het loon voor plukken en aanrijgen en voor het bundelen én het sorteeren van de tabaksbladeren. Gedurende hot oogstjaar worden halfmaandelijksche vooruitbetalingen op hot loon verstrekt, bedragende f 4,25 voor ongehuwde en f 4,75 voor gehuwde veldkoelies. In do overigo residenties kwamen op de landbouwondernemingen eveneens talrijke variaties in de loonen voor, zonder dat van belangrijke verschillen kan worden gesproken. Bij de mijnbouwbedrijven en de ondernemingen tot winning van aardolie daarentegen worden over hei algemeen hoogere loonen betaald. De uitkomsten van de zijdens de Arbeidsinspectie opgemaakte koelie-budgetten gaven in Zuid-Sumatra aanleiding om tot eenige beheerders van ondernemingen een verzoek om loonsverhooging te richten, waaraan slechts door de minderheid werd voldaan. Ten deze is sprake van hel ter uitvoering van artikel 12 der koelie-ordonnantie vastgesteld koelie-budget, waarop de looncontrólo ten aanzien van het contract.werkvolk is gebaseerd. Aangezien in de praktijk aan contract arbeiders on vrije arbeiders eenzelfde loon wordt uitbetaald, wordt dit koelie ns gebruikt voor de beoordeeling van het loon op de met vrije arbeiders werkende ondernemingen — als waarvan hiervóór sprake is — al is ingrijpen in de loonregding krachtens de bepalingen van de vrije arbeidsregeling (I. S. 1911 n°. 540) niet mogelijk. In de gevallen, waarin van werkgeverszijde een afwijzende houding wordt aangenomen naar aanleiding van een verzoek om loonsverhooging, wordt daarbij somtijds verwezen naar een van die zijde opgemaakt koelie-budget, waaruit zou moeten blijken, dat de Iconen wèl DE LANDSFINANCIEN 41 ontheffingen, in deze districten van f 2 303 580 in 1937 terugliep tot f 1919 144 l ) in 1938 en derhalve met f 384 436 of + 16£ % verminderde, voornamelijk als gevolg van de verandering der economische constellatie sedert de vorige herziening. Uit de afdeelingsverslagen nopens den aanslag en de inning van de landrente in 1938 blijkt, dat de totale aanslag in dat jaar f 26 558 159 bedroeg, tegen f 28 126 029 in 1937 2 ). In 1938 werd ontheffing verleend uit hoofde van misgewas tot een bedrag van f 355 703; wegens onbeplant blijven van sawahs tot een bedrag van f 43 472 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk in verband met de crisis (alleen in de niet herziene districten), tot een bedrag van f 5 204 733. Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1938 verminderd worden met f 5 603 908 (in 1937 met f 7 028 105) 2 ), zoodat werkelijk te heffen viel f2O 954 251 (in 1937 f 21097 924) 2 ). Op 31 December 1938 was van den landrente-aanslag 1938 nog niet aangezuiverd f 262 468. De geleidelijke vermindering, welke de landrente-achterstanden over de voorafgegane jaren in 1937 ondergingen, wettigde — gelet ook op de kleine stijging, welke de prijzen van enkele landbouwproducten vertoonden — de veronderstelling, dat met de in 1937 aan crisis-ontheffing verleende bedragen in het algemeen in voldoende mate was tegemoet gekomen aan de verminderde betalingscapaciteiten der bevolking. In verband hiermede werd voor het jaar 1938 in de nog niet op de nieuwe economische basis herziene districten een crisis-ontheffing verleend, welke nagenoeg gelijk was aan die, toegestaan in het voorafgegane jaar. Dat desondanks het totaal bedrag dezer ontheffing terug liep, houdt verband met de voortschrijdende herziening van het landrente plichtige areaal, waarbij uiteraard rekening werd gehouden met de wijzigingen in de economische constellatie, welke een uitvloeisel zijn van de crisis. Landrente in de Buitengewesten. Bali en Lombok. De aanslag en de inning van de landrente in de residentie Bali en Lombok vond plaats overeenkomstig de bepalingen der ~Bali-landrente-ordonnantie" (I. S. 1922 n°. 812, juncto I. S. 1925 n°. 193), terwijl in 1938 de landrente op den voet van die ordonnantie werd herzien in de onderafdeeling West-Lombok der afdeeling Lombok. Blijkens het gewestelijk verslag betreffende den aanslag en de inning van de landrente bedroeg de bruto-aanslag in 1938 f 2 333 518, tegen f 2 396 216 in 1937 2 ). Wegens deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1938 ontheffing verleend tot een bedrag van f 96 066; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een bedrag van f 27 056 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk in verband met de crisis, tot een bedrag van f 378 047. Hierdoor moest de landrente-aanslag' in 1938 worden verminderd met f 501 169. tegen in 1937 f 535 183 2 ), zoodat werkelijk te heffen viel f 1 832 349, tegen in 1937 f 1 861 033 2 ). Op 31 December 1938 was van den aanslag nog niet aangezuiverd f 78 338; aan boeten werd geïnd een som van f 8153. Borneo. In de afdeeling Hoeloe Soengai der residentie Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo geschiedde de aanslag en de inning der landrente overeen komstig de regeling vervat in de „Borneo-landrente-ordonnantie" (I. S. 1923 n°. 484, juncto I. S. 1925 n°. 193 en 1932 n°. 102). Herziening van den landrente-aanslag vond in 1938 niet plaats. De bruto-aanslag bedroeg in 1938 f 454 157, tegen in 1937 f 455 262. Wegens deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1938 ontheffing verleend tot een bedrag van f 67 229, wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een bedrag van f 41 729; terwijl vrijstellingen voor leden van het kampong-bestuur werden verleend tot een bedrag van f 11 323. De landrente-aanslag moest derhalve in 1938 worden verminderd met fl2O 281 (tegen in 1937 f 126 317 2 )), zoodat werkelijk te heffen viel f 333 876 (tegen in 1937 f 328 945 2 )). Op 31 December *) Op dit bedrag werd in tegenstelling met den aanslag over 1937 geen crisis-ontheffing meer verleend. 2 ) Verbeterde opgave. DE SOCIALE TOESTAND 410 toereikend zouden zijn te achten. Hierbij hangt echter alles af van de wijze van opmaken van het budget, waarvoor aan de arbeidsinspecteurs uitvoerige instructies zijn gegeven; daarbij werd rekening gehouden met de bevindingen bij de gehouden onderzoeken naar de kosten van het levensonderhoud van do ter Oostkust van Sumatra destijds speciaal daartoe ingestelde commissie. Het voornaamste verschil tusschen de van ambtelijke en van werkgeverszijde opgemaakte budgets is gewoonlijk gelegen in de kwaliteit van de goederen, waarvan wordt uitgegaan. Bij de Arbeidsinspectie wordt het budget overeen komstig de door de Permanente Arbeidscommissie te Medan terzake aanvaarde werkwijze gebaseerd op de gemiddeld geldende prijzen; de werkgevers daar entegen gaan veelal uit van de laagste prijzen, waarvoor de goederen ver krijgbaar zijn. Sommige ondernemingen volgen tegenwoordig de aanbevelenswaardige ge woonte zelf koelie-budgetten op te maken, teneinde de loonen op zakelijke wijze te kunnen vaststellen. De lage loonen voor vrouwelijke werkkrachten op de koffie-ondernemingen in de Lampoengsche Districten gaven den arbeidsinspecteur eveneens aanleiding op loonsverhooging aan te dringen, waaraan in de meeste gevallen werd voldaan. Op een mijnbouwonderneming in Benkoelen had een loonsverlaging plaats met 20 %, voornamelijk door het doen vervallen van premies; het basisloon, hetwelk aan de hand van het koelie-budget voldoende bleek te zijn, werd daarbij niet aangetast. De gemiddelde loonen op de landbouwondernemingen in Zuid-Sumatra weken niet belangrijk af van de voor Noord-Sumatra geldende loonregelingen. Op de landbouwondernemingen in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, waarheen tevoren vrije arbeiders werden uitgezonden op loonen van 27 cent voor mannen en 22 cent voor vrouwen, wordt sedert een toeslag op het loon van 3 cent betaald. De loonen op de panglongs in Biouw en in de afdeeling Bengkalis van de Oostkust van Sumatra worden in Straits-dollars uitbetaald. Aan de meeste categorieën panglong-koelies wordt gratis voeding verstrekt. Óp de balkenkapperijen werden in 1938 gemiddeld per maand de volgende loonen uitbetaald: Javaansche arbeiders, werkzaam op de panglongs, ontvangen een dagloon van 00 dollar-centen en voorzien in eigen voeding. Op de brandhout-panglongs, waar in taak wordt gewerkt, waren de gemiddeld per maand verdiende loonen lager, namelijk: ARBEID 411 Arbeidsbemiddeling en werkloosheidbestrijding Het verloop van de arbeidsmarkt over 1938 is — zooals uit de volgende cijfers kan blijken — minder gunstig geweest dan in 1937, hetgeen rechtstreeks verband houdt met de omstandigheid, dat de opleving, welke sedert einde 1936 viel te bespeuren, geleidelijk weder plaats maakte voor een minder gunstigen economischen toestand. Over de geheele linie viel een niet onbelangrijke teruggang te bespeuren in het aantal werkgeversaanvragen en het aantal plaatsingen, terwijl gelijktijdig een vermindering van het aantal werkzoekenden opgetreden is. Deze laatste teruggang is echter van veel minder belang dan die in het aantal aanvragen en plaatsingen. Verloop van hot aantal ingeschreven arbeidzoekenden Nieuwe inschrijvingen van arbeidzoekenden Werkgeversaanvragen DE SOCIALE TOESTAND 412 Uiteraard dient bij de beschouwing van deze cijfers rekening te worden gehouden met de omstandigheid, dat bij een terugkopende conjunctuur het aantal inschrijvingen op grond van do mindere kansen van de arbeidsmarkt als een zuiver reactie-verschijnsel geringer wordt, terwijl het aantal werkloozen juist vermeerdert. Opvallend is dat alleen het aantal Inheemsche werkzoekenden nagenoeg gelijk is gebleven. (b-lijk gezegd, is de teruggang van het aantal werkgeversaanvragen ver houdingsgewijs veel grooter; het aantal voor Europeanen en Inheemschen daalde zelfs beneden het- peü van 1935. Overeenkomstig deze sterke vermindering van werkgeversaanvragen bleven .Mik de plaatsingen in 1938 niet onbelangrijk achter bij die over 1937; evenwel waren hier de uitkomsten verhoudingsgewijze gunstiger. In dit verband moge er do aandacht op worden gev< stigd. dat de verhouding - gewijze gunstiger resultaten der arbeidsbeurzen in 1938 verkregen, ten decle verband houden met de circulaire, welke de Kcgcering gericht heeft tot de daarvoor in aanmerking komende gezaghebbende!}, om de aanneming van lager personeel steeds en van middelbaar personeel zooveel mogelijk door tusschen komst van de arbeidsbeurzen te doen geschieden. Ofschoon bovenstaande gegevens geen geheel betrouwbaar beeld opleveren inzake bef werkelijk op do arbeidsmarkt aanwezig aantal werkloozen, geven zij wol de algemeene strekking van den toestand oj> de arbeidsmarkt weer. Sedert 1932 is het aantal inschrijvingen mui Europeesche werkzoekenden vrijwel constant gebleven; het bewoog zich steeds om de 9000 met een top in 1937 boven do 10 000. Het aantal Inheemsche werkzoekenden schommelde in die jaren tusschen de 25 000 en 36 000 en vertoont derhalve veel grootere verschillen. De beteekenis van de gegevens betreffende den toestand op de Europeesche arbeidsmarkt wordt echter vertroebeld door de omstandigheid, dat in deze cijfers, welke mannen en vrouwen omvatten, bovendien oen groot deel van den import van Europeesche arbeidskrachten is verwerkt, die zich na aankomst in Indië laten inschrijven. Het volgend overzicht geeft de indeeling van de werkzoekenden in beroeps groepen. Hieruit blijkt, dat do laatste jaren niet onbelangrijke aantallen Europeesche ambachtslieden ingeschreven staan, terwijl die vroeger nagenoeg geheel op de arbeidsmarkt ontbraken. Het aantal [nheemsche ambachtslieden bereikte in 1938 met 4661 een hoogtepunt, hetgeen mede verband houdt met de sterk gestegen vraag naar geschoolde arbeiders ten behoeve van defensie-doeleinden. Tenslotte werd in 1938 in verband met de reorganisatie van de arbeids bemiddeling een begin gemaakt met de opheffing van de correspondentschappen, voor zoover deze niet aan de verwachtingen hebben voldaan. Van de 21 corres pondentschappen, welke 1 Januari 1938 nog aanwezig waren, werden in den loop van Jiet jaar 10 opgeheven, zoodat einde 1938 nog werd beschikt over 7 arbeids beurzen en 11 correspondentschappen. Plaatsingen ARBEID 413 DE SOCIALE TOESTAND 414 De „Ordonnantie vreemdelingenarbeid" (zie Verslag 1938, blz. 373) is niet van toepassing ten aanzien van vreemdelingen van Chineeschen landaard in de gewesten Bangka en Onderhoorigheden en Westerafdeeling van Borneo en in de afdeeling Bengkalis van het gewest Oostkust van Sumatra (I. S. 1938 n°. 148). Werkloozen-steunverleening. Ofschoon in 1938 de gunstige invloed van de verbetering van den cconomischen toestand sedert einde 1936 niet meer in dezelfde mate als in 1937 doorwerkte, kon de liquidatie van het crisisstcunwerk toch verder voortschrijden. Deze liquidatie is echter niet alleen het gevolg van een terugvloeien van gesteunde werkloozen naar de vrije maatschappij door verruiming van de werkgelegenheid, doch heeft tevens een andere, minder gunstige, oorzaak, namelijk dat de crisiswerkloosheidszorg geleidelijk moest worden geliquideerd. De in 1938 ingevoerde richtlijnen toch beoogden de steun verleening te ontdoen van den philantropischen inslag, welke deze in crisistijd had verkregen. In beginsel zouden voor steun alleen in aanmerking kunnen komen zij, die behooren tot de groep werknemers in den technischen zin van het woord, die buiten schuld hun betrekking verloren hebben, nadat zij ten minste één jaar onafgebroken arbeid hebben verricht. Wel werden ten behoeve van de z.g. crisis-gesteunden nog eenige overgangsmaatregelen getroffen. Voor zooveel betreft Inheemsche en Chineesche werknemers werd bovendien de z.g. f 100 grens vastgelegd door de bepaling, dat zij slechts voor steun in aanmerking kunnen worden gebracht, indien zij Europeanen-arbeid verricht hebben in den geest van art. 1603 a; van het burgerlijk wetboek, als criterium waarvoor de salarisgrens van f 100 werd aangenomen. Als principe geldt voorts, dat alleen voor steun in aanmerking kunnen komen zij, op wier behoud als arbeidskracht de maatschappij prijs stelt. Alle lieden derhalve, die hun arbeidsgeschiktheid verloren hebben, dienen uit den steun van het Centraal Comité te worden afgevoerd. Hierop wordt slechts een uitzondering toegelaten, indien in het belang van het gezin handhaving van den steun wenschelijk wordt geacht. Tegen de nieuwe richtlijnen werd in den Volksraad van Inheemsche en Chineesche zijde bezwaar gemaakt, op grond van het verschil in behandeling van de Europeesche tegenover de Chineesche en Inheemsche bevolkingsgroepen. Het Centraal Steuncomité heeft der Begeering geadviseerd aan de bezwaren tegemoet te komen door een geheel gelijke behandeling in te voeren voor Europeanen, Jnheemschen en Chineezen, welke gedragslijn door de Begeering is aanvaard. Het verloop van de steunverleening over 1938, voor zooveel betreft de steun comité's, moge blijken uit de volgende overzichten. Overzicht van het verloop der steunverleening aan alle groepen over het jaar 1938 ARBEID 415 Zooals uit deze cijfers moge blijken, liep het aantal gesteunden, dat 1 Januari 1938 nog 3032 bedroeg, in den loop van het jaar terug tot 1413. Gelijktijdig hiermede daalden ook de maandelijks uitgekeerde steunbedragen (van f 81 112 op 1 Januari 1938 tot f 47 830 in December). Hieronder zijn niet alleen begrepen do rechtstreeks door de steunfondsen (steuncomité's) gesteunden, doch tevens de gesteunden, opgenomen in de Tehuizen van hot Leger des Heils, van de Centrale Stichting Katholieke Tehuizen, van de Stichting Don Bosco en van het Tuindorp Malang, alsmede de gesteunde kolonisten. De subsidie aan de Tehuizen voor Socialen Arbeid van het Leger des Heils werd inmiddels 1 Juli 1938 gestaakt, evenals de steunverleening aan de Stichting Don Bosco, Welke een onderwijsinrichting voor jeugdige werkloozen te Soerabaja exploiteert. Voorts werd de steun aan kolonisten aan don Kolonisatie Baad overgedragen, terwijl die aan de adspirant-kolonisten, opgenomen in de werkkampen, ten laste van de Indische Maatschappij voor Individueele Werkverschaffing (1.M.1.W.) gebracht. De voortdurende daling van de steunbedragen en het afnemen van het aantal steuntrekkers beteekent niet, dat alle afgevoerden naar Armenzorg zijn over geheveld of geheel zonder middelen van bestaan zijn geraakt. Niet onbelangrijke aantallen steuntrekkers zijn in de afgeloopen jaren weder in de maatschappij geplaatst, een andere groep werd op loon- of salarisbasis opgenomen in do organisatie der werkloosheidbestrijding of werd geholpen door middel van leeningen of kloinlandhouw. terwijl voorts een aantal gesteunden kon worden opgevangen door de particuliere steuncomité's, welke in den loop van het jaar ter gedeeltelijke vervanging van het steunwerk der oude steuncomité's zijn opgericht. Deze wijze van handelen — inkrimping der steunverleening tot het strikt noodzakelijke, doch uitbreiding van werkverschaffing en werkmogelijkhoid in haar verschillende vormen — is een betere bestrijding der werkloosheid dan het hand haven van een uitgebreid systeem van hulp- en steunverleening zonder meer. Wat de organisatie der werkloosheidbestrijding betreft, werd in den loop van 1938 een aanvang gemaakt met de centralisatie van de administraties van de verschillende onderdeden der werkloosheidbestrijding door instelling van Centrale Administraties op de hoofdplaatsen van Java, welke rechtstreeks ressorteeren Overzicht van de steunverleening in 1938 door steuncomité's, steunfondsen en steunfondsenwerkcentrales, gesplitst naar den landaard DE SOCIALE TOESTAND 416 onder het Vereenigd Secretariaat te Batavia, gevestigd op het Kantoor van Arbeid. Alle overige steuncomité's werden geleidelijk opgeheven. De toestand is thans deze geworden, dat de besturen niet meer de recht streeksche verantwoordelijkheid dragen voor het dagelijksch beleid en het financieel beheer, doch uitsluitend een beperkte taak vervullen, welke voor elk onderdeel afzonderlijk is of wordt neergelegd in de desbetreffende voorschriften. Aan het particuliere en aan het ambtelijke element is derhalve elk een duidelijk afgebakende taak toegewezen. Bij den nieuwen stand van zaken berust de dagelijksche leiding en de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer praktisch geheel in ambtelijke handen, terwijl aan het particulier element een deel van de uitvoerende taak, alsmede ee)\ adviseoronde en coördineerende taak is toevertrouwd. Het arbeidsterrein van de nieuwe organisatie tot werkloosheidbestrijding omvat thans vijf groote onderdeelen: de steunverleening; de werkverschaffing in technische objecten (werkcentrales); de werkverschaffing in landbouwobjecten (werk- en leerkampen, kolonies en landbouwbedrijven); de leeningen; de cursussen. De uitgaven van de steunorganisaties, met uitzondering van de werk verschaffing, beliepen in 1938 f 1 008 000, welk bedrag grootendeds werd gedekt door de bijdrage van het Gouvernement. Daarnaast genoot het Centraal Comité uit het aandeel in de loterijen f 151 600 en aan andere inkomsten f2l 500, terwijl de inkomsten der — inmiddels opgeheven — steuncomité's nog f 67 400 beliepen. Vergeleken met 1937, in welk jaar de uitgaven der steunorganisatie f 1 470 000 beliepen, valt derhalve wederom een belangrijke teruggang in uitgaven te constateeren, welke echter werd overtroffen door den teruggang in inkomsten, zoodat de bijdrage van het Gouvernement niet evenredig kon dalen. In den loop van 1938 werd het stadium bereikt, dat de steunuitgaven geheel ten laste van de Begeering kwamen. Werkverschaffing. In tegenstelling met de voortdurende uitbreiding van de werkverschaffing, welke in vorige jaren kon worden geconstateerd, valt over 1938 een teruggang te bespeuren, welke echter van betrekkelijk geringen omvang is. Een en ander moge blijken uit het volgend overzicht, betreffende de resultaten van alle door het Kantoor van Arbeid, Centraal Comité en 1.M.1.W. genomen werk verscl 1 af f i n gsm aatregelcn. Overzicht van alle tewerkgestelde!! op 1 Januari 1938 en 1 Januari 1939 ARBEID 417 Allereerst blijkt hieruit, hoe de verhouding tusschen loontrekkers en gesteunden zich ten gunste van de eerste groep wijzigt. Overigens wijzen deze cijfers een teruggang uit in den omvang der werk verschaffing, welke ten deeie een gevolg is te achten van herplaatsing van tewerkgesteldcn, inzonderheid van gesteunden, in de vrije maatschappij. Daarnaast trad nog een andere factor op. Zooals bekend, berust het- zwaarte punt van de eigenlijke werkverschaffing bij de werkcentrales. Deze nu maakten in 1938 een tijdperk van reorganisatie door. aangezien er naar gestreefd wordt ze zooveel mogelijk op een economische basis te schoeien en do minder gunstige werkverschaffingsobjecton geleidelijk to vervangen door objecten, welke betere vooruitzichten bieden. Als gevolg daarvan ondervond de opneming van nieuwe tewerkgestelde!) stagnatie. In dit verband is het verheugend te kunnen wijzen o]) de in de workcentrales inmiddels reeds behaalde resultaten. Bedroegen do kosten van do werkverschaffing in de z.g. Europeesche werkcentrales per hoofd en per maand, met inbegrip van afschrijvingen, over 1937 gemiddeld nog f "20.31, in 1938 daalden deze kosten tot f 16,78. Mot betrekking tot de collectieve werkverschaffing op nijverheidsgebied kan worden medegedeeld, dat de ongunstige resultaten van verscheidene technische bedrijven er toe hebben geleid, dat verschillende daarvan werden geliquideerd of aan andoren overgedragen. Ook deze geven derhalve een verdere daling van hot aantal tewerkgesteldcn te zien. Naast de werkverschaffing in de werkcentrales word in hot bijzonder aandacht besteed aan de werkverschaffing op landbouwgebied. Do werkzaamheden op dit gebied omvatten do opleiding van kleinlandbouwers en kolonisten, de voortzetting van de kolonisatiewerkzaamheden op do kolonies en verschillende land- en tuinbouvvproefnemingen, alsmede vermeerdering»- en quarantaine-aanplantingen. De werk- en leerkampen van de 1.M.1.W. zijn uiteraard onmisbaar voor het kolonisatiewerk en als zoodanig ook, afgezien van de waarde daarvan als werk verschaf-ngsobject, onmisbaar. Met de kolonisatie zelf wordt eveneens een verder strekkend sociaal doel nagestreefd. De tewerkstelling in Overheidsdienst vertoont een langzamen teruggang, welke verband houdt met het feit, dat een aantal tewerkgesteldcn door de betrokken Overheidsdiensten in organiek verband is overgenomen, dan wel elders werk heeft gekregen. De vermindering van bet aantal tewerkgestelden iv socialen arbeid houdt verband nut de reorganisatie van het apparaat dor werkloosheidbestrijding, mede omdat verschillende objecten konden worden opgeheven. Het personeel is thans nagenoeg geheel op loonbasia tewerkgesteld. Voorts wordt er naar gestreefd om zooveel mogelijk' allo gesteunden, die in het organiek' verband der werkverschaf fingsorganisatie worden opgenomen, op loonbasis te stellen, /.ulks niet alleen ten einde tot een verdere inkrimping der steunverleening te komen, doch vooral met het oog op de zooveel juistere verhoudingen, welke uit het normaal arbeids vorband voortspruiten. Ook over 1938 hoeft hel Centraal Comité de noodige gelden ter beschikking van het Legerbestuur gesteld om hot nadienen van miliciens na afloop van hun verplichten diensttijd mogelijk te maken. Het verloop hiervan vertoont een geringen teruggang. Aan de uitbreiding van wel het belangrijkste deel der t.M.1.W.-werkzaam heden, het leeningbedrijf, kwam een einde; lal aantal leeningen kromp zelfs iets in. De ervaring, welke de 1.M.1.W. in de afgeloopen jaren op dit terrein heeft opgedaan, is zeer /.oker niet ongunstig. He teruggang van bet aantal leerlingen van de cursussen vindt o.a. verklaring in de omstandigheid, dat het noodig bleek ook dit apparaat te reorganiseeren. Er wordt naar gestreefd de cursussen zooveel mogelijk to ontwikkelen tot volwaardige vakopleidingen, welke geheel gericht zijn op de behoeften van de praktijk. Uit de voorhanden zijnde cijfers blijkt, dat de aan de werkverschaffing bestede gelden zich langzamerhand gaan stabiliseeren op een niveau, dat ± fl3OO 000 27 DE SOCIALE TOESTAND 418 's jaars bedraagt. De omvang en het rendement van de werkverschaffing hiermede verkregen, laat duidelijk zien, dat de wegen-, welke daarbij worden gevolgd, juist zijn. Kolonisatie van Europeanen. Gedurende het eerste jaar van zijn bestaan heeft do Kolonisatie Baad zich hoofdzakelijk bezig gehouden met oen oriëntatie op het terrein zijner werkzaamheden. Uiteraard moest daarbij allereerst de volle aandacht worden besteed aan een onderzoek naar den toestand, waarin do bestaande kolonisaties verkeerden. Morst in don loop van 193 S werd dat onderzoek beëindigd. De tweede phaso van werkzaamheden — de critische verwerking van het beschikbare materiaal en de daarop gebaseerde, opbouwende werkzaamheid — kon derhalve eerst medio 1938 aanvangen. In overleg met de betrokken kolonisatievereenigingen i ff de Raad zich ertoe gezet om in do eerste plaats de saneering van de bestaande kolonisaties ter hand té nemen en maatregelen te troffen, waardoor aan de min of meel onvoorbereide en soms systeemloozo wijze van koloniseeren, welke tot nu toe ■ Igd was. een einde werd gemaakt. Met betrekking tot de kolonisaties op Nieuw-Guinea werd overeengekomen, dat de Baad geen verderen financieelen steun zal verleenen aan de beide neder zettingen van de Vereeniging Kolonisatie Nieuw-Guinea (V.K.N.G.), omdat de Raad van oordeel is, dat de vooruitzichten dezer kolonisaties de instandhouding daarvan niet rechtvaardigen. Thans worden do, kolonisatiepogingen door de Y.K.N.G. met eigen middelen voortgezet; de kolonie in hot 1 lollandia-district is echter als gevolg van den slechten gang van zaken practisch reeds geliquideerd. Ton aanzien van do kolonies der Stichting Immigratie en Kolonisatie Nieuw- Guinea (5.1.K.N.G.) rond Manokwari werd met het bestuur dezer vereeniging overeengekomen, dnt do daarvoor in aanmerking komende kolonisten op hel meest geschikte terrein, te Andai, zullen worden geconcentreerd. De ongeschikt geoordeelde kolonisten zullen niet voor verderen steun in aanmerking worden gebracht en, voorzoover zij dat wenschen, naar -lava worden teruggevoerd. Deze regelingen met do V.K.N.G. en S.I.K.N.G, bobben do instemming van de Begeering verworven. (horeengekoiiieii werd om met de desbetreffende saneeringsmaatregelen einde 1988 een aanvang te maken. Ten aanzien van de kolonie der Stichting Kolonisatie Poelaulaoet op Poelaulaoet werd besloten, een proefbedrijf te stichten, dat nader zal moeten aantoon en, of kolonisatie aldaar mogelijk is. Voorloopig werd de uitzending van nieuwe kolonisten naar l'oelaiilaoel opgeschort. Wat de kolonie van het Indo-Kuiopeoseh Verbond op do Giesfing aangaat, welke van de kolonies in de Buitengewesten bet meest gunstige aspect vertoont, hier bleek het niet noodig bijzondere maatregelen te treffen. Alvorens nu het kolonisatiewerk opnieuw ter hand te, nemen zal het noodig zijn, voorbereidend werk te verrichten van langduriger aard. ler verkrijging van de noodige gegevens. In het afgeloopen jaar heeft de Kolonisatie Baad zich voor dit doel bezig gehouden met de voorbereiding van een proefneming van algemeene strekking, namelijk een proefbedrijf met Nederlandsche boeren op de Dairi-gronden. Ook langs andere wegen probeert do Kolonisatie Raad zooveel mogelijk gegevens te verzamelen, welke kunnen dienen om voorde toekomst bepaalde richtlijnen te kunnen uitzetten. Onder meer werden de uitkomsten van do kleinlandbouw kolonies op Java in dit verband bestudeerd. De Baad heeft in het afgeloopen jaar mede zijn aandacht gewijd aan h.-t vraagstuk van de grondrecht en voor kolonisten. Veelal wordt aangenomen, dat, e.-n van de oorzaken van het niet slagen der Kuropoeseho kolonies gelogen zou zijn in onvoldoendheid van deze rechten. Het onderzoek naar de toestanden op de kolonies heeft echter uitgewezen, dat de oorzaken elders gezocht moeten worden, zij bet, dat enkele technische verbeteringen van de grondrechten wel wenschelijk voorkomen. In 1938 wild een aanvang gemaakt mot een kolonisat iepioef van I iiheotnsehe intelloctueelon in de Lampoengsche Districten, welke ter hand genomen is door ARIIEIU 419 de Vereeniging Manoedjoe Memberantas Penganggoeran Pemoeda. Ofschoon het nog te vroeg is om een definitief oordeel uit te sproken omtrent de mogelijkheden dezer kolonisatie, kan hier gemeld worden, dat de eerste indruk gunstig is. Wat de financieele zijde van het kolonisatievraagstuk aangaat worde gememo reerd, dat door de Begeering bij de instelling van don Rand voor dit lichaam een bedrag van f 300 000 is gereserveerd uit het door Nederland ter beschikking gestelde welvaartsfonds, welk bedrag intusschen door den Raad in zijn geheel is opgenomen. Arbeidswetgeving De beide in L 982 getroffen crisismaatregelen (I. S. 1932 nos. 97 en 98) respectievelijk nopens do verplichting tot terugzending van ontslagen Europeesche werknemers, die. buiten Nederlandsch-Indië waren in dienst genomen of aan geworven en nopens de verlenging van den opzeggingstermijn, in acht te nemen door werkgevers bij do beëindiging van arbeidsovereenkomsten, werden medio Februari 1988 wederom met één jaar verlengd (I. S. 1938 n°. 116). Bij K. B. 17 dan. 1938 werd — onder gelijktijdige intrekking van de assistentenregeling— do aanvullende plantersregeling vastgesteld (N. S. n°. 940, I. S. n°. 98). De inwerkingtreding van de regeling werd bepaald op 1 Juli 1938 (I. S. 1988 n°. 136). Voorschriften ter uitvoering zijn opgenomen in I. S. 1938 n". 164. In verband met- de aanvullende plantersregeling werden nog oen tweetal ordonnanties vastgesteld, respeelievolijk tot wijziging \an bovengemelde crisis ordonnantie nopens de verplichting tol terugzending van buiten Nederlandsch- Indië aangenomen of aangeworven arbeidskrachten (I.S. n°. 882) en van art. 1119, 1" van het Indisch Burgerlijk Wetboek, hetwelk de bevoorrechte in schulden regelt (I. S. n°. 380). Op denzelfden datum trad mede in werking de wijziging van art. 1602 i; van bet Indisch Burgerlijk Wetboek inzake de vrije dagen der werknemers (I.S. 1988 n. 481, j". 1988 n". 137); uifcvoeringsvoorschriften in I.S. 1937 n°. '27, j°. 1938 n". 206. In verband hiermede werden de Regeeringsverordeningen, waarbij registers van vrije dagen voor de daarin genoemde bedrijven verplicht werden voorgosclireven, ingetrokken (I.S. 1988 n". 866). D,- bepalingen omtrent de werving van Inlanders in N'od.-Indië voor bet verrichten van arbeid in bet buitenland zijn van toepassing verklaard op werving voor het verrichten van arbeid in Suriname (I.S. 1938 n". 388). Uitvoerings voorschriften op do nieuwe \ h palineen bij werving v ' Suriname (I.S. 1938 n". 389) zijn opgenomen in I. S. 1988 n°. 689. Een en ander is in werking getreden met ingang van 1 Januari 1939 (zie I. S. 1938 n°. 090). Door de bij G.B. 3 Nov. 1933 n". 29 ingestelde I'ensioencommissie voor Particuliere Werknemers, welke tot taak bad het vraagstuk van oen wettelijke pensioen- of ouderdo——verzekering voor particuliere werknemers in studie te nemen, werd advies uitgebracht, hetwelk door de Regeering werd gepubliceerd. De voorstellen dor Commissie gaan in de richting van een wettelijke controle op de particuliere pensioenfondsen en de oprichting van een Algemeen Pensioen Instituut voor bepaalde groepen van arbeiders, die niet onder een goedgekeurde particuliere pensioenregeling vallen. Sedert is de commissie ontbonden (G.B. 26 -lam 1938 n". 10). Arbeidsinspectie Buitengewesten. Aangezien gedurende 1988 het arbeidstoezicht in de Groote Oost nog niet rechtstreeks door de arbeidsinspectie werd uitgeoefend, hebben de volgende gegevens geen betrekking op «lat deel van de Buitengewesten. Waar een vergelijking met het. jaar 1987 wordt gemaakt, is derhalve sprak,- van eenzelfde ii'ispectie-ebied ((ie gewesten Siunatra en Hornet)). Het aantal ondernemingen in dat gebied, waarop toezicht werd uitgeoefend. bedroe- in 1938 495, tegen 102 in 1937. DE FINANCIEELE TOESTAND 42 1938 was van den aanslag niet aangezuiverd f 160 313; aan boeten werd geïnd een som van f 2758. Celebes. In het rechtstreeks bestuurd gebied van het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden vond de aanslag en de inning der landrente plaats overeen komstig de regeling vervat in de ~Celebes-landrente-ordonnantie" (I. S. 1927 n°. 279). Aanslag op den voet dezer regeling werd in 1938 ingevoerd in de adatgemeenschap Soppeng van de afdeeling Bone. In het rechtstreeks bestuurd gebied bedroeg de bruto-aanslag f 467 383 (tegen in 1937 f 467 406 *)). In verband met deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1938 ontheffing verleend tot een bedrag van f 32 334; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een som van f 3497 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen in verband met de crisis tot een bedrag van f 113 134. Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1938 verminderd worden met f 148 965 (tegen in 1937 met fl7O 355 1 )), zoodat werkelijk te heffen viel f3lB 418 (tegen in 1937 f 297 051 1 )). Op 31 December 1938 was van den aanslag nog niet aangezuiverd f 30 237. In- en uitvoerrechten, statistiekrecht en accijnzen. Krachtens de wet van 3 Dec. 1937 (N. S. n°. 910; I. S. n°. 668) werden de opcenten op de invoer rechten, zooals deze gedurende het jaar 1937 waren geheven en welke in het algemeen neerkwamen op een heffing van 25 opeenten op de waarderechten en 50 opcenten op de specifieke rechten, voor het jaar 1938 bestendigd. Voorts werd bij die wet het tijdvak, gedurende hetwelk de bij Ord. van 26 Oct. 1936 (I. S. n°. 572), bekrachtigd bij de wet van 31 Dec. 1936 (N. S. n°. 916; I. S. n°. 718), verlaagde invoerrechten zouden gelden, verlengd tot 1 Januari 1939. Tevens werd bij die wet het invoerrecht op vliegtuigen en andere vlieg apparaten zwaarder dan de lucht, geheel afgeschaft. In den loop van het jaar 1938 hebben nog twee andere wijzigingen van het tarief van invoerrechten plaats gehad. Bij Ord. van 7 Dec. 1938 (I. S. n°. 669) w-erd namelijk het invoerrecht op medicinaal mineraalwater verlaagd van f 9 per hectoliter tot 12 % der waarde, terwijl ingevolge de wet van 25 Nov. 1938 (N. S. n°. 903; I. S. n°. 660) met ingang van 1 Januari 1939 het invoer recht op courantendrukpapier werd verlaagd van 12 % tot 6 % der waarde. Ter uitvoering van art. 3, lid 1, der Indische Tariefwet werden bij R.Vn. van 10 Jan. 1938 (I. S. n°. 9), 19 Febr. 1938 (I. S. n°. 109) en 7 Oct. 1938 (I. S. n°. 611) nader eenige voorwaardelijke vrijstellingen van invoerrecht verleend. Het tijdelijk „extra-uitvoerrecht" van 2 %, hetwelk ingevolge de Ord. van 23 Nov. 1936 (I. S. n°. 626) sedert 25 November van dat jaar voor een periode van een jaar en drie maanden werd geheven, is met ingang van 25 Februari 1938 vervallen. Teneinde de uitgaven, verbonden aan de in Indië op het gebied der Lands verdediging gevorderde bijzondere voorzieningen, gedeeltelijk op te vangen, werd bij Ord. van 18 Febr. 1938 (I. S. n°. 97), bekrachtigd bij de wet van 25 Nov. 1938 (N. S. n°. 902; I. S. n°. 682) met ingang van 25 Februari 1938 onder den naam van „defensie-uitvoerrecht" een tijdelijke belasting gelegd op uit te voeren goederen ten bedrage van 1 % der waarde, welke heffing einde 1939 komt te vervallen. Bij Regeeringsverordening kunnen bepaalde bodemproducten, welke in een noodlijdende positie verkeeren, alsmede bepaalde nijverheidsvoortbrengselen, indien zulks in het economisch belang van Nederlandsch-Indië noodig is, van die belasting worden vrijgesteld. In verband hiermede zijn bij de inwerkingtreding van het defensie-uitvoerrecht bij R.V. van 22 Febr. 1938 (I. S. n°. 112), behalve verschillende producten der Indische nijverheid, reeds dadelijk koffie en witte peper van de heffing vrijgesteld. Later werden nog vrijgesteld copra, uitgevoerd wordende uit de gewesten Celebes en Onderhoorigheden, Manado of Molukken l ) Om juiste vergelijkingen mogelijk te maken is de aanslag van 1937 verminderd met dien van Gowa, waar in 1938 het Zelfbestuur werd hersteld. DE SOCIALE TOESTAND 420 Op deze ondernemingen waren einde 1938 werkzaam 313 677 arbeiders op den voet van de arbeidsregeling in I. S. 1911 n°. 540, de z.g. vrije arbeiders (in 1937 309 240); voorts 18 762 contractarbeiders (in 1937 30 416), van wie 11 010 op den voet van de koelie-ordonnantie 1931/1936 en 7752 op den voet van de Chineesche arbeidersreglementen Bangka en Billiton. Dit laatste cijfer kon zoo hoog zijn, omdat de voorgenomen wijziging van deze reglementen, waarbij de voorschriften omtrent de afschaffing van de poenale sanctie met de enkomstige — in 1936 herziene — bepalingen van de koelie-ordonnantie in overeenstemming zouden worden gebracht, is uitgesteld in verband met de nog hangende fusie van de tinbedrij ven op Bangka en Billiton. Bovendien wordt het percentage contractarbeiders beïnvloed door de geldende toelatingsbepalingen, welke financieele consequenties medebrengen bij immigratie van arbeiders uit het buitenland — tenzij zij als contractarbeider in dienst treden —, alsmede bij overgang van de van China of elders geïmmigreerde contractarbeiders naar vrijen arbeid. Om deze reden waren ook bij een bedrijf van houtaankap en een bedrijf tot winning van mangrovebast op Borneo buitenlandsche arbeiders op den voet van de koelie-ordonnantie in dienst genomen. Laatstgenoemd bedrijf heeft sedert zijn werkzaamheden binnen Nederlandsch-Indië gestaakt. Behalve de + 40 Chineesche contractarbeiders bij het vorenbedoeld hout bedrijf, zijn in Borneo nog slechts bij één steenkolenbedrijf een gering aantal arbeiders onder poenale sanctie werkzaam. In Zuid-Sumatra wordt geheel in vrijen arbeid gewerkt. Begin 1938 waren op één cultuuronderneming in Palembang nog contractarbeiders werkzaam, wier contracten in April van dat jaar met wederzijdsch goedvinden zijn ontbonden. Eveneens liepen in den loop van dat jaar de laatste poenale sanctie-contracten van arbeiders werkzaam bij een mijnbedrijf in die residentie af. In Biouw en Onderhoorigheden en ter Sumatra's Westkust is het aantal contractarbeiders zeer gering. In Noord-Sumatra maken nog de volgende aantallen ondernemingen van contractarbeid gebruik: in Tapanoeli 13 ondernemingen met 1258 contractanten, in de residentie Oostkust van Sumatra 50 ondernemingen met 4670 contractanten en in Atjeh en Onderhoorigheden 20 ondernemingen met 4767 contractanten. In laatstgenoemde residentie, waar de ondernemingen veelal van tateren datum zijn, wordt derhalve naar verhouding nog het meest van dit arbcidsstelsel gebruik gemaakt. Blijkens bovenstaande cijfers bleef in 1938 het aantal contractanten ver beneden het nog toegelaten percentage, hetwelk voor oudere ondernemingen in 1938 nog 25 % van de arbeidssterkte bedraagt en dat voor de nieuwere onder nemingen, waar het meerendeel van de nog aanwezige contractarbeiders werk zaam is, naar gelang van het jaar van opening der onderneming, nog hooger ligt. Afzonderlijk beschouwd waren er echter verschillende ondernemingen, waar nog een aantal contractanten tot het toegelaten percentage in dienst was. Op 9 ondernemingen moest er zelfs op worden gewezen, dat dit percentage was overschreden, in welk geval door ontbinding van een aantal contracten de verhouding tusschen het aantal contractanten en niet-contractanten binnen de wettelijk toegelaten grenzen werd teruggebracht. Het aantal wegens overtreding van de koelie-ordonnantie ter bestraffing opgezonden werklieden was ook in 1938 in Noord-Sumatra — met inbegrip van Sumatra's Westkust — gering. Voor Bangka en Billiton bedroeg dit aantal +' 10 % van het contractwerkvolk. In Borneo werd van dit disciplinaire middel, voornamelijk bij desertie, gebruik gemaakt door het met- contractarbeiders werkende steenkolenbedrijf. Bij het bedrijf van houtaankap, waar bet in dienst nemen van contractanten verband hield met de toelatingsbepalingen, kwamen geen straffen voor. De aanvankelijk bestaande vrees, dat, als gevolg van de verscherpte rubber restrictie, in Noord-Sumatra in belangrijke mate tot terugzending van arbeiders zou moeten worden overgegaan, werd niet bewaarheid. Door de werkgevers organisaties aldaar werden tijdig maatregelen genomen, teneinde oen eventueel ARREII) 421 overcompleet aan werkvolk te doen overgaan naar ondernemingen, waar nog behoefte aan nieuwe arbeidskrachten zou bestaan. \)e door de ondernemingen getroffen regelingen voor het aanhouden van zooveel mogelijk werkvolk, zooals het niet meer tcwerkstellen van vrouwen en het verminderen van het aantal werkuren tegen evenredige betaling e.d., bleken echter voldoende te zijn. De arbeiderssterkte, ongcrokend het niet van buiten do. residentie afkomstige werkvolk, liep blijkens bovenstaande cijfers vergeleken bij einde 1937 dan ook slechts met eenige duizenden terug. Op de tabaksondeniomingen in Dcli vermindert jaarlijks het aantal Chineesche veldkoelies, doordat de oudere arbeiders geleidelijk afvallen en — zonder dat zulks bepaald ernstige bezwaren heeft opgeleverd — door .Javaansche arbeiders worden vervangen. Einde 1938 waren nog slechts 9438 Chineesche veldkoelies werkzaam. Tegen het vervangen van het Chineescho werkvolk bij de tinbedrijven door Inheemsche werkkrachten schijnen, in verband met den aard der werk zaamheden, evenwel meer bezwaren te bestaan. In Tapanoeli bleef het verloop onder de arbeiders vrij groot. In Zuid-Sumatra daarentegen werden terzake in 1938 geen moeilijkheden meer ondervonden, hetgeen- werd toegeschreven aan de minder gunstige rubbermarkt, waardoor bij de bevolkingscultuur minder behoefte aan werkvolk bestond. Bij de ondernemingen, aangesloten bij het Zuid- en West-Sumatra Syndicaat, bestaat de onderlinge regeling, evenals bij een deel van de werkgevers op Borneo, binnen een bepaalden termijn geen van een dor anden- ondernemingen afkomstige arbeiders in dienst te nemen. Bij hot steenkolenbedrijf in Palembang daalde het aantal weggeloopen arbeiders van 20 % in 1937 tot 6 % in 1938, mogelijk als gevolg van de in 1937 ingevoerde loonsverhooging. Begin 1938 kwam het tor Oostkust van Sumatra een enkele maal nog voor, dat een vrije arbeider, die, tijdens den duur van de door hem gesloten overeen komst de onderneming, waarbij hij in dienst was. verliet, mot den sterken arm daarheen werd teruggevoerd. De met het Binnenlandsch Bestuur getroffen regeling teneinde te voorkomen, dat in dit opzicht do voor het contractwerkvolk geldende bepalingen ten onrechte ook op de vrije arbeiders worden toegepast, bleek in het algemeen succes te hebben gehad. De bezwaren, welke bij de arbeidsinspectie tegen do werking van de bepalingen dor registratiekamer-ordonnantie waren gerezen, werden ook in 1938 gevoeld, in het bijzonder in verband met de afnemende vraag naar nieuw werkvolk. Het systeem, waarbij het in dienst nemen van een nog geen tien jaren in hot registratiekamergebied verblijf hondenden arbeider ton gevolge heeft, dat voor dezen arbeider een bijdrage aan de Registratiekamer te Medan — zoowel in ééns als maandelijks — moet worden voldaan, toch kan niet anders dan belemmerend werken op hot vinden van werkgelegenheid door arbeiders, die — in evenbodoekle omstandigheid verkeerende —na afloop van hun overeenkomst hetzij ombepaalde redenen van werkgever wenschen te veranderen dan wel buiten hun schuld (bijv. wegens overcompleet) door don werkgever zijn ontslagen. Gebleken is dan ook. dat vooral hij een ruim plaatselijk aanbod van arbeidskrachten hij voorkeur die arbeiders in dienst worden genomen, voor wie geen bijdragen als vorenbedoeld zijn verschuldigd. Over het algemeen konden de ondernemingen in 1938 elk éénmaal worden geïnspecteerd; in enkele gevallen bestond aanleiding voor het houden van meer dan één inspectie. Mutaties in de personeelsbezetting waren oorzaak, dat ter Oostkust van Sumatra een 25-tal ondernemingen niet kon worden bezocht. Geheel onaangekondigde inspecties behoefden, op grond van de arbeidstoestanden, niet te worden gehouden. Wel bestond in 127 gevallen aanleiding tot het onder vragen van het werkvolk, geheel of gedeeltelijk buiten tegenwoordigheid van hot toezichthoudend personeel. De ondernemingsadministratie bleek bij do gehouden inspecties over het algemeen behoorlijk te zijn bijgehouden. Wel moesten hier en daar terzake opmerkingen worden gemaakt, onder meer betreffende overschrijding van hot wettelijk maximum voor inhoudingen op het laatst verdiende loon of andere DE SOCIALE TOESTAND 422 fouten in de loonberekeiiing. In Zuid-Siimaf ra bleek de invulling van het voor geschreven register van vrije arbeiders in vele gevallen tot opmerkingen aanleiding Ie geven. De afrekeningen met de veldkoelies op de tabaksonderneniing, nin Dcli, waarbij oen afzonderlijke administratie wordt toegepast, werden, behoudens enkele uitzonderingen, bij Vel'if icat ie in orde bevonden. De behandeling van het werkvolk kon over het algemeen bevredigend worden genoemd. De strengere selectie, zoowel op bet- werkvolk als op Int toezicht houdend personeel toegepast, alsmede het geleidelijk zich aanpassen van de laatsten aan het stelsel van vrijen arbeid, is op de verbeterde verhoudingen van veel invloed. Op Bangka, waar de uit China aangevoerde arbeiders een lastig element vormen, waren de arbeidsverhoudingen minder goed. hetgeen tot uiting kwam in oen aantal koelie-aanvallen, welke gedeeltelijk aan hel onjuiste optreden van het toezichthoudend personeel moesten worden, toegeschreven. ()p een, niet met van elders afkomstig werkvolk werkende en dus niet onder het toezicht van do arbeidsinspectie vallende, onderneming op het eiland Mega werden, bij het- bezoek vanden Assist ent - Kesident van Padang aan dit afgelegen gebied, do beheerder en een 40-tal arbeid' rs in uil gepnt ten toestand aangetroffen als gevolg van voedselgebrek. De te Padang wollende eigenaar van deze klapper onderneming had verzuimd tijdig voor opzending van voedingsmiddelen zorg te dragen. Sedert zijn de werkzaamheden aldaar stopgezet, waardoor de wensche lijkheid van toepassing van de bepalingen van I. S. 1011 n". 540 feu tweede op den werkgever en de werklieden dier onderneming — krachtens I. S. 1928 11°. 341 — VOOrloopig buiten beschouwing kon blijven. liet aantal voorgebrachte klachten tegen hef- toezichthoudend personeel wegens hardhandig optreden tegenover het werkvolk bedroeg in 1988 168; daarin waren begrepen 13 klapzaken tegen beheerders, 33 tegen assistenten en 112 tegen mandoers. Voor zoover deze zaken in dal jaar werden berecht, bedroeg bet aantal voroordeelingen van beheerders 7. assistenten 15 en mandoers 807. In 1037 waren respectievelijk 7, 44 on 318 dergelijke klachten tegen de drie genoemde categorieën van personen voorgebracht. Betreft het meerendeel van deze klachten het toedienen van klappen bij wijze van correctie op luiheid of OP slordig werk. in enkele gevallen waren de handtastelijkheden van ernstiger aard. Gewoonlijk verleent de ondernemingsleiding ton deze haar medewerking, door tot het ontslag van het lagere personeel over te gaan, dat zich in erge mate blijkt te hebben schuldig gemaakt aan hardhandig optreden. Op een onderneming in Atjeh en Onderhoorigheden, waar dit middel was toegepast na de in 1037 aldaar aan het Licht gekomen talrijke klap/aken. bleek de toestand in 1038 /.eer te zijn verbeterd. Zooals gebruikelijk werden voorts zoowel mondeling als schriftelijk een aantal klachten voorgebracht betreffende vexaties, welkt- zouden zijn gepleegd door het toezichthoudend Inlandsch personeel, zooals hel onder pressie innen van bijdragen voor het- houden van feestelijkheden, het verkoopen van goederen tegen hoogc prijzen en het niet doorzenden van afgedragen gelden. Voorts deden zich eenige gevallen voor van het in rekening brengen van buitensporig hooge bedragen dooreen boofdmandoer VOOr het verstrekken van voedsel aan nieuw aangekomen arbeiders. In 1988 kwamen op do onder bel toezicht van de arbeidsinspectie staande ondel-nemingen 107 koelie-aanvallen voor. waarvan 31 als bedreigingen vielen aan te merken. Dit aantal is ongunstig beïnvloed, evenals dit in 1937 het geval was. door bet groote aantal koelie-aanvallen — namelijk 54 — bij het tinbedrijf op Bangka. De aanvallen. C.g. bedreigingen, zijn voorts I, onderscheiden in 0 aanvallen op assistenten cc OS op het. lagere toezichthoudende personeel. Van deze laatste aanvallen hadden I den dood van den aangevallene ten gevolge. Ook in de minder ernstige gevallen waren do aanvallen op Bangka over int algemeen het gevolg van het niet accepteer,in door het werkvolk van, al dan ftiet gerechtvaardigde, strenge aanmerkingen van het personeel op het werk of op het gedrag van don arbeider. Bij dezen is hot gewoonte geworden bij de minste aanleiding op zijn minst brutaal te roagooren, terwijl spoedig tot gezamenlijk verzet wordt overgegaan. De afgeloopen jaren, toen een hooge ARUEin 423 productie moest- worden bereikt ,-n stakingen of sab, itago-pogingen tot eiken prijs dienden te worden voorkomen, hebben aan de arbeidsverhoudingen bij dit bedrijf geen goed gedaan, aangezien bij het werkvolk de indruk post vatte, dat bid zich niet veel behoefde to laten welgevallen. \u do tinrestrictie een rustiger werkwijze toelaat, wordt getracht in dezen toestand verbetering te brengen dooi de arbeiders, die zich ernstig misdroegen, onmiddellijk to ontslaan en naar China terug to zenden. Over bel algemeen hielden de ondernemingen behoorlijk do hand aan do bij do overeenkomst vastgestelde arbeidstijden, welke, voorzoover betreft den contractarbeid, aan een voorgeschreven maximum zijn gebonden. Waar langer dan het overeengekomen aantal werkuren bleek to zijn gearbeid, zonder dat. betaling van overwerk had plaats gehad, werd om uitbetaling daarvan verzocht. In de oliepalmcultuur is hot werken in overwerk gedurende een doel van hot jaar regel. De verscherpte riibberrest riet ie had ten gevolge, dat op vele ondernemingen de arbeiders slechts gedurende een gedeelte van den dag werden tewerkgesteld legen evenredig verlaagde loonen. Hiermede kan worden ingestemd, zoolang de arbeiders vrijwillig niet deze regeling aCCOOrd gaan en de totale inkomsten van het gezin een, in verband met de uitkomsten van het koelie-budget, voldoende bedrag opleveren. Tegen het opnemen in do overeenkomst van een clausule, waarbij de keu/e \an hot doen werken gedurende geheele dagen of gedeelten van dagen uitsluitend aan de beslissing van don beheerder werd overgelaten, werd evenwel be/.waar gemaakt. Dit standpunt werd door de betrokken- maat schappijen aanvaard. Bi] ecu hout-bedrijf op Borneo bleek het veelvuldig voor te komen, dat hot meerendeels op stukloon werkend werkvolk' van 's morgens 7 uur tot lang na zonsondergang in het boscfa bleef. Deze lange arbeidstijden worden in de hand gewerkt door hot gevolgd s.vsleem. waarbij de mandoers, in plaats van op een vast salaris werkzaam te zijn. worden betaald naar gelang van hot volume binnengebracht hout. Den beheerder werd verzocht zorg te dragen, dat de arbeiders vóór zonsondergang van hot werk tcrugkeeren. Het rol-houden vóór don aanvang van het werk, hetgeen in vroeger jaren dikwijls aanleiding gaf tot conflicten, is in Noord-Sumatra op de meeste onder nemingen afgeschaft. Waar dii systeem nog werd gevolgd, werd op het doen vei vallen daarvan aangedrongen. In Zuid-Sumatra en op Bomco wordt deze werkwijze nog vrijwel algemeen gevolgd. Het verleenen van vrije dagen, volgens overeenkomst of krachtens de bepalingen van de koelie-ordonnnnfie ol het mijnpoliiiereglement, gaf geen aanleiding tot opmerkingen. Op oen tweetal ondernemingen op Borneo werd behalve op twee dagen per maand op Zondagnamiddag vrijaf gegeven; op oen dezer ondernemingen bovendien o]) den namiddag van do hal—maandelijksche betaaldagen. waarvoor dan geen loon werd vergoed. Het aantal onbetaalde vrije dagen werd hierdoor zóó groot, dat do arbeider niet in staat was de volgens het koelie-budget benoodigde minimum-inkomsten to verdienen. Waar bovendien de indruk word verkregen, dat deze regeling don arbeiders min of meer was opgedrongen, werd hiertegen bezwaar gemaakt, voorzoover de gesloten overeen komst terzake oen andere bepaling bevatte. I)e verkoop van goederen in de ondernemingswinkels on de daarbij in rekening gebrachte prijzen hadden bij voortduring de aandacht, waarbij meermalen aan leiding Instond tot het maken van op- of aanmerkingen. In Zuid-Sumatra wordt vrijwel algemeen gebruik gemaakt van ciedietbonnen op de ondernemingstoko, welke tot een bepaald bedrag worden verstrekt en maandelijks met het verdiende loon worden verrekend. Vermelding verdient voorts oen onderneming ter Sinnatra's Westkust, waar in iedere afdeeling oon complete permanente pasar in afzonderlijke loodsen is ondergebracht, op do prijzen waarvan nauwlettend toezicht wordt uitgeoefend. Op een onderneming in Atjeh on Onderhoorigheden, waar een oiidornomingsw inkel op coöperatieven grondslag was opgericht, liep deze organisatie vast, doordat wegens het verstrekken van teveel goederen op erediet gebrek aan contanten ontstond. Het bedrijfskapitaal was door de DE SOCIALE TOESTAND 424 mandoers en arbeiders bijeengebracht. Het ligt in do bedoeling deze pogingen te hervatten met financieele deelneming in dit bedrijf door de onderneming. Te Sangkoelirang op Borneo bleken de tokohouders, die niet in dienst van de aldaar gevestigde bedrijven waren, zich herhaaldelijk aan onredelijke prijs opdrijving te hebben schuldig gemaakt. Sedert wordt door het plaatselijk bestuur regelmatig toezicht uitgeoefend op do prijzen van de artikelen. Op de meeste ondernemingen in Noord-Sumatra bestaat voor hot werkvolk voldoende gelegenheid tot ontspanning en verstrooiing door het periodiek arrangeeren van bioscoop- of andere voorstellingen. Daarbij wordt veelal door do werklieden bijgedragen in de kosten. Voorts wordt het beoefenen van do voetbal sport door vele werkgevers aangemoedigd. Aan verzoeken om vermeerdering van amusementsmiddelen, welke tijdens de inspecties werden voorgebracht en aan de ondernemingsleiding werden doorgegeven, werd, voorzoover zij weinig kostbare voorzieningen betroffen, gereedelijk voldaan. Ter gelegenheid van het Javaansche Nieuwjaar wordt door vrijwel alle ondernemingen voor feestelijkheden gezorgd. Ook op Borneo wordt het noodige voor ontspanning van Int werkvolk verricht. Het grootste steenkolenbedrijf aldaar liet een bioscoopzaal met 1000 zitplaatsen bouwen. Voorts wordt oen druk gebruik gemaakt van de op vrijwel alle onder nemingen aangelegde voetbalvelden. Slechts bij de kleine steenkoolbedrijven on hij do Japansche bedrijven te Sangkoelirang werden geon ontspanningsiiiiddeleii aangetroffen. In Zuid-Sumatra wordt aan dit punt weinig aandacht besteed; slechts bij de grootbedrijvon zijn sportterreinen aanwezig en worden bioscoop voorstellingen gegeven. Bij de tinbedrijven op Bangka on Billiton wordt door do arbeiders veel hazard gespeeld. Het gebruik van opium schijnt onder de jonge Chineezen af te nemen. De verhouding tusschen het aantal mannen en vrouwen, welke op eenige ondernemingen in Noord-Sumatra in 1937 door het aanwerven, iv snol tempo, van nieuwe arbeidskrachten ongunstig was beïnvloed, onderging in 1988 weinig verandering; door het terugloopen van de behoefte aan nieuw werkvolk werd niet getracht op die ondernemingen, waar een tekort aan vrouwen was ontstaan, hierin door hef- aanwerven van ongehuwde vrouwen verbetering to brengen. Ongunstige verhoudingen in dit opzicht werden geconstateerd op 7 ondernemingen in Atjeh en 5 ter Oostkust van Sumatra. Bij de tinbedrijven beslaan to dien aanzien van ouds zeer ongewcnschte verhoudingen. Bij het bedrijf op Billiton leeft ±' 13 % dor Chineezen in gezins verband, namelijk de beter gesitueerden onder do vrije arbeiders. Bij het _nbedrijf op Bangka zijn vrijwel geen gehuwde Chineesche arbeiders werkzaam. Op het grootste deel der ondernemingen op Borneo is do verhouding tusschen het aantal mannen en vrouwen zoor goed te noemen; bij een kleine minderheid was zij echter geheel onvoldoende. Het optreden van de hoofdtandils op de tabaksondernemingen in Dcli hooft van ouds de aandacht van de arbeidsinspectie gehad, omdat deze personen van hun machtspositie veelal gebruik maakten voor het toepassen van ongewenschte praktijken, zooals hot verstrekken van hooge voorschotten e.d. Het vervangen van do hoofdtandils bij eenige tabaksmaatsehappijoii door functionarissen van lagoren rang schijnt op hot euvel van hot geld uitleenen, hetwelk meermalen aanleiding gaf tot ernstige conflicten, oen gunstigen invloed to hebben gehad. Bij het bijwonen van hot uitbetalen der crediet-saldi door de arbeidsinspecteurs op een 13-tal tabaksendernemingen, bleek voor het overige, dat do hoofdtandils ,-n tandils van eenige dier ondernemingen zich weinig stoorden aan de terzake door de Dcli Plantersvereeniging gestelde verbodsbepalingen. Daarop is ver moedelijk van invloed de vrees, dat. indien geen leeningen zouden worden verstrekt, de nog aanwezige Chineesche veldkoelies naar andere ondernemingen zouden overloopen, hetgeen bij het geleidelijk verdwijnen van deze groep werk krachten de positie van het Chineesche toezichthoudende personeel in gevaar zou brengen. Voorts valt in verband met de omstandigheid, dat nog slechts de oudere Chineesche veldkoelies overblijven, oen verhoogd opiumgebruik te constateeren. Bij eenige verhooren kwam aan het licht, dat, vele dezer arbeiders voor 25 a 30 cent per dag aan opium schuiven. Het behoeft geen betoog, dat hot, aan de ARREID 425 veldkoelies verstrekt hal—naandelijksch voorschot niet toereikend is om dergelijke luxe-uitgaven to dekken. De tijdens de inspecties voorgebrachte klachten en verzoeken van de arbeiders bevolking werden onderzocht of aan de ondernemingsleiding doorgegeven. Over het algemeen werd op gegronde klachten en billijke verzoeken door de werkgevers op voldoening gevende wijze gereageerd. Voor het verschaffen van huisvesting aan de arbeidersbevolking was op vele ondernemingen in Noord-Sumatra op bevredigende wijze zorg gedragen. Op andere ondernemingen lieten dezo voorzieningen in moor of mindere mate te wenschen over. Op enkele ondernemingen moest een gedeelte van de koelie verblijven voor verder gebruik worden afgekeurd. In andere gevallen werd aan gedrongen op versnelling van hot tempo, waarin vernieuwing van oude woon gelegenheid zou plaats vinden. Vele pondoks op tabaksondcrncmiiïgen in Dcli vertoonden teekenen van verwaarloozing als gevolg van de gedurende vorige jaren streng doorgevoerde bezuinigingspolitiek. Aan verzoeken om verbetering werd zonder uitzondering voldaan. Dij vele groote maatschappijen in dit cultuur gebied wordt regelmatig doorgegaan met uitbreiding van hot aantal gezins woningen, hetgeen gepaard gaat mot het beschikbaar stellen van grond voor don aanplant van voedingsgewassen. Op enkele ondernemingen zijn reeds geon pondoks — d.w.z. loodsen voor het gezamenlijk huisvesten van een deel van de arbeidersbevolking — meer in gebruik. In Borneo voldeed de huisvesting vrijwel overal aan de cisehen, met uitzon dering van de sedert gesloten onderneming tot winning van mangrovebast en van een dor kleine steenkolcnbedrijv en. dat terzake een waarschuwing ontving. Op de cultuurondernemingen in Zuid-Borneo hooft het type gezinswoning, met bijbehoorend klein erf, de overhand. De algemeene gezondheidstoestand van de arbeidersbevolking bleef in 1938 gunstig; het gemiddelde sterfte-cijfer in het door de Arbeidsinspectie rechtstreeks geïnspecteerde gebied bedroeg 7 pro mille, evenals in 1937. De zuigelingensterfte bleef evenwel op sommige ondernemingen zeer hoog en schommelde over de afgeloopen drie jaren tusschen de 220 en 230 pro mille. Het gemiddelde sterfte cijfer, berekend naar hot aantal kinderen tot den leeftijd van 12 jaren, bedroeg in 1938 + 13 pro mille, tegen +' 1(1 pro mille in 1937. Op eenige verbeteringen in do hospitaalvoorziening in Noord-Sumatra moest worden aangedrongen. Veel medewerking wordt daarbij ondervonden van de ambtenaren van den dienst der Volksgezondheid. Bij andere hospitalen kwamen uitbreidingen tot stand. Tn Zuid-Sumatra, op Bangka en op Borneo word eveneens op verschillende ondernemingen op verbetering van de ziekenverzorging aangedrongen. Tijdens de gehouden inspecties werd tevens toezicht uitgeoefend op de naleving van eenige, niet rechtstreeks de verhouding van werkgever tot [nheemsohen werknemer betreffende regelingen, voor zoover dit toezicht aan de Arbeidsinspectie is opgedragen. Na de invoering van de aanvullende planlersregeling word op do onder nemingen, waar bet bij de ingetrokken assisteiiteiiregoling voorgeschreven register ongewijzigd was doorgebruikt, verzocht dit register in overeenstemming to brengen mot hot hij de nieuwe regeling voorgeschreven model. De controle op den inbond van de op den voet van de aanvullende plantersregeling te sluiten contracten is centraal geregeld op het Kantoor van Arbeid. De in 1937 aanhangig gemaakte overtredingen van de assistentenregeling op een onderneming in Benkoelen, waar ondanks herhaalde waarschuwing geen contracten waren opgemaakt en geen aanteekoning was gehouden van genoten vrije dagen, had tot gevolg, dat de eigenaar dor onderneming tot een boete van f 100 en do beheerder tot een boete van f lo weid veroordeeld. Verboden kinderarbeid werd niet geconstateerd; wel werden in een fabriek ter Oostkust van Sumatra eenige kinderen beneden den leeftijd van 12 jaren aangetroffen, die op dat moment echter niet werkten. Maatregelen werden genomen teneinde te voorkomen, dat aldaar verboden kinderarbeid zou worden verricht. Op een andere onderneming in deze residentie bleek in de theefabriek DE SOCIA—E TOESTAND 426 door vrouwen nachtarbeid te worden verricht /.onder dat daartoe een vergunning was verleend. Deze vrouwen werden door mannelijke arbeidskrachten vervangen. Tot 1 Juli 1988 werd controle uitgeoefend op bel aanhouden van registors van vrije dagen van werknemers in apotheken eu hij scheepvaart- en haven bedrijven. In één bedrijf bleken twee werknemers geen gebruik te bobben willen, maken van het hun verleende binnenlandsch verlof. Door de betrokken maatschappij werd naar aanleiding hiervan een order uitgevaardigd, waarbij hel nemen ven dat verlof verplichtend werd gesteld. In een ander geval, waarin een pakhuismeester bleek' eenige vrije dagen over 1037 te kort te zijn gekomen, werd een ruime schadeloosstelling uitgekeerd. Na 1 Juli 1988 trad de (nieuwe) algemeene vrije dag.-n ngeli ng (art. 1602» van het burgerlijk wetboek) in werking,. Waarbij de algemeene verplichting tot het aanhouden van registers in vorengenoemde bedrijven kwam te vervallen. Vooreenige tientallen ondernemingen in de Buitengewesten zijn van de/e regeling afwijkende regelingen toegestaan krachtens bet derde lid van genoemd artikel 16020. liet register van vrije dagen, hetwelk- in dal g.-val verplichtend is gesteld, bleek in e nk.-l geval niet te zijn aangehouden. Ben richtige controle op hot verleenen van vrij- dagen is eerst mogelijk na afloop van lu-t. jaar. waarvoor di~ vergunningen zijn verleend. Ton aanzien van de controle op do naleving van de bepalingen betreffende v leoindelingoiiarboid deed zich één geval voor. waarin een buil enhmdscb beheerder van een onderneming in Riouw en Onderhoorigheden, zonder ver gunning als waarnemend beheerder van een fabriek iv Bengkalis zou zijn opgetreden. De/e /aak werd in behandeling genomen. In een aantal gevallen werd bemiddeling verleend bij arbeidsgeschillen, welke voornamelijk ontslagkwesties betroffen. Meermalen hadden de/o pogingen suo In de gevallen, dat geen bevredigende oplossing kon worden verkregen en het ver/ook niet onredelijk look, werd aan betrokkenen aangeraden zich tot den bevoegden rechter te We|ldell. Me in de residentie Riouw en Onderhoorigheden en in de afdeeling Bengkalis van de residentie Oostkust van Sumatra gelegen t inimerhout panglongs werden in 1938 tweemaal geïnspecteerd; de brandhoutpanglongs in Inderagiri werden éénmaal aan een inspectie onderworpen. I).- enkele in de residentie Djambi gelegen panglongs weiden nog ni.-i bezocht. Het aantal bal keiika pperijon , hout ski x ilbra nderijon en bra ndhonlka ppi-rijeii vermeerderde in 1938 van 112 tot 459 (oio in Riouw, 110 in Bengkalis en :i in Djambi). Doordat de bedrijfsuitkomsten, in verband met de lage boutprijzen, niet zoodanig waren, dal. tot aanvoer van nieuwe arbeidskrachten uit Singapore kon worden overgegaan, hetgeen een belangrijke uitgave aan loelnt ingsgolden Zou medebrengen, werden nog steeds moeilijkheden ondervonden met de arbeids voorziening. H-t tekort aan werkvolk werkte bovendien hei onderling ronselen vin arbeidskrachten in de hand. Op de v -geregeld loe/icht v; 111 de ,\ rbeid si ii s pee 11 --inaaiiin ■■ rk i n... komende longs werden 1281 arbeiders aangetroffen, van wie •".! Javanen werkzaam waren op een paiiglong in Bengkalis. Van de overige. Chineesche, arb krachten werkten er 517 in Riouw, 7i>B in Bengkalis en 22 in Djambi. Bovendien waren op do kleine, levens met Maleiers werkend.- panglongs Volgens opgave van bet- Boschwezen 780 Chineezen en 1478 Maleiers in dienst. Bij den bevolkrngsaankap In hel landschap Siak waren \' 600 Maleiers werkzaam. Ook in 1938 werden veel tekortkomingen in de administratie iteerd; hetgeen den arbeiders onrechtmatig in rekening was gebracht, werd uil de hxai . schrapt. Ongeveer do helft van bet ('hineesehe werkvolk maakt regelmatig gebruik van Opium. Dit gebruik bleek iv 10.", N Ie x. ïj 11 toegenomen. hetgeen verband boiidl met den hoogeren getnidilel, 1 el: leeftijd van dit werkvolk, nu de aanvoer van nieuwe arbeidskrachten roods sedert jaren stilstaat. ARHKID 427 In IDBB werden 8 klap/aken tegen hot panglong-personoel voorgebracht. In drie zaken w.rd een geringe boete aan de liet rokkenen opgelegd; in één geval had vrijspraak plaat». De overige zaken waren nog in behandeling. Voorts word tegen 2 jiaiiglong-eigenaieu proces-verbaal Opgemaakt wegens overtreding van In-t pangiong-regle ment of van de uit voeringsvoorschriften daarvan. In hel ei-ne geval volgde een veroordeeling tot 8 dagen hechtenis, in bet andere tot een geldboete groot f 5 subs. 5 dagen hechtenis. Mo aan de paiiglong-koeli,-s gratis ie verstrekken voeding kon over het algemeen als ruim voldoende wolden aangemerkt. Enkele malen moest aan merking worden gemaakt op Int niet. voldoende in voorraad bobben van levens middelen; daarbij was meermal.- ivoldo.-ude rekening gebonden met vertraging in de aankomst van uit Singapore verwachte vaartuigen, welke nieuwe voorraden moesten aanvoeren. Ingevolge het pangloiig-roglenieiit hebben de arbeiders recht op 1 vrije dagen of S halve vrije dagen, waarover geen loon verschuldigd is. Op vele panglongs bestaat de regeling, dat 10 halve vrije dagen worden gegeven en dat daarover loon wordt uitbetaald, indien do arbeider op geen andere dagen heeft gemankeerd. Aan deze OOgensohijnlijk gunstige regeling is het bezwaar verbonden, dat zij als een boeteregeling werkt, temeer waar het mankoereii van soms slechts één enkelen dag meermalen aan andere factoren dan luiheid moet worden toege schreven. Me zware arbeid, onder ongunstige omstandigheden door meerendeels oudere koelies verricht, is hierop van invloed. Men aantal voorgebrachte klachten werd tijdens de inspecties afgedaan of in onderzoek- genomen. De huisvesting kon over het algemeen als voldoende worden beschouwd; op eenige tekortkomingen, veelal de zindelijkheid betreffende, werd gewezen. Op één panglong moest vernieuwing van de gehouwen worden gei'-ischt ; op eenige andere kon met vernieuwing van vloeren of daken worden volstaan. Me geneeskundige verzorging van de panglong-arbeiders wordt nog steeds geregeld door 5 ziekenfondsen. Eén pangiong-hospiteal kon worden gesloten. omdat in die streek geen panglong- meer voorkomen. Te Bengkalis werd aan gevangen niet den bouw van een nieuwe goiiverneinents-ziokeiiinrichtiiig, waaraan een afzonderlijke afdeeling voor panglong-koelies wordt verbonden. Set aantal doktersbezoekeli .-1.111 de panglongs liet evenals in Vorige jaren te w eiischon over. Me verplegers bezocht.-n de panglongs in 1938 meer regelmatig. Me inhoud van de medicijn-trommels, welke op elke panglong aanwezig moeten zijn. werd uniform vastgesteld; voorts werden deze trommels van een duidelijke gebruiks aanwijzing in de Chineescl n Maleische taal voorzien. lief sterftecijfer bedroeg over 1988 L 8 pro mille. Slechts één bedrijfsongeval mei doodelijken afloop werd gerapporteerd; echter overleden -1 arbeiders o]) de panglongs /ouder bekende oorzaak, terwijl 2 koelies door verdrinking om het leven kwaïnon. Java. In 1988 werden. 217 culf uurondernemingeii en 130 industrieele bedrijven aan e,-n volledige inspectie onderworpen. Controle op de naleving van de verbodsbepalingen inzake kinderarbeid had plaats in 2067 fabrieken en werkplaatsen (waarvan 1489 fabrieken en werk plaatsen speciaal daartoe weiden bezocht), terwijl aan 196 bedrijven nachtelijke bezoeken warden gebracht in verband nel mogelijke overtreding van do voor schriften inzake vrouwennachtarbeid, Wegt i bet doen verrichten van verboden kinderarbeid werd togen 78 bedrijfs leiders proces-verbaal opgemaakt en, voor/.oovor aan de Arbeidsinspectie bekend is geworden, voorts nog in 7 gevallen dooi' Destuur eu Politie, in totaal derhalve Hó processen-verbaal. In 65 de/ei' gevallen resul t eerden de ingestelde straf vervolgingen in veroordeelingen tot het betalen van geldboeten varieerende van f o,. r >() tot f 50; in 16 gevallen volgde vrijspraak, terwijl omtrent de berechting van -I zaken ten tijde van de samenstelling van dit Verslag nog geen bericht was out vangen-. In het volgend overzicht zijn de overtredingen naar don aard der bedrijven gespecificeerd. DE SOCIALE TOESTAND 428 Wegens hef in strijd met de wettelijke bepalingen bezigen van vrouwen nachtarbeid worden 21 werkgevers geverbaliseerd. Hiervan werden 20 tot boeten van f 2,50 tot f 50 veroordeeld, terwijl in één geval vrijspraak volgde. Een specificatie van de bedrijven, waarin deze overtredingen werden geconsta teerd, volgt hieronder: ARBEID 429 Ten aanzien van den nachtarbeid van vrouwen in suikerfabrieken kan worden opgemerkt, dat hierin geen noemenswaardige verandering werd geconstateerd; het aantal „vrouwenarbeidsnachten" bedroeg in 80 fabrieken 2IÖ 77-1 (tegen in 81 fabrieken over 1937 257 928). Ook in relatieven zin is practisch gein verandering te bespeuren; het aantal fabrieken, waarin van vrouwennachtarboid gebruik werd gemaakt, bedroeg 53 of 67 % (in 1937 68 %). Met betrekking tot andore bedrijven, waar vrouwennachtarbeid is toegestaan, valt te vermelden, dat deze arbeid — voorzoover althans bekend ■ — voorkwam in 10 vezelfabrieken en 7 cassavemeelt'abriekon met resp. 99 864 on .'ll 861 v rouwenarbeidsnachteii. Vergunningen voor bet doen verrichten van vrouwennachtarbeid op grond van bijzondere bedrijfseischen worden niet verleend. In de weverij, welke in 1937 een zoodanige vergunning verkreeg, Indroeg het aantal vrouwenarbeidsnachten gedurende 1938 47 988. Voorzoover zulks bij gelegenheid van inspecties kon worden nagegaan. werden de vrijwillige overeenkomsten, gesloten met do beheerders van tabaks ondernemingen in de Vorstenlanden en Oost-lava inzake de beperking van den arbeid van halfwassen personen in de afpakschuren, evenals in vorige jaren. over het algemeen behoorlijk nageleefd. Arbeid van jeugdige personen zoowel in als buiten de fabrieken en werk plaatsen (in de cultures bijvoorbeeld) komt practisch in alle bedrijven voor. In het bijzonder daar, waar do arbeidsduur, de aard der te verrichten werk zaamheden dan wel minder gunstige hygiënische bedrijfsomstandigheden daartoe aanleiding gaven, word aangedrongen op de vervanging van jeugdig.- arbeiders door volwassenen. Evenals in 1937 werd in verschillende industrieele bedrijven geconstateerd, dat de arbeidstijden — hetzij doorloopend hetzij alleen in perioden van bijzondere drukte — bovenmatig lang waren. In de/,- gevallen, hoofdzakelijk voorkomende in sigaretten- en atrootjesfabrieken, batikkerijen, rijstpellerijen en drukkerijen, werd den betrokken werkgevers verzocht den arbeidsduur binnen normale grenzen te brengen door opvoering van de arbeiilerssteikte. c.g. gepaard met toepassing van een ploegenstelsel. De naleving van de op dit punt door de meeste werkgevers gedane toezeggingen liet, tengevolge van het ontbreken van wettelijke bepalingen ten de/o, in vele gevallen te wenschen over. Behalve in de genoemde bedrijven, zijn ook de werktijden in de suiker fabrieken gedurende de campagne-maanden zeer lang. Hij de overjarige culture-, kwamen eveneens meer gevallen voor. waarin van overmatigen arbeidsduur kor. worden gesproken. Zooals reeds eerder werd medegedeeld, kwamen de wettelijke voorschriften inzake het aanhouden van registers van vrije dagen in apotheken en haven bedrijven 1 Juli 1938 te vervallen. Vóórdien waren deze registers in 31 apotheken en 46 veembedrij ven, prauwenveren en aanverwante bedrijven gecontroleerd. Over het algemeen bleken de voorschriften naar behooren te zijn nageleefd. Met uitzondering van vier gevallen (dié apotheken en een prauwenveer), waarin tot het opmaken van proces-verbaal werd overgegaan, kon worden volstaan met het geven van waarschuwingen aan beheerders, die in dit opzicht in gebreke waren gebleven. In de bedoelde gevallen legde de strafrechter geld boeten op. Bij 74 autobus-ondernemingen werd gecontroleerd of do hand gehouden werd aan de goedgekeurde roosters van dienst- en rusttijden van de chauffeurs. In één geval werd proces-verbaal opgemaakt, resiilteeieude in hot opleggen van een geldboete. Controle werd voorts uitgeoefend op de naleving van de aanvullende planters regeling en op de vrije dagen-registers bij bedrijven, waarvoor toestemming tot het vaststellen van een van artikel 1602», 2e lid van het burgerlijk wetboek- afwij kende regeling is verleend. Slechts in één geval (hotel) werd tot liet opmaken van proces-verbaal overgegaan; overigens kon worden volstaan met het geven van Waarschuwingen. Me bedoelde beheerder werd door don strafrechter beboet. DE LANDSFINANCIËN 43 (B.V. van 23 Mei 1938; I. S. n°. 263) en joodkoper (R.V. van 1 Juli 1938; I. S. n°. 407). Behalve van buitenlandsche producten, wordt het uitvoerrecht bovendien niet geheven van goederen, welke worden uitgevoerd per pakket- of brievenpost, met uitzondering van kinine, crudum-kinine en kininezouten. Bij Ord. van 22 Juni 1938 (I. S. n°. 369), bekrachtigd bij wet van 25 Nov. 1938 (N. S. n°. 904; I. S. n°. 683) is deze uitzondering aangevuld met niet-geaffineerd goud en niet-geaffineerd zilver. Bij B.V. van 22 Febr. 1938 (I. S. n°. 113) werden voorzieningen getroffen tot teruggave van het defensie-uitvoerrecht, betaald voor goederen, welke het voorwerp waren van vóór 9 Januari 1938 door den exporteur gesloten overeen komsten, zoomede voor bepaalde goederen, welke vóór genoemden datum reeds deel uitmaakten van den goederenvoorraad van den betrokken exporteur. Bij de beschikking van den Directeur van Financiën van 1 Juni 1938 (J. C. van 3 Juni 1938 n°. 44) is de gemiddelde prijs van Java Standard sheets, waarover in het kalenderjaar 1939 het uitvoerrecht op rubber als bedoeld in post 7a van het tarief van uitvoerrechten wordt berekend, vastgesteld op 29,1 cent per \ kg, tengevolge waarvan het uitvoerrecht in dat jaar f 0,019 per i kg bedraagt. Bij Ord. van 29 Juni 1938 (I. S. n°. 397), bekrachtigd bij de wet van 25 Nov. 1938 (N. S. n°. 904; I. S. n°. 683), werd de opschorting van de heffing van uitvoerrecht bij uitvoer uit Java en Madoera van aldaar geteelde tabak, niet bereid voor de Inlandsche markt, behoudens ten aanzien van de Vorsten landsche tabak, wederom met een jaar — derhalve tot en met 30 Juni 1939 — verlengd. Ingevolge het G.B. 10 Jan. 1939 n°. 9 (I. S. n°. 10) trad met ingang van 1 April 1939 in werking de algemeene maatregel van bestuur van 9 Nov. 1938 n°. 46 (I. S. n°. 663), houdende voorzieningen voor Nederlandsch-Indië tot uitvoering van het verdrag van Genèvc betreffende de aanduiding van het gewicht op groote stukken vervoerd per schip (N. S. 1933 n°. 34; I. S. 1933 n°. 117). De plaatsen, waar kantoren en hulpkantoren van den dienst der in- en uitvoerrechten en accijnzen gevestigd zijn, zijn opnieuw aangewezen (zie I. S. 1938 n°. 549). De vorm van het statistiekzegel is gewijzigd (zie I. S. 1938 n°. 548). De cijfers, aangevende de opbrengst van de invoerrechten, uitvoerrechten, accijnzen, alsmede van het statistiekrecht in 1937 en 1938, zijn als volgt: ') Vervallen met ingang van 25 Februari 1938. 2 ) Geheven van 25 Februari 1938 af. 1)K SOCIALE TOESTAND 430 Naar aanleiding van door werknemers of gewezen werknemers voorgebrachte verzoeken om bemiddeling bij geschillen met werkgevers over loonen, opzeggings termijn, schadeloosstelling e.d. werden 402 zaken behandeld, waarvan 155 ten behoeve van Europeesche en 247 ten behoeve van Aziatische werknemers. In 210 (resp. 69 en 141) gevallen bad deze bemiddeling voor de belanghebbenden en gunstig of althans bevredigend resultaat. Bleef do werkgever weigerachtig aan de rechtmatige eischeii van den werk nemer te voldoen, dan werd deze laatste naar den civiel,o rechter verwezen. Dezelfde gedragslijn werd gevolgd, indien de verklaringen of inlichtingen van do beide partijen dermate van elkander afweken, dat geen juist inzicht in hot verloop der aanhangig gemaakte kwestie kon worden verkregen en derhalve van verdere bemiddeling moest worden afgezien. In verscheidene gevallen werd de eisch of het verzoek van den werknemer ongegrond bevonden. Veelvuldig worden (ok aan werkgevers of werknemers, desv or/ocht, inlich tingen verstrekt nopens de uitlegging of toepassing van wettelijke voorschriften inzake arbeidsrecht. In 1038 kwamen 153 z.g. klapzaken ter kennis van de Arbeidsinspectie (in 1037 182), waarvan 51 op cultuurondernemingen en 102 bij andere bedrijven. Hierbij waren 15 Europeesche en 2 Aziatische administrateurs en bedrijfsleiders. 40 Europeesche on 2 Aziatische assistenten en opzichters en lo mandoers betrokken. Nevens deze klapzaken werden door een der ressort-inspecteurs — behalve 75 het jaar 1988 betreffende /aken — nog 95 klapzaken tegen ee[i employé van een lederfabriek voorgebracht loopende over de jaren 1935-—1987. Deze employé, die do hem vóórdien zijdons zijn werkgever alsmede den ambtenaar van de arbeidsinspectie gegeven waarschuwingen doorloopend in den wind had geslagen, werd tot de betaling van 149 geldboeten, varieeieiide van f 0.25 tot f 2,50 veroordeeld ei bovendien door den werkgever ontsla. Voorts werden 10 koelie-aanvallen gerapporteerd (vorig jaar 15). waarvan 5 gericht waren tegen Europeesch en 5 legen Aziatisch personeel. In respec tievelijk 3 en 4 gevallen werd daarbij lichamelijk letsel toegebracht, terwijl geen de/er aanvallen den dood \an den aangevallene ten gevolge hadden. Het aantal geregistreerde stakingen bedroeg lö (in 1987 22), naar den aard der bedrijven als volgt verdeeld : AiiriEin 431 Als voornaamste redenen tot het neerleggen van het werk werden opgegeven: ongunstige arbeidsvoorwaarden (waaronder in de eerste plaats te laag geachte loonen), hot nict-uitbetalen van het bedongen loon, te late loonbetaling, het opleggen van willekeurige boeten, do te lange arbeidstijden en hot hardhandig optreden van een opzichter. In één geval was de weigering van don werkgever om een maatregel in te trekken, waarbij twee werkneemsters bevoordeeld zouden zijn boven de anderen, de oorzaak der staking. In den regel werden deze conflicten binnen enkele dagen bijgelegd. Vborzoover bekend werden in -1 bedrijven 227 van de daarbij betrokken arbeiders door hun werkgevers uitgesloten, terwijl enkelen op eigen verzoek werden iml slagen. Werving van arbeiders De aanwerving op Java en Madoera van inheemsche arbeiders, bestemd een - nkomst aan te gaan vior het verrichten van arbeid Op ondernemingen in do Buitengewesten, welke in 1037 — voor hei eerst sedert jaren — zeer belangrijk was, nam in 10:;, s in omvang af. voornamelijk als gevolg van de verhooging van het restrictie-percentage voor rubber. Ook in het algemeen bleken de ondernemingen do tijdens de crisisjaren sterk ingekrompen arbeiderssterkte weder op peil te hebben gebracht, zoodat de werving in 1988 in hoofd/aak had zorg te dragen voor de normale aanvulling, welke door verloop onder het werk volk wordt vereischt. In de wijze, waarop de ondernemingen werden voorzien van op -lava aan geworven arbeidskrachten kwam geen wijziging. Deze voorziening geschiedt voor Noord-Sumatra (Atjeh en Onderhoorigheden, Oostkust van Sumatra en Tapanoeli) door de Vrije I '.migratie van de Dcli Plant, is Vereeniging ( V. K. D.A. |Eu de Algemeene Vereeniging van rubberplanters ter Oostkust van Sumatra (A.V.R.0.5.) en voor de overige Buitengewesten door de lagen Werving van het Zuid- on Wesl-Sumatra Syndicaat (Zuwesusynd). Bovendien is aan de Bataafsche Petroleum Maatschappij (8.P.M.) vergund uitsluitend ten behoeve van haar ondernemingen arbeiders op -lava en Madoera aan te werven. Hot aantal door deze w erl'organisaties in 1988 aangeworven arbeiders bedroeg voor de V.B.D.A. 15 628, voor het Zuwesusynd 465] ,-n voor de B.P.M. 988 personen. Onder de door t ussclieiikomst van de V.K.D.A. aangeworven lieden bevonden zich 2072 contractarbeiders, voornamelijk bestemd voor in Atjeh ,-n Onderhoorigheden gelegen ondernemingen. In Zuid-Sumatra zijn i arbeiders op den voet der koelie-ordonnantie meer werk/aam; evenmin heelt uitzending van contractanten naar Borneo of de Groote Oost meer plaats. Vooi laatstgenoemd gebied wordt ook slechts een gering aantal vrije arbeiders op -lava aangeworven. De verre afstand brengt ten eerste hooge vervoerskosten mede, doch bovendien treft men aldaar eenige werkwillige bevolkingsgroepen aan. zooals de Boetonneezen die per praUW rondvaren om arbeid op de onder nemingen in de Molukken te zoeken, en de bewoners van de Sangihe- en Talaud eilandeii, die daartoe naar het vaste land van Manado oversteken. De B.P.M. werkt sedert jaren geheel mot vrije arbeiders. De geheele aanwerving voor de Buitengewesten bedroeg blijkens bovenstaande cijfers dus 23 334 lieden, tegen 65 754 in 1037. De afzonderlijke afdeeling. welke de V.E.D.A. in 1937 tijdelijk oprichtte. teneinde aan alle aanvragen om werkvolk te kunnen voldoen, behoefde in 1988 niet te worden gehandhaafd, liij de/e afdeeling geschiedde de nog volgens het vroeger hij hot Algemeen Delisoh Emigratiekantoor (A.D.D.K.) hu-gepaste systeem van aanwerving door middel van op commissie-basis werkend, werfl_andoei'S. Van deze gelegenheid was slechts door een beperkt aantal maat schappijen gebruik- gemaakt, in hoofdzaak omdat bij deze werving minder selectief werd tewerk gegaan dan bij de werving volgens het V. D. D.A .-systeem. Over het algemeen was hol, merkbaar aan bet gehalte van de uitgezonden arbeiders, dat de aanwerving op Java in 1988 in rustiger tempo kon geschieden. \\',-l bleek het nog steeds moeilijk een voldoende aantal ongehuwde vrouwen aan te werven. DE SOCIALE TOESTAND 432 Ondanks de verminderde werving in 1938. bleek het voorts moeilijk in Midden • lava voldoende werkwilligen te vinden op het tijdstip, dnt een transport kolonisten voor de Buitengewesten word samengesteld. Werd in vroeger jaren door de V.E.D.A. het standpunt ingenomen, dat geen gewezen arbeiders voor uitzending in aanmerking kwamen, tenzij op hun terug keer door de onderneming, waarbij zij in dienst waren geweest, bepaald werd prijs gesteld, hierin kwam medio 1938 oen wijziging ten goede. Nadat gebleken was. dat zich onder deze categorie niettemin bruikbare werkkrachten bevonden, is het stelsel ingevoerd, dat aan goede ,-übeiders die. ouder meer wegens over compleet aan werkvolk, niet naar de onderneming kunnen teriigkeerou, een ~soerat menoenggoe" wordt uitgereikt, waardoor zij voor uitzending naar andere ondernemingen in aanmerking kunnen worden gebracht. Alleen aan onbruikbare arbeidskrachten wordt thans geen z.g. introductie-brief verstrekt; de overige repatrianten krijgen öf een . ,soerat menoenggoe" als vorenbedoeld öf een introductie-brief, welke hen in staat stelt, al dan niet vergezeld van door hen aan te brengen nieuwelingen, naar de vroegere onderneming of maatschappij terug te keeren. Een aangehouden statistiek, waaruit blijkt welk percentage van de aanvankelijk aangeworven arbeiders tenslotte naar de Buitengewesten vertrekt en om welke redenen de emigratie van de overigen niet doorging, vertoont over 1938 het volgend beeld. Van de op de inschepingsplaats aangebrachte personen werd + 91,4 % verscheept; 3,9 % viel af na ondervraging van de zijde van de werf organisatie; 4,3 % werd geneeskundig afgekeurd. Hof aantal personen, dat voor den wervingscontroleur te Batavia weigerde oen overeenkomst aan te gaan bedroeg +' 0,05 %, terwijl 25 gevallen voorkwamen, d.i. + 0,3 %, waarin deze ambtenaar zijn medewerking tot het tot stand komen van de overeenkomst weigerde. Na aankomst op de onderneming worden 21 aangew oiv enen afgekeurd. In de percentages zijn mede begrepen de voor het buitenland aangeworven arbeiders. Deden zich in 1937 eenige gevallen voor. waarin door onbekendheid met de nieuwe wervingsvoorschriften aanwerving van vrije arbeiders nog buiten do bepalingen der wervingsordonnantie om had plaats gehad, in 1938 was zulks uitzondering. Afgescheiden hiervan doden zich gevallen voor, waarin het moeilijk was te beoordeelen of sprake was van overtreding' van do wervingsordonnantie of van vrijwillige emigratie naar de Buitengewesten, welke nog steeds onbelemmerd kan plaats vindon. Dergelijke grensgevallen kwamen voor bij het vervoer per prauw van arbeiders van Oost-lava naar de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, waar bij den aanleg en do verbetering van wegen werkgelegenheid bestaat. In Zuid-Sumatra is het eveneens geen onbekende figuur, dat arbeiders zich. na op eigen gelegenheid te zijn geëmigreerd, voor ondernen_ngsarbeid aanmelden. De verhoogde rubberrestrictie had niet ten gevolge, dat het aantal terug gezonden arbeiders belangrijk toenam. Waren in 1037 10 3)02 arbeiders uit de Buitengewesten teruggekeerd, over 1988 bedroeg dit aantal 11 155. Vakbeweging Einde 1988 stonden bij hot Kantoor van Arbeid 88 vakorganisatie ingeschre ven, met 53 728 leden. Deze cijfers geven echter geen volledig beeld doordat opgaven van een 25-tal vakvereenigingen ontbreken. Door de vakvereenigingen van particuliere werknemers werd wederom geageerd voor een ouderdoms- en werkloosheidsverzekering. Met betrekking tot dit laatste punt word door den Suikerbond en den Nederiandsch-Indischen Plantersbond een 18-tal richtlijnen opgesteld, waarin do aan een dergelijke regeling huns inziens te stollen eischeii waren neergelegd. Volgens deze richtlijnen zou o.a. de voorgestelde regeling moeten gelden v : alle werknemers tusschen 18 en 55 jaar met een salaris van minstens f 75 's maands. Aan deze verzekering zou moeten worden bijgedragen door het hand, werkgever en werknemer, elk met een premie van .', % van hei loon van den arbeider tot oen maximum van ARBEID 433 f 2 's maands. De uitkeeringen waren te stellen op: voor een ongehuwde 35 % van het loon, voor een gehuwde zonder kinderen 50 % en voor elk minderjarig kind 5 % tot een maximum van 20 %. Teneinde voor een recht op uitkeering in aanmerking te komen, zou men minstens óén jaar gecontribueerd moeten hebben, terwijl de duur der uitkeeringen op maximaal een jaar werd gesteld. De uitvoering diende in handen to worden gelegd van een werkloosheidsverzeke ringsraad, waarin naast ambtelijke loden vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers zitting zouden moeten hebben. Deze richtlijnen werden aan de overige vereenigingen van particuliere Europeesche werknemers om advies toegezonden en vervolgens door deze goedgekeurd. De actie der ambtcnaarshondon bleef voor een groot deel gericht op een verbetering van de pensioensvoorwaarden. 433 DE SOCIALE TOESTAND 434 J. OVERHEIDSBEMOEIENIS MET BEDRIJVEN Veiligheidstoezicht Inrichting van den Dienst. Zooals reeds in het Verslag over 1937 werd vermeld, moest in verband met de opleving in de cultures en de industrie in 1938 tot uitbreiding van den dienst van het Veilighddstoezicht worden over gegaan, aangezien het niet meer doenlijk was met het beschikbare personeel het steeds toenemende aantal inspecties te verrichten. Deze uitbreiding bestond uit een versterking van het personeel met 1 werktuigkundige en 1 ingenieur. terwijl in verband daarmede het aantal inspectic-afdeelingen voor Java en Madoera van 3 op 4 kon worden gebracht. Na deze uitbreiding bestond de personeelsformatie van het Veilighddstoezicht einde 1938 uit den chef, 8 ingenieurs, 6 hoofdwerktuigkundigen, 4 werktuigkundigen en verder lager administratief personeel, verdeeld over het hoofdbureau en de 5 inspectie ressorten. Einde 1938 stonden de volgende technische objecten onder het toezicht van den dienst: + 9540 stoomtoestellen, ± 6370 fabrieken en werkplaatsen. + 4700 electrische installaties. +' 22 000 reservoirs voor sterk gecomprimeerde gassen en + 1000 klein-bedrijven. Behalve het toezicht op deze objecten waren aan het Veiligheidstoezicht mede de volgende werkzaamheden opgedragen: de controle op de nalevin de loodwit-ordonnantie (I. S. 1931 n°. 509); het opsporen van de overtredingen der vuurwerk-ordonnantie en vuurwerkverordening 1932 (I. S. 1932 n°. 143); het opsporen van de overtredingen der ordonnanties op den kinderarbeid en den vrouwennachtarbeid (I. S. 1925 nos. 647 en 648); het toezicht op de naleving der bepalingen van de industriobaan-ordonnantie (I. S. 1938 n°. 595). Toezicht op stoomioestell.cn. Het aantal in gebruik zijnde stoomtoestellen is ook in 1938 gestadig toegenomen. Onder de toestellen, welke gedurende deze periode in bedrijf genomen werden, bevonden zich vele nieuwe, terwijl de overige rband met de malaise voor korteren of langoren tijd buiten bedrijf gesteld waren geweest. Van de nieuw in gebruik genomen stoomtoestellen was + 41 % van Ncder lanilsch-lndisch fabrikaat, ± 27 % van Nederlandsch fabrikaat, terwijl di uit het buitenland afkomstig was. Vergelijkt men hiermede de overeenkomstige percentages over 1928, welke respectievelijk hebben bedragen 8 %, 31 % en 61%, dan blijkt hieruit duidelijk wolk' een groote vooruitgang gedurende de laatste 10 jaren ook op dit gebied van. de industrieele voortbrenging van Neder landsch-Indië heeft plaats gehad. Onder de toestellen, welke in 1938 nieuw in gebruik werden genomen, waren wederom vele, waaraan laschvcrbindingen voorkwamen. Het uitgevoerd laschwerk werd — waar noodig — aan een strenge keuring onderworpen. De onderzoekingen en beproevingen in kwestie werden, voor wat betreft de in Nederland vervaardigde toestellen, steeds verricht door het Neder landsche Stoomwezen, welke dienst een eigen laboratorium bezit, terwijl lijke keuringen voor toestellen, welke in Nederlandsch-Indië weiden ardigd, in Nederlandsch-Indië geschiedden door het Laboratorium voor Materiaal-onderzoek te Bandoeng. Met het in Nederlandsch-Indië uitgevoerd laschwerk kon in verschillende gevallen eerst genoegen worden genomen, nadat de betreffende langslaschnaden toestellen door middel van dwarsstrippen waren versterkt. Over het algemeen kunnen echter, gezien do resultaten, welke in de afgeloopen jaren door de Indische lasschers met hun ton opzichte van de lasschers in Europa geringe vóóropleiding reeds werden bereikt, ook voor het in Nederlandsch-Indië vervaardigde laschwerk de boste verwachtingen voor de toekomst worden gekoesterd. Voortgegaan werd met het onderzoek van het materiaal van ketels, welke 35 jaar of langer in gebruik waren geweest. De bij deze materiaalonderzoekingen verkregen cijfers waren in de meeste gevallen van dien aard, dat de ketels in OVERHEIDSBEMOEIENIS MET BEDRIJVEN 435 kwestie wederom op onverminderde stoomspanning in bedrijf konden worden genomen. In 7 % der gevallen moest echter in verband met de geconstateerde veroudering van het materiaal tot algeheele afkeuring worden overgegaan, terwijl voor sommige ketels het gebruik op een lagere stoomspanning dan de oorspronkelijke nog voor een bepaalden tijd kon worden toegestaan. Evenals in do, voorafgegane jaren werd wederom getracht, zooveel mogelijk de hand te houden aan de bij de wet voor de verschillende stoomtoestellen vast gestelde tijdsruimten tusschen twee opvolgende inspecties. Desondanks kon echter niet meer dan ± 70 % der stoomtoestellen aan een dergelijke periodieke inspectie worden onderworpen. Om de inspecties geregeld te doen plaats hebben, hetgeen uit veiligheidsoverwegingen zeer gewenscht is, zal dan ook een verdere personeelsuitbreiding noodig zijn. Toezicht op fabrieken en werkplaatsen. Bedroeg het aantal fabrieken on werkplaatsen in den zin van hot Veiligheidsreglement einde 1937 ± 6000, in den loop van 1938 steeg dit aantal tengevolge van de opleving in industrie en cultures tot + 6370. Ondanks de plaats gehad hebbende uitbreiding van hot corps met 1 ingenieur on 1 werktuigkundige, was het niet mogelijk het fabrickstoezicht met die intensiviteit uit te oefenen als uit een oogpunt van veiligheid wel gewenscht zou zijn; slechts ±' 60 % dor fabrieken werd geïnspecteerd. Teneinde echter met dit ontoereikend fabrickstoezicht nog zooveel mogelijk effect te bereiken werd het tot nu toe nagestreefde beginsel om iedere fabriek zoo mogelijk eens per jaar doch ten minste eens om de twoo jaren te bezoeken, losgelaten en werden in de eerste plaats die fabrieken bezocht, welke in verband met hun gevarenrisico een geregelde controle bezwaarlijk kunnen missen. Gedoeld wordt hier o.a. op de vuurwerk- en kapokfabriekon. waarin weliswaar niet dikwijls ongevallen plaats vinden, doch waar bij eventueele ongevallen de gevolgen daarvan meestal catastrofaal zijn. Zoo vond in Januari 1938 een explosie plaats in één der vuurwerkfabrieken in Midden-lava. waarbij 22 personen gedood en 23 gewond werden. Besloten werd om, voor zoover zulks mol de bestaande porsoneelsbez, mogelijk is, voorloopig bij wijze van proef de vuurwerkfabrieken 3 maal per jaar te inspecteeren, de petroleumbedrijven, suiker-, vezel- en machinefabrieken en de ateliers der spoorwegen minstens 2 maal per jaar en de overige bedrijven zoo vaak mogelijk, doch ten minste eens in de 3 jaren. Voorts werd getracht hot ongcvallongevaar in de velschillende bedrijven zooveel mogelijk te beperken door tegen de bedrijfsleiders, die in gebreke waren gebleven de door de inspecteurs gegeven voorschriften na te komen, met grootere gestrengheid op te treden dan tot nog toe het geval was geweest, waarbij in enkele gevallen tot stopzetting van het gevaarlijke, het onvoldoende dan wel het in het geheel niet beveiligd deel der installatie werd overgegaan. Zooals de zaken zich echter thans reeds laten aanzien, zal het met het huidige aantal inspecteurs, dat + 76 % bedraagt van hot aantal inspecteerende ambtenaren in 1932, niet mogelijk zijn ook de genoemde frequentie der fabrieks inspecties aan te houden en daarbij tevens voldoenden tijd uit te trekken. Een aanvang word gemaakt met do herziening van hot huidig veiligheids reglement. Aangezien ingevolge de ongevallenrege_ng aan do arbeiders of hun nagelaten betrekkingen bij bedrijfsongevallen een schadeloosstelling moet worden uitge keerd, is het wenschelijk ook de veiligheidsmaatregelen te verbeteren, welke ter voorkoming van ongevallen dienen te worden genomen. In de nieuwe veiligheidsvoorschriften zullen dan ook de resultaten der ervaringen worden opgenomen, welke tot dusver zoowel in Nederlandsch-Indië als elders werden opgedaan op het gebied van fabrieksbeveiliging, fabrieks hygiëne en op dat der bestrijding van hot industrieele ongevallen-gevaar. In samenwerking met do Politie werd vanwege het Veiligheidstoezicht een onderzoek ingesteld naar de wijze van opslag van munitie bij do vuurwapen handelaren; waar noodig werden nadere voorschriften gegeven. lil'. SOCIALE TOESTAND 436 Bij de inspecties van do vuurwerkfabrieken werd meermalen geconstateerd, dat bij de bereiding van lontkruit gehandeld word in strijd met de desbetreffende bepalingen. Volgens de belanghebbenden zou het anders niet mogelijk zijn lonten Ie vervaardigen, wolke voldoen aan de daaraan to stollen eischon mot betrekking tot het regelmatig branden. Deze omstandigheid was aanleiding om in samen ig met het Pyroteclmisch Laboratorium te Bandoeng ten aanzien van lontkruit.-bereiding uitgebreide proefnemingen te verrichten. De onderzoekingen hebben toen uitgewezen, dat de bezwaren der vuurwerkfabrikanten gegrond i en dat, indien de kruitbereiding niet — zooals o.a. in Nederland — machinaal geschiedt, ter verkrijging van goed lontkruit aan een overtreding in hoogergenoemden zin bezwaarlijk valt te ontkomen. Waar een machinale lontkruitbcreiding voor de vuurwerkfabrikant on in Indië te groote financieele lasten met zich zou brengen, en voorts gebleken is, dat het stampen van vochtig lontkruit in houten stampblokken en onder gebruik making van houten stampers als betrekkelijk ongevaarlijk kan worden beschouwd, werd toestemming verleend om laatstgenoemde methode (welke bekend staal als de z.g. Chineesche methode) bij de lontkruitbcreiding toe te passen. Met het onder toezicht brengen van de z.g. kleinbedrijven werd, voor zoover zulks met de geringe personeelsbezetting mogelijk was, voortgegaan. Onder die bedrijven bevinden zich o.a. ook de kleine sereh-oliefabrieken, in welke bedrijfjes meermalen ernstige ongevallen hebben plaats gehad. Deze veelal slechts uit één toestel bestaande sereh-olie-installaties worden thans krachtens art. 1, alinea (1), sub 2 van het veiligheidsreglement (kokende vloeistoffen) onder toezicht gebracht, ongeacht het feit of op grond van de ~stoomordonnantie en stoomverordening 1930" al dan geen akte van vergunning werd uitgereikt. Uit Britsch-Indië werd het verzoek ontvangen om inlichtingen inzake de door het Veiligheidstoezicht voor de Nederlandsch-Indische suikerfabrieken noodig geoordeelde voorzieningen met betrekking tot de fabriekshygiëno en de fabrieks beveiligingen. De betreffende voorschriften werden in uitvocrigen vorm verstrekt. Ook werd meermalen door verschillende landen om toezending verzocht van de door het Veiligheidstoezicht ten behoeve van de veiligheidspropaganda uitgegeven veiligheidsplaton, terwijl omtrent verschillende onderwerpen van veiligheids-technischeu an gedachten werd gewisseld. Evenals in de voorafgegane jaren, kon ook in 1938 een geregelde toename van het aantal electrische installaties worden geconstateerd. De electrificatie van de verschillende bedrijven, welke ook gedeeltelijk in de hand gewerkt is door voordeeliger electridteits-tarieven voor industrieele doeleinden van electriciteitsmaatschappijen, is in de laatste jaren dusdanig intensief geweest, dat zelfs in de malaise-jaren steeds een stijging van hot aantal ischo installaties viel te constateer en. Sinds het jaar 1929, dus 3 jaren na hot instellen van do electrotechnische inspoctio-afdooling van het Veiligheidstoezicht, is het aantal door die afdeeling te inspecteeren installaties voortdurend gestegen tot ongeveer lu-t dubbele aantal in bet jaar 1938. In 1929 waren voor het halve aantal installaties vier inspectcerende ambte naren beschikbaar; dit aantal werd ie de lijden van bezuiniging teruggebracht tot twee inspecteurs, over welk' aantal ook in 1938 slechts kon worden beschikt. Het behoeft wel geen uitvoerig betoog, dat deze zeer geringe personeelsbezetting, mede in verband met het groote aantal te inspecteeren objecten, verspreid over een zeer uitgestrekt gebied, tot een frequentie moest leiden, terwijl aan inspectie-aanvragen niet dan met veel vertragm | kon worden gegeven. Een bepaald systeem bij het inspecteeren was bij de electrotechnische inspectie-afdeeling dan ook welhaast niet mogelijk. Kon in de malaise-jaren nog volstaan worden met een geringe inspectie uentie, omdat de installaties door do intensieve inspecties in do vóór-malaise jaren over het algemeen in goeden toestand verkeerden, op den duur zal deze toestand zonder nadeelige gevolgen voor de veiligheid en do bedrijfszekerheid der electrische installaties niet gehandhaafd kunnen blijven, liet aantal ongevallen, OVERHEIDSBEMOEIENIS MET BEDRIJVEN 437 hoewel in absoluten zin nog betrekkelijk gering, is in 1938 in vergelijking met 1937 belangrijk gestogen (met + ; 60 %). Voorts zijn de meeste electrische installaties, welke in opzet goed waren, thans reeds dusdanig verouderd, dat verwacht mag worden dat oon gedeelte daarvan voor vernieuwing in aanmerking komt (voornamelijk de leidingaanleg). Tot deze vernieuwingen wordt echter in liet algemeen eerst dan overgegaan, indien zulks door het Veiligheidstoezicht wordt voorgeschreven. Deze omstandig heid onderstreept de wenscholijkheid om ook hier tot een intensiever toezicht over te gaan. ook in verband met de nieuwe veiligheidsvoorschriften op electrisch gebied. Deze nieuwe veiligheidsvoorschriften (A.V.E.) zijn in 1938 gereed gekomen on door den normalisatieraad in Nederlandsch-Indië in overleg met de Hoofd commissie voor de Normalisatie als normaalblad N 2004 uitgegeven. Met ingang van 1 Januari 1939 zijn die voorschriften algemeen als normen, zoowel voor den aanleg als voor het bedrijf van electrische sterkstroom-installaties in fabrieken en werkplaatsen als bedoeld in het Veiligheidsreglement, vastgesteld. Hiermede is een groote verbetering tot stand gekomen in de veiligheidswetgeving op het gebied der electriciteit, waaraan gedurende een groot aantal jaren door het Veiligheidstoezicht in samenwerking met de desbetreffende andere gouver nomcnteele en particuliere lichamen is gewerkt. In 1938 werden niet zoovele inspectie-reizen naar de Buitengewesten, welke zeer tijdroovend zijn, verricht. Toch werden namens de afdeeling Eloctriciteits wezen van het Departement van Verkeer en Waterstaat nog de electrische installaties van verschillende openbare electriciteitsbedrij ven in de Buitengewesten geïnspecteerd. Meer nog dan in 1937, werd in 1938 bij de inspecties aangedrongen op het vollediger nakomen van do wettelijke veiligheidsvoorschriften. Ook tegen over tredingen werd krachtiger opgetreden, terwijl hot verder gebruik van eenige electrische installaties werd verboden, zoolang niet geheel aan de wettelijke bepalingen was voldaan. Bij de nieuw opgerichte electrische installaties viel nog vaak de invloed van do slechte financieele tijdsomstandigheden te bespeuren en wel in dien zin, dat wel goede en deugdelijke materialen gebruikt worden, doch dat van deze materialen, wat de belasting betreft, hot uiterste verlangd werd. Van een royaler en ruimer opzet van de installaties kon over het algemeen niet gesproken worden. Voorts werd door eenige installateurs van electrische inrichtingen wederom getracht minder deugdelijke nieuwe installaties af te leveren; dit vond voor namelijk zijn oorzaak in de groote concurrentie, doordat wederom verschillende nieuwe installatic-bureaux werden opgericht, terwijl in enkele gevallen de reden lag in mindere routine en onvoldoende bekendheid met de veiligheidseisen en hij deze nieuwe installateurs. In deze gevallen van minder deugdelijke installaties werden do noodige maatregelen genomen om dit in de toekomst tegen te Van do mogelijkheid om adviezen, betreffende den bouw en de beveiliging van electrische installaties in to winnen, word veelvuldig gebruik gemaakt. Op het gebied der veiligheidspropaganda werd voortgegaan mot do verspreiding van veiligheidsplaten. Uitvoering der fabriekcn-ordonnanlie. In 1938 word van de definitieve sluiting van 5 suikerondernemingen aanteokoning gehouden. In verband met de in gang zijnde herschikking van het productie-apparaat luidden in vorige jaren in hel recht st reeks bestuurd gebied van -lava roods 21 ondernemingen haar bedrij! voor goed stilgelegd, zoodat dit aantal einde 1938 tot 26 was gestegen. Een verzoek- tot oprichting van een oassave-onderneming werd afgewezen. Aan de, bij G.B. 13 Dec. 1938 n°. 37 ingestelde suikercommissie werd opgedragen een onderzoek in te stellen nopens de vraag of en zoo ja, welke wijzigingen gewenscht zijn in do fabrieken-ordonnantie, in verband met de voor genomen invoering van de suikerconsolidatie-regeling 1941. DE STAATSINRICHTING 438 HOOFDSTUK VI DE STAATSINRICHTING A. DE REGEERING De Gouverneur-Generaal maakte in 1938 drie reizen, namelijk van 5 t/m 31 Maart naar Palembang, Oostkust, van Sumatra, Biouw en Onderhoorigheden Bangka en Billiton, van 2 t/m 13 Mei naar Oost- en Midden-Java en van 19 September t/m 16 October naar de Lampoengsche districten, Palembang, Benkoelen en Sumatra's Westkust, na voor den duur Zijner afwezigheid van don zetel des Bostuurs, ingevolge art. 14 der Indische Staatsregeling, het dagelijksch beleid der /.aken te hebben opgedragen aan den Vice-President van den baad van Nederlandsch-Indië, den heer 0. van don Bussche (I.S. 1938 nos. 119 en lól. 190 en 212, 530 en 614). Aan den Vice-President van den Baad van Nederlandsch-Indië, don heer ('. van den llussoho, is bij K.B. 14 Sept. 1938 n°. 54 op zijn verzoek, mot ingang van 21 November 1938, eervol ontslag uit 's Lands dienst verleend, onder dankbetuiging voor de Beer gewichtige diensten, door hem gedurende vele jaren aan den Lande bewezen, terwijl bij K. B. 24 Oct. 1938 n°. 59 in zijn plaats als zoodanig is benoemd de hoer Mr. H. J. Spit, lid van dien Baad. In de daardoor ontstane vacature van lid van den Baad is met ingang van 21 November 1986 benoemd de hoer ü. F. de Bruijn Kops, Directeur van Financiën (K. B. 24 Oct. 1938 n°. 59). liet lid van den baad van Nederlandsch-Indië, do heer dr. F. H. Visman, is bij G.B. 23 NöV. 1938 n°. 21, overeenkomstig zijn verzoek, eervol ontheven van het hem bij G.B. 4 Juli 1936 n°. 30 opgedragen toezicht op de verdere door voering van de bestuürshervorming, onder dankbetuiging voor de door hom in deze hoedanigheid aan don Lande bewezen belangrijke diensten. Op 22 Februari 1988 bad. ingevolge K. B. 11 Febr. 1938 (N. S. n°. 180; I. S. n°. 99) do plechtige afkondiging plaats van do wijzigingen aangebracht in de Grondwet bij de /es wetten van 19 Jan. 1938 (N. S. en I. S. nos. 100 —105), welke in werking zijn getreden op -lava on Madoera op klokslag middernacht tusschen 28 en 21 Maart, en elders in Nederlandsch-Indië op klokslag midder nacht tusschen 1 on 2 Juni 1938. Het K. B. 25 Febr. 1988 (N. S. n°. 300) ter bekendmaking van den tekst der herziene Grondwet is opgenomen in I. S. 1938 n°. 144. Bij de wet van 4 Aug. 1938 (N. S. n°. 900 en I. S. n°. 618, j". N. S. n°. 983 en I. S. n°. 652) zijn, met ingang van 1 December 1938, do, artikelen 40, 124, 125, 128, 129 en 14(1 van do Indische Staatsregeling on artikel 4 van de Indische Mijnwet gewijzigd. DB VOLKSRAAD 439 B. DE VOLKSRAAD In 1938 hield de Volksraad twee gewone en drie buitengewone zittingen. Do gewone zittingen waren de tweede gewone zitting 1937—1938 (10 Januari 1938—19 Februari 1938) en de eerste gewone zitting 1938—1939 (16 Juni 1938—13 September 1938). De eerste buitengewone zitting 1937—1938 (21 Februari 1938—24 Februari 1938) was noodig voor de afhandeling van eenige tijdens de tweede gewone zitting aangeboden ontwerpen. De tweede buitengewone zitting 1937—1938 (28 Maart 1938—6 April 1938) diende in hoofdzaak tot openbare behandeling van voorstellen tot regelin de financieele verhouding tusschen het Land on de openbare gemeenschappen, welke behandeling door een bijzondere commissie uit den Baad was , In de eerste buitengewone zitting 1938—1939 (28 November 1938 —1 December 1938) behandelde do Volksraad voorstellen tot verlenging van de rabberrestrictie, na voorbereiding door het College van Gedelegeerden. In de tweede gewone zitting 1937—1938 en de daarop aansluitende eerste buitengewone zitting werden verscheidene ontwerpen van aanvullende begrooting voor 1938 aan het oordeel van den Baad onderworpen. 'Daarvan betroffen de belangrijkste: besteding van de f 25 millioen-bijdragc van Nederland voor weivaartszorg (Ond. 136, Afd. I, II en VII); militaire marine,, scheepvaart. , n (Ond. 138, Afd. IX) en storting in en besteding van het rubberfonds en defensie (Ond. 139, Afd. UIA, VIII en IX). Wat de marine aangaat, was in laatst genoemde aanvullende begrooting een nieuwe regeling van verdeeling der vlootkosten begrepen. In deze zitting kwamen nieuwe salarisvoorstellen van de Regeering, de z.g. B. B. L. 1938 en M. B. B. 1938 (Ond. 119), aan de orde, na onderzoek door een commissie van voorbereiding' uit den Baad. Talrijke wenschen werden voorgebracht, hetzij in don vorm van een motie, hetzij samengevat in oen verzamelstaat van voorstellen tot wijziging. In dezen staat waren 113 voorstellen vervat; van do 24 ingediende moties werden er 10 aangenomen. Aan sommige dezer wenschen heeft de Regeering gevolg geven. De Volksraad vereenigde zich in de tweede gewone zitting, na uitvoerig debat en wijziging zoowol door do Regeering als door het College, met 14 ontwerp-ordonnanties tot herziening en hernieuwde afkondiging van de heerendienst-ordonnanties Buitengewesten (Ond. 120). Op grond van een deel der door den Volksraad aangebrachte wijzigingen, waaronder een amendement strekkende om een termijn van tien jaren voor de algeheele afschaffing van de ,idionsten te bepalen, bleek do Begeering bezwaar te hebben de ordonnanties vast te stellen, weshalve Zij deze in de eerste dagen van de eerste gewone zitting 1938—1939 aan den Volksraad terugzond met uitnoodiging tot herbehandeling (zie hieronder bij eerste gewone zitting 1938—1939). Verder werden enkele ontwerp-ordonnanties en -aanvullende begrootingen, nhangende met de bestuurshervorming, aan den Volksraad aangeboden, waaronder de stadsgemeente-ordonnantie Buitengewesten (Ond. 116), de instelling groepsgemeenschappen .Minangkabau en Bandjar (Ond. 125), alsmede de hooger genoemde regeling van de financieele verhouding (Buitengewesten Ond. 133, Java en Madoera Ond. 134; aanv. begr. Ond. 156, 163 en 165). De ontwerp-sfadsgeiiiccnte-ordonnautio on de ontwerpen betreffende de instelling van de eerste groepsgemeenschappen in de Buitengewesten werden nog in de tweede gewone zitting aangenomen, zij het met enkele amendementen. l>e behandeling van de regeling der financieele verhouding werd tot de tweede buitengewone zitting uitgesteld, in welke, zitting het College zich met de Kegoeringsvoorstollon vereenigde. Verder mogen uit de tweede gewone zitting nog enkele door den Volksraad nomen ontwerp-ordonnanties vermeld worden als een out worp-ordonnantie tot toekenning van passief kiesrecht aan de vrouw voor de (stads) gemeente raden (Ond. 122), een ontw orp-tlieerostrictie-ordonnantie (Ond. 126) en een ontwerp-ordonnantie tot instelling van een defensie-uitvoerrecht (Ond. 118). De behandeling van laatstgenoemd ontwerp gaf aanleiding tot indiening en DE FINANCIEELE TOESTAND 44 Pachten. Pandhuizen in de Buitengewesten. Wegens het verstrijken van de loopende pachtovereenkomsten vond in 1938 verpachting plaats van het recht tot het houden van particuliere pandhuizen in de residentiën Wester afdeeling van Borneo, Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, Djambi, Molukken en Timor en Onderhoorigheden. In het algemeen werd in de gevallen, dat voor het driejarig tijdvak hooger werd geboden dan voor het éénjarig tijdvak, tot een driejarig pachtcontract overgegaan. De biedingen, waarvoor werd gegund, waren een weinig hooger dan die van het voorafgegane tijdvak, namelijk f 13 835, tegen f 13 518 in het vorig jaar. Op 1 Juli 1938 werd overgegaan tot opening van een nieuw pandhuis te Moearaboengo (res. Djambi). Te Bandjermasin (res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) werd een clandestien pandhuis gesignaleerd. De zaak is nog in onderzoek bij de politie. Te Tarakan (res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) werd het bestaan van twee clandestiene pandhuizen geconstateerd. De overtreders werden veroordeeld tot- geldboeten van respectievelijk f 40 en f 175. Verkoop van arak en andere sterke dranken in het klein in het tolvrije gebied van de 7-esidentie Riouw en Onderhoorigheden. De in 1938 gedane biedingen, waarvoor werd gegund, bedroegen f 58 380, tegen f 67 530 in 1937. Dit naar verhouding vrij belangrijke verschil ten bedrage van f 9150 moot worden toege schreven aan ongemotiveerd opdrijven door gegadigden onderling bij de voor het tijdvak 1 April 1937 tot en met 31 Maart 1938 gehouden verpachting (zie Verslag 1938, blz. 39), zoomede aan het gebruik van zeer goedkoope Chineesche biersoorten, waardoor het verbruik van arak is verminderd. Verkoop van laroe te Koepang (res. Timor en Onderhoorigheden). Het recht tot dezen verkoop werd gegund voor f 2190, tegen f 2955 in 1937. De opbrengst van de verpachtingen bedroeg in 1938 in totaal f 74 405, tegen f 84 003 in 1937. Vergunningen tot het houden van Chineesche speel- en dobbeltafels. De licentiën tot het houden van Chineesche dobbelspelen brachten f 77 550 op, tegen f 97 450 in 1937. of f 19 900 minder. i. Heerendiensten De heerendienstregelingeu in de gewesten Atjeh en Onderhoorigheden, Oostkust van Sumatra, Tapanoeli, Sumatra's Westkust, Djambi, Benkoelen, Palembang, Lampoengsche Districten, Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, Celebes en Onderhoorigheden, Manado, Molukken, Timor en Onderhoorigheden en Bali en Lombok zijn opnieuw afgekondigd in I. S. 1938 nos. 491 t/m 504. 5. De Indische Bedrijvenwet Overgegaan werd tot de samenvoeging van het Landsbedrijf van de Gouver nements Kma- en thee-onderneming te Tjinjiroean en 's Lands Caoutchoucbedrijf tot één bedrijf, genaamd: de Gouvernements Landbouwbedrijven (I. S. 1938 n°. 354). Voor de Landshavenbedrijven te Makassar, Emmahaven, Belawan, Semarang, Tandjoengpriok en Soerabaja werden voor de jaren 1938 tot en met 1942 de afschrijvingspercentages voor de verschillende groepen van activa opnieuw vast gesteld (I. S. 1938 n°. 154). Evenzoo vond voor de periode 1938 tot en mot 1942 hernieuwde vaststelling plaats van de afschrijvingspercentages voor de Opiumfabriek, het Beproductie bedrijf van den Topografisch en Dienst en den Pandhuisdienst (I. S. 1938 g» 686). Voor de jaren 1937 t/m 1941 zijn regelen vastgesteld betreffende de reserve rekening voor groote herstellingen ten aanzien van de Landshavenbedrijven te Emmahaven, Belawan, Makassar, Semarang, Tandjoengpriok en Soerabaja (I. S. 1938 n°. 153). DE STAATSINRICHTING 440 vervolgens aanneming van een motie-Verboom, houdende verzoek aan de Begeering om een becijfering over te leggen van de kosten, welke gemoeid zullen zijn met de opvoering van de Indische defensie tot een zoodanig peil als de Begeering onder de gegeven omstandigheden geboden acht en op basis van die becijfering met het College in overleg te treden omtrent de wijze, waarop die uitgaven zullen moeten worden gefinancierd. De ordonnantie zelve was tijdens de behandeling belangrijk door de Begeering gewijzigd. Naar aanleiding van het tijdens de eerste gewone zitting 1937—1938 ingediende initiatief-voorstel-Van Baaien (Ond. 10), dat aan de leden van den Volksraad pensioen wilde toekennen, deelde de Begeering mede niet tot de overtuiging te zijn gekomen, dat het tot stand brengen van de voorgestelde pensioenregeling een redelijke daad van wetgeving zou zijn. Niettemin werd het voorstel, nu bij nota van wijziging te zijn gewijzigd, door het College met 23 stemmen vóór en 20 stemmen tegen aangenomen. Tenslotte verdient vermelding, dat in de tweede gewone zitting werd over gegaan tot een belangrijke wijziging van 's Baads reglement van orde (I. S. 1938 n . 26), o.a. met betrekking tot de wijze van behandeling van ontwerpen. Dank zij deze wijziging kon het afdeelingsonderzoek van de ontwerpen betreffende de financiëele verhouding achterwege blijven, waardoor de eerste buitengewone zitting 1938—1939 tot een tiental dagen werd beperkt. Ii ij den aanvang van de eerste gewone zitting 1938—1939 (15 Juni 1938) werd het 20-jarig bestaan van den Volksraad herdacht in de openingsrede van den Gouverneur-Generaal en, in dezelfde plechtige bijeenkomst, door 's Baads voorzitter. In hot op dien datum verschenen jubileum-werk „Tien jaar Volksraad arbeid, 1928 —1938" en in een later verschenen uitgave van de Generale Thesaurie: „Het tweede tiental begrootingen met den Volksraad, 1929 —1938" werden allerlei wetenswaardigheden over het tweede decennium van 's llaads bestaan opgenomen. In de eerste gewone zitting 1938—1939 kwam bij de algemeene beschou wingen over de ontwerp-begrooting 1939 wederom een zekere ontevredenheid tot uiting over de naar het oordeel van verscheidene leden te ver gaande inmenging van het Opperbestuur in Indische inwendige aangelegenheden. Als voorbeelden werden o.a. genoemd de indiening van lid ontwerp betreffende de tinfusie bij de Sta ten-Generaal, alsmede de beslissingen inzake de pensioenkorting en het luchtverkeer met Australië. De binnenlandsche politieke toestand werd over het algemeen bevredigend geacht; hoewel te dezen aanzien nog veel opmerkingen worden gemaakt, achtte men de situatie veel verbeterd, vergeleken bij den toestand in de vorige bestuursperiode. Wat den economischen toestand betreft, werd het betreurd, dat de Regeering, toen in 1938 de conjunctuur nog verslechterde, niet beschikte over een vast omlijnd economisch plan, waardoor aan do nieuwe moeilijkheden beter het hoofd zou kunnen worden geboden. Verscheidene leden onderwierpen den samenhang tusschen export en industrie nog ei oen uitvoerige beschouwing. Tegen over de meening, dat krachtige industrie, geboden is om aan het Indische economische bestel den noodigen weerstand ie verleenen, stelde men anderzijds, dat deze industrie op zeer omzichtige wijze tot si and zal moeten komen, wil daaruit niet een blijvende honadeeling van den Indischen export voortvloeien. Uitvoerig sprak een deel der leden over bevordering van de volkswelvaart en verbetering van het loonpeil. Een door den Raad aangenomen motie-Thamrin noodigde de Regeering uit gegevens betreffende door verschillende ondernemingen betaalde nominale loonen over te leggen (Ond. I—Afd. II: st. 9). Ook de stand van 's Lands financiën leverde veel stof tot debat. De omstandigheid, dat de Regeering nog niet gereed was met een indertijd toe gezegd onderzoek naar de mogelijkheid tot verkrijging van regelmatiger inkomsten uit de winning van aardolie eenorzijds en de verhooging van eenige, op de economisch reeds zoo zwakke massa drukkende belasting anderzijds., leidde tot de aanneming van con amendoment-Thamrin c.s. tot vordering van een extra bijdrage voor 1939 van de in Indië werkende aardoliemaatschappijen, in DB VOLKSRAAD 441 afwachting van de totstandkoming van oen definitieve regeling (Ond. 1 — Afd. III: st. 10). O]) grond van de groote vermeerdering der kosten van de weermacht werd er op aangedrongen deze zeer bijzondere uitgaven niet op de gewone wijze te financieren, maar uit een defensie-leening te bestrijden. Voorts werd bepleit voor de defensie een kostenverdceling tot stand te brengen, welke in overeen stemming zou zijn met de financieele en economische draagkracht van Nederland en Indië. Het College stond een krachtig defensiebeleid voor, waarbij in geval van een internationaal conflict niet zal worden gerekend op steun van andere mogendheden. Overigens had het groote waardeering voor hetgeen reeds bij de verbetering van leger en vloot was bereikt. Een ook in vorige jaren uitgesproken verlangen, ook hoogere functies in Overheidsdienst door Inheemschen te doen bezetten, kwam ditmaal tot uit drukking in een motie-Soetardjo c.s., welke de Regeering uitnoodigde de practische opleiding van Inheemsche krachten tot vervulling van leidende betrekkingen op de departementen van algemeen bestuur en andere centrale L andskantor en doelbewust te bevorderen (Ond. 1 — Alg. Ged.: st. 8). Langdurig werd voorts stilgestaan bij sociale wetgeving, werkloozenzorg, positie van het Inlandsch bestuur — zulks naar aanleiding van door de Regeering voorgestelde versterkingen van het Europeesch bcstuurskorps —, politieke vrij heid van de ambtenaren, onderwijspeil, subsidieering van het particulier onderwijs en regeling van don radio-omroep. Een motie-Van Lonkhuyzen c.s. drukte den wensch uit tot instelling van een instantie voor bemiddeling bij geschillen tusschen werkgevers en werknemers (Ond. 1 — Afd. II: st. 8). Een motie-Blaauw c.s. stelde nadrukkelijk als de meening van het College vast, dat door de Overheid aan de uitoefening van staatsburgerrechton ook ten opzichte van Haar dienaren geen verdere beperkingen mogen worden gesteld dan die op grondwet en wet gegrond (Ond. 1 — Afd. IV: st. 15). Do wensch om te komen tot de oprichting van een litteraire faculteit uiterlijk in 1940 was belichaamd in oen door het College aangenome» motie-Thamrin c.s. (Ond. 1 — Afd. V: st. 13). Op de hoofdbegrooting 1939 werden 8 amendementen ingediend, waarvan ei 1 weid aangenomen, 4 werden verworpen en 3 ingetrokken. Do Regeering nam het aangenomen amendement niet over. Tijdens de eerste gewone zitting 1938 —1939 deed de Volksraad verder een nieuwe begrooting af: afdeeling IVA, „Landstreken in de Buitengewesten", overeenkomstig het terzake in 1936 aanvaarde beginsel strekkende tot inpassing van landstreckbegiootingen in de Landsbegrooting. Van de 30 aan 's Raads oordeel onderworpen aanvullende begrootingen golden de voornaamste de defensie (Ond. 44), een uitkeering aan hefc kapokfonds ter versterking van de positie van de kapokcultuur (Ond. 50 on 51), verhooging van de aan de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart .Maatschappij toegekende subsidie (Ond. 59), uitbreiding van havenwerken te Tandjoengpriok (Ond. 61), een derde storting in let rubberfonds (Ond. 62), oprichting van een landbeuwonderneming van gouvernementswege op Nieuw-Guinea (Ond. 63 en 66) en werken ter verbetering; van den in verband met het gevaar voor malaria voorziening eischonden toe te Tandjoengpriok (Ond. 67 en 68). In hetzelfde tijdvak (15 Juni—l 3 September 1938) behandelde het College in pleno 6 wetsontwerpen, 3 ontwerpen van algemeenen maat regel van bestuur en 27 ontwerp-ordonnanties. Do belangrijkste dezer ontwerpen zijn: a. ontwerp van wet inzake toetreding tot het ontwerp-vordrag betreffende de regeling van zekere bijzondere stelsels van werving van arbeiders (Ond. 28); b. ontwerp ongcvallenbesluit (Ond. 36); c. ontworp-ordonnantie tot wijziging van de samenstelling van den stadsgemeenteraad van Batavia (Ond. 4; zitt. 1937 — 1938, Ond. 181); d. ontwerp-bestuursacademie-ordonnantio (Ond. 5; zitt. 1937—1938, Ond. 184); e. ontwerp-Inlandsche gemeente-ordonnantie Buiten gewesten (Ond. 8; zitt. 1937 —1938, Ond. 189); f. 14 ontwerp-ordonnanties tot herziening en hernieuwde afkondiging van de heerondienstregelingen in de Buiten gewesten (Ond. 19), tweede behandeling van de in het vorig zittingsjaar DE STAATSINRICHTING 442 endeerd aangenomen ontwerpen, tegen vaststelling waarvan de Regeering bezwaar had (zie boven); g. ontwerp-geldschietersordonnantie 1938 en ontwerp rordoiinantic 1938 (Ond. 20); h. ontworp-ongcvallonordonnantie 1938 (Ond. 37); i. ontwerp-ordonnantie tot wijziging en aanvulling van de Volksraad kiesverordening 1926 (Ond. 56). De Volksraad kon zich met deze en de andere door hom in behandeling ion ontwerpen vereenigen. Toepassing van de conflictenregeling deed zich in de eerste gewone zitting 1938 —1939 niet voor. Hierbij zij opgemerkt, dat do ring de ter herbehandeling aangeboden ontwerp-ordonnanties betreffende de hoerendiensten in de Buitengewesten voor zoover mogelijk had aangepast aan de bij do eerste behandeling in den vorm van amendementen kenbaar gemaakte wenschen van den Raad. Gedurende hot tijdvak 15 Juni—l 3 September 1938 wo-d nog een initiatief voorstel ingediend door den heer Thamrin c.s., ter verkrijging van verhooging van het in de Bijlage B van de Indische tariefwet geregeld uitvoerrec rubber, alsmede tot buitenwerkingstelHing van artikel 16 der Indische comptabili teitswet ten opzichte van die verhooging (Ond. 46). De voorstellers wilden de ering, op andere wijze dan Zij zich bij de ontwerp-begrooting voor 1939 had gedacht, helpen aan de noodzakelijke versterking der middelen. Aangezien vel de door de Regeering voorgestelde belastingverhoogingen op het tijdstip van behandeling van hot initiatief-ontwerp reeds door den Volksraad waren aanvaard en de Regeering oen verhooging van. het uitvoerrecht op rubber verre van redelijk achtte, trokken do onderteekenaren hun voorstel in. In dezelfde periode nam het College het reeds in 1937 ingediende, doch toenmaals in overleg met de onderteekenaren aangehouden initiatief-voorstel-Wirjopranoto c.s. lot wijziging van de zetelverdeeling in de stadsgemeenteraden en gemeenteraden in Nederlandsch-Indië (Ond. 22; zitt. 1937—1938, Ond. 78) in behandeling. De baad verwierp het voorstel, mof, aanneming evenwel van een motie-Soetatdjo (Ond. 22 — st. 3), waarin de Regeering werd uitgenoodigd de samenstelling van de (stads)gemeenteraden met bekwamen spoed in dier voege te herzien, dat in de daartoe in aanmerking komende raden een gelijk aantal zetels aan Inheemschen en Nederlanders wordt, toegekend en in de andere (stads)gemeente raden het aantal zetels der Nederlanders tot do kleinst mogelijke meerderheid wordt teruggebracht. In de eerste gewona zitting 1938—1939 vereenigde do Volksraad zich zonder beraadslaging met oen pctitie-voorstel-Van Lonkhuyzen, strekkende tol vulling van de Volksraadpositieregeling 1926 met een pensioenregeling vooi afgetreden loden (Ond. 33). De petitie beoogde hetzelfde als het in 1937 ingediende initiatief-voorstel-Van Baaien (later: Van Lonkhuyzen), dat in de tweede gewone zitting 1937—1938 werd behandeld en aangenomen (zitt. 1937 — 1938, Ond. 10, zie boven), doch waartegen de Regeering bezwaar had. Ter gelegenheid van hot veertigjarig Regeoringsjubileum besloot de Volksraad een ontwerp-adres van hulde en gelukwonsch aan Hare Majesteit de Koningin aan te bieden. Aan de oud-voorzittors van den Raad, Dr. J. C. Koningsberger, Mr. Dr. W. M. G. Schumann, Prof. Mr. A. Neytzoll do Wilde en Dr. J. W. Meyer Ranneft werd verzocht het adres aan Hare Majesteit te overhandigen. Tenslotte werd in het tijdvak 15 Juni—l 3 September 1938 nog een inter pellatie-—lruyne gehouden over een malaria-explosie te Tandjoengpriok (Ond. 57), hetgeen leidde tot erkenning door de Begeering van de noodzaak bijzondere assaineeringsmaatregelen te treffen. Zij diende tot dat doel ecu tweetal aan vullende begrootingen in (Ond. 67 en 68). Tn de daartoe krachtens het bepaalde bij artikel 62, lid 6, der Indische -regeling op verlangen van 2(1 leden uitgeschreven eerste buitengewone zitting 1938—1939 (28 November 1938—1 December L 988) nam de Voll een outwerp-rubbeiTestrictie-ordonuantie 1939 (Ond. 75) aan. nadat het ontwerp tijdens de behandeling door de Regeering was gewijzigd. Door zijn stem te geven aan een motie-Verboom, drong het College er bij de Re op aan bij de onderhandelingen over een verdere verlenging van do internationale restrietie nkomst alles in het werk te stellen, opdat aan Nederlandsch-Indië ten DB VOLKSRAAD 443 volle het quotum zal worden toegewezen — zoowel voor bevolkings- als onder iiemingsrubber —, dat het naar billijkheid toekomt (Ond. 75 — st. 12). Van de door het College van Gedelegeerden behandelde ontwerp-ordonnantics van het zittingsjaar 1937 —1938 kunnen genoemd worden: a. ontwerp-ordonnantie tot wijziging van de pelgrimsordonnantie (Ond. 12); b. tot wijziging en aan vulling van de bepalingen betreffende do zeden in liet wetboek van strafrecht (Ond. 124); c. tot opheffing van enkele binnen de stadsgemeente Malang gelogen Inlandsche gemeenten (Ond. 132); d. tot nadere wijziging van do erfpachts-ordonnantie voor de zelfbesturen in de Buitengewesten (Ond. 168); e. tot samenvoeging van de gouvernements kma- en thee-onderneming te Tjinjiroean en 's Lands caoutchoucbedrijf (Oud. 170); f. ontwerp-suikeruitvoer ordonnantie 1938 (Oud. 174); ;/. ontwerp-Buikerinvoer-ordonnantie 1938 (Ond. 178); h. ontwerp-ordonnanties tot instelling van de stadsgemeenten Padang, Fort de Koek en Bandjermasin (Ond. 191). Menige der door het College van Gedelegeerden behandelde ontwerpen van liet zittingsjaar 1938—1939 zijn: a. ontwerp-ordonnantie tot verlenging van den werkingsduur der Buikerovergangsregeling en tot opschorting der inwerking treding van de suikerconsolidatie-regeling (Ond. 69); b. ontwerp-industriebaan ordonnantie (Ond. 2; zitt. 1937 —1938, Ond. 177); c. ontwerp-ordonnantie tot regeling van de inhouding, enz. op bezoldiging en pensioen van ambtenaren (Ond. 3); d. tot wijziging en aanvulling van de vuiirwajienregoluigen. enz. (Ond. 72); e. tot wijziging on aanvulling van de wegverkeersordonnantie (Ond. 74); ƒ. tot nadere wijziging on aanvulling van de ordonnantie op de inkomstenbelasting 1932 (Ond. 82). Ten aanzien van al deze en de overige ontworpen van ordonnantie werd, al dan niet na amendeering, tusschen de Begeering en het College overeenstemming bereikt. Het College van Gedelegeerden verrichtte o.a. werkzaamheden ter voor bereiding van de behandeling van een ontwerp-ordonnantie tot regeling van de inrichting van de Bestuursacademic, welk ontwerp door den Volksraad werd voorbehouden (zitt. 1937—1938, Ond. 184; zitt. 1938—1939, Ond. 5, zie boven). Omtrent de in 1938 gehouden zittingen van don Volksraad volgen hierondei eenige cijfers, waarbij ter vergelijking tusschen haakjes de cijfers van overeen komstige gewone zittingen in de drie voorafgegane jaren zijn vermeld. Gedurende 1938 worden 215 verzoekschriften bij don Volksraad ingediend en richtten leden van het College 126 schriftelijke vragen tot de Begeering, waarvan 49 ter mondelinge beantwoording. Van laatstbedoelde vragen werden in 1938 38 mondeling en 9 schriftelijk beantwoord. De volgende onderwerpen waren in 1938 bij den Volksraad in pleno aan hangig en werden in dat jaar afgehandeld, met uitzondering van 1 ontwerp algemeenen maatregel van bestuur, 2 hegrootingsrekeningen, 1 ontwerp ordonnantie en 2 jaarverslagen, welke tot de volgende zitting moesten worden aangehouden. DX STAATS INRICHTING 444 De Volksraadpositieregeling 1926 is nader gewijzigd (zie I. S. 1938 n". 118). De Volksraadkiesverordening 1920 is nader gewijzigd (zie I. S. 1938 nos. 522 en 720). Do bezoldigingen van den secretaris en het overig personeel van den Volksraad zijn herzien (zie I. S. n°. 152). ') Met uitzondering van .". ontwerpen uil 1984, waarvan de memorie van antwoord nog niet is verschenen. DE DEPARTEMENTALE ORGANISATIE 445 C. DE DEPARTEMENTALE ORGANISATIE De heer Mr. K. L. J. Enthoven, wien in den loop van 1937 een verlof was verleend naar Europa, werd met ingang van 16 Juni 1938 weder tot Directeur van Justitie benoemd. Op denzelfden datum trad Mr. Enthoven tevens weder op als Voorzitter van den Baad van Departementshoofden. Na de benoeming van den Directeur van Financiën, den heer G. F. de Bruijn Kops tot lid van den Baad van Nederlandsch-Indië, werd met ingang van 21 November 1938 benoemd tot Directeur van Financiën do heer L. Götzen, die tevoren de betrekking bekleedde van Thesaurier-Generaal. De heer Ir. Ch. F. van Haeften, wien in den loop van 1937 een verlof naar Europa was verleend, werd met ingang van 26 Maart 1938 weder tot Directeur van Verkeer en Waterstaat benoemd. De afdeeling „Bestuurszaken der Buitengewesten" van het Departoi van Binnenlandsch Bestuur is opgeheven, terwijl een nieuwe afdeeling „Algemeene Bestuurszaken" is gevormd (I. S. 1938 n°. 659). DE STAATSINRICHTING 446 D. HET BESTUUR Hei Europeesch bestuur. De organisatie van het Europeesch bestuur onder- ging in 1938 voor wat betreft Java en Madoera geen wijzigingen; in de Buiten gewesten werd met ingang van 1 Juli 1938 de bestuurshervorming doorgevoerd door de instelling van de gouvernementen Sumatra, Borneo en Groote Oost (zie blz. 447 van dit Verslag). In 1938 werden 56 afgestudeerde Indologen naar Indië uitgezonden. Einde van dat jaar hadden de overgebleven 8 afgestudeerden reeds een aanzegging ontvangen om zich naar Indië te begeven. Evenals in vorige jaren werden ook in 1938 eenige ambtenaren van de oude drie-iarige opleiding in de gelegenheid gesteld een der doctorale examens Lndologie af te leggen. In 1938 werden 55 jongelieden als candidant-Tndisch-ambtenaar aangewezen onder het genot van een jaarlijksche toelage van f 300 (voor collegegelden). Inlandsch bestuur. Op 24 October 1938 werd te Batavia de Bèstuurs academie geopend. (1. S. 1938 nos. 435, 534, 535 en 536). Voor de eerste maal werd in 1938 een 15-tal Inlandsche bestuursambtenaren aangewezen om de studie aan de Bestuursacademie te volgen. Me regeling van do aan de Inlandsche hoofden in de afdeeling Groot-Atjeh toe te kennen belooningen is gewijzigd (I. S. 1938 n". 193). Het bestuur over Vreemde Oosterlingen. Ten aanzien van dit bestuur vallen over het jaar IV'dtJ geen bijzonderheden te vermelden. De interneeringskampen in Bovcn-Digocl. Gedurende 1938 werd de ïnter neering van 85 personen opgeheven, die allen — op één na — van Boven-Digoel zijn vertrokken. In dat jaar vertrok eveneens een zestal personen, waarvan de interneering reeds in 1937 was opgeheven, doch die om verschillende redenen badden verzocht nog eenigen tijd te Tanah Merah te mogen blijven. Zeventien personen werden op eigen verzoek van Tanah Tinggi naar Tanah Merah over gebracht, terwijl 26 nieuwe geïnterneerden te Tanah Merah aankwamen. Tanah Merah vormt thans een geconsolideerde maatschappij van geïnter len, die tegenover het Bestuur een normale houding aannemen. Te Tanah Merah zijn 277 door geïnterneerden gebouwde woningen aanwezig; twee huizon zijn vanwege de Migool-kas gebouwd, terwijl een tweetal geïnter neerden oj) het Bestuursterrein verblijven in verband met hun werkzaamheden ten behoeve van de electrische verlichting. Voor de 340 geïnterneerden zijn derhalve thans 280 woningen ter beschikking, welke allo met zink gedekt zijn. Nieuwe huizen worden alleen gebouwd, wanneer de bestaande woningen bouwvallig worden. Door het groot aantal teruggezonden personen in 1938 was nieuwbouw niet noodig. Echter kunnen nieuwelingen, die prijs stellen op een eigen gebouwd huis, het daarvoor benoodigde zink van het Hoofd van plaatselijk bestuur bekomen. Een nieuwe bestuursgoedang voor den opslag van levensmiddelen, waarin o.m. ook het postkantoor, het kantoor van het kamponghoofd en van den w-ik-ma zullen worden ondergebracht, is nagenoeg gereed. In samenwerking met den Gezondheidsdienst houdt het Bestuur toezicht op de orde en de netheid van het kamp. waarbij voldoende medewerking wordt ondervonden. Te Tanah Tinggi zijn voor de overgebleven 29 geïnterneerden 37 woningen beschikbaar, benevens oen schoolgebouw, dat tevens als vergaderlokaal wordt gebezigd. De gezondheidstoestand v.-m de geïnterneerden in 1938 was bevredigend. Malaria kwam nog voor, doch was minder kwaadaardig dan in de beginperiode. Kaai aanleiding van bot voorkomen van mijn worm bij enkele geïnterneerden zijn verbeteringen aangebracht in de faecaliën-afvoer. De beoefening van sport werd voortdurend aangemoedigd. In 1938 kwamen 2 sterfgevallen voor, waarvan één van een geïnterneerde. HET BESTUUR 447 Verscheidene werkwilligen en naturalisten zonden hun kinderen in het belang van de opvoeding naar Java of elders. Daardoor liep het aantal leerlingen Aan de standaardschool terug. Door gebrek aan leerlingen hebben twee particuliere onderwijzers om indeeling bij de daggelders verzocht. Einde 1088 gaven 9 huis onderwijzers les aan 37 leerlingen uit 21 gezinnen. De standaardschool, de officieele school van het interneeringskamp te Tanah Merah, telde 49 leerlingen, onder wie kinderen zoowol van werkwilligen als van naturalisten. Van de 369 geïnterneerden in de beide kampen waren 189 personen als dag- of maandgelder werkzaam, 141 personen genoten van 's Landswege voeding in natura, 29 voorzagen min of meer volledig in bun onderhoud door de uitoefening van een of ander vrij beroep, zooals barbier, kleermaker, kleinhand fotograaf, enz., terwijl 5 invaliden geldelij ken steun ontvingen. Ten aanzien van de overigen werd op andere wijze in hun onderhoud voorzien. De naturalisten, die zich volop met den landbouw of de vischvangst kunnen bozig houden, kunnen voor hun product afzet vinden ba het kamp. Door de uitbreiding van het garnizoen en van het personeel van de Mijnbouw Maatschappij Nederlandsch Nieuw Guinea (M.M.N.N.G.), welke Maatschappij te Tanah Merah haar basiskamp heeft, zoomede door den aanleg van hel vliegterrein, dat einde 1938 gereed kwam, is de gelegenheid voor bijverdienste voor de geïnterneerden belangrijk uitgebreid. In 1988 arriveerden te Tanah Merah enkele door de M.M.N.N.G. gechai K.P.M.-schepen, terwijl oen enkele maal ook vliegbooten van do Marine op de Digoel-rivier landden. Voorts werd Tanah Merah in 1938 geregeld bezocht door den gouvernementsstoomer. Bestuurshervorming. Op 1 Juli 1938 zijn do gouvernementen Sumatra. Borneo en Groote Oost ingesteld (I. S. 1938 nos. 68 en 264), met als hoofd plaatsen Medan, Bandjermasin en Makassar (I. S. 1938 n°. 352). De instructies Ie gouverneurs en residenten werden vastgesteld bij G.B. 30 Juni 1938 n. 21 (Bb. n°. 14048 I en II). De bevoegdheden van de voormalige residenten — hoofden van gewestelijk bestuur — werden voor een groot gedeelte over cht naar do nieuwe residenten. Hot aantal residenten is gelijk gebleven, en in hun territoir is geen wijziging gebracht. De benaming „Hoofd van gewestelijk bestuur" geldt sinds 1 Juli 1938 alleen voor de gouverneurs. Omtrent verschillende bevoegdheden weiden in verband met de administratieve heivorming regelingen getroffen, welke zijn van-vat in K. B. 21 Juni 1938 (N. S. n°. 943, I.'s. ii°. 387) en de ordonnanties in I. S. 1938 nos. 370, 371, 372, 373. 374, 375, 376, 381, 590 en 651. Me eerste instructies voor de nieuwe gewestelijke inspecties (volksgezondheid Inlandsch onderwijs, landbouw-woorliehting, vee artsenijkundige dienst on openbare werken) werden door de gouverneurs vast gesteld (zie Bb. nos. 14132 t/m 14135). Bij de wet van 4 Aug. 1938 (N. S. n°. 900, I. S. n°. 618), waarvan de inwerkingtreding bij K.B. 29 Oct. 1938 (I. S. 1938 n°. 652) is bepaald op 1 December 1938, is wijziging gebracht in eenige artikelen van de Indische Staatsregeling en de Indische Mijnwet, waardoor de in die bepalingen ornsch bevoegdheden, welke in de Buitengewesten door de Hoofden van gewestelijk hes!uur werden uitgeoefend, onder het nieuwe stelsel bij de residenten blijven berusten en eenige andere voorzieningen tot stand kwamen, welke voor een regelmatige doorvoering van het nieuwe stelsel mede van belang zijn. Omtrent de totstandkoming van de eerste groepsgemeenschappen (Minang kabau en Bandjar) zie men afdeeling J van dit hoofdstuk. In 1938 werd voortgegaan met de voorbereiding van de inpassing van de landstreekbegrootingen in de Landsbegrooting. De begrootingen voor de land streken Lampoengsche Districten, Benkoelen, Djambi en Bangka en Billiton werden in de Landsbegrooting voor 1939 nog in 1938 ingepast (G.B. 19 Bept. 1938 nos. 4, 4A, 5, SA, 6 en 7); een 7-tal andere landsteeekbegrootingen kon eerst in 1939 — met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1939 — in de Lands begrooting worden verwerkt. Dit waren de begrootingen voor Nias en Batoe- DE STAATSINRICHTING 448 eilanden, Riouw en Onderhoorigheden, Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo (buiten Bandjar), Lombok, Zuid-Celebes en Saleier, Gorontalo en Molukken (buiten Ambon en Saparoea). Ten aanzien van de iinanciering van de over blijvende stukken rechtstreeks bestuurd gebied konden in verband mot de geringe oppervlakte, de verspreide ligging, in het algemeen in verband met hot gebrek aan belangrijkheid of eenheid in 1938 geen voorsteller, tot systematische financiering worden gedaan. Het Kantoor voor de Bestuurshervorming werd als zelfstandig orgaan van geering in November 1938 opgeheven. Ter voltooiing van zijn werkt heden werd hot te zelfder tijd ondergebracht bij het Departement van Binnen landsch Bestuur. Het lid van den Raad van Nederlandsch-Indië Dr. F. H. Visman werd in verband daarmede ontheven van het toezicht op do doorvoering vau de Bestuui'shorvorming. Luchtbescherming. Met de organisatie van de luchtbeschermiug voor de burgerbevolking werd in 1938 krachtig voortgang gemaakt. De met de leiding van deze organisatie belaste Centrale Inspectie voor de Luchtbescherming werd daartoe uitgebreid met een Teelinisehen Dienst, welke met het oog op de samenwerking met de technische instanties van het Departe ment van Oorlog, te Bandoeng werd gevestigd. Voorts werden nog aan de Centrale Inspectie toegevoegd een ambtenaar voor den buitendienst en een Inheemsch bestuursambtenaar, de eerste voor het contact met de plaatselijke luclitbeschermingsdiensten en het geven van voor lichting en hulp bij oefeningen, de laatste speciaal voor de voorlichting van de Tnheemsche bevolking. In 1938 werden fondsen toegestaan voor eerste inrichting van een 7-tal luclit beschermingsdiensten op Java, waarvoor de plannen reeds in 1937 gereed gekomen waren, namelijk Batavia, Bandoeng, Soerabaja, Semarang, Malang, Madioen en Tjilatjap. Het materieel voor outilleering der hulpdiensten (brandweermaterieel, gas maskers, sirenes, enz.) werd besteld en voor een deel nog in 1938 ontvangen. Voor de overige voor organisatie van de luchtbescherming in aanmerking komende plaatsen, waarover hieronder nader, kwamen de plannen in den loop van 1938 gereed; de voor uitvoering dier plannen noodige fondsen werden aangevraagd bij de begrooting voor 1939. Inmiddels werd reeds overal de personeelswerving ter hand genomen en met de opleiding van het personeel voor de hulpdiensten aangevangen. Teneinde over voldoende leidinggevend personeel te kunnen beschikken, werd e-gaan met het geven van cursussen voor burgerpersoneel aan de militaire gasschool te Bandoeng. Lr werden 6 cursussen gegeven, welke door 107 personen den gevolgd. In de meeste plaatsen werden demonstraties gegeven en oefeningen gehouden. MeerdaagBche oefeningen in grooter verband mei medewerking van leger en inarinevliegtuigen hadden plaats te Soerabaja. Tjilatjap en Madioen. Bij de verdere uitwerking van de noodzakelijke maatregelen bleek de wenschelijkheid om, behalve de in 1937 reeds aangewezen plaatsen, nog eenige plaatsen voor organisatie van de luchtbescherming in aanmerking te brengen en voorts om bepaalde gebieden in die organisatie te betrekken, dan wol maat regelen te treffen, opdat ook in het om de aangewezen plaatsen gelegen rayon verduisteringsmaatregelen kunnen worden toegepast. Dit heeft geleid tot de aanwijzing op 1 Juli 1938 van een aantal gebieden tot luchtbeschermingskringen (op Java de kringen Batavia, Bandoeng, Cheribon, Tjilatjap, Senn Magelang, Jogjakarta, Soerakarta, Madioen, Soerabaja en Malang en in de Buitengewesten de kringen Makassar, Manado, Ambon, Balikpapan en Ta i-a kan). Mc plannen voor organisatie van de liiehtbcscherming in die kringen kwamen einde 1938 gereed. Teneinde te komen tot een wettelijke regeling van de luchtbescherming, werd bij G.B. 30 Mei 1938 n°. 29 een commissie ingesteld, welke tot taak had der Begeering van advies te dienen nopens het treffen van wettelijke voorzieningen HET HESTUUR 449 Het model voor een bijzonder paspoort als voor geschreven in art. 3, lid 3 van de reis- en verblijf-toezicht-ordonnantie 1937 (I. S. n°. 199) is opgenomen in Bb. n°. 14030. Bij G.B. 16 Febr. 1938 n°. 5 (I. S. n°. 96) zijn eenige landstreken in Atjeh en Onderhoorigheden aangewezen waarbinnen het oponthoud en het reizen aan alle aldaar niet woonachtige personen alleen geoorloofd is, wanneer zij voorzien zijn van een paspoort. Vastgesteld zijn de grenzen van de plaatsen Klappa Kampit, Damar, Seloemar en Lipatkadjang (Bangka en Onderh.) (ld). n°. 13989), van de onder afdeelingshoofdplaatsen Sidjoendjoeng, Alahanpandjang, Manindjau en Soeliki en de onderdistrictshoofdplaatsen Loebock Basoeng en Matoer (Sumatra's Westkust) (Bb. n°. 14033) en van de landschappen in do Karolanden (Oostkust van Sumatra) (Bb. n°. 14100). 449 ter bescherming van de burgerbevolking tegen de gevolgen van aanvallen uit de lucht, en terzake de noodige geformuleerde voorstellen in te dienen, ook voor wat betreft de wijze van financiering van de te treffen maatregelen. Deze commissie kwam einde 1938 met haar arbeid gereed en diende haar voorstellen bij de Regeering in. Door den ter beschikking gestelden ambtenaar van het Departement van Onderwijs en Eeredienst werden over geheel Java voordrachten gehouden voor do rijpere schooljeugd. Een leerplan werd ontworpen voor het onderwijs in luchtbescherming op do daarvoor in aanmerking komende scholen. Een hand leiding ten gebruike bij dat onderwijs verscheen van de hand van dien ambtenaar. Voorts werd voorlichting gegeven omtrent de beschermingsmaatregelen, welke voor onderwijsinrichtingen getroffen moeten worden. Medio 1938 werd aangevangen met de uitgifte van een tweewekelijksch periodiek, met een oplaag van 35 000 exemplaren, ter voorlichting van het Nederlandsch sprekend publiek. Ter voorlichting van de Inheemsche bevolking werd luchtbeschermingscopie opgenomen in de periodieke uitgaven van hot Kantoor voor de Volkslectuur. Een verzameling tentoonstellingsmateriaal word samengesteld, dat op verschil lende jaarmarkten en pasarmalams werd geëxposeerd. Op deze wijze, zoomede door middel van reclameplaten en het verspreiden van gedrukte gedragsregels voor de zelfbescherming, werd getracht de lucht beschermingsgedachte ingang te doen vinden bij de burgerbevolking. Overige aangelegenheden. DE LANDSFINANCIËN 45 De begrootingsrekening der gezamenlijke Landsbedrijven is vastgesteld over het dienstjaar 1934 (N. S. 1938 n°. 3917, I. S. 1938 nos. 273 en 274) en over het dienstjaar 1935 (N. S. 1938 n°. 3968, I. S. 1939 nos. 147 en 148). 6. Beheer der geldmiddelen en de controle daarop De overdracht van Landskaswerkzaamheden aan de postkantoren werd verder voortgezet. Op Java en Madoera resteert thans nog alleen de overdracht van de werkzaamheden der Landskas Buitenzorg; met de verbouwing van het postkantoor is reeds een aanvang gemaakt, zoodat do overdracht van deze Landskas eveneens binnenkort zal kunnen plaats vinden. In de Buitengewesten werd in den loop van het jaar 1938 eveneens met de overdracht een aanvang gemaakt; begonnen werd met het eiland Sumatra, waai de werkzaamheden van alle daarvoor in aanmerking komende Lands- en perceptiekassen inmiddels werden overgedragen, terwijl als z.g. moederkassen werden gehandhaafd de Landskassen te Medan, Padang en Palembang. Overgedragen werden de werkzaamheden van 9 Landskassen en 77 hulp perceptiekassen, waartegenover 141 (hulp-) postkantoren werden opengesteld voor het verrichten van Landskaswerkzaamheden. Ten aanzien van de voorbereiding dezer overdracht op Borneo en Bali zijn eveneens reeds de noodige maatregelen getroffen. Op Bali werden overgedragen de werkzaamheden van 1 Landskas en van 5 hulpperceptiekassen; in de Westerafdeeling van Borneo de werkzaamheden van 1 hulpperceptiekas en van 2 fungeerende hulpontvangers voor de perceptie. DE STAATSINRICHTING 450 E. DE RECHTERLIJKE MACHT Bij G.B. 23 Juli 1938 n°. 53 (I. S. n°. 442) is de samenstelling van de n van justitie te Batavia, Soerabaja en Semarang vastgesteld. Eenige voorzieningen nopens het rechtswezen zijn getroffen in verband met de grenswijziging van de regentschappen Tasikmalaja en Tjiamis (prov. West-Java) (I. S. 1938 n°. 92). Bij G.B. 11 Febr. 1938 n°. 23 (I. S. n°. 93) is wijziging gebracht in het rechtsgebied van de landraden te Patjitan en Trenggalek (prov. Oost-Java). Omtrent het rechtsgebied van de landraden in de residentie Molukken zie men I. S. 1938 n°. 677. Voor de nieuwe aanwijzing van de plaatsen waar de landrechtcrs in de provincie Midden-Java zitting moeten houden zie men Bb. n°. 14143. Bij G.B. 7 Nov. 1938 n°. 12 (I. S. n°. 631) is het rechtsgebied van het landgerecht te Makassar uitgebreid met de onderafdeelingen Djeneponto, Bontham, Boeloekoemba, Sindjai en Saleier. Het zittinggeld voor ieder plaatsvervangend lid van bet Hof voor Islamietische Zaken voor eiken dag, waarop door hen zitting wordt genomen, is vastgesteld op f 10 (I. S. 1938 n°. 211). DE POLITIE 451 F. DE POLITIE Zooals reeds in het Verslag over 1937 werd opgemerkt, werd in dat jaar — voor zoover 's Lands financiën zulks toelieten — in bepaalde gevallen voort gegaan met het ongedaan maken van eenige in de achterliggende bezuinigings jaren te ver doorgevoerde personeelsinkrimpingen bij de algemeene politie. Dit herstelproces vond ook in 1938 voortgang. In verband met de personeelsuitbreidingen, alsmede met de omstandigheid, dat in de achterliggende jaren geen of nagenoeg geen personeel voor de rangen van commissaris van politie en inspecteur van politie aan de Politieschool te Soekaboemi in opleiding was genomen (als gevolg waarvan niet meer over de noodige reserves werd beschikt ter opvanging van het natuurlijk verloop in juistgenoemde rangen), moest aan de Politieschool een abnormaal groot aantal leerlingen voor de hoogere en middelbare politiebetrekkingen worden opgeleid. Dit had weder tot gevolg, dat ook het instructie-, onderwijzend en administratief personeel aan die inrichting eenige uitbreiding moest ondergaan. Voor de verbetering van den ongunstigen toestand, waarin vele politie gebouwen (kazernes, enz.) wegens gebrek aan voldoende fondsen voor nieuw bouw, onderhoud en herstel waren komen te verkeeren, kon in 1938 over een grooter crediet dan in het vorig jaar worden beschikt. Het ligt in het voornemen met de totstandbrenging van deze noodzakelijke voorzieningen, zoo lang de middelen zulks toelaten, intensief voort te gaan, opdat binnen afzienbaren tijd een bevredigende toestand worde verkregen. Bij G.B. 20 Juni 1938 n°. 16 (I. S. n°. 365) is een nieuwe benoemings regeling voor de algemeene politie vastgesteld, terwijl voorts in Bb. n°. 14046 de nieuwe rangorde en titulatuur bij de algemeene politie is opgenomen. De sterkte van het personeel der algemeene politie op 1 Januari 1939 was als volgt: Java en Madoera Stads- en bestuurspolitie. 4 hoofdcommissarissen van politie, 19 commis sarissen van politie Iste klasse, 6 wedana's, 32 commissarissen van politie 2de klasse, 22 hoofdinspecteurs van politie, 38 assistent-wedana's, 81 inspecteurs van politie Iste klasse, 132 inspecteurs van politie 2de klasse, 770 mantri's politie, 323 hoofdagenten, 30 hoofdrechercheurs, 21 hoofdposthuiscommandanten, 476 posthuiscommandanten, 458 rechercheurs, 450 leerling-rechercheurs, 3574 agenten met verband en 8767 agenten zonder verband. Gewestelijke en opium-recherchc. 1 commissaris van politie Iste klasse, 3 wedana's, 4 commissarissen van politie 2de klasse, 16 assistent-wedana's, 3 inspecteurs van politie 2de klasse, 67 mantri's-politie, 6 hoofdrechercheurs, 197 rechercheurs en 49 leerling-rechercheurs. Veldpolitie. 12 commissarissen van politie Iste klasse, 8 hoofdinspecteurs van politie, 56 inspecteurs van politie Iste klasse, 35 inspecteurs van politie 2de klasse, 172 mantri's-politie, 66 hoofdagenten, 31 hoofdposthuiscommandanten, 342 posthuiscommandanten en 3173 agenten met verband. Buitengewesten Stads- en bestuurspolitie. 3 commissarissen van politie Iste klasse, 4 com missarissen van politie 2de klasse, 7 hoofdinspecteurs van politie, 4 assistent wedana's, 17 inspecteurs van politie Iste klasse, 26 inspecteurs van politie 2de klasse, 177 mantri's-politie, 57 hoofdagenten, 9 hoofdrechercheurs, 6 hoofd posthuiscommandanten, 102 posthuiscommandanten, 157 rechercheurs, 32 leerling rechercheurs, 1136 agenten met verband en 2333 agenten zonder verband. Gewestelijke en opium-recherche. 2 commissarissen van politie Iste klasse, 3 wedana's, 1 commissaris van politie 2de klasse, 1 hoofdinspecteur van politie, 16 assistent-wedana's, 2 inspecteurs van politie Iste klasse, 9 inspecteurs van DE STAATSINRICHTING 452 politie 2de klasse, 80 mantri's-politie, 3 hoofdagenten, 9 hoofdrechercheurs, 235 rechercheurs, 43 leerling-rechercheurs en 2 agenten met verband. Veldpolitie. 2 hoofdcommissarissen van politie, 16 commissarissen van politie lste klasse, 8 commissarissen van politie 2de klasse, 20 hoofdinspecteurs van politie, 48 inspecteurs van politie lste klasse, 75 inspecteurs van politie 2de klasse, 143 mantri's-politie, 25 hoofdagenten, 82 hoofdposthuiscommandanten, 460 post huiscommandanten, 24 rechercheurs, 8 leerling-rechercheurs en 4528 agenten met verband. Cultuurpolitie. 3 inspecteurs van politie 2de klasse, 2 hoofdagenten, 7 post huiscommandanten, 51 agenten met verband en 60 agenten zonder verband. I>E ZEEMACHT 453 G. DE ZEEMACHT De Koninklijke Marine De sterkte van de Zeemacht in Nederlandsch-Indië bedroeg in 1938 twee kruisers, een kustverdedigingsscbip (opleidingsschip), acht torpedobootjagers, df onderzeebooten, twee kanonneerbooten, vier mijnenleggers, acht mijnen vegers, eenige hulpvaartuigen benevens oen 70-tal vliegtuigen. Op 1 Januari 1938 waren van dit materieel in dienst twee kruisers, een kustverdedigingsschip (opleidingsschip), vier torpedobootjagers, zes onderzeebooten, een kanonneerboot, mijnenleggers, vijf mijnen eenige hulpschepen en 25 vliegtuigen. Op 8 Juni 1938 vertrok de kruiser Sumatra naar Nederland. Deze kruiser word vervangen door den kruiser Java, welk schip 25 Juni te Tandjoengpriok aankwam en 28 Juni bij het eskader werd ingedeeld. Het aantal vliegtuigen werd uitgebreid door de geregelde uitzending van X -vliegtuigen, waarvan einde 1938 16 in Nederlandsch-Indië aanwezig waren, net aantal in dienst zijnde vliegtuigen bedroeg einde 1938 33. Op 11 Juli 1938 weid de kanonneerboot Soemba en op 7 December 1938 de lorpe.dobootjager Banckert in dienst gesteld, de laatste voor opleiding van kanonniers. Het eskader in Nederlandsch-Indië bestond 1 Januari 1938 uit twee kruisers, een divisie van vier torpedobootjagers en een divisie van vier onderzeebooten, terwijl geregeld vliegtuiggroepen en hulpschepen werden toegevoegd. Deze sterkte bleef gedurende het geheele jaar gehandhaafd, behoudens een korten tijd van aflossing der kruisers Java en Sumatra. De op strategische en tactische samenwerking der verschillende strijdkrachten gerichte oefeningen van het eskader vonden veelvuldig plaats. In het voorjaar bleven de schepen grootendeels in de -lava-Zee en westelijke toegangen, in September vertrok het eskader naar den Indischen Oceaan en de Westkust van Sumatra, in de omgeving waarvan begin October eenige oefeningen in grooter verband werden gehouden. Tijdens de oefeningen word steeds veel aandacht besteed aan vlag- en machtsvertoon. De kanonneerboot Flores maakte van 12 Januari tot 25 Maart 1938 een vlagvertoonreis naar Australië. De Landvoogd ondernam twee reizen naar de Luitengewesten, in Maart en in September, waarbij Zijne Excellentie zich aan boord van het gouvernements vaartuig Rigel inscheepte, welk schip geconvoyeerd werd door respectievelijk de torpedobootjager Kortenaer en de kanonneerboot Flores. De tot het Commandement der Marine te Soerabaja behoorende schepen oefenden in de nabijheid van Soerabaja. Door de vliegtuigen werden hetzij alleen, hetzij in groepsverband, verschil lende groote tochten in den Archipel gemaakt; zij werden bovendien gebruikt ben behoeve van het uitoefenen van politietoezicht ter zee, voorts ter assistentie van het Binnenlandsch Bestuur of voor het uitvoeren van medische opdrachten. Gedurende het geheele jaar 1938 werd een mijnenlegger in Straat Makassar gestationneerd. Een gouvernementsstoomschip met een toegevoegde groep groote vliegtuigen was voortdurend in de Molukken aanwezig en onderzocht geregeld alle eilandengroepen beoosten en benoorden Celebes. Bovendien was _steeds een oorlogsschip in den Hiouw-archipel aanwezig, met toegevoegd vliegtuig. Lanceer- en schietoefeningen hadden geregeld plaats, terwijl de in dienst zijnde schepen de voorgeschreven gevochtsschietoefeningen hebben gehouden. Op 6 September 1938 had ter gelegenheid van de viering van het regeerings juhileum van Hare Majesl.it de Koningin een vlootschouw ter reede Soerabaja plaats, waaraan alle beschikbare schepen deelnamen. Het hydrografisch werk werd verzorgd door een opnemingsvaartuig met militaire bemanning, de Willebrord Snellius en twee opnemingsvaartuigen der Gouvernements Marine (de Eridanus en het hulpopnemingsvaartuig Hydrograaf), benevens van 21 Juni af de Tydeman. DE STAATSINRICHTING 454 Het opnamewerk omvatte hoofdzakelijk werkzaamheden in de westelijke toegangen van de Java-Zee (dreggen), terwijl een aanvang werd gemaakt met het opnemen van de zuidwestkust van Nieuw-Guinea. De werving van de Europeesche schepelingen met Indisch verband en van de Inlandsche schepelingen werd met kracht voortgezet. Ter propageering van de Koninklijke Marine in het algemeen en ter stimu leering van de dienstneming bij de Koninklijke Marine meer in het bijzonder werd de Marine-propagandadienst in het leven geroepen. De geest van het personeel liet niets te wenschen over. De gezondheidstoestand van de bemanning der Zeemacht was in 1938 over het algemeen goed. Van de 187 maandrapporten welke werden ingediend, luidden er 180 gunstig, 7 iets minder gunstig tengevolge van eenige gevallen van goedaardig verloopende influenza, een aantal gevallen van gastro-enteritis (18 man), eenige gevallen van bcri-beri, eenige gevallen van diphtheria en een betrekkelijk gering aantal gevallen van malaria tertiana. Er overleden 7 Europeanen en 4 Inlanders Bij de drie groote walinrichtingen te Soerabaja (de marinekazerne Oedjoeng, de Kazerne Onderzeedienst en het Marine-vliegkamp) deden zich 46 primaire gevallen van malaria voor, 11 van tropische malaria en 35 van derde daagsche koorts; voorts deden zich 4 gevallen van buiktyphus en 2 gevallen van paratyphus A voor. De longtuberculose eischte onder de Europeanen 1 sterfgeval en 5 afkeuringen voor den dienst in de tropen, onder de Inlanders 1 sterfgeval en 4 afkeuringen voor den militairen dienst. Beri-beri bleef beperkt tot eenige gevallen. Bij de Europeanen traden 337 primaire gevallen van venerische ziekten op, tegen 398 in 1937 en bij de Aziaten 122 primaire gevallen, tegen 151 in 1937. De Gouvernements Marine Eind© December 1938 bestond het korps ambtenaren uit 187 man (19 gezag hebbers, 85 officieren en 83 werktuigkundigen) met inbegrip van één gezaghebber, gedetacheerd aan den wal voor toezicht op nieuwbouw, en één lsten officier, gedetacheerd op het Hoofdkantoor van Scheepvaart. Bovendien zijn hierbij inbegrepen 38 ambtenaren, die buiten de sterkte van hun korps dienst doen aan boord van de schepen der Bebakening en Kustverlichting en van de gewestelijke vaartuigen, bij de uitdieping van het vaarwater naar Pontianak, de blaugasfabrick te Soerabaja, de gouvernementsopleiding tot motorist te Tandjoeng priok, bij de werkplaats voor herstelling der gewestelijke vaartuigen te Bengkalis, voor het toezicht op de gewestelijke vaartuigen ter Oostkust van Borneo, zoomedo, eenige die tijdelijk bij andere takken van den Dienst waren tewerkgesteld. In Nederland konden 21 officieren en 14 werktuigkundigen worden aan genomen; in Indië 6 werktuigkundigen. Vijf ambtenaren verlieten den dienst wegens pensionneering e.d. De titel van eerste-werktuigkundigo is gewijzigd in hoofd-werktuigkundige (I. S. 1938 n°. 176). De vloot der Gouvernements Marine was einde December 1938 bemand met 809 schepelingen; in 1938 werden 193 schepelingen aangenomen, terwijl 616 schepelingen hun dienstverband verlengden. Met de commissie voor georganiseerd overleg met de werktuigkundigen werd gedurende 1938 driemaal vergaderd. Door tekort aan bevaren nautisch personeel in de hoogere rangen kon do voorbereidende militaire opleiding van de gezaghebbers en de lste officieren bij de Gouvernements Marine (zie I. S. 1930 n°. 364) gedurende 1938 tijdelijk geen voortgang hebben. Met de opleiding van de 2de on 3de officieren, zoomedo van het mindere personeel, in do behandeling en bediening van het scheepsgeschut en van de handvuurwapenen werd voortgegaan. Do vloot der gewestelijke vaartuigen is DE ZEEMACHT 455 bemand met. 972 opvarenden, onder wie 8 ambtenaren der Gouvernements Marine. De vaartuigen van do haven- en loodsdiensten zijn bemand met 432 opvarenden, onder wie 4 ambtenaren der Gouvernements Marine. Het Marine-etablissement De versterking van de oorlogsvloot en de verhooging van den gereedheids toestand van het aanwezige materieel leidden tot een toenemende werkvei i dering bij het Marine-etablissement. De verbeteringen en de nieuwe vindingen op technisch gebied, zoowel als de grootere werkhoeveelheid, leidden tot groote inspanning van het personeel. Nog steeds worden moeilijkheden ondervonden met de werving van goed geschoold technisch personeel uit Europa, zoodat tot opleiding van in Neder landsch-Indië aangeworven technisch personeel moest worden overgegaan. Het aantal vaste werklieden liep op tot maximaal 5600, met een jaar gemiddelde van +' 5300. Evenals vorige jaren, werden hoofdzakelijk herstellingen verricht aan de schepen van de Koninklijke en Gouvernements Marine, terwijl de particuliere industrie op verschillend gebied werd ingeschakeld, deels om aan den toenemenden omvang van werkzaamheden het hoofd te kunnen bieden, deels ook om die industrie aan te moedigen zich meer toe te leggen op werkzaamheden ten behoeve van de Defensie. Aan de kruisers De Ruyter, Java en Sumatra werden de noodige herstellingen verricht. De Sumatra werd gereed gemaakt voor vertrek naar Nederland. Het opleidingsschip Soerabaja onderging de noodige herstellingen, waarbij tevens nog eenige wijzigingen, als gevolg van de groote verbouwing, werden uitgevoerd. De torpedobootjagers Piet Hein, Evertsen, Korlenaer en Van Ghent kregen het normale onderhoud. De torpedobootjagers Witte de With en Van Galen ondergingen groote herstellingen. De torpedobootjagers Banckert en Van Nes kregen het normale onderhoud, eerstgenoemde bodem werd einde 1938 in dienst gesteld. De onderzeebooten K XIV en K XV kwamen gereed met het 4-jaarlijksch onderhoud; de K X onderging een 4-jaarlijksch onderhoud, terwijl bij de K XI, K XII en K XVI een aanvang werd gemaakt met dat onderhoud. De mijnenleggers Gouden Leeuw en Pritts van Oranje werden normaal onder houden, bij eerstgenoemd schip moest echter bovendien een bodemreparatie tengevolge van aan den grond loopen worden uitgevoerd. De mijnenlegger Krakatau kwam in conservatie. De mijnenvegers Jan van Amstel, Pieter de Bitter, Abraham Crijnssen en Eland Dubois ondergingen een normaal onderhoud; de mijnenvegers A, B, C en D waren afwisselend in conservatie en in dienst. De kanonneerboot Flores werd op normale wijze onderhouden. De kanonneerboot Soemba kwam uit conservatie en werd in dienst gesteld. De mijnenlegger Serdang kwam nagenoeg gereed als torpedowerkschip. De mijnenlegger Pro Palria deed vooralsnog als torpedowerkschip dienst en kreeg het gewone onderhoud. Het opnemingsvaartuig Willebrord Snellius werd muskietenvrij gemaakt, in verband met een opdracht in een malaria-streek. Het opnemingsvaartuig Tydeman werd begin 1938 in dienst gesteld bij de Gouvernements Marine. De verbouwing van het opnemingsvaartuig Zuiderkruis werd aangevangen. Hot schip werd ingericht voor oliostoken. De Gouvernementsvaartuigen Merel en Reiger kregen betere stuurinrichtingeu. Aan de Gouvernementsvaartuigen Albatros, Arend, Fazant, Merel, Reiger en Rigel werden normale herstellingen verricht. De werfvaartuigen kregen een normaal onderhoud. DE STAATSINRICHTING 456 Een herstelde klepschouw werd in bedrijf gesteld en een andere voor groote herstelling opgenomen. Een nieuwe sleepboot werd in aanbouw gegeven aan de Droogdok Maatschappij Soerabaja. In 1938 werden 2 schietschijven gebouwd. Een aanvang werd gemaakt met den bouw van 1 patrouilli gen. Voortgegaan werd met het zeer urgente verbeteren en vergrooten van enkele werkplaatsen. Tevens werd een deel van het verouderde materieel vervangen door nieuw, terwijl een aantal werktuigen werd aangeschaft. Enkele centrales werden uitgebreid. Do licht- en krachtinstallaties ten behoeve van do steigers en van verschillende werkplaatsen werden gereviseerd c.g. uitgebreid. De nieuwe vleugel van de verificatie van zee-in strumenten, welke in 1937 werd aangebouwd, werd verder ingericht. Voortgegaan werd met de saneering dor voorraden in do marine-magazijnen, zoomede met hot aanpassen der to hooge goederen-prijzen aan het marktpeil. Door gebruik van eigen prauwen werd een aanzienlijk bedrag bespaard. Het aantal aankoopen steeg in 1938 tot 30 000, tegen 28 000 in 1937, terwijl het geldswaardig bedrag van de aankoopen naar verhouding nog meer toenam. Een nieuwe steiger werd in gebruik genomen; met den bouw van oen onder zeebootsteiger en torpedosteiger werd een aanvang gemaakt. Begonnen werd met het treffen van voorzieningen aan de damwandkado Westzijde Schiereiland. Regelingen van verschillenden aard Bij G.B. 25 Maart 1938 n°. 7 (I. S. n°. 145) is een nieuwe regeling genees kundige behandeling Zeemacht vastgesteld. Bij' G.B. 8 April 1938 n°. 22 (I. S. n O . 162) is een tocht-toelage vastgesteld voor militairen der Zeemacht, behoorendc tot bemanningen van vliegtuigen. De Regeling van de bezoldiging van het personeel, behoorende tot het korps Inlandsche schepelingen bij de Koninklijke Marine en de Regeling van het korps Inlandsche bedienden bij de Koninklijke Marine zijn gewijzigd (I. S. 1938 n°. 108). Bij K. B. 21 Febr. 1938 n". 94 (N. S. n". 540, I. S. n". 159) is de regeling betreffende de onderlinge rangs- en standsverhouding der officieren en der militairen beneden den rang van officier, behoorende tot de Koninklijke Marine, het Leger in Nederland en dat in Nederlandsch-Indië nader gewijzigd. Bij K. B. 24 Mei 1938 n°. 35 (I. S. n°. 356) is de regeling van het personeel der Koninklijke Marine-reserve nader gewijzigd. In verband met het politioneel toezicht ter zee, onderging de territoriale zee en maritieme kringen-ordonnantie eenige wijzigingen (I. S. 1938 n°. 200). Ter uitvoering van art. 14a van deze Ord. kwam een registratieverordening vreemde zcevisschersvaartuigen tot stand (I. S. 1938 n°. 201). DE LANDMACHT 457 H. DE LANDMACHT Mededeelingen van algemeenen aard Bij Ord. van 29 April 1938 (I. S. n°. 198) werd de bij Ord. van 26 Febr. 1934 (I. S. n°. 101) vastgestelde „Regeling van de bevordering en het ontslag van do Europeesche en de op gelijken voet behandelde officieren van het Koninklijk Nederlandsen-Indisch Leger beneden den rang van opperoffieier, zoomede van de op non-activiteitstelling van die officieren en van de opperofficicren" zoodanig gewijzigd, dat de bevorderingen tot de verschillende hoofdofficiersrangen bij keuze geschieden. In verband met de bestuurshervor_ring in de Buitengewesten werd de benaming „gewestelijk militair commandant" vervangen door „territoriaal commandant". Do tijdelijke oprichting van nieuwe onderdeden van het Koninklijk Nedcr landsch-indisch leger (zio I. S. 1938 nos. 409 en 056) is goedgekeurd bij K. Bn. 25 Juli 1938 n°. 101 (I. S. n". 505) en 10 Jan. 1939 n°. 12 (I. S. n°. 57). De formatie van de onderdeeion van hot Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger („legerformaticverordening") is gewijzigd (zie I. S. 1938 nos. 265, 408, 646 en 655). Bij G.B. 18 Febr. 1938 n°. 21 (I. S. n°. 107) is de militaire bezoldigings regeling 1938 (M.B.R. 1938) vastgesteld. Landsverdediging Voortgebouwd werd aan de versteviging der bestaande organisatie door uitbreiding en vernieuwing van bewapening en uitrusting, alsmede door voor ziening in de daardoor ontstane leemten in de personeelsformatie. Voorts werden de defensiewerken ter verdediging van belangrijke punten, zoowel op Java als in de Buitengewesten, verbeterd en uitgebreid; de oorlogs- en reserve-voorraden werden vergroot. De in 1938 genomen maatregelen tor versterking van do preventieve en repressieve kracht van het leger hielden in de eerste plaats een verdere versterking van de luchtstrijdkrachten in. De maatregelen voor de rechtstreeksche luchtverdediging van belangrijke militaire objecten met luchtdoelgeschut, luchtdoelmitrailleurs en luchtdoelzoek lichten vonden verdere doorvoering, evenals de voorzieningen inzake de passieve luchtbescherming van deze objecten en van groote bevolkingscentra. Vermelding verdient, dat voor de vervollediging van de uitrusting van bestaande en van in oprichting zijnde legeronderdeelen, alsmede ter comple teering van de oorlogs- en reserve-voorraden waar mogelijk de particuliere industrie werd ingeschakeld, ten einde tot oen versnelling van de voorraadvorming te geraken. Sterkte en samenstelling van het Leger Opgericht werden het lste, 2de, sde en 6de peloton pantserauto's (resji. te Woltevreden, Bandoeng, Bandoeng en Malang), de 4de compagnie kust- en luchtdoelartiilerie te Ambon door omzetting van het bestaande detachement, het Istc bataljon genietroepen te Meester Cornelis, de staf lste bataljon lucht doelartiilerie te Weltevreden, de Hde vliegtuiggroep te Kalidjati en het lilde depot-bataljon te Gombong. Bij R.V. werden — voorshands tijdelijk — aan de organisatie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger toegevoegd: a. een plaatselijk commando; b. 2 compagnieën wi—rijders, 1 staf van een depótbataljon en een recruten compagnie en de proefafdeoling vechtwagens; c. 1 compagnie en 1 detachement kustartillerie, 2 bataljons en 4 detachementen luchtdoelartillerie; d. de staf van den automobieldienst en een automobielcompagnie, 1 bataljon genietroepen; e. 2 vliogtuiggroepcommando's, 3 vliegtuigafdeelingen, 4 luchtvaartcompagnieën, de bewapeningsdienst bij de luchtvaartafdeeling. DE STAATSINRICHTING 458 De proeven met de proefafdeeling vechtwagens hadden een zoodanig bevredigend verloop, dat besloten werd tot aankoop van vechtwagens over te gaan; de oprichting van sterke vechtwagenorganisaties is in de naaste toekomst tegemoet te zien. Ten slotte werd — voorloopig bij wijze van proef — een regeling tot het aangaan van een kort dienstverband bij het Leger ingevoerd (G.B. 16 Nov. 193 S n°. 35). Het kort dienstverband bestaat uit een vrijwillige verbintenis van 13 jaren. Gedurende de eerste 3 jaren wordt in actieven dienst verbleven, terwijl gedurende den resteerenden diensttijd als reservist in het 4de tot en met Bste en in het 11de dienstjaar telkenmale voor ten hoogste één maand voor herhalings oefeningen wordt opgekomen. Dienstplicht- en reservepersoneel Ten einde to voorzien in hol tijdelijk tekort aan beroepsofficieren 1 , werd in 1938 overgegaan tot detacheering voor den duur van 3 tot 5 jaren van reserve officieren en vaandrig* van de Koninklijke Landmacht. Maast dozen maatregel bleef de mogelijkheid voor reserve-officieren van het Koninklijk Nederlandsch- Indisch Leger om voor don tijd van ten minste 2 on ton hoogste 5 jaren vrijwillig in werkelijken dienst te komen, opengesteld. De opleiding van dienstplichtigen tot reserve-officier dor infanterie vond voortgang, terwijl een aanvang word gemaakt met de opleiding tot reserve officier der militaire administratie. Tn de laatste maanden van 1938 werden do reserve-, militie- en landstorin plichtigen in don Vilden dienstplicht—ring (de afdeelingen Samarinda en Boeloengan/Beraoc) gedurende korten tijd vqor oefening in werkelijken dienst opgeroepen. Hiermede zal in de volgende jaren worden doorgegaan. In afwijking van de tot dusver gevolgde gedragslijn, namelijk dat reserve-officieren in de Buitengewesten niet op Java worden opgeroepen, worden in 1938 de bij de militaire luchtvaart ingedeelde waarnemers voor don duur van 28 dagen, voor oefening te Bandoeng, ojigeroepcn. Ingevoerd werd de rang van vaandrig (gelijkgesteld met den rang van onderluitenant). Voortgegaan werd aan de Vereeniging van Reserve-officieren van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger den noodigen steun te verleenen, teneinde haar lofwaardig streven om de geoefendheid van haar leden buiten de perioden van verplichte opkomst op peil te houden, mogelijk- te maken. Onder andere werd ter gelegenheid van haar algemeene jaarvergadering in Augustus 1938 te Malang een „legerdag" georganiseerd. Het „Tijdschrift voor de reserve-officieren" (uitgave van het Departement van Oorlog) blijkt nog steeds in een behoefte te voorzien en wordt door vele belanghebbenden op hoogen prijs gesteld. De overgang naar don landstorm van de militieplichtigen dor jaarklasse 1906, voor wie die overgang op 1 October 1938 zou moeten plaats hebben, wordt opgeschort, zoodal zij voorshands bestemd blijven voor den dienst bij de militie (I. S. 1938 n°. 586). Bij K. B. 4 Juni 1938 n°. 31 (I. S. n°. 410) zijn bepalingen vastgesteld nopens hel in stand houden van reserve-korpsen van oiid-mililairen van het. Koninklijk Nederlandsch- Indisch leger. Do regeling betreffende een kort dienstverband (kort-verband) voor niet- Kuropeanen bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger is opgenomen in Bb. n°. 14121.' Militaire bijstand ter handhaving van orde, rust en veiligheid De tewerkstelling van de helft der marechaussee-compagnieën als veldpolitie werd in 1938 gehandhaafd. In Januari werd een beslissing genomen inzake de troependislocatie in Tapanoeli. Deze beslissing hield in de opheffing van het garnizoen te Taroetoeng en verdeeling van do aldaar gelegerde troepen over Padangsidimpocan en DE LANDMACHT 459 Sidikalang. De overbrenging naar het nieuwe garnizoen kreeg 1 Mei, resp. 22 October haar beslag. Het in 1937 op de patrouilles in de gewesten Atjeh en Onderhoorigheden, Timor en de Molukken gedane beroep tot het verzamelen van vulcanologische gegevens werd gehandhaafd. Het leger op Java verrichtte de normale wacht- en transportdiensten ten behoeve van de civiele departementen. De op het einde van 1937 als gevolg van de militaire actie in do residentie Batavia en aangrenzende regentschappen der residenties Buitenzorg en Cheribon gemelde gunstige toestand voor wat betreft het rampok-euvel, bleef aanhouden, waardoor 31 Januari het aantal ageerende brigades tot 1 kon worden terug gebracht. Het laat zich aanzien dat ook deze laatste brigade binnenkort van haar taak zal kunnen worden ontheven. Vermeld dient te worden, dat na het inzetten van de militaire actie de criminaliteit in die gebieden sterk verminderde en practisch alle nog onopgehelderde misdrijven tot klaarheid werden gebracht. tn de residentie Atjeh en Onderhoorigheden werd 7 Maart in kampong Kendawi ten noorden van Blangkedjerèn een amokmakendc Gajoër, die bij zijn arrestatie verzet pleegde, door een marechaussee-patrouille, afkomstig uit laatst genoemde plaats, neergelegd. In den nacht van 16 op 17 September slaagde een met een speer gewapende Gajoër er in het militaire kampement te Blangkedjerèn binnen te dringen en één der schildwachten aan te vallen, waarbij hij werd neergelegd. Op 11 November werden in een woning in het landschap Bajo (onderafd. Idi) 3 met speren en andere blanke wapens gewapende Atjehers gemeld. Een van hen zou een niet lang geleden als genezen ontslagen krankzinnige zijn. De aanvankelijk voor arrestatie van bedoelde personen uit Idi aangetrokken brigade marechaussee-veldpolitie werd later vervangen door landschapspolitie, die de arrestatie verrichtte. In Palembang en Djambi werd 26 Mei de hulp van het militaire detachement te Moearatebo ingeroepen voor het arresteeren van een met een Mauser-geweer bewapenden krankzinnige, die een paar dagen tevoren zijn vrouw had vermoord, een Inlandsch bestuursambtenaar had verwond en zich in een leegstaande woning in de nabijheid van Loebocklandai had teruggetrokken. De uitgezonden brigade infanterie was genoopt den krankzinnige, die verzet pleegde en een militair doodde, neer te leggen. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werd tegen het einde van November door den Gouverneur van Borneo de hulp ingeroepen van het garnizoen te Tarakan voor het opsporen, aanhouden en zoo noodig afvoeren van een aantal (100 —200) Chineezen. Deze tengevolge van het Chineesch-Japansch conflict uitgeweken lieden waren clandestien op het eiland Noenoekan geland en hielden zich nabij de kapplaatsen der Houtaankap-Maatschappij Noenoekan op, waar de Chineesche aannemers der Maatschappij werden geterroriseerd. Op 8 December vertrokken 3 brigades uit Tarakan derwaarts voor het stelselmatig afzoeken van het geheele eiland. Omtrent het verloop der actie waren tijdens het opstellen van dit Verslag nog geen gegevens beschikbaar. In Celebes en Onderhoorigheden, meer in het bijzonder in de onderafdeelingen Sopeng en Bone, kenmerkte de maand Februari zich door een groote opleving van de Daeng Pabarang-beweging (vervanging van het huidige gezag gepaard gaande met oorlogen en ziekten). Aangezien deze beweging een ernstig karakter dreigde aan te nemen, werd de bijstand van het militaire detachement te Watamponé ingeroepen. In een aantal in vorengenoemde gebieden gelegen kampongs werden huis aan huis pas schoongemaakte steekwapens in beslag genomen. Voorts mocht het den militairen gelukken eenige van de voornaamste aanleggers te arresteeren, alsmede het Binnenlandsch Bestuur de noodige gegevens te verschaffen voor het verrichten van verdere arrestaties. In April werd van de Daeng Pabarang-beweging niets meer vernomen. Waakzaamheid bleef echter geboden-, om welke reden in meergenoemde gebieden nog eenige maanden een verhoogde patrouille-actie plaats vond. DE FINANCIEELE TOESTAND 46 B. DE FINANCIËN DER ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN De Vorstenlanden op Java. Hoewel ook in 1938 eenige verbetering in de financieele omstandigheden der Vorstenlandsche Zelfbesturen te bespeuren viel, waren deze omstandigheden nochtans van dien aard, dat een zeer voorzichtig financieel beleid geboden bleef. Bij de wet van 4 Aug. 1938 (N. S. n°. 901, I. S. n°. Gl3) is de Ord. van 29 Maart 1938 (I. S. n°. 150), strekkend tot de heffing van een vuurwerk belasting van Landsonderhoorigen in de gewesten Soerakarta en Jogjakarta, bekrachtigd. De heffing treedt in werking met ingang van 1 Juli 1938 (I. S. n°. 398). De Ord. betreffende de heffing van opcenten op de inkomstenbelasting ten behoeve van do zelfbesturen in de gewesten Soerakarta en Jogjakarta is nader gewijzigd (zie I. S. 1938 n°. 588). De regeling van de heffing van de Vorstenlandsche voertuigenbelasting is nader gewijzigd bij Ord. van 31 Dec. 1938 (I. S. n°. 728) met betrekking tot de verlaging van de rijwielbelasting. Het vergunningsrecht op den verkoop van sterken drank in het klein door Lands onderhoorigen in de Vorstenlanden is bij Ord. van 31 Dec. 1938 (T. S. n°. 726) verlaagd. De Buitengewesten. In 1938 werden aan de armlastige Landschappen in de Buitengewesten Landsbijdragen verleend tot dekking van de tekorten op den gewonen dienst van de betreffende begrootingen voor dat jaar tot een maximum bedrag van f 1 272 096 (op een raming van f 1 108 544), van welke bijdragen waarschijnlijk slechts een gering gedeelte ongebruikt zal blijven. De overschrijding van de raming houdt in hoofdzaak verband met hoogere restitutie-uitgaven der betrokken Landschappen aan het Land dan waarop bij de raming kon worden gerekend. De Landssteun strekte zich in 1938 — gelijk in 1937 — uit tot armlastige kassen in de residenties Atjeh en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorig heden, zoomede tot de kassen van Nieuw-Guinea. De verzorging van de Overheidstaak in Nieuw-Guinea eischte, in verband met de maatregelen tot verdere ontwikkeling van dit gebiedsdeel, wederom een niet onbelangrijke Lands bijdrage. De kassen in de residentie Manado konden zich ook in 1938 zonder bijdrage handhaven. Zooals in vorige jaren, wordt in het tekort op den gewonen dienst van de begrooting van enkele landschapskassen in de residenties Oostkust van Sumatra en Westerafdeeling van Borneo v.z.n. voorzien door een uitkeering uit de rente van het daartoe uit het overschot van het bijzonder uitvoerrecht op bcvolkings inbber afgezonderd fonds van 2 millioen gulden. Met ingang van 1 Juli 1938 werden de zelfbesturen op Bali hersteld, hetgeen gepaard ging met de vorming van een achttal landschapskassen. Het gezamenlijk budget van de 88 landschapskassen werd voor 1938 geraamd (inclusief dat der Balische landschappen voor een halfjaar) op ruim 25 millioen gulden. De terugbetaling aan den Lande terzake van in het belang der Landschappen ne uitgaven in 1938 (restitutiepost) werd becijferd op 5 millioen gulden. Tn het tweede gedeelte van dit Verslas zijn gedetailleerde gegevens betref fende de landschapsfinanciën over het jaar 1938 opgenomen, zoomede de uitkomsten van de laatst afgeloopen begrootingsjaren. DE STAATSINRICHTING 460 In de Molukken bleef de in 1937 gemelde tijdelijke versterking van hel detachement te Tanah Merah met 1 brigade gehandhaafd. De N. V. Mijnbouw-Maatschappij Nederlandsch Nieuw-Guinea ving, onder dekking van 2 brigades, in het begin van het jaar aan met de exploitatie van den bovenloop van de Digoel, de Kaoh en de Birim. In het middenstroomgebied van de Digoel werden herhaalde malen transporten bepijld, waarbij aan militaire zijde 1 doode en eenige gewonden vielen te betreuren. Deze bepijlingcn leidden tot een militaire actie met het resultaat, dat de transporten in dat gebied thans ongestoord plaats hebben. In December stieten de oxploratiegroepen, inmiddels doorgedrongen tot aan den voet van het Oranje- en Sterrengebergte, wederom op vijandige Papoea's, waardoor ook in dit gebied een militaire actie noodzakelijk werd. Omtrent het resultaat hiervan zijn nog geen gegevens beschikbaar. In Juni ving de Nederlandsch-Indisch-Amerikaansche wetenschappelijke expeditie naar Nieuw-Guinea, voor wat betreft het Amerikaansche gedeelte uitgezonden door het „American Museum of Natural History" doch grootendeels gefinancierd door den Amerikaan Riehard Archbold, met de voorgenomen exploratie van het tusschen de Idenburg-rivier en den Wilhelmina-top gelegen gobied aan. Voor bescherming werd een militair detachement van 3 brigades aan de expeditie toegevoegd. Van Hollandia uit werd een deel der expeditie overgevlogen naar een bepaalde plaats van de Idenburg-rivier (62 km oost van het voormalige Prauwbivak), terwijl een ander deel naar het Habbema-meer werd overgebracht. Tijdens de wetenschappelijke werkzaamheden rondom het Habbema-meer word door een deel dor militaire dekking de overlandverbindiiig tusschen de Idenburg-rivier en het Habbema-meer tot stand gebracht, welke verbinding 12 marschdagen bleek te eischen. In de bij de voorafgegane vliegtuig verkenningen ontdekte groote vallei ten oosten van hot Habbema-meer waardoor de Baliem stroomt, werd een vreedzame bevolking aangetroffen, terwijl ook do overige Papoea-stammen waarmede aanraking werd verkregen zich over het algemeen vredelievend betoonden. Tevens werd het bij genoemde vliegtuig verkenningen ontdekte meer, halverwege tusschen de Idenburg-rivier en het Habbema-meer gelegen, bezocht en nader verkond. De wetenschappelijke onder zoekingen in de omgeving van het Habbema-meer konden begin December worden beëindigd; de werkzaamheden werden vervolgens naar de groote vallei verplaatst. Wapens en diensten Infanterie. Evenals in 1937 werden ook in 1938 ruim 1000 leerlingen tot do kaderschool toegelaten. De ojileiding tot sergeant-majoor-instructeur, welke voor het cursusjaar 1937—1938 to Jogjakarta werd gehouden, vond wederom te Magelang plaats, terwijl de opleiding tot Europeesch sergeant werd overgebracht Jogjakarta. Bij het XVde bataljon infanterie werd in .1938, ter vervanging van een compagnie van Manadoneeschen landaard, een compagnie van Batakschen landaard opgericht. Aan do politieschool te Soekaboemi werd wederom een jiolitioneele opleiding gehouden voor officieren, kader, monteurs en motoristen. In de eerste helft van 1938 werden opnieuw' proeven genomen met een voor den karabijn-mitrailleur gebouwde lichte veldaffuit Madaen. Deze affuit, wegende 9 kg', kenmerkt zich door een goede, stabiliteit. Besloten werd tot invoering van deze lichte veldaffuit over te gaan bij daarvoor in aanmerking komende , ai'lerdeolen. In 1938 word, naar aanleiding van in 1937 verkregen gunstige resultaten bij het schieten met don karabijn-mitrailleur zonder gebruikmaking van den aan het wajien bevestigden schoudersteun, door do daarvoor in aanmerking komende infanterie-onderdeelen bij de schietoefeningen met den karabijn mitrailleur de schoudersteun niet benut. Gebleken is, dat de schietoplciding met den karabijn-mitrailleur zonder schoudersteun eenvoudiger is, waarbij niet te kort wordt gedaan aan de schietvaardigheid. DE LANDMACHT 461 Do uitslag van de voortgezette proeven met electrische somlampen (K. Blink lampen) in het eerste kwartaal van 1938 was gunstig. De proeven met een mitrailleur-kar, ingericht voor het vervoer van den mitrailleur met toebehooren, werden voortgezet, speciaal in die terreinen, waar do daarvoor in aanmerking komende onderdeelen zullen hebben te ageeren. Do proeven zijn nog niet beëindigd. De in 1937 aangevangen indienststelling van den 12,7 Colt-Browning mitrailleur (inf. M. 30) vond in 1938 voortgang; elk regiment infanterie beschikt thans over het vastgestelde aantal wapens. Aangezien de bepakking van den infanterist niet tot bevrediging stemt, word een bepakkingscommissie in het leven geroepen, welke tot taak heeft de bepakking bij de infanterie te bestudeeren en voorstellen te doen om tot het vaststellen van een bepakking van den infanterist c.g. treinen te geraken, overeenkomende met de heden ten dage daaraan te stellen eischen. De proeven betreffende opleiding en vorming van de lijntelefoongroepen, behoorende tot de verbindingssectiën van de regimenten infanterie, bij de regimenten zelf, werden voortgezet. Hoewel deze proeven geen onbevredigend verloop hadden, werd op grond van organisatorische motieven besloten de lijntelefoongroepen blijvend uit geniepersoneel to doen bestaan. Cavalerie. In 1938 had in Australië de gebruikelijke aankoop plaats van paarden ten behoeve van het wapen der cavalerie en dat der artillerie. Voor nagenoeg alle onderdeden van het wapen hadden mobilisatie-oefe ningen plaats. Bij de veldeskadrons werden proeven genomen met een verlichte bepakking, waarbij de gevechtsbepakking te paard en het overig deel van de uitrusting vcldzak op de auto's van den bagagetrein wordt medegevoerd. Aangezien goede resultaten zijn verkregen, zal tot invoering van deze bepakking worden overgegaan. Artillerie. De organisatiën van de verschillende onderdeden van het wapen ondergingen eenige verbeteringen en uitbreidingen. Evenals in vorige jaren werden voor de artillerietroepen de noodige paarden enomen van het remonte-depdt te Padalarang. Voorts werd een aantal inheemsche paarden aangekocht ten behoeve van de infanterie. Naast de aanschaffingen voor de gebruikelijke vervanging en vernieuwing van materieel, werden bestellingen godaan ter verbetering van de uitrusting van het leger. In 1938 werd mede een eerste zending stalen helmen aangevoerd en onmid dellijk daarop in dienst gesteld. Een nieuwe bestelling werd geplaatst. De rijproeven met treinvoertuigen (|iaard(.-ntractie), voorzien van wielen iihberbanden, worden nog voortgezet. De inmiddels ontvangen rapporten ter zake luiden gunstig. De formatie van de militaire gasschool en het scheikundig gaslaboratorium werd herzien. Het aantal gascursussen aan de militaire gasschool werd uitgebreid. De korpsen werden in ruimere mate van oefenmaterieel voorzien. De onder zoekingen betreffende beschermende kleeding tegen mosterdgas werden beëindigd. Tot bestelling werd overgegaan. Verwacht kan worden dat uiterlijk medio 19:'.'. 1 in Indië aangemaakte gasmaskers voor het passieve deel van de burgerbevolking kunnen worden verstrekt. Genie. Do in 1936 aangevangen aanmaak in eigen werkplaatsen van draag bare, infanterie- en artillerie-radiostations word voltooid; bij troepenoefeningen bleken deze stations goed aan de gestelde eischen ie voldoen. Met den aanmaak van draagbare cavalerie-radiostations werd begonnen. De in 1937 aangevangen ombouw van oude draagbare zoeklichten kwam gereed. Detachementen verbindingstroepen (telefonisten) worden tewerkgesteld als technische personeelskern bij den aanleg van permanente oorlogstelefoonnet ten. Aangevangen werd met de opleiding tot luchtvaart-radiotelegrafist. DE STAATSINRICHTING 462 Series vliegtuigradio-installaties, afkomstig van de Nederlandsche Sein toestellen Fabriek (N.S.F.), werden ontvangen en gemonteerd in de Glenn Martin-bommenwerpers. Nieuw radio-materieel voor andore vliegtuigtypen, zoomede voor de grond diensten op de vliegvelden, kwam in samenwerking met de N.S.F, in ontwerp gereed, terwijl de eerste series thans in aanbouw zijn en in den loop van 1939 zullen worden afgeleverd. Het korpsgedeelte te Bandoeng van den automobieldienst werd omgezet in een automobidcompagnie. Opleidingen werden gehouden ter voorziening in de behoeften aan bestuurders, zoowel voor den eigen dienst als in het bijzonder voor de andere wapens, onder begrepen de thans opgerichte pantserauto-formaties. Ten behoeve van de op te richten pantserafweergeschutformaties werd het noodige tractor-materieel besteld. De tank-trailers voor de watervoorziening kwamen in 1938 gereed en blijken goed te voldoen. Tengevolge van legeruitbreiding en verschillende dislocatie-wijzigingen waren zoowel op Java als in de Buitengewesten belangrijke uitbreidingen, verbouwing en nieuwbouw van militaire etablissementen on inrichtingen noodzakelijk. Overigens bepaalden de werkzaamheden zich tot herstellingen en verbeteringen aan de militaire gebouwen en tot- het gewoon onderhoud. Militaire luchtvaart. Me uitbouw van de organisatie, noodig geworden door de sterke uitbreiding van de laatste jaren en de daarmede samenhangende dislocatie van de verschillende groepen en overige onderdeelen op vliegbases op Java, vond regelmatig voortgang. De personeelsaanvulling vorderde goed. De opleiding tot vlieger en waar nemer bereikte een tot dusver ongekende capaciteit; aan een groot aantal officieren en onderofficieren — in hoofdzaak kort verband-personeel — werd het groot militair vliegbrevet en het brevet voor waarnemer uitgereikt. Ook de opleiding tot monteur, luchtvaartradiotelegrafist en mitrailleurschutter kon op bevredigende wijze worden voortgezet. De aflevering en indienststellmg van de in bestelling zijnde Glenn Martin bommenwerpers vond in een vlot tempo plaats. Voorts werd overgegaan tot bestelling van een nieuwe serie lesvliegtuigen van het reeds in gebruik zijnde type Koolhoven FK 51, terwijl daarnaast werd besloten tot aanschaffing van een aantal kleine tweemotorige Lockheeds 12 A, bestemd om te dienen als overgangsvliegtuig tusschen het éénmotorige lestoestel en den tweemotorigen bommenwerper. Naast de gewone dagelijksche oefeningen in de vliegtttiggroepen, werden verscheidene groote vluchten door den Archipel ondernomen, waarbij behalve Sumatra, Borneo en Celebes ook Ambon en Nieuw-Guinea (Vogelkop) werden bezocht. Er deden zich 6 ernstige vliegongevallen voor, waarbij 14 slachtoffers — onder wie 2 burgers, passagiers van het Glenn Martin-vliegtuig, dat tijdens oen verduisteringsoefening te Batavia onderging — het leven lieten. lntendan.ee. Aan het streven om de voor het leger benoodigde artikelen zooveel mogelijk in Nederlandsch-Indië aan te schaffen, werd verdere uitbreiding gegeven door het plaatsen bij particuliere bedrijven van orders, welke tot dusver steeds aan de Nederlandsche industrie worden gegund. Deze orders betreffen voornamelijk textielstoffen, tricotage-goederen, aluminium veldflesschen en idem eetketels. In 1938 kon worden overgegaan tot verstrekking van de nieuwe volduniform met liggenden kraag. De in 1937 bestelde veldbakoven systeem „Manfred Weiss" werd met zeer goed gevolg beproefd, zoodat tot definitieve invoering werd overgegaan. Militaire administratie. Aangezien de wijze van geldvoorziening van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger door middel van betalingsopdrachten op do Javasche Bank niet voldoende kon worden aangepast aan de eischen van DE LANDMACHT 463 een soepele geldvoorziening na mobilisatie en zij overigens ook voor vredestijd niet geheel voldeed, werd een cheque-regeling ontworpen. Het voornaamste verschil met de tot dusver geldende „betalingsopdrachten regeling" ligt hierin, dat niet meer voor elke administratie een crediet wordt geopend bij het hoofdkantoor der Javasche Bank en hare agentschappen, doch voor het geheele leger bij de Javasche Bank te Batavia een algemeen crediet. Zulks geschiedt telkenjare op aanvraag van den Legercommandant door den Directeur van Financiën. De door de kwartiermeesters af te geven cheques mogen worden verzilverd bij de daarvoor aangewezen kantoren der Javasche Bank, Lands- en hulp perceptiekassen en postkantoren. Deze cheque-regeling is 1 Januari 1939 in werking getreden. Militair Geneeskundige Dienst. In 1938 verscheen een tweetal nieuw bewerkte uitgaven van reglementen, namelijk de „Geneeskundige handleiding ten gebruike bij de kaderscholen" (G.H.K.) en de „Gebruiksaanwijzing voor -middelen" (G.v.G.). Deze beide handleidingen, waarvan de Maleischo uitgaven in 1939 zullen verschijnen, zijn in de eerste plaats bestemd voor het gebruik bij den troep. Behoudens ondergeschikte wijzigingen in den opzet van het lesrooster aan de hand waarvan de opleiding der nieuw benoemde beroepsofficieren van gezond heid plaats heeft, werd de theoretische en praetische militaire en militair-medische vorming der uit Nederland aangekomen jonge militaire artsen op analoge wijze behartigd als in vorige jaren. Speciale aandacht werd besteed aan het aankweeken van de kennis der laboratorium-techniek en aan het onderricht in militair hygiënische vakken, terwijl het meerendeel der jonge officieren van gezondheid een cursus volgde aan de militaire gasschool te Bandoeng. Evenals in 1937 had bij het militair hospitaal te Weltevreden de opleiding plaats van een aantal dienstplichtige artsen tot reserve-officier van gezondheid. Als een belangrijk hulpmiddel bij de opleiding en do verdere vorming zoowel van de beroeps- als van de reserve-officieren van gezondheid, is te beschouwen het in 1938 verkrijgbaar gestelde „Handboek voor den officier van gezondheid van het K.N.1.L.", waarvan de bewerking in 1937 werd begonnen. Dit uit 3 deelen bestaande werk beoogt te zijn een vraagbaak voor den officier van gezondheid betreffende al datgene, wat hij voor de uitoefening van zijn taak behoort te weten en wat niet of slechts verspreid in leerboeken of dienst voorschriften is te vinden, dan wel nadere omschrijving behoeft. Het lste en 2de deel geven een overzicht van de teak van den militair geneeskundigen dienst in vredestijd, resp. in tijd van oorlog, terwijl in het 3de deel de behandeling van gaszieken in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger beschrijving vindt. In 1938 werden wederom in alle groote garnizoenen op Java geneeskundige dingen gehouden. Een doelmatiger en overzichtelijker bepakkingswijze der vrachtauto's van de verbandplaatsafdeeling voor gaszieken, alsmede oen betere verlichting van dit onderdeel en van do hulpvorbandplaatsafdeeliiigen bleek ge wenscht, zoodat de vraag op welke wijze hierin zou kunnen worden voorzien, in studio werd genomen. In 1938 volgde, evenals in vorige jaren, een aantal officieren van gezondheid, militaire apothekers en andere militairen van den Militair Geneeskundigen Dienst een cursus aan de militaire gasschool. De werkzaamheden van het Algemeen Magazijn van Geneesmiddelen (centrale verstrekking van geneeskundige behoeften) en het Scheikundig Laboratorium (aanmaak en onderzoek van genees- en verbandmiddelen, gerechtelijke schrift en scheikundige onderzoekingen) hadden op gelijke wijze als in vorige jaren, geregelden voortgang. In verband mot de belangrijke plaats welke het luchtwapen in de defensie is gaan innemen, had in 1938 een aanzienlijke uitbreiding van den vliegmedi dienst plaats; het aantal keuringen nam in evenredigheid toe. DE STAATSINRICHTING 464 Een aantal publicaties over in het medisch gaslaboratorium gedane onder zoekingen op het gebied van gasbescherming, behandeling van gaszieken en toxicologie der oorlogsgassen zag in 1938 het licht. Onderzoekingen werden verricht over de besmettelijkheid van materialen en levensmiddelen welke aan mosterdgas zijn blootgesteld, alsmede aangaande de voor bescherming en ontsmetting te nemen maatregelen. Vermelding verdient het onderzoek betreffende het dragen van beschermende kleeding in de tropen met het oog op de daaraan verbonden gevaren (warinte stuwing) en dat naar de werking van de gifgassen dichloor- en dibroommethyl aether. Het afkeuringscijfer van de kort in dienst zijnde, in Nederland aangenomen militairen was in 1938 lager dan in vorige jaren. Het typologisch onderzoek, zooals dit bij de Koloniale Beservc te Nijmegen wordt toegepast, heeft in de practijk zijn bruikbaarheid bewezen; een zorgvuldige gebruikmaking dezer methode zal vele elementen uit het leger kunnen weren. welke voor den militairen dienst minder geschikt zijn. Militair Diergeneeskundige Dienst. Bij de oefeningen worden dit jaar voor het eerst de veldapotheken gebruikt; zij bleken zeer goed te voldoen. De voor de behandeling van gasziekc paarden ontvangen Dreager 8.5.8, zuurstofapparaten zijn bij proefnemingen goed bruikbaar gebleken. De gezondheidstoestand der paarden was over het algemeen goed. Gevallen van besmettelijke ziekten kwamen niet voor. Bij aankomst van de jonge remonte-paarden uit Australië, brak zooals geregeld weer goedaardige droes uit. Het verloop van deze enzoötie was ditmaal buitengewoon gunstig. Gedurende 1938 werden 29 (30) ') primaire gevallen van maanblindlieid on 73 (73) recidieven waargenomen, terwijl 5 (10) paarden wegens verlies van het gezichtsvermogen als gevolg van dit lijden uit de Jcgersterkte werden afgevoerd. Het ziektepercentage ten opzichte van de gemiddelde sterkte bedroeg 213,06 (233,2), terwijl het gemiddelde ziektepercentage per dag 7,33 (9, —) en de gemiddelde duur van de ziektegevallen 12,33 (14,1) dagen bedroeg. Uit de legersterkte werden afgevoerd 215 (270) paarden. Het verlies is dit jaar dus veel minder dan dat van het vorig jaar en zou nog lager geweest zijn, indien geen paarden aan het Instituut Pasteur en den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst waren afgestaan. Het genezingspercentage, berekend op de gemiddelde sterkte, bedroeg 199,19 (214,25), het sterftecijfer 1,05 (1,28). ') I>e lusschen ( ) geplaatste cijfers hebben betrekking op het, vorig verslagjaar. Topografische Dienst Geodetische werkzaamheden (taak der triangulatiebrigade). Do veldwerk zaamheden (verkenning, pilaarbouw en hoekmetingen) op Sumatra werden regelmatig voortgezet in Atjeh en den Biouw- en Lingga-archipel. In het noordelijk deel van Atjeh, nabij Seulimeum, werd een basismeting verricht. Berekeningen werden uitgevoerd van triangulatiepunten in Atjeh en den Biouw en Lingga-archipel. De werkzaamheden in het laatstgenoemde gebied werden voltooid na aansluiting met het Bangka-triangulatie-net. Herberekeningen werden verricht ten behoeve van het net van Sumatra's Westkust en Zuid-Sumatra. De vcldwerkzaamheden op Borneo werden in zuidelijke richting voortgezet, terwijl ook- een uitbreiding ten noorden, van Sainarinda tot stand werd gebracht. Op het observatiestation te Tjililitan (nabij Batavia) werd regelmatig voort gegaan met het verzamelen van gegevens ten behoeve van de bijdrage van Nederlandsch-Indië in de internationale bestudeering van de beweging der aardas. Eerste kaarteering der Buitengewesten (taak der 3 opnemingsbrigades en der fotogrammetrischc brigade; toegepaste schaal 1 : 50.000 voor het in cultuur DB LANDMACHT 465 gebrachte en 1 : 100.000 voor het overige gebied). De kaarteering van Atjeh en van den Riouw-archipel vorderden resp. met 3004 en 978 km 2 . De opneming in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo breidde zich met 1290 km 2 uit. In Midden-Celebes werden 582 km 2 in kaart gebracht. Omtrent de luchtfotogrammetrische kaarteering valt het, volgende te ver melden. Ten behoeve van de Nederlandsche Koloniale Petroleum Maatschappij werden in Atjeh en Djambi de grenzen van de z.g. 5a contractsterreinen gekaar teerd; 262 km 2 op de schaal 1 : 25.000 weiden opgeleverd. Oj> Borneo werd de uitwerking der luchtfoto's, bestemd voor hot zoeken van een wegtracé en vervaardigd voor het Departement van Verkeer en Waterstaat, tot kaarten 1 : 100.000 aangevangen doch tijdelijk gestaakt. Ten behoeve van de kolonisatie in Celebes werd het daarvoor bestemde gebied in Malili opgenomen, terwijl tenestrische verbandmetingen werden verricht. De in 1937 onderbroken detail kaarteering van Nieuw-Guinea werd na ontvangst van de coördinaten hervat. doch moest in verband met andere werkzaamheden tijdelijk- gestaakt worden. Gekaarteerd werd oen oppervlakte van 9064 km 2 . De vluchtige opneming (niet, c.g. gedeeltelijk berustend op geodetischen grondslag en spoedshalve toegepast op de kleine weinig volkrijke eilanden) van Timor (Kleine Soenda-eilanden) si rekte zich uil over 1696 kin-. Herkaartccring van Java en Madoera (taak der 8 herzieningsbrigades) schaal 1 : 50.000. Deze werkzaamheden werden met volle kracht voortgezet. Voor zooveel mogelijk wordt hierbij gebruik gemaakt van de herzioningsmetingeii ten behoeve v aii de huidien tekaart ei i. Fiscale metingen. De metingen voor de landrentekaarteering (taak der 3 herzieningsbrigades op Java en een detachement in de I luitengewesten) ten behoeve van de 10-jaarlijksohe herziening van den landrente-aanslag strekten zich op -lava uit over 657 059 ba en werden verricht in de regentschappen Batavia, Buitenzorg, Garoet. Tegal. Pekalongan, Temanggoeng, Magelang. I'ati. Ib-mbang, Toeloengagoeng. Sidoardjo, Pasoeroean, Loemadjang, Bangkalan on Pamekasan. Me herziening in do oiiderafdeeling l'angkadjene en Maros (Celebes) word voortgezet, terwijl met de herziening van do onderafdeeling Makassar een aanvang werd gemaakt. Herzien werd een oppervlakte van 60 300 ha. De mutatie-metingen (uitgevoerd door personeel ingedeeld bij do 4de opnemings brigade te Medan) werden op Sumatra voortgezet in de onderafdeelingen Toba, ') Uitgezonderd Bchetskaarten (verkenning»-, route- en patrouille-kaarten). Samenvatting van de eerste kaarteering der Buitengewesten 465 DE STA VTSIXKIOUTINC. 466 Hoogvlakte van Toba en Silindoeng (res. Tapanoeli), welke gegevens moeten verschaffen omtrent de mutaties in de reeds gekaarteerde en geregistreerde grondstukken in het sawah-areaal, welke door de inheemsche bevolking in individueel bezit worden geoccupeerd. Gedurende 1988 werden aldus 1245 splitsingen, uitbreidingen of inkrimpingen van het sawah-bezit verwerkt, terwijl van de zijde der bevolking 182 aanvragen binnenkwamen om kaartjes op gezegeld papier in zake de door belanghebbenden geoccupeerde groiidstukken. Werkzaamheden der kariografische afdeeling. De afwerking der overzichts kaart vau den Nederlandsch-Indischeii archipel 1 ; 5.000.000 moest worden getaakt wegens andere dringende werkzaamheden. Om de/elfde reden moest de afwerking der 1:1.000.000 bladen Fly-river, Hollandia on Thursday Islam! van de internationale Wereldkaart worden gestaakt, liet blad Singaradja van deze kaart werd ter reproductie afgeleverd. Van de 1:250.000 overzichtskaarl van het eiland Sumatra kwam 1 blad gereed, zoodat van dit 28 bladige kaartwerk nog 0 bladen samengesteld moeten worden. De ov er/iehtskaart 1:2.500.000 van N ieiiw-( liiinea werd ter reproductie verd. Reproductiewerkxaamheden. Gereproduceerd werden 17 topografische k-aarten van West-Java, 5 van .Midden-lava on 19 van Oost-Java. de garnizoenskaart van Malang en 1 geologische kaarten van Jav a op de schaal 1 : 100.00(1. I >e reproductie omvatte viorts 4 topografische kaarten van Sumatra's Westkust, (1 van Djambi en (i van Atjeh en Onderhoorigheden on bovendien 1 blad van de overzichtskaarl van Sumatra 1 : 250.000. Afgedrukt werden 8 topografische kaarten van Zuid- West-('elehcs. Van de vluchtige opnemingen van Soemba en Timor werd 1 kaart. schaal 1 : 100.000, afgedrukt. Van de gi aadafdeeliiigsbladen 1 : 100.000 van Nieuw-Guinea werd 1 blad in spoeddruk afgeleverd. Oefeningen In 1988 bad per divisie een oefening ouder leiding van den divisie-commandant plaats, welke in de defensieterreinen werd gehouden, terwijl onder leiding van don commandant dor Ilde divisie bovendien nog een oefening voor de Barisan korpsen op Madoera plaats vond. De cavalerie, waarbij wielrijders, pantserauto's en pioniers waien ingedeeld, hield onder leiding van den regimentscommandant een oefening in de omgeving van Soebang. waaraan ook door infanterie werd deelgenomen. De oefeningen van de regimenten infanterie onder leiding van de regiments commandanten werden, wegens bet groote aantal bij den troep plaatsvindende opleidingen, vervangen d ' kaderoefeningeii ;om dezelfde reden bleven de oefeningen in afwisselend terrein achterwege. Wederom werden mobilisatie-oefeningen van beperkten omvang gehouden, Welke geheel volgens de voor 1987 geldende regelingen plaats vonden. Tenslotte dienen nog de geneeskundige oefeningen in t r, epenverb.iiid iv de omgeving van de garnizoenen te worden vermeld. Gezondheidstoestand en hygiënische maatregelen omtrent den gezondheidstoestand van het leger in 1988 zijn thans nog geen nauwkeurige gegevens bekend. Evenwel kan. op grond van de op dit oogenblü bekende cijfers, de I nededeel ing vvol'ileli gedaan, dat de algemeene gezi ilidl leids toestand van hot leger bevredigend is geweest. Bij do militairen bestaat een goede belangstelling voor datgene wat hun op hot gebied der gezondheidsleer door officieren van gezondheid en militaire superieuren wordt geleerd. I)e bestrijding van de malaria, de in bet leger nog steeds zeer veelvuldig voorkomende ziekte, blijft de voortdurende belangstelling van den gei, kiindigeii dienst opeischeii. Groote aandacht werd ook dit jaar besteed aan de DS LAXDMACHT 467 naleving van de mechanische prophylaxis, de beschutting tegen den steek van malaria overbrengende muskieten, welke het belangrijkste middel uitmaakt om het uitbreken der ziekte te voorkomen. In het Verslag over 1937 werd nader ingegaan op het principe, waarop de malaria-prophylaxis in het leger sinds 1934 berust, namelijk dat der zolfimmunisatie. Dit principe bleef in 1938 geheel van kracht; het feit dat de slagvaardigheid van den troep niet wordt geschaad door het, in vergelijking met de jaren vóór 1934, hoogere ziektecijfer der malaria, bood geenerlei aanleiding om don in het laatstgenoemde jaar ingeslagen weg te verlaten. Evenwel moet thans de opmerking worden gemaakt, dat de inzichten in het malaria-vraagstuk zich sinds H>-">l weer bobben gewijzigd, zoodat de vraag moet worden gesteld of een heroriëntatie met betrekking tot therapie on prophylaxis der malaria in het leger ttiet ge wenscht. is. Nadere mededeelhigon hieromtrent kunnen op dit oogenblik nog niet worden godaan. Na de malaria hebben do geslachtsziekten in bot leger de hoogste morbiditeit, zoodat de bestrijding van deze groep van ziekten eveneens do voortdurende aandacht van den geneeskundigen dienst vraagt. Hoewel in do laatste jaren het voorkomen dor venerische ziekten in het leger een geleidelijke daling onderging. zijn nieuwe bestrijdingsmiddelen in overweging gen n. liet geregeld houden van voordrachten over geslachtsziekten voor militairen aan de hand van geprojecteerde afbeeldingen word ingevoerd. In 1938 hadden de voorbehoedende inentingen en herinentingen tegen typhus, cholera, dysenterie en tetanus op overeenkomstige wijze plaats als in de vorige jaren. Tn 1937 had, naar aanleiding van het voorkomen van enkele beri beri-gevallen in de voorafgegane jaren, overleg (.laats mol den Hoofdintendant, ten einde te geraken tot een hooger vitomine 11,-gehalte van de rijst in garnizoenen waai zil.vervliesrijst wordt genuttigd. Als gevolg hiervan werd in 1938 de afslijpingsgraad van deze rijst verminderd, waai door niet alleen, naar verwacht mag worden, de manifeste beri beri uit het leger zal verdwijnen of althans tot oen minimum zal worden bep.rkt, doch ook — hetgeen uit een oogpunt van slagvaardigheid belangrijker is — oen eventueel latend tekort aan vitaminen P>, oud: militairen wordt bestreden. Korpsen niet rechtstreeks tot het leger behoorende Behalve de oefeningen, welke door di korpsen zelfstandig worden gehouden, Damen in 1988 de korpsen Barisan met troepen van het leger deel aan meerdaagsche oefeningen in groot verband op Madoera; een halfbataljon van het Legioen van Mangkoe Nagoro maakte de bij Lamongan gehouden meer daagsche oefening van de troepen der lide divisie mede. De uitbreiding van het korps Prajoda op Bali kon, dank zij do bereikte bevredigend,- resultaten, volgens bet gedachte schema verloopeii. terwijl het resultaat der werving en opleiding van het kort verband-personeel van de korpsen Barisan en het Legioen van Mangkoe Nagoro van dien aard is. dat met vertrouwen de verdere uitgroei van dit iiistiiuut kan worden tegemoet gezien. Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek In den loop van 1938 zijn in het Koninklijk Koloniaal Militair I n valideiibuis op Bronbeek nabij Arnhem opgenomen 32 oud-militairen (•'>•> uit Nederlandsch tndië, 1 van bel Koninklijk Nederlandsch leger en 1 van de Koninklijke Marine) on zijn uit do sterkt,- afgevoerd 21 man (7 wegens overlijden ,-n 14 die op verzoek of om andere reden ontslagen zijn). Dientengevolge lelde bel geslicht eind,- 1938 10.) verpleegden (21 gcgrai I neen lel ien SS minderen), tegen 98 verpleegden (20 gegradueerden en 78 minderen) einde 1987. Gerekend over bel geheele jaar. huisvestte bet gesticht in 1938 gemiddeld 105 man per dag. In de ziekeninrichting waren, bij bet einde van elk' kwartaal van 1988, in verpleging acht, reenvolgens 26, O». 23 on 2-1 man. Mei de vervulling van verschillende betrekkingen waren einde 1938 belast •",', vei pleegden, onder wie 0 gegradueerden. DE STAATSINRICHTING 468 De uitgaven voor het invalidenhuia bedroegen, in 1938 f 93 077 of — na aftrek van de ten bate van het gesticht ingehouden gagementen en pensioenen ad f 50 163 — f 42 914. Staatsmobilisatieraad Personalia. De functioneel, samenstelling en de taak van den Staatsinobili satieraad, vastgesteld bij (1.8. 18 April 1936 n". 16, ondergingen in 1938 geen wijziging. Het aan den Baad toegevoegd permanent secretariaat bestond uit kapitein van don Generalen Staf, een ambtenaar van het Departement van Economische /aken. een ambtenaar van het Departement van Justitie en lager personeel. Waar do uitvoering van de door den Baad noodig geachte maatregelen en de voorbereidingen daartoe gr. hit endeels aan de- Departementen van Algemeen Bestuur zijn opgedragen-, werd op enkele Departementen oen ..Kantoor voor staatsmobilisatievoorbeieiding" gevormd dan wol werden ambtenaren en officieren aangewezen, die mot die werkzaamheden werden heiast. Me omvang van dezen arbeid, welke in hoofdzaak van COÖrdineerenden aard is. niet name op lu-t gebied der personeelsvoorziening in oorlogstijd, en do noodig geachte versnelling daarvan, noodzaakt tot uitbreiding van enkele thans bestaande formaties, werkzaam ton behoeve van de Staatsmobilisat ie. Algemeen gedeelte. De aan den Staatsmobilisatieraad opgedragen taak is gesplitst in oen a algemeene, b politiek-politioneele en c industrieel-economische voorbereiding; zij beoogt voorts d maai regelen ten aanzien van de voedsel voorziening, r den handel op hel buitenland en ƒ binnenlandsch verkoer en indingen. De voorbereiding tot .-ii de uitvoering van deze werkzaamheden vonden gestadig voortgang. Me inleidende werkzaamheden tot de voorbereiding, welke veelomvattend zijn en voornamelijk bet karakter dragen van onderzoek naar dl n opbouw van de volkshuishouding, waartoe gegevens moeten worden verzameld ten aanzien van productie, verbruik en voorraden, alsmede van de personeele organisatie van het ambtelijke apparaat en het lndrijl'slev en. vorderden op bevredigende wijze. Zij gingen gepaard met een verdieping van bet inzicht in de Staats mobilisatie en haar noodzakelijkheid bij de daarmede bemoeienis hebbende ambtelijke instanties ,-n hij de pa r( icu I h-ie organisaties, welke bij de/en arbeid worden ingeschakeld. Daardoor weid geleidelijk op bloede basis een geestelijke instelling op het Staatsmobilisatieprobleem verkregen, welke op haar beurt leidde tot medewerking op dit terrein in wijden kring. Algemeene voorbereiding. Hei onderzoek- naarde mogelijkheid van beperking van de normale taak van de Overheidsorganen in tijden van oorlog of oorlogs gevaar, ten einde te bereiken, dal zooveel mogelijk dienstplichtige ambtenaren aan de weermacht kunnen worden afgestaan, werd voortgezet ,-n leverde in vele dien bevredigende resultaten op. Op den grondslag van die beperkte taak werden noodformaties ontworpen, welke als basis dienen V - de te verleenen vrijstellingen van opkomst onder de wapenen bij mobilisatie. Met lu-t bedrijf leven wa-id overleg geopend nopen;, het indienen van overeenkomstige nood- Eormaties. De op monetair gebied ti- treffen voorzieningen van oi ganisaloriscbeii en wettelijkon aard werden voorbereid en voor oen deel tot stand gebracht. Voorraadvorming. Gedurende 1938 kwamen maatregelen in uitvoerinj vergrooting van de magazijnsvoorraden van verschillende Landsdiensten, voor et- betreft goederen van buitenlandsche trsprong, terwijl ook met de opvoering der voorraden van goederen, welke in Nederlandson-Indiè' worden geproduceerd uit grondstoffen geheel of gedeeltelijk van buitenlandschen oorsprong. een aanvang werd gemaakt. Ten einde de voorraad vorm ing bij don handel ven voor den Lande en de volkshuishouding onmisbaar ie achten artikelen te stimuleeren, werden in 1938, DB LANDMACHT 469 op voorstel van den Staatsmobilisatieraad. de regelen, welke voorde aanschaffing van Landsgoederen gelden, zoodanig gewijzigd, dat de Indische handel, meer dan tot nu toe, in staat, zal zijn aan de leve, ing van die artikelen deel te nemen. Een lijst van deze onmisbaar te achten artikelen is door bet Departement van Economische Zaken, in overleg mot do andere Departementen, ontworpen. Industrieele oorlogsvoorbereiding. Ten einde de Indische industrie op baai taak in oorlogstijd voor te bereiden en gegevens te verkrijgen over hetgeen met haar bulp reeds thans zou kunnen worden bereikt, werden verschillende proef en leerorders aan die industrie opgedragen. Naast de uitgifte van do/e orders, welke de verhooging van de technische capaciteit beoogen, werd bijzondere aandacht gewijd aan de opvoering van het beschikbare aantal technische werk krachten, welk aantal thans nog aanzienlijk ten achter staat bij de behoefte aan deze werkkrachten in oorlogstijd. In October 1988 stelde de Staats bilisatieraad (5.M.8.), nadat de noodige evens waren verzameld voor het BCheppen van oen werkbasis, een ..Hoofd commissie voor de Industrieele Oorlogsvoorbereiding" in, mot de taak leiding te geven aan de voorbereiding van de bestaande industrie op haar taak in oorlogstijd en don S.M. 11. van advies ie dienen nopens de maatregelen, welke naar haar meening van Landswegc zouden kunnen worden genomen ter ontwik keling van de industrieele productie-mogelijkheden van in oorlogstijd onmisbare behoeften. In deze Commissie zijn vertegenwoordigd de Departementen van Oorlog, der Marino, van Economische Zaken en van Financiën, /ij kan de bewerking van min of moer o]) zich zelf staande vraagstukken aan speciaal daartoe Ie vormen werkcommissies opdragen, zooals intusschen geschiedde dooi de instelling van de ~Werkcommisßie Gasbescherming". Gedurende do enkele maanden van 1988, welke haar na haar instelling nog restten, bereidde de Hoofd commissie haar werkzaamheid voor 0111 in den aanvang van 1939 haar taak daadwerkelijk aan te vangen. Maatregelen tegen luchtgevaar. Me door den S.M.R. aanbevolen Centrale Inspectie voor de Luchtbescherming is einde 1937 tot stand gekomen en onder den Directeur van Binnenlandsch Bestuur gesteld. In een luchtbescherrningsplan zijn do 'm do eerstkomende jaren achtereenvolgens te nemen maatregelen vast gelegd. Aanpassing aan het lucht verdedigiugsplaii geschiedt in ..verleg met de militaire departementen. Hot vraagstuk der vervaardiging van een type gasmasker voor do burgerbevolking werd in 1988 in beschouwing genomen. Geneeskundige verzorging. Mei het oog op de geneeskundige verzorging van volk en weermncht iv gev ai van oorlog of mobilisatie werd bij besluit van 5.M. 11. in September J't:;, commissie ingesteld, welke tot taak kreeg den Baad van advies te dienen nopens de wijze, waarop in buitengewone tijds omstandigheden de geneeskundige verzorging in Nederlandsch- Indië doeltreffend kan worden verzekerd en nopens di- daartoe in vu deslijd te nemen voorbereidende maatregelen, In de/o oommissie zijn do Departementen van Oorlog en der Marine, de Dienst der Volksgezondheid en het Boode Kruis vertegenwoordigd, terwijl daarin mede zitting heeft een vrouwelijk lid voor lu-t tot stand brengen van contact inwerking op dit gebied mof vrouwenorganisaties iv Indië. Gedurende 1938 heeft de commissie voor de personeele organisatie in oorlogstijd een regeling getroffen. Do wijze en de mate van den door don Dienst der \ olks .ndheid aan h.-t Leger bij mobilisatie te geven steun werden geregeld. De organisatie van de samenwerking in vredestijd tusschen alle daarbij betrokken Overheidsdiensten op \>ci gebied van materieele voorzieningen had bevredigenden ing. Organisatie P.T.T.-diensten. Dij besluit van den 5.M.11. werd in Juni 1938 een ..I'.T.T.-commissie" ingesteld, welke tot taak heeft den Baad van advies i dienen nopens a dl aanpassing, in geval van mobilisatie en oorlog, van organisatie en laak van den I.T.T.-dienst aan de dan geldende politieke en militaire eisden; o de maatregelen, welke ouder die omstandigheden mot DE FINANCIËN DEK PROVINCIËN, ENZ. 47 C. DE FINANCIËN DER PROVINCIËN, STADSGEMEENTEN, GROEPSGEMEEN SCHAPPEN, REGENTSCHAPPEN EN PLAATSELIJKE RADEN Zooals in de Verslagen over de jaren 1935, 1936 en 1937 werd medegedeeld, is in die jaren voortgegaan met het toepassen van kortingen op de vaste en daarmede op één lijn te stellen uitkeeringen aan de openbare gemeenschappen. Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 199 had de formeele vaststelling plaats van de resteerende Landsuitkeeringen over die jaren, met uitzondering echter van de uitkeeringen over de jaren 1936 en 1937 aan de stadsgemeenten Semarang, Pasoeroean en Probolinggo. De omstandigheid, dat het onderzoek nopens de vraag, in hoeverre de aan deze stadsgemeenten bij wijze van voorschot toegekende uitkeeringen in vaste uitkeeringen zouden dienen te worden omgezet, nog niet was beëindigd, vormde een beletsel om voor die stadsgemeenten de restant uitkeeringen over de jaren 1936 en 1937 vast te stellen. De in het vorig Verslag aangekondigde definitieve vaststelling van de Lands uitkeeringen-1937 aan de autonome gemeenschappen op Java en Madoera voor de aan die gemeenschappen overgedragen onderwijs- en gezondheidszorg, geschiedde bij G.B. 8 Dec. 1938 n°. 41. Het totaal-bedrag van de bij dat besluit vastgestelde uitkeeringen voor overgedragen onderwijszorg beliep f 8 540 742. terwijl het totaal der uitkeeringen voor overgedragen gezondheidszorg f 1 883 948 bedroeg. De bij de Landsbegrooting voor 1937 voor beide doeleinden uitgetrokken credieten, respectievelijk bedragende f 8 262 026 en f 1 566 844, werden derhalve met onderscheidenlijk f 278 716 en f 317 064 overschreden. Bij Ord. van 11 April 1938 (I. S. n°. 170, gew. I. S. n°. 624) werd, met terugwerkende kracht tot 1 Januari van dat jaar, een nieuwe regeling van de financieele verhouding tusschen het Land en de provincies, stadsgemeenten en regentschappen op Java en Madoera vastgesteld. Door de totstandkoming van deze regeling kwamen de tot dusver bestaande Landsuitkeeringen (de z.g. vaste Landsuitkeeringen, de uitkeeringen voor over gedragen onderwijs- en gezondheidszorg, alsmede do uitkeeringen voor tuinbouw voorlichting aan de provincies West- en Oost-Java) te vervallen. Die uitkeeringen werden daarbij vervangen door aandeelen in de opbrengst van bepaalde Lands middelen, vcor de berekening waarvan de over het jaar 1937 toegekende Lands uitkeeringen als uitgangspunt werden genomen. Alvorens als basiscijfers voor de nieuwe financieele verhouding te dienen, werden deze uitkeeringen herberekend en gecorrigeerd. Herberekend werden de Landsuitkeeringen-1937 voor de met ingang van 1 Januari van dat jaar overgedragen onderwijs- en gezondheidszorg, hoofdzakelijk om de financieele gevolgen van de uit de muntdepreciatie voort gevloeide stijging van materiaalprijzen en de toegekende duurtetoeslagen aan li' t personeel op te vangen, terwijl verschillende correcties werden toegepast om ingeslopen onbillijkheden en ongelijkheden zooveel mogelijk op te heffen. Boven de aldus herberekende en gecorrigeerde Landsuitkeeringen-1937 werd tenslotte een ~ruimte" van 15 % aangebracht. Vcor het aanbrengen van deze „ruimte" bestond drieërlei motief. Vooreerst diende, voor zoover de in 1937 bestaande Landsuitkeeringen op andere zorg dan die voor het onderwijs en de volksgezondheid betrekking hadden, alsnog rekening te worden gehouden met de prijs- en loonstijgingen als gevolg van den omslag in de conjunctuur. Voorts was een compensatie noodig in verband met de omstandigheid, dat in de onderwerpelijke nieuwe regeling met het voormalige subsidie-stelsel in beginsel is gebroken en in de derde plaats was eenige ruimte noodzakelijk om den in de crisisjaren ontstanen achterstand op het gebied van de zorg voor de overgedragen Landsgebouwen geleidelijk te kunnen inhalen. Boven het op de hiervóór aangegeven wijze berekend aandeel in de opbrengst van Landsmiddelen ontvingen de stadsgemeenten nog een toeslag, welke — voor alle stadsgemeenten tezamen — f 500 000 bedroeg. Het toekennen van dezen toeslag had ten doel de stadsgemeenten in staat te stellen zoo noodig belastingen te verlagen of het peii van haar Overheidszorg eenigszins op te voeren. Aangezien de onderhavige nieuwe regeling om verschillende redenen een min of meer experimenteel karakter draagt, werd bepaald, dat zij de financieele DE STAATSINRICHTING 470 woidin genot ten aanzien van den binnenlandschen radio-omroep en de radio-ontvangst van buitenlandschen oorsprong; c de wijze, waarop de sub a en b 'de aanpassing en maatregelen doeltreffend kunnen worden voorbereid. In deze commissie zijn de Departementen van Verkeer en Waterstaat, van Oorlogen dor Marine, alsmede la-t Hoofdparket vertegenwoordigd. De commissie bouwt voort oji het reeds in 1937 en de eerste helft van 1938 dom- de genoemde Departementen in onderling overleg verzamelde materiaal. Vervoersaangrligenl'rilru. \a ontvangst van het rapport van oen daartoe ingestelde voorbereidende commissie, word in ,111111 1938 bij besluit van den S.M.B, oen commissie ingesteld, welke tot laak heeft den Baad, in overleg met de betrokken Departementshoofden, van advies te dienen nopens de maat n. welke op organisatorisch en technisch gebied voor de daarvoor in aan merking komende lei v ons en de daarop aansluit endo ovoiiandverbiin ling.-i moeten worden genomen in geval van oorlog <>f andere buitengewone omstandigheden. Iv deze commissie zijn vertegenwoordigd do Departementen van Verkeer en Waterstaat. Oorlog. Kooiioiniseho Zaken, financiën on der Marino. Vloeibare bedrijfs- en lichts tof f en-voorziening. Voor do voorbereiding der voorziening in do. behoefte aan vloeibare bedrijfs- en liohtstoffen in geval van oorlog of oorlogsgevaar werd hij besluit van den S.M.B, in Mei 1937 een commissie ingesteld, welke tot taak heeft den Baad van advies te dienen nopens de wijze, waarop in oorlogstijd de weermacht en hot bedrijfsleven onder verschillende omstandigheden Zullen kunnen worden voorzien van de noodige are bedrijfs- on lichtstoffen 011 nopens do in vredestijd te nemen maat regelen om die voorziening zoo goed mogelijk to verzekeren. Iv deze commissie zijn do Departementen dor Marine, van Oorlog, Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken vertegenwoordigd. Medewerking van do in Indië- werkende olie-maatschappijen werd verkregen. In 1938 bracht de commissie de gegevens bijeen, welke moeten dienen voor baar aan don S.M.B, uil to brengen voorstellen. Voorbereiding voedselvoorziening. Gedurende 1938 stelde hot Departement van Economische Zaken een onderzoek in naarde noodzakelijkheid van voorraad vorming van rijst, waartoe O.m. contact werd opgeno 11 mof, de groote cultuur en mijnbouw ondernemingen in do Ibiitengowosten. Vordering van motorvoertuigen. \><' voorbereiding van de vordering bij mobilisatie van motorvoertuigen door en ton behoeve van de weermacht werd n 1938, in overleg mol hof. Departement van Verkeer en Waterstaat, ger Het streven is zooveel mogelijk te voorkomen, dat door die vordering hof bedrijfsleven wordt gedesorganiseerd. opium- en zoutvoorziening. Hot vraagstuk van de opium- on zoutvoorziening in geval v.-m oorlog of oorlogsgevaar word door lu-t Departement van Financiën in studie genomen. Informatierecht 5.M.11. kien ontwerp-ordonnantie voor <\e regeling van hel informatierecht van den S.M.IL werd bij de Begeering ingediend. Het ontwerp bedoelt aan bedrijven, inrichtingen, instellingen, Overheidsdienaren on particu lieren de, verplichting op ie loggen tot bet verstrekken van inlichtingen ten behoeve van de Staatsmobilisatie aan door den Gouverneur-Generaal daartoe te machtigen organen. Burgerlijke dienst plicht. Het. ontwerp-ordonnantie „Burgerlijke Dienst plicht", dat zich beperkt tot de v - vredestijd noodig geachte regelingen, kwam in 1938 gereed voor beschouwing door andere daarbij te betrekken instanties, liet voor oorlogstijd bestemde gedeelte, hetwelk een afzonderlijke ordonnantie zal vormen, is in bewerking. De vere-ischte coördinatie met het ontwerp voor een nieuwe regeling voor don Staat van Oorlog en Beleg, de mobilisatie-ordon nanties voor Leger en Vloot, de onteigeningsordonnantie en de bestaande crisis ordonnantie wordt daarbij in acht genomen. DB LANDMACHT 471 Andere wettelijke voorzieningen. Gedurende 1938 werden door de De] uieiiieii van Economische Zaken en Justitie ordonnanties ontworpen betreffende uitvoerverboden, maatregelen tegen prijsopdrijving en betreffende uitwinning (uitstel van iïnancieele verplichtingen en opschorting van civielrechtelijke verplichtingen en rechterlijke maatregelen in tijd van mobilisatie). Scheepvaartverkeer. In 1938 hoeft het Departement der Marine, in overleg met het Departement van Economische Zaken, de maatregelen in studie genomen, welke worden noodig geacht ter regeling van het lmndelsseheepv aart verkeer in oorlogstijd. Lijzondere maatregelen en voorzieningen. Gedurende 1938 nam de 8.M.8. verschillende onderwerpen van minder principieel.- beteekenis dan de hiervóór verluidde, in tdudie. Ook kwamen enkele moor incidenteele vraagstukken tot oplossing. DE STAATSINRICHTING 472 I. DE LANDSDIENAREN 1. Personeelsvoorziening en daarmede samenhangende regelingen De noodzaak tot het betrachten van soberheid in de Landshuishouding bracht mede, dat slechts in beperkte mate kon worden overgegaan tot indienstneming van nieuw personeel. In het algemeen evenwel verviel de noodzaak tot inkrimping van de personeelscorpsen, zoodat bij hel Regeeringsrondschrijven van 3 Aug. 1938 (lib. n". 140G5) de voorschriften betreffende een beperkte vrijwillige afvloeiing konden worden ingetrokken. Zooals in bet vorig Verslag is vermeld, was de mogelijkheid tot opneming in vasten dienst, in 1937 wederom voor alle Laiidsdieiinron opengesteld. Aangezien do bestaande voorschriften terzake de noodige overzichtelijkheid misten en tevens eenige wijzigingen daarvan noodzakelijk werden geoordeeld, zijn hij het li'egeei-ingsiondsciirijveu van 27 April 1938 (Bb. n°. 14024), j°. G.B. •27 April 1938 n". 22 (Bb. n°. 14023), met vervallenverklaring van d<- bestaande bepalingen, nieuwe voorschriften gegeven in/aio- de opneming in vasten dienst, welke van toepassing zijn zoowel op de Kliiopeeselle als op de Inheemsche Landsdienaren. Aansluitend bij i\e nieuwe bezoldigingsregeling. is hierbij meer dan te voien de nadruk gelegd op den eisch van pracfische geschiktheid voor het ambt. Alle Landsdienaren zoowel van k'.uiopoeseheii als van I nheeiiisoheii landaard, die voldoen aan de eisden omschreven iv de Ord. in I. S. 1930 n". 401, zullen in vasten dienst worden opgenomen, indien zij: a. belast zijn met de waar neming van oen organieke, niet op tijdelijken voet. ingestelde functie, en ten minste gedurende een jaar, doch nog geen 8 jaren zoodanige betrekking— al dan niet met verandering van werkkring of promotie — bekleed hebben; l). volledig geschikt zijn voor de door in-n vervulde betrekking; e. den leeftijd van 35 jaar nog niet hebben bereikt.; (/. voor den dienst lichamelijk geschikt bevonden zijn. Van de bovengenoemde termijnen en leeftijdsgrens zal in bijzondere gevallen kunnen worden afgeweken, terwijl de leeftijd van .">ö jaar, evenals tevoren, st-'i-ds mag worden overschreden niet evenveel tijd als de betrokkene op het tijdstip van opneming in vasten dienst geldend kan niakeii voor pensioen. Der administratie is opgedragen om voortaan de Landsdienaren. die volledig geschikt zijn voor hun betrekking en ook overigens aan de gestolde oischoii voldoen, tijdig in vasten dienst t.- benoemen. Uitdrukkelijk is nog bepaald, dat gehuwde vrouwen niet in vasten dienst mogen worden opgenomen, behoudens in zoor bijzondere gevallen ter beoordeeling van de Regeenng, 2. Inkomsten der Landsdienaren Bezoldiging. De herziening van do bezoldigingsregding, welke, gelijk in het vorig Verslag werd vermeld, in 1987 ter hand was genomen, kreeg begin 1938 baar beslag. Lij 0.11. |S Febr. 193 S n". 'Jtl (I.S. n". 106) werd een nieuwe bezoldigingsregeling onder den naam „Bezoldigingsregeling Burgerlijke Lands dienaren 1988' (D.L.L 1988) vastgesteld, nut bepaling, dal deze geacht moest worden in werking te zijn getreden met ingang van 1 Januari van dat jaar. Sedert is die regeling weder -enige malen gewijzigd (zie I. S. 1988 Hos. '21)3. 279, 396, 440. 168, 517, 627, 642, 678 e,, 698). Mede worden in do herziening bolrokken de militaire bezoldigingsregelingen, ZOOWeI dio Van hef Leger als die van de Koninklijke Marine. Lij (I.Ln. IS l'Vbr. 1988 nos. 21 en 22 (I. S, nos. 107 en KIS) werden respectievelijk vastgesteld de ..Militaire Bezoldigingsregeling 1988" (M.8.8. 1988) on wijzigingen gebracht in de „Regeling van do bezoldiging van het personeel, bohooronde tot hot korps Inlandsche schepelingen bij de Koninklijke Marine" zoom.-de in de „Regeling van het korps Inlandsche bedienden bij do Koninklijke Marine". De voorschriften traden eveneens in werking gerekend \an 1 Januari L9BB Lij den op/el van <b zo nieuwe b.-zoldigingsregelingon zijn do volgende begii noineii: in hot algen! inkorting van do lengton der DE LANDSDIENAREN 473 schalen, gedeeltelijk herstel van den z.g. horizontalen overgang, het verleenen van een regionalen (standplaats) toeslag, welke als meer integreerend deel van de inkomsten moet worden beschouwd en waarvoor dan ook geen onderscheid wordt gemaakt tusschen kostwinners en niet-kostvv innors; oen verruiming van <!■- kindertoelageregeling o.m. door verhooging van de leeftijdsgrens der kinderen, zoomode van het percentage en van lu-t absolute maximum. De modellen van de besluiten voor benoemingen en toekenning van periodieke w i ddcverhoogingcn op den voet van de 8.8.L. 1938 zijn vastgesteld bij bet Kegeerhigstondsehrijven van 8 April 1988 ( Ll', n". 14008), j'\ dat van 27 Dec. 1988 ( Bb. n u . 14151). Bij G.B. 7 Maart 1938 n°. 11 (I. S. n". 126) word de tijdelijke herziene bezoldigingsregeling voor enkele groepen van personeel bij de inrichtingen der Zeemacht (I. S. 1937 Tl 0 . 32) nader gewijzigd (ai aangevuld, en bepaald, dat de voorschriften der 8.8.L. 1988 — onder zekere restrictie — van toepassing zullen zijn op do in artikel 1 van dat besluit bedoelde betrekkingen. Idi het lïegeeringsi-ondscbrijven van 25 April 1938 (L>b. n". 11018) zijn aanwijzingen gegeven voor de totstandbrenging van aan de B-B.L. 1938 conoordante locale bezoldigingsregelingen. De invoering van de 8.8.L. 1938 maakte nog wijzigingen noodzakelijk in de n-geling van de bevoegdheid tol toekenning van periodieke weddeverhoogingen in I. S. 19-29 n". 454 (gewijzigd bij 1. 8. 1984 n". 586), on in die betreffende het w.-der plaatsen van ambtenaren op nou-act iviteit of' op wachtgeld in T. S. 1891 n". 207 (gewijzigd bij I. S. 1909 n°. 264, 1928 n°. 34 en 1984 n. 858); deze wijzigingen zijn aangebracht bij (i.L. 20 Sept. 1938 n°. 14 (I. S. nos. 544 en 548). De „Regeling voor tijdelijke verlaging van wedden en andere inkomstei burgerlijk personeel", vastgesteld onder „Eerstelijk" van G.B. 17 Dec. 1932 n ü . 1. zoomede het bepaalde onder „Ten tweede" van dat besluit (I. S. n". 598) werden bij G.B. 20 Doe. 193 Su. 28 (I. S. n". 696) gerekend van 1 Januari 1988 ingetrokken. Lij lu-t Regeeringsrondsohrijven van , Maart 1988 (Bb. n°. 18986) zijn naden regels gegeven met betrekking tot do bezoldiging van de na 1 Juni 1935 doch voor 1 Beptembei d.o.v. afgestudeerde en vóór Laatstgenoemden datum in het huwelijk getreden in Nederland voor don Indiscbon dienst opgeleide Lands dienaren. Teneinde de in 1. S. 1927 n". 98 opgenomen regelen betreffende hol verleenen van dispensatie van de eiseln-n van benoembaarheid voor sommige bureau bet rekkingen in overeenstemming te brengen mof do nieuwe bezoldigingsregeling. en daarin tevens tot uiting te brengen, dat de voorgeschreven procedure ook van toepassing is bij aanstelling tot de thans bestaande betrekking van referen daris 2»le klasse, is bij (l.li. 18 Juni 1988 n". 19 (I. S. n". 868) met intrekking van bovengenoemde regeling een nieuwe regeling terzake vastgesteld, waarin mode enkele andere wijzigingen zijn opgenomen. In verband hiermede is hij het Regeeringsrondschrijven van denzelfden datum (Bb. n". L 4089) hot in Bb. n". 11)929 opgenomen Kegei ringsrondschrijvou van 9 Xov. 1925 ingetrokken. Wachtgeld, onderstand lui wijze ven wachtgeld en non-activiteitstraktement. Bij G.B. 29 Oei. 19:17 n. 39 (I. S. n°. 587) i's met ingang van 1 Januari 1938 het waehtgeldioglement in I. S. 19:! I n". 209 gewijzigd in dien /in. dat bet percentage van bet verhoogde wachtgeld en m ui-act ivit oil st rakleiuciit gedurende de eerste tw.e jaren is gebracht op 60 % van f •"><«> en 40 % van hot daarboven uitgaand bedrag. Bij G.B. li) Aug. 1988 n°. 50 (I. 8. n°. K>7) is. met terugwerkende kracht Ld 1 Januari van dat jaar in velband met de invoering van de 8.8.L. 1938, de in genoemd waohtgeldreglement opgenomen bepaling betreffende de toekenning van kindertoelage (art. 28) gewijzigd en met de desbetreffende voorschriften der bezoldn -i, mg in ~v eieoiisteiuming gebracht. Voorts is bij CL. (') Juli L9BB n". 2 (I. S. n°. 37-1) art. 22 van dat reglement aangevuld in dion zin. dat de Gouverneurs, /oomede de Residenten in .1.- Buitengewesten voortaan ook bevi zijn tot bot toekennen van wachtgeld, onderstand en non-activiteitstraktement, DE STA ITSINIW UTINÜ 474 enz. aan hel personeel, dat door hen of door aan hen ondergeschikte gczag bebbenden wordt benoemd en ontslagen. Deze bevoegdheden zullen echter met ingang van oen nader door den (h >u v eineur-< leiieraal te bepalen datum kunnen worden uitgeoefend. Pensioenen en onderstanden. Het Indisch Burgerlijk Pensioenreglement is, in ■■ terugwerkende kracht tot 1 Februari 192/ï. gewijzigd bij Ord. van l(i Deo. 1938 (I. S. n°. 691) in dien zin, dat diensttijd doorgebracht bij zelfstandige gemeenschappen, ingesteld op den voet, van artikel 119, artikel 121 of artikel 123 der Indische Staatsregeling, kan medetellen voor pensioen, terwijl de bij die instellingen genoten inkomsten voor de berel an den pensioengrondslag in aanmerking kunnen komen, Bij G.B. 13 April 1938 n°, 21 (I. S. n°. 171) heeft de tndeeling plaats gehad van een aantal locale ambten, welke naar de bepalingen van het ,|Niet Europeesch locaal pensioenreglement 1981" (I. S. n°. 500) rechten of aanspraken op pensioen verschaffen, in de pei pen A, B en C. liet G.B. 1 Sopt. 1988 n". 1 (I. S. n°. 478) bevat „Bogclen voor de uitbetaling in Nederlandsch-Indië van do pensioenen, gagementen en onder standen (en laste van de Indische Pensioen- en Weduwen- en Weczcnfondsen" ou „Regelen in acht to nemen bij hot heieenen van pensioenen, gagementen on onderstanden alsmede bij het uitbetalen van die beleende uitkeeringen". Bij Tv. B. 21 Juni 1938 (1. S. n°. 607) zijn wijzigingen aangebracht in de Reglementen van de Weduwen- en Weezenfondsen voor Europeesche burgerlijke Landsdienaren en die der Europeesche officieren van het Koninklijk Neder landseh-Indiseh leger on in hel Europeesch locaal pensioenreglement 1985, terwijl bij K. B. 26 Aug. 1988 (I. 8. n". 608) gewijzigd is de regeling betreffende hei deelgenootschap in het Weduwen- on Weezenfonds voor Europeesche burgerlijke Landsdienaren in Nederlandsch-Indië van Europeesche leerkrachten bij hof bijzonder onderwijs. De instructie voor de uitbetaling van de pensioenen, gagementen in onder standen ten laste \an de Nederlandsch Indische pensioen en weduwen- en weezenfondsen aan in hei buitenland gevi echthebbenden is opgenomen in Bb. n°. 14142. In het Regeeringsrondsohrijven van 18 Maart 1938 (Bb. n". 18988) is een nieuwe regeling opgenomen betreffende de toekenning van onderstand aan de weduwen van Inlandsche Landsdienaren. die geen aanspraak kunnen niak.n op toekenning van pensioen. De ~Regelen voorde toekenning van onderstand aan weduwen van gepension deerde en gegageerde niet Europeesche militairen van la-I Koninklijk- Neder landsch-Indisch b-ger eu van [nlandsche schepelingen der Koninklijke Marine" zijn bij G.B. II Juni 1988 n*. 2b (LI.. n°. 14034) nader gewijzigd on aangevuld. Inzake de uitbetaling van onderstanden voor ééns aan Inlandsche schepe lingen der Koninklijke Marine op den v.ni van hot ~Pensioenreglement [nlandsche schepelingen 1925" zijn bij CL. s Ang. 1988 n". 29 (Bb. n°. 14068) nieuwe regden vastgesteld. Toelagen eu andere bijzondere inkomsten. Bij _. B. 28 Febr. 1988 n". on ( K S. n°. 185) zijn de toelagen voor bijzondere ambtskosten van den v President eu de leden van den baad van Mederlandsch- 1 udii"' ell van den /dier van den Volksraad vastgesteld, terwijl de op den voet van artikel l.l dor 8.8. Ij. 1988 aan HÄ( residenten bij den bestuursdienst in de buiten -lava en Madoera. d, residenten bij den best u ursdionsi ~p Java en Madoera en de regenten op -lava eu Madoera tot Ie kennen toelagen voor bijzonder, ambtskosten zijn geregeld bij bel besluit van den Directeur van Kimienlandsoh Bestuur van 10 Aug. 1988 (Kb. ~-. 14074). Betreffende de toekenning van toelagen aan het personeel van schepen van de Gouvernements Marine of van de Bel i en -ustverlichting dan wel van gewestelijke vaartuigen of v aart ui-en van den haven- ,-n loodsdienst, belast m,t hvdrogi'afische werkzaamheden van hij/ondeien omvang of duur. is een nieuwe regeling vastgesteld bij G.B. 21 Sopt. 193 S n". 12 (Kb. n". 1IH90). DE I. VMisMISNAREN 475 3. Rechtstoestand der ambtenaren en samenhangende regelingen De bij de behandeling van de bezoldigingsherziening toegezegde verruiming van de regeling inzake de verleening van oen tegemoetkoming aan de Lands dienaren in de kosten van geneeskundige behandeling en/of verpleging is bot stand gekomen bij G.B. 19 Febr. 1988 n°. 16 (I. S. n°. 110). Ingevolge dit besluit kan onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming worden veneend, wanneer de kosten over oen tijdvak van drie maanden moor hebben bedragen dan 10 % van de over dal tijdvak genoten Landsinkoinsten; de tegemoetkoming bedraagt •'! -I van dl bedoelde meerdere kosten. Lij G.B. 20 Maart 1988 n". 20 (Bb. n°. 13994) zijn enkele wijzigingen aangebracht in de regeling in Bb. n°. 13448 inzake h.-t verleenen van verloven buiten bezwaar van den Lande. Op de consequenties van de verlenging van ei n buitenlandsoh verlof, dat op den Joden eener maand eindigt, met een verlof buiten bezwaar van don Lande, is nogmaals gewezen in h.-t RegeeringS rondschrijven van 23 Juli 1988 (Bb. n°. 1-1071). In hel Regeeringsrondsohrijven van 2 Mei 1938 (Bb. n°. 14019) is, ter vermijding van onderling afwijkende beslissingen, bepaald, dat onder „tijdelijk Landsdienaar" moei worden volstaan: ieder, die lief Land dient, zonder in vasten dienst te zijn opgenomen, voor zoover zijn positie niet door bijzond bepalingen wordt beheerscht (gelijk bijv. ingevolge do regelingen in I. S. 1934 n. 111 hel geval is bij do niaandlooticrs en werklieden of wel bij ben. niet wie hol Land een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht esloten). Zoolang een afzonderlijke regeling van do nositi.- van losse krachten (als bijv. maand lers) niet is tot stand gekomen, zullen de voor tijdelijke Landsdienaren geldende voorschriften op hen van toepassing zijn, tenzij zij daarvan uitdrukkelijk /ijn uitgezonderd. Do ~Regeling betreffende de toekenning van tegemoetkomingen aan nagelaten betrekkingen van overleden Landsdi iv |.S. 1927 n". 878 ijzigd bij G.Bn. 5 Juli 1938 u". 10 (I. S, n". 111) ,-n 1 Aug. 1938 n". 20 (I. S. n". 4011), waarbij do begrippen Landsdienaar, kostwinner on maandelijksch inkomen nader zijn omschreven, terwijl bij eerstgenoemd G.B. even. wijziging is aangebracht: in de Maandlooners en Werkliodenreglemont en 1934 in dozen zin, da! de Onderstand eindigt mol hel (inde der maand volg op die van overlijden. Een overeenkomstige wijziging is bij G.B. 9 Nov. 1938 n°. 17 (Bb. n". 14119) aangebracht in het Werkliedenreglement Marine 1936 i Bb. ir. 18598 j°. 13927). Lil Ord. van Is Maart 1988 (I. S. n". 140) is in de regelingen betreffend. terugbetaling van gelden, van Landswege voldaan ten behoeve van hen, die zoowel buiten Xedorhmdseh d ndiö (I.S. 1922 n". 27. /....als dit herhaaldelijk ewijzigd), als iv Nederlandsch-Indië (I. S. 1926 n". 210. zooals dit herhaal delijk is gewijzigd) voor don Indischon dienst zijn of worden opgeleid, een wijziging aangebracht, welke bot mogelijk maakt, dal ook de ambtenaren in vasten dienst, die wel van hun werkzaamheden zijn ontheven, doch niet uit 's Lands dienst zijn ontslagen, kunnen worden verplicht- tot terugbetaling van de bedoelde gelden, terwijl voorts enkele bevoegdheden van den < ioiivernonr < l.neraal o|i de 1 b-part enieiit slioofd.-n zijn overgedragen. Voorts zijn uitvoerings bepalingen van de regeling in bovengenoemd I.S. 1925 n". 21i) vastgesteld voor de opleiding lof enkele betrekkingen bij do Staatsspoorwegen bij CL. 20 Juni 1988 n° 80 (Bb. n°. 14040), en voor enkele betrekkingen bij don P.T.T. di.-nsi bij G.B. 15 Aug. 1988 n . 17 | Bb. n°. 1 1069). De positie van do voor de studie aan de I lest inirsacadeinie aangewezen [nlandsche bestuursambtenan regeld in het hij B.V. van 1. Sopt. 1938 (I.S. n". 535) vastgestelde ~ Lest il il rsaeade mio-n-gb 't i ion t". De bij Bpoedoverplaatsingen van Landsdienaren. die een particuliere woning bewonen, eventueel door hen geleden huurschade kan bun ingevolge de in het Regeeringsrondschrijven van 17 April 1938 (Bb. n°. 14008) vervatte regeling worden vergoed. Voor hef militair personeel van do zeemacht is bij G.B. 2."") Maarl 1938 , (I. S. n". 145) we regeling b akundige behandeling DE STA V'l'slN'liieil'l'lN'i; 476 vastgesteld; bij hetzelfde besluit is de Regeling betreffende hot verhuren van Lauilswoningeii voor bedoeld personeel nader gewijzigd en aangevuld. Bij Ord. van 10 Dec. 1938 (I.S. n». f,80) is vastgesteld oen ..Kegeling betreffende inhouding, beslag en korting op en vervreemding van de bezoldiging on hot pensioen der ambtenaren", welke op oen nader to bepalen tijdstip in werking zal treden. Lij K. B. 10 Dec. 1937 (I. S. 1938 n°. 124, juncto n°. 125) is een nieuwe regeling vastgesteld voor de Roomsch-Katholieke geestelijken in Nederlandsch- Indië, waarin alle bestaande bepalingen betreffende de bezoldiging, de toepas sol ijkverklaring van de voor de Luropeesche burgerlijke Landsdienaren geldende personeele regelingen, enz. zijn samengevat. Lij het rondschrijven van don Directeur van Financien van 38 Maart 1988 zijn krachtens liegeoriiigsniachl iging richtlijnen gegeven voor de toepassing van de artikelen 3 (1) en 10 (1) van het „Buitenlandsch veriofresrlement L 987" (I. S. n°. 462). In liet Regeeringsrondschrijven van 13 Juni 1988 (Bb. n°. 1401.".) is voor geschreven, dat in bet algemeen niet mag worden overgegaan tot het verleenen Van buitenlandsche verloven wegens langdurigen diensf. aan ambtenaren, van wie op redelijke gronden wordt vermoed, dal, zij eenigen tijd in Europa moeten vertoeven om aldaar van ziekte te genezen, vooraleer betrokkenen zijn onder worpen aan een keuring door oen (hoofd)koiu ingsruad dan wel door e.-n alleen keurenden geneesheer, oen on ander naar de onderscheiding als voorgeschreven in (i.B. 17 Dec. 1931 n°. 22 (I. S. n°. 501). Ben „Benoemingsreglement voor de opium- ,-n Zoutregie op -lava en Madoera" kwam t,,t stand bij CL. 19 Oct. 1988 n°. 16 (Bb. n°. 14101). Iv hef Regeeringsrondschrijven van 12 Nov. 1938 (Bb. n". 14122) is voor geschreven, hoe gehandeld moei worden terzake van de verificatie van den diensttijd van Landsdienaren. die ontslag uit 's Lands dienst of ontheffing van de lijdelijke werkzilil llist el lil Iq Verzoek De bepalingen ten aanzien van do rangschikking in klassen van Landsroizigers naar en van Nederlandsch- 1 ndie (Bb. n". 18623) zijn nader gewijzigd bij de Miiiisf.-iieek- Beschikking van I Mei 1938 (Bb. n". 11027). In hol Regeeringsrondschrijven van 19 Aug. 1938 (Bb. n". 14072) zijn richt lijnen gegeven voor de beoordeeliug van den aard van hot dienst verband van de vóór de afkondiging van het Indisch Burgerlijk Pensioenreglement aangestelde [nheemsche Landsdienaren, die nog in actieven dienst zijn. dan wel inkomsten .genieten op den voel van het w acht geldregleiuonl in I.S. 1984 n". 209. Lij G.B. 22 Aug. 193 S n", 32 (Bb. n". 14088) is bepaald, dal de niet Europeesche locale ambtenaren in vasten dienst, op wie de bepalingen voor Europeanen toepasselijk worden verklaard en die uit dien hoofde deelgenoot dienen te worden in bot Europeesch Locaal Pensioenfonds, zijn vrijgesteld van de bij artikel I. sub A van het Kuropeesch locaal pensioeniegb-mont (I. S. L 985 n". 599) gestelde keuringseischen. Inzake de verplichte belastmginhouding op de van Lands-wege toegelegde inkomsten van Landsdienaren zijn verscheidene iritvoeringsvoorschriften vast ;,| (Bb. nos. 18969, 18970, 18982 en 13984). Tot bot aanwijzen van oen lid en oen plaatsvervangend lid van de Commissie voor Georganiseerd Overleg inzake Algemeene Ambtenaarsbelangen is bij G.B 19 Nov. 1988 n". 44 (T. S. n". 658) bevoegd verklaard „De Federatie van Nederlandsch-Indische VakvereenigingeE van Middelbare en Hoogere Overheids dienaren" | Ambleiiai-enfederatie). 4. Andere maatregelen Eed. De voorschriften i.r uitvoering van de Ord. in I.S. 1931 n". lö9, tot regeling van den ambtseed al' ie leggen door burgerl i|ko Lnndsdieuaion (I. s. 1984 n". ion), /ij" gewijzigd hij K.\'. van o -luli 1988 (I. B. n. 875). DB LANDSDIENA—EN 477 Eereteckencn. Het G.B. in I. S. 1931 n°. 477, betreffende het voeren van een autowimpel door assistent-residenten op -lava en Madoera, is ingetrokken (I. S. 1938 n°. 452). Ambtskleeding. Hei ambtkostuum is vastgesteld voor regenten on patihs bij liet Inlandsch corps van don bestuursdienst op Java on Madoera bij semi offieieelo gelegel il leden (Bb. 11". 18992). De ambtskleeding voor de havenmeesters is nader gewijzigd (Bb. n". 18985). Keuring. Te Tandjoengpinang (Biouw) is een keuringsraad tot het keuren van adspirant burgerlijke Landsdienaren ingesteld (Bb. n". 14022). , WSINRICHTING 478 d. DE PROVINCIËN, STADSGEMEENTEN, GROEPSGEMEENSCHAPPEN, REGENTSCHAPPEN EN LOCALE RESSORTEN Bij Ordn. in I. S. 1938 nos. 132 en 133, juncto n°. 264, werden, als et neenschappen van dien aard, 1 Juli 1938 de groepsgemeenschappen Minangkabau en Bandjar ingesteld. Deze maatregel ging gepaard mof de opheffing van onderscheidenlijk de gemeente Sawahloento en hot plaatselijk -.il van de onderafdeeling Batipoeh en N Koto en van het plaatselijk n-ssoit Barabai. In verband mot hot herstel van de zeili.. :..ien op hel eiland Bali worl voorts, mei ingang van 1 Juli 1938, het locaal ressort Karangasom opgeheven (Ord. in I. S. 1938 n°. 165). Lij Ord. in I. S. 1938 n". 181 kwam ii-n nieuwe organieke regeling tot stand voor op den voet van artikel 123, lid 2 der Indische Staatsregeling ingestelde gemeenten in de Buitengewesten ( „stadsgemeente-ordonnantie Buitengewesten"). Ink mei de inwerkingtreding van deze ordonnantie (1 Juli 1938) werden de ■ centen Padang, Fort de Koek en Bandjermasin in stadsgemeenten omgezet (I. S. 1938 nos. 357, 358 en 359). Vervolgens had. mot ingang van 1 Januari 1989, de omzetting iv stadsgemeenten plaats van do gemeenten Medan, Palembang, Pematangsiantar en Makassar (I.S. 1938 nos. 715, 710, 717 ,-n 718). Voor do. als groepsgemeenschap op den voet van de „groepsgemeenschaps ordonnanl ie" ol als st adsgemeeiil e op- den voet van de . .stadsgeiiieenl e-ordon nantie Buitengewesten" aangewezen gedeelten van do bij Ord. in I. S. 1986 11°. 08, juncto I. S. 1938 n". 264 op 1 Juli 1988 ingestelde gouvernementen in de Buitengewesten werden bij Ord. van 11) Maart 1938 (i.S. n". 12.)). bot decentralisatiebesluit on de lot tdonnantie buiten werking gesteld. Lij genoemde ordonnantie van 10 Maart 1938 wolden voorts voor de locale ressorten, vooi welke die regelingen van b bleven, het doe.-nt ra lisa t iobesl ui I de locale raden-ordonnantie in dier voege gewijzigd, dat eenige aansluiting werd verkregen aan de , .groepsgi ineeiischa])sordonnaii( ie en de nieuwe organieke regeling voor de stadsgemeenten in de Buitengewesten. In aansluiting op de slaat kundige hervormingen in het gebied der Luiteii vesten, werden verschillende beden, bemoeiingen en verrichtingen, welke tevoren aan den Gouverneur-Generaal of aan centrale organen waren v< behouden, op de gouverneurs dan wel op de residenten overgedragen (I. S. l'.l.'lS nos. 371 en 374). Voorts weid de overdracht geregeld van bevoegdheden, bemoeiingen en verrichtingen van do Hoofden van gewesteli ur in de gewesten Sumatra. Borneo en dooie Oost op di' residenten aldaar (I. S. LCN 370 j°. n°. 372, I.S. 1988 n°. 873 en I.S. 1938 n°. 10 1 j". n°. 165). Teneinde zekere waarhol ohepjen om de zei l'sf audigheid van sl.ads gemeenten in groepsgemeenschapsgebied nader te bevestigen, werd de „groeps leenschapsordonnantie" gewijzigd en aangevuld (Ord. in 1. B. 1938 n°. 180) Bij Ord. in 1. S. LOS n". 592 werd. om allen twijfel terzake uit te sluiten, bepaald dat, waar in algemeene verordeningen, welke niet van rechtswege dan wel door een uitdrukkelijk- voorschrift, uitgesloten zijn van toepasselijkheid op psgemeenschappen en stadsgemeenten in de Buitengewesten, sprake is van locale ressorten en lom organen, daaronder mede worden begrepen gieepsgeiiieon schappen en stadsgemeenten in de Buitengewesten en derzelver organen. Met betrekking tot d<- ter besohikkingstelling van Landsdienaren aan de groepsgemeenschappen Minangkabau en Bandjar on aan de stadsgemeenten Padang, Port de Koek en Bandjermasin werd bij G.B. o Juli 1938 u". 2:'. (I.S. n". 418) een regeling vastgesteld. Lij G.B. van gelijken datum n". 25 (I. S. n". 415) werd bepaald, dat de/e ambtenaren voorshands uit de kas van het Land bezoldigd blijven en dezelfde inkomsten en andere wettige voordcelen als bij bet Land blijven genieten. De regeeringsverordening in I. S. 1986 n°. 655 betreffende de uitvoering van burgerlijke Landsw erken door open! meenschappen, onderging enkele wijzigingen (1. S. 1938 nos. 0 en 170). DE PROVINCIËN, O—MEENTEN, REGENTSCHAPPEN l-'.N LOCALE RESSORTEN 479 Bij G.B. 15 Oct. 1938 n". 22 (I. S. n". 615) werden werken met betrekking tot kampongverbetering aangewezen als „bijzondere gevallen", bedoeld in artikel 1, iid 2, sub b van I. S. 1936 n°. 548. Als gevolg hiervan dienen de projecten van kampongverbeteringswerken, voor de uitvoering waarvan om oen subsidie van Landsvvogo wordt verzocht, steeds aan de beoordeeling van hot Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid te worden onderworpen. De wegverkeersordonnantie werd in 1938 op verschillende niet-principieele punten herzien (I. S. 1938 n°. 657). Voor de in verband hiermede noodzakelijk gebleken -wijzigingen en aanvullingen van de wegverki dening, alsmede van het „wegverkeersbesluit Verkeer en Waterstaat" en het „wegverkei besluit, Binnenlandsch Bestuur" zie men I. S. 1988 n". 714 en Bb. nos. 14136 en I 1137. Bij Ord. in T. S. 193 S n°. 88 word. door een daartoe strekkende wijziging van de stadsgemeente-ordonnantie en de locale raden-ordonnantie, zoowel aan de Nederlandsche als aan de Uitheemsche en [nheemsche vrouw het passiel kiesrecht voor Btadsgemeenteraden - lenteraden toegekend. Het tijdstip van de periodieke aftreding van de led.-n dor stadsgemeenteraden, enteraden en Locale raden werd in 1938 een maand verschoven en gesteld op d.-n derd.-n Dinsdag van September. De daartoe noodzakelijke wijzigingen in de „Kiesordonnantie Gen den Nederlanders en Uitheemsche onder danen", de ..locale raden-ordonnantie" en de . .stadsgem.eiite-ordonnantie" werden bij Ord. Ül I. S. 1938 n°. 271 bewerkstelligd. Ter uitvoering van de ..Kiesordonnantie Gemeenteraden Nederlanders en I itheemsche onderdanen" en de ..Kiesordonnantie Gemeenteraden [nheemsche onderdanen" werden nieuwe triesvoorschriften vastgesteld (Bb. nos. 13955 en 13956, juncto n°. 1 1038). In de samenstelling van don raad van de stadsgemeente Batavia — welk college sedert de in 1934 plaats gehad bobbende samenvoeging van deze stads geineenti en de st adsgelneei it (- Meester Co.nehs 12 leden tolde- — word bij Ord, in I. S. 1938 n". 420 wijziging gebracht in dien zin. dat het aantal leden werd teruggebracht tot- 33. Daarbij werd tevens de verhouding tusschen bet aantal Inheemsche en hei aantal Nederlandsche raadsleden ten gunste van eerstgenoemde leden gew ij Lij Onl. in I. S. 1938 n°. 351 worden do binnen de grenzen der stadsgemeente Malang gelegen Inlandsche gemeenten Oio-oio-dovvo, Tjelaket on Kaoeinaii opgeheven. Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 490 zijn algemeene bepalingen vastgesteld betref ie de regeling en hot bestuur van de huishouding der Inlandsche gemeenten in de Buitengewesten, zulks met ingang van 1 Januari 1939 (I.S. n°. 681). De bij de invoering van de 8.8.L.-1938 vastgestelde voorloopige regeling van de bezoldiging der burgemeesters werd bij CL. 28 Oct. 1938 n°. 2-1 (I.S. ii". 027) definitief vastgesteld. Lij dat besluit werd tevens oen voorloopig. regeling vastgesteld voor do aan deze functionarissen toe te kennen ainbts i. lagen, welke regeling strekt ter vervanging van de in I.S. 1937 n°. 425 opgenomen regeling van de toelagen voor bijzondere ambtskosten van burge meesters. Een regeling weid in het leven geroepen omtrent de aanwijzing van o(-n gen, tan don burgemeester ter beschikking gestolde ambtswoning, alsmede omtrent de betaling van buur voor de aangewezen woning (1. S. 1938 n". 088). Tenslotte zij nog vermeld, dat bij hel in Bb. n". 18995 opgenomen 0.8. damt 1988 n°. 7 is bepaald, dat de burgemeesters op -lava ,-n Madoera bij d.. uitoefening van hun Landstaak op lei gebied van de volksgezondheid, onder van den gouverneur zijn gestold. \>K KIN'AXCIKELE TOKsT.AXD 48 verhouding regelt voor de jaren 1938, 1939 en 1940. De bedoeling is, om, aan de hand van de in die periode opgedane ervaring, in het jaar 1941 tot een definitieve regeling te komen. Teneinde het uit de nieuwe regeling voortvloeiende risico zoowel voor het Land als voor de betrokken autonome ressorten te beperken, werd bepaald, dat hetgeen volgens deze regeling aan de zelfstandige gemeenschappen op Java en Madoera wordt uitgekeerd in den vorm van aandeelen in de opbrengst van Landsmiddelen, voor de jaren 1938, 1939 en 1940 wordt begrensd tusschen minima en maxima. Buiten deze beperking valt voor provincies en stads gemeenten het aandeel in de opbrengst van benzine-accijns en motorvoertuigen belasting. Deze minima en maxima werden voor het jaar 1938 vastgesteld op 95 % en 105 %, voor het jaar 1939 op 90 % en 110 % en voor het jaar 1940 op 85 % en 115 % van de bedragen, waarop die aandeelen bij de onderwerpelijke regeling zijn gewaardeerd. Voorschriften omtrent de wijze van berekening en betaalbaarstelling van de ingevolge de nieuwe regeling toe te kennen uitkeeringen zijn opgenomen in Bb. nos. 14089 en 14098. Krachtens de nieuwe regeling van de financieele verhouding kunnen aan de stadsgemeenten op Java bijdragen in de kosten van kampongvcrbetering worden toegekend tot een bedrag van + f 500 000 's jaars in totaal, een en ander volgens door den Gouverneur-Generaal te stellen regelen. Bij G.B. 25 Mei 1938 n°. 30 werd een commissie ingesteld, welke tot taak kreeg der Regeering omtrent de toekenning van subsidies aan stadsgemeenten op Java ten behoeve van kampongverbetering van advies te dienen. Die commissie ontwierp voorloopige richtlijnen, welke bij de subsidieverleening zouden zijn in acht te nemen. In 1938 werd een bedrag van f 499 725 aan subsidie voor kampongverbetering uitgekeerd. Deze subsidies werden uitsluitend toegekend voor kampong verbeteringswerken in engeren zin, derhalve niet voor omvangrijke assaineerings en rioleeringswerken, woningverbetering, malariabestrijding, straatverlichting, zorg voor begraafplaatsen, e.d. Voor de groepsgemeenschappen in de Buitengewesten werd een regeling van de financieele verhouding met het Land vastgesteld (I. S. 1938 nos. 169 en 624), welke op dezelfde beginselen berust als de hiervóór besproken regeling voor de autonome gemeenschappen op Java en Madoera. Aangezien de groeps gemeenschappen Minangkabau en Bandjar nog niet over een eigen financieel administratief apparaat beschikken, werd bij G.B. 6 Juli 1938 n°. 24 (I. S. n°. 414) bepaald, dat ten behoeve van deze gemeenschappen van Landswege wordt voorzien in het verrichten van kaswerkzaamheden en het onderzoeken en betaalbaarstellen van vorderingen. In verband met de totstandkoming van de nieuwe regeling van de financieele verhouding tusschen het Land en de autonome gemeenschappen op Java en Madoera, ontvingen deze gemeensehappen een aandeel in de opbrengst van den benzine-accijns en van de motorvoertuigenbelasting, hetwelk op een andere wijze werd berekend dan de in vorige jaren toegekende aandeelen in den benzine accijns. Ook de groepsgemeenschappen ontvangen krachtens de voor die gemeen schappen vastgestelde regeling van de financieele verhouding een aandeel in de opbrengst van den benzine-accijns en van de motorvoertuigenbelasting. Slechts de gemeenschappen, waarvoor geen regeling van de financieele ver houding tot stand kwam, ontvangen thans nog een op den ouden voet berekend aandeel in de opbrengst van den benzine-accijns. In 1938 werd uit dezen hoofde een som van f 429 894 uitgekeerd. Ook in 1938 werden nog enkele conversies tot stand gebracht. De Kegeering bekrachtigde een besluit van den gemeenteraad van Makassar, strekkende tot het aangaan van een leening groot f 1 420 000 ter algeheele aflossing van het restant van de aan het Land verschuldigde koopsom van de gouvernementswaterleiding ter plaatse (I. S. 1938 n°. 379). Deze leening werd geplaatst tegen een rente van 3£ % en een uitgiftekoers van 1004 %. Voorts bekrachtigde de Eegeering twee leeningen van de gemeente Medan, onder scheidenlijk van f 1 560 000 en f 260 000, voor de algeheele aflossing van het DB STAATSINRICHTING 480 K. DE ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN Bij Ord. in I. S. 1938 n". 165 werd do inlijving bij het rechtstreeks bestuurd gebied van Nederlandsch-Indië van de voormalige landschappen Boeleleng en Djembrana op het eiland Bali ongedaan gemaakt, terwijl tevens het locaal ressort Karangasoni werd opgeheven. Daarop volgde de ungedaanmaking van do inlijving bij het rechtstreeks bestuurd gebied van Nederbindscli- 1 ndie van de voormalige zelfbesturen —arangasem, Badoeng, Tabanan, Kloengkoeng, Gianjar on Bangli (I. S. 193 S n . 281). Bij G.B. 30 Juni 1988 n". 1 worden goedgekeurd en bekrachtigd de door Anak Agoeiig Poetoe Djilantik, Anak Agoeng Bagoes Negara, Tjokorda Alit Ngoerah, Tjokorda Ngoerah K.toet, Anak Agoeng Ngoerah Agoeng. Dewa Agoeng oka (hg en Anak Agoeng Agoeng Bagoes Djilantik geteekende korte verklaringen, waarmede voornoemde Kalischc hoofden werden erkend en bevestigd als zelf bestuurder, onderscheidenlijk van do Landschappen Boeleleng, Djembrana. Badoeng, Tabanan. Gianjar, Kloengkoeng. Bangli en Karangasem. Bij do staatkundige hervorming van Bali heeft de gedachte voorgezeten, dat door het herstel van den oud-inheomschon organisatievorm en de versteviging van hot daarin wortelend hoofdengezag, de meest gunstige voorwaarden geschapen zijn voor de verdere ontwikkeling van dit eiland on zijn bevolking. In aansluiting oj) de herziening van de verhouding van het Land tot do zelfbesturen in de Buitengewesten mot lang contract zijn ook de Zelfbestuurs regelen, welke die verhouding regelen voor de z.g. korteverklaringlanc_chappen, herzien (I. S. 1988 n". 529). Voor een toelichting op de/e nieuwe Zelfbestuurs regelen 1988 zie men Bb. n°. 14099. Aangezien do inhoud van de nieuwe Zelfbestuursregelen vrijwel geheel overeen komt met den tekst van de nieuwe politieke contracten, is thans voor hef geheele zolfbest ui end gebied in do Kuitoiigewesteii uniformiteit op het gebied van de zolfbest iiursv erhoiidiiigen vorkie. Bij G.B. 2 Nov. 1938 n°. 20 (J. C. n°. 90) is Teukoe Keudjroeën Adé op verzoek eervol ontheven van de waardigheid van zolfbest iiurder van het landschap Geumpang (onderafd. Lammeulo, afd. Noordkusf van Atjeh, res. Atjeh en ( ludel'll. ). Op 13 April 193 s overleed Teukoe Keudjroeën Amat, bestuurder van het landschap 111 Moekim Lambeusoe (Tjalang, ros. Atjeh en Onderh.) en ~| 20 December 1988 overleed Teukoe Oemar. bestuurder van hel landschap Teunoni (Westkust van Atjeh, res. Atjeh ,-n Ondorh.). De bestuurscommissie voor hei landschap Adonara (Oost-Flores en Solor ei landen, ros. Timor en Onderh.) is 1 Januari 1987 ontbonden en Bapa Noeboer is tijdelijk holast nut de waarneming van het bestuur over dat landschap. DE WATERSCHAPPEN 481 De heffingscijfers in het jaar 1938 L 989 bedroegen voor de drie Vorsten landsche waterschappen: Opak I'rogo 24,07 cent, Dengkeng 29,24 cent en Bengawan 26,25 cent, d.w.z. dat overeenkomstig het bepaalde bij artikel 24. letter b dor Vorstenlandsche watersohapsordonnantie per bouw bevolkingsaanplant betaald werden 3 maal, por bouw maahiet 24 maal, per houw tabak en rietbibil S maal on por bouw ondememingspadi 6 maal deze bedragen. 481 L. DE WATERSCHAPPEN INHOUD 482 INHOUD Blz. T. De staatkundige toestand :i A. Betrekkingen met hef buitenland 3 I. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond 3 2. Economische en verkeersbetrekkingen 6 .'!. Juridische betrekkingen ( .i 4. Overige aangelegenheden 20 B. De inwendige politieke toestand 23 1. Inleiding 23 2. Partij groepeeringen onderde Europeesche bevolking .... 23 3. De Inlandsche beweging 24 4. De Chineeeche bevolkingsgroep 30 IT. De financieele toestand 33 A. De Landsfinanciën 33 1. Algemeen overzicht 33 2. 's Lands Vermogenstoestand. Leeningen 3G 3. Belastingen in geld 38 4. Heerendiensten 44 5. De Indische bedrijvenwet 44 0. Beheer der geldmiddelen en de contróli daarop 45 B. De financiën der zelfbesturende landschappen 16 C. De financiën der provinciën, stadsgen aten, groepsgemeensohap pen, regentschappen en plaatselijke raden 47 111. De economische toestand 50 A. Economische overzicht 50 1. Algemeen overzicht 50 2. Betalingsbalans 58 8. Prijsverloop in binnen- en buitenland 64 4. Werkgelegenheid, volksinkomen, verbruik 60 5. Voedselsituatie 65 0. Bijzondere economische maatregelen 09 15. Landbouw 74 1. Overzicht van den landbouw 74 2. Overzicht van de verschillende landbouwgewassen .... 83 3. Overheidszorg voor den Landbouw 98 4. De Gouvernements landbouwbedrijven 110 C. Veeteelt 121 Overzicht van den veestapel 121 Overheidszorg voor den veestapel 125 Veeartsenijkundig Instituut 128 INHOUD 483 Blz. Nederlandsch-Indische Veeartsenschool 129 Dierenbescherming 180 1). Visscherij en vischteeit 181 1. Zeevisseherij 131 2. Binnenvisscherij en vischteeit 13] E. Landbouwkolonisatie en migratie 134 F. Boscbbouw 130 1. Dienstorganisatie, boschpolitiek en boschwetgeving .... 136 2. Loschai eaal, iioscbinriclit ing en technische uitrusting van het boßchbedrijf 186 3. Boschinstandhouding 188 4. Boaohexploitatie 139 .'>. Ilandelsbeweging van bosehpiodiicloii 1 11 C). Boschonderzoek 143 7. Personeel 111 8. Geldelijke uitkomsten 145 0. Winning, verwerking en afzet var, delfstoffen on andere oer producten; geologische onderzoekingen 117 1. Overzicht van de winning van delfstoffen 147 2. Tin 117 3. Steenkolen 1 19 I. Goud en zilver 152 5. Aardolie on aardgas 155 tb Andere oerproducten 156 7. Zoutwinning en zoutregie 159 s. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning Kil IL Nijverheid 166 1. Algemeen overzicht 185 2. Afzonderlijke, bedrijven 168 ,",. Kleef rieiteitswe/on 179 4. Overheidsbemoeienis mol de nijverht id 180 ö. Indisch Centraal Aaiischaffingskantoor 188 1. Handel 191 1. Do handelsbalans van Nederlandsch-Indië over 1988 . - • 191 2. ('it vooihandol on landen van bestemming 193 3. [nvoerhandel on landen van hei-komst 215 4. Binnenlandsche handel 22(1 5. Middenstandswezen 221 Ou. Overheidsbemoeienis met don uitvoer 225 O/». Handelsvoorlichting in hof buitenland 229 7. Overheidsbemoeienis met den invoer 280 8. Handelstentoonstellingen en jaarmarkten 233 9. Venduwezen 2-". I 10. IJkwezen 235 Dierenbescherming 180 1). Vissoherij en vischteelt 133 1. Zeevissoherij 131 2. Binnenvisscherij en vischteelt 131 E. Landbouwkolonisatie on migratie 134 F. Boschbouw 136 1. Dienstorganisatie, boschpolitiek en boschwetgeving .... 136 2. Boschareaal, boschinrichting en technische uitrusting van hei boschbedrijf 186 :;. Boschmstandhouding 138 -I. Bosohexploitatie 139 5. Handelsbeweging van boschproducten III O. Boschonderzoek 143 i. Personeel 144 H. Geldelijke uitkomsten 145 (l. Winning, verwerking en afzei van delfstoffen en andere oer producten; geologische onderzoekingen 147 1. Overzicht van de winning van delfstoffen 147 •2. Tin 147 3. Steenkolen 149 I. Goud en zilver 152 5. Aardolie en aardgas 155 0. Andere oerproducten 156 7. Zoutwinning en zoutregii 159 8. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning Kil II. Nijverheid 1(1.", 1. Algemeen overzicht 165 2. Afzonderlijke bedrijven 168 3. Electriciteitswezen 179 -1. Overheidsbemoeienis met de uijverhi id 180 5. Indisch Centraal Aanachaffingskantoor 188 1. Handel 191 1. De handelsbalans van Nederlandsch-Indië over 1938 . ■ • 191 2. Uitvoerhandel en landen van bestemming 193 3. [nvoerhandel en landen van herkomst 215 4. Binnenlandsche handel 220 5. Middenstandswezen 22! Uu. Overheidsbemoeienis met den uitvoer 225 (i/i. Handelsvoorlichting in het buitenland 229 7. Overheidsbemoeienis met den invoer 280 8. Handelstentoonstellingen en jaarmarkten 238 9. Venduwezen 284 10. IJkwezen 235 INHOUD 484 Blz. J. Munt-, crediet- en bankwezen, coöperatie 238 1. Muntwezen 288 2. De groot.- banken 240 :'i. Volkscredietwezen 245 I. ( oöperatie 253 5. Schuldbevrijding 256 0. De pandhuisdienst 257 7. De postspaarbank 259 8. Andere spaarinslellingeii 201 K. Volkeer 201 1. Overzicht van hef. volkeer 201 2. Landwegen en bruggen 265 :'>. Wegverkeer 273 4. Kuil vorkoer 275 5. Havenwezen on baggerdienst 283 0. Bebakening, kustverlichting, loodswezen, hydrografische <>p nemingen 287 7. Scheejivaart 289 8. Burgerlijke hield vaart 296 9. Post, tdegraaf en belefoon 299 10. Toerisme 305 L. Waterstaat 307 1. Bevloeiing 307 2. Waterkracht 309 0. Assaineering 309 4. Landsgebouwen 310 ê>. Waterstaatsmaterieel 310 IV. De cultureele toestand :H7 A. Christelijke en Mohamniedaanscbe eerediensl -117 1. Christelijke eeredienst 317 2. Mohammedaansche eeredienst 321 B. Onderwijs 822 C. Kunsten en wetenschappen 3-17 I ).- oudheidkundige dienst 847 Natuurbescherming 848 De jacht 351 Vulkaanbewaking 862 Enkele wetenschappelijke instellingen 352 I). De volkstelling 368 E. Publiciteit. 359 De Pers 359 Lectuurvoorziening 360 1. Muntwezen 238 2. De grootc banken 240 3. Volkscredietwezen 245 4. Coöperatie 253 5. Schuldbevrijding 256 6. De pandhuisdienst 25/ 7. Me postspaarfoank 259 8. Andere spaarinstellingen 261 K. Verkeer 201 1. Overzichl van het verkeer 264 2. Landwegen en bruggen 265 :',. Wegverkeer 278 4. Railvcrkeer 2,5 5. BTavenwezen en baggerdienst 283 ('). Bebakening, kustverlichting, loodswezen, hydrografische op nemingen '2H7 7. Scheepvaart 289 8. Burgerlijke Luchtvaar! 296 9. Post, telegraaf en telefoon 299 10. Toerisme 805 I,. Waterstaat 807 1. Bevloeiing 307 2. Waterkracht 309 :',. Assaineering 309 4. Landsgebouwen 310 5. Waterstaatsmaterieel ■'!!() tV. De cultureele toestand .'Ü7 A. Christelijke en Mohammedaansche eerediensl ; >li 1. Christelijke eerediensl 317 '1. Mohammedaansche eeredienst 321 li. Onderwijs 822 ('. Kunsten en wetenschappen 847 I ).- oudheidkundige dienst 841 Natuurbescherming 848 De jacht 35] Vulkaanbewaking 352 Enkele wetenschappelijke Instellingen 352 1). De volkstelling 358 II. Publiciteit 359 De Pers 359 Lectuurvoorziening 360 INHOUD 485 Blz. Bioscoopfilms en filmkeuring :'>iil Radio-omroep 862 V. De sociale toestand 864 A. Bocht en rechtsbedeeling 364 Het recht 364 lii- rechtspraak 365 Aanverwante onderwerpen 865 B. Bestrijding van misdadigheid 367 Gevangeniswezen 367 Strafrechtelijke dwangopvoeding 369 Reclasseering 369 Dactyloscopie 870 Crimineele statistiek 870 ('. Bestrijding van de onzedelijkheid 373 1). Gebruik van verdoovende middelen en alcohol -"'7l De opiumregie 37-1 Behandeling van opiophagèn 375 Beperking van het alcoholgebruik 37.3 B. Gezondheidszorg 877 Gezondheidstoestand van de bevolking :i77 Opldding van geneeskundig en ander technisch personeel . . . 379 Mediseh-hygieiiische propaganda 379 Wetenschappelijke onderzoekingen ;! ~0 Voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten en volks ziekten. Verhooging van het peil der volksgezondheid .... 384 Assaineeringswerken, ka m pon g verbet ei ing on drinkwatervoor ziening 393 Volkshuisvesting 394 Ziekenverzorging 394 Krank/.innigeiiverzorging 398 Pharmaceutische aangelegenheden |( " Verschillende onderwerpen In ' K. Jeugdzorg : ' 0:; Kinderbescherming 403 G. Armenzorg 404 11. Bescherming van het grondbezit 405 Overheidsbemoeienis niet uil- te geven gronden 405 Overheidsbemoeienis mot de particuliere landerijen 400 Uitvoering dor grondhuurordonnantie 406 Kadastrale opnemingen 400 Radio-omroep 862 V. De sociale toestand 864 A. Recht en rechtsbedeeling 36 I Hel recht 364 De rechtspraak 365 Aanverwante onderwerpen 365 B. Bestrijding van misdadigheid 867 Gevangeniswezen 361 Strafrechtelijke dwangopvoeding ■"'•'9 Reclasseering 369 Dactyloscopie 370 Crirnineele statistiek 870 C. Bestrijding van de onzedelijkheid 373 M. Gebruik van verdoovende middelen en alcohol 374 De opiumregie 374 Behandeling van opiophagen -"'75 Beperking van het alcoholgebruik 375 B. Gezondheidszorg 871 Gezondheidstoestand van de bevolking .'17, Opleiding van geneeskundig en ander technisch personeel . . . .",,'•' Medisch-hygiënische propaganda 379 Wetenschappelijke onderzoekingen 379 Voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten en volks ziekten. Verhooging van hel peil t\e\- volksgezondheid .... 384 Assaineeringswerken, kampongverbetei ing en drinkwatervoor ziening 393 Volkshuisvesting 394 Ziekenverzorging 394 Krankzinnigenverzorging 398 Pharmaceutische aangelegenbeden |( " Verschillende onderwerpen |(l ' F. Jeugdzorg : ' (,:; Kinderbescherming 403 G. Armenzorg ''"' II. Bescherming van bet grondbezit 405 Overheidsbemoeienis met uit te geven gronden 405 Overheidsbemoeienis met de particuliere landerijen 406 lering dor grondhuurordonnantie 406 Kadastrale opnemingen 406 INHOUD 486 Blz. T. Arbeid 408 Bescherming van Nederlandsch-Indische werknemers in het buitenland 408 Arbeidsvoorwaarden 408 Werkloosheidsbestrijding en arbeidsbemiddeling 411 Arbeidswetgeving 419 Arbeidsinspectie 419 Werving van arbeiders 431 Vakbeweging 432 J. Overheidsbemoeienis met bedrijven 4.">4 Veiligheidstoezicht 434 VI. De Staatsinrichting 438 A. Do Begeering 438 li. De Volksraad 439 C. De departementale organisatie I lö D. Het Bestuur 446 Europeesch Bestuur 440 Inlandsch Bestuur 446 Bestuur over Vreemde Oosterlingen 446 De interneeringskampen in Boven-Digoel 440 Bestuurshervorming 447 Luchtbescherming 448 Overige aangelegenheden 449 E. De rechterlijke macht 450 K. De politie 451 G. D-' Zeemacht 453 De Koninklijke Mariin- 458 De Gouvernements-Marine 454 Het Marine-etablissement 455 Regelingen van verschillenden aard -J-">'> H. De Landmacht 457 Mededeelingen van algemeoiieii aard 457 Landsverdediging 457 Sterkte en samenstelling van h.-t leger 457 Dienstplicht- en reservepersoneel 458 Militaire bijstand ter handhaving van orde. rust en veiligheid . . 458 Wapens en diensten 460 Topografische dienst 464 Oefeningen 466 Gezondheidstoestand en hygiënische maatregelen 466 Bescherming van Nederlandsen-Indische werknemers in bet buitenland 4 OH Arbeidsvoorwaarden 408 Werkloosheidsbestrijding en arbeidsbemiddeling 411 Arbeidswetgeving 419 Arbeidsinspectie 419 Werving van arbeiders 431 Vakbeweging 432 .1. Overheidsbemoeienis met bedrijven 434 Veiligheidstoezicht 434 VI. De Staatsinrichting 438 A. De Begeering 438 J3. De Volksraad 439 C. De departementale organisatie -145 D. Het Bestuur 446 Ëuropeesch Bestuur 44(5 liilandseb Bestuur 446 Bestuur over Vreemde Oosterlingen 446 De interneeringskampen in Boven-Digoel 446 Bestuurshervorming II, Luchtbescherming 44H Overige aangelegenheden 449 ES. D'' rechterlijke macht 450 F. De politie 451 G. Da Zeemacht 453 De Koninklijke Marine 158 De Gouvernements-Marine 454 Het Marine-etablissement 455 Regelingen van verschillenden aard 456 II. Di Landmacht .... 457 Mededeelingen van algemeenen aard 457 Landsverdediging 457 Sterkte en samenstelling van het leger 457 Dienstplicht- en reservepersoneel 158 Militaire bijstand ter handhaving van orde, rust en veiligheid . . 458 Wapens en diensten 460 Topografische dienst 164 Oefeningen 466 Gezondheidstoestand en hygiënische maatregelen 466 INHOUD 487 Blz. Korpsen, niet rechtstreeks tot Jiet leger behoorend 407 Koninklijk Koloniaal Militair Invalideiihnis op Bronbeek . . -107 Staatsmobilisatieraad 408 I. De Landsdienaren 472 J. De provinciën, stadsgemeenten, groepsgemeenschappen, regent schappen en locale ressorten I7s K. De zelfbesturende landschappen 480 L. De waterschappen 481 Koninklijk Koloniaal Militair Invalideiilniis op Bronbeek . . . 467 StaatsmobiUsatieraad 468 I. De Landsdienaren 47'2 J. De provinciën, atadsgemeenten, groepsgemeenschappen, regent schappen en locale ressorten 478 K. De zelfbesturende landschappen 480 L. De waterschappen 481 DB FINANCIEN - DBB PROVINCIËN, ENZ. 49 4 restant d{'\- 5 ",, pasar-leening L 930 en van hel restant van hel bij G.B. 30 April L 925 n". 8 aan deze gemeente toegekend voorschol vooi den houw van woningen ter verbetering van dë volkshuisvesting (I. S. 1988 n". 412). De/e leeningen werden geplaatst tegen een rente van % en een uitgiftekoers van respec tievelijk 100 J % en 101 %. Een leening van de gemeente Manado word bekrachtigd ten bedrage van f 282 970, strekkende tot algeheele oplossing van de schuld aan het Land wegens overname van de drinkwaterleiding, alsmede van de aan dei-den verschuldigde koopsom van het Tikala-tevrein (I. S. 1938 n°. 449). Deze leening werd geplaatst tegen een rente van 3| % en een uitgifte koers van LOOI %. Tenslotte werd een Leening bekrachtigd van de provincie Midden-Java ten bedrage van i 1 570 000 \ aflossing van de .">}, %-leening 1929 van den voor maligen Plantselijken Baad van Tegal en Pekalongan (I. S. 1938 n°. 520), welke leening werd geplaatst tegen een rente van •'!.', % en een uitgiftekoers van l()l l / 32 %. Bij besluit van den gemeenteraad van Palembang van 24 Aug. 1938 werd aangegaan een geldleening groot f 67 500 voor de uitbreiding van het gemeentelijk veerpontbedrijf tegen een maximale rente van 3i % en een minimum koers van 100%. Dit besluit behoefde geen hoogere goedkeuring, ten gevolge van de omstandigheid, dat krachtens de wet van 4 Aug. 1938 (I. S. n°. 618, j°. n°. 652) met ingang van 1 December van dat jaar kwam te vervallen hel derde lid van art, 124 der Indische Staatsregeling, bepalende, dat ten laste van een gewest of een gedeelte van een gewest geen geldleening kan worden aangegaan dan onder voorbehoud van bekrachtiging van het daartoe strekkend besluit bij Ordonnantie. Het ligt in de bedoeling om in deze leemte spoedig te voorzien. Bij Ord. in I. S. 1938 n°. 272 vond een herziening plaats van de voorwaaiden der schulden, waarmede de gemeente Malang bij de Ords. in I. S. 1915 nos. Hó en 786 werd belast. Het College van Gedeputeerden van de provincie West-Java bekrachtigde in 1938 twee besluiten van den stadsgemeenteraad van Soekaboemi, strekkende tol verlenging van den opzeggingstermijn voor vervroegde aflossing van dè gemeentcleening 1937, alsmede een besluit van den regentsch.apsraad vmi Meester Cornelis tot verlaging van den rentevoet van de leeningen 1928, 1930 en 1932. Voorts bekrachtigde genoemd College een promesse-credietovereenkomst van de stadsgemeente Batavia met de Javasehe Bank ad f 476 500 en een kasgeldleening van de stadsgemeente Bandoeng ten bedrage van maximaal E9OO OQO. Tenslotte bekrachtigde dit College een Iqaning van het regentschap ber Cornelis groot fB5 000, ten behoeve van de overneming van eenige particuliere pasars en den bouw van pasarloodsen, welke leening geplaatst werd tegen een rente van 8A % en een koers van 101,026 %. Het College van Gedeputeerden van de provincie Oost-Java bekrachtigde een leening van de stadsgemeente te Malang van I' 47Ö 000, ter algeheele aflossing van de restanten der leeningen 1918 en 1928. Deze leening werd aan gegaan tegen een rente van 3J h pari. BET—EK—INGEN MET lIKT BUITEN—AND 5 en opgravingen" oen commissie ingesteld, welke tot taak zal hebben te onder zoeken in hoever de door den Volkenbond (op den grondslag der „Acte final" van het in Maart 1937 te Cairo gehouden internationaal congres voor oudheden) gedane voorstellen om te komen tot oen internationale eenvormigheid van de regeling inzake antiquiteiten en opgravingen, voor Nederlandsch-Indië van belang zijn te achten en welke wijzigingen bij aanvaarding daarvan in de Monumenten ordonnantie (I. S. 1931 n". 238 j°. 1934 n°. 515) zullen moeten worden aan gebracht. In deze commissie werden benoemd tot lid tevens voorzitter Dr. W. F. Stutterheim, Hoofd van den Oudheidkundigen Dienst, en tot leden Mr. E. J. F. van Dunne, Dr. A. N. J. Thomassen a Thuessink van der Hoop en Dr. E. von Koeningswald. Het verdrag van 23 September 1936 nopens het gebruik van den radio-omroep in het belang van den vrede (vgl. Indisch Verslag 1938, blz. 8) werd ingevolge de wet van 15 Dec. 1938 (N. S. 1938 n°. 46) mede van toepassing verklaard op de overzeesche deelen des Rijks en trad 16 April 1939 in werking. In I. S. 1939 n°. 132 werd aanteekening gehouden van het K. B. bepalende de bekend making van dit verdrag. In I. S. 1938 n°. 204 werd aanteekening gehouden van het K. B. 2 Maart 1938 n°. 42 (N. S. n°. 15), bepalende de bekendmaking van de verklaring van Genève van 2 October 1937 betreffende het geschiedenisonderwijs (herziening van schoolboeken), welke verklaring op 25 Januari 1938 mede voor Nederlandsch- Indië in werking trad. f. Arbeidsorganisatie. Met betrekking tot de toepasselijkverklaring van het ontwerp-verdrag van Genève van 1926 betreffende de arbeidsovereenkomst van schepelingen, gaf de Indische Eegeering te kennen, dat tegen toepasselijk verklaring in het algemeen op Nederlandsch-Indië geen bezwaar bestaat, mits bij de toepassing der regeling een aantal afwijkende bepalingen der Indische wetgeving van ondergeschikten aard gehandhaafd kan blijven. Eenzelfde voor behoud werd gemaakt met betrekking tot het verdrag van Genua betreffende de schadeloosstelling voor werkloosheid in geval van verlies van hot schip door schipbreuk. Van de bekendmaking van beide verdragen werd aanteekening gehouden onderscheidenlijk in N. S. 1938 nos. 461 en 462 en I. S. 1938 nos. 461 en 462. Met betrekking tot het ontwerp van wet tot voorbehoud van de bevoegdheid van toetreding tot het ontwerp-verdrag betreffende de regeling van zekere bijzondere stelsels van werving, adviseerde de Volksraad in zijn lste gewone zitting van het zittingsjaar 193& —1939 tot aanneming van genoemd wetsontwerp, daarbij in een motie (onderwerp 28, stuk 6) den wensch uitsprekend dat aan de delegatie van Nederland op de onder auspiciën van den Volkenbond te houden conferentie, waarbij de belangen van Nederlandsch-Indië, c.g. der inheemsche bevolking worden betrokken, oen geëigend vertegenwoordiger van Tndië zal worden toegevoegd. De Indische Eegeering deed voorts aan den Minister van Koloniën ten behoeve van de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadere gegevens toekomen betreffende de maatregelen ter bespoediging van de geleidelijke opheffing van de arbeidswerving in Nederlandsch-Indië in verband met de door de 20ste Inter nationale Arbeidsconferentie aangenomen aanbeveling betreffende de geleidelijke opheffing van bedoelde werving (Kamerstukken, Zitting 1938—1939 n°. 366). Ten aanzien van de toepassing van het op de 19de algemeene conferentie der Internationale Arbeidsorganisatie te Genève (22 Juni 1935) aangenomen ontwerp-verdrag betreffende het instellen van een internationaal stelsel van behoud van aanspraken en verkregen rechten, voortvloeiende uit de ouderdoms en iiivaliditeits- en de weduwen- en weezenverzekering, gaf de Indische Eegeering te kennen, dat de bijzondere omstandigheden in Nederlandsch-Indië, waar de ontwikkeling van het stelsel der sociale verzekering nog slechts in den aanvang verkeert, toepasselijkverklaring van het ontwerp nog niet mogelijk maakten. In zijn lste gewone zitting van het zittingsjaar 1938—1939 adviseerde de Volksraad tot vaststelling van den ontwerp-algemeenen maatregel van bestuur, DE ECONOMISCHE TOESTAND 50 HOOFDSTUK 111 DE ECONOMISCHE TOESTAND A. ECONOMISCH OVERZICHT 1. Algemeen overzicht De in het tweede kwartaal van 1937 begonnen daling van de conjunctuur zette zich in 1938 aanvankelijk voort, doch in de tweede helft van het jaar trad, volgende op een gunstigen economischen omslag in de Vereenigde Staten van Amerika, een kentering ten goede in. Ofschoon de resultaten van het bedrijfsleven in Nederlandsch-Indië in 1938 op een lager peil stonden dan in hel voorafgegane jaar, is de toestand zeker beter geweest dan in de, aan de betrekkelijke hausse van 1937 voorafgegane, crisisjaren. Deze algemeene indruk wordt o.in. bevestigd door de cijfers betreffende de waarde en het gewicht van den totalen in- en uitvoer van Nederlandsch-Tndië (zie tabel I). De waardecijfers voor den in- en uitvoer liggen weliswaar beneden de overeen komstige cijfers voor 1937. doch zijn aanzienlijk hooger dan in de jaren 1932—1936. Het gewicht van den uitvoer bleef vrijwel op het peil van 1937. De invoer kon zich in 1938 betrekkelijk goed handhaven, doordat vele bestellingen van 1937 eerst in 1938 zijn afgeleverd, door de groote dcfensie-aankoopen en de — op 1 Januari 1939 ingaande — verhooging van de opcenten op de invoer rechten. Zoo nam in liet vierde kwartaal van 1988 vooral de invoer toe van: manufacturen, huiden, papier, voortuigen en machinerieën. De uitvoerwaarde bedroeg voor 1938 686 millioen gulden, terwijl de invoer waarde 478 millioen gulden beliep, zoodat een export-saldo van 208 millioen gulden werd verkregen. Dit export-saldo is lager dan dat in de jaren 1937 en 1936, doch hot blijft boven dat van de crisisjaren. ') Exclusief passagiersgoederen, poslpakUetgoederen en goederen v<,,,r eoheepsgebruik; exclusief gemunt en ongemunt goud en zilver; wal betreft de uitvoerwaarde inclusiel alle uitvoerrechten. TABEL I In- en uitvoer van Nederlandsch-Tndië ') ECONOMISCH OVKRZICIIT 51 Een splitsing in de in- en uitvoercijfers voor Java en Madoera en de Buiten gewesten toont aan, dat de negatieve handelsbalans met het buitenland voor eerstgenoemd gebiedsdeel zich heeft voortgezet en dat het invoer-overschot in 1938 in dit opzicht een record is (vgl. tabel II). De reeds genoemde invoerverhoogende factoren deden zich vooral op Java gelden. Het uitvoer-overschot der Buitengewesten was — ook in vergelijking met 1928 — in 1938 niet ongunstig. ') Inclusief pust- en bootpakketten, passagiersgoederen en goederen voor scheeps gebruik, Exclusief uitvoer goud per postpakket. 2 ) Inclusief de opbrengst der uitvoerrechten op rubber. "J Inclusief alle uitvoerrechten. ') Inclusief eventueel buitenlandsch product. 5 ) Innlusief doorvoer van uitheemsche sarongs. TABEL II De buitenlandscho en intergewestelijke handel (waarde in millioenen guldens) TABEL 111 Invoer in de Buitengewesten uit Java en Madoera 4 ) TABEL TV Betalingsbalans van Nederlandsch-Indië (in millioenen guldens) DB ECONOMISCHE TOESTAND 52 •) Nadeelig verschil tusschen de uitgaven en ontvangsten van het Gouvernement in Nederland, voorzoover niet onder andere hoofden begrepen, onder aftrek van ontvangen renten, cambricssteun, welvaartszorg en bijdrage aan het R(jk van de kosten der Indische Marine, alsmede de door het Gouvernement in betaling gegeven munt. ECONOMISCH OVERZICHT 53 Terwijl de handelsbalans van Java en Madoera met hei buitenland negatief blijft, is die in hel intergewestelijk verkeer mei de Buitengewesten sterk positief. ])e totale handelsbalans, inclusief die in hei intergewestelijk verkeer, was desalniettemin voor Java en Madoera negatief, waartegenover Btaai een mtvoer saldo v.'in goud en zilver ( + 14 millioen gulden). De uitvoer van op Java vervaardigde of veredelde nijverheidsproducten naar de Buitengewesten bleef bone; daling trad vooral o]> in de sarongs en in rijst, terwijl sigaretten, au tomob ielband en, bieren kedelee vooruitgingen (_ie tabel 111). lntusschen mag men uit deze in- en uitvcx ! niet afleiden, dat de algemeene toestand op Java en. Madoera zich in 1988 meer dan in de Buiten gewesten in ongunstigen zin beeft gewijzigd, fierder is bel omgekeerde het geval. De reeord-rijstoogst op Java, die tegen goede prijzen van de band werd gedaan, de nog toenemende bedrijvigheid in de nijverheid, de verder gestegen loonen, o.a. bij de Overheid, veroorzaakte- een vooruitgang van vrijwel alle welvaartsaanwijzers ten aanzien van geldcirculatie, crediet, belastingbetaling verbruik en verkeer. Daarentegen ondervond de bevolking in de Buitengewesten in vele streken de aadeelige gevolgen van de daling van copraprijzen en van de lagere rubber prijzen, in samenhang met de veel scherpere restrictie. De verminderde uitvoer van het aantal runderen uit Bali naar Singapore — 12 881 in 1938, tegen 23 891 in 1937 — had niet zulke ongunstige gevolgen als men zou verwachten, daar de veeprijzen op dit eiland in vergelijking met 1937 veel hooger waren. 2. Betalingsbalans In tabel IV is de voorloopige betalingsbalans van Nederlandsch-Indië voor het jaar 1938 opgenomen. De ontvangsten van Nederlandsch-Indië uit het buitenland bestaan practisch geheel uit betalingen voor export. De ontvangsten van het Gouvernement in Nederland bestaan voor een groot deel uit rente van het muntfonds of winst aandeelen van in Nederlandsch-Indië werkende maatschappijen. Neemt men de cijfers van de betalingsbalans als juist aan — zooals bekend geacht mag worden, berusten een groot deel van de posten op ramingen — dan is het kapitaal, dat per saldo naar Indië vloeit, over een reeks van jaren gering (zie tabel V). De in sommige jaren wel belangrijke nieuwe kapitaalbeleggingen, welke gefinancierd worden uit niet uitgekeerde winsten, moeten hier buiten beschouwing blijven, omdat deze in de ontvangsten uit den uitvoer zijn inbegrepen. Hetzelfde is het geval met herinvestaties van gelden, welke door middel van afschrijvingen uit de winsten waren vrijgekomen. TABEL V Kapitaalbeleggingen en aflossing (in millioenen guldens) DE ECONOMISCHE TOESTAND 54 De voornaamste uitgaven zijn de invoer, dividenden en winsten, de rente en de pensioenen. De pensioenpost (voor 1938 32 m.m. gulden) is bet saldo, na aftrek van +' 10 m.m. rente van bet kapitaal der pensioenfondsen. De dividenden en winsten, in 1986 uitgekeerd, zijn verdiend met den uitvoer in 1937, in verband waarmede levens de groote ..vlottende saldi en onopgehel derde verschillen" in 1937 en 1938 voor een groot deel zijn verklaard. De druk van den post ..interest" (in 1938 53 m.m. gulden, tegen 68 m.m. in 1937) is verlaagd door de groote con versie-leening in 1937. Tegenover een afneming van de vlottende schuld van het Gouvernement in Nederland in 1937 van 44 m.m., staat een toeneming van de vlottende schuld van 17 m.m. in 1938. De post schuldaflossing is in 1938 veel hooger dan in 1937 en zelfs nog iets hooger dan iv 1986. Dit is o.m. een gevolg van de grootere aflossingstermijnen op de conversie-leeningen. Drukt men de betalingen uit in procenten van den uitvoer, dan verkrijgt men het volgende overzicht: ') In procenten van de uitvoerwaarde in het voorafgegane jaar. 3. Prijsverloop in binnen- en buitenland Het verloop van de index-cijfers van de groothandelsprijzen van in- en uitvocr artikelen wordt in tabel VI weergegeven (September 1936 = 100). 2 j Gewogen overeenkomstig de export-hoeveelheden in 1935. TABEL VI ECONOMISCH OVERZICHT 55 De ruilvoet, welke tusschen Maart 1937 en Mei 1938 in hooge mate was verslechterd, zoodat hij in de tweede helft van 1937 minder goed was dan in September 1936, kon zich in de tweede helft van 1938 weder geleidelijk' ver beteren, zoodat de laatste maanden van lul jaar beter waren dan einde 1937. De prijsindex der invoerartikelen daalde geleidelijk tot op het niveau, over eenkomstig met de goudwaarde van den gulden. I'it de volgende tabel blijkt, dat dit prijsverloop voor de verschillende groepen invoerartikelen niet gelijk matig was. De metalen vertoonden sinds 1913 de sterkste stijging, hetgeen met den bewapeningswedloop over de geheele wereld verband houdt; de overige invoer artikelen pasten zich beter bij de uitvoerprijzen aan. Daar de grondstoffen (metalen en chemicaliën) tusschen 1913 en 1936 sterker in prijs waren gedaald dan de consumptie-artikelen, had deze divergentie nog weinig diepgaande gevolgen. Voor het prijsverloop der uitvoerarlikelen zijn de prijzen der landbouw producten het belangrijkst. Sedert eenige jaren valt daarbij een duidelijk onderscheid waar te nemen in de ontwikkeling tusschen de exportprijzen der restrictie-producten en van de z.g. vrije producten. Zoo bleven ook in 1938 de prijzen voor rubber, suiker en thee beter op peil dan voor koffie, peper en copra. In 1938 bleven de prijzen van de landbouwexportproducten in het algemeen lager dan in het vorig jaar. Tot Mei viel een algemeene daling te constateeren, waarna de prijzen aantrokken en bij het jaareinde weer op ongeveer hetzelfde niveau stonden als in het begin van het jaar. Duidelijk valt hier het verband op met de ontwikkeling in de Vereenigde Staten van Amerika, op welk land een groot gedeelte van den uitvoerhandel is gericht. Politieke gebeurtenissen waren slechts van voorbijgaanden invloed op den prijs. Van meer belang was het in September gevallen besluit, om den gulden los te maken van het pond sterling en de daarop gevolgde waardedaling van het pond. Tegen de jaarswisseling herstelde het pond eenigermate. De buitengewoon overvloedige wereldtarwe-oogsten verstoorden de markt voor dit product, terwijl de bewape ningswedloop voor den handel in bepaalde grondstoffen weliswaar stimuleerend werkt, doch op den duur lasten op de nationale inkomens legt, waarvan de gevolgen niet zijn te voorzien. De gemiddelde jaarcijfers van de groothandelsprijzen van vele landbouw producten (tabel VIII) konden zich boven het niveau van 1936 en de crisis jaren handhaven, hoewel zij lager waren dan de cijfers voor 1937. Een uitzon dering vormen tapioca, djarakpitten, copra, palmolie, sisal. kapokpitten en witte Muntok-pepor, welke gemiddeld lager noteerden dan in 1936. Suiker, thee en maïs bleven ongeveer even hoog als in 1937, boengie-koffie kwam zelfs hooger. kapok werd door bijzondere Etegeeringsmaatregelen op een constant peil gehandhaafd. TABEL VII Index-cijfer van de prijzen van invoerartikelen DB ECONOMISCHE ToKSTA.M) KO .XOMISCI! OVBRZIOHT 56 57 TABEL VIII Groothandolsprij/.en der voornaamste landbouwprodf"Wens per 100 kg, tenzij anders vermeld) l) De cijfers van maïs «rijken al van de publicaties van bet C.K.S., doordat genoemd kantoor daarvoor de grossiarspriJßen te Batavia bezigt »j smds 0,-.,,!„-,■ 1988 berekend u.i telegrafische offertes uit Bangodü «n Saige_. ' i Per kg. ' 5 ) Afrikaansche palmolie in f per lon •) De jaarprijzen hebben betrekking op de gemiddelde noteering voor koffie uit den oogst van het loopende jaar. 7 ) Noteering bier niet bekend. 8 ) Prijzen voor export naar Britecb-Indië. *) N.1.V.A.5.-limites voor export naar Britsch-Indië verminderd met de reductie, welke de 2de band voor export naar verschillende bestemmingen gaf. ,J ) Gemiddelde van de eerste drie maanden. I 0) Gemiddelde van de laatste negen maanden. TABEL IX Pasar-pr(jzen der voornaamste Inlandsche voedingsmiddelen op Java en Madoera fin guldens per 100 kg) I>K ECONOMISCHE TOBSTANO 58 ECONOMISCH OVEKZICHT 59 liet verloop van de pasar-prijzen der voornaamste Lolandsohe voedings middelen op -lava en Madoera wordt in tabel IX weergegeven. Door de rijstpolitiek van de Regeering traden geen bijzondere schommelingen in de rijstprijzen op, zulks in tegenstelling tot de wereldmarkt voor dit product. Ook de andere belangrijke voedingsmiddelen bleven daardoor op een weinig veranderlijk prijsniveau. Doordat in 1937 de stijging zicb eerst geleidelijk voltrok, waren de jaargemiddelden in L9BB voor vrijwel alle producten nog hooger. Voor de Inlandsche huishouding bad deze voedselprijzen-politiek ten gevolge, dat de verbetering, die in 1937 optrad, geleidelijker doorwerkte en duurzamer bleek dan op de wereldmarkt. Gedurende de periode van medio 1937 tot medio L9BB vertoonde de binnenlandsche conjunctuur op Java zelfs een uitgesproken tegengesteld verloop aan de algemeene conjunctuur. In overeenstemming hiermede liepen de losten van voeding der inbeemsebe bevolking op Java en Madoera in 1937 geleidelijk op, om in 1938 een aan vankelijk zeer aarzelende, doch later duidelijk dalende beweging te vertoonen. De prijsdaling bij het begin van den oogst 1938 was iets kleiner dan normaal, docb de normale prijsstijging in de tweede helft van het jaar bleef uit. In de kosten van levensonderhoud (te Batavia) kwam in 1938 weinig ver andering (zie tabel XI). Zij bewogen zich ongeveer op het boogste peil van 1937. 1 ) Gebaseerd op de kosten voor hoeveelheden, welke 1000 personen (tani's) per dag zouden moeten besteden voor de belangrijkste voedingsartikelen. -) Basis: een gelijkblijvende levensstandaard van gemiddelde gezinnen te Batavia, be slaande uil man. vrouw en twee mindeijarige kinderen van wie één een instelling van lager onderwijs volgt. TABEL X Index-cijfers van de kosten van voeding der Inheemsche bevolking op Java en Madoera (1913 = 100) ] ) TABEL XI Index-cijfers der totale kosten van levensonderhoud (25 September 1936 = 100) 2 ) DE STAATKUNDIGE TOESTAND 6 houdende voorzieningen ter uitvoering van het verdrag van Genève nopens de aanduiding van het gewicht op groote stukken vervoerd per schip (I. S. 1933 n°. 117). In I. S. 1938 n°. 663 werd aanteekening gehouden van het desbetref fend K. B. 9 Nov. 1938 n°. 46, waarvan de datum van inwerkingtreding werd bepaald op 1 April 1939 (I. S. 1939 n». 10). Met betrekking tot de in de 21ste Internationale Arbeidsconferentie aan genomen aanbeveling betreffende de verbetering van de verblijfsvoorwaarden van zeelieden in de havens, werd in Indië een onderzoek ingesteld, hetwelk leidde tot de gevolgtrekking, dat tegen de aanvaarding van deze aanbeveling voor Indië geen bezwaar bestaat. De beperkte voorzieningen op dit gebied in de Indische havens kunnen in verband met de omstandigheden voldoende worden geacht. In verband met de beperkte bezetting van het corps der Arbeidsinspectie bleek het niet mogelijk in 1938 nog een onderzoek te doen instellen naar de wenschelijkheid en mogelijkheid om de conventie betreffende den kinderarbeid in niet-industrieele bedrijven in Indië toe te passen. Zoodanig onderzoek voor Java werd door de Indische Eegeering toegezegd, nadat aan de arbeidsinspectie op Java de op de begrooting voor 1939 voorgestelde uitbreiding zou zijn gegeven. In verband met de behandeling der regeling van de arbeidsovereenkomsten van Inlandsche arbeiders door do 24ste Internationale Arbeidsconferentie werd als technisch raadsman van do Nederlandsche Eegeeringsdelegatie naar deze conferentie aangewezen de heer H. J. Top, Chef der Arbeidsinspectie in Nederlandsch-Indië. 2. Economische en verkeersbetrekkingen a. Handelspolitiek. Voor een overzicht van de in 1938 geldende bepalingen op het gebied van de handelspolitiek en in het bijzonder nopens den invoer van verschillende goederen wordt verwezen naar hoofdstuk 111. b. Internationaal betalingsverkeer. Van het K. B. 28 Juni 1938 (N. S. n°. 23), houdende bekendmaking van de door Nederland op 31 December 1937 te Kome met Italië getroffen regeling betreffende het betalingsverkeer, werd aanteekening gehouden in I. S. 1938 n°. 429. De op 18 December 1937 te Berlijn met Duitschland gesloten betalings overeenkomst, geldende voor 1938, werd krachtens notawisseling voorloopig toegepast. Op 12 Juli 1938 trad dit verdrag definitief in werking. Aanteekening van deze overeenkomst werd gehouden in I. S. 1938 n°. 451. Bij notawisseling te Berlijn op 27 October 193,8 werd vorenbedoelde overeen komst ook van toepassing verklaard op het Sudeten-Duitsche gebied. Op 13 September t. v. was te Wiesbaden besloten tot verlenging van de overeen komst tot 31 December 1939 (I. S. 1939 nos. 69 en 253). In I. S. 1938 nos. 168 en 528 werd aanteekening gehouden van de overeen komsten tot verlenging van de betalingsregeling tusschen Nederland en Eoemenië, waartoe op 28 December 1937, 21 April 1938 en 27 Juni 1938 te Boekarest werd besloten. Deze regeling werd toen verlengd tot onderscheidenlijk 1 Mei, 1 Juli en 1 Augustus van dat jaar. Op laatstgenoemden datum trad een verdraglooze toestand in, waardoor de clearing-bepalingen voor Nederlandsch-Indië kwamen te vervallen. Tenslotte werd 10 October te Boekarest overeenstemming bereikt nopens een nieuwe regeling, welke 1 October t. v. geacht werd in werking te zijn getreden (I. S. 1939 n°. 128). Aangezien gevaar bestond, dat de clearing-verhouding met Chili oneven wichtig zwaar zou worden belast vanwege belangrijke suikeraankoopen door dat land, werd besloten van geval tot geval te beoordeelen in hoever de clearing-stand ten opzichte van Chili verrekening van Java-suiker-aankoopen toeliet. c. Handelsbetrekkingen. Tn het Verslag over 1937 werd reeds een en ander medegedeeld over besprekingen nopens de handelsbetrekkingen met Japan. De toetreding van de in Japan gevestigde Nederlandsche exporteurs tot de Japansche exportorganisaties, waarover in December 1937 in beginsel overeenstemming was bereikt, werd geregeld bij een door den wd. Japanschen Consul-Generaal lil-, ECONOMISCHE TOESTAND 60 4. Werkgelegenheid, volksinkomen. verbruik De arbeidsgelegenheid voor de liibeeiiiscbe bevolking was voldoende, hoewel de in 1988 verscherpte restrictie-percentages voor rubber en tin een vermindering van liet aantal arbeiders veroorzaakten. Het volgend slaatje geen een overziciit van bet aantal werknemers o]) bft einde van de laatste jaren in de belangrijkste bedrijfstakken, waarbij moge worden bedacht, dai voor de bergcultures en de tabak <>p -lava geen gegevens omtrent bet aantal arbeiders bekend zijn, terwijl evenmin over volledige gegevens omtrent bet aantal werknemers in fabrieken en werkplaatsen wordt beschikt. In den Tnlandschen landbouw was de werkgelegenheid overal ruim, gevolg zoowel van het stabiele prijsverloop als van in bet algemeen gunstige weers omstandigheden. Met de arbeidsintensieve cultures als oostmoesson-padi. aard noten, tabak. Inlandseh suikerriet, uien en Lombok werden groote oppervlakten beplant. In verschillende rubberresidenties (Borneo, l'alembang, Bangka, Inderagiri) reageerde de bevolking op de reeds midden 1937 begonnen vermindering van bel inkomen uil de cultuur van dat gewas, door bet ladang-areaal in seizoen 1938/1939 uit te breiden. Door de uitvoering' van werken uit iiet rubberfonds, de Nederlandsche welvaartsbijdrage, door verruiming van de gewone begrootingsposten, een sterk verhoogde noutproduotie, alsmede door defensie-uitgaven word de werkgelegen heid bij de Overheid belangrijk vergroot. De na I kracht voortgezette emigratie naar de Buitengewesten vergrootte eveneens bet areaal der bouwgronden en de werkgelegenheid. De invoer van kapitaalsgoederen en grond- en hulpstoffen bleef voor vele categorieën van goederen stijgen, hetgeen een aanwijzing vormt voor de vergroote levendigheid in vele bedrijfstakken, zij het dan dat van ..chemische voort brengselen" en metalen de invoer lager was dan in 1937. Dit is voornamelijk een gevolg van een lageren invoer van zwavelzure ammoniak. ') Uitgezonderd de aangenomen arbeid, welke een groot gedeelte van het werk in de suikerindustrie uitmaakt. TABEL XII Aantal arbeiders op hot einde van hel jaar (in duizendtallen) TABEL XIII Invoer van kapitaalsgoederen en grond- en hulpstoffen voor de industrie (in 1000 ton bruto) ECONOMISCH OVERZICHT 61 Het volksinkomen ondervond in 1938, al naar gelang van de bronnen, deels gunstige, deels ongunstige invloeden. a. Het inkomen uit den uitvoer daalde voor een aantal producten niet onaanzienlijk. De nadeelige invloed van de — in de eerste helft van 1938 — i iibberprijzen op do betrokken ondernemingen werd gedeeltelijk gecompen seerd door de vóórverkoopen in 1937; eesrt in het tweede semester toonden de prijzen een gunstig verloop. Ook toen de verbetering van het algemeen prijspeil in Augustus dreigde verloren te gaan, kenmerkten de rubbermarkten zich door een vaste houding. Berst tegen het jaareinde kwam een kleine daling in de rubbernoteeringen. De — in vergelijking met 1937 — voor het jaar 1938 veel scherper restrictie van den rubberuitvoer heeft de kostprijzen voor het rubberbedrijf doen stijgen. terwijl daarnevens ook de hoogere loonen een lagere rentabiliteit veroorzaakten. In de suikerprijzen kwam — eveneens in het tweede semester — een verbetering, terwijl over hot algemeen de bodrijfsuitkomsten goed waren. In het laatste kwartaal verhoogde de Nederlandsche Vereeniging voor den Afzet van Suiker (N.1.V.A.5.) haar export-limites eenige malen, doch in Januari 1939 moesten deze limites voor Britsch-Indië weder met +' 50 cent per quintaal worden verlaagd. IV theeprijzen konden zich langen tijd op een hooger niveau handhaven, dan — in verband met de statistische situatie van dat product — zonder meer verklaarbaar was; tenslotte moest wel eenige reactie intreden. Het goede verloop van de suiker- en theeprijzen is op indirecte wijze voor de bevolking op Java van gunstigen invloed. De klapper- en koffie-ondernemingen leden — ondanks de voor eerstgenoemde bedrijven grootere copra-uitvoeren dan in de laatste jaren — door de zeer lage prijzen van deze producten gevoelige verliezen. De cassave-prijzen waren aan den lagen kant, terwijl de maïsprijzen in December, o.m. door verlaagde vrachtprijzen naar en verlaagde invoerrechten in Holland, belangrijk aantrokken; de uitvoer van deze beide producten bleef — vergeleken bij vorige jaren — belangrijk minder. De waarde van den uitvoer van landbouwproducten daalde scherp, vooral in de Buitengewesten; het sterkst voor rubber, copra en palmolie. Ook koffie, maïs en tapioca werden echter gehalveerd. Het bevolkingsaandeel in den totalen Nederlandsch-Indischen export van de landbouwgewassen daalde van 46 % in 1937 tot 40 % in 1938. DE ECONOMISCHE TOESTAND 62 Nadere bijzonderheden omtrent dezen uitvoer zijn opgenomen in hoofdstuk- Hl, B 1, sub e („Andere cultuurgewassen"). De uitvoer van runderen uit Bali is in aantal sterk teruggeloopen, doch de prijzen zijn gestegen. Terwijl de export naar Singapore en naar binnenlandsche havens in 1937 een waarde van onderscheidenlijk f 737 897 en f 295 504 ver tegenwoordigde, liep die waarde in 1938 terug tot respectievelijk f 513 402 en f 144 456. Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar hoofdstuk 111, C. b. Voedselgewassen. Van groot belang voor de landbouwende bevolking waren de — eenige uitzonderingen daargelaten — goede rijstoogsten en de op een hoog peil gehandhaafde rijstprijzen, zoowel in Zuid-Celebes als op Java. De waarde van de productie der zeven belangrijkste voedselgewassen op .lava en Madoera steeg daardoor belangrijk, zooals de volgende tabel aangeeft. c. Het inkomen uit loon steeg door do reeds vermelde Overheidsmaatregelen, door de verdere ontwikkeling van de nijverheid en door de op vele ondernemingen in 1938 nog voortgezette geleidelijke stijging van het loonpeil. ') Definitieve cijfers uit landhomvexportgewassen 1937, tabel I. -) Definitieve cijfers van bet Centraal Kantoor voor de Statistiek. TABEL XIV Uitvoerwaarde, gesplitst in ondernemings- en bevolkingsproducten, in millioenen guldens (exclusief uitvoerrechten) TABEL XV ECONOMISCH OVERZICHT 63 De gegevens van de loonbelasting vertoonen hot volgend beeld: De genoemde cijfers zijn slechts als een benadering te beschouwen, in het bijzonder omdat de betaling kan geschieden in de maand na die, waarin het loon is verschuldigd. Door de wisseling van het belastingpercentage (4 % in 1935—1937, 3 % in 1938, 4 % in 1939) wordt- het jaar 1938 eenigszins geflatteerd. Door het afloopen van de korting op de oude Landspensioenen per 1 Januari 1938 steeg het inkomen van deze groep pensioentrekkers, terwijl de 8.8.L. 1938 met de bijregelingen (standplaatstoelage en kindertoelage) eveneens de koop kracht verhoogde. De bekende cijfers omtrent het verbruik van een aantal, grootendeels uit invoer verkregen goederen waren voor 1938 vrijwel zonder uitzondering gunstig. ] ) Contante stortingen zijn toegelaten voor bedrijven met meer dan 1000 man personeel. -) Berekend over de laatste drie kwartalen. 3 ) Glijdend driejaarlijksoh gemiddelde. TABEL XVI TABEL XVII DE ECONOMISCHE TOESTAND 64 Over de geheele linie .was een stijging van het verbruik merkbaar, met uitzondering wellicht van de producten van de liatik-industrie. waar een terug slag volgde op de hooge bedrijvigheidscijfers van 19-">7. Zooals uit bovenstaande cijfers blijkt, konden de belangrijkste inheemsche industrieën van de hoogere koopkracht in 1937 en 1938 profiteeren; voor wat de bontgeweven sarongs betreft, ging daarmede gepaard een daling van het verbruik van import-sarongs. Het verbruik van veraccijnsde petroleum steeg, dat van benzine stagneerde, terwijl het lucifersgebruik laag bleef. De invoer van consumptie-goederen steeg, voor wal rijst betreft, doch daalde voor manufacturen, papier en andere importgoederen. ') Uitgezonderd import-sigaretten. TABEL XVIII Textiel- en tabaksindustrie TABEL XIX Verbruik van benzine, petroleum en lucifers ECONOMISCH OVERZICHT 65 Java en Madoera. De productie der hoofdvoedingsmiddelen op Java en Madoera was bijzonder hoog, terwijl de uitvoer van alle producten relatief klein was. Daardoor bleef per hoofd der bevolking een groote hoeveelheid voedsel voor verbruik beschikbaar, ook met inachtneming van een regelmatige bevolkings aanwas. De volgende tabellen geven daarvan een overzicht. 65 Hierbij dient te worden bedacht, dat voor bepaalde artikelen de binnen landsche productie geleidelijk den invoer vervangt, waarbij dan veelal invoer van kapitaalsgoederen en grond- en hulpstoffen plaats vindt. Op Java nam het reizigersvervoer per spoor in 1938 toe; op Sumatra daalde het iets, doch lag nog ver boven het vervoer in de jaren 1935 en 1936. Het spoorwegvervoer van goederen liep op Java in 1938 terug, doch steeg op Sumatra een weinig. Het passagiersverkeer per K.P.M., dat in 1937 sprongsgewijs was gestegen, vertoonde een belangrijke vermindering, doch bleef nog hoog. TABEL XX Invoer van consumptiegoederen (in 1000 ton bruto) TABEL XXI Vervoer van spoorwegen en K.P.M. 5. Voedselsituatie DE ECONOMISCHE TOESTAND 66 Uit dit overzicht blijkt, dat het per hoofd berekend cijfer van rijst (waarbij geen rekening is gehouden met de aanwezige voorraden) in 1938 +' 7 kg hooger was dan in 1937 en vrijwel gelijk aan het tienjarig gemiddelde van 1928/1937. ') Invoer-excedent. TABEL XXII Productie na aftrek van zaaizaad (millioenen quintalen) TABEL XXIH Uitvoeroverschot (duizenden quintalen) TABEL XXIV Voor consumptie beschikbaar per hoofd der bevolking (kilogrammen) ECONOMISCH OVERZICHT 67 Daartegenover staat, dat het cijfer voor maïs in 1938 iets ongunstiger uitviel. Het totaal der granen (rijst en maïs) was voor 1938 per hoofd 124 kg, hetgeen 6 kg meer is dan het cijfer voor 1937, slechts 4 kg minder dan het zeer goede jaar 1936 en vrijwel gelijk aan het tienjarig gemiddelde. Ook op andere wijze (o.a. door opneming van voorraden bij pellerijen en handelaren) was op te maken, dat de voorraden einde 1938 groot waren: een gunstig verloop van de patjeklik 1938 —1939 was derhalve te verwachten. De bevolking hield, daartoe door het gunstige prijsverloop in staat gesteld, de padi langer aan dan de laatste jaren gebruikelijk was. Voor cassave is de berekende beschikbare hoeveelheid in 1938, zoowel wat do absolute hoeveelheden als die per hoofd aangaat, ondanks het betrekkelijk booge uitvoer-excedent, het hoogst vergeleken bij de voorafgegane jaren en bij het tienjarig gemiddelde. De cijfers voor 1938 van bataten zijn, hoewel niet zoo hoog als in de topjaren 1935 en 1936, wederom gunstig. De voor verbruik per hoofd beschikbare hoeveelheden aardnoten en kedelee waren in 1938 weer grooter dan in het gunstige jaar 1937. In het algemeen kan de voedselsituatie in 1938 op Java en Madoera dan ook bevredigend woiden genoemd, uitgezonderd enkele plaatselijke moeilijkheden, en wel in het bijzonder in Bodjonegoro, waar oogstmislukkingen van padi, maïs en tabak groot ongerief veroorzaakten. In deze streek moesten het geheele jaar belangrijke steunmaatregelen worden getroffen. Buitengewesten. In deze gebiedsdeelen bleef, behoudens plaatselijke uitzon doringen, de voedselproductie op peil en waren de geldinkomsten nog zoodanig, dat de voedselvoorziening niet werd verstoord. Tegen het einde van 1938 bleek alleen de constant lage prijs van de copra voor de Groote Oost en Sumatra's Westkust een dusdanig verarmende werking gehad te hebben, dat plaatselijk moeilijkheden ontstonden met den aankoop van rijst, zoodat naar goedkooper voedsel moest worden omgezien. Het rijstinvoeroverschot van de Buitengewesten steeg nog een weinig, namelijk van 344 517 ton in 1937 tot 370 841 ton in 1938. Het geschatte, door invoer aangevulde rijsttekort per hoofd was, aangenomen dat de bevolkings toename H % per jaar bedraagt (zoodat de sterkte van de bevolking op +'21415 000 personen wordt berekend), 17 kg tegen 16i kg in 1937. Sinds 1929 is dat cijfer resp. 21$, 21, 17$, 14, 13, 12, 14 en lö| geweest. Een groot deel van deze toeneming, volgens ruwe schatting + 15 000 ton, is toe te schrijven aan voorraadvorming op ondernemingen. Een overzicht van den voedseltoestand in de Buitengewesten zou onvolledig zijn, indien er niet de nadruk op werd gelegd, dat in vele streken de voedsel reserve toeneemt door de uitbreiding van den aanplant van knolgewassen, welke niet aan een vasten oogsttijd zijn gebonden. Dit geldt vooral voor de Groote Oost. De toenemende bekendheid met de cultuur van tweede gewassen heeft het voorts in vele streken van de Buitengewesten gemakkelijk gemaakt op korten termijn den aanplant daarvan te vergrooten, als dat noodig is. Instituut voor Volksvoeding. Met middelen uit de Nederlandsche welvaarts bijdrage zette het Instituut voor Volksvoeding in 1938 zijn onderzoekingen op dit gebied met kracht voort. De voeding op Java is in drie hoofdtypen onder te verdeelen, al naar gelang hot hoofdvoedingsmiddel rijst, maïs of cassave is. Het rijst- en het maïs-menu waren reeds onderzocht, zoodat aan de orde kwamen het menu in een cassavestreek (Goenoengkidoel), in een welvarende streek (Patjet) en in een streek, waar meermalen vitamine-A-deficienties cptreden (Segalaherang). Voorts werd in West-Ceram begonnen met een onderzoek naar de sago-voeding. Een menu-streekonderzoek omvat doorgaans 100 menu-gezinnen; de duur van het onderzoek bedraagt één jaar, teneinde op de hoogte te komen van den invloed der seizoenen. DE ECONOMISCH!-: TOBBTAND 68 Naast de menu-opnamen en de analyse daarvan op eiwit, vet, koolhydraten, vitaminen, enz. wordt nagegaan, hoe de bevolking reageert op de genoten voeding; daarbij wordt speciaal gelet op verschijnselen van hypo- enavitaminosen. In 1937 en 1938 waren 500 gezinnen bij deze onderzoekingen betrokken. Over het algemeen is, onder normale omstandigheden, de voeding calorisch voldoende te noemen. Het Inheemsche menu is arm aan dierlijk eiwit; in streken, waar rijst en maïs hoofdvoedingsmiddelen zijn, is de eiwitvoorziening — tenminste voor wat de volwassenen betreft — voldoende. In de cassavestreken is de eiwit voorziening onvoldoende. Dacht men vroeger, dat de vitamine-B-voorziening in Nederlandsch-Indië niet voldoende was, een voortgezet onderzoek heeft aan getoond, dat hiervoor niet gevreesd behoeft te worden, zoolang de bevolking haar goede gewoonte om gestampte rijst te consumeeren, handhaaft. Tekort aan vitamina-C en D is uiterst zeldzaam; rachitis werd practisch nooit waargenomen, terwijl ook in de maïsstreken pellagra tot de hooge uitzon deringen behoort. Daar men de vruchten veelal onrijp eet en aan groente vaak geen behoefte gevoelt, is de (pro) vitamina-A-voorziening labiel. Toch is het aantal nacht blinden niet grooter dan in Europa of Amerika. Steunmaatregelen. Voor de bestrijding van plaatselijke voedseltekorten werden uit de Landsmiddelen de volgende bedragen uitgegeven. De belangrijkste steunmaatregelen vonden in 1938 plaats in Bodjonegoro en aangrenzende deelen van Soerabaja, in aansluiting aan reeds getroffen hulp verleening in 1937. Door een opeenvolging van misoogsten door droogte, overmatigen regenval en overstrooming, alsmede door een daarmede samenhangende malaria-epidemie bevond een deel van de bevolking van die residentie zich in 1937 en 1938 in een minder gunstigen voedseltoestand. Door kininesatie, voedselverstrekking (in vele gevallen bereid voedsel) en reliefworks werd Overheidssteun verleend. Ook uit de welvaartsfondsen en provinciale middelen werden vele werken uitgevoerd, terwijl over een groot areaal fosfaatmeststoffen van Landswege werden verstrekt. Einde 1938 was de toestand in dit gebied verbeterd, terwijl de vooruitzichten van de te velde staande oogsten veel beter waren dan het jaar tevoren. TABEL XXV Landssteun voor voedselverstrekking ECOXOMISCII OVERZICHT 69 6. Bijzondere economische maatregelen De verlaging van de opcenten op de invoerrechten op een aantal voor de massa van de bevolking belangrijke consumptie-artikelen bleef bestendigd (I. S. 1937 n°. 668). Op 23 December 1938 werd bij gemeenschappelijk besluit van de Directeuren van Justitie en Economische Zaken de ~koeliebudgetcommissie" ingesteld, welke tot taak heeft het ontwerpen van de grondslagen voor de voor verschillende ondernemingscentra samen te stellen standaardbudgetten in de cultures op Java. Teneinde een redelijk deel van de werkgelegenheid in Nederlandsch-Indië te reserveeren, werd de crisis-ordonnantie vreemdelingenarbeid, welke 1 April 1938 afliep, vervangen door de ordonnantie vreemdelingenarbeid (I. S. 1937 n°. 681), welke tot 1 Januari 1941 van kracht zal blijven. Zij is niet van toepassing op Chineezen in de gewesten Bangka en Onderhoorigheden, de Westerafdeeling van Borneo, zoomede de afdeeling Bengkalis (I. S. 1938 n°. 148). In het belang van den uitvoer van een aantal landbouwproducten werden naast de reeds bestaande Kapok-centrale en het Koffiefonds een aantal centrales ingesteld, welke in 1938 werden geïnstalleerd en hun werkzaamheden aanvingen. De Cassave-, Harsen- en Aetherische oliën-centrale werden op 12 April 1938, de Krosok-centrale op 13 April daaraanvolgende geïnstalleerd. Voor verdere bijzonderheden omtrent de werkzaamheden van de centrales moge worden verwezen naar afdeeling I, § 6a, van dit hoofdstuk. z.r e.v, Ter bevordering van gezonde verhoudingen bij den opkoop van Virginia-tabak in de residentie Bodjonegoro werd de krosok-opkoop-verordening 1938 (I. S. n°. 455) in het leven geroepen. Voor de instelling van het Kapokfonds zie men I. S. 1938 n°. 477. Dit fonds is belast met het koopen, verkoopen, opslaan, verzekeren en beheeren van kapokvoorraden, overeenkomstig door den Gouverneur-Generaal nader vast te stellen regelen. Ter verbetering van de verhoudingen bij den opkoop van copra in de Minahasa werd de copraeontracten-ordonnantie Manado voorbereid, en afgekondigd in I. S. 1939 n°. 92. Deze maatregel was bestemd om 1 April 1939 in werking te treden. In 1938 heeft de Indische Regeering het initiatief genomen tot vestiging van een landbouwonderneming op Nieuw-Guinea, teneinde een ruimer inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden, welke dat eiland in landbouwkundig opzicht biedt. In I. S. 1938 nos. 582 en 583 werd een ordonnantie afgekondigd, strekkende tot verlenging van den werkingsduur van de „Suikerovergangsregeling 1937— 1939" (I. S. 1936 n°. 38) met één jaar, en opschorting van de inwerkingtreding van de „Suikerconsolidatieregeling 1940 (I. S. 1936 n°. 34)" met één jaar. Dit is geschied, omdat de vooruitzichten van de Java-suikerindustrie niet van dien aard zijn, dat op basis van de resultaten in de overgangsperiode een consolidatie kan worden ingezet volgens de Suikerconsolidatieregeling 1940, welke uitgaat van de praemisse, dat na 1939 een streeks- en ondernemingsgewijs uitgebalanceerde en weinig varieerende jaarproductie te verwachten valt. Onder deze omstandigheden moeten in laatstgenoemde regeling wijzigingen worden aangebracht, welke de noodige soepelheid verzekeren, indien zich het geval mocht voordoen, dat een jaarproductie moet worden vastgesteld op een niveau, dat aanzienlijk verschilt van het gemiddelde der laatste jaren. In verband daarmede is een commissie ingesteld, welke zich over genoemde vraagstukken zal hebben te beraden. De maatregelen op het gebied van den invoer (contingenteering en licen tieering, rijst- en kedelee-invoerverbod), den uitvoer (cultuurrestricties en tin restricties) en de industrieele productie (bedrijfsreglementeering) ondergingen weinig principieele wijzigingen. Voor nadere bijzonderheden moge respectievelijk worden verwezen naar hetgeen is vermeld onder de hoofden: „Overheids bemoeienis met den invoer", „Overheidszorg voor den landbouw" en „Overheids bemoeienis met de nijverheid". Uit de Nederlandsche welvaartsbijdinge van f 25 millioen werd ook in 1938 een belangrijk bedrag beschikbaar gesteld voor maatregelen in het belang van BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 7 te Batavia en den Directeur van Economische Zaken geparafeerd memorandum, gedagteekend 27 Januari 1938, en eenige op dienzelfden datum tusschen genoemde autoriteiten gewisselde brieven. De ontwikkeling van de handelsbetrekkingen met Japan werd in den loop van liet jaar gaandeweg ongunstiger voor Nederlandsch- Indië. Vooral de afzet der z.g. zwakke export-producten stagneerde in ernstige mate. Deze gang van zaken was voor de Nederlandsche Begeering aanleiding om stappen te doen bij de Japansche Regeering teneinde op een betere uitvoering van het z.g. Hart-Ishizawa-agreement aan te dringen. De hierbij ingeluide gedachten wisseling was einde 1938 nog niet beëindigd. Van het K. 8., houdende de bekendmaking van de op 25 Mei 1938 te Berlijn tusschen Nederland en Duitschland gesloten overeenkomst nopens de inschakeling van het Nederlandsch-Oostenrijksch economisch verkeer in het Nederlandsch-Duitsche handelsverdrag-systeem, werd aanteekening gehouden in I. S. 1938 n°. 658. Op 31 Januari 1938 vond te Parijs een briefwisseling plaats ter voortzetting tot 1 April 1939 van de contingenteer/in gsovereenkomst van 6 April 1937 tusschen Nederlandsch-Indië eenerzijds en Frankrijk en Indo-China anderzijds. Te Bome werd 31 December 1937 een nieuwe handelsovereenkomst gesloten met Italië. Te Bangkok werd 1 Februari 1938 tusschen Nederland en Thailand een verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart gesloten, welk verdrag 2 November d.a.v., mede voor Nederlandsch-Indië, in werking is getreden (N. S. 1938 n°. 43, I. S. 1938 n". 692). In I. S. 1938 n°. 474 werd aanteekening gehouden van het K. B. 25 Juli 1938 (N. S. n°. 30), waarbij werd bekend gemaakt de verklaring van Oslo van 11 Mei 1938 betreffende de voortzetting van de economische samenwerking tusschen België, Denemarken, Finland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Zweden, welke verklaring 1 Juli d.a.v. voor Nederlandsch-Indië in werking trad. De Chileensche Begeering heeft, in afwachting van de door het congres te verleenen goedkeuring aan de voorloopige handelsovereenkomst van 30 December 1936 (I. S. 1937 n°. 177), bij decreet van 9 Febr. 1938 met ingang van dien datum voor 1 jaar aan alle producten uit Nederland en de Overzeesche gewesten op het gebied der invoerrechten meestbegunstiging verleend. De regeling der handelsbetrekkingen met Zuid-Slavië van 25 September 1936, welke tot 30 September 1938 was verlengd, word te Belgrado bij notawisseling op 27 en 28 September van dat jaar opnieuw verlengd tot 30 September 1939. Bij notawisseling te 's-Gravenhage op 24 December 1937, 26 Maart 1938 en 10 Juni 1938 werd de regeling der handelsbetrekkingen met Zwitserland van 18 Maart 1937 verlengd tot onderscheidenlijk 31 Maart, 30 Juni en 31 Decem ber 1938. Het Nederlandsch-Indiscli on Poolsch goederenverkeer werd eveneens bij notawisseling te 's-Gravenhage op 15 en 16 November 1937 geregeld. Tenslotte worde hier nog melding gemaakt van de op 22 November 1938 te Tallin met Estland gesloten overeenkomst ter regeling van het handelsverkeer en van de op 14 April 1938 te Praag gewisselde nota's waarbij het handels verkeer met Tsjechoslowakije voor het jaar 1938 werd geregeld. d. Internationale regelingen op het gebied van land- en mijnbouw. Op 20 Juni 1938 werd voor den duur van de internationale tinrestrictie-regeling een overeenkomst aangegaan tusschen alle bij die restrictie betrokken landen, om te komen tot de vorming van een buffervoorraad van tin teneinde te groote fluctuaties in den prijs van dat artikel te voorkomen. De op 7 Mei 1934 te Londen gesloten internationale rubberrestrictie-overeen komst, welke einde 1938 afliep, werd verlengd tot en met 31 December 1943. De Volksraad heeft hierover geadviseerd in een buitengewone zitting van 30 November 1938. De ordonnantie, welke deze materie regelt, werd opgenomen in I. S. 1938 n°. 666. Bij G.B. 2 Juni 1938 n°. 1 Z werd bepaald, dat de Nederlandsch-Indische belangen in de internationale theecommissie voortaan door een van Begeerings- DE ECONOMISCHE TOESTAND 70 de bevolking. De volgende tabel geeft een overzicht van de in 1936, 1937 en 1938 beschikbaar gestelde bedragen. Uit het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber werden in de rubber gewesten wederom vele werken van algemeen nut uitgevoerd of voorbereid. Tabel XXVII geeft een overzicht van de bedragen, welke tot en met 1938 uit dat bijzonder uitvoerrecht zijn vrijgegeven voor bepaalde doeleinden, vwo 1 October 1937 af door storting in het z.g. Bubberfonds, gerangschikt naar de verschillende objecten. TABEL XXVI Besteding van de Nederlandsche welvaartsbijdrage (in duizenden guldens) ECONOMISCH OVERZICHT 71 Voor de instelling van den Algemeenen Keglementeeringsraad zie men I. S. 1937 n°. 689. De installatie van dien Baad, waarvan de Voorzitter en leden werden benoemd bij G.B. 9 Maart 1938 n°. 29 — en in welk besluit tevens de instructie werd vastgesteld —, had plaats op 28 April 1938. In de instructie is bepaald, dat de Directeur van Economische Zaken het advies van den Baad inwint nopens alle ontwerpen tot vaststelling, wijziging TABEL XXVII DE ECONOMISCHE TOESTAND 72 of intrekking van Regeeringsverordeningen, welke voortvloeien uit de Bedrijfs - reglementeeringsordonnantie, benevens omtrent onderwerpen betreffende de algemeene gedragslijn, te volgen bij de toepassing van de bedrijfsreglementeering. De Raad is verplicht telkenjare in de maand Januari verslag uit te brengen van zijn werkzaamheden in het afgeloopen jaar. Verder kan de Raad ongevraagd voorstellen en rapporten indienen nopens alle onderwerpen, welke betrekking hebben op de algemeene beginselen en de uitvoering van de Bedrijfsreglementeeringsordonnantie 1934. Tenslotte is de Raad bevoegd bij de leiders van die industrieele en handels ondernemingen, welke direct of indirect belang hebben bij de bedrijfsreglemen teering, inlichtingen in te winnen, dan wel met hen besprekingen te voeren, waartoe zoo noodig de bemiddeling van den Directeur van Economische Zaken kan worden ingeroepen; in een Raadsadvies of in een afzonderlijk rapport wordt van de daarbij verkregen inzichten verslag gedaan. Bij de wet van 16 Dec. 1937 (I. S. 1937 n°. 692) is het Madoera-welvaarts fonds ingesteld; de reorganisatie van de zoutwinning op het eiland Madoera zal namelijk gepaard gaan met bijzondere maatregelen ter bevordering van de welvaart der bevolking. Het fonds trad 31 December 1937 in werking (I. S. 1937 n°. 693). In 1938 werden verschillende maatregelen aangevat, dan wel eerder geëntameerde werkzaamheden door het Madoera-welvaartsfonds geconti nueerd. Zij betreffen o.m. de bevordering van de emigratie van Madoereezen naar Celebes en Zuid-Oost-Borneo en van de arbeidskolonisatie voor wegenaanleg in Oost-Borneo, alsmede de bevordering van de binnenvisscherij door verbetering en uitbreiding van het vischvijver-areaal op Madoera, terwijl voorts in het belang van den landbouw verschillende wilde bevloeiingsgebieden technisch worden verbeterd en kleine irrigatiewerken worden aangelegd. Verder zijn in samenwerking met den Dienst der Binnenvisscherij een tweetal assaineeringswerken aangevat, terwijl verschillende prauwreeden en prauwhavens werden verbeterd of aangelegd. Ook werden uit het Madoera-welvaartsfonds gelden ter beschikking gesteld voor personeele en materieele uitgaven in het belang van den Landbouw voorlichtingsdienst; dientengevolge was het o.m. mogelijk, dat — na een onder breking sedert Februari 1934 als gevolg van de noodzaak tot inkrimping in de crisisjaren — wederom kon worden overgegaan tot aanwijzing van een specialen landbouwconsulent voor Madoera. De djeroek- en mangga-cultuur werd met succes bevorderd door aankoop en exploitatie van vruchtenproeftuinen. Verder werd door tusschenkomst van het Binnenlandsch Bestuur gratis kapokplant materiaal verstrekt aan de bevolking, en werd door het aanleggen van klapper proeftuinen de toename van goed plantmateriaal gestimuleerd. Ook de cultuur van eenjarige gewassen, waaronder veevoedergewassen, werd bevorderd door uitbreiding van proeven, demonstraties en verstrekking van plantmateriaal van sawahrijst-variëteiten, cassave, aardnoten, tabak en sorghum. In het belang van de veeteelt werden in samenwerking met de provincie Oost-Java verschillende maatregelen getroffen, zooals het verstrekken van premies voor vrijwillige castraties en bij demonstraties, terwijl o.m. steun werd verleend aan particuliere fokstations, en een nieuw fokstation voor schapen werd opgericht. De belangstelling van het Madoera-welvaartsfonds voor gezondheidszorg kwam tot uiting door de toezegging van financieele hulp voor de lepra-bestrijding en den bouw van een aantal poliklinieken. Door het verleenen van een kleine subsidie aan het Instituut voor de Zee visscherij en een garantiestelling voor de door de Algemeene Volkscredietbank te verstrekken credieten aan visschers en vischhandelaren draagt het bij tot de bevordering van den afzet van Madoera-zeevisch. Ook stelde het Madoera-welvaartsfonds gelden beschikbaar ten behoeve van het bouwen van demonstratie-ovens voor potten-, pannen- en steenbakkerijen, terwijl het de voorlichting voor de houtbewerking zal stimuleeren. Voorts werd op kosten van het Madoera-welvaartsfondß een assistent-wedono ter beschikking gesteld, die onder technische leiding van den Binnenlandschen ECONOMISCH OVERZICHT 73 Handelsvoorlichtingsdienst te Soerabaja in samenwerking met het Binnenlandsch Bestuur de mogelijkheid van afzetverruiming van Madoera-producten in studie zal nemen. In 1938 werden door het fonds twee studiebeurzen in het leven geroepen voor de opleiding van Madoereesche jongelieden aan de Middelbare Landbouw school te Buitenzorg. De commissie van advies inzake de bevordering van de cultuur van nieuwe handelsgewassen kon in 1938, mede door een aandeel in de Nederlandsche welvaartsbijdrage, haar werkzaamheden met kracht voortzetten. Haar taak bestaat in de zorg voor een goede coördinatie van de onderzoekingen der mede werkende instellingen, de zorg voor een regelmatige berichtgeving over werk zaamheden en resultaten op dit terrein, het verzamelen van gegevens over nieuwe potentieele handelsgewassen en het verleenen van bemiddeling bij den invoer van plantmateriaal. Een 12-tal proefterreinen werd ingericht, onder zoekingen werden ingesteld van cultuur, product en afzet van een groot aantal nieuwe gewassen. Daarvan mogen worden genoemd de derris, de Chineesche houtolie-boom, de iles-iles, de champignon, manilla-hennep, kruidnagel, een aantal vette aetherische oliën leverende gewassen, geneeskrachtige kruiden en insecticiden. De bemoeienis met sigarettentabak, waarvoor eveneens gelden waren uitgetrokken, is aan de Krosok-centrale overgedragen. Bij G.B. 13 Aug. 1938 n°. 8 is een commissie ingesteld om — op basis van het terzake tusschen den Minister van Koloniën en den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië gevoerd overleg — met mr. G. H. C. Hart, hoofd van de Bste afdeeling van het Departement van Koloniën, prof. H. A. Kaag, hoogleeraar aan de Roomsch-Katholieke Economische Hoogeschool te Tilburg, en J. de Waard, referendaris bij het Departement van Economische Zaken te 's-Gravenhage, besprekingen te voeren omtrent de economische samenwerking tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië. DE ECONOMISCHE TOKSTAND 74 B. LANDBOUW 1. Overzicht van den landbouw a. Moessonverloop 1 ). Bij het begin van 1938 heerschte op Java, in de wateren tusschen Sumatra en Borneo, in de Zuidelijk deel van Straat Makassar, het Oostelijk deel van de Java-zee en in het Noordoosten van den Archipel een matige Westmoesson. Zwak was de moesson in Straat Malakka, terwijl bewesten Sumatra en in het Noordelijk deel van Straat Makassar kenteringsweer werd genoteerd. Het Zuidoosten van Nederlandsch-Indië meldde in de lste maandhelft Westmoesson, daarna kentering. In Februari stond de Westmoesson ook in de gebieden, welke in de voorafgegane maand kenteringsweer hadden, door. Bewesten Sumatra bleef het kenteringachtig. In Straat Malakka nam de West moesson in kracht af. In Maart heerschte rond Sumatra, in Straat Makassar en in het Noordoostelijk deel van den Archipel kentering. Voor de meer in het Oosten gelegen deel en van Indië was dit eerst na den 20sten het geval. Java had in de eerste dagen van Maart kenteringachtig weer, daarna kwam de Oostmoesson door, doch droeg in de 2de maandhelft het karakter van kentering. Voor Java duurde deze weersgesteldheid tot de 2de week van April, vervolgens trad de Oostmoesson in. Deze heerschte verder over het Oostelijk deel van de Java-zee en de Kleine Soenda-eilanden, en na den 15den der maand ook in de wateren tusschen Sumatra en Borneo. Bewesten Sumatra, in Straat Malakka, in Straat Makassar en in het Noordoostelijk deel van den Archipel heerschte kentering, evenals in de wateren tusschen Sumatra en Borneo in de lste maand helft. Begin Mei deed de Oostmoesson zich op Java gevoelen, daarna trad kentering in, om na den 20sten weder verdrongen te worden door den Oost moesson. Bewesten Sumatra en in Straat Malakka bleef de kentering aanhouden. Tn de wateren tusschen Sumatra en Borneo heerschte Oostmoesson met vele schommelingen. Straat Makassar, het Oostelijk deel van de Java-zee, het Zuid oosten en het Noordoosten van den Archipel hadden tot den 15den Mei kenteringachtig weer, daarna stond de Oostmoesson door. In Juni werd, behoudens het gebied West van Sumatra, waar de kentering bleef heerschen, in alle deelen van Indië zwakke tot matige Oostmoesson waargenomen. In Straat Malakka kwamen in de laatste week Noordoostelijke passaatwinden voor. In Juli hand haafde zich de Oostmoesson met zwakke tot matige kracht. Bewesten Sumatra traden gedurende deze maand meest Noordoostelijke en Noordwestelijke winden op. Augustus vertoonde hetzelfde beeld van het weer, evenzoo September en October. De kracht, van den moessonwind nam toe; vooral in het Oosten was deze vrij krachtig. In October werden ook in Straat Malakka Noordoostelijke en Noordwestelijke winden waargenomen. In de lste maandhelft van November heerschte bewesten Sumatra. in Straat Malakka en in het Noordoosten van den Archipel kenteringsweer; op Java, in de wateren tusschen Sumatra en Borneo, Straat Makassar, het Oostelijk deel van de Java-zee en het Zuidoosten van Indië zwakke tot matige Oostmoesson. In de 2de helft der maand kwam de West moesson door, met uitzondering van Straat Makassar en Java, waar het weer kenteringachtig was. Tot ongeveer medio December werd Java door den West moesson beheerscht, daarna kwam tot omstreeks den 24sten de Oostmoesson opnieuw door, om vervolgens weder voor den Westmoesson plaats te maken. Behalve Straat Makassar, waar kenteringsinvloeden nog steeds merkbaar waren, stond in de overige deelen van Indië de Westmoesson vrijwel geheel door. In Januari was in West-Java de regenval zeer wisselvallig; in Midden- en Oost-Java normaal en hooger. Februari vertoonde hetzelfde beeld van den regenval. In Maart heerschte, met uitzondering van Kedoe, waar de val normaal was, en van Batavia, Priangan en Banjoemas, welke normale en zwaardere regens noteerden, een tekort. Tn April hield het tekort voor Oost-Java aan. ') Ontleend aan ~Kort overzicht van het u-eer in 1938" door het Koninklijk Magnetisch ,ii Meteorologisch Observatorium te Batavia-Centrum. Voor de meteorologische statistiek raadplege men het Indisch Verslag, deel 11, hoofdstuk 11, tabellen 2—6. LANDBOUW 75 West- en Midden-Java boekten, behoudens Banjoemas, waar de maaudsominen om de middelwaarden schommelden of daarboven kwamen, normale en lichtere regens. In Mei meldde Bantam normalen en lageren regenval; Batavia en Priangan een flink overschot. De overige residenties kregen overvloedige regens. In Juni en Juli werd een aanzienlijk surplus waargenomen. Met uitzondering van Jogjakarta, dat te lichte regens registreerde en van Pasoeroean en Besoeki, waar ten deele een overschot en ten deele een tekort werd geconstateerd, heerschte in Augustus eveneens overmaat. September was, behalve in Bantam, dat normale en zwaardere regens observeerde, droog. In Cheribon, Jogjakarta. Madioen, de kuststreek van Pasoeroean en de Noordkust van Besoeki viel geen regen. Eveneens in October heerschte droogte; Bantam evenwel boekte normalen val. In November was in West- en Midden-Java de val normaal met neiging naar hooger; Oost-Java werd met een surplus bedeeld. Tn December noteerden Semarang, Rembang en Madioen normalen en hoogeren, Pasoeroean en Besoeki normalen en lageren regenval. In de overige residenties schommelde de hoeveel heid gevallen regen om het veeljarige gemiddelde. In Januari was in Sumatra en Borneo de val normaal, overhellende naar een tekort. Celebes kreeg overmaat en op de Kleine Soenda-eilanden en in de Molukken neigde de val naar een surplus. In Februari bleef voor de Kleine Soenda-eilanden de val aan den hoogen kant. De overige eilanden boekten een aanzienlijk tekort. Tn Maart heerschte op de Kleine Soenda-eilanden een tekort en vielen in Celebes, in Borneo en vrijwel in heel Sumatra normale en zwaardere regens. In April was de val in Benkoelen, Sumatra's Westkust. Tapanoeli en de Oostkust van Sumatra normaal en hooger, in de overige residenties van Sumatra normaal en lager; Borneo meldde een tekort, evenals Celebes, de Kleine Soenda-eilanden en de Molukken. Tn Mei was de val in Sumatra en Borneo normaal met afwijkingen naar weerszijden. Noord-Celebes boekte normale en lichtere regens, terwijl Zuid-Celebes en de Kleine Soenda-eilanden overmaat kregen. Juni bracht, aan de Kleine Soenda-eilanden eveneens overmaat; in Sumatra, Borneo en Celebes was de val in het algemeen normaal en lager. Tn Juli bleef op de Kleine Soenda-eilanden overmaat heerschen, in Sumatra was de regenval zeer wisselvallig; de Westerafdeeling van Borneo noteerde een tekort en de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo normale en zwaardere regens, evenals Celebes. In Augustus kreeg de Westhelft van Sumatra normalen en lichteren, de Oosthelft normalen en zwaarderen neerslag; Borneo, Celebes en de Molukken werden met een overschot bedeeld, terwijl de Kleine Soenda eilanden een tekort hadden. In September was het regenbeeld voor de Westelijke en Oostelijke helft van Sumatra tegengesteld aan dat in de voorafgegane maand, in Borneo en Celebes was de val wisselvallig en de Molukken boekten een surplus; op de Kleine Soenda-eilanden hield het tekort aan. Tn October kreeg Sumatra, behoudens Sumatra's Westkust, waar de val naar een surplus neigde, normale en lichtere regens; Borneo sloot zich bij Sumatra aan, terwijl Celebes zich thans bij het tekort op de Kleine Soenda-eilanden voegde. Tn November was de val in Sumatra in het algemeen normaal en daar beneden, in Borneo was de regenval wisselvallig, Noord-Celebes meldde normale regens en Zuid- Celebes overmaat; op de Kleine Soenda-eilanden viel in deze maand een surplus. Tn December boekten Sumatra en de Kleine Soenda-eilanden normale en lichtere regens, in Borneo viel de gemiddelde hoeveelheid neerslag en in Celebes was de val overhellende naar een surplus. b. Bouwgronden. Java en Madoera. De volgende tabel geeft de uitge strektheid van de bouwvelden der Inlandsche bevolking weer, gesplitst in sawahs en droge gronden. Zooals uit dit overzicht blijkt, nam de oppervlakte bouw gronden wederom iets toe; ten opzichte van 1937 bedroeg de toeneming van het sawah-areaal 5455 ha en van de droge gronden 17 287 ha. DE ECONOMISCHE TOESTAND 76 Het oppervlak van de tijdelijk in gebruik zijnde gronden is in de volgende tabel opgenomen. Buitengewesten. In tegenstelling met Java en Madoera bestaan voor de Buitengewesten — behoudens Bali en Lombok, Hoeloe Soengai (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) en Zuid-Celebes — geen statistische gegevens betreffende de uitgestrektheid der bouwgronden. ') Voor verdere detail-gegevens wordt verwezen naar het Statistisch Jaaroverzicht van Nederlandsch-Indië over het jaar 1938, deel II van dit Verslag. 2 ) Verbeterde cijfers. 3 ) Uit de boschreserves, op particuliere landerijen, op erfpachtspereeelen. zoomede de oesaha- en kongsie-gronden op de particuliere landerijen. Uitgestrektheid der Inlandsche bouwgronden op Java en Madoera ') Tijdelijk bij de bevolking in gebruik zijnde gronden 3 ) op Java en Madoera LANDBOUW 77 Op Bali en Lombok en in de afdeeling Hoeloe Soengai van Zuidoost-Borneo bleef het oppervlak landrenteplichtige sawah en droge gronden, sedert 1931 aan geslagen, ten naaste bij gelijk; in Zuid-Celebes nam het landrenteplichtig areaal ook in 1938 wederom toe. c. Oogstresultaten van eenjarige gewassen. Java en Madoera. Het totaal geoogste areaal van éénjarige Inlandsche gewassen was in 1938 iets grooter dan in 1937 en stak gunstig af bij het veeljarig gemiddelde, doch bleef nog iets beneden het zeer gunstige jaar 1936. Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat in de eerste 8 maanden (d. i. van den westmoesson-aanplant) van 1938 een kleinere uitgestrektheid werd geoogst dan in de overeenkomstige perioden van 1937 en 1936, doch dat het geoogste areaal in de laatste 4 maanden (d. i. van den oostmoesson-aanplant) in 1938 vrij belangrijk grooter was dan in de vorige twee jaren. In beide perioden waren Uitgestrektheid der Inlandsche bouwgronden op Bali en Lombok, in Hoeloe Soengai en in Zuid-Celebes Geslaagde uitgestrektheden éénjarige gewassen op Java en Madoera (in duizenden hectaren) DE ECONOMISCHE TOESTAND 78 de geoogste uitgestrektheden grooter dan het veeljarig gemiddelde. De belang rijke uitbreiding van den oostmoesson-aanplant in 1938 moet worden toege schreven aan gunstige weersomstandigheden voor het planten (hoogen regenval, vooral in het begin van den oostmoesson), waardoor ook ruime hoeveelheden bevloeiingswater beschikbaar waren. Het totaal der geoogste uitgestrektheden was 0,8 % meer dan in 1937 en 9 % meer dan het gemiddelde van de jaren 1928/37. De bijplant in de maanden September/December — de periode waarin de westmoesson-aanplant in den grond komt, — besloeg in 1938 voor alle éénjarige gewassen een iets grootere oppervlakte dan in 1937. De totaal te velde staande aanplant was hierdoor einde 1938 2 % grooter dan einde 1937 en 5 % grooter dan het 10-jarig gemiddelde. Een meer gedetailleerd overzicht van de geoogste oppervlakten dor voor naamste éénjarige Inlandsche landbouwgewassen is in den volgenden staat opgenomen. Betrekkelijk groote oppervlakten zijn geoogst van sawahpadi, cassave, bataten, andere knolgewassen, aardnoten, kedelee en Inlandsch suikerriet. Vrij laag zijn de oppervlakten van gogo en andere peulvruchten; zeer laag is de oppervlakte van aardappelen. Het betrekkelijk lage cijfer voor padi gogo is van weinig beteekenis nu het geoogste oppervlak van de zooveel hooger producee rende sawahpadi in belangrijke mate toenam. Uit de tabel blijkt voorts, dat in de laatste jaren steeds een tamelijk klein areaal padi gogo werd geoogst. Een technische rem (de hooge regenval) heeft het geoogste areaal aan maïs beperkt tot het niveau van het veeljarig gemiddelde. De achteruitgang van het areaal aardappelen is een gevolg van ziekten cii plagen, welke de cultuur riskant en op verscheidene plaatsen onmogelijk maakten. !) Vóór 1931 werden de cijfers voor gogorantja onder padi gogo verwerkt; sedert dat jaar zijn ze bij sawahpadi ondergebracht. Geslaagde uitgestrektheden éénjarige gewassen op Java en Madoera LANDBOUW 79 De productie-ramingen, welke volgens de gebruikelijke methode geschiedden, zijn in den volgenden staat samengevat. Behalve van maïs en aardappelen, waren dus de geoogste hoeveelheden van de belangrijkste gewassen grooter dan in 1937. De verdeeling van het geoogste areaal over sawahs en droge gronden bleef ongeveer dezelfde als in vorige jaren. Buitengewesten. In de Buitengewesten is de landbouwstatistiek tot dusver slechts op Bali en Lombok ingevoerd, zoodat voor de overige streken de oogst resultaten niet in cijfers zijn uit te drukken. Op Sumatra waren de ladang oogsten over het algemeen iets aan den lagen kant. De oogst van de sawahpadi in de bergstreken, de laagvlakten en de moerasstreken was algemeen vrij goed ten oosten van den Barisan; de sawahrijstoogst ten westen van den Barisan was daarentegen op verscheidene plaatsen minder goed. In het bijzonder werden mislukkingen gemeld uit Groot-Atjeh. De cultuur van tweede gewassen nam in vele streken van Sumatra toe. Ook op Borneo was het seizoen over het algemeen minder gunstig voor den drogen, doch gunstig voor den natten rijstbouw. De oogst van sawahpadi slaagde goed in het gouvernement de Groote Oost, behoudens plaatselijke mislukkingen op Lombok en Celebes. De padi gogo slaagde goed, behalve op Moena. De maïs-oogst op Celebes slaagde door bandjirs en droogte minder goed dan in 1937. Op vele plaatsen, in het bijzonder in de Groote Oost, had de uitbreiding van de teelt van tweede gewassen voortgang. In de volgende tabel zijn de geoogste uitgestrektheden van de voornaamste éénjarige gewassen op Bali en Lombok opgenomen. Geoogste hoeveelheden van éénjarige gewassen op Java en Madoera (in duizenden tonnen) Geslaagde uitgestrektheden éénjarige gewassen op Bali en Lombok DE STAATKUNDIGE TOESTAND 8 wege aan te wijzen delegatie zullen worden behartigd. Bijgevolg werd Mr. G. PI. C. Hart, die tot dusver Begeeringawaarnemer bij de Nederlandsche delegatie in die internationale commissie was geweest, tot voorzitter van die delegatie benoemd, terwijl de zittende leden van Regeeringswege als zoodanig werden aangewezen. In den loop van het jaar werd de delegatie uitgebreid met het lid, den heer A. A. Pauw, Directeur van de N. V. Nederlandsche Handel Maatschappij te Amsterdam. Voor het overige wordt met betrekking tot de toepassing en uitvoering vim de internationale regelingen ten aanzien van rubber, thee, suiker en tin verwezen naar hoofdstuk 111, sub B en sub G. e. Handels voorlichting en propaganda in het buitenland. In 1938 werden wederom twee lumdelsdeskundigen uitgezonden, onderscheidenlijk naar de Levant en naar Zuid-Amerika. De lieer W. P. Wolterbeek bereisde Turkije, Syrië-Libanon, Palestina, Egypte, Iran. Irak, Koweit en Bahrein. Van deze reizen bracht hij uitvoerig verslag uit. Deze handelsdeskundige bezocht ook de najaarsbeurs te Bari (Italië), waaraan ook Nederlandsch-Indië, als onderdeel van een moederlandsche inzending', deelnam. De heer P. Mijnarends kwam 30 December 1938 op zijn post te Buenos Aires aan. Als onderdeel van de inzendingen van het Kijk in Europa heeft Nederlandsch- Tndië in 1938 deelgenomen aan de voor- en najaarsbeurs te Leipzig en aan de internationale jaarbeurzen te Parijs, Utrecht, Bari en Belgrado. Ook werd deelgenomen aan de jaarbeurstentoonstelling te Toronto. De Nederlandsche Begeering aanvaardde, mede namens de Overzeesche gewesten, de uitnoodiging van de Vereenigde Staten van Amerika tot deel neming aan de wereldtentoonstelling te New-York. De leiding der Nederlandsche deelneming berustte bij Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff, oud-Minister van Buiten landsche Zaken en oud-Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, die optrad als Commissaris-Goiioraal voor de inzending van het Koninkrijk. In het Eere-Comité, dat bij K. B. 2 Febr, 1938 n°. 11 werd ingesteld, nam de Gouverneur-Generaal als een der voorzitters zitting, terwijl de Vice-President van den Raad van Nederlandsch-Indië, de Voorzitter van den Volksraad, de President van de Javasche Bank. de Directeuren van Economische Zaken en van Verkeer on Waterstaai en de Voorzitter van den Ondernemersbond tot leden van dat Comité werden aangewezen. Bij dat zelfde K. B. werd een Algemeen Comité ingesteld onder voorzitter schap van den Commissaris-Generaal. Uit dit laatste Comité werd een werk comité benoemd — eveneens onder voorzitterschap van Jhr. de Graeff — dat in r, sub-commissies werd gesplitst. Van de sub-commissie voor propaganda en voor het bijeenbrengen van inzendingen uit de Overzeesche gewesten bekleedde Mr. G. H. C. Hart. Hoofd der Bste Afdeeling van het Departement van Koloniën, het voorzitterschap. Oeze sub-commissie werd uitgebreid tot een meer algemeene Indische commissie. De aanvankelijk op f 200 000 gestelde bijdrage van Nederlandsch-Indië moest bij aanvullende begrooting 1938 worden verhoogd tot f 400 000. Van particuliere zijde werden voorts belangrijke bijdragen verleend ten behoeve van de Indische deelneming. De Indische Regeering besloot met een eigen inzending deel te nemen aan de eveneens in 1939 te San Francisco te houden ~Golden Gate International Exposition". Bij aanvullende begrooting 1938 werd voor dat doel fSO 000 aan gevraagd en f 25 000 op de begrooting 1939. In verband met tegenvallers, o.m. bij den bouw. werd het aanvankelijk geraamde bedrag van f 75 000 met f6O 000 overschreden. Ook voor deze Indische deelneming werd van particuliere zijde groote financieele steun ondervonden. Tot Commissaris-Generaal voor de Indische inzending op deze tentoonstelling werd bij K. B. 22 Febr. 1939 n°. 15 benoemd de Consul-Generaal te San Francisco, Dr. H. A. van Coenen Torchiana. ])E ECONOMISCHE TOESTAND 80 Over het geheel waren de geoogste oppervlakten in 1938 kleiner dan in 1937. Op Lombok is + 5000 ha sawahpadi door droogte mislukt. Daartegenover staat, dat evenals op Bali meer kedelee is geoogst dan in 1937. De maïscultuur is op Bali door het vochtige weer achteruit gegaan, op Lombok, waar de weers omstandigheden gunstig waren, daarentegen uitgebreid ten opzichte van 1937. Hieronder volgt een opgave van de geoogste hoeveelheden van sawahpadi, padi gogo en maïs op Bali en Lombok. De achteruitgang van de padi-productie is toe te schrijven aan vrij ernstige oogstmislukkingen in Oost-Lombok. d. Overjarige Inlandsche gewassen. Omtrent de geoogste uitgestrektheden en de producties der overjarige Inlandsche gewassen zijn slechts zeer fragmen tarische gegevens beschikbaar. De volgende tabel, bevattende de uitgevoerde hoeveelheden van de producten, afkomstig van die gewassen — tevens zijn enkele boschproducten opgenomen —, geeft eenigszins een beeld van den omvang van de cultuur en de productie; voor de producten, waarvan een zeer belangrijke binnenlandsche consumptie bestaat, zooals benzoë, cocosproducten, gemoetoe vezel, kemiri-noten, koffie, pinangnoten, sago en vruchten is dat beeld uiteraard zeer onvolledig. ') Met inbegrip van aardappelen. 2 ) Met inbegrip van oendis (goede, Cajanus Cajan). Geoogste hoeveelheden sawahpadi, padi-gogo en maïs op Bali en Lombok (in duizenden tonnen) LANDBOUW 81 e. Ondernemingsgewassen. De op landbouwondernemingen geteelde ge wassen zijn meerendeels voor den uitvoer bestemd, terwijl de éénjarige gewassen (suikerriet, tabak, cassave en roselle) daarbij meest op ingehuurde bevolkings gronden, en de overjarige gewassen meest op erfpachtsperceelen, landbouw concessies en particuliere landerijen worden geteeld. De volgende tabel geeft het oppervlak der ondernemingen en de beplante uitgestrektheden op 1 Januari 1939. 0) Niet bekend, b) Copra-aequivalent. c) Bruto, d) Uitgezonderd Timor-kofiie 1 ) Inclusief toezeggingen en gouvernementsondernemingen. 2 ) Vrije huur en huurlanden. 3 ) Exclusief rijst en andere eenjarige gewassen. Uitvoer van producten van overjarige Inlandsche gewassen in tonnen van 1000 kg Oppervlak en beplante uitgestrektheden van ondernemingen Java en Madoera 81 DE ECONOMISCHE TOESTAND 82 De beplante oppervlakten en de producties in 1938 der voornaamste gewassen zijn in de volgende tabel opgenomen. i) Minder dan 500 ha. 2 ) Minder dan 500 ton. 3 ) Copra, klapperolie + klappernoten, uitgedrukt in copra-equivalent. ■*) Ongezuiverde + gezuiverde kapok, uitgedrukt in ongezuiverd-equivalent. Buitengewesten Beplante oppervlakten en producties in 1938 der voornaamste ondernemingsgewassen LANDBOUW 83 2. Overzicht van de verschillende landbouwgewassen ') a Granen Sawah-padi (inclusief gogorantja), padi-gogo en ladangpadi. De totale met sawah-padi beplante uitgestrektheid bedroeg op Java en Madoera 3 701 893 ha, tegen 3 638 434 ha in 1937 en 3 429 509 ha als gemiddelde over de periode 1928 t/m 1937. De oppervlakte van den mislukten aanplant was in 1938 kleiner dan in 1937 (130 827 ha, tegen 162 611 ha in 1937); zij bleef eveneens beneden het veeljarig gemiddelde (171 428 ha) in de periode 1928/37. De geoogste (geslaagde) uitgestrektheid was een weinig grooter dan in 1937 en bedroeg 3 571 066 ha, tegen 3 475 823 ha in 1937 en 3 258 081 ha als gemiddelde in de jaren 1928/37. Evenals in de voorafgegane jaren was de uitbreiding van de sawah-padi vooral groot in het tweede halfjaar. Door den lang aanhoudenden westmoesson en den regenrijken oostmoesson kon veel tweede padi-aanplant in den grond worden gebracht. Van de uitgestrektheid mislukte aanplant kwam 20 % voor in West-Java, 12 % in Midden-Java en 68 % in Oost-Java. De belangrijke mislukkingen werden gerapporteerd uit de residenties Bodjonegoro (51 949 ha), Batavia (10 738 ha) en Madoera (10 303 ha). De mislukkingen, welke meerendeels voor kwamen in streken met een riskante padi-cultuur, werden voor ruim 71 % veroorzaakt door ziekten en plagen, voor 10 % door de droogte en voor ruim 19 % door overstroomingen en andere oorzaken. Volgens de gebruikelijke methode is de totale opbrengst van sawah-padi op Java en Madoera in 1938 geschat op 78 607 684 quintalen droge padi, tegen 74 469 600 quintalen in 1937 en 68 587 303 quintalen gemiddeld in 1928/37. Aan de hand van deze cijfers wordt de gemiddelde opbrengst in 1938 geraamd op 22,01 quintalen droge padi per geslaagde hectare, tegen 21,42 g/ha in 1937 en 21,04 g/ha gemiddeld in de jaren 1928/37. De geoogste (geslaagde) uitgestrektheid padi-gogo op Java en Madoera bedroeg in 1938 388 983 ha, tegen 391 212 ha in 1937 en 416 186 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De inkrimping van de padi-gogo, welke in 1934 begon, is in 1938 verder gegaan. Tegenover een vermindering van de geoogste uitgestrektheid gogo in Oost- Java, waartoe vooral de residenties Besoeki, Malang, Madioen, Madoera en Bodjonegoro bijdroegen, stond in West- en Midden-Java een toeneming, welke vooral in ie residenties Bantam, Semarang, Cheribon, Batavia en Jogjakarta belangrijk was. De mislukte uitgestrektheid padi-gogo bedroeg 1207 ha, tegen 2790 ha in 19.">7 en 3168 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De totale padi-gogo productie wordt voor 1938 geraamd op 4 771 000 quintalen droge padi, tegen 4 419 000 quintalen in 1937 en 5 059 800 quintalen als gemiddelde over de jaren 1928/37. Aan de hand van deze cijfers wordt de gemiddelde productie in 1938 geschat op 12,26 g/ha droge padi, tegen 11,30 g/ha in 1937 en 12,15 g/ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De rijstoogst viel in Atjeh en Onderhoorigheden over het geheel goed uit; slechts in Groot-Atjeh kwamen lage opbrengsten en mislukkingen voor. *) Voorzoover niet uitdrukkelijk anders vermeld, hebben de onder ~a. Granen" en ~b. Andere eenjarige gewassen" vermelde cijfers en gegevens uitsluitend betrekking op den Inlandschen landbouw. Voor uitvoeriger bijzonderheden over de belangrijke landbouwgewassen zie men het Statistisch Jaaroverzicht van Nederlandsch-Indië, deel II van dit Verslag, voorts de perio dieke publicaties in het Economisch Weekblad voor Nederlandsch-Indië: ~De Inlandsche landbouw" (jaarlijks), „Oogst en aanplant der voornaamste Inlandsche landbouwgewassen op Java en Madoera", „Aanplant, oogst en voedseltoestand in de Buitengewesten", „In landsche Landbouw in de residentie Bali en Lombok" (alle maandelijks) en ten slotte de jaarlijksche uitgaven van het Centraal Kantoor voor de Statistiek : „De Landbouwexport gewassen van Nederlandsch-Indië". DE ECONOMISCHE TOESTAND 84 Ter Oostkust van Sumatra waren de oogsten bevredigend, behalve op de djaloerans (afgeoogste ondernemingstabaks velden); het ladang- en het sawah areaal nam toe. In Tapanoeli slaagde de oogst van sawah-padi over het geheel minder goed, de opbrengsten van ladang-padi waren daarentegen normaal. Ter Sumatra's Westkust was de oogst van sawah-padi in enkele streken beneden normaal. De bevredigend tot goede oogst van ladang-padi en de grootere bijplant van tweede gewassen konden het tekort aan rijst, ontstaan door de betrekkelijk lage productie van sawah-padi, niet goedmaken; het rijstinvoer overschot steeg in verband hiermede van 2785 ton in 1937 tot 14 422 ton in 1938. In Benkoelen waren de opbrengsten van sawah- en ladang-padi over het algemeen normaal tot goed. In Palembang was de oogst van lebak-padi zeer groot-, ondanks mislukkingen in Moesi-ilir; ook de sawah-rijstoogst was goed. Daartegenover stond, dat op ladangs, renahs en vloedsawahs de rijstoogst beneden normaal was. In de Lampoengsche Districten slaagde de oogst van sawah-padi over het algemeen goed; de producties van ladang-padi waren weliswaar bevredigend, doch iets minder dan in 1937. In Biouw en Onderhoorigheden slaagde de rijstoogst over het algemeen bevredigend. Het met rijst beplante areaal werd uitgebreid. Op Bangka en Billiton was bij een kleinere uitgestrektheid geoogste ladangs dan in 1937 de opbrengst van de ladang-padi en van het kleine areaal sawah-padi bevredigend. In de Westerafdeeling van Borneo was het ladang- en sawah-areaal iets kleiner dan in 1937. De opbrengsten waren over het geheel bevredigend, zij het iets lager dan in 1937. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo moet de groote stijging van het rijstinvoeroverschot (36 925 ton, tegen 21387 ton in 1937), welke grooten deels in de eerste acht maanden van het jaar tot stand kwam, vooral worden toegeschreven aan slechte opbrengsten in een deel van de residentie (Martapoera) in 1937. In 1938 werd in het algemeen een goede rijstoogst verkregen. In Celebes en Onderhoorigheden was de sawah-rijstoogst over het geheel goed; de ladang-rijstoogst slaagde bevredigend, behalve op Moena. In Manado was de oogst van sawah- en ladang-padi goed. Zoowel het sawah als het ladang-areaal werd uitgebreid. Op Bali bedroeg het geoogste oppervlak sawah-padi 92 388 ha, tegen 92 476 ha in 1937. De vrij belangrijke vermindering van de geoogste uitgestrekt heid sawah-padi op Lombok (82 506 ha, tegen 87 495 ha in 1937) werd ver oorzaakt door belangrijke mislukkingen in Oost-Lombok. De gemiddelde uit de landrenteproefsnitcijfers bekende productie van sawah padi bedroeg op Bali 36,07 quintalen droge padi per geslaagde hectare, tegen 35,79 in 1937 en op Lombok 24,96 g/ha droge padi, tegen 27,41 g/ha in 1937. Het op Bali geoogste oppervlak padi-gogo bedroeg 22 456 ha in 1938, tegen 21 516 ha in 1937 en op Lombok 1396 ha, tegen .1312 ha in 1937. De opbrengst per ha van padi-gogo was hooger dan in vorige jaren. In Timor en Onderhoorigheden produceerden de westmoesson-sawah-padi en de ladang-padi beneden normaal tengevolge van de droge periode in Pebruari en volgende maanden; bovendien werd door droogte een deel van de sawahs niet beplant. De oogst van de betrekkelijk onbelangrijke oostmoesson-padi was boven normaal. Maïs. In totaal werd op Java en Madoera 2 006 085 ha maïs geoogst, tegen 2 069 055 ha in 1937 en 2 004 009 ha gemiddeld in 1928/37. In 1938 was 25,6 % van de grootste uitgestrektheid maïs afkomstig van sawah en 74,4 % van droge gronden; voor 1937 waren deze cijfers resp. 27,0 % en 73,0 %, terwijl de gemiddelde percentages voor de periode 1928/37 resp. 26,8 en 73,2 bedroegen. Vergeleken met 1937 was in de meeste streken de geoogste uitgestrektheid maïs kleiner, zoowel op sawahs als op droge gronden. De vermindering in LANDBOUW 85 geoogste uitgestrektheid bedroeg voor den sawah-aanplant +'8 %, terwijl voor droge gronden die vermindering slechts 1 % bedroeg. De vele regens in den oostmoesson beletten vooral op sawahs het in den grond brengen van den aanplant, terwijl ook de groei-omstandigheden op sawahs ongunstiger waren dan op droge gronden. In 1938 mislukte 96 381 ha maïs (met inbegrip van de voor veevoeder en 'voor de strootjes-industrie gesneden jonge aanplantingen), waarvan dit jaar veel op tegalan, doch zooals gewoonlijk relatief het meest op sawah. In 1937 bedroeg de mislukte oppervlakte 71 147 ha en in de periode 1928/37 gemiddeld 39 454 ha. De grootste mislukkingen kwamen in 1938 voor in de residenties Bodjonegoro, Soerabaja, Malang en Madoera. Over het geheel genomen waren zoowel voor sawah- als voor togalan-aanplant de oogstresultaten iets minder dan normaal. De totale maïs-opbrengst wordt voor 1938 op 19 259 000 quintalen droog zaad geraamd, tegen 20 369 000 quintalen in 1937 en 19 491 000 quintalen als gemiddelde voor de jaren 1928/37, overeenkomende met een gemiddelde opbrengst per ha van resp. 9, 6, 9, 8 en 9,7 quintaal droog zaad. In het Westelijk deel van de Buitengewesten is de maïscultuur van betrek kelijk gering belang, hoewel het in vele streken vrij algemeen voorkomt als tusschengewas van ladang-padi en in andere, meer intensief bebouwde streken als tweede gewas; in 1938 breidde de cultuur van maïs als tweede gewas zich eenigszins uit. In vele streken van het Oosten van den Archipel is maïs daarentegen een belangrijk gewas. Op Sumatra was de maïsoogst in de belangrijke contra rond het Toba-meer naar schatting lager dan in 1937. In de Lampoengsche Districten bestaat een toenemende belangstelling voor dit gewas. Op Borneo was de beplante oppervlakte, in het bijzonder in de moeras streken, in verband met den regenrijken Oostmoesson kleiner dan in 1937. Op Celebes slaagde de maïsoogst door bandjirs en droogte minder goed dan in 1937. Op Bali werd 52 006 ha maïs geoogst, tegen 56 436 ha in 1937; op Lombok waren die cijfers resp. 6735 ha en 4629 ha. De weersomstandigheden waren voor den maïsaanplant in het algemeen ongunstig; slechts de 2de tegalan maïsoogst leverde een goed beschot op. Op Timor gaf de vroegrijpe westmoesson-maïs over het geheel een goede, de laatrijpe westmoesson-maïs een lage opbrengst. Dientengevolge werd een groote oostmoesson-aanplant in den grond gebracht, welke een meer dan normale opbrengst gaf. b. Andere éénjarige gewassen Cassave. Dit gewas werd op Java en Madoera geoogst van 948 123 ha, tegen 949 693 ha in 1937 en 760 166 ha als gemiddelde over de jaren 1928/1937. De verhouding tusschen de van sawahs en van droge gronden geoogste uitgestrektheden cassave bleef gelijk aan die van het gemiddelde over het voorafgegane tienjarig tijdvak (5 % voor sawah-aanplant en 95 % voor aanplant op droge gronden). De geoogste uitgestrektheid nam toe in Japara/Ttembang, Soerabaja, Banjoemas, Jogjakarta en Madioen en nam af in Bodjonegoro, Kediri en Kedoe. De mislukte uitgestrektheid cassave bedroeg 3760 ha, tegen 2491 ha in 1937 en 2298 ha als gemiddelde over de jaren 1928/1937. De belangrijkste misluk kingen kwamen voor in Bodjonegoro (1500 ha) en Kediri (1100 ha). Het percentage der aanplantingen met een leeftijd van 7$ maand en hooger was het geheele jaar, uitgezonderd de maand Juni, hooger dan in 1937, hetgeen vermoedelijk samenhangt met de verminderde afzetmogelijkheden van het product. De gemiddelde opbrengst in 1938 bedroeg 86 g/ha versche wortels, tegen 80 g/ha in 1937 en 81 g/ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De totale productie van cassave werd voor 1938 geraamd op 81 488 000 quintalen, tegen 76 374 000 quintalen in 1937 en 61 794 000 quintalen als ge middelde over de jaren 1928/37. In de Buitengewesten nam de cassave-aanplant allerwege toe. DE ECONOMISCHE TOESTAND 86 Bataten. De geoogste uitgestrektheid bedroeg op Java eo Madoera 184 095 ha, tegen 180 976 ha in 1937 en 164 528 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De geoogste uitgestrektheid nam toe in Madoera, Japara/ Kembang, Kediri, Buitenzorg en Banjoemas en nam af in Besoeki, Semarang on Cheribon. Van de geoogste uitgestrektheid had 36,5 % betrekking op sawahs en 63,5 % op droge gronden. Deze percentages bedroegen in 1937 respectievelijk 36,1 % en 63,9 % en, gemiddeld in de periode 1928/37, 40,5 % en 59,5 %. De mislukte uitgestrektheid bedroeg in 1938 979 ha, tegen 1017 ha in 1937 en 723 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De totale batatenproductie van Java en Madoera wordt geschat op 12 060 000 quintalen, tegen 11 823 000 quintalen in 1937 en 11 029 000 quintalen als gemiddelde over de jaren 1928/37. De gemiddelde opbrengst wordt geschat op 66 g/ha versche knollen, tegen 65 g/ha in 1937 en 67 g/ha als gemiddelde, over de periode 1928/37. Aardappelen. Tengevolge van de zeer ongunstige uitkomsten van de aardappelcultuur in de voorafgegane jaren en door gebrek aan goede bibit, veroorzaakt door het in hevige mate optreden van Phytophtora infestans, nam de geoogste uitgestrektheid wederom belangrijk af. Tegenover een uitgestrektheid op Java en Madoera van 10 532 ha in 1937 en 15 165 ha als veeljarig gemiddelde stond in 1938 een uitgestrektheid van 7643 ha. De achteruitgang was net grootst in Malang, Semarang en Kedoe. In Priangan ging het geoogste oppervlak weer vooruit (van 3389 ha in 1937 tot 4217 ha in 1938), doordat meer goede bibit beschikbaar kwam. Van het in 1938 geoogste oppervlak had 19,1 % betrekking op sawahs en 80,9 % op droge gronden; deze percentages bedroegen in 1937 14,3 % en 85,7 % en gemiddeld voor de periode 1928/37 15,6 % en 84,4 %. De totale opbrengst van aardappelen werd geraamd op 388 000 quintalen in 1938, tegen 467 000 quintalen in 1937 en 733 000 quintalen als gemiddelde over de periode 1928/37 overeenkomende met een opbrengst van resp. 51, 44 en 48 g/ha knollen. Ook in de cultuurcentra in de Buitengewesten (Atjeh, Bataklanden en Bali) is de aardappelaanplant tengevolge van het optreden van Phytophtora infestans ingekrompen. Ter voorkoming van verspreiding van aardappelziekten. zijn bij Ord. van 23 Dec. 1938 (I. S. n°. 699) regelen getroffen betreffende het interinsulair vervoer van aardappelen. Men zie ook I. S. 1938 n°. 700. Andere knolgewassen. In 1938 werd op Java en Madoera een uitgestrektheid van 122 016 ha „andere knolgewassen" geoogst, tegen 120 538 ha in 1937 en 107 612 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. In vergelijking met 1937 en met het gemiddelde over de periode 1928/37 kwam in de verhouding van aanplant op sawahs en aanplant op droge gronden weinig verandering. Aardnoten. De geoogste uitgestrektheid op Java en Madoera bedroeg 261 688 ha, tegen 234 845 ha in 1937 en 215 464 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De geoogste uitgestrektheid had voor 40,2 % betrekking op sawah-aanplant en voor 59,8 % op aanplant op droge gronden; deze percentages waren in 1937 43,0 en 57,0 en over de periode 1928/37 gemiddeld 42,1 % en 57,9 %. De vooruitgang van het op sawah geoogst oppervlak was belangrijk in bijna alle residenties van Oost-Java en in de Vorstenlanden. In alle residenties van West-Java ging daarentegen de op sawahs geoogste uitgestrektheid achteruit. Het op droge gronden geoogste oppervlak aardnoten nam bijna overal toe, behalve in de residenties Semarang en Bodjonegoro. In 1938 mislukten 1911 ha, tegen 850 ha in 1937 en 1550 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De grootste mislukkingen kwamen voor in Soerabaja, Jogjakarta en Bodjonegoro. I- ANDBOUW 87 De opbrengsten waren zoowel op sawahs als op droge gronden over het algemeen goed tot zeer goed. De totale productie wordt geschat op 2 018 000 quintalen droog gepeld zaad in 1938, tegen 1 807 000 quintalen in 1937 en 1 591 000 quintalen als gemiddelde in 1928/37. Aan de hand van deze cijfers wordt de gemiddelde opbrengst geschat op 7,7 g/ha droog gepeld zaad, tegen 7,7 g/ha in 1937 en 7,4 g/ha als gemiddelde in de jaren 1928/37. In verschillende streken van de Buitengewesten is de aanplant van katjang tanah in meer of minder belangrijke mate toegenomen. Kedelee. De geoogste uitgestrektheid kedelee bedroeg op Java en Madoera 379 518 ha, tegen 353 357 ha in 1937 en 258 526 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De sinds 1932 voortdurende uitbreiding, welke aan deze cultuur gegeven werd, zette zich derhalve ook in 1938 voort. Van de in 1938 geoogste uitgestrektheid had 83,6 % betrekking op sawah-aanplant- en 16,4 % op aanplant op droge gronden. Deze percentages bedroegen voor 1937 83,7 en 16,3 en voor het gemiddelde over de periode 1928/37 81,2 en 18,8. De uitbreiding had betrekking op vele belangrijke kedelee-centra. Het grootst was de vooruitgang, vergeleken met 1937, in Soerabaja (6000 ha), daarop volgden Besoeki, Madioen, Cheribon, Kediri, Jogjakarta, Malang, Soerakarta, Bodjonegoro, Priangan en Semarang. Achteruitgang was daarentegen in Kedoe (3000 ha) en verder in Banjoemas en Japara/Bembang. De mislukte uitgestrektheid bedroeg 10 031 ha, tegen 4949 ha in 1937 en 6000 ha als gemiddelde over de jaren 1928/37. De grootste mislukkingen kwamen voor in Kediri en Japara/Bembang. De totale kedelee-productie van Java en Madoera in 1938 wordt geraamd op 2 876 000 quintalen droog zaad, tegen 2 689 000 quintalen in 1937 en 1 705 000 quintalen gemiddeld in 1928/37, neerkomende op een gemiddelde opbrengst van resp. 7,6, 7,6 en 6,5 g/ha droog zaad. In de Buitengewesten heeft de bevolking de kedelee-cultuur, vooral op de renah-gronden van Palembang (ten koste van de katoen), belangrijk uitgebreid. In de Lampoengsche Districten legt de bevolking een toenemende belangstelling voor de kedelee-cultuur aan den dag. welke zich van de kolonisatie-terreinen uit heeft verbreid. Ook in de afdeeling Hoeloe Soengai van de Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo vindt de cultuur ingang. Andere peulvruchten. Van deze gewassen werd op Java en Madoera 195 589 ha geoogst, tegen 210 195 ha in 1937 en 219 887 ha als gemiddelde in 1928/37. Van het in 1938 geoogste areaal had 30,1 % betrekking op sawah-aanplant en 69,9 % op aanplant op droge gronden; in 1937 bedroegen deze percentages resp. 34,1 en 65,9, terwijl de gemiddelden voor de jaren 1928/37 41,5 en 58,5 zijn. De grootste uitbreiding van deze groep gewassen vond plaats in Madioen, de grootste achteruitgang in Semarang, Malang en Soerabaja. De mislukte uitgestrektheid bedroeg 4471 ha, tegen 3281 ha in 1937 en 4110 ha als gemiddelde in 1928/37. De uitvoer van kratok, een van de belangrijkste gewassen van deze groep, bedroeg slechts 446 ton, tegen 2336 ton in 1937 en 4438 ton gemiddeld in 1930/37. In het bijzonder in de Groote Oost nam de aanplant van katjang en andere peulgewassen toe. Uien. De geoogste uitgestrektheid uien op Java en Madoera bedroeg 18 528 ha, tegen 19 187 ha in 1937 en 15 732 ha als gemiddelde in 1928/37. Van het in 1938 geoogste oppervlak had 46,7 % betrekking op sawah-aanplant en 53,3 % op tegalan-aanplant; voor 1937 bedroegen deze cijfers resp. 54,9 % en 45,1 % en voor de periode 1928/37 gemiddeld 51,8 % en 48,2 %. Uit deze cijfers blijkt, dat het geoogste oppervlak op sawah in 1938 terugliep, terwijl dat DE ECONOMISCHE TOESTAND 88 op droge gronden toenam. Ook voor dit gewas zal het natte weer in de eerste helft van den oostmoesson wel de belangrijkste oorzaak voor de daling van het oppervlak op sawah zijn. De gebieden met een vooruitgang van het geoogste oppervlak ten opzichte van 1937 lagen in Madoera, Batavia, Kediri, Madioen en Japara/Bembang; de belangrijkste achteruitgang vond plaats in Cheribon, Bodjonegoro, Jogjakarta en Semarang. In Atjeh en Onderhoorigheden is de aanplant van uien ingekrompen. Lombok. Het geoogste areaal bedroeg op Java en Madoera 81 141 ha, tegen 78 966 ha in 1937 en 72 443 ha als gemiddelde in 1928/37. De belangrijkste vooruitgang vond plaats in Japara/Bembang en Soerakarta, de belangrijkste achteruitgang in Bodjonegoro en Semarang. In Atjeh en Onderhoorigheden ging de teelt van lombok vooruit. Groenten. De in 1938 geoogste uitgestrektheid groenten op Java en Madoera bedroeg 9904 ha, tegen 10 276 ha in 1937 en 11 349 ha als gemiddeld in 1928/37. In Benkoelen nam de kool-aanplant toe. Katoen. Het geoogste oppervlak op Java en Madoera ging belangrijk achteruit. Het daalde van 16 026 ha in 1937 tot 8184 ha in 1938; in de periode 1928/37 werd gemiddeld 10 351 ha geoogst. Van de geoogste uitgestrektheid had 77,5 % betrekking op sawah-aanplant en 22,5 % op tegalan-aanplant; voor 1937 bedroegen deze cijfers resp. 89,7 % en 10,3 %, voor de periode 1928/37 gemiddeld 80,6 % en 19,4 %. De achteruit gang in 1938 vond voornamelijk plaats in de belangrijkste katoencentra Demak en Japara/Bembang en was toe te schrijven aan het voor katoen ongunstige (te natte) weer, dat tevens de oorzaak was van lage opbrengsten. In Palembang is de katoenaanplant sterk ingekrompen, hoewel de oogst resultaten niet onbevredigend waren. Op Timor en Onderhoorigheden zijn de katoenopbrengsten tegengevallen. Djarak. De geoogste uitgestrektheid djarak op Java en Madoera bedroeg 12 799 ha, tegen 13 784 ha in 1937 en 12 540 ha als gemiddelde in 1928/37. Widjen. Van dit gewas werd op Java en Madoera 16 345 ha geoogst, tegen 15 488 ha in 1937 en 15 887 ha als gemiddelde in 1928/37. Indigo. Van dit gewas werd op Java en Madoera geoogst 1769 ha, tegen 1494 ha in 1937 en 2243 ha als gemiddelde in de voorafgegane tien jaren. Gierst. De geoogste uitgestrektheid van dit gewas op Java en Madoera bedroeg 17 941 ha, tegen 18 479 ha in 1937 en 16 958 ha als gemiddelde in 1928/37. Overige Inlandsche landbouwgewassen. De cultuur van deze gewassen nam wederom toe. De geoogste uitgestrektheid in 1938 bedroeg op Java en Madoera 373 662 ha, tegen 368 102 ha in 1937 en 333 164 ha als gemiddelde in de periode 1928/37. c. Ooft De mangga-oogst in Oost-Java slaagde matig, het vervoer per spoor bedroeg 2149 ton, tegen 2164 ton in 1937, de uitvoer per K.P.M, naar Singapore, 948 ton, tegen 808 ton in 1937. In Cheribon was de mangga-oogst zeer slecht. Er werden slechts 3500 ton mangga uitgevoerd, tegen 13 827 ton in 1937; de export naar Singapore bedroeg 283 ton, tegen 2728 ton in 1937. De djeroek-oogst in Oost-Java viel eveneens matig uit; het vervoer per spoor bedroeg 1345 ton, tegen 1306 ton in 1937, de export per K.P.M, van Soerabaja naar Singapore 236 ton, tegen 321 ton in 1937. De djeroek-oogst in Garoet was vrij goed; het vervoer per spoor bedroeg 656 ton, tegen 328 ton in 1937. De kesemek-oogst was eveneens vrij goed; het vervoer per spoor bedroeg 1460 ton, tegen 709 ton in 1937. De oogst van vruchten in den westmoesson 1937/38 in de Ommelanden van Batavia was vrij goed, vooral van ramboetan; de oogst van de in het begin van LANDBOUW 89 den oostmoesson afJromende vruchten als djeroek was matig, terwijl die van het geheele jaar door bloeiende vruchtboomen als citroenen, zuurzak, papaja, e.d. goed was; het vervoer per spoor bedroeg 12 905 ton, tegen 10 349 ton in 1937. De export van vruchten van Tandjoengpriok naar plaatsen buiten het tolgebied beliep 651 ton, tegen 455 ton in 1937. De gevolgen van de langdurige regens in den oostmoesson-1938 en van den korten drogen tijd zijn reeds duidelijker merkbaar; de oogstverwachtingen voor 1939 voor djeroek, ramboetan en verschillende andere vruchtboomen, waarvan de bloei valt in het begin van den regentijd, zijn slecht. d. Suiker De aanplant voor oogst-1938 ondervond nadeel van den natten planttijd, waardoor het openmaken van de gronden en het planten werd bemoeilijkt. Ook veroorzaakten de vele regens een sterken onkruidgroei, waarvan aanvankelijk veel hinder werd ondervonden. In de Oostmoesson-periode ontwikkelde het riet zich echter in het algemeen bevredigend. Het langdurig aanhouden van de droogte werkte belemmerend op het afwerken van den aanplant en veroorzaakte bovendien op vele plaatsen meer of minder hevige verdrogingsverschijnselen. De lengte van het riet was als gevolg van deze factoren over het algemeen geringer en ook onregelmatiger dan gewoonlijk en dit herstelde zich niet geheel in den Westmoesson. Mei kenmerkte zich door een ongewoon hoogen regenval, hetgeen plaatselijk leidde tot inundatie en legering van het riet. Ook in Juni was de regenval grooter dan gewoonlijk, hetgeen de rijping van het riet over het algemeen niet ten goede kwam. De oogstresultaten bleven dan ook + 30 000 ton beneden de verwachting. De totale jaarproductie was ± 1 394 000 ton kristal. In 1938 werkten 80 fabrieken. Óp twee uitzonderingen na, waren dit dezelfde eenheden, welke ook in 1937 maalden. De vermalen aanplant besloeg 85 309 ha, tegen 85 951 ha in 1937. Het loonpeil in de suikerindustrie is met + 6 % gestegen. Aangezien voor oogst-1937, volgens opgave van het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlandsch-Indië, aan Iconen en leveringen f 15 774 000 is uitbetaald, mag derhalve worden aangenomen, dat dit bedrag voor 1938 met bijna f 1 000 000 is toegenomen. De geoogste uitgestrektheid bevolkingsriet op Java bedroeg 15 606 ha, tegen 14 446 ha in 1937 en 12 754 ha als gemiddelde in 1928/37. Het geoogste opper vlak was daarmede voor het eerst weer grooter dan in 1928 en 1929. Van de in 1938 geoogste uitgestrektheid had 47,5 % betrekking op sawali aanplant en 52,5 % op tegalan-aanplant; voor 1937 bedroegen deze percentages 43,3 en 56,7, terwijl de gemiddelden voor de periode 1928/37 38,0 en 62,0 % zijn. Uit deze cijfers blijkt, dat de cultuur zich gedurende de laatste jaren zoowel op sawahs als op tegalans uitbreidde en wel het meest op eerstgenoemde gronden; in 1938 werd slechts op sawahs een uitbreiding geconstateerd. De totale productie van Inlandsche suiker wordt geraamd op 911 928 quintalen, tegen 726 487 quintalen in 1937 en 565 154 quintalen gemiddeld in 1929/37. De gemiddelde rietopbrengsten waren in bijna alle maalrictgebieden vrij hoog (724 g/ha, tegen 648 g/ha in 1937 en 612 g/ha als gemiddelde in de periode 1929/37). De jaarproductie van suiker voor den oogst- 1939 is vastgesteld op 1 550 000 ton (I. S. 1938 n°. 7). e. Tabak De geoogste uitgestrektheid Deli-tabak bedroeg in 1938 +" 13 400 ha of 3 % meer dan in 1937. Als gevolg van minder gunstige weersomstandigheden was de kwaliteit van oogst-1938 op vele ondernemingen minder goed dan in BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND 9 f. Landbouw congressen. Door Nederlandsch-Indië werd deelgenomen aan het eerste Zuid-Amerikaansch botanisch congres, dat van 12 tot 19 October 1938 te Rio de Janeiro werd gehouden. De delegatie bestond uit Prof. Dr. A. A. Pulle, Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht als vertegenwoordiger van het Koninkrijk, Prof. Dr. E. Stahel, Directeur van het Landbouwproef station te Paramaribo en den heer C. van den Koppel, gepensionneerd Neder landsch-Indiseh ambtenaar. Op het van 15 tot 17 September 1938 te Praag gehouden internationaal congres voor geneeskrachtige en aanverwante planten werd Nederlandsch-Indië vertegenwoordigd door Ir. J. W. Roeloffs, opperhoutvester bij den Dienst van het Boschwezen, laatstelijk werkzaam gesteld als secretaris van de commissie van advies inzake de bevordering van de cultuur van handelsgewassen, te Batavia. g. Internationaal Landbouwinslituut te Rome. Bij K. B. 24 Nov. 1938 n°. 11 werd Mr. H. A. M. van Haastert benoemd tot lid voor Nederland van het permanente Comité van het Internationaal Landbouwinstituut te Rome, ter opvolging van Dr. J. J. L. van Rijn, die 31 December 1938 den dienst verliet. De heer van Haastert is evenals zijn voorganger mede belast met de vertegen woordiging van Nederlandsch-Indië in dat Comité. k. Dubbele belasting. Bij notawisseling op 2 April 1938 kwam te Ottawa tusschen Nederlandsch-Indië en Canada een regeling tot stand ter vermijding van dubbele belasting. Gerekend van 1 Januari van dat jaar kan Canada mitsdien beschouwd worden als te zijn een Staat die voldoet aan het bepaalde in artikel 6. lid 1 van de Ord. ter voorkoming van dubbele belasting (I. S. 1934 n°. 291). /. Statistiek. Aangezien het Bureau voor de Internationale Handelsstatistiek te Brussel zijn werkzaamheden in 1938 beëindigde en tot liquidatie overging, is het voorstel tot wijziging van het op 31 December 1913 te Brussel gesloten verdrag inzake internationale handelsstatistieken (I. S. 1914 n°. 720) — welk voorstel de Nederlandsch-Indischo Regeering door tusschenkomst van hel Belgisch Gouvernement bereikte — verder buiten behandeling gelaten. ;. Luchtvaart. De luchtverbindingen met het buitenland in den loop van 1938 ondergingen belangrijke uitbreidingen. De K.N.I.L.M. verkreeg vergunning tot het onderhouden van een luchtverbinding met Australië en Indo-China. terwijl de Australische maatschappij Qantas Empire Airways van de Neder landsche Regeering toestemming verkreeg voor het onderhouden van diensten via Nederlandsch-Indië op Singapore. Voor uitgebreide mededeelingen op dit gebied wordt verwezen naar hoofd stuk 111, afdeeling K, van dit Verslag (Burgerlijk luchtverkeer). Op de vierde diplomatieke conferentie voor burgerlijk luchtvaartreeht, welke 19 September 1938 te Brussel werd gehouden, werden de Nederlandsch-Indisclie belangen, voor zoover noodig, door de Nederlandsche delegatie behartigd. 3. Juridische betrekkingen a. Afschaffing capitulaties in Egypte. In I. S. 1938 n°. 141 werd aau geteekend het K. B. 2 Febr. 1938 (N. S. n°. 11), waarbij werd bekend gemaakt het op 8 Mei 1937 te Montreux gesloten verdrag betreffende de afschaffing van de capitulaties in Egypte, alsmede de daarmede verband houdende regelingen. b. Rechtsvordering. In zijn najaurszitting adviseerde de Volksraad tot vaststelling van het ontwerp van wet tot goedkeuring van het verdrag tot aanvulling van het op 31 Mei 1932 tusschen Nederland en Groot-Britannië gesloten verdrag, houdende bepalingen ter vergemakkelijking van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke eu handelszaken. DE ECONOMISCHE TOESTAND 90 1937, toen de kwaliteit over het algemeen zeer goed uitviel. Teneinde het aanbod op de Europeesche markt meer in overeenstemming te brengen met de vraag, besloten de Deli-ondernemingen, van oogst-1938, welke + 150 000 pakken (van 80 kg) had kunnen opbrengen, niet meer dan ± 125 000 pakken op de markt te brengen. Deze restrictie werd verkregen door selectieven pluk en vernietiging van inferieure partijen. In 1939 denkt men het areaal zoodanig in te krimpen, dat- de geheele oogst van 135 000 a 140 000 pakken kan worden afgescheept. De geoogste uitgestrektheid Vorstenlanden-tabak bedroeg in 1938 + 6200 ha of 5 % meer dan in 1937. De aanplant slaagde over het algemeen goed, terwijl de kwaliteit van het product zeer bevredigend was. Voorts plantten een 3-tal Vorstenlandsche ondernemingen enkele honderden ha Virginia-tabak. Ook deze aanplant slaagde uitstekend, doch de kwaliteit van een deel van het product viel minder goed uit als gevolg van te veel regens. Tengevolge van te zwaren regenval mislukte een belangrijk deel van de Besoeki-ondernemingstabak, waardoor de totale productie vermoedelijk niet meer dan 60 % van die van 1937 is geweest. De kwaliteit van het verkregen product was echter over het algemeen zeer bevredigend. Door de slechte prijzen voor oogst-1937 is de financieele positie van de Besoeki-ondernemingen, welke reeds vele moeilijke jaren achter den rug hebben, verder verslechterd. Een groote maatschappij besloot reeds om in 1939 tot drastische inkrimping van haar bedrijf over te gaan. Op een onderneming in Besoeki werd ruim 100 ha Virginia-tabak geplant, welke vrij goed slaagde. De ondernemingstabak in Banjoemas mislukte voor een zeer groot deel door zwaren regenval. De geoogste uitgestrektheid der lu-volkingstabaksaanplantingen op Java en Madoera bedroeg 146 935 ha, tegen 150 180 ha in 1937 en 151246 ha als gemiddelde in de periode 1928/37. De inkrimping van de geoogste uitgestrektheid in 1938 is toe te schrijven aan den achteruitgang van liet cijfer voor den sawah-aanplant; dit cijfer bedroeg +' 54 000 ha, tegen 60 000 hn in 1937. Het op tegalan geoogste areaal was daarentegen met 93 000 ha + 3000 ha grooter dan in 1937. De totale in 1938 geoogste uitgestrektheid had voor 36,5 % betrekking op sawah-aanplant en voor 63,5 % op tegalan-aanplant, tegen resp. 40,0 % en 60,0 % in 1937 en gemiddeld 43,1 % en 56,9 % in de periode 1928/37. Belangrijke uitbreidingen van de cultuur kwamen voor in Kedoe, Madoera, Priangan en de Vorstenlanden; belangrijke inkrimpingen in Bodjonegoro en Malang. De inkrimping van de tabaksteelt op sawah werd veroorzaakt door het ongunstige, voor de meeste streken te vochtige weer, waardoor de grond bewerking stagneerde en vele kweekbedden en jonge aanplantingen mislukten. Het regenrijke weer was tevens oorzaak dat in vele streken de productie laag was, terwijl voorts de kwaliteit van de Tnlandsche kerf- en van Virginia- en andere voor sigaretten bestemde krosok door de regens tijdens den groei van het gewas, ongunstig werd beïnvloed. Bij R.V. van 1 Aug. 1938 (I. S. n°. 455) is de opkoop geregeld van bepaalde soorten krosok en/of groene tabaksbladeren, bestemd om daaruit krosok te bereiden. Men zie ook T. S. 1938 n°. 456. f. Rubber De rubberprijzen zijn in 1938 weinig bevredigend geweest. De Londenschc noteering daalde van 7 d per lb in het begin van het jaar tot 5 s / ie d, om zich vervolgens te herstellen tot ruim 8 d. De laatste verbetering kon echter slechts worden bewerkstelligd door een groote restrictie-verscherping. Het uitvoerpercen tage, dat voor het eerste kwartaal op 70 % en voor het 2de kwartaal op 60 % was vastgesteld, werd voor het laatste halfjaar tot 45 % verlaagd. Het gemiddelde restrictie-percentage van 45 % werkte in 1938 uit op een interne beperking van 51| %, tegen 224; % "* 1»87. De gevolgen van een en ander zijn echter minder ernstig geweest dan op het eerste gezicht zou worden verwacht. De financieele nadeelen van de prijsdaling werden verzacht door de vóórverkoopen, welke tal van maatschappijen hadden LANDBOUW 91 afgesloten. De sociale gevolgen van de zwaardere restrictie werden getemperd door verhooging van het maximum van de hoeveelheid rubber, welke rubber ondernemers in voorraad mogen hebben. De loonen op de Java-ondernemingen ondergingen dan ook weinig wijziging. De dagverdiensten van de tappers, welke gedurende 1937 waren gestegen tot +' 20 % boven het peil van vóór de depreciatie, vertoonden eerst in het laatste kwartaal van 1938 eenige daling; het loonvolume voor rubbertap was echter door de ingekrompen werkgelegenheid minder dan in 1937. De loonen in de rubberfabrieken bleven gedurende 1938 vrij constant op een niveau van 10 % boven dat van 1936. In de Buiten gewesten kon het arbeidersbestand, dank zij de ruimere voorraadbepalingen, de herplantingen en de werkzaamheden ten behoeve van de in 1939 en 1940 toegestane areaals-uitbreiding, voldoende emplooi vinden, zoodat geen afvloeiing van werkvolk plaats vond. Het uitvoerquotum voor ondernemingsrubber bedroeg voor 1938 55 % van 287 324 ton of 158 028 ton. Vermeerderd met 174 ton (carry-over 1937/38) en 301 ton (extra-uitvoervergunningen, uitgegeven ter compensatie van in 1937 ingevoerde rubber) leverde dit een totaal toegestane uitvoerhoeveelheid van 158 503 ton. De uitvoer ten laste van het quotum 1938 beliep 150 230 ton, terwijl op het einde van het jaar 8306 ton onder controle werden gesteld. Te zamen geeft dit 158 536 ton, zoodat het ondernemingsquotum met 33 ton (0,02 %) werd overschreden. De uitvoering van het ïndividueele restrictiestelsel voor de bevolkingscultuur leverde in 1938 geen moeilijkheden op; met de werking van dit stelsel is langzamerhand meer ervaring verkregen. Groote schokken in verband met de sterk stijgende restrictiepercentages konden worden voorkomen. Ter compensatie van de groote overschrijdingen van medio 1937 was de tap in de bevolkings rubbergewesten tegen het einde van laatstgenoemd jaar reeds aanmerkelijk verminderd, zoodat de restrictie-verscherping van 1938 geleidelijk kon worden doorgevoerd. Voorzoover de productie verder moest worden ingekrompen, werd dit bewerkstelligd door een langzaam terugloopen van de noteeringen van het ongedekte product. Zoo daalden bijv. de prijzen voor native smoked sheets in de Westerafdeeling van Borneo van 18i- cent per kg in Januari tot 10 a 11 cent in het midden van het jaar, waarna in de laatste maanden van 1938, vooruit loopende op het grootere uitvoerquotum voor het eerste kwartaal 1939, een herstel plaats vond tot 13i cent. In overeenstemming met deze prijsvorming van het ongedekte product- zijn de couponnoteeringen in de eerste helft van 1938 minder sterk gedaald dan de prijzen op de wereldmarkt. In de tweede helft is het herstel van de wereldmarkt aanvankelijk geheel aan de coupons ten goede gekomen. Eerst tegen het einde van 1938 vertoonden deze eenige afbrokkeling. Globaal gesproken noteerden de coupons in het begin van het jaar 18 a 20 cent per kg, medio van het jaar 13 a 14 cent, in October 36 a 37 cent en in November 34 a 35 cent. De ten uitvoer toegelaten hoeveelheid bevolkingsrubber bedroeg in 1938 (inclusief een carry-over van 3347 ton) 147 071 ton. Uitgevoerd werd ten laste van het- quotum 145 650 ton; onder controle gesteld werd op 31 December 1559 ton; te zamen is dit 147 209 ton. De bevolking heeft dus in 1938 haar quotum met 138 ton overschreden. De oorzaak daarvan ligt in het feit, dat enkele honderden tonnen teveel aan oogstvergunningen zijn uitgeschreven. Door de tijdroovende procedure van uitschrijven en uitreiken van coupons moest namelijk enkele malen daarmede een aanvang worden gemaakt, vóórdat het internationale uitvoerpercentage voor het betreffende kwartaal was bekend gesteld. Waar dit percentage somtijds lager uitviel dan waarmede was rekening gehouden, kwam een teveel aan <xigstvergunningen in omloop. Zooveel mogelijk werd dit surplus bij latere uitgifte verrekend; deze verrekening was echter niet over de geheele linie mogelijk. Bij K. B. 22 Aug. 1938 (N. S. n°. 949, I. S. n°. 525) zijn voorschriften gegeven ter uitvoering in Nederlandsch-Indië van de op 7 Mei 1934 te Londen gesloten internationale overeenkomst betreffende de regeling van de productie en den uitvoer van rubber, zooals deze sedert is gewijzigd en aangevuld. DE ECONOMISCHE TOESTAND 92 g. Thee. In vergelijking met die van de meeste andere producten, zijn de theeprijzen in 1938 vrij gunstig gebleven. Het jaargemiddelde van de Londensche veilingen beliep voor 1938 14,4 d per lb, hetgeen slechts 6 % lager was dan dat voor 1937. Het internationale restrictie-percentage werd voor 1938/39 vastgesteld op 1\ %. Waar de standaardproductie voor de Nederlandsch-Indische cultuur het basis-quotum ver overtreft, werkte dit internationale percentage uit op een interne beperking van 38 % in 1938/39, tegen 41 % in 1937/38. Het export-quotum voor thee is voor het restrictie-jaar 1938/1939 vastgesteld op 145 672 700 kg (I. S. n". 146). Ondanks deze zware interne restrictie is de situatie in de ondernemings cultuur gunstig gebleven. De dagverdiensten in den pluk en de sortatie hand haafden zich dan ook op het in het vierde kwartaal van 1937 bereikte peil, dat +' 20 % lag boven dat van vóór de depreciatie. De dagloonen in de thee fabrieken, welke in 1937 nagenoeg niet waren gestegen, werden in den loop van 1938 eenigszins verhoogd. De opkoopprijzen van bevolkings- en kleinlandbouwersblad bleven door middel van de „redelijke prijs-regeling" met eenige verschuiving aan de wereld marktprijzen vastgekoppeld. In het begin van het jaar werd bij den opkoop 3,8 a 3,9 cent per hkg natblad betaald. Deze prijs steeg langzaam tot 4,0 a 4,1 cent, welk peil tot November ongeveer behouden bleef. December gaf een daling te zien tot 3,9 cent. Het jaargemiddelde bedraagt +' 4,0 cent, tegen 4,5 cent in 1937. Deze prijsvermindering werd ten deele gecompenseerd door den grooteren afzet. De totale inkomsten uit den verkoop van theeblad beliepen voor de bevolking nog + 4,4 millioen gulden, tegen 4,8 millioen in 1937 en 3,3 millioen in 1936. De welvaart heeft in de theedistricten dan ook weinig geleden. De uitvoering van de nieuwe restrictie-wetgeving leidde allereerst tot een herziening van de standaardproductie der ondernemingen op grond van de indiening van juiste meetkaarten. Met dezen arbeid is men nog niet geheel gereed gekomen, aangezien niet alle meetkaarten ter beschikking zijn. Het totaal van de standaardproducties voor thee uit ondernemingsblad is voor 1938/39 voorloopig gesteld op 192 620 873 hkg (tegen 190 671535 hkg in 1937/38). Enkele kleine ondernemingen, welke zich in de eerste restrictie-periode niet of te laat hadden opgegeven, werden thans als zoodanig erkend, terwijl verder enkele gelijkstellingen van bevolkings- en kleinlandbouwersaanplantingen met ondernemingsaanplantingen plaats vonden of in voorbereiding werden genomen. Wat de bevolkings- en kleinlandbouwerscultuur betreft, zijn de normale producties van alle kleinlandbouwers herzien aan de hand van hernieuwde taxaties van alle perceelen, terwijl voorbereidingen werden getroffen om in 1939 en 1940 te komen tot een opmeting van het geheele bevolkingsareaal, gepaard gaande met een vaststelling van individueele normale producties. Enkele opkoop- ') Verbeterde cijfers. Productie van rubber (in tonnen van 1000 LANDBOUW 93 fabrieken, welke zich in de eerste restrictie-periode te laat hadden aangemeld, werden thans als zoodanig erkend en in het stelsel van geregistreerden opkoop ingedeeld. Ten slotte kan worden medegedeeld, dat uitvoering werd gegeven aan de maximum-voorraadbepalingen van de nieuwe wetgeving. De maximum-thee voorraden, welke een niet als handelaar erkend persoon onder zich mag hebben, zijn streeksgewijs door de erbij betrokken Residenten vastgesteld. Voor kust streken, waar smokkelarij mogelijk is, werden deze maxima over het algemeen gesteld op de lage hoeveelheid van 10 kg. De theeproductie is in 1938 toegenomen. Het internationaal restrictie-percen tage werd voor 1938/39 verlaagd, terwijl voorts de binnenlandsche afzet voort durend toeneemt, dank zij de daarvoor gevoerde propaganda; de verkoopen zonder licentie, welke een vrij goeden maatstaf voor de binnenlandsche consumptie vormen, bedroegen in 1938 17,2 millioen hkg, tegen 15,8 en 13,8 millioen onderscheidenlijk in de jaren 1937 en 1936. h. Kma In het Verslag over 1937 werd medegedeeld, dat de Commissie, belast met de vaststelling van de standaardproducties der ondernemingen van de eerste en tweede groep, niet tot een bevredigend resultaat kon komen, in hoofdzaak als gevolg van het feit, dat over de producties van kina-aanplantingen bij normale exploitatie onvoldoende concrete gegevens ter beschikking stonden. In dit verband werd een speciaal opbrengst- en dunningsonderzoek in de kinatuinen ingesteld, welk onderzoek leidde tot het samenstellen van normale bastproductie schalen. Vervolgens werd overgegaan tot een tuinsgewijze inventarisatie van de ondernemingen. De daarmede verbonden werkzaamheden zullen omstreeks medio 1939 zijn beëindigd, waarna de standaardproducties voor de geheele tienjarige restrictie-periode zullen worden vastgesteld. In afwachting daarvan konden voor 1938 de maximum-uitvoerhoeveelhcid en het restrictie-percentage niet worden bepaald, zoodat men zich — evenals in 1937 — heeft moeten beperken tot de uitgifte van voorloopige licenties, welke naderhand zullen worden gecorrigeerd. De instructie voor de Regeeringscommissaiissen voor de kinacultuur en den afzet van kinabast en kinine is opgenomen in Bb. n°. 14057. De officieele kinineprijs is in 1938 ongewijzigd gebleven op f 34,50 per kg zwavelzure kinine. De afzetraming voor de ondernemingen van de eerste groep werd gesteld op 614 000 kg kinine-aequivalent. De licentie-uitgifte is echter grooter geweest, o.a. in verband met de omstandigheid, dat in 1937 een ver hooging van de afzetraming met ± 66 000 kg te laat bekend werd om haar nog in de licentie-uitgifte van dat jaar tot uitdrukking te brengen; voor deze hoeveelheid werden derhalve in 1938 licenties uitgegeven. De verstrekking van voorloopige licenties bedroeg daardoor in 1938 voor de drie produeentengroepen te zamen 715 487 kg, tegen 668 470 kg in 1937 en 815 456 kg (definitieve) licenties in 1936. i ) Verbeterde cijfers Productie van thee (in tonnen van 1000 kg) DE ECONOMISCHE TOESTAND 94 De situatie in de cultuur is weinig veranderd. De oogst-dagverdiensten vertoonden in de eerste helft van het jaar eenige stijging en kwamen daardoor + 10 % boven het peil van 1937. De bereiding-dagloonen bleven practisch onveranderd. De productie van kinabast onderging een kleine stijging. i. Koffie De koffieeultuur heeft een slecht jaar achter den rug. De Soerabaja-prijzeu voor onderneming-Robusta, welke in 1937 nog gemiddeld f 20 per 100 kg hadden bedragen, beliepen in 1938 gemiddeld f 19, een daling derhalve van 27 %. Bovendien waren de weersomstandigheden zeer ongunstig. De vele regens in dé periode Mei tot en met Juli en de korte duur van den eindelijk intredenden oostmoesson (eerst medio Augustus zette de oostmoesson door, reeds medio September kreeg het weer echter een kenteringskarakter) hebben den koffic-oogst quantitatief belangrijke schade toegebracht. De oogst van de ondernemingen op Java bedroeg in 1938 39 114 ton, hetgeen 28 % minder was dan in 19.'57 en 18 % lager dan het gemiddelde van de vijf daaraan voorafgegane jaren. De oogst van de ondernemingen in de Buitengewesten beliep in 1938 5800 ton, of 31 % minder dan in 1937 en 42 % minder dan het gemiddelde van de vijl' vooraf gegane jaren. De lage oogsteijfers hebben de kostprijzen uiteraard doen stijgen. De finan cieele uitkomsten van de cultuur zijn in 1938 dan ook slecht geweest. Verscheidene ondernemingen konden zelfs de loopende uitgaven niet of nauwelijks uit de inkomende gelden dekken. Vooral met de kleine producenten van Midden-Java was dit het geval. De terugslag op de loonen der Java-onder nemingen is betrekkelijk gering geweest, al maakte zich vooral in de tweede helft van het jaar een duidelijke tendenz tot daling kenbaar. De dagverdiensten in den pluk waren gemiddeld + 6 % lager dan in 1937; de loonen in de sortatie. en de bereiding daalden gemiddeld met ± '2 %. Als geheel ligt het loonpeil echter nog + 10 % boven het niveau van vóór de depreciatie. De lage prijzen in de afgeloopen jaren hebben nog in een ander opzicht de cultuur ongunstig beïnvloed. De verjonging van de koffietuinen, welke op de Java-ondernemingen bij een tamelijk gelijkblijvend totaal-areaal van >± 95 000 ha vroeger regelmatig plaats vond, begint meer en meer te stagneeren. Het totaal met koffie beplant oppervlak van Java heeft de laatste jaren een kleine vermindering ondergaan, welke in hoofdzaak samenhangt met het rooien van de koffie in ouder wordende rubbertuinen. Het ondernemingskof fïe areaal in de Buitengewesten loopt reeds sinds de malaise van 1930 voort durend terug. Het noodlijdend karakter van de koffieeultuur heeft aanleiding ertoe gegeven om haar vrij te stellen van de betaling van het defensie-uitvoerrecht. De pogingen van producenten om een directen steun te verkrijgen, in analogen zin als in 1936 tijdelijk het geval is geweest, hebben echter geen resultaat opgeleverd. Productie van kinabast (in tonnen van 1000 kg) LANDBOUW 95 Wat betreft de bevolkingskoffiecultuur, slaagde de oogst van Bobusta-koffie op Java over het algemeen vrij slecht, terwijl ook op Sumatra de opbrengsten in de meeste streken lager dan normaal waren. De Arabica-koffie-oogst slaagde over het algemeen bevredigend, in sommige streken, vooral in de Groote Oost, zelfs goed; op Bali waren ook de opbrengsten van Bobusta-koffie goed. In Midden- en Zuid-Sumatra was het onderhoud van vele tuinen nauwelijks voldoende en de bijplant naar schatting niet voldoende om den achteruitgang van de productiviteit van oudere tuinen geheel te compenseeren. In Atjeh (Takengon) werd nog Arabica-koffie bijgeplant; in Noord-Tapanoeli (Dairi-landen) ging men van de cultuur van Arabica over op die van Bobusta. In de residentie Bali en Lombok, Celebes en Manado werd het koffie-areaal uitgebreid. j. Cacao De cacao-cultuur is in hoofdzaak geconcentreerd op een aantal ondernemingen in Midden-Java. Als bevolkingscultuur is het product van zeer weinig beteekenis. Hoewel Nederlandsch-Indië als cacao-producent onder de productielanden slechts een uiterst bescheiden plaats inneemt (het brengt nauwelijks 0,25 % van de wereldproductie voort), heeft het Indisch product zich op de internationale cacao-markt een zeer goeden naam weten te veroveren. Behoorend tot de z.g. ~edelcacao': , is het Java-product vooral bekend om zijn lichte kleur, welke het bijzonder geschikt maakt voor menging met donker gekleurde, goedkoope kwaliteiten. Door wetenschappelijk selectiewerk — gericht op verbetering van productievermogen en kwaliteit , alsmede op meer resistentie tegen ziekten en plagen — is de laatste jaren met bevredigend succes naar versterking van de cultuur gestreefd. De hierdoor in Nederlandsch-Indië op het buitenland verkregen voorsprong werd in 1938 beschermd door de afkondiging van beperkende voor schriften inzake den uitvoer van cacao-plantmateriaal (I. S. 1938 n°. 695). De prijzen zijn in 1938 gedaald; zij bedroegen ± f 25 per 100 kg in December 1938, tegen f 36 in December 1937. De Java-productie was iets lager dan in vorige jaren en bedroeg 1577 ton in 1938, tegen 1682 ton in 1937. Hoewel de financieele resultaten van de cultuur door een en ander zijn gedrukt, bestaat er eenige neiging tot uitbreiding van den aanplant, in de eerste plaats in verband met mogelijke conversies van de weinig vooruitzichten biedende koffiecultuur in cacao en voorts omdat sommige streken van Nieuw-Guinea wellicht voor cacao geschikt zullen blijken. k. Oliepalm De palmolieprijs heeft zich aan de algemeene daling van de productenprijzen niet kunnen onttrekken. De noteering voor soft palm oil, welke in 1937 reeds van ± £ 30 op £ 17 per ton was gekomen, liep in 1938 nog verder terug en schommelde in het laatste kwartaal van dit jaar om een peil van £ 13. Hoewel door dit ongunstige verloop de prijs einde 1938 op een niveau was gekomen, dat nauwelijks boven de kostprijzen van de ondernemingen kan hebben gelegen, is de palmolie-productie daardoor niet beïnvloed. Deze productie heeft Productie van ondernemingskoffie (in tonnen van 1000 kg) DE ECONOMISCHE TOESTAND 96 in de afgeloopen jaren een zeer snelle vlucht genomen. In 1930 nog slechts 50 000 ton bedragend, heeft zij zich daarna — ondanks de malaise — voort durend uitgebreid. In 1933 overschreed zij de 100 000 ton, in 1938 de 200 000 ton. De groote efficiency, waarmede de cultuur wordt gedreven (uitnemend plant materiaal, wetenschappelijk onderhoud, goed geoutilleerde verwerkingsfabrieken on afscheep-installaties, rationeele verkoopmethoden), hebben gemaakt, dat de ondernemingen den strijd op de wereldmarkt vrij goed hebben kunnen volhouden. Aan de verbetering van het apparaat wordt nog voortdurend gearbeid. Zoo werden in 1938 een paar nieuwe verwerkingsfabrieken geopend en werd de capaciteit van enkele bestaande fabrieken uitgebreid. In Palembang werd een tankinstallatie voor den afscheep gebouwd, terwijl verder door de Koninklijke Paketvaart Maatschappij ten behoeve van den overscheep te Tandjoengpriok een speciale palmolie-lichter werd besteld. De uitbreiding van de cultuur, hoewel zij door het prijsverloop uiteraard werd geremd, blijft verderen voortgang hebben. De ontwikkeling van de productie van palmolie en pitten gedurende de laatste vijf jaren is weergegeven in de volgende tabel. I. Cocos-producten De producties waren in het algemeen hooger dan in 1937, ondanks de ver wachte nadeelige gevolgen van de droogte in 1937. De uitwerking van den achteruitgang van de copraprijzen in de klapper streken was verschillend. In sommige gebieden werd het onderhoud, vooral van die tuinen welke nog juist met voordeel kunnen worden geplukt, tot het allernood zakelijkste beperkt; elders was van vermindering van het onderhoud weinig te bespeuren. m. Peper De belangrijkste centra van de pepercultuur liggen op Bangka en Onder hoorigheden en in de Lampoengsche Districten. In 1938 daalde de prijs van witte peper, welke toch al niet hoog was; de prijs van zwarte peper steeg. Het jaar 1938 was voor de pepercultuur op Bangka zeer ongunstig. Door de verder gaande daling van de prijs van witte peper moest men het onderhoud noodgedwongen verminderen. Bovendien breidde de geelziekte zich uit en de kleine pepemet-wants deed groote schade. De Chineesche peperboeren op Bangka werkten met verlies; de Maleische tuinbezitters konden uit hun extensief ver zorgde tuinen nog eenig gezinsinkomen verkrijgen. Het aantal produeeerende ranken was volgens schatting lager dan in 1937. Op Billiton, waar de pepernet wants niet voorkomt, schijnt de toestand voor de Chineesche tuineigenaren iets Productie van palmolie (in tonnen van 1000 kg) LANDBOUW 97 gunstiger te zijn, voor de Maleische tuinbezitters echter ongunstiger dan op Bangka. De oogst in de residentie Bangka en Onderhoorigheden werd geschat tusschen 6000 en 7000 ton, tegen 9000 ton in 1937 en 13 000 ton in 1936. De bijplant van peper was in de Lampoengsche Districten gering, terwijl de produceerende tuinen door weinig onderhoud sneller achteruitgingen dan normaal het geval is. De oogst in de Lampoengsche Districten werd voorloopig getaxeerd op 37 000 ton, tegen 27 000 ton in 1937 (verbeterd cijfer). De kwaliteit van het product was minder dan in 1937. n. Nootmuskaat, foelie, kruidnagelen en kaneel De productie van nootmuskaat en foelie was in de Molukken en Manado betrekkelijk laag. Op Siaoe gaan de aanplantingen achteruit doordat ze te oud worden. Ter Sumatra's Westkust heeft men last van een niet nader bekende ziekte, waardoor de boomen afsterven. De kruidnagelproductie viel in de belangrijkste centra Benkoelen, Minahasa en Molukken tegen, doch sterke oogstschommelingen zijn een normaal ver schijnsel bij dit handelsgewas. In de residenties Sumatra's Westkust, Benkoelen en in de Lampoengsche Districten werd uitbreiding aan de kruidnagelcultuur gegeven. De in het Verslag over 1937 reeds vermelde instervingsziekte deed ook dit jaar schade. Cassia-kaneel, een gewas dat in hoofdzaak in de residentie Sumatra's West kust voorkomt, werd in de residenties Tapanoeli, Sumatra's Westkust en Benkoelen bijgeplant. o. Kapok Door ongunstige weersomstandigheden viel de oogst op Java, Moena en Boeton lager uit dan in 1937, terwijl in vele streken ook de kwaliteit tengevolge van den regenrijken oostmoesson te wenschen overliet. In Zuid-Celebes werd een normale oogst verkregen, welke ongeveer gelijk was aan dien van 1937. De bevolkingsaanplant op Celebes werd plaatselijk uitgebreid; o.m. werden de erven op de kolonisatie-terreinen met kapok omheind. In 1938 kwamen op Celebes naast de bestaande 4 kapok-etablissementen nog twee landschapsfabriekjes in bedrijf (te Sopeng en Baha), terwijl einde 1938 een nieuw ondernemingsetablissement werd geopend, dat zich blijvend met den opkoop van het bevolkingsproduct zal bezig houden. Het export-quotum van kapok ten behoeve van het licentiejaar 1938/1989 is vastgesteld op 15 000 000 kg kapok netto gewicht (I. S. 1938'n°. 526). p. Vezels De voornaamste vezelsoort, welke door Nederlandsch-Indië wordt voort gebracht, is de sisal. De prijzen van dit product zijn in 1938 sterk gedaald. In Nederland bijv. kwam de noteering van een peil van +' f 22 op ± f 16,50 per 100 kg. Volledige productiecijfers van sisal zijn niet bekend. Voorzoover uit de exporten van harde touwvezels kan worden afgeleid, heeft het lage prijspeil van 1938, dat voor de ondernemingen weinig of geen winst meer kan hebben gelaten, de productie weinig beïnvloed. Zelfs zijn een paar stopgezette sisal fabrieken heropend en vond de oprichting van een nieuwe onderneming plaats. De kwaliteit van het product is bovendien de laatste jaren verbeterd. De Iconen op de Java-ondernemingen waren in het vierde kwartaal 1938 ± 16 % hooger dan einde 1937. Het waren vooral de werkzaamheden te velde, als snit en tuinarbeid, welke de groote stijgingen vertoonden. Het genoemde stijgingspercentage dient echter met de noodige reserve te worden aangenomen, daar het is berekend uit gegevens van slechts weinige ondernemingen. 97 DE ECONOMISCHE TOESTAND 98 De cultuur van roselle is eenige jaren geleden door enkele ondernemingen op Java geëntameerd en verkeert thans in een moeilijk beginstadium. De prijzen van het product, dat op een overvoerde markt tegen jute heeft te coucurreeren, zijn in 1938 beneden de kostprijzen gedaald. Bovendien zijn verschillende technische vraagstukken betreffende plantperiode, aanplantverzorging, ziekte bestrijding, rooiingsmethoden, e.d. nog niet definitief opgelost. De cultuur zal haar levensvatbaarheid dan ook nog hebben te bewijzen. Indien zij mocht slagen, zal zij van groote sociale beteekenis kunnen worden, daar zij in Midden-Java vooral wordt uitgeoefend op voormalige suiker- en tabaksgronden, zoodat zij voor do dichtbevolkte streken als de Vorstenlanden, waar het volksinkomen door de inkrimping van suiker- en tabakscultuur een belangrijken teruggang heeft onder gaan, een nieuwe bron van verdiensten zal vormen. De roselle-uitvoer uit Java, inclusief Java-jute, bedroeg nihil in 1936, 2246 ton bruto in 1937 en 1769 ton bruto in 1938. Daarnaast wordt een zich uitbreidende binnenlandsche afzetmogelijkheid geschapen door fabricage van zakken, welke van uitstekende kwaliteit zijn. g. Aetherische oliën Citronella. Ondanks het sterk afbrokkelend prijspeil bleef de animo \ ooi den verbouw van sereh-gras toenemen, zoodat 1938 een record-productie te zien gaf. Speciaal in Priangan breidde do cultuur zich sterk uit. gedeeltelijk ten koste van het cassave-areaal. In Buitenzorg (Djampangs) en in I'riaugan nam het aantal fabriekjes toe; meorondeels waren dat primitieve bevolkingsinstallaties. Patchouly. De prijs van dit product bleef laag, terwijl ook de noteeringen voor blad aan den Overwal den export niet aanmoedigden. Onder invloed van deze omstandiglieden was dan ook do animo voor don aanplant aan do Westkusl van Atjeh gering, waar hot areaal belangrijk werd ingekrompen. ') uitgezonderd afval, in de jaren 1981 i ~, 1986 reap. 276, 1084, 1690, 1871 en 1711 bon (alles van Java). Uitvoer van harde touwvezels ') (in tonnen van 1000 kg) 3. Overheidszorg voor den landbouw a. Landbouivvoorlichting en landbouwonderwijs. Bij de instelling van de gouvernementen Sumatra. Borneo en Groote Oost in Juli 1938, werd de Lands taak op het gebied van de Landbouwvoorlichting overgedragen aan de binnen die gouvernementen gevormde of nog te vormen groepsgemeenschappen (I.S. 1937 n°. 510). Hoewel hul; niet definitief geregeld, geschiedt in de gebieden buiten de groepsgemeenschappen en de zelfbesturende landschappen de ver vulling van de Landstaak op bet gebied van de landbouwvoorlichting door de residentiediensten van de landbouwvoorlichting, onder algemeene leiding van den Resident. Tn beide gevallen staan de voorliehtingswerkzaamheden onder supervisie van de Gouverneurs, die daartoe worden bijgestaan door aan hen toegevoegde inspec teurs van den landbouw. Ten aanzien van de landbouwvoorlichting in de Buiten gewesten werd door deze reorganisatie de taak van liet centrale orgaan voor de LANDBOUW 99 landbouwvoorlichting belangrijk gewijzigd. Deze instantie is thans op basis van de daarvoor vastgestelde bepalingen omgevormd tot een eoördineerend en adviseerend lichaam ten behoeve van de gedecentraliseerde landbouwvoorlichtings diensten. Het wetenschappelijk onderzoekingswerk, dat op de proefstations wordt verricht, is centrale taak gebleven. De instructies voor de inspecteurs van den Landbouwvoorlichtingsdienst in de gouvernementen Sumatra, Borneo en Groote Oost zijn opgenomen in Bb. nos. 14076, 14144 en 14134. De Dienst voor Landbouw en Visscherij werd gereorganiseerd en draagt thans den naam Dienst van den Landbouw; de 3 afdeelingen zijn: Landbouw voorlichting en Binnenvisscherij, Ondernemingslandbouw en Algemeen Proef station voor den Landbouw. Mede in verband met de sterk gedaalde prijzen van vele export-landbouw producten waren de bemoeienissen van de landbouwvoorlichtingsdiensten in 1938 in sterke mate gericht op de bevordering van den voedsellandbouw. Bij de voorlichting en het onderzoekingswerk op het gebied van de cultuur van handelsgewassen werd er vooral naar gestreefd, om dezen tak van landbouw op economisch steviger basis te vestigen. Bij den landbouw op droge gronden in de Buitengewesten wordt het ladang vraagstuk steeds klemmender. Een onoordeelkundige uitoefening van den ladang bouw, waarbij niet of onvoldoende wordt gezorgd voor het herstel van de oorspronkelijke boschvegetatie, heeft in vele streken geleid tot het ontstaan van uitgestrekte alang-alang-conqjlexen, welke slechts met veel moeite weer voor den landbouw geschikt zijn te maken en die bovendien wegens het brand gevaar, dat zij opleveren, een bedreiging vormen voor aanplantingen van gewassen en voor terreinen, waar zich wèl jong bosch heeft gevormd. Mede in verband met de gestadige uitbreiding van het zielental zijn maatregelen gewenscht, welke aan dezen toestand binnen redelijken termijn paal en perk zullen kunnen stellen, aangezien anders in verschillende gebieden de voedselsituatie binnen afzienbaren tijd ernstig in gevaar zou kunnen komen. In sommige residenties zijn reeds commissies ingesteld, waarin ambtenaren van bet Binnenlandsch Bestuur, het Boschwezen en den Landbouwvoorlichtings dienst, soms ook van den Waterstaatsdienst zitting hebben en die tot taak hebben, maatregelen te beramen tot behoud en herstel van het ladang-areaal. Voor onderzoekingswerk en bekostiging van te treffen maatregelen op dit gebied in de residentie Palembang werd in 1938 f 285 000, te verwerken in 10 jaren, uit bet Rubberfonds beschikbaar gesteld. In de droge streken van het oostelijk deel van den Archipel is de kwestie van de afspoeling van uitgeboerdc, kale of weinig begroeide ladang-gronden een belangrijk onderdeel van het ladang-vraagstuk. Dit euvel zal door bijzondere voorzieningen, als terrasseering en aanleg van levende lieggen, dienen te worden bestreden. Ook in vele heuvel- en bergstreken van Java wordt de kwestie van de afspoeling van den bouwkruin van permanent in gebruik zijnde droge gronden steeds meer urgent. De door de Landbouwvoorlichtingsdiensten gevoerde propa ganda voor terrasseering had in verschillende streken reeds resultaat. Zoo werden in Priangan in 1937 en 1938 4700 ha steile gronden geterrasseerd. De werkzaamheden op het gebied van de verspreiding van hoogwaardig plant materiaal namen de laatste jaren sterk in omvang en beteekenis toe, vooral op Java en Madoera, waar het onderzoekingswerk thans zoodanig is gevorderd, dat in de meeste streken tot propaganda voor bepaalde variëteiten van verschil lende gewassen kan worden overgegaan. In zeer vele gevallen zijn de aanbevolen variëteiten afkomstig van het Landbouwkundig Instituut van het Algemeen Proefstation voor den Landbouw. Een belangrijk hulpmiddel bij de verspreiding van plantmateriaal vormen de zaadhoeven voor éénjarige gewassen, waarvan de aanleg is bekostigd uit de Nederlandsche welvaartsbijdrage van f 25 millioen. Er zijn thans 52 zaadhoeven op Java en Madoera en 6 in de Buitengewesten opgericht, waarvan het grootste deel reeds een aanvang heeft gemaakt met de leverantie van plantmateriaal. INDISCH VERSLAG 1939 I. TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN NEDERLANDSCH-INDIË OVER HET JAAR 1938 GEDRUKT TER ALGEMEENE LANDSDRUKKERIJ — 1939 1940 — 'S-GRAVENHAGE