DE STAATKUNDIGE TOESTAXD. 10 B. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND 1. Inleiding. In sociaal-pol il iel; opzicht vertoonde het jaar 1932 in het algemeen eenzelfde beeld, als in het gelijknamig hoofdstuk van het vorig Verslag is geschetst, zij hei ook dat de verhoudingen zich scherper zijn gaan afteekenen tegen den achtergrond der ongunstige tijdsomstandigheden. De wereldcrisis oefende zw&ren druk uil op het economisch leven der bevolking. De publieke belangstelling heeft zich dan ook voornamelijk bezig gehouden met den economischen toestand en met de maatregelen, welke getroffen of vooi ; werden om aan de gevolgen der crisis liet hoofd te bied Ook de Inlandsehe politieke vereenigingen plaatsten malaise en bezuiniging in het middelpunt harer belangstelling. In welhaast alle openbare vergaderingen kwam dit onderwerp in eenigerlei vorm ter sprake. Verlichting van li i van indirecten ais van directen aard, werd veelal aangeprezen als het middel om aan de nooden en behoeften der bevolking tegemoet te komen. Door sommige vereenigingen op non-coöperatieven grondslag werd daarnevens de neiging betoond om de ontevredenheid over den economischen druk ten bate van hare politieke doeleinden 1e doen strekken. Inzonderheid door de I Indonesia (P.1.) en de Pendidikan Nasional [ndonesia (P.N.1.) — beide organi saties te beschouwen als voortzetting van de in April 1931 opgeheven Partai Nasional Indonesia (de oude P.N.1.) — werden het ~i mperialisme" en liet „kapitalisme" verantwoordelijk gesteld voor de op de bevolking drukkende gevolgen der crisis. Daarbij werd niet nagelaten ontevredenheid te wekken of te verscherpen en tot uitdrukking te brengen in leuzen nopens verwerviiiL politieke onafhankelijkheid. De opvallende uitbreiding, zoowel op Java als in de Buitengeweslen, van de organisatorische en propagandistische activiteit der meest radicale groepen gaf blijk, eenerzijds van de ontvankelijkheid der bevolking voor extreme denk beelden, anderzijds van het voornemen van eenige leiders om de volksmassa voo hunne revolutionnaire doeleinden te winnen. Door het oprichten van vak- en boerenbonden hebben deze organisaties hare basis verruimd en dichter hij de breede lagen der bevolking gebracht. Beide vorengenoemde vereenigingen verklaarden haar doel, n.l. de oprichting van een onafhankelijke [ndonesische Republiek, te willen bereiken door middel van eene georganiseerde massa-actie, waaronder worde verstaan: het opwekken van een rusteloos verzet der volksmassa tegen de omstandigheden waai 1 in zij iert, welke actie zou worden gesteund door eene tot het uiterste te ver scherpen belangentegenstelling, welke elke samenwerking met de Overheid buitensluit. Door middel van uitvoerige strijdprogramma's, waarin alle denkbare maatregelen op sociaal, economisch en politiek gebied zijn samengevat, werd er naai' gestreefd de belangstelling der bevolking op te wekkenen Levendig te houden. In het algemeen werd bij dat streven uitgegaan van het beginsel, dat de volksbeweging in al hare geledingen zooveel mogelijk op radicaal-politieken grondslag behoort te worden geplaatst en inzonderheid in eene georganiseerde massabeweging het middel moei worden gezien ter verkrijging van de onafhanke lijkheid van land en volk. De grootere populariteit, welke hel radicalisme als gevolg van de malaise . kon door den invloed van de meer gematigde elementen onder de Li der volksbeweging op den duur bezwaarlijk worden getemperd. Eene algei' verschuiving naar links werd dan ook allengs merkbaar, liet coöperatief beginsel üh zoodanig kon onder deze omstandigheden in steeds mindere mate als bind middel werkzaam zijn. Zooals reeds in het vorig Verslag werd opgemerkt, wordt het in wezen principieel en fundamenteel onderscheid tusschen coöperatie en non coöperatie in de betrokken kringen slech 1 en aangemerkt als een oppor tunistisch verschil in methode. De pogingen om tot eene fusie te geraken van de bij de federatii Inheemsche nationalistische vereenigingen, de Persatoean Perhimpoenan Politiek DE ECONOMISCHE TOESTAXI) 100 stuk der entenaanplanten en de mogelijkheid tot opvoering van de productie in de koffiecultuur met behulp daarvan. De verkoop van alle producten van 's Lands Caoutchoucbedrijf geschiedde, evenals in vorige jaren, door tusschenkomst van de Nederlandsche Handel Maat schappij en wel deels in Nederlandsch- 1 ndië en deels in Nederland. Deze verkoop omvatte: Rubber 4 393 208 kg gemiddeld a f 0,172 per kg netto f 756700 Rubber (zoolcrèpe) ..113 885 „ .. '„ 0,327 .. .. „ 37 269 Getahpertja (gele). .. 25 394 „ .. , 4.,392 .. .. ~ 1Ü 632 „ (witte). . 32 259 „ ~ , 5,206 ~ 167 926 (extractie) 261 „ .. „ 3,171 826 Koffie 94 014 .. .. ~ 0.322 .. „ 30 282 Palmolie 645 802 ~ 0,06 «6622 Palmpitten 131899 „ .. ~ 0,088 „ .. .. 5003 Klappers 292 468 stuks .. .. 1.182 „ 100 stuks 3 457 Copra 476 600 kg .. ... 0.08 kg netto 38 068 Kopokkolven I 183600 stuks _ 1,041 .. ÏOOO stuks 1233 Kapokluis 9 648 kg .. .. 0.465 .. kg netto 4 486 Kapokpitten 22 450 „ .. ~ 0,026 576 Hars. . 283 918 , .. .. 0.065 18 483 Terpentijn 120 679 „ „ 0.270 . „ .. 33 328 Totaal ... f' 1247691 Tengevolge van de ongekend sterke prijsdaling in 1932 bleven, met uit zondering van die voor getahpertja, de verkoopprijzen van alle producten beneden de ~all in" kostprijzen en zelfs beneden de directe kosten, ondanks alle pogingen om deze door vèrdoorgevoerde bezuinigingsmaatregelen, zooals extensiveering van het onderhoud, belangrijke verlaging dor loonen, inkrimping van de personeels formatie, enz. tot hot uiterste te verlagen. Voor het grootste deel der verkochte getahpertja varen in hei voorafgegane jaar nog contracten tegen bevredigende prijzen afgesloten. De depreciatie van het pond sterling had evenwel op deze prijzen een ongunstigen invloed. De kostprijzen van de verschillende producten per kg, inclusief alle af schrijvingen en 5,5% rente over de boekwaarde van het in het produceerende gedeelte der ondernemingen gestoken kapitaal, waren de volgende: LANDBOUW. 101 Hieronder volgt een overzicht van de werkelijke uitgaven en ontvangsten van het geheele bedrijf over de jaren 1931 en 1932: Afgeschreven werd een bedrag van f 917 708, waarvan f 863 230 gewone en f 54 478 voor extra afschrijvingen. De berekende rente op de boekwaarde bedroeg f 989092. Een overzicht van de winsten of verliezen van 's Lands Caoutchoucbedrijf over de jaren 1924 (het eerste jaar dat belangrijke winst opleverde) tot en met 1932, is vervat in de volgende tabel. Einde 1932 was in het bedrijf gestoken een kapitaal van f 27 835 963, waarop evenwel reeds werd afgeschreven f 9 708 277, zoodat de boekwaarde bedraagt f 18127 686. ') In procenten van het prodliöeerende gedeelte van het bedrijf op einde 1932, DB ECONOMISCHE TOESTAND. 102 C. VEETEELT. Overzicht van den veestapel. In de provincie Oost-Java werd in 1932 voor het eerei de sterkte van den vee- Btapel volgens de in hetzelfde jaar in werking gestelde „Veetellings verordening Provincie Üost-Java" opgenomen. Hierbij werd dezelfde ervaring opgedaan als in de provincie West-Java in 1931, toen aldaar de „yeestwfcteverordening" voor het eerst werd toegepast. Algemeen werd namelijk veel meer vee geteld dan in vroegere jaren was opgegeven. Aan de hand van de thans beschikbare gegevens kun hel volgend overzicht v;m de verdeel ing van hei aantal paard au en Int gro©4 boomvoe over den archipel op einde 1932 worden gegeven: Paarden Runderen Buffels West-Java 72 115 86.985 912 735 Midden-Java 48 671 534 557 633 594 Vorstenlanden 27 391 472 717 219 221 Oost-Java 99 165 3 030 442 430 362 Bali en Lombok 21534 855 587 84 760 Timor en Ondevh 185 280 27 710 246 753 Celebes en Onderh. (de afdeelingen Bonlhain. Bone en Loewoe) 90 LS6 2 201 207 116 Zuider- en Oosterafd. van Borneo 787 12 211 34 554 Sumatra (behalve de Oostkust van Sumatra en Djambi) 84575 356 890 313 449 faardenstapel. Hij de in de provincie West-Jaya in L 932 voor de tweede maal volgens de bovengenoemde veesterkteverordening opgenom* te van den vee stapel werden 72 11.") paarden geteld, terwijl in Ii»;i1 lu-i aantal 78-545 bedroeg. Volgens deze opgave zou de paardensfaprl in West-Java dus mei 8 ",, achteruit gi gaan zijn. Jn Oost-Java werden in 1982 l>ij de volgens de nieuwe verordening gehouden veetelling 99165 paarden geteld. Dit zou. bij vergelijking mei Jiet voor 1931 opgegeven aantal paarden, groot 93818, Bene toename lieteekeiicn van ±6%. Aangezien eetie eoo belangrijfee vermeerdering van den paardenstapeï zeker niet heeft plaats gevonden, moet men aanilemen, dat de hoogere cijfers van het jaar 1932 alleen te danken zijn aan de werking van de nieuwe veetellingsverordening. De sterkte van den paardenstapel van de provincie Midden-Java is met + 2500 stuks achteruitgegaan; zij wordt einde 1932 op 4H071 gesteld. Deze achteruitgang vind! zijne verklaring eensdeels in het verdringen van het paard door de auto en anderdeels in het niet volledig aanvullen van den paardenstapel, wegens gebrek aan geld voor den aankoop van oyerwalsche paaiden. In de Buitengewesten bleef de sterkte van den paardenstap'el vrijwel onver anderd. De lagere levensstandaard der inheemsche bevolking heeft de verdere ont plooiing van het motortransport, zooals dat in de laatste jaren ten nadeele van het paardentransport zich had ontwikkeld, eenigszins tegengehouden. Runderstapel. In de provincie West-Java bleek het aantal runderen, dat volgens de in October 1932 gehouden telling 86 935 stuks bedroeg, met eenige honderden dieren te zijn toegenomen ( + 0,5 %). Voor Midden-Java (provincie Midden-Java en Vorstenlanden) zijn de sterkte cijfers eveneens sleelits weinig gestegen ( + 6300 stuks of 0,6 %). In de provincie Oost-Java werden 8 080442 runderen geteld. Waar de sterkte van den runderstapel einde 1931 volgens de opgaven slechts •-'068147 stuks be droeg, zouden de cijfers van 1932 den indruk kunnen wekken, alsof het rundvee binnen een jaar met + 400 000 dieren was toegenomen. De werkelijke vermeerde- VEETEE] I 103 ring bedraagt echter slechts een gedeelte van dat aantal, bet overig gedeelte is als het resultaat van nauwkeuriger veetelling te beschouwen. 111 de Buitengewesten bleef de sterkte van den runderstapel vrijwel stationnair. \)v belangstelling van de bevolking voor de runderfokkerij liet over het algemeen niet te wenachsn o\ er. Terwijl het op zich zelf reeds kleine aantal gestationneerde Bengaalsche dek- Btieren in de provincie West-Jaya niet onbelangrijk achteruitging, viel in het overig gedeelte van Java eene aanzienlijke toeneming van het aantal dekstieren okkoeien te constateeretn. In de provincie "Midden-.lava steeg hel aantal Ongole-dekstieren van lls.s op einde 1033 tol 1 112 op einde L 932 In de Vbrstenjanden werden in 1932 6,5 stieren verstrekt; einde van dat jaar waren 246 stieren aanwezig. In de provincie Oost-.lava werden 10 De Wet-st ieren. 308 Bengaalsohe stieren en 13H Bengaalsche fokkoeien verstrekt. Einde L 982 bedroeg het aantal officieel verstrekte oi met Overheidssteun gehouden dekstieren 1609 en dat der Bengaalsche fokkoeien 124. De volbloed Qngole-fokkerij op Soemba levende zooveel Eokstieren op, dat tot strengere selectie kon worden overgegaan. Eensdeels werden de minder goede dieren op de doorgangshuizen opgeruimd, anderdeels werd begonnen de minder deugdelijke exemplaren te Castreer en. Het vorenstaande geldt ooi voor de fokkerij van tïissar-Ongole-vee op Soem bawa. Op Mali en Lombok gaven de in l'.t;il gewijzigde selectie* en pastratievoor sehrifien over het algemeen bevredigende resultaten. De fokkerij van Balineesch vee op Celebes ontwikkelde zich in den ambtskring \\ aiampone en in de afdeeling Parépnré (ambtskrins Makassar) op /.eer bevredi gende wijze, terwijl in de onderafdeeling Mams (Makassar) door gebrek aan lief hebbers eenige stagnatie ondervonden werd. Op Timor het met de Bali-fokkerij naar wensch.. De Madoereesche fokkerij op Flores gaf goede resultaten. Bujfélatapél. De sterkte van den buffelstapel op Java is eenigszins achteruit gegaan. Het aantal buffels is n.l. in de provincie West-Javn, volgens de opgaven van de veetelling met ±57 000 (6%) en in de provincie Midden-Java met ± 17000 (3 %) verminderd. Daartegenover staat eene toeneming met + 4000 buffels in de "Vorstenlnnderw en met + HOOO in Oost-lava. De veriüeerdering in laatstgenoemde provincie moet waarschijnlijk hoofdzakelijk op rekening van de nieirwe yeetellings verordening worden gesteld. In de Buitengewes,teE valt geen belangrijke verandering in de sterkte van den buffelstape] te vermelden. De uitvoer van buffels uit het oostelijk gedeelte van di n Archipel is vrijwel opgehouden. Kleinveeatapel. De sterkte van den kleinvoestapel werd in 1932 in alle doelen van Nederlandsch-Indië opnieuw opgenomen. I >e verdeeling van het aantal schapen, geiten en varkens blijkt uit den volgenden staat: Schapen Geiten Varkens West-Java 893 710 1075 869 59 479 Midden-.lava cijfers nog niet ontvangen Vorstenlanden 113 174 453 865 7 876 Oost-lava 229330 1291032 25 552 Lombok 8 401 25 905 7 190 Timor en Ondcrh 46 837 207 722 212 639 Celebes (de afdeelingen Bontham, Bone en Loewoo) 1542 40 488 110 840 Zuider- en Oosterafd. van Borneo 2 063 8 654 17 745 Sumatra (behalve de Oostkust van Sumatra en Djambi) 60 865 196287 200 535 DB IXONOMISCHE TOESTAND. 104 Omtrent de schapenteelt zijn weinig bijzonderheden te vermelden. In de pro vincie West-Java, waar de fokkerij van het Prhmgan-ras van veel beteekenis is, heeft de schapenstapel volgens de laatste telling eene vermindering van 16 % ondergaan. In enkele streken van de provincie Oost- en Midden-J ava toonde de bevolking eenige belangstelling voor de fokkerij van vetstaartschapen. Voor de geitenfokkerij, in lief bijzonder voor de fokkerij met het Etawa-ras, bestond in vrijwel alle deelen van den Archipel onverminderde belangstelling. Het aantal rasechte Etawa-geiten is nog altijd onvoldoende om aan alle aanvragen te kunnen voldoen. De fokkerij op Soembawa ondervond een belangrijken tegenslag door een hevige schurftuitbraak, waaraan vele dieren stierven. Voor de varkensfokkerij was 1932 vrij ongunstig. Door de sterke prijsdaling van het vleesch en de moeilijke verkoopbaarheid van varkens werd zoowel dooi de Inlandsche fokkers (Bali) als door Chineezen en Europeanen vrijwel geen winst gemaakt. De verbetering van het inheemsch varken door kruising met Europeesche rassen geeft in het algemeen daar, waar behoorlijk toezicht wordt uitgeoefend, zooals bij de missie op Flores en in tal van Chineesche en Europeesche bedrijven op Java, goede resultaten. De resultaten van den invoer van Eiuojjeesche varkens zijn in Zuid-Nias gunstig. Overal elders liet de verzorging der rasvarkens te wenschen over. De dieren bleken ook niet bestand tegen ilr geboden minder goede levensvoorwaarden. Pluimveestapel. De belangstelling der inheemsche bevolking voor eene ratio neele hoenderfokkerij blijft gering, terwijl die der Europeanen voor raskippen achteruitgaat tengevolge van het optreden van kippensriekten, waartegen nog geen afdoende bestrijding is gevonden. In de provincie West-Java moesten enkele groote fokkers hun bedrijf staken, daar het pluimvee door pseudo-vogelpest ge decimeerd werd. De eendenfokkerij, die in verschillende streken van groote beteekenis is, had evenals andere bedrijven veel van de algemeene economische depressie te lijden. Algemeene gezondlieidstoestand. De gezondheidstoestand van den veestapel was in 1932 gunstig, in Oost-Java zelfs zeer goed. Voedselgebrek deed zich nergens voor. Besmettelijke veeziekten behielden meestal een plaatselijk karakter; alleen in Watampone (Zuid-Celebes) heeft de veestapel door miltvuur en septichaemie niet onbelangrijk geleden. Voor de pluimvee was de pseudo-vogelpest eene voortdurende bedreiging; ook in 1932 maakte deze ziekte vele slachtoffers, vooral in West-Java en op Sumatra. Omtrent de twee ziekten Cysticerose en Trichinose, die zoowel uit hygiënisch als uit economisch oogpunt voor de bevolking van Bali en van de Bataklanden van groot belang zijn, kan het volgende vermeld worden. Zooals in het vorig Verslag is vermeld, is de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst op Bali begonnen de bevolking omtrent het cysticerosc-vraagstuk in te lichten en den bouw van latrines te propageeren. In den loop van 1932 bleek echter, dat geen belangstelling onder de bevolking kon worden gewekt, terwijl die van de zijde van het inheemseh bestuur nog veel te wenschen overliet. Aangezien deze ziekte een groot gevaar oplevert voor den runder-export, die 40 °L van de handelsbalans van Bali uitmaakt, zijn de noodige maatregelen getroffen om in dezen onbevredigenden toestand verandering te brengen. Met het oog op de trichinenziekte bij varkens in de Bataklanden en ler Oost kust van Sumatva is de vleeschkeuringsdienst in deze streken uitgebreid en ge intensiveerd. In de Bataklanden werden in 1932 108 van 4399 onderzocht e varkens en 37 van 2413 onderzochte honden met trichinen geïnfecteerd bevonden; de cijfers in het jaar 1931 waren: 58 trichineuze varkens en 6 fcrichinéuze honden onder respectievelijk 2425 en 494 onderzochte varkens en honden. Door het Veeartsenijkundig Instituut werd een biologisch onderzoek ingesteld om na te gaan, of de in Sumatra gevonden trichinenlarven identiek zijn met de in Europa bekende irichina spiralis, VEETEELT. 105 Veehandel. De marktprijzen voor paarden, runderen, buffels en kleinvee zijn in 1932 nog verder gedaald. In de provincie Oost-Java b.v. bedroeg de daling van de veeprijzen einde 1931 60 a 60 %, in 1932 zeker 70 % van de vóór de malaise gemaakte prijzen. De handel in vee van de Kleine Soenda-eilanden, Bali uitgezonderd, naar Java en Sumatra is door de geringe vraag en tengevolge van de in verhouding tot de waarde der dieren nog altijd vrij hooge vrachtprijzen zoo goed als geheel verlamd. De uitvoer van Bali-varkens is in 1932 met 126 628 stuks weliswaar grooter geweest dan in 1931, in welk jaar slechts 109 856 varkens werden uitgevoerd, doch de waarde is gedaald van f 1177 608 tot f 971 490. De uitvoer van runderen van Bali is in 1932 in vergelijking met 1931 eveneens belangrijk gestegen (van 17 208 tot 29 323 stuks). Waar echter de prijzen der runderen gedurende het afgeloopen jaar nog verder gedaald zijn, is de waarde van dien uitvoer niet evenredig toe genomen; zij bedroeg in 1932 f 893 741, tegen f 762 267 in 1931. De veehandel op Java werd ook in 1932 gekenmerkt door veel aanbod en weinig vraag. Het meest getroffen werden daardoor de streken, die, zooals Madoera, op uitvoer van vee zijn aangewezen. Met veevervoer van Oost- naar West-Java is vrij levendig gebleven. Op Sumatra hebben de lage prijzen zich ©enigszins gestabiliseerd. Het vee vervoer van Atjeh naar het cultuurgebied van de Oostkust van Sumatra is belang rijk verminderd, eveneens de uitvoer van varkens uit de Bataklanden. In Zuid- Sumatra heeft nog eenige invoer van andere eilanden plaats. De vleeschprijzen zijn in 1932 nog iets lager geworden, doch bleven over het algemeen veel hooger dan bij de lage veeprijzen te verwachten zou zijn. De prijzen van huiden waren voortdurend aan schommelingen onderhevig, doch wisten zich overigens vrij goed te handhaven, zij het dan ook op zeer laag peil. Het volgend staatje geeft een overzicht van de vleeschprijzen in 1932 in ver schillende groote steden. rundvleesch buffelvleesch Soerabaja 1 kati f 0,15 a f 0,30 1 kati gemiddeld f 0,15 Semarang 1 ~ gein. f 0,35 1 ~ ~ f 0,30 Batavia Ikg met been f 0,30 a f 0,40 Ikg met been f 0,20 af 0,32"' 1 kati zonder been f 0,20 ;i 1 kati zonder been f 0,15 a f 0,45 f 0,35 Bandoeng 1 kati f 0,30 a f 0,50 1 kati f 0,25 a f 0,30 Soerakarta 1 ~ f 0,16 a f 0,45 1 ~ f 0,14 a f 0.30 Medan 1 ~ f 0,35 a f 0,55 1 ~ f 0,30 a f 0,45 Singaradja 1 ~ f0,15af0,30 1 ~ fO,lO Overheidszorg voor den veestapel. Eene wijziging in de standplaatsen en ambtskringen der Gouvernements vee artsen is opgenomen in Bb. n°. 12849 (gouv. Celëbes en Onderhoorigheden). De werkzaamheden tot verbetering van den paardenstapel en ter bevordering van de paardenfokkerij waren ook in 1932 in hoofdzaak gericht op het bestendigen van reeds behaalde resultaten. In de provincie Oost-Java werden enkele dekhengsten, waarvoor sedert 1 Januari 1932 geen subsidie meer wordt gegeven, verkocht. Op Sumatra heeft het Gouvernement met de paardenfokkerij alleen nog be moeienis in de residentie Sumatra's Westkust. Over het algemeen was het bezoek aan de stations in die residentie zeer bevredigend. Op het fokstation te Padang mangatas zijn de resultaten van de fokkerij van Sandel-hengsten en Sandel- Arabische hengsten bevredigend. Voor laatstbedoeld paardenras toont de be volking vrij veel belangstelling. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 106 Voor verbetering \;m den ruödeï&tapel werden in L 932 van gouveniemènts wege 552 Ongole-stieren aan de bevolking op Java en 9 Ongole-stieren en 28 Hiss.-ir-si ii'i'cn aan die op Sumatèra verstrekt. Bovendien werden op Java 260 Ongöle-vaarzèn tnei 14 kalverten en op Sumatrti 10 Ongole- en 2 Hissar vaarzen mei 2 kalveren liügegeven. In de in hel vorig Verslag genoemde prijzen kwam geen verandering. Efel proefstation voor kleinveefceeïi te Buitenzorg heef! in 1932 geen buiten landsohe fokdieren ingevoerd, tn de afdeeling varkensfokkerij werden .V.2 biggen va?i het veredeld Duitsch land varkenras, B 6 Grood ïbrkahirê-, l.i Soemba- eg 54 Bali-biggen geboren. Mei bel fokken van kruisingsproducten en wel fcusaehen V.D.L. en Boenlba-varkenfl en tusschen Q.Y. et) hel Baü-varkén werd voort gegaan. De in 1930 begonnen voederproeven werden voortgezet, zoowel lui loopers nis bij mestvarkene. Na afloop' van de voederproeven werden 170 slaoht varkena verkocht tegen een prijs van ± f "20 per levend gewicht. De op 1 Januari 1982 op hei proefstation aanwezige 15 Btawa-geitea en een negental op de Nederlandseh-lndisflie Veeartsensehod verpleegde werden ge durende de eerste I maanden van 1982 aan verschillende fokkers op Javs ver gtrekt. Op bel gouvernements fokstation te Pengarasan wei-den voorde EJtawa-géiten fokkerij 4 bokken van Soembawa ontvangen. De fokkerij \:\)\ Etawa-geitén öp liet fokstation te Padangmangatas slaat uit nemend aan. liet aantal geiten \s in den loop vftn L 932 van 18 toegenomen tof • I >7. ()p het gouvernementspyoefstation voor pluimveeteeli te Buitenzorg ver minderde de pluitnveestapel dooi sterfte, riekten en strenge selectie aanzienlijk; waar slechts o]) zeer bescheiden schaal gefoki werd. is het aantal hoenders dan ook in don loop van 1982 van 786 1"t 420 fcöruggeloopen. De in 1981.begonnen proeven met in hoofdzaak uit inheeinsche producten samengestelde roeder mengsels wei-den in 1932 voortgezet, waarbij o.a. een lejrmeel werd verki dat bij geringere kosten betere bedrijfsresultaten opleverl dan goed gereputeerde Nederlandsehe fabrikaten. Het V<eeart»'enijk-undig Instituut kon in 198Ë wederom krachtdadig mede werken tot de rationeele uitvoering dei ziektebestrijding, zoowel ten aanzien van het ziekte-onderzoek ais van de verstrekking van sera en entstoffen. Onder de tegenwoordige verhoudingen is deze laak van grööi belang voor de welvaart der bevolking, waai- thans immers allereerst un.e! worden gestreefd naar instand houding van den bestaanden veestapel, waarbij het in de eerste plaats op ziekte bestrijdißg en controle van den gezondheidstoestand aankomt. Hoewel het jaar 1932 ten aanzien van het optreden van epizootiën betrekkelijk gunstig was, kon het Instituut tengevolge van Se in het vorig Verslag vermelde vermindering van het aantal serumdieren, waartoe om bezujnigingsredenen moest worden overgegaan, toch aan + 10 % der aanvragen "in astiserum niet op tijd voldoen. De totale serumproductie van 18409Ö0 r.r. Was veel lager dan die van het voorafgegane jaar (2947 850 o.O.), terwijl de aanmaak van vaccins ongeveer gelijk bleef. In hei district Noord-Bantam werd de sedert de laatste jaren geregeld toe gepaste pi-upli\ hiel ische vaccinatie tegen de haemol rhagische septichaemie weder om bij ± 88 000 buffels, d.i. bij + 90 % van den buffelstapel, toegepast, Hoewel het nog niet de tijd is. om over de waarde dier enting een definitief oordeel te vellen, kan worden geconstateerd, dat de heftige ziektenitbarslingen van vroeger in het betrokken ressort sedert de invoering t\w enting niet meer zijn voor gekomen. In Hl.'!.'! zal zij dan ook worden uitgevderd in andere daartoe aan gewezen ressorten. Overigens konden in l'A'Sl.» enkele sept ichaemie-uit braken in de ressorten Póerwakarfa, Buitenzorg en Soekaboemi door toepassing van de speci fieke immunisatie met succes worden bedwongen. Eene-hevige miltvuur-epizoötie deed zich voor in de van geregeld veeartseiiij kundig toezicht verstoken afdeeling Kolaka-Kendari (Zuid-Celebes), doch door bijzondere omstandigheden, o.a. doordat de ziekte veel te laat werd gerapporteerd en mede door gebrek aan personeel, kun de vaccinatie niet op goede wijze worden VEETEELT. 107 uitgevoerd. Sedert y.ijn maatregelen genomen om in dat district, dat geregeld zwaar geïnfecteerd blijkt te zijn, den veestapel jaarlijks tegen milt vuur te immu niseeren. Optredend iniltvuur in de ressorten Padangsidimpoean, Makassar, Watampone, Falembang, Koepang en Soemba kon door toepassing van serum en vaccin met sm-ccs worden bezworen; Na langdurige voorproeven werd ecu nieuw miltvuurvacoirj bereid, speciaal bestemd voor enting vun zeer gevoelige diersoorten (paard bh geit), waarmede Ilians de mogelijkheid is geopend om huisdieren op afdoende en veilige wijze ii niiltvuur te immuiiiseeivn. Boutvuur trad in Midden-Java in verhoogde mate op, tengevolge waarvan in 1932 niet minder dan 70 (HM) runderen aan de specifiek* moesten worden onderworpen. Het gelulde om de vermoedelijke oorzaak vast te stellen van een in studie zijnd huidlijden van het rund, dat in de Minahasa wordt aangeduid niet den naam van caseado. Op grond van daartoe strekkende experimenten is uitgemaakt, dat de in 1931 voor liet eerst in Nederlandscli-lndië vastgestelde besmettelijke peristomatitis van schaap en geit. geen verband houdt met de gevreesde iohapenpokken. Het onderzoek inzake de in Xederlaiidsch-lndië voorkomende anaërobe infec ties der huisdieren werd met succes voortgezet, waarbij aan de bacillaire been mergontsteking van den buffel bijzondere aandacht werd besteed. Het diagnostisch serologisch onderzoek (malleus. abortus, en/..) vond plaats bij 3285 ingezonden materialen. In de techniek van dit onderzoek konden enkele effectieve verbeteringen worden aangebracht) Mei succes werd voortgearbeid aan de bestudeering van de ook voor de menschelijke pathologie zoo belangrijke huidknobbelziekte van Am buffel, terwijl het vraagstuk der malleiis-immunisatie goede Vordering maakte. Het biochemisch surra-omlerzoek, welks resultaten van grooteninvloed' kunnen worden op de kennis omtreni het wezen der tr.vpanosomeii-inl'ectie in het algemeen en op de rationaliseering van de therapie der surra in hei bijzonder, kon ge durende 1932 door noodzakelijke persojaeelsbezujniging slechts in zeer beperkte mate worden voortgezet. De bestudeering van het lyperosia-vraagatui door de heide entomölögen der Australische „Council for Scieiilific and Industrial liesearch". die geruiinen tijd als gasten aan het Instituut werkzaam waren, nam in 1982 een einde. Proeven tot het uitwerken van eeue enttnethode tegen de pseudovogelpesi voerden nog niet tot een bruikbaar resultaat. Wèl werd geconstateerd, dat de smetstof dezer ziekte meer en meer lic! karakter aanneemt van die del' echle vogelpesi. eeiie infectieziekte, welke ondanks jaren van experimenteereo nog in geen enkel land ter wereld langs immunisatorisclien weg kan worden bestreden. De door h't Instituut ter beschikking gestelde entstof tegen de vogelpokken werd op groote schaal (± .'!•'! 000 doses) verstrekt, terwijl voor het eersi in Nederlandsch-lndië een geval van hoenderspirochaetose werd opgemerkt. DE I.CONOMISCHE TOESTAND. 108 D. VISSCHERIJ EN VISCHTEELT 1. Zeevisscherij. De dienst der zeevisscherij zette zijne werkzaamheden ter bevordering van het visscherijbedrijf voort. De resultaten van dr technische en economische proef nemingen werden vastgelegd in de bedvijfsrekeningen der proefbedrijven. De hoofdzaak vormen de gegevens der open molorpriiuwen, dat zijn open eeil prjavwen met een 5 PK hulpmotor, welke gemiddeld f 2200 per stuk hebben ge kost. Deze vaartuigen vischten met een behoorlijk bedrijfsoverschoti De besom rning bedroeg ongeveer bet dubbele van die der zeiipmuwon. De desaprauwen (A-type) bleken na de verbouwing een te grooten diep te hebben. Ook de nieuw gebouwde open vaartuigen (B-type) staken oog Ie diep. Een diepgang van 60 cm blijkt voor de meeste Javaanscbé riviermondingen nog te. veel en moet tot + 40 cm teruggebracht worden. De grootste hinderpalen worden gevormd door het strandingsgevaar in den Westmoesson, de onmogelijk heid binnen te loopen bij eb en de groote slijtage aan de sdnoefas. Technische proeven zijn genomen met het doel, de aanwending van hulpmotoren in di prauwen zonder verbouwing beneden de waterlijn mogelijk te maken. De vraag, of uitsluitend majarlgvieaeherij zal moeten worden beoefend en op welke afstanden als regel zal moeten worden gewerkt, is nog niet met zekerheid te beantwoorden. Opvoering der vangsten door langdurige visehtochten op 70 mijl van de kust bleek somtijds zeer goed mogelijk, terwijl <>p andere tijden te weinig visch werd gevangen om de hooge kosten van het ijs te dekken. Het bleek niet noodig te zijn voor deze visscherij het grootste bype vaartuig te bestemmen. Een kleiner type gedekt vaartuig werd met ijsrnimen ingericht en gaf in Juli en Augustus eene besomming van f 3000, meer dan het vierdubbele van de zeil prauwen, tegen + f 1400 kosten. In andere tijdvakken moest er de voorkeur aan gegeven worden om dichter bij de kust te visschen, n.l. op + 20 mijl afstand. Om aan beide eischen te voldoen werd een nieuw type D ontworpen, waarbij met alle mogelijke majang-eigensehappen is rekening gehouden, terwijl het des gewenscht ook voor andere visscherij is in te richten. De motor zal een 15 PK één-cylinder zijn met laag toerontal. Een punt van voortdiirende zorg vormden de motoristen. Personeel afkomstig van prauwen veeren, van den Dienst van Si irt e.d. bleek uiei gewend aan de ontberingen van het visschersleven. Begonnen weid om uit de visschers zehi de noodige motordrijvers te reeruteeren. Op het gebied van conserveering, tanen en garens werden onderzoekingen aangevangen. Tot deze behoorde het zoeken naar eenc verpakking, welke de meest gebruikelijke desa-oonßerve, de pindang. gemakkelijker on verder in het binnenland kan brengen. Een begin werd gemaakt met eene betere organisatie van het veilingwex.en en met den opzet van eene eenvoudige visscherijstatistiek. 2. Binnenvisscherij en vischteelt. Door de scherpe prijsdaling werd het kweekbedrijf in vele gevallen onrendabel gemaakt. Ook de grootere afzet van versche zeevisch tot diep in het binnenland oefende hierop invloed uit. Tot een stilstand in de prijsdaling, welke weder terugsloeg op den handel in pootvisch en broed, is het nog niet gekomen, hoewel zich plaatselijk teekenen van eene lichte verbetering voordeden. De gouvernements vischkweekerijen hadden over afzet en prijs niet te klagen, aangezien zij weinig broed gebruiken en dit over een groot vijvervlak verdeelen, waardoor groote visch gekweekt wordt, die in een geheel andere prijs klasse valt. Hierbij blijkt weder, dat de beste kwaliteiten in tijden van malaise het best prijshouden. De gouvernements vischkweekerij te Kalen, hoofdzakelijk gespecialiseerd op do productie van pootmateriaal voor wadoeks en moerasvijvers, toonde een VISSCHKRM F.\ VISCHTEKT/T. 109 grooten vooruitgang en produceerde 360000 stuks pootviscli, waarvan do produc tiekosten 0,19 et per stuk bedroegen. Verscheidene vijvers van de door den Dienst der Volksgezondheid verbeterde tambakeomplexen te Batavia werden gebruikt voor het opkweoken van bandeng, waarbij de productiekosten, die in den vrijen handel terugliepen van 10 tot 4 cent per stuk jjootviseh, + 1 et bedroegen, Ten einde de bevolking vertrouwen in te boezemen in de toegepaste werkwijze, werd in het ressort Soerabaja een aanvang gemaakt met een systeem van deelbouw bij de zoutwatervijvers. Deze vorm van. exploitatie had eene zeer gunstige uitwerking. Tn de omstreken van Sidoardjo \\rr,len daardoor + 100 ha verlaten vijvers? herontgonnen. De totale oppervlakte van de volgens de hygiënische bedrijfsmethode 6ë Batavia geëxploiteerde vischvijvers nam in 1932 toe van 237 ha tot 287 ha. De dienst der bhmenvissclnrij bleef in L 982 zijne werkzaamheden in het be lang van de binnenvisselierij en vischteelt met succes voortzetten. De in vakbladen en publicaties verschenen studies omtrent den groei van Ide vischsoorten, uitgewerkt in hét laboratorium te Buitenzorg, bevestigden volkomen de waarneming, dat bij voldoenden voorraad natuurlijk voedsel de snelle groei van den inheemschen karper (ikan raas) ook in het grootbedrijf eener kweekerij kan worden gewaarborgd door eene juiste, op berekening gebaseerde bezetting. Voorts kwam vast te staan, dat karpers van eenige maanden oud reeds voor de voortplanting geschikt zijn, zoodat men binnen een jaar meer generaties kan verkrijgen, terwijl één generatie in Europa 3 tot 4 jaar vordert. Daarbij kon tevens worden vastgesteld, dat de karperachtigen en waarschijnlijk ook andere visschen zonder blijvend nadeel eene langdurige hongerperiode kunnen doorstaan, die een dusdanigen invloed uitoefent op den lichaamsvorm en de raskenmerken, dat men dergelijke exemplaren tot andere rassen heeft gerekend. Door bemesting kon in bepaalde gevallen eene tienvoudige verhooging van de opbrengst worden verkregen. Werd tot voor kort een hoeveelheid van 2000 kg viseh per ha per jaar als maximum beschouwd, thans blijkt, dat producties van 5000 kg niet tot de onmogelijkheden behooren. Hiertoe werkt in belangrijke mate mede het feit, dat verschillende visch soorten scherp gedifferentieerd zijn ten opzichte van de voedselkeuze, zoodat zij elkaar geen concurrentie behoeven aan te doen bij het nuttigen der beschikbare voedselvoorraden. Ook werken bepaalde vischsoorten voordeelig op elkaar in. Zoo verbetert tawes een vijver door het verwijderen van schaduwgevende water planten. Hierdoor kan de bodemfauna zich sterk vermeerderen, ten behoeve van den karper, terwijl de karper wederom, door het doorploegen van den bodemlaag de ontwikkeling bevordert van drijvende microscopische algensoorten, het voedsel voor den tambakan. l'.eiie 700mame plaats bij de werkzaamheden nam het onderzoek van visch ziekten in. In verband met de langdurige droogte traden deze op vele plaatsen op, ten deele zelfs met epidemisch karakter, zooals de Ichtyophthiriasis in Priangan. De aanbevolen maatregelen konden hier, deels door omstandigheden, niet af doende worden toegepast; deels kwamen zij te laat om verdere verspreiding door vischventers te voorkomen. De thans opgedane ervaring kan in de toekomst met vructit aangewend worden om dergelijke epidemieën te voorkomen. Te Buitenzorg werd eene methode uitgewerkt, welke in staat stelt door onder zoek van schubben na te gaan, hoe de groei van een geteelde of gevangen visch verliep. Hiermede kan men achteraf controleeren of de onderzochte visschen altijd voldoende voedsel hebben gehad, hetgeen voor vischtelers van zeer groot belang kan zijn. Dool- deze onderzoekingen bleek tevens, dat de teelt van groote consumptie visch (1 —2 kg) ook in Indië rendabel kan zijn en dat de massaproductie van kleine visch economischer kan geschieden. Bij de verdere studie aangaande de visscherij op meren bleek, dat ontzuring van op laterietgronden gelegen stuwmeren eene productie-vermeerdering mee bracht. Echter bleek in Oost-Java een te hoog kalkgehalte van het water ook niet bevorderlijk voor hooge opbrengsten. DE IXWEXDIGE POLITIEKE TOBSTAKD. 11 Kebangsaiin Indonesia (P.P.P.K.1.) aangesloten organisaties op coöperatieven grondslag hadden weinig succes. De toetreding van de non-coöperatieve en extremistische Partai Lndonesia (P-I.) tot de federatie, nadat deze ten gerieve van de P.1.-leiding hare statuten had gewijzigd, wees op den toenemenden invloed der radicale stroomingen ten koste van dien der gematigden, die in de Persatoean Bangsa Indonesia (P.13.1.) een leidster in de beweging tot opbouwend nationalisme hadden gevonden. Met het oog op den aard der extremistische propaganda en op den daarvan in varband met de malaise te duchten verderfelijken invloed, moest in het belang èn van de inheeinsche volksbeweging èn van de breede massa der bevolking het toe zicht op de politieke activiteil worden verscherpt. Aan eenige sprekers in openbare vergaderingen moes! hel woord worden ontni - ■ paalde gevallen tot ontbinding der vergadering en tot strafvervolging van delinquenten overgegaan. 2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking. De Nederlandsch-Indische i rij zinnig e Bond maakte een aanvang met de voor bereiding en herziening van de beginselverklaring enhei werkprogramma,teneinde een en ander op meer actueele basis te stellen. De samenstelling van het hoofd bestuur onderging 111 \'.i'>'2 geen wijziging. De Christelijk Staatkundige Partij hield in 193' i een partijdag te Semarang, ;> o. m. werden behandeld do onderwerpen ~Verindisehing" en „Grond ü aan niet-inheemseben". Teneinde den band tußSchen het hoofdbestuur en de leden te versterken, werd een eigen orgaan uitgegeven, „Mededeelingen" md, hetwelk als regel eenmaal j ad verscheen. Het dagelifksch bestuur der partij bestond op het eind van 1982 uit Mr. C. C. van Helsdingen, voorzitter, D. Breukelaar, secretaris, en 7 leden. Indische Katholieke Partij maakte (■ene peri >de van interne moeilijkheden door, welke er toe leidden, dat bijna alle leden van het hoofdbestuur achtereen volgens voor hunne functies bedanken. In Augustus 1932 werd op een daartoe partijdag oen nieuw dagelijksch bestuur gekozen, waardoor het hoofdbestuur bestond uit de heeren V. (S. Knaapen, voorzitter, Ir. E. vanVianen, ondervoorzitter, Mr. W. L. A. M. van den Kamp, lsto secretaris, en 9 leden. De Politiek-Econoniisrhi Bond bleef zijne werkzaamheid in dezelfde richting als in 1931 voortzetten. Wisselingen in het hoofdbestuur vonden niei plaats. Omtrent de Indische Sociaal atische Partij vallen evenmin bijzonder heden te vermelden. Hot hoofdbestuur bestond in 1932 uit de heeren 11. J. de Dreu, voorzitter, P. F. Dahler, secretaris, en 5 leden. Ook het Indo-Europeesch Verbond bleef in dezelfde richting als tevoren door werken. Steunverleeniii' verschaffing en het oprichten en onderhouden van onderwijsinrichtingen hadden ook dit jaar de volle aandachi van de aiging. Het hoofdbestuur bestond uit de heeren P. H. de Hoog, voorzitter, Th. van Ardcnne, vice-voorzitter, en 9 leden, waarvan er in den loon van hel jaar 4 af traden. De Vereeniging rum- vrouwenrechten zette eveneens haai werkzaamheid voort, o. a. door het organiseeren van lezingen, die zich in de belangstelling van leden en niet-leden mochten verheugen. Het hoofdbestuur bestond uit Mevrouw S. van Overveldt —Biekart, voorzitster, Mevrouw J. A. Verhaar! Bodderij, Iste secre taresse, en 5 leden. De Vaderlandschc Club hield in 1932 twee algemeene vergaderingen, n.l. in Juni te Jogjakarta en in December te Bandoeng. Door de laatste algemeene ver gadering werd een urgentie-programma vastgesteld. Zoowel in Oost-Java als in West-Java werden federatie'a gesticht, bestaande uit die leden der Vaderlandsche Club, welke zitting hebben in de verschillende locale raden. Het hoofdbestuur bestond eind 1932 uit de heeren Mr. E. A. A. Fruin, voorzitter, Mr. P. M. C. J. Hamer, ondervoorzitter, en 9 leden. In het begin van 1932 werd in Nederland e :ii vertegenwoordigend comité, onder voorzitterschap van den heer M. B. van der Jagt, opgericht. DR ECONOMISCHE TOHSTAND. 110 Op het gebied v.-in de zoutwatervischkweekerijen werd menig nieuw inzicht verkregen, o.a. ten opzichte van de bezetting der vijvers, vergeleken mei de vruchtbaarheid, waarbij bleek, dat b<?damuitputting bij aoutwatervijvara moei lijker te herstellen is en meer tijd varderi dan bij zoetwaterv^jvers. Door rustperioden in de exploitatie in Ie schakelen kan de productie aanzienlijk worden verhoogd. Eveneens werden aanwijzingen verkregen, dat door bemesting, in de eerste plaats mei organische meststoffen (afvalstoffen uit gropte steden), belangrijke resul,taf#n kunnen worden behaald. Bij het opkweeken van bandeng-broed bleek bet zuurstofgehalte van bet water, dal in den nacht en in den vroegen morgen tot bet minimum kan dalen, van /eer veel belaag te zijn. Door betere waterverversching werden de verliezen van jong pootmatepaal mei 30 tol 40 ",. verminderd. Naar den afzei van visoh op de binnenlandsohe markten, de prijsverhoudingen tusschen plaats van consumptie en van productie en den tusschenhandel werd in West-Java en op enkele plaajtsen in Oost-Ja.va een uitgebreid onderzoek ongesteld. Daarbij bleek 0.a., dat de aanvoeren van vjach uit zoutwatervijvers toenanaen ten koste van de zoetwatervischteelt. Hierbij mag aiei uit hel oog worden verloren. dat de omzet op de markten slechts een deel van den totalen omzet omvat. JACHT EN INZAMELING VAN BOSCH- BN NATrURPRODI'C TKN 111 E. JACHT EN INZAMELING VAN BOSCH- EN ANDERE NATUURPRODUCTEN. 1. De Jacht. Ter uitvoering van de in hel vorig Versl&g besproken nieuwe jaohtorddnndntie en jachtverordening 1931 (I. S. nos. 138 en 265), geldend voor Java en Madoera mei uitzondering van de Vbrstenlanden, is in 1932 v ■ elk der gewesten West-, Midden- en Oost' Java eene jachtcommisß'ie ingesteld, bestaande uit 5 Leden; in elke dezei i missies heeft een Europeesch en een [nheemscb bestuursambtenaar en als secretarie een opperhoutvestei zitting. Voorts werd door den Dienst van in i Boachwezen \an de jacht- en dierenbeschermingsördonnanties en •verorde- Dingen eene Alaleische vertaling bezorgd. [nvoering van de iachtordonnantie in een gewesi buiten Java en Madoera vond aog mei plaats; hier is evenwel de dierenbeschermingsordonnaritie van toe passing, waari ik voorschriften zijn opgenomen met betrekking tol de jacht op eenige diersoorten, z. a. olifant, banteng, dwergbuffel, hertzwijn, herten, kidangs .■n dwergherten. Voor deze jachi Kan het Hoofd van gewestelijk bestuur ver gunningen afgeven, maar eene bepaalde acte wordi hiervoor niei \ereischt. terwijl evenmin een jachtrech.l verschuldigd is. In het algei 'ii zijn herten, kidangs en dwergherten (kantjils) in die streken nog zóó algemeen en wordi daarvan op de ladangs der bevolking zooveel last ondervonden, dal vrijwel algemeen de jacht daarop onbeperkt kon wórden toe gelaten. Op Billiton is de jachi gedurende de tweede helfi van het jaar gesloten, op Jiali en Lombok daarentegen juisi in den/elfden tij<l opengesteld, hetgeen samenhangi mei de verschillende tijden, waarin de moessons vallen, terwijl op ('elehes ais regel de open jachttijd valt van 1 Juni of 1 Juli tol en mei einde October of einde December. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo is van Juji tot en met December dé jacht op bantengs en gedurende September en October die op herten, kidangs en dwergherten verboden, terwijl in Palembang de jacht op olifanten van Januari toi en mei Juni is opengesteld. Aangezien echter omtreni de paar- en drachttijd van de wildsoorten in da Buitengewesten nog /.eer onvoldoende gegevens bestaan, werden hij alle bosch beheerders aldaar inlichtingen gevraagd omtreni voorkomen, jacht. Bchade, paar en drachttijd van de voornaamste soorten wild. schadelijk gedierte en eenige beschermde diersoorten. De Kesident van Benkoelen stelde eene verordening vast, waarbij hei jagen mei behulp van Lichtbakken en zoeklichten of door middel van bel afbranden van terreinen werd verboden. Voorts \eivoeln de Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel den Hoofden van gewestelijk bestuur om de afgifte van vergunningen voor de jacht np grof wild zooveel gelijk te beperken de/e in het algemeen te weigeren aan tijdelijk in [ndië vertoevende vreemdelingen en onder de te stellen voorwaarden bei aantal Ie schieten evm )•!:■ rel lle limiteerell. I),. |aohi i.[i olifanten is door de strengere bepalingen van de dieren beschermingsverordening (verbod van uitvoer van levende exemplaren, van buiden en van fanden, die minder dan 5 k- elk wegen) reeds afgenomen. Waar echter belangrijke schade van olifanten wordt ondervonden, wordt aan militaire jachtpatrouilles wel vergunning verleend deze dieren te schieten. Wordt over liet geheel ook in de I in il de jachi zelden beoefend als bedrijf, bij de Dajak-bevolking op Home., i- de jacht naast den landbouw oog een bestaansmiddel. Al-emeeii zijn hier nog in gebruik hlaaspijpen (soempitans) en valstrikken met eene enkele lus (djipah geheeten), als de valkuilen afgedekt mei lakken en bladeren (perogon). Daar bij ,| r nieuwe dierenbeßohermingsyerordening de uitvoer van huiden van vrijwel alle zoogdieren en vogels verboden is. is aan de jacht terwille van dierlijke producten; zooals huiden, veeren en andere lichaamsdeelen vrijwel een einde gekomeh. Alleeu de reptielen, tasi uitzondering van de reuzenvaraaa van Plores en Komodo. zijn aog geheel onbeschermd; de jachi op deae dieren en de handel DE ECONOMISCHE TOKSTAND. 112 in de huiden daarvan, 'in de eerste plaats die van slangen, varanen en krokodillen, zijn nog steeds zeer omvangrijk. 2. Inzameling van bosch- en andere natuurproducten. De inzameling var±"boßehproducten in de liuitengewesten is voornamelijk ge richt op uitvoer naar het buitenland; slechts een onbeteekenend gedeelte is voor eigen gebruik bestemd. De voornaamste dezer producten, bestaande uit damar, copal, rotan, djeloetoeng, getahpertja, tengka,wang en looibasten, vertegenwoor digden in 1932 eene naar lui buitenland uitgevoerde waarde van + 5 millioen gulden. Uit eene vergelijking met den uitvoer in hel jaar 1931, ten bedrage van ± 8 millioen gulden en dien van het jaar 193j0 met ruim 12 millioen gulden, moge blijken, dat de reeds in het vorig Verslag vermelde prijsdaling en afzet moeilijkheden tengevolge van de huidige crisis zich in onverzwakte mate hebben voortgezet. Waar de winning van de hierbedoelde producten vrijwel uitsluitend in handen is van de inheemsche bevolking en in de bosohrijke gebieden van de Buiten gewesten, t. w. in Borneo, Zuid-Sumatra en de Molukten, voor haar een voor name bron van geldelijke inkomsten beteekent, is de mogelijkheid om in de inzameling van boschproducten een bestaan te vinden, sterk verminderd. Ook de inzameling van vogelnesteu en andere natuurproducten werd door de algemeene prijsdaling getroffen, zoodat zij over de geheele linie sterk terugliep. Met uitzondering van die boschvoortbrengselen, welke in eigen gebruik voor zien en waarvan de inzameling zonder eenige beperking is toegestaan, wordt van Overheidswege, op grond van boschbeschermings-ordonnanties of -verordeningen, dan wel krachtens van ouds bestaande adatregelen, een zeker percentage van de waarde of een per winningsobject vastgesteld bedrag aan retributie geheven, waarvan de opbrengst hetzij geheel of ten deele het Land ten goede komt, hetzij in gemeenschapskassen of in de z.g. plaatselijke fondsen wordt gestort. De vind plaatsen van vogelnesten en schildpadeieren worden op grond van bijzondere huurovereenkomsten aan gegadigden in exploitatie uitgegeven. In verband met de huidige crisis heeft de Begeeringsbetnoeienis in den laatsten tijd ook op andere dan fiscale en boschbeschermende overwegingen zich uit gestrekt tot de inzameling van boschproducten. Aanleiding hiertoe is allereerst geweest de in den Volksraad gedane Kegeeringsverklaring, dat in het belang van de algemeene welvaart maatregelen zullen worden overwogen, welke noodzakelijk zijn voor het stimuleeren van het door de crisis zwaar getroffen inheemsch bedrijfsleven. In het daartoe opgemaakte welvaartsplan werden o. m. opgenomen de maatregelen ter verbetering van de winning, de verwerking en de aanwending van natuurlijke harsen en gommen. De urgentie van deze maatregelen werd nog verhoogd, doordat de handel in natuurlijke harsen van de concurrentie van syn thetische surrogaten, waarvan hel gebruik vooral in Amerika, een van de belang rijkste centra van harsindustrie, in don laatsten tijd sterk is toegenomen, zoo danigen invloed ondervond, dat hij geheel van de markt dreigde te worden ge drongen. Dat deze plannen uit economische overwegingen gemotiveerd zijn, moge blijken uit het feit, dat de afzet van damar en oopal sedert 1929, welk jaar eene uitvoerwaarde aanwees van + 10 millioen gulden, is teruggeloopen tot een uitvoer ter waarde van nauwelijks één millioen gulden in 1932. Een en ander heeft als resultaat gehad, dat op de begrooting van het Boseh wezen voor de dienstkringen Zuid-Sumatra, West-Borneo en de Molukken, waai de damarwinning het hoofdbestaansmiddel vormt van een zeer groote groep dei bevolking, fondsen werden toegestaan voor het aanstellen van speciaal personeel, dat belast zal worden met het inzamelen van monsters, het geven van de noodige voorlichting en de controle op de damarwinning en de verwerking hiervan tot het voor uitvoer bestemde eindproduct, voornamelijk met het doel om, behalve naar verbetering in de winningsmethoden, zooveel mogelijk te streven naar verbetering en stabiliseering van de kwaliteit. JACHT EX INZAMELING VAN BOSCH- BN XATUURPRODUCTEN. 113 Tegelijkertijd werden gelden beschikbaar gesteld in het belang van het chemisch-technologisch onderzoek, dat onder leiding van een speciaal daartoe aangestelden chemicus aan het Laboratorium voor Materiaalonderzoek te Ban deeng zal worden ter hand genomen. Naar aanleiding van een tot de Regeering gericht rekest van de Indische Vereeniging voor den Handel in Harsen en Gommen werd in principe besloten deze onderzoekingen te doen plaats hebben in combinatie met gelijksoortige onder zoekingen in Amerika, welke door het Research Committee van de American Gum Importers Association zullen worden geëntameerd en uit Nederlandsch- Indische gelden zullen worden gesubsidieerd. Door deze instelling zal tevens gestreefd worden naar het geven van meer bekendheid aan en eene zoo groot. mogelijke uitbreiding van het gebruikscontingent van de Indische damar en copal in de industrie. Voorts bestaat het plan om elders, door het uitschrijven van een prijsvraag voor de beste verhandeling omtrent de gebruiksmogelijkheden van de Nederlandsch- Indische natuurharsen, ook het particulier initiatief tot het doen van onder zoekingen aan te sporen. In de Molukken werden maatregelen getroffen, welke ten doel hebben de exploitatie van de z.g. sagodoesoens in de onderafdceling Piroe (West-Cei'am) door machinaalbedrijf tot grooteren bloei te brengen. Ook ten behoeve van eene betere exploitatie van de kajoepoetih-terreinen op het eiland Boeroe werden maatregelen overwogen, waaromtrent einde 1932 echter nog geen definitieve beslissing was genomen. Voorts werd in cenige landschappen van de Molukken door het boschbeheer eene intensieve controle uitgeoefend op de inzameling en de verwerking van copal, met de bedoeling om aan verschillende misbruiken, welke zich bij den eopal opkoop voordeden, een einde te maken. 113 I)K ECONOMISCHE TOESTAND. 114 F. BOSCHBOUW. 1. Overzicht van den boschbouw en de boschexploitatie. a. Economische beteekenis. In verband met rlen economischen toestand der L andshuishouding viel meer nog dan voorheen de aandacht op de vraag, welkt beteekenis het bosch en de exploitatie daarvan heeft voor de volkswelvaart. Bij de beschouwing van deze vraag dient onderscheid te worden gemaakt iusschen de bosschen, waarin een productiebedrijf wordt gevoerd en die, waarbij een ander doel (b.v. verzorging van hydrologische belangen) wordi nagestreefd. Bij de eerste categorie, waartoe in het bijzonder de djatibossehen behooren, is als uitvloeisel van het bedrijfsdoel, t.w. het op de goedkoopste wijze verkrijgen van hoogwaardig product, iri het algemeen de arbeidsintensiteit veel hooger dan die van de tweede soort, welke de z.g. wildhoutbosschen omvatten. Aangezien werkzaamheden als kap, sleep, afvoer van het gewonnen hout, hercultiveering van de leeggekapte terreinen e.d. werkgelegenheid en inkomsten verschaffen aan duizendtallen Inheemsche arbeiders, zijn speciaal de djatibosschen voor de wel vaart van de bevolking in de betrokken gebieden van directe beteekenis. De veelal in het gebergte gelegen wildhoutbosschen op Java en .Madoera worden in de allereerste plaats in stand gehouden om den grooten invloed, welke zij op den kringloop van het water uitoefenen. De beteekonis van deze bosschen, die de bevolking in staat stellen regelmatig haar sawah's te bevloeien, is derhalve zeer groot, zij het ook van indirecten aard. De bosschen in de Buitengewesten zijn ten dcele als exploitatie-objecten aan te merken; de panglongs in Biouw en Bengkalis, de zeer houtrijke gebieden van Üost-Borneo en het houtaankapbedrijf ten behoeve van de Bangka-tinwinning zijn hiervan o.m. eenige voorbeelden. Voorts vindt de bevolking in vele streken dier gewesten een bron van inkomsten in de winning van boschbijpioduoten, als damar, copal, benzoë, enz., welke jaarlijks voor millioenen guldens nam liet buitenland worden uitgevoerd. De vermindering van den houtval in 1933 in vergelijking met vorige jaren en als gevolg daarvan de vermindering van hout, zoomede van de herbeplanting van leegkapvlakten, leidde er toe, dat niet alleen do geldelijke inkomsten der be volking sterk daalden, doch tevens, dat haar minder Lg< «rassen ten kwamen. Bij de hercultiveering van leeggekapte terreinen worden namelijk met de bevolking contracten aangegaan, welke haar de verplichting opleggen den aan plant tot stand te brengen en gedurende eenige (2 a, 3) jaren te onderhouden, tegenover welke verplichting ren.' uitkeering in geld (contractsom) staat, be nevens het recht om gedurende die jaren tusschen de boomrijen voedselgewassen te verbouwen. b. Beheer. Teneinde de gevolgen van de economische depressie voor het Boschwezen zooveel mogelijk te beperken, zijn door de dienstleiding in 1932 ver schillende maatregelen getroffen, welke o.m. ten doel hadden den houtval in belangrijke mate te verminderen om te voorkomen, dat de voorraden zouden toe nemen, hetgeen weer tot kwaliteitsachteruitgang van het product zou leiden. Op Java en Madoera werd in 1932 geoogst 157 GOO m s djati-exploitatie-timmerhout. 70 000 m 3 djatidunnmgshout en 29 OÜO m 3 wildhout, tegen onderscheidenlijk 234 000 m 3, 112 000 m 3 en 25 000 m 3 in het voorafgegane jaar. Ook de houtafzet liep, wat het djatitiimnerhont betreft, terug van 283 000 m' in 1931 tot 216 000 m 3 in 1932, eene vermindering derhalve van + 2fi '!■;',• De in 1931 o]) venduties met vendumeester voor het djatihout behaalde, gemiddelde prijs van f 27,30 per m 3 daalde in 1932 tot slechts f 22,91 per n, : . De export van djatitim merhout in 1932 (11 937 m 3) kon zich niet handhaven op het peil van 1931 (14 974 m 1), hetgeen uitsluitend het gevolg was van de afneming der verscheping van dwarsliggers naar Zuid-Afrika (n.l. 468 nr' in 1932, tegen 3527 m 3 in 1931). De uitvoer van het eigenlijke djati-exploitatie-timmerhout vertoonde geen vermindering. BOSCHBOUW. 115 De totale houtval in de Buitengewesten bleef, althans wat het timmerhout aangaat, vrijwel stationnair (+ 750 000 m'), terwijl de aanmaak van brandhout en houtskool respectievelijk 760 000 sm en 4-1000 ton bedroog, hetgeen in ver gelijking met het vorig verslagjaar eene vermindering niet onderscheidenlijk 140 000 sm en 35 000 ton beteekent. De waarde van de uit die gewesten uitgevoerde hoeveelheden werkhoul (267 000 m 3), brandhout (64 000 sm) en houtskool (29 000 ton) verminderde, Qndanks dm meerderen uitvoer van timmerhout, in 1932 tot f 5 020 000. De over eenkomstige cijfers voor 1931 bedroegen 192 000 m 3 werkhout, 86 000 sm brand hout en 37 000 ton houtskool, met eene waarde van f 7 068 000. Ook de voortbrengselen rotan, damar, copal. djeloetoeng, tengkawang-pitten, enz. deelden in de malaise; zoowel de hoeveelheden als de eenheidsprijzen daar van liepen terug. De productie der panglongs bedroeg in 1932 227 000 m 3 timmerhout, 65 000 sm brandhout en 35 000 ton houtskool (vorig jaar 260 000 m 3, 123 000 sm en 39 000 ton), waaruit door het Gouvernement + f 668 000 aan inkomsten werd getrokken (vorig jaar fB2O 000). Ook gedurende het verslagjaar und vrijwel de geheele productie der panglongs naar Singapore afgevoerd. De achteruitgang der houtexploitatie in Oost-Borneo in 1932 kwam tot uiting in de exportcijfers, welke voor de havens in dat gebied van 30 000 m 3 tot 20 000 m 3 daalden. Tegen het eind van het jaar bleek evenwel meer belangstelling te bestaan voor het vestigen vanhoutaankapondernemingen in dit houtrijke gebied. In de met de N. V. Vereenigde Javasche Houthandel Maatschappijen (Veja homa) in 1925 gesloten overeenkomst werden in 1932 verschillende wijzigingen aangebracht, welke hieronder volgen. Op Java en Madoera werden in 1932 7476 ha djati- en 3223 ha wildhout cultures aangelegd, tegen onderscheidenlijk 9295 hn en 3598 ha in 1931. In het gouvernement der Oostkust van Bumatra (afd. Simeloengoen en De Karolanden) werd voortgegaan met den aanleg van naaldhout (dennen)boseh, t.w. 263 ha (vorig jaar 330 ha), terwijl daarnevens in verschillende dienst kringen (Bali, Tapa noeli, Sumatra's Westkust, Celebes en Manado) nog 530 ha kaal terrein werd beplant. Het aantal boschdelicten nam bij het djatibedrijf met 5000 toe (in 1932 + 30 000), bij den dienst der wildhoutbosschen op Java en Madoera daarentegen verminderde het eenigszins (12 439 in 1931, tegen 11 680 in 1932). De djatibosschen werden meer dan in 1931 door branden geteisterd; bedroeg het verbrand areaal in evenvermeld jaar 16 119 ha, in 1932 vermeerderde het tot 24 868 ha, d.i. 3 % van het geheele djatiboschgebied. In de wildhoutbosschen was de toestand, behoudens een zeer grooto brand op het [djen-plateau, gunstiger dan in 1931. Op het gebied der boschwetgeving valt te vermelden de vervanging van het Boschdienstreglement voor Java en Madoera (Bb. n". 11825) door de Bosch w rordening Java en Madoera (I. S. 1932 n°. 466). Van het djatiboschgebied op Java en Madoera was einde 1932 731 208 ha (92 %) definitief ingericht. il.t eerste definitieve bedrijfsplan voor de beheerseenheid Midden-Priangan (behoorend tot den dienst der Wildhoutbosschen op Java en Madoera) kwam tegen het eind van 1932 gereed, doch werd nog niet goedgekeurd. Ook de terreinwerk zaamheden ten behoeve van de definitieve inrichting van het boschdistrict Noord - Bandoeng werden in 1932 beëindigd; die in het boschdistriet West-Preanger moesten in verband met de tijdsomstandigheden worden gestaakt. Het Boschbouwproefstation moest, als gevolg van personeelsvermindering, enkele onderzoekingen staken en andere op eenvoudiger basis schoeien. Naast verschillende korte mededeelingen gaf dit proefstation eene uitvoerige publicatie uit over houtsoorten, welke tegen paalworm bestand zijn; deze uitgave trok in breeden kring belangstelling. ' Met het voorbereidend werk voor het rotan-onderzoek kon een aanvang worden gemaakt, terwijl voorts het Boschbouwproefstation zijne medewerking verleende DB ECONOMISCHE TOESTAND. 116 bij het bijeenbrengen en determineeren van bel voor hel chemisch harsonderzoek benoodigd materiaal. Ue commissie voor de Java-houtcontracten — zie Verslag L 928, kol. lui is ontbonden ((Ï.B. 2 Juni 1932 n°. 29). e Personeel. Met het oog op noodzakelijke bezuinigingen ttioesi op het einde 9taa 1932 van een achttal buitenlandsche houtvesters hél tijdelijk ilicnst verband worden verbroken, terwijl ook óp den uitgavenpost voor het tijdelijk personeel en liet personeel in particulier verband hij hel Djatibedrijf belangrijke bezuiniging werd aangebracht. Het personeelsreglemen! böschwezen 1028 (Bb. n". 11824) is aader gewijzigd (zie Bb. n°. 12854). (1. Financieele resultaten. De uitgaven van hel Djatibedrijf overtroffen de inkomsten mei E 783 000 (fB6l OOOJ '). De diens! der bossohen in de Buiten gewesten boekte in L 932 ren aadeelig saldo van f 174 000, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit, dat de restitutie van de door dit dienstonderdeel ten behoeve van de zolfbesturende landschappen uitgegeven gelden (f 289000) plaats heeft aan hei Departement van Binnenlandscb Bestuur. In wezen s l uii deze dienst derlialve niet een klein batig saldo. De overige dienstvakken leverden, /onals hunne doelstelling doei verwachten, aadeelige saldi op, t.w. de diens! tU-v Wildhoutbosschen op -lava en Madoera i 1 034000 (f 1 -285 000). de dienst der Boschinrichting f 606 000 (f 729 000), het f 203 000 (f 224 000), terwijl het Hoofdkantoor van den Dienst van het 15oschwezen f 179 000 (f 182 000) kostte. Het nadeelig saldo voor den geheelen dienst bedroeg f 2 i*7.( 000, tegen f 8 213 000 over 1931. *) De tusschen haakjes geplaatste bedragen geven de definitieve cijfers voor 1981 aan, dus niet de voorloopige cijfers, welke in het vorig Verslag werden opgenomen. 2. Djatibosschen. liet aantal beheersee.nhedeii op eind 1932 bedroeg •>(>. waarvan 'il ingerichte houtvesterijen en 2 boschdistricten, n.l. Kangean-Madoera en Goenoeng Kidoel. De uitgestrektheid van het areaal (djatibosschen en in stand te houden wild houtbosscherj tezamen) bedroeg einde 1932 790 633 ha, tegen 7(i'.» V.r 2 ha op het eind van 1931. De vermeerdering mei UI 1 11 ha was voornamelijk het gevolg van den overgang naar het Djatibedrijf van hei bosohdistrict Kangean-Madoera op 1 Januari 1932, zoomede van enkele wijzigingen van ondergeschikt belang in sommige beheerseenheden. De werkzaamheden en de organisatie van den Technischen Dienst werden belangrijk ingekrompen. De aanleg van railbanen voor de boschontshiiting bleef in hool'd/.aak beperkt tot de voltooiing van eenige werken, welke in vorige jaren waren begonnen. De electrische zagerij fee Saradan werd in 1932 voltooid. De lengte der railbanen en van de nog niet gelegde staven bedroegen op het eind van dit jaar resp. 2490 en 212 km. De aankan in eigen beheer werd in vergelijking met 1931 weder belangrijk ingekrompen! Om te voorkomen dal de houtvoorraden op de stapelplaatsen zouden aangroeien tot steeds grootere, in kwaliteit belangrijk achteruit gaande hoeveel heden, werd de kap zoowel van exploitatie- als voor dunningshoui voor, elke beheerseenheid zoodanig gelimiteerd, dat de productie gelijken tred zon houden met den te verwachten houtafzet. De hoeveelheid exploitatie- en dunningsttmmerhout, welke in 1932 gekapt werd, bedroeg onderscheidenlijk 148000 nr' en 70 000 m :l (in 1931 resp. 221 000 m 3 en 110 000 in 3 ); terwijl aan exploitatie- en dunningsbrandhoul werd gekapt resp. 481 000 sni rii 56 000 sm (in 1931 resp. 771 000 sm en 84 000 sm). De kap door tusschenkomst van aannemers bedroeg in 1932 2500 m 3 djati timmerhout en 5200 sm brandhout, tegen 8100 m' en 48 000 sm in 1931. JIOSCIIBOUW. 117 De omzet van djatitimmerhout liep terug van 271 (KM) nr in 1931 op 205 000 m 3 in 1932. De te verwachten productie uit de binnen de overeenkomst met de Vejahoma vallende houtvesterijen was voor 1932 oorspronkelijk getaxeerd op 58 346 rrr djati-exploitatie-timmorhout. Tengevolge van kapinkriznping piet 11896 m 3 ver minderde de hoeveelheid tot 46 450 nr'. Afgeleverd werd 40 382 in 3 , terwijl voor verschillende doeleinden aan do levering werd onttrokken 2552 m 3, zoodat de totale productie in de gezamenlijke Vejahoma-arealen heefi bedragen 42 934 m 3 djat i-exploitatie-timmerhout. In voldoening aan een verzoek van de N. V. Vereenigde Javasche Houthandei Maatschappijen (Vejahoma). welke zich als gevolg van de prijsdaling en de VBfi minderde afzetmogelijkheid van djatihout voor moeilijkheden geplaatst zag, werden in de in 1925 door de Begeering met haar gesloten overeenkomst ver schillende wijzigingen aangebracht, teneinde haar in staat te stellen ook in de crisisjaren aan hare verplichtingen te voldoen (G.B. 7 Sept. 1932 n ü . 36). De belangrijkste van deze wijzigingen zijn de volgende. De door de Vejahoma maximaal te vergoeden bedrijfskosten werden terug gebracht van f 30 tot f 25 en hei minimum van f 25 tot f 20. Door de Vejabonaa zal voortaan slechts een retributie van maximaal f 5,50 per nr' exploitatie tiimiierhont worden betaald, een en ander voor zoover die betaling niet zal leiden tot verlies voor de Maatschappij, terwijl volgens de oude regeling, ongeacht het feit of al dan niet winst werd gemaakt, den Lande een retributie van f 14 per nr moest worden vergoed. Door het verleenen van terugwerkende kracht aan het desbetreffend artikel van de overeenkomst, werd de Vejahoma ontheven van de verplichting tot betaling van retributie tot een bedrag van ± E 300000 voor het h:inr in de tweede helft van 1931 reeds geleverde hout. Ken deel van het aan deelenkapitaal der Vejahoma (f 225000) werd afgestempeld. Wijziging werd gebrach.l in de winstverdeeling in dien geest. dat. als er winst wordt gemaakt, het Gouvernement daarvan een grooter aandeel zal toevallen dan vroeger het geval was. Hel voorheen aan de Vejahoma toekomend recht tot bepaling van den vorm en de afmetingen der aan te maken houtwerken werd aan bepaalde regelen gebonden en wel zoodanig, dat de Diensi van het lioschwezen in deze meer zeggenschaji kreeg. Op de stapelplaatsleveringsrontraeten werd afgestaan 469 nr' in 1932, tegen 11 602 m 3 in 1931. Op openbare venduties met vendumeester werden verkocht 38 674 m 1 met een opbrengst v.-m I 885 869 (in 1931 73 702 m* ad f 2 012 202). De gemiddelde prijs per m 3 van het hout op vendutie verkocht daalde dus van f 27,30 in 1931 tot f 22,91 in 1932. De behaalde prijzen op deze venduties waren vrijwel gelijk aan de vastgestelde limietprijzen. Op openbare vendutie werden 5 groote kavelingen (vorig jaar 11) verkocht met een gezaineiilijken inhoud van 1299 m 3 (vorig jaar 2806 m 3), waarvan slechts 2 (vorig jaar 3) door den groothandel werden opgenomen. De ineidenteele onder handsche verkoop bedroeg in 1932 97 743 m 3, tegen 93 969 m 3 in 1931. Aan den Dienst der Staatsspoorwegen werden in 1932 verstrekt 6489 m 3 dwarsliggers en 108075 stapelmeter brandhout, tegen 4032 m 3 en 131080 sm in 1931. De verstrekking voor desawerken bedroeg in 1932 699 nr'. tegen 1483 m 3 in 1931. De totale voorraden aan exploitatie- en dunningstimmerhout iiepen terug van ± 146 000 m 3 op eind 1931 tot + 123 000 m 3 op eind 1932. De omzet van djatibrandhout daalde van ± 966 000 sm in 1931 tot + 620 000 sm m 1932; de voorraden verminderden van ± 260 000 sm op eind 1931 tot ± 239 000 sm op eind 1932. De totaal uitvoer van djatitimmerhout daalde van 14 974 nr' in 1931 tot 11 937 m 3 in 1932. In deze cijfers zijn begrepen de geëxporteerde dwarsliggers tot een hoeveelheid van 3527 m 3 in 1931, tegen slechts 468 m 3 in 1932. Laat men de dwarsliggers buiten beschouwing, dan is de export in 1932 ongeveer gelijk gebleven aan die van 1931. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 118 In 1932 werden aangelegd 6615 ha djati- cii 318 ha wildhoutcultuur, tegen resp. 8471 ha en 169 ha in 1931. De oppervlakte der bosohbranden bedroeg in 1932 24 868 ha, zijnde 3,4 % van het totaal voor productie bestemd boschareaal, tegen 16 119 ha of 2,2 % in 1931. Het aantal boachdelieten nam in vergelijking met het vorig jaar met 20 °/ n toe (30 052 in 1932, tegen 25 132 in 1931), hetgeen voor een groot deel geweten moet worden aan de tijdsomstandigheden. Het personeel van het djatibedrijf werd om bezuinigingsredenen nog verder ingekrompen. De personeelsbezetting, welke op het eind van 1931 1254 personen in vast ambtelijk verband, 185 in tijdelijk en 2335 in particulier verband of totaal 3774 bedroeg, was op het eind van 1932 verminderd tot 1088, 52 en 2296 of totaal 3436 (dus 338 minder dan het vorige jaar). Dit personeel kostte aan bezoldiging en salarissen ± f 242 000 's maands op het eind van 1931, tegen f 202 000 's maands op het eind van 1932, zoodat eene maandelijksche bezuiniging van f 40 000 werd bereikt. De geldelijke rekening van 1932 (afgerond op duizend guldens) toont een be drag van f 6426000 aan inkomsten en f 7007000 aan uitgaven; zij sluit der halve met een nadeelig saldo van £781000 (in 1931 f 861000). Door de toe gepaste bezuiniging, met name op de kapitaalsuitgaven, kon althans de verdere toeneming van het nadeelig saldo der geheele geldelijke rekening worden gestuit. Aangezien de kapitaalsuitgaven f 941 000 bedroegen, leverde de exploitatie rekening een overschot van f 160 000. 3. Wildhoutbosschen op Java en Madoera. Het areaal der in stand te houden wildhoutbosschen, in beheer bij den dienst der wildhoutbosschen op Java en Madoera, werd in 1932 uitgebreid van 1 677 553 ha bij het begin tot 1 725 281 ha op het eind van dat jaar. Het opper vlak der djatibosschen, ressorteerende onder dezen dienst, besloeg einde 1932 53 799 ha, tegen 60 972 ha op einde 1931, terwijl het oppervlak der niet in stuud te houden wildhoutbosschen op Java en Madoera einde 1932 wordt geschat op 305 700 ha (v. j. 535 400 ha). De bosschen op Kangean-Madoera werden 1 Januari 1932 in beheer gegeven aan het Djatibedrijf. Bij de beoordeeling van bovengenoemde cijfers dient er rekening mede te worden gehouden, dat zoowel van het areaal der in stand te houden als van dat der niet in stand te houden wildhoutbosschen een gedeelte niet met bosch is bedekt. Op den duur zullen deze terreinen, voor zoover zij behooren tot het areaal der in stand te houden bosschen, alle hetzij door aanleg van boschculturen, hetzij door bevordering van spontane reboisatie in goed bosch moeten wordon omgezet. In 1932 werden 3364 ha kunstmatig beboscht, zoodat einde 1932 het kunstmatig ge reboiseerde oppervlak 66 710 ha besloeg. Het gebied der in stand te houden wildhoutbosschen werd in 1932, behalve door aanwijzingen ter instandhouding van nieuwe boschcomplexen, ook nog een weinig uitgebreid door afkoop van voor duurzamen bevolMngslandbouw onge schikte — echter hydrologisch belangrijke —- terreinen in enkele groote stroom gebieden tot een oppervlak van 3029 ha. In 't geheel behoort tot de in stand te houden wildhoutbosschen thans een oppervlak van 25 567 ha grond, waarvan de Inlandsche bezitsrechten van de bevolking eerst werden afgekocht. Deze grond inkoopen zijn thans geheel gestaakt. Het door den dienst der wildhoutbosschen beheerd gebied was gedurende 1932 verdeeld over 17 boschdistricten en 1 houtvesterij. Het personeel bestond op het einde van dit jaar uit één dienstvakhoofd, 2 inspecteurs, 15 opperhoutvesters, 8 houtvesters, zoomede 12 boscharehitecten en l> adspirant-boscharchitecten (middelbaar technisch personeel) en verder uit lager technisch, politie- en administratief personeel. Overeenkomstig de bestemming der door dezen dienst beheerde bosschen, be slaat het grootste deel van den arbeid van de boschbeheerders in het onderzoek BOSCHBOUW. 119 van de bestaande bosehreserves iv verband met begroeiing en oogsttoelaatbaarheid, verder in afbakening, grensregeling en kaarteering der reserves, aanleg van cul tures op onbegroeide of onvoldoende begroeide terreinen, het ontwerpen en in dienen van voorstellen tot uitbreiding der bestaande reserves, alsmede het beschermen der bossehen tegen brand, ontginning, diefstal en verdere nadeelige invloeden, terwijl daarnaast zeer vele adviezen werden uitgebracht aan het Binnenlandseh Bestuur over uitgifte van gronden in erfpacht, eigendom en opstal of met Inlandsen bezitsrecht en ter ontginning aan de bevolking. Aangezien de bestaande regeling voor het heffen van houtretributie bij grond ontginning door Inlandei's, als gevolg van de tijdsomstandigheden te zeer eene belemmering vormt voor de Inlandsche grondontginningen, werd eene herziening van deze regeling voorbereid. De bij G.B. 18 Mei lÖ3I n". "2 ingestelde bebosschingscommissie, welke tot taak heeft der Eegeering van advies te dienen omtrent maatregelen, welke noodig worden geacht teneinde te geraken tot eene betere bebossching van Java, alsmede het onderzoeken en beooudeelen van belangrijke voorstellen, welke bij de Eegee ring daartoe bereids zijn of zullen worden ingediend, is in haar oj> 3 Augustus 1932 gehouden 2de vergadering unaniem tot de conclusie gekomen, dat de aan wijzing van nader in te stellen bosehreserves binnen het op Java nog resteerend vrij Staatsdoinein in een tijdvak van hoogstens 3 jaren urgent is en dat hieraan voorrang moet worden gegeven boven den afkoop van bevolkingsrechten op gronden ter uitbreiding van de boschreserve. Tevens besloot zij. dat gelijktijdig met dezen arbeid voor de voor ontginning vrijkomende terreinen, ter bereiking van eene vlotte behandeling van ontginningsaanvragen, een algemeen advies zou zijn te geven omtrent de te heffen houtretributie en de door de Irrigatie te stellen voor waarden. Nadat de Eegeering met het advies der bebosschingscommissie om tot eene zeer spoedige aanwijzing der bosehreserves over te gaan had ingestemd, is de dienst, der wildhoutbosschen op Java en Madoera met de voorbereidende werk zaamheden begonnen. Behalve de reeds genoemde 3364 ha cultuur in het gebied der wildhout bosschen, werden in 1932 in het onder den dienst der wildhoutbosschen ressor teerende djatiboschgebied nog 402 ha cultures aangelegd. In totaal werden in 1932 2905 ha met wildhout en 861 ha met djati beplant. Ook aan de dunning, een der belangrijkste verplegingsmaatregelen van het jonge bosch, werd bijzondere aandacht besteed. Gedund werden in het djatibosch gebied 926 ha en in de in stand te houden wildhoutbosschen 4318 ha. Zoowel in de wildhout- als in de djatibosschen, behoorende tot dezen dienst, werd geoogst. In 1932 werd verkregen: In verband met de moeilijke afzetbaarheid van bet hout werd in 1932 de aankap wederom sterk ingekrompen, plaatselijk zelfs stopgezet. 1 ) Hiervan 53 000 kg kinabast. DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 12 De Vereeniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ont wikkeling van NederlandBck-Indië (Stuw-groep) bleef voortgaan in haar o ~De Stuw" aan de inzichten harer [< betrekking tol vraagstukken van practiaohe staatkunde, uiting te geven. 3. De Inlandsche beweging. Algemeen beeld. De Inlandsche politieke beweging heeft zich in 1932 — ver moedelijk vooral als gevolg van de propaganda van de Parfcai Indonesia (P.1.) en Pendidikan Nasional Indonesië (P.N.1.) — in hare uitingen meer naar extremis tische zijde georiënteerd. Ook in de jeugd- en de vrouwenbeweging viel een nde belangstelling voor radicaal-nationalistische denkbeelden waar te nemen. De politiek-godsdienstige vereenigingen Partij Sarekat Islam [ndonesia (P.5.1.1.) en Persatoean Moeslim [ndonesia of Permi (P.M.1.) ontwikkelden zich eveneens, inzonderheid in het gewesi Sumatra'a Westkust, in zeer extremistische richting. In de politieke propaganda kon in toenemende mate de neiging worden opgemei kl om de vrijheid van meeningsuiting te misbruiken ter verscherping van bestaande maatschappelijke tegenstellingen. In verband met de door velen gevoelde behoefte aan eene eenheidsbew op nationalistische basis, werd aandacht gewijd aan de mogelijkheid van samen werking tusschen de verschillende partijen en groepen. De onderlinge tegen stellingen bleken echter een grooteren invloed op de geesten uit te oefenen dan het gemeenschappelijk nationalistisch ideaal, hetwelk tot eene fusie van de inheemsche politieke organisaties zou kunnen leiden. De op den grondslag van coöperatie staande igingen, n.l. Boedi Oetomo, adan, Sarikat Sumatra (afdeelinfl Batavia) en Kaoem Betawi, hadden geen principieele bezwaren tegen eene fusie, doch de Persatoean Bangsa Indonesia wilde alleen dan daartoe besluiten, indien zij haai' dualistisch karakter (zie vorig Verslag, 1)1/.. 42) mocht behouden. Op het in Mei 1932 gehouden congres van Boedi Oetomo werd het besluit bekend gemaakt, dat de verdere werkzaamheden ter voorbereiding van de fusie waren opgedragen aan eene uil drie personen bestaande commissie. Een door Ir. Soekarno "1 ontwerp voor eene reorganisatie van de Persatoean Perhimpoenan Politiek Kebangsaan Indonesia (J.P.P.K.I.), hetwelk beoogde deze federatie van gematigde nationalistisch-politdeke vereenigingen meer iil be maken om te functionneeren als overkapping ook van de extremistische partijen, is op eene in November 1932 gehouden conferentie, na wijziging op eenige ondergeschikte punten, aangenomen. Veel belangstelling werd door de leiders van ui-schillende politieke organis betoond voor het verkrijgen van contact met de massa der bevolking, o. a. door het oprichten van arbeiders- en boerenbonden, de laatste vooral in Midden- en Oo&t-Java. Eene belangrijke gebeurtenis op sociaal-politiek-gebied, welke ongeveer alle partijen, ongeacht hare richtlijnen en beginselen, voor korten tijd vereenigde, vormde in 1932 de actie tegen de Toezicht-ordonnantie op het particulier onderwijs (I. S. 1932 n°. 494), de zoogenaamde Wilde Scholen-ordonnantie, welke beoogde tegemoet, te komen aan de nopens het gehalte van dit onderwijs van Inheemsche zijde geuite klachten. Niettemin werd de bedoeling van de in de ordonnantie ver vatte regeling verkeerd uitgelegd en vooral in verband met liet daarin opgenomen pii ventief boezichi als eene ernstige bedreiging voorde vrijheid van liet particulier onderwijs gevoeld. Dit misverstand Leidde tol groeiende ontstemming, welke nog werd vergroot door het feit, dat de ordonnantie tot stand kwam in een tijd, gedurende welken op het. van Overheidswege verstreki onderwijs sterk moest worden bezuinigd. Onder deze omstandigheden /•■!! van een. middellijke toepassing van de regeling voor bel daarbij betrokken onderwijs meer nadeel dan haai be verwachten zijn geweest, weshalve de Indische liegeering besloot om, in overeenstemming met een door den heer Wiranatakoesoema c.s. in den Volksraad ingediend initiatief- UK ECONOMISCHE TOESTAND. 120 De omzet bedroeg: 10 807 m 3 djatiwerkhout. verkoopswaarde f 210 304 54 933 stn d'jatibrandhout. ~ 96 385 4 196 m 3 wildhoutwerkhout. 48 819 92 689 sm wildhoutbrandhout, 110 157 1 273 924 kg houtskool, ~ 15 236 85 028 kg basten, ~ 17 199 1 045 070 bamboes, ~ 14 888 De voorraden bedroegen: einde 1930 einde 1931 einde 1932 djatiwerkhout 9 739 m 3 8 630 m 3 6 445 m 3 djatibrandhout 34 726 sm 28 242 sm 21617 sm wildhoutwerkhout 1 806 m 3 1 212 m 3 392 m 3 wildhoutbrandhout 9 513 sm 12 009 sm 11 634 sm De prijzen bleven wederom beneden die van het voorafgegane jaar. Tengevolge van verschillende bezuinigingsmaatregelen nam het nadeelig saldo — f 1 119 000 — ondanks de zeer verminderde inkomsten ten opzichte van het vorig jaar met + f 200 000 af. In het algemeen kwamen in 1932 slechts weinig boschbranden voor. Daaren tegen werd het Idjen-plateau door een zeer grooten brand geteisterd. Naat aanleiding hiervan zijn thans nieuwe beschermingsmaatregelen voor dit gebied in voorbereiding. i. Bosschen in de Buitengewesten. In Januari 1982 werd door de Regeering beslist, dat in die gewesten, waar op grond van een agrarisch reglement de Hoofden van gewestelijk bestuur bevoegd zijn om terreinen af te zonderen voor den openbaren dienst, deze Bestuurshoofden de volledige bevoegdheid hebben om bosschen ter instand houding aan te wijzen. Voor de overige gewesten, waar de bevoegdheid tot boschreserveering voor loopig uitsluitend bij den Gouverneur-Generaal berust, moet, ter voldoening aan den in art. 7 van het agrarisch besluit (I S. 1870 n°. 118) gestelden eisch, dat beperking van het ontginningsreclit van de Inlandsche bevolking bij ftlge meene verordening dient te geschieden, het verbod tot ontginning der bosch reserve in eene ordonnantie worden vastgelegd. Voor Bangka kwam inmiddels eene gewestelijke bosohbeschenningsverordening tot stand, terwijl voor Manado eene dergelijke regeling werd voorbereid. Voorts werden eenige zelfbestuursverordeningen vastgesteld, regelende de bescherming van bij zelfbestuursbesluit ter instandhouding aangewezen bosschen. Op grond van de bovenbedoelde beschikkingen werd in 1932 eene uitgestrekt heid van 821 000 ha bosch bij Residentsbesluit ter instandhouding aangewezen, terwijl zulks bij Gouvernementsbeslnit plaats vond voor eene oppervlakte van 141 000 ha. In de zelfbesturende landschappen werd bij zelfbestuursbesluit eeno boschoppervlakte van ± 96 000 ha ter instandhouding aangewezen. Hierdoor werd het totaal boschreverveareaal in de Buitengewesten uitgebreid tot eene uitgestrekheid van 88 000 km 2 , of + 5 °/ o van de geheele landoppervlakte. De afbakening van het ter instandhouding aangewezen boschareaal concen treerde zich voornamelijk in die gewesten, waar eene spoedige vastlegging der grenzen op hei terrein het meest urgent was. De pogingen, welke in het panglonggebied van Eiouw en Djambi zijn aan gewend, om de exploitatie der vloedbosschen van de eilanden naar den vasten wal over te brengen, hadden voornamelijk tengevolge van den ongunst der tijden geen of weinig resultaat. Het aantal brandhoutbedrijven vertoonde nog den sterksten achteruitgang; de in werking zijnde timmerhout- en houtskoolpanglongs blijven vrijwel stationnair. Tengevolge van de sterke daling der brandhout- en staakhoutjirijzen moest einde 1932 worden overgegaan tot verlaging van de cijnstarieven van deze sortimenten met 20 % ■ BOSCHBOUW. 121 Blijkens voorloopigo gegevens bedroeg de totale productie der p-düglongs f -'27 000 ra 3 timmerhout, 108 000 sm brandbom en 35 000 ton houtskool. Verwijl de hieruit verkregen inkomsten + I' 668 000 beliepen. In 1931 produ ceerden de panglongs 260000 nr' timinerliout 128 000 sm brandhout en 39 000 ton houtskool, met een totaal opbrengst van f 820 000. Evenals in vorige jairen was vrijwel de geheele opbrengst voor de Singaporö-marki bestemd. Ten belioe\r \an dè kleine en middelbare houtexploitatiebedrij ven in het gewest Zuider- en Oostorafdeeling van Borneo weid. naast de bestaande wijze van uitgifte in concessie of in exploitatievergunning, een eenvoudiger vorm van kap-overeonkomst ontworpen. Het ligt in de bedoeling om door deze regeling geleidelijk een einde te maken aan den z.g. wilden kap dooi 1 opkoop van de bevolking. De totale houtval in dit gewest bedroog in 1932 ± 145 000 m". waarvan + 20 000 m 3 naar het buitenland werden uitgevoerd (tegen 30 000 m* in 1931). Vooral op het einde van 1932 was eene 1 tferhöogdid belangstelling voor hout van de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo fcé cottgfeateeren. De uitvoer van ebbenhout uit .Manado en (,'elebes. bedragende 3341 ton (tegen 6783 ton in 1931) ter waarde van ± ï 288000 (tegen f 887000 in 1931). was voornamelijk op Japen gerich-ti Deze sterke achteruitgang liad o.m: lid faillissement ten gevolge van een der grootste ébbenhbutexploitanten, de N. V' Joh. Caffin en Zonen. De djatihoutkap in het Vejahoma-areaal op Moena bedroeg + 2500 m', terwijl in eigen beheer der landschappen ± 800 in 3 djatihout werden gekapt. De sandelhoutexploitatie op Titnor leverde 780 pikol op-, waarvan openbaar geveild werden 600 pikol met een opbrengst van f 17 800. In 1981 bedroeg de verkoop 800 pikol ter waarde van f 21 600. De houtexploitatie der boschconcessios bleef van beteekenis in de gewesten Atjeh en Onderhoorigheden en Oostkust van Sumatra. In liet laatste gewest werden op de Kangsang-concessies en op de concessie Soengei Gergas respec tievelijk ± 9000 en 11000 nr' I iinmerlioi.it gekopt. Het totale exploitatie-cijfer bedroeg 30 000 ni ïï werkhout en leverde eén opbrengst aan cijns en vastrecht van + I' 162 000. In 1931 waren deze cijfers respectievelijk 61 000 trr 1 met een opbrengst van f 105 000. De totale houtval in de Bnitengewesten. welke geschat kan Worden op 750 000 m 3 timmerhout, 760 000 sm brandhout en 44 000 ton houtskool, geeft. vergeleken met dien van het voorafgegane jaar. eene vermindering te zien van 140 000 sm brandhout en 35 000 ton houtskool. Hoewel de hoeveelheid uitgevoerd hout niet noemenawaard terugliep, voor timmerhout de uitvoer zelfs toenam, was zulks wèl het geval met de waarde daarvan. Het uitvoercijfer van de in de Buitengeweaten gekapte bout massa naar het buitenland bedroeg in 1032 267 000 m* werkïiout UMVOOÖ Bm brandhout en 000 ten houtskool met eene waaide van f ."> i)2o 000 terwijl da overeenkomstige cijfers voor 1931 aangeven 192 000 m ;i werkbout. 86 009 sm brandhout en 87 000 ton houtskool ter waarde van f 7 068 000. Behoudens Singapore en Java. zijn China en Japan voor het hout uit de Buitengewesten de voornaamste afnemers. Op initiatief van de K.P.M., van welke maatschappij verder de grootst mogelijke medewerking werd ondervonden-, werden pogingen in liet werk gesteld, om een afzetgebied te vinden in Zuid-Afrika. Deze leidden tot het zenden van verschillende proefmonsters, welke over het algemeen gunstig werden beoordeeld. De sedert een tiental jaren door t usselienkonist van den Consul-Generaal te San Francisco ondernomen pogingen tot introductie van verschillende tegen |>aa! worm min of meer bestand zijnde houtsoorten, met de bedoeling daar voor deze houtsoorten een afzetgebied te vinden, werden voortgezet. Hoewel de proef nemingen over het algemeen een gunrttig verloop hadden, is het ook in 1932 niet gelukt, definitieve orders van eenige beteekenis af te sluiten. De hoeveelheid van de rechtstreeks uit de havens der Buitengewesten naar het buitenland uitgevoerde harsen (damar, eopal en benzoë) bedroeg + 13 000 ton_ DE ECONOMISCHE TOESTAND. 122 vertegenwoordigend eene waarde van bijna 2 niillioen guldens begna 1 1 09Ö ion ter waarde van 2}, tnillioen gulden in 1931. llotan werd rechtstreeks uitgevoerd tot eene hoeveelheid van 31 709 ton mol eene waarde van i 2368000, iegen 33000 ton met eene waarde van ruim 3 millioen gulden in 1981. De waarde van HÄ« naar hot buitenland uitgevoerde bakau-bast ten bedrage van ± E6BOOO rertta&de slechts eene vermindering van + fSOOO vergeleken bij die van bei. vorige jaar. Deuitvoer waarde van djeloetoeng, ten bedrage van f 37 614 voor 670 ton, was belangrijk iager dan in 1931 (f 191000 voor 2000 ton), terwijl daarentegen aan getahpertia soorten slechts 200 ton mkvdet uvnl uitgevoerd. De uitvoer van teegkawaug was in "verband met de geringe vruchtdracht en de zeer lage prijzen van geen bs> beekeniß. Op het eiland Ceram der Molukken werd door hei aldaar gevestigde gouwrne ments Lokki-bedrijï eene hoeveelheid van f 2500 piko] COpal met een opbrengst van fl7 400, terwijl aan BBgO en aan klappers werd verkocht tot ei n bedrag van respectievelijk f 490Q en f 500. Met den aanplant van dennen op de opvoldoend begroeide terreinen van da landschappen dor afdeeling Simeloengot n en I e Karolanden (Oostkust van Sumatra) werd voortgegaan. Aangelegd werden in verslagjaar 263 ba naaldhout eulturen. Djatieulturen werden aangelegd in Bone (Celebes), in Manado, op Soembawa en ter Oostkust van Sumatra.. J)e sandelhout aanplant op Timor werd uitgebreid met 22 ha nieuwe culturen. Overigens bleven de cultuurwerkzaamheden beperkt tot de beplanting van kleine uitgestrektheden kale boschterreinen op Bali, in Tapanoeü, ter Sumatra's Vf' kust -in Celebes sn in Manado met verschillende boutsoorten tot een gezamenlijk oppervlak van + 560 ba. De inkomsten van den dienst der bosschen in de Buitengewesten, bestaande uit retributie voor vergunning- en panglongkap, uit regularisatie van aankappen op last en uit cijns en vastrecht van bosulr ies, werden voor het jaar 1!(.'!'-! voorloopig geschat op f 1074 000, tegen f 1288 000 in het voorafgegane jaar. De hiertegenoverslaande uitgaven zijn te taxceren op f 1221000 (tegen f 1391000 in 1931), zoodat een nadeelig saldo is te becijferen van f 147 000. Hierbij dient erhler ie worden opgemerkt. dat door de /.elfbesturende land schappen + f 189 000 van de Uitgaven wordt gerestitueerd, /oodat bet saldo voor het Gouvernement ten rechte bedraagt voordeelig f 42000. I'it den aard der zaak hebben deze cijfers slechts zeer voorloopige waarde. 5. Boschinriohting. Het inrichten der bosschen heeft ten doel het brengen van orde en vastheid iv het beheer der bosschen. Ter bereiking van dat doel wonden z. g. bedrijfsplannen opgesteld, waarin — voor het tijdperk, waarvoor elk plan is opgemaakl — aan hel beheer bepaalde voorschriften en richtlijnen worden gegeven. De werkzaamheden, noodig ter vaststelling van een bedrijfsplan, bestaan uit: de regeling en afbakening van de grenzen der bosschen. de opmeting en kaarteering en de indeeling dei 1 boschterreinen. liet onderzoek naar de boschgesteldheid, hot verzamelen van alle verdere gegevens noodig voor het opmaken dier bedrijfsplannen sa ten slotte het opmaken dier plannen. Periodiek worden de bedrijfsplannen her/ien en aan de zich gewijzigd hebbende omstandigheden aangepast. De werkzaamheden ten behoeve van de definitieve inrichting der bosschen op Java en Madoera waren in 1932 verdeeld over 3 djatiboschinrichtingssecties, ge vestigd te Salatiga, Tjepoe on Madioen en 1 wildhoutbosehiurichtingssectie ge vestigd te Bandoeng. Goedgekeurd werden de herziene bedrijfsplannen voor de houtvesterijen Poer wodadi en Kebonhardjo en voor het complex Noord-Saradan van de houtvestevij Saradan. Op het eind van 1932 bedroeg de totale uitgestrektheid van het definitie: ingerichte djatibosehgebied 731208 ha. zijnde ± 92 % van het geheele djatibosch areaal op Java en Madoera. Het definitief ingerichte djatiboschareaal is verdeeld over 35 houtvesterijen, onderverdeeld in 106 boschafdeelingen. BOSCHJSOU.W. 123 Iv bewerking waren de nieuwe bedrijfsplannen voor de herziene houtvesterijen Telawa en Tjepoe en de eerste definitieve bedrijfsplannen voor de Goenoeng Kidoelsche djatibosschen. Verder werd gearbeid aan lul opstellen van nieuwe bedrijfsplannen voor de houtvesterijen Balapoelang, Goendih en Madioen. De uitgestrektheid van het definitief ingerichte wildhoutboschgebied onderging in 1932 nog geen uitbreiding. Het eerste definitieve bedrijfsplan voor de beheers eenheid Midden-Preanger kwam einde 1932 gereed, doch werd in dat jaar nog niet goedgekeurd. Verder was de eerste definitieve inrichting van het boschdistrict Noord-Bandoeng in bewerking (de daaraan verbonden terreinwerkzaambeden kwamen in 1932 gereed) en werd begonnen met die van het boschdistrict West- Preanger. In verband met de tijdsomstandigheden werd laatstgenoemd werk stop gezet. Voor nadere wijziging en aanvulling van de verdeeling van -lava en Madoera in houtvesterijen en boschdistricten zie men Bb. nos. 12749 en 12935. Definitieve inrichting der bosschen in do Buitengewesten vond nog niet plaats. De werkzaamheden voor de boschopneining op Java en Madoera waren in 1932 verdeeld over het hoofdkantoor te Salatiga, met 3 djatiboschopnemings kantoren te Salatiga, Blora en Madioen en 2 wildhoutboschopneniingskantoreu te Salatiga en Malang. De beide opnemingskanioren te Salatiga vormen een onderdeel van het hoofdkantoor aldaar. Gemeten werden 8433 km meetlijn (v.j. 14 899 km), terwijl aan kaarteerings werk werd opgeleverd 54 197 ha (v.j. 44 555 ha) djatibosch en 74 485 ha (v.j. 128 481 ha) wildhoutbosch. Van het djatiboschgebied was einde 1932 volledig opgemeten en in kaart gebracht eene oppervlakte van 790 832 ha, of 99,2 °/ o van liet totale djatibosch areaal op Java en Madoera. Voor het gebied der in stand te houden wildhout bosschen bedroegen deze cijfers 286 312 ha of ± 16 % van het totale in stand te houden wildhoutboschareaal op Java en Madoera. De werkzaamheden voor de boschopneining in de Buitengewest en waren in 1932 verdeeld over 6 opnemingskantoren (te Medan, Fort de Koek, Palembang. Tandjoengpinang, Bandjermasin en Makassar). Het hoofdkantoor der opnemiiu's afdecling voor de Buitengewesten is gevestigd te Buitenzorg. Gemeten werden 5642 km afgebakende boschgrens, met inbegrip van de daarbij behoorende aansluitingsinetingen (v.j. 3781 km), terwijl voor de samen stelling van begroeiingskaarten verkenningsmetingen werden verricht over eene oppervlakte van 2 022 900 ha (v.j. 3 353 720 ha). Tenslotte werden ten behoeve van houtmassabepalingen 31 ha proefbanen opgenomen (v.j. 120 ha). 6. Boschbouw proefstation. Om bezuinigingsredenen werd het personeel van het Boschbouwproeistation ingekrompen tengevolge waarvan sommige afdeelingen moesten worden samen gevoegd, terwijl enkele onderzoekingen werden gestaakt en andere op vereen voudigde en minder volledige wijze werden voortgezet. Ten einde het mogelijk te maken personen uit den handel of werkzaam bij hout- en boschproducten-verwcikondc industrieën betere voorlichting te kunnen verschaffen, werd oen, zij het ook bescheiden, begin gemaakt met de inrichting van het museum. Demonstratie-materiaal werd ontvangen van sommige particu liere lichamen, met name van de Vereenigde Javasche Houthandel Maatschap pijen, en van verschillende beheerseenheden en andere instellingen. Gedurende 1932 stond het proefstation in geregeld contact met verschillende instellingen en maatschappijen, zoowel in Indië als in het buitenland. Verschillende korte mededeelingen werden gepubliceerd, waarin voorlichting wordt gegeven over het aanleggen en verplegen van plantsoenen in het djatibosch gebied en de bergstreken, gegevens werden verstrekt over houtvoorraad en boschsamenstelling van economisch belangrijke gebieden in de Buitengewesten, en tabellen werden gegeven om het schatten van den houtvoorraad te vergemak- I>K KCOXoMISCHE TOESTAND. 124 kelijken. Eene meer uitvoerige publicatie over Nederlandsch-Indische houtsoorten, welke tegen den paalworm bestand zijn — een vraagstuk van gewicht bij den aanleg van havenwerken e.d. — genoot bijzondere belangstelling van den hout handel, verschillende diensten ei: particuliere lichamen, zoowel in Indfë als in het buitenland. Verschillende bijdragen werden geleverd voor hel sde Pan Pacific Congres, hetwelk in 1932 te Vahcouver zou worden gehouden, doch later tot 1933 is uit gesteld, zoomede voor do internationale boschbouwcongressen te Parijs en Nancy. Van de nog in gang zijnde onderzoekingen on andere verrichte werkzaamheden kan het volgende worden medegedeeld. Behalve de identificatie en classificatie van binnengekomen houtmonsters, de beantwoording van vragen om voorlichting en de voldoening aan aanvragi handelsmonsters, werd het voorbereidende werk gedaan voor een vergelijkend sterkte-onderzoèk van Burma-, Siam- en -Tava-djati. Op verzoek van het Djati bedrijf werd een onderzoek begonnen omtrent den invloed van verschillende maatregelen bij hot bewaren van djati-exploitatiè- en -dunningshout. Dé proef mei geïmpregneerde wildhoutdwarsliggers werd eenige malen geïnspecteerd ; de invloed der unpregnatie is reeds duidelijk merkbaar. Verder werd de Btudie van hei houtskoolvraagstuk aangeval. De bewerking in een voor de praotijk en dei houthandel bruikbaren vorm van de proefbaangegevons van de Buitengewesten, waardoor een inzicht ver kregen wordt in den houtvoorraad en do bdschsamenstelling van sommige ge bieden, werd voortgezet. Ongeveer 1400 herbariumnumnaêï's meesi met bijbehoo rende houtmonsters, worden ontvangen, ter vaststelling van de namen der boom soorten en de hoedanigheid van hei hout. Met het voorbereidend werk voor het evénbedoelde rotanonderzoek werd een aanvang gemaakt, waarbij groote medewerking word ontvangen Van liet Herba rium, tevens Museum voor S\ siomatiselio Botanie, dat zijne uitgebreide collectie van Nederlandsch-Indische rotans in bruikleen afstond. Voor het chemisch onderzoek dor harsen bij de Afdeeling Nijverheid verleende het proefstation zijne medewerking door bet materiaal bijeen te brengen en de soortnamen der harsleverende boomen vast te stellen. Hot opbrengstonderzoek door middel van ópmetingen van proefperken in de djati- en wildhoutbosschen wertf, zij hel ooi; op vereenvoudigde wijze, voortgezet. Groote aandacht werd besteed aan het bijeenbrengen van gegevens over de. fimmerhoutopbrengsten uit de dimningen. Teneinde na te gaan, welke djati-variëteiteii bij den aanleg van plantsoenen voor de verschillende grondsoorten en klimaatsomstandigheden het meest geschikt, zijn. werd een begin gemaakt met het selectieonderzoek. Enkele proefterreinem werden beplant met djatizaden van verschillende Javaansche en buitenlftndsthe variëteiten (uit Britsch-Indië, Burma, Siam en Cochin-China). terwijl ook kiemingsondorzoekingen voor deze variëteiten verricht werden. Behalve plantenphysiologieche onderzoekingen van verschillenden aard om een inzicht te verkrijgen in de ontvvikkelingsvoorwnarden van verschillende hout soorten, werden ook op de zeer slechte, roor djati weinig geschikte gronden bemestingsproeven en proeven met verschillende wildhoutsoorten genomen. Onderzoekingen met looistof produceerende boomen, zoomede met industrie en edelhout soort en werden voortgezet. Met bet eult iveeringsonderzoek in het gebergte-boschgehiod word een begin gemaakt ; verscheidene perken met plant soenen van verschillende gebergte-wildhoutsoorten worden opgemeten. Het proefstation regelde voorts de zaaddisti ibutie voor den Dienst van het ISoschwezen on verstrekte ook aan andere diensten en part iculieren zaden van \ orsohillende houtsoorten. Het onderzoek naar den invloed van het bosch op 'Ie waterhuishouding werd voortgezet; in het daarvoor bestemd proefterrein in Midden-Priangan werden verschillende instrumenten opgesteld, welke geregeld worden waargenomen. WINNING VAK DELFSTOFFEN. 125 G. WINNING, VERWERKING EN AFZET VAN DELFSTOFFEN EN ANDERE OERPRODUCTEN; GEOLOGISCHE ONDERZOEKINGEN. 1. Overzicht van de winning van delfstoffen. Zooals uit onderstaande tabel blijkt, zijn niet alleen de wereldmarktprijzen van nagenoeg alle mijnbouwproducten — behalve die van goud en aardolie — wederom gedaald, maar is in Nederlandsch-Indié ook de productie van vele delfstoffen verminderd. Delfstof producties Nederlandseh-Indië. 1 )olfstof 1931 1932 Tin 27 813,72 ton 17 057,92 ton Steenkool 1 404 404 1 ) ~ 1050 226 Goud 3 113 28.'! gram 2 424 848 gram Zilver 45 816 268 ~ 26 201086 Aardolie 4 698 050 1 ) ton 5 093 164 ton Diamant 287,25 karaat 267,25 karaat Mangaanerts .. 14 541 ton 8 287 ton Koperjoduur (uitvoer) ... 189,7 ~ 204,1 ~ Asf altgesteente 2 394 ~ 850 Zwavel 1 717 ~ 7 638 Fosfaat 110 ~ van 27 % 2 724 ~ van 30 % P 30 6 P 2 O, Wolframiet ... 0,983 ~ van 68,1 % nihil WO.. Hoewel in mindere mate dan in 1931, hebben de mijnbouwmaatschappijen hare productie in 1932 verder ingekrompen, uitgezonderd die, welke aardolie en zwavel produceerden. Deze productiebeperking geschiedde — behalve voor de tin bedrijven -— vrijwillig, d.w.z. zonder voorafgaande afspraak met andere mijn bouwondernemingen. Tengevolge van de sterk terugloopende tinconsuinptic zagen de deelnemers aan de internationale tinrestrictie zich verplicht, die restrictie nog verder door te voeren. Overigens moge worden verwezen naar hetgeen hierover onder 2. Tin is vermeld. De weeskamer te Makassar zette het bedrijf der einde 1931 gefailleerde Mijn bouwmaatschappij ~Bolang Mongondou" tot November 1932 voort, waarbij oude slakken van de concessie Goeroepahi en eenig alluviaal erts van de concessie Tapaibekin verwerkt werden. Daarna is de onderneming definitief gesloten. Ook door de Mijnbouwmaat schappij „Aequator" werd de winning en ver werking der goud (zilver) -ertsen wegens uitputting van den voorraad voor goed stilgelegd. De ontginning door liilaiidcrs van kolen en ertsen bleef ook in 1932 van geringe beteekenis en beperkte zich tot het wasschen van diamant in de Zuider en Oosterafdeeling van Borneo en het winnen van goud en steenkolen langs de groote rivieren van de Westerafdeeling en Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Slechts valt nog als bijzonderheid te melden, dat in de laatste maanden van i 932 een belangrijke toeloop van Dajaks uit de binnenlanden van Borneo naar de Soengai Lapan in het stroomgebied van de Boven-Kahajan ontstond, waar zij uit primair erts goud wonnen. x ) Verbeterd cijfer. DX ECONOMISCHE TOKSTASD'. 126 De productie der ontginningen door Inlanders bedroeg aan diamant 267,25 karaat ter waarde van f 18 702; goud 4375 granï in de Westerafdeeling en 1500 gram in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en steenkolen 563, resp. 27 .'176 ton in de juistgenoemde residenties. Van de overige delfstoffen werd door Inlanders op de Welirang in de residentie Malang nog + 60 ton zwavel gewonnen, ter waarde van f 1958. Voor verdere gegevens moge verwezen worden naar het Jaarboek van bet Mijnwezen en naar deel II van dit Verslag. 2. Tin. Tin werd in 1932 door hot Land gewonnen op het eiland Bangka; door de. Gemeenschappelijke Mrjhbbuwmaatschappij ~'Billïton , in welke onderneming het Gouvernement voor 5/8 aandeelhouder is, op het gelijknamige eiland; dooi de Singkep Tin Maatschappij op het eiland Singkep en in eene geringe hoeveel heid door de Inlandsche bevolking nabij Bangkinang (Sumatra's Westkust). Met deze productie neemt Nedcrlandsch-Indië na Malakka en Bolivia nog steeds de derde plaats onder de wereld-tinproducenten in. De wereld-productie in 1932 bedroeg + 94 000 ton, tegen 144 483 ton in 1931. terwijl de zichtbare 1 invoorraden einde 1932 46 302 ton waren, togen 51 709 ton einde 1931. Tinsituatie. In het vorig Verslag werd reeds melding gemaakt van de vorming in 198] van een Internationale Tin Jïesliiotie Overeenkomst, waarbij zich aansloten de Regeeringen van Nederlandseh-Indië, Malakka (Federated en Ünfederated Malay States), Bolivia, Nigeria én Siam, en waarbij het jaarquoturn voor de aangesloten landen per 1 Januari 1932 was gesteld op + 100 000 ton. Door den verderen terugloop der consumptie was het noodig eene verdere drastische beperking der productie en van den export van tin per 1 Juli 10:i2 in Ie voeren, hetgeen geschiedde door de aanneming van het z.g. gewijzigd Byrne-schema. In groote trekken komt dit schema op bet volgende neer. De productie werd gedurende Juli en Augustus 1932 of geheel gestopt öf gedurende die twee maanden onder controle vastgehouden in de landen, waar het erts geproduceerd of gewoonlijk versmolten werd. Van het aldus gecontroleerde erts of metaal werd 10 % per maand vrijgegeven in de daarop volgende 10 maanden. Met ingang van 1 Juli 1932 weiden de quota verminderd en wel fezamen niet 17 040 Engelsche tons pci 1 jaar. Dit laatste kwam neer op eene productiebeperking van de vijf aangesloten landen tot op ongeveer een derde van de productie van 1929. Daardoor werd het quotum gebracht ingaande 1 Juni op 81 096 Engelsche ton en 1 Juli 1932 op 64 056 ton, waarop het einde 1932 nog gefixeerd was. WINNING VAN DELFSTOFFEN. 127 De in 1931 gevormde Internationale Tinpool, die + 21 000 ton controleerde (welke hoeveelheid in de zichtbare wereldvoorraden is begrepen), bleef in 1932 in tact. In verband met de prijsstijging in 1933, als gevolg van de toegepaste drasti sche productiebeperking, kon medio van dat jaar een aanvang worden gemaakt met de geleidelijke liquidatie van deze pool. De z.g. 2de pool, welke in Juni 1932 werd gevormd niet het doel tot eene spoedige stabilisatie van den tinprijs te komen, controleerde 5000 ton, doch is sedert geheel geliquideerd. Bangkatimi-iniiing. De productie over 1932 bedroeg netto 114 417 quintalen tin, tegen netto 178940 quintalen in 1931; een belangrijke teruggang in productie dus, welke een gevolg was van" de internationaal <>\ < reengekomen productie beperking. Het daarvoor benoodigd grondverzet was 16 583086 m 3, waarvan 9 418 554 m 3 werd verricht met behulp van grondpompen, terwijl in de baggermolenontginningen 7104 482 m 3 ctóor (i tihbaggermolens, 1 gewone baggermolen en 1 snijkopzuiger werden verzet. I >e ertsreserve op 31 December 1932 werd berekend op t\:\2{ 2-52 quintalen tin. De exploilat ie-uitgaven over 1932 bedroegen, exclusief rente en afschrijving, verminderd met de bijzondere ontvangsten en de korting op de salarissen, ± f 10 897 000. De opbrengst van het verkochte tin bedroeg f f 9 710000, terwijl, tengevolge van de deelneming aan de tinpools, de timroonraad steeg met 21417 quintalen en de waarde met ± f 3 37!) 000. Het exploitatie-overschot (bruto-winst) beliep dientengevolge + f 2198 000. Voor de afschrijving moest worden gerekend op een bedrag van + f 2 286 000, terwijl de aan het Land uit te keeren rente over het in het bedrijf gestoken kapitaal ± f 1 702 000 heeft bedragen. Op deze wijze becijferd, komt men dus tot een verlies van + f 1790 000. De boekwaarde van het bedrijf bedroeg einde 1932 + f 17 750„7Q0. Einde 1932 waren bij het bedrijf werkzaam 9473 werklieden, van wie 5738 op contract met poenale sanctie, 1596 contractanten zonder poenale sanctie en 2139 vrije werklieden, terwijl het beheer werd gevoerd door den bedrijfsleider met een personeel van 315 personen. Do gezondheidstoestand van de arbeiders was gunstig. Het ziektepercentage van de contractarbeiders bedroeg 1,31 °/ o . De zorg voor oude arbeiders bestond, tot 1 Augustus uit het verstrekken van gratis rijst aan gewezen mijnwerkers, daarna uit eene geldelijke tegemoetkoming van f 3 per maand) terwijl het bedrijf een oude mamien-huis te Muntok bekostigde. Door het bedrijf werden atelier-werklieden opgeleid. Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar bet Jaarboek van het Mijn wezen in Nederlandsch-Tndié en het Jaarverslag der Bangkatinwinning. N. V. Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatxchappij ..Billiton". De productie in het werkjaar 1 Juni 1931 tot en met 31 Mei 1932 bedroeg 126 173 pikols tin (7670 long tons). De gemiddelde sterkte aan ('liineesclie mijnwerkers bedroeg 9712, van wie 4993 man bij de ontginningen waren tewerkgesteld; de overigen waren ingedeeld bij verschillende ne\vnhedrijven en werken. In verband met de t in-reM rictie werden einde Mei 1932 op Billiton 2 pomp baggerontginningeii stop gezet'; in het werkjaar 1982/'3B bleven er slechts 7in bedrijf. Verder werden nog omstreeks voormeld tijdstip een spuitbaggerontginning en een emmerbaggerontginning stop gezet, zoodat slechts één spuitbagger en 2 emmerbaggers in bedrijf bleven. Aan wolframiet werd in 1932 niets geproduceerd. Simjkcp Tin Maatschappij. De productie in 1932 bedroeg 612 ton tin; de gemiddelde sterkte aan Europeanen bedroeg 20, aan Chineeëche arbeiders 314, aan Javanen, Maleiers en Vreemde Oosterlingen 307. Ook in 1932 werd in de Singkep Zeetïnconcessie niet gewerkt. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 128 Tengevolge VUB de aanhoudende malaise en de daarmede gepaard gaande productiebeperking moesten de werk/aan,heden \ au 4 apuitontginningen wovdi n gi - staakt, terwijl de werkzaamheden op de overblijvende spuitontgizuiing belangrijk werden ingekrompen. De ertsreserve bedroeg op 30 Juni L 932 13 993 ton. Gedurende het boekjaar 1981/$2 werd 1597 kg wulframiet van 63,4% WOj verkocht van in vorige jaren verkregen productie. Voor verdere details moge verwezen worden naar de jaarverslagen der ge noemde ondernemingen. 3. Steenkolen. Steenkolen werden in Nederlandsrli-lndië in 1'.1."i'2 gedolven door het Gouverne ment, door particuliere maatschappijen en door tnlandera in hoeveelheden, zooals onderstaande staat aangeeft. Kolen marki '. De toestand op de kolenmarkt werd gedurende 1932 nog slechter dan het vorig jaar het geval was. De depreciatie van de munteenheid in ver schillende kolen-produceeremlo landen en de lage vrachten voor import-kolen drukten de kolenprijzen in Nedcrlandseh-lndië tot een bijkans ongekend laag peil. Ondanks hel uitvallen van de I'oelau Laoet-mijncii na September 1931 moest de productie der twee overige Landssteenkolenmijnen in 1932 belangrijk verder worden beperkt, daar in verband met de slechte economische omstandigheden het verbruik van kolen allerwegen in zeer groote mate terugliep. De gezamenlijke productie der twee overige Landssteenkolenmijnen bedroog 015 500 ton in 1932. tegen 810 791 ton in 1931. Het totaal der afleveringen aan kofenverbruikende Landsdiensten bedroeg ruim 32 % minder dan in 1931. Speciaal de afname door de Staatsspoorwegen op Java en door de Marine gaven eene belangrijke vermindering te zien. ') Verbeterd cijfer. WINNING VAN DELFSTOFFEN. 129 9 Een gedeelte van het gruis, afkomstig win de Boekit Asain-mijnen, werd wederom verwerkt in de brikettenfabriek te Tandjoengpriok en het verkregen product (7000 ton) grootendeels afgeleverd aan de Staatsspoorwegen op Java. Met de belangrijkste particuliere afnemers werden jaarcontracten gesloten voor de levering van steenkolen gedurende 1932. De hoeveelheid kolen, welke door bemiddeling van de Verkoopsorganisatie van het departement van Gouvernementsbedrijveii naar het buitenland verkocht werd, liep in vergelijking met de jaren 1929/1931 aanzienlijk terug. Dit is toe te schrijven aan do mindere behoefte, terwijl ook door de gedeprecieerde valuta in verschillende afzetgebieden, het /.aken doen bemoeilijkt of onmogelijk werd ge maakt. Oembilinsteenkolenmijnen. Een vergelijkend overzicht der producties, afzet, hoofdelijke producties en kwaliteit over de laatste 2 jaren geeft de volgende tabel. 1931 1932 Bruto productie in tonnen 507 545 374 170 Eigen verbruik in tonnen 23 398 24 210 Netto productie in tonnen 482 147 349 960 Aantal tonnen afgeleverd aan: Gouvernementsdiensten 280 482 234 502 Particulieren 196 482 123 700 Hoofdelijke productie per dagdienst der mijnsterkte 0,500 0,651 ~ totale sterkte 0.320 0.351 Aschgehalte stukkool % 1,67 2,23 Calorisch effect in calorieën 7400 7260 Het aantal ambtenaren einde 1932 bij het bedrijf werkzaam bedroeg 182 (101 Europeanen, 25 Inlanders en 6 Chineozen), tegen 142 (onder wie 110 Euro peanen) op einde 1931. Verder waren 332 Inlandsche beambten in dienst van het bedrijf, tegen 408 het jaar tevoren. Door de verminderde productie moest de arbeiderssterkte verder worden in gekrompen, terwijl de werving geheel bleef stopgezet en geen terugzending van laukeh's plaats had. De sterkte aan arbeiders bedroeg op: einde 1931 einde 1932 "Vaste arbeiders zonder contract 1654 . 1334 Contractanten onder poenale sanctie .. 1048 nihil Losse arbeiders (Maleiers) 988 770 Dwangarbeiders (veroordeelden) 119.1 739 Van de bovengenoemde 4 categorieën van arbeiders, n.l. vaste niet-contrac tanten, contractanten, losse arbeiders en dwangarbeiders bedroeg de gemiddelde dagsterkte resp. 1534, 436, 864 en 968 man, waarvan op hot werk resp. 92 %, 86 o/, 96% en 90 %. De boekwaarde van het bedrijf, inclusief hot kolen-etablissement te Emma- haven, bedroeg einde 1931 f 9 615 772. Op de aanleg- en uitbreidingsrekening werd bijgeboekt f 109010 en afgeschreven f 1136 115, zoodat de boekwaarde einde 1932 f 8 588 667 bedroeg. De ontvangsten bedroegen (exclusief voorraadmutaties) + f 2 866 000, tegen f 4 843 000 in 1931 en de bedrijfsuitgaven (zonder rente en afschrijving) + f 3 309 600, tegen f 5 052 600 in 1931, de aan het Land uit te keeren rente over het in het bedrijf gestoken kapitaal beloopt + f 531 800, tegen f 612 400 in 1931. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND. 13 voorstel en in afwachting van eene nadere regeling, de Wilde Scholen-ordonnantie buiten werking te stellen (I. S. 1933 n°. 66). Tenslotte verdient vermelding eene van Chineescli-Arabische zijde uitgej actie, welke leidde tot de oprichting van eene permanente vereeniging van Aziaten ouder den naam Perserikatan Perkoempoelan-Perkoempoelan Bangsa Azia (P.P.P-BA.) mot als doelstelling: versterking van den vriendschapsband tusschen alle Aziaten in Nederlandsch-Lndië ter behartiging van hunne sociale belangen. Van Inheemsche zijde word tot dusver ten opzichte van dit streven slechts geringe belangstelling betoond, terwijl de Chineesche pers tegeno\ vorming van een dergelijk breed opgevai ei ah üdsfront zeer sceptisch stond. Islamietigche actie. De Partij Sarehat Islam Indonesia (P.5.1.1.) hield eind December 1931 een congres, waarop o. a. werd besloten, dat de leden, die grond bezitten, in het belang van de inheemsche weefnijverheid, 1/3 gedeelte daarvan met katoen zouden moeten beplanten. Tevens werd liet besluit genomen stappen te doen, opdaf alle Regeeringssubsidies aan godsdienstige instellingen zouden worden ingetrokken. In Maait 1932 werden, vooral in Oost-Java. tal van propaganda-vergaderingen belegd, waarde malaise, hare vermeende oorzaken (kapitalisme en imperialisme) en bare gevolgen (werkloosheid), verder de door de Regeering eventueel te ver i grondrechten aan bido-Europeanen, de buwelijksordonnantie, en de be /. >\ aren der bevolking tegen belastingen, heeren- en desadiensten werden besproken. na de Leiders der P.5.1.1. zou de malaise bestreden kunnen worden door het uitsluitend gebruik van voortbre van eigen nijverheid en door oprichting van coöperatieve organisaties van landbouwers. Op 11 en 18 December 1932 hield de P.5.1.1. openbare vergaderingen ter bespreking van een door liet partijbestuur opgesteld crisisprogram en van de z.g. Wilde Scholen-ordonnantie. Het crisisprogram was slechts eene samenvatting van de reeds herhaaldelijk in openbare P.5.1.Ï.-vei gen te berde gebrachte bezwaren tegen de heffing en de inning der landrente, tegen het hoofdgeld, de directe en indirecte belas tingen, de verschillende dorpslasten en vooral tegen de heeren- en margadiensten, de adatbelastingen en de huwelijkslasten <>p Sumatra en Celebes. De in hei itte conclusies wezen hei kapitalisme en liet imperialisme als de oorzaken aan van de crisis. De grondslag voor een gezonden economischen toe stand, vrij van vreemde invloeden, zou naar het oordeel der leiders gelegd kunnen worden door oprichting van hoerenbonden, torwijl tevens de buitenlandscho ren, die noodzakelijk zijn omdat hel productie-systeem van liet volk nog onvoldoende is ontwikkeld, ingeruild zouden kunnen worden togen landbouw- en nijverheidsproducten der bevolking. Wat de centrale lïegeering en de zelfstandige rechtsgemeenschappen betreft, deze behoorden, naar de meening der P.5.1.1. -leiding, over te gaan tot verlaging van alle belastingen; toe te laten, dat de belastingen in natura worden betaald; er voor te waken, dat de bevolking niet wordt gedwongen den heerendienst-afkoop te betalen; op ruime schaal voor de bevolking de gelegenheid open te stellen om woeste gronden te ontginnen; zoo mede de concessies van erfpachters, die hun canon niet betalen, in te trekken teneinde de vrijkomende gronden ter beschikking te stellen van de bevolking. In Djember werd tijdig eene actie van eenige P.5.1.1.-leden ontdekt, welke togen het bestaand gezag was gericht. De schuldigen zijn tot vrijheidsstraffen >ordeeld. De agitatie tegen de miltpunctie, welke in Priangan gaande was en gedeeltelijk onder leiding stond van de P.5.1.1., deels al i de beslissing der ver eeniging Nahdatoe'l Oelama, als zou de punctie uit Mohammedaansch-rechtelijk int verboden zijn, werd in Tasikmalaja onderdrukt, zoowel door het ooj kundig optreden van den Regent, hierin gesteund door eenige godsdienstleeraren, als door het opleggen van straffen wegens clandestien begraven. In Garoet, waar de P.5.1.1. een belangrijk centrum bad, verminderde de invloed der vereeniging. Eenige voormannen verlieten de partij en ondernamen DE ECONOMISCHE TOESTAND. 130 Boekit Asam-steenkolenmijncn. Vergelijkende cijfers over de laatste 2 jaren, betreffende producties, afzet en hoofdelijke producties, vindt men in den volgenden staat: in tonnen van 1000 kg 1931 1932 Bruto productie 303 240 241.800 Eigen verbruik 23 155 22 770 Netto productie 280 091 218 620 Gemiddelde dagproductie 1 014 991 Verzonden aan de brikettenfabriek 15 286 12 869 Afgeleverd aan Gouvernementsdiensten 75 098 69 884 ~ particulieren 215 379 123 700 Hoofdelijke productie per dagdienst der rnijnsterkte 0,432 0,528 ~ totale sterkte 0,314 0,356 Kinde 1932 waren bij het bedrijf 54 Europeesche ambtenares werkzaam. Gemiddeld waren gedurende 1932 tewerkgesteld 984 Javaansche contractanten en 1360 vrije werklieden. De ontvangsten bedroegen (exclusief voorraadmutaties) + f 1414 000, tegen f 2 609 000 in 1931, de bedrijfsuitgaven (zonder rente en afschrijving) + f 2105 000, tegen f 3 407 000 in 1981. De aan hot Land uit te keeren rente over het in het bedrijf gestoken kapitaal beloopt ± f 438 000, tegen f 482000 over 1931. Voor verdere bijzonderheden moge worden verwezen naar het Jaarboek van het Mijnwezen en de Jaarverslagen der Gouvernementssteenkolenmijnen. N. V. Steenkolen Maatschappij Parapattan. Deze maatschappij, welker aan deelen geheel in handen zijn van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, produ ceert steenkolen op haar concessie Rantaupandjang in de onderafdeeling Beraoe van de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. In dit bedrijf vonden gemiddeld 40 Europeanen en 1800 Inlanders en Vreemde Oosterlingen een loonend bestaan. De ondergrondsche mijnarbeid wordt in hoofdzaak verricht door Javaansche contractarbeiders, terwijl bovengronds vele Chineezen, Bandjareezen, Manado neezen en andere landslieden als vrije arbeiders en ambachtslieden werkzaam zijn. De productie wordt, op enkele kleine incidenteele leveringen aan het Land na, geheel afgenomen door de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, die deze kolen uitsluitend gebruikt op haar eigen schepen. De totale productie, verdeeld in stuk kolen, nootjeskolen en gruiskolen, bedroeg in 1932 netto 215 845 ton. De productie in 1932 werd gedrukt door de ongunstige tijdsomstandigheden, welke, in verband met de verplichting van de Koninklijke Paketvaaii .Maatschappij om de met het Land en met derden gecontracteerde kolenleveranties geheel af te nemen, zich ten volle deden voelen in de afname van de eigen mijn. Met de in verband met de marktpositie bedongen prijzen dekt de Vennoot schap gewoonlijk juist hare onkosten. Winstuitkeeriug kon in de afgeloopen jaren niet plaats hebben; ook voor 1932 zal daarvan waarschijnlijk geen sprake zijn. N. V. ~Oost-Borneo-Maatschappij". In 1932 vond de winning van steenkolen op de steenkolenconcessie Batoe Panggal (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), toebehoorend aan de N. V. „Oost-Borneo Maatschappij", plaats op de terreinen Loa-Koeloe en Loa-Boeah. De gemiddelde dagproductio in 1932 bedroeg 419 ton, tegen 462 ton in 1931. De totale productie beliep netto 128181 ton en bruto 129 318 ton; deze cijfers waren voor 1931 143 487 en 146 420 ton. Het gemiddeld hoofdelijk ondergrondsch effect was 0,617 ton; het gemiddeld totaal effect 0,359 ton; de gemiddelde dagsterkte in de mijn was 613 man, buiten de mijn 409 man. WINNING VAM DKLFSTOFFEN. 131 Opgekocht werden van een Inlandsche ontginning aan de Mahakam-rivier 406 ton kolen. Afgescheept werden, inclusief opkoop-kolen, 65 305 (vorig jaar 89 711) ton gezeefde kool, 10 439(18 694) ton ongezeefde kool en 46 822 (53 132) ton gruiskool of totaal 122 566 ton, tegen 161 537 ton in 1931. Het vervoer der kolen naar de verschillende bestemmingshavens geschiedde in hoofdzaak met de schepen der Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Door de zeer ongunstige positie der kolonmarkt moest tot belangrijke bedrijfs inkrimping, gepaard gaande met het ontslag van vele Europeesche en Inlandsche werkkrachten, worden overgegaan. De electrische centrale te Loa-Koeloe produceerde in 9877 bedrijfsureu 3 072 270 kwh, waarvan ten behoeve van de N. V. „Samarinda-Tenggarongsche Electriciteits Maatschappij" voor de verlichting van Samarinda en Tenggarong 593 632 kwh werd afgegeven. Mijnbouw- en Handel Maatschappij „Menoehan". Door deze maatschappij werd in 1932 bij den aanleg van een smalspoorbaan voor de openlegging van hare concessie Djangkang-Oost (Zuider- en Oosterafdeelin» van Borneo) 5712 ton sicciikolen gewonnen. Verdere gegevens zijn opgenomen in de jaarverslagen der verschillende onder nemingen. De productie der mijnon was als volgt (netto in tonnen van 1000 kg) : 4. Goud en zilver. Producties. De productie der verschillende mijnen is uit de volgende staten op te maken: DB ECONOMISCHE TOESTAXD. 132 Goud- en zilversituatie. De gemiddelde waarde van het goud was in 1932 f 1661,34 per kg, togen f 1047,33 per kg in 1931. De in de laatste jaren ingezette daling van den zilverprijs. welk proces in 1931 eenigermate vertraagd werd, heeft zich in 1982 wederom voortgezet. Hoewel het aanvankelijk den indruk maakte, alsof dv daling tot stilstand wav gekomen — de zilverprijs steeg van ruim 30 dollarcents per ounce in begin 1932 tot 31 dollarcents in Maart van dat jaar —, bleek dit niet hei geval te zijn. daar na Maart eene, sleehls af en toe door oen licht herstel onderbroken, prijsafbrok koling intrad tot rond 25 dollarcents per ounce aan het einde van hel jaar. De gemiddelde waarde van het zilver bedroeg f 21.27 ; ' per kg in 1932. tegen f 23,33 in 1931. Mijnbouw Maatschappij Gewonnen werden in 1932 97 673 ton erts met een gemiddeld gehalte van .">.'.•!> dwts «oud en 36,87 dwts zilver per ton. In dé verwerkingsinstallatie werden behandeld 26520 ton /and en 71130 ton slik. Hieruit werd verkregen 26800,80 oas. goud en L 55910,50 ozs. zilver, ter gezamenlijke waaide van + f 1484000. De extractie bedroeg theore tisch 91,02 % voor het goud en 82,28 % voor het zilver, de werkelijke 91,57 voor het goud en 86,36 % voor het zilver. De ertsreserve op 1 Januari 1933 werd getaxeerd op 87 000 tons met een'gemiddeld gehalte van 5,95 dwts goud en 35,4 dwts zilver per ton. Het personeel bestond op l Januari 1933 uit 30 Europeanen, 56 ambachts lieden, schrijvers, enz., 568 contractanten en 589 vrije werklieden. De gezond heidstoestand was gunstig. Het aantal verpleegden bedroeg in 1932 1210 en het aantal verpleegdagen 8235. Mijnbouw Maatschappij ~S imau". Gewonnen werden 91 248 ton erts met een gemiddeld gehalte van 10,4 dwts goud èh t 55,5 dwts zilver per ton. Tn de WINNING VAK DELFSTOFFEN. 133 verwerkingsinstallatie werden behandeld 315*20 ton zand. 56516 ton slib en 3280 ton concentraten. Hieruit werd verkregen 461520z5. goud en 680 172 ozs. zilver ter gezamenlijke waarde van + f 2 826 600. De extractie bedroeg theoretisch 96,47 ",.. voor het goud en 91.24 °£ voor het zilver, de werkelijke 97.21 % voor het goud en 96,45 % voor het zilver. De ertsreserve op 1 Januari 1933 weid getaxeerd op 379 600 ton met een gemiddeld gehalte per ton van 10,21 dwts goud en ± 7ozs. zilver. Het personeel bestond óp 1 Januari 1933 uit 44 Europeanen, 140 ambachts lieden, schrijvers, enz.. 360 contractanten en 1347 vrije arbeiders. De gezond heidstoestand was gunstig. Hot aantal verpleegden bedroeg in 1932 1574 en In i aantal verpleegdagen 12 530. Mijnbouw Maatschappij „Aequatór". Deze maatschappij verkreeg ih 1932 van hare concessies in de Residentie Somatra's Westkust 7516 gram goud en 90 716 gram zilver. Zoowel de winning als de verwerking van erts is in 1932 definitief gestopt, slechts de exploratie wordt nog voortgezet. Mijiiliniur M<ialnrlntp[nj „Balimbing". In \UH2 weid door <le/.e maatschappij ii]) hare concessies nabij Bondjol (res. Sumatra's Westkust) 23.004 ton erts ge wonnen, waaruit zij 134 948 gram goud en 68 285 graffl eilvei wrkreoa. De gesteldheid van het in den loop van 1032 gewonnen erts bleek zoodanig, dat besloten werd tot overgang tot liet Elotatie-proces. Na dit besluit werd 1 December 1932 de verwerking stopgezet', teneinde verdere oneconomische uit putting van de beperkte ertsreserve te voorkomen en de verwerkingsinstallatie te wijzigen. Mijnhniur Maatschappij ~BóUm§'Mohgonèan". Deze maatschappij verkreeg in 1932 uit oude slakken van hare concessie (loeroepalii en uit eene geringe hoeveelheid verwassdien erts van hare concessie Tapaibekin in de residentie Manado 6671 gram goud en 38 393 gram zilver. Ook deze gefailleerde maatschappij eindigde hare werkzaamheden in Octolter 1932 definitief. Voor verdere bijzonderheden moge naar de jaarverslagen der verschillende maatschappijen verwezen worden. 5. Aardolie en aardgas. a. Productie. Het mag als een verblijdend teeken beschouwd worden, dat niet alleen de sterke achteruitgang der olieproductie in 1931 tegenover vooraf gegane jaren in 1932 tot stilstand is gekomen, maar er bovendien eene niet onbe langrijke produetieverineerdering valt te constateeren, waartoe alle groote olie maatschappijen hebbed bijgedragen. Uit de volgende tabellen moge dit nader blijken. Ruwe olie-producties in tonnen van 1000 kg. 1931 1932 Midden-Java 305 074 f.) 288 633 Oost-Java en Madoera 240 324 ') 220 473 Balembang 1 348 360') 1710 432 Djambi 221096 ' 237 490 Oostkust van Sumatr, i 164 279 184 096 Atjeh en Onderh 324 114 360 724 Borneo 1316 099 1205 467 Tarakan 731193 831887 Boenjoe 5 321 ') 6 353 Ceram 42 190 41609 Totalen 4 698 050 l ) 5 093 164 ') Verbeterd cijfer. JiK HOONOMIBCHB TOESTAND. 134 of samengevat naar de verschillende eilanden: 1931 1932 Java en Madoera 545 398') 515 106 Sumatra 2 057 849') 2 492 742 Borneo. Tarakan en Boenjoe 2 052 613') 2 043 707 Ceram 42 190 41609 Totalen 4 698 050 ') 5 093 164 Met deze productie zal Xederlandsch-Indië de zesde plaats onder de olie produeeerende landen der wereld innemen, terwijl zijn aandeel in de wereld productie van aardolie vermoedelijk tot 3 % zal zijn gestegen. Dit is het hoogste percentage, dat de aardolie-industrie in die gewesten tot nog toe bereikt heeft. Van de in Nederlandsch-lndië verkregen ruwe olie-productie (in tonnen van 1000 kg) was het aandeel der drie groote oliemaatschappijen als volgt verdeeld: 1931 1932 Bataafsche Petroleum Maatschappij 3 643 113 ') 3 869 476 Nederlandsche Koloniale Petroleum Maatschappij 777 390 911 771 Nederlandseh-Indische Aardolie Maatschappij 277 124 311 494 De aardgasopbrengst bedroeg 901 403 kgton, tegen 682 464 kgton in 1931. Deze vermeerderde opbrengst is toe te schrijven aan de verhooging der gasproductie. b. Verwerking. De verwerking van de ruwe olie — met uitzondering van 838 240 ton olie van Tarakan en Boenjoe, welke direct als stookolie verkocht werd — had plaats in de raffinaderijen van de Bataafsche Petroleum Maatschappij te Balikpapan (Borneo), Wonokromo en Tjepoe (Java), Pladjoe en Pangkalan brandan (Sumatra) en van de Nederlandsche Koloniale Petroleum Maatschappij te Kapoean (Java) en Soengei Gerong (Palembang) ; in do raffinaderijen te Pladjoe en Pangkalanbrandan werd ook de ruwe olie van de Nederlandsch- Indische Aardolie Maatschappij verwerkt. In deze raffinaderijen werden gezamenlijk 3 945 211 kgton ruwe olie verwerkt, waarbij de volgende eindproducten werden verkregen: Benzine 1320 614 kgton-) Kerosine 710 338 Residu, Diesel- en Solar-olie 1690 964 Smeeroliën 19 614 Impregneerolie 11293 Paraffine 48 738 Asfalt 7 244 ~ Cokes 363 Terpentijn 52 ~ Sproei- en slopolie 518 ~ Dist. gassen en verliezen 135 473 ~ 3 945 211 kgton c. Verkoop. Waar aan de in het vorig Verslag vermelde restrictie-maat regelen nog steeds de hand wordt gehouden, kan men op grond van de in 1982 toegenomen ruwe olie-productie tot eene betere marktpositie in het buitenland concludeereu. De binnenlandsche markt bleef rustig en prijshoudend, doch de afzet is verder teruggeloopen. ') Verbeterd cijfer. -) Hieronder 171 757 kgfcon benzine, verkregen uit de behandeling van sardgaése*, WINNING VAN DKI.FSTOFFEN 135 6. Zoutwinning. Overzicht van den Dienst der Zoutregie l ). Bij G.B. 15 Nov. 1932 n°. 29 (I. S. nos. 561 en 562) werd het monopoliegebied uitgebreid met de residentie Manado en de zoutregie aldaar ingevoerd met ingang van een nader te bepalen tijdstip. In verband met 's Lands financieelen toestand werd bij G.B. 18 Oct. 1932 n°. 4 (Bb. n°. 12906) met ingang van 21 October 1932 eene algemeene prijs verhooging voor het briketzout ingevoerd van 2 cent per briket. Mede werd met ingang van 21 October 1932 de leveringsprijs van briketzout aan ds provincies, welke tevoren f 76,80 per ton van 80 pakketten bedroeg (40 % van den monopolie-prijs), gewijzigd en per ton gesteld op den monopolie-prijs, verminderd met f 51,20 (vgl. G.B. 7 Dec. 1932 n°. 13, I. S. n°. 584). De voorloopige financieele uitkomsten van den dienst in 1932 zijn in afgeronde cijfers opgenomen in het volgend overzicht (de definitieve uitkomsten worden ver meld in het jaarverslag van den dienst en in deel II van dit Verslag). Uitgaven. Algemeen beheer van den dienst f 134 850 Aanmaak en aankoop 2 153 100 Fabriekmatige bewerking en verpakking 1455 400 Vervoer en verkoop 2 780 550 Totaal f 6 523 900 Opbrengst. Eigen verkoop f 6 646 900 Verkoop aan de provincies 8 329 700 Diversen 156 350 Totaal f 15 132 950 Bovendien had in 1932 eene toeneming van de zoutvoorraden plaats ter waarde van f 153 950, zoodat het batig saldo bedroeg f 8 763 000. Aanmaak en aankoop van ruw zout. Tn 1932 werd de productie der zoutlanden gesteld op 207 000 ton, zijnde ongeveer de behoefte voor één jaar consumptie. De zoutproductie bedroeg op de bevolkingslanrlen: Soemenep 47 020 ton in 1932, tegen 48 211 ton in 1931 Pamekasan 38 062 ~ ~ 1932, „ 35 741 ~ ~ 1931 Sampang 86 346 ~ ~ 1932, ~ 81281 ~ ~ 1931 en op de eigen landen: Nembakor-West 17 191 ~ ~ 1932, ~ 21008 „ ~ 1931 Grisee 8 135 „ ~ 1932, ~ 10 055 ~ ~ 1931 Gersik-Poetih 10 864 ~ ~ 1932, ~ 16 076 ~ ~ 1931 of in totaal 207 618 ton in 1932, tegen 212 372 ton in 1931. Voor den aankoop van het losse zout op de bevolkingslanden werd aan de zoutwinners op Madoera uitbetaald f 1071421 in 1932, tegen f 1321869 in 1931. De op de verschillende zout-etablissementen op einde 1932 aanwezige voorraad los zout bedroeg 1358 200 ton, tegen 1308 036 ton einde 1931. ') Nopens de instelling en indeeling van den dienst, zoomede den omvang van het monopdliagebied, is eene uiteenzetting gegeven op blz, 188 van het Verslag 1931. DB ECONOMISCHE TOESTAND. 136 De einde 1932 aanwezige voorraad los zout was opgeslagen in 132 zout pakhuizen en 150 z.g. openluchtopschuringen. De vermindering van het aantal zeutpakhuizen is het gevolg van afbraak der daarvoor in aanmerking komende oudste der tijdelijke gebouwen. De bij G.B. 9 Sopt. 1931 n°. 40 ingestelde zoutaankoopcommiesie — zie Verslag 1932, blz. 126 — is in April 1932 ontbonden. Fabriekmatige bewerking en verpakking. In totaal werd in L 932 door de beide fabrieken eene hoeveelheid van 119612 ton los zoul van den Zoutaanmaak ter verwerking ontvangen, tegen 172 489 ton in 1931. De productie bedroeg 108 989 ton briketzout, tegen 156 885 ton in 1931. In eerstgenoemde hoeveelheid is begrepen 4059 ton gejodeerd zout (bestemd voor bestrijding van den endemischen krop in verschillende streken van het regie gebied). Deze vermindering der productie was het gevolg v;m de omstandigheid, dat beide fabrieken om bezuinigingsredenen gedurende de eerste drie maanden van 1932 zijn stilgelegd. Door beide fabrieken werd in 1932 afgeleverd 128 693 ton briketzout, tegen 138 481 ton in 1931. De voorraad, in totaal in beide fabrieken op 81 December 1932 aanwezig, bedroeg 8608 ton briketzout. tegen 28314 ton einde 1981. Voor de verpakking van het briketzout werd in \UiVI L 205 ton irrl Europa be trokken karton verbruikt, tegen 1631 ton in 1931. Gemiddeld waren in beide fabrieken 1210 arbeiders per dag «eik/aam, tegen 1631 in 1931. Nadat in 1931 bij den Zoutaanmaak de mogelijkheid was gebleken om uit ruw los zout door herkristallisatie in de open lucht een genoegzaam zuiver uitgangs product te verkrijgen, voor de fabricage v.-m tafelzout, werd in 1932 de vervaar diging van bedoeld product bij de fabriekmatige bewerking en verpakking ter liand genomen. Voorts werd dit uitgangsproduct bewerkt tot tafelzout. waartoe eene wals inrichting, uit Europa betrokken, zoomede eenige andere toestellen, deels in Nederlandsch-Indië aangeschaft, deels in de eigen ateliers vervaardigd, werden opgesteld. Tegen het einde van 19.'!2 kwam de eerste partij tafelzout gereed tot eene hoeveelheid van 31 ton. Het ligt in de bedoeling, dit product, dal hel intusschen wettig gedeponeerde handelsmerk ~Madzo" ontving, bij wij/.e van proef door de firma Geo Wehry & Co te doen verkoopen. Het „Madzo "-tafelzout is verpakt in kartonnen pakjes, in houdende 250 gram cii in flesschen met beugelsluiting, inhoudende ruim 600 gram. Vervoer en verkoop. Einde 1932 bestond de vloot van het dienstonderdeel Oost-Java-zeevervoer uit vijf sleepbooten, twee stoomlichters, twee motorlichters en zeventien zeelichters, met een gezamenlijk laadvermogen van 3570 ton. Een sleepboot en een zeelichter werden buiten bedrijf gesteld, terwijl 2 motor lichters, afkomstig van den in 1931 opgeheven Kerintji-kustvaartdienst, aan de vloot werden toegevoegd. Voorts werd nog opdracht gegeven tot den bouw van een stalen 435 tons zeelichter bij de Droogdok Maatschappij „Tandjong-Priok". Door de vaartuigen van dezen vervoersdienst werden in 1932 afgelegd 117 165 zeemijlen, tegen 116 513 zeemijlen in 1931, terwijl aan los en verpaktzout, kolen en materialen vervoerd werd 88 979 ton, tegen 133 428 ton in 1931. In 1932 werd het vervoer van los zout van de zoutlanden naar het visscherij centrum Bagan-siapiapi, hetwelk te voren ten deele door de Koninklijke Paket vaart Maatschappij werd bewerkstelligd, geheel in eigen beheer genomen. De in 1931 te Kaliaiiget gebouwde sleephelling werd in gebruik genomen. Naasi deze sleephelling werd een eenvoudige werkplaats opgericht, ter vervanging van een uit tijdelijk materiaal Opgetrokken oude werkloods. De vloot van het Pontianak-riviervervocr onderging geen wijziging. In 1932 werden door de vaartuigen van dezen vervoersdienst afgelegd 23 646 zeemijlen, tegen 28 147 zeemijlen in 1931, terwijl vervoerd werden 2755 ton WINNING VAN DELFSTOFFEN. 137 goederen en zout benevens 3426 peaaagieos, bogen '2047 bon goedet&a en zout benevens 4829 passagiers in 1931. liet voor den veskoop bestemd los en verpakt zout. afkomstig van de zoul landen en de fabrieken, werd vervoerd door: u. het Oost-Java-zeevetfoer tot eene hoeveelheid van 47 787 ton in 1932, tegen 56 842 ton in 1931; b. de Koninklijke Paketvaart Maatschappij tot eene hoeveelheid van (>(i 7(>7 lon in 1932, tegen 74834 ton in 1931; c. de Madoera Stoomtram Maatschappij tot eene hoeveelheid van 37 520 ton in 1932, tegen 37 530 ton in 1931. Zoutverkoop. Bij ()nl. van 11 April VX'rl (1. S. n". L 42) werd de voor geschreven voorraad verpakt zont. aanwezig in de provincies, gesteld op eene hoeveelheid, toereikend voor ten minste 3 maanden verin-nik. Vóórdien bedroeg de voorgeschreven voorraad voor de provincies West-, Midden- en Oost-lava rc&rject'evelijk eene hoeveelheid, toereikend voor ten minste vijf, vier en drie maanden. Aan de drie provincies werd in 1932 geleverd 91844 ton verpakt zout, tegen 103370 ton verpakt zout in 1981 en 1743 ton los zout, legen 204.") ton in 1.931. Voor de hoeveelheden, alsmede d,e opbrengst van het door de provincies in baar gebied verkochte los en verpak! zont wordt verwezen naai- de betrekkelijke opgaven in deel II van dit Verslag. In het onder den dienst dei Zoutregifi ressorteert ad gebied ( Buitengewe&ten ( n Vorstenlanden) vertoonde de verkoop van verpakt /.out eene geringe toename (40304 ton in 1932, tegen 40035 ton in 1931), hetgeen is toe te schrijven aan de de in het vorig Verslag vermelde uitbreiding van het regiegebied. In hetzelfde gebied bedroeg de verkoop van los zout. verstrekt voor visscherij doeleinden en aan industrieele ondernemingen, in 10M2 18381 ton, tegen 21116 ton in 1931. Het grootste deel Van laatstbedoelden verkoop had plaats in het visscherij eentrum Bagan-siapiapi (17030 ton in 1932, tegen 20119 ton in 1931). De visscherijbedrijven ondervonden in toenemende mate den terugslag van de economische depressie. Aangezien door de daling der verkoopsprijzen van gezouten visch de prijs van liet daarvoor benoodigde zout een te gróót deel dei 1 onkosten ging vormen, werd deze prijs bij G.B. 13 Sept. 1932 n°. 22 (Bb. n". 12881) — aangevuld bij G.B. 7 Dee. 1932 n°. 3 (Bb. n°. 12936) — verlaagd, en wel voor het gouvernement Oostkust van Sumatra van f 5.35 tot t' 4 per zak van 100 kg inclusief verpakking en voor de overige Landszoutpakluiizen. waaruit los zout voor het zouten van visch wordt verstrekt, van * eenl per kg exclusief verpakking tot f 8 per zak van 50 kg inclusief verpakking. In overleg met den dienst der Opiumregie en met het Binnenlandsch Bestuur werd een aanvang gemaakt met de combinatie der daarvoor in aanmerking komende zout- en opiumverkoopbeheeren in de Buitengewesten. Geopend werden eene verkoopplaats voor los en verpakt zout te Soengöi Goen toeng (res. Kiouw en Ondeirhoorigiieden) en eene verkoopplaats voor los zou! ie Pegatan (res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), terwijl de verkoopplaatsen voor verpakt zout te Babat en Moeara Koeang (res. Palembang) werden opgeheven. 7. Andere oerproducten. Diamant. Gedurende 1932 werden in de onderafdeeling Martapoera (afd. Bandjermasin, res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) :s;-574 licenties uit gereikt voor de winning van diamant, tegen 5258 in L 931. Door de bevolking werd 267] karaat diamant ter waarde van f 10 762.10 ge wonnen, tegen 287| karaat met eene waarde van f 18 960,50 in 1931. Mangaanerts De vraag en de prijzen voor ovenerts daalden dermate, dat zelfs de spoorvrachten op Java niet konden worden goedgemaakt. De verlaging der vrachttarieven opende intusschen de gelegenheid om — zij het beneden den kostenden prijs — ook laaggradige bruinsteen van de band te doen. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 138 In 1932 werden door de Algemeene Industrieele Mijnbouw- en Exploitatie- Maatschappij op hare concessies in Jogjakarta en hare vergimningsterreinen in Priangan resp. 7489 en 798 ton mangaanerts gewonnen, tegen resp. 14 442 ton en nihil in 1931. Jodium. De winnjng van jodiumhoudand water vond in 1982 plaats in de residentie Soerabaja door de Oriental Petroleum Company, dé N. V. Vereenigde Jodiumfabrieken, de N. V. Jodiurjaonderneming Watoedakon en de N. V. ATijïi bouw Maatschappij „Soember Koentjoeng". Aan koperjoduur werd in 1932 204.1 ton, tegen IS 1 .).7 ton in 1931, van Java uitgevoerd. Echter zijn de gemiddelde prijzen in 1982 met 25 ",, ten opzichte van 1931 gedaald, zoodat de waarde der productie made sterk verminderd is. Asfaltgesteente. Door de Mijnbouw- en Cultuur Maatschappij ..Boeton" werd in 1932 op het gelijknamige eiland 850 ton asfaltkalksteen gewonnen, tegen 2394 ton in 1931. Deze productie was afkomstig van de voorbereidingstunnels en dngbouwen op het Kaboengka-terrein. Verscheept werden van Boeton naar Soerabaja 2128 ton en naai' Tandjoeng priok 1798 ton. De werkzaamheden beperkten zich in hoofdzaak tot het afmaken der reeds aangevangen tunnels, dienende ter voorbereiding van ilen in de toekomst nood zakelijken diepbouw, en tot het uitvoeren van onderhoudswerken en herstel lingen. Zwavel. In 1932 werd door de Algemeene Inilustiieele Mijnbouw- en Exploitatie-Maatschappij op haar terrein ..Kawah Poetih" in Priangan 7578 ton zwavel van 99,9 % S geproduceerd, tegen 1717,5 ton in 1931. De aanmaak van ongeraffineerde zwavel, w.o. poeders voor bestuivingsdoeleinden, bleef ook in 1932 gestopt. Door de crisis en het stopzetten van vele suikerfabrieken was de afzet van pijp- en blokzwavel. meest doublé refined, op Java gering ten opzichte van die naar het buitenland. In totaal werd in 1932 verzonden 8639 ton, waaronder ± 400 ton aan ongeraffineerde zwavel. Phosphaat. Dooi' de, N. V. Exploitatie- en Handel Maatschappij voorheen F. Buning werden in de residentie Cheribon gedurende 1932 2724 ton phosphaat met een gehalte van 30 a 30,6 % P 2O 5 geproduceerd, tegen 110 ton phosphaat mei een gehalte van gemiddeld 27 °/ o P 2 O. in 1931. Kalksteen. Winning van kalksteen vond in 1932 plaats in de residentiën Buitenzorg, Priangan, Cheribon, Pekalongan, Semarang, Japnra-Eembang, Jogja karta, Klaten, Madioen, Kediri en Besoeki op Java en in de residentie Benkoelen op Sumatra. Tm*. Tras werd in 1932 gewonnen in l'riangan en Jogjakarta. Kaolien. Door de Nederlandsch-Indische Chamotte- en Klei-Industrie werd op Bangka 121,5 ton ruwe kaolien gedolven, tegen 204,8 ton in 1931. Klei. Winning van klei had in 1932 plaats in de residentiën Japara-Rembang en Palembang en in de gouvernementen Atjeh en Onderboorigheden en Celebes en Onderboorigheden. 8. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning. Wetgeving en mijnt echtelijke toestand. Ten aanzien van enkele terreinen werd het verbod tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen opgeheven (I. S. 1932 n°. 54). Bij G.B. 4 Mei 1932 n°. 12 zijn gedeelten van de residentiën Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo en Palembang gereserveerd voor opsporingen en ontgin ningen van gouvernementswege met betrekking tot alle in het Iste lid, onder b. van art. 1 der Indische Mijnwet genoemde delfstoffen. WINNING VAN DELFSTOFFEN 139 In I. S. 1932 n°. 237 is een verbod tot i tuinbouwkundige opsporingen en/of ontginningen uitgevaardigd binnen het natuurmonument „Bimbopanti" (res. Sumatra's Westkust). De natuurmonumenten „Despetah I", „Despotah II", ..Tjiawang I" en Tjia wang II" (res. Benkoelen) zijn om redenen y.-ui belang gesloten voor mijnbomvkundige opsporingen (I. S. 1932 n°. 465). Bij G.B. 3 Mei 1932 n°. 25 is met toepassing van het derde lid van art. 35 der Indische Mijnwet de door het wd. hoofd van den dirnsi \.-m den mijnbouw voor de mijnconcessie „Goenoeng Batoe Bosfur" van de te Bandjermasin ge vestigde N. V. Mijnbouw- en Handelmaatschappij Goenoeng Batoe BesiM voor 1929 vastgesteld cijns ten bedrage van f 37141,65, wermipderd bot E95!86,41. Bij G.B. 11 Aug. 1932 n°. 37 is nul fcoepawiag \"i het derde lid van art. 35 der Indische Mijnwet de door het wd. hoofd van den dienst van den mijnbouw voor de mijnconcessie „Singkep" van de te 's-< ira\ enhage gevestigde N. V. ~Singkep Tinmaatschappij" voor 1930 vastgestelde cijns ten bedrage ren f 122 978,27, verminderd tot f 73 932,10. Ontginningen van gouvernementswege. Het aantal ontginningen van ijouvcr nementswege in eigen beheer onderging in 1932 geen verandering. De eigen mijn bedrijven van het Gouvernement omvatten twee kolenbedrijven (de Oembilin en de Boekit Asam-mijnen) en één tinbedrijf (de Bangka-tinwinning). In 1932 werden twee nieuwe aannemingsovereenhoiuxien gesloten mei ac N. V. Jodiumonderneming Wfttoedakon voor de winning van jodium en de met jodiumhoudend water onvermijdelijk mede gewonnen aardolie en gassen in twee terreinen gelegen in de residentie Soerabajfl der provincie Oost-Ji Het aantal gemengde bedrijven onderging geen verandering; het zijn de N. V,. ..Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billitpn" en de N. V.. ..Nede.r landsch-Indische Aardolie Maatspbappij", Gedurende 1932 werden 13 nieuwe mijnconcessies van gouvernementswege verleend; op verzoek werden 4 mijnconcessies ingetrokken, terwijl van rechtswege twee zoodanige concessies zijn vervallen, l'imlc 1932 \vaivn "225 mijnconcessieis van kracht, terwijl 2.j aanvragen voor mijnconcessies in behandeling waren. Het aantal door Inlaridsche Zelfbesturen verleende mijn-concessies bleef ">2. Overeenkomsten op den voet van art. 5a der Indische Mijmert. Het aantal z.g. sa-overeenkomsten (35) onderging geen verandering. Daarnaast was einde 1932 één overeenkomst voor de opsporing v.-m tin en wolframium van kracht. Vergunningen tot het winnen van niet in de Indische Mijmert .genoemde delfstoffen. Voor de winning van deze delfstoffen werden gedurende 1932 5 ver gunningen verleend, waarvan 1 door de Regeering (voor winning van klei), 1 door het College van Gedeputeerden van den provinciétlon f.-iad van Midden-Java (voor de winning van klei) en 3 door het College van Gedeputeerden van den provin cialen raad van Oost-Java (voor de winning van mergel- en kalksteen). In den loop van dat jaar werden 9 vergunningen ingetrokken en zijn 6 ver gunningen door tijdsverloop vervallen. Einde 1932 waren 171 vergunningen van kracht, terwijl 16 aanvragen <>m winningsvergunningen in behandeling waren. Mijninspectie. Gedurende 1932 werden 41 mijn- en opsporingswerken voor erts en kolen en 79 voor aardolie één tot drie malen door het personeel der Alijn inspectie bezocht. In deze cijfers zijn ook de Gouvernementsmijnbedrijven mede gerekend. In 1932 vonden bij de kolenmijnen 6 doodelijke ongevallen plaats, tegen 26 in 1931; bij de ertsmijnen hadden 8 doodelijke ongevallen plaats tegen 11 in 1931 en bij de aardolieboringen 6 doodelijke ongevallen tegen 11 in 1931. Het aantal door bedrijfsongevallen doodelijk getroffen personen per 1000 onder- en bovengrondsche arbeiders is voor de kodenmijnbóuw sterk gedaald (van DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 14 eene tegenactie. Zij beschuldigden de leiders, niets tot stand te hebben gebracht, het volk te hebben misleid, de Islam-pliehten te hebben verwaarloosd en de binnengekomen gelden op afkeurenswaardige wijze te hebben aangewend. In de zelfbesturende landschuvppen der Buitengewesten is de Sarekat Islarn beweging vrijwel verloopen. In Minangkabau werd eene verhoogde actie der vereeniging waargenomen. In Padangpandjang werd een z.g. provinciaal congres gehouden, waarop besloten werd tot stichting van een fonds voor de slachtoffers der actie en tot vorming van een kader van leiders. Tevens werd de wenschelijkheid uitgesproken, alle moskee aangelegenheden te doen behartigen door personen, die daartoe door de Moslimsche wet worden aangewezen; zoomede onthouding der Overheid van inmenging in huwelijkszaken. De redevoeringen op dit congres ademden een geest van agressief godsdienstig nationalisme en gaven blijk van Pan-Islamietische en revolutionnaire neigingen. De onder den invloed der P.5.1.1. verkeerende vereeniging Pergcrakan al Islam Indonesia hield in April 1932 te Malang haar derde congres. De gehouden redevoeringen maakten weinig indruk op hei publiek. De aanrakingen met het buitenland bleken uit een verzoek van Maghribijnsche zijde, gesteund door Nederlandscb-Indische studenten te Cairo, om den loden Mei tot een herdenkings dag voor den islam te maken in verband met een door den Sultan van Marokko raardigd decreet ter regeling van het adatreoht der Berbers, waarin eene bedreiging van den Islam werd gezien. Daar de tijd ter voorbereiding van deze algemeene actie te kort werd geacht, wcnl ile/.e uitgesteld tot 30 Mei, op welken :i hier en daar openbare vergaderingen werden gehouden. De te Madjalengka gevestigde Moslimsche schoolvereeniging Persjarihatan Oelama, die haar arbeidsveld heeft in de residentie Chcribon en in de afdeeling Tegal, hield in 1932 mede een congres. De vereeniging telde 1400 leden, verdeeld over 31 afdeelingen. Ook op deze vereeniging oefent de P.5.1.1. eenigen invloed uit. Haar onderwijsstelsel is gebaseerd op ~self-help", in denzin van het nai \ Taman Siswo-onderwijs, echter op Islamietischen grondslag. De vereeniging bezit eene vrouwenafdeeling, Fatimijjah genaamd, welke de sociale positie der Mos limsche vrouw beoogt te verbeteren. De vereeniging Moehammadijah heefi op haar 21ste congres, in het begin van Mei 1932 te Makassar gehouden, opnieuw protesi aangeteekend tegen de naar haar inzien ongeoorloofde bemoei o de Overheid met godsdienstige aangelegen heden, met name tegen de desbetreffende bepalingen in de Goeroe-ordonnantie. de regeling van wakf- en boedolkwesties en de huwelijksordonnantie. Tegenover allerlei adatgebruiken, die in strijd werden geacht met den Islam, nam zij eene vijandige houding aan. Zij is van oordeel, dat het Bestuur zich inzonderheid van elke bemoeienis met huwelijkszaken dient te onthouden, welke opvatting in de Buitengewesten meermalen leidde tot overtreding van de bepalingen der huwelijks ordonnantie en tot conflicten met de Inlandsche /.el f besturen. Op Java ontwikkelde deze ven eniging zich ui r rustig en verrichtte zij nuttig sociaal werk, terwijl ook haar onderwijs door de bevolking weid gewaardeerd. Ter Sumatra's Oostkust breidde zij gaand ren invloed uit, waarbij zij van nationalistische zijde aanvullen had te verduren wegens de haar toegeschreven anti-nationale houding. De door heide uit Britsch-Indië afkomstige godsdienstige secten van Ahmadijah, n.l. die uit Qadian en die uit Lahore, gevoerde propaganda bad weinig succes. De bevolking stond er of onverschillig tegenover (zooals op Java), of vij (zooals in Minangkabau en Atjeh). In laatstgenoemd gewest zijn de godsdienst geleerden zelfs eene actie tegen Ahmadijah en. Ahmi adian ver richtte in West-Jaya, ter Sumatra's Westkust en in Atjeh éenig zendingswerk; Ahmadijah-Lahore had in Midden-Java een beperkten aanhang. De orthodox-Moslimsche vereeniging van schriftgeleerden Nahdatoe'l-Oelama hield in 1932 haar jaarlijksch congres te Bandoeng, met het doel propaganda te DE ECONOMISCHE TOESTAND. 140 2,50 in 1931 tot 0,H4 in 1032); \oor dvi\ ertsmijnboiiw is lid eet) weinig gestegen (van 0,34 in 1931 tot 0,41 in 1932). terwijl dit cijfer voor de aardotiswinniagen eveneens sterk gedaald is (van 1,86 in 1981 tol 0,69 in 1932). Voor verdere bijzonderheden wordt herwezen naar bet jsarrorslag vfli de Mijninepeetie in liet Jaarboek van hel Mijnwezen. Geologische vu mijnbouwkundig e onderzoekingen en adviezen. De geolo gischc opname van Jura schreed geleidelijk voort. Het \eld\\erk voor de Waden 30 (Poerwaharta). 3(> •">-! (Mkdjenang) en 82 (Klaten) werd be ëindigd. Van de bladen 1-1 (Bajah') en 67 (Bandjstrneg&ra) werden ook dé beschrij vingen afgesloten. Voortgezet dun wel begonnen werd dé opname van dè bladen 24 (Tjibaroesa), 26 (Sagaranten); ">0 (AdjïbartagV; 68 (Bahjoernis), S 7 (Soeri kartaj, 93 (Ngawi), 99 (Madioen), 105 (Kertosono). 107 (ToeloeHgagoeng) en 110 (Modjokerto). Voor de juiste begrenzing dezer bladen, zoomede voor .ene beschrijving van de voorloopige uitkomsten van het geologisch onderzoek moge worden verwezen naai' de Jaarverslagen van den Opsporingsdienst, opgenomen in het ~Algemeen Gedeelte" van hel „Jaarboek van hel Mijnwezen". De opgravingen naar oermenschelijke resten en fossiele werveldieren in de buurt van Ngawi werden voorgezet. Naast eene fraaie collectie vertebrnta. zijn 6 schedelfragmenten van den Homo (Javanthropus) soloensis gevonden. De geologische kaarteering van Sumatra leverde in 1982 de bladen 2 (Kptaa goeng), 5 (Kotaboemi) én 10 (Batoeradja) af. 'Per drukkerij gezonden werden voorts de bladen 3 (Bengkoenat), 6 (Kroei) en 15 (Praboèrnoélm),, terwijl van blad 17 (Bintoehan) kaart en toelichting in manuscript gereed kwamen. Daar naast werd voorgezet, respectievelijk ter hand genomen de opname van de bladen 8 (Menggala). 9 (Gedongratoe). 11 (tageratam), 12 (Mana); 13 (Wiraléga), 16 (Lahat), 17 ( Tebingtinggi), 18 (.Bengkóèlóe)', 21 (Palombang) en 22 (Loe boeklantjang). Van verschillende vindplaatsen in dit gebied, onderscheidene geologische horizonten van het Neogeen vertegenwoordigende, werden tijdens de opname vrij groote fossielcollecties verzameld, welke thans in het laborato rium in bewerking zijn. De bpdemjcundigp afdeeling der Sumatra-kaarteering kwam gereed met elf bewerking van blad "2 (Kotaagoeng) , blad 5 (Kotaboemi) on blad 10 (Batoe radja). De veldopname van blad 8 (Menggala) en blad '.) (Gedongratoe) werd voltooid. Om bezumigingsredenen is deze opname einde 1982 Stopgezet. In Wcst-Borneo werd de geologische opname in den loop van het jaar even eens beëindigd; in Oosi-Borneo daarentegen wordt z.ij — zij het met verminderde intensiteit — nog voortgezet in verband met de groote belangstelling, welke dit gedeelte van het eiland van de zijde der petroleummaatschappijeD ondervindt. Belangrijke verslagen, zoowel over Noordoost-Borneo (Boeloengan, enz.) als over Zuidoost-Borneo (I'asir), bleven nog in bewerking. Het onderzoek naar het moedergesteente van de diamanten run Martapoera werd, nadat vroegere pogingen om dil te vinden in den loop der laatste halve eeuw bij herhaling ingesteld, telkens op niets waren uitgeloopen, ditmaal in zooverre met succes bekroond, dat op een enkel punt in het Bobaris-gebergte eene komvormige depressie in het terrein is aangetroffen, waarvan de bodem bleek te bestaan uit een gesteente, dat uiterlijk veel gelijkenis vertoont met den ~blue ground" van Zuid-Afrika en dat, evenals dit. primair diamanthoudend bleek, zij het ook, dat het gehalte aan diamante!, vooralsnog niet kon worden vastgesteld, zoodat er geen aanleiding is tot bijzondere verwachtingen. Ook hier is de „blue ground" een verweeringsprodnet van lief gesteente van voormalige kraterpijpen. Voorts werd eene korte geologisch-mijnbouwkundige verkenning uitgevoerd in de omgeving der voormalige mijnconcessie ..Kahajan" (Midden-Borneo), waar door de bevolking een nieuwe vindplaats van rijke gouderisen is aangetroffen. De omvang en beteekenis van deze vondst kon nog niet worden vastgesteld. WINNIN'd VAM DELFSTOFFEN. 141 echter werd plaatselijk in overleg met hei B«etuui eenc «oorloopige regeling van den arbeid getroffen, opdal ondei de v»n heinde en verre samengestroom.de be volking van het nieuwe, al spoedig nnrr dan .")()() /ielen tellende mijnkamp en bij de op Inlandsche wijze gedreven ontginning zoo min mogelijk gevaar en aan leiding tot onderlingen twist zouden ontstaan. Qeologiéeh-teohnische onderzoekittffén. Reaervoirdammen. De verstrekte adviezen beperkten zich in hoofdzaak im aanvullingen op reeds uitgebrachte verslagen en eenige onderzoekingen van bij reeds bestqaada dammen ondervonden lekbezwaren. Alleen in de residentie ('heribon weid lul project voor een nieuwe w.ulnek Nanggala in behandeling genomen, bedoeld om door ruiling van het hierin op te zamelen water eventueel aan de gemeente Cheribon een quantum industriewater uit de bron Tjipaniis ter beschikking te kunnen stellen. In hel geheel werden op dit gebied 8 adviezen uitgebracht. Hydrologie. Het aantal hydrologische onderzoekingen bedroeg 30, waarvan 3 in de Buitengewesten. In hei bijzonder moet melding gemaakt worden van de watervoorziening der steden Mnlang en Blitar. In beide gevallen werd door doel matige verlaging van het bronpeil een blijvend belangrijk vermeerderd debiet der aanwezige bronpunten verkregen. De oorzaak van eene bij het eerste geval ge bleken verontreiniging van het bronwater word zorgvuldig nagespeurd. waarna het mogelijk was de beveiligingsmaatregelen tegen infectie vast te stellen, die bij de uitvoering der capteering noodig zijn. In Padang, waar tot dusver de keuze van middelen tot watervoorziening be perkt was tot uitbreiding van de bestaande artesische waterleiding of inrichting oc nor rivierwaterzuivering, werden eenige bronnen aangewezen, waarvan de own tueele capteering na gunstigen uitslag van het verdere onderzoek tot eene be sparing op den aanleg der waterleiding zou kunnen leiden. Voor tal van oultuiurbndernemingen in Oost-lava worden de mogelijkheden van drink- on fabriekswatervoorziening aangegeven. Meer en meer is het gewenscht gebleken, dat ook bij de definitieve uitvoering dor projecten de adviesgeving gehandhaafd blijft. Boet ingesteldheid, De in het vorig Verslag reeds vermelde belangrijke studies over de hydrologische eb andere gevolgen van de uitbarsting van den Merapi en de te dien aanzien voorgestelde beveiligingsmaatregelen kwamen in het verslagjaar ten volle tot haar recht. Tot de voorspelde gevolgen behoorde een lahar van de Koeala liatang, die op 7 April L©32 inderdaad afkwam, waarbij zich in deze rivier een laharveld ter plaatse van de spoorbrug vormde. Deze werd weggeslagen, de brug in den postweg gedeeltelijk vernield, en vele kamponghuizen weiden weg gevaagd. Dank zij tijdig getroffen maatregelen gingen hierbij echter geen menschen levens verloren. Afsohuivingen van kampongs kwamen ook in den regent ijd slechts zelden voor; bij verschillende bestaande wegen moesten echter maat regelen tot beteugeling van afschuivingen aangegeven worden, waardoor liet mogelijk zal zijn eene. besparing oj) de jaarlijks terugfceerende hooge onderhoudskosten te verkrijgen. Tot de wegen, waarover adviezen van dezen aard verstrekt wenden, behoort de nieuwe Zuid-Öemeroe-weg, waar buitendien de 9 ij/.e van overbrugging van een der te kruisen rivieren een puni van bijzonder onderzoek uitmaakte. Er werden '2"i adviezen uil gebracht. Industrie. De zorgvolle tijden gaven aanleiding meer aandacht dan tevoren te besteden aan de kansen om uit in den Indischen bodem aanwezige minerale grondstoffen producten te bereiden ter voorziening in de eigen behoeften van Nederlandsch- Indië. Meer in het bijzonder werd daarbij gelet op grondstoffen voor kunstmest, omdat de importprijzen daarvan betrekkelijk hoog zijn en de toepassing van kunstmest bij den inheemschen landbouw hierdoor nog weinig ingang vond. DX ECONOMISCHE TOESTAVD. 142 De voedselvoorziening van de bevolking van Java zul in de verdere toekomsl ongetwijfeld veel aandacht vorderen en waarschijnlijk in de richting van eene intensievere rijstcultuur met behulp van kunstmest moeten worden opgelost. Daar op tal van plaatsen op Java met phosphaatbeinesting belangrijke meer opbrengsten aan rijst bleken te zijn verkregen, kwam in de allereerste plaats het onderzoek naar het voorkomen van phosphaten op Java aan de orde. De hierbij verkregen voorloopige resultaten zijn bemoedigend. Met geringe kosten werden in den loop van het jaar een groot aantal elk voor zich echter kleine afzettingen van phosphaat opgespoord, meerendeels in grotten, waarin tot dusver reeds 250 000 ton phosphaat met volledige zekerheid werd aangetoond, terwijl naar schatting eene gelijke hoeveelheid nog nader vastgesteld zal kunnen worden. Tal van streken zijn echter nog niet onderzocht. De samenstelling van deze phosphaten bleek echter wisselend te zijn; naast tricalciumphosphaat, waarvan <io bruikbaarheid als mest, es.g. als grondstof voor mestbereiding wel vaststaat, bleken ook aluminium- en ijzerverbindingen voor te komen, waarvan de mogelijkheid eener toepassing met medewerking van landbouw proefstations nog onderzocht zal moeten worden. Een der in de technologie bekende verwerkingsmethoden van dergelijke aluminiumrijke phosphaten en wel die tot kalihoiuK-ikli■ buflstmesi, leidde er toe, dat het voorkomen van kaliuinlioiideiiile gesteenten op Java nader werd bestu deerd. Op de hellingen van den daarvoor in aanmerking komenden G. Ringgit in Oost-Java werden bazalten aangetroffen, waarin het kaliumhoudende mineraal leuciet in belangrijke hoeveelheid voorkomt. Daar de gesteenten aan de opper vlakte echter verweerd zijn en daarbij de oorspronkelijke leuoiet tot het aan kaliumarme mineraal analciom blijkt te zijn omgezet, zal hier nog een nader onderzoek door middel van diepe putten noodig zijn. Ook andere mogelijkheden tol winning van kaliumverbindingen werden in beschouwing genomen. Voorts kan melding gemaakt worden van ondei'zoekingen naar het voorkomen van bazalten voor wegenmateriaal bij Trenggalek in Kediri. naar de exploitabele hoeveelheid marmer ten Zuiden van Bandjarnegara. cm naar het voorkomen \an kaolien voor keramische industrie in West-Java. Ook trok het voorkomen van oliehoudende schalies in het Karangbolong-gebergte de belangstelling, in het bijzonder met betrekking tot de vraag of daaruit ichthyol te bereiden zou zijn. Deze vondst zelf bleek van weinig beteekenis te zijn, terwijl het gehalte aan de voor „ichthyol" noodig geachte zwavelverbindingen aan den lagen kant is. Over verschillende industrialisatie-objecten werden 13 rapporten samengesteld. Geologisch Laboratorium. Palaeontologixch Labotéiorvttfn. De werkzaam heden in dit laboratorium bleven er op gericht zoowol de loopende geologische opnamen zoo goed mogelijk rechtstreeks te steunen als meer algemeene grond slagen voor de juiste indeeling en ouderdomsbepaling van het Indische tertiair te leggen. Laatstbedoelde werkzaamheden leverden in 1932 de stof voor twee „Wetenschappelijke Mededeelingen", resp. van do, hand van Dr. Tan Sm Hok, nl. n°. 19 „On CyclocK pens", en van Dr. W. Scheffen, n°. 21, „Ostindische Lepidocyclinen''. Chemisch Laboratorium. Het oude Laboratorium nm lui Mijnwezen (voor scheikundige en metallurgische onderzoekingen) werd. nadat eerst de afdeeling voor wateronderzoek eene kleine reorganisatie had ondergaan om haar beter te doen beantwoorden aan de eischen voor modern drinkwateronderzoek — voor zoo ver deze bij artesisch water te pas komen —, in den loop van 1932 om bezuini gingsredenen in zijn geheel bij den Opsporingsdienst ingedeeld, teneinde met het Agrogeologisch Laboratorium onder één beheer te kunnen worden gesteld. Naast de gewone onderzoekingen van grond-, erts- en watermonsters ten be hoeve van den eigen dienst werden eveneens speciale onderzoekingen verricht voor de Codificatie-werkcommissie voor grondonderzoek. Het Petrologisch Laboratorium. Ook dit laboratorium vervolgde zijne werk zaamheden op denzelfden tweeledigen grondslag als het palaeontologisch labora torium. WINNING VAN DKLFSTOFFEN. 143 Publicaties. Verschenen zijn, behalve de hiervóór reeds vermelde uitgaven, in 1932 in de serie „Wetenschappelijke Mededeelingen": n°. 15, Contribution fco the Knowledge of the fossil mammallian fauna of Java; n°. 20, Ein eocaner Nautilus von Java; Neue Beitrage zur Kenntnis der permïschen Kehinodermen von Timor. VII. Die Anomalien der Schizoblasten; Homo (Javanthropus) soloen sis n.subg.n.sp.; n°. 21, Ostindische Lepidocyclinon, Deel I en n°. 22, Petrolo gische beschouwingen omtrent de korund- diaspoorrots- rolsteenen (leboersteenen) uit de diamantstreken van West- en Zuidoost-Borneo; De liparitische eruptie van den bazaltischen Tanggamoes-vulkaan. DE KOONOMISCIIE TOESTAND. 144 H. NIJVERHEID. 1. Algemeen overzicht. In 1932 is de belangstelling voor nieuwe mogelijkheden op industrieel gebied toegenomen; tevens beeft echter — vooral na de sterke daling van de yen — de concurrentie van goedkoope, uil Japan geïmporteerde goederen zich ontwikkeld tot een economischer) factor, die niei zonder invloed is ten aanzien van de industrieele ontwikkeling van Nederlandsch-ïnaië. Zulks is vooral het geval met de Europeesche industrie. De uitbreiding daarvan heeft zich in 1932 dan ook vrijwel bepaald tot het in werking stellen van eene nieuwe verffabriek te Batevia, tot de oprichting waarvan reeds in lit.'il besloten was. de omzetting van een proef bedrijf te Garoet in een textielfabriek van middelmatige grootte en de opening van een groote sigaretteniabriels fee Malang. In de plannen tot het in werking stellen van meer bierbrouwerijen, waarvan in het vorig Verslag melding is ge maakt, is in zoover verandering gekomen, dat slechts één nieuwe brouwerij te Batavia werd gebouwd, die in het begin van 1038 in gebruik is gekomen. De Japansche concurrentie heeft op de uitbreiding van het aantal kleine bedrijven (meestal beheer door Jnheemschen of Vreemde Oosterlingen), waarin doorgaans geringe kapitalen zijn vastgelegd, in veel mindere mate invloed gehad; ook in 1932 nam hei aantal der kleine textielbedrijven, zee])- en oliefabriekjes gestadig toe. 2. Verschillende nijverheidsbedrijven. Vlechtnij verheid. De statistische gegevens betreffende den uitvoer van bamboe- en pandanhoeden geven een duidelijk beeld van den toestand in dezen tak van nijverheid, waarvan de producten in hoofdzaak bestaan uit genoemde soorten van hoeden, die voor hot grootste gedeelte voor uitvoer bestemd zijn. Eene vergelijking met de jaren 1930 en 1931 levert de volgende resultaten op: Bamboehoeden. Aantal stuks in Waarde in duizendtallen. f 1000. 1930 2 986 105 1931 2 563 270 1932 1 748 126 Pandanhoeden. 1930 19 009 3 338 1931 17 097 3 143 1932 10699 669 Uit deze gegevens blijkt, dal niet alleen de hoeveelheid geëxporteerde hoeden aanzienlijk is verminderd, doch dal ook de gemaakte prijzen eene niet minder belangrijke daling ondergingen, namelijk voor bamboehoeden por stuk gemiddeld van 10,8 tot 7.2 et. en voor pandanhoeden per stuk van 17.7 tot 0,2 et. Alleen doordat de bevolking thans genoodzaakt is haar voor een minimum loon fcen nutte te maken, is het mogelijk geweest tegen zoodanige prijzen aan het buitenland te leveren. De verminderde vraag en de lage prijzen werden oensdeels veroorzaakt door de geringere behoefte MO ..harvest bats" in Amerika, waar het landbouwbedrijf door de wereldcrisis is getroffen, terwijl daarnaast door verandering van de damesmode in Europa de fijnere soorten weinig aftrek konden vinden. Tenslotte is de in Japan uit papier machinaal vervaardigde hoed als ernstige concurrent op de wereldmarkt van bamboe- en pandanhoeden uit Java sterk op den voorgrond getreden. NI.TVEI 145 10 Wee f nijverheid. In het vorig Verslag werd medegedeeld, dat in vergelijking met 1980 ei n Kwantitatieve vooruitgang van den invoer van weefgarens tot uiting was gekomen. Eene vergelijking van 1982 met het daaraanvoorafgegane jaar vertoont het volgende beeld: Java en Madoera. 1931 1932 Katoenen weefgarens 1 587 000 kg bruto 1 251 633 kg bruto Zijden en kunstzijden weefgarens 10 000 ~ ~ 68 930 ~ ~ Buitengeteesten. 1931 1932 Katoenen weefgarens 055 750 kg bruto 1210 572 kg bruto Zijden en kunstzijden weefgarens 146 847 ~ ~ 111477 ~ ~ Bij beschouwing van deze cijfers dient in aanmerking te worden genomen, dat de aangevoerde garens voor een deel gebruikt worden ter verwerking op het ouder wet sche desagetouw met zeer geringe capaciteit en voor het andere deel toe passing vindon bij het moderne door de textielinrichting gepropageerde band getouw, waarvan de capaciteit eenige malen grooter is dan die van het oude getouw. Waar do exploitanten van het moderne getouw roods een zwaren strijd voeren ii de zeer laag geprijsde goederen uit Japan, is het begrijpelijk, dat de op het weinig economisch werkende desagetouw vervaardigde weefsels in vele gevallen niet met winst waren te verkoopen. Hoewel het beschikbaar statistisch materiaal niet toestaat de productie van do bedoelde soorten weefgetouwen in cijfers uit te drukken, mag aangenomen worden, dat de bandweverij met moderne getouwen, in tegenstelling met hel desagetouw, voor de ontwikkeling der textielnijverheid eene belangrijke toekomst kan hebben, [ntusschen werd aan de oüderwetsche desagetouwen, welke gezamenlijk nog altijd do grootste productie hebben, de noodigo aandacht besteed, teneinde onder de gegeven omstandigheden daaruit voor belanghebbenden hot grootst mogelijk profijt te trekken. De toeneming van hel gebruik i i/.ijde voor de sarongweverijen op Java en Madoera komt in de bovenstaande cijfers tot uiting; voor de Buitengewesten valt eene stérk vermindering ie constateeren van het gebruik van echt-zijden garens, hetwelk vooral in Zuid-Celébes iv voorafgegane jaren zeer aanzienlijk was, gepaard gaande niet eene toeöèmmg van het verbruik van katoenen garens. De kort geleden afgekondigde vrijdom van invoerrecht op katoenen garens en het betrekkelijk hooge recht op echt-zijden garens hooft tezamen met de door geringe koopkracht van de bevolking veroorzaakte preferentie voor goedkoope weefsels deze verschuiving van de zijden naar de katoenen garens veroorzaakt. Dat de te Baridoeng gevestigde textielinriehting van de afdeeling Nijverheid van het Departement van Landbouw. Nijverheid en Handel de weverij met moderne getouwen sterk heeft bevorderd, moge blijken uit de stijging van het aantal op Java gebruikte getouwen (van 1400 iv 1931 op 2200 in 1932). Eveneens vertoonde het aantal van door de textielmrichtihg tegen" betaling verstrekte weef apparaten eene belangrijke vermeerdering: in 1982 zijn 330 weefgetouwen en 86 scheermolens afgeleverd, tegen 243, en 20 in 1931. De uitbreiding van verschillende weverijen moot overigens, naast de voor lichting van de textielinrichting, voornamelijk worden toegeschreven aan het zich steeds sterker ontwikkelend streven der inheemsche bevolking om slechts die y» stoffen te dragen welke in XedorlandsoTi-Tndië vervaardigd zijn. In verband hier- fl mede verdient vermelding, dat vrijwel alle weverijen óp hare etiketten vermelden ~Terbikin di Djawal' (<)p -lava gemaakt). De voorsprong der inheemsche weverijen tengevolge van de gemakkelijke aan passing aan de, ook in Nederlandsch-lndië sterk wisselende mode, trachten DE ECONOMISCHE TOESTAND. 146 buitenlandsche concurrenten te nivelleeren door telegrafisch dé meest gewilde dessins over te seinen. Toch blijft hot genoemde voordeel voor bezitters van weverijen, die nausi technische kennis over voldoenden koopmansgeest beschikken, zeer belangrijk. Th 1932 werd aan de werkzaamheden van de texfcielinrichting te Bandoeng uitbreiding gegeven doen- het vestigen van filialen te Jogjakarta en Makasaar, ter wijl liet in de bedoeling ligi tot verdere decentralisatie van dezen voorlichtings dienst over te gaan. Batiknijverheid. Kon in het vorig Verslag hier en daar nog op lichtpunten worden gewezen, met betrekfeking tot 1932 moei over de gebeele linie een belang rijke achteruitgang in de batiknijverheid worden geconstateerd. Hoewel gedurende de maanden Augustus bol en met October eene geringe opleving viel te consta teeren, was deze niet van dien aard, dal de schade daardoor kon worden ingehaald. Over het algemeen kan veilig worden aangenomen, dal de productie op 30 ii 40 ",', van de normale is gedaald. Kon in vorige jaren nog gewezen worden op lui feit. dat de vervaardiging van middelsoort en fijne batiks, welke hun weg vonden naar de beier gesitueerden en vaste [oontrekkers, nog vrij stabiel was gebleven, thans heeft ook dit deel van de batiknijverheid den terugslag moeten ondervinden van den gedaalden Loonstandaard niet alleen, doch ook van de inkrimping van vele bedrijven, waardoor velen zonder inkomsten geraakten. Terwijl b.v. in nor male tijden het begin der suikercampagne, wanneer de voorschotten verstrekt werden, eenige opleving ten gevolge had. viel in L93Ï2 hiervan in de bat>k industrie hoegenaamd niets te merken. Ook de traditioneele feestdagen, zooals het einde der vastenmaand, en/... vermochten niet eene opleving van beteekenis ie weeg te brengen. Als voornaamste oorzaak moei worden beschouwd de geringe koopkracht van de massa tengevolge van de buitengewoon slechte prijzen der landbouwproducten. .Reeds meermalen is gewezen op het nauwe verband, dat bestaat tusschen den toestand dei- batikbedrijven en den landbouw. Vooral in tijden, zooals men die t hans doormaakt, (reedt dit verband heel duidelijk aan den dag. Een gevolg was ook, dat er slechts vraag was naar goedkoopere Boorten batiks, waaraan de batiknijverheid Kon voldoen, dank /.ij de voortdurende daling van nagenoeg alle grondstof prijzen. Voor sommige soorten aambries kon zelfs eene prijsdaling worden geconstateerd tot iets beneden vóór-ooriogspeil. Keu ander belangrijk hulpmiddel als hars gaf eveneens eene niet geringe daling in prijs ie zien. Eene uitzondering maakten de synthetische kleurstoffen, waarvan de prijzen niei belangrijk zijn verminderd. De eveneens gedaalde loonen in aanmerking nemende, behoeft hel dan ook geen verwondering te baren, dat batiks konden worden aangeboden voor den ongekend lagen prijs van f 7 per kodi (20 stuks). De betere soorten maakten prijzen van 1' 20 tot f 30 per kodi. Vergelijkt men de verschillende plaatsen van productie, dan blijkt, dat onder de belangrijke centra Batavia het meest geleden heeft van de slechte tijden. Kon deze plaats eenige jaren terug nog op een export bogen van ruim 10 millioen gulden 's jaars, in 1932 beliep de uitvoer slechts eenige honderd duizenden guldens. Ook Pekalongan maakte, vergeleken bij het jaar 1931, een moeilijken tijd door. Van de kleine centra, welke zwaar zijn getroffen, worde allereerst genoemd Ambarawa, waar vele batikbedrijven tot sluiting hebben moeten over \ gaan, evenals te Tasikmalaja en te Plered bij Cheribon. Te Ponorogo viel ten gevolge van de buitengewoon lage productiekosten een kleine vooruitgang te eonstateeren ten koste van Toeloengagoeng en Jogjakarta. Teneinde eene snellere productie te bevorderen, werd in het begin van 1932 door het batikproefstation te Jogjakarta. eene nieuwe werkwijze gepropageerd, welke vooral te Solo ingang schijnt te hebben gevonden. Voorts werd op een dor jaarmarkten in samenwerking met een der electriciteits bedrijven eene demonstratie gehouden van de toepassing van electriciteit in de batikbedrijven. In Oost-lava. o. a. te Grisee, zijn velen er toe overgegaan hunne NIJVEKHKID. 147 batikbedrijven te electrificeeren, hetgeen regelmatigheid in het stempelwerk ten gevolge h;id. Kon reeds eerder vermeld worden, dat hert gebruik van Jatpansdbs cambricss belangrijk was toegenomen, in 1932 was de boepasßing hiervan als gevolg van dé zeer lage prijzen en de over hei algemeen Beer verbeterde kwaliteiten zoo mogelijk nog grooter. Als een orisisverschijnsej moet worden beseliuuwd het grootere aantal batik bedrijven, waar niet voor eigen rekening werd gewerkt, doch in loonarbeid voor de groote kapitaalkrachtige bedrijven. Lederindustrie. De oprichting van verscheidene winkels, uitsluitend ingericht voor den verkoop van Laagsepujsdé Baboenen van de Bata-fabrieken, heeft in 1932 grooten invloed uitgeoefend i>|> den omzet der [nheemsche en Chineesche schoen makerijen, die hare artikelen in handarbeid vervaardigen en daardoor een zwaren concurrentiestrijd hadden te voeren tegen dë machinaal vervaardigde geimpor beerde producten, terwijl de sterk verminderde koopkracht der bevolking eveneens heeft medegewerkt om de productie der inheemsche schoenen lot een minimum ie verlagen. Aangezien de schoenmakerijen de voornaamste afnemers zijn Van de inheemsche looierijen, hebben de bierboven genoemde factoren ook in hooge mate den toestand in de/e nijverheid beïnvloed. In liet algemeen kan worden aan genomen, dat de productie der looierijen tot op de helft van die in normale jaren is teruggeloojien, terwijl verscheidene kleine producenten van leder hun bedrijf moesten sluiten. De vraag naar en de productie van goede kwaliteiten Leder, aan de bevordering waarvan d< voorlichtingsdienst der aideeling Nijverheid gedurende jaren zorg heeft gewijd, verminderde in 1932 in aanzienlijke mate, zoodal die dienst zijne adviezen vrijwel uitsluitend op verlaging dr>- kostprijzen moest richten. Metaalnijverheid. De onrustbarende achteruitgang van de Néderlandsch- Lndische metaalnijverheid heeft zich in 1932 nog sterker dan in de voorafgegane jaren geopenbaard. Hei aantal belangrijke orders uit de suikerindustrie en de andere groote cultures is zóó gering geweest, dat deze nijverheid in haar geheel in een in hooge mate zorgwekkendei) toestand is gekomen, hetgeen noodzakelijk gepaard is gegaan mei groote bezuiniging op personeel en salarissen. Door de Regeering, die zich volkomen bewust was van den ernst van den toestand in dezen belangrijken tak van nijverheid, werd getracht Haar orders op producten der metaalnijverheid zooveel mogelijk door de Indische industrie te doen uitvoeren, docb als gevolg van de noodzakelijke bezuiniging op 's Lands middelen bleven deze orders beperkt. Bouwnijverheid. Terwijl in 1932 nagenoeg geen groote bouwwerken werden opgezet, heeft de aanzienlijke vermindering dei 1 inkomsten, vooral van de Euro peesche bevolking, de behoefte aan kleine particuliere woningen vergroot. Bij den bouw van deze woningen werd zooveel mogelijk gebruik gemaakt van goedkoop doch voldoende deugdelijk materiaal, zoodal de steen- en pannenfabrikanten ge noodzaakt waren hun bedrijyen zoo economisch mogelijk in te richten. J)e prijzen voor ateenen en pannen liepen tot 40 ïi 50 ",', van de vroeger geldende terug, waardoor vele fabrikanten voor de keuze stonden óf wel het bedrijf te sluiten öf wel dit zoodanig te moderniseeren, dat eene besparing van brandstof en ver betering van het product kon worden bereikt. Het keramisch laboratorium heeft door onderzoek van de te gebruiken klei en het aangeven van doelmatige, minder brandstof verbruikende ovenconstructies in aanzienlijke mate tot verbetering der arbeidsmethoden kunnen medewerken. .Met de industrieën ter vervaardiging van vuurvast materiaal en geglazuurde buizen was het, tengevolge van de geringe vraag naar deze producten, zeer slecht gesteld. Cementfabricatie. Door het tegen medio 1931 gereedkomen van vei-seliillende uitbreidingen en vernieuwingen is de Portland Cement Fabriek te Padang van de DE ECONOMISCHE TOESTAND. 148 N. V. Nederlandse!)-Indische Portland Cement Maatschappij tot eene zoodanige economische eenheid uitgegroeid, dat zij van dien tijd af in staat is geweest zich tegen vrijwel iedere normale concurrentie van het buitenland te weren, hetgeen duidelijk wordt weergegeven door de volgende statistische cijfers van den omzet van Padang-cement vergeleken met den invoer van buitenlandsch cement in Nederlandsch-Indië. Uit bovenstaande cijfers blijkt wel hoe in den ouderlingen concurrentiestrijd Europa het eerst van de Indische markt verdrongen werd en voorts hoe de Padangsche Cementfabriek op de Japansche concurrentie wen. In December 1931 echter kreeg Japan, in hoofdzaak' tengevolge van het ver laten van den gouden standaard en de daarmee gepaard gaande depreciatie van den yen, plotseling de leiding en begon het de Padangsche cement van de Indische markt te verdringen. Het jaar 1932 gaf dan ook de volgende cijfers ie zien: Omzet Padang. Invoer Japan. Januari 41000 vaten =42 % 50 000 vaten =56 % Februari 35 100 ~ =40% 51000 ~ =58% Maart 50 400 ~ =39% 75 700 ~ =60% April 50000 ~ =50% 47 600 ~ =49% Mei 42 400 ~ =53% 37 400 ~ =46% Juni 38 000 ~ =42% 49 400 ~ =56% Juli 88 806 ~ =47% 36 800 ~ =51% Augustus .... 29 400 ~ =33 % 57 200 ~ =65 % September .. 45 000 ~ =32% 93 200 ~ =67% October 38 000 ~ =46% 43 500 ~ =58% November ... 34 400 ~ =32% 71600 ~ =o December ... 31 600 ~ — Nadat in het begin van 1932 naar een uitweg was gezocht om de Padangsche Cement Fabriek eenigszins te beschermen tegen doodende concurrentie, kwam medio Maart met de importeurs van Japansche cement een overeenkomst van die strekking tot stand. Bedoelde importeurs verplichtten zich om voortaan van ieder geïmporteerd vat cement eene retributie van f 0,30 aan de Padangsche fabriek af te dragen. Nietegenstaande dezen maatregel slaagde do eerder genoemde fabriek er niet in een omzet van eenig belang te behouden; de fabriek, die een jaar capaciteit heeft van bijna 1 500 000 vaten, zag haar omzet in 1932 binnen Neder landsch-Indië terugloopen tot 469 000 vaten, terwijl ± 35 000 vaten in het buiten land afgezet werden. NIJVERHEID. 149 In 1933 zijn dan ook onderhandelingen geopend lusschen belanghebbenden "vci- eene verdeeling van de Indische cement markt tusschen de Padangsche fabriek en de Japansche producenten. Teneinde te voorkomen, dat hangende deze onderhandelingen, zoowel de besi>rekingen als de cementmarki inmiddels door speculatieven invoer zouden worden verstoord, werd bij Ord. vun 27 Juni 1933 (I. S. n°. 282) de invoer van cement gedurende 3 maanden aan beperkende bepalingen onderworpen. Wat hefc product der Padangsche Cement Fabriek betref!, zij vermeld, dat dit liet certificaat voor B-cement (meer uitvoerig genoemd: Portland ccincut nut hooge aanvangsvastlieid) van liet Laboratorium voor Materiaalonderzoek te ISandoeng wist te verwerven. Olie-industrie. Hoewel de productiecijfers van het meest belangrijke product der Xoderlandsch-lndische olie-industrie, nl. klapperolie, niet met volkomen juist heid weergegeven kunnen worden, is het toch mogelijk geweest uit de gegevens betreffende den uitvoer van copiakoeken en klapperolie het volgend overzicht, dat bij benadering een beeld geeft van productie en consumptie in de laatste jaren, samen te stellen. I'roductie der klapperoliefabrieken op Java. Uitgevoerd. Consumptie op Java. 1930 16 000 000 kg 80 000 000 kg 1931 4 000000 ~ 84 000 000 ~ 1932 16 000 000 ~ 8 000 000 ~ Naast de fabrieksolie wordt door de bevolking klapperolie in huisindustrie gewonnen; het is echter niet mogelijk de totale hoeveelheid daarvan ecnigermate te schatten. Aangenomen kan worden, dat de zeer lage prijs van klappers en de geringe koopkracht van de bevolking de consumptie van fabrieksolie in 1932 heeft doen dalen en de bereiding in huisindustrie heeft bevorderd. Het in vele streken toegenomen gebruik van klapperolie voor verlichtingsdoeleinden heeft mede dezen overgang van fabrieks- naar huisindustrie zeer in de hand gewerkt. De groote bedrijven hadden in 1932 met meer moeilijkheden te kampen dan de op kleine schaal werkende, fabriekjes, daar deze meestal een klein rayon voor den verkoop bestrijken en niet zijn aangewezen op het in voorraad houden van groote hoeveel heden grondstof. Bij den aankoop van oopra kon derhalve door de kleine bedrijven eene opportunistische politiek gevolgd worden, terwijl het beperkte afzetgebied het niet onbelangrijk voordeel van geringe transportkosten opleverde. AJs gevolg van deze omstandigheden heeft in 1932 in de bereiding van klapperolie in zekere mate eene verschuiving plaats gehad van de groote naar de kleine bedrijven. Zeer geringe; winst of vaak zelfs verlies bij verkoop op Java heeft den export van olie gestimuleerd, zoodat in 1932 aanzienlijk meer dan in 1931 werd uitgevoerd. Zeep- en parfumericfahricage. De invoer iv Nedcrlandsch-Indië van caustic soda. eene noodzakelijke grondstof voor de zeepbereiding, is in 1932 nagenoeg even groot geweest als in het daaraan voorafgegane jaar. hetgeen uit de volgende cijfers moge blijken. Java en Madoera. Buitengewesten. Totaal. 1931 6193 ton 2319 ton 8512 ton 1932 5685 ~ 2729 ~ 8414 ~ Hoewol genoemd product behalve voor zeepbereiding ook voor andere doel einden toepassing vindt, kan stellig aangenomen worden, dat de behoefte aan deze grondstof bij de andere industrieën in 1932 eerder geringer dan grooter is geweest, zoodat het totale gebruik van in Indië vervaardigde zeep niet is achter uit gegaan. • Bij beschouwing van den invloed der gestadige economische inzinking op de Nederlandseh-lndischc zeepindustrie dient onderscheid gemaakt te worden tus- DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND. 15 maken in West-Java. In de kringen der Arabieren, v.z.v. aangesloten bij de vereeniging van Alawiedische Sajjid's ~Ar-Rabitah al-Alawijjah", bestond voor dit congres groote belangstelling. De leden dezer vereeniging hoopten namelijk dat het geschil over den Sajjid-titel, hetwelk de Arabische gemeenschap in 1932 ver deeld hield, ter sprake zou worden gebracht. Dit is echter niet geschied. Ook de miltpunctie was wederom een punt van bespreking in verband met de Regeerings beslissing in deze aangelegenheid. Men hield zich aan de reeds eenmaal afgelegde verklaring, dat miltpunctie volgens het Moslimsen rechi verboden zou zijn. Het evenbedoeld geschil over den titel Sajjid wekte onder de Arabieren groote 'ing, welke eenige malen tot bloedvergieten leidde. Aan de eene zijde stond vorengenoemde vereeniging Ar-Rabitali al-Alawijjah, die bij de Regeering een verzoekschrift indiende ter verkrijging van wettelijke bescherming van dien titel. opdat het gebruik ervan door die Arabieren, welke niet behooren tot de Alawieden, afstammelingen van den Profeet langs zijn met 'Ali gehuwde dochter Fatimah, strafbaar gesteld zou worden. De tegenpartij werd gevormd door de reformistische vereeniging al-Irsjad, die eveneens een rekest indiende aan de Regeering met het verzoek zich niet met deze zaak in te laten. In het begin van 1933 besliste de Regeering in laatstbedoelden zin. De politiek-godsdienstige vereeniging Persatoean Moeslim Indonesia (P.M.1.), bij afkorting Permi geheeten, welke oorspronkelijk alleen werkzaam was m Minangkabau, breidde zich ook daarbuiten, n.l. in Tapanoeli, de Oostkust van Sumatra en Atjeh, gestadig uit. De organisatie omvat vier afdeelingen, n.l. onderwijs (waaronder de padvinderij ressorteert), economie, Islam-publicatie en -verdediging en financiën. De Permi telt ongeveer 10000 leden, waarvan eenige duizenden vrouwen. De zetel van het hoofdbestuur is te I'adang gevestigd. Op de in Juli 1932 gehouden conferentie werd de volgende beginselverklaring aanvaard: „De P.M.I. zal zijn eene radicale, non-coöperatieve, politieke organisatie voor de vrijheid van Indonesië". Met de op Java gevestigde Partai Indonesia staat de P.M.I. in nauwe relatie. De Persatoean Tarbijah Islamijah, een vereeniging van orthodoxe godsdienst leeraren ter Sumatra's Westkust, heeft eind 1932 onder invloed van de jongeren haren naam gewijzigd in Pendidikan Islam Indonesia. Actie buiten den Islam. De federatie van politiek-nationalistische vereeni gingen Persatoean Perhimpoenan Politiek Kebangsaan Indonesia (P.P.P.K.1.) hield in Maart 1932 eene conferentie te Soerabaja. Na afloop hiervan werd bekend gemaakt, dat op voorstel van de Persatoean Bangsa Indonesia (P.8.1.) en met goedvinden van Dr. Soetomo en Mr. Latuharhary (resp. voorzitter en secretaris penningmeester) besloten was om het dagelijksch bestuur der P.P.P.K.I. te ver plaatsen naar Batavia, waar de meeste hoofdbesturen van de bij haar aangesloten vereenigingen gevestigd zijn; voorts dat in verband hiermede de twee even genoemde heeren van hunne functies werden ontheven en vervangen door de heeren Moh. H. Thamrin (Kaoem Betawi) en Otto Iskandardinata (Pasoendan). Op eene in November 1932 gehouden conferentie der federatie werd het ontwerp van Ir. Soekarno tot reorganisatie van de P.P.P.K.I. aangenomen. Enkele der voornaamste punten van dit ontwerp zijn, dat jaarlijks minstens éénmaal een Congres Indonesia-Raja zou worden bijeengeroepen, waarop belang rijke kwesties zullen worden besproken en beslist; dat de P.P.P.K.I. belast zal ?:ijn met het uitvoeren of doen uitvoeren van de beslissingen van dat congres en niet de behandeling van alle voor de beweging belangrijke vraagstukken. Wat de samenstelling der federatie betreft, is in het ontwerp bepaald, dat daartoe zullen mogen toetreden politieke vereenigingen van afdoend duidelijke beginselen, welker actie de nationaal-politieke eenheid van land en volk beoogt, zoomede dat de politieke vereenigingen of partijen, die geen lid zijn van de federatie, maar wier aanwezigheid noodig geacht wordt, kunnen worden uit genoodigd om afgevaardigden te zenden naar de besloten en openbare ver- hl ECONOMISCHE TOESTAND. 150 sclion de consumptie van in moderne Europeescbe fabrieken vervaardigde goede soorten toileizeep en hel eenvoudige produbi van tallooze kleine bedrijfjes in handen van Chineezen of [nheemsohen. Bij vrijwel gelijkblijvende totale con sumptie van zeep lieofi eene aanzienlijke verschuiving naar bet gebruik van goed koope zeep plaats gevonden, hetgeen het groots aantal kleine producenten ten goede is gekomen. De zeer aanzienlijke daling van de hoeveelheid ingevoerde goedkoope harde waaohzeep van 1532 ton in 1981 tol 77.". bon in 1982 is in hoofd zaak een gevolg van de uitbreiding der binnenlandsche kleinindustrie, die door de geringe kosten der grondstoffen en de eenvoudige Fabricatie in staal was (weliswaar met geringe winst) tegen den invoer van de goedkoope soorten te concurreeren. Moeilijker zijn de omstandigheden geweesi voor de Europeesche groote fabrieken, die voornamelijk de goede soorten boiletzeep produceeren. l'if den aard der zaak verminderde de vraag naai- boiletzeep welke voor een groot deel van de bevolking onder de huidige omstandigheden een luxe-artikel is — zeer sterk-, berwijl de daling van buitenlandsche valuta, eersi in Engeland en daarna in Japan, de concurrentie begen de ingevoerde artikelen zeer dlijk maalde. De waardevermindering van hei pond sterling en de verbooging van invoerrechten in Engelsche koloniën beletten den toonenden uitvoer van in [ndië vervaardigde toiletzeepen, die in voorafgegane jaren niet onaanzienlijk is geweest. Spiritus fabricage. De door de in Nederlands! h-Indië gevestigde spiritus fabrieken verkregen resultaten waren voor het jaar 1932 van zoodanig ongunstigen aard, dat de spirit usfahriek , .Brantas" te Soerabaja baar fabriek voor onbepaalden tijd gesloten hooft, terwijl het personeel ontslagen word. Volgens de statistische opgaven van hei Centraal Kantoor voor do Statistiek wordt de export van alcohol uit -lava gedurende dr laatste drie jaren door de volgende cijfers weergegeven: 1980 1931 1.932 China mcl. Hongl g. 8 811889 1 U 018 884 'i 8 694 784 1 Mandsjoerije 1266 314,, Britsch-Indië 5 171519,, 4 531091,, 4898 058„ Overig Azië, enz 1 428 788 .. 1 235 788 .. 1 046 445 .. Europa 7 149 886,, 99 728,, Totaal 23 723 896 1 16 884 941 1 14 134 287 1 Uit die cijfers blijkt, dat de export van alcohol in 1932 aanmerkelijk ver minderd is in vergelijking met de twee voorafgegane jaren, hetgeen voornamelijk een gevolg is van het feit. dat Europa in dat jaar geheel van do markt verdween, Dat het steeds verder terugloopen van den koers in China en de lage Waarde van de Britsch-Indische Etupee van zeer ongunstigen invloed zijn geweest op den opbrengst prijs van den Indiseheii alcohol behoeft wel geen betoog. De imjior! van alcohol in China werd verder nog aanzienlijk belemmerd donr nieuwe belastingen. Ook in Nedorlandsch-lndië hooft do ongunstige economische toestand invloed uitgeoefend op het gebruik van brandspiril us. hetgeen blijkt uit bel feit, dat door den Dienst der In- on Uitvoerrechten on Accijnzen ten behoeve van het (haiatmeeren van alcohol, gedurende de laatste drie jaren een hoeveelheid methv latiu-iniddeleii verstrekt word voldoende voor don aanmaak van -f 2590000 1 in 1930, ± 233000Ö 1 in 1931 en i 208000Ö I in L 932. Tenslotte zij vermeld, dal de verkoop van zuiveren alcohol /.eer gering i> geweest. Niet onmogelijk is ook de verhooging van don accijns van f 3 tot f 4 per liter 100 % daarop van invloed geweest. Sigaretten- en strootjes fabricatie. Gedurende 1982 maakte de sigaretten industrie een /eer moeüijken tijd door. Tengevolge van de sterk verminderde koopkracht van alle bevolkingsgroepen, welke konden worden gerekend fee NI.IVKUHEin. 151 behooren tot de consumenten van de goedkoope in [ndië vervaardigde sigaret, gingen de omzetten dermate achteruit, dat verscheidene fabrieken i<>t sluiting moesten overgaan. Ondanks doorgevoerde bezuinigingen in het bedrijf en Loons verlaging gelukte het niet het bedrijf op peil te houden. Ook het middel dei' I )i-i_js\ i rl.l !j,iriu. heeft niet mogen baten. Als lichtpunt kan worden medegedeeld, dal een grooi concern zijne fabrieken in Oost-Java ondanks den ongunst der lijden locli heelt geopend. Hiertegenover staat echter. dat een andei groot concern bwee zijner groote fabrieken, welke sederi liet vorige jaar gesloten werden, nou niet «veder in werking heeft kunnen stellen. De gemaakte prijzen waren als gevolg van de slechte economische situatie en den scherpen onderlingen concurrentiestrijd der vele bedrijven eveneens onbevredigend, Eene duidelijke verschuiving vond plaats van dr sigaret naai- de goedkoopere strootjes, welke voor een zeer belangrijk deel bestonden uit de z.g. krètèk strootjes. De bedrijven, welke zich bezig hielden met de vervaardiging dezer strootjes, ondervonden daardoor in 1982 in mindere mate den invloed van de depressie dan de sigarettenindustrie. Naast de hestaande bedrijven kon eene niel onbelangrijke toeneming van hei aantal kleine producenten worden geconstateerd. I.-niettegenstaande bleek aan hel einde \an hei jaar. dat de productie der meeste fabrieken slechts in geringe mate was afgenomen. De omzet van verscheidene fabrieken onderging zelfs eene verhooging, l'it al deze feiten moge blijken, dat de consumptie van krètèk strootjea is toegeno n, zooals reeds boven vermeld ten koste van de sigaret. Als een verheugend verschijnsel kan worden aangezien hei feit. dat dr Néder hmdseh-Indische kruidnagelen meer en meel' in gebruik Werden genomen, hoewe! eene vermenging met het geïmporteerde Zanzibar-produet nog steeds nood zakelijk bleek. Brouwerijbedrijf. De bierbrouwerij te Soerabaja van de N.Y. Nederlandseh- Indische Bierbrouwerijen, een bedrijf van aanzienlijken omvang, dat speciaal door haar zoor moderne installatie oen bijzondere plaats in de Nederhmdsch- Indischo industrie inneemt, werd einde November 1931 geopend, fcoodal van eene vergelijking van do in 1932 verkregen resultaten nat die van voorafge. in geen sprake kan zijn. IV omzet van de bovengenoemde fabriek heeft in 1932 ruim 17 000 hl bedragen, zoodat de brouwerij oen belangrijk percentage van den invoer van vroegere jaren, waarvan do volgende statistische cijfers een beeld geven, tot zich heeft kunnen trekken, Afgetapt bier (geen stout). Invoer op Invoer in ■ lava en Madoera. de Buil enge west en. 1930 6 557 950 I 6 010 283 1 1931 5 557 559 I 4 011 400 1 1932 !l 901 I 2 712 270 1 Vooral gedurende de laatste maanden van 1932 werd do afzet dermate beïnvloed door de .lupausehe concurrentie, dat de verkoopprijzen met 25 % verlaagd moesten worden. I'il hei omzet cijfer voor do maand December blijkt, dat de prijsverlaging het gewensohte gevolg had en de omzet daardoor wederom belangrijk toenam. In het algemeen overzicht van dit Verslag is reeds vermeld dat. in afwijking van de oorspronkelijke plannen, in 1933 de opening van slechts één nieuwe brouwerij is te verwachten. Suikerwerkfabricatie. Ook voor de Buikerwerkindustrie is bet jaar 1932 verri van gunstig te noemen; door de snel op elkander volgende prijsfluctuaties der DE ECONOMISCHE TOESTAND. 152 benoodigde grondstoffen was het zeer bezwaarlijk den marktprijs der afgewerkte producten daarmede in overeenstemming te brengen. Als gevolg hiervan en mede in verband met de aanzienlijk verminderde koopkracht der inheemsdie bevolking liepen de omzetten aanmerkelijk terug. Triplexindustrie. De triplexindustrie ondervond in 1932 den nadeeligen invloed van de zeer scherpe Japansche concurrentie, welkt- van dien aard was, dat Japansche kisten in Nederlandseh-Indië verhandeld werden tegen prijzen, welke verre gelegen waren beneden de voor India geldende kostprijzen, zoodat verscheidene fabrieken gedwongen waren de fabricatie van rubber- en theekisten aanmerkelijk te beperken of zelfs geheel te staken. Eene zeer geringe comp< - voor deze beperking der kistenfabricatie bood de bescheiden toen.-innig in belang stelling voor de fabricatie van triplcxplntcn. Verf fabricatie. De groote cultures, die weleer tot de belangrijkste afnemers van verf werden gerekend, kwamen in 1932 zoo goed als niet meer aan de markt; verscheidene concerns, die jaarlijks voor een afname van 30 000 tot 50 000 kg verf ten behoeve van hunne suikerfabrieken en andere ondernemingen contrac teerden, namen in 1932 nauwelijks 500 kg verf af. Ook de door het Gouvernement doorgevoerde sterke bezuiniging was voor de verfindustrie duidelijk merkbaar. Bijzondere vermelding verdient echter de door den Indischen Centralen Aanschaffingsdienst verleende steun om zooveel mogelijk voor de verschillende Gouvernernents-instellingen producten van Nederlandsch-Indisch fabrikaat aan te schaffen, door welken maatregel de leveringen van verf aan het Gouvernement vrijwel uitsluitend aan de in Indië gevestigde verffabricken werden toegewezen. Ondanks de tijdsomstandigheden, werd de tweede fabriek van de N. V. Regnaults Verf-, Inkt- en Blikfabrieken te Batavia geopend, waardoor de onder nemers in nauwer contact met hun afnemers in West-Java konden komen. Tengevolge van de aanmerkelijke daling van de prijzen der grondstoffen werden de verfprijzen in Nedorlundsch-Tndië in 1932 met ± 30 % verlaagd. Gas fabricatie. Zoowel het totale gasverbruik als de toeneming van de leidingen was minder dan in 1931. De vermindering yaaa lui gaflverhruik bedroeg ± 9 %■ Het aantal bijgeplaatste gasmeters verminderde aanzienlijk als gevolg van do noodzaak om ook in het huishouden te bezuinigen. Emballagefabrieken. Het tijdperk 1930 —1932 bracht voor de emballage fabrieken eene gemiddelde prijsdaling van 30 % van de grondstoffen, alsmede van de afgewerkte producten met zich mede. Ondanks de doorvoering van mogelijke bezuinigingen werden in 1932 verliezen op voorraden gemaakt en had naar verhouding eene stijging der „algemeene onkosten plaats. Verbandstoffenfabricatie. De eenige in Nederlandsch-Indië gevestigde fabriek van verbandstoffen heeft gedurende de tweede helft van 1932, met uitzondering van enkele kleine tusschenperioden, stil gestaan. De vermindering van den omzet is gedeeltelijk een gevolg van groote bezuini gingen bij alle militaire en Gouvernementsziekenhuizen, alsmede van het sluiten van vele suikerfabrieken en ondernemingsziekenhuizen . Niettegenstaande op 1 Januari 1932 de prijzen stei'k werden verlaagd, bleef de import van watten uit Europa en Japan zeer aanzienlijk. De grootste concurrentie ontstond echter medio 1932, toen tengevolge van de daling van het Engelsche pond sterling de Engelsche verbandstoffen in Nederlandsch-Indié voordeelig ingevoerd konden worden; zelfs eene tweede verlaging van de verkoop prijzen met wederom 10 °/ a kon deze concurrentie niet beteugelen. Tengevolge van de bovengenoemde feiten was eene inkrimping van het bedrijf noodzakelijk, waardoor een gedeelte van het Eutopèësch en Inlandsch personeel moest worden ontslagen. NIJVERHEID. 153 Biscuitfabricaiie. Dank zij het van Chineesche zijde genomen initiatief tol oprichting van biscuitfabrieken zijn er thans in Nederlandsch-Indië naast ver scheidene kleine bedrijven vier belangrijke fabrieken, welke gevestigd zijn te Soerabaja, Jogjakarta en Batavia. Niettegenstaande de in Indië gefabriceerde biscuits hoofdzakelijk geconsu meerd worden door de Inheemsche bevolking, waarvan de koopkracht belangrijk gedaald is, gaf het jaar 1932 in vergelijking met 1931 toch nog eene vermeerdering van de productie van dit artikel te zien. Hoewel de verkoopprijzen tengevolge van de waardedaling van de grond stoffen aanmerkelijk verminderd waren, bleek hei in den loop van 1932 echter steeds moeilijker de biscuits af ir zetten. Do belangrijke opkomst van de biseuii fabrieage is dan ook voor een groot dool te danken aan de doeltreffende reclame, welke voor de in Indië geproduceerde biscuits is gemaakt, waardoor de groote massa van dr Inlandsche bevolking met dit product bekend raakte. AutomebielindVMtrie. Do invoer Van automobielen was in 1932 veel geringer dan in de voorafgegane jaren, hetgeen door de volgende import cijfers duidelijk wordt weergegeven: Uit deze invoer/statistiek blijkt, dat in vergelijking met de jaren 1928/1929 de totale import van personen- en vrachtautomobielen gedurende 1982 onderscheide nlijk met ruim 84 en 85 % is teruggeloopen, terwijl dr vermindering van den invoer van beide soorten Amerikaansche automoblielen + 88 % bedroeg. Het behoeft wel geen betoog, dal ook de in Nederlandsch-Indië gevestigde automobielfabriek van de N. V. General Motors .lava den öadeeligan invloed van de tijdsomstandigheden heeft ondervonden. Gedurende 1982 leverde de fabriek te Tandjoengpriok 1172 personen- en vrachtautomobielen af, ter distributie in het door deze maatschappij bestreken gebied, hetgeen + 88 %, minder is dan in do jaren 1928/1929. Van de totale productie in 1932 was ± 90 % bestemd voor distributie en verkoop in Nederlandsch-Indië. Verder zij de aandacht gevestigd op het opmerkelijk verschijnsel van den ge ringeren achteruitgang van den import van automobielen van Europeesohen oor sprong in vergelijking met die. welke uit Amerika afkomstig zijn. Vergeleken bij de jaren 1928/1929 bedraagt de vermindering van den invoer van Europeesche personen- en vrachtautomobielen voor 1982 resp. + 58 en 17 %. Bvénvermeld verschijnsel is voornamelijk een uitvloeisel van hot feit, dat de huidige automobiel koopers steeds meer hun keuze vestigen op kleine wagens, waarvan dr aan schaffings- en exploitatiekosten gering zijn, welke eigenschappen in de in Inde geïmporteerde Europeesche automobielen vereenigd zijn. Do niet onbelangrijke import in Nederlandsch-Indië van driewielige wagons gedurende 1932 wijst even eens in deze richting. I' 'tiurwrrl;fubricntie. De bij G.B. 26 Sept. 1929 n". 30 ingestelde commissie tot het houden van een onderzoek naai- de w eiisclielijkheid en mogelijkheid van DB ECONOMISCH* TOESTAND. 154 monopoliseéring cl<t vuurwerkfabrioatie — zie Verslag 1930 kol. 68 — is ont bonden (G.B. 11 Jan. V.r.vi n°. 2). Bij Ord \;m 11 April IW\2 (T. S. n n . 143) zijn bepalingen vastgesteld Op de» invoer, den aanmaak, hel voorhanden hebben, liet ontsteken van. zoomede den handel in vuurwerk in Nederlaiidscli-Indië ( vmirwerk-ordonnantie 1932). Grafisch/ bedrijven. Voor de Landsdrukkerij kenmerkte zich hei jaar L 932 door een verdergannden achteruitgang van het aantal werkorders. Ju 1932 bedroeg het aantal orders 5709, tegen 8126 in 1931, eeae vermindering dus met + 31 %. Het verbruik van papier vertoonde evenwel niet dezelfde daling. Aan bianco papier is verbruikt 42472 riem (van 500 vel) in 198] en 42 128 riem in 1'.):!2. Bel verbruik van Bane-fin-papier was in 1 ( .);!1 LO 265134 meters an in \U:V2 9827389 meters, of ruim 4 ",, minder. In verband met de vermindering van de werkzaamheden moes* tol eene belangrijke inkrimping van het bedrijf wordeD overgegaan. Op 1 Januari 1932 omvatte het personeel der Landsdrukkerij 630 personen en einde 1982 nog slechts 450, eene vermindering derhalve mei 180 personen of 28,5 %. In dezelfde periode werd het aantal in bedrijf zijnde persen verminderd van 76 tot 49, eene inkrimping derhalve met 35,5 ",,. De ontvangsten van het bedrijf over lOjU bedroegen f 1 "211 482 en de uitg (exel. afname in behandeling zijnd drukwerk, rente en afschrijving) f 974575. De aan lui Land uit ie kleven rente over het in liet bedrijf geïnvesteerde kapitaal beloopt f 118800, de afschrijving f LOB7OO, De boekwaarde bedroeg einde 1932 f 1 960 388. 3. Waterkracht en electrioiteit. Het jaar 198:2 kenmerkte zich, wat de electriciteitsvoorziening betreft, door eenige vermindering van den afzet in vele der reeds vroeger geëlectrificeerde ge bieden — in enkele bedroeg de achteruitgang meer dan 10 % — en door een geringeren omvang der uitbreidingswerkzaamhedan. Nieuwe verzorgingsgebieden werden niei (uitsloten, in de oude werden slechts weinig plaatselijke bedrijven, alle van geringe beteekenis, in werking gesteld. tel wijl slechts een gering aantal aan\ ragen VOO) w aterkrachtcoiieessies en electri citeitsvergunningen binnenkwamen, welke omstandigheden geleid hebben tol eene verdere inkrimping van de met het beheer belaste af deelingen. In het algemeen is echter de finaneieele toestand der concessiebedrij ven zoo danig, dat zij zich, ondanks de in vele gevallen door verdergaande kortingen of tariefsverlagingen verscherpte daling der inkomsten niet voor ernstige moeilijk heden geplaatst zien. Deze betrekkelijk gunstige toestand is, behalve van de in gunstiger jaren ge gevolgde finaneieele politiek, mede een gevolg van de omstandigheid, dat het grootste deel der in Nederlandsch-Indie' opgewekte eleetriciteit voor huishoudelijke doeleinden, d.w.z. voor de bevrediging van primaire levensbehoeften, benut wordt. Zooals ook in andere landen bleek, ondergaat de afzei voor dat doel, in ver gelijking met die voor de industrie slrchts in geringe mate den invloed van de ongunstige conjunctuur. Het Landswaterkrachtbedrijf werd uitgebreid met het reeds in den loop van lU3I tot stand gekomen bedrijf „Benkoelen". De waterkrachtcentrale Tes, welke zich door de sluiting der Gouvernementsmijn Tambang Sawah één van haar beide afnemers had zien ontvallen, doch in dienst der algemeene energievoorziening van het gewest werd gesteld, werd met ingang van 1982 door den Dienst van Water kracht en Eleetriciteit van den Dienst van den Mijnbouw overgenomen. Ondanks deze uitbreiding, vertoonden de totale inkomsten van het Landsbedrijf, voor de eerste maal, practisch geen vermeerdering. Ten einde te bereiken, dat de kennis van eleotrisehen sterkstroom ook buiten de kringen der deskundigen meer wordt verbreid, zal terzake onderricht op de NIJVERHEID. 155 lagere school worden gegeven, waartoe thans demonstratietoestellen worden ver vaardigd, terwijl eene handleiding in een ojpla&g van 18500 exemplaren is ver schenen op kosten van den Dienst voor Waterkracht en Electrioiteit en van de voornaamste eieetriciteitsbedrijven. De belangstelling voor de ontginning van waterkrachi was in 1932 /.eer gering. Van verschillende reeds eerder ingediende ooncessie-aanvragen werd de behande ling in ovestég mei de belanghebbenden opgeschort. Kenschetsend voor de gewijzigde verwachtingen inzake het benutten der groote waterkrachten in Nederlandsch-Indië voor de electroehemisohe industrie, is hei feit, dat de laatste voor dii doel uitgegeven concessie, nl. die voor een vermogen van 200<XX> pk in de Asahan-rivier, kwam be vervallen. In lui aantal der hvdrometrische waarnemingsposten ( + 100 stukß, waarvan 66 uitgerust met registreerende instrumenten) kwam vrijwel geen verandering,. Na overleg met verschillende andere diensten, welke bij geregelde debietwaar tieming belang hebben, werden echter voorbereidingen getroffen om mei ingang van 1 Januari 1933 + 40 posten op te heffen. Daardoor zullen o. a. alle waar nemingsposten op Celebes vervallen. l>e verwachtingen omtrent de benutting dtir op dat eiland aanwezige krachten, alsmede de overweging, dat door de reeds ver richte waarnemingen voor practische doeleinden voldoende kennis der debieten verkregen is, deden tot dezen maatregel besluiten. De in het vorig Verslag uitgesproken verwachting, dal voor de naaste toekomst met eene vertraagde uitbreiding van liet aantal plaatselijke electrioiteitsbedrijvej] gerekend zou moeten worden, werd ten volle bewaarheid. In 1932 werden namelijk in slechts 12 plaatsen distributienetten in werking gesteld, tegen -11 in 1931. Inmiddels gaf deze betrekkelijke rust in bet aanvatten van nieuwe werken gelegenheid tot revisie van de bestaande, waarbij geleidelijk de geconstateerde gebreken worden opgeheven en voor de toekomst noodige verbeteringen worden aangebracht. In het gebruikelijk overzicht van de ontwikkeling der eleetrieiteitsvoorziening kunnen weinig markante feiten omtrent nieuwen aanleg worden geboekstaafd. Voor een groot deel zijn deze bovendien nog van negatieven aard, daar /.ij be trekking hebben op oudere plannen, welke voorshands niet verwezenlijkt werden. Daartoe behooren o. a. dat der provincie Oost-Java voor electrificatie van ecnige plaatsen op Madoera, dat der Nederlandsen-Indische Gaa Maatschappij voor het benutten van waterkracht in de Minahasa en liet plan tot electrificatie van ver schillende plaatsen ter Oostkust van Sumatra door een met geld der betrokken Overheidslichamen te stichten vennootschap. In den stand der electriciteitsvoorziening van Midden-Java kwam slechts oii beteekenende wijziging dooi 1 de aansluiting van enkele kleine plaatsen. Op de concessie-aamraag dei- Nederlandsch-Indische Waterkracht Exploitatie Maat schappij (N.1.W.E.M.) voor de waterkracht dei- Kali Toentang werd ook in 1932 nog geen beslissing genomen. In Oost-Java werd het transmissie-systeem uitgebreid door de ingebruikstelling van het traject Bangil—Soerabaja. Daarmede werd de ringleiding, welke de krachtwerken der N.I.W.E.M, aan de Kali Konto, eener/ijds via Modjokerto, anderzijds via Malahg, met Soerabaja verbindt, gesloten. Het verbruik te Soerabaja daalde van 40,9 nrillioen kwh in 1931 tot 38,2 millioen kwh. Hoewel ook in enkele andere verzorgingsgebieden eene ver mindering van het verbruik optrad, vertoonde de totale afzet der N.I.W.E.M, nog eene geringe stijging als gevolg van de grootere afname in de in den loop van 1931 aangesloten gebieden. Na hetgeen reeds werd opgemerkt, geeft de electriïical ie in de Buitengewesteu geen aanleiding tot verdere mededeelingen. Ook in 1932 werd nog hier en daar actie gevoerd tot verlaging der electriciteii s tarieven, welke leidde tot het aannemen van enkele moties in dien zin in den Volksraad. Vermeldenswaard is de bij Ord. van 17 Oct. 1932 (T. S. n". 529) tot sfand gekomen wijziging .van de bepalingen omtr.eril den aanleg en bet gebruik van Dfi KCOXOMISCHE TOESTAND. 156 geleidingen voor electrische verlichting en het overbrengen van kracht door middel van electrieiteit in Nederlandsch-ladië (I. S. 1890 n°. 190). Daarbij zijn de wiaarboEgsommen, welke bevoren hij verleeming van electriciteit&vergunningen vdot eigen gebruik door hrt Gouvernement geëischi werden, geheel afgeßofarft, terwijl de tijd, gedurende welke die garanties voor vergunningen tot algemeen nut ge steld moeten worden, sterk beperkt werd. De in 1931 ingestelde commissie van overleg tusscnen den Dienst en <le electrieiteitsbedrijven hield in 1982 haar eerste vergadering. In bespreking kwamen eene werkregeling en eenige technische onderwerpen. Zooals reeds vermeld, bleveia de inkomsten van het Landsbedrijf op hetzelfde peil als in 1981. De totale antwmgßten bedroegen ± f 3035000, tegen f 3026000 in 1931. Tengevolge van de opening van bei liedrijf Benkoelm vertoonden de exploitatie-uitgaven, ondanks de invoering van verschillende bezuinigingen, eene geringe stijging (van ± f 600000 in 1931 tot + f 613000 in 1983). Hel exploitatie overeehot daalde daardoor van ± f 2426000 in 1931 tot ± f 2 122000 in 1982. In West-Java werden 81,8 millioen kwh aan de verschillende afnemers ge leverd, hetgeen tegenover 1931 eene te verwaafloozen toeneming beteekent. De totale levering aan het Gemeenschapjielrjk Eleetriciteitsbedrijf Bandoeng en Omstreken (GEBEO) nam met slechts \ °/ Q toe, die aan de Nederlandsch [ndisohe Gas Maatschappij (X1(!M) daalde mei ruim 1 %. De overige afiii — SèaatsSpoorwegßn, Radio en eenige bedrijven — vertoonden in totaal (ene geringe toeneming. De inkomsten verminderden van f 2896000 in 1931 tot f2BllOOO in 1982, de uitgaven bedroegen + f 502 000 (in 198] f 544000), zoodat het exploitatie overschot f 2309000 bedroeg, tegen f 2852000 in 1981. Volgens voorloopige gegeven- bedragen de afschrijvingen + f 1046 000, zoo dat voor rente-uitkoering een bedrag van f 1263 000. d. i. 4,6 ",', van het bedrijfs kapitaal, beschikbaar is. Tengevolge van de toepassing van het stelsel van even redige afschrijvingen, in tegenstelling met het tevoren annuSteitsbegmsel, is het bedrag der afschrijving in 1932 veel hooger dan in de voorafgegane jaren hel geval was. In do bédrijfsinrichtingen kwam slecht- geringe wijziging. Voor het v. krachtwerk Lamadjan werd een prijsvraag Uitgeschreven voor een derde aggregaat (6400 kw). Bij dezelfde centrale is een nieuw schakelstation in aanbouw. Voor de stroomcentrale Weltevreden werd een prijsvraag uitgi □ voor een électro ketel van 750 kw. Daarmee zal liet mogelijk zijn. genoemde centrale bedrijfs gereed te houden door het benutten van het overschot-energie der waterkraoht werken. Door het bedrijf Madioen werden + 8080000 kwh afgeleverd, tegen ± 8 millioen kwh in 1931. De afzet aan de, werkplaatsen der Staatsspoorwegen liep verder terug tot 013000 kwh (in 1930 843 000 kwh en in 1931 728 000 kwh); die aan bet Gemeen telijk Electriciteitsbedrijf vertoonde eene stijging van '2 206000 kwh in 1931 tot 2 450 000 kwh in 1932. De totale ontvangsten bedroegen + f 133 000 (f 130 000 in 1931), de uitg f 57000 (f 55000 in 1931), zoodat het exploitatie-overschot ± f 76 000 beliep; na de noodige afschrijvingen blijft + 4 % van het bedrijfskapitaal voor rente uitkeering beschikbaar. Het nieuwe Landsbedrijf Benkoelen kwam, dooi 1 voltooiing der hoogspannings lijn Ïes-Benkoelen, in eersten aanleg gereed. De aansluiting van Kepahiang kwam in Februari tot stand. De begin 1931 in gebruik genomen hulpcentrale te Ben koelen kon in September, na het gereedkomen der buiten bedrijf gesteld worden, zoodat de geüeele voorziening van hei. gebied thans uit de centrale Tes geschiedt. Onderhandelingen met eenige groote cultuunnaatschappijen omtrent aan sluiting op het algemecne net leidden voorshands oieï tot een resultaat. Met het doel bej ac de ahaiting van [Fambaog Sawah hesi-liikbaar gekomen M.IVKRHEID. 157 vermogen zoover mogelijk rendabel te maken, wordt do levering van overschot ie aan belanghebbenden overwogen. Geleverd weiden + 2,64 millioen kwh aan de Mijnbouw Maatschappij ng Lebong en + 900 000 kwh (v. j. 337000 kwh) aan do distributie maatschappij (NIGM). De ontvangsten bedroegen in dij eerste boekjaar ± f 9 L 000, do uitgaven 4- f 55 000. i. Overheidszorg voor de Nijverheid. In het vorig Verslag werd reeds melding gemaakt van de sterk oplevende belangstelling voor de oprichting van nijverheidsbedrijven, waardoor de werkzaam heden van het hoofdkantoor der Afdeeling in hoofdzaak van adviseerenden aard waren. In nog meerdere mate was in 1982 de Afdeeling genoodzaakt hare aan dacht hoofdzakelijk te bepalen tot het beantwoorden van een zeer groot aantal verzoeken om advies van technische of economische strekking. Door deze werk zaamheden was het personeel te Buitenzorg dermate in beslag genomen, dat voor uitgebreid laboratoriumonderzoek, waarvan niet dadelijk nuttig effect is te ver wachten, geen tijd beschikbaar was. Toch werden enkele, hieronder nader ver melde onderwerpen, gericht op de behoeften van de praktijk, in behandeling genomen. De bereiding van meel uit gedroogde cassave kan onder bepaalde omstandig met voordeel toegepast worden; technisch onderzoek gaf aanleiding tot eene publicatie over dit onderwerp, welke als Mededeeling n". 10 van de Afdeeling Nijverheid in 1932 is verschenen. Door verscheidene i nlieeuischen werd advies gè\ i.iagd over de bereiding van kandij uit rietsuiker. De aanzienlijke consumptie op Java gaf de Afdeeling Nijverheid aanleiding voor de bereiding eene geschikte werkwijze vast te stellen. In 1932 werd een aanvang gemaakt mei een uitgebreid onderzoek betreffende de uit een economisch oogpunt zeer belangrijke bereiding van klapperolie uit veraehe klappers. Het onderzoek, dat in 1932 nog niet was geëindigd, wees er reeds op, dat binnenkort een werkwijze te verwachten js, waardoor met weinig kostbare hulpmiddelen een zeer hoog rendement aan olie van uitmuntende hoe danigheid uit versche klappers kan worden verkregen. Het batikproefstation te Jogjakarta werkte in 1932 een nieuw procédé uit, waaruit met behoud van de goede kwaliteit de tot dusver gevolgde werkwijze voor de vervaardiging van batiks aanzienlijk bekort wordt. Jn samenwerking met eeni electriciteitsmaatschappij werden electrische apparaten geconstrueerd, die in verschillende batikbedrijven mei succes zijn toegepast. Bij aanvullende begrodïing voor 1932 werden golden toegestaan voor de op richting van een filiaal der textielinrichting te Makassar en de vestiging van een consultatiebureau te Soerabaja. Met deze uitbreiding kun aan eene reeds lang bestaande behoefte worden voldaan. Tevens kon oen aanvaag worden gemaaki met een systematisch chemisch en technisch onderzoek inzake de mogelijkheid van verbetering der kwaliteit van Indische gommen en harsen. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 158 I. HANDEL. 1. Groothandel. ;i. Uitvoer, liet jaar L 932 heeft voor den [ndkchen uitvoerhandel weinig gunstige resultaten opgeleverd. Weliswaar zijn de prijsdalingen niet zoo scherp geweest als in de voorafgegane jaren — voor sommige producten trad een zekere stilstand in den prijsval in —. doch, hoewel het totaal van den uitvoer ten op zichte van 198] een weinig steeg, liepen de handelsomzetten steeds verder terug, daar de speculatieve handel .vrijwel het geheele jaar de grootste voorzichtigheid in acht nam in verband niet de onzekerheid om in hel buitenland de produqten tegen een eenigszins toonenden prijs te kunnen afzetten. liet volgend overzicht geefl een beeld van de samenstelling van den uitvoer over de jaren L 930/1982, waaruil tevens de aanzienlijk gedaalde waarde der uitvoerproducten tegenover de veel geringere wijziging in het totaal volume moge blijken. Omtrent den handel in de voornaamste exportproducten kan hel volgende worden medegedeeld. Suiker. Het tweede jaar onder de werking van de „Chadbourne"-overeen komst heeft niet voldaan aan de verwachtingen, welke men van dat plan koesterde. Het volledig oogsten van den aanplant 1930/1931 en de te geringe restrictie van den aanplant in 1931/1932 hebhen een enormen voorraad doen ontstaan. De exporten gedurende het eerste Chadbourne-jaar (1 April 1931 t/m 8J Maart 1932) beliepen slechts 1543 000 ton, tegen respectievelijk 2142000, 2 355 000 en 2Ö89 000 ton in de overeenkomstige perioden der 3 vooraf v jaren. De in Tndië aanwezige voorraad hel iep dan ook op 1 April 1932 1634 000 ton, tegen 713 000 ton op 1 April 1931 en 150 000 ton op 1 April 1930. Het af- Uitvoer. HANDEL. 159 komen van den nieuwen oogst en het feit, dat de uitvoer zoozeer bleef teleur stellen, heeft de voorraden verder doen toenemen, zoodat deze einde 1932 niet minder dan 2 917 000 ton bedroegen. Was het in 1931 vooral de uitvoer naar Britsch-Tndië, die een sterken achteruitgang vertoonde, in 1932 verminderden ook de verschepingen naar Japansche en Chineesehe bestemmingen aanzienlijk en het is slechts de uitvoer van het nieuw assortiment muscovados naar Europa geweest, welke liet totaal uitvoercijfer nog eemgteins op peil heeft kunnen houden. Onder den controleerenden invloed van de Vereenigde -lava Suiker Producenten( V.1.5.P.) heeft gedurende 1932 een uiterst langzame prijsdaling plaats gevonden, welke slechts weinig invloed ondervond van de verschillende fluctuaties op de buitenlandschc markten. Van f 6,75 per quintaal in Januari, kwam de uoteering ten slotte op f 5,90 per quintaal in December. Gedurende een groot deel van het jaar heeft de Java-marld daarmede boven de wereldmarkt pariteit gelegen. Oneenigheid in de Y.1.5.1'., welke de vrees deed ontstaan, dat. bij het uiteenvallen van dit instituut de enorme Java-stock ongecontroleerd de markt zou overstroomen. was oorzaak van ingrijpende Itegeeriugsbemoeienis, welke resulteerde in de oprichting bij G.B. 3] Dec. HW2 n". 3 (I. S. n". 045) van oene nieuwe verkooporganisa'töe van alle suiker.-i. onder Kegeeringstoezicht, de Nederlandsch-Indische Vereeaigmg v.kh 1 den Af/et van Suiker (N.1.V.A.5.) geheeten. De instructie vooi liet betreffende Regeeringscommissariaat is opger nomen in Bb. n". 12940. Bij Ord. van 30 Dec. 1932 (1. S. n". 643) zijn beperkende bepalingen vast gesteld voor de overdracht van eerstehand-suiker va Nederlaridsch-Indië (Ver bandsuiker-ordonnantie). Ter uitvoering van art. 18 dier ordonnantie zijn bij R.V. van 31 Dec. 1932 (I. S. n°. 644) bepalingen met betrekking tot het vervoer van suiker vastgesteld (Verbandsuiker-verordening). De modellen van eene algeineene en van eene bijzondere vergunning tot vervoer van suiker (artt. $ en 11 der Verbandsuiker-verordening) zijn opgenomen in Bb. n". 12952. Rubber. De rubbermarkt vertoonde in 1932 een weinig opwekkend beeld. Aan de maandenlange onzekerheid, of de restrictie al dan niet zou doorgaan. kwam 20 Maart 1932 een einde door eene verklaring der Nederlandsche en Kngelsche Regeeringen, dat hot onder de toenmaals bestaande omstandigheden niet mogelijk was een internationaal plan voor rubber-restrictie te ontwerpen. Do markt, had eene dergelijke beslissing reeds verwacht en do prijzen, die aan het begin van het jaar 11| cent per h kg. hadden bedragen, waren vóór 20 Maart reeds belangrijk toruggeloopen. Deze daling zette zich voort, tot tegen Juli niet 5.' et. oen ongekend laagterecord was bereikt. In Juli en Augustus trad een onverwacht herstel in ven <U et. per .', kg. lot 11 et. in begin September; ook in de laatste maanden zakte de prijs weer iv om aan het einde van het jaar mol 7.1 et. per kg. te sluiten. Het buiten tap zijnde onderin ■mingsareaal bedroeg einde Januari 1982 39499 ha of 10,4 % van het tapbaar areaal Op einde 1931; einde December 1932 was dit percentage 22. met 84 235 ha. De statistische rubberpositie is in de volgende tabellen weergegeven (in tonnen). DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 16 gaderingen van het Congres Indonesia-Baj: 1 . waar zij een adviseerende stem zullen hebben en, voor speciaal door de federatie vast te stellen gevallen, ook een beslissende stem. De in het ontwerp vervatte richtlijnen zouden als basis dienen voor de nieuwe statuten en het huishoudelijk reglement, waarvan de samenstelling aan eene uit vier personen bestaande commissie werd opgedragen. Te Bandoeng werd als gevolg van het door de P.P.P.K.I. genomen besluit een Comité Persatoean Aksi opgericht, om op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen gecombineerde vergaderingen te houden. De Partij Sarekat Islam Indonesia (P.5.1.1.), die ook was uitgenoodigd, liet hierop eene circulaire ver schijnen, waarin werd medegedeeld, dat zij, hoewel sympathiseerende met deze gecombineerde acties, overeenkomstig de nog steeds van kracht zijnde congres besluiten van December 1930 en 1931 om zelfstandig op politiek terrein te ageeren, zich van samengaan met andere politieke vereenigingen meende te moeten ont houden. Reeds tevoren was besloten om op bepaalde plaatsen gecombineerde ver gaderingen te houden, aan welk besluit o. a. uitvoering werd gegeven in Juli 1932, toen te Batavia onder groote belangstelling van de landbouwende bevolking van buiten werd gesproken over het ontstaan van de particuliere landerijen en de toe standen aldaar, verder over de persbreidelordonnantie en de ordonnantie op het inzamelen van gelden. Eene andere gecombineerde conferentie, buiten de P.P.P.K.1., gehouden door de Pendidikan Nasional Indonesia, de Partai Indonesia, Pasoendan, Boedi Oetomo, Sarekat Suinatra en de Persatoean Bangsa Indonesia, had in September te . ia plaats, waarin eveneens de genoemde ordonnanties werden besproken en tevens de belemmeringen, ondervonden op openbare en besloten vergaderingen. Er werd een motie ~van het volk aan het volk" aangenomen tegen de ordonnanties op het inzamelen van gelden, de persbreidelordonnantie, de ondervonden belem meringen bij vergaderingen, de artikelen 153 bis en ter en 1616/ s van het straf wetboek en de exorbitante rechten. De Persatoean Bangsa Indonesia (P.8.1.) richtte op Java in 1932 verscheidene nieuwe afdeelingen op. Op het congres, dat het centraal bestuur op 1 Januari 1932 hield, weid besloten volkscoöperaties in het leven te roepen, niet-politieke vakvereenigingen te stichten en leiding te geven aan volksorganisaties, zoomede volksscholen op nationalen grondslag op te richten. In de in Mei 1932 gehouden jaarvergadering werd voorts besloten landbouwersbonden op coöperatieven grondslag (Koekoen Tani P.8.1.) te vormen. In Mei 1932 telde de vereeniging 30 afdeelingen. De Vereeniging Boedi Oetomo hield van 14 tot 16 Mei 1932 te Solo haar 2'2-t(> congres. Aan de totstandkoming van eene fusie van vereenigingen op coöperatieven grondslag werd krachtige medewerking verleend. Voor toetreding tot het fusie- Lichaam zouden alleen in aanmerking komen die vereenigingen, welker leden inbeemschen zijn. Als doel weid aanvaard het streven naar een vrij en voreenigd Indië. De fusie zou in en buiten de bestaande raden werken. De eenheids organisatie zou in het algemeen coöperatief zijn, doch het zou incidenteel kunnen voorkomen, dat zij ten aanzien van een bepaald onderwerp een non-coöperatief standpunt inneemt. De naam Boedi Oetomo zou eventueel worden prijsgegeven. Boedi Oetomo besloot zich te gaan toeleggen op reclasseeringsarbeid. Het door haar samengesteld urgentieprogram beoogt in hoofdzaak de oprichting van cur sussen op wetenschappelijk, cultureel en sociaal gebied. Voor onderwijszaken werd eene advies-commissie ingesteld. In eene te Solo gehouden December-conferentie werd als doel van Boedi Oetomo aanvaard te streven naar een „vrij Indonesia". De vereeniging Pasoendan hield in Maart 1932 haar jaarlijksch congres te Batavia. Deze vereeniging bewoog zich op politiek, sociaal, economisch en cultureel terrein. Zij volgde Boedi Oetomo niet op haren,weg naar fusie van de coöpera- DE ECONOMISCHE TOESTAND 160 Thee, De theemarkt maakte in 1932 een moeilijk jaar door. Niet alleen bleef de zichtbare wereldvoorraad zeer groot, doch in de geheele wereld nam het ver bruik af, terwijl herhaaldelijk de invoerrechten in de consumptiegebieden werden verhoogd. In April stelde de Engelsche Regeering ecu thee-invoerrecht van 4 d. per lb. in, waarbij aan Britsche theeën eene preferentie van 2 d. of 50 % werd toegekend. Dit voorkeursrecht bleek niet in staat Nederlandsch-Indische thee van de Londensche mark-t Ie verdringen; de afleveringscijfèrs van -lava- en Sumatra-thee op deze markt liepen zelfs een weinig op (Si.so'.) duizend lbs in 1932, tegen 79,915 duizend lbs in 1931). Door fijneren pluk en dr minder gun stige weersgesteldheid in den drogen moesson bedroeg de .lava-oogst 04188 ton, tegen 65 922 ton in het voorafgegane jaar, welke vermindering echter grootendeels gecompenseerd werd door oogstvermeerdering op Sumatra — 13 293 ton in 1932, tegen 12 061 ton in 1931 —, waar vele nieuwe tuinen in productie kwamen, liet prijsniveau was vrijwel doorloopend zeer laag en beliep gemiddeld 60 % van het gemiddelde voor 1931. Enkele sterke fluctuaties kwamen voor tengevolge van de berichten over de heffing van het invoerrecht in Groot-Britannië, en den koers van di' EhgeTsche en Amerikaansehe valuta's. Het verloop van de Batavia markt in 1932 gaf te zien eene daling van 21 et tot 16 et per | kg gedurende de periode Januari/Juli, eene stabilisatie op 17 et gedurende Augustus/November en eene nieuwe daling in December tot 16 cl. De verminderde consumptie en toeneming van de totale wereldproductie waren aanleiding voor belanghebbenden om door beperking van aanplant en oogst een uitweg uit de moeilijkheden te zoeken. Dwang der verschillende Begeeringen werd daarbij onmisbaar geacht. De aan het einde van 1932 ondernomen stappen resulteerden in 1933 in eene restrictie in de voornaamste theeproduceerende landen. De Vereeniging „Thee Expert Bureau" zette gedurende het afgeloopen jaar met kracht en succes haar HANDEL. 161 propaganda voor het theeverbraik onder de [nheemsoHe bevolking in Neder landsch-Indië voorl. Koffie. De koffiemarki bleef in 19.'>2 geheel onder den invloed staan van de Braailiaansche koffiepolitiek. De msarW boonde x ie- 11 niei ongevoelig vooivdeze politiek, vooral in de eerste balft van 1932. i)e prijzen der Indische Robusta begonnen in overeenstemming Biet Brazilië langzaam op te loopen; te Soerabaja gteeg Robuste W.1.8. van f 85.60 per 100 kg in begin Januari tot f4l per rvfoi. De plotselinge stagnatie van de aanvoeren uit Brazilië, als gevolg van de revolutie in Juli, riep eene prijsstijging in hel leven, welke juisi samenviel met het afkomen van een boofdoogst in Nederlandsch-Indië. Bobusta W.1.8. bereikte met f 47.50 per 100 kg te Soerabaja. op eind September zijn hoogtepunt. Na beëindiging van den Braziiiaanschen burgeroorlog trad eene daling in, welke echter geen scherp karakter droeg. Dé Sóerabaja-noteering liep terug tot f 39 per 100 kg op eind November, otn gedurende December wen- te verbeteren tot f 41.50 per 100 kg. De prijsstijging, welke de Axabica in 108] onderging, is in IÖB2 geheel verloren gegaan; Boengi-koffie daalde te Makassar gedurende L 982 van f 94 op f 6 per 100 kg. Uiteraard zijn de afzetmogelijkheden voor de/e koffies als luxe product veel slechter geworden, doch daarbij is de daling voor deze soorten ook toe te schrijven aan de invoerbelemmerïngen in de Scandinavische landen. Tabak. Ondanks de slechte vooruitzichten in hel begin van 1932, zijn de resultaten voor de Deli-tabak nog medegevallen, hetgeen, behalve aan het goed geslaagd product, moei wxMfden toegeschreven aan goeden kooplusi in Amerika iii aan de vlottere toewijzing van deviezen voor Duitsche tabaksaankoopen. Bovendien heelt hel in liet voorjaar van 1932 genomen besluit van de tabaks maatschappijen om tot sluiting van een aantal ondernemingen over te gaan, zijne uitwerking op de daarop volgende inschrijvingen niet gemist. Van den oogst 1931 werden in 1982 LB2 472 pakken verkocht tegen een gemiddelden prijs van 123 ets per \ kg, tegen 211137 pakken vii oogsi 1930, verkocht in 1931 tegen een nnddenprijs van 109 ets per A kg. De resultaten van de verkoopen van Java-tabak waren onbevredigend. De geheele oogst 1931 bedroeg globaal 658102 pakken, legen 68946] pakken in 1930 en bracht gemiddeld slechts 2()| ets per i- kg op, tegen 35J ets voor 1930. Deze scherpe prijs val is, behalve van meer algemeene oorzaken, een gevolg van de betere kwaliteil van den 1930-oogst. De Besoeki-tabak was van middelmatige kwaliteit. Ook bij deze tabak hadden de eerste inschrijvingen een zeer onbevredigend verloop, pas geleidelijk trad eene iets betere stemming op. Oogsi 1981, groot 802865 pakken (waarvan 43 20(> pakken verkocht), brachi gemiddeld 22 eis pn \ kg op, tegen 247 518 pakken 1930-oogst gemiddeld -"17! ets per h kg. De hooge invoerrechten in Duitechland, welk land steeds een belangrijk' afnemer van 1 !> soeki-tabak is geweest, hebben de prijzen geer gedrukt. De Besoeki-ondernemingen hebben zich dooi- de minder gunstige marktsituatie genoodzaakt gezien den oogst 1932 mei. 50 a 60 % te beperken. De Vorstenlanden-tabak-oogst L9Bl was in tegenstelling tot die van 1930 slechts van minder dan middelmatige kwaliteit. Verkocht werden 180987 pakken tegen gemiddeld 284 ds per \ kg, tegen oogst 1930 mei 185748 pakken tot een middenprijs van .v.ij ets per .', kg. Bij de Vorstenlanden-tabaksmaatsohappijèn werd de aanplant ingekrompen mét ± 10 %. Rijst. In de eerste helft van 1932 kou de rijstmarkt nog eenigen steun in de algemeene graansituatie vinden, doch in de tweede lielli ging ooi deze steun verloren en volgde eene scherpe prijsdaling. Te Batavia daalde de Bangoon-rijSt \an f 6 en f 7 gedurende Janvari —September tot E 4,60 per 100 kg. Baigbn-rijst noteerde in Januari l' 6,90 en zakte via f 6,60 in September tot f 4,60 per IÖÖ kg in. In verband met de ruime oogsttaxaties in de exporteerende landen en de opvoering van de productie iö de coUsumptiegebieden, terwijl vele -verbruiks- 161 DE ECONOMISCHE TOESTAND. 162 landen tariefsmaatregelen tegen den invoer van vijst namen, is het jaar 193:2 voor <ïe rijst markt onder zeer ongunstige omstandigheden en vooruitzichten geëindigd. Maïs. In overeenstemming met de tarwe- en rijstmarkten vertoonden de ïnaïsprijzen gedurende liet grootste deel van 1832 een zekere stabiliteit om in de Laatste maanden van liet jaar in te /akken. De Soeraba ja-markt handhaafde zich in eerstgenoemde periode tusschen de f •'! en E 3,50 per 100 kg om op f 2,65 te eindigen. De tapioca-prothiclrn hebben zich beter gehouden dan de granen. De ge middelde Batav ia-prijs voor meel. vlokken, enz. bleef gedurende de eerste 9 maanden van 1932 om de f 7 per 100 kg schommelen, om in het laatste kwartaal zelfs te stijgen tot f 8,85. Ook gaplek verbeterde een weinig en steeg van f 1,40 per 100 kg aan het begin van het jaar tot f 1,95 in Juli, om daarna lenig te vallen tot f 1,50. Wat do .lava-uitvoeren aangaat, vertoonen gaplek en gaplekmeel eene verbetering ten opzichte van de uitvoeren der vorige jaren. De uitvoer van fabrieksineel en van pearls en seeds is echter vrij aanzienlijk lager. De uitvoeren bedroegen (in tonnen): 1932 1931 1930 Gaplek 40 285 19211 11022 < 1 aplekmeel 81235 52 270 28 621 Tapiocameel 87 941 100 570 76 067 Vlokken on sifnings 5 255 5 114 4 820 Pearls en seeds 11 121 14 633 10 579 Totaal 225 840 191837 130 399 Copra. De financieele resultaten van de klappercultuur zijn in 1982 zee) slecht geweest; in de klupperrijke streken is door de producenten hoogstens nog 1 et per stuk gemaakt. Toch heeft Indië eene belangrijke toeneming van den copra-export te zien gegeven, welke in 1932 479 060 ton bedroeg, tegen 860180 ton in 1931. Ook de prijzen van copra vertoonden eenige stabilisatie, hetgeen verband houdt met de traanrestrictie en den sterk verminderden uitzaai van sojaboonen in Mantsjoerije. De eerste drie maanden stegen de Makassar noteeringen van f 6.50 tot f 7,90 per 100 kg (voor z.-g. ~basis through freight"), waarna eene reactie intrad tot f 5,50 in .Juni. In de laatste helft van bet jaar liepen de noteeringen op tot f 6,40 in September om. na enkele fluctuaties, op het einde van het jaar op f 6,35 te sluiten. De toenemende eigen klapperolie-bereiding van de bevolking, gevolg van de geldschaarschte, heeft een groot deel van den afzet in Nederlandsch-Indië voor de oliel'abrieken verloren doen gaan, zoodat ook de exporl in 1982 sterk toenaoa (17.5 millioen liter, tegen 4.4 millioen in 1981). Kapok. De kapokmarkt beeft zich niet aan de algemeene conjunctuurdaling kunnen onttrekken. In het eerste kwartaal van 1932 kon de markt zich op + f 50 per 100 kg voor de z.g. Stolland-kwaliteit handhaven, doch onder invloed van de minder gunstige conjunctuur-ontwikkeling trad in het midden van bet jaar eene daling in tot f4O, welke zich tot einde 1932 voortzette tot f 35 per 100 kg. Deze prijsbeweging is vrijwel geheel op algemeene malaise-factoi e:i terug te voeren, daar de statistische positie van het artikel nog vrij gezond is. De vraag in Amerika en Australië heeft zich behoorlijk gehandhaafd; de afzet in Duitsehland is echter verminderd. De concurrentie dei- springveerenmatrassen schijnt op het verlaagde niveau met succes te kunnen worden volgehouden. De export liep een weinig terug en bedroeg voor het oogstjaar 1931—1932 (1 üctober tot 30 September) 16 768 ton, tegen 17 605 ton in 1930—1931. HANDEL. 163 Peper. De pepermarkt heefl in zeer sterke mate den invloed van de tijds omstandigheden ondervonden. De groote oogsten, vooral van witte peper op Bangka, gepaard aan een dalend verbruik in hei voornaamste consumptie-gebied, de Vèreenigde Staten van Amerika, veroorzaakten eene scherpe prijsdaling. De uitvoer bedroeg in 1932 voor witte peper L 4938 ton, tegen L 3 565 ton in 1931 en voor Suinatra-peper '20 (iJs ton, tegen 18 W' 2 ton in 1981. De prijzen ver toónden het geheele jaar een dalende tendens; witte Mimtok-peper daalde van f ~>2 per 100 kg in Januari tot f 35 in December, en ewarte Lampoeng-peper v.-n. f 41,f>(> aan liet begin van liet jaar tot f -<> aan liet einde van liet jaar. Citronella-olie. De prijzen van dit product zijn vrij goed op peil gebleven. De prijs van E 2,05 per kg in het begin van L 982 bleef langen lijd gehandhaafd om na de Lausanne ('i wifereiit ie tot I' "2."20 te stijgen en op het einde van liet jaar tot f"2 te dalen. De totale Java-uitvoer beliep in 1982 991 ton. tegen 886 ton in 1931. Gommen en Harsen. De prijzen van copal waren in 1982, na den scherpen val in 1931, vrij stabiel en wisselden, voor oopal en Loba, balf hard, unassorted, ie Makassar, van I 13,76 tui l 14,57 per LOO kg op eind December. De prijzen \.-11 l dainar /.akten regelmatig Verder in; Sumatra-kw aliteil QOteerde in den aanvang van liet jaar I' '21 ,'.)■> per 100 kg om arm het einde van 1932, met f 21,45 te sluiten. De uitvoeren beliepen voor copal 7906 ton in 1932, tegen 9.566 in 1931 en voor damar respect ievelijk 5522 ton en 6485 ton. Deze vermindering in den uitvoer komt geheel voor rekening van de afnemende consumptie in de Ver eenigde Staten van Amerika, waar het Indische natuurproduct zoowel van het verminderde verbruik in de automobielindustrie als van de vermeerderde concur rentie van de kunstmatige vernissen te lijden heeft. b. Invoer Gedurende 1932 beeft in den [ndischen tmporthandel eene ver schuiving plaats gegrepen, doordat deze zich. zij het ook grootendeels gedwongen, heeft afgewend van hel dekken van een belangrijk doel zijnor inkoopbehoeften in Europa en Amerika, om in plaats daarvan in Azië zijne nieuwe leveranciers te vinden. In 192 M was, naar de hoeveelheid, nog 46.55 ",, van don [ndischen invoer uit Europa en Amerika afkomstig en 45.76 % uil Azië. terwijl in 1932 liet aandeel van Kuropa en Amerika daalde tot 33.2 ",, en dat van Azië, hetwelk hoofdzakelijk uit Japan afkomstig is, steeg tot 01,3 %. De oorzaken van den in 1932 zoo sterk en zoo snel toegenomen invoer van Japansche goederen zijn zoowel in Indië als in Japan zelf gelegen. In Indië kan als zoodanig allereerst worden aangemerkt dr sterk; gedaalde koopkracht van de bevolking, welke door aankoop van de tot ongekend lage prijzen aangeboden Japansche goederen inbare behoeften kon voorzien; verder de omstandigheid, dat Japan overging tot eene rechtstreeksche inschakeling in het distributie-proces van don Chineeschen en op koinenden Japanscheii tusseheiihandel zoomede als gevolg hiervan weder de vesjtiging van tal van inkoopkantoren van Indische importeurs in Japan, teneinde 1 de Japansche goederen via de beslaande kanalen tot den consument te brengen. De sterk verminderde koopkracht en het streven naar bezuiniging van den EuropeescheD en daarmede golijkstaandon consument hebben geleid tot eene aanzienlijke vermindering zoowel van de waarde als van de hoeveelheid dei geïmporteerde goederen. Onderstaande tabel geeft daarvan een beeld. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 164 Bij de beoordeeling van deze cijfers moet echter in aanmerking worden genomen, dat tot den achteruitgang in zoor belangrijke mate is bijgedragen door twee importartikelen, nl. rijst en kedele, welke buiten den eigenlijken „import handel" vallen. In vergelijking met het somber aspect van den Indischen export handel, kan het jaar 1932 verhoudingsgewijs zelfs nog betrekkelijk goed voor den iuipoi (handel worden genoemd. Dit is voor een niet gering gedeelte te danken aan de inschakeling van dien handel in dr Japansche importen, waarop in vele gevallen nog — zij hot geringe — winsten zijn gemaakt. De Japansche invoer is ook van invloed geweest op de door don importhandel gegeven credieten aan den tusschenhandel, daar dr Japansche goederen veelal op contante basis of korten termijn werden verkocht. In den Laatsten tijd is echter door de scherper geworden concurrentie der importhuizen onderling, in dit verkoopsysteem eene ongunstige wending gekomen; de crediettermijn wordt ook voor de Japansche goederen meer en meer verlengd, waardoor liet terugbrengen van dm gemiddelden crediet termijn, voor den import-groothandel van zoo vitaal belang, in gevaar wordt gebracht. Gedurende 1932 is het aantal uitgesiiroken faillissementen ten opzichte van het voorafgegane jaar slechts weinig toegenomen. Deze bedroegen namelijk: 1931 1932 Batavia 433 445 Soerabaja 328 449 Semarang 200 303 Padang 32 36 HANDEL. 165 lii.ll 1032 Medan 281 271 Makassar 87 71 Nederlandsch-Indiè' 1421 1575 Wanneer men hierbij in aanmerking neemt, dat onder deze uitgesproken Faillissementen juist in 1932 een belangrijk deel wordt gevormd door ~kleine lieden", niet-handelaren. kan 1982 de vergelijking met 1931 gunstig doorstaan: déconfitures van groote beteekenis kwamen onder den import-groothandel en tusschcuhandel in 1932 dan ook Weinig voor. Van belang is het ook erop te wijzen, dat de zich. /ij het ook nog op beperkte schaal, ontwikkelende Inheemsche industrie meer en meer de hulp van den import-groothandel is gaan inroepen om haar producten op de markt te brengen. Daar in 1932 op de ondernemingen tot het uiterste moest, worden bezuinigd. werden de bestellingen op machinerieën, werktuigen, enz. tot een minimum be perkt. Ook op construct inwerken hadden de tijdsomstandigheden haar invloed. z.oodat de invoer van het daarvoor beiioodigde materiaal in 1932 sterk terugliep. De handel in manufacturen was. voorzoover den invoer uit Europa betreft, in het afgeloopen jaar buitengewoon slecht. Prijzen voor white cambnes — vrijwel het eenige artikel, waarmede Europa, en in het bijzonder Twente, den strijd tegen de steeds grooter wordende aanvoeren uit Japan bleef voeren — zakten hoe langer hoe meer in. Weliswaar had in Augustus eene plotselinge stijging in den prijs voor de ruwe katoen plaats, doch deze kon zich niet lang handhaven en prijzen voor stapels in Tndië zakten, mede door de juist toen intredende daling der Japansche valuta, weder tot het vroegere lage niveau terug. De manufacturen handel vond echter voor den achteruitgang der Europeesehe invoeren compensatie in den handel in Japansche manufacturen, naast cambrica en shürtings, in hoofd zaak ongebleekte, geverfde, gedrukte en bontgeweven katoenen manufacturen, in welke artikelen hef Japansche fabrikaat vrijwel de geheele Indische markt be heerscht. Importeurs van deze goederen wisten hierop eenige winst te maken, zij het speciaal valuta-winst. Evenals voor manufacturen, is ook voor kramerijen Japan de Indische markt gaan beheerschen, hetgeen in het bijzonder ten koste van den invoer uit Duitsch land ging. Eene verschuiving van de honger geprijsde artikelen naar de goed koope, welke zich in 1932 voordeed, is een normaal gevolg van de tijds omstandigheden. De prijzen voor deze Japansche artikelen, waarop ook de Indische importeurs zich meer en meer gingen toeleggen, zijn over het algemeen vrij constant gebleven, zoodat groote verliezen niet voorkwamen. Ook de om zetten bleven vrijwel op hetzelfde niveau. De handel in provisiën en dranken kan niet op een loonend jaar terugzien. Onder deze rubriek vallen vele artikelen, welke in meerdere of minde» male als luxe zijn te beschouwen, en juist daarop werd in de eerste plaats bezuinigd. Een belangrijk artikel als tarweinecl werd, ondanks de groote prijsdaling, in veel geringer hoeveelheden door de Inheemsche bevolking geconsumeerd; de betere soorten biscuits werden verdrongen door het veel goedkoopere Enheernsche fabri kaat, hetgeen eveneens geldt voor suikerwerk. De consumptie van melk ver plaatste zich meer en meer van de gesteriliseerd! via de gecondenseerde naar de afgeroomde melk. In visch, voornamelijk sardines, trad Japan als leverancier tol lagen prijs op den voorgrond. Ook voor bier trachtte Japan een aandeel in de markt te krijgen, waarvan in het bijzonder de in lndié' gevestigde brouwerijen en de goedkoope Hollandsche bieren de nadeelige gevolgen ondervonden. Het zelfde geldt voor toiletzcepen, waarbij speciaal de goedkoope buitenlandsche soorten en de op Java bestaande fabriek- de nadeelige concurrentie van de bij zonder goedkoope aanbiedingen uit Japan ondervonden. De invoer van wasohzeep verminderde door de ontwikkeling van de Inheemsche industrie. De import van sigaren en sigaretten werd eveneens getroffen door de juist op deze artikelen toe gepaste bezuiniging van het ronkend publiek, terwijl ook de tabaksaccijns zijn DE ECONOMISCHE TOESTAND. 166 invloed deed gelden. Meer en meer wordt overgegaan tot het Inheemsche fabri kaat, waarvan het prijsniveau, ook in de voor Europeesche consumptie bestemde soorten, nog ver beneden dai der geïmporteerde sigaretten ligt. De aanvoeren viin boter bleven op peil; Australië is hierin nagenoeg de eenige leverancier ge worden. Geconserveerde vruchten weiden in geringe hoeveelheden aangevoerd, de import van versche vruchten daarentegen vertoonde in 1932 eene stijging. Ter wegneming van noodelooze belemmering in den handel, is het bij Ord. van 21 Juli 1932 (I. S. n°. 395) mogelijk gemaakt dal tnonsterzendingen uit heemsche koffie ongehinderd in Nederlandsch-Indië worden ingevoerd. In de omstandigheden, waarin de tusschen- en kleinhandel verkeerde, is ge durende 1932 geen verandering ten goede ingetreden; eerder valt een verdere achteruitgang te constateeren. Alle takken van tusschen- en kleinhandel, de meer, de andere minder, vertoonden een verderen achteruitgang. De in het algemeen lage, weinig of geen voordeel leverende prijzen, die door den tusschenhandel konden worden gemaakt voor exportproducten en de moeilijk heden om die producten te plaatsen, waren oorzaak, dat deze tak van handel geen bevredigende resultaten kon bereiken. Groote opkoopen \an landbouw- en boschproducten kwamen nog slechts /elden voor; men ging voorziohtig ie werk. ten einde geen verliezen te moeten lijden lnj dalende prijzen en achteruitgang van de vraag, hetgeen een ongunstigen invloed had op de opkoopmarkt voor vrij wel alle exportproducten. In landbouwvoedselprodueten was in sommige streken dikwijls weinig te doen. Producenten hielden voorraden aan ter voorziening in eigen behoeften; de lage prijzen welke daarvoor werden geboden en dé geringe omzetten kunnen echter mede als oorzaak voor de slapte in den handel van deze producten worden aangewezen. De handel in vee, zoowel groot als klein hoorn vee, leverde weinig voordeel op door de lage prijzen, welke men ei' voor maakte; ook de omzet nam veelal af tengevolge van liet verminderde vleeschgebtuik, ver oorzaakt door de gedaalde koopkracht en geldschaarschte. Hetzelfde geldt vöör den handel in huiden en vellen, welke producten weinig opbrachten. Deze situatie van de opkoopmarkt voor bevolkingsproducten heeft öiel nage laten de verzwakte koopkracht nog sterker aan te lasten; de toévloeiing van geld nam nog meer af, met als gevolg eene toenemende geldschaarsehte. De tusschenhandel in importartikelen ondervond hiervan de ongunstige ge volgen. De omzetten namen af, terwijl de prijzen, mode als gevolg van de scherpe concurrentie, voortdurend terugliepen. Slechts de afzet van goedkoope artikelen, voornamelijk van •lapanschen oorsprong, was nog eenigszins loonend. Ook de tusschenhandel in Inheemsche nijverheidsartikelen deelde in den minderden afzet. De moeilijkheden om deze producten te plaatsen werkten in enkele gebieden coöperatieven verkoop in de hand, waardoor de tusschenhaiuh I eenigermate getroffen werd. Ook het uitsturen van verkoopers om den afzet te stimuleeren en klanten te winnen kon worden geconstateerd. De slechte zaken. die -de tusschenhandel maakte, hadden dan ook tot gevolg, dat talrijke handelaren hun zaken moesten sluiten. De pasarhandel leverde eveneens weinig verdiensten <>p. Omzetvérmindering naast prijsdaling kon vrijwel overal worden geconstateerd. Voor het meerendeel der pasars liep het bezoek van koopers terug door gebrek aan contanten en ver minderde koopkracht; slechts voor enkele was dit nog bevredigend. De ver minderde verdiensten hadden weer tot gevolg, dat de toeloojj van verkoopers verder afnam. Vele abonnementen op pasarruimten werden opgezegd; de op brengst aan pasargelden vertoonde vrijwel Overal eene daling; Door tariefs verlaging werd wel getracht het bezoek van verkoopers te stimuleeren. doch in het algemeen heeft dit weinig effect gesorteerd. In de aanvoeren van aan bederf onderhevige artikelen als groenten, vruchten, enz. viel in het algemeen geen vermindering te constateeren. dam- men deze ler markt moest brengen en dikwijls tegen iederen prijs afstond ten einde geen nog grooter nadeel te lijden. Daar waar 2. Tusschen- en kleinhandel. lIANDEL. 167 handel in visch en vischproduoten werd gedreven, viel in vangst, productie erl omzetten weinig verandering waar te nemen, doch de opbrengsten waren zeer gering. De slechte reßiütaten van den pasarhandel stimuleerden hel rondventen mei artikelen van allerlei aard, o.a. met manufacturen, saroengs, kramerijen. speei goed, kleedingstukken, om slechts enkele soorten te noemen. Voornamelijk in de groote on Ook in de kleine plaatsen aam deze marskramershandel toe. Op deze wijze trachtte uien de consumenten, die niet naar de pasars trokken, toch nog te bereiken en den afzet te vergrooten. voor zoover de verminderde koopkracht ir nog mogelijk maakte. Op hei platteland is de marskramershandel echter in lift algemeen zeer afgenomen. Door de geldsohaarschte moest de afzet wel terug loopen, zoodat het voor vele marskramers niet meer de moeite loonde diep de knmpongs en d"sa's in te trekken, vooral niet in die streken, waai' deze ver van groote verkeerswegen liggen. Het minst hadden te lijden de rondventers in eet waren, dranken en snoeperijen. De prijsdaling voor de, voor de samenstelling van hun artikelen, benoodigde ingrediënten maakte liet hun mogelijk hun koopwaar zeer goedkoop aan te bieden. Ook de in waroengs gedreven handel, waarvan liet aantal bijna overal ge daald is. maakte een moeilijken tijd dooi. Vele waroenghoudera gingen over tot den marskramershandel, andere moesten hun waroeng sluiten, doordat niet vol doende verdiend werd. Waar nieuwe waroengs bijkwamen, werden deze gewoonlijk opgezei door pasarhandelaren of personen die door gemis aan andere inkomsten op deze wijze trachtten iels te verdienen. Chineesche waroengs konden zich meestal beter handhaven dan Inheemsche waroengs. die als hoofdbedrij f gedreven werden; de als nevenbedrijf uitgeoefende waroengs, waartoe de meeste Inheernsehe be hooren, waren er iets minder slecht aan toe. In suikerstreken op -lava, waar fabrieken werden gesloten, werd uiteraard een vrij groote achteruitgang van den waroenghandol geconstateerd. Ook in de binnenlanden der Buil engewesten werd voor vele gebieden het afnemen van dezen handel gemeld. Ee'ne verdere toeneming van den ruilhandel kon worden geconstateerd. Op pasars en in waroengs nam men noodgedwongen goederen, zoowel landbouw producten als producten van Inheemschr nijverheid en huisvlijt, in ruil aan van opkoopers of producenten dier artikelen, die niet over geld beschikten, terwijl ook marskramers daaraan wel moesten deelnemen. De ingeruilde artikelen kouden meestal nog wel worden verkocht aan tussclienhandelaren en andere klein hindelaien. die in die artikelen haiideldroven, zij het dikwijls tegen prijzen, waarop geen winst kon overschieten. 3. Venduwezen. Openbare veilingen en verkoopingen mogen, behoudens bepaalde wettelijk geregelde uitzonderingen, in het algemeen niet worden gehouden dan ten over staan van daartoe van Overheidswege aangestelde of aangewezen \ en du meesters. Deze \ endnmeest i'i's worden in twee 1 klassen onderscheiden. Tot die der Ute klasse. behooren in hoofdzaak, behalve de algemeene ontvangers van 's Lands kassen, de daartoe bijzonderlijk aangestelde Gouvernementsambtenaren; tot die der "2de klasse, anderen, die een openbaar ambt bekleeden. waaraan het vendu meesterschap is verbonden. Eerstgenoernden genieten deswege een vast trakte ment, terwijl Laatstgenoemden recht hebben op aandeel in het door hen geheven vendusalaris en dus als het ware werken op commissiebasis. De omzet van de vendukantpren der late klasse bedroeg in 1932 f 5482418 (in 1931 f 7700510). Aan recht ten bate van het Land werd hierover geheven 1443747 (in 1931 f 569879), waarvan na aftrek van de kosten dier kantoren, een winst overbleef van f 236231 (in 1931 f 320097). De omzet van de vendukantoren der 2de klasse beliep voor zoover betreft de door notarissen beheerde kantoren E 7888275, voor zoover betreft de kantoren onder gewestelijke secretarissen of besturende ambtenaren f 1667 516, tezamen DE l.( ONOMISCHB TOESTAND. 168 f 9550791 (in 1931 f 11652970). Als aandeel van den Lande in de inkomsten dier vendukantoron werd in 1932 geïnd £334820 (in 1931 f 376947). De totale omzet bedt : in 1932 f 15083209 (in 1931 f 19358781), terwijl de zuivere opbrengst voor den Lande van alle vendukantoren tezamen in 1932 bei iep f 571052 (in 1931 f 697044). In het volgend overzicht is de omzet van 193,2 gesplitst naar den aard der verkochte goederen, ZOOmede naar de doeleinden drr verkoopingen. Tevens zijn voor het eerst ook de aantallen dier verkoopingen en hare gemiddelde opbre Opgenonien. Waar in het vorig Verslag dit laatste ten opzichte van het jaar 1931 niet is geschied, zijn de uil 1 over dat jaar nog eens volledig in dit over zicht vermeld. Van de maatregelen; welke in 1932 worden genomen dan wel vérder werden doorgevoerd, kunnen in het bijzonder de volgende worden vermeld. Van de verzorging van don verkoop van gouvernementsgoederen te Batavia. Bandoong en Soerabaja, Welke sedert tientallen van jaren tegen vergoeding van commissieloon was opgedragen a.n daarvoor van Regeeringswege in het bijzonder HANDEL. 169 aangestelde oomroissionnairs, werden die koo]:>iiedeii ontharen, In elk der twee eerstgenoemde plaatsen worden de verkoopingen thans met goed gevolg be hartigd door een Landsdienst, terwijl toot Soerabaja eene dergelijke regeling in voorbereiding is. Als gevolg van dien maatregel is hel thans mogelijk rer» koopingen te oombineeren, hetgeen verlichting van de werkzaamheden van de daarbij betrokken vendukantoren der Iste klasse met zich brengt; voorts worden de op die verkoopingen vallende onkosten relatief kleiner, terwijl meer koopers kunnen worden aangetrokken. De vendu-administratie der 2de klasse te Bodjonegoro werd bij wijze van tijdelijken maatregel vervangen door een vendukantoor der Iste klasse, IV ressorten van de vendukantoren der 2de klasse te Koedoes en te Patï werden tot één venduressori samengevoegd met gelijktijdige opheffing van Laatst genoemd kantoor. (I. S. 1932 n". 200). Voor eene wijziging in de organisatie van het venduwezen in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo zie men I. S. 1932 n°. 424. Gelijktijdig met de opheffing van 's Lands kas te Singaradjfl (eiland Bali) werd het. ressort van het door den algemeen ontvanger van die kas rde vendukantoor der Iste klasse aldaar gevoegd bij hei ressort van hei tevens ter plaatse gevestigde vendukantoor der 2de klasse (1. S. 1932 n". 104). Door de reeds in een groot deel van Nederlandsch-Indië doorgevoerde reorga< nisatie van 's Lands kassen werd liet mogelijk de betaling door debiteuren van vendusohulden bij die k-assen te doen plaats vinden, hetgeen vermindering van de werkzaamheden van vendukantoren en verlichting van de aansprakelijkheid van het ven du personeel met zich bracht. Daardoor kon de personeelsterkte dier kantoren worden verminderd. 4. Middenstandswezen. De positie van den middenstand is sterk achteruitgegaan. De koopkrachl van het publiek, dat gewoonlijk de clientèle vorriii van Europeesche middenstands zaken, is belangrijk afgenomen. Sluiting van en verder doorgevoerde bezuinigingen bij grootbedrijven met de daaraan gepaard gaande ontslagen van tal van per sonen, vermindering van salarissen en de verhoogde korting op de inkomsten van Overheidsdienaren hebben, zooals vanzelf spreekt, de omzetten van midden standszaken zeer verminderd. Weliswaar ondergingen vrijwel alle artikelen eene groote prijsdaling, waar door het prijspeil zich kon aanpassen aan de verminderde koopkracht, doch bij het publiek viel eene groote inkrimping van inkoopen waar té nemen; men beperkte zich zooveel mogelijk tot de aanschaffing van liet hoogst noodige. De omzetverminderint: der Europeesehe middenstandszakerj bedroeg ten opzichte van 1931 gemiddeld 35 % tot 45 %en voor sommige /aken zelfs 60 % tot 7o ",,. Vele zaken zagen zich genoodzaakt tot liquidatie van het bedrijf over te gaan. Nieuwe middenstandszaken werden opgericht door Ontslagen employés, die zich daarmede een bestaan trachtten te verschaffen, doch tegelijkertijd door hun concurrentie de lang gevestigde zaken het bestaan bemoeilijkten. Vele dezer crisiszaken hebben zich ten slofte niet staande kunnen houden. Ook de middenstandszaken in handen van Chineezen, Inlieemschen en Vreemde Oosterlingen hadden zeer te lijden onder de verminderde koopkracht. De omzetten liepen belangrijk terug evenals de prijzen, waardoor bijna geen winsten werden gemaakt en vele zaken met verlies moesten werken. Tal van de>:e zaken kwamen dan ook de een na den ander in de noodzakelijkheid te ver keeren om hun bedrijf op te heffen. Ten einde den afzet zooveel mogelijk te stimuleeren en aan contante middelen te komen om aan finaneieele verplichtingen te voldoen, werd gewoonlijk het middel van den uitverkoop (e baat genomen, ook al om zoo snel mogelijk oude voorraden, die tegen hoogere prijzen waren in geslagen, op te ruimen om niet nog meer verliezen te lijden. Meer en meer gingen de tot deze groepen behoorende zaken Japansche artikelen verkoopen, welke hel weinig koopkraohtige publiek kon betalen. Dergelijke zaken hadden veelal een vlotteren omzet en konden zich ook beter staande houden. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND. 17 tieve vereenigingen. Zij telde ruim 3900 leden, verdeeld over 41 afdeelingen, terwijl Pasoendan Isteri (de vereeniging voor vrouwen) 11 afdeelingen bezat met bijna 800 leden. Hel aantal door deze vereeniging onderhouden scholen bedroeg ongeveer 40, waaronder 25 Hollandsch-Inlandsohe scholen en schakelscholen. Van de Partai Ra'jat Indoneeia, die voornamelijk op Madoera werkt, ging weinig uifc. De Pakempalan Kawoelo Ngajogjokarto ging in 1932 nog steeds in ledental vooruit. Van de zijde van deze vereeniging bestaat eveneens groote belangstelling voor swadeshi. Zij telt thans ruim 80 verbruikscoöperaties. Op initiatief van eenige P.8.1.-leden werd te Solo de vereeniging Pakoempoelan Kawoelo Soerokarto (P.K.S.) opgericht. Als haar doel werd opgegeven de Inheemsche bevolking van Soerakarta in al lagen en geledingen eendrachtig te maken, op te wekken tot wederzijdsch hulpbetoon en te doen samenwerken ter verkrijging van een beter bestaan. De Partai Indonesia (P.I. of Fartindo), die haar propaganda ook over de Buitengewesten uitstrekte (Tapanoeli, Sumatra's Oostkust, Palembang, Bangka). telde 4 departementen, n.l. voor politieke aangelegenheden, coöperatiewezen, onderwijs en vakbeweging, mei in totaal + 15000 leden. Deze extreem-nationalistische organisatie heelt als beginsel den vrijheidsstrijd aanvaard, gebaseerd op.auto-activiteii m non-coöperatie. Zij streef! naar vorming van een onafhankelijk „Indonesia", door middel van eene georganiseerde massa actie van democratischen en nationalen aard. Van 14 tot 10 Mei 1932 hield zij te Batavia haar eerste congres, terwijl op eene in Juli d.a.v. gehouden conferentie een werkprogram werd vastgesteld. Tot de in dit werkprogram gestelde desiderata behooren: volkomen vrijheid van vereenigen en vergaderen, volkomen vrijheid van drukpers, afschaffing van het passenstelsel, afschaffing van de artt. Is3bis en ter en art. lolbis strafwetboek, afschaffing van de exorbitante rechten, zoomede verbetering van de regeling der preventieve hechtenis en van het onderzoek in strafzaken van [nlanders. Voorts zou volgens in i werkprogram de vereeniging zich toeleggen op de oprichting van boerenbonden. zcomede op massale bestrijding van het analphabetisme. In Ootober 1932 telde de vereeniging 24 afdeelingen en ± 7000 leden. i niidere eveneens extreem-nationalistische vereeniging is de uit de z.g. onafhankelijke groepen (Golongan Merdeka) ontstane Pendidikan Nasional Indo neaia (P.N.1.), welke gebaseerd is op nationalisme en democratie en zich ben doe] stelt het volk bewust te maken in de vrijheidsbeweging. Zij gaat uit van de gedachte, dat de vrijheid alleen door inspanning van de massa zelf verkregen zou kunnen worden. De souvereiniteit zou bij het volk moeten berusten. Op de ruïnes Van de inheemsche adatgebruikcn wil zij eene maatschajmij opbouwen, die liet collectivisme (de onderlinge samenwerking en de gelijkgerechtigdheid van allen) tot grondslag heeft en vrij is van eiken kapitalistischen of imperialistischeninslag. Volgens haar dient de klasse-maatschappij te verdwijnen, moeten de productie middelen in handen komen van den Staat en moet, het privaat bezit worden f'fgesclmft. Zij wil Swadeshi niet als politiek wapen gebruiken, omdat daarmede geen vrijheid zou kunnen worden bereikt; ook het coöperatiewezen acht zij niet belangrijk. Hoewel de P.N.I. democratisch is, wcnscht zij niet internationaal ge oriënteerd te zijn: zij staat in de eerste plaats ~self help" voor; wordt van buiten hulp aangeboden, dan zal deze worden geaccepteerd. De P.N.I. hield gedurende 1932 tal van propaganda vergaderingen, waarop o. a. de volgende onderwerpen aan eene bespreking werden onderworpen: de geschie denis der Nederlandsche kolonisatie, de politieke beweging in Nederlandsch-Indië, de onafhankelijkheid van , Jndonesia", de Pacific-oorlog, de positie der koloniën en de middelen om tot onafhankelijkheid te geraken, de eenheid, het kapitalisme en imperalisme. Haar eerste congres werd in Juni 1932 te Bandoeng gehouden. De organisatie omvat een 1000-tal leden. 2 DB ECONOMISCHE TOESTAND. 170 Het jaar Hi:>\! was voor de groote hotels in de hoofdsteden veel ongunstiger dan hel voorafgegane, dai toch reeds weinig bevredigende resultaten had op geïeverd. De omzetcijfers liepen belangrijk adnteruii teogeyolge van vermindering van het aantal gasten en dooi' verlaging van de voor Logies en consumptie In rekende prijzen. De Einancieele resultaten waren over de geheele linie verre ean gunstig; voor enkele zaken was hei Qiet meer mogelijk aan hare bankverplich tingen te voldoen. De schuldenlasten vermeerderden bij /eer velen; eenige botete werden geheel voor rekening van banken verder ge< ird. Ook de kleine hotels in de 1 fdplaatsen en kleinere plaatsen hadden te lijden ondei' het verminderde reizigersverkeer. De Einancieele resultaten waren van dien aard, dat moeilijk- van winsten kon worden gesproken. 5. Handelstentoonstellingen en jaarmarkten. In 1982 werd door Nederlandsen-Indië deelgenomen aan de Xlième Foire de Hanoi in Fransen Indo-China. die van "27 November tot 15 December 1932 ge honden werd. De verzorging dei 1 inzending was als gewoonlijk in banden der aldeeling Handel van hei Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel. die een haivr ambtenaren belasl za| met de leiding der expositie en ver woor<liging der Begeering; Hij dé samenstelling van de inzending werd voor namelijk gestreefd naai 1 het op den voorgrond brengen van hetgeen in Indië op economisch en sociaal gebied verriohi is, in tegenstelling met de inzendingen in vorige jaren, ilie meer een artistiek karakter droegen. I e Indische expositie, welke grooto belangstelling trok. niet alleen van het publiek maar ook van officieele zijde, is in alle opzichten een succes gebleken. In 1932 werd te ISandoeng de 13de •laarheurs gehouden, waaraan tevens eene tentoonstelling werd verbonden op veeartsenijkundig gebied. De inzendingen uit Nederland op deze Bandoengsche Jaarbeurs waren tot een minimum gereduceerd. Ook de deelneming uit lndie verminderde; het aantal bezoekers nam voor alle bevolkingsgroepen al', hel meest nog van de Inheemsche groep, hetwelk aan de heerschende geldschaarschte moet worden toegeschreven. De opbrengst aan entreegelden en standhuur daalde; de Einancieele resultaten waren niet gunstig, terwijl de exploitatie een verlies opleverde. Voorts werden jaarmarkten gehouden te Batavia, Semarang en Soerabaj; ook te Pekalongan, in welke laatstgenoemde plaats in de twee voorafgegane jaren geen jaarmarkt was georganiseerd. Aan den Pasar Gambir te Batavia en de jaarmarkt ie Soerabajs werd voor de eerste maal deelgenomen door de afdeeling Handel van het Departemeni van Landbouw, Nijverheid en Handel, in samen werking met do Handelsvereenigingen in die plaatsen, met eene expositie op het gebied van den exporthandel. In het algemeen leverden de jaarmarkten aan de respectievelijke vereenigii financieel geen SUCCeS Op. 6. Kamers van koophandel, handelsverenigingen en andere organisaties op handelsgebied. De in October 1931 door den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel ingestelde Commissie, welke tot taak heeft de mogelijkheid tot Oprichting van een Centrale Kamer van Koophandel te bestudeeren, heeft in 1 !'.">:> nog geen rapport kunnen uitbrengen. De Handelsvereenigingen in Nedetiandsch-Indië ondervonden alle min ri meer den ongunst der lijden, dooi- het terugloopen van hare ontvangsten. Tot beperking van hare werkzaamheden heefl dit nog niet in noemenswaardige mate geleid. 7. Overheidszorg voor den handel. De overbrenging van de afdeeling Handel naar Batavia, welke in Maart 1983 haar beslag kreeg, \erbeterde hel oontad met de kamers van koophandel üü HANDKL. 171 handelsverenigingen en kwam ben goede ton de behandeling van verschillend!' bcandelsaangelegenbeden voobr In-t pßriiouüere bedrijfsleven op deze afdeélmgi Met vruchtbare resultaten werden de aan liet eind< van het jaar I',l,'il aan gevangen werkzaamheden kei bevordering van den tioedenhandel in West-lava gl durende li)fJ2 voort ge/el . Wegens bezuiniging op materieele fondsen gaf de afdeeling in i'.)M"J geen nieuwe publicaties uit. Zelfs moest worden afgezien van de jaarlijksohe uitgave, in de Hollandsche en Engelsche faal. van liet /.Verslag omtrent den handel". Met ingang van 1 Juli 1988 verscheen de inmiddels gereorganiseerde weke* lijksche uitgave van het Departement van Landbouw. Nijverheid en Handel, de ..Korte Berichten tooi Landbouw, Nijverheid en Handel", onder de benaming „Economisch Weekblad voor Nedei-landseh-l ndie" in Uitgebreider vorm en met neer aan de eisenen des tijds beantwoordenden inhoud. Het moderniseeren van het aan de afdeeling Handel verbonden Museum tevens Informatiebureau voor economische botanie werd voortgezet door uit breiding en vernieuwing van monsters en het meer aantrekkelijk en begrijpelijk maken van bei voorgestelde door toelichting met foto's, kaarten, grafiaobe voor stellingen en beschrijvingen; Gedurende 1992 weiden 480 nieuwe monsters ontvangen. Regelmatig kwamen vragen binnen over verschillende producten en gewassen. Aan tal van personen en instellingen werd pp verzoek materiaal verstrek! voor wetenschappelijke onderzoekingen. De voornaamste producten waarover informaties werden ver strekt waren ('hinecsche houtolie. Ainorphophallus. copal. damar. lienzoe. Inffa. Derris-soorteii. drakenbloed, /eer veel geneeskrachtige kruiden, rotan, teng kawang. vezels en vanille. Uit de monsterkamer werden verschillende monsters verstrekt aan particu lieren en scholen. Vele monsters werden gezonden aan de afdeeling I landel-nniseum van de Koninklijke Vereeniging ..Koloniaal Instituut" te Amsterdam, waarbij hulp werd verleend om het onderzoek van eenige producten mogelijk te maken. 8. IJkwezen. De invoering van den verplichten ijk en herijk heeft in 1932 weder eenigen voortgang kunnen hebben, doordat het ijkgebied met enkele gebiedsdeelen kon worden uitgebreid (zie I. S. \'JH2 nos. 375 en 555). Het ijkkantoor (e I'oerwokerto is evenwel als gevolg van de opgelegde personeelsbezuiniging opgeheven; het tot dit kantoor behoorende ressort is gevoegd bij dat van het ijkkantoor te Jogjakarta (/ie Bb. n". L 2924). Thans zijn ijkkantoren gevestigd fee Batavia, Soerabaja, Semarang, Bandoeng Oheribon, Jogjakarta, Soerakarta, Malang, Bondowoso, Padang, Palembang, Medan, Bandjermasin en Makassar. Het ijkgebied. dat is het gebied, waai- de ijk en herijk van bepaalde maten en gewichten verplicht is, omvat geheel -lava en Madoera. hei voornaamste deel van het gouvernement Celebes en ( )ndcrhoorigheden en van de residentie Zuider en Oosterafdeeling van Borneo. het belangrijkste gedeelte van Sumatra (de gouvernementen Atjeh en Onderhoorigheden en Oostkust van Sumatra. de resi dentiën Tapanoeli, Djambi, Palembang en Laiupoengsche Districten, de onder afdeeling Padang en enkele voorname plaatsen der residentie Sumatra's West kust). de onderafdecling Manado der residentie Manado en de gemeente Ainboina (gouv. der Molukken). Voor wijziging van ijkkringeii /.ie men Bb. n". L 2878 (Padang on Bandjer masin). Tengevolge van de sterk ingekrompen personeelsbezetting kon ook in 1932 geen gevolg worden gegeven aan alle binnengekomen aanvragen om invoering van de verplichte controle op meet- en weegtoestellen. Werden tot dusver reeds kleine herstellingen aan weegtoestellen dikwijls door het personeel van het Ukwe/eli /elf uitgevoerd, voornamelijk bij die toestellen, DB ECONOMISCHE TOESTAND. 172 welke op de meer afgelegen zittingsphiatsen werden aangeboden, thans is, nadat ook in den Volkgraad daartoe de wenscli was te kennen gegeven, ertoe over gegaan om meerbedoeldi' kleine reparaties in den vervolge ah regel steeds door eigen personeel te doen uitvoeren. Voor het verrichten van deze werkzaamheden. alsmede voor het onderzoek van vrijwillig aangeboden niet aan de ijkvoorschriften onderworpen instrumenten, is een zeer matig tarief vastgesteld. Het metrieke stelsel heeft ook in 1932 weder behoorlijke vorderingen gemaakt, hetgeen ten deele is toe te schrijven aan het feit, dat meer eiiltiuirlk-liamen en soortgelijke instellingen langzamerhand t"t bei uitsluitend of gedeeltelijk gebruik van dit eenvoudige stelsel zijn overgegaan, anderdeels als gevolg van de om standigheid, dat het percentage der niet-metrieke meet- en weegwerktuigen, het welk jaarlijks uit den omloop verdwijnt, namelijk door afkeuring wegens normale slijtage, slechts door nieuwe metrieke kan worden vervangen (niet-metrieke maten, gewichten en weeg- en meetwerktuigen zijn sinds 1 Januaari 1926 van ijk uitgesloten). Niettemin verdwijnt het daadwerkelijk gebruik van oiet-metrieke eenheden van gewicht en maat, zooals van kati en Amsienlanisehe el. in het gewone handelsverkeer niet zoo gemakkelijk, omdat door het koopend publiek nog veel vuldig in dat stelsel wordt gedacht, en overigens met metrieke gewichten en maten nog steeds niet-metrieke grootheden zijn at te wegen en af te meten. Eerst wanneer ook in handelsberichten, advertenties, reclame-biljetten en dergelijke het gebruik van niet-metrieke benamingen niet meer geoorloofd zal zijn, zal hierin ook spoedig eene verandering ten goede komen, temeer daar liet, opkomend geslacht langzamerhand meer en meer in het metrieke systeem van maten en gewichten wordt onderwezen. MUNT-, rUKDIKT- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 173 J. MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 1. Muntwezen. a. Muntcirculatie. Hoewel in mindere mate clan in de beide voorafgegane jaren, kromp ook over 1932 de omloop aan toeken- en pasmunt verder in, zooals blijkt uit het volgend kwartaalsgew ijs overzicht van de vermindering der circulat ie. Van de wijzigingen in don omloop van teekenmunt, muntbiljetten en pasmunt afzonderlijk gedurende dezelfde jaren geeft het volgend overzicht een beeld. De muntbiljettencirculatie liep in 1932 terug van f 3989 532 tot f 2067 028, waarvan f 1160980 rijksdaalder- en f 906 048 guldensbiljetten. b. Aan muntingen ten behoeve ran Nederlandsch-Indië Als gevolg van de onttrekking aan den omloop van teekemmmt van hot oude gehalte ingevolge de z.g. gehaltewet van 27 Nov. 1919 (N. S. n". 786, I. S. 1920 n". 107) werd tot einde 1932 naar Nederland, voor zoover noodig tor ommunting, opgezonden voor een bedrag van f 99070000. waarvan f 47 540000 aan rijksdaalders, f 32 070 000 aan guldens en f 19460000 aan halve guldens. De ingetrokken munten zijn (in duizenden guldons afgerond) afkomstig van de volgende gebiedsdeelen. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 174 Van het rriünkplan \<.V->2. 1 in millibên rijksdaalders waren einde 1932 aangemaakt en in Nederlandsch-Indië ontvangen f 5 millioen aan rijks daalders, zoodat in 1088 oog f 15 millioen aan rijksdaalders uit Nederland kunnen vrorden verwacht. In verband met den grooten reservevoorraad van nieuwe beekenmunt, is van uitvoering van hel muntplan I.).).!, waarbij was gerekend pp de aamnnnl ing van f 10 millioen aan rijksdaalders en f 10 millioen aan guldens, voorloopt In verband niet de toenemende vraag, naai 1 halve centen werd in den aanvang van VXV2 overgegaan tot het in circulatie brengen van de bij de Landskassen beschikbare voorraden van dit muntstuk; terwijl daarna tot den aanmaak van nieuwe \ oorraden opdracht werd gagaven, In tolaal werd in 1982 tot een bedrag van f5OOOO aan halve centen in het verkeer gebracht, waarmede in een door de omstandigheden verklaarbare behoede werd voorzien. o. Zuivering run de m untcirculatie. De luuntzuiveringsinaat regelen werden in 1932 voortgezet. Ook in dit jaar kon weer een niet onbelangrijk aantal ver" sleten, beschadigde en geschonden inunl aan den omloop onttrokken en naar het Centraal Rémise-kantoor.te Batavia-Centrum verzonden worden, om naar Neder land te worden verscheept. De resultaten dier maatregelen over de jaren 1920 t/m 1932 blijken uit hei volgend overzicht. d. Bestrijding eau dé valsche munterij. Evenals overal elders, moet ook in Nederlandsch-Indië onder den druk dor tijden eene toeneming van de valsche munterij worden geconstateerd. Dit hooft mede geleid tot eene vermeerdering van het aantal aanhalingen van valsche munt. waartoe intusschen nog een tweetal andere omstandigheden hebben bijgedragen. Door de sterke inkrimping van de circulatie en het als gevolg daarvan terug vloeien van de munt in de kassen van hel Land en van do Javasche Dank is ook: lat aantal bij de kassen aangeboden valsche munten toegenomen, welke ver moedelijk- voor oen groot deel reeds jaren lang in omloop zijn geweest en thans uil het verkeer worden genomen. Daarnaast hooft de oprichting iv 1930 van bet Centraal Bureau ter bestrijding van de valsche munterij dr activiteit van bostuurs- en politie-ambtenaren ten aanzien van de opsporing van valsche munt misdrijven in belangrijke mate ge stimuleerd en geleid tol de opsporing van een niet onbelangrijk- aantal valsche munters-werk plaatsen. e. Nikkelen munt. De in April 102Ü bij gemeenschappelijk besluit van de Minisiers van Financiën én van Koloniën ingestelde commissie welke tot opdracht kreeg om te onderzoeken, of bij handhaving van de bestaande munteen heid tussehén Nederland en zijne óverzeesche gebieden vervanging van de grove zilveren munten door nikkelen van dezelfde nominale waarde uitvoerbaar is, kwam in haar op 15 Juli 1952 uitgebracht advies tot de conclusie, d.-ii elke verandering in het geldwezen under de huidige omstandigheden moet worden ontraden. MUNT-, CEEDIET- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 175 2. De groote banken. De algerneene eoonotniache moeilijkheden in L 982 deden uiteraard in oen in /oo sterke mate van de wereldmarkt afhankelijk land als Nederlandsch-Tndie haren invloed gelden op bijkans alle takken van bedrijf en dientengevolge ook op hei uu-t liet bedrijfsleven in nauw contact staande particuliere bankwezen! Voor den im-portkemdel was 1982 een uiterst moeilijk jaar. De steeds af i.cinende koopkracht, zoowel van de I nheemsehe als van de Huropeesche bevolking had eene verdere daling van prijzen en omzetten fcen gevolge, terwijl daarnaast de concurrentie van de zijde dei Japansche industrie hand over band toenam. Beide omstandigheden hadden ten gevolge, dal de behoefte aan be« diijl'skapitaal van den importhandel belangrijk verminderde. Die importeur*, di. naast de gevolgen VOD de verminderde koopkracht ook nog den druk van de Japansohe concurrentie ondervonden, zagen hunne omzetten tot een minimum teruggebracht. Waar dit veelal de kleine mei bankcrediei werkende import firma's betrof, beteekende dit voor de banken eene belangrijke vermindering en in vele gevallen zelfs een geheel wegvallen van eredietbehoefte. Voor de importeurs, die zicli tijdig op den im'porl van Japansohe n leren hadden ingesteld, nam de omzetvermindering weliswaar geringere vormen aan. doch hier had de omstan digheid, dat de Japansche goederen tot dusver hetzij op contante basis hetzij op korten termijn verrekend plachten te worden en de leveringstermijn voor Japansche goederen aanzienlijk korter is dan voor Buropeesche, eene geringere credietverlecning aan den tiisselienliandei en eene geringere voorraadvormirigj 'en gevolge, hetgeen uiteraard medebracht, dat hierin minder middelen werden vast gelegd, liet import-bedrijf heeft dus in L 932, zoowel door de groote liquiditeit van de groote firma's als door de geringere credjetbehoéfte van de kleine, mede gewerkt tot eene verbetering van de Liquiditeitspositie van het bankwezen. Met dezelfde moeilijkheden als hel importbedrijf had de middenstand, speciaal ouder de Europeesohe bevolking, te kampen. Ook hier had concurrentie van Japansche zijde veelal een tèrugioopen der omzetten en het toestaan van belang rijke prijsconcessies ten gevolge. Aigeeien van de gevallen, waarin men zich genoopt zag een deel dei 1 voorraden tot verliesgevende prijzen te verkoopeo en daardoor een deel van het in deze goederen gestoken kapitaal niet ten volle heeft kunnen realiseeren, kan worden aangenomen, dat normaliter de omzet vermindering ook hier een vrijkomen van middelen ten gevolge heeft gehad, zoo dat ook het middenstandscrediel eerdei een verruhnenden dan een beperkenden invloed op de Liquiditeitspositie van het bankwezen zal hebben gehad. Ook de verhouding van de banken tot den exportkandel werd door geringere eredietbehoefte gekenmerkt. In verband mei de nog steeds beeraefaende onzeker heid ten aanzien van hei verdere verloop van de suikermarkt onthielden de suiker exporteurs zich in L 932 wederom geheel van het innemen van posities van eenige heteeketiis. Voor de banken beteekende dit het vrijwel geheel wegvallen van de in vroegere jaren zoo belangrijke credietverleening aan dezen tak van handel. De in VOfige jaren belangrijk ingekrompen crediet behoefte van de Lirincn 1 Chineesche handelaren liep over het afgeloopen jaar verder terug. Weliswaar namen de omzetten in verschillende producten boe, doch het zeer onregelmatige en zich meest nog in dalendi richting bewegend prijs verloop weerhield ook deze categorie van handelaren om voorraden van eenige heteekellis te vormen, waar door de kapitaalsbehoefte inkromp en in verscheidene gevallen uit eigen middelen kon woiden gefinancierd. Wat betreft de credietverleening van de banken aan de cultures was het ook dii jaar weer de suikerindustrie, welke de grootste oredieteisehen aan het bank- D stelde. De door velerlei oorzaken toenemende afzet moeilijkheden waren oorzaak, dut niettegenstaande hel toepassen van eene productiebeperking van ± l?i %> de in \'.r.V2 afkomende oogst de totale verkoopen in dat jaar wederom overtrof, zoodat eene verdere aceiimulal ie van voorraden, van 2133000 ton op hel eind van 1931 tot 2 Bil.-> 000 lon op het eind van \W2. plaats vond. Kon einde 1931 de waarde dezer voorraden nog op + f 6,50 per quiiit aal aangenomen worden, einde 1932 mocht /,ij op niet veel meer dan f 5 worden gewaardeerd, zoodat niel- DE ECONOMISCHE TOF STAND. 176 tegenstaande eene toeneming der voorraden met + 750 000 ton de totealwaarde van den Java-voorraad vrijwel geen vermeerdering onderging en evenals in 1932 op + £140 naillioen moesi worden aangenomen. Voor de industrie zelve betee kende deze waardedaling, dat tot afschrijving van belangrijke bedragen op deze voorraden moest worden overgegaan. Nochtans vertoonden de bankcredieten aan de suikerindustrie van 193] op L 932 practisch geen vermeerdering van beteekenis, omdat zoowel de omvang van den aanplant L9S2 ale de kosten daarvan per oppervlakte-eenheid belangrijk bij vorige jaren ten achter bleven, zoodat de ge durende 1932 voor hel volgende oogstjaar uitgegeven bedragen zeer aanzienlijk Lager waren dan die in bet jaar 1931. De aanplant I!i:>2. welke in 1933 vermalen wordt, bedroeg toch slechts ± -12 ",, van het normale, doordat een belangrijk deel van de fabrieken óf in bet geheel geen riet in den grond bracht of haar aanplant eene belangrijke inkrimping deed ondergaan. Voor da eerste groep beteekende dit cene beperking harer uitgaven lot de z.g. ..sluitingskosten", voor de tweede een met bet percentage der aanplantrestrictie nauw samenhangende vermindering der exploitatiekosten. Van groöten invloed was daarnaast ook bet streven om de bedrijfsuitgaven tot het üoogstnoodige te beperken, teneinde daardoor tot een boo laag mogelijken kostprijs en een zoo gering mogelijk' bedrijfsverlies te komen. Tenslotte worde in dit verband nog vermeld, dat verschillendesnikerondernemingen er toe overgingen hunne effeotenportefeuilles geheel of gedeeltelijk te realiseeren, teneinde de hieruit verkregen middelen tot aflossing van bankschulden of tot ver sterking hunner creditsaldi aan te wenden. De groote moeilijkheden, waarmede de Java-suikerindustrie in H>;!2 te kampen had. waren niet alleen oorzaak, dat de haar verleende oredieten hun ~self-liquidating"-karakter verloren en in ver scheidene gevallen als .deelnemingen" moesten wonlen beschouwd, doch hadden bovendien feu gevolge, dat er steeds meer onzekerheid ontstond over de aan deze vorderingen toe te kennen waarde. Terecht werd in het jaarverslag 1982 van de Nederlandsen Handel Maatschappij te dien aanzien opgemerkt, dat „de w toe te kennen aan de vorderingen, voortvloeiende uit de verstrekking van werk kapitaal aan (suiker)fabrieken en aan cultuurondernemingen van relaties in het algemeen, ten nauwste samenhangt met den toekomstigen loop vmi de prijzen der daartegenover staande eigendommen an producten". Was de credietverleening van de banken aan andere oultuTßê dan de suiker industrie, speciaal aan de meerjarige cultures, tot voor enkele jaren tengevolge van het snel roldeuren van het bedrijfskapitaal dezer ondernemingen nog slechts van zeer geringe beteekenis en beperkte zij zieli feitelijk tot tijdelijke verstrekking van kasmiddelen in anticipatie op de uitgifte van nieuw aandeelenkapitaal, sinds dien is ook hierin wijziging gekomen. De door scherpe prijsdalingen veroorzaakte exploitatieverlie/.en eu in mindere male ook het optreden van at'zetnioeilijkheden deden de vlottende middelen der betreffende ondernemingen sterk verminderen. Weliswaar trachtte men door ingrijpende bezuinigingen :'ii VOOral bij de rubber cultuur door beperking of algeheele stopzetting di f productie het verbroken even wicht tussehen inkomsten en uitgaven te herstellen, doch er bleven niettemin bepaalde gevallen over, waarin een beroep op bankcrediei moest worden gedaan. De relaties van particuliere personen met hei bankwezen in Nederlandsch- Indië bepalen zich vrijwel uitsluitend tot het houden van een giro- of deposito rekening, dan wel tot liet doen van effectenzaken, al dan niet gepaard gaande met eene effectenbeleening. Waar vele ondei deze categorie ressorteerende per sonen zich in hunne inkomsten zagen beknot en daardoor, instede van verder kapitaal 1e vormen, veelal genoodzaakt waren hunne in vroegere jaren gevormde besparingen aan te spreken, ondergingen ook deze onderdeelen van het bank bedrijf eene belangrijke inkrimping. Ook viel een verder wantrouwen in de veilig heid van belegging in effecten waar te nemen, hetgeen voor velen aanleiding was tot afwikkeling van hunne posities en terugbetaling van daarop door de banken verleende voorschotten ovei te -aan. Het. voorgaande geeft in groote trekken de voornaamste factoren aan, onder welker invloed de positie vnn het particulier bankwezen in Nederlandseh-Indië in 1932 wijziging heeft ondergaan. MUNT-, ('IiKIHKT- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 177 Cijfers, welke deze wijziging, zuiver beperkt tot de in Nederlandsch-Indië gedreven zaken, nauwkeurig aangeven, zijn niet beschikbaar als gevolg van de omstandigheid, dat de gepubliceerde balansen van de Nederlandsche Handel Maatschappij en de Nederlandsen-Indische Handelsbank slechte gecombineerde cijfers voor alle hare vestigingen in het Oosten geven, terwijl die van de Neder landsoli-liidische Eseompto Maatschappij mede de cijfers van hare kantoren iv Nederland omvatten. Teneinde echter het algemeen karakter van de in de positie dezer bank instellingen ingetreden wijzigingen iv het licht ir -.lellen, worden bovenbedoelde gecombineerde cijfers niettemin hieronder vermeld. Bankbalansen in 1930, 1931 en 1932 (in millioenen). ') De balans van de Nederlandsrlie Handel Maatschappij omvat ook de cijfers van hare overige vestigingen in bet Oosten. -.) De balans van de Nederlandsch-Indische Eseompto Maatschappij omvat ook de cijue vaii hare kantoren in Nederland. 3 ) Hieronder resp. 12,7 en 12,4 kasvoorschotterj aan Duitsche banken. 177 DE ECONOMISCIIK TOKSTAND. 178 Zooals uit deze cijfers blijkt, liepen de van derden ontvangen gelden en wel speciaal de depositos op langen termijn wederom terug. Waar echter de credietverleening in rekening-courant en de wisselportefeuilles in nog sterkere mate afnamen, werd hierdoor de invloed van het terugloopen der toevertrouwde gilden niet alleen geneutraliseerd, doch kon zelfs de liquidiieitsposit ie der banken niet onbelangrijk verbeteren. De post „deelnemingen in andere ondernemingen" wees andermaal eene vermeerdering aan, waarvoor in het bovenstaande reeds eene verklaring werd gegeven. Doordat de Nederlandsch-Indische Eseompto .Maatschappij tot den inkoop van eigen aandeelen overging en daarmede baai kapitaal verminderde, liep het hoofd ..Kapitaal" in totaal van f 03 millioen tot f 56 millioen terug. De wijzigingen, welke zich in den loop van hot jaar 1932 in de positie van de Javasche Bank l ) hebben voorgedaan, vertoonen op vele punten nauwe overeen stemming met die, welke hierboven voor de particuliere banken werden om schreven. Om dezelfde redenen als bij de particuliere banken aangegeven — terugloopende omzetten en dalende prijzen — onderging ook het biunenlandscb credietbedrijf van de Javasche Bank eene belangrijke inkrimping, terwijl de zich in vroegere jaren zoo scherp afteekenende grootere credietbehoefte gedurende het suikerseizoen in 1932 vrijwel geheel achterwege bleef. Als gevolg van deze fac toren liep de bankbiljettencirculatie scherp terug. Onderstaande vergelijking van de verkorte balansen van de Javasche Bank per 3 Januari 1931, 2 Januari 1932 en 31 December 1932 geeft de gewijzigde positie duidelijk weer, Verkorte balansen van de Javasche Bank (in rnillioenen guldens). l ) Het agentschap te Madioen van de Javasche Bank is opgeheven (G. B. 12 Dec. 1932 n°. 33, J. C. n". 102). MUNT-, CREDIET- EN i:\XkWKZHM. COÖPERATIE. 179 De uitzettingen in „Wissels buiten Nederlandsch-Indië betaalbaar" vermeer derden van f 6,3 millioen op 2 Januari 1982 tot f 19,3 millioen op 31 December 1932. Hiertegenover staal echter, dat de onder het hoofd „Diverse rekeningen" opgenomen „Saldi bij buitenlandsche banken" in dezelfde periode met + f 17 millioen afnamen. Het debetsaldo fan bet Gouvernement liep van f 5,5 millioen tot f 0,4 millioen terug, waaruit eene verbetering van zijne kaspositie in Neder landsch-Indië blijkt. De goud- en zilvervoorraad namen respectievelijk met f 8,7 millioen en fO,l millioen ai. Waar echter tegelijkertijd de obligo's met +f"2O millioen afnamen, steeg het dekkingspercentage van 61,68% op '2 Januari 1932 tot 63,28 % op 81 December 1932. Op grond van het bovenstaande kun niet anders geconcludeerd worden, dan dat het Nederlandsch-Indische bankwezen de orisig tut dusver goed heeft door si.ian. Niettegenstaande het feit. d.-.t groote verliezen zijn geleden en dat door de geringe activiteil van liet bedrijfsleven de rentabiliteit sterk is teruggeloopen, kan zijne positie op het einde van 1932 oog alleszins krachtig en liquide genoemd winden. De wisselmarkt in Indië ondervond in de eerste maanden van 19.\>2 nog de gevolgen van de onrustige stemming, welke baar in de Laatste maanden van 1931 had gekenmerkt. Talrijke in die maanden afgesloten ~fonvard-verkoopcontracten" moesten toen worden afgedal ded me krachtige vraag naar T.T.Holland ontstaan. Dit had fcen gevolge, dat de op 23 September 1931 tot 100} verhoogde afgiftekoers op Holland nog geruhnen tijd op dit niveau bleef gehandhaafd. Eerst tegen eind September, toen van de zijde van bet cultuurbedrijf eenige vraag naar Indische guldens ontstond en deze tendens hol 1 , versterkt werd, doordat bij vele houders van Hollandsche guldens de drang ontstond hunne posities af te dekken, zakte de koers in korten tijd tot pari en (inofficieel zelfs tot in. In deze situatie kwam wijziging, toen begin November onder invloed van de hernieuwde daling van liet pond sterling wederom de vraag naar remise Holland ontstond. Deze omstandigheid deed den koers in enkele dagen weder tot IOOf stijgen. In de tweede helft van December, toen weer meer vraag naar Indische guldens ontstond, vond in fcwee etappen weder eene verlaging tol lou,|. plaats. 3. Volkscredietwezen. Tengevolge van de reeds in het vorig Verslag genoemde factoren is hoi Volks credietwezen door de crisis in bijzonder ernstige mate getroffen. Hoe zwaar vooral de volkscrediotbanken het te verantwoorden hebben, blijkt uit den volgenden staat. Volkscredietbanken. DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 18 Eveneens extremistisch is de Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia (P.P.P.1.), de vereeniging van inheemsche studenten te Batavia. Op 12 Augustus 1932 meld de P.P.P.I. eene openbare protestvergadering tegen de onthulling van het Van Heutse-monument. De besprekingen resulteerden in de aanneming van eene motie, waarin alle inheemsche vereenigingen alsmede de [nlandsche pers werden uitgenoodigd om aan het geheele volk te,verkondigen, dal lichting van het monumeni eene aansporing inhoudt om de „Indonesische eenheid" te versterken ter bereiking van een ..vrij [ndonesia". In September hield zij te Batavia haar derde congres, waar als „minimum werkprogram" werd vastgesteld het inprenten en verkondigen van haar grond beginselen en idealen aan het geheele Indonesische volk, het bestudeeren en onderzoeken van de actie van het imperialisme en van da regelingen der Overheid, het bekend maken van de resultaten van dat onderzoek, het beleggen van ver gaderingen en het zoeken van contact met het buitenland. De Inheemsche Vrouwenbeweging. Hierbij moet onderscheid gemaald «orden tusschen organisaties op godsdienstigen en die op neutralen grondslag. De belangrijkste van eerstgenoemde organisaties is de vrouwenafdeeling van Moehammadijah, A'isjijjah geheeten. Onder de neutrale vrouwenvereenigingen di< ut in de eerste plaats genoemd te worden de sinds Juni 1932 onder den naam Istri Indonesia tot stand gekomen fusie van een tiental tot de federatie Perikatan Perkoempaelan Istcri Indonesia (1'.1M.1.) behoorende vrouwenvereenigingen. Deze fusie, waartoe de meer vooruit strevende vereenigingen zijn toegetreden, is gebaseerd op nationalisme en demo cratie; haai' doel is te streven naar „Indonesia Raja" (Groot Indonesië). Hoewel de federatie, noch de fusie actief aan de politieke beweging deelneemt, wint in de betrokken kringen meer en meer de overtuiging veld. dal de tnheemsche vrouw, ook al is zij lid van op sociaal gebied werkzame vereenigingen, zich daar naast op politiek gebied behoort te bewegen om met den man samen te werken voor hot verkrijgen van de nationale vrijheid. Voorts valt melding te maken van de vereeniging Istcri Seihir. dateerend van Maait 1930, welke door verbetering van de positie der vrouw in de maatschappij en in het gezin de inheemsche vrouw iraeht op te voeden tot eene be\ krachtige medestrijdster van den man voor hel bereiken van de vrijheid. Op het medio Juli 1932 gehouden congres heeft zij als politiek doel aanvaard: gelijkheid en gelijke waardeering van de inheemsche vrouwen en mannen ter bespoediging van de nationale vrijheid. Zij wendt zich in het bijzonder tot de „Marhaen-vrouw", de inheemsohe vrouw uit het volk. Van deze vereeniging bestaat) aideelingen te Batavia, Manggarai, Bandoeng, Tjiandjoer, Cheribon en Palembang. Dr Inheemsche Jeugdbeweging. De vereeniging Indonesia Moeda voerde in Augustus l'J'ï.l o]) 30 verschillende plaatsen ei ac z.g. moment-actie, welke ten doe) had het volk te toonen, dat de jeugd in de nationale beweging oiei ten achter wil blijven bij (e 1 ouderen. Aan verscheidene sprekers moest door de politie In-t woord worden ontnomen, omdat /.ij zich op politiek- terrein begaven, terwijl de rede voeringen dikwijls heftig van aard waren. Eind December L 932 hield de vereeni ging haar jaarlijksch congres te Soerabaja, waar het besluit werd genomen om de organisatie ook- open te stellen voor de niet-schoolgaande jeugd, in hel bijzonder voor kinderen uit het volk. Te Jogjakarta kwam in 1932 eene nieuwe vereeniging tot stand. Koclor Petnoeda Indonesia genaamd, welke streeft naai' vrijheid, gelijkheid en broederschap en naar verwezenlijking van de nationalistische idealen. Ter zelfdertijd werd te Soeri de grondslag gelegd voor de oprichting van een Kepandoean Ra'jat Indonesia, eene padvindersvereeniging voor de jeugd onder hel volk. Beide vereenig si aan ondel' leiding van de 1 Vndidikan Nasional Indonesia ( I.N. I . ) in Midden-Java. De Himpoenan Pemoeda Islam Indonesia (11.1 M..L), jeugdorganisatie der Persatoean Moeslim Indonesia (P.M.1.) ter Sumatra's Westkust, hield in Juli L 932 haar congres te Padangpandjang. Alle openbare vergaderingen moesten door T>K, ECONOMISCHE TOESTAND. 180 Ter toelichting van déze cijfers moge hei volgende dienen. In L 928 en 1929 nam, evenals in de voorafgegane jaren, het door de volkscredietbanken uitgeleende bedrag nog regelmatig boe, hetgeen grootendeels fee danken was aan het bereiken vin een grooter aantal oredietbehoervenden, terwijl op Java en Madoera in 1929 een meer dan normale uitbreiding plaats had in vérband met de groote droogte in de tweede helft van liet jaar. waarvan de landbouw den ongunstigen invloed ondervond. Behalve het aantal leeners was ook de gemiddelde smn per indi\ïiineelrii leener, die in de periode 1920/192] op -lava en Madoera van + f4B op f7l was gestegen en sinds tot f6O in 1926 was gedaald) van 1927 af geleidelijk toegenomen tot f 6C> in 1929. [n de Buitengewesten was zij. na eene scherpe daling van 1922 op 1927, gedurende 1927—1929 stabiel gebleven op f 228. Met de voortdurende uitbreiding der uitleeiiing was eene gestadige daling van den achterstand gepaaid gegaan. De achterstandscijfers per einde 1928 zijn vöoa Java en Madoera zoowel absoluut als in verhouding tot het uitstaand bedrag de laagste sinds statistieken beschikbaar zijn (1915). In de Buitengewesten werd het laagste 1 aeh'terstandsbedrag sinds 1917 einde 1926 mei f 241000 bereikt. In I ( .»'_'7 en 1928 steeg hel tot f 276000 en f 883000; uitgedrukt in een percentage van het uitstaand bedrag daalde de achterstand in L 927 nog van 2,58 op 2.42 ",, en steeg hij in 1928 slechts tol 2,64 ",,. De eerder ingetreden stijging in de Buiten gewesten is een gevolg van de omstandigheid, dat de prijzen van enkele belang rijke producten (b.v. rubber) al reeds verscheidene jaren zich in dalende lijn bew ogen. Eerst in den loop van 1980 werd de crisis bij de volkscredietbanken merkbaar in het langzaam oploojJen van den achterstand, waarbij aanvankelijk op Java en Madoera nog twijfel bestond of men wellicht niet meer nog met eene nawerking \an de droogte te maken had. Die twijfel verdween ml ussclien spoedig, ei; in October ging eene waarschuwing van de Centrale Kas aan alle banken uit om baar leensomnien mei het oog op de daling in de volksgeldinkomsten te veïlagen; enkele banken waren daartoe reeds eerder eigener beweging overgegaan. Het jaar 1980 vcrioont dan ook eene daling van de gemiddelde leensom, in de Buiten gewesten met 1(1 ",,. Op JaVS "ii Madoera niet nog geen •">",,: liet aantal leeners nam nog toe. Resultaai van beide factoren was eene geringe vermindering van hel uitgeleend en het uitstaand bedrag. Einde 1980 waren bedrag en percentage van den achterstand op laatstgenoemde eilanden bijna Verdubbeld, in de Buiten gewesten mei onderscheidenlijk 62 en 74 % toegenomen. De voiein .i-melde geringe vermindering van leensomnieii bleef bovendien in 1931 verre achter bij de dat jaar ingetreden enorme daling van bet volksgeld inkomen. De achterstand ging dan ook sprongsgewijze omhoog en bedroeg einde 1981 op Jaya en Madoera 260% van het bedrag en 318% van het peiv van het jaar tevoren; voor de Buitengewesten waren deze cijfers iets lager: 241 en 288 %. De individueele leènsommen werden weer verlaagd, echter lang niet in dl /ehde mate als de inkomsten «ler leeners, namelijk tot 82 % van het gemiddelde van 1930 en si) van dat van 1928 op -lava en Madoera: in de Buitengewesten tot respectievelijk 79 en 71 %. In aanmerking genomen, dat de gemiddelde prijs van padi boeloe op .Java in 1931 slechts 55 % van het gemiddelde over de jaren l'.r'l 1928 bedroeg, dat de prijzen van de meeste andere bevoikingsproducten nog sterker waren gedaald, dat ook de andere geldinkomsten der bevolking zeer verminderd waren, moet worden geconstateerd, dat de volkscredietbanken haar leensommen in 1931 nog niet in dezelfde mate hebben gereduceerd als het volksgeldinkoinen in datzelfde jaar is gedaald. Dat inkomen nam bovendien in 1932 opnieuw af. Hoewel deze vermindering niel zno groot was als die van bet jaar te voren, had zij nochtans het zeer ongunstig gevolg, dat de achterstand der banken voortdurend bleef toenemen; vooral de aflossingen, die uit oogsten voldaan moesten worden, bleven zeer onvoldoende; verschillende banken, die tot op den oogst 19.'!2 haar achter stand op een tamelijk laag peil hadden kunnen handhaven, /.agen dien na dien oogst sjH'ongsgewijze toenemen. De op Java en Madoera in 198] t f 4859000 MUNT-, CUKDIKT- K.V BANKWEZEN. OOÖPBEATIB. 181 toegenomen achterstand steeg in 1932 wederom met f 4 97! («)() en van 10,28 tol 42,81 " ( , vuil hel uitstaand bedrag. Eet indexcijfer ran den achterstand (1828 -- L 00) liep o]) tot 979 wal hel bedrag, en 1427 wat hei percentage betreft. In de Buitengewesten was de ontwikkeling weinig gunstiger; daar steeg de achterstand in 1931 met f 913 (HM), in LGB2 mei E 801000 en ran LB,B op 27,44%, de inde» cijfers liepen op tot 762 en 1198. De voortdurende toeneming van den achterstand had ook een slechten invloed op den omvtog van de uitleening der banken, in do eerste plaats op het aantal verstrekte nieuwe leeningen. Het is een grondbeginsel bij hel volkseredietwezen:, dal men eerst eene nieuwe Leening krijgt als de oude is afbetaald. De aohter stalligen vielen dus eoorioopig als nieuwe leeners af. Bovendien wordt alleen opnieuw uitgeleend aan wie tevoren goed betaalden; daardoor kwame I vele gewezen achterstalligen niet meer in aanmerking. Dan waren er velen, wier verminderde inkomsten geen leening tneer toelieten. Eindelijk stelden de angstig geworden administrateurs steeds zwaardere eischen aan nieuwe leeningen. Al deze factoren hadden ten gevolge, dat liet aantal leeners, dat in 1930 nog iets gestegen was, op Java en Mftdoera in 1931 met 162000 en in 1932 mei 309000 terugliep, in de Buitengewesten mei 6000 respectievelijk 86000. Uit de/e cijfers Wijkt duidelijk line vooral in 1932 de uitleening sterk- werd geremd. Hef aantal leeners op Java an Madoere bedroeg in 1982 nog slecht-- 56 ",, van dal van 1928, voor de Buitengewesten was de index nog 68. De vermindering van dat aantal gaat nog steeds door: in het (die kwartaal 1932 werd naai- even redigheid nog slechts aan 45 respectievelijk 65 % ran bel aantal personen \an 1928 uitgeleend. Behalve dat hei aantal leeningen afnam, werden ook de individueele leen* sommeii in 1932 wederom gedruki toi E 48 (index (>(>) voor -lava en Madoera en E 183 (index 59) voor de Buitengewesten. Ook deze daling is nog niet ten einde gekomen. Toch zijn ook de indexcijfers van liet vierde kwartaal 1932 ((il' voor Java en 58 tooi de Buitenge west en) nog hoog. vergeleken bij de daling van liet volksgeldinkomen lot beneden de helft van 1628. In werkelijkheid is de daling van de aan landbouwers en handelaren verstrekte leensoiuineii echter groot ei'dan de indexcijfers aangeven. Andere categorieën van bankleeners, namelijk lieden met vaste inkomsten als ambtenaren, loontrekkenden en gepeoaionneerden kunnen over het algemeen hoogere leeningen krijgen dan het gros der leeners; bun betaalkracht is bovendien in vele gevallen niet belangrijk gedaald. Deze groepen van leeners. met hun booger leengemiddelde. zijn daarom verhoudingsgewijs in dezen crisistijd voor de banken van veel meer belang geworden dan vroeger en oefenen daardoor invloed uit op bet bedrag ran de gemiddelde leensom in op waart sche richting. Beide factoren, minder leeningen en lagere leeiisi imineii. deden het uit geieend bedrag aanzienlijk slinken. Op Java en Madoera werd in L9Bl twee derden, in 1932 nog slechts één derde uitgeleend van bet bedrag van 1030; in de Buitengewesten zijn de overeenkomstige cijfers 71 en 10 .%. Tegelijkertijd werd getracht van de uitstaande vorderingen zooveel mogelijk binnen te krijgen, zoodat aanzienlijk meer werd afgelost dan uitgeleend, namelijk bijna K millioen gulden meer dan in 193] en ruim 10.', millioen meer in 1032 op .lava en Madoera, en 2 millioen respectievelijk 2| millioen meer in de Buitengewesten. Het uitstaand bedrag der banken beliep einde 1932 op Java en Madoera nog slechts 69 %, in de Buitengewesten 64% van dat van einde 1928. Van dit uit staande bedrag ad f 29755000 respectievelijk f 8926000 was f 12738000 res peci ievelijk f 2450000 achterstallig. Een groot deel hiervan is vlottende achter stand, d.w.z. wordt voortdurend afbetaald en door opnieuw onistaneii achterstand 'igen; een ander deel zal slechts langzaam binnenkomen en soms insl na jaren geheel afgelost zijn, is dus wel in belangrijke mate „bevroren", doch komt binnen, indien het moet. liet kleinste deel — zeker wel eenige millioenen be dragende — zal moeten worden afgeschreven. Daarbij komt. dat de sterke in krimping van het bedrijf de meeste banken in L9BB met verlies zal doen werken, welk verlies voor dat jaar op }, a 1 millioen gulden wordt geschat. \l>/r te \ er- DE ECONOMISCH!-; TOESTAND. 182 wachten afschrijvingen en bedrijfsverliezen kunnen echter bij de meeste banken uit de in vorige jaren gevormde reserves worden bestreden. De gezamenlijke volkscredietbanken beschikken over een zuiver vermogen van 19 millioen gulden, een bedrag, nog grooter dan zelfs de totale achterstand van ruim 15 millioen. Voor die banken, wier verinogen niet mocht toereiken, is de Centrale Kas met haar kapitaal van 4 millioen garant. Het „bevroren" zijn van een deel van de achterstallige vorderingen is voor de liquiditeit van het bedrijf niet bedenkelijk, aangezien door de inkrimping der uitleening vele middelen zijn vrijgekomen. Met bet oog daarop is de door de banken op deposito's met een jaar opzegging vergoede rente met ingang van 1 Januari 1933 van 5 op 4 % gereduceerd en is aan beleggers de gelegenheid gegeven om die deposito's voorloopig zonder inachtneming van een opzeggings termijn terstond terug te nemen. Desondanks was einde 1932 door de volks credietbanken nog 26,6 millioen bij de Centrale Kas geconcentreerd en 9,6 millioen aan effecten als belegging van de zuivere vermogens bij deze instelling in open bewaring gegeven. De Centrale Kas had 8,9 millioen in kas en bij groote banken belegd, 20,8 millioen in effecten. De effecten van banken en Centrale Kas bestaan nagenoeg uitsluitend uit obligaties Indische Leening. Voor de bevolking, die vooral op Java en Madoera zich aan de verminderde geldinkomsten tracht aan te passen door in het onderling verkeer in de desa goederenruil, wederkeerig hulpbetoon en betaling in natura toe te passen, leveren vooral de geldschulden, waaronder die der volkscredietbanken een belangrijke plaats innemen, moeilijkheden op. De voortdurende inning van achterstanden, gepaard aan de geringe uitleening der banken, verergerde den toestand. Vooral in sommige bankressorten niet zeer hoogen achterstand, waar zoo goed als niets meer wordt uitgeleend, heeft de gestie der banken in dit opzicht eene schadelijke uit werking. Hierop is door de Centrale Kas de aandacht der bankbesluren gevestigd: aanbevolen is om te scherpe liquidatiepolifciek te vermijden en om in ernstige gevallen over te gaan tot gedeeltelijke kwijtschelding van achterstallige schulden, of, indien men dat nog niet aandurft, althans de uitleening aan eredietwaardige achterstalligen te hervatten, de oude achterstanden renteloos te maken en met slechts geringe bedragen per jaar te doen aflossen, met de bedoeling na eenige jaren het restant af te schrijven. De uitvoering van deze gedragslijn in de praktijk, waaromtrent eveneens adviezen verstrekt zijn, leverde groote moeilijkheden op. daar verdere ernstige verliezen voor de banken op nieuwe leeningen moeten worden voorkomen. Blijkens bovenstaand overzicht vertoonen de desabanken op Java en Madoera een veel opwekkender beeld dan de volkscredietbanken. Wel liep ook daar de achterstand in 1930—1932 van f 40 000 tot f 257 000 en van 0,5 % tot 7,5 maar dit percentage steekt zeer gunstig bij dat der volkscredietbanken af. De toeneming was bovendien in 1932 met f4O 000 veel geringer dan in 1931 met f 123 000 en is zelfs in het tweede halfjaar 1932 in eene daling verkeerd. Een ander gunstig verschil is, dat bij de desabanken dr aanpassing veel meer in ver laging van de leensommen dan in vermindering van het aantal leeningen ge vonden is. De gemiddelde loonsom ad f 8 bedroeg in 1932 slechts 57 % van het Desabankon op Java en Madoera, MUNT-, CREDIET- EN HAXKWKZKN. COÖrEEATIE. 183 gemiddelde van 1928, het aantal leeningen daarentegen nog 88 %. Dat aantal was bovendien in het tweede halfjaar iets grooter ilan in hel eerste semester. Men kan dan ook zeggen dat de desal>,-ml<en op Java en Madoeva over bet diepste punt heen zijn en op lager plan haar stabiliteit hebben hervonden. Dat plan is inderdaad veel lager, aangezien het uitstaand bedrag ad f 3425000 einde 1932 nog slechts 45 % van dat van einde 1928 groot is. Dezelfde verschijnselen doen zich ook voor bij de dorpsbanken in de enkeie streken buiten Java en M.odoera (Suraatra's Westkust, Benkoelen, Minahasa, Bali), waar dergelijke instellingen gevestigd zijn. Ook daar is begin van herstel merkbaar, hetgeen uit de volgende cijfers blijkt. Ter Sumatra's Westkust bleef de achterstand bij de negeribanken met f 33 000 gelijk aan dien op einde 1932, hoewel het percentage, tengevolge van de vermindering der uitzettingen van 9 % tot 11,1 % steeg. Het uitstaand bedrag daalde van f 367000 tot f 300000.' terwijl in 1931 die daling E29500Q bedroeg. In Benkoelen is het dorpscredietwe/en van weinig beteekenis mccx fcettr gevolge van opheffing op groote schaal dier instellingen in 1931. Bij de thans oog resteerende margabankan bedraagt de achterstand 4. si ",,, hetgeen een bevredi gend percentage kan worden genoemd. Ook in de Minahasa is de toestand voor de hoofdzakelijk als coöperatieve to stellingen georganiseerde dorpsbanken niet ongunstig, hoewel daar nog eenige stijging van den achterstand plaats had (van f 11000 lot f 13000), terwijl hei percentage van 21 tot 28.35 opliep. Op Bali daarentegen viel van herstel nog weinig te bespeuren. De achterstand steeg van f 13500 tot f2OOOO, het percentage sran 15,2 lot !)>,).72. terwijl het nii staand bedrag van fB9 000 tot f5O 600 daalde. Het groote verschil in het crisisverloop bij desabanken en volkscredietbanken heeft drie oorzaken. Vooreerst leenen de dorpsinslellingen slerhts geringe be dragen uit. Voorts zijn als regel de termijnen kort; terwijl de desabanken ge woonlijk 10 a 12 wekelijksehe betalingen eischen. laten de volkscredietbankeu ■ in 10 — '20 maandtermijnen of na één of meer oogsten aflossen. De desn bankleeningen konden dus veel sneller aan de zich wijzigende omstandigheden worden aangepast. Hiermede is in overeenstemming, dat de achterstand op maandleeningen van desabanken over het algemeen veel hooger is dan die op weekleeningen, hetgeen bij vele instellingen tot het stopzetten van de uitleening volgens dit type geleid heeft. Een derde belangrijke factor is ten slotte de groote invloed' van het desahoofd op de leeners, welke als regel voldoende is, om ont stanen achterstand snel te doen inhalen. Wat ten slotte de loemboengs op Java betreft, deze instellingen voor het uitleenen van padi, die weer in natura wordt terugontvangen, hebben in haar leenbedrijf uiteraard niet veel invloed van de waardestijging van hei geld onder vonden. Wel brengt de verkoop van de als rente ontvangen padi, waaruit haar geldonkosten (administratie- en contrölekosten, onderhoud en afschrijving ge bouwen) moeten worden bestreden, thans dikwijls niet voldoende op, zoodai m> i verlies moet worden gewerkt. Daar de meeste dezer instellingen over ruime geld reserves beschikken, kan echter veelal nog eenigen tijd worden afgewacht of de padiprija zich tot een voldoende peil herstelt, alvorens tot renteverhooging wordt besloten. Bovendien wordt door bezuiniging op de kosten getracht zoodanige ver hooging te voorkomen. Door de loemboengs werden in 1932 1062 500 quintalen padi uitgeleend, hetgeen in vergelijking met het vorige jaar (1052000) eene geringe stijging beteekent. Ook het gemiddeld per loemboeng uitgeleende aantal quintalen vertoont eenige vermeerdering, namelijk van 188 quiatalöü in 1931 tot 190 quintalen in 1932. Het aantal leeners onderging daarentegen eenige vermindering; in 1932 werd aan 1086 700 personen uitgeleend, tegen 1089 200 personen in 1931, waardoor het gemiddeld aantal per leener verstrekte kg iets steeg en wel van 97 op 98. Per loemboeng werden 190 quintalen uitgeleend (in 1931 188). DB ECONOMISCHE TOESTAND. 184 De achterstand liep op van 12 600 tot 18 500 quintalen. het percentage van de uitgeleende padi van 1.2 tot 1.7 "/,. Deze geringe stijging ondanks de ongunstige tijden geeft alle reden tot tevredenheid. Aan padi werden verkocht 152 464 quintalen, die in totaal f 445300 op brachten of f 2,92 per quintaal. Vergelijkt men hiermede de cijfers der twee voorafgegane jaren (1930 per quintaal f 6.79. 1931 f 3.94), dan blijkt duidelijk, dat voornamelijk hierdoor gevaar voor de loemboengs dreigt. Een honderdtal loemboengs moest wederom wegens gemis aan bestaansrecht worden opgeheven. Dat desondanks de uitzettingen nog eenigezins toenamen, bewijst, dat inderdaad slechts noodlijdende inst(-Hingen werden opgeheven en de levenskrachtige bleven bestaan. Het bankbedrijf der Centrale Kas ondervond gedurende L 932 in toenemende mate den invloed van de depressie. Deze centrale bank voor de volkscrediet banken zag haar onder genoemde banken uitstaand bedrag nog verder terugloopen (van f 2406000 tot f 2305000). De zeer sterke teruggang van dit onderdeel van het bedrijf, welke een gevolg is van de belangrijke vermindering van de uitzettingen der volkscfedietb anken, blijkt echter op meer overtuigende wijze, indien men de overeenkomstige cijfers einde 1929 en L 930 in beschouwing neemt, toen respectievelijk bedragen van f 5 068000 en f 8202000 uitstonden. Deze daling komt vrijwel geheel voor rekening van de -lava-banken. Waren daar 39 van deze banken einde 1929 gezamenlijk nog f 8892000 aan de Centrale Kas verschuldigd, einde 1930 daalde dit bedrag bol f 1894000 (26 banken), einde 1931 tot fBOBOOO (11 banken) om ten slotte einde 19.">2 hef laagtepunt van f 652 000 (11 banken) Ie bereiken. De overeenkomstige cijfers van de banken in de Buitengewesten daarentegen vertoonen Beu geheel ander beeld; deze waren van 1929 af slechts aan eene onbeduidende schommeling onderhevig. Einde 1929, 1930, 1931 en 19.'52 was dooi' de/e banken aan de Centrale Kas onderscheidenlijk verschuldigd f 1077000 (15 banken), f 1308000 (17 banken), f 1599000 (15 banken) en' fl6OBOOO (16 banken). Dit van -lava afwijkend verschijnsel moet, behalve aan de niet onbelangrijke credietverstrekking aan eene in 1931 opgerichte nienwe instelling, boegeschreven «orden aan de grootere credieten, welke enkele banken voor bijzondere doeleinden hebben verleend, als mede aan een vrij sterken terugloop der particuliere deposito's bij enkele hunner. Door de vermindering der nitleeningen stegen daarentegen de creditsaldi der volksoredietbanken bij de Centrale Kas in buitengewone mate en wel van f 9 690 000 einde 1929 tot fl2 824 000 einde 1930 en f2O 633 000 einde 1931, terwijl einde 1932 het hoogtepunt van f 26874000 werd bereikt, Waarvan slechts f 2177000 van de banken in de Buitengewesten afkomstig is. Een direct gevolg van de daling van de «lebetsaldi eenerzijds en de daarmede gepaard gaande stijging van de ereditsaldi anderzijds was eene belangrijke toeneming van de uitsluitend met obligaties NTederiandsch-Indisohe leeningen gevulde effectenportefeuille der Centrale Kas. Gedurende het verslagjaar verdubbelde deze: zij stee- van E 10893000 einde 1931 tot f 20868000 einde 1932. De wisselende koersen van de Indische staatsfondsen gedurende den laaatsten tijd in aanmerking nemende, was het veiligheidshalve noodzakelijk eene reserve voor koersrisico te vormen. Deze reserve is bepaald op een bedrag van f 447 000, waardoor de jaarstukken zonder verlies- of winstsaldo sluiten. Tn verband met den steeds gtijgenden achterstand Van de volksoredietbanken had de wijze van bestrijding en voorkoming daarvan de volle aandacht van de Directie der Centrale Kas. Het resultaat van de reeds in Juni 1931 onder de beheerders der volkseredietbanken uitgeschreven prijsvraag was niet in alle opzichten bevredigend; in verband hiermede publiceerde de dienstleiding in het Augustus-nummer van de periodiek ..Volkseredietwezeii" een dooi- haai m gesteld artikel, waarin algemeerte richtlijnen in zake de voorkoming en de bestrijding van den achterstand werden gegeven. Hoewel het voorbarig zou zijn thans reeds op definitieve resultaten van het daarbij aanbevolen stelsel te wijzen, meenen nochtans enkele banken een gunstigen invloed daarvan op den achterstand te mogen rapporteeren. MUNT-, CHEÜIET- E.N BANKWEZEN. COÖPERATIE. 185 Bij Qrdn. van 30 Maar* 1982 (I. 8. n°. 118) bd 18 Juni 1932 (I. S. d°. 354) is de lijst van oredietinstellingen, ten behoeve waarvan de vestiging van crediet verband vergund is, nader gewijzigd. 4. Coöperatie. Werd het reeds in l'.t.'Sl urgent geachi de bezetting van den ingeatelden dienst voor de coöperatie te versterken, zoodal nog bij suppletoire begrooting 1983 werd gerekend op liet aanstellen van drie ambtenaren, al Bpoedig moes! onder den invloed van liet financieel aspect van de aanstelling van twee dezer ambtenaren worden afgezien. Aangezien zoodoende, behalve de Adviseur, de eigenlijke staf is beperk! gebleven tot drie personen, kan de bedoeling, waarmede de coöperatiedienst is opgezei namelijk liet voeten van eene actieve ooöpèratie politiek (vgl. de considerans van 1. S. 1927 n". 91) slechts gedeeltelijk ver wezenlijkt worden. Door do animo onder de bevolking <>m organisaties op te richten volgens de , ,Begeling [nlaridsche coöperatieve vereemgingen", welke automatisch onder Overheidstoezichi komen, wordt Ik.e Langer hoe meer tijd in beslag genomen voor het houden van contact —- rechtstreeks, dan wel zijdelings via toezichthoudende instanties — met bestaande vereenigingen. liitusscheii kan worden geconstateerd, dal de Regeeringabemoeienis mei de coöperaties meer begrepen en gewaardeerd wordt. Er zijn teekenen, die er op wijzen, dat onder de bevolking grooter vertrouwen komt in een samenwerken met den coöperatiedienst. Organisaties, die oorspronkelijk afwijzend stonden tegenover Overheidsinmenging, zijn met het oog op de relatief grootere weerbaar heid van ingeschreven coöperaties zich gaan afvragen, of het toch ook niet in haar voordeel zou zijn rechtspersoonlijkheid op den voet der bestaande regeling aan ie vragen. Ook van de zijde van autonome gemeenschappen, als provincie en regentschap (Oosfc-Java, Banjoewangi), bleek de animo uit verzoeken om plaatsing van een specialer) coöperatie-ambtenaar. Dat voorts ook de particuliere lichamen de noodige aandacht blijven besteden aan de coöperatiepolitiek der Regeering en de daarmede verkregen resultaten, bleek uit een speciaal ooöpe congres, georganiseerd door de afdeeling Bragen van Boedi Oetomo. Bij deze gelegenheid hield ook de vertegenwoordiger der Persatoean Bangsa Indonesia (P.8.1.), die de langste ervaring heefi op het punt van samenwerken met de Overheid, eene rede, waarin hij o.a. verklaarde, dat men niet behoefde te vreezen, dat het toezicht van den adviseur voor hel l'nnctionneeren der ver eénigingen in de praotijk belemmeringen meebracht. Ook op de jaarconferentie van Bocdi Oetomo te Solo vormde de coöperatie een puni van bespreking. Bijzondere aandacht had in L 982 de vraag, of hei niet gewenschi zou zijn op initiatief of met behulp van den ooöperatiediensi te komen tot de oprichting van coöperaties voor den verkoop van landbouw producten, o.a. ie Sindanglaja voor den afzet van groenten in Batavia. De Regeering stelde zich hierbij op hn standpunt, dat in verband met liet bijzonder karakter van de verkoopcoöperatie van landbouwproducten een van de Overheid emaneerend initiatief op dit terrein slechts dan verantwoord kon zijn. wanneer de coöperatiedienst beschikte over plaatselijke krachten met. de vereischte kundigheden, die ieder voor zich één daarvoor geschikt veld bearbeidden en daaraan eènige jaren hun volle werk kracht konden geven, alvorens elders een nieuw object te entameer en. Twee afgestudeerde Javaansche adspirant-adjunct-landbouwcoiisulent.M werden ter beschikking van den coöperatiedienst gesteld, teneinde Speciaal te worden belast met werkzaamheden in het belang van de verkoopcoöperatie van landbouw producten. Zij zijn voorloopig werkzaam onder leiding van ambtenaren van de Centrale Kas, om zich in boekhoudkundig en hankteclmisch opzicht te bekwamen. Hun eigenlijke arbeid /.al eerst aanvangen na eene speciale coöperatie-opleiding te Batavia. Ook door andere diensten werd ten behoeve van de ontwikkeling van het Cööperatie-wezen in bepaalde streken daadwerkelijke steun verleend. Zoo werd bijv. enkele malen in eene streek, waar juist de basis werd gelegd W»r eene DE ECONOMISCHE TOESTAND. 186 coöperatieve ontwikkeling, welke bij goede leiding gunstige perspectieven ver toonde, de aan dezen ttrbeid vefbonden plaatselijke onderwijzer voor een halt' jaar van zijn school \ rij gemaald en aan den adviseur voor volkseivdietwozen en coöperatie toegevoegd. Door de Centrale Kas werd een barer adjunct-inspecteurs in de Münal vrijwel uitsluitend mei eoöperatie-werkzaamhederj belast. Verschillende plaat selijke ambtenaren dier instelling gaTen als toezichthouder leiding aan de coöperatieve vereenigingen in hun ressort of oefenen controle uit op de ca tieve centrales. Bovendien werd in 1932 als gedragslijn aanvaard, dal nieuw.' coöperatie-ambtenaren eerst een leertijd doorloópen bij de Centrale Kas ten einde op de hoogte te komen van administratie en credietteohniek van banken. Eene aangelegenheid, welke in 1982 de belangstelling trok, Was de belasting kwestie. Tot voor kort was angst \<,or den üseus i bd belangrijk motief, waarom men afzag van officieele inschrijving. Was de tspersoon, dan was zij uiteraard belastingplichtig, terwijl naar de algemeene opvatting ~wilde coöperaties, als voor de wet niet bestaande, vrij waren, lntusschen heelt de Hoofdinspecteur van Financiën, wiens meening hieromirent werd gevraagd, zich op het standpunt gesteld, dai de z.g. ..wilde'' coöperaties wel degelijk contrii buabel zijn. Talrijke, geen rechtspersoonlijkheid bezittende vereemgingen zijn sedert aangeslagen. Daartegenover weid in 1932 — bij wijziging van de Ord. op de vennootschapsbelasting 11)12") (1.8. 1982 n". 634) — bepaald, dal op belastinggebied aan de organisaties, in; an op den voet der >r ßegeiing Inlandsche coöperatieve vereenigingen" van 1i)"27. faciliteiten zouden worden verleend, welke voor nieuwe vereenigingen neerkomen op \ rijstelling gedurende een termijn van vijf jaren na de registratie, welke voor de vereenigingen, welke reeds ingeschreven waren vóór 1 Januari 1988, met dezen datum ingaat. Menige moeilijkheid werd te Soerabaja ondervonden door eene consequente toepassing van een sedert 1922 van kracht zijnde gemeentebelasting, waarin o-a. ook voor coöperaties was bepaald, dal oppervlaktebelasting, mei een minimum van f5O per jaar verschuldigd was. Tot 1982 was echter verzuimd op gTond van deze verordening mede de coöperatieve vereenigingeri aan te slaan. Toen in dat jaar d.-m ook tot aanslag werd overgegaan, kwamen de groote bezwaren van de vigeerende verordening tot enting. Talrijk toch was. vooral op het gebied van verbruik, hel aantal miniatuu fttietjes, die mei ■ bescheiden werkkapitaal van bijv. E 25 opereerden. Eene jaarlijksche heffing van f5O zou hun bestaan onmogelijk maken. In coöperatiekringen wen! een.' vergadering belegd om deze aangelegenheid te bi Besloten werd om alle middelen aan te wenden om de verordening te doen intrekken. In geval dit niet gebeurde, zou eene actie gevoerd worden om alle coöperatieve v-ereenigingen in de gemeente te ontbinden en de vrijgekomen werkkracht op politiek terrein aan te wenden. Door bemiddeling van den coöperatiedienst werd het geschil op voor de coöperaties bevredigende wijze uit den weg geruimd. p]en ander verschijnsel was in 1982 de toenemende animo voor het oprichtten van padi-loemboengs op coöperatieven grondslag, o.ni. in de regentschappen Bandoeng, Banjoemas en Sragen. In V.W2 werden door den ooöperatiediensri lezingen en cursussen gehouden te Batavia, Srngen. Kediri. ToeJoe-ngagoeng, Bondowoso, Banjoewangi en Makas sar. Als nieuwe dienstuitgave verscheen nog — in het Kederlandsch en in het Maleisch — eene handleiding voor de boekhouding van Inlandsche coöper. credietvereenigingen en voor do controle daarop. Als nuel is aangenomen, dat voor alle door den dienst Bamengestelde boekjes «loot- de afnemers moet worden betaald. Slechts wanneer van kostelooze verstrekking m't propagandistisch punt nut wordt verwacht, beefi gratis afgifte plaats. Van de brochure avet credietcoöperatie (Javaansch of Maleisch) zijn bijv. ± ■'>")(» exemplaren ver spreid, waarvan ruim 40 gratis. Voor het werkje over verbruiksooüperatie be dragen deze getallen globaal 475 m ( .i(i. v-oor de verhandeling over de verschillen tusschen coöperatie en andere vereenigh n globaal 400 en 90. Ye> het grootste deel is door [nheemsehe belangstellenden afgenomen. MUNT-, CREDIET- XX 1: \NIK WKZKN'. OOÖPERATIK. 187 Het aantal ingasehrffven coöperaties steeg in 1932 van 133 tot 172. Hieronder vielen 152 credietcoöperaties en 10 verbruiksvereenigiagen; de rest had betrekking op landbouw, veeteelt, visscherij en nijverheid. Met het aanmoedigen van de oprichting van centrale coöperatieve vereeni gingen, waarvan de bedoeling in het vorig Verslag werd uiteengezet, werd voortgegaan. Einde 1988 waren 7 centrale bonken in werking. Vier hiervan varen ingeschreven (Butavia, Soekaboemi, So Malang), terwijl van drie de statuten nog in behandeling waren. Voor zoover noodig, kunnen deze centrales credietoveivcnkoiiisicn aangaan mei de Centrale Kas, zoo bijv. de centrale té Batavia, die tot f5OOO mag opnemen. Einde 1932 h.-ul /ij hiervan + f 2500 getrokken, <>p haar beuri hebben alle primaire coöperaties een credietovereen komst gesloten mei de Bataviasche Centrale, varieërende van f2OO tot f5OO. Einde December bedroeg het saldo van deze rekeningcoufant-credieten + f3OOO. leder bankje had toon zijn aandeel van f 50 in de Centrale volgestort. Van deze 11 aangesloten bankjes weiden 8 opgericht in den loop van 1932, de 3 andere vingen hun uitleenbedrijf reeds in het 4de kwartaal van 1931 aan. Door de uitbreiding van de werkzaamheden der Centrale, wijdt de administrateur, die aanvankelijk deze functie waarnam naasi het beheer van een eigen zaak, sedert November 1932 zich uitsluitend aan de coöperatie, hetgeen aan de verzorging der instellingen zeer ten goede zal komen. De in den aanvang te groote mate van vrijheid, «elke aan het bestuur der primaire vereenigingen was gelaten om Leden aan te nemen en hun erediet waardigheid te bepalen, wreekte zich al spoedig in den achterstand, welke bij enkele coöperaties een onrustbarenden omvang verkreeg. Einde December 1932 bedroeg de gemiddelde achterstand 26 %. In rond cijfers bedroeg het ge/.! lijk aandeelen-kapitaal der enkelvoudige bankjes eind van het jaar f 1000, de spaargelden beliepen f 3200 en hel zuiver vermogen was f 1100. Bij de Centrale te Soekaboemi, die medio 1932 werd ingeschreven, waren eind December 8 primaire oredietvereenigingen aangesloten, waarvan twee landelijke en één stedelijke. In verband mei ile lage bheeprijzen, bad de eerst i groep ■ — welker leden van de bevolkingstheeeuliuur afhankelijk zijn — met grooten achterstand te kampen. Voor een der beide bankjes was bet percentage zelfs 65 °/ o . In de desa's, waar zij werken, staal het er ook mei het Overheids crediet minder goed voor. liet uitleenbedrijf van een paardorpsbankenstagneerde daar vanwege grooten achterstand al meer Jan een jaar. De stedelijke coöperatie daarentegen, die haar leden telt onder lieden met een vast ink< ad + 10 % achterstand. Tntusschen blijft de Centrale actief. Ben zaakkundig administrateur is geheel voor het werk vrij gemaakt. Mei vee] wilde coöperaties is reeds contact gezocht, naar aanleiding waarvan verschillende verzoeken om inschrijving bij den Adviseur binnenkwamen. De aangesloten bankjes hadden .'(1 December een gezamenlijk aandeelen kapitaal van ± f4BOO, een bedrag aan spaargelden van fBOO en een zuiver vermogen van f 1000. Tot overkapping van de coöperatieve oredietvereenigingen te Soerabaja, die onder toezicht van de Persatoean Bangss [ndonesia (P.8.1.) slaan, word in 1932 een Centrale opgericht en ingeschreven. Einde December had de Centrale 38 instellingen onder haar vleugelen. Een van de nieuwe organisaties, die reeds in 1932 in werking trad, telt uitsluitend vrouwelijke leden, meerendeels kleine koopvrouwen, die behoefte hebben aan eenig bedrijfskapitaal. Presidente is een onderwijzeres. De gestadige toeneming van het aantal vereeanagingen wijst op toenemend vertrouwen. Niettemin ondervond het bedrijfsleven den invloed van den ongunstigen tijd. Het totaal aantal leden nam met + 250 af en bedroeg 31 December ruim 3000. Ongeveer 900 personen verloren hun lidmaatschap, van wie ruim 2/3 hun verplichtingen niet konden nakomen. Anderen zagen zich gedwongen te bedanken, daar zij wegens ontslag of werkloosheid niet langer op inkomsten konden rekenen. De maatschappelijke Btraotuur van deze coöperatieve gemeenschap maakt wel duidelijk, hoe gevoaüg /ij reageeren moet op de steeds DB ECONOMISCHE TOESTAND. 188 drukkender economische omstandigheden. Van de 3035 Leden toch zijn 1136 bandelaar, 920 boekang, 760 loontrekker (boeroeh), 160 landbouwer en 60 gouver nementsambtenaar. Het uitleenbedrijf kromp belangrijk in; liet uitgeleend bedrag daalde van ruim fI6OOOO m 198] tut ruim f 100000 in V.KÏ2. Velen durfden in deze onzekere tijden het risico van liet Leenen niet aan, terwijl dikwijls in plaats van 4 a 5 maal per jaar slechts tweemaal geld werd opgenomen. De achterstand liep niettemin van 12 % tul 18% op. Bel bedrag aan aandeelenkapitaal en Bpaargelden verminderd.■ van E 26600 bot 4 f 22000. Werd in de poeasa-maand in 1931 voor ruim E 9000 aan spaargelden opgevraagd, in L 932 beliep deze terug vordering ruim f 5000. Voor een gedeelte is deze vermindering ook toe te schrijven aan de omstandigheid, dal enkele bankjes braken met de gewoonte órn de verplichte spaargelden — welke eene Eractie vormen van den tot dal dod opzettelijk hoog gestelden interest dei' leeningen — in den poeasa-tijd uit ie keei'eii. In totaal leden de primaire coöperaties der Soerabajasohe centrale éeu verlies van + f 1450, bengevolge waarvan bel gemeenschappelijk zuiver ver mogen daalde tot ruim E 22000. Ruim 300 achterstalligen werden voor het g< recht getrokken. Svenals destijds te Soerabaja, was ook <lit jaar fee Malang opheffing van eenige desa's en inlijving daarvan bij de gemeente aanleiding bot het omzetten van de desabankjes in coöperaties. De twaalf aldus ontstane coöperatieve credietbankjes vinden hun middelpunt in eene inmiddels opgerichte en als coöperatie ingeschreven Centrale met een administrateur, die zich ten volle aan zijn taak kan wijden. De centrale staat ook- hier onder toezichi van de Persatoean Bangsa [ndonesia (P.8.i.) te Soerabaja. Vier nieuwe bankjes zochten aansluiting bij de Centrale. Het totale ledental — overwegend uit vrouwen bestaande nam mei + 500 toe, en bedroetr eind December ruim "iloo. van wie [500 in den handel een bestaan vonden. 80Q als toekang werkten (hierondei 80 kleermakers), lOOdogcar koetsiers waren. 150 tot den stand van loontrekkers behoorden (boeroeh), 50een< functie in het desabestuur bekleedden ( ' n 20 eene betrekking in het particuliere hadden. Gedurende 1982 werd ± f L6OOO meer uitgeleend (in totaal ± f 110000), zonder eenigen achterstand. Spaargelden en zuiver vermogen bedroegen respec tievelijk f 19548 én f 35822. Ben van de best geslaagde credietcoöperaties is ~Itikoerih Eibaroa" te Magoeng, een bankje in bet i ap Bandoeng, dal enkele jaren geleden opgericht werd door een gepensionneerden hoofdschoolopziener, die als particulier en grootgrondbezittei- te midden der desabevolking woont en door /iju leeftijd en godsdienstig leven baar vertrouwen geniet. De vereeniging, welker leden hoofd zakelijk landbouwers zijn. wordt geleid in < ;t van een boerenleenbank; hare gunstige resultaten wekten reeds bol navolging in den omtrek. Aan spaar gelden, meerendeels uit kleine stortingen bij elkaar v komen, was reeds E 7000 aanwezig, terwijl het uitstaand bedrag tusschen E 3000 en f4OOO beliep. Alle. overtollige kasmiddelen worden herbelegd bij de Volkscredietbank. Gunstige resultaten zijn mede bereikt door eenige credietcoöperaties te Baujoe mas. Diep in de schuld geraakte prijaji's bebben hier. door de handen ineen be slaan in een gemeenschappelijk pogen om sober be leven en zich be onthouden van onnoodige uitgaven, zich uit eigen kracht bevrijd uit den greep van woekeraars. Eene commissie onderhandelde mei de geldschieters en bedong gunstiger af betalingsvoorwnarden voor de coöperatiebesturen, die in de plaats der individueele debiteuren voor de geleidelijke vereffening hunner schulden zorg droegen. l'it een ontvangen verslag betreffende de oredietcoöperatie „Bodjongseungit", een vereeniging waarvan alleen oud-leerlingen van de te Tandjoengsari gevestigde landbouvvbedrijfsschool leden kunnen zijn. blijkt wel de moeilijkheid voor land bouwers in deze tijden om bevredigend crediet te krijgen. Nauwkeurig gehouden onderzoekingen hebben aangetoond, dat tengevolge van de buitengewoon lage prijzen der landbouwproducten slechts een zeer klein percentage der leden (2 van de 24) in staal was om uit de bedrijfsinkomsten hun verplichtingen aan de coöperatie nu te komen. De overigen kouden dit slechts doen dank zij MUNT-, CItEMET- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 189 nevenverdienaten uit den kleinhandel, tijdelijken steun van Eamilieleden dan wél door het aanspreken van liim spaarpenningen of verkoop van sieraden. De credietooöperatieß in de Münahasa vertoonen geen vooruitgang ondunks de deskundige leiding van den ie Manado bescheiden ambtenaar der Centrale Kas, die in hoofdzaal? met liet toezicht op de coöperaties belast is. Tegen het einde van l'.l.'i'J lieeft de advisem zicli persoonlijk <i]i de boOgte gesteld van de in de Mmaiiasa voorkomende moeilijkheden. Voor een belangrijk deel zijn deze een gevolg van de weinige medewerking van bestuur en leden der coöperaties om de wenken en adviezen van den toezichthouder ter harte te nemen. De ingeschreven landbouwcoöperaties, welke meerendeels in West-Java thuis In, uren. hadden te lijden van de Lage prijzen der producten. De slechte resultaten van de 4 ingeschreven verkoopcoöperaties van landbouwproducten in de Lain poengsche Districten, welke in I'.t;>"2 moesten worden ontbonden, zijn hoofdzake lijk te wijten aan de oninaelit om behoorlijk plaatselijk toezicht uit te oefenen. De Centrale Kas. noch tot voor kort de Landbouwvoorlichtingsdienst, hadden in genoemd gewest een ambtenaar bescheiden. De onvoldoende staf van den advi seur liet. ook niet toe intensief contact mei de coöperaties ie onderhouden. De copra-verkoopcentrale te Manado, die wegens onoordeelkundigen opzet dreigde mis te loopeu. kon. dank zij eene drastische reorganisatie onder leiding van den adjunct-inspecteur der Centrale Kas aldaar, weder op het goede spoor worden gebracht. Op de aandeelen der leden is 40 % afgeschreven, terwijl de bedrijfsorganisatie in alle opzichten werd versoberd. Bene gelukkige omstandig heid is. dat men beslag kon leugen op een /.aakkundig persoon, die tot administra teur der vereeniging weed aangesteld. De ingeschreven verbruiksooöperaties, thans 10 in aantal (in 1083 slechts 4), zijn gevestigd te Serang, Meester Comelis, Tegal, Semarang, Sragen en Amboina. De leden beslaan hoofdzakelijk" uil ambtenaren en beambten van Overheids- ei; particuliere diensten. Alleen de verbruiksooöperaties der vereeniging BoediOetomo in Sragen hebben leden onder de gewone desabevolking. Ook in hel onderdistrici Soembergempol van het regentschap Toeloengagoeng werken enkele verbruiks coöperaties, waarvan de leden meerendeels bestaan uit desalieden. De vereeni gingen, waarvan een drietal is ingeschreven in het begin van 1933, staan onder leiding van den adjunct-landbouwconsulenl te Wonoredjo, die in samenwerking met een hII I p<.! 11 lervv ijzel aan de VervolgSehooJ te Soembergempol, toezicht uit oefent op de coöperaties, l'it beider bemoeienissen is gebleken, dal dergelijke organisaties van groot nut zijn voor de plattelandsbevolking. De tot nu toe opgedane ervaring heeft eenig inzicht gegeven in de practische moeilijkheden, welke zich bij verbruikscoöperaties op het platteland voordpen. liet aantal bij den Coöperatie-daefißi bekend geworden z.g. ..wilde" coöpe raties kon. aan de hand van latere en betere gegevens dan die bij het opstellen van den desbetreffende!! staat in deel 1! van het Indisch Verslag li>32 ter be schikking stonden, in l'.t.'Sl worden bepaald op L 504. Door middel van een enquête met medewerking van de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur werd in i'.i:;-J nagegaan hoeveel van bedoelde coöperaties in 1932 nog hestonden. De resultaten van het onderzoek wezen uit, dat van de L 504 coöperaties 575 sedert de kennisgeving van oprichting van de zijde van het Binnenlandse!] Bestuur aan \dviseur opgeheven zijn. terwijl van ,"j4 vereenigingen geen inlichtingen konden worden verstrekt. In liet korte tijdvak, dat de verzameling van deze gegevens beeft plaats gehad (sederl 1930), blijkt het ..sterftecijfer" dus te be dragen: ~>7."> op 1504, d. i. 38,23% .mi voor Oost-Jave alleen BQ6 van de 618, d.i. 47,89 %. Intussoheri zijn in den loop van \{V.y2 nog 674 coöperaties opgericht, zoodat volgens nog leer ineouipieti' gegevens nog in werking zijn 1540 coöperaties, nl. N 22 verbruiksvereanigingen, .">o verbruiks- en oredietvereenigingen, 340 spaar- en crediet vereeiiigingen. 11» product i'coopei-at ies, 28 begrafenisfondsen en 271 coöpe raties, waarvan liet doel onbekend is. Het enthousiasme voor de wilde coöperaties is merkbaar begonnen te luwen. In 1932 bestond veel neiging toi oprichting van coöperatieve centrales, doch DE INWENDIGE POMTEB] I AND. 19 da politie worden gesloten, omdat de redevoeringen een staatkundig, derhalve vooï cene jeu: üging ontoelaatbaar, karal I ■ tt. Het nieuwe hoofdbestuur van de 1 Moeêlimrti ïitdonesia, jeugd-organi satio der Partij Sarekat Islam Indonesia (1.5.1.L), is to Soerabaja gevestigd. Het doel dezer jeugdvereeniging is jonge maniran en vrouwen tusschen 15 en 30 jaar volgens den Islam op te voed Ter voering van eene pro] actie is onder don naart Pemoeda 1.H.1.1. [samenwerking ontstaan n Pemoeda Moeslimin Indonesia en S.I.A.P. (do padvindersafdeeling der Partij S tslam [ödohësia). De Inheemsche Padvinderij ueeft door haar optreden op Java uit politiek oog punt geen aanleiding tot bijzondi re opmerkin Ter Sumatra's Westkust zijn als voornaamste padvindersvereenigingen aan te merken de 5.1.A.P., met ruim 500 leden; El-Hilaal, oorspronkelijk een afdeeling van de Persatoean Moeslim Indonesia, doch nu los daarvan slaande, met + 2000 leden; Kepandoean Indonesia , afdeeling van <lo Persatoean Moerid Dinijah-school (do n leerlingen van godsdienstscholen) en Hizboel Wathon, een van Moehammadijah. In 't geheel zijn ter Sumatra's Westkust ruim 4000 Inheemsche padvinders. 4. De Chineesche beweging. Het bezoek van de Volkenbondscommissie aan China brok veler belangstelling. Zoo werden o. a. door de Ch ingen be Batavia, Soerabaja en Si rking mot de Kuomintang-afdeelingen on andere ver eenigingen aldaar, telegrammen aan genoemde commissie gezonden, waarin de hoop werd uitgesproken, dat de leden bij het opstellen van hun rapport de grootste r:r!it vaardigheid zou (ion betrachten. De 18de September, do eerste herdenking arop de Japai Moekden genomen hebben, □ [ndië /ooi' rustig. Dooi- een beperkt a Chineesche vei en, alsmi . Batavia en Soerabaja □ herdenking lelègd, waarin door tal va irs de toe hoorders tot eensgezindheid on vaderlandsliefde espoord. In de kringen der in Indië geboren, z.g. poi erschte in het nfgeloopen jaar eenige beroering i/.im van de vraag, welke richting deze groep Chineezen moet il e verschil en bedreigende moeilijk heden het hoofd te bieden. De meeste Chineesch-Maleische bladen voerden daar over een heftigen pennestrijd, waardoor de teg< de verschillende richtingen duidelijk tot uiting kwamen. De Sin-Po-groep, de z.g. Lste richting, die van int be Batavia verschijnend Maleisch dagblad Sin-l'o. is ultra listisch. Zij wenscht, da! de Nederlandsen-Indische Regeerine voor aakan-Chineezen het Chineesch onderdaanschap zal erkennen en hen met de Europeanen zal ellen. Voor do verwezenlijking van hare idealen verwacht /ij alles van China on niets van king mei hel Nederlandse h Gouvi ; de Chineezen be i b.i. door self-help in socialen arbeid zich tot oen hooger niveau te lon mei inachtneming van <!e belangen van de toekomstige inheemsche bestuurders van [ndië. i>, . zich in E r 1932 op initiatief van 'ion heer Liem Koon Hian. ex-hoofdredacteur vai di be Soerabaja verschijnende Sm Tit Po, een tweede groep gevormd. Opgericht werd de Partij Tionghwa Indonesia (P.T.1.) met het doel: steun te van de economische, » □ politieke ontwikkeling \ rlandsch-Indië tot een onafhankelijken Staat, waarin aan alle groepen der bevolking gelijke rechten zouden worden verleend. Als de< ulonesisch volk zou de gemeenschap van in Indië geboren Chineezen dccl i aan don politieken strijd in samenwe iet andere vereenigingen en partijen, die In Joel nastreven. De eerste door deze organisatie van Indische 1 'unee/en ondernomen slap was eene actie tot steunverle m de beweging tot lijdelijk verzet tegen de uitvoering van de z.g. Wilde Scholen-ordonnantie. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 190 doorgaans is de opzet gebrekkig en onoordeelkundig. Er is te geringe bindkmoht, er bestaat gemis aan saamhoorigheidsgevoel, aangezien het initiatief meestal niet van de bestaande coöperaties, dus de belanghebbende vereenigingen zelf, is uit gegaan, doch veeleeer van daarbuiten staande, dikwijls nietzaakkundige personen. 5. De pandhuisdienst. In 1932 werden op Java en Madoera twee nieuwe pandhuizen (zie Bh. nos. 12347 en 12554) en in de Buitengewesten één nieuw pandhuis (zie Bb. n°. 12708) gevestigd, terwijl één pandhuis in de Buitengewesten, waarvan het debiet te sterk was teruggeloöpen, werd opgeheven (I. S. 1932 n°. 480). Dientengevolge waren einde 1982 op Java en Madoera m T-"• en in de Buitengewesten 84 of in totaal 469 instellingen, tegen 457 in 1981. in exploitatie. Het leenbedrijf onderging in 1932 een aanmerkelijken teruggang. Doordegeld schaarschte zag de bevolking zich genoodzaakt haai- levenswijze op een lager niveau in te stellen. In de eigen huishouding moest in vele gevallen een terugval worden geconstateerd naar de productenhuishouding, gepaard gaande aan loon hetaling in natura. Als gevolg van een en ander is de credietbehoefte van do bevolking afgenomen. De daling der marktprijzen, welke er toe noopte de taxaties evenredig te verlagen, leidde eveneens tol achteruitgang van het pandhuisdebiet. Boven de ~maxima-beleenragßtermijnen" volgens liet met ingang van 1 April 1928 ingevoerde kostentarief, wordt aan de pandhouders door den dienst nog een zs.g.„rèspijttermrjn" van '2 maanden verleend. Heide genoemde termijnen vormen tezamen den „verstaan-termijn" van een pand, na verstrijking waarvan de niet uitgeloste goederen op de pandyeilingen publiek worden verkocht. Toen eene ver meerdering van den voorraad panden in de pandliuizen gebrek aan bergruimte deed ontstaan, was de respijt-termijn voor de A-panden niet ingang van 1 Januari 1929 ingekort tol I maand. De sedert tot stand gekomen uitbreiding van de magazijnsruimten, zoomede het intuaschen beruggeloopec debiel veroorloofden eene opheffing \nn den bedoelden maatregel met ingang van 1 Januari 198' J, zoodat bedoelde termijn sedert weder op 2 maanden is gesteld. Het herstel van den oorspronkelijken respijt-iermijn heelt ■ .n gunstigen invloed op de uitlossing gehad. In totaal werden in 1932 heleend 34 986 142 (in L9Bl 43130 788) pan, waarop werd voorgeschoten een bedrag \an f LO9 771224 (in 1931 f 153122258). Uitgelost, werden 82 L 86885 (in 1981 39017240) panden tot een totaal bedrag van f 104 428181 (in 1931 f 138147 347). Daarvan werden herbeleend 5 267 54] (in 1931 6928835) panden, waarop aan h > •nsoi i nueii verschuldigd was i 27 618 885 (in 1931 f 35194 681). Einde 1932 bedroeg het totaal aan uitstaande leensommen £42254711 (in 1931 f 56 016 878) . Van de beleeningen, waarvan in 1932 HÄ« verstaantermijnen verstreken, werden op de pandveilingen 4 735 857 (in 1931 6 468 357) panden publiek verkocht of 12,75 % (in 1931 13,65%) van de in bedoeld tijdvak beleende panden. De vermindering van het percentage der op de pandveilingen publiek ver kuchte panden moet waarschijnlijk worden toegeschreven aan de in 1932, in ver gelijking met 1931, minder sterk gedaalde marktprijzen, zoomede aan de daar mede verband houdende lagere pandhuis-taxsties alsook aan de bovenvermelde verlenging van den ,respijt-teimijn" voor de A-panden van 1 tot 2 maanden. Wegens onvoldoend bod moesten voor rekening van den Lande worden aan gekocht 1539 734 (in 1931 2 820 808) panden, tegen een totaal bedrag van f 9 555 752 (in 1931 fl9 071481). Ten einde, behalve door een normalen verkoop in de pandhuizen zelve, te trachten de groote voorraden aangekochte panden, waaronder zich zeer groote hoeveelheden gouden munten, zoomede van goud vervaardigde voorwerpen be vonden, zooveel mogelijk te doen verminderen, werd de in het vorig Verslag vermelde omsmelting dezer jjunden voortgezet. Op deze wijze kon voor een bedrag van f 5 098133 (in 1931 f 7 697 173) op de buitenlandsche markt worden verkocht. In totaal werden in 1932 ondersliands verkocht 1831865 (in 1931 !-. CREDIET- EN BANKWEZEN. OOÖPKRATIE. 191 2979230) panden met eene waarde van f 10741112 (iii lit;!l f 20 712 792). Het op deze panden geleden verlies tengevolge van sedert den aankoop ingetreden prijsdalingen bedroeg f 375 710 (in 1981 f 324 993). Op het einde van 1932 bedroegen de restanten 553 057 (in 1931 845188) panden mei eene balanswaarde van E 5354683 (in 1931 f 6540043). De exploitatiekosten van hel bedrijf bedroegen f 12804499 (in 1.-il f 14652840) of f 0,366 (in 1931 f0..".|0) per pand. Dé winst beliep f:; :;:ir,0:,l (in 1931 f 6024 091). Voor verdere wordi verwezen naar deel '11 van dit Verslag en naar het jaarverslag van den pandhuisdienst over 1932. Bij Ö.B. 20 Juni 1932 n°. 17 (J. 0. n". 50) zijn voor elk der provinciën West-Java, Midden-Ja\,i (nul dfi gouvernementen Soerakarta en Jogjakarta) en Oost-Java commissiërj ingesteld tot onderzoek van reclames, welke door in de maanden December L 933 en Januari L 932 wegens ongeschiktheid ontslagen per- Boncel bij de Landspandhuizen tegen dal ontslag zijn ingediend. 6. De Postspaarbank. Evenals in de voorafgegane jaren hail ook in 1932. in weerwil van do Crisis, liet onbelangrijke stijging van hel aantal spaarbankboekjes en van het tegoed plaats. Eene uitzondering hierop vormde hel tegoed van de Inlandsche bevolkingsgroep, hetwelk dit jaar met ruim 1 ° () achteruit ging. Ook in 1932 werd een ruim gebruik gemaakt van de gelegenheid voor inleggers om schuldbrieven ten laste, van Nederlandsch-Indië door tusschenkomst van de Postspaarbank aan te schaffen en in bewaring te geven. In dat jaar worden ten behoeve van inleggers obligaties gekocht tot een bedrag van f 159 400 en f 4000 nominaal, terwijl het bedrag aan obligaties, bij de l'osispaarbank in bewaring, steeg van f 896100 en $ 23 500 in bet vorig jaar tot f 1 1)24 500 en $ 27 000 in 1932. liet aan' ulieden om gelden in te leggen en terug te verkrijgen daalde in 1932 met 19 en bedroeg op het einde van het jaar 007 (154 post- en bijpost kantoren, 473 hulpostkantoren en 73 pandhuizen, alsmede de 3 eigen kantoren van de bank). Bij G.B. 13 April 1932 n°. 21 jlib. n". 12790) kwam eene nieuwe regeling van het sparen door Landsdienaren bij de Postspaarbank door middel van in houding op inkomsten tot stand. Het bedrijfsoverschot bedroeg in 1932 + f 291000 en tot en met dat jaar + f 4375000, welk bedrag in het reservefonds is gestort. Van de gestadige ontwikkeling van de Postspaarbank geeft het volgend over zicht, loopend over een 32-jarig tijdvak, een beeld. i) De ctjfers over I nabel 1982 /iju uoy niet bekend. MUNT-, CIIEDIET- EX BAXK WEZEN. COÖPERATIE. DÉ ECONOMISCHE TOESTAND. 193 192 13 7. Andere spaarinstellingen. (deel I), vallen voorzoover het jaar 1932 betreft geen bijzonderheden te ver- Van de overige spaarinstellingen in Nederlandsch-Indië, waaromtrent ver- Hieronder volgen een aantal financiëele gegevens van verschillende spaar schillende gegevens verstrekt zijn op blz. 2-19 van het Indisch Verslag 1981 instellingen, welke zijn geput uit de verslagen over het jaar 1931. Aantal inleggers en hun tegoedfoestand per ultimo 1931. l ) ') De bedragen zijn tot guldens afgerond. -I Inclusief vereenigingen, enz. ;l ) De stadsgemeente Soerabaja waarborgt tegoed en rente. Cijfer-; ever 1980; die over 1981 zijn nog' niet beschikbaar. ') Cijfers per 80 .Juni 1932. De bank is in liquidatie. ■'') Specificatie onbekend. ') Cijfers over 1930; die over 1931 zijn nog niet beschikbaar. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 194 K. VERKEER. 1. Overzicht van het verkeer. De economische crisis heeft uiteraard een nadeeligen invloed uitgeoefend op de uitkomsten van de Indische verkeersonderiiemingen; vooral van die bedrijven, welke belangrijke inkomsten plachten te ontvangen uit het suikertranßport en het passagiersvervoer. Veelal bedroeg de achteruitgang in verschillende vervoers bedrijven '20 " cl ten opzichte van 1931. Werkelijke toeneming was eigenlijk alleen op te merken in het sterk toegenomen handelsverkeer, in het bijzonder van don import, tusschen Nederlandsch-Indië en Japan. Alle ondernemingen zonder uit zondering trachtten door versobering, rationalisatie, betere „service" en het aan boren van nieuwe bronnen van inkomsten aan de crisisinvloeden het hoofd te bieden. Zeer sterk hadden ook de spoorwegen te lijden onder den grooten achteruit gang van bel verkeersvolume en de migratie onder de inheemsche arfoeids bevolking, gepaard aan de geldachaarschte in de desa en de concurrentie van het vrachtautobedrijf, dat belangrijke quanta meerwaardige goederen aan het railverkeer onttrekt. Alleen door verdere verlaging van reizigers- en goederen tarieven kon een deel van het vervoer worden behouden ten koste van een onvermijdelijkcn achteruitgang van de ontvangsten. Bij du Staatsspoorwegen op Java liepen de ontvangsten met 21 ",, terug van é9 toi 39 tniUioen. Dooi' /.eer streng doorgevoerde bezuinigingen en rationalisatie van werkmethoden werd het uitgavenbudget, dat in 193 i + 55 miliioen bedroeg, in L 982 tiruggebracli! tol 42 miliioen (in 1930 nog begroot op 72 miliioen). Bij de particuliere spoorwegen hebben de belangrijke tariefsverlagingen wel is waar eene gunstige werking op den omvang van liet reizigersverkeer uit geoefend, doch niet in zoodanige mate. dat de achteruitgang der inkomsten daardoor werd achterhaald. Slechts werd bereikt, dal deze eenigszins werd gematigd. In verband daarmede was eene nog sterkere inkrimping der vii een gebiedende eisch. Enkele particuliere spoor- en tramwegmaatschappijen genoodzaakt te verzoeken de exploitatie op verliesgevende lijnen gedeelte lijk te mogen staken, andere zagen zich voor de noodzakelijkheid gesteld de aflossing van <le obligatieschuld op te schorten. De interinsuiaire lijnen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (K.P.M.) leden eveneens in sterke mate onder het verminderd passagiersvervoer; de lijnen buiten Ncderlundseh-lndië bodden bovendien den druk te weerstaan van buiten landsche maatschappijen, welke hun tarieven in gedeprecieerde valuta bereken den. Drastische vrachtverlagingen tot verliesgevende prijzen waren veelal onvermijdelijk. Relatief was de achteruitgang het grootst in de Noordkust-havens van Java; daarentegen vertoonden de oliehavens en Ban jo.wangi, Tjilat j.i;.. Bandjermasin en Manado een kleinen vooruitgang. Het aantal zeemijlen, door de K.P.M, in den archipel afgelegd, bleef nagenoeg gelijk, het aantal passagiers verminderde echter met ± 20%. De import uit Europa nam — ondanks verlaging van de vrachten — op onrustbarende wijze af, waardoor de dispariteit tusschen de tonnage, benoodigd voor import en die voor export nog grootcr werd. Regelmatig werden dan ook schepen in ballast via Kaap de (ioede Hoop naar Indië gezonden. Deze zelfde dispariteit vertoonde zich ook in lui verkeer met de Oostkust van Amerika, wegens den afnemenden import uit de Vereenigde Staten eenerzijds en den tengevolge van verschillende vrachtverlagingen quantitatief gelijk gebleven export anderzijds. Het verkeer tusschen Java en Britscn-Indië nam eveneens belangrijk af. Het tot stand komen van de Java-Japan-Vrachten-Conferentie maakte een eind aan den feilen, in 1931 ingezetten concurrentiestrijd in de scheepvaart tusschen Java en China en Japan. Toch bleven de \ rachten nog beneden het niveau, waarop eene loonende exploitatie mogelijk zou zijn. De verhoogde invoerrechten in China bewerkten een oogenblik een abnormalen uitvoer van VERKEER. 195 suiker naar dat land, waarop echter spoedig eene reactie volgde. De invoer van Jajiansche cement nam nog steeds toe, uit andere landen wordt practisch geen cement meer in Nederlandsch-Indië geïmporteerd. Bij het haven- en baggerbedrijf bleef de uitvoering van groote werken in 1932 achterwege; hoewel voor de groote bedrijfahavens f 1235 000 en voor de kleine f 265000 was uitgetrokken, werd slechts f 57000 resp. f 22000 verwerkt. De werkzaamheden bepaalden zich uitsluitend tot werken van geringen omvang, wanrvan uitstel niet mogelijk was. In de zes groote havens is de invoer in tonnen in 1932 ten opzichte van het vorig jaar met 24 ",', afgenomen, terwijl de uitvoer vrijwel gelijk bleef. Het geheele goederenverkeer verminderde met + 8 °/ o . Het aantal schepen was 9 %, de bruto-inhoud 12 % lager dan in 1931. Tengevolge hiervan verminderden de haveninkomsten met 9 %, doch doof krachtige bezuiniging liepen de uitgaven met 15 % terug. Het aantal personenauto's nam opnieuw af. Hoewel hierover geen nauw keurige gegevens beschikbaar zijn, moet de vermindering op minstens 10 % ten opzichte van 1931 gesteld worden. In de Buitengewesten bleef het aantal autobussen, ondanks den nood der tijden, toenemen; op Java ging het aantal achteruit, doch minder sterk dan in 1931. Het aantal vrachtauto's bleef op Java constant, in do Buitengewesten werd oen begin van achteruitgang opgemerkt. De achteruitgang van het Imsverkeer op Java heeft voornamelijk plaats gevonden op de hoofdwegen, waaruit geconstateerd mag worden eenerzijds dat zwakke vervoersondernemingen bezweken zijn onder de overmatige en moordende concurrentie, anderzijds dat het railverkeer door het bieden van betere ..service", weer een deel van het vervoer teruggewonnen heeft. Voorts blijkt, dat de geïsoleerde streken de nuttige busverbindingen hebben behouden. De veiligheid van het verkeer aam in 1932 merkbaar toe; zoowel in de Buitengewesten als op Java «laaide Int aantal ongevallen belangrijk. Hoewel de verminderde verkeersdrukte hiertoe /.al hebben bijgedragen, is toch ook de in stelling van verkeersinspecties in de provincies Oost- en West-Jaya en het werk van de Koninklijke vereeniging Java Motor Club van grooten invloed geweest op dezen gunstiger: toestand. In 1932 werd de grondslag gelegd voor eene betere en centrale wettelijke regeling van het verkeer op den weg. Op 11 September werd nl. bij den Volks raad het ontwerp voor een W'egverkeersordonnantie ingediend. In dit ontwerp — dat in 1933 na amendeering werd aangenomen — zijn eenerzijds de technische verkeeraaangelegenheden, de registratie van motorvoertuigen en hun bestuurders, de eischen waaraan deze motorvoertuigen moeten voldoen en de indeeling van hel wegennet geregeld, anderzijds bevatte liet ontwerp eene regeling van het openbaar wegverkeer, met als doel dit in de economisch meest juiste en in het algemeen belang meest gewenschte banen te leiden. Eene permanente centrale commissie, met ambtelijke en particuliere leden, zal der Eegeering voortaan van advies dienen omtrent belangrijke verkeersaangelegenheden. Voorts bracht de centrale i rtuigenbelasting eenheid in de fiscale, regelingen, terwijl verder de Volksraad gunstig adviseerde nopens twee wets ontwerpen betreffende het brengen van eenheid in verkeersteekens en aangaande belastingheffing van vreemde motorrijtuigen, een en ander als uitvloeisels van ter zake gesloten internationale verdragen. Sedert de instelling van de drie provinciën op Java is de bemoeienis van de Centrale Overheid met de landwegen en bruggen, behoudens een enkele uit zondering in de provincie West-Java, beperkt tot de Buitengewesten. De lengte van het wegennet, dat einde 1932 in beheer was bij de provincies West-, Midden en Oost-Java, zoomede bij de zelfbesturende Vorstenlanden, bedroeg einde 1932 respectievelijk 2913, 2054, 3222 en 1725, totaal 9914 km. Ten einde bij de beperkte credieten het tot stand komen van den asweg over Sumatra, van Oosthaven tot Oeleë Lheuë, zooveel mogelijk te bevorderen, werd het gepropecteerde tracé van de thans nog ontbrekende schakels verlegd naar reeds bestaande primitieve wegen en werd besloten deze verbinding eerst ge- DE ECONOMISCHE TOESTAND. 196 leidelijk naar de behoeften van het verkeer te verbeteren. Ook aan de aan sluitende verbindingswegen van de vier havenplaatsen op den asweg: Palembang, Benkoelen, Djanibi en Pakanbaroe werd voor zoover de bescheiden middelen hel toelieten, doorgewerkt. Het. passagiersverkeer per vliegtuig gaf een teruggang te zien van eveneens + 20%, het postvervoer daarentegen toonde een kleinen vooruitgang in gewicht. Ondanks de lagere vervocreijfers bleven de financieele resultaten nog boven do verwachtingen van 1927, zoodat een belangrijk bedrag van de subsidie over het boekjaar 1932 aan het Land zal kunnen worden terugbetaald. Uitbreiding van het luchtnet had niet plaats. Merkwaardig en verheugend was, dat van particuliere zijde op enkele plaatsen het initiatief genomen werd tot den aanleg van landingsterreinen, waar het Gouvernement daarvoor geen gelden ter beschikking kon Btellen. Het toezicht op de veiligheid werd geregeld uitgeoefend; in Februari \> eenigde de \'olksraad zich met den ontwerp-algemeenen maatregel van bestuur tot regeling van de burgerlijke luchtvaart in Nederlandsch-Indië. De luchtlijn Amsterdam — Bandoeng werd gedurende het geheele jaar met groote regelmatigheid geëxploiteerd; het vervoer, zoowel van post als van passa giers, burgerde zich meer en meer in, niet alleen tusschen Indië en het Moeder land, maar ook van en naar tusschengelegen landen. HSï j het Post-, Telegraaf en Telefoonbedrijf hadden de telegraaf en de tele foon hot meest onder de crisis te lijden. In het geheele bedrijf werd gestreefd naar versobering en besparing eenerzijds, naai- het verhoogen der inkomsten door het stimuleeren van het bestaande en het scheppen van nieuw verkeer anderzijds. Merkwaardig was de afneming van de brieven en aangeteekende stukken tegenover de toeneming van drukwerken, waardoor het aantal behandelde stukken achteruitging met \ %, bij eene daling van de inkomsten uit porti met 8 %. Eveneens verminderde het totaal bedrag der verzonden postwissels belangrijk, terwijl het aantal wissels vrijwel gelijk bleef. Het aantal postpakketten liep 15 °/ o terug. Nieuw was de invoering van luchtpostpakketten, waarvoor eene bevredigende belangstelling bestond. I Fet jaar 1932 gaf opnieuw eene toeneming van het percentage der via radio verzonden telegrammen te zien, vooral het verkeer niet Japan immi belangrijk toe. Op alle mogelijke wijzen werd getracht het publiek te gerieven, o. a. door invoering van de z.g. boottelegrammen, bevordering van de telefonische afleve ring van telegrammen, enz. De daling van het pond leverde onverwachte en ernstige tariefmoeilijkheden op, waaraan eerst na het protest der Nederlandsen-Indische afgevaardigden op de te Madrid gehouden telegraaf- on radiotelegraafconferentie een einde kwam. Het binnenlandsche telefoonverkeer leverde achteruitgaande resultaten; de opbrengst der abonnementen daalde niet 13 %, die van het districts- en inter locaal verkeer met 19%. Daarentegen toonden de financieele uitkomsten van het internationaal telefoonverkeer eene stijging van 24 % ten opzichte van 1931. 2. Landwegen en bruggen. Java en Madoera. Sedert de instelling van de drie provincies op Java is de bemoeienis van de Centrale Overheid mei dn landwegen en bruggen, behoudens enkele uitzonderingen in de provincie West-Java, beperkt tot de Buitengewesten. Tot deze uitzonderingen behoort de in 1926 aangevangen wegaanleg in het westelijk deel van de residentie Batavia tot verbetering van de economische omstandigheden van de bevolking in aansluiting met de groote irrigatiewerken in dat gebied. Deze op 2,1 millioen gulden geraamde werken, waaraan bijna één millioen gulden is verwerkt, zijn in 1932 in verband met de tijdsomstandigheden na voltooiing van een afgerond gedeelte niet verder voortgezet. Aan de eveneens door de Centrale Overheid ondernomen in 1927 begonnen wegaanleg in Zuid- VERKEER. 197 Bantam, welke voor een totaal bedrag van ± 1653000 werd voltooid, werd in 1932 nog ± f 25 000 besteed. Einde 1932 bedroeg de lengte vmi het bij de provincie Wcst-Java in beheer zijnde wegennet 2913 km. waarvan 1803 kin of bijna (i"2 " n was geasphalteerd. Voor het onderhoud werd. met inbegrip van asphalteering in 1932, een bedrag van f 1 729191 uitgegeven of + f 594 per km, terwijl ten behoeve van de in die wegen gelegen kunstwerken een bedrag van I' 7.Ï863 werd verwerkt. Van den Noordelijker! verbindingsweg Batavia—Cheribon werden de secties Tjikalong—Tjiasem en Pamanoekan —Sewoe voltooid, waarvoor in 1932 een bedrag van f 107 564 werd besteed; voor de sectie Tjiasem—Pamanoekan werd een som van fl4 753 uitgegeven. Voorts werd aan herstelling en vernieuwing van wegen, alsmede aan her stolling, vernieuwing en bouw van bruggen en duikers een bedrag van f 202168 verwerkt. Uit eene hermeting van het wegennet in Midden-Java in 1932 bleek correctie van de vroeger opgegeven lengte noodig. Einde 1932 was bij deze provincie in beheer 2054 km weg, waarvan 807 km of 39,4 °/ o geasphalteerd was. In 1932 werd aan do asphalteering van 14,4 km weg f 36 772 besteed. Het onderhoud van dit wegennet vorderde een bedrag van f 1 102 308 of + f 538 per kin, bet onderhoud van de daarin gelegen kunst werken f 71 126. Aan zware herstellingen en verbeteringen van wegen en kunstwerken werd besteed f 345 324. De in het vorig Verslag opgegeven lengte van 3303 km van het bij de provincie Oost-Java in beheer zijnde wegennet verminderde door overdracht in den loop van 1932 van het beheer aan de regentschappen Blitar en Bondowoso van onder scheidenlijk 40 en 42 km weglengte tot 3222 km. Hiervan was einde 1932 ecne lengte van 1549 km of ruim 48 % geasphalteerd. In 1932 werd ruim 123 km weg geasphalteerd. Deze voorzieningen, voor zoover niet uit onderhoudsgelden be kostigd, hebben f 132 800 gekost. Voor het wegenonderhoud werd in 1982 f 1844 783 beschikbaar gesteld of + f 566 per km; voor het onderhoud van de in deze wegen gelegen kunstwerken f 60821, terwijl aan herstelling en vernieuwing van de kunstwerken + f7O 000 werd besteed. Aan verschillende werken van grooteren omvang werd in 1932 + f260 0110 uitgegeven, waarin begrepen is een bedrag van ± f 138000 voor den aanleg van den Zuid-Semeroe-weg ; gaande van Dampit naar Pasirian. Deze verbinding was einde 1932 nagenoeg — op overbrugging van het diepe ravijn van de Besoek Koboan na — gereed. Bij de Zelfbesturen der Vorstenlanden Soerakarta en Jogjakarta was einde 1932 in beheer eene weglengte van + 1725 km, waarvan ± 430 km of 25 % geasphalteerd was. Aan de uitvoering van asphaltconstructies, gepaard met verbetering der ver hardingsbasis, werd in 1932 besteed een bedrag van f 133 277 aan ± 23 km, alzoo ± f 5800 per km. Voor het onderhoud van het wegennet in de Vorstenlanden werd in 1932 uit gegeven een bedrag van f 724 715 of + f 420 per km, terwijl aan herstellingen en verbeteringen nog werd besteed f 89 171 en voor den aanleg van nieuwe wegen slechts f 25 196. Het onderhoud van de in de wegen gelegen kunstwerken vorderde een uit gave van f 54 638. Aan herstelling en verbetering daarvan werd f 47 524 besteed en aan nieuwbouw van bruggen en duikers een bedrag vnn f 24 173. Buitengewesten. In verband met de tijdsomstandigheden moesten de op de begrooting 1932 uitgetrokken credieten voor nieuwe werken belangrijk worden beperkt. Doch ook de begrootingscredieten voor de instandhouding der wegen werden als gevolg van de daling van loonen en materiaalprijzen en het streven naar versobering lang niet verwerkt. Hieronder volgt een staat, waarin zijn op- DE ECONOMISCHE TOESTAND. 198 genomen de bedragen, uitgetrokken in de Landsbegrooting voor, respectievelijk verwerkt aan, verbetering en nieuwe werken, alsmede aan onderhoud, herstelling en opnemingen in 1932, verdeeld over de groote eilanden on groepen van kleinere eilanden van den archipel. In de bedragen voor verbetering en nieuwe werken zijn begrepen de daarachter tusschen haakjes geplaatste bedragen ten laste van den buitengewonen dienst. Voor eene betere beoordeeling van den omvang van het onderhoud is in de laatste kolom approximatief opgenomen het geldswaardig bedrag van den heorendienst (in rechtstreeks bestuurd gebied), aan de instand houding der voornaamste wegen gepraesteerd. De asphalteering van de wegen in de Buitengewesten, waarvoor op de Lands begrooting f 1365 000 was uitgetrokken, werd in 1932 beperkt tot de hoofdwegen en wel tot die gedeelten, waar het verkeer en de kwaliteit van het dekmateriaal dat bepaald noodzakelijk maakten. Aan asphalteering werd in 1932 besteed in de residentie Sumatra's Westkust f 63 000, in Tapanoeli f 49 000, in de Lampoengsche Districten f 59 000, in Palembang f 43 000, in Benkoelen f 61000, in de Westerafdeeling van Borneo f 8000, in het gouvernement Oostkust van Sumatra f 5000 en in het gouverne ment Atjeh en Onderhoorigheden ruim f 2000, in totaal f2BOOOO in 1932, tegen f 942 000 in 1931. Einde 1932 was geasphalteerd in de residentie Sumatra's Westkust 78 km weg (352 750 m 2), in Tapanoeli 230 km (843 000 m 2), in de Lampoengsche Districten 112 km (439 000 m 2), in Palembang 104£ km (417 000 m 3), in Ben koelen 107 fkm (450 580 m 2), in de Westerafdeeling van Borneo 79,3 km (360 500 m 2), in het gouvernement Oostkust van Sumatra buiten het Cultuur- VERKEER. 199 gebied 70J km (297 600 nr). in Atjeh on Onderhoorigheden 16 km (110000 m-), waardoor dus tezamen 798.3 km (3 270 430 m-) van bet asphalteeringsplan was voltooid. Buiten dit plan was nog einde 1982 geasphalteera op Bangka 68 km (110000 m 2), op Billiton 4km (20 000 m 2), op Bali en Lombok 241,4 km (913825 m 2), in de Zuider- en Oosteraideeling van Borneo 13,1 km (57 660 m 2), in het rechtstreeks bestuurd gebied van hei gouvernement Celebes en Onder hoorigheden 86,65 km (303 350 m 2). Omtrent den stand van liet hoofdwegenstelsel op Kumatra kan liet volgende worden opgemerkt. Teneinde bij de beperkte eredieton in het belang van het doorgaand verkeer toch zoo spoedig mogelijk over den hoofdverkeersweg ( of asweg) in de lengterichting van het eiland Sumafra gaande van de zuidelijkste haven (Oosthaven in de Lainpoeugsehe Districten) tot de noordelijkste (Oeleë Lheuë in Atjeh) te kunnen beschikken, werd besloten de beide ontbrekende groote intergewestelijke schakels Djambi—Sumatra's Westkust en Lampoengsehe Districten— Palembang, voorshands op de meest eenvoudige en minst kostbare wijze tot stand te brengen en deze verbindingen eerst daarna geleidelijk naar de behoeften van het verkeer te verbeteren. In verband met de belangrijk ge wijzigde economische omstandigheden, alsmede om spoediger en met minder geldelijke offers tot eeiie bruikbare intergewestelijke verbinding van Djambi en Sumatra's Westkust te komen, werd er de voorkeur aan gegeven het tracé ¥wü deaeti onfcbrekenden schakel te verleggen naar den in primitieven vorm reeds bestaanden Batanghari-weg \an Moearatebo naai- Kotabaroe. Het tracé van de hoofdverbinding van Sumatra zal dus nu gaan van Ooslliaven via Teloekbetoeng, Terbangibesar, Kotaboemi, Martapoera, l'.atneradja. l.aliai. Tebingtinggi, Loe hoeldinggau. Moeararoepit, Soeroelaugoen (Tiawas). Sarolangoen (Djambi), Bangko, Moearaboengo, Moearatebo, Tandjoeng, Kotabaros, Soengaidareh, Sidjoendjoeng, Solok, Padang. Padangpandjang, Fort de Koek. Padangsidim poean, Sibolga, Taroetoeng, Baligé, Perapai. Pematangsiantar, Tebingtinggi, Mcrlan. Lanpsa. l'eureula. Sigli, Laintemnot en Koetaradja naar Oeleë Lheuë. Voor verbetering van het bovengenoemde Batanahari-tracé, de noordelijke h( llt van liet Djambische hiaat in den asweg van Sumatra, waren in 1932 geen crodieten beschikbaar. De zuidelijke helft is thans van Palembang (Moeara roepit) uit vrij goed berijdbaar tot Moearatebo. Hieraan werd jn 1932 besteed f 47 000. Aan het als Eebang-weg bekende gedeelte van den tweeden ontbrekenden intergewestelijken schakel in den asweg van Sumatra tusschen de Lampoengsehe Districten en Palembang — voorshands zoo sober mogelijk uitgevoerd en eerst later, naarmate liet verkeer toeneemt, te verbeteren — werd in 1932 + f 25 000 besteed. Behalve aan de beide genoemde schakels werd ook in de gewesten Atjeh, Tapanoeli en Sumatr&'e Westkust aan de verbetering van Sumatra's hoofd verbinding regelmatig voortgewerkt. Zonder de kosten van asphalteering werd hieraan + f4OOOO besteed. Van de aansluitingen op den stamweg van de vier niet daaraan gelegen belangrijke havenplaatsen Palembatag, Benkoelen, Djambi en Pakanbaroe moet de zijtak van Moearatebo naar Djambi, in het bijzonder het gedeelte tusschen Moearatebo en Moearatembesi, nog belangrijk worden verbeterd. Aan de be staande altijd berijdbare zijtak naar Palembang van Batoeradja via Loeboek liatang en Praboemoelih werden in 1932 geen kosten voor verbetering besteed. Van aan aanleg van het ontbrekende gedeelte van 42 km lengte in de tweede verbinding van Palembang met den asweg via Talangbetoetoe naar Moeararoepit is voorloopig afgezien; aan verbetering en vernieuwing van bruggen in het vol tooide gedeelte van deze verbinding weid uitgegeven + f 18 000. Aan de ver betering van de verbindingen van Benkoelen via Kepahiang met den stamweg, aansluitende bij Loeboekklinggau en Tebingtinggi werd geregeld doorgewerkt. Behalve aan asphalteering is aan verbetering van laatstgenoemde aansluiting in 1932 besteed + f 25 000. Aan de verbinding \an Pakanliaroe met Fort de Koek werd + f 72 000 uitgegeven. DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 20 Een derde groep, de z.g. derde richting, wordt gevormd door de Chung Hwa Hwee. Deze in 1928 opgerichte Chineezenbond in Nederlandsch-Indië aanvaardt het Nederlandsch onderdaanßchap en neemt deel aan den arbeid in de raden, omdat zij daardoor sneller tot haar doel, de gelijkstelling met de Europeanen en verhooging van den invloed der Chineezen in het Landsbestuur, meent te kunnen geraken. De strijd, die voornamelijk tusschen de Chung Hwa Uwee en de Partai Tionghwa Indonesia gevoerd werd, luwde tegen bet einde van November bij . aan onderw r discussie. Veto beide eijden trachtte men van toen af zijne positie te versterken door het oprichten van nieuwe afdeelingen op tal van -en in Nederlandsch-Indië, zoodat de propaganda in de bladen grootendeels tigen werd door persoonlijke propaganda onder de Chineesehe bevolking. DE ECONOMISCHK TOESTAND. 200 Van de werken van meer locaal karakter in de Buitengewesten worden de belangrijkste hier gewestsgewijze genoemd. In het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden werd aan den Westkust-weg van Koetaradja over Tjalang, Meulaboh, Tapatoean naar Bakongan (505 km), welke reeds licht autoverkeer toelaat, een bedrag van + f 70 000 uitgegeven. Van de voltooiing van den ontbrekenden schakel in den transversaalweg Sigli—■ Tangsé—Meulaboh is voorloopig afgezien; aan de noordzijde is van Sigli + 115 km, aan de zuidzijde van Meulaboh ± 60 km van den weg berijdbaar; in 1932 werd aan dezen weg besteed i 11000. Dfl aanleg van den Lokop-weg, Peureula—Lokop, van don asweg af tot Kroëng Peunaron (39 km) voor auto's berijdbaar, is gestaakt; in 1932 werd aan dezen weg uitgegeven f 10 000. Voorts is aan verschillende kleine werken in Atjeh nog uitgegeven f 35 000. In de residentie Tapanoeli beantwoordt de verbinding van Sibolga met Baroes, na de verbetering tot Sorkam, aan de bescheiden eischen. welke het verkeer daaraan stelt. Tn 1932 is aan dezen weg + f 40000 uitgegeven. Aan de ver bindingswegen in de onderafdeeling Padanglawas (Pargatoean —Goenoengtoewa) werd f 45 000 besteed. De Dairi-weg, de verbinding van Sidikalang (Dairilanden) niet het wegennet in de Karolanden (Kabandj&hé), was einde 1932 tot aan de overbrugging van het ravijn van de Lao Renoen voor auto's berijdbaar. In 1932 werd aan deze verbinding + f 130000 ui. g. Aan de Pahae-weg (Sipirok— Simangoemban) werd + f 50 000 besteed, aan verschillende kleine werken in het gewest + f 23 000. In het gouvernement Oostkust van Sumatra is de bemoeienis van de Centrale Overheid met waterstaatswerken beperkt tot werken buiten het z.g. Cultuur gebied der Oostkust van Sumatra. Het belangrijkste deel van het gewestelijk wegennet is in dat gebied gelegen en wordt beheerd door den voor dat ressort ingestelden Plaatselijken Raad (Cultuurraad). De lengte van het wegennet bij dien Raad in beheer bedroeg einde 1932 1071,7 kin, waarvan 813,2 km of 75 % asphaltwegen, 111,4 km of 10.4 ";j grind- er, steenslagwegen en 147,1 km of 13,7 % onverharde of zandwegen. Aan onderhoud werd f 513 974 besteed of + f4BO per km. Geasphalteerd werden 32 km uit onderhoudsfondsen en 32 km ten laste van nieuwe werken. Aan onderhoud van bruggen en duikers werd fSB 407 besteed, met inbegrip van de kosten voor het verbreeden van 36 bruggen in de hoofdwegen, waarvan de breedte tusschen de leuningen op C> m werd gebracht. Voor zware herstellingen en nieuwbouw van bruggen en duikers werd f 2451 vereischt. Voor verbetering, vernieuwing en aanleg van wegen is f 156 945 besteed, hoofdzakelijk aan de voort zetting van het gewestelijk wegenplan, nl. de doortrekking van den hoofdweg in het zuidelijk deel (Laboehanbatoe) van het Cultuurgebied in de richting van Kotapinang; hieraan werd in 1932 f 123 945 ten koste gelegd. Door het Land weid aan verbeteringen van weg en werken in de verbinding Pakanbaroe—Taratakboeloeh—Moearalemboe—grens Inderagiri (richting Taloek Koeantan) in 1932 verwerkt f 3000. De Rokan-weg, de verbinding van Rantau berangin met Pasirpengarajan werd op een stuk van 2 km na tot Kaboen (25 km) voltooid; in verband met de tijdsomstandigheden wordt de aanleg voorshands niet voortgezet; in 1932 is nog aan dezen weg besteed + f 24 000. Aan verschillende kleine werken werd in het gewest besteed f 13 000. In de residentie Riouw en Onderhoorigheden werden slechts werken van ge ringen omvang uitgevoerd tot een bedrag van f 800. In de residentie Sumatra's Westkust waren in 1932 belangrijke werken in uitvoering. Aan de verbetering van den druk bereden weg van Loeboekaloeng over Pariaman, Soengeilimau en Tikoe naar Loeboekbasoeng werd uitgegeven f 72 000; aan den Koeantan-weg (Kilirandjau—Taloek), welke tot Kamang (op 15 km van Kilirandjau) werd voltooid, f 20 000; aan de verbetering van den weg Loeboeksoelasih—Alahanpandjang—Soerian—Moearalaboe—Aerliki fl3 000. De laatste der vijf groote vakwerkbruggen in den weg Padang—Painan— lndrapoen zal in 1933 worden voltooid; in 1932 werd hieraan besteed f7IOOO. Aan de ver betering van den weg Aerliki —Loeboekgadang werd f 33 000, aan den weg VERKEER. 201 Tandjoengampaloe —Kilirandjau—Soengaidarek—Sitioeng—Kotabaroef 33000, aan verbetering en aanleg van den weg Soengaipenoeh—Sanggaranagoeng —Tamiai fSO 000 ten koste gelegd, terwijl in verband met de tijdsomstandigheden van voortzetting van den Ojnhir-weg en van voltooiing van den boven reeds genoemden Rokan-weg werd afgezien; in 1932 werd aan deze wegen verwerkt respectievelijk f2BOOO en fI4OOO. Aan verschillende kleine werken in het gewest werd f 31000 besteed. In de residentie Lampoengsche Districten werd in 1932 uitgegeven aan ver spreide kleine werken f 13000, aan verbeteringen van den weg Teloekbetoeng— Kalianda f4O 000 en aan den weg van Tandjoengkarang over Way Lima, de Giesting naar Kotaagoeng en Sangi f 84 000. In de residentie Benkoelen werd aan verspreide kleine werken in 1932 besteed f 12000, aan de verbinding Tais— Masmambang—Marasbrug f5OOO. De aanleg van den Waytenong-weg van LiwfS pver Kenali naar Soekaradje werd na vol tooiing van de brug over de Way Semangka bij Kenali voorloopig niet voort gezet; in 1932 werd hieraan besteed f9OOO. In de residentie I'aleinbang werd in 1032 aan werken van geringen omvang inclusief werken in den bovenloop van rivieren f 20 000 verwerkt. In de residentie Djambi werd in 1932 besteed aan rivieropruimingen f2B 000, aan verschillende werken van geringen omvang f 12 000. In de residentie Bangka werd in 1932 aan verschillende werken uitgegeven een bedrag van flO5OOO, waaronder f 90970 voor de brug Soengailajang en f 13 300 voor asphalteering. Op het eiland Billiton werd in 1932 besteed f 5000. In de residentie van Borneo werd in 1932 aan verbeteringen van den hoofdader van het verkeer, den kustweg van Pontianak over Mampawah naar I'amangkat, een bedrag van f 26 000 verwerkt. In de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werd in 1932 aan den hoofdweg door de Hoeloesoengai van Bandjermasin over Martapoera, Kandangan. Pantaihambawang, Tapoes en Amoentai naar Tandjoeng uitgegeven f 23 000, aan de voltooiing van den weg Kloea— Tamianglajang f 2000, aan den weg Kandan gan—Negara f 50 000, aan verschillende weiken van kleinen omvang f3OOO. Het Serapat-kanaal tnsschen de Barito- en Kapoeas-riviercn werd bijna voltooid; in 1932 werd hieraan besteed fB5 000. In het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden werd ju het rechtstreeks bestuurd gebied hoofdzakelijk voortgegaan met de verbeteringen van de hoofd wegen van Makassar noordwaarts langs de kust naar de grens van de af deeling Parepare via Pangkadjene en Segerj, en van Makassar zuidwaarts naar Boeloe koemba. Hieraan werd in 1932 besteed f4lOOO, voorte aan verschillende werken van geringen omvang f 12 000. In deze bedragen zijn ook kosten van asphaltee ringen begrepen. Aan verschillende werken van geringen omvang werd in 1932 in het recht streeks bestuurd gebied van de residentie Manado f 6500, van het gouvernement der Molukken f 10 000 besteed. In de residentie Bali en Lombok werd de asphalteering van de hoofdwegen zonder bezwaar van het Land voortgezet. Ten laste van de Landsbegrooting werd op het eiland Bali aan het verbeteren en het bouwen van bruggen in den Djembrana-weg van Antosari over Sokka, Lalanglingga, Jeh Leh, Poeloekan en Jeh Boeah naar Begara besteed f 25 000, op het eiland Lombok aan kunstwerken in de verbinding van Mataram over Malingwoewoe, Bentok en Tandjoeng naar Loeloe f 4000. 3. Het wegverkeer. Omvang en dichtheid van het wegverkeer. A. Verkeersomvang. De reeds in het vorig Verslag geconstateerde afneming van den omvang van het wegverkeer heelt zich in 1932 voortgezet. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 202 Het duidelijkst komt dit tot uiting in de vermindering van het benzine verbruik, hetwelk na het topjaar 1930 is blijven terugloopen, zooals onderstaande tabel aangeeft. In elk der jaren 193.1 en 1932 was dus een achteruitgang bij 1930 van ruim 10 % te bespeuren. De andere algemeene maatstaven, waaraan iv vorige Verslagen de omvang van het wegverkeer werd getoetst, zijn bij de samenstelling van dit Verslag c>f in het geheel niet gebezigd kunnen worden ('.f minder goed bruikbaar gebleken. Van de aanslagen in hoofdsom der personeele belasting naar de grondslagen betreffende motorvoertuigen en voortuigen met trekdieren worden voorshands geen voorloopige cijfers meer verzameld, zeodal bij hel samenstellen van dit Verslag over 1932 op dit punt nog geen gegevens bekend Waren. Wat voorts de aantallen in gebruik zijnde motorvoertuigen betreft, in de berekening hiervan is in 1931 eene wijziging gekomen. Terwijl vroeger dr berekening plaats had naar de afgegeven nummerbewijzen, geschiedt dit thans op Java en Madoera naar de aanslagen in do motorvoertuigenbelastingen. 'Tusschen de op nieuwe en oude wijze verzamelde cijfers bestaan vrij belangrijke verschillen, zoodat, al zijn de op nieuwe wijze verkregen cijfers wellicht juister, eene directe vergelijking met vroegere getallen niet doenlijk is. De op de oude wijze verzamelde cijfers zijn de volgende. Hieruit zou blijken, dat de achteruitgang vooral in het aantal personenauto's veel grootere afmetingen heef.l aangenonaen. Bsi aantal autobussen blijkt in de Buitengewesten ondanks den nood der tijden nog toe te nemen; op Java is de sterke achteruitgang in aantal bussen van 1931 wel minder geworden, doch nog niet tot stilstand gekomen, terwijl het aantal vrachtauto's vrijwel constant blijkt te zijn, met in de Buitengewesten een begin van achteruitgang. Deze cijfers stemmen in het algemeen overeen met directe verkeerswaai nemingen op de wegen, doch moeten uiteraard met de noodige reserve beschouwd worden. B. Dichtheitl. (iedetailleerde resultaten van algemeene verkeerstellingen, welke vergelijkbaar zijn met die van vorige jaren, werden slechts verkregen VERKEER. 203 in West-Java en Soerakarta. Hoewel dit dus slechts een klein gedeelte van Nederlandsch-Indië betreft, kunnen de uit genoemde tellingen gebleken resul taten hier worden vermeld als symptoom van den toestand van het wegverkeer. Tn West-Java is het verkeer op de provinciale wegen met + 10 % verminderd. Deze vermindering bleek echter niet gelijkmatig over de verschillende vervoer soorten verdeeld te; zijn. Het vervoer door middel van physieke tractie vertoont eene toeneming wat betreft personentransport, tegenover eene afneming van vrachtvervoer (per grobak). Het motortransport daarentegen geeft te zien eene afneming in personenvervoer, vooral in het busverkeer, doch eene toeneming in bet vrachttransport. Een en ander moge uit onderstaande tabel blijken. Aantal voertuigen in 1931 1932 «_.. ... personen 19% 25% Physieke tractie { ~ ' '° { goederen 24 '~ 20 % Motor-fractie \ V*™*"* 49 % U % I goederen 8 % 11 % Deze resultaten komen overeen met hetgeen uit Oost-Java bericht werd, n.l. achteruitgang van het busverkeer doch groei van het vrachtauto-transport. Echter zijn zij niet in overeenstemming met de mededeelingen uit de provincie Midden-Java, die tegenover den achteruitgang in hoi motorverkeer eene toe neming van het vervoer per vrachtkar aangeven. De achteruitgang van het busverkeer had voornamelijk plaats op de wegen, waarlangs vele buslijnen liepen, terwijl op de wegen met matig busverkeer nagenoeg geen vermindering te bekennen is. Voor hei grootste deel zal dit verschijnsel wel hieruit verklaard moeten Worden, dat de voorheen overmatige concurrentie op de drukke hoofdtrajecten niet kan wórden volgehouden. Daar naast is het ook mogelijk, dat het busverkeer langs de hoofdlijnen een deel van zijn vervoer heeft moeten afstaan aan de railbanen, die uiteraard voor geconcen treerd verkeer geschikt zijn en wier concurrenticinaatregelen dan ook speciaal op dit gebied van het vervoer hun uitwerking moeten hebben gehad. Hoe dit ook zij, het kan als eene gunstige omstandigheid worden aangemerkt, dat de verkeersmogelijkheid, die het busverkeer aan de vele anders geïsoleerde streken geeft, niet noemenswaard is achteruitgegaan, doch slechts de concurrentie op de hoofdlijnen is verminderd. In Soerakarta wijzen de verkeerstellingen op eenigszins andere verhoudingen. Hier is het totaal verkeer vrijwel constant gebleven. Er is evenwel eene zeer duidelijk uitgesproken vermindering van het aantal voertuigen met trekdieren, zoowel voor personen- als goederenverkeer en eene vermeerdering van het aantal motorvoertuigen voor beide doeleinden, hetgeen uit onderstaande tabel blijkt. Voertuigen te Soerakarta in 1930 193] 1932 i,i -i j. <-• personen 14 % 12 % 11 % Physieke tractie 1 '° '° /o goederen 40 % 31 % 29 % ( personen 37 ",, 46 % 48 % Motor-tractie : ' -° ( goederen 9 % 11 % 12 % Dit wijst dus nog op een voortgang van de in de laatste jaren overal optredende verschuiving van het verkeer naar de motorische zijde. Zoowel dit verschijnsel als het nog niet aan den dag treden van verkeersvermindering duiden er op, dat de algemeene depressie op het verkeer in Soerakarta nog slechts beperkten invloed heeft gehad. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 204 De veiligheid en regeling van hel stadsverkeer, In de stadsstraten bewoog het relatieve oiigev alleiicijfer zich in 1932. voor zoover kon worden vastgesteld, in dalende richting, hetgeen de hieronder ver melde cijfers weergeven. D = met doodelijken afloop. E.L. = met ernstig lichamelijk letsel. L.L. = met licht lichamelijk letsel. M.S. — met materieele schade en ongevallen, zonder belangrijke gevolgen. De in het vorig Verslag vermelde kwestie van uniforme stadsverkeersregeling in geheel Nederlandsch-Indië zal worden voorgebracht bij de centrale verkeers commissie, welker instelling iv het ontwerp der nieuwe verkeerswetgeving in het uitzicht is gestold. Ook op de buitenwegen werd. gemiddeld genomen, een uit veiligbeidsoogpunt betere verkeerstoestand bereikt. Ten deele is deze natuurlijk- te danken aan de vermindering dia- verkeersdrukte. Doch het schijnt niet gemotiveerd hieraan de geheele verbetering toe te schrijven. Zeer gunstig hebben zeker ook gewerkt de in 1931 in de provincie- Oost- en West-Java ingestelde vorkeersinspecties. De mate van den bereikten vooruitgang moge ten slotte blijken uit het volgend overzicht, voor wat betreft den bekenden weg van Meester Cornelis naar Buitenzorg, waarover een druk verkeer plaats heelt. Totaal Gemiddeld aantal ongeval hm totaal verkeer per jaar per etmaal. 1930 58 2980 ton 1931 50 3160 ton 1932 29 2840 ton Soortgelijke afneming werd op verschillende andere wegen in West-Java geconstateerd. Het aantal wegwijzers en waarschuwingsborden werd door de Koninklijke Vereeniging Java Motor Club wederom uitgebreid en bedroeg einde 1932 12 018 en 27 208. Tevens werd door deze organisatie een aanvang gemaakt met de aanduiding van plaatsen langs de groote hoofdvorbindingswegen, waar bij ongelukken eerste medische hulp verleend kan worden. In 1932 kwam deze regeling tot stand voor 83 plaatsen op Java en 71 in de Buitenge westen. VERKEER. 205 Economische invloed van hei wegverkeer. Door de zeer ernstige inzinking van den economischen toestand in het algemeen maakte ook het wegverkeer een moeilijken tijd door. Sterke concur rentie heerschte, zoowel onderling als tegenover ander vervoer. Vooral in het busverkeer moesten dan ook verschillende ondernemingen hun diensten opheffen. Daar echter dit verkeer in 1932 in een klein gedeelte van Nederlandsch-Indië aan regeling onderhevig was, kunnen over den omvang van dozen achteruitgang geen nauwkeurige cijfers verschaft worden. Ook van den invloed van het wegverkeer op het taalverkeer is in dezen tijd bezwaarlijk een juist beeld te geven. De achteruitgang, die spoor- en tramwegen in het algemeen ondervonden en de nood. waarin verschillende daarvan ver keeren, is toch voor het grootste deel niet door het motorverkeer veroorzaakt, doch aan den algemeenen toestand ie wijten. Verwacht mag worden. dal in de komende jaren ten deze een beter overzicht van het wegverkeer ie geren /al zijn, als de a.s. regeling van dit verkeer het mogelijk zal hebben gemaakt de daarvoor noodige gegevens te verzamelen. De wettelijke regeling van hei wegverkeer. Voor die gebieden in de Buitengewesten, waar deze voertuigen nog niet belast zijn door gebiedsdeclen met eigen huishouding, werd eene motorvoertuig belasting tot stand gebracht, welke met ingang van 1 Januari 1933 in werking is getreden. De grootte van den aanslag dezer belasting wordt bepaald nanr het gewicht der voertuigen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tusschen motor rijwielen, auto's, autobussen en vrachtauto's en naar de daarop gebezigde bando.nsoort. Voorts werden de noodige maatregelen getroffen voor de invoering van eene centrale motorvoertuigbelasting op Java en Madoera. In Augustus 1932 werd bij den Volksraad een begrootingsvoorstel ingediend, waarbij de plannen der Regeering dienaangaande werden bekend gesteld. Blijkens de daarbij gegeven toelichting was het niet wenschelijk gebleken deze belasting verder uit te strekken dan tot Java en Madoera en zou het peil daarvan ten naastebij gelijk zijn aan het in 1928 door de z.g. Motorverkeerscommissie voor deze belasting aanbevolen maximum, waardoor gemiddeld een 40 a / o grootere opbrengst zou worden ver kregen dan van de vigeerende plaatselijke heffingen tezamen. Ongeveer 70 % van de opbrengst der nieuwe belasting zou over de provincies, regentschappen en stadsgemeenien worden verdeeld, terwijl de rest aan het Land ten goede zou komen. Hoewel de Volksraad zich met dil laatste niet heeft kunnen vereenigen, is de oorspronkelijke Regeeringsopzot (met cenige kleine wijzigingen) door de Staten-Generaal ongewijzigd aanvaard. De belasting is sedert met medewerking van den Yolksraad bij ordonnantie geregeld, en met terugwerkende kracht tot I Januari L9BB in werking getreden (I. S. 1933 n". 111). Een belangrijk feit op wetgevend gebied is verder de totstandkoming van eene wegvorkeersordonnantie, waarvan het ontwerp in September 1932 bij den Volksraad werd ingediend en na zorgvuldige behandeling in het begin van 1933 door dit College werd aanvaard om vervolgens door de Regeering met over neming van de door den Volksraad aangebrachte amendementen te worden vast gesteld (I. S. 1933 n°. 86). Deze ordonnantie en de daarbij aansluitende uit voeringsvoorschriften, bevat eenerzijds eene regeling van de technische verkeers aangelegenheden, van de registratie der motorvoertuigen en hun bestuurders, van de eischen waaraan deze voertuigen moeten voldoen en van de indeeling in het geheele wegennet, anderzijds eene regeling van het openbaar motorweg verkeer, welke ten doel heeft dit in de uit economisch oogpunt meest juiste banen te leiden. Op eerstbedoeld gebied zijn hierdoor voorschriften verkregen, welke zich bij den huidigen stand der techniek meer aansluiten dan die van het verouderd motorreglement, terwijl tevens bereikt is, dat niet meer alleen een deel van het DE ECONOMISCHE TOESTAXD. 206 wegverkeer (dat met motorvoertuigen) maar alle weggebruikers aan goede ver keersregels gebonden zijn. Daarnaast zal de regeling van het openbaar motor verkeer kunnen bijdragen tot eene gezonde ontwikkeling van dezen voor Neder landsch-lndië zoo belangrijken vervoerstak, waartoe ook zal bijdragen het feit, dal. uitwassen daarin, die zoowel voor lid wegverkeer zelf als met het oog op andere vervoerswijzen ongewenscht zijn te achten, voortaan zullen kunnen worden tegengegaan. Ten slotte voorziet de ordonnantie in de instelling van eene permanente weg verkeerscommissie, bestaande uit ambtelijke en niet-ambtelijke leden, welke tot taak zal hebben aan den Gouverneur-Generaal en de departementshoofden van ndvies te dienen omtrent de behartiging van alle verkeersaangelegenbeden en alles wai met de werking van de wegverkeeESordonnantie en krachtens deze vast te stellen voorschriften verband houdt. liet is begrijpelijk, dat gedurende 1932 niet het oog op de aanstaande in voering van deze centrale wetgeving; dooi- de lagere Overheidsorganen te dezen meest eene afwachtende houding is aangenomen. Voor zoover op dit gebied nog belangrijke voorschriften tot. stand kwamen („Openbare Motorvoertuigenverorde ning" der prov. Midden-Java — verg. I'rov. Blad Midden-.lava n". 11 van 14 Juni 1932), zijn deze niet ingevoerd. i. Railverkeer. In het hieronder volgend overzicht betreffende de uitkomsten van het bedrijf der Staatsspoor- en Tramwegen en der voornaamste particuliere maatschappijen zijn slechts de belangrijkste feiten en cijfers opgenomen. Nadere gegevens van deze bedrijven, zoomede van de overige Bpoor- en tramwegondernemingen zijn te vinden in het tweede gedeelte van dit Verslag en in du desbetreffende jaar verslagen van die bedrijven en ondernemingen. Bij de beoordeeling van de financieele uitkomsten van de autobus- en vrachtauto-exploitatie der spoor- en tramwegondernemingen — voor zooveel deze zijn vermeld — moet in het oog worden gehouden, dat men hier niei Ie doen heeft met zelfstandige exploitatie, maar met diensten, welke liet vervoer verzorgen in samenwerking niet den spoorweg. a. Staatsspoor- en tramwegen. Zooals hiervóór reeds in liet algemeen overzicht van nel verkeer is opgemerkt, kenmerkte liet jaar 1932 zich door eene verdere, streng doorgevoerde bezuiniging op de exploitatie-uitgaven, waarbij alle uitgaven, welke niet strikt noodzakelijk waren, vermeden werden. De terzake getroffen maatregelen bestonden eenerzijds in reorganisatie — samenvoeging van verschillende bedrijfsonderdeelen — anderzijds in rationalisatie van werk methoden. Met een on ander word bereikt, dat het totale uitgavenbudget, hetwelk in L9Bl E 54 732607 bedroeg, in 1932 terugliep tot E 42070 703, tegenover een be groot iugspost in 1930 van f 71974825. Dat dit resultaat mede slechts verkregen kon worden door eene verdere sterke personeelsinkrimping spreekt van zelf. Sedert 1930 zijn afgevloeid: 27.3 % der academisch gevormde krachten, 29,8 % van het middelbaar personeel en 17..") ",, van het lager personeel. Vermelding verdient nou, dat in 1932 een stelselmatig onderzoek werd in gesteld naar de rentabiliteit van sommige zijlijnen en hunne ulgemeene w voor de verkeersbediening. Als vóorloopig resultaat daarvan werden de tramlijnen Djatibarang—Karangampel en Toeloengagoeng — Trenggalek —Toegoe gesloten en opgebroken. Het door deze lijnen bediende vervoer kon zonder bezwaar en economischer door het tnotorverkeer worden verzorgd. Exploitatie op Jamt. Van de bedrijfsresultaten van het .lava-bedrijf geeft het volgende overzicht een beeld. VERKEER. 207 De uitkomsten van hei vervoer van het da va-bedrijf toonen dus een achter uitgang van f lo 138679 of 21,3% ten opzichte van het jaar 1931. De suikerafvoer was wederom over alle maanden van het jaar verdeeld. Ver voerd werden 92855 wagonladingen suiker en 29 046 wagonladingen melasse, tegen 95904 en 21 sös wagonladingen in 1931. Hoewel het volgens de toegestane export-quutuin op verre na niet bereikt werd ei, einde L 932 op Java de enorme voorraad van 3 000 000 ton onverkochte suiker aanwezig was — overeenkomende met eene, meer dan normale jaarproductie van alle lava-suikerfabrieken, vóór de invoering der restrictie —, is de betrekkelijk geringe achteruitgang van het vervoer van suiker te verklaren door een geforceerd vervoer naar de havenplaatsen, teneinde op de fabrieken in het binienland voor suiker van den nieuwen oogst plaats te maken. De sterke afneming van het reizigersvervoer gaf aanleiding tot de invoering van eene crisis-dienstivjyling op l Mei 1932, waarbij gestreefd werd naar eene sterke vermindering van hel aantal treirüfüometere. Dil werd bereikt door hel supprimeeren van treinen met geringe pasßagiersbezetting, het oombineereri van treinen, loopende met een onderling betrekkelijk gering tijdsverschil en het omzetten van personentreinen in gemengde treinen, waardoor goederentreinen konden vervallen. In totaal werd met deze crisis-dienstregeling eene besparing van + 1750 000 treinkiloineters bereikt. Omtrent de vervoermiddelen van de Staatsspoorwegerj op -lava yali liet volgende op te merken. Tengevolge van het verminderde vervoer eo van bijzonder intensief gebruik der voor den diensi benoodigde stoomlocomotieven, kon in 1932 volstaan worden met 25,8 ",, normaalspoor- en 29,1% smalspoorlocomotieven minder dan in 1931. Het aantal normaalspoor- respectievelijk smalspoorrijtuigen bedroeg 2060 respectievelijk Vit (tegen 2051 respectievelijk 70 in 1931). Van het rijtuigpark werden 218 normaalspoor- en ."> smalspoorrijtuigen in conservatie gesteld. liet aantal wagens beliep 14 749 respectievelijk '200 (14807 respectievelijk 200 in 1931), van welk aantal IN7."> normaalspoorwagens buiten dienst gesteld werden. Het verbruik van steenkolen bedroeg 239 011) ton, tegen 285 632 ton in 1931 (waaronder 8017 ton briketten, tegen 27 114 ton briketten in 1931). Aan brandhout werd verbruikt 62 655 ton. tegen 47 918 ton in 1931. Het in de werkplaatsen Manggarai, Bandoeng, Madioen en Soerabaja Goebeng tewerkgesteld personeel verminderde met 324 man. Teneinde verder ontslag te voorkomen, werd overgegaan lot invoering van de 30-urige werkweek. (In 193 L was reeds om dezelfde reden tot de 36-urige werkweek overgegaan.) De tracé-omlcgging bij de Kali Tjisomang in de lijn Batavia— Padalarang kwam gereed en werd in Mei 1932 in gebruik genomen, waardoor een einde kwam aan de bedreiging van den regelinatigen treindienst en aan de hooge uitgaven om het oude lijngedeelte in stand Ie houden. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 208 Mede als gevolg van den terugloop van het vervoer werden enkele stations tot .stopplaatsen teruggebracht. In verband met het faillissement van de pachtster dei Staatsspoorhotels ~Koningsplein" te Batavia en „Bellevue" te Buitenzorg en de sluiting dezer inrichtingen, werden de gebouwen en terreinen aan het Departement der Burger lijke Openbare Werken overgedragen, teneinde daaraan eene andere bestemming ven. Bij den electrischen treindienst werden in 1932 2 nieuwe motorrijtuigen m 3 nieuwe volgrijtuigen in dienst gesteld. De diensten op de geëlectrificeerde Ring baan en Buitenzorg-lijn hadden een normaal verloop. Het energieverbruik van den éléctrischen dienst bedroeg ± LO6OOOOO kWh aan draaistroom (6000 Volt) voor + 1924 503 eléotrisehe trein-km, waarvoor vervoerd werden ± 271000000 ton-km. Exploitatie op Sumatra. Het verkeerswezen in de Buitengewesten had even eens van den druk der tijden te lijden. De ontvangsten van de exploitatiekringen der Staatsspoorwegen op Sumatra geven daarvan een duidelijk beeld. Voorts liep het vervoer van gouvernements-steenkolen in Zuid-Sumatra en ter Sumatra's Westkust door verdere inkrimping van de productie nog meer terug. Een en ander blijkt uit het volgende overzicht. VERKEER. 209 De uitkomsten van hei vervoer van de Sfcaatsspoorwegen in Zuid-Sumatra, ter Sumatra's Westkust en in At.j*.■ 1 1 vertoonen een achteruitgang van respec tievelijk f 413 541 of 13,4 %, f 882 844 of 32,3 % en I' 386848 of 23,6 %. Gedurende 1932 kon volstaan worden met 24,6 % normaalspoor- en 31 % smalspoorlocomotieven minder dan in 1931. Het aantal normaal- respectievelijk smalspoorrijtuigen bedroeg 300 respectievelijk 169, tegenover 2 ( .)7 respectievelijk 168 in 1931. Van het rijtuigpark werden 24 normaalspoorrijtuigen in conservatie gesteld. Het aantal wagens beliep '2814 respectievelijk 1132 (2316 respectievelijk 1123 in 1931), van welk aantal 283 normaalspoorwagens buiten dienst gi werden. Het verbruik van steenkolen bedroeg 53 396 ton, terwijl aan brandhout weed verbruikt 34 824 ton. Met ingang van 1 Januari 1982 werd de kring Benkoelen van den autodienst Lahat —Benkoelen voor het goederenvervoer gesloten. Op 1 November 1932 werd het lijnvak Lahat—Tebingtinggi voor het algemeen verkeer opengesteld. In ver band met het geringe vervoer werd op het lijnvak Fort de Koek—Limbanang der Staatsspoorwegen ter Sumatra's Westkust tot tramwegexploitatie overgegaan. Magazijnsdienst. Het nieuwe centrale magazijn annex dienstwoningen te Lahat kwam in 1932 gereed en kon betrokken worden. De magazijnsvoorraden te Tandjoengkarang en Kertapati werden naar Lahat overgebracht. Door bezuiniging en een voorzichtige aanschaffingspolitiek kon bereikt worden. dat ook in 1932 op de magazijnsvoorraden ruim f 1000000 werd ingeloopen. In opdracht van de Regeering werden eenige bestellingen aan bruggen, bouten, schroeven, enz., bij wijze van stounvcrleening, bij de Nederlandsch-Indische nijverheid geplaatst. Verkenning, opname en aanleg, constructie en bruggenbouw. Verkenning, opname on aanleg van nieuwe lijnen had op Java niet plaats, verkenning en opname van nieuwe lijnen in de Buitengewesten evenmin. De aanlegwerkzaamheden op Sumatra bleven beperkt tot de lijn Lahat — Loeboeklinggau, waarvan het gedeelte Lahat— Tebingtinggi, ter lengte van 66 km, gereed kwam. Op 1 Juli vond de overgave aan den exploitatiedienst plaats. In den loop der volgende maanden kwam ook het gedeelte Tebingtinggi— Moeara Saling, lang 20 km, gereed, zoodut dit op 1 November aan den exploi tatiedienst kon worden overgegeven. Het laatste gedeelte, t. w. Moeara Saling — Loeboeklinggau, lang 29 km, bleef onderhanden. Het grondverzet en het iin-t<■■! werk der kunstwerken werden geheel voltooid, terwijl alle ijzeren bruggen, mei uitzondering van 2 overspanningen van 20 meter, gemonteerd en afgeklonken werden. De magazijnsbouw te Lahat, inclusief de complete installatie, zooals water leiding, electrisclie licht- en krachtinstallatie, enz. kwamen in den loop van 1932 geheel gereed. De woningbouw te Lahat, omvattende liet woningcoinplex van het nieuwe magazijn en de woonwijk van het werkplaatspersoneel, werd voltooid. Het Dienstvak Constructie en Bruggenbouw werd als zelfstandig dienstvak opgeheven en ondergebracht bij het Dienstvak Weg en Werken; de personeels bezetting werd met 45 % ingekrompen. Behalve het nieuwe Tjisomang-viadue! kwam ook de nieuwe brug over de Progo, op het afwerken na, gereed. De verwisseling van de weiijzeren bruggen tegen vloeiijzeren bruggen werd in langzaam tempo voortgezet, evenals de verwisseling van de weiijzeren bruggen tot en met 6 m overspanning tegen gewapend beton bruggen met doorgaand ballastbed en de ommanteling in gewapend beton van de quadrantijzeren pijlers van eenige bruggen. liet brugonderhoud op Java en Sumatra had overigens een normalen voorts b. Particuliere spoor- en tramwegen. Bij de N ederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij verminderde de opbrengst uit het reizigersvervoer met + f 450 000 of ruim 19,5%, het aantal reizigers met + 1650000 of bijna 16,7 %. 209 DE LANDSFIU \\<li'\. 21 HOOFDSTUK 11. DE FINANCIEELE TOESTAND. A. DE LANDSFINANCIËN. 1. Algemeen overzicht. Van de teleurstellende ontwikkeling van de financieele situatie wordt een duidelijk beeld gegeven in bet onderstaand overzicht van de ramingen en de voor loopige uitkomsten betreffende de begrooting tooi 19,'tó volgens de gegevens, bekend gesteld in den gewijzigden herdruk van du Indische financieele nota, behoorende bij de ontwerp-begrooting voor L 934. *) De voorloopige ramingen en uitkomsten over 1932 bedragen: Hierbij dient er rekening mede te worden gehouden, dat, naar verwacht wordt, van 1932 naar 1933 de volgende bedragen zullen worden gevireerd: Buitengewone dienst f 86 500 Gewone dienst 1994 400 Totaal f 2 030 900 Tegenover een geraamd tekort van 68,4 millioen op den gewonen dienst blijkt derhalve als vóorloopige uitkomst ie moeten worden gerekend op een tekort vab. 136,7 millioen, niettegenstaande de omstandigheid, dat door de ingevoerde wijziging der Indische Comptabiliteitswet met betrekking tot de boekingswijze der kohier belastingen eene verbetering van de desbetreffende middelencijfers met 10,8 millioen ') Gedrukte Stukken Tweede Kamer, Zitting 1933—1934, 4, n°. 28. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 210 Voor den spoorweg Semarang —Vorstenlanden waren deze cijfers onder scheidenlijk + f 105 000 of 18,1 % en + 450000 reizigers of 18,9 %. Het vtfrvoer van Inheemsche reizigers liep daar terug met 390 000 of 18,7 % en de opbrengst met +f 80 000 of 15,8 % ; dit vervoer omvatte op genoemden spoorweg naai den omvang 88.2 °/ o en naar de baten 66,3 % van het totale personen vervoer. liet bagage-, beetelgoed-, postpakketten- en dienstgoederenvervoer verminderde naar de opbrengst met 7, 17,3, 45,3 en 77,6 % °f m totaal met ± f 92 (XX). Het vervoer van ijl- en vrachtgoed, levende dieren en voertuigen daalde mei 155000 ton of 9,4 % en bracht + f 730000 of 7.4 % minder op. Voor den spoorweg Semarang— Vorstenlanden waren deze cijfers onderscheidenlijk ± 41 non ton of 3,9 % en + f 85 000 of 1,5 %. in totaal gingen de inkomsten Achteruit met ± f 1810008 of 9,9 %. J)o exploitatiekosten bedroegen ± f 1993000 of 20,1 % minder. II et suikervervoer naar Semarang is in 1932 in belangrijke mate gestegen, terwijl ook het vervoer van melasse en vooral eassave eene aanmerkelijke ver meerdering ten opzichte van het jaar 1931 vertoonde, waartoe eene nieuwe vrachtverlaging van laatstgenoemd artikel heeft bijgedragen. De aan de Maatschappij verleende concessie voor den aanleg en de exploitatie van de zijlijn van Pontjo over Hengel naar Ngidon van den stoomtramweg Goendih—Soerabaja (zie Bb. n°. 7931) is bij G.B. 19 Doe. 1932 n°. 30 (Bb. n°. 12946) ingetrokken. Bij de Di-li Spoorweg Maatschappij liep het vervoei van tabak in 1932 terug met 16 %. Het vervoer van voor uitvoer bestemde rubber verminderde met !> ",, daarentegen vermeerderde het vervoer van thee met 7 %, van palmolie met 34 % en van vezel met 31 %. De invoer liep ten opzichte van 1931 nog verder terug en verminderde met 31 %. De opbrengst uit het vervoer van reizigers verminderde met + f 275000 of 29 %, van bagage met + f 4000 of 14 %, van bestelgoederen met +f 40 000 of 35 %, van ijl- en vrachtgoederen met + f 1000 000 of 22 %, van betalend dienst vervoer met ± f 76 000 of 36 %, van extra-treinen met ± f 1200 of 74 %, van levende dieren, rij- en voertuigen met + f 13 000 of 28 % en van diversen met f 24000 of 11 %, zoodat de inkomsten in totaal _+ f 1430 000 of 24 % achteruit gingen. De uitgaven verminderden met + f 645 000 of 17%. Het saldo ver minderde daardoor met ± f 790 000 of 35 %. Bij de Semarang-Joana Stoomtram Maatschappij waren de bruto-opbrengsten + f 615000 of 23 % lager dan in 1981. De opbrengst uit het vervoer van reizi gers verminderde met + f 246 000 of 28 %, van bagage met ± f 5000 of 34 %, van bestelgoed mot + f 8000 of 29 %, van ijl- en vrachtgoed met ± f 852 000 of 22 % en van diversen met + f 4000 of 4 %. De omvang van het wagenladingsvervoer liep terug met + 51000 ton of 13.6 °/ o , in hoofdzaak door het verminderde vervoer van hout, djagoeng. padi, kapok, kedele, meel, kunstmest, kapokpitten, rijst, kalksteen en tabak. Wat het reizigersvervoer betreft werd de Iste klasse met ingang van 1 Mei 1932 opgeheven, aangezien dit vervoer zijn beteekenis geheel had verloren. Verder werd na gehouden proefnemingen besloten om per 1 September 1932 voor de 2de klasse een tarief vast te stellen op basis van 1 cent per km en voor de 3de klasse een tarief van 0,6 cent per km. Gebleken is, dat door dezen maat regel de gestadige achteruitgang in opbrengst van het reizigersvervoer eeniger mate tot staan is gebracht. De exploitatiekosten in Nederlandsch-Indië verminderden met + f 524 000 of 25.7 %. De achteruitgang van de netto-opbrengst bedroeg + f 91000 of 14,5 %. Door de Maatschappij worden op verschillende trajecten autobusdiensten onderhouden. Einde 1932 waren daartoe 18 bussen in bedrijf. Over het geheele jaar werden vervoerd ± 450 000 reizigers (uitgezonderd abonnementen). De bruto-opbrengsten van de diensten bedroegen ± f 154 000 en de exploitatiekosten flB2OOO, zoodat het verlies op de exploitatie bedroeg + f2BOOO (zonder rente en afschrijvingen). VERKEER. 211 TTei ooxteurreerend autobusverkeer langs de lijnen dor S..T.S was niet zoo scherp als in 1931, al was dié concurrentie ook nog belangrijk te noemen. Gepoogd werd om tot samenwerking met de particuliere bus-exploitanten te komen. Bovendien onderhoudt de Maatschappij, in aansluiting aan het spoorweg vervoer, een vraehtautodienst, waarvan op het einde van het verslagjaar 3 vracht auto's en 3 aanhangwagens in bedrijf waivn. Verroerd werden + 5620 ton vracht» goederen. De bruto-opbrengsten bedroegen ± f2OOOO en de exploitatiekosten + f 17 000, zoodat deze dienst een netto-opbrengst gaf van ± f 3000, waarbij geen rekening is gehouden met rente en alVchrijving. Bij de Semamng-Cheribon Stoomtram Maatschappij daalden de bruto opbrengsten met + f 756 000 of 20 %. De ontvangsten uit het reizigersvervoer verminderden met ± f ■277 000 of '26',H %, van bagage met + f5OOO of 25,7 ",,, \,m bestelgoed met ± f 12000 of 13,3 %, van ijl- en vrachfcgoed met + f 448000 of 18,2 % en van diversen met + f 14 000 of 9,6 %. Ook bij deze Maatschappij werd in den loop van LOB 2 voor de 3de klasse reizigers het tarief van 1 cent tot 0,6 cent per kilometer verlaagd, waardoor wel is waar de ontvangsten in die klasse bleven dalen, maar het aantal reizigers belangrijk toenam. De omvang van het ijl- en vrachtgoederenvervoer liep terug met + 116 000 ton of 13,6 %. In belangrijke mate werd minder vervoerd: emballage ± 5000 ton, brandhout 7000 ton, bekapt hout 7000 ton, kalk en kalksteen 38000 ton, metalen 3000 ton, Inlandselie olie 4000 ton, rijst 4000 ton, suikerriet 37 000 ton, suiker stroop 5000 ton, zand 0000 ton. De exploitatiekosten verminderden met ± f 720000 of 29,4%, zoodat de netto-opbrengst ± f 39 000 of 2,9 % lager was dan in 1930. De ontvangsten van het autobus-bedrijf, dat in den loop van 1932 nog verder werd ingekrompen, bedroegen ± f 10 000. terwijl de exploitatiekosten ± f3O 000 beliepen, zoodat een direct verlies op dit bedrijf werd geleden van ± f 20 000. waarbij rente en aflossing buiten beschouwing zijn gelaten. Overwogen wordt dit bedrijf geheel stop te zetten. Oost-Java Stoomtram Maatschappij. Bij G.B. 18 Oct. 1932 n°. 35 is aan geteekend, dat op 8 September 1932 definitief is aanvaard de bij G.B. 1 Aug. 1931 n°. 8 aan de Maatschappij verleende vergunning voor den aanleg en de exploitatie van den spoorweg, loopende van de Oedjoeng ter hoofdplaats Soera baja, langs den Stads tuin, over het land Dermo, langs Wónokromo en Sepan djang naar Krian, met een zijtak van Pasar Toeri naar de haven te Soerabaja. c. Wetgeving. Op 1 Januari 1932 traden in werking de bij R.V. van 24 Oct. 1931 (I. S. n°. 437) afgekondigde wijzigingen in de Spoorwegverordening, waarin o.m. zijn opgenomen de uitvoeringsvoorschriften voor de op 1 Januari 1931 reeds in beginsel ingevoerde mogelijkheid om over de op of langs den openbaren weg gelegen spoorwegen der 2de klasse, welke daarvan niet door eene afrastering zijn gescheiden, de maximum-snelheid op te voeren van 30 tol 4,") km per uur. Krachtens die uitvoeringsvoorschriften (art. 126 der spoorwegverordening) werd in 1932 vergunning verleend om treinen van bijzondere samenstelling en be remming met eene grootste snelheid van ten hoogste 45 km per uur te vervoeren over de spoorwegen der tweede klasse Kampong Baroe—Arnhemia, Loeboek pakam —Bangoenpoerba, Bindjai —Koeala en Kisaran— Milano der Dcli Spoorweg Maatschappij en Babat —Merak Oerak der Nederlandsen-Indische Spoorweg .Maatschappij. Bij G.B. 13 Sept. 1932 n°. 27 (I. S. n°. 488) werd met wijziging van G.B. 18 Sept. 1928 n°. 24 (I. S. n°. 416) het lijngedeelte der Staatsspoor- en Tram wegen Tebingtinggi —Loeboeklinggau tol spoorweg der tweede klasse aan gewezen. Het G.B. 18 Sept. 1928 n". 25 (I. S. n°. 417), houdende vaststelling van de grootste snelheid, waarmede op verschillende lijnen of lijngedeelten der spoor wegen der lueeile klassr mag worden gereden, gewijzigd en aangevuld laatstelijk DE ECONOMISCHE TOESTAND. 212 bij G.B. 24 Oct. 1931 n°. 17 (I. S. n°. 488), is nader gewijzigd en aangevuld bij G.Bn. 27 Juni en 13 Sept. 1932 nos. 61 en 27 (I. S. nos. 371 en 488). Bij G.B. 29 Oct, 1932 n°. 20 (1. S. n». 545) werd de bij G.B. 18 Sept, 1928 n°. 23 (I. S. n°. 415) vastgestelde termijn, waarbij een aantal artikelen van het vroegere algemeen tramwegreglement van kracht bleven voor, en enkele bepa lingen der „Algemeene Bepalingen Spoor- en Tramwegen" niet van toepassing verklaard werden op de tramwegen der voormalige Batavia Eleetrische Tram Maatschappij en Nederlandsen-Indische Tramweg Maatschappij en dei- Oost-Javn Stoomtram Maatschappij, en welke termijn Laatstelijk werd verlengd bij Gvß. 7 Nov. 1930 n°. 22 (ï. S. n°. 394), nader verlengd met twee jaren tol 1 Januari 1935. De bepalingen betreffende het vervoer vun 's Lauds reizigers en goederen op de staatsspoor- en tramwegen in Nederlandsoh-Indië zijn nader Aangevuld met betrekking tot het vervoer van werkloozen (Bh. n°. 12914). Bij G.B. 29 Nov. 1932 n°. 22 (Bb. o", IS988) is een nieuw reglement vast gesteld voor het afgeven van bewijzen van vrij vervoer aan ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur langs de spoorwegen van eenige stoomtrammaatschappijen op Java. De zelfkosten van het vervoer langs de itaatsepoór- en tramwegen op Java zijn nader vastgesteld (zie Bb. n°. 12748). 5. Havenbedrijf en Baggerbedrijf. a. Havenwerken. De uitvoering van nieuwe havenwerken werd in 1932 nog meer beperkt dan in 1931. De werkzaamheden bepaalden zich uitsluitend tot werken van geringen omvang, waarvan uitstel niet wel mogelijk was. In de Landsbegrooting was voor nieuwe werken in de groote bedrijfshavens Tandjoengpriok, Soerabaja, Semarang, Makaesw, Bel&wan en Kmmahaven in totaal uitgetrokken een bedrag van f 1235 000, terwijl voor dit doel slechts werd verwerkt respectievelijk f 36000. f 5000, nihil, nihil, nihil en f 16 000 of in totaal f 57 000. Evenzoo werd voor nieuwe werken in de z.g. bedrijfshavens, t. w. de havens van Amboina, Asahan, Banjoewangi, Bandjermasin, Benkoelen, Cheribon, Djambi, Manado, Oosthaven, Palembang, Panaroeknn. Pasoeroe&nj Pekalongan, Probolinggo, Pantai-Timoer-baai, Sibolga, Tegal en Tjüatjap, waarvoor in de be grooting een bedrag van f 265 000 was uitgetrokken, slechts f 22 000 uil gegeven. Ook in de overige kleine havens in Nederlandsch-lndië, de z.g. niet in bedrijf genomen kleine havens, bleef de uitvoering in hoofdzaak beperkt tot de meest noodig geachte herstellingen en vernieuwingen van aanlegsteigers en opslag loodsen. Voor het gewoon onderhoud van havenobjecten in deze havens werd in 1932 f6O 000 en voor vernieuwingen en nieuwe werken fBB 000 uitgegeven. Voor het onderhoud en de herstellingen der havenobjecten van de haven inrichting aan de Sabangbaai, welke door het Land van de naamlooze vennoot schap „Zeehaven en kolenstation Sabang" zijn overgenomen en door genoemde maatschappij worden geëxploiteerd, is uitgegeven een bedrag van f3lOOO, ter wijl het Land bovendien van die maatschappij eene magazijnsuitbreiding over nam tegen een bedrag van f 28000. Ook de waarnemingen in reeden en vaarwaters en de verbetering der laatste moesten in 1932 ten zeerste bej>erkt worden. Hieraan werd uitgegeven respec tievelijk f 5000 en f 2000. b. Havenexploitatie. Uit den volgenden vergelijkenden staat van den me n uitvoer (in tonnen van 1000 kg) der 6 groote havens van Nederlandsch-Tndië gedurende de jaren 1930, 1931 en 1932 blijkt, dat de invoer in die havens in 1932 ten opzichte van 1931 met + 24 % verminderde, terwijl de uitvoer vrijwel gelijk bleef. Het geheele goederenverkeer is met ongeveer 8 % verminderd. VERKEER 213 Het scheepsbezoek liep in 1932, vergeleken met de beide voorafgegane jaren, wederom vrij sterk terug, zooals uit het volgende staatje blijkt. Wat het aantal schepen betreft is die teruggang 9 % en wat de bruto-inhoud betreft 12 %. Scheepsbezoek aan de zes groote bedrijfshavens in de jaren 1930, 1931 en 1932 (alleen koopvaardijschepen van 300 m 3 netto inhoud en meer), uitgedrukt in m 3 bruto inhoud. Dat de achteruitgang in de goederenbeweging en in het scheepsbezoek ook de haveninkomsten in 1932 ten opzichte van die van P.t.'il heeft doen achteruitgaan, en wel met ± 9 %, blijkt uit den volgenden staat. M In afwijking van de vorige jaren, zijn in de cijfers van 1932 verwerkt de in- en uilvoer voor gouvernementsrekenklg. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 214 Daarentegen zijn de bedrijfsuitgaven door eene ingrijpende besparing ruim fB6OOOO beneden die van 1931 gebleven, hetgeen eene vermindering van ± 15",. beteekent. Tenslotte zijn in het volgende overzicht opgenomen de over 1932 verschuldigde sommen voor afschrijving en rente van de in de bedrijfshavens geïnvesteerde kapitalen: Haven van Tandjoengpriok f 2 170 900 ~ Soerabaja 4 723 500 ~ Semarang 603 000 ~ Makassar 801900 Bedrijfsinkom Staat van bedrijfsuitgaven. VERKEER. 215 Haven van Belawan f 1833 000 Eiumahaven 278 600 Kleine bedrijfshavens 981 900 Tezamen f 11392 800 De bedrijfsinkomsten bedroegen ... f 12 383 000 en de bedrijfsuifgaven bedroegen 4 765 900 Bedrijfssaldo 7 017 100 Nadeelig saldo 1932 f 3 775 700 De commissie, welke het vraagstuk van de beperking van den Zondagsarbeid in Nederlandsch-Indische havens had in studie te nemen — zie Verslag 1929, kol. 46 — is in Februari 1932 ontbonden. c. 's Lands baggerbedrijf. De vloot van 's Lands baggerbedrijf bestond einde 1932 uit 27 baggermolens met eene capaciteit varieerende van 18 tot 500 m 3 /uur, 2 slibzuigers elk met een hopperinhoud van 1300 m 3, 1 sleepboot slibzuiger van 300 1.P.K., 1 cutterzuiger met een capaciteit van 125 nrVuur, I hopperzuiger met een hopperinhoud van 350 m 3, 2 grijpemmerkranen, 7bakken zuigers met een capaciteit van 35 tot 300 m/uur, 144 klepschouwen en bak prauwen met een inhoud varieerende van 5 tot 300 in", 37 sleepbooten van 90 tot 300 I.P.K. en verder klein materieel als motorbooten, sloepen, enz. In 1932 werden afgekeurd 1 baggermolen, 1 sleepboot, 2 klepschouwen en II bakprauwen, terwijl 1 sleepboot overgedaan werd aan de Bangka-tinwinning. Behalve eenige sloepen, werd in 1932 geen nieuw materieel aangeschaft. Het materieel werd in hoofdzaak gebruikt voor hot op diepte houden van verschillende havens en vaarwaters. Te Batavia werd uit het Havenkanaal 21 000 in 3 slib weggebaggerd en uit de verschillende stadsgrachten 63000 ui", of in totaal 84000 nr. Van deze hoeveelheid werd 75 000 m 3 opgespoten op laaggelegen gronden ter verbetering van den gezondheidstoestand. Uit de haveninrichting te Belawan werd door middel van een ernmerbagger molen 217 000 m 3 slib verwijderd, waarvan 66000 m 3 specie ter verbetering \.-m een laaggelegen terrein werd opgespoten. Door de slibzuiger Sumatra werd in 11 bedrijfsmaanden uit de Belawan-geul 3 009 000 m 3 slib verwijderd. Te Emmahavcn werd met behulp van een grijpemmerkraan 37 000 m 3 specie uit de haven opgehaald. Te Semarang werd uit het havenkanaa] 388000 m 3, uit de Kalibaroe, de Sernarang-rivier en de Kalilama tezamen 32000 in- 1 en op andere plaatsen nog 6000 m 3 specie gebaggerd. Van deze opgebaggerde specie werd 32 000 m 3 ge bruikt voor het ophoogen van laaggelegen terreinen. Voor rekening van de provincie Midden-Java werd uit hei Ooster-bandjirkanaal 89000 m 3 specie ge baggerd, waarvan 78000 m' werd gebruikt voor het dempen van vischvijvers. Te Soerabaja werd uit de Binnenhaven 255 000 m 3 specie gebaggerd en uit het toegangskanaal tot hel .Marine-vliegkamp 289 000 m 3, of in totaal 841000 m 3 specie. Te Tandjoengpriok werd uit de barenkom, de tweede haven, de Westergracht, het Scheepvaart kanaal en ten behoeve van de vliegtuighelling 311000 m*\slib weggebaggerd. Uit de havens van Cheribon, Tegal, Pekalongan, .Manado en Tjilatjap werd gebaggerd respectievelijk 98000, 112 000. 58 000. 76 000 en 5000 m 3 specie. Het verbindingskanaal feussohen 'de Barito en de Kapoeas-rivier werd ver beterd, waarvoor een hoeveelheid van + 100 000 m J slib werd verwijderd. In totaal werd in 1932 + 5 453 000 m 3 grond verzet, waarvan 251000 nv werd opgespoten. DB ECONOMISCHE TOESTAND. 216 De geldelijke uitkomsten in de jaren 1928 t/m 1932 zijn in de volgende tabel samengevat. 6. Bebakening, Kustverlichting, Loodswezen, Hydrografische opnemingen. De bebakeningsschepen Hoofdinspecteur Zeeman en Pollux deden, behoudens de tr/dperken voor dokken, herstelling en onderhoud, onafgebroken dienst. Voor het bebakeningsschip Cantor geldt hetzelfde, behoudens dat in de periode Januari—Februari 1932 het schip voor bezuiniging was opgelegd. In 1932 werd één (bewaakt) kustlicht (petroleumgloeilicht) op het eiland Mantang (Straat liiouw) gebouwd. De lichtenlijn in Straat Biouw, aangegeven door de beide lichten op Toen djoek, werd verbeterd (gevoeliger gemaakt) door verlaging van het voorste licht (waartoe een nieuwe opstand werd opgericht) en door versterking der lichten. De versterking werd verkregen voor het voorste lage geleidelicht door wijziging der acetyleen-mstallatie in een petroleumgloeilicht-installatie, voor het achterste hooge geleidelicHt werd versterking van het licht in de geleidelijn verkregen door het aanbrengen van een parabolischen spiegel. Ter reede van Tandjoengpinang werd een nieuwe lichtenlijn voor het op sloomen naar de reede gevormd door het aanbrengen van twee petroleumgloei lieht-geleideliehten; de vóór dit vaarwater uitliggende acetyleen-lichtboei, welke dientengevolge gemist kan worden, werd voorgoed opgenomen. Het kustlicht Gorontalo, dat op een heuvel is gebouwd, werd meer landwaarts in verplaatst, omdat de heuvelhelling aan de zeezijde afbrokkelde. Door wijziging van de lichtbron werden de volgende kustliehten verbeterd: a. het kustlicht Diamantpunt, waarvan de lichtsterkte door wijziging van de petroleumlichtinstallatie in een petroleumgloeilicht-installatie werd vervier voudigd ; b. het kustlicht Tandjoeng Oelar, waarvan de lichtsterkte, door vervanging van de petroleumlichtbron door petroleumgloeüicht, vijfmaal is vergroot; c. het kustlicht Terkoelei, waarvan de lichtsterkte, door wijziging van de acetyleenlichtbron in petroleumgloeüicht, is verviervoudigd; d. het lage geleidelicht op het eiland Toendjoek, waarvan de lichtsterkte, door wijziging van de acetyleenlichtbron in petroleumgloeüicht, drie maal is ver groot; e. het kustlicht Seba, waarvan de lichtsterkte, door vervanging van de petroleumlichtbron door een petroleumgloeüicht, is vertienvoudigd; f. het kustlicht te Semarang, waarvan de lichtsterkte, door vervanging der qcetyleeninstallatie door electriciteit, twee maal is vergroot. De lichtbron (petroleum) van enkele havenlichten werd vervangen door petroleumgloeüicht (petromax); ook de lantaarnbod in de Sabang-baai kreeg deze lichtbron. Bijgelegd werden 2 licht boeien, 1 lantaarnboei en 13 tonnen; opgenomen werden één liehtboci en 5 tonnen. VBEKBBR. 217 Einde Januari 1933 bedroeg het aantal lichtbakens 105 (100) '), waaronder 37 (37) met acetyleenlicht, 51( 52) met blaugaslicht, 2 (2) met vetgaslicht open vlam, 11 (11) met vetgasgloeilicht, 1 met petroleumgloeilicht (Petromax) en 3 (3) met electrisch licht. Het aantal te water liggende lichtboeien bedroeg 95 (93), terwijl 27 (26) lantaarnboeien uitlagen. Het voor een gedeelte der lichtboeien en eenige bakens benoodigde vetgas wordt op de onder den Dienst van Scheepvaart ressorteerende gasfabrieken te Palembang en Belawan gestookt. Op de gasfabriek te Soerabaja wordt het blaugas vervaardigd, dat van daar ten behoeve van de in den Archipel op deze gassoort brandende lichtbakens en lichtscbepen, in vloeibaren toestand in stalen cylinders wordt gedistribueerd. Daartoe is in 1932 ruim 5100 kg vloeibaar gas vervaardigd. Op deze fabriek wordt voorts een mengsel van ruwgas en permauentgas vervaardigd, waarop de niet op vetgas brandende lichtboeien branden. Het aantal te water liggende tonnen bedroeg eind Januari 1933 336 (328), terwijl het aantal ijzeren, houten en steenen bakens (geleide- en andere merken inbegrepen, doch exclusief de lichtbakens en de z.g. niet-officieele merken) 513 (505) bedroeg. Het streven blijft er op gericht om zooveel mogelijk de veel onderhoud ver eischende tonnen door bakens te vervangen. Voorts waren er 9 (9) loodsliehtschepen en 1 (1) onbewaakt lichtschip. Het aantal bewaakte kustlichten bedroeg 153 (152), waarvan 27 (29) met petroleumlicht, 11 (6) met petroleumgloeilicht, 6 (5) electrisch, 6 (6) met pharoline en 103 (106) met acetyleenlicht. Het volgens de formatie op deze lichten geplaatst personeel bestaat uit 44 (52) hoofdlichtwachters, 298 (303) lichtwachters (inclusief de reserve) en 91 (88) koelies. Bovendien zijn op verschillende reeden in den Archipel nog officieel 195 (184) kleine havenlichten (petroleumgloeilicht, petroleum en electrisch) aanwezig. In 't geheel worden dus in den Archipel des nachts 585 (571) lichten getoond. Aan loodsgelden word geïnd: ') Het getal tusschen haakjes geelt liet aantal aan op einde December 1981. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 218 Loodsdieiisten zijn gevestigd te Tandjoengpriok, Soerabaja, Tjilatjap, Emma haven, Palembang, Belawan-Deli, Aroe-baai, Sambo, Tandjoengoeban (Biouw), Balikpapan, Tarakan en Makassar. De havenmeesters op deze plaatsen zijn superintendent van het loodswezen. Het corps loodsen bestaat uit 47 loodsen der Iste klasse en 34 loodsen der 2de klasse. Door den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Dienst van Scheepvaart, zijn bovendien Oosthaven-Soemenep, Banjoewangi en Manado aangewezen als havens waar op verzoek van de betrokken gezagvoerders door den havenmeester aan binnenkomende en vertrekkende schepen eventueel loodshulp kan worden verleend tegen eene vastgestelde vergoeding. Het loodsdienstbesluit (I. S. 1927 n°. 63) is nader gewijzigd bij G.B. 28 Jan. 1932 n°. 21 (I. S. n°. 57). Aan bakengeld werd ontvangen: De hydrografische opnemingen werden in 1932 op de gewone wijze voortgezet. Zooals reeds in het vorig Verslag is vermeld, vertrok bet opnemingsvaartuig Tydeman einde October 1931 van Ambon naar de Oostkust van Celebes voor de herziening van het kustgedeelte gelegen tusschen Hoek Nederburgh en Tandjoeng Sawah; deze heropneming werd einde Maart 1932 voorloopig stopgezet, \\ het schip naar de Sangir-eilanden vertrok tot voortzetting der opnemings werkzaamheden van het sedert uit dienst gestelde opnemingsvaartuig Van Doorn, dat medio Juni 1931 zijne werkzaamheden aldaar afbrak. Medio April 1932 moest dit terrein wegens dringende herstelling aan de motoren verlaten worden en vertrok de Tydeman naar Soerabaja, waar het schip vervangen werd door de Willebrord Snelliun. Medio Juni 1932 vertrok laatstgenoemd schip van Soerabaja naar Amboina en van daar naar de Schouten-eilanden, waar de in October 1031 door de Tydeman afgebroken opiiciniiigsworkzaaiiihodcn werden hervat, liegin October 1932 werd dit terrein, nadat de opneming hiervan vrijwel geheel beëindigd was, verlaten. Na verversching te Amboina vertrok het schip 2 November 1932 naar de Sangir eilanden tot voortzetting van de afgebroken opnenringswerkzaamhoden van de Tydeman. Door ongunstige weersomstandigheden moest dit terrein begin December 1932 worden verlaten en vertrok het schip naar de Oostkust van Celebes, waar de herziening werd hervat. Tot 31 December 1932 werd van dit kustgedeelte het gebied tusschen Tandjoeng Sawah en de Sinoa-eilanden in kaart gebracht. Begin Januari 1932 hervatte het opnemingsvaartuig Orton de opnemings werkzaamheden in Straat Riouw. waar het tegen het eind van die maand aan ving met het afdreggen der reeds beloode vaarwaters; deze dregwerkzaamheden kwamen begin Juli 1932 gereed, waarna het schip naar Tandjoengpriok terug keerde. Begin Augustus vertrok het schi]> naar de Koetei-delta tot voort/* der opnemingswerkzaamheden aldaar, welke door het opnemingsvaartuig Wille brord Snellius medio December 1931 waren gestaakt : deze herziening kwam einde December 1932 gereed. Begin Januari 1933 vertrok de Orion naar Straat Riouw, waar aangevangen werd met het afdreggen der vaarroute. Voorts vond afzonderlijk onder leiding van een lsten officier der Gouverne ments Marine in April en November 1932 de periodieke herziening plaats van do drempel in het Westervaarwater van Soerabaja, en van het vaarwater naar den steiger van de Pyrotechnische Werkplaats op Madoera. Onder leiding van den zelfden officier werd in December d.a.v. naar aanleiding van een verzoek van de VERKEER. 219 pas opgerichte Nederlandscli-Indische Bauxiet Exploitatie Maatschappij, welke hare exploitatieterreinen heeft ter Oostkust van het eiland Bintan in den Riouw- Archipel en een afscheephaven zoekt in de langs die kust loopende Straat Kidjang, met de heropneming van genoemde Straat aangevangen, welke her ziening in Januari 1933 gereed kwam. 7. Scheepvaart. Bij Ord. van 25 April 1932 (T. S. n°. 179) zijn de bepalingen omtrent de huishouding en de tucht op de Nederlandsch-Indische koopvaardijschepen nader gewijzigd, voor zoover betreft de samenstelling van den Eaad voor de Scheep vaart, terwijl bij R.V. van denzelfden datum (I. S. n°. 181) de instructie voor den voorzitter en de leden van dien Raad nadet is gewijzigd. Voor zoover betreft liet onderzoek naar scheepsrompen en ongevallen en het rapporteeren van s'cheepsrampen, enz. is de schepenordonnantie-1927 (I. S. 1927 n°. 33) toepasselijk verklaard op de buitengaats gebezigde, geen oorlogsschip zijnde, landsvaartuigen (R.V. 25 April 1932 in I. S. n°. 180). Bij E.V. van 30 Maart 1982 (f. S. n°. 122) is de schepenordonnantie-1927 (I. S. 1927 n°. 33), voor zoover betreft de voorschriften op do uitwatering, toe passelijk verklaard op de schepen van den Lande, geen oorlogsschip zijnde, uit gezonderd baggermaterieel. Het reglement voor de examens ter verkrijging van diploma's van stuurman. machinist en machinedrijver aan boord van koopvaardijschepen (1. S. 1908 n°. 633) is nader gewijzigd bij G.B. 14 Sept. 1932 n°. 28 (I. S. n°. 492). a. Zeevaart. De netto-inhoud der (aangekomen) koopvaardijschepen in hef verkeer tusschen Nederlandsch-Indië en het buitenland geeft met een totaal van 28,5 millioen m 3 eene vermindering van 5,3 % ten opzichte van het jaar 1931 (30,1 millioen), van 16,6 % ten opzichte van het jaar 1930 (34,2 millioen) en van 18,3 % ten opzichte van 1929 (34,9 millioen); de achteruitgang van 1929 op 1930, van 1930 op 1931 en van 1931 op 1932 was achtereenvolgens 2 %, 12 % en 5,3 %, zoodat de achteruitgang zelf blijkt af te nemen. De netto-inhoud der (aangekomen) koopvaardijschepen in het verkeet binnen Nederlandsch-Indië nam ten opzichte van 1931 met 11 % af en bedroeg 127 millioen m a . In de jaren 1929, 1930 en 1931 was die inhoud respectievelijk 164,0, 156,9 en 143,0 millioen m 3, gevende eene vermindering onderscheidenlijk van 4,3 % en 8,9 %. De vermindering van het Scheepvaartverkeei was relatief het grootst in de havens van Java's Noordkust; anderzijds badden verscheidene havens meer scheepvaartverkeer (inhoud) in 1932 dan in 1931, zooals de meeste oliehavens, Banjoewangi, Tjilatjap, Bandjermasin, Manado, enz. Het ladingvervoer in de richting Europa—Nederlandsch-Indië met schepen der N. V. Stoomvaart Maatschappij ~Nederland" en N. V. „Rotterdamsche Lloyd" verminderde wederom in belangrijke mate ten opzichte van het vorige jaar. Kunnen de hand over hand toenemende protectionistische maatregelen van vrijwel alle landen en de daarmede gepaard gaande funeste gevolgen voor den wereldhandel, als algemeene oorzaken van dezen achteruitgang genoemd worden, het was in het bijzonder de zware concurrentie van Japan, welke eene zeer sterke daling van den import uit Europa naar Nederlandsch-Indië ten gevolge had, niettegenstaande door de scheepvaartmaatschappijen, aangesloten bij de Principals Outward Java Freight Conference, drastisch vrachtverlagingen werden ingevoerd. De invloed der Japansche concurrentie op de Nederlandsch-lndische markt deed zich nog sterker dan voorheen gelden door den val der Japansche valuta, waardoor het velen exporteurs in Europa niet meer mogelijk werd om met Indië tot zaken te komen. Daar het quantitatieve vervoer van Nederlandsch-Indië naar Europa mede door belangrijke vrachtverlagingen vrijwel op bet peil van 1931 gehouden kon worden, werd de dispariteit tusschen de tonnage benoodigd om den import te DE FIN \ S'CIEE] E TOESTAND. 22 ontstond, terwijl bovendien de zuivere gewone uitgaven + 7.5 millioe'n beneden de raming zijn gebleven. De vorenbedoelde wijziging van de Indische Comptabiliteitswei ia tol stand gekomen bij de wel van "2.5 Juli 1932 (N. S. n°. 391, I. S. n". 483), waarbij in de tndische Comptabiliteitswei uw artikd 8ü werd ingevoegd, houdende be paling, dat voor zoover betreft de kohi ngen van 19&1 af aiej tn werkelijke onti b e van de b' worden <-b de zuivere opbrengsten, d.w.z bierjaar i i d jaar opgelegde aanslagen, onder aftrei; van verminderingen, onthi g afschrij vingen. Te n dit Voorschrift en de daarmede verband houdende gangsbepaling, dat de bettflingen op de kohieren van vóór 1931 worden ver antwoord in hel jaar, waarin zij zijn ontvangen, ge l gsrekening cijfers vooi' li.".i en 198 beeld — van respectievelijk 28,6 en LOjB millioea — dan Len doen zien. liet gui rschü tussohen raming en uitkomsi der zuh ven ten bedrage van 75 millioen weid veroorzaaW door de : eheelei Landsdienst doorgevoerde versobering, hel op groote schaal nalaten van genomen materieele én kapitaalsuitgaven, terwijl voorts de algemeene prij van prooien in\ föëd W 88. De uitkomsten van den buitengewonen dienst geven een gunstig verschil mei de raming te zien van 37,1) millioen, doordal in stede van een nad do van 30,9 millioen een vbórdeelig saldo van 7 millioen ontstond. Behalve aan hef vrijwel geheel nalaten van alle kapitaalsuitga\ tl gunsti worden toegeschreven aan hel terugvloeien van uitst mimen bij den Pandhuisdiensi toi een bedrag van L 5 tnillio Hot voorloopig tekort van den gehei len dji d L 932 is dus te stellen op 129,6 millioen. Dat ondanks de I mstandigheden, welke van gunstigen invloed zijn geweest op de resultaten der bi groot hel tekort: zoo h a, vind! zijne verklaring in den aanzienlijken terugval van dé opbrengsten der verschillende middelen cl daarm d ard gaande belangrij mindering van de opbrengst der belastingen, wi rschillende tariefs verhoo >n de invoering van enkele nieuwe i —de crisisheffinj op het inkoi da < asting, de moto:", tg voor de Buitengewesten en de tabaksaccijns — niet opwegen. Hierbij moet echter in aan merking worden genomen, dal de laatstgenoemde heffing eerst werd inge met ingang van 16 December 1932, zoodal zij hebben. Van de Landsontvangsten in 1932 volgt hieronder nog een overzicht, waarnaast die over de jaren 1929, 1930 en 1931 zijn gesteld. sont vangsten. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 220 bewerkstelligen on die noodie, voor den export. dermate groot, dat de uitzending van schepen in ballast (via Kaap de Goede Hoop om Suez-kanaal-rechten uit te sparen), waarmede in 1931 werd aangevangen, gedurende het gefceele jaae 1982 regelmatig moest worden voortgezet. Eenzelfde dispariteit in tonnage deed zich voor op de door de Java—New- Vork-lijn onderhouden verbinding tusschen de Oostkust van Amerika en Neder landsch-Indië. Het lading-aanbod in de vaart \,m New-York naar Java was weer zeer gering te noemen; evenals de aanvoer uit Europa, had de import van goederen uit Amerika ernstig onder de Japansdie concurrentie te lijden. In omgekeerde richting was het ladingaanbod bevredigend, daar in Amerika geregelde vraag bestond naar de verschillende producten, die Nederlandsch-IndiG oplevert. Eenige vrachtverlagingen werden ingevoerd, teneinde eenerzijds impor teurs te steunen in hun strijd tegen de steeds scherper wordende concurrentie van andere gebieden, en anderzijds exporteurs in staat te stellen hun zaken aan den gang te houden, welke in vele gevallen ernstig bedreigd werden door de steeds afbrokkelende prijzen, welke voor Nederlandsen-Indische producten konden worden bedongen. Wat de Silver—Java—Pacific-lijn aangaat, nam op de verbinding tusschen Nederlandsch-Tndië en Britsch-Indië, het suikervervoer van Java wederom aan zienlijk af; het gunnievervoer van Calcutta en het rijstvervoer van Eangoon naar Nederlandsch-Indië vertoonden eveneens eene daling. Het vervoer van Nederlandsch-Indië naar de Pacific-kust van Amerika nam quantitatief op bevredigende wijze toe; de aanvoeren van lading van de Pacific kust naar Nederlandsen- en Britsch-Indië verminderden echter zoodanig, dat medio 1932 een der 3 diensten op de Pacific-kust werd verlegd via de Golf van Mexico naar Zuid-Afrika en Britsch-Indië. De Java—China—Japan-lijn (J.C.J.L.) ondervond in sterke mate den invloed van de werelddepressie en dien der Japansche concurrentie. Tegen het einde van 1932 werd de Ishihara Sangyo Kaiun Goshi Kaisha in de Japan-Java Conferentie opgenomen. Voorts werd door de J.C.J.L. en de drie Japansche reederijen: Nanyo Yusen Kaisha, Osaka Shosen Kaisha en Ishihara Sangyo Kaiun Goshi Kaisha de Java-Japan Vrachten Conferentie gevormd. Hiermede kwam een eind aan den feilen, in 1931 ingezetten concurrentie-strijd. Hoewel in 1933 de vrachten in dit vervoer eenige verhoogingen ondergaan, blijven deze nog verre beneden het niveau, dat eene loonende exploitatie mogelijk zou maken. Tengevolge van de tegen het einde van 1931 sterk verhoogde invoer rechten in China had aan het einde van dat jaar een abnormaal groote invoer in dat land plaats. Als reactie hierop bleven de aanvoeren in het begin van 1932 onder het normale. Toen China nieuwe verhoogingen, ingaande 1 April 1932; aankondigde, had eene plotselinge opleving in het suikervervoer plaats, om daarna door eenzelfde reactie gevolgd te wolden. Japan verhoogde in den loop van 1932 eveneens enkele invoerrechten, doch dit had niet denzelfden stimuleerenden invloed op het lading-aanbod naar Japan, evenmin als de verhooging der opcenten op de Ncderlandsch-Indische invoer rechten in den loop van het jaar, op het vervoer naar Indië. De met ingang van 1933 verhoogde vrachten naai- Indië waren deels de oorzaak van het buiten gewoon groote lading-aanbod in Japan op het einde van 1932. In het begin van 1933 was de tegenslag duidelijk voelbaar. Het geheele jaar bleven de politieke verwikkelingen tusschen Japan en China vooral op den suikerhandel met die landen van invloed. China en Japan namen beiden in 1932 minder Java-suiker op dan in het jaar tevoren. De export van China naar Nederlandsch-Indië nam wederom af. Het boonenvenoer Dairen —■ Java bedroeg in 1932 belangrijk minder dan in 1931, o.m. tengevolge van de ruime oogsten van voedingsgewassen op Java. De invoer van Japansche cement (uit andere landen dan Japan wordt prac tisch geen cement meer ingevoerd) nam in 1932 vrij belangrijk toe ten opzichte van 1931, doch bereikte nog lang niet het cijfer van den totaal-invoer van 1929. üp Java werd ± '2.~> " () meer cement aangevoerd dan in 1931; in de Buiten- VERKEER. 221 gewesteE nam de reehtstreeksehe invoer echter + 25 ° / { l af. Aangezien in 1932 Je .Japansche lijnen meer dan voorheen in het oementvervoer deel namen, bleef bij eene toeneming van den totaal-import, het vervoer per J.C.J.L. toch nagenoeg stationnair. Een doorvoerverkeer Zuid-Afrika/China —Japan wordt doei 1 de J.C.J.L. in samenwerking mot de K.P.M, langzamerhand opgebouwd. Ook werd Lading in doorvoer van de Philippijnen naar Zuid-Afrika vervoerd. Het passagiersvervoer van Nederlandsch-Indjë naar Europa vice-versa bewoog eieb in 1932, evenals in 1931, voor beide richtingen in voortdurend dalende lijn. Speciaal het nagenoeg geheel stopzetten van de personeelsuitzendingen zoowel voor 's Lands dienst als voor particuliere maatschappijen, had hierop een zeer ongunstigen invloed. De wekelijksche gezamenlijke maildienst der stoortivaart maatschappijen „Nederland" en „Botterdamsche Llovd" werd wegens dezen teruggang voor een derde waargenomen door snelvarende motorvrachtschepen met beperkte passagiersaccomodatie. De depreciatie van het Engelsche pond vergrootte de concurrentie der buiten landsche maatschappijen. Teneinde afvloeiing van passagiers naar de buiten landsche lijnen het hoofd te kunnen bieden waren de beide genoemde maat schappijen genoodzaakt eenc sterke verlaging der passagetarieven te overwegen, waartoe in de eerste week van Januari 1933 werd overgegaan. Gehoopt wordt door deze verlaging het passagiersvervoer weer meer tot de Nederlandsche Maatschappijen te trekken, terwijl tevens bij de samenstelling der tarieven voor de verschillende klassen beoogd wordt de steeds sterkere verschuiving naar de lagere klassen te nivelleeren. Het pelgrimsvervoer nam wederom zeer sterk af, namelijk ten opzichte van 1931 met ± 50 %. Ook het passagiersvervoer van Nederlandsch-Indië/China vice versa per Java—China — Japan-lijn ging niet onbelangrijk achteruit. Het toeristenverkeer n.iiii daarentegen op deze lijn een weinig toe. b. Riviervaart. Nopens de riviervaart, waaronder wordt verstaan do Vaart met alle vaartuigen, welke uitsluitend gebezigd worden op reeden, rivieren en binnenwateren, staan nog te weinig gegevens ter beschikking om eene vergelijking met vorige jaren te kunnen maken. Een overzicht van het aantal on den inhoud dier vaartuigen is in tabelvorm opgenomen in het 2de deel van dit Verslag. Door de Koninklijke I'aketva.nt Maatschappij worden gedurende 1932 de volgende rivierdiensten regelmatig bevaren: de Lematang-diensi tot Teloek loeboek van Palembang uit en de Beroemoen-diénst van Paneh uit. De Mbesi dienst van Palembang uit werd ! Mei I.iii stopgezet. c. Bedrijfsoverzichtcn van Nederlandsche scheepvaartmaatschappijen in Nederlandsch-Indië werkzaam. Koninklijke Paketvaart Maatschappij. De bediening van de paketvaart in den Indischen Archipel vanwege de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, ingevolge de met haar gesloten overeenkomst (I. S. 1930 n°. 454 en Bb. n°. 12 451) had gedurende 1932 op normale wijze plaats. De volgende cijfers geven een overzicht omtrent het bedrijf der maal schappij gedurende 1932 in vergelijking met het jaar 1931. Aantal zeemijlen door de schepen der Maatschappij afgelegd: 1931 1932 Geregelde lijnen (zonder riviervaart) 3 140 377 3 031836 Riviervaart 157 449 76 520 Extra reizen 245 100 192 019 Zout- en kolenvervoeréhde schepen 451 132 288 961 Java—Mauritius—Afrikn-lijn 93 o*o 189 508 DB ECONOMISCHE TOESTAND 222 L9Bl 1932 Java —Australië-lijn 1.10 496 139 154 Deli —Straits—China-lijn 107 759 109 327 Ja\a—Siam-lijn 103 278 94 405 Rangoon—Deli-lijn 85 789 86661 Saigon—Molukken-lijn ; 47 918 52 507 Saigon—Java—Noumea-lijn 56 733 60 094 Bangkok—Saigon—.lava-lijn 24 994 40 00 1 Overige buitenlandsche reizen 200 505 213 695 1 80] 292 1 525 741 Op de verschillende lijnen in den Archipel werden onderstaande aantallen passagiers vervoerd: 1931 1932 Gouvernements passagiers 188 310 143 131 Particuliere passagiers 577 798 451 499 766 108 594 630 Op 1 Januari 1932 bestond de vloot uit 144 schepen (112 stoomschepen en 32 motorschepen, waarvan 88 passagiersschepen en 56 vrachtschepen), metende bruto 288 219,34 B.T. en netto 171 553,30 R.T. Gedurende 1932 werden aan de vloot toegevoegd de motorschepen Batak en Nias, terwijl de hekwieler Negara en het stoomschip ïndragiri werden afgevoerd. Op 31 December 1932 bestond de vloot uit 144 schepen (110 stoomschepen en 34 motorschepen) met een totaal scheepsinhoud van 288 271,27 R.T. bruto en 171 487,14 R.T. netto. De verschillende interinsulaire lijnen werden regelmatig volgens dienstregeling bevaren. Nopens het vervoer op deze lijnen kunnen de volgende gegevens worden verstrekt. Het vervoer van lading in lasten (uitgezonderd alle steenkolenvervoer en het vervoer per rivier- en sleepdiensten) bedroeg in 1932 681292, tegen 788 402 in 1931, hetgeen eene vermindering van 107110 last of 13,6 °{, beteekent. Van het vervoer der acht voornaamste artikelen, in vergelijking met hel voorafgegane jaar, geeft de. volgende staat een beeld. VERKEER. 223 Het veevervoer vertoonde nog steeds eene stijging, welke te danken is aan het vermeerderd vervoer van runderen en varkens. Van het passagiersvervoer op de interinsulaire lijnen geeft de volgende staat l ) een beeld: De doorvoer van de voornaamste artikelen vertoonde blijkens onderstaande tabel eene stijging. 'I De aantallen kinderen zijn let volwassenen omgerekend op de basis van: 1 kind van -I —1:2 jaar = 1/2 volwassene: '2 kinderen helleden :! jaar = 1/4 volwassene. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 224 De Java — Mauritius — Afril;a-lijn werd tot October 1932 in geregelden maando lijkschen dienst bevaren door de stoomsehepen Houtman en Tasman, met uit zondering van de Maart-afvaart, welke door het stoomschip Roggeveen werd vervuld. In October werd deze lijn gesplitst in twee maandelijksche diensten: de Zuidlijn, bevaren door de stoomschepen Houtman, Tasman en Roggeveeu en de Oostlijn, bevaren door de stoomschepen Van Spilbergen en Le Maire. De Java — Australië-lijn werd in geregelden maandelijkschen dienst bevaren door de stoomschepen Nieuw Holland en Nieuw Zeeland. Extra-reizen werden nog gemaakt door de stoomschepen Sinabang en Sipirok. De Saigon — Java — Noumca-lijn werd begin 1932 bevaren door het stoom schip Le Maire en daarna door het stoomschip Van Rees in 2-maandelijkschen dienst. Met de Deli — Straits — Ghiha-lijn, bevaren door de motorschepen Cremer en Van Heutsz. werd een veertiendaagsche dienst onderhouden tusschen Bélawan- Dcli, Penang, Singapore, Hongkong, Swatow en Amoy v.v. Op de Java—Siam-lijn werden 20 afvaarten van -Java en 29 van Bangkok gegeven. Op de Bangkok — Saigon — Java-lijn, welke lijn einde October 1932 werd opgeheven, werden 10 reizen naar Bangkok en terug gemaakt. Op de Rangoon — Deli-lijn werden 22 reizen volbracht. Op de Saigon — Molukken-lijn werden gedurende 1932 12 reizen gemaakt. Behalve bovenstaande reizen werden gedurende 1952 nog 38 kolenreizen gemaakt naar Bangkok, Manilla en Hongkong/Whampoa/Canton. De sleepdienst in Straat Laoet werd het geheele jaar incidenteel bevaren. De Java — China — Japan-lijn onderhield gedurende 1932 de volgende lijn diensten : Soerabaja — Batavia/Hongkong — Shanghai. Deze 14-daagsche sneldienst werd het geheele jaar regelmatig bevaren door drie moderne schepen. De vaste aanloophavens waren Soerabaja, Semarang, Batavia, Hongkong, Amoy, Shang hai, Amoy, Hongkong, Manila, Makassar, Boeleleng en Soerabaja; Amoy op de uitreizen en Boeleleng op de thuisreizen worden uitsluitend aangeloopen voor het debarkeeren van passagiers. Soerabaja en Makassar/Hongkong en Shanghai. Met 5 schepen werd ook op deze lijn een geregelde 14-daagsche dienst onderhouden. De vaste aanloop havens waren Soerabaja, Makassar, Balikpapan, Manila, Hongkong, Amoy, Shanghai, Dairen, Keelung, Amoy, Hongkong, Batavia. Naar behoefte werd ook de haven van Swatow een enkele maal op de uitreizen aangeloopen. Hef aanloopen van Tsingtao op de thuisreizen werd in den loop van liet jaar gestaakt, daar de van het passagiersvervoer gekoesterde verwachtingen in geenen deele werden verwezenlijkt. Evenals het vorige jaar werd Manado ééns in de 10 weken op de uitreizen aangeloopen, speciaal ten behoeve van het passagiers vervoer. In de tweede helft van het jaar werd bovendien Moji vrij geregeld door de schepen dezer lijn bezocht. Java/Japan v.v. Deze lijn werd tot het midden van het jaar met 4 schepen in 14-daagschen dienst bevaren, daarna werd deze dienst met slechts twee schepen onderhouden, welke maandelijksche afvaarten boden. In het laatst van het jaar nam het lading-aanbod (vooral van Japan) dusdanig toe dat de 14-daagsche dienst hersteld werd. De bevaren route was: Soerabaja, Makassar, Balikpapan, Manila, Kobe, Japan-kust, Kobe, Makassar, Soerabaja en daarna de dubbele kustreis op Java. Op de thuisreizen werd Manado ééns in de maand bediend. Java/Indo-China. Tengevolge van het steeds wisselend ladingaanbod op de thuisreizen en het uitblijven van lading naar Saigon, kon ook dit jaar geen sprake zijn van een regelmatig lijn-bedrijf. In samenwerking met de K.P.M. werden verschillende afvaarten naar Java gegeven. VERKEER. 225 Oost-Borncoj'China rn Japan. De/.e 5-wekelijksche dienst moest in het midden van het jaar gestaakt worden. In de eerste helft van het jaar werd de lijn gezamenlijk bevaren door de J.C.J.L. en de K.P.M., elk met één schip. De route was tot de opheffing Balikpapttn —Samarinda—Sandakan—Hongkong— Sh&nghai —Japan—Hongkong—Manado— Balikpapsn. Van de vloot der Java—China—Japan-lijn worden enkele der oudere schepen afgevoerd en voor sloop naar Japan verkocht. Verschillende schepen moesten gedurende een kortere of langere periode tijdelijk opgelegd worden. Op het einde des jaars waren nagenoeg alle schepen weer in de vaart. IV. V. Stoomvaart Maatschappij „Nederland". Zooals reeds is vermeld, werd in samenwerking met de N. V. „Rotterdamsche Lloyd" de wekelijksehe maildienst Nederland—Nederlandsch-Indië v.v. onderhouden; een derde gedeelte werd waargenomen dooi- suelvarende motorvrachtschepen met beperkte passa gierßacoomodatie. Van de „Nederland" waren van de passagiersschepen slechts do vier motorschepen (P. C. Hooft, Chr. Httygens, Johan van Oldenbarnevelt en Marnix van St. Aldegonde) in de vaart. In November had de Maatschappij het verlies te betreuren van het motorschip P. C. Hooft, dat door brand geheel vernield werd. Het stoomschip Johan de Witt, welk schip het geheele jaar was opgelegd, viel voor het passagiersvervoer in, zoodat de dienst zonder stagnatie door I passagiersschepen kon worden voortgezet. Van de vloot der Maatschappij werden in den loop van 1932 de oude schepen Bali, Bornco en Koningin der Nederlanden afgevoerd. Door het steeds afnemende overzeesche vrachtvervoer, moest vrijwel het geheele jaar door regelmatig een aantal schepen worden opgelegd, waarvoor geen bevredigend emplooi was te vinden. Op het einde van het jaar bedroeg het aantal opgelegde schepen 16. N. V. ~Rotterdamsche Lloyd". Aan de vloot van den „Rotterdamschen Lloyd" werd in 1032 toegevoegd het motorsehip Bengalen, hetwelk speciaal gebouwd werd voor den Java—Pacific-dienst. Dit moderne vrachtschip is o.m. voorzien van grootc koelruimen voor het vervoer van versche vruchten e.d. Van de vloot werden in 1932 afgevoerd de schepen Heli, Merauke, Samarinda en Toba. Van het in samenwerking met de Stoomvaart Maatschappij „Nederland" ge nomen besluit om per Maatschappij twee passagiersschepen door snelvarende motorvrachtschepen te vervangen is reeds melding gemaakt. Voor het lossen en laden van de mails en het embarkeeren en debarkeeren van passagiers werden deze motorvrachtschepen via Napels gedirigeerd. Het verbouwde mailschip Slamat heeft dientengevolge slechts één reis gemaakt en werd daarna te Rotter dam opgelegd. Tn totaal gaf de Rotterdamsche Lloyd van Nederlandsch-Indië 18 afvaarten met passagiersschepen en 35 met vrachtschepen, tegen 26 en 34 in 1931. Java — New-York-lijn. Tueschen Nederlandsch-Indië en de Oostkust van Amerika werd in onderlinge samenwerking door de N. V. Stoomvaart Maat schappij „Nederland", de N. V. „Rotterdamsche Lloyd" en de N. V. Neder landsche Stoomvaart Maatschappij ~O ceaan" een geregelde dienst onderhouden. In de bestaande 14-daagsche dienstregeling der Javn—New-York-lijn werden in 1932 geen veranderingen aangebracht. In omgekeerde richting echter werd de bestaande 10—11 daagsche dienst Giedio 1932 omgezet in een 14-daagsche. De lage vrachten en de dispariteit in tonnage, welke gesteld moesten worden voor het vervoer in beide richtingen, waren oorzaak dat van eene loonende exploitatie niet gesproken kon worden. Bilver — Java — Pacific-lijn. De halfmaandelijksche diensten tusschen Neder landsch-Indië en Britsch-lndië en de Pacific-Coast werden door do combinatie van de Pacific—Java—Bengalen-lijn (N. V. Stoomvaart Maatschappij „Neder land" en N. V. „Rotterdamsche Lloyd") en de Silver-Line (Kerr-Line) regel matig bevaren. 225 DE ECONOMISCHE TOESTAND. 226 d. Regeeringsbemoeienis met de particuliere scheepvaart. Onder leiding van den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Dienst van Scheepvaart, vond het schepen toezicht, uitgeoefend door de beroepshaveumeesters, bijgestaan door de technisch experts, op normale wijze plaats. De betrekkelijke voorschriften zijn of worden gewijzigd en gevestigd op internationalen grondslag, in verband met de inter nationale overeenkomsten van Londen met betrekking tot de uitwatering (1930) en tot de beveiliging van menschenlevens op zee (1929). Het regeeringstoezicht op de binnenschepen geschiedt door de (dd.) haven meesters volgens de verordeningen en keuren, welke voor de verschillende gewesten op grond van de binnenschepenordomiantie door de Hoofden van hel gewest zijn vastgesteld; in verschillende autonome gebiedsdeelen bestaan overeen komstige regelingen. In 1932 werd de binnenschepenverordening voor het gouvernement der Molukken afgekondigd. Het toezicht op de bepalingen der met ingang van 1 Januari 1931 in werking getreden overeenkomst tusschen het Land en de Koninklijke Paketvaart Maat schappij betreffende het onderhouden van scheepvaartverbindingen in Neder landsch-Indië berust eveneens bij den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Dienst van Scheepvaart. De te Batavia zitting houdende Raad voor de Scheepvaart stelde in het afgeloopen jaar 2 onderzoeken in naar plaats gehad hebbende scheepsongevallen. Naar aanleiding van de in 1930 te Londen gehouden Internationale uit wateringsconferentie werden de schepenordonnantie-1927, het schepenbesluit-1927 en de buitenlandsche scheepscertificatenverordening-1928 op verschillende punten gewijzigd (1. S. 1932 nos. 120, 121 én 125), terwijl de uitwateringsverordening -1932 werd vastgesteld (I. S. 1932 n". 121). De wijzigingen van schepen ordonnantie en schepenbesluit naar aanleiding van de in 1929 te Londen gehouden Internationale conferentie voor de beveiliging van menschenlevens op zee waren in 1932 nog in bewerking. 8. Burgerlijk luchtverkeer. a. Het Indisch luchtverkeer. Het binnenlandsch luchtverkeer (met inbegrip van de verbinding op Singapore), hetwelk geëxploiteerd wordt door de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij (K.N.1.L.M.) omvatte bij het begin van 1932 de volgende luchtlijncn: Batavia-—Bandoeng v.v 110 km dubbeldagelijks Batavia—Semarang —Soerabaja v.v 670 ~ dagelijks Batavia—Palembang—Singapore v.v 1161 ~ wekelijks Batavia—Palembang —Pakanbaroe—Medan v.v 1727 ~ ~ Medan —Singapore v.v 720 ~ ~ De verbinding Medan—Singapore werd 1 Februari 1932 opgeheven wegens het geringe gebruik dat van de toestellen op deze lijn werd gemaakt. De overgebleven verbindingen vormen het hoofdnet, dat in 1927 bij het aan gaan van het subsidie-contract tusschen het Land en de K.N.I.L.M. als minimum gesteld is, met dien verstande, dat de lijn Batavia —Bandoeng, boven het overeengekomen schema, tweemaal inplaats van één keer daags bevlogen wordt. Op grond van de in 1927 opgestelde ramingen werd het jaarlijkach tekort op de exploitatie begroot op 1 millioen gulden, welke som door het Gouvernement als subsidie over de jaren 1928/1933 werd toegezegd. Mochten de resultaten, tengevolge van hoogere inkomsten en/of zuinig beheer zoodanig meevallen, dat er een voordeelig overschot is, dan komt hiervan f aan het Land en £ aan aandeelhouders. Aangcteekend zij, dat het kapitaal geheel door aandeelhouders gefourneerd is zonder aanspraak op rente. Ondanks de reeds kort na de opening van het luchtverkeer ingetreden economische crisis, is het tekort steeds beneden de raming gebleven. Achtereen volgens werd \crleeiul aan subsidie (raming f] millioen): VERKEER. 227 Over 1928 (twee maanden) ... f 212 501 ») 2 ) ~ 1929 680 114 2 ) ~ 1930 907 749 2 ) ~ 1931 890408 Op grond van de voorloopige resultaten knn aangenomen worden, dat ook over het boekjaar 1932 een overschot zal worden behaald, waarvan het aandeel van het Land is geraamd op f 100 000. Bij de beoordeeling hiervan moet in aan merking worden genomen, dat verschillende Gverheidslasten, o.a. de invoer rechten en de accijns op benzine aanmerkelijk verzwaard zijn. Aan belastingen, accijnzen en retributies, enz. vloeiden alleen in V.&2 ruim i "250000 in de schat- kist terug. Hoewel uit den aard der zaak het vervoer in 1932 ten opzichte van het jaar daarvóór teruggeloopen is, stemmen de verkregen resultaten toch tot tevreden heid, indien men in aanmerking neemt, dat voor zaken steeds minder gereisd wordt, dat slechts enkele ambtenaren en dan nog op bepaalde trajecten zich per vliegtuig mogen verplaatsen en dat het reizen voor genoegen zeer sterk is af genomen. Het duurste vervoer heeft echter door de wijze, waarop het zich staande heeft kunnen houden, bewezen werkelijke waarde te bezitten voor de gemeenschap. Aan het geheele bedrijf werden zware eischen gesteld, aangezien alle krachten moesten worden ingespannen om het verkeersmiddel voor het publiek zoo aan trekkelijk mogelijk te maken en te houden. Besloten werd tot invoering van retourbiljetten, waarvan het voordeel ten goede komt aan de „vaste klanten". In samenwerking met den Dienst der P.T.T. kwam eene regeling tot stand voor het vervoer van postpakketten per vliegtuig, die voor het publiek practisch en goedkoop is. Voorts toonde de Maatschappij zich steeds zeer tegemoetkomend jegens passagiers, die wenschten in- of uit te stappen oj> tusschenliggende plaatsen op de luchtroutes, als Cherihon, Tegal, Muntok, enz. Op de begrooting -1933 zijn geen gelden uitgetrokken voor den aanleg van nieuwe vliegterreinen, maar wellicht zal het particulier initiatief voorzien in de inrichting van vlieg velden bij enkele belangrijke centra op de luchtroutes. Een der groote voordeden van het luchtverkeer: de soepelheid, zal daardoor nog meer tot zijn recht kunnen komen. Bij het gestadig verminderend verkeer in den Archipel viel aan uitbreiding van het binnenlandsch luchtnet niet te denken; de plannen tot opening van de verbindingen Batavia-—Padang en Soerabaja—Makassar moesten dan ook defini tief uitgesteld worden tot betere tijden. Intusschen wordt de verkenning van luchtroutes door het Gouvernement zooveel mogelijk voortgezet, tenminste voor zoover daarmede geen kosten van beteekenis gemoeid zijn. Van de vervoersuitkomsten over 1932 geven de volgende cijfers een indruk. ') Geraamd f 300 000. "i In deze jaren werd nog niet hel volledig programma uitgevoerd. *) Is 1 Februari 1932 opgeheven. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 228 Deze cijfers toonen aan, dat het gemiddeld vervoer bedroeg 3,8 passagiers (v. j. 4,7), 22 kg post (v. j. 22) en 23 kg goederen (v. j. 34). waar het aantal aangeboden plaats/km over 1932 7 347 654 bedroeg, was de gemiddelde passagiers bezetting 44,4 °L. De gemiddelde afstand, welke werd afgelegd, bedroeg onderscheidenlijk voor 304 km (v. j. '297), post 964 km (v. j. 1050) en goederen 328 km (v. j. 328). Gerekend in passagiers/km en ton/km verminderde het passagiersverkeer met 19%, het postvervoer met 5 °/ o en het goederentransport met 'J.i %. Het totaal postvervoer is in gewicht toegenomen; doordat echter het verkeer op de lijn Batavia—Medan verminderd is (waarschijnlijk door de instelling van den weekdienst der K.L.M.) is het ton/km cijfer 5 % lager dan in 1931. De achteruitgang van het goederenvervoer is voornamelijk toe te schrijven aan het wegblijven van de zendingen dagbladen \an Batavia naar Bandoeng en li minderd vervoer van bloemen wegens de algemeene bezuiniging in Indië en in de Straits Settlements. De regelmatigheid bedroeg op alle lijnen 100 %, behalve op de Batavia — Bandoeng-lijn, waai: van de ruim L2OO vluchten twee niet volbracht werden wegens slecht weer; den eenen keer weid I<-ruggevlogen naar Tjililitan, den anderen geland op het vliegveld Kali Djati. Slechts één ongeval had de Maat schappij te betreuren, doordat in Augustus een vliegtuig bij een vlucht I Bali verongelukte, waarbij de vlieger gekwetst werd, doch de passagiers bleven. In de vergadering van 12 Februari 1082 vereenigde de Volksraad zich met het ontwerp van een algemeenen □ 1 van bestuur tot regeling van de burgerlijke luchtvaaii in Nederlandsch-Indië, welke eerst in 1933 werd afge kondigd. Aan het eind van 1932 waren geldig: 13 bewijzen van inschrijving van Nederlandse!]- Indische luchtvaartuigen, 12 bewijzen van luchtwaardigheid, 51 bewijzen van deugdelijkheid van vliegtuigmotoren, 9 vliegvergunningen voor verkeers- en 16 voor sportvlicgers. In 3 gevallen werd door eene commissie een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van vliegtuigongevallen, waarvan één betrekking had op een verkeers vliegtuig en de beide anderen op sportvliegtuigen. b. De luchtdienst Nederland — Indië v.v. Zooals reeds in het vorig Verslag werd medegedeeld, wordt het risico van den wekelijkschen luchtdienst dam — BanooeQg v.v. gedragen door de Nederlandsche Posterijen, terwijl de Indische postdienst een vaste bijdrage verleent van f2OO 000 per jaar. Voor bijzonderheden over deze lucht verbinding worde daarom verwezen naar de ver slagen van deze diensten. Aangeteekend zij hier, dat de dienst gedurende het geheele jaar 1932 werd uitgevoerd met eene regelmatigheid, die zoowel in binnen- als buitenland de bewondering afdwong, lederen Donderdag vertrok een machine van Schiphol, iederen Vrijdag van Tjililitan en steeds werd in ongeveer 10 dagen de reis vol bracht. Slechts één onregelmatigheid deed zich voor toen het vliegtuig Ibis, op weg naar Nederland, boven Siam zwaar beschadigd raakte in een storm. De gezagvoerder wist met het toestel veilig te landen op het vliegveld Kohlak, doch voortzetting der reis was eerst mogelijk na eene tijdroovende herstelling. Dadelijk werd een reservevliegtuig uit Bandoeng gezonden, dat de post overnam. De gezagvoerder van dit toestel slaagde erin zooveel tijd te winnen, dat de post op den normalen tijd te Amsterdam werd afgeleverd. Tusschen do Nederlandsche en de [ndische Regeering kwam eene regeling tot stand betreffende het toezicht op de' luchtwaardigheid van het materieel en de geschiktheid van leden der bemanning tijdens het verblijf der vliegtuigen in Indië. Dit toezicht wordt uitgeoefend door liet Bureau Luchtvaart van het Departement van Gouvernementslied rij ven. Het gewoon onderhoud aan de vliegtuigen wordt in Indië verricht door den Technischen Dienst van de K.N.I.L.M. op het vliegveld Andir. dal daarvoor, na het gereedkomen van de nieuwe werkhangar, volledig is ingericht. VEHKEER. 229 Het eigenlijke briefverkeer tusschen Indië en Nederland bleef het geheele jaar dcor ongeveer gelijk; mot ieder vliegtuig worden bijna 20 000 stukken door de lucht vervoerd tusschen Indië en het Moederland. Het totaal gewicht aan lucht post, uit Indië verzonden, bedroeg 11838 kg, uit Nederland 12 845 kg, zoodat gemiddeld ieder vliegtuig vertrok met respectievelijk 223 en 247 kg lucht ma i i aan boord. Het postvervoer naai' en van tusschenliggende landen, in het bijzonder Duitschland en de Straits Settlements, nam belangrijk toe. Dit was mede het geval met het passagiersvervoer, zoodat op verschillende kleine trajecten op de route meermalen passagiers moesten worden afgewezen. De grondorganisatie in Indië was zeer voldoende; met behulp van de radio peiler te Medan werd geregeld de positie der vliegtuigen boven Straat Malakka bepaald, terwijl de radio-stations te Medan, Palembang, Batavia en Bandoeng, respectievelijk ressorteerend onder den Dienst der P.T.T., de Nederlandscbe Koloniale Petroleum Mantschapiiij, het Departement der Marine en het Departe ment van Oorlog, op het traject Medan —Bandoeng de draadlooze verbinding onderhielden met de vliegtuigen. De door de scheepvaartmaatschappijen gesteunde plannen om de lucht verbinding Nederland—lndië te onderhouden met luchtschepen of wel met snelle postvliegtuigen ondervonden veel belangstelling, doch kwamen in 1932 nog niet in een beginstadium van uitvoering. c. Propaganda en vliegsport. De Koninklijke Nederlandsch-Indisehe Vereeni ging voor Luchtvaart zette haar propagandietischen arbeid voort, vooral door de uitgifte van het geïllustreerde maandblad „Luchtvaart". De vliegclubs te Bandoeng en Soerabaja, die door den druk der tijden toch al met groote moeilijkheden te kampen hadden, werden getroffen door ernstige ongevallen. In Januari verongelukte het Bandoengsche, in Maart het Soerabn jasche vliegtuig; bij het eerste ongeval verloor een leerling, bij het tweede een Marine-vlieger met zijn passagier het leven. Ondanks deze tegenslagen zetten de clubs met veel volharding hun arbeid voort. 9. Post, Telegraaf en Telefoon. a. Overzicht dor bedrijfsresultaten. De verkeerscijfers van welhaast alle onderdeelen van den post-, telegraaf- en telefoondienst bleven zich in een dalende lijn bewegen, inzonderheid bij den telefoondienst. Tengevolge hiervan trad een allengs scherpere, teruggang van de ontvangsten in. Ten einde de vermindering van de baten zooveel mogelijk op te vangen door verlichting van de lasten werd al het mogelijke gedaan om de uitgaven te be perken. Daartoe werd voortgegaan op den reeds in 1930 ingeslagen weg om annleg- en onderhoudswerkzaamheden tot het allernoodzakelijkste te beperken, de formaties in te krimpen en toelagen en faciliteiten af te schaffen, terwijl er met kracht naar gestreefd werd den dienst zooveel doenlijk te versoberen, doel matiger in te richten en te vereenvoudigen en eiken niet bepaald urgenten administratieven arbeid te vermijden. Behalve dat hierdoor eene zeer groote besparing op de uitgaven werd verkregen, maakten deze maatregelen het in vele gevallen tevens mogelijk overmatig lange diensttijden van het personeel te be kn'ten, het overwerk aanzienlijk te verminderen en de Zondagsrusi ie bevorderen. Maatregelen werden getroffen om geleidelijk over te gaan tot toekenning van ti ii wekelijkschen rustdag aan het geheele personeel, voorshands voor zoover zulks mogelijk is zonder in kosten te vervallen of besparing van uitgaven achter wege te laten. Onder de hiervóór bedoelde voorzieningen waren uiteraard ook maatregelen, welke de belangen van het publiek raakten, zooals opheffing van de spoorweg postkantoren (zie Bb. n". 12808), 4 telefoonnetten en 1 bij telefoonnet, sluiting van 22 hulppostkantoren, terugstelling van 6 post- en telegraafkantoren tot hulp kantoor (zie Bb. nos. 12808 en 12876), vermindering van het aantal post verzendingen en bestellingen, alsmede beperking van de openstellingsuren der kantoren. DE LANDSFINAKCIËN. 23 Meer gedetailleerde gegevens betreffende de uitkomsten der begrooting van 1932 zijn verstrekt in (jovengenoemden herdruk van de Indische financieele nota, behoorende bij de ontwerp-begrooting voor 1934. Het sloi der rekening van uitgaven en ontvangsten van Nederlandsch-Indië over het. dienstjaar 1926 en over hei dienstjaar 1927 is vastgesteld respectievelijk bij de wet van 25 Nov. 1931 (X. S. n". 473, I. S. 1932 n". 65) en van 25 Nov. t,132 (N. S. n°. 558, I. S. 1933 n°. 39). 2. 's Lands vermogenstoestand. Leeningen. a. Vlottende schuld. Evenals in 1931 nam de vlottende schuld pok ge durende 1932, ondanks de uitgifte van schuldbewijzen tot een totaal nominaal bedrag van f lot» 500 000 ter consolidatie, van een deel dier schuld, wederom belangrijk toe, zooals uit het volgende overzicht kan blijken. DX ECONOMISCH!-. TOESTAND. 230 Het bleek mogelijk deze maatregelen te treffen zonder groote nadeelen voor het publiek, dat, in de meeste gevallen vooraf terzake geraadpleegd, de grootst mogelijke medewerking verleende. Daarnaast werd al het mogelijke gedaan om de ontvangsten op te voeren, door: I°. het scheppen van nieuw verkeer, zooals invoering van luohtpostpakketten en boottelegrammen (zie hierna); 2°. het aanboren van nieuwe inkomstenbronnen, o.in.: o. verhuur van de zijwanden van de postvrachtautomobielen en brieven bussen voor reclamedoeleinden; b. betere waardeeling van de door den postdienst ten behoeve van de post spaarbank bewezen diensten; 3°. het stimuleeren van het verkeer door het oprichten van 5"2,"i telegraaf stations —• aan het oprichten van dergelijke stations zijn geenerlei uitgaven ver bonden —, doelmatige reclame en hei verleenen van faciliteiten aan het publiek (invoering van antwoordstukken, uitbreiding van de kostelooze telefonische aflevering van telegrammen, e.d.). Wijl ook naar het oordeel van de Economische Oommissie en van de Regeering geen tariefsverlagingen kouden worden aangegeven, welke voor de gebruikers bepaaldelijk verlichting van lasten zouden beteekenen en tevens zoo stimuleerend op het verkeer zouden werken, dat de inkomsten er niet of niet noemenswaard door achteruit zouden gaan, konden slechts enkele luchtpost tarieven worden herzien (zie onder „Bedrijf der Posterijen"). Verbeteringen, welke niet onvermijdelijk waren, werden tot betere tijden uit gesteld, indien daardoor uitgaven konden worden vermeden. Eene uitzondering hierop vormde de reeds in het vorig Verslag vermelde aanwijzing van den P.T.T. dienst tot Landsbedrijf met ingang van 1 Januari 1932 (I. S. 1931 n°. 524), als gevolg waarvan aan de administratie hoogere eischen worden gesteld dan voor heen en o.m. het kasbeheer van de post- en telegraafkantoren en van de telefoonkantoren, alsmede de magazijnsadministratie moesten worden herzien. Bovendien bracht die aanwijzing nog ander extra werk mede en schakelde zij de gewestelijke Comptabilitcitsbureaux voor den P.T.T.-dienst uit, waardoor werkzaamheden naar het Hoofdbestuur werden overgeheveld, zooals de verificatie en betaalbaarstelling van de traktementstaten van de post- en telegraafkantoren en van de telefoonkantoren. Van het geheele personeel werd wederom loyale medewerking ondervonden. Een vergelijkend overzicht van de lasten en baten (in 1000-tallen guldens) van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst over de jaren 1931/1932 volgt hier onder. J ) Verbeterde cijfers. b. Bedrijf der Posterijen. Evenals het vorige jaar verminderde het aantal n en dat der aangeteekende stukken — dus die zendingen, waarvoor het hoogste port verschuldigd is —; daarentegen werden meer briefkaarten, docu menten, drukwerken, monsters, nieuwsbladen en portvrije stukken ter post bezorgd clan in 1931. Vergeleken met het vorige jaar nam het totaal aantal in 1932 behandelde poststukken slechts af met i % (114,6 millioen in 1932, tegen 115,1 millioen in 1931). Door deze geringe vermindering van het totaal aantal stukken is de omvang van de werkzaamheden, verband houdende met de brievenpost, vrijwel stationnair gebleven, doch aan porti werd f 845 000 of ruim 8 % minder ontvangen dan het vorige jaar. Ook de aantallen der verzonden postwissels ondergingen slechts eene kleine wijziging: het gemiddelde bedrag per wissel is echter niet onaanzienlijk terug geloopen en derhalve verminderden ook de inkomsten aan postwisselrechten. In den verderen achteruitgang van den pakketpostdienst met 15 % moet eveneens een der typische verschijnselen van de voortgezette depressie worden gezien. In verband met de invoering van den tabaksaccijns werden in November 1932 alle post-, bij- en hulppostkantoren aangewezen voor don verkoop van toeslag zegels, terwijl op een zestigtal kantoren tabaksaccijnszegels verkrijgbaar werden gesteld. De toeslag van do jaarlijks uitgegeven woldadigheidszegels kwam ditmaal ten bate van het Leger des Heils (J. S. 1932 n°. 238). Ondanks de ongunstige tijds omstandigheden kan het oetto-provanu bevredigend worden genoemd; voor een belangrijk deel moet dit worden toegeschreven aan de maatregelen, welke door die instelling voor stimuleering van den verkoop zijn getroffen. Zoowel in het binnenlandse]! verkeer als in het verkeer met Nederland werd een luentpakketpostdiénri ingesteld (zie I. S. 1982 nos. 232 en 505). Ter populariseering van het buitenjandsefa luchtpostverkeor werd tusschen de beide laagste luohtreeEten van de brievenpost, nl. dat van 30 cent voor zendingen tot en met 5 gram en dal van ~~> oent voor zendingen van meer dan 5 t/m 20 gram, een tusscbenieoht van 50 cent ingevoerd voor zendingen van meer dan 5 t/m 10 gram. Uitsluitend in lut verkeer met Nederland werd voorts voor drukwerken, documenten, monsters en Braille-geschrifton, voor welke zendingen hetzelfde luchtrecht als voor brieven verschuldigd was, een verlaagd luchtrecht vast eld (I. S. 1932 nos. 357 en 536). Bij G.B. 22 Juni 1932 n°. 14 (I. S. n°. 358) is bepaald, dat de luehtpostzegels bestaan uit 9 soorten (10, 20, 30, 40, 50, 75, 150, 450 en 750 cent). Nopens de ontwikkeling van het postverkeer per vliegtuig zijn bij de bespre king van het luchtverkeer reeds mededeelingen gedaan. ') Verbeterde cijfers. VEKKBKR. 231 DB ECONOMISCHE TOESTAXI). 232 c. Bedrijf der Telegrafie en Telefonie. In het algemeen bleef lul telegraaf verkeer in belangrijke mate terugloopen. Echter steeg het percentage der via den radioweg naar het buitenland verzonden telegrammen, hetgeen voor een groot deel te danken is aan een in Nederlandsch-Indië voor het gebruik van dien weg gevoerde intensieve propaganda. Vooral het verkeer mei Japan gaf in dit opzicht gunstige cijfers te zien. Behalve invoering van een radiobeeldtelegrammendienst in het verkeer met Duitschland, had geen uitbreiding plaats van het aantal buitenlandsche radio verbindingen. In de Buitengewesten werden nog eenige plaatsen uit haar isolement verlost door de oprichting van radiostations ten behoeve van de bestuursvoering. Ter besparing van hooge onderhoudskosten werden verschillende overland en zeekabelverbindingen verlaten en voor een deel vervangen door radio verbindingen. Van de in 1931 aan geabonneerden op een telefoonnet, die niet tevens crediethouder zijn, geboden gelegenheid om tegen eene geringe vergoeding hunne telegrammen telefonisch ter overscining aan te bieden, werd geleidelijk meer gebruik gemaakt. De kostelooze telefonische aflevering van telegrammen werd sterk gepropa geerd, hetgeen er toe bijdroeg, dat deze snellere en meer economische wij/ aflevering toenam. Vermoedelijk als gevolg van de slechte tijdsomstandigheden, zijn de verl resultaten van de telegraafstations beueden de verwachtingen gebleven. Teneinde het publiek in de gelegenheid te stellen tegen een laag tari< f telegrammen van bijzonderen aard te wisselen met passagiers aan boord van vertrekkende en aankomende mailschepen, werd het instituut der z.g. boot telegrammen ingevoerd. Voor den inhoud van deze telegrammen kan een keuze worden gedaan uit een aantal standaardtelcsten. Deze maatregel, waarin een middel werd gezien om de daling aan telegraafinkomsten eenigszins op te vangen, wordt door het publiek geapprecieerd. Nederlandsch-Indië werd op de in do maanden September tm November 1932 te Madrid gehouden telegraaf- en radiotelegr&afconferentie vertegenwoordigd door eene delegatie bestaande uil vier afgevaardigden, respectievelijk twee van den Indischen Post-, Telegraaf- en Telefoondienst en twee van het Ministerie van Koloniën. Van de voornaamste resultaten van deze conferentie zal in het volgend Indisch Verslag melding worden gemaakt. Tengevolge van de waardevermindering van de Britsohe munt werden in het buitenlandsch telegraafverkeer aanvankelijk groote moeilijkheden ondervonden. Toen n.l. in vele Britsche landen de gouden standaard werd verlaten, liet om redenen van politieken aard Bene herziening van hun internationale teb tarieven achterwege, waardoor deze tarieven aanzienlijk daalden beneden de voor het internationaal verkeer in gouden franken vastgestelde telegraaftaksen. Dientengevolge werden, nut terzijdestelling van Int in het Internationaal Telegraafverdrag vastgestelde principe van eenvormigheid der tarieven voor telegrammen, welke tussohen twee landen worden gewisseld, door de Engelsche administratie voor telegrammen naar andere Landen lagere tarieven geheven, dan in die landen op de telegrammen bestemd voor Engeland werden toegepast. Het verschil in tarief werd in sommige gevallen, o.a. voor de telegrammen vun Engeland naar Nederlandsch-Indië, zóó belangrijk, dat liet voor afzenders in Nederland van telegrammen, bestemd voor Nederlandsch-Indië, loonend werd hunne berichten eerst naar Engeland te zenden en van daaruit te doen reëxpedi eeren. Een te Londen opgericht tolegraafagentschap verleende hierbij zijn tusschenkomst. Tegen de vorenbedoelde wijze van verzenden van telegrammen en de daarmede gepaard gaande ontduiking van tarieven, werd o.m. door de Nederlandsch-Indische afgevaardigden op de hiervóór bedoelde conferentie te Madrid geprotesteerd, niet het gevolg dat door de Britsche administratie een verbod werd uitgevaardigd om van de diensten van bovenbedoeld telegraaf agentschap gebruik te maken, terwijl de genoemde administratie ook verder alle VERKEER. 233 medewerking toezegde om reëxpeditie van belegmmmen via Engeland, met het hoogergenoemd doel te voorkomen. Sindsdien is die reëxpeditie tot uitzonderings gevallen teruggebracht. Op de Nederlandsch-Indische afdeeling van de Xlde te Hanoi (Indo-China) gehouden jaarmarkt werd o.a. eene inzending van den Radiodienst ten toon ge steld. Een daarbij geëxposeerde lichtkaart, aangevende de in Nederlandsch-Indië opgerichte radiostations, wekte zoowel van Fransche als van Inheemsche zijde de algemeene bewondering. Op het telefoonverkeer oefenden de tijdsomstandigheden een nog verder gaanden ongunstigen invloed uit dan in het voorafgegane jaar. Het aantal telefoonposten verminderde met 6345, of 13,75 °/ o . Wat de abonnementen betreft daalden de inkomsten met 13 % en die van het districts- en interlocale verkeer met 18,9 %. De bestaande internationale telefoonverbindingen werden uitgebreid tot Roemenië, Portugal, Letland, Estland en Frankrijk. Het verkeer Java—Neder land v.v. werd geheim afgewikkeld. Evenals in de voorafgegane jaren werd gelegenheid geboden tot het voeren van Kerstmis- en Nieuwjaarsgesprekken tegen een speciaal (verlaagd) tarief. Behalve met Nederland konden in 1932 deze gesprekken oveneens in het recht streeksch verkeer met Duitechland worden gevoerd. Andere gelegenheden tot het voeren van internationale gesprekken tgen verlaagd tarief werden gegeven respec tievelijk tijdens den duur van de Klank- en Beeldtentoonstelling te Amsterdam, de Koloniale Tentoonstelling te 's-Gravenhage, de Jaarbeurs te Bandoeng en de jaarmarkten te Semarang en te Soerabaja. Vergeleken bij het vorige jaar toonden de financieele uitkomsten van het internationale telefoonverkeer eene stijging van 24 %. 10. Toerisme. Het vreemdelingenverkeer in Nederlandsch-Indië bleef in 1932 ondanks de minder gunstige tijden zich op normale wijze ontwikkelen. De Officieele Vereeni ging voor Toeristenverkeer in Nederlandsch-Indië zette haar werkzaamheden tot bevordering van het toerisme voort. Dat het toeristenbezoek aan Nederlandsch-Indië zich ongeveer op gelijk peil handhaafde, kan o.m. blijken uit het volgende staatje van het aantal bezoekers aan Bali gedurende de laatste vijf jaren. DE ECOXOMISCÜE TOESTAND. 234 L. WATERSTAAT. 1. Bevloeiing. Voorbereiding van nieuwe bevloeiingsw erken. In 1932 werd voortgegaan met de onderzoekingen voor de in het vorig Verslag genoemde groote bevloeiings werken. Slechts één nieuw studie-object werd in dit jaar aangevat, nl. de bevloeiing van + 20 000 ha in Zuid-Sumatra. Deze gronden, die thans nog geheel met oer woud bedekt zijn, zullen vermoedelijk met in verhouding tot hun oppervlakte geringe kosten kunnen worden bevloeid en zouden dan, waar zij zich uitstekend leenen voor de vestiging van Javaansche immigranten (in de nabijheid van de Javanen-kolonisatie Gedongtataan), een zeer rendabel bevloeiingsobject vormen. Met het projectwerk der in uitvoering zijnde groote bevloeiingswerken werd voortgegaan. Dit is noodzakelijk, ten einde; wanneer het in verband met den economischen toestand der bevolking noodig is de werkgelegenheid te verruimen, al dadelijk over de noodige projecten te kunnen beschikken. Uitvoering van nieuwe werken. Door de steeds voortschrijdende daling der Landsinkomsten moesten ook de voor verbetering dor bevloeiing uitgetrokken bedragen eene belangrijke vermindering ondergaan. Was op de Landsbegrooting voor 1932 voor aanleg van nieuwe bcvloeiings- en afwateringswerken nog uit getrokken een bedrag van f 6 350 000, bij den aanvang van dit jaar moest de Regeering besluiten daarvan f 3 200 000 te blokkeeren, terwijl voor het resteerend bedrag slechts gebouwd zouden mogen worden dio werken, waarvan de urgentie onoinstootelijk vaststond, of waarmede eene noodzakelijke verruiming der werk gelegenheid zou worden geschapen. Van de overblijvende f 3150 000 werd daar door slechts f 2 308 000 of ± 73 % verwerkt. Hierbij dient in het oog te worden gehouden, dat door de sterke daling van loonen en materiaalprijzen voor dit oogenschijnlijk gering bedrag veel meer ver richt kon worden dan eenige jaren geleden het geval zou zijn geweest; eene aan de hand der prijsindexcijfers opgezette becijfering leert, dat het bedrag van f 2 308 000 in dit opzicht gelijk staat aan + 8 millioen gulden in 1929. Nopens den stand van de belangrijkste in uitvoering zijnde werken kan het volgende worden medegedeeld. Aan de Tjioedjoeng-werken in Bantam werd slechts langzaam voortgewerkt. Deze werken, welke in 1905 zijn aangevangen, zijn thans grootendeels voltooid. Het is Wenschelijk om ook de uitvoering van het nog resteerend gedeelte dier werken in langzaam tempo te doen plaats hebben ten einde de bevolking der betrokken streek daarmede voor eenige jaren werk te verschaffen. Het onder banden Etjnde rechte? hoöfdkanaal werd nagenoeg voltooid tot aan liet punt waar de bevloeiing der eerste sawahs zal kunnen beginnen. Verwerkt werd f 127 000, waarmede het totaal bestede bedrag gestegen is tot f 10150 000. Met de uitvoering der in de residentie Batavia gelegen Tangerang-werken werd regelmatig voortgegaan. Een nader onderzoek heeft uitgewezen, dat ook zonder den oorspronkelijk voorgenomen verderen terugkoop van particuliere landerijen een oppervlak van :'.'> è 30000 ha zal kunnen worden bevloeid, zoodat het weinig economisch zou zijn deze werken, waaraan voor de hoofdwerken reeds zeer belangrijke bedragen zijn besteed, te staken. Bovendien wordt in deze armelijke streek het scheppen van werkgelegenheid bepaald noodzakelijk geacht. In het westelijk gedeelte der vlakte wordt het reeds gegraven Tjidoerian hoofdkanaal verlengd met 4 km, waardoor aansluiting zal worden verkregen aan eene reeds bestaande primitieve bevloeiing van + 7000 ha, welke thans geheel op bandjirwater zijn aangewezen. Bij het Tjisedane-sluizencomplex werd een aanvang gemaakt met het bouwen van de inlaat- en spuisluizen; einde 1932 was de inlaat op den linkeroever na genoeg voltooid. A.'ii de Tangerang-werken werd in 1932 besteed f 329 000, waarmede het in totaal voor den bouw daarvan verwerkte bedrag is gestegen tot f 4 880 000. WATERSTAAT. 235 Bij de Krawang-werken werd uitsluitend gewerkt aan de voltooiing der dctail bevloeiingswerken. Daarbij werd in verband met de tijdsomstandigheden er naar gestreefd om een zoo groot mogelijk oppervlak van water te voorzien, zij het ook op eenigszins primitieve wijze. Zoo werden verschillende kleine wilde bevloeiingen aan het leidingstelsel aangesloten, teneinde op die wijze de sawahbezitters voor misoogsten te vrijwaren. Op deze wijze werd bereikt, dat eind 1932 ± 45 000 ha van bevloeiingswater kon worden voorzien, waarvan 35 000 ha volledig technisch bevloeid zijn. Verwerkt werd f 322 000, waarmede het totaal bestede bedrag is gestegen tot f 13 250 000. De Tjipoenegara-werken naderen hun voltooiing. Het laatste groote kanaal, het Kandanghaoer-kanaal, kwam grootendeels gereed. Er rest nu nog een beperkt aantal detailbevloeiingswerken, benevens het verbetereü van eenige hoofdafvoeren, welke werkzaamheden in 1933 hun beslag zullen krijgen. Einde 1982 konden in dit. gebied + 24 000 ha van bevloeiingswater worden voorzien, waarvan echter 5000 ha slechts op provisorische wijze bevloeid werden. Verwerkt werd f 214000, zoodat het totaal uitgegeven bedrag thans bedraagi £4854000. Bij de in de vlakte van Lndramajoe gelegen Wester Tjimanoek-werken werd in het vorig jaar eene provisorische aansluiting van liet Westerkanaal aan eenige bestaande bevloeiingen bol stand gebracht. In verband hiermede werd in 1932 slechts in zeer gematigd tempo doorgewerkt, De normalisatie van de kali Pang kalan word. voor zoover in de eerstkomende jaren urgent, voltooid, terwijl eenige kleine secundaire bevloeiingsleidingen werden afgewerkt. Verwerkt werd f 79 000, waarmede het totaal aan deze werken bestede bedrag is gestegen tot f 1875000. Ook aan het reservoir Pendjaün in Tegal werd slechts in gematigd lempo voortgewerkt. Alvorens te kunnen overgaan tol het optrekken van den dam eerst de aftaptunnel, waarvan in het vorig Verslag sprake was, worden gebouwd. Deze tunnel werd zonder tegenslagen \<>itooid. Bovendien werd voortgewerkt aan de tegen de aansluitende heuvels gelegen damgedeelten. Verwerkt werd f 216000. zoodat in totaal aan dit werk (hans E 488000 is uitgegev* De bouw van het in de residentie Japara-Rembang gelegen reservoir Qembong maalde goeden voortgang. De | 35 m booge dam waa einde 1932 nagenoeg vol tooid, terwijl met den bouw van den aftaptoren en don overlaat goede voortgang werd gemaakt. Verwerkt werd f 167 000, waarmede het totaal bestede bedrag is gestegen tot f 760000. Het werk zal omstreeks medio I'J'V-'> gereed komen. Aan de Patjal-werken in de residentie Bodjonegoto werd regelmatig voort gewerkt. Do afsluitmiddelen van liet reservoir werden voltooid, zoodat van dit onderdeel nog slechts einde 1932 restten de overlaai en het uitloopkunstwerk. Het reservoir werd <>|> 27 April 1933 in tegenwoordigheid van den (louverneur- Generaal in gebniil d. Met den aanleg der detailbevloeiingswerken werd voortgegaan. Verwerkt weid in lO.'i'J aan deze werken E 198000; het totaal ver werkte bedrag steeg daarmede tot ± f 2,2 millioen. Met de uitvoering der Zuid-Banjoewangi-werken werd goede voortgang ge maakt. Daar deze Merken grootendeels worden uitgevoerd met behulp van ge straften, zijn de werkelijke kosten voor het Land vrij gering; deze werken kunnen dus ondanks de economische depressie met kracht worden voortgezet, hetgeen te meer van belang is. waar zich door de sterke immigratie in deze streken eene steeds grootere behoefte aan nieuwe Bawahs doe! gevoelen. Het graven van het in 1930 aangevangen hoofdkanaal vorderde goed. Verder werd een aanvang ge maakt met de uitvoering der detailbevloeiingswerken; de eerste secundaire leiding kwam reeds gedeeltelijk gereed. Verwerkt werd f 199000, waarmede het totaal verwerkte bedrag steeg tot ruim f 2,2 millioen. Beheer van voltooide bcvloeiingswerken. In herinnering zij gebracht, dat het beheer der voltooide bevloeiingswerken op Java vrijwel geheel is overgedragen aan de provincies. Uit verschillende terzake ontvangen mededeelingen bleek, dat het moessonverloop in 1932 over het algemeen gunstig was, zoodat bevredigend' oogsten werden verkregen. DB ECONOMISCHE TOESTAND. 236 2. Waterkeering. Nog meer dan in het vorige jaar werden in 1982 de uitgaven voor water fceeringswerken, waarvan geen directe rentabiliteit te verwachten is, zooveel mogelijk beperkt. Slechts aan de werken voor de bandjirvrijmaking van Soerabaja werd voortgewerkt, waarbij voornamelijk als beweegreden voorzat de wenschelijk lü Ml om eenige arbeidsverruiming in de omgeving van deze groote stad te scheppen. Besteed werd f 113 000. 3. Landsgebouwen. Woningen voor burgerlijk personeel. De uitgaven voor de oprichting, ver ng, enz. van woningen voor burgerlijk personeel werden zooveel mogelijk besnoeid, waardoor het mogelijk bleek de uitgaven daarvoor terug te brengen tot een bedrag van f 237 000. Van de oprichting van nieuwe woningen werd zoo goed als geheel afgezien; slechts te Tenggarong (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) dwong de nood zakelijkheid om in eene passende huisvesting voor den Controleur 8.8. te voor zien tot het bouwen van eene nieuwe controleurswoning. Voorts werd te Tandjoengpinang (Eiouw en Onderhoorigheden) cenc reeds bestaande woning aangekocht, terwijl de als zoodanig opgeheven pasanggrahans te Tiris en Goetjialit (Oost-Java) tot woningen voor assistent-wedana's werden ingericht. Bij G.B. 28 Nov. 1932 n°. 30 is eene commissie ingesteld, welke tot taak heeft der Eegeering van raad te dienen of en, zoo ja, op welke wijze ten aanzien van 's Lands bezit aan terreinen en woningen o.m. door wijziging van voorschriften dan wel door overdracht van rechten of van werkzaamheden een meer econo misch of doeltreffend beleid kan worden gevoerd (grond- en woningcommissie). Landhuizen. Nieuwbouw van pandhuizen had in 1932 niet plaats; de in 1931 aangevangen uitbreidingen kwamen dit jaar gereed. De pandhuizen te Poelo Tello (Tapanoeli) en Gorontalo (Manado), waarvan de bouw eveneens in 1931 begonnen was, konden begin 1932 in gebruik worden genomen. Onderwijsgebouwen. Het streven naar bezuiniging leidde er toe de oprichting van nieuwe schoolgebouwen tot het uiterste te beperken. Deze beperking werd o.a. verkregen door de samenvoeging van enkele bestaande opleidingsinrichtingen, waardoor de vrijgekomen lokaliteiten bestemd konden worden voor huisvesting van scholen, welke anders in nieuwe gebouwen zouden moeten zijn ondergebracht. Behalve de voltooiing — voor zoover betreft de Algemeene Middelbare School te Bandjermasin de verdere uitvoering — van de in 1931 aangevangen nieuwe bouwwerken, waarvan de uitvoering in dat jaar nog niet beëindigd was, valt voor 1932 in dit verband dan ook alleen te vermelden de oprichting van Hollandsch- Chineesche scholen te Krawang en Toeloengagoeng, van een schakelschool te Temanggoeng en van een 19-tal Inlandsehe 2de klasse-scholen en een 15-tal Tnlandsche meisjesscholen. Belangrijke uitbreidingen badden voorts plaats aas de Geneeskundige Hooge school te Batavia, waar door het bijbouwen van een laboratorium in eene reeds lang gevoelde behoefte werd voorzien, terwijl voorts bij de hoogere burgerschool te Semarang 5 leslokalen werden bijgebotnvd. In de behoefte aan lokaliteit als gevolg van verderen uitgroei van bestaande scholen voor ambachts- en Inlandsen onderwijs werd grootendeels voorzien door bijbouw en overigens door inhuur. Een niet onbelangrijk deel van de afdeeling Landsgebouwen van het Departe ment der Burgerlijke Openbare Werken werd gevormd door het beoordeelen van verschillende door lagere autonome ressorten en particulieren ingediende aan vragen voor bouw-, hypotheek- of huursubsidie. WATERSTAAT. 237 Ten behoeve van de onderwijsgebouwen zijn in 1932, verdeeld volgens de na te noemen categorieën, de volgende bedragen uitgegeven: Scholen voor Europeesch onderwijs f 92 500 ~ ~ Hollandsch-Chineesch onderwijs ... 12 800 ~ ~ Hollandsch-Inlandsch onderwijs .... 25 000 ~ ~ Inlandsch onderwijs 166 300 Totaal f 296 000 Gebouwen voor den Dienst der Volksgezondheid. Ten aanzien van deze gebouwen bleef nieuwbouw in 1932 beperkt tot de voltooiing van don in 1931 aangevangen bouw van eene ziekeninrichting te Pakanbaroe en den wederqpbpuw van een afgebrand ziekenpaviljoen van het krankzinnigengesticht te Magelang. Teneinde te voorzien in het tekort aan ruimte voor de vepleging van krank zinnigen, werd voorts de gevangenis te Pasoeroean, welke als zoodanig opgeheven was, tot krankzinnigengesticht ingericht. De overige werkzaamheden betroffen in hoofdzaak het aanbrengen van ver beteringen aan de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Batavia, het Instituut Pasteur te Bandoeng en verschillende ziekeninrichtingen en krankzinnigen gestichten elders. Ten slotte werd in 1932 een aanvang gemaakt met de verbetering van de drink- en spoelw atorvoorziening van het quarantainestation Poeloeh Roebiah, welke werkzaamheden evenwel nog niet beëindigd werden. Gebouwen en werken voor de Marine. De bouw van eene lasscherij, draaierij en bankwerkerij l>ij het Marine-vlicgkamp Morókrembangan, reeds genoemd in liet vorig Verslag, werd in 1932 voltooid. De uitbreiding van de Marinekazerne Oedjoeng kwam gereed. De in 1931 aangevangen werken van het Marine-etablissement, waarvan als belangrijkste o.a. genoemd kunnen worden het bouwen van een werkplaats en goedangs voor torpedojagers en de uitbreiding van het torpedo-atelier, werden voltooid. Begonnen werd met het afbreken van de bestaande houten open loods en het bouwen van een plaat ijzer en magazijn bij genoemd etablissement, zoomede met de uitvoering van enkele kleine werken. Ten behoeve van het Marine-vliegkamp werd verder een aanvang gemaakt met de uitbreiding van de bekleederij. Ten behoeve van de Marine werd voorts in 1932 een particulier zwembad te Soerabaja overgenomen. Voor de werken ten behoeve van het Departement der Marine is in 1932 uit gegeven ten laste van den gewonen dienst f 150 000 en ten las! e van don buiten gewonen dienst f 100 000, te zamen f 250 000. Justiticgebouwen. De in 1931 aangevangen bouw van een immigranten verblijf te Palembang kwam in den loop van 1932 gereed. Overigens werden ten behoeve van Justitiegebouwen slechts min of meer belangrijke verbeterings- en herstellingswerken uitgevoerd. Binnenlandsch Bestuur-gebouwen. In 1932 werden geen werken van eenigen omvang aangevat. Slechts de overneming van een uit plaatselijke fondsen ge bouwde pasanggrahan te Koeala Toengkal (Djambi) valt te vermelden. Politiegebouwen. In verband met de beperkte credieten kon met den nieuw bouw van politiekazernes slechts in vertraagd tempo worden doorgegaan. Van de in 1931 in aanbouw zijnde kazernes werden die te Tarempa, Blakang Padaug, Bandjermasin, Laboehanroekoe en Singaradja voltooid. Teneinde bij de beperkte middelen toch op bevredigende wijze in de huis vesting van de politie te kunnen voorzien, werd tot eene versoberde bouwwij/.e overgegaan, waarbij — met behoud van indeeling en fundeeringssysteem — in DE ECONOMISCHE TOESTAND. 238 den bovenbouw tijdelijke materialen ruime toepassing vonden. Door deze werk wijze zal het te zijner tijd mogelijk zijn op de bestaande fundeering een boven bouw van meer permanente constructie op te richten. Volgens dit eenvoudige type zijn in 1982 nieuwe kazernes gebouwd te Tanggoel en Genteng, welke nagenoeg gereed kwamen. Voorts ondergingen de kazernes te Tangerang, Tandjoengbalai en Fakfak eene belangrijke uitbreiding. Te Kandangan werd een bioscoopgebouw aangekocht en bestemd tot veld politiekazerne, terwijl te Koeningan het vrijgekomen huis van bewaring voor het zelfde doel werd ingericht. Te Koeningan is een gedeelte van het frontgebouw van lift vrijgekomen huis van bewaring verbouwd tot twee woningen voor de veldpolitie. Bebouwen van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel. Behoudens eenige uitbreiding van het Centraal Kantoor voor ile Statistiek ie Batavia zijn geen werken van eenigen omvang tot stand gebracht. Gehouwen van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst. Te Tandjoengkarang werd in 1932 begonnen met den bouw van oen nieuw post- en telegraafkantoor, hetwelk nog in datzelfde jaar, behoudens eenige afwerking, werd voltooid. Luchtvaartgebouwen. In verband met de tijdsomstandigheden werd afgezien van de voorgenomen inrichting van vliegvelden op hot traject Soerabaja— - Koopang. De werkzaamheden bleven overigens beperkt tot de meest nood zakelijke kleine verbeteringen. Zout palzliuizen. In verband met de invoering van de zoutregie in de gebieds deelen Billiton, Bengkalis en Inderagiri is te Poelaukidjang (Inderagiri) aan gevangen met den bouw van een zout pakhuis. Met uit plaatselijke fondsen ge bouwde zoutpakhuis te Soeroelangoen (Djambi) werd door het Land overgenomen, terwijl op eenige plaatsen overgegaan werd tot combinatie van opium- en zout vcrkoopplaatsen. CHRISTELIJKE EN MOHAMMEDAANSCHE EEREDIENST. 239 HOOFDSTUK IV. DE CULTUREELE TOESTAND. A. CHRISTELIJKE EN MOHAMMEDAANSCHE EEREDIENST. Christelijke eeredienst. a. De Protestantsclu Kerk. Het in het vorig Verslag vermeld, door het Kerkbestuur opgesteld schema, ~de groote lijnen der voorgenomen reorganisatie der Protestantsche Kerk in Nederlandsch-I ndië, betrekking hebbende op haar bestuursinrichting", gaven zoowel in de kerkelijke vergaderingen als in de kerke lijke pers aanleiding tot- levendige gedachtenwisseling. Toen bleek, dat hierbij allerlei kwesties betreffende börkorganisatie en kerkopbouw werden aangeroerd, welke voor eene beslissing nog niet rijp waren, hééft het Kerkbestuur op advies van eene inmiddels Ingestelde reorganisatie-commissie eene nadere circulaire doen uitgaan, waarin er de nadruk op gelegd werd, dat hef de bedoeling was om in de organisatie van de Kerk voorloopig slechts die wijzi gingen aan te brengen, welke noodig zijn voor het loslaten van den administra tieven band met den Staat, zoomede voor de — door het Kerkbestuur urgent geachte — toekenning van eene zekere mate van zelfstandigheid aan de daarvoor in aanmerking komende Inheemsche ressorten. Tevens werd daarbij duidelijk gemaakt, dat het in de bedoeling lag deze administratieve scheiding Ie voltrekken geheel los van het vraagstuk der finaneieele scheiding van Kerk en Staat. Dit rondschrijven bevatte bovendien voorschriften voor de verkiezing van afge digden naar de inmiddels in het voorjaar van 1933 gehouden Groote Vergadering, welke een algemeen reglement heeft vastgesteld, volgen* hetwelk de Kerk na de scheiding voorloopig zal worden bestuurd. Eene zooeven reeds genoemde kwestie van arganisatoriaehen aard, welke eveneens voor de Kerk van het grootste gewicht is, n.l. bevordering van de zelfstandigheid der Inheemsche deelen van de Kerk, had in 1932 evenzeer de volle aandacht. Reeds sinds 1927 had dit vraagstuk een punt van bespreking uitgemaakt op de jaarlijks gehouden conferenties van het Kerkbestuur met de predikanten, voorzitters der commissies van hulppredikers in de Inheemsche ressorten (de predikanten te Amboina, Manado en Koepang), waarbij duidelijk naar voren was gekomen, eenerzijds de steeds meer veld winnende overtuiging, dat voor ontplooiing van een eigen geestelijk leven overeenkomstig de grond beginselen van het Protestantisme eene zekere mate van organisatorische zelf standigheid onmisbaar moet worden geacht, anderzijds het in de gemeente zelf zich openbarend verlangen naar medezeggenschap, dat sterker werd sinds elders in Nederlandsch-Indië op de zendingsterreinen dei- particuliere zendingsgenoot schappen eigen kerkformaties tot stand kwamen. In de hoogerbedoelde „groote lijnen" werd dan ook de mogelijkheid van zelfstandige kerkformaties opengesteld. Bijzondere omstandigheden dwongen het Kerkbestuur echter vooruit te loopen op de regeling, welke hot aanvankelijk aan de Kerk zelf had willen overlaten. De toestanden toch in de Minahasa eischten spoedige voorziening. Conflicten tusschen de aldaar in dienst van het Nederlandsen Zendeling Genootschap zijnde volksonderwijzers en de Inlandsche leeraars, die in dienst stonden van de Protestantsche Kerk, zoomede bezwaren gerezen naar aanleiding van de voor genomen overdracht van het volksonderwijs aan de Kerk, gaven aan het Hoofd bestuur van het Nederlandsch Zendeling Genootschap aanleiding een zijner leden naar Indië at' te vaardigen, die vervolgens met één der Zendingsconsuls een onderzoek ter plaatse instelde. Hunne bevindingen leidden tot het voorstel, dat de overdracht der scholen door het Nederlandsch Zendeling Genootschap zou plaats hebben op 1 Januari 1933 en dat te zijner tijd het zwaartepunt voor de toekomstige ontwikkeling in de Minahasa zelf gelegd zou worden. Het Protestantsch Kerkbestuur volgde dit advies der beide afgevaardigden op. De leiding der scholen zou opgedragen blijven aan den vroegeren school beheerder van het Genootschap, die door de Regeering tot hulpprediker ter DE FINANCIEELE TOESTAND. 24 Zonder consolidatie zou de vermeerdering van de vlottende schuld gedurende 1932 f 157 000 000 hebben bedragen. De Landsrekening bij de ■ ■■■ Bank wees in 1932 een hoogste creditsaldo aan van f 5 486 000 op 22 October en een laagste creditsaldo van f 418 000 op 30 Januari; het debetsaldo bewoog zich tusschen een maximum van f 23 "243000 op 9 April en een minimum van f 394 000 op 31 December. De rekening werd gunstig beinvloed door storting van het in Indië gepl gedeelte der Nederlandsen-Indische leening 1932 met f 9700000, waarvan f 7 200 000 naar Nederland werd geremitteerd ter gedeeltelijke afdekking van het debetsaldo bij 's llijks schatkist. In 1932 werd in Nederlandsch-Indië uitsluitend schatkistpapier uitgegeven om te dienen als dekking voor het Landscrediet bij de Javasche Bank en voor uitkeering aan de Indische Pensioenfondsen. Bij de wei van 31 Dec. 1931 (N. 8. n°. 606, I. S. n". 58) werd hei maximum credietbedrag voor de voorziening in de behoeften aan kasgeld voor den Indischeu dienst in Nederland gedurende 1982 vastgesteld op £250 000 000. Het saldo bij 's Rijks Kas bewoog zich tusschen een laagste debetsaldo van f 140 111 000 op 2 Januari 1932 en een hoogste debetsaldo van f 254 017 000 op 2 1 Septembt r d.a.v. Ten gunste van het saldo kwam de storting van het in Nederland geplaatst gedeelte der Nederhmdsoh-Indische leening 1932 ten bedrage van f 60264 700, benevens f 7 200 000 zijnde de uit Indië geremitteerde gedeeltelijke opbrengsi van hel ald .laatste gedeelte van eerder genoemde Leening. Een gedeelte van de inschrijvingssoin van deze leening tot een bedrag van I 2(i 600 000 werd in Neder >h-Indisch schatkistpapier voldaan. b. Geconsolideerde schuld. De geconsolideerde schuld vertegenwoordigde bij den aanvang van 1932 een bedrag van f 1 108 937 947 Aan nieuwe schuld werd gedurende 1932 uitgegeven 106 500 000 Totaal f 1 215 437 947 terwijl de schuld afnam wegens aflossing met 33 400 315 De schuld bedroeg derhalve eind 1932 f 1182 037 032 In verband met de hierna te bespreken transactie met de Ncdcrlandsche Bank en de Javasche Bank is het pond sterling bij deze berekening aangenomen op f 9,25. Met hel oog op 's Lands kaspositie werden in 1932 geen dollarobligatiën ingekocht ten laste van den post voor extra-schulddelging. Krachtens de Nederlandsen-Indische lecningswet 1931 (X. S. n°. 201, I. S. n°. 178) werd op 12 October 1932 de inschrijving opengesteld op een bedrag van f 40 800 000 5 % schuldbewijzen tegen den koers van 97i %, deel uitmakend van een totaal bedrag van f 106500000, waarvan reeds [8205000 tegen emissie voorwaarden en f 57 495 000 tot een koers van 97 % was geplaatst. Het ingeschreven bedrag, groot f 9 469 600 in Indië en f 31 330 400 in Neder land, werd ten volle toegewezen. Evenmin als in 1931 werd in 1932 gebruik gemaakt van de bij de wet van 9 Juli 1931 (I. S. n°. 363) verleende machtiging om de vreemde valuta-leeningen voor het volle bedrag dan wel achtereenvolgens in gedeelten te converteeren tegen een door den Minister van Koloniën te bepalen uitgiftekoers en rente. Wel werd in Januari van 1932 ter verzekering van het tengevolge van de daling van het pond sterling verkregen voordeel, met de Nederlandsche en de Javasche Bani een overeenkomst aangegaan, waarbij het pondenbezit dier instellingen tot een maximum bedrag van £ 10 764 000 door het Land werd overgenomen tegen een koopprijs van niet meer dan f 0,45 en niet minder dan f 9,25 per pond sterling. Indië zou ten behoeve van de aflossing van zijne pondenleeningen 1921 C en 1923 B, de levering der ponden van de Banken kunnen vorderen acht dagen vóór den tweeden coupondatum dier leeningen in 1933 of vóór eiken coupondatum DE CULTUREELE TOESTAND. 240 plaatse was aangesteld. Verder werd bepaald, dat de z.g. ~commissie van XII", die reeds in 1928 was ingesteld om het Kerkbestuur van advies te dienen inzake het treffen van regelingen voor kerkclijken opbouw, ten spoedigste eene kerkorde voor eene zelfstandige Minahasische kerk zou ontwerpen en tevens advies zou uitbrengen over alle belangrijke aangelegenheden gedurende den tijd, die noodig zou zijn, om do classicale vergaderingen en de daaruit voortgekomen synode der .Minahasische kerk in het leven te roepen. Bovendien werd door het Kerkbestuur bepaald', dat in de Minahasa de opgeleide „goeroes djoemaat" onder dezelfde voorwaarden als de Inlandsehe leeraars het recht zouden hebben tot bediening der Sacrementen, tot inzegening van huwelijken en aanneming van lidmaten. Het Nederlandsch Zendeling Genootschap zegde in den overgangstijd alle moge lijke steun en medewerking toe. In het algemeen had het door het Kerkbestuur genomen besluit een ver zoenenden invloed op de in de Minahasa tegen de overdracht van het volks onderwijs gerezen tegenstand. Een ander punt, dat tot moeilijkheden aanleiding had «egeven, n.l. de leiding van het kerkelijk ziekenhuis te Tondano, werd op een voor do Minahasa bevredigende wijze opgelost door aanneming van een Minahasischen arts. Tegelijk met de ten aanzien van de Minahasa genomen beslissing bep het Kerkbestuur, dat ten opzichte van de Moluksche Kerk in principe eene zelfde gedragslijn zou worden gevolgd. Deze beslissing was van belang in verband met het feit, dat in Ambon eene vereeniging was opgericht, genaamd de „Autonome Moluksche Kerk", welke meer zeggenschap der betrokkenen in kerkelijke aan ■nheden nastreefde. Overeenkomstig de door het Kerkbestuur genomen principieele beslissing nam de commissie van hulppredikers, met medewerking van enkele buitenstaanders als adviseurs, de opstelling van eene kerkorde voor de zelfstandige Moluksche Kerk ter hand. In het concept werd ten volle rekening gehouden met de als rechtmatig erkende wenschen der bovengenoemde ver eeniging. De uit 's Lands kas ten behoeve van den Protestantschen eeredienst beschikbaar gestelde fondsen ondergingen den invloed der bezuiniging. Bij G.B. 18 April 1932 n°. 14 (Bb. N°. 12 802) werd overgegaan tot in trekking van de toelagen voor het geven van godsdienstonderwijs aan de Euro peesche Protestantsche en Boomsch-katholieke jeugd, welke toelagen geregeld waren bij G. B. 7 April 1909 n°. 26 (Bb. n°. 6992). De toelagen voor het godsdienstonderwijs aan de Inheemsche jeugd, die worden toegekend op plaatsen waar geen uit 's Lands kas bezoldigde dienaren bescheiden zijn, werden in 1932 nog gehandhaafd; zij worden voor elk afzonderlijk geval bij G. B. toe gekend. Met ingang van 1 Januari 1933 zijn ook deze toelagen afgeschaft. Do bijdragen, die sinds 1854 (Bb. n°. 171) tijdelijk verleend werden uil 's Lands kas aan de kerkelijke fondsen, o.m. tot bezoldiging van kerkelijke bedienden, werden eveneens bij G. B. 18 April 1932 n°. 16 (Bb. n°. 12803) ingetrokken. Eene nieuwe regeling kwam tot stand betreffende de vergoeding van de dooi de dienaren der Protestantsche Kerk te maken dienstreizen binnen Nederlai Indië. Na bekomen machtiging van de Regeering vaardigde het Kantoor voor Reiswezen het besluit uit van 19 Juli 1932 n°. 450, waarbij te beginnen met 1 Augustus 1932 eene vaste maandelijksche toelage aan het Protestantsch Kerk bestuur werd toegekend voor alle door de dienaren der Kerk te maken dienst reizen. Dientengevolge kreeg de Kerk vrijheid om zelfstandig haar dienstreizen te regelen. Het bedrag der vaste uitkeering werd gebaseerd op de uitgaven voor dienstreizen in 1931 gedaan. Daar in verband met deze nieuwe regeling eene omschrijving van het dienstwerk der kerkelijke dienaren onnoodig was geworden, werd de in Bb. n°. 12471 opgenomen regeling betreffende de standplaatsen en den werkkring van de predikanten en hutppredikera ingetrokken en vervangen door het G.B. 8 Nov. 1932 n°. 14 (Bb. n". 12918), hetwelk slechts eene a.m duiding van de standplaatsen inhoudt. In Bb. n°. 12919 werd eene overeen komstige regeling ten aanzien van de Inlandsrhe leeraars opgenomen. CHRISTELIJKE EN MOHAMMEDAANSCHE EEREDIENST. 241 Van do door het Gouvernement ton opzichte van de Protestantsche Kerk getroffen regelingen verdienen verder nog vermelding het G.B. 11 Dec. 1981 n". 26 (Bb. n u . 12736), waarin eene regeling werd getroffen nopens de vóór practijk, medetellende bij de berekening vnn den voor weddeverhooging geldenden diensttijd van Inlaiulsche leeraars, en het Ü.B. 23 Febr. 1932 n°. 27 (Bb. n' J . 12791), waarbij ter vervanging van verouderde bepalingen eene andere rege ling werd ingevoerd nopens aanstelling, overplaatsing en ontslag van Inlandsclie leeraars. Om bezuinigingsredenen moest de opleiding van hulppredikers in dien zin worden beperkt, dat de aanneming van nieuwe leerlingen op de zendingsschool te Oegstgeest, om daar op 's Lande kosten voor genoemd ambt te worden op geleid, werd gestaakt. Maatregelen om te voorzien in de noodzakelijke aanvulling van dit corps, nadat- de oog in opleiding zijnde krachten zullen zijn afgeleverd, zijn door het Kerkbestuur in overweging genomen. Wat de opleiding van de Tnlandsche leeraren betreft, waarop reeds aan merkelijk bezuinigd was door de sluiting van de school tot opleiding van luland sche leeraars te Koepang, werd een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om de opleidingsscholen te Tomohon en te Amboina samen te voegen. Eene beslissing werd hieromtrent nog niet genomen. Einde 1932 telden deze twee opleidingsscholen 102 leerlingen. De school te Tomohon leverde aan het eind van den cursus 1931 —1932 10, die te Amboina 9 abituriënten af. In het belang van de geestelijke verzorging van de verstrooide leden der Kerk, ging het Kerkbestuur eene overeenkomst aan met de „Nederlandsch-Tndische Christelijke Radio Omroep" (Nicro) teneinde het aantal uitzendingen van gods dienstoefeningen te vermeerderen. b. De Protestantsche Zendingscorporaties. Ondanks de crisis namen in het algemeen de inkomsten der Protestantsehe Zendingscorporaties uit vrijwillige bijdragen niet, of niet in belangrijke mate af. Dit wijst op eene nog steeds groeiende belangstelling en sympathie in liet moederland. Van inkrimping van den arbeid was dan ook slechts daar sprake, waai- tegenover het vervallen van llegeeringssubsidies geen gelijke verhooging van vrijwillige bijdragen gesteld kon worden. Zelfs kon, met name op het gebied van de medische Zending, uit breiding van den, uiteraard ongesubsidieerden, arbeid plaats vinden (opening van ongesubsidieerde ziekenhuizen te Magelang en te Seroei; overneming van het beheer van het door het Landschap gesubsidieerde ziekenhuis te Taroena). Toch nemen de geldmiddelen niet toe in evenredigheid met den groei van de mogelijk heden op het arbeidsterrein. Gedurende 1932 werd voortgewerkt aan den opbouw der Tnheemsche kerken op Java en in de Bataklanden. Een speciaal vraagstuk is dat van de uit gezwermden of. anders gesteld, het probleem van stad en land. Tn dit opzicht is de Zending in de laatste twee decenniën voor eene geheel nieuwe situatie gesteld. Een typisch voorbeeld hiervan is het Zendingsterrein Oost-Java, waar de Christenen vroeger in afgesloten desa's, zonder veel contact met de Moliamine daansche wereld, eene krachtige Christelijke traditie kweekten. Thans is dat iso lement geheel verbroken en openbaren zich groote mogelijkheden voor meer extensieve Evangelieverbreiding tengevolge van deze uitzwerming, terwijl zich uiteraard ook de bezwaren voordoen, welke verbonden zijn aan de losmaking uit den vertrouwden kring. Eén der vormen van uitzwerming is die naar de eentra van studie, waaraan door de Zending bijzondere aandacht wordt gewijd, teneinde ook aan de intellectueele Christen-Inlanders de geestelijke vorming te bieden, welke zij behoeven. In de groote centra van Inheemsche Christenen (Bataklanden, Minahasa, Ambon) is eene Christelijke jeugdbeweging gevormd, welke in de beide eerst genoemde gebieden door een specialen secretaris (resp. Dr. E. Verwiebe, uit gezonden door den West-Deutschen Junginannerbund en I. Tiendns, uitgezonden door het Kederlandsch .Jongelingsverbond) wordt vereorgd. Voor het jeugdwerk in geheel Xederlamlscli-Indië zijn uitgezonden Dr. C. L, van Doorn en Mej. C. 241 DE CULTUREEI.K TOESTAND. 242 H. C. Gunning, resp. door de Nederlandsche Christenstudenteovereéniging en de Federatie van Christelijke vereenigingen van en voor vrouwen en meisjes. Zij zijn beiden te Batavia gevestigd en daardoor uiteraard voornamelijk aan het werk op Java gebonden. Als een belangrijk verschijnsel kan worden aangemerkt. dat tengevolge van deze jeugdbeweging de Christen-inteUeotueelen elkander steeds meer vinden. Als voorbeelden mogen bier worden genoemd de sinds enkele jaren geregeld per jaar plaats vindende jeugdleidersconierentiea en de einde 1 ( .i."i2 ge stichte „ Christenstudenten ver eeniging op Java", die nauw contact onderhoudt met de Wereldfederatie van Christen Student en vereenigingen. Men ander probleem, waarvoor de Zending zich gesteld ziet. is de kerkelijke positie der Christen-Chineezen. Hier rijzen vragen als deze: zal het strekken tul bloei van het kerkelijk leven als de Chineezen zich afzonderlijk kerkelijk organi seeren of zal slechts het taalverschil (landstaal. Maleisch, Hollandsch, Chineesch) de scheidslijn vormen? Wal /al de verhouding zijn van fcotok- en peranakan ('hineezen. hoe die van Hollandsch-, Maleisch- en de verschillende dialecten van het Chineeseh sprekenden'? Op verschillende terreinen arbeiden zendelingen, die zich gespecialiseerd hebben in den arbeid onder de Chineczen. met name in West-Java, in Midden-Java (Salatiga-Zending), in Oost-Jaya (deze aïbeid werd in 1932 aangevat) en in een gedeelte van de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Een derde vraagstuk, welker oplossing van groot belang ia voor den kerk opbouw, is dat van eene hoogere opleiding van Lnlandsche en Chineesche voor gangers. In het Indisch Verslag 1931 (blz. 306) werd reeds het een en ander uiteengezet met betrekking tot de geschiedenis dezer opleidingen in Indië. In den geest van de adviezen der aldaar vermelde commissie hesloten in 1932 de be trokken organisaties (nl. de Protestantsche Kerk, de Samenwerkende Zendings corporaties te Oegstgeest en de Kijnsche Zending) in principe tot oprichting van eene Hoogere Theologische School. De tijdsomstandigheden zijn oorzaak, dal de opening van deze school nog niet kan plaats hebben. De Mennonistes Brethren Cluirch staakte haren arbeid in Nederlandseh-Indië. Aan de lijst op blz. 306 en 307 van het Indisch Verslag 1931 moeten worden toe gevoegd de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, die in 1932 den Zendings arheiii aanvingen onder de Chineezen in Oost-Java. Deze Zending werkt nauw samen met de op hetzelfde terrein onder de Javanen arbeidende corporaties: hel Nederlandsch Zendeling Genootschap en Int Java-Comité. c. De Roomsch-Katholieke Kerk. De inrichting en het bestuur van de Roomsch-Katholieke Kerk in Nederlandsch-Indië ondergingen in den loop van het jaar 1932 eenige belangrijke wijzigingen. Van het Apostolisch Vicariaat van Batavia werden weder twee kerkelijke gebieden afgescheiden en verheven tot zelfstandige Apostolische Prefecturen, nl. van Bandoeng en van Poerwokerto. Hiervan werd aanteekening gehouden bij G.B. 17 Juni 1982 n°. 50 (J. C. n°. 50), terwijl bij G.B. 3 Aug. 1032 n". 82 de aanteekening plaats had van de benoeming van de nieuwe Apostolische Prefecten voor Poerwokerto en voor Bandoeng. De Apostolische Prefectuur van Padang werd verheven tot Apostolisch Vicariaat, waarvan aanteekening werd gehouden bij G.B. 25 Aug. 1032 n". 32 (.1. C. n°. 69). In den loop van 1932 kwamen de Missionarissen van de Heilige Familie, die reeds werkzaam waren op Oost-Borneo, zich ook op -lava vestigen om een ge deelte der zielsz.org van Semarang op zich te nemen. Een zwaar verlies trof de Katholieke Missie van Klotes, toen de Apostolische Vicaris van de Kleine Soenda-eilanden Monseigneur Am. Vorstraelen op 16Maart 1932 door een ernstig auto-ongeluk om het leven kwam. De Provicaris nam het bestuur over, totdat de H. Stoel een nieuwen Apostolischen Vicaris zou be noemen (G.B. 23 April 1932 n°. 30). In verschillende Vicariaten en Prefecturen werden nieuwe standplaatsen erkend: zoo bijv. Tjiandjoer (Vic. Batavia). Samarinda (Vic. Borneo), Laikat CHRISTELIJKE EX MOITAMMEDAAXSCHE EEREDIENST. 243 (Pref. Celebes), Tjepoe (Pref. Soerabaja), Pasoeroean en Karangsari (Pref. Malang) en Pringsewoe (Pief. Benkoelen). Bij G.B. 8 Nov. 1932 n°. 13 (Bb. n°. 12917) werd een nieuw overzicht vast gesteld van de thans erkende kerkelijke afdeelingen en vaste standplaatsen. Bij G.B. 26 Mei 1932 n°. 28 (Bb. n». 12820) kwam eene nadere regeling tot stand voor de aanstelling, de overplaatsing en het ontslag van bezoldigde Roomsen-Katholieke hulpleeraars ten dienste van de niet-Europeesche Rooniseh- Katholieke bevolking in Nederlandsch-Indië. Einde L 982 werd door het Centraal Missie Bureau te Batavia-Centrum eene nieuwe uitgave bezorgd van het Jaarboek der Katholieke Missie in Nederlandsch Oost-Indië, waarin alle gegevens omtrent personalia in godsdienstig leven be schrijvend en statistisch verwerkt zijn. De van Lnndswege voor den Katholieken eeredienst beschikbaar gestelde fondsen ondergingen verschillende bezuinigingen. Zoo werden de toelagen voor godsdienstonderricht aan Europeesche en Inheemsche kinderen en voor eere dienst m strikten zin afgeschaft, terwijl die voor opleiding van Tnlandsche leeraren tot de helft werd gereduceerd. Pu venals ten aanzien van de Protestant sche Kerk werden de declaraties voor dienstreizen ten laste van het Land ver vangen door één vaste toelage. In verschillende Apostolische Vicariaten en Prefecturen worden een aantal Lnheemsche jongelieden opgeleid tot Katholiek priester, nl. te Jogjakarta, te Todabeloe (Flores) en te Woloan (Celebes), waar ook van andere Buitengewesten afkomstige studenten hunne opleiding ontvangen. De godsdienstige, litteraire en wetenschappelijke vorming op deze seminaria is ongeveer gelijkvormig aan de opleiding der P'iUropeesehe priesters. Voor de hoogere studie van wijsbegeerte is ten cursus te Jogjakarta geopend, terwijl de studie in de godgeleerdheid tot nu toe geheel in Nederland geschiedde. Nieuwe Katholieke scholen werden opgericht voor Europeesch en Inlandsen onderwijs. Op verschillende plaatsen op Java en in de Buitengewesten werden nieuwe internaten geopend voor weezen, verlaten en gebrekkige kinderen van Nederlandsche nationaliteit, en voor lnheemsche en Chineesche kinderen. De armenzorg breidde zich gestadig uit, als gevolg van de groote armoede onder Europeescïie werkloozen, alsook- onder Inlanders en Chineezen, die geen levensonderhoud meer kunnen vinden. De ziekenverpleging in de grootere zieken huizen der hoofdplaatsen en onder de bevolking, zoowel op Java als in de Buitengewesten, kwam tot verdere ontplooiing. d. Gereformeerde Kerken. Het aantal Gereformeerde Kerken in Neder landsch-Indië bedraagt 10. De Kring van Gereformeerden te Palembang, die een deel uitmaakte van de Kerk te Batavia, besloot in 1932 aan de classis toe zegging tot kerkinstitueering te verzoeken, zoodat de vorming van eene nieuwe Gereformeerde Kerk in Zuid-Surnatra kan worden tegemoet gezien. Bij de meeste kerken is naast den gewonen kerkelijken arbeid het evangelisatiewerk ter hand genomen en wordt de Zending, hetzij plaatselijk, hetzij in combinatie met zusterkerken, verzorgd. De economische toestand, waardoor eenerzijds de inkomsten slinken, anderzijds de behoefte aan ondersteuning van armen toenam, baarde de Gereformeerde Kerken veel zorg. Daartegenover staat, dat door de moeilijke tijdsomstandigheden de saamhoorigheid der leden is versterkt en hunne belangstelling voor het kerkelijk leven is vergroot. Te Batavia heeft zich in 1931 een Malcisch Gereformeerde Kerk gevormd, welke als zoodanig werd erkend bij G.B. 1 Sept, 1931 n°. 22 (I. S. n°. 392). e. Het Leger des Heus. Het Leger des Heils, waarvan de leiding in Neder landsch-ludië bleef berusten bij Kommandant J. W. de Groot, gaf blijk van krachtig streven om aan de moeilijke maatschappelijke omstandigheden het hoofd te bieden. De organisatie telde 256 officieren, van wie 168 Europeesche en Indo- Europeesche, 85 lnheemsche. belioorende tot verschillende bevolkingsgroepen, en 8 Indo-Chineesche. DE CULTUREET.E TOESTAND. 244 In do korpsen f evangelisatie- en eetkdingsposten) werden gedurende 1932 16 512 godsdienstoefeningen geliouden, waarbij tegenwoordig waren 608876 per sonen; bovendien werden nog 1826 openlucht-godsdienstoefeningeu gehouden, bijgewoond door 254 948 personen. In de verschillende strafgevangenissen op Java werden 580 bijeenkomsten gehouden, bijgewoond door 38 972 gedetineerden. Op 31 December 1932 telde het Leger des Heils in Nederlandsch-Indië 9870 volgelingen, 3663 bekeerlingen, 678 vecruten, 659 jong-soldatcn en 1940 soldaten, of in totaal 16 816 aangeslotenen. Gedurende de verslagperiode werden 1447 personen toegevoegd aan de be keerlingenrol; aan de recruten-rol 464 en aan de Boldatenrol 575 personen, lic! aantal lidmaten, exclusief de volgelingen, b€;droeg 6!» 1(1. De 24 volksscholen van het Leger des Heils (waarvan is in het Paloe-dal) boekten gedurende 1932 een gemiddeld schoolbezoek van 1086 kinderen. Verpleegd werden gedurende 1932 in de leprozerie Koendoer (Zuid-Sumatra) 27G patiënten met 83 422 verpleegdagen; in de leprozerie Poelaii Si Tjanang (Oostkust van Sumatra) 555 patiënten met 160 453 verpleegdagen; in de lepro zerie I'elantoengan (Kendal) 201 patiënten met 03 948 verpleegdagen en in de leprozerie Semaroeng (Soerabaja) 214 patiënten mei 54458 verpleegdagen. In het William Booth-Ooglijdershospitaal te Semarang weiden gedurende 1932 500 patiënten verpleegd met 29 743 verpleegdagen; in het William Booth- Vrouwen- en Kinderziekenhuis te Soerabaja L 079 patiënten mei 24561 verpleeg dagen, terwijl in deze inrichtingen 438 kinderen geboren werden. De hulpzieken huizen te Toeren en I'elantoengan verleenden gastvrijheid aan respectievelijk 1035 en 616 patiënten, met 21550 en 786] verpleegdagen. In de 13 poliklinieken, waarvan er 9 verbonden zijn aan genoemde zieken huizen en hulpziekenhuizen, werden gedurende 1932 20241 personen behandeld, te wier behoeve 124 541 consulten werden gegeven. De Militaire Tehuizen te Batavia, liandoeng, Jogjakarta, Solo, Soerabaja, Malang en Makassar weiden bezocht dooi- 65 895 militairen en in 20 570 gevallen werd aan militairen benevens hunne vrouwen en kinderen nachtlogies verstrekt. Het aantal verpleegden in de tehuizen voor (gevallen) vrouwen en meisjes te Batavia en Semarang (Oengaran) bedroeg respectievelijk 67 en 44. In het kinderziekenhuis te Bandoeng werden gedurende 1932 02 Europeeaohe en Indo-Europeesche kinderen verzorgd; in het Jongenshuis te Bandoeng 37 jongens; in het Kinderhuis te Medan 4~ jongens en meisjes, terwijl in het Tehuis voor Javaansohe kinderen te Jogjakarta 34 inheemsche kinderen verzorgd werden. Op 31 December 1932 stonden i) kinderen ingevolge justitioneele uitspraak ouder voogdij van het Leger des Heils. In de bedelaars-kolonie te Boegangan werden 665 bedelaars (gebrekkigen), mannen en vrouwen, alsmede kinderen, verpleegd; hiervan vielen 134 onder art. 234 van het Inlandsen Reglement. De landbouw-kolonie te Kalawara (onderafd. Paloe, afd. Donggala, res. Manado) bestond op 31 December 1932 uit 268 personen, inclusief de vrouwen en kinderen. In den loop van het jaar werden door het Leger des Heils vier tehuizen voor crisis-werkloozen geopend, nl. drie voor mannen, eventueel met hun gezinnen te Batavia, Soerabaja en Medan en één te Oengaran. hetwelk een onderdak biedi aan vrouwelijke werkloozen. In totaal werden gedurende 1932 in deze te huizen 260 werkloozen (inclusief gezinnen) gehuisvest, met een aantal verpleeg dagen van 25 933. Het kinderhuis te Salatiga en het tehuis voor vrouwen en meisjes te Sema rang werden beide overgebracht naar Oengaran. In het reclasseerings-doorgangshuis werd in 1932 huisvesting verleend aan een 35-tal personen, van wie een aantal in betrekkingen konden worden geplaatst. Voorts werden in 1932 drie reclasseerings-brigades opgelicht en wel te liandoeng, Semarang en Soerabaja. f. Andere öhriatelijke Kerken of Kerkgenootschappen. De Bstaksehe I'mtes tantsehe Kerk (Hoeria Kristen Batak Protestant) werd als zoodanig erkend bij CHRISTELIJKE EN MOHAMMKDAANSCHE EKREDIENST. 245 G.B. Jl Juni l'.t-'il n". is (|. s. n". 860), terwijl de Baiuktiche Protatttmtacht Chriatengemeente te Batavia, die een zelfstandig onderdeel vormt van de ge noemde Kerk, als zoodanig werd erkend bij G.B. '20 Juli 1931 n°. 4 (I. Ö. n°. 361). Het kerkgebouw van deze gemeente, welks eerste steen in November 1931 was gelegd, werd 8 Mei 1932 in tegenwoordigheid van tal van autoriteiten plechtig geopend. ])<> ~ChriBtian Science Society Soerabaja, Java*, Nederlandach Ooal-hnlii" werd als zoodanig erkend bij G.M. 12 Der. 1982 n". 45 (1. S. n". 587). Van de Qhristenveteeniging Pinkstefgemeente scheidde zich een deel af. De aldus gevormde nieuwe organisatie, welke den naam Pinkttervreugd aannam, verkreeg rechtspersoonlijkheid bij G.B. 28 Sept. 1932 n°. 26. Bind 198] werd eene Oost-Jai>aaneche kerk gevormd door dB Javaansche Christen-gemeenten in de provincie Oost-Java, met uitisonderkig van de resi dentie Madoera en de regentschappen Bodjonegoro en Toeban, welke met mede werking van hel Nederlandsch Zendeling Genootschap en het .lava-e.omité tot de instelling van eene eigen synode (Madjelia Agoeng) kwamen. Bij G. IS. 27 .I'uni 1932 n°. 53 (I. S. n". 372) werd de instelling als kerk erkend. De nieuwe l kerk orde draagt een voorloopig kar akte»; de definitieve vorm zal te cijner tijd door de Javaansche kerk worden gegeven. De namen der overige Christelijke kurken of kerkgenootschappen zijn te vinden in den Ilegeeringsalmanak. Mohammedaansche eeredienst. Aangezien tegen de regeling van huwelijken en \ erstootingen onder de Mohammedanen in dé gewesten buiten Java en Madoera (I. S. 1910 n°. 659) in den loop der jaren tengevolge van de gewijzigde maatschappelijke en gods dienstige verhoudingen verschillende bezwaren waren gerezen, werd bij Ord. van 8 Sept. 1932 (I. S. n°. 482) eene nieuwe ~11 uwulijksordonnantie Buiten ge westen" vastgesteld, waarbij de materie is geregeld in den geest van de nieuwe huwelijksordonnantie voor Java en Madoera (T. S. 1929 n°. 348, als gewijzigd in I. S. 1931 ii". 467). De verschillen tusschen beide regelingen bestaan voor namelijk hierin, dat de aanwijzing van huwelijksbeambten en hunne vervangers, de vaststelling van maxime van betaling en de bepaling van standplaatsen en ressorten der huwelijksbeanibten, Welke verrichtingen op -lava en Madoera sinds 1029 zijn overgedragen, gedeeltelijk aan de regenten, gedeeltelijk aan de regent schap sraden, in de regeling voor de Buitengewesten zijn opgedragen gebleven aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, wien echter voorafgaand overleg is voor geschreven met de betrokken Enlandsche gemeenteraden of, waar deze ontbreken, ï net de adatbesturen der [nlandsche gemeenten, terwijl het gewestelijk bestuurs hoofd bovendien bevoegd is verklaard om zijne bevoegdheden ten aanzien van de huwelijksregelingen geheel of gedeeltelijk over te dragen aan door hem daartoe geschikt geachte [nlandsche gemeenteraden of adatbesturen der Inlandsche ge meenten. De gebiedsdeelen, waarop de nieuwe huwelijkeordonnantie voor de Buitenge westen van toepassing is verklaard, zijn dezelfde als die waarvoor de regeling van 1910 gold. Ten aanzien van de gewesten Atjeh en Onderhoorigheden, Sumatra's Westkust en Tapnnoeli zijn eenige bijzondere bepalingen getroffen in verband met de bijzondere toestanden, welke aldaar heersenen. Bij de uitvoering van de Huwelijksordonnantie voor Java en Madoera (I. S. 1929 n°. 348, als gewijzigd in L S. 1931 n°. 467) was in de practijk gebleken, dat de bestaande voorschriften niet duidelijk genoeg waren omtrent de vraag, of onvermogenden bij huwelijken en scheidingen kosteloos kunnen gebruikmaken van de tusschenkomst der huwelijksbeambten. In verband hiermede is op de in Bb. n°. 12326 opgenomen toelichting van deze ordonnantie eene aanvulling ge geven in Bb. n". 12944, waarin deze vraag bevestigend is beantwoord. De bepalingen omtrent de bedevaart naar Mekka ondergingen in zoover wijziging, dat de Gouverneur-Generaal door eene bij Ord. van 8 Nov. ]!>:!-J (I. 8. n°. 554) in du Pelgrimsordonnantie (I. 8. 1922 n". 698) aangebrachte wijziging DE CULTUREELK TOESTAND. 246 bevoegd werd verklaard om, onder door hem te stellen voorwaarden, afwijking toe te staan van het verbod, geldende voor bepaalde in deze ordonnantie nader aangewezen personen, om stukken te verspreiden, welke rechtstreeks of zijde lings verband houden met het voornemen om pelgrimsachepen te laten varen of plaatsbewijzen te verkoopen. De bedoeling van deze wijziging is geweest, de mogelijkheid te openen voor vereenigingen op godsdienstigen grondslag om de noodige voorbereidende maatregelen te treffen voor hei uitrusten, op eigen ge legenheid, van een pelgrimssehip naar Arabië. Toen Haar gebleken was, dat eenige duizenden uit ludië afkomstige personen in den Hidjaz armlastig waren geworden zonder in slaat te zijn op eigen kosten naar hun vaderland terug te keeren, verleende de Indische Regeering Hare tusschenkoinst om hun terugkeer mogelijk te maken. Nadat van Arabische en Inheemsche zijde een comité tot bulpversehaffing, genaamd liet ..Comité Penoe loeng Hadji-Hadji jang terlantar di Hidjaz", was opgericht en dit een begin had gemaakt met het inzamelen van giften, nadat ook d< ~Darmfl Fladji Stich ting" te Batavia een deel van haar stainkapitaal bad toegezegd, maakte de Begeering hulpverleening op ruime schaal mogelijk door eeno som uit de op brengst der loterijen toe te kennen en Zich borg te stellen TOOT de riehtige uit voering van bijzondere, laag gestelde voorwaarden van vervoer, waarover mei de scheepvaartmaatschappijen, welke bij het hadji-verkeer betrokken zijn (N. V. Stoomvaart Maatschappij ..Nederland", N. V. „Kotterdamsche Lloyd", Btoom vaart Maatschappij „Oceaan") onderhandelingen geopend waren. Die onder handelingen hebben er toe geleid, dat deze maatschappijen zich bereid ver klaarden, de armlastige pelgrims te vervoeren tegen een verlaagd tarief en verder genoegen te nemen met eene regeling, waarbij de helft der passagekosten dadelijk bij inscheping te Djeddah wordt voldaan, terwijl de andere helft wordt aan gezuiverd binnen twee jaar, onder borgtocht der Regeering. Om practische rede nen werd het tijdstip van het terugvervoer uitgesteld tot na het eerstkomend bedevaartseizoen (December 1932 tot April 1938). ONDERWIJS. 247 B. ONDERWIJS. (hoofdzakelijk betreffende het cursusjaar 1931/1932). 1. Mededeel ingen van algemeenen aard. In verband met den toestand van 's Lande financiën moesten in het verslag jaar ingrijpende maatregelen worden genomen, ten einde zooveel mogelijk de uitgaven voor het onderwijs aan bel gedaald niveau der Landsinkomsten aan te passen. Nieuwe scholen voor westersch lager onderwijs werden niet geopend; evenmin werden nieuwe subsidiën aan bestaande scholen voor dat onderwijs toegekend. De uitbreiding van hel [nlandsch onderwijs geschiedde in aanzienlijk trager tempo, dan in vorige jaren gebruikelijk was geweest. Eveneens moesten verschillende uitgaven, waarvoor op de begrooting 1'.)32 nog bedragen waren bestemd, achterwege blijven. In eene door de Begeering op 19 -Januari 1'.).T2 aan den Volksr&ad overgelegde nota betreffende de uitvoering van de begrooting L 932, waarin een overzicht werd gegeven van de op die begrooting uitgetrokken bedragen, welke in verband met den eoonomischen toestand niet zouden worden besteed, werden de onderwijs uitgaven 4600000 gulden lager geraamd dan de oorspronkelijke begrooting voor dat jaar aangaf. Geen tak van onderwijs werd van versobering vrijgesteld. Bij het hooger onderwijs werden de personeelskosten gedrukt door (.ene wijziging in de be zoldigingßregeling der buitengewone hoogleeraren. Bij het middelbaar onderwijs kon uitgavenvennindeling worden verkregen door opvoering van de lestaken, vergrooting van de sterkte der klassen, afschaffing van het instituut der ge honoreerde filiaalleiders, inkrimping van het gyrnnastiekonderwijs en vermindering van de fondsen der schoolbibliotheken. Bij het meer uitgebreid lager onderwijs werd versobering o.a. aangegeven door afschaffing van de extra-leerkrachten. Bij bet westerseli lager onderwijs werd eene bezuiniging in uitzicht gesteld door opheffing van alle vóórklassen, welke maatregel tevens tot gevolg zou hebben, dat bij het bijzonder onderwijs deze vóórklassen niet langer zouden worden gesubsidi eerd en dat de subsidieering der bijzondere fröbelseholen en fröbelkweekscholen zou worden gestaakt. Mede kon bij het westersch lager onderwijs de personeels formatie worden herzien, terwijl werd overgegaan lot opheffing of combiueering van minder levenskrachtige scholen. Het Jnlandscli onderwijs onderging uitgaven beperking door de reeds vermelde verlangzaming der uitbreiding, zoomede door meer strikte toepassing van den algemeenen maatregel, dat 1 leerkracht per 45 leerlingen aanwezig moet zijn. Inkrimping van personeel had eveneens plaats aan de kweekscholen. Aan de aormaalsouoleo voor [nlandsche hulponderwijzers kon bespai'ing worden verkregen door opvoering van de lestaken, afschaffing van de kleine uitgaven ten behoeve van de leerlingen en vermindering van de voedingsgelden. De uitgaven voor de opleidingsscholen voor Inlandsche ambte naren (Mosvia's) konden door soortgelijke maatregelen als bij het middelbaar onderwijs worden verlaagd, terwijl tevens concentratie der 4 bestaande opleidings inrichtingen tot '2 mogelijk bleek. Wal liet openbaar technisch en ambaohts onderwijs betreft, hier werd niet alleen de uitbreiding stopgezet, maar werden ook de lestaken opgevoerd en de exploitatie-uitgaven verlaagd. Gestreefd werd ook naar opvoering van de inkomsten bij de onderwijs voorziening. Overal waar zulks mogelijk bleek, werden examengelden ingevoerd, o.g. verhoogd, zoowel bij de toelatingsexamens, als bij de eindexamens, alsmede bij de examens voor verschillende akten. Belangrijk was de beslissing, om met ingang van 1 -Juli 1932 de leerlingen der Gouvernetnentsscholen te verplichten de kosten der aan hen verstrekte leermiddelen te vergoeden. Bij B.V. van 27 April 1932 (I. S. n°. 193) werd deze vergoeding o.a. voor de scholen van meer uit gebreid lager onderwijs op een vast bedrag per leerling per maand voor elke klasse gesteld. Ouders, die zelf voor de aanschaffing van de leermiddelen wenschan eorg Ie dragen, zijn uiteraard van de betaling dezer vergoeding vrij gesteld. De genoemde maatregel bracht tevens mede, dat sinds 1 Juli 198>2 aan DE CULTUBÏELE TOESTAND. 248 de bijzondere scholen geen subsidie oaeer «unit toegekend wegens verstrekte leermiddelen. De besparing', die de/e nieuwe maatregel met zich bracht, werd in de reeds vermelde Regeeringsnota aan den Volksraad voor het 2de halfjaar van 1932 voor het openbaar en bijzonder onderwijs tezamen op meer dan 500 000 gulden ge schat; in dit bedrag is echte) begrepen de bate, welke verwacht werd te /.uilen ontstaan uit de hieronder nader te bespreken verplichte eindafrekening door het gesubsidieerd onderwijs, welke bate uiteraard mede den invloed ondervindt van de omstandigheid, dat de besturen der gesubsidieerde scholen de kosten der leer middelen door de ouders der leerlingen moeten laten vergoeden. Van belang was voorts de in het verslagjaar tot stand gekomen herziening van de subsidiewetgeving over de geheele linie. Als algemeene richtsnoer gold daarbij: 1. dat het bijzonder onderwijs dezelfde versobering moest ondergaan, welke bij het openbaar onderwijs werd toegepast; 2. dat geen Landssteun meer kon worden verleend voor al datgene, dat uit ging boven bet bij hef Gouvernement gebruikelijke en dus door het Land voor de eigen scholen noodzakelijk geachte. Xadat bij Ord. van .'! Nov. 1981 (I. S. n". 44H), welke ordonnantie terug werkte tot 1 .Juli 1981, was bepaald, dat sa larissubsidien dezelfde korting zouden ondergaan als de traktementen der Landsdienaren, werd bij G.B. 28 Deo. 1981 n°. 23 (Bb. n". 12740) bepaald, dat hetzelfde beginsel zou gelden ten aanzien van de openbare, d.w.z. aan de Inlandsche gemeenten behoorende volksscholen. De alge ineene korting van 5 % op de subsidien aan scholen voor westersch lager en meer uitgebreid lager onderwijs, welke reeds over het jaar 1981 was toegepast, werd bij Ord. van 11 Jan. 1932 (I. S. n°. 15) — met ingang van 1 -luli 1983 (zie I. S. n". 367) — ook voor de in 1932 te verleenen Landsondersteuningon van toepassing verklaard. Bij Ord. van 15 Dec. 1931 (I. S. n". 498 J onderging de algemeene subsidie regeling voor het Inlandscli lager onderwijs (1. S. 1924 n°. 68) verschillende wijzi gingen. De voornaamste daarvan bestond in de afschaffing van het z.g. alterurn tantumstelsel, volgens hetwelk een éxtra-tubsidie werd verleend aan leerkrachten bij de volksscholen, die. eene hoogere bevoegdheid bezaten dan de voor die scholen vereischte. Waar de z.g. volksonderwijzers als de geëigende leerkrachten voor de volksscholen moeten worden beschouwd, stelde de Regeering zich op het stand punt, dat door het Gouvernement noch aan de openbare, d.w.z. door de Inlandsche gemeenten onderhouden, noch aan de bijzondere gesubsidieerde volksscholen ten behoeve van have leerkrachten een hoogere Balarissubsidié behoeft te worden ver leend dan de normale volksonderwijzersbezoldiging bedraagt, m.a.w. dat de sub sidie wordt bepaald door den arbeid, niet door de bevoegdheid dezer leerkrachten, Eene nadere wijziging onderging de algemeene subsidieregeling voor bet Inlandsch onderwijs nog bij Ord. van 24 Juni 1932 (I. S. n". 365), waarin voorschriften werden gegeven omtrent het aan de bijzondere scholen te heffen schoolgeld. Bij Ord. van 15 Dec. IÖBI (1. S. n°. 498) werd tot afschaffing overgegaan van de verouderde subsidieregeling voor de Inlandsche meisjesscholen (I. S. 1914 n°. 592). De subsidie-ordonnanl ie opleiding [nlandsche leerkrachten (1- 8. 1924 n". 151) werd herzien bij Ord. van 16 Dec. 1931 (I. S. n°. 495); daarbij verdween eene soortgelijke bepaling als bij de Inlandsche scholen was geschrapt, ui. de extra subsidie voor Europeesohe leerkrachten aan de normaalscholen, die hoven de bij het Gouvernement gebruikelijke formatie uitgaan. Vervolgens werd door eenreeks van nieuwe bepalingen de waarborg geschapen, dat aan de bijzondere normaal scholen niet meer leerlingen worden aangenomen, dun noodig is in verband met de behoefte aan leerkrachten op de scholen, waarvoor zij opleiden; de Directeur van Onderwijs en Eeredienst werd bevoegd verklaard jaarlijks vast te stellen, hoeveel leerlingen in de Iste klasse der verschillende bijzondere rjormaalsoholen mogen worden aangenomen. Tevens werd voor alle norinaalscholen met ingang ONDEHWI.IS. 249 vMii 1932 de verplichte jaarlijksohe eindafrekening ingevoerd, zoodai voortaan niet tneer subsidie kan worden genoten dan liet bedrag van de normale kosten der opleiding, verminderd met dat der ontvangen schoolgelden, daar de verkregen overschotten in 's Lands kas moeten worden teruggestort. De hierbedoelde ordon nantie onderging nog irnc nadere wijziging bij Ord. van '24 Juni 1982 (I. S. n". 366), waarbij in afwijking van vroegere voorschriften werd bepaald, dat de abituriënten der gesubsidieerde iiormaaischolen gelijkwaardig moeten zijn aan die van de openbftre opleidingsinrichtingen. De subsidie-ordonnantie westersch lager onderwijs (J. Ö. 1924 n°. 14) onder ging eene herziening bij Ord. van 23 Dec. 1931 (I. S. n°. 517). Onder de tot stand gekomen wijzigingen verdient vooral vermelding de aan de scholen opgelegde ver plicht ing tot jaarlijksche afrekening. De bestaande regeling, volgens welke de afrekening facultatief bleef, was zoodanig, dat scholen, die een eenigs/.ins belang rijke bate aan schoolgelden genoten, van de verleende subsidiën overschotten konden kweeken, die voor andere doeleinden konden worden gebezigd. Daarom was. gelijk boven vermeld, de totale Landsuitkeerinu in 1982 en ook reeds in 1931 met 5% verminderd. De wijzigingsordonnantie in I. S. 1981 n°. 517 nu voerde verplichte afrekening in en schreef voor, dat de subsidie nimmer meer zou kunnen bedragen dan de normale exploitatie-kosten der school, verminderd niet de opbrengst der schoolgelden. Bij de herziening vaii de ordonnantie werd et tevens voor gezorgd, dat voor Europeesche leerkrachten boven de bij bet Gouver nement gebruikelijke formatie geen extra subsidie meer werd verleend. De veranderingen, die de Mulo-subsidie-ordonnantie (I. S. 1924 n". 15; onder ging bij Ord. van 23 Dec. 1981 (1. S. n". 518), komen hoofdzakelijk overeen mei die, welke in de subsidie-ordonnantie westerseh Lager onderwijs werden aan gebracht, met name ook de verplichte jaarlijksobe afrekening. Ter voorkoming van oprichting van te kleine schooltjes werd het minimum van het gemiddeld aantal leerlingen per klasse voor Java op 20 gebracht; voor de Buitengewesten bleef het 12. Van geheel anderen aard waren de wijzigingen, die de H.8.5.-subsidie ordonnantie (I. S. 1927 n". 186) onderging bij Ord. van 28 Deo. 1931 (1. B. n". 520). Hier was inperking van al te vrijgevige uitkeeringen niet noodig en werden zelfs enkele bepalingen ten gunste van de bijzondere hoogere burger scholen gewijzigd, daar de oude regeling in sommige opzichten te karig was gebleken. Tevens werden maatregelen getroffen om oprichting van te kleine scholen tegen te gaan: het minimum van het gemiddeld aantal leerlingen per klasse werd Van 12 op 20 gebracht. Bij Ordn. van 20 Sept. 1932 (I. S. nos. 497 t/in 500) zijn de algemeene subsidie-regeling Inlandscli lagei onderwijs, de Mulo-subsidie-ordonnantie, de Bubsidie-ordonnantie westersch lager onderwijs en de H.8.8.-subsidie-ordonnantie nader aangevuld met eene bepaling dat op al die scholen dezelfde regelingen en maatregelen van toepassing zijn als voor openbare gelijksoortige inrichtingeu zijn of zullen worden vastgesteld. In verband met de reorganisatie van di' opleiding Van onderwijzer voor het westersch lager onderwijs wns eene nieuwe subsidieregeling voor de bijzondere kweekscholen noodig geworden, welke tot stand kwam bij de gelijkelijk voor de Kuropeesche, voor de Hollandsch-Inlandsche en de Ilollandsch-Chineesclickweek scholen geldende Ord. van 21 April 1932 (1. S. n". 174). De Ord. in I. S. 1929 n°. 369, welke alleen op de Europeesehe kweekscholen betrekking had, werd daarbij ingetrokken. De nieuwe regeling vooi de door beé Land aan de kweek scholen te verleenen steun sluit zich in opzei aan bij die, welke voor de bijzondere Mulo-scholen geldt. Instede van eene driejaariijksche afrekening, zoo als voor de Europeesehe kweekscholen bad gegolden, weid eene jaarlijksche afrekening ingevoerd. Evenals zulks bij de te subsidieeren normaalsoholer) voor Inlandsche hulponderwijzers was geschied, werden ook in de kweeksehoolsubsidie onlonnantie de noodige waarborgen geschapen, dat het aantal in opleiding ge aomen leerlingen in overeenstemming is met de behoeft" aan onderwijzend per goneel l>i| de betrokken lagere scholen; bepaald werd o-a. dat de subsidieering van DE LANDSFINAN' 25 daarna. De Banken van haat kani zouden de overneming van de ponden, voor zoover deze tusschentijds niet zouden zijn opgenomen voor betaling van aflossing en rente, kunnen vorderen respectievelijk één ën Lerhalf jaar Later of aoht dagen vóór eiken ooupondatuin daarna. Zij zonder, echter van dit recht van opvordering geen gebruik maken, voor zoover en zoolang haar positie van ciroulatiebank dit ir barez beoordeeling zo slat In aansluiting aan deze overeenkomt werd bij de wei van 25 Juli 1932 (I. S. ii". 479) de Uuid geopend van de opening van een crediet ten behoev den Minister van Koloniën, teneinde daarmede de betaling van de overgenomen ponden mogelijk te maken. Onder nadere goedkeuring van den wetgever werd met de Nederlandsche en de Javasche Bank op 28 December 1932 een overeenkomst aangegaan — welke ■nkomst werd bekrachtigd bij de wet van 1."» Maart 1933 (N. S. n°. 99, 1. S. n". '2]-) --. waarbij deze instellingen zich verbinden om Indië op den vroegst mogelijken datum — d. i. voor di 1921 C op 15 Augustus en vocfc ening L 9288 op 15 Juli 1933 in staal te stellen de pondenleenmgen meJ de van de heide circulatieba'iken gekochte ponden af te lossen tegen f 9,25 per pond sterling middels een dom- haar op onderpand van Nederlandsen schatkist papier tegen een rente van ;i ''t. Dit crediet is aangegaan voor onbepaaldec tijd met recht van opzegging voor beide partijen op een termijn van drie maanden, met dien verstande, dat het voor de banken niet opzegbaar is vóór de data, waarop zij volgens de eerste overeen komsi de betaling van de door lift Land i len zonden hebben kunnen vorderen (te weten: 7 Juli 1984 en 7 Januari 1935 voor resp. 5/11 en 6/11 gedeelte), en dat de banken ook na die data van haar rechi tot opzi geen gebruik zullen maken, voor zoover en zoolang hare positie als circulatie banken dit te harer beoordeeling mogelijk maken. Zoolang bet creéiei niet is op gezegd, zal de schuld aan de circulatiebanken in ten hoogste 29 jaar worden lost, te beginnen met 7 Juli 1934. liet aan rente te betalen bedrag zal in val meer bedragen dan hetgeen Nederlandsch-lndië in verband met den sterlingkoers te betalen zou hebben de pondenleeningen niet zouden zijn afgelost. De onderwerpelijke transactie komt dus neer op eene rentebesparing voor het Land gedurende den tijd, dal het anders de gekochte ponden nog niet had kunnen opnemen en dus 5 % en 6 °{ t op de pondenleeningen had moeten doorbi 3. Belastingen in geld. Met betrekking tot de belastingen in het algemeen kan worden vermeld, dal behalve de reeds in het vorig Verslag vermelde ~orisisheffing l'.t.'i-J op het in komen" nog twee nieuwe belastingen werden ingevoerd, respectievelijk met ingang van 1 Januari 1932 en 1 Januari 1933, nl. de vermogensbelasting (I. S. L 932 hos. Io.") en 406) en de motorvoertuigenbelasting voor Java en Madoera (I. S. 1933 nos. 111 en 112). De regeling van de invordering van belastingen in Nederlandsch-lndië door middel van dwangschriften treedt ten aanzien van de vermogensbelasting met terugwerkende krach! tot 1 Januari 1982 (zie 1. 8. I!>.'> - _> n". -17.">). ton aanzien va de inkomstenbelasting met ingang van 1 Januari 1988 (zie I. S. 1932 n". .*>! 1 j en ten aanzien van de crisisheffing 1933 mei ingang van 1 Januari 1988 (I. S. 1932 n". 599) in werking. Bij Ord. van 16 Maart 1988 (I. S. n". 113) is de personeele belasting-regeling gewijzigd in dien zin. dat voortaan' ook van de belasting worden vrijgesteld d< automobielen en autoletten, die buiten gebruik gesteld en deswege verzegeld zijn. De nog voortdurende daling der huurwaarden van woonhuizen heeft aanleiding gegeven tot een onderzoek naar de mogelijkheid van verlaging dei z.g. „grens huurwaarden". Reeds kon in een enkel geval, nl. voor de gemeente Soerabaja worden over gegaan tot vermindering van de/.e grenshuurwaarde van f 800 tot f 480 (I. S. 1Ö32 n°. 25). DE CULTURIELE TOESTAND. 250 cm niet meer noodzakelijke opleidingsschool zou kunnen worden gestaaki en dat voor do vorming van paraüelblassen do toestemming van den Directeur \an Onderwijs en Eeredienst vereischt is. Het reglement, op de gesubsidieerde kweekscholen (T. S. 19:20 n°. 371) werd bij R.V. van 21 April 1982 (T. S. n". 175) ingetrokken. In aansluiting met de herziening van de subsidieregeling der kweekscholen werd bij Ord. van 12 April 1932 (I. S. n". 145) eene regeling ingevoerd betreft lende den te verleenen steun aan particuliere hoofdakte-cursussen, welke regeling in opeet hoofdzakelijk met de voor de kweekscholen ingevoerde overeenstemt. In het verslagjaar werd een einde gemaald aan het ruim 20 jaar in verschil lende deelen van den archipel beslaand instituut van het bijzonder gesubsidieerd schooltoezicht. Volgens de Ord. in J. S. 1911 n°. 80 kon aan zendelingen en Roomsch-katholieke geestelijken subsidie worden verleend wegens de door hen bezochte en geïnspecteerde particuliere scholen. Bovendien bestonden afzonder lijke regelingen in het gewest Manado (Mtnabasa en Sanggihe- en Talaud eilanden) en in den Timor-archipel, volgens welke voor Europeesche en Inland sche schoolopzieners, aangesteld door kerkelijke of particuliere organisaties', sub sidie kon worden verleend. Deze regelingen werden gedurende het verslagjaar ingetrokken, zoowel wegens de principieele overweging, dat schooltoezicht Over heidstaak is, als op grond van het feit, dat de in latere jaren belangrijk uit gebreide Gouvernementsinspectie het bestaan van het particuliere Behooltoeziobl meer en meer onnoodig had gemaakt. UU den aard der /aak was de alom ge boden bezuiniging de directe aanleiding tot het nemen van maatregelen ten de/.e. Bij Ordn. van 7 Nov. 1931 (I. S. tt°; 452) en van 2 April *932 (I. S. n" 129) werden de hier bedoelde regelingen ingetrokken. Geliquideerd werd ook de ateunverleening aan de particuliere fröbelseholen. Daar gebleken was, dat verschillende dezer scholen bezocht wei-den door kinderen van welgestelde ouders, kon met ingang van I Juli 1931 voor een aantal di subsidieerde scholen de Landssteun worden gehalveerd, om met 1 -Januari d.a.v. geheel te worden ingetrokken. Daar sindsdien het reeds vermeld besluit werd genomen om alle vóórklassen op te heffen, verloren de overige fröbelseholen haar subsidie met ingang van 1 Juli 1932. Wat de scholen tot opleiding van fröbel onderwijzeressen betreft, ook deze. 1 in getal, moesten onder de nieuwe omstan digheden haar subsidie verliezen. Zij konden echter haar bestaan als huishoud scholen voortzetten en bleven als zoodanig in het genot van Landssteun. De openbare fröbelkweekscbool te Bandoeng is aan het einde van den cursus 1931— 1932 gesloten (G.B. 11 Juni 1932 n°. 38). De hierboven vermelde maatregelen tot herziening van de subsidie-wetgeving hadden steeds ten doel, den Landssteun aan de particuliere scholen aan te passen aan het niveau, waarop het openbaar onderwijs was of werd ingericht. Een twee tal nog niet genoemde ordonnanties vormde daarvan den tegenhanger: zij haddon de strekking, de gesubsidieerde scholen, daar waar zij zulks nog niet bezaten, m het genot te stellen van bepaalde voordcelen, aan 'net openbaar onderwijs ver bonden. De Ord. van 12 Febr. 1932 (I. S. n n . 74) regelde de toekenning van non act iviteitsfraktement, wachtgeld en onderstand aan leerkrachten bij het bijzonder onderwijs en maakte verder een einde aan de achterstelling van dat pc' ten opzichte van de tegemoetkoming aan nagelaten betrekkingen van overleden leerkrachten, de tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling <>f verpleging en de toekenning van binnenlandse!] verlof of kort verlof naar plaatsen buiten Nederlamlsch-Indië. De Ord. \an 18 April 1982 (1. B. n°. 148) regelde die verleening van subsidie voor de kosten van overtocht, uitrusting en buitenlandacb verlof voor leerkrachten bij het bijzonder onderwijs. Deze ordonnantie stelde voor bet eerst ook leeraren bij het bijzondei- vakonderwijs in liet genot van subsidie wegens overtocht, uitrusting en buitenlandsch verlof en kende aan de bijzondere, leerkrachten ook de voorloopigc bezoldiging toe. die aan uitgezonden Gouvernements-ambtenaren plebgt te worden toegekend. Ten einde te voorkomen, dat uitzending van leerkrachten bij het bijzonder onderwijs plaats zou hebben. terwijl in Indië nog candidaten beschikbaar zijn, werd de bepaling ingevoegd, dat ONDERWIJS. 251 voortaan voor elke uitzending vooraf door den Directeur van Onderwijs en Eere dienst vergunning moei worden verleend. Een nieuw pensioenreglement voor de leerkrachten bij het gesubsidieerd onder wijs weid vastgesteld bij Ord. van 16 April 1932 (I. S. n°. 154), hetwelk niet alleen eene technische herziening van de bestaande voorschriften bracht, maar tevens als nieuw element de bepaling bevatte, dat ook de leerkrachten bij hel vak- en nijverheidsonderwijs en bij het fröbelonderwija in hei genot van pensioen /ouden worden gesteld. In I. S. 1932 nos. :">"> en löi werden niet betrekking tof de pensioenen der bijzondere leerkrachten eenige nadere regelingen opgenomen. In afwachting van de herziening van de ~Bezoldigingsregeling der Burgerlijke Landsdienaren" kon op de salarissen van bet onderwij eend personeel, die bel belangrijkste percentage van de totale onderwijsuitgaven innemen, geen andere bezuiniging worden verkregen dan die. welke bet gevolg was van de algemeen ingevoerde kortingspercentages. \\ci echter konden verschalende toelageregelingen worden her/.ien. Bij G.B. 2;'. Kebr. 1932 n°. 32 (T. S. n°. 83) werd ingetrokken de tegemoetkoming van (2400 aan in Nederland voor de hoofdakte geslaagde personen, die zien voor bet openbaar onderwijs of gesubsidieerd onderwijs in Nederlandsoh-Indië verbinden. In het verslagjaar werd voorts eene beslissing genomen omtrent eene aan gelegenheid, welke reeds eenige jaren een voorwerp van onderzoek had uit gemaakt; namelijk de reorganisatie van het technisch onderwijs, l'it gehouden enquêtes was gebleken, dat aan eene middelbare technische school in [ndië geen behoefte bestond en dat anderzijds de beslaande technische scholen zeer Wel in de behoefte aan technisch personeel in middelbare functies konden voorzien, mits aan de leerstof eenige uitbreiding werd gegeven, de toelatingsexamens werden verzwaard en aan de algemeene ontwikkeling der leerlingen meer aandacht werd geschonken. In verband hiermede werd de leergang van 4 op 5 jaar gebracht, terwijl de splitsing in afdeelingen eenige wijziging onderging; tevens werd tot geleidelijke opheffing van de mijnbouwkundige afdeeling besloten. Tegelijk met het technisch onderwijs werd het ambachtsonder wijs gereorgani seerd, na hernieuwde toetsing aan de behoefte der maatschappij. Het bleek, dat splitsing van het ambachtsonderwijs in twee categorieën noodig was. Voor de opleiding van de eigenlijke ambachtslieden (toekangs) kon eene 2-jarige opleiding voldoende worden geacht. Met het oog hierop werden de 3-jarige iimbachtsscholen tot 2-jarige teruggebracht onder de benaming ambachtsleergangen (waar noodig zouden 1-jarige vervolgcursussen voor speciale beroepen kunnen worden ingesteld). Voor de opleiding tot de allerlaagste toezichthoudende betrekkingen daarentegen (werkbazen, machinisten, monteurs, e.d.) bleek eene andere opleiding noodig <•" wel een 3-jarige; aangezien voor deze categorie van werknemers kennis van het Nederlandsch gewenscht moest worden geacht, werd hierin voorzien door om zetting van de aan de ambarlitsscholen verbonden afdeelingen voor Nederlandsch sprekenden tot 3-jarige ambachtsscholen, toegankelijk voor abituriënten van het westersch lager onderwijs. Het ambachtsonderwijs zou derhalve voortaan uit twee groepen bestaan, namelijk 2-jarige leergangen op inheemschen grondslag ter opleiding van ambachtslieden en 8-jarige ambaelitsseholen op westersehen grondslag ter opleiding tot de laagste toezichthoudende functies. De Volksraad sprak zich ten gunste van de genoemde hervormingsmaatregelen uit in den vorm van de aanneming van een begrootingspost nl. den gewijzigden post 513 a van de 2de aanvullende begrooting 1931 1 ). Tot praotische doorvoering kwamen de vermelde maatregelen eerst met ingang van den cursus 1932—1933. Ten einde de leerkrachtenvoorziening der scholen voor westersch lager onder wijs aan de gewijzigde tijdsomstandigheden aan te passen, weid verandering gebracht in de leerkrachtenforniatie en de leerlingenschaal voor deze scholen. Zij geschiedde door wijziging van art. 18 van het Europeesch onderwijsreglement in dien zin, dat de formatie van leerkrachten voor de Europeesche lagere school, tot dusver in het reglement zelve opgenomen, zou worden vastgesteld bij ') Zitting ïoai—l9:32, onderwerp :sr>. DE CULTUREELE TOESTAND. 252 Regeeringsvevordeaing (Ord. van 18 Jan. 1932, J. S. n". 88). De fctegeüag, waarbij de Regeering van de haar overgedragen bevoegdheid gebruik maakte, kwam tot stand bij R.V. van 9 Mei 1932 (I. S. n". 205). Daarbij werd bepaald, dat bij meer dan 30, 70, 120, 170, 210 en 250 leerlingen, het schoolhoofd zou worden bijgestaan door resp. 1, 2, 3, 4, 5 en 6 leerkrachten (voorheen bedroegen deze aantallen onderscheidenlijk 25. 60, 100. 150. 2nn en 250). Gelimiteerd werd nok hot aantal hoofdonderwijzers door de bepaling, dat ten hoogste de helft van het aantal leerkrachten, het schoolhoofd medegerekend, den Bang van hoofdonder wijzer mag bezitten. Eene nieuwe regeling van de leerkrachten-formatie van de Hollandsch- Ohineesche scholen kwam tot stand hij G.B. 9 Mei 1932 n». 46 (1. S. n°. 206). Behouden werd de bepaling, dat de löeriingetwohaal aan de Ilollandsch- Ohineesehe dezelfde zou zijn als aan de Europeeache lagere school, zoodat eerst genoemde dezelfde verandering onderging nis hiervóó* vosx de Europeesche lagere school werd aangegeven. Het aantal hoofdonderwijzers word beperkt, in dier voege, dat op 1 tot 3 leerkrachten 1 hoofdonderwijzer, op 4—6 leerkrachten 2 hoofdonderwijzer», op meer dan 6 leerkrachten 3 hoofdonderwijzers aanwezig Kunnen zijn. Bij G.Bn. 9 Mei 1982 n". 47 en 9 Juni 1932 n°. 17 (1. S. nos. 207 en 239) werd eene nieuwe formatie voor de llollandscli-Inlandsehe school vastgesteld. Met behoud van de bepaling, dat hoogstens de helff van de leerkrachten eene Europeesche bevoegdheid mocht bezitten (bij een oneven aantal de kleinste helft), werd voorgeschreven, dat aan scholen met 1 of 2 Europeesche leer krachten 1 hoofdonderwijzer, hij scholen met 3 Europeesche leerkrachten 2 hoofd onderwijzers konden worden aangesteld. De in 1. S. 1932 n°. 239 opgenomen leerlingenschaal was geheel gelijkluidend aan die, welke voor de Europeeschü lagere school was ingevoerd (zie 1. S. 1932 n°. 205). Evenals hij de Europeeeche lagere scholen het geval was, bracht de nieuwe leerlingenschaal voor do Hol landsch-Inlandsehe school eene vermindering van het aantal leerkrachten voor de kleinere scholen, niet voor de groote scholen met meer dan 250 leerlingen. Eene nadere regeling der schoolgeldholïiiig tin aanzien van kinderen uit één gezin, die scholen van verschillend type bezoeken, is opgenomen in Bh. n°. 12538. 2a. Voorbereidend lager onderwijs. Het aantal vóórklnsson aan Gouvernementssehoten voor westersoh lager onderwijs bedroeg in den cursus 1931—1932 136, tegen 149 in den voorafgeganen cursus. Het aantal leerlingen dezer vóórklassen beliep 6030, tegen 6286 ten vorigen jare. Behalve 8 vóórklassen, verbonden aan scholen van stadsgémeemten, waren er voorts Til vóór klassen aan gesubsidieerde scholen poot westereoh lager onderwijs verbonden (vorig jaar 100). Het aantal leerlingen daalde ook hier (van 4685 tot 3746). Naast de vóórklassen waren er in het verslagjaar 66 bijzondere fröbelscholen. Waarvan aan liet eind van den cursus 1931—1932 nog 25 worden gesubsidieerd. Het aantal leerlingen der gesubsidieerde fröbelscholen bedroeg aan het eind van den cursus 1627, dat der ongesubsidieerde 2281. Zooals hiervorën reeds werd aangestipt, is besloten om, te beginnen met den cursus 1932— 1938, de vóórklasaen aan de openbare scholen al ie schaffen on tevens de subsidiën voor vóórklassen aan bijzondere scholen alsmede voor af zonderlijke fröbelscholen in te trekken, zoodat met ingang van 1 Juli 1932 liet voorbereidend lager onderwijs geheel aan het particulier initiatief overgelaten werd, Ten einde de vóórklassen daar te doen voortbestaan, waar /.niks door ouders bepaaldelijk op prijs werd gesteld, werd aan daarvoor in aanmerking komende particuliere organisaties vergund deze klassen zonder Lamdssbeun verder te exploiteeren en daartoe van de lokaliteiten van de openbare school gebruik te maken. De nadeelen, die aan do opheffing van hert voorbereidend onderwijs mochten zijn verbonden -de vóórklassen werden veelal gebezigd om de jeugdige leerlingen eenige kennis van do Nederlandsehe taal bij te brengen en gaven niet nxDF.nwi.is. 253 zuiver fsöbelonderwijfi — konden gedeeltelijk worden ondervangen door eene wijziging van bet leerplan voor de 3 laagste klassen van de scholen voor westerscb lager onderwijs, waarover hierna (2c) nadere mededeelingen worden gedaan. 2b. Inlandsch lager onderwijs. De nieuwe instructie voor de inspecteerende ambtenaren bij liet Inlandsen onderwijs is opgenomen in Bb. n°. 12886. Spoedig nadat bij G.B. 13 Juli 1931 n". 15 (Bb. n". 12600) in de toelichting tevens leidraad bij de Algemeene Subsidieregeling (A.S.K.) voor het Tnlandsch lager onderwijs (Bb. n°. 10606) eenige wijzigingen waren aangebracht, bleek naar aanleiding van veranderingen, die de A.S.R. zelve had ondergaan, een geheel niéuwe Leidraad noodig, waarbij tevens de geheele opzet van de leidraad in verband met de sinds 1924 in de praetijk opgedane ervaring kon worden herzien (G.B. 14 Juli 1932 n°. 16, opgenomen in Bb. n°. 12862). In het verslagjaar werd voortgegaan met vaststelling van uitvoerings schriften voor de A.S.R. in bepaalde streken. Bb. n°. 12605 bevat dergelijke uil vorringsvoorschriften voor de afdeeling Pöso der residentie Manado, waarin eene regeling werd gegeven o.a. betreffende het minimum aantal leerlingen, de leerlingen welke voor subsidie mochten medetellen e.d. Aangezien de Poso zending van oudsher het systeem van 4-jarig volksonderwijs volgt, werd voor dit gebied de bijzondere bepaling opgenomen, dat de bestaande 4-klassige volks m holen nog gedurende de eerste •"> jaren op den ouden voet konden worden ge subsidieerd, voor zoover zij niet reeds binnen dien termijn in 8-klassige scholen /.ouden zijn omgezet. In Bb. n°. 12626 werden uit voeringsvoorschriften van soortgelijken aard ge geven voor de onderafdeeling I'aloe, in Bb. n". 12(vS7 voor de onderafdeeling liol.-iang MrmgozMiow van de residentie Manado; in Bb. n". 12882 voor de Oost kust van Sumatra; in Bb. n°. 12883 voor de residentie Tapanoeli (met uitzonde ring van de afd. Nias) en in Bb. n". 12884 voor .lava en Madoera. Het aantal roll.-surholen bedroeg in den cursus lit:il — 1082 16921, hetgeen ten opzichte van den cursus 1930—1931 eene toeneming van 316 beteekent. Tusschen 1929—1930 en 1930—1931 had de toeneming 1090 scholen bedragen. De vermindering werd zoowel bij het openbaar als bij het bijzonder volksonderwijs toegepast, zoodat het aandeel der openbare volksscliolen ten opzichte van dal der bijzondere nagenoeg ongewijzigd bleef. Van belang is nog lid feit, dal hei aantal meisjesvolkssoholen in bijzondere mate boenam. Lu den cursus 1929—1930 waren er 337, in den cursus 1930 —li>.'il éBö en in den daarop volgenden cursus 566. Volgens de verstrekte opgaven steeg het aantal leerlingen bij het volks onderwijs (openbare en bijzondere scholen tezamen) van 1 229666 tot 1 324740. De vooruitgang bedroeg dus ruim 95000, tegen eene toeneming van ruim 141000 in het vorige jaar. Het trekt intusschen de aandacht, dat de daling van het lerilingen-accres bij de volksscliolen minder groot was dan de daling van het aantal nieuw opgerichte scholen zou doen verwachten. Zulks was mogelijk, door dat de bestaande scholen in den cursus 1981 —1032 meer leerlingen absorbeerden dan in den voorat'geL'anen BUTBUB, /.oodat de gemiddelde klassebe/.etting steeg. Bij de openbare volksseholen steeg het gemiddeld aantal leerlingen in de Iste klasse van 38 op 40, in de lide klasse van 2."i op 29 en in de 3de klasse van 18 op 21. Opmerkelijk is, dat de stijging van bet aantal vrouwelijke leerlingen zich onverzwakt voortgezet. Gezien den achterstand, diö bij het [nlandscb meiajeg onderwijs valt in te halen, kan dit verschijnsel niet anders dan gunstig worden genoemd. De daling van het leerlingen-acerea had dus nagenoeg geheel plaats door eene verminderde toeneming van het aantal mannelijke Leerlingen op de volksseholen. Het aantal leerlingen van niet-inheemsclien landaard op de volksscholen (Clüneezen. Arabieren, enz.) bleef gering. Op een totaal aaulal leerlingen bij DE CULTritEELE TOESTAND. 254 hei volksonderwijs van 1324 740, waren slechts 4609 vnn anderen dan inheemschen landaard. Het aantal leerkrachten aan de gezamenlijke openbare en bijzondere volks scholen bedroeg in den cursus 1931—1932 28 325 (vorig jaar 27 519). Onder scheidt men deze leerkrachten naar de onderwijsbevoegdheid dan blijkt, dat het meerendeel in het bezit was van het diploma volksonderwijzer (16 919), in welk aantal ook de bezitters van de oude kweekelingen-akte zijn begrepen; vergelijking met vorige jaren doet zien, dat hit aandeel der volksonderwijzers toenemende is, zoodat zoowel het aantal bezitters van hoogere bevoegdheden (kweekschool, normaalschool) daalt, als het aantal der hulponderwijzers en der onopgeleiden, alsmede het aantal dergenen, die eene z.g. premie-opleiding door liepen, afneemt. Omtrent het standaardonderwijs valt te vermelden, dat het aantal volledige 2de klasse-scholen daalde van 1991 in den cursus 1980—108] tot 1990 in den daarop volgenden cursus; het aantal vervolgscholen steeg van 1117 tot 11!)'.). In totaal kwamen er dus 81 scholen bij, tegen 146 ten vorigen jarc; de toeneming had vooral bij het bijzonder onderwijs plaats. Evenals bij het volksonderwijs, vertoonde het aantal meisjesscholen eene toeneming en wel niet alleen bij het vervolgonderwijs, waar de meisjesscholen een afzonderlijk schooltype vormen met afzonderlijk leerplan, maar ook bij het volledig standaardonderwijs. In den cursus 1929—1930, 1930—1931 en 1931—1932 beliep het aantal meisjesvervolg scholen onderscheidenlijk 137, 160 en 183, het aantal volledige meisjesstandaard scholen 27, 32 en 53. Het totaal aantal leerlingen bij het standaard- en vervolgonderwijs bedroeg in het verslagjaar 459 706, tegen 436 830 in het daaraan voorafgegane jaar. l>e toeneming van het aantal leerlingen bedroeg derhalve bijna 23 000, tegen bijna 48 000 in de voorafgegane periode. De daling van het accres-tempo vertoonde zich vooral bij de volledige scholen; bij de vervolgscholen kon de toeneming zich min of meer op de gebruikelijke wijze handhaven. Een en ander houdt verband met de omstandigheid, dat de achterstand in de onderwijsvoorziening het grootst is ten platten lande en dat die achterstand dus in hoofdzaak moei worden ingehaald door uitbreiding van hel op het desa-onderwijs gebaseerde vervolgonderwijs. De 6de klassen, die aan verschillende volledige standaardseholen verbonden zijn (landbouwrichting of richting handelskennis), hadden 2004 leerlingen, tegen 1500 ten vorigen jare. Deze stijging werd mede veroorzaakt door de opening van een aantal nieuwe 6de klassen. In dit verband kan worden vermeld dat een nieuwe cursus ter voorbereiding van de akte „handelskennis voor den kleinhandel" niet werd geopend, daar het aantal beschikbare onderwijzers voor dit vak voldoende was. De opleiding van landbouwonderwijzers wordt besproken onder 3d. Het bij het volksonderwijs geconstateerd verschijnsel, dat het aantal vrouwe lijke leerlingen toeneemt, vertoonde zich ook bij het standaardonderwijs. Tusschen den cursus 1929—1930 en 1931—1932, dus in 2 jaren tijd, steeg het percentage vrouwelijke leerlingen aan de volledige scholen van 16,3 tot IS.I, aan de vervolgscholen van 17,5 tot 21,1. Verdeelt men de standnanlseholcn in open bare en bijzondere, dan blijkt, dat aan de bijzondere scholen het aantal vrouwe lijke leerlingen relatief veel hooger is dan aan de openbare. Dit is niet uitsluitend het gevolg van het feit, dat bij het bijzonder onderwijs meer dan bij het Gouvernement afzonderlijke meisjesscholen voorkomen; immers ook aan de particuliere gemengde scholen vertoonde zich het verschijnsel, dat deze naar verhouding meer vrouwelijke leerlingen telden dan bij het openbaar onderwijs. Kon bij de volksscholen van eene toeneming der gemiddelde klassebezetting gewag worden gemaakt, hetzelfde kan omtrent het standaardonderwijs worden medegedeeld. Zoowel bij de volledige standaardseholen. als bij de vervolg scholen was het gemiddeld aantal leerlingen in elke klasse in den cursus 1980 — 1931 hooger dan in den cursus 1929—1930, in den cursus 1931—1932 wederom hooger dan in den voorafgeganen. Dit geldt zoowel voor de openbare als de ONDERWIJS. 255 bijzondere scholen. Ook zonder uitbreiding van Int aantal scholen kan derhalve aan de nog steeds toenemende drang naat onderwijs worden voldaan door op neming van ren grooter aantal leerlingen in de school. In het vorig Verslag werd er op gewezen, dat het in Xederlandseh-lndië bij alle schooltypen voorkomende verschijnsel van de afvloeiing der leerlingen een ietwat gunstiger aspect ging vertoonen. De daling, welke de cursus 1930 —1931 ten opzichte van den voorafgeganen cursus vertoonde, was vermoedelijk toe te schrijven aan geringere migratie onder de bevolking en de verminderde mogelijk heid van het vinden eener betrekking. In het verslagjaar viel ten deze wat betreft de volksscholen een stilstand, wat betreft de standaard- en vervolg scholen eene kentering te constateeren. Bij de volksscholen bleef het afvloeiings percentage 11; bij de volledige standaardsebolen steeg het van 12 op 14, bij de vervolgscholen van 13 op 17 ')• Het aantal leerkrachten bij de volledige standaardscholen bleef stationnair; het bedroeg voor de openbare en gesubsidieerde scholen te zamen in den cursus 1931—1932 8177, in het voorafgegane schooljaar 8148. Men ziet hier eene daling van het aantal kweekschoolabituriënten en van liet aantal hulponderwijzers, tegenover eene stijging van het aantal normalisten: een verschijnsel, dat vol komen in de lijn der ontwikkeling ligt. Bij het vervolgonderwijs steeg het aantal leerkrachten van 3114 tot 3393; hier nam hot aantal hulponderwijzers nog eenigsains toe, doch in veel minder belangrijke mate dan liet aantal nurmalisteii. Het leerplan voor het Iste tot en met het 3de leerjaar viin de openbare niet- Europeesche lagere scholen is opgenomen in Bb. n°. 12840. 2c. Westersoh lager onderwijs. Voor het toezicht op het Westersch lager onderwijs is Xederlandsch-Indié opnieuw verdeeld in inspectie-ressorten (Bb. n°. 12745). De nieuwe instructie voor de inspecteerende ambtenaren van het Westerseh lager onderwijs is opgenomen in Bb. n°. 12885. Nadat in 1930 het leerplan der Hollandsch-Inlandsche scholen in niet- Maleische streken op Java in dier voege was gereorganiseerd, dat het Maleisch als verplicht leervak werd geschrapt, waardoor het aantal lesuren in de Nëder landsche taal kon worden vergroot en de Nederlandsche namiddagleergangen konden vervallen, werd bij G.B. 2:5 Jan. 1932 n". 28 (1. S. n". 46 en Bb. n". 12752) tot denzelfden maatregel overgegaan in de Buitengewest en. Ook hier werd het Maleisch evenals op Java facultatief gehandhaafd, in den vorm van mi verplichte namiddagleer gangen. Eene belangrijke verandering onderging Int leerplan voor de 3 laagste klassen van de scholen voor westersch lager onderwijs, uitgezonderd de scha kei scholen. lieeds gedurende verscheidene jaren was van paedagogische zijde kritiek uir geoefend op de bestaande regeling, die meebracht, dat zoo vroeg mogelijk met het aanleeren van de Nederlandsche taal een aanvang werd gemaakt. Steeds meer had in de kringen der deskundigen het inzicht veld gewonnen, dat het meest elementair onderricht geschieden moet in de moedertaal van de leerlingen en dat eerst op een later tijdstip met de Nederlandsche taal dient te worden aangevangen. De opheffing van de vóórklassen. waarvan hierboven reeds sprake was, bracht dit vraagstuk in een acuut stadium. Deze opheffing toch had tot gevolg, dat de Inheeinsche en ('hineesche kinderen met nog minder kennis v.m de Nederlandsche taal op de lagere school kwamen dan voorheen. Het nieuwe leerplan, dat. bij het begin van den cursus L 982—1933 werd ingevoerd, bracht mede, dat de oude regeling volgens welke zoo vroeg mogelijk met de lessen in het Nederlandsch moest worden begonnen, weid prijs gegeven. Op de HoUandsch- Chineesche school (zie Bb. n°. 12855) werd de lesrooster los gemaakt van die ') Be in het vorig (l>l/. 228) vernielde Dettovertregpercentagßs voot de stun daaratechoien in 1920—1980 en 1980—1981 moeten veranderd warden in 17 % en 12 ~. die voorde vervolgsoholen in 1!» ",, en 18 %> DE CUT.TUnEEI.K TOEBTAND. 256 van de Europeesoae lagere school, en werd dus het onderwijs mcci ingesteld op de kennis van de Nederlandsehe taal. die de leerlingen bij hun komst op school bezitten. Op de Hollandsch-lnlnndsche school (zie Bb. nos. 12856 en 12871) werd het Nederlandsen lezen, vroeger reeds aan het eind van de Iste klasse beginnend, verschoven tot het 2de leerjaar, terwijl het rekenen met Nederlandsch als voertaal van de 2de nanr de Bde klasse werd overgebracht. Eene soortgelijke regeling werd voor de speciale scholen getroffen (zie Bb. n°. 12848). Tegelijk met de, vermelde verandering van het leerplan voor het Hollandseh- Inlandsch en Hollandsch-Chineesch onderwijs werd ook het lesprogramma van de Europeesehe lagere scholen gewijzigd, met uitzondering van de z.g. eerste scholen (die voor meer gegoeden zijn bestemd) en van de Europeesehe lagere scholen op plaatsen, waar slechts één school van dit type wordt aangetroffen. Het nieuwe leerplan werd ingevoerd op grond van de ervaring, dat op de niet eerste scholen veel leerlingen komen, die de Nederlandsehe taal onvoldoende begrijpen en zich daarin slechts gebrekkig kunnen uitdrukken. Voor de eerste scholen en voor de Europeesehe lagere scholen op plaatsen, waar slechts één school van deze soort bestaat, kon het oude leerplan ongewijzigd worden gehand haafd, daar hier in het algemeen de kinderen uit eene omgeving komen, die de Nederlandsehe taal beter beheerseht. Het aantal scholen voor westersch lager onderwijs, dat aan het einde van den cursus 1930—1931 TTfi had bedragen, was aan het eind van het daaraan volgende schooljaar tot 772 gedaald. Tengevolge van den ongunstigen toestand. waarin 's Lands schatkist verkeerde, kon van de oprichting van nieuwe open bare scholen of niewe subsidieering van bijzondere scholen geen sprake zijn. Het aantal Europeesehe lagere scholen verminderde van 300 tot 296, dat der Hollandsch-Chineesche scholen van 110 op 109, dat der schakelscholen van 58 op 57; het aantal speciale scholen bleef 16, terwijl het aantal Hollandsch- Inlandsche scholen van 292 tot 294 steeg. Tegenover de daling van het aantal scholen, staat eene stijging van het aantal leerlingen bij het westersch lager onderwijs (van 134 661 tot 141149). Nadere bijzonderheden worden bij de behandeling der afzonderlijke schooltypen vermeld. De bevolking der Europeesehe lagere scholen steeg van 44 307 (eind cursus 1930—1931) tot 46 009 (eind cursus 1931—1932). In alle klassen was het aantal leerlingen in den cursus 1931—1932 hooger dan in den voorafgeganen cursus, met uitzondering van de Iste klassen, die minder leerlingen telden dan in het vorige verslagjaar; hier viel een terugloop van 7611 tot 7387 te constateeren. De daling van het aantal niet-inheemsche leerlingen bij het openbaar Europeesch lager onderwijs zette zich voort. Bij het bijzonder Europeesch lager onderwijs viel eene lichte stijging te constateeren, zoodat het percentage voor alle scholen te /amen van 15,0 tot 15,3 steeg. Het aantal leerlingen der Hollandsch-Chineesche scholen steeg van 21 617 tot 23 353. In alle klassen zonder uitzondering waren in den cursus 1931 —1932 meer leerlingen dan in den voorafgeganen. Het aantal meisjesleerlingen neemt hier langzaam toe: liet bedroeg in de cursussen 1929—1930, 1930—1931 en 1931—1932 achtereenvolgens 37,1 37,9 en 39,2 % van het totaal. Bepaald werd dat leerlingen van openbare Hollandsch-Chineesehe scholen in eenzelfde klasse niet langer dan 2 jaar en in twee onmiddellijk op elkaar volgende klassen te zamen niet langer dan 3 jaar aan het onderwijs mogen deelnemen. Ook aan de Hollandsch-Inlandsche scholen viel een vooruitgang van het aantal leerlingen op te merken (van 60 910 tot 63 140). Evenals aan de Hollandsch-Chineesche scholen ziet men hier eene toeneming van het aantal vrouwelijke leerlingen; in de 3 laatst verloopen cursussen bedroeg het percentage meisjes achtereenvolgens 31,2 32,0 en 33,0. Vergelijking van deze cijfers met de bij het Inlandsch onderwijs gedane opgave doet zien, dat bij het- Hollandsch- Inlandsch onderwijs de vrouwelijke leerlingen eene veel grootere plaats innemen dan bij het Inlandsch onderwijs het geval is. Hoe hooger de ontwikkeling van het milieu, waaruit het inheemsche kind voortkomt, hoe sterker de behoefte aan ONDERWIJS. 257 meisjesonderwijs. Wal de klassebezetfciag betreft, kan worden opgemerkt, dat zich bij de Hollandsch-Inlandaehe school een analoog verschijnsel voordeed als bij de Europeesche Lagere school: in de gezamenlijke Iste klassen was het aantal leerlingen nauwelijks hooger dan ten vorigen jare (12 643, tegen 12 627). Het aantal leerlingen dor speciale scholen voor kinderen van Amboneesche en Manadoneesohe militairen steeg vmi 3024 tot 3313; 40 ",', der leerlingon wasset meisjes. Bij de schakelscholen steeg het aantal hellingen van 4803 tot 5334. Het aandeel der vrouwelijke leerlingen is op deze scholen lager dan bij eenige andere soort van westersch lager onderwijs, doch vertoonde eene geleidelijke stijging; in de drie laatst verloopen cursussen bedroeg het achtereenvolgens 8,7, 10,0 en 11,7 %■ Evenals bij het Inlandsen onderwijs, vertoonde zich bij het westersch lager onderwijs in zijne verschillende geledingen eene vergrooting van de klasse bezetting. Het trekt daarbij de aandacht, dat niet alleen de cursus 1931 —1932 gemiddeld meer leerlingen per klasse telde dan de cursus 1930—1931, maar dat ook laatstgenoemde cursus weer hoogere bezettingscijfers had dan de vooraf gegane. De crisistoestand heeft dus tot een meer economisch gebruik van het onderwijsapparaat geleid. Het totaal aantal leerkrachten bij het openbaar en bijzonder westersch lager onderwijs steeg van 4707 tot 4726 1 ). Onderscheidt men de leerkrachten naar den landaard, dan blijkt, dat in vergelijking met den voorafgeganen cursus het aantal Europeesehe leerkrachten eenigszins terugliep, waai'tegenover het aantal Inheemsche en Chineesche leerkrachten eenige toeneming vertoonde. Het aantal leerkrachten bij het openbaar Europeesch lager onderwijs daalde van 914 tot 886; bij het bijzonder Europeesch lager onderwijs van 699 tot 687. Bij het Europeesch lager onderwijs werd niet alleen bezuinigd op het aantal leerkrachten, maar ook op het gehalte daarvan, namelijk door sterkere toepassing van het instituut der $ leerkrachten. Het totaal aantal leerkrachten bij het Hollandsch-Chineesch onderwijs bedroeg 745, tegen 724 in het vorige schooljaar. De in het vorige Verslag gemaakte opmerking, dat de bijzondere Hollaiidsch-Chineesehe scholen weinig gebruik maken van Chineesche leerkrachten, kan worden herhaald. Wat de leerkrachten bij de Hollandsch-lnlandsche scholen betreft, noch de totale omvang, noch de verdeeling over de landaarden onderging hier in vergelijking met den cursus Üt.'iO—l93l eenige wijziging van beteekenis. Eerst in de toekomst — de nieuwe Hollandsch-lnlandsche kweekscholen leveren in 1933 haar eerste abituriënten af — zal men op deze scholen de Europeesehe leerkrachten voor inheemsche plaats zien maken, al wordt deze ontwikkeling, in verband met de crisis en de ge biedende eisch tot bezuiniging, zooveel mogelijk verhaast. De speciale scholen onderscheiden zich van do Hollandsch-lnlandsche, wat de personeelsbezetting betreft, door een naar verhouding grooter aantal Euro peesehe leerkrachten. In totaal waren 121 leerkrachten aan de/.e scholen werk zaam. Bij de schakelscholen is het overwicht van het inheemsche personeel grooter dan bij eenig ander schooltype voor westersch lager onderwijs; onder de 239 leerkrachten waren 57 Europeesehe, 181 inheemsche en 1 Chineesche. De z.g. indianisatie, welke meebrengt, dat aan de scholen voor westersch lager onderwijs zooveel mogelijk onderwijzers worden verbonden van den landaard dei bevolkingsgroepen, waarvoor die scholen in hoofdzaak bestemd zijn, is derhalve het verst doorgevoerd aan de schakelscholen. Het aantal vrouwelijke leerkrachten is, behalve bij de sehakelscholen, waar slechts 13 vrouwen werkzaam zijn, in vergelijking met het Inlandsch onderwijs groot. Op de Europeesehe lagere scholen maakten de vrouwelijke leerkrachten 61 %, op de Hollandsch-Chineoschc school 57 % en op de Hollandsch-lnlandsche school 32 °/ o van het corps uit. Het lagere percentage voor de Hollandsch- 'j Uier en verder niet inbegrip van Je vóórklassen. 257 DE CÜLTUIU3ELE TOESTAND. 258 lnlandsche school is het gevolg van de omstandigheid, dat onder het inheemsche personeel nog betrekkelijk weinig vrouwelijke leerkrachten wenden aangetroffen. De tusschentijdsche (d.w.z. tusschen het begin van het schooljaar en den datum waarop de bevordering plaats heeft) afvloeiing der leerlingen was bij het westersch lager onderwijs lager dan in vorige jaren. Was in den cursus 1929— 1930 het aantal leerlingen aan het eind van het schooljaar 9 % lager dan aan het begin en bedroeg dit getal in den cursus 1930—1931 8 %, in het verslagjaar beliep het slechts 5 %. Blijkbaar is hier de wensofa om zooveel mogelijk ouder wijs te genieten onder de ongunstige economische en maatschappelijke ver houdingen sterker dan de moeilijkheid het Bohoolgeld op te brengen. 2d. Meer uitgebreid lager onderwijs. Hoewel reeds sedert eenige jaren het aantal openbare en gesubsidieerde Mulo-scholen niet was uitgebreid, bleven de kosten van het meer uitgebreid lager onderwijs steeds stijgen, doordat de bestaande scholen wegens het toenemende aantal leerlingen telkens moesten worden vergroot. Daarbij werd de ervaring opgedaan, dat vele leerlingen op de school plaatsing vonden, die daar blijkens hun vorderingen niet thuis behoorden. Daarom werd Ban het einde van hel verslagjaar besloten, te beginnen met den cursus 1932 —L9BB, af ie wijken van het bestaand stelsel en niet langer een ieder toe te laten, die blijkens verklaring van een lagere school of blijkens het resultaat van een gehouden toelatings examen door de betrokken onderwijsantoriteit voor de .Mulo-school geschikt werd geacht. Te beginnen met den genoemden cursus wordt de omvang van het meer uit gebreid lager onderwijs gecontingenteerd, in dier voege, dat de Directeur van Onderwijs en Eeredienst telken jare het aantal vóórklassen en Iste klassen be paalt, dat elke scliool mag hebben. Eene nieuwe regeling nopens de toelating was daarbij noodig. Volgens de nieuwe regeling zullen voortaan achtereenvolgens voor plaatsing in de Iste klassen in aanmerking komen: 1". niet-verwijderde Bitten blijvers; 2°. de leerlingen, die zijn overgegaan uit de vóórklassen; 3°. de leer lingen, die in het bezit zijn van eene sehoolverklaring voor de Iste klasse dan wel met gunstig gevolg toelatingsexamen tot die klasse hebben afgelegd (de plaatsing van de leerlingen dezer 3de categorie geschiedt in volgorde van geschikt heid, te beoordeelen naar de behaalde cijfers). Ten aanzien van de vóórklassen werd bepaald, dat deze voortaan niet meer mogen worden gedoubleerd. Plaatsing geschiedt ook hier naar volgorde van ge schiktheid, waarbij echter voorgaan zij. die wegens plaatsgebrek niet in de Iste klasse plaats hebben kunnen nemen. In verband met dit laatste werd be paald, dat ook niet-geplaatste Europeesche leerlingen in de vóórklassen zouden kunnen worden ondergebracht. Tegelijk met do verscherpte bepalingen nopens de toelating kwamen nieuwe regelingen tot stand betreffende de verwijdering van ongeschikte leerlingen. Tevens werd, wat de vóórklassen en de Iste klassen betreft, het aantal leerlingen per klasse vergroot. Deze maatregelen, die alle, werden vastgesteld bij R.Y. van 6 Juni 1932 (I. 8. n°. 230), waarbij het Mulo-reglement (I. S. 1930 n°. 183) werd gewijzigd, beoogden tevens verzachting van de gevolgen der contingen teering, daar immers de opnemingscapaciteit der klassen erdoor verhoogd werd. Het aantal Mulo-scholen bedroeg in het verslagjaar 65, tegen 64 in lui voorafgegane jaar. De toeneming was een gevolg van het feit, dat een 3-jarige hoogere burgerschool te Batavia, de Koningin Enmia-school, in een Mulo-schooi (genaamd St. Jozefschool) werd omgezet, liet aantal openbare Mulo-scholen beliep 35, dat der bijzondere 30. Het aantal leerlingen steeg van 11788 (eind cursus lli.il) —1931) tot 12 554 (eind cursus 1931—1932). De reeds sedert verscheidene jaren waarneembare daling van het Europeesche element op de Mulo-scholen zette zich in het verslagjaar voort. Het percentage Europeesche leerlingen bedroeg in den cursus 1981—1932 28, tegen 29 in liet voorafgegane schooljaar. Hei zijn bepaaldelijk de openbare Mulo-scholen, waar ONDERWIJS. 259 de inheemsche leerlingen de meerderheid zijn gaan uitmaken; bij de Koomsch katholieke en neutrale Mulo-scholen vormen de Europeanen nog steeds de meerderheid. Zooals in het vorig Verslag werd vermeld, is in 1926 eene differentiatie van het leerplan der beide hoogste klassen ingevoerd: in de klassen der A-afdeeling wordt eindonderwijs gegeven, terwijl het einddiploma der B-af deeling toegang geeft tot de scholen voor verdergaand onderwijs. De toeneming van het animo voor de A-afdeeling, die ten vorigen jure werd geconstateerd, zette zich niet voort. In den cursus 1931—1932 volgde 23,5 °/ o van de leerlingen der 2de klasse de A-afdeeling, 76,5 % de B-afdeeling, terwijl in den voorafgeganen cursus deze percentages resp. 30,1 en 69,9 beliepen. Van de leerlingen, die zich in 1932 aan het eindexamen Mulo onderwierpen, slaagden bij de openbare Mulo-scholen 274 voor het A-diploma en 996 voor het B-diplokna, dat is resp. 67 en 74 % van het aantal candidaten. Aan de bijzondere Mulo-scholen slaagden 145 leerlingen voor het A-diploma en 586 voor het B-diploma, of resp. 76 en 82 %. Dit eindexamen werd afgenomen onder vigueur van het nieuwe reglement van 3 November 1931 (Bb. n°. 12706), dat ter ver vanging strekte van het in Bb. n°. 12509 opgenomen reglement. Uit de opgaven, die de abituriënten der Mulo-scholen doen omtrent hun toekomstplannen, blijkt, dat nagenoeg alle bezitters van het B-diploma hun studie voortzetten, hetzij aan de Algemeene Middelbare School (enkele leerlingen de hoogere burgerschool), hetzij aan eene inrichting voor vakonderwijs. Van de abituriënten der A-afdeeling konden — vermoedelijk tengevolge van de moeilijke economische omstandigheden — zeer velen geen mededeeling doen omtrent hun voornemens. Voor zoover eene conclusie mag worden getrokken uit de opgaven, die door 105 leerlingen werden verstrekt, blijkt, dat slechts 28 % der bezitters van het A-diploma in betrekking wenschten te gaan en dat de overigen zich door verdere studie voor eene toekomstige betrokking in de maatschappij hoopten te bekwamen. De leerkrachten dei Mulo-scholen zijn, afgezien pan enkele 10-tallen, die belast zijn met de lessen in de Inheeinsche talen, allen van Europeeschen land aard. Zij moeten in het bezit zijn van de hoofdakte en voorts een of meer z.g. bijakten lager onderwijs. Het aantal vrouwelijke leerkrachten bij het Mulo be droeg slechts 18 % van het totaal. Dat dit aantal in vergelijking met het Euro peesch lager onderwijs (waar 61 % der leerkrachten vrouwelijk was) zoo laag is, kan worden verklaard door de omstandigheid, dat vele onderwijzeressen niet meer bezitten dan de hulpakte en dus voor het Mulo niet in aanmerking komen; boven dien worden verschillende bijakten nagenoeg uitsluitend door mannelijke leer krachten verworven. De bij het westersch lager onderwijs opgemerkte vermindering van de tusschen tijdsche afvloeiing der leerlingen vertoonde zich ook aan de Mulo-scholen. Het aantal leerlingen, dat aan het eind van den cursus aanwezig was in de school, was 7 % lager dan het aantal leerlingen waarmede het schooljaar begon; in de jaren 1930—1931 en 1929 —1930 waren deze percentages onderscheidenlijk 8 en 10. 2e. Middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs. Onder deze rubriek kunnen 4 soorten van scholen worden gebracht: hoogere burgerscholen met 3-jarigen en met 5-jarigen cursus, algemeene middelbare scholen en lycea. Aan de hoogere burgerscholen met 5-jarigen cursus werd met ingang van 1 Juli 1931 een gewijzigd leerplan ingevoerd. Deze wijziging was noodig ge worden, omdat de aansluiting tusschen de Indische hoogere burgerscholen en die in Nederland, inzonderheid die te 's-draveuhage, moeilijkheden bleek op te leveren, met name wat betreft de vakken Fransch en Duitsch. Aangezien eene opvoering van het aantal lesuren zonder meer eene stijging van de kosten van liet middelbaar onderwijs teweeg zou hebben gebracht, die in de bestaande crisis omstandigheden moest worden vermeden, werd besloten de noodzakelijke ver- DE !■ IX W( tEEI ' Tl II ST \XI>. 26 Op 1 Januari li».'>."> is. ter iL r van de herziene ordonnantie op de inkomstenbelasting-IQ'Xi (I. S. 19:21 n°. 812), in werking getreden de ordonnantie inkomstenbelasting-1982 (I. S. 1932 n°. til, gewijzigd bij T. S. 1982 n". 637). Bij Ord. van 16 Deo. 1982 (I. S. q°. 594) zijn voorta gewezen waarin overeenkomstig art. 28 der Ord. op de inkomstenbelasting-1932 (I. S. n°. 111) liet belastbaar minimum word! verhoogd en de belasting wordi \ i rminderd. Ook voor hei jaar 1933 bleek «■cue extra-heffing op hel inkomen tot tijdelijke rking der landsmiddelen noodzakelijk. Deze ~crisisheffing 1938 op het inkomen" (i. B. 1932 n". 585, gewijzigd bij 1. 8. 1932 n°. 636) is eenzelfde oriBisheffing 1932 op het inkomen. Eet tarief is echter eenigseins verhoogd, in verband mei het feit, dat het tarief der ordonnantie op de inkomsten bélasi ing- L 932 Lager is dan dal der herziene ordonnani ie op de inkomstenbelasl ing -1920 inclusief de daarover in 1932 geheven 10 tandsopcenten. De gezamenlijke drufe \:';i inkomstenbelasting en crisisheffing over het jaar 1983 is ongeveer gebleven aan dien van inkomstenbelasting, opcenten en crisisheffing over hel jaar 1932. Ten aanzien van d< crisisheffing 1982 op hel inkomen is art. 16 ■■ Indische Oomptabiliteitswel buiten werki ild bij Ord. van 5 Maait L 982 (I. S. n°. 91), bekrach de wet van 25 Juli 1932 (X. S. n". 392. I. B. n°. 427). De ordonnantie op de vennootschapsbelasting 1925 (I. S. I<.i2."> n". .il.ij werd in 1982 gewijzigd bij Ordn. van 28 April en 24 Dec. 1932 (I. S. dos. 196 en 684). De in Bh. n". 10707 opgenomen toelichting-op de genoemde ordonnantie werd gewijzigd (zie Bb. n°. 12874). De oerpondingsordonhantie 1928 (I. S. n°. 342) is mei ingang van 1 Januari 1933 (I. S. n°. 63) nader gewijzigd en aangevuld o.m. in dien zin, dat voi njeuwe gebouwen, in den loop van het belastingtijdvak opgericht, in den aanslag /uilen worden betrokken. De Vorstenlandeche voertuigenbelasting (I. S. 1<)2.~> nos. 2!7 en -'>'20. 1926 n". 68 en L 928 n°. 543) is bij Ord. van 20 April 1982 (I. s. ,r. 169) verhoogd voor zoover betrefl rijwielen. ()j) 30 Januari L 932 is in werking getreden de ordonnantie op de moton tuigenbelasting Buitengewesten van 16 Jan. I'.>:'>2 (I. s. n". 86) — sederl ge wijzigd bij Ord. van 21 Dec. 1982 (I. S. n". 617) — waaraan, behoudens ten aanzien van de daarin vervatte strafbepalingen, terugwerkende kra» rleend tot 1 Januari van dal jaar. De vermogensbelasting, een voor hel Indische belastingstelsel nieuwe heffing, werd in den loop van hel jaar L 932 ingevoerd i terugwerkende kracht tot 1 Januari 1932 (I. S. nos. 405 en 406). Zij betrekt slechts physieke personen in hare werking en sluit geheel aan bij de ni< onnantie op de inkomsten belasting, liet tarief bedraagl 2 pro mille voor vermogens van meer dan f 120000; voor vermogens kleiner dan f 120000 bedraagt het pro mille van elke f 1000 waarmede liei zuiver vermogen het bedrag van f 24 00Ö te boven gaat. Vermogens van minder dan f 25 000 zijn vrij. Op deze be worden geen opcenten geheven. Hare opbrengst werd voor L 982 geraamd op I' 2 millioen. Aangezien de ordon nantie eersi op 10 Augustus 1932 in werking is getreden,, zijn omtrent de opbr nog geen voldoende gegevens beschikbaar. In 1982 werd gedurende de maanden Octobor. November en December een bedrag van E 155832 ( voorloop iq) ontvi Volgens de voorloopig beschikbare gegevens bedraagl hel totaal bedrag der i belastbare vermogens ï 179 122 598, welk aar de bevollungs gc irpiii kan wolden gesplitst als volgt: Europeanen f 259 826 222 Inlanders In 031 325 Chineezen 174 295 491 Andere Vreemde Oosterlingen 26 369 551 DX CULTUBEELE TOESTAND. 260 meerdering van het aantal lesuren voor, Fransoh en Duitsch gepaard te doen gaaa met eenc algemeene herziening van het leerplan, waarbij op voetspoor van hot moederland de duur der lesuren van 45 op ;">() mimiten werd gebracht. Hier door werd het mogelijk het aantal lesuren voor verschillende vakken te ver minderen, zonder dat het totaal aantal lesminüten daalde. IV verlenging van den duur der lesuren j die op 1 Juli 1981 alVavl werd ingevoerd, kwam officieel tot stand bij G.B. 12 Au», lii-'i] n°. 20 (zie Bb. noa riC.27 en 12652);, Deze maatregel gold niet alleen voor de hoogere burgerscholen (11.1ï.5.) met 5-ji cursus, doch ook voor de Prins Hendrik-School (1.H.5.) te Batavia, de ver schillende afdeelingen der algemeene middelbare school (A.M.S.), dr hjweek scholen, do technische scholen en de middelbare Opleidingsscholen voor Inland sehe ambtenaren (Mosvia's). Een en ander deed de wenschelijkheid naai voren komen, ook de leerplannen van de verschillende typen der A.M.S. te berüën, alsmede» die der Mosvia's. Vergelijkt men de nieuwe lesprogramma's mei de oude, dan blijkt, dat de schooltaak der leerlingen van de A.M.S. afd. A II (Weatersdh klassieke afdeeling) en de Mosvia's Wij belangrijk en die van de B-afdeeÜngen der H.B.S. in mindere mate is ver/.w aard. dat dr/.e laak in de litterair-economische klasse der H.B.S. en op de J.H.S. is verminderd, terwijl de totale duui van dra schooltijd \ ■ dr teetUagen der A.M.S. afd B (wis- en natuurkundige afdeeling) en A I (üosterseh letterkundige afdeeling) ongeveer gelijk is gebleven; Al deze nieuwe lesroostera traden, evenals die van de 5-jarige 11.8.5., oj) 1 Juli 1-981 in werking. Ten einde het aantal der leerlingen, die blijkens hun vorderingen op de middelbare soholen niet thuis brliooren. eooveel mogelijk te beperken, kwamen bij G.B. 10 Juni 1932 n". 4ö (1-ibl. n. lii.s-JH) eenige wijeigüsgen tot stand in de reglementen van de H.8.8., dr A.M.S.. de 1.11.5. ca de Mosvia's, tengevolge waarvan leerlingen voortaan niet langer dan 2 jaren in een zelfde klasse en niet langer dan 3 jaren in 2 opeenvolgende klassen mogen doorbrengen. Etane soort gelijke bepaling bestond reeds op de 1 lollandseli-lnlandselie en Mulo-scholen. Tevens werden andere bepalingen ingevoerd, welke evèneeois de strekking hadden, ongeschikt geblökeU elementen tijdig van de srbool te verwijde» Omtrent de afzonderlijke schooltypen kan nog liet volgende worden mede gedeeld. Het aantal hoogere burgeracholen Met S-jarigen cunui bleef 7, nl. de onder bouw van de openbare 1.11.5. Ie llatavia. 4 lloomsch-kat holiekr en 2 neutrale scholen voor meisjes. In den loop van lief verslagjaar werd besloten de IMI.S. om te zetten in een litterair-erouomisrlie H.B.S. met 5-jnrigen cursus (1. S. 1932 n°. 224). Hoewel deze verandering geen ingrijpende wijziging bracht in het leer plan, was zij niettemin uit andere overwegingen aanbevelenswaardig: de-i l [■lassen konden gelijk worden gemaakt aan de overeenkomstige klassen \ 5-jarige H.8.5., waardoor eene economischer distributie van de 8.8.5.-leerlingen te Batavia mogelijk werd. terwijl de kleine en daardoor dure litterair-economiseiie klassen aan de Koning Willem IH-sohool konden verdwijnen, liet nieuwe regle ment op de 1.11.5., dat bij G.B. 2fi Mei 1982 n". 44 ((Bb. n°. 12819) werd vastgesteld, bepaalde, dal de reorganisatie op 1 Juli 1932 in de Iste en 4de klasse een aanvang zon nemen. Bij G-8,, van den/elfden datum werd liet: eindexi reglement der litterair-economiscne afdeèlingen (Bb. n°. 12707) op de P.TI.S. van toepassing verklaard en tevens bepaald, dat aan de Koning Willem 111-selioo] in den cursus 1932^—1933 geen nieuwe litteiair-economische klasse zou worden gevormd. Het aantal leerlingen van de 1.11.5. (onderbouw) bedroeg aan het eind van het verslagjaar 136, dat der bijzondere -'i-jarige hoogere burgerscholen 603. Naar den landaard verdeeld waren op alle hoogere burgerscholen met -'i-jarigen cursus tezamen 621 Europeanen, 41 [nlanders en 77 Chinee&em Ofschoon de opzet van de .'i-jarige hoogere burgerscholen voor meisjes zoo danig is. dat. de leerlingen afgerond eindonderw ijs krijgen en voorbereiding tot verdere studie niet bepaaldelijk wordt beoogd. Bel de groote meerderheid dei leerlingen de studio voort en wel aan de Europeesche kweekschooL ONDBEWIJS. 261 Numerieke gegevens bmtreail de leerkriaehteu voor de afzonderlijke typen van scholen voor middelbaar en voorbereidend hoogér onderwijs kunnen niet worden verstrekt, daar vele leerkrachten aan meer dan één school werkzaam zijn on dus de samenstelling der opgaven van de afzonderlijke scholen tot een niet onbelang rijk aantal dubbeltellingen zon leiden. Hoogere burgerscholen nul 5-jarigtn mirenis. Bij G.B. '21 \<>v. 1031 n°. 20 (Bb. n". 12710) kwam een nieuw reglement op de toelating lot de 11.8.5.en tot si and. Deze nieuwe regeling bevatte geen principieele verandering in den opzet van het examen, doch sleelils de in de practijk noodzakelijk gebleken administra tieve verbeteringen. Het van 1921 dateeronde reglement op de eindexamens word bij G.B. 13 Juli 1931 n°. 26 (Bb. n°. 12593) vervangen door een nieuw. In concordantie mei Nederland werden mechanica en handolswetonseliappcn onder do examenvakken opgenomen, terwijl het vak handtoekenen als zoodanig verviel. De bevoegdheid der gecommitteerden werd vergroot, terwijl voorts nog rekening werd gehouden met de gewijzigde beteekenis van hot oijfer .V Het aantal openbare hoogere burgemehoien met 5-jarigen cursus bleet (i; het aan de school te Soerabaja verbonden filiaal is 1 Juli 1932 opgeheven (I. S. 1982 ii°. 374). Het aantal bijzondere steeg van .1 op 2, doordat te B&iavia een Roomsen-katholieke H.B.S. voor meisjes werd geopend. Het aantal leerlingen aan deze onderwijsinrichtingen bleef groeien. Bedroeg het in den cursus 1929 — 1930 2346 en in den cursus'l93o—l93l 2743, in den cursus 1931—1932 was het gestegen tot 3219. De versterking van het niot-Kuropoesch element, waarop in iiot rorig Verslag reeds do aandachi word gevestigd, bleef zich voortzetten; in den cursus 1931— 1982 was aan do openbare schedes 18,2 ",, dor leerlingen van niet-Europeesehen landaard (vorig jaar 16,7 %). Aan de regelmatige stijging van het aandeel, dat de vrouwelijke leerlingen onder de schoolbevolking inneemt, is in de laatste jaren een einde gekomen: aan de openbare scholen bedroeg het percentage meisjes in de drie laai si verloopen schooljaren oonstarti 33. Was ton aanzien van den cursus 1930—1931 bepaald, dat nieuwe litterair economische klassen alleen zouden worden gevormd, waaneer zich daarvoor ten minste 4 leerlingen aanmelden, voor den cursus 1931— 1932 werd dit minimum verhoogd tot 10. In verband hiermede verkregen alleen de hoogere burgerscholen te Batavia en te Soerabaja een litterair-eeonoinische 4de klasse. liet aantal leerlingen der litterair-economische afdoelingen bleef ten opzichte van dat der wis- en natuurkundige afdoolingen gering; de wis- en natuurkundige afdeeling der 4de en sde klasse tezamen van de openbare scholen telde in het verslagjaar 601 leerlingen, de litterair-economische afdeeling 52. Aan het toelatingsexamen tot do openbare H.B.S.en namen in 1932 1893 candidaton deel, van wie 130,5 of OM ■'~ slaagden. Aan liet eindexamen dor open bare H.B.S.en namen 270 candidaton dool. van wie 202 of 7."> ",, slaagden. Van do 7 kandidaten voor het eindexamen der bijzondere H.B.S.en mol 5-jarigerj cursus voor meisjes slaagden 6. In tegenstelling met de moederlandsche school is do Indische H.B.S. mot 5-jarigen cursus moor eenc instelling voor voorbereidend hooger onderwijs en minder een onderwijsinstituut, dat tot maatschappelijke functies voorbereidt. Van de 128 in 1932 gediplomeerden, wier bestemming bekend waa, kozen 77 eene academische opleiding en 49 eene andere studio; slechts 2 gingen in betrekking. Algcmccnc middelbare scholen. De A.M.S. Al (Oostersch letterkundige. afdeeling) telde aan het einde van den cursus 1031 —1932 78 leerlingen, tegen 94 in den yoorafgeganen. Het eindexamenregleruent van deze school werd tegelijk met lx f nieuwe leerplan vastgesteld (zie llb. n". 12667). De invoering van In t Duitsoh als verplicht vak bracht modo, dat hierin voortaan ook examen wordt afgelegd; natuur-, schei-, plant- en dierkunde, vervielen als examenvakken. Voor het eindexamen slaagdon in 1932 25 eandidaten (83%). De meerderheid der abituriënten zette de studio bij het hooger onderwijs of bij andere onderwijs instellingen voort. 1)K cri.-i ihkklk TOESTAND. 262 De A.M.S. AJJ (Wes kersen klassieke aideeling) had 82 leerlingen, togen 97 in den cursus 1930—1931. Ook hier werden een nieuw eindexamenreglement en een nieuw leerplan vastgesteld (Bh. n". 12668); de Wijzigingen in het eind examenprogramma kwamen vrijwel overeen niet die. welke voor de A.M.S. Al tot stand kwamen. Voor het eindexamen slaagden 27 leerlingen (80 %), die, allen zooals gebruikelijk de studio voortzetten. Bij G.B. 20 Mei 1982 n". 22 (J. O. n". 41) is bepaald dat de onderscheiden lijk te Bandoeng en te Koerakarta gevestigde Westorseh klassieke afdeelïng (V.H.O. Afd. All) en Oostersch letterkundige afdeeling (V.H.O. Afd. AI.) der Algemeene Middelbare School bij den aanvang van het schooljaar 1932/1933 worden samengevoegd onder leiding van ê£n directeur en overgebracht naar Jogjakarta. Het aantal B-afdeelingen der A.M.S. bleef gelijk ("> openbare en2bijzondere) . De in liquidatie vorkeerende A.M.S. te Medan had nog slechts een 6de klasse; de in 1930 opgerichte A.M.S. te Sömarang bleef zicb in een goeden toeloop ver heugen. Het aantal leerlingen der gezamenlijke openbare en bijzondere B afdeelingen bedroeg aan hel eind van den cursus 1166, tegen 860 in den vooraf geganen. Aan de openbare B-aldeelingen bestond 67 %, aan de bijzondere 42 ",, dei- leerlingen uit Inlandera. De B-afdeeling der A.M.S. verkreeg een nieuw leerplan en ecu daarmede correspondeerend nieuw eindexamenprogramma (Bh. n°. 12669). Op voetspoor van de H.B.S. werden mechanica en hasdelswetenschappen als schriftelijke eind ixainenvakken ingevoerd, terwijl handteekenen als zoodanig verviel. Aan het in 1932 gehouden eindexamen der openbare B-afdeelingen dei' A.M.S. namen 176 candidaten deel, van wie 138 slaagden of 75 %. ]sij de bijzondere B-afdeelingen slaagden 37 van de 49 candidaten of 76 °/ o . Van de 139 gediplomeerden, wier bestemming bekend was, kozen 111 eene academische opleiding en 19 eene niet academische opleiding; slechts 9 gingen in betrekking. De totale bevolking der beide bijzondere hjeca te Batavia en te Bandoeug bedroeg aan het eind van den cursus 488 leerlingen (vorig jaar 459), w.o. 10 Inlanders en 8 Chineezen. Gediplomeerd werden 21 leerlingen van de H.8.5. -afdeeling en 9 van de gymnasium-afdeeling. Vrijwel alle leerlingen beginnen na het doorloopen van het lyceum eene academische studie. Bij K. B. 17 Maart 1932 n n . 28 (N-. S. n". 99, T. S. n°. 173) zijn de getuig schriften van verschillende bijzondere onderwijsinrichtingen in Nederlandsch-Indic gelijkgesteld met het getuigschrift bedoeld in art. 11 der hooger onderwijs-wet. 3a. Opleiding van onderwijskrachten. I. Met erin- inheemsche laai als voertaal. De voor het volksonderwijs bestemde leerkrachten worden opgeleid aan twee jarige leergangen, die verbonden zijn aan daarvoor aangewezen 2de klasse-scholen, welke als leerschool dienst doen. Het aantal openbare leergangen bedroeg in den cursus 1931—1932 222, tegen 230 in het voorafgegane cursusjaar; daarnaast waren er nog een 19-tal premie-opleidingen. Voorts waren er 89 bijzondere leer gangen (vorig jaar 37). Het aantal deelnemers aan de openbare en bijzondere leergangen bedroeg 4367, tegen 5220 ten vorige jare, eene vermindering, die uiteraard verband houdt met de stopzetting van de uitbreiding van het aantal volksscholen. Tot voldoening stemt, dat het aantal vrouwelijke deelnemers aan deze leergangen regelmatig stijgende is, waardoor stichting van meisjesvolks seholen en daarmede de zoo gewenschte uitbreiding van het volksonderwijs onder de vrouwelijke inheemsche bevolking mogelijk wordt. Bij G.B. 8 Juni 1932 n". 35 (Bb. n°. 12834) werden de tegemoetkomingen aan de deelnemers aan deze leergangen wegens uitgaven voor kost en inwoning afgeschaft en de toelagen aan het onderwijzend personeel verminderd. Opleiding van inheemsche leerkrachten voor de Inlandsche 2de klasse-scholen geschiedt aan 4-jarige normaalscholen voor Inlandsche hulponderwijzers (-onder wijzeressen), liet aantal openbare opleidingsscholen bleef 20 (15 voor jongens en ONDERWIJS. 263 r> voor meisjes). Aan bet einde van den cursus werden de aormaaischoléÈ te Poerwakarta en Probolinggo opgeheven (1. S. 1982 n". 832), Tengevolge van de aanneming van een dubbele Iste klasse aan verschillende scholen in .Tuli 1931 was het aantal leerlingen boogei dan (en eorjge jare (2257 tegen 2131). Door opheffing van de Proteatabtsche normaslachool te Baodoeng daalde het aantal bijzondere normaalscholen van 13 op 12; deze achplen hadden 1027 leerlingen (vorig jaar 967). 17. Met de Nederlandtchc laai als voertaal De opleiding van Inlandsch onderwijzend personeel voor het westersch lager onderwijs geschiedt, voor zoover de onderwijzeressen betreft, aan de (iouverne ments kweekschool te ttalatiga. die door 1(10 meisjes bezocht werd. De Hollandseh-lnlandsche kweekscholen, waar in hoofdzaak mannelijke in heemsche onderwijzers tot leerkracht bij het westersch lager onderwijs worden opgeleid, hadden in het verslagjaar 5 klassen, zoodat zij in 1933 haar eerste leer lingen hebben kunnen zenden naar liet examen voor de nieuwe, onderwijzersakte. Het aantal dezer scholen bedroeg 9. waarvan 5 openbare. Het aantal leerlingen bedroeg aan de openbare kweekscholen &r>4. aan de bijzondere 554. Naast de nieuwe Bollandsch-Inlandsche kweekscholen bestonden in den cursus 1931—1932 nog 2 „hoogere kweekscholen", nl. de openbare te Magelang en de Christelijke te Soerakarta. Zij hadden resp. 65 en 19 leerlingen, die aan het einde van den cursus het eindexamen aflegden. De scholen hadden daarmede haar laatste leerlingen afgeleverd en werden derhalve medio 1932 gesloten. Aan de lioogere-kweeksclioolopleiding is daarmede een einde gekomen. De opleiding van Chineesche onderwijzers voor het weatertch lager onderwijs ( Hollandsch-Chineesche scholen) geschiedde evenals tevoren uitsluitend aan de Hollandsch-Chineesche kweekschool te Meester Cornelis. Deze school is van een 5-jarige in een 6-jarige omgezet, in verband waarmede zij in 1932 geen leerlingen afleverde. Het aantal leerlingen bedroeg 119. De opleiding van Europeanen voor de onderwijzersakte (hulpakte) gesehieddde in den cursus 1931—1932 geheel volgens het nieuwe programma; in 1931 werden de laatste examens volgens de oude regeling afgenomen. Het aantal Europeesche kweekscholen (nieuwe stijl) bedroeg 10, waarvan 1 openbare. Laatstgenoemde, die te Soerabaja is gevestigd, had 59 leerlingen; de bijzondere scholen hadden er 019. Bij de hoofdakte-opleiding bestonden de oude en de nieuwe onderwijsinrich tingen nog naast elkander. Ter opleiding voor de oude hoofdakte waren in het verslagjaar nog 4 openbare normaalcursussen aanwezig, met 264 leerlingen. Besloten werd tot geleidelijke opheffing van de cursussen te Batavia en te Semarang met ingang van den cursus 1932—1933 (131). n". 12833). Naast deze normaalcursussen bestonden reeds dé nieuwe opleidingsinrichtingen voor de hoofdakte, die als 2-jarige cursussen (dagopleiding) verbonden zijn aan verschil lende kweekscholen. Van (louvemementswege was eene opleiding voor de nieuwe hoofdakte verbonden aan de 1 lollandsch-lnlandsclie kweekschool te Bandoen" en aan de Buropeèéche kweekschool te Soerabaja; daarnaast hadden een 3-tal bijzondere Europeesohe kweekscholen tevens eene lmofdakte-opleiding. Te zameii liadden de opleidingsinrichtingen voor de nieuwe hoofdakte, openbare en bij zondere, 174 leerlingen. Bij B.V. van 24 Jan. 1932 (I. S. n°. 2) werden de programma's voor de nieuwe akte van onderwijzer en Europeesch onderwijzer vastgesteld, terwijl I. S. n n . 8 van hetzelfde jaar het examenprogramma bevatte voor de nieuwe akten van hoofdonderwijzer en Europeesch hoofdonderwijzer. Daar in 1931 de laatste hulpakte-examens volgens hel oude programma werden afgenomen en de Hollandsch-lnlandsche kweekscholen niet vóór 1933 haar eerste abituriënten konden afleveren, werden in 1932, voor zoover de hulpakte betreft, alleen examens afgenomen voor de akte van Europeesch onderwijzer, volgens het nieuwe programma. Van de 187 jongelieden, die dit examen aflegden, slaagden 165 of 88,2 %. DE CULTUREELE TOESTAXD. 264 Het examen voor de nieuwe hoofdakte werd voor hel eerst in 1932 afgenomen: daarnaast stond nog de gelegenheid open. om het oude examen af te k Voor het volledig examen ter verkrijging van de oude hoofdakte gaven zich 15, voor het eerste gedeelte daarvan 122 en voor het tweede gedeelte 91 candidaten op, van wie onderscheidenlijk 2 1 ), 66 en 67 slaagden; voorts werden 2 aan vullingsexamens afgelegd, beide met goed gevolg. Bij de examens ter verkrijging van de nieuwe hoofdakte slaagden 39 van de 79 candidaten, die zich aan het examen voor hoofdonderwijzer onderwierpen. Voor het examen van Europeeseh hoofdonderwijzer, dai slechts kan worden af gelegd, nadat de „Indische" hoofdakte is verworven, slaagden 24 van de 32 deel nemers. Van de resultaten der examens van de z.g. bij-akten lager onderwijs geeft de volgende tabel een overzicht. Opleiding van Gouvernementswege voor deze akten wordt niet gegeven, be halve voor gymnastiek (akte S) en natuurkennis, waarvoor 2-jarige oUrsuasen bestaan. Een cursus voor de akte S werd echter iv het verslagjaar niet gehouden, wegens de afschaffing van het gyrnnastiekonderwijs op de Mulo-scholen. De opleiding voor de akte natuurkennis te Batavia, die 1 Juli 1930 was begonnen, had in den cursus 1931—1932 15 deelnemers. Behalve de bovengenoemde akten zijn er speciaal voor vrouwelijke adspiranten verkrijgbaar de akten nuttige en fraaie handwerken en costumnnaaien. Aan de examens voor deze akten werd in 1932 deelgenomen door resp. 330, 94 en 19 dames, van wie 230, 58 en 18 slaagden. De examengelden voor de verschillende bij-akten zijn verhoogd (I. S. 1932 n°. 125). In verband met in overweging eijnde reorganisatieplannen, verkreeg de open bare fröbelkweekschool te Bandoeng bij het begin van den cursus 1981 —1932 geen nieuwe Iste klasse. De school telde aan bei einde van den cursus 74 leer lingen. Aan de gesubsidieerde fröbelkweekscholen werd nog de mogelijkheid ge laten een Iste klasse op de gebruikelijke wijze aan te nemen, van welke bevoegd heid 3 der 4 gesubsidieerde opleidingsscholen gebruik maakten. Tezamen met de ongesubsidieerde fröbelkweekschool te Soerabaja hadden de bijzondere opleidings inrichtingen van dit type 376 leerlingen. De opheffing van het instituut der \<V>r klassen bij het westersch lager onderwijs, gepaard grands met de intrekking van de subsidie voor de particuliere fröbelscholen, maakte de inrichtingen tot opleiding van fröbelonderwijzeressen overbodig. De openbare fröhelkweekschool te Bandoeng werd aan het eind van den cursus 1931—1932 opgeheven; de bijzondere scholen konden in het genot van subsidie blijven na te zijn gereorganiseerd tof huishoud scholen met 3-jarigen cursus. Het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid inde Nederlandsohe taal (art. 4 van G.B. 14 Maart 1912 n°. 38 in I. S; n". 1240) werd in Januari 1932 gehouden. Het diploma is bestemd voor onderwijzers van mheemschen landaard, werkzaam bij het standaard- of het Hoüandsefa-Inlandscfa onderwijs. Van de 147 deelnemers slaagden 64. Voor het behalen van deze akte is een examengeld van f 3 ingevoerd (I. S. 1932 n". 126). De voor Europeanen bestemde examens roof de akten Maleisch, Javaansch, Soendaneesch en land- en volkenkunde werden in Maart 1932 gehouden. Voor de 4 genoemde akten slaagden onderscheidenlijk 5, 4, 2 en 1 candidaten. M Bovendien slaagden 8 alleen voor hel eerste gedeelte. ONDERWIJS. 265 Opleiding voor middelbare akten van Gouvernemèntewege vindt in Ni Inndsoh-Indië niet plaats, behoudens de opleiding voor de KI, die verbonden is aan de Technische Hoogeschool. In September 1932 slaagden LO candidaten voor deze akte. Voorts bestaat gelegenheid tot het verwerven van het diploma Engelsen M.0.A.; eene opleiding daarvoor wordt echter van Gou vernemeritswege niet gegeven. Einde 1981 werd cleze akte door 6 candidaten ver worvéfl, einde 1932 door 4. Bij Ord. van 10 April 1932 (I. S. n°. 170) werd in Voldoening aan in den Volksraad geuite wenschen de akte van bekwaamheid tot het geven van middi I haar onderwijs in het boekhouden XXII verkrijgbaar gesteld. I. S. n". 171 van datzelfde jaar bevat het reglement: van orde en het programma van het examen. 1 v eerste maal, dal het examen werd afgenomen fOctober 1932) meldden zich 44 candidaten aan. Van de 15, die zich voor het volledig examen opgaven, slaag den "2; van de 29, die zich voor het eerste gedeelte opgaven, slaagde 1. 3b. Geneeskundig onderwijs. Mededeel in gen omirenf dit onderwijs zijn opgenomen in hoofdstuk V, onder] betreffende „Gezondheidszorg". 3c. Nijverheidsonderwijs. Hei nijverheidsonderwijs is in -1 rubrieken ie splitsen, namelijk het ambaehts onderwijs, het technisch onderwijs, de andere inrichtingen voor nijverheids onderwijs en het onderwijs in de huishoudelijke vakken. I. Ambachtsonde nr ij x. Daar de in § 1 vermelde reorganisatie eerst 1 .Tidi 1982 inging, behield het ambaehtsonderwijs gedurende den cursus 1931—1932 dezelfde organisatie als vorige jaren. Het ambachtsonderwijs voor Inlandcrs, dat van Gouvernementswege wordt gegeven, kan worden onderverdeeld in de volgende groepen: a. scholen met 3-jarigcn cursus. Het aantal van deze scholen bleef 3. Zij hebben elk een afdeeling voor houtbewerking, één voor metselbewerking en één voor automonteurs. Aan de school te Bemarang, die reeds van een metselcursus was voorzien, werd in het verslagjaar een venolgklasse voor electrioiens toe gevoegd; bovendien heeft deze school nog een alilei ling voor Nederlandsch sprekende leerlingen. Het aantal leerlingen der 3-jarige openbare mnbachts scholen bedroeg aan het einde Van het verslagjaar 958 (mei uitzondering van de afdeeling voor Nederlandsch-sprekenden). b. het aantal der scholen met 2-jarigcn cursus bleef 11. Acht van deze; scholen geven opleiding in hout-, zoowel als ijzerbewerking, 5 alleen in ijzer bewerking, 1 alleen in houtbewerking. Verder waren aan deze scholen verbonden 7 vervolgcursussen voor automonteurs. 1 Voor metselaars. 1 voor riiwfêlmonteurs, voorts 2 vlechtcursussën en 3 meubelmakerscursussen. Aan 3 scholen was een afdeeling voor Nederlandsch sprekende leerlingen verbonden. Het aantal leer lingen bedroeg aan het einde van hel verslagjaar, zonder mederekening van de afdcelingen voor Nederlandsch-sprekenden, 20|2. c. eenvoudige 2-jarige. leergangen in bankwerken en smeden of in bout bewerking. Het aantal dezei leergangen — welker reglement is opgenomen in Bb. n". 12841, juncto n". 1292.5 —, die als filialen van de naburige ambachts school worden beschouwd, steeg van 1 •"> tol 10. Aan 10 dezer leergangen werd opleiding gegeven tol metaalbewerking, aan ;s voor houtbewerking en aan 2 voor heide; de leergang te -lapara geeft opleiding in meubelinaken en houtsnijden. Het aantal leerlingen dei- gezamenlijke leergangen bedroeg einde cursus 1931 — 1932 707. Het aantal leerlingen, dat de openbare ambaclitsscholen en leergangen (met mederekening van de Nederlandscli-sprekende gfdeelingen) bezocht, bedroeg 4220 ( vorig jaar 4(X)1). DE TOESTAND. 266 De bijzondere ambaehtsscholen met een Inlandeoha laai als voertaal kuonen als volgt worden gegroepeerd: 1. De gemeentelijke ambachtsscholcn te Bandoeng, Malang en Buitenzorg. De. school te Bandoeng geefl opleiding in ijzerbewerking, houtbewerking en metselen; de school (e Malang in hout- en ijzerbewerking, dïe Ir Buitenzorg alleen in ijzerbewerking. Alle I! scholen hebben een afdeeling voor Nederlandsch s|.rekende leerlingen, /onder mederekening van laatstgenoemde afdeelingen Ir. droeg hel aantal leerlingen aan Int einde van den cursus 516. 2. Do gemeentelijke ambachtsléergangen te Pasoerpean en Tebingtinggi. Eerstgenoemde school leidt op voor metaalbewerker, laatstgenoemde voor timmer man, liet aantal leerlingen bedroeg 86. 3. De regentschapsambachtsleergangen te Loemadjang, Bondowoso en Sitoe bondo, ter opleiding van metaalbewerkers, en <le regentschapsambachtsleergang te Serang, waar houtbewerking wordt onderwezen, liet aantal leerlingen be droeg 154. 4. De particuliere ambachtsscholen, uitgaande run 'eending en missie. In hel verslagjaar werden 4 scholen met 2-jarigen cursus. I met B-jarigeb en 2 met •I-jarigen cursus gehouden. Hel aantal leerlingen op die scholen bedroeg onder scheidenlijk 171, 20 en 95. .5. Particuliere ambachtsscholen op ondernemingen. Tol de/e g*bep behooren 7 scholen verbonden aan suikerfabrieken, waar onderwijs in ijzerbewerking, soms ook in houtbewerking wordt gegeven; voorts de ambachtsscholen van de Sabang Maatschappij, de Bangkatinwinning, de Senembah Maatschappij en de Dcli Maatschappij (de beide eerste geven opleiding in ijzerbewerking, de beide andere in houtbewerking) en de school tot opleiding van machinedrijvers van de Billiton .Maatschappij. Tezamen telden deze scholen 339 leerlingen. De ongunstige economische omstandigheden, waarin hot Land verkeert, hadden lot gevolg, dat de plaatsingsmogelijkheden van de abituriënten der ambachts scholen sterk verminderden. Hoewel nauwkeurige gegevens niet ter beschikking staan, kan loch worden geconstateerd, dat verscheidene dei' medio 1931 af geleverde leerlingen het jaar daaraanvolgende nog geen pussende betrekking hadden kunnen verwerven, al blijkt uit de verstrekte opgaven wel. dat dit niet de meerderheid der leerlingen nog wel het geval was. liet. lot dusver vermeld onderwijs was Inlandsen ambaohtsonderwijs, bestemd voor de abituriënten der lnlnndsche 2de klasse-scholen en dus op inheemschen voet ingericht. Daarnaast vindt ojdeiding voor Nederlandsoh sprekenden plaats. Reeds werd melding gemaakt van de afdeelingen voor Nedcrlandsch sprekende ladingen, welke aan verschillende ambachtsscholen verbonden zijn. Het aantal leerlingen van die afdeelingen, welke verbonden waren aan openbare ambacht- scholen, bedroeg 524. De aan de gemeentelijke ambachtsscholen verbonden Neder landsche afdeelingen hadden I (9 Leerlingen. Op Europeeschen voet zijn verder ingericht de Europeesche ambachtsschool ie Baiavia en de burgerambachtsschoól van de gemeente Saerabaja. Eerst genoemde school is bestemd om jongelieden, die eene inrichting voor westersch lagei- onderwijs niet geheel hebben kunnen doorloopen, in de gelegenheid te stellen zich tot vaklieden ie bekwamen (zie I. S. 1932 n". 648). De cursus-duurt :; jaren; er is een fcimmerafdéeling en een afdeeling voor smeden en bankwerken. Een nieuw reglement voor de school is opgenomen in Bb. n°. 12968. Het aantal leerlingen bedroeg aan het einde van den cursus 3281 Do burgeravoridsehool te Soërabajs 1 ft eene -"-jarige dagschoolopleiding VOOr bouwkundig werkbaas en electricien ; ook is aan de school een 4-jarige avond cursus verbonden, voor hen, die overdag in het machiaeyak werkzaam zijn. Van het aantal leerlingen, die aan liet einde van het verslagjaai de school bezochten, n 312 op de dagschool en 57 op den avondcursus. Eene speciale soort ambaohtsopleiding wordt gegeven aan de opieidingvtbhool voor instrumentmahéri en glasblazers, welke verbanden is aas de Technische Hoogeschool. Na een Studie van •'! jaar kan het examen voor leerling-glasblazer lINDKHW I.IN. 267 of leerling-instrumontmakor worden afgelegd, terwijl aan hei eind van hel 4de studiejaar het diploma van glasblazer of instrumentmaker kan worden verkregen. Het aantal leerlingen bedroog aan het eind van den ourous 48; uitgereikt werdeö 8 diploma's voor glasblazer en 7 voor instrumentmaker. 11. Technisch onderwijs. Terwijl de ambachtsscholen eene meer eenvoudige opleiding geven, hetzij roor toekang, hetzij voor de allerlaagste toezichthoudende betrekkingen, heeft hei technisch onderwijs ten doel de leerlingen tot hoogere toezichthoudende functies in het bedrijfsleven te bekwamen. Wordt aan de ambachtsscholen, afgezien aan de afdeelingen voor Nederlandsen sprekenden, het onderwijs in een inheemsche taal gegeven, de technische scholen zijn op westerschen voel ingericht. Voor toe lating tot deze scholen wordt, behoudens een toelatingsexamen, liet einddiploma van een school voor westersch lager onderwijs vereischt. Evenals liet ambaehtsonderwijs bleef het technisch onderwijs in het verslag jaar nog eijn ouden vorm behouden; de reorganisatie ging ook hier 1 Juli 1932 in. Het aantal openbare technische scholen bleef 1. namelijk de Koningin Wilhel iiiina-scbool te Butavia. de Technische school Ie Baiidoong, do Prinses -liiliana- Bchool te Jogjakarta en de Koningin Emma-school te Soerabaja. Wegens deü sterken achteruitgang van het aantal leerlingen word besloten tot geleidelijke opheffing van de technische school te Bandoeng, weshalve deze school voor den cursus 1932—1983 geen nieuwe leerlingen aannam. Allo 4 technische scholen bobben eene 4-jarige opleiding voor werktuigkundigen, die, niet uitzondering de Prinses Juhana-school, in de beide hoogste cursusjaren is gesplitst in eene opleiding voor werktuigkundigen en één voor electrotechnici. De scholen t" Batavia, Soerabaja en Jogjakarta hebben voorts eene opleiding voor bouw kundigen, welke in de beide hoogste leerjaren gesplitst is in een cursus voor burgerlijke bouwkunde en een voor water- en spoorwegbouwkunde. Wegens bot geringe aantal leerlingen, dat de burgerlijke bouwkundige opleiding tolde, kon deze in het verslagjaar geheel op de school te Batavia worden geconcentreerd. Een nieuw reglement voor de openbare technische scholen is opgenomen in Bb. n°. 12851. Mot aantal leerlingen dor gezamenlijke openbare technische scholen bedroeg aan het einde van den cursus 1275 (vorig jaar 1284). Het aantal Europeesché leerlingen op deze scholen ondergaat in snel tempo eene daling; maakten de Europeanen in 1925 nog 64 °/ o van de schoolbevolking uit, in den cursus 1931 — 1932 was dit reeds gedaald tot 44 %. In Bb. n°. 12756, juncto n°. 12910, is een nieuw reglement op de toelating tot de technische scholen opgenomen. Aan hel in 1932 gehouden toelatings examen namen 1015 candidateii dool, van wie 85 % slaagde. Aan het in 1932 gehouden eindexamen word door 270 leerlingen deelgenomen, van wie 124 slaagden of &■'• Het aantal bijzondere technische scholen bleef 2; de technische dagschool U Semarang en de eveneens te Semarang gevestigde technische avondschool Man goenharajo. Eerstgenoemde school heef! een afdeeling voor water- en spoorweg bouwkunde en één voor werktuigkunde; hel einddiploma is gelijkgesteld mei dal der openbare technische scholen. De school werd aan hel einde van het verslag jaar bezocht door 215 leerlingen, van wie 142 van Europeeschen, 41 van Cnheem schen en 32 van Chineesehen landaard waren. De technische avondschool Mangoenhardjo geeft eene avondopleiding tol bouwkundige aan Inheemselie jongelieden. De school, die een 8-jarigen cursus hoeft, tolde aan liet einde van het Verslagjaar 63 leerlingen. 111. Andere scholen vo<n- nijverheidsonderwijs. Aan de Technische Hoogeschool is een sitnus voor ijker* verbonden, welke 2 jaren duurt. Gedurende het eerste studiejaar volgen de deelnemers dezelfde colleges aan do hoogeschool als de eer>tejaars-st udenten, die voor civiel-iiigcn.it ur DE CULTUREBLE TOESTAXI). 268 si udcorcii, terwijl hel 2de studiejaar da eigenlijke vakopleiding venu- bei ijken omvat. Dit '2de Biudiejaar telde in den cursus L93J I l .*-!'-' ~> deèüaeaiers, van wie 4 het ijkersdiploma verwierven. De mijnbouwschool der Oemhüin-mijnen te Sawehloentc — ten aanzien waar van in het vorig Verslag abusievelijk werd vermeld, dat zij weid opgeheven — telde in het verslagjaar 53 leerlingen. In .liini l'.t.'S'J slaagden 9 leerlingen voor hel eindexamen van de afdeeling mijnbouw en 7 voor dat van de afdeeling werkt uigkunde en ëlectrotechniek. 13c mijnopzienerßcuTßv,B van de Bangkdtinwinning te Pangkalpinang werd 1 October 1931 gesloten. Do I leerlingen van de hoogste klasse, die nog aanwezig waren, legden in October 1981 niet gunstig gevolg liet examen voor mijnhouw kundig opzichter af. De te Soernbaja gevestigde Suikerschool werd in April 1931 gesloten. IX. Ondenvijs in huishoudeliflie üdkken. Tot liet nijverheidsonderwijs behoori mede liet onderwijs voor meisjes in de huishoudelijke vakken, hetwelk gegeven wordt hetzij aan bepaalde vakscholen, hetzij aap. scholen voor algemeen vormend onderwijs of aan opleidingsscholen voor onderwijzeressen. Bij den aanvang van het schooljaar 193]—1932 werden I nijverheidsscholen voor meisjes geopend, namelijk de Christelijke huishoudschool te Magelang, oen Christelijke vakschool Ie Batavia, een Christelijke huishoudschool te Poerbalingga en de Christelijke huishoudschool te Makassar, geen dezer scholen werd gesubsi dieerd. De opening van de huishoudschool te Manado werd wederom uitgesteld. In totaal bedroeg het aantal lagere huishoudscholen aan hel einde van het verslagjaar 21 (vorig jaar 18), waai van o openbare, 7 gesubsidieerde en 11 niet gesubsidieerde. De openbare vakscholen hebben een huislioiidcursus van 1 jaar. gevolgd door een cursus van 2 jaar voor de opleiding tot onderwijzeri's in de nuttige en fraaie handwerken. Aan de openbare vakschool Ie Batavia bestaai naast de 1-jarige huishoudcursus ook gelegenheid om opgeleid te worden voor het Ktaatspraktijk diploma costuumnaaien. Aan geen dezer scholen is een internaat verbonden. ITet aantal leerlingen der openbare lagere vak- en huishoudscholen bedroeg aan hel einde van den cursus 220. Van de i gesubsidieerde scholen hebben de"Julïana-stichting te .Malang en de huishoudschool Nieuw Tjandi te Semarang een verplicht internaat. Zij hebben een 2-jarigen cursus en zijn uitsluitend toegankelijk voor Buropeesche meisjes. Aan de Juliana van Stolberg-school ie Jogjakarta is eveneens inwoning in het internaat verplichtend; deze school heeft een .■j-jarigen cursus en is bestemd vóór gegoede Javaansche meisjes. De overige I gesubsidieerde scholen zijn dagscholen; zij zijn toegankelijk voor alle landaarden en hebben een S-jarigen cursus. De eenige middelbare vakschool voor meisjes in Indië is de Gouvemements opleidingsschool voor vakonderwijzeressen Ie Batavia, waar de a.s. onderwijze ressen VOOr de lagere nij verheidsscholen worden opgeleid. Bij het eindexa men kan bevoegdheid verkregen worden voor de huishoudelijke vakken (akte A) en verder voor de naaldvakken, akte li (lingerienaaien en kunstnaaldwerk; of akte C (costuumnaaien). Met de opleiding-C werd nog geen aanvang gemaakt. Toegelaten tol de school worden zij, die in het bezit zijn van een Mulo-diploma of overeenkomstig certificaat. In 1932 slaagden I candidaten voor de akte A en 5 voor de akte B. Eene opgave omtreni de gehouden examens nuttige en fraaie handwerken is n eds verstrekt in § 3a. liet huishoudonderwijs vormt een onderdeel van het onderwijsprogramma aan de fröbelkweekscholen, de openbare meisjeskweekscliool ie Salatiga, de normaal scholen voor Inlandsche hulponderwijzeresse» en de Europeesche kweekscholen. Voorts werd onderwijs in lingerie- en e<istuunmaaien gegeven aan LO openbare en 1 gesubsidieerde AI ulo-school. Door de opheffing van de liandwurknatniddag- ONDERWIJS. 269 cursussen bij dn scholen voor westèrsch lager onderwijs konden nog slechts enkele eureuesen, doe aam bijzondere Behalen waren verbonden», blijven voort* bestaan. Bij liet einde van net verslagjaar weid buishoudonderwijß Éhaadwerken, waschbehandeling. koken, batikken of kantkknsen) gegeven aan 164 opehbai en 8 gesubsidieerde meisjesvervolgscholen, benevens aan 5 openbare en 21 ge- Bubsidieeßde meiëjeßstandiaardscholeii; De animo voor deze scholen is zeer groot, In hei verslagjaar werden nog 44 zelfstandige baandwerkeursUssan en leer gangen gesubsidieerd, waaronder van de zending 17. 3d. Opleiding voor land-, tuin-, boschbouw en veeteelt. De in haaf huidigen vorm in 1913 opgerichte middelbare landbouwschool h Buitenzorg is in de eerste plaat» bestemd tol opleiding van personeel voor den landbouwvoorlichtihgsdienst en het boschwezêb. De school is gesplitst in een landbouwkundige en een boschbouwkundige afdeeling en is toegankelijk voor lien, die eén Mulo-school hebben doorioopen of eene gelijkwaardige opleiding hebben genoten. De abituriënten Aan de landbouwkundige afdeeling kunnen plaatsing verkrijgen bij den landbouwvoorlichtingsdienstj doch zijn eveneens bestemd voor eene betrekking bij particuliere cultuurondernemingen; bij abitu riënten der boschbouwkttndige afdeeling zijn aangewezen op plaatsing als bosch arebitect bij het Gouvernementsboschwezen. De school lelde aan bet einde van den cursus 1931—1932 119 leerlingen ("21 Europeanen, 89 Inlanders en 9 Chincezen). Bij liet eindexamen slaagden 21 leerlingen voor de landbouw kundige en 1 leerling voor de boschbouwkundige studie. De oud-leerlingen van de middelbare landbouwschool genieten, voor zo zij bestemd zijn om te worden geplaatst bij den voorliebtingsdicnst voor land bouw, tuinbouw of binnenvisseberij, eene practische na-opleiding bij het land bouwbedrijf Pantjasan ie Buitenzorg. Op 1 Juli 19."> l weid,mi 14 adspirani adjunet-landbouweonsulenten bij dit bedrijf fee werk gesteld; de cursus eindigde met 10 cursisten, die allen werden geplaatst bij den landbouwvoorlichtingsdiensfc. Terwijl de genoemde landbouwschool te Buitenzorg een middelbaar karakter heeft, dienen de cultuurscholen te Soekaboemi en Malftng tut opleiding van de lagere betrekkingen bij den land- en boschbouw. Niet het mulo-diploma, doch het einddiploma eener school voor wéstersen lager onderwijs wordt voor de toe lating tot deze scholen vereischt. De programma's der beide cultuurscholen zijn niet gelijkluidend. Aan de school te Soekaboemi duurt de studie ;! jaren; na afloop van het Bde studiejaar bestaat gelegenheid een facultatirven cursus in techniek te volgen. De klassen zijn gespiitst in parallel klassen voor landbouw en voor boschbouw. Aan hef einde van den euisiis 1981—1932 telde de school te Soekaboemi 122 leerlingen ( i2(i Europeanen, 7!t Inlanders en 17 Chineezen). Tengevolge van de moeilijke omstandigheden, welke in de landbouw heersenen, konden slechts weinigen der 38 gediplomeerden eene betrekking vinden. De cultuurschool te KCalang onderscheidt zien van de school te Soekaboemi door het ontbreken van de boschbouwkundige richting en door een langeren studieduur (4 jaar). Aan het einde van den cursus 1931 —1932 waren aan de school te Malang 154 leerlingen inegschreven (97 Kim.peunnn, 49 Inlanders en 8 Chineezen). Door 33 leerlingen werd in 1932 het einddiploma verworven. Ook hier maakte de algenieene malaise het voor de afgestudeerde leerlingen zeer moeilijk eene passende betrekking te vindt De Nedciltintlxcli-lntlixclic meartsentchool l< lUtitcnzorg leidt jongelieden, afkomstig van de Mulo-school of eene gelijksoortige onderwijsinrichting, in een 4-jarigen leergang tot Jndisch veearte op. Het aantal leerlingen bedroeg aan het einde van den cursus 31; 0 daarvan verwierven het diploma van Indisch veearts. In verband met de groote behoefte van de autonome gemeenschappen aan opgeleide lnhuidschc keurmeesters van slachtvee en vieegch, werd bij G.B. DB LANDSFINANCIËN. 27 De Ordn. van 28 Deo. 1931 (i. S. qob. 522 en 523) tol vaststelling van hel aantal opcenten (40) onderscheidenlijk op de aanslagen in de inkomstenbeli over 1982 en op de aanslagen in de vennootschapsbelasting, betrekking hebbende op tijdvakken, welker einde vaU feu Ö Juni 1931 en i Juli L 982, zijn in ucrki. den met inga) 15 Juni 1932 (I. S. 1932 n". 325). handrente in de gouv tslanden op Juni en Madoera, In L 932 werd do erval in de ~Landrente-ordonnantü 10:27", ingevoerd in de tot het Landsdomein teruggebrachte pi ■ landerijen in J disl dentie Bnitenzorg en voorts de landrente op mdc ordonnantie herzien in: -) districten der residentie Priangan, 6 districten di entie Ohe rieten der residentie Semarang, 12 districten der residentie Kedoe, -I dis n der residentie Madi istricten der residentie Soerabaja, 4 di>i der residentie Malctng en 8 districten der residentie Madoera, of in totaal in 43 districten. In totaal werd in deze 43 dis >ene oppervlakte van landrente-plid gronden g van 487383 bouws (waarvan 242189 bouws sawah) of 12243 bouws (2,6 ",,) meer dan volgens de laat,tr leggers, terwijl de aanslag in de landrente ad f 2009747 eene stijging t< n f 158465 (8,6 ';, Uit de afdeelings-verslagen nopens den aanslag en ■. n de landrente in 1932 blij >tale aanslag in 1982 be 15182052, tegen f 34919001 in L9Bl. Voor misgewas werd in 1932 ontheffing verleend tol een bedrag van f 937 082: is onbeplant blijven van eawahs, enz. tol een bedrag van E 140670 en \>. andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk in verband i> crisis, tot < i cn bedrag van f 5656365. Hierdoor moesi de landi nslag in 1932 dü I worden mei 14117 (in L9Bl met f 1 953 107), zoodai werkelijk te heffen viel E 28447935, E 82951 342 in 1931. Op 31 December 1932 was van den landrente-aanslag nog niei aangezuiverd f 8756999; door de, met de inning belaste personen werd verduisterd een bedrag van f 33 711 (in 1931 f 27 717). De reeds sedert 1929 ingetreden daling in de prijzen der landbouw-producten, welke zich in 1932 nog schei ei I . en daarnaast de belangrijke in de suikerindustrie ite restrictie, irschte in de Tnlandsche huishouding, zijn uiteraard van invloed i op de innnig der landrente. De belangrijke achter i de betaling der landrente, ondanks de verleende crisisonthefïingen (welke 10",',, '20 % en 30 % of gemiddeld 16 % der opgelegde aanslagen hebben bedi i a den gemiddelden padi prijs door de landbouwers in hei voorafgegane jaar gemaakt), moet dun ook grootendeels arm die heersebende geldschaarschte worden toegeschrei Landrente in de Buitengewesten. In Bali werd de landrente op den voet van de „Bali-landrente-ordonnantie" lier/Jen in de onderafdeelingen Boeleleng en Djembrana der afdeeling Boeleleng. Uit het den aansla;; en de inning van de landrente blijkt, dat de totale aansla- in L 932 bedroeg t 2 796 173, tegen f 2832968 in 1931. Voor misgewas werd in 1932 onthi rleend tot een bedrag van f 44273; wegens onbeplant blijven pan sawahs, en/, tol een bedrag van f 8650 en wi andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk in verband mei de crisis, tot een bedrag van f 109817. Hierdoor moest de landreate-aansiag in 1932 verminderd worden met f 1(>"J i l (l (in 1931 met E 144 312), zoodat werkelijk en viel I 2 633 433, tegen in 1931 f 2 688 656. De vermindering in de oj tftk een gevolg van in verband met do tijdsomstandigheden voor een deel van Lombok ver;< oaéheifinge wegens gewichtige redenen, tot een bedrag van 20 % der opgelegde aanslagen. DE CULTUREELE TOESTAND. 270 ■21 Mei 1931 n°. 22 (Bb. n°. 12639) te Buitenzorg een leergang ingesteld tot opleiding van dat personeel. Elke leergang duurt 6 maanden; het onderwijs, dal in het Maleisch wordt gegeven, is opengesteld voor bezitters van het eind diploma eener Inlandsche 2de klasse-school. Bij G.B. 1 Oct. 1931 n°. 41 (Bb. n. 12 677) werden de leergangen ook voor personen van niet-inheemsehen landaard opengesteld. De eerste cursus, die 1 Oetober 1931 werd geopend, begon met 10 leerlingen, van wie 8 aan het einde van de opleiding het diploma verwierven. De tweede cursus begon 1 April 1932 met 7 leerlingen, van wie 4 werden gediplomeerd. De tot dusver in deze paragraaf genoemde scholen hebben ten doel eenc landbouwkundige, boschbouwkundige of veterinaire opleiding te geven voor lager en middelbaar personeel in de groote cultures en bij het Gouvernement. Daarnaast bestaat Inlandsen landbouwonderwijs, dat eene geheel andere doelstelling heeft en verbetering van het Inheemsche landbouwbedrijf beoogt. In de eerste plaats heeft men de landbouwbediijfsscholen, waar Inlandsche jongelieden, zoons van landbouwers, die minstens de Inlandsche 2de klasse school hebben doorloopen, tot bedrijfsleiders voor het Inlandsch landbouwbedrijf worden opgeleid. Men verwacht — en deze verwachting wordt in de praktijk niet beschaamd —, dat de landbouwbedrijven van de abituriënten dezer scholen als centrum van voorbeeld en voorlichting voor de omliggende bedrijven zullen dienen en aldus tot meer algemeene verheffing van den Inneemsohen boerenstand zullen bijdragen. In het verslagjaar waren er 7 landbouvvbedrijfsscholen (2 in Weat- Java, 1 in de Vorstenlanden, 2 in Oost-Java en 2 op Sumatra). Behalve de vermelde landbouwbedrijfsseholeu bestaan laudbouwcursussen voor oud-leerlingen der desascholen, die reeds practisch in het landbouwbedrijf werk zaam zijn. Deze cursussen beoogen dus niet, zooals de bedrijfssehooltjes. nieuwe landbouwbedrijven tot ontwikkeling te brengen, die op hoogeren trap staan, doch alleen de bestaande bedrijfjes zooveel mogelijk te verbeteren. Deze cursussen worden gedurende 2 jaar tweemalen 's weeks gegeven op uren, die niet aan land bouw werkzaamheden plegen te worden besleed. Er waren in het verslagjaar 66 van dergelijke cursussen, met 922 deelnemers. Als leerkrachten fungeeren volks onderwijzers, die hiervoor eene speciale opleiding hebben genoten. In het cursus jaar 1931—1932 bestonden er 6 eenvoudige cursussen voor landbouwonderwijs aan volksonderwijzers. Niet alleen door speciale inrichtingen voor landbouwonderwijs wordt getracht de agrarische productie te verbeteren. In de laatste jaren heeft zich het inzicht baan gebroken, dat ook de onderwijzers der Inlandsche lagere scholen een invloed ten goede kunnen uitoefenen. Het leerplan der normaalscholen voor Inlandsche hulponderwijzers is daarom in 1921 in landbouwkundige richting herzien, terwijl sinds 1929 voor de abituriënten der normaalscholen de mogelijkheid openstaat, bij het opleidingsbedrijf Kota Batoe te Buitenzorg eene vervolgopleiding van 1 jaar in landbouwkundige richting te volgen. In den cursus 1931—1932 werd een 2de opleidingsbedrijf van dien aard geopend te Tegalgondo (Soerakarta). De a.s. onderwijzers ontvangen aan de beide genoemde opleidingsbedrijven eene geheel practische opleiding. Aan den cursus te Kota Batoe werden in het verslagjaar 9, aan dien te Tegalgondo 10 onderwijzers opgeleid. 3e. Handelsondei'wijs. Van Gouvernementswege wordt handèleonderwijS aan de Prins Hendrik-school te Batavia en aan de te Batavia en te Soerabaja ingestelde handelsavondlerr gangen gegeven. De Prins Hendrik-school bestond uit een 3-jarige onderbouw, die 122 en een 2-jarige onderbouw, de eigenlijke hoogere handelsschool, die 76 leerlingen telde; bovendien had de school een schakelklasse (die Mulo-abitu riënten in de gelegenheid stelt op de bovenbouw te komen), die 14 leerlingen telde. Ben nieuw eindexamenreglement voor de 1.11.5. is opgenomen in Bb. n°. 12712. Dit regiemtent droeg een tijdelijk karakter, daar op den duur, wanneer de ONDERWIJS. 271 reorganisatie tot litterair-economische H.B.S. Bal zijn voltooid (zie hiervóór, 5 2e), het eindexamenreglenient voor de litberair-eeonomische 11.11.5. (Bb. n". 12707) vnn toepassing zal zijn op deze school. Van de 88 candidaten, die zich in 1932 aan het eindexamen onderwierpen, Bla&gdén 20. De beide genoemde bandelsavondleergangen hebben een 3-jarigen cursus. Zij werden aan het einde van het verslagjaar door 103 leerlingen gevolgd, van wie 21 Europeanen, 45 lnlanders en .'!7 Chineeaem. I >e t iisscheni ijilsi-he afvloeiing aan deze cursussen is steeds vrij groot; aan het begin van den cursus waren er 164 leerlingen. De stadsgemeenten Soerabaja en Semarang voorzien in de gelegenheid tot lul out vangen van handelsonderwijs resji. aan een aan de gemeentelijke burger arnbachtsschool verbonden handelsavondleergiing en een handelsdagschool. De avondleergang te Soerabaja werd aan liet sirtde van den cursus bezocht door 99 leerlingen, waaronder 45 Chineezen; de dagschool te Semarang door 142 leer lingen, waaronder 66 Chineezen. De eenige particuliere handelsschool is die van hei I.E.V. te Soerabaja (Zaal bevgschool); zij is in hoofdzaak voor Indo-Europeesche jongelieden bestemd. De school had aan het einde van den cursus HO leerlingen*, van wie ."i(i Europeèsche. Aan het examen voor het StaatspraktijkdUplotna voor kandel en adminittratie , dat in 1930 werd ingevoerd, werd in Februari 1932 deelgenomen door 40 adspi ranten, van wie 8 werden toegelaten. Vanwege den Bond van Vereenigingen voor handelsonderwijs in Nederlandsch- Indië werden examens afgenomen in boekhouden, handelscorrespondentie, steno graJie en douane/aken. In November 1931 en Mei 1932 werden 737 examens afgenomen, waarvan 194 met goed gevolg. De regeling van de examens van den Nederlandsohen Bond van accountants onderging eene wijziging, in dier voege, dat de voorbereidende vakexamens in Mei, de vakexamens in September worden gehouden. Het aantal candidaten voor het in Mei 1931 gehouden voorbereidend examen bedroeg 25; daarvan slaagden 5 voor techniek van den handel, 1 voor handelsrecht, 1 voor economische aardrijkskunde, 4 voor recht A, 7 voorrecht 1! en 2 voor economie. Voor het in September 1931 gehouden vakexamen gaven zich 15 ndspiranten op, van wie 4 voor bedrijfshuishoudkunde, 4 voor accoun tanoy 1 en 1 voor accountancy 2 slaagden. Het van het Nederlandsch instituut van accountants en de Nederlandsche organisatie van accountants uitgaande federatief examen werd gehouden in Mei, September en November 1931. Zeven en dertig personen werden geëxamineerd voo* liet voorbereidend vakexamen, 4 voor het aocoimtantsexainen B en 2 voor het aooountantsexamen C. Hiervan slaagden resp. 22, 3 en '2. Het Inlandsen handelsonderwijs verkeert thans nog sleclits in een begin stadium. Gelijk in hoofdstuk 2b werd vermeld. lijn sedert 1936 aan verschillende stundaavdseholen 6de klassen verbonden, in welke klassen eenig bandelaonderwije wordt gegeven door leerkrachten, die in het bezit zijn van de in 1927 ingestelde akte „handelskennis voor den kleinhandel". 3f. Opleiding voor bestuurs-, bedrijfs-, administratieve en politioneele functies. Opbéidingtßcholen voor Inlandsche ambtenaren. Het aantal middelbare op leidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren (Moavia's) bedroeg in het verslag jaai 4. welke scholen gevestigd waren te Bandoeng. [Vfagelang, I'robolinggo en Fort de Koek. De school te Fort de Koek zag haai- laatste overblijvende klasse in 1932 eindexamen doen, terwijl aan het einde van het verslagjaar werd besloten de leerlingen van de school te Probolinggo over te plaatsen naar Magelang (zie (i.B. 17 Juni 1932 n". 40). Het aantal leerlingen van deze opleidingsscholen bedroeg aan het einde van het cursusjaar 1931—1932 266; gediplomeerd werden 87. Terwijl in vroegere jaren de animo voor den Inlandsehen bestuursdienst gering was. kwam hierin in dit verslagjaar eene radicale verandering: nan enkele scholen overtrof het aanbod eenige malen hd aantal beschikbare plaatsen. Als gevolg DE CULTUEEELB TOESTAND. 272 hiervan kon selectie worden toegepast, zoodot mag worden verwacht, dm lul iulellectueele peil der leerlingen zal stijgen. Eene afzonderlijke plaats neemt de opleidingsschool voor Inlandsehe ambte naren (Osvia) te Makassar in. Deze school is buiten de reorganisatie van 1927 gebleven, omdat haar verheffing tot middelbaar niveau niet noodig werd geacht in verband met den ontwikkel mistoestand in de gebieden, waarin de leerlingen later werkzaam zullen zijn. Evenals vroeger had deze opleidingsschool derhalve een 5-jarigen leergang, aansluitend bij het westereeh lager onderwijs. Het aantal leerlingen bedroeg 75. Bestuursschool. Aan het begin van den cursus 1981-—1932 werd geen nieuwe opleiding voor oandidast-gezaghebbers aangevangen, zoodat de Europee sche afdeeling der Bestuursschool in dien cursus slechts 9 deelnemers telde, allen van het 2de studiejaar; hiervan slaagden 8 voor het examen van hulpgezaghebber. De afdeeling voor Inlandsehe bestuursambtenaren telde 41 deelnemers, van wie 19 in het Iste en 22 in het 2de studiejaar, welke Jaatsten allen afstudeerden. (1 cmccntclijkc but-eaucurtui te Batavia. Deze cursus beoogt in een 3-jarigen leergang het lager kantoorpersoneel door eene aanvullende opleiding in de avond uren verder te ontwikkelen en hen eventueel geschikt te maken voor de middel bare rangen op de bureaux. Op 1 Juli 1932 werd de opleiding gevolgd door 125 leerlingen (116 mannelijke en 9 vrouwelijke). Aan het in December 1932 ge houden eindexamen namen 45 personen deel, van wie 29 het diploma verwierven De door het Gouvernement tot dusver verleende subsidie werd ingetrokken (1. S. 1931 n°. 407). ootnptabiliteitBc#TBU9êen. Evenals ten vorigen jare werden cursussen tot opleiding van personeel ten behoeve van 's Lande algemeen financieel en admi nistratief beheer (comptabiliteitscursussen) gegeven te Batavia. Kemarang en Soerabaja. Sinds 1929 is het onderwijs aan deze cursussen gedifferentieerd nl naarmate van de leerlingen kennis gevorderd wordt van de belastingen, dan wel van de staatsfinanciën en van comptabiliteitsaangelegenheden. Het totaal aantal deelnemers bedroeg aan het einde van het verslagjaar 98; bij het eindexamen slaagden 29 adspiranten voor de richting comptabiliteit en staatsfinanciën en 5 voor de richting belastingwetgeving. De cursussen te Semarang en Soerabaja werden op 1 Juli 1932 opgeheven. Nadere regelingen van deze cursussen en v,-m de daaraan verbonden examens werden opgenomen in Bb. nos. 12612, 12661, 12822, 12847 en 12852. Cursussen Post-, Telegraaf- en Telefoondienst. In het verslagjaar werd sleehls opleiding gegeven voor ambtenaar 4de klasse, commies kantoordienst. radio monteur en lijnmonteur. Eerstgenoemde cursus had in verband met de voor genomen stopzetting alleen een 2de studiejaar. De leergangen voor hoogere rangen, voor opzichter en voor radioklerk werden niet gegeven. Medio 1932 waren 13 personen in opleiding; gediplomeerd werden 55. Cursussen staatsspoor- en tramwegen. Het bedrijf der staatsspoor- en tram wegen geeft opleiding voor een groot aantal dienstfuncties, deels van administra tieven, deels van technischen aard. Gedurende de periode 1 Juli 1931—1 Jul. ; 1932 had opleiding plaats voor 45 verschillende soorten dienstexamens. Er waren 375 deelnemers, terwijl er 160 slaagden. Politieschool. De te Soekaboemi gevestigde politieschool leverde tusschen 1 Juli 1931 en 1 Juli 1932 af: 11 commissarissen van politie 3de klasse, 25 mantri's politie, 20 posthuiscommandanten, 18 rechercheurs en 670 politie-agenten. Boven dien werden 4 politierecruten opgeleid voor lichte administratieve werkzaamheden en 12 agenten opgeleid voor agent-monteur en als zoodanig bij de veldpolitie ingedeeld. ONDERWIJS. 273 Zooals in het vorig Verslag reeds werd medegedeeld, werden in verband met de voorgenomen opheffing der opleiding in Juli 1931 geen nieuwe leerlingen voor den Gouvernement» zeevaartkundig en leergang aangenomen. De cursus 1931 — 1932 had derhalve slechts een 2de leerjaar, dat met 10 leerlingen begon. De opheffing vm den Keevaartkundigea leergang geschiedde bij Ci.JJ. 22 Juni 1932 n". 28 (I. S. n". 362). Voor de leerlingen, die in Mei 1932 het examen voor Bden stuurman zonder gunstig resultaat hadden afgelegd, werd nog een her halingscursus gegeven. Toen in Augustus 1932 de leerlingen van dezen herhalings cursus opnieuw het stuurmansexamen konden afleggen, werd de opleiding be ëindigd. De zeevaartteciinische school van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij te Batavia is verdeeld in 2 afdeelingen: de stuiirlieden-afdeeling, opleidende voor de diploma's van lsten en 2den stuurman bij de groote vaart, en de afdeeling voor scheepswerktuigkundigen, opleidende voor de diploma's van scheepsmachi nist. In 1932 werd de school bezocht door 273 personen (vorig jaar 274). De volgende diploma's werden in 1932 verworven: 42 voor Iste stuurman, 67 voor 2de stuurman, 20 voor scheepsmachinist C, 47 voor scheepsniacliinist B en 55 voor scheepsmachinist A, tegen 38, 89, 0, 44 en 57 in 1931. In Augustus en November 1931, alsmede in Februari en Mei 1932 werden de examens afgenomen voor stuurman bij de groote vaart; 45 personen ver wierven het diploma van Iste-, 108 dat van 2de- en 4 dat van 3de-stuurman. Van de verschillende examens voor machinist ter koopvaardij, gehouden iti Augustus 1931, November 1931 en Maart 1932, was het resultaat, dat de vol gende diploma's werden behaald: volledig diploma 5, diploma A 70, diploma B 42 en diploma C 0. Voorts slaagden in 1932 voor liet examen stuurman kleine vaart .'i, stuurman lokale vaart 30, motordrijver 31 en machinedrijver 25 candidaten. 273 Opleiding voor den kadastrale» dienst en aanverwante diensttakken. Bij deze, te Bandoeng gegeven opleiding waren in Augustus 1932 aanwezig: 37 leer ling-mantri's bij het kadaster, 3 eandiduat-ndjunct-landmeters bij het kadaster, 7 leerling-mantri's bij den opsporingsdienst van den mijnbouw en 5 leerling mantri's bij de irrigatie. Van deze categorieën werden gediplomeerd onderscheiden lijk 34, 2, 7 en 5. Dienatexamem Centrale. Ka*. IV examens werden gehouden in December 1931, Juni 1982 en December 1932, zoowel voor het boekhoudkundig als voor het taalkundig en volkenkundig gedeelte. Geëxamineerd werden 106 personen, van wie 06 met gunstig resultaat. Notaris examens. Als gewoonlijk werden de examens gehouden in Juni en Juli, de herexamens in Januari daaraanvolgend. Omtrent de medio 1931 gehouden examens kan worden medegedeeld, dat voor het Iste gedeelte 10, voor het 2de gedeelte 6 en voor het 3de gedeelte 1 oandidaat slaagden. Het resultaat van de medio 1932 gehouden examens was, dat voor het Iste, 2de en 3de gedeelte resp. 7, 6 en 2 candidaten werden gediplomeerd. Architectenexamens. Telken jare worden vanwege het Departement der Burgerlijke Openbare Werken examens afgenomen voor architect en bouwkundig architect bij den Wateretaai en li j 's Lands burgerlijke openbare werken (Bb. n". 12196). De examens werden gehouden in Januari 1931 en in April en Mei 1932. In 't geheel werden geëxamineerd 41 personen, van wie 18 slaagden; boven dien slaagde 1 adspirant, die het volledig architectenexamen aflegde, voor het 2de gedeelte daarvan. 3g. Zeevaartkundig onderwijs. DE CULTUREELE TOESTAND. 274 4. Hooger onderwijs. Technische Hoogeschool. De groei, die de Technische Hoogeschool sinds den cursus 1927—1928 heeft vertoond, bleef zich voortzetten. Het aantal voor het eerst gewoon ingeschreven studenten was wederom grootcr dan eenig jaar tevoren en bedroeg 49, waardoor het aantal gewoon ingeschreven studenten tot 128 kwam; hiervan waren 73 Europeanen, 27 Inlanders en 8 Chineezen. In tegenstelling met de beide andere hoogescholen, maken op de Technische Hoogeschool de Euro peesche studenten de meerderheid uit. De genoemde cijfers hebben alle betrek king op de gewoon ingeschreven Btüdenten; daarnaast borden dé colleges gevolgd door toehoorders, deelnemers arm de opleiding voor de wiskunde akte K\ en deelnemers aan de ijkersopleiding. Het ingenieursdiploma weid in het verslagjaar door 10 adspiranten behaald. Daarmede steeg het aantal der door de hoogeschool sedert haar oprichting afgeleverde ingenieurs lot 97, van wie SS het diploma in den normalen tijd van 4 jaar hebben verworven. Anders dan voorheen onder vinden de afgestudeerde ingenieurs moeilijkheden bij het vinden van eenc pas sende betrekking; van de in 1981 te Bandoeng afgestudeerde 9 ingenieurs hadden een jaar later 3 eene betrekking; 1 was naar ESuropa vertrokken, terwijl de 5 overige nog eene plaatsing zochten. Rechtshoogeschool. Bij Ord. van 9 Jan. 1932 (I. S. n°. 14) werd in de hoogeronderwijs-ordonnantie eene wijziging aangebracht v'ftn deze strekking, dat voortaan de bevoegdheid tot de staande en zittende magistratuur en tot de balie niet alleen wordt verkregen door hen. die het doctoraal examen in de privi rechtelijke oï strafrechtelijke richting hebben afgelegd, maar ook door hen, die d" staatsrechtelijke of sociologisch-economische richting bij hun doctoraal hebben geltozon. Het reglement van de rechtshoogesohool (I. S. 1924 n°. 457) is nader ge wijzigd en aangevuld met betrekking tot de openbare faculteitsvergaderingen (I. 8. 1932 n°. 168). Bij K. B. 9 Nov. 1932 n°. 34 (N. S. n°. 681, I. S. ir. 689) kwam eene regeling tot stand van de aan bezitters van l>ij de rechts! geechool uitgereikte getuigschriften toe te kennen vrijstellingen van universitaire examens in Nederland. In het verslagjaar hadden 89 nieuwe inschrijvingen van studenten plaats, üoodat het in den cursus 1930—1.931 gestegen niveau van nieuw ingeschrevenen gehandhaafd bleef. Onder de genoemde 89 nieuwe inschrijvingen waren 30 Euro peanen, 47 Inlanders en 12 ('hinee/.en. Hel aantal gewoon ingeschreven studenten beliep 286. De hoedanigheid van Meester in de rechten werd verwx»veH door 8 si ndenten. Geneeskundige Hooycschool. liet aantal voor hei eerst gewoon ingescb studenten daalde van 98 tot 74 (18 Europeanen, 20 [nlanders en 27 ühineezen). Deze daling is veroorzaakt door de bijzondere omstandigheid, dat in den cursus 1930—1931, evenals in den voorafgeganen, een aantal oud-leerlingen van de Nias en de Stovia, studeerende onder dienstverband, in de gelegenheid werden gesteld hun studie aan de hoogeschool voort te zetten. Telt men deze categorie van studenten, die een bijzoncLerep aanwas van tijdelijken aard veroorzaakte, niö! mede, dan blijkt, dat in '\c<\ cursus 1931—1932 het aantal oieuw-jngeechreveneu grooter was dan vorige jaren. Het aantal studenten steeg van 199 op 254, welke Btiiging verband houdt mei den geleidelijken uitgroei van da hoogeschool. Daar de aopgeschool eerst in den cursus 1933—1934 7 studiejaren zal tellen, en dus eerst dan volgroeid zal zijn, werden in het verslagjaar nog geen artsen afgeleverd) Bij Ord. van 17 Oct. L 982 (I. S. n". 526} is art. L6fl der hooger onderwijs ordonnantie nader gewijzigd, ten einde nauwkeuriger aan te geven, welke personen tot de promotie aan de Geneeskundige Hoogeschool worden tpegelaten. Gegevens omtrent de nog bestaande, doch in liquidatie verkeerende school tot opleiding van Indische artsen, zijn vermeld in hei hoofdstuk ~G ezondheidszorg". KUNSTEN EX WETENSCHAPPEN. 275 C. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN De Oudheidkundige Dienst. Bij den Oudheidkundigen Dienst werden alle niet urgente werkzaamheden, waartoe o.m. behooren het bodemonderzoek, de reconstructie van bouwwerken en de oudheidkundige opnamen, stopgezet. Eene uitzondering vormt de recon structie-arbeid van het Prambanan-terrein, welke, zij het in sterk vertraagd tempo, werd voortgezet. Eene algeheele stopzetting van laatstbedoelde werk zaamheden zou geleid hebben lot liet verlies van de Inheeinsche werklieden, die: door een praktijk van vele jaren de voor het stellen, meten, bouwen en steen houwen benoodigde kennis hebben verworven. De totstandkoming van de monumenten-ordonnantie 1931, waarvan in de beide vorige Verslagen reeds melding werd gemaakt, heeft de taak van den Oudheidkundigen Dienst belangrijk verlicht. Krachtens deze ordonnantie toch kunnen alle door menschenhand tot stand gekomen onroerende of roerende zaken, welke in hoofdzaak ouder zijn dan 50 jaar of tot eene tenminste 50 jaar oude stijlperiode behooren en voor de geschiedenis of de kunst van groot belang worden geacht, alsmede de terreinen, ten aanzien waarvan een gegrond ver moeden bestaat, dat zij de vorengenoemde zaken bevatten, voor inschrijving in het openbaar centraal monumentenregister in aanmerking worden gebracht en, eenmaal ingeschreven zijnde, de door de ordonnantie gewaarborgde bescherming deelachtig worden. In 1932 werd aan de voorschriften een begin van uitvoering gegeven door de indiening van voorstellen bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst tot inschrijving van een aantal belangrijke oudheden op Sumatra (Moeara Takoes, de rijkssieraden van Pager Eoejong, de oudheden te Lahoesa op Nias, te Palembang en op de Pasemah-hoogvlakte). Soortgelijke voorstellen werden voorbereid ten aanzien van de Hindoe-Javaansche monumenten en de Hollandsche oudheden op Java en in de Molukken. Hindoe-Javaansche oudheden. De reconstructie-werkzaamheden te Pram banan hadden, gelijk vermeld, geregeld voortgang. Het Zuidelijk hoftempeltje kon in 1932 worden voltooid. Door deze reconstructie is de Hindoe-Javaansche architectuur met een fraai bouwwerk verrijkt geworden. Aan het pendant van dit monument, den Noordelijken hoftempel, werd voortgewerkt, zoodat in 1933 de voltooiing kan worden verwacht. Van den Ciwa-tempel werden de binnenbouw der eerste dakgeleiding en het noordelijk portaal uit de stukken samengesteld en op het terrein opgebouwd. Van de in 1932 gedane vondsten is verreweg de belangrijkste een in de Kali Wadas, 6 kin ten Zuidwesten van Tegal. aangetroffen bronzen van bijna 1 m hoogte. Dit kunstwerk, het grootste van de tot dusver op Java gevonden bronzen beelden, dat geheel gaaf en buitengewoon fraai van uitvoering en bewerking is, werd aangekocht door het Koninklijk Bataviaasch Genootschap. Mohammedaansche oudheden. De herstelling van den kraton Kasepoehan te Cheribon, welke tot dusver onder leiding van een aan den Oudheidkundigen Dienst toegevoegden particulieren architect door den Provincialen Waterstaat werd uitgevoerd, werd voortgezet onder het direct toezicht van een opzichter van den dienst, terwijl dezelfde architect de leiding bleef behouden. De met fraai houtsnijwerk versierde Langgar ketjil of dalem werd geheel hersteld; een aanvang werd gemaakt met de voorziening van de gebouwen op de Sitinggil. Voor de reconstructie van de Masdjid Agoeng te Cheribon vormde zich in September een nieuw comité, met Z.H. den Sultan Sepoeh als voorzitter en het Hoofd van den Oudheidkundigen Dienst als adviseur. De Oudheidkundige Dienst maakte eene globale begrooting op voor het herstel van het bouwwerk, waarbij overeenkomstig den wensch van het comité als beginsel werd aangenomen, dat de in den loop der eeuwen ontstane vorm der moskee onaangetast zal blijven en dat de reconstructie zich beperken zal tot herstel en versterking van liet bouwwerk met zooveel mogelijk behoud van het oude materiaal. DX CULTUBBEIJ? TOESTAND. 276 Praehistorisch onderzoek. De met het praehistorisch onderzoek belaste, ambtenaar woonde als afgevaardigde van de Indische Uegeering het van '2~> tol .'5l Januari 1932 te Hanoi gehouden „premier congres des préhistoriens d'Extrème Oriënt" bij. Daarna ondernam hij in opdracht der Regeering eene studiereis naar Japan en Europa. Tijdens zijne afwezigheid had het onderzoek geen voortgang; slechts werd de inventarisatie van de neolitisehe ateliers in Zuid-Solo voortgezet. Onder de vondsten dient te worden vermeld een praehistorische grafkamer bij T;i tul jong Aro op de Pasemah-hoogvlakte, waarvan tweesteenen wanden mèi stijl volle schilderingen van buffels en rnenschenfiguren zijn versierd. Europeesche oudheden. De inventarisatie van de oud-Indische landhuizen in en om Batavia kwam gereed, met die in Tangerang en omstreken werd een begin gemaakt. Met steun van verschillende instellingen en particulieren kon worden overgegaan tot de publicatie van het Iste deel van het werk ~Tndische landhuizen en hun geschiedenis", bevattende eene beschrijving van de landhuizen Goenoeng Saharie (thans Ohineesche tempel Sentiong), (Jroeneveld of Tandjong-Oost, Keinier de Klerk (thans Landsarehief) en Tjitrap. Eenige andere landhuizen werden opgemeten en in kaart gebracht, waarbij tevens eenige oude graven konden worden gerestaureerd. Verzoeken van particulieren om bijdragen in de restauratie van de door hen bewoonde peroeelen moesten wegens de ongunstige tijdsomstandigheden worden afgewezen. De Subsidie voor het onderhoud van de Europeesche oudheden in de Buitengewesten moest sterk verminderd worden. Toen op eene inspectiereis van den met het toezicht <i|> de Europeesche oudheden belasten ambtenaar gebleken was, dat de monumenten in de Molukken onvol doende beschermd waren, weiden verschillende maatregelen getroffen om hierin verbetering te brengen. Aan de forten „Oranje" op Ternate en „Nieuw Victoria" te Ambon werden de meest urgente herstellingen verricht, terwijl het fortje „Barneveld" te Laboeha werd gerepareerd. Voor hel onderhoud van de oudheden in de residentie Manado konden in 1932 geen fondsen worden toegestaan. Wel bleef de jaarlijksche subsidie voor het onderhoud van de omgeving van het fort „Rotterdam" te Maksssar gehandhaafd; aan het fort zelf kon niets worden gedaan. Na overleg met den Oudheidkundigen Dienst deed de gemeenteraad van Makaßsar de grafmonumenten van Beerninok-Sijpestein en De Siso met de noodige voorzorgen naar het oude kerkhof overbrengen. De restauratie van het praalgraf van Aroe Palaka kwam gereed. Ten aanzien van de oudheden op Sumatra kan worden vermeld, dat op voorstel van den Oudheidkundigen Dienst van Bestuurszijde de mogelijkheid werd overwogen, om de ruïnes van de Europeesche oudheden, die zich in de strand kampong Ladang in het Oeleè'balangßChap IX Moekims Toengkoeb bevinden, in samenwerking met het gewestelijk militair commando open te leggen en op te nemen. Mnaicologisch onderzoek. In verband met de moeilijke tijdsomstandigheden moest het musicologisch onderzoek met ingang van 1 .Januari 1932 gestaald worden. Den met het onderzoek belasten ambtenaar werd een andere werkkring te Batavia aangewezen; onder den titel van conservator van 's Lands musico logisch archief bleef hij echter, buiten bezwaar van 's Lands schatkist, belast met het beheer van het reeds bijeengebracht materiaal, dat naar Batavia werd overgebracht. Dank zij de bijdragen, te beginnen mei het jaar 1030 van particu liere zijde in Nederland bijeengebracht, bleek het mogelijk de bestaande uit gebreide verzameling van inheemsehe muziekinstrumenten» alsmede van phono grammen, gramofoonplaten, fotografische negatieven, diapositieven en films van inheemsehe muziek en dansen te vergrooten. De instrumentenverzameling werd welhaast verdubbeld en telde einde 1932 980 nummers uit nagenoeg alle streken van den archipel. De daarvan vervaardigde volledige catalogus zal eerlang in definitieven vorm worden gepubliceerd. Van de zijde der Vorstenlandsche zelfbestuurders mocht het musicologisch archief wederom krachtigen steun ontvangen, Afzonderlijk dient gewag te worden gemaakt van het vorstelijk geschenk door Z.H. den Sultan van .logjakarta aan KUNSTEN K.N WETENSCHAPPEN. 277 h.il Koninklijk Bataviaasoh Genootschap ten behoeve van hel musicologisch archief aangeboden, bestaande uil een niet groote zorg en kunstzin vervaardigde copie van de omvangrijke en, naar men zegt, volledige verzameling der opge teekende klassieke Vorstenlandselie orkest-composities. Volksbibliotheken. In den loop van 1932 werden "21 Inlandsclie Volksbibliotheken opgeheven; 7 bibliotheken werden overgebraeW naar gesubsidieerde particuliere scholen, 18 naar andere 2de klasse-scholen; nieuw opgericht werden 24 bibliotheken. liet. totaal aantal der Inlandsche Volksbibliotheken onder rechtstreeksch beheer bedroeg op 31 December L 982 2814; dat der bibliotheken, afgestaan aan gouvernements- en particuliere instellingen als hospitalen, kazernes, gestichten, enz. 447. Het aantal Nederlandsche Volksbibliotheken bleef geluk aan dat van hei vorige jaar (12.") onder rechtstreekscb beheer en 25 verbonden aan verschillende en particuliere inrichtingen). Natuurbescherming. Zoonis in lief vorig Verslag reeds is vermeld, werd bij de in Juli 1081 in werking getreden nieuwe Dierenbeschermingsordonnantie en -verordening (1. S. 1931 nos. 134 en 266) uitdrukkelijk de uitvoer van geheel beschermde diersoorten, zoomede die van huiden van vrijwel alle in het wild levende zoogdieren en vogels verboden. Het artikel, waarbij werd bepaald, dat de nieuwe verordening alleen van toepassing zou zijn op het rechtstreeks bestuurd gebied werd bij E.V. 14 Jan. 1932 (T. S. n°. 28) wederom ingetrokken, zoodat thans de bepalingen ook van toepassing zijn op de gouvernementsonderhoorigen binnen de eelfbesturende gebieden, maar nog niet op zelfbestuursonderhoorigen zelf. Hiertoe dienen door de betrokken zelfbesturen concordante regelingen te worden getroffen. Dergelijke concordante regelingen werden in 1932 uitgevaardigd door de zelfbestuurdera der Koeantan-districten (Inderagiri) en door dié van Koetai, Boeloengan en Kota Waringin (Zuider- en Oosterafdeel ing van Borneo). Aan de bepalingen van de nieuwe ordonnantie kon over het geheel vrij gced de hand worden gehouden. Alleen de bescherming van de neushoorndieren laat nog steeds te wenschen over. Zoo werden in het natuurmonument Oedjoeng koeion op Java's uiterste Zuidwest-piint in 1932 niet minder dan 8 dezer dieven gestroopt; de daders konden worden achterhaald en gestraft. Welk een omvang de handel in dierlijke producten dikwijls herfi en welk eene slachting daardoor wordt aangericht onder de dieren, moge daaruit blijken. dat gedurende 1932 voor niet minder dan 3500 kilo miereneterschubben ver gunning tot uitvoer werd verleend aan ('hineezen in West-Borneo, waarvoor ten minste 5000 stuks van deze onschuldige en eerder nuttige diersoort, moeten zijn gedood. De uitvoer werd toegestaan omdat het hier voorraden betrof, aan gelegd vóór inwerkingtreding van de dierenbeselu■rmingsordonniintie. Vergunningen tot bezit of uitvoer van beschermde, diersoorten werden slechts in beperkte mate verleend. In 1932 werden vergunningen afgegeven voorlöorang oetans, waarvan 12 bestemd voor buitenlandsche dierentuinen, voorts voor 30 gibbons, waarvan (> voor het buitenland bestemd, 6 olifanten, 11 tapirs, 35 kroonduiven, 50 neiishoornvogels en Verder nog geringe aantallen van andere liesehermde soorten. Wat de bescherming van planten aangaat, bleven de klachten over de uit roeiing van orchidieeën aanhouden. Daar de Inheemsche verzamelaars de soorten niet kunnen onderkennen, wordt, gewoonlijk alles leeggeplunderd, de handelaar zoekt dan de enkele gewenschte soorten uit, terwijl de rest wordt weggegooid. Vooral uit de, Molukken, West-Borneo, Biliiton, Tapanoeli en andere streken heeft uitvoer op groote schaal plaats- J)K CULTUKEELE TOESTAND. 278 7n Januari 19y - 2 word de nieuwe n;itunnnonumcnien- en wildreservaten ordonnantie afgekondigd (I. S. n°. 17). Vele voorstellen van de laatste jaren, waarvan de afdoening wachtte in verband met de totstandkoming van geno ordonnantie, werden thans wederom opgevat. Aanwijzing tol natuurmonument; waarin elke handeling die verandering in don bestaanden toestand brengt, ver boden is, bracht vooral ten opzichte van grooto terreinen vrele bezwaren cnei zich. Dit reserveeren van groote uitgestrektheden grond is ihans voel minder bezwaarlijk geworden nu aanwijzing tot wildreservaat, waarbinnen een beperkt boschbedrijf geoorloofd blijft, mogelijk is. De groote wildreservaten, ontworpen voor Noord-Atjeh (Alas-en Gajo-landen), Zuid-Sumatra (schiereiland ten westen van de Semangka-baai) , Wost-Borneo (Goenoeng Paloeng) en Oost-Borneo (Koetai) konden nog niet als zoodanig aan gewezen worden, daar de betrokken terreinen meerendeels behooren tot zelf bestuursgebied, waarover niet zonder meer beschikt kan wolden. Overleg is nog gaande over de wijze, waarop reserveering van deze terreinen tot si and kan komen. Voorts werd oen voorstel gedaan tol reserveering vem een strook moerosboseh in het Lalang-gebied (Palembangsohe Benëdenlanden) , terwijl vier nieuwe groei plaatsen van de rcnzenbloem, Rafflesia Arnoldi, in Benkoelen bij G.B. 27 Aug. 1932 n°. 86 (T. S. n°. 46.5) tot natuurmonument werden verklaard. Het ligt in de bedoeling, om vooral in do nabijheid van do groote steden natuurparken te stichten, die behalve als wetenschappelijk studieterrein, tevens als recreatie-oord voor het groote publiek kunnen dienen. Als een der eerste reservaten van dien aard kwam in 1932 liet natuurmonument Pagerwoenoeng- Daroepana tot stand, een nabij Semarang gelegen djatinatuurbosch (G.B. '21 Jan. 1933 n°. 19, I. S. n°. 37). Voorts kwam in 1932 nog tot stand het natuurmonument Eimbopanti, een ± 3400 ha groot terrein ter Sumatra's Westkust, omvattende zoowel moeras bosch als hooger gelegen stukken (I. S. n°. 237). Dit reservaat is om zijn rijk dom aan planten- en dierenleven van groot belang voor de bescherming van flora en fauna in Midden-Sumatra. Vulkanologisch onderzoek. In 1933 werd voortgegaan met de geregelde waarneming van den Tangkoe banprahoe, Papandajan, Merapi (Midden-Java), Keloed, Lamongan, Eawah Idjen en Kawah Kamodjan. Voorts werden bezocht do vulkanen Slamet, Raoeng en Krakatau, terwijl door vrijwillige medewerkers berichten werden ingezonden omtrent Nila (waar begin Maart eene eruptie plaats vond) en omtrent, eenigo vulkanen in de Mina hasa en op de Sangir-eilanden. Eene aanvullende studie werd gemaakt van eenige vulkanen, solfatarenvelden en warme bronnen in Oost-Flores, bij gelegenheid van een bezoek, waartoe de uitbarsting van den Lewotobi-Lakilaki eene gereede aanleiding gaf. Deze kwam in eruptie op 23 Mei 1932. Een lavastroom vloeide in noordwestelijke richting uit, terwijl van medio Augustus af zich een nieuwe lavatang in noordoostelijke richting vormde. Gasexplosies, waaronder er waren tot eene hoogte van 700 m, hadden eveneens plaats. Op advies van den leider van het Vulkanologisch Onder zoek werden de gevaarlijk liggende kampongs Nobo en Noerabeleng tijdelijk ontruimd. In verband met de in Augustus 1932 weder toegenomen werking van den Merapi (Midden-Java) werd de bewaking van don vulkaan uitgebreid en een hulpwaarnemingspost te Krindjing opgerielit. De Slamet, die sinds 1929 geen verhoogde werkzaamheid meer had vertoond, begon 1 Juli 1932 eruptief te werken. De oorspronkelijk zwakke werking nam van 30 Juli af in kracht toe, welke verhoogde werking duurde tot 8 Augustus; na dien datum verschenen nog met korte of lange tusscitenpausèo gasuolken stootsgewijze boven den krater. KUNSTBN BK WETENSCHAPPEN. 279 Enkele wetenschappelijke instellingen. Het Koninklijk Bataviaaarh Genootschap van Kunsten en Wetènsóhavpen telde einde 1932 41 eereleden, JO correspondéererïde loden, 171 werkende leden, 0 donateurs, 2:20 gewone leden. 38 buitengewone leden en 168 lezers der bibliotheek. De periodieke uitgaven van he( Genootschap luidden geregeld voortgang. Van het Tijdschrift verschenen deel 71. afl. 8 en 4, en deel 72 volledig; van de Verhandelingen, deel 69 (Mr. Dr. J. C. G. Jonker, Lettineesche Taalstudiën) en deel 71 bestaande uit: Iste stuk (Mr. J. van Kan, Lijst der Oude Boeken van de voormalige Nederlandsche Oost-Indische Compagnie ter kuste Coromandel) ; 2de stuk (V. Drabbe, .M.S.C.. Woordenboek der Fordaatsche Taal); -'sde sink (P. Drabbe, M.S.C., Beknopte spraakkunst en korte woordenlijst der Slaroe eesche Taal); sde stuk (H. Géurtjens, M.S.C.. Marindineesch Nederlandsen Woordenboek). Van de Bibliotheca Javaniea verscheen deel V (Dr. J. (ionda, Het Oud- Javaansohe Brahminda-Puraaa). Aan de werken buiten serie werd toegevoegd het werk van Y. I. v.-m de Wall, ~l)e Indische Landhuizen en hun geschiedenis". Op kosten van het Genootschap werd nog gedrukt een .. K.ipport der llooger- Onderwijs-Commissie", welke commissie heelt bestaan uit vertegenwoordigers van den Nederlandsch-1 ndischen Natuurwetenschappelijken liaad en het Konink lijk Bataviaasch GenOOtech&p van Kunsten en Wetenschappen. Aan het Instituut Kern te Leiden werd eene geldelijke ondersteuning ver leend van f 2500 voor de uitgave van een topogrufischen atlas van het Oude Indië. Een bedrag van f5OO werd beschikbaar gesteld voor de monographie van Dr. Kom over Tenganan (Bali). Besloten werd tot den herdruk van bet standaardwerk over ~Oud-Batavia" van Dr. J. de Haan. Op de lijst der instellingen, waarmede het Genootschap in ruil van edita staat, werden geplaatst de , .Gesellschaft für kulturelle Yerbindung der Sowjet union mit dem Auslande" en de „Finsche Akademie van Wetenschap en Letteren". Mot betrekking tot het werk der wetenschappelijke afdeelingen kan hel volgende worden medegedeeld. liet doel der afdeeling Adatrecht is tweeledig: vooreerst zet zij het werk der commissie van bijstand voor het adatrecht voort, door voor de commissie, voor bet adatrecht te Leiden gegevens te verzamelen en ter publicatie in de adat* reehtbundels in te zenden; voorts tracht zij zelf werkzaamheden ten bate van do kennis van het adatrecht te ondernemen, adviezen te geven en vergaderingen te houden, waarin haar leden of haar medewerken ïnededeelingen kunnen doen of voordrachten kunnen houden. Tn 1982 sprak pater 11. Geirrtjens over adatreohi op de Ka i-eilanden en deed nu wijlen prof. mr. C. van Vollenhoven mededeelingen over zijn reis door Bali en Zuid-Celebes. Voorts werden eenige adviezen aan ambtenaren verstrekt en werd voortgewerkt aan eene in 1929 begonnen verzameling van de in 1927 in heel Indië over de Inlandscbe bevolking gewezen burgerlijke vonnissen. Voor het grootste deel zijn de in die vonnissen vervatte beslissingen van gouvernement»- en in heemsche rechters op kaart gebracht, terwijl van de belangrijke, vonnissen af schriften zijn vervaardigd. Aan dezen arbeid wordt door verschillende juristen deelgenomen. T)e afdeeling Taal-, Land- en Volkenkunde hield regelmatig om de twee maanden vergaderingen, waarop velschillende wetenschappelijke mededeelingen werden gedaan, o. a. door dr. K. C. Cruct] over ..den gietvorm van Ben ketel trom door hem op Bali gevonden"; dr. V. T). K. Bosch over ~De Goeroe en dr. Bron"; dr. K. C Crucq over ~De kunst van goudmaken" en over geschenken"; dr. Perbatjaraka over het woord „Boedjangga"; C. C. F. M. Ie Koux over „Het graf van Jan Pieterszoon Coen"; dr. P. Voorhoeve over ~Zuid Sumatraansche letterkunde" en C. C. P. M. Ie Boux over ~De onuitroeibare Stephens-eilanden". Voorts werden nog tal van kleine wetenschappelijke mede deelingen gedaan. Het onderzoek naai dr geschiedenis, letterkunde en land- on DE FIXANCIEELE TOESTAND. 28 Op 31 December 1932 was vnn don land 1 slag hol' niet aangezuiverd f 943 954; door do met de inning belaste personen word verduisterd f 4046, terwijl aan boeten op de landrente werd ingevorderd een bedrag van f 26016. In de afdeeling Hoeloe Soengai der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werd in 1932 een aanvang gemaakt met de herziening van den aansl de landrente op den voet van de „Borneo-landrente-ordonnantie" in de onder afdeeling Barabai. Uit hel gewestelijk verslag aopens den aanslag en de inning van de landrente in 1932 blijkt, dal de totale aanslag in 1932 bedroeg E 881459, tegen fBBlBO5 in 1931. In verband met mii werd in I'.i.'!"2 in <lii gewest ontheffing verleend tot een bedrag van 1 1 12808; wegens onbeplant blijven van aawahs, enz. tot een bedrag van f 52 373 en aan (rijstellingen aan leden van hei kampongbestunr tot een bedrag van f 4978. Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1932 dus worden verminderd met f 200159 (in 1931 met f 266614), zoodal werkelijk te heffen viel f 681300, tegen in L 93] E 615201. Bij G. B. 6 April I'i.'rJ n". 20 (Bb. q°. 12798) is eene instructie tot uitvoering van de Borneo-landrente-verordeningen (1. S. 1932 nos. 1"- on 139) vastgesteld. In het rechtstreeks bestuurd gebied van liet gouvernement Celebes en Onder hoorigheden geschiedde de aans!;,u en de inning der landrente ' omstig de regeling opgenomen in de „Celebes-landrente-ordonnantie". In 1932 werden voor bereidende werkzaamheden verricht ten behoeve van de invoering van soortgelijke landrente-regelingen in de zelfbesturende gebieden van «lat gewest. Blijkens hel gewestelijk verslag nopens den aanslag en de inning van de land rente in 1932 bedroeg de tol lag in 1932 f 502840, tegen in 1931 f 519224. In verband met misgewas werd in 1932 in dit gewest ontheffing verleend tot een bedrag van f 33 747; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een bedrag van f 7187 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, in verband met de crisis tot een bedrag van f 99 260. Hierdoor moest de landivnto-aanslag in 1932 dus verminderd worden met f 140194 (in 1931 met f 54 908), zoodat werke lijk te heffen viel f 362 (VHi, tegen in 1931 f 464326. De vermindering in de opbrengst is hoofdzakelijk een gevolg van de in verl met de tijdsomstandigheden verleende ontheffingen wegens gewichtige redenen, tot een bedrag van '-!(• ",', der opgelegde aanslagen. Op 31 December 1 ( .>:!2 was van den landrente-aanslag nog niet aangezuiverd een bedrag van f 148 863. Andere land cl ijl; e inkomsten. Voor de overige onder de landelijke inkomsten begrepen belastingen: de Inlandsche verponding en de belasting op vischvijvers op -lava en Madoera, de gebruiksgrondbelasting in de Buitengewesten en hei hoofdgeld van de beerendienstplichtigen in de Gouvernementslanden buiten Java en Madoera. worden de uitkomsten der begrootingsrekening 19:52 gesteld op onder scheidenlijk f 214 867, f 60 510, f 9234 en f 93 391. Van de groep in- en uitvoerrechten en accijnzen valt het volgende te ver melden. De gedurende 19:; lop de invoerrechten geheven tien opcenten (wel van 31 l)ec. 1930; N. 8. n°. 516, I. 8. n". 153) werden v ■ bet jaar 1932 aanvankelijk tol twintig opgeroerd (wel van -">1 Dec. 1931, N. S. n°. 566, l. S. n°. 585). Ter nadere versterking der middelen werden met ingang van 15 Juni 1932 de op de invoerrechten geheven opw aten voor bet overige gedeelte van het jaar 1982 tot vijftig verhoogd, aan welke verhooging echter de gebleekte en ongebleekte — doch niet bontgëweven, geverfde of gedrukte — katoenen stoffen (ellegoedeivn i ■en onttrokken (wet van 6 Juni 1932; N. S. n°. 237, I. S. n°. 321). Desniettemin werd in 1932 aan invoerrecht bijna f 10i millioen minder ont vangen dan in 1931, terwijl de ontvangsten aan uitvoerrecht en stalistiekreeht in 1932 reöp. ruim f 11 millioen en + f 1 millioen beneden die in 1931 bleven, zooals uit de volgende opurengstcijfers blijkt: DE CDLTURBELE TOESTAND. 280 volkenkunde v;m Blarabangan werd door dr. Tli. Pigéö'ud voortgezet, die daartoe in 1932 eenmaal een reis naar den Oosthoek maakte. \ an de bekende blancowoordenlijst van Holle kwam een nieuwe druk gereed, herzien door dr. S. J. Ksser. Hierin zijn ook de Maleische equivalenten der Hollandsche woorden opgenomen. Door het Genootschap werden 804 exemplaren rondgezonden aan de gewestelijke militaire Commandanten, Hoofden van Gewes telijk Bestuur en Missie- en Zendingsautoriteiten. Hiervan werden er reeds zeer spoedig 16 ingevuld terugontvangen. De afdeeling Rechtswetenschap zette in 1932 haar werkzaamheden voort. Ter bevordering van de publicatie van bronnen au gegevens van juris prudentie over de rechtspraak en de administratie van Nederlandseli-Indië nam de afdeeling ter hand: eene verzameling van administratieve rechtspraak (1928); eene verzameling der politieke contracten (1980); eene bevordering van het in zenden van strafvonnissen ter publicatie in het Indisch Tijdschrift van het Recht, waaraan verbonden eene opwekking tot de leden van de rechterlijke macht tot zelfstandige motiveering van de strafvonnissen. Tot dit doel ging in November 1932 eene circulaire uit aan de leden van de rechterlijke macht, onderteekend door eene voor dit doel ingestelde commissie. In 1932 werden de volgende onderwerpen ter vergadering behandeld: mede deeling van pro.f dr. J. H. A. Logemann over een punt van agrarisch recht; schadevergoeding in de arfet. 1247 en 1248 B. W. door prof. mr. J. van Kan; de praktijk der venduties te Batavia door jt ir. mr. I. I!. Feith. De afdeeling Staathuishoudkunde stelt zich ten doel, die economische pro blemen te bestudeeren, welke voor de kennis van den Oost-Indischen Archipel en omliggende landen van belang zijn. Wannen werden gevormd om jaarlijks een congres te houden waarop verschillende economische problemen besproken zouden kunnen worden. Eveneens werd de wenschelijkheid uitgesproken om contact te zoeken met andere op het terrein der Afdeeling werkzame organisatie-, met name: de Welvaartscommissie, de Vereeniging voor Belastingwetenschappen, liet Bureau voor Economische en Sociale Documentatie en de Vereeniging voor de Studie van Koloniaal Maatschappelijke vraagstukken, teneinde zoo mogelijk tot. eene vruchtbare samenwerking te komen. De voorbereiding tot de oprichting van de afdeeling voor de Studie van Inter nationale Vraagstukken werd in 1932 voortgezet met het resultaat, dat zij tegen het einde van het jaar met hare werkzaamheden een aanvang kou maken. Door eene commissie van deskundigen werd een rapport uitgebracht over de bewaking en beveiliging van het Museum, welke beide in hooge mate onvoldoende werden geacht. Teneinde aan den onverantwoordelijken toestand van de zeer brandbare gebouwen een einde te maken en om te geraken uit het labyrintli van boekenmagazijnen. de zeer enge behuizing van liet bedrijf der bibliotheek en de opstopping van de galerijen naast de ethnografische afdeeling met hon derden pakkisten vol oude edita, besloot de Directie uit eigen geldmiddelen over te gaan tot den bouw van een groot nieuw brandvrij boekenmagazijn, terwijl de vrijkomende vertrekken van den bibliotheekvleugel zullen worden verbouwd, waardoor eene radicale verbetering zal worden tot stand gebracht. De Bibliotheek van het Genootschap, die van de oprichting der Kechtshooge school af ook de boekerij dier instelling omvat, onderging in 1932 regelmatige uitbreiding door aankoopen en geschenken. Het gebruik der boekerij, zoowel in de leeszaal als tehuis nam weder toe, vooral door studenten der Rechtshoogeschool. De Ethnografische afdeeling verkreeg belangrijke aanwinsten door aankoop en schenking. De verzameling van Sumatra's Westkust werd door annkoopen verrijkt met een groot aantal voorwerpen. De bronscollectie en de verzameling Hindoe-Javaansche voorwerpen van edel metaal van de Arcliacologischc afdeeling boekten fraaie aanwinsten. Vooral dienen genoemd te worden eene prachtige massief gouden schakelketting van 113 cm lengte en 489 gram gewicht en een nagenoeg geheel gaaf bijzonder fraai bronzen beeld van Ciwa als Mahadewa. hoog 66 cm, gevonden nabij de hoofd plaats Tegal. KUNSTKX KN WETENSCHAPPEN. 281 Aan liet Miixrimi werd eene nieuwe afdeeling toegevoegd, namelijk de Kera« inische, bestaande uit eene verzameling keramiek van uitiieemßohen oorsprong, gevonden in den Nederlandsoh-lndisohen Archipel, hetzij ala , .Poesaka", vóór ouderlijk bezit, der Inlnndsche bevolking en der Indische Chineezen, dan wel aangetroffen in den bodem, en een enkelen keer in zee nabij de kust. Deze verzameling omvat, behalve een klein aantal stukken op verschillende wijze door aankoop oï boezending door bestuursambtenaren en onderzoekers ver kregen, eene collectie van + 2000 stukken, geschonken door den heer E. W. van Orsoy de Flines. In April tot en met Juni 1932 is deze collectie van Oengaran bij Semarang door den heer de Flines zelf overgebracht naar de nieuwgebouwde zaal in 's (ienootschaps museum. In 1932 werd ook de tfraehiatorische afdeeling in het Museum ondergebracht. Zij bestaat uit de oude verzamelingen van het Genootschap, zooals die in dé archaeologische verzameling waren opgenomen; uit aanwinsten in den laatsten tijd verkregen door ruiling met buitenlandsehe musea, teneinde de algemeene typologische collectie te completeeren; uit een serie praehistorica van Indo-China en Japan, aangekocht ten behoeve van het Genootschap met fondsen verstrekt 'looi- het Indisch Comité voor Wetenschappelijke Onderzoekingen; uit in den laatsten tijd binnengekomen schenkingen en aanwinsten door ruiling, waaronder buitengewoon belangrijke (onder de schenkers dienen naast die uit een oudere periode, hierboven reeds hier en daar vermeld, speciaal genoemd te worden de Assistent-Residenten van de Buitêngewesten L. C. Heyting en J. A. van Beuge; dr. A. N. J. Th. a Th. van der Hoop; de heer H. 11. van Ileekeren; de heer •I . W, F. Olive en wijlen de Assistent-Resident J. Knebel) en ten slotte uit de bij het praehistorisch onderzoek van Regeeringswege voor den dag gekomen voorwerpen, hoofdzakelijk uit het mesolithicum van de Oostkust van Sumatra on uit de vondsten bij de opgravingen in Patjitan, Sampoeng en Bodjonegoro. De Natuurwetenschappelijke Raad. De Raad zette zijne werkzaamheden op den gewonen voet voort. Hieronder valt speciaal te vernielden een aan de Tweede Begrootingscommissie uitgebracht uitvoerig advies nopens mogelijke besparing door concentratie, samenvoeging of inkrimping van natuurweten schappelijke laboratoria. De financiën van het nth Pacific Science Congress werden geliquideerd 1 ; een klein batig saldo werd in 's Lands kas teruggestort. Aan den eentralen catalogus van tijdschriften op natuurwetenschappelijk gebied werd ook dit jaar voortgewerkt. De alphabetische kaartcat&logus omvat bijna 6000 nummers, verdeeld over 80 bibliotheken. De Bosßcha-medaille werd voorde eerste maal toegekend aan dr. M. (i. ■!. M. Kerbosch. De uitreiking geschiedde bij de dies-nering van de Technische Hooge school te Bandoeng. Het Koninklijk Magnetisch m Meteorologisch Observatorium. Zooals steeds geschiedde de bepaling van de correcties van den gang van de standaard-klokken door observaties van sfer-doorgangen met behulp van een passage-instrument. lederen morgen om 8 u 30 m Ja va-tijd (lh.oo (Jreenwich-tijd) worden de seconde-tikken van een dezer klokken langs directe verbinding telegrafisch door geseind naar het draadloos station Malabar, waar ze automatisch worden versterkt en draadloos uitgezonden. De kalender werd weder berekend voor het kruispunt van den fiqudtor en den Midden-Java-Meridiaan (110° Oost van Ghreeowioh). Br zijn omreken uil:-. tabellen bijgevoegd mn de gegevens toepasselijk te maken vimr elke willekeurige andere plaats in den Archipel, terwijl ter verduidelijking van de te volgen werk wijze voorbeelden zijn gegeven. In het instrumentarium der asrdmagnetiaehe waarnemingen werd de Adie balana ioor een Gtodthaab-balana vervangen. l>e absolute bepalingen der horizon tale intensiteit, deeliuatie en inclinatie werden door leden van den staf aan het DE CULTUREEL! TÓESTAND. 282 Observatorium verricht. Het magnetisch paviljoen op lid eiland Koyper werd 13 keer bezocht ter verificatie en ijking der magnetografen. De meteorologische waarnemingen te Baiavia werden voortgezet. Geregis treerd werden luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, regenval, windrichting, wind snelheid, verdamping, intenèitèit der zonnestraling, dé intensiteit van de diffuse bemélstraling, de duur van den zonneschijn, liet géleldingsvermogen der luchi en het luchtelectrisch pótèntiaalverval. Van de meteorologische waarnemingen op andere plaatsen inoefen worden vermeld de metingen van den regenval, die aan het einde van, 1932 op 351.1 stations werden verricht. Op -lava ei) Madöëra bedroeg toen hei aantal der öbsèrvatoriumstafcions 400, dat der stations van den Dienst der Irrigatie 889, dat der particuliere stations P2-"i-">. In de Buitenge westen bedroegen deze aan tallen respectievelijk 689, 7Ü en "201. De vollediger uitgeruste secundaire stations registreerden één of meer der volgende elementen: luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, regenval, windrichting, windsnelheid, verdamping en duur van den zonneschijn. De inicroseismisclie waarnemingen geschiedden ie Batavia met een horizon tale seismograaf van Wieohert van 1000 kg, een verticale seismograaf van Wieehert. van 1300 kg en twee liosrh-Omori-seismograi'en van geringere ge voeligheid. De aardbevingsstations te Medan en Amboina zijn heide voorzien van een horizontale seismograaf van Wieehert van LQOO kg, dat te Soengai Tiangka (Larnpoengsche Districten) van een lichte seismograaf vanhetßo^qh-Omori-type. Er werden 608 aardbevingen geregistreerd, waarvan 4/BTi hun oorsprong in den Archipel hadden. Bén beving was te liatavia voelbaar. Het totaal aantal berichten uit Nederlandsch-Indië bedroeg 1313, betrekking hebbend op f>47 bevingen. Loodsballonw aariieniiugen wei-den verricht te Andir, Batavia. Soerabaja, Semarang, Makassar, Medan, Koepang en Taroena. ■ Te Andir, Batavia, Soerabaja en Taroena worden oog geregelde balion waarnemingen verricht; daarentegen zijn die te Makassar. Medan en Koepang beperkt tot, de zoogenaamde „internationale ballondagen". TV uurlijksoha getijtafels voor Oostgat en Weatgat Soerabaja, Koeiai-rivier. Barito, Kleine Kapoeas, Deli-geul, Palembang-rivier, Tjilatjap en Aroe-baai (Sembilan-geul) voor 1933 kwamen gereed. 'a LandB Plantentuin en de daartoe behoorende Wetenschappelijke instellingen. Ondanks de slechte tijdsomstandigheden blijven de bezoekers van Nederlandsche en buitenlandsohe onderzoekers, die in 's Lands Plantentuin voor korter et langer tijd verblijven voor het doen van wetenschappelijke onderzoekingen, nagenoeg onverminderd dooi-gaan. Ook gedurende 1932 was het Treüb-laborato rium bijna voortdurend bezet. Door den Directeur van 's Lands Plantentuin werden in 1932 de onder zoekingen over de vegetatie van Krakatau en over de fauna en flora der hooge bergtoppen op Java afgesloten. In -luli 1932 werd de leiding van 's Lands Plantentuin, va bei vertrek van den directeur, toevertrouwd aan het hoofd van het Zoölogisch Museum met gelijktijdige vervulling van zijne eigen functie. Het hoofd van hei Treub-laboratorimn sloot zijn onderzoek over worfcei vorinende stoffen af. terwijl van zijn hand verscheen „Eioébotanisch©Polariteite theorie" op grond van proeven over kleurstoftransport in planten. l»e botanische tuin te Sibolangit ter Oostkust van Butnatra moest in L 932 wegens gebrek aan fondsen worden gesloten; het aangrenzende stuk oerbotób zh! echter als natuurmonument behouden blijven. Op het Herbarium werd voortgang gemaakt met het onderzoek van ver schillende families, welke alle van oeconomisch belang zijn. Ook de myeoloog zette zijne werkzaamheden voort en gaf meermalen advies over bet kweeken van eetbare paddestoelen, waarvóór veel belangstelling bleek te bestaan. Aan srek laboratoria en proefstations, alsook aan vele particuliere instellingen en particu- KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. 283 lieren, zoowel in het binnen- als buitenland, weiden inlichtingen verstrekt of werd materiaal toegezonden. Op het Zoölogisch Museum en Laboratorium werden door het hoofd onder zoekingen verricht over de systematiek der zoogdieren en over do verspreiding van dieren in Int algemeen. Ook zette hij zijne studies voort over de grotten- Fauna', zoowel die van recente als v;m praehistorisebe grotten. De entomoloog wijdde zich vooral aan de groep der Odonaten en in het bijzonder aan de biologe van zoetwaterinsecten. Het onderzoek der overige ongewervelde dieren moest in 1932 worden gestaakt wegens vermindering van personeel. Het hoofd van het Laboratorium voor het onderzoek der zee voltooide zijne studies; over de ontwikkeling van eieren en larven van verschillende zeevissenen en begon een onderzoek over <le verspreiding van plankton in de .lava-zee. De assistent hield zich hoofdzakelijk bezig mei een onderzoek naar de vischfauna der riviermondingen op Sumatra en Borneo. Op het Phytochemisch Laboratorium werden de onderzoekingen over ver schillende plantenstoffen, voornamelijk aetherische oliën en harsen., voortgezet. Van de door 's Lands l'lantentuin geredigeerde tijdschriften konden in 1932 van de Annales en van het Bulletin du Jardïn Botanique de Buitenzorg nog een volledig volume verschijnen; van het Zoölogische tijdschrift Treubia zag slechts één aflevering het licht. hoboTatorium voor Materiaalonderzoek van lid Departement tier Burgerlijke Openbare Werken. De inspecties van de dwarsliggers van wildhout, welke op lui Laboratorium wei-den geïmpregneerd en in November/December 1929 waren geplaatst in de spoorbaan even vóór het station Tjiandjoer, komende van Ban doeng, werden regelmatig voortgezet. Einde 1932, dus na 3 jaren, waren 62 van de 100 onbehandelde liggers verwisseld, omdat se aangetast waren door zwammen, terwijl daarentegen geen enkele geïmpregneerde ligger was aangetast. In October 1932 verscheen een ontwerp-norinaalblad ..Baksteen voor metsel werk in Nederlandsch-Indië", definitie en keuringsvoorschriften. Voor de samen stelling van dit blad werd gebruik gemaakt van de gegevens waarover het Laboratorium beschikte, terwijl tevens aan don Normalisatieraad een 21-tal rapporten werden uitgebracht over baksteenen, zoowel van Java als Sumatra afkomstig. Het Laboratorium verleende zijne medewerking aan het vraagstuk der natuurharsen van Nederlandsch-Indië. De zeer sterke achteruitgang van den handel in harsen maakte het gowenscht een proefstation op zeer bescheiden schaal in te richten. Voorbereidingen werden daartoe getroffen door de Afdeelinu Nijverheid van het Departement van Landbouw. Nijverheid en Handel en de andere bij dat vraagstuk belanghebbende particulieren en diensten. Het onder zoekingswerk zal voorloopig plaats hebben op het Laboratorium voor materiaal onderzoek. Voor het sineerolie-onderzoek werd door een werktuigkundig ingenieur van het Departement der Burgerlijke Openbare Werken een motordynamo gecon strueerd, waarmede smeerolie in een explosiemotor kan worden onderzocht, bij welk onderzoek o.a. metingen kunnen worden verricht, welke het gedrag der olie karakteriseeren onder de omstandigheden die zich in de praktijk voordoen. Van de gegevens en de ervaring waarover het Laboratorium beschikt, weid gebruik gemaakt dom- de Studie-commissie voor Algemeen Technische Voor schriften, ingesteld door den Nederlandseli- 1 ndiselie.n Raad van Technische arbitrage-subcommissie voor mateviaaleiselien. In het verslagjaar «enlen 334 rapporten uitgebracht aan Landsdiensten en 488 rapporten aan particulieren. Elk der rapporten omvatte als regel éenige afzonderlijke onderzoekingen. De inkomsten uit de onderzoekingen, welke zoowel de veerekeningen nul de \ erscliillendo Landsdiensten als de van particulieren ontsangen bedragen om vatten, waren in 1932 geringer dan in 1931. DB CUT/L'UBEELE TOESTAND. 284 ll cl Indisch ('oiuitt' doop wéfenaèhappélijke onderaoekingen. De in l'.);;i onder de auspiciën van het Comité inegstelde Commissie voor du studio der economische ontwikkelingsmogelijkheden van Nederlandsch Nieuw-Guinee kwam begin 1932 met haar rapport gereed, hetwelk in April in druk verscheen. Aangemoedigd dooi- den steun en de medewerking, door de lïegeering naar aanleiding van dat rapport toegezegd, heeft het Indisch Comité voor Weten schappelijke Onderzoekingen in zijne vergadering van 2 Juli 1932 besloten een landbouwkundig en bodemkundig onderzoek te doen instellen van enkele streken in Nederlandsch Noord-Nieuw-Guinee, gelegen in den zoogenaamden Vogelkop, met name in het heuvelterrein rondom Manokwari, het Arfak-gebergte, de hoog vlakte rondom de Angi-meren, het achterland van Amberbaken tussehen de kampongs en Waibeem, en het heuvelterrein tegenover Sorong. In het „Rapport der Studie-Commissie Njeuw-Guinee" zijn deze streken uitvoerig besproken en staan zij aangeduid als de eenige terreinen in Noord- Nieuw-Guinee, welke voor den landbouw waarschijnlijk goede vooruitzichten beloven. Nadat personeele en materiëele steun van verschillenden aard door de Indische Regeëring was toegezegd, vertrok in Augustus 1932 eene expeditie naar Niéuw- Guinee, welke was samengesteld uit één bodem-, tevens landbouwkundige, leider der expeditie, ir. J. M. van den Brand; één bodemkundig ambtenaar, den heer F. A. Wentholt; één terreinmantri van het Bodemkundig Instituut, en één verkenner van den Topografische)] Dienst. Door den Gouverneur der Molukken weid aan de expeditie een Bestuurs ambtenaar en eene dekking gewapende politie toegevoegd. Een twintigtal <;*' straften werd te Soerabaja ingescheept om als draegkraebten bij de expeditie dienst te doen. De expeditie trof het ongeluk, dat de leider ir. J. M. van den Brand, die met zooveel zorg en toewijding de voorbereidende maatregelen had getroffen, reeds enkele dagen na aankomst op Nieuw-Guinee aan longontsteking kwam ie overlijden. Onder leiding van den heer Wentholt zijn daarop de onderzoekingen volgens het vastgesteld plan ter hand genomen. De streken om het Sentani-meer op de. Noordoostkust en om Manokwari en het Arfak-gebergte in den Vogelkop waren einde 1932 onderzocht. De overige terreinen in den Vogelkop komen in Januari tot en met April 1933 aan de beurt, waarna de expeditie naar Java terugkeert. De Normalisatieraad. Op initiatief van de Groep Nederlandsch-lndië van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs werd in December 1928 gesticht liet Fonds voor de Normalisatie in Nederlandsch-Indië, hetwelk tot doel heeft de normali satie van daarvoor in aanmerking komende voortbrengselen van techniek en nijverheid, welke in Nederland of Indië toepassing kunnen vinden, de normalisatie van de daarop betrekking hebbende voorschriften, zoomede de bevordering door wettige en gepaste middelen van al hetgeen op dit gebied in Nederlfcndsoh-Tndië kan worden verricht. Hel Fonds wordt beheerd door diep Kaad voor de Normalisatie in Neder landsch-lndië (Normalisatieraad), gevormd uit vertegenwoordigers van de contri bueerende lichamen, de Departementen van Algemeen Bestuur, der Marine en van Oorlog. Het dagelijksch bestuur, gekozen uit de leden, is belast met het toezicht op de werkzaamheden, welke verricht worden door het Centraal Secretariaat , kantoor houdende te Bandoeng. De inkomsten van de stichting bestaan uil contributies en -donaties van particu liere organisaties en uit een jaaiiijksche subsidie (en laste van de begrooting van Nederlandsch-lndië. De Raad vertegenwoordigt in Nederlandsch-lndië de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland, zorgt voor de verspreiding van de ter critiek gepubliceerde Nederlandsche ontwerp-nonnaalbladen en brengt adviezen uit ten aanzien van de specifiek Indische eischen, waaraan du Nederlandsche voor- KUNSTSN BN WETENSCHAPPEN*. 285 schriften zullen hebben te voldoen. Be Indische belangensfeer wordt in de International Federatton of Standardizing Associations (1.5.A.) behartigd door de Nederlandsche organisatie. Het Secretariaat van den Raad verstrekt inlichtingen omtrent den stand van den nationalen en internationalen normalisatie-arbeid, verzamelt daartoe de noodige gegevens en publiceert deze in maandelijksche „Korte Mededeelingen". Tn het algemeen gesproken, stelt de Raad geen eigen normaalvoorschriften vast; in speciale gevallen kan hiertoe worden overgegaan en kunnen voor het lx studeeren van bijzondere objecten afzonderlijke commissies in het leven worden geroepen. Achtereenvolgens werden ingesteld: de Commissie Q-NE, welke tot taak had aan den Directeur van het Departe ment van Gouvemementsbodrijven advies uit te brengen omtrent de toepassing bij 's Landa Diensten van de Nederlandsche norinaalbladen voor afmetingen en gewichten van papier en enveloppen; de Commissie T,-NR,welke normaalvoorschriften ontwierp ten aanzien v;m de afmetingen van bezaagd hout in Nederlandsch-lndië met het doel om — als overgang naar een definitieven bezaagdhouthandel daar te lande — de zagerijen in de gelegenheid te stellen halffabrikaten in voorraad te houden, waarbij dan zoowel producent als afnemer gebaat zullen zijn; de Commissie T 2 -Nll, welke zicli bezig houdt met het samenstellen van ïioiniaalvoorseliriften voor baksteenen en dakpannen, om de schadelijke ver scheidenheid in afmetingen en in kwaliteiten van liet in Nederlandsch-Judië ver vaardigde product tegen te gaan; de Commissie 26-NR, welke de Nederlandsche ontwerp-voorschriften voor Bovenbouw van Licht Spoor aan eene nauwgezette studie heeft onderworpen en tegenvoorstellen heeft geformuleerd jn verband met de specifieke eischen, welke de gebruikers van lichte rails in lndië aan het materiaal moeten kunnen stellen. Voorts werd op instigatie van de Vereeniging van Nedorlandsch-lndische Spoor- en Tramwegen en van den Hoofdinspecteur van het Boschwezen be sloten tot de instelling van eene commissie voor de normalisatie van afmetingen i ii keuringseischen van houten dwarsliggers en andere spoorbonten. In studie is genomen: de mogelijkheid van normalisatie van technische grond slagen van bouwverordeningen, de normalisatie van gereedschappen, werktuigen en machinedeelen in gebruik bij rubberondernemingen, terwijl mede wordt over wogen eene vertegenwoordiging van den Raad in het leven te roepen om na te gaan in hoever de Nederlandsche normaal voor schriften, betrekking hebbende op den inventaris van ziekenhuizen, in Nederlandsch-Indië zouden kunnen worden toegepast. Sedert 1 October 1932 werd het Secretariaat van den Raad belast met het Correspondentschap van het Nederlandsch Electrotechnisch Comité. Hoewel hel {•ontact met genoemd Comité vóórdien werd onderhouden door den Dienst voor Waterkracht en Electriciteit, maakten de daaraan verbonden vele werkzaam heden het wenschelijk in Indië een centrum te stichten van belanghebbenden op electrotechnisch gebied. Adviseur voor Mnndache Zaken. Bij G.B. 14 Aug. 1931 n°. 13 (Bb. n°. 12630) is eene nieuwe instructie voor den adviseur voor Inlandsche Zaken vastgesteld. Ambtenaren voor de beoefening van de Intlixrhe luien. Bij G.B. 4 Mei 1932 ir. :il (Bb. n°. 12813) zijn regelen vastgesteld betreffende de indienststelling van ambtenaren voor de beoefening van de Indische (alen in Nederlandsoh-Indië, zulks na intrekking van de bij K. B. 18 Febr 1878 n". 7 (1. S. n". 154) vast gestelde regeling (I. S. L 982 n". 202). DE CULTUREELE TOESTAND. 286 D. DE VOLKSTELLING- De verwerking van de in 1930 door de tellers verzamelde gegevens werd in 1932 voortgezet. Aan het einde van het jaar werd begonnen met de depouilleering van de cijfers der Buitengewesten. Deze verliep langzamer dan verwacht werd, omdat de codeering van de landaarden en de geboorteplaats van het groote aan tal immigranten op Sumatra, vooral ter Oostkust van Sumatra, zeer tijdroovenrt bleek te zijn. De publicaties van de definitieve uitkomsten der volkstelling betreffende West-Java (hoofdzakelijk de Inheeinsche bevolking) en de Europeanen zijn in den loop van 1933 te verwachten. Evenals in 1931 had het Volkstellingskantoor naast de verwerking der ge gevens en het gereedmaken van de in het licht te geven publicaties nog tal van verzoeken om inlichtingen niet alleen van landskantoren of landsdienareii. maar ook van particulieren te behandelen. Voor zoover de verlangde cijfers reeds be schikbaar waren, werd aan de ingekomen vragen voldaan. PUB] U.'ITEIT. 287 E. PUBLICITEIT. De Pers. In de organisatie van de Europeeêche pers hebben Zich gedurende 1932 geen wijzigingen van beteekenis voorgedaan. Bij de Inhccmsche pers waren daarentegen vele veranderingen te constateeren. Iö het begin van 1932 bedroeg het aantal in Indië uitgegeven, bij het Kantoor voor de Volksleotuur bekende, inheemsclic periodieken 202; verder werden ge -18 in Nederland en in de Straits uitgegeven Maleische bladen. Einde 1932 was eerstgenoemd aantal terugekiopeo tot 258, terwijl de elderé verschijnende tijdschriften tengevolge van personeelsinkrimping niet meer konden worden be handeld. In deel II van dii Verslag is eene opgave opgenomen van het aantal in vel schillende deelen van Nederlandseii-lndië verschijnende bladen. Het verloop was zeer groot, vooral onder de weekbladen en do eenmaal of meermalen per maand verschijnende periodieken. Het aantal dagbladen bleef 27, daar de opheffing van Oetoesan Sumatra te Medan en het niet voortzetten van Waktoe te Batavia werden gecompenseerd door de verschijning van eene volks uitgave van de Bintang Timocr, de Berita Betawi, en het dagelijks verschijnen van Pelita Andalas te Medan. (iroot was ook het aantal veranderingen in de Islamietische pers: 12 maand bladen en halvemaandbladen werden opgeheven, terwijl 7 nieuwe verschenen. De vakbladen gingen in aantal achteruit (van 45 tot 39). Eenige organen van kleine vakbonden verschenen niet in den loop van het jaar, evenals het orgaan van een der vakfederaties te Jogja, terwijl ook de uitgave van een aantal onder - wijsbladen in de Buitengewesten werd stopgezet. Daarentegen verscheen een nieuw soldatenblad onder toezicht van de militaire Overheid. Wat de nieuwsbladen betreft, behield Atjeh twee bladen, doch Pcrgaoelan werd vervangen door Goebahan Atjeh; in Benkoelten verscheen het weekblad Berita Benkoelen; op Borneo kwamen er eenige 3 of 4 maal per maand ver schijnende bladen bij: I'crserikatan Minahasa Balikpapan, Binkitsan en Pantjaran Warta te Bandjermasin, nationalistische organen. Op Celebes kwam er oen orgaan van het landschap Bolaang Mongondow bij, dat onder redactie staat van een lid der familie Manoppo. Op Timor verschenen 4 bladen, elk eene bepaalde politieke richting voorstaande; deze komen eenige keeren per maand uit. Wat Java betreft, is veel mutatie te constateeren in de politieke weekbladen en tijdschriften. F,ene toeneming was waar te nemen van /eer links georiënteerde blaadjes. De beide organen van de Partai Indonesia, Fikiran Ba' jat en Soeloeh Indonesia Moeda, respectievelijk een weekblad te Batavia en een maandblad te Bandoeng, die in 1932 verschenen onder leiding van ir. Soekarno, zijn vrij omvangrijke tijdschriften. De P.I. zoowel als de Pendidikan Nasjonal Indonesia beschikken thans over een aantal bladen in verschillende plaatsen van Java. De Arabische pers onderging in 1932 eene inkrimping van 7 tot 2 bladen. Het aantal Maleisch-Chineesche persorganen liep van 30 op 28 terug. De inhoud der bladen kenmerkte zich in het begin van het jaar door velo politieke besprekingen over het jongste Indonesia Kaja-Congres. De partijbladen boden eene getrouwe weerspiegeling van de vele oneenigheden en twisten onder de leiders der volksbeweging, waarbij de tegenstelling coöperator en non-coöpera tor op den voorgrond trad. Krachtig en vrij algemeen werd in de dagbladpers aangedrongen op eensgezindheid. De vrijlating en de terugkeer van ir. Soekarno in het politieke strijdperk werd met belangstelling tegemoet gezien en talrijk waren de vermoedens en suggesties omtrent de door hem te kiezen partij. Toen liij de .Partai Indonesia koos en niet de Pendidikan Xasional Indonesia werd dii besluit druk besproken. Toen vervolgens Moh. Jlatfa in Indië teruggekeerd Was en zich had aangesloten bij de P.N.1., ontwikkelde zich een pennestrijd in ver band met vermeende of werkelijke tegenstellingen tusschen beginselen en werk wijzen van P.I. en P.N.I. De schrijvers richtten zich meer en meer tot de massa en onder de suggestie van de leiders der twee genoemde vereenigingen werd liet ..dienen van hel proletariaat" liet slagwoord van den dag. Ir. Soekarnn aetti DB CM/TimEELE TOESTAND. 288 eene speciale theorie inzake politieke en economische actie uiteen. Tn dezen strijd kwam de term „Marhaen" algemeen in gebruik ter aanduiding van de groote massa der bezitloozen, terwijl met „Marhaeniame" wordt bedoeld de politiek, welke zich richt tot en opkomt voor die massa. Beschouwingen over massa-actie en de propaganda voor en onder het volk waren niet van de lucht. In de laatste maanden van het jaar ontstond opnieuw gelegenheid tot polemiek tusschen de organen der P.T.- en der P.1X'.1.-pers tengevolge van de mogelijkheid eener Kamer-cundidatuur van Moh. Hatta, welke uitliep in eene veelal academische diaouasie tusschen de beide leiders over den aard der non-coöperatie. In de eerste helft van 1932 werd aandacht gevraagd voor eene actie tot vorming van een „Aziatisch front" door samenwerking van Chineezen en Inlanders. Deze actie ondervond aanvankelijk wel eenige belangstelling, vooral in Soerabaja, doch het enthousiasme luwde snel. De groote partijen hielden zich in haar pers afzijdig. De actie tegen de versobering van het onderwijs en die tegen de z.g. wilde scholen-ordonnantie, waarvan in het overzicht van den inwendigen politieken toestand eene uiteenzetting is gegeven, nam in de Inogemsohe pers eene belang rijke plaats in. Lectuurvoorziening. Zooals in het vorig Verslag reeds werd medegedeeld, is de uitgave van nieuwe boeken zooveel mogelijk beperkt tot die taalgebieden, waar een bevredigende omzet mocht worden verwacht, met name tot die der drie hoofdtalen Javaanseh, Maleiseh en Soendaneesch. Ook in 193"2 moesten de werkzaamheden — behou dens het doen verschijnen van enkele reeds persklaar gereedliggende werkjes, één in het Atjèhsch en één in het Toba-üataksch — daartoe bepaald blijven. In het Maleiach werden 84 nieuwe boeken en 11 herdrukken uitgegeven. VoB liet eerstgenoemde aantal waren 14 oorspronkelijke prozaverhalen, 2 sja'irs, 2 bewerkingen van Nederlandsche origineelen — waaronder een werkje strekkende tot het aankweeken van zachtere gevoelens jegens huisdieren —, 18 vertalingen — waarvan 1 uit het Arabisch, de overige uit Europeesche en Indische talen — en ten slotte 3 almanakken. Herdrukt werden 3 sja'irs en 8 prozawerken, waaronder 4 bestuurshand leidingen. De Soendaneesche redactie leed een zwaar verlies door het overlijden van den begaafden literator, R. Memed Sastrahadiprawira, een volijverig redacteur en jiropagandist van de Volkslectuur, van wien nog veel te verwachten viel. Zijn twee historische romans, Mantri Djero en I'angeran Kornel, behooren tot de meest geliefde boeken. Nieuw uitgegeven werden 33 boekjes; het betrekkelijk groote aantal nieuw* Soendaneesche uitgaven vindt zijne verklaring in de omstandigheid, dat dit jaar speciaal werkjes van geringen omvang werden samengesteld. In het Javaanseh werden nieuw uitgegeven 44 boeken en boekjes in 89 deeltjes, waarvan alleen reeds 27 behoorden tot het vervolg van de groote verzameling korte wajanglakons, die dit jaar gereed kwam. Het meerendeel der uitgaven bestaat ook in 1932 uit wajangstof, die nog steeds groote aantrekkelijkheid blijkt te bezitten. Behalve de boven reeds genoemde 27 vervolgdeeltjes (het complete werk telt er 37, waarvan de eerste vier reeds moesten worden herdrukt), werden, na verkregen toestemming der Directie van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten schappen, opnieuw uitgegeven vijf van de bekende zes z.g. „groote lakons" door Ch. te Meehelen en A. C. Vreede gepubliceerd in de Verhandelingen van dit Genootschap, Deel XLIII en XLIV (1882—1884). Aan deze Verhandelingen (deel XX) werd mede onleend de heruitgave van de Mintaraga (Ardjoenawiwaha), in 1844 door Gericke uitgegeven en vertaald. Met de voltooiing van de uitgave van de Ardjoena Sasrabaoe en door het opnieuw verkrijgbaar stellen van andere bekende en geliefde werken, als gedeelten van de Langendria en verhalen uit PUBLICITEIT. 289 19 den Pandji-cyclus zijn weer tal van bijkans klassieke verhalen voor elkeen toe gankelijk gemaakt. Bovendien werden enkele populaire oorspronkelijke Maleische romans van den laatsten tijd in het Javaansch vertaald. Dit genre vindt bij de Javanen zelf nog steeds weinig beoefening. Herdrukt werden 4 boeken. Wat het lettertype betreft, waren het Javaansch en het Latijnsch karakter gelijkelijk verdeeld. In het Nederlandach weiden uitgegeven een boekje over Bijenteelt, een over Djeroekcultuur (herdruk) en eene Handleiding voor de teelt van Europecschc groenten (herdruk). De publicatie der tijdschriften Pandji Poe&taka (Maleisen, 2 maal per week), Kadjawèn (Javaansch, 2 maal per weck) en Parahiangan (Soendaneesch, een- I per week) werd geregeld voortgezet. Bioscoopfilms en filmkeuring. Met betrekking tot de financieele uitkomsten van de filmkeuring in Neder landsch-Indië valt een aanzienlijke teruggang te constateeren. Het jaar 1932 heeft een voordeelig saldo opgeleverd van f 13 500, zijnde + 40 % kleiner dan hel batig saldo over 1931. In 1931 bedroeg het batig saldo '+ f 23 000, tegen + f 27 000 en ± f 29000 in de jaren 1930 en 1920. Aan het slot van deze para graaf is eene opgave opgenomen van het aantal meters normaal-film, zoomede een overzichtstaat van het aantal ter keuring aangeboden rolprenten of deelen daarvan per maand. Het aantal meters gekeurde normaal-film bedroeg onderscheidenlijk in de jaren: De verdeeling in geluidsfilm én stille film vertoont voor de betrokken jaren het volgende beeld: 1931 1932 • geluidsfilm 61,2 51,4 (— 9,8) stille film 38,8 10,4 (—28,4) 100,0 61,8 (—38,2) In 1932 werd derhalve 38,2 °/ 0 minder film gekeurd dan in het voorafgegane jaar, van welk verlies 9,8 % op de geluidsfilm en 28,4 % op de stille film drukken. Soortsgewijze bedraagt de achteruitgang 16 resp. 73 %. De differenti eering van de gekeurde films naar de landen van herkomst kan van 1931 en 1932 in de volgende percentages uitgedrukt worden, waarbij de hoeveelheid in 1931 gekeurde films op 100 wordt gesteld. 1931 1932 Amerika 69,1 35,4 Britsch-Indië — 0,7 DE I.AXDSKIXANCIKN. 29 1931 1932 Invoerrecht f 57 802 936 f 47 399 367 Uitvoerrecht 4 139 595 2 471328 Statistiekrecht 3 341340 2 303 694 Totaal f 65 283 871 f 52 171 389 Voor liet jaar ] ( .):i:> werden de sedert I."> Juni L 932 geheven opcenten op de invoerrechten op den bestaanden voet bestendigd (wet van 24 Deo. 1932; \. S. n*. 631, 1. S. n°. 642). Bij 11. V. van 11 April 1932 (1. S. n°. 141) zijn voorschriften vastgesteld omtrent het verleenen van vrijstelling van invoerrecht voor ij/eren splitpennen en andere tot den post 40 van het tarief van invoerrechten behoorende artikelen, dienende ten behoeve van de vervaardiging van triplexkisi Bij Ord. van 10 Mei 1932 (1. S. n°. 208) werden maatregelen genomen ter iherming van het invoerrecht op sigaretten-papier. Onder nadere bekrachtiging door de wet is bij Ord. van 25 Nov. 1932 (1. S. n°. 573) eene wijziging van het tarief van invoerrechten tot stand gekomen. strekkende tot vrijstelling van invoerreohi van ongeverfde weefgarens van katoen en/of kunstzijde, alsmede van ruwe, gezuiverde, gekaarde, gekamde of gebleekte i en van katoenafval en voorts van sulfietcellulose, ongebleekt of gebleekt. Mede is de regeling, getroffen om onder bepaalde voorwaarden vrijstelling ran invoerrecht te verleenen (1. S. 1931 n". 312), toepasselijk verklaard op caseïne, voorzoover gebezigd als hulpmiddel bij de vervaardiging van triplex- en multiplex planken (I. S. 1932 n°. 79), en op sulfonzeep, voorzoover gebezigd als hulpmiddel bij de scheiding van ruwe aardolie-emulsies (I. S. 1932 n°. 591). \]>i ingang van 1 Juni 1932 trad in werking de reeds in het vorig Verslag vermelde ordonnantie in I. S. 198] n". 471 tot nadere herziening en aanvulling van de ordonnantie in I. S. 1882 n". 240 — de ~B pdonnantie" — met algemeene bekendmaking van den volledigen nieuwen tekst en tol hei treffen van voorzieningen op douanegebied in verband met de luchtvaart (I. S. 1932 n°. 213). Bij H.Y. in I. 8. 1932 n". 214 werden de ter zake nopdige uitvoeringsmaatregelen getroffen. Wegens overtreding van de bepalingen op de tolrechten werden in 1932 af gedaan 510 bekeuringen (waarvan 479 bij onderhandsche schikking), tegen 846 (814) in 1931. De accijns op benzine onderging met ingang van 1 Januari 1932 eene ver hooging van f 7,50 per hl. tot f ü per hl. (I. S. 1931 n°. 519, jo 534), welke voor jdvak van 16 Maart 1932 tot en met 31 December 1932 nader werd opgevoerd tot f 10 per hl. (I. S. 1932 n°. 93). Ten aanzien van deze verhooging is u der Indische Comptabiliteitswet buiten werking gesteld (wet van 25 Juli 1932; N. 8. n°. 392, I. S. n°. 427). Laatstbedoelde verhooging tot f 10 per hl. werd voor het jaar 1933 gehandhaafd (I. S. 1932 n°. 595). Het bedrag van den accijns op het Inlandsen gedistilleerd op Java en Madoera werd met ingang van 10 April 1932 tijdelijk verhoogd van f 150 tot f 200 per hl. van 50 % sterkte (I. 8. 1932 n°. 140). Ten aanzien van deze verhooging is art. 16 der Indische Comptabiliteitswet buiten werking gesteld (wet van 25 Juli 1932; N. S. n°. 392, I. S. n°. 427). Sedert 16 December 1932 wordt ingevolge de Ord. van 13 Oct. 1932 (I. S. n". ."">] 7, jo. 530) in het tolgebied een tabaksaccijns geheven van sigaren, sigaretten, strootjes, gekorven tabak, snuif en andere dergelijke tot verbruik bereide tabak, bedragende 20 % van den kleinhandelsprijs. Die aceijas wordt niet geheven van binnen het tolgebied geteelde, onverpakte of op de gebruikelijke inheemsche wijze verpakte gekorven tabak. Voorschriften ter uitvoering van die Ord. zijn gegeven bij U.V. van 25 Nov. 1932 (I. S. n°. 560) (tabaksaccijns-verordening 1932). De opbrengst van dezen accijns is voor 1933 geraamd op f 18 millioen. PUBIJCITEIT. DE CULTUREET.E TOESTAND. 291 290 1931 1932 China 9,1 6,5 Duitschland 13.9 12,4 Engeland — 1,0 Frankrijk 0.5 2,1 Nederland 2,2 1,3 Nederlandsch-Indië 5.2 2.1 Totaal 100.0 61,8 De aandacht valt op den achteruitgang van de Amerikaansehe film, nl. tot ongeveer de helft van den Amerikaanschen import in 1931. Bestond in genoemd jaar 69% van het te keuren filmmateriaal uit Amerikaansehe en 14",, uit Duitsche producten, in 1932 zijn deze percentages geworden 57,3 en 20 m.a.w. terwijl in 1931 5 Amerikaansehe lilms werden gekeurd tegen 1 Duitsche. werd deze verhouding in 1932 3:1. De uitslag van de, keuring zelve moge blijken uit de volgende percent per land van herkomst, waarbij de cijfers onder A betrekking hebben op de films toegankelijk voor alle leeftijden; die onder B op de films uitsluitend toegankelijk voor personen boven de 17 jaar; die onder (' op de totale lengte van hetgeen werd geknipt en afgekeurd en derhalve ongeschikt voor vertooning werd geacht. Het onder C vermeld percentage voor China steeg van 1 % in 1931 tot 8 % in 1932. Dit is te wijten aan de omstandigheid, dat vele van de ter keuring aan geboden Chineesche films betrekking hadden op de jongste verwikkelingen met Japan en deswege niet tot vertooning konden worden toegelaten, Dal in hetzelfde jaar niettemin 87 % kon worden gerangschikl onder A, toont wel aan, dat de Chineesche films in het algemeen zeer goed aan de in de filmordonnantie ver melde eischen voldoen. ') Totaal 21 „hoofdfilms" en 10 „vóórfilms". Het aantal ingevoerde meters film uit de verschillende landePOeveel meters geluids- en stille film, uitslag der keuring en vergelijkende cijfers der beslissingT e freff'ende geluids- en stille films. 292 Maandelijksch overzicht van de ter keuring aangeboden films (deelen). DE CULTUEEELE TOESTAND. PUBLICITEIT. 293 Radio-omroep. In het vorig Verslag werd vermeld, dat door de N. V. Nederlandseh-Indische Eadio Omroep Maatschappij (N.1.R.0.M.) einde 1931 nog geen beslissing was genomen omtrent hot al dan niet aanvaarden van de haar te verleenen concessie voor het uitoefenen van een radio-omroepbedrijf. Op 8 Juli 198:2 werd door den Volksraad eene motie aangenomen, om aan de N.1.11.0.M. een termijn te stellen tot uiterlijk 31 December 1932, waarbinnen zij zich omtrent de aanvaarding der concessie zou hebben uit te spreken. Daar de N.1.R.0.M, dezen termijn te kort achtte, verzocht zij hare beslissing te mogen uitstellen (ot uiterlijk 31 Maart 1933, welk verzoek door de Regeering werd ingewilligd. Intusschen heeft de N.1. 8.0.M. zich bereid verklaard de concessie te aanvaarden, waarna zij is verleend bij G.B. 30 Dec. 1932 n°. 38 (J. C. 1933 n°. 3). Tot 1 Juni 1932 hadden, evenals in 1931, regelmatig éénmaal per week radio uitzendingen plaats, verzorgd door het bureau „Internationale Telefonie" te Bandoeng, met gebruikmaking van zenders van den Post-, Telegraaf-en Telefoon dienst. Met het oog oj> de daaraan verbonden kosten werden deze uitzendingen echter van genoemden datum af gestaakt. In verschillende plaatsen op Java werd voortgegaan met het verspreiden van omroepstof door zenders van particuliere radiovereenigingen. Te Medan werd in de tweede helft van 1932 eveneens eene particuliere radio-vereeniging opgericht, welke een omroepprogramma verzorgt. Tenslotte dient te worden vermeld, dat de P.H.0.H.1. (Philips Omroep Holland-Indië) zijne uitzendingen, welke medio 1930 werden gestaakt, tegen het einde van 1932 heeft hervat. DX SOCIALE TOESTAND. 294 HOOFDSTUK V. DE SOCIALE TOESTAND. A. RECHT EN RECHTSBEDEELING. Het recht. Het recht <iji Wcsterschcn grondslag. Banjer]ijl; recht. Gedurende L 932 werden Voorbereidingen getroffen voor eene belangrijke wijziging van het Wet boek van Koophandel, welke in het begin van 1938 is afgekondigd, n.l. de ver vanging van het in vele opzichten verouderd zeerecht door eene moderne regeling van het recht met betrekking tot schepen en de vaari ter zee en op de binnen wateren (I. S. 1933 n°. 47). Deze regeling, een uitvloeisel van den concordantie eisch iti <lc [ndische Staatsregeling, sluit nagenoeg geheel aan bij de Neder landsche wetten van 22 Dec. 1924 en 10 Juni 1926, waarbij het tweede boek van het Wetboek \an Koophandel belangrijk werd gewijzigd. De voorbereiding van deze nieuwe regeling is het werk geweesi van dfl bij G.B. 12 Juni 1930 n°. 40 ingestelde Zoerechtcommissie onder voorzitterschap van prof. mr. J. Zeylemaker. Behalve door den eiscli van concordantie was de moderniseering van hel zeerecht voor Nederlandsch-Indië noodzakelijk geworden door de omstandigheid, dat ook liet zèevèrkeer daar te Lande aan nieuwe voorschriften behoefte had. Immers de oude bepalingen stamden uit een tijd, toen stoomschepen of motov ;|)en, telegraaf, telefoon en radio nog onbekend waren; tóen de liaamlóóze vennootschap in opkomst was en men QQg geen idee had van de mogelijkheden, welke deze vennootschapsvorm biedt; toen liet zeeverkeer bijkans nog geen vaste lijndiensten kende en het geheele vervoer in banden was van de z.g. wilde vaart; tóen Btukgoederenvervoer ter zee eene uitzondering was; toen ten aanzien van hetgeen thans onder passagiersvervoer wordt verstaan nog niets was georganiseerd. Y;in de liklische voorschriften, welke in hoofdzaak overeenstemmen mei de Nederlandsohe regeling, verdienen meer speciaal drie punten afzonderlijke ver melding. Deze punten betreffen: I°. toepasselijkheid van de nieuwe bepalingen in verband met de aanwezigheid van verschillende bevolkingsgroepen en de mogelijk heid van verdeeling van de scheepvaart in zeevaart, binnenvaart en visschers vaari ; -". invoering van het begrip Nederlandsen-Indisch schip; 3°. regeling van de tcboekstelling, levering van Bcheperj en vestiging van zakelijke rechten op schepen. Wat het eerste punt betreft, weiden speciale bepalingen opgenomen met het oog op de toepasselijkheid op de Inheemsche bevolkingsgroepen. Verlaten werd het oude stelsel, waarbij het Wetboek van Koophandel ten aanzien van hei recht toepasselijk was op schepen, die op Europeesche wijze waren getuigd, en uitgesloten was voor schepen die op [nheemsohe wijze waren getuigd. In de plaata hiervan is eene onderscheiding gemaald naar de bevolkingsgroepen: op deze wijze, (lal voor Europeanen, Chineezen en andere Vreemde Oosterlingen hel Wetboek van Koophandel geldt, terwijl voor de [nheemschen hel adatri geldt behoudens enkele uitzonderingen. Deze betreffen die regelen van hel Europeesch scheepvaartrecht, welke uitdrukkelijk' op [nlanders van toepas zijn verkla.-inl. Zij zijn aeergelegd in eene afzonderlijke ordonnantie (opgenomen in I. S. 1983 d°. 49) en hebben betrekking op de teboekstelling van Benepen, •'< aansprakelijkheid van den reeder, zoomede de regeling omtrent aanvaring, hulp en bergingen averijgrosse. In geval van reedersaansprakelijkheid en van averijen is de toepasselijkheid beperkl tol schepen ter grootte van ten minste 100 nr, zoo zij voorzien zijn van mechanische middelen tot voortbeweging en anders van \<m minste 800 m' bruto inhoud. Daarnaast zijn bijzonder* bepalingen opgenomen ten aanzien ?an de toe passelijkheid op de binnenscheepvaart. RE< lIT EN EECHTSBEDEELING. 295 Bij de invoering destijds van het Wetboek van Koophandel had men de binnenscheepvaart buiten de regeling gesloten en op haar de bestaande voor schriften en gebruiken toepasselijk verklaard. DU Btandpunt is thans verlaten, aangezien de binnenvaart een geheel ander karakter bad verkregen, welke omstandigheid hel noodig maakte, dat de rechtspositie van betrokkenen op een voudige en duidelijke wijze werd geregeld. In verband hiermede zijn mik hier enkele regelingen van toepassing verklaard n.l. die betreffende de mogelijkheid van teboekstelling, de reedersaansprakelijkheid. aanvaring, hulp en berging, als mede de verjaring van vorderingen. Met betrekking tol het tweede hierboven genoemde punt wordt het volgende opgemerkt. Op grond van de ervaring, opgedaan in den wereldoorlog, werd in Nederland cherpe onderscheiding gemaakt tusschen Nederlandsche en buitenlandsehe schepen. Bij dit stelsel, dat /ijn uitgangspuni vindt in art. 311 van het Neder landsen Wetboek van 1 Koophandel, zijn waarborgen gegeven dat het scheeps nationaliteitsbewijs slechts wordt uitgegeven voor nationale schepen. Hieronder zijn dan te verstaan schepen, die in eigendom toebehooren aan een Nederlander of aan eene groep personen, die als geheel kunnen worden geacht mei de Nederlandsche nationaliteit te zijn verbonden, of aan eene corporatie, die waar borgen biedt, dat het meerendeel dei- samenstellende leden Nederlanders zijn. Eenzelfde stelsel werd voor Nederlandsch-Indië \\ enschelijk geoordeeld, waarbij als grondslag is genomen het Nederlandscli-Indisehe schip. Tèboekstelling alleen van Nederlandsen-Indische schepen werd mogelijk gemaakt. Zij vindt pin rechterlijk onderzoek, terwijl verïeening van het nationaliteitsbewijs geschiedt op grond van de teboekstelling. Anders echter dan in Nederland kon de bepaling van wat onder Xederlandsch- Indisch schip wordt verslaan niel worden 0] in het Wetboek van Koop handel, doch moest daaraan een plaats worden gegeven in een Algeineenen Maatregel van Bestuur, welke krachtens art. 4-1 dei' Indische Staatsregeling den hoofdregel behoort in te houden omtrent verïeening van nationaliteitsbewrjzen. Voor de definitie van Nederlandsen-Indisch schip wordt nu in hel Wetboek van Koophandel verwezen naar gemelde regeling van de Kroon, die met hei oog hierop eene omwerkiug zal inhouden van Int tegenwoordig geldend Koninklijk besluit. Voor het criterium van zoodanig schip is als u nul genomen het Nederlandsch iiiiderdaanschap. alsmede de eisch dat de Nedcrlandsche onderdaan, dan wel de daarmede gelijk gestelde vennootschap of rechtspersoon, in Neder landseh-lndie behoorlijk- is vertegenwoordigd. Bovendien moet het bestuur over alles wat tot het onderhoud, de uitrusting en het victualieeren of bevrachten van het schip veieischt wordt daar te lande worden gevoerd. Van dit laatstevereischte kan evenwel in bijzondere gevallen door de Kroon dispensatie worden gegeven. Wat het derde der hoogergenoemde punten betreft verdient het volgende de aandacht. Toen in 1848 het Wetboek van Koophandel in Nederlandsoh-Indië werd in gevoerd, heeft men de voorschriften omtrent in- en overschrijving van onroerende goederen en schepen buiten werking gelaten en in plaats daarvan de regeling behouden van de overschrijvingsordonnantie in I. S. 1834 n°. 27. Het in deze ordonnantie neergelegd stelsel, dat voor de in- en overschrijving een gerechtelijke acte vordert, verladen ten overstaan van de daartoe aangewezen autoriteit, heeft in de practijk zijne volle bruikbaarheid bewezen en biedi meer waarborgen voor de rechtszekerheid dan het Nederlandsche systeem, waar men uitsluitend het negatieve overschrijvingsstelsel kent. Om de/.e i-eden wi i rd het Indische systeem gehandhaafd. De nieuwe regeling, welke inde eerste plaats de in- en overschrijving van schepen losmaakt van die VBXI onroerende goederen, beyai echter talrijke verbeteringen en aanvullingen. Zij is vervat in eene afzonderlijke ordonnantie betreffende de teboekstelling van schepen (I. S. 1933 n°. 48). DE SOCIALE TOESTAND. 296 In deze ordonnantie worden, behalve de wijze van vestiging en overdracht van zakelijke rechten en enkele andere rechten in verband met schepen, ook gu de boekhouding ten aanzien van de reohtspositie van het schip. Voor vestiging en overdracht van eigendom en alle zakelijke rechten is evenals voorheen eene acte noodig, welke ten overstaan pan den overschrijvinpsambtenaar moet worden verleden. Geheel nieuw daarentegen is de regeling van de eigenlijke boekhouding, waarvoor een register op de namen van Bchepea, liet z.g. hoofdregister is ingevoerd. In dit hoofdregister worden met betrekking tot een schip alle aanteekeningen gedaan die voor derden van belang zijn. Deze aanteekeningen geschieden, voor zoover betreft rechtshandelingen — daaronder begrepen overschrijving van een schip op naam van dengene die bij rechterlijk vonnis als de eigenaar is gewezen, alsmede overboeking van een schip naar eene andere categorie — auto matisch uit de registers van den (het dagregister) en in alle andere gevallen op initiatief van belanghebbenden door een opgave bij den griffier, die het hoofdregister houdt. Bovendien is ingesteld een centraal register, dat zal worden aangehouden op het hoofdkantoor van scheepvaart, waaraan alle aanteekeningen in de hoofd registers worden medegedeeld ter inschrijving aldaar. Wat de teboekstelling zelve betreft, deze is slechts mogelijk, wanneer het schip ten minste 20 m 3 bruto inhoud heeft, terwijl het bovendien een Neder landseh-Indisch schip mort zijn ingeval i tin „ k stelling wordt gevraagd als zee schip. Overigens is de teboekstelling, evenals in Nederland, eene vrijwillige handeling. Blijft teboekstelling acht zoo kan de eigenaar van het schip daarop noch hypotheek noch pandrecht vestigen. Bovendien ligt het in het voor nemen om de afgifte van zeebrieven en jaarpassen, mogelijk ook van andere scheepspassrii. afhankelijk te stellen van de teboekstelling als zeeschip, of zee visschersschip. Een en ander zal tot gevolg hebben, dat de scheepseigenaar, hoe wel daartoe niet verplicht, in de meeste gevallen er toe zal overgaan zijn schip te doen teboekstellen. In verband met de bovenstaande hervorming van het zeei-echt en van het recht op de teboekstelling en overschrijving van schepen werden in nndere algemeene verordeningen wijzigingen aangebracht, welke eveneens te vinden zijn in de ordonnanties in I. S. 1933 nos. 47 en 48. Met het oog op enkele nog te treffen uitvoeringsmaatregelen zullen meergemelde ordonnanties in werkingtreden op een nader te bepalen tijdstip. Eene andere regeling, welke eveneens gedurende 1932 werd voorbereid, doch eerst in den aanvang van 1933 kon worden afgekondigd, was die bevattende eenige bijzondere voorschriften nopens het verleenen van surséance van betaling aan ondernemers van spoor- en tramwegen, bestemd voor algemeen verkeer in Nederlandsch-Indië (I. S. 1933 n°. 64). Aanleiding tot die voorzieningen gaven de volgende overwegingen. De sterk dalende lijn, waarin de inkomsten van de Indische spoor- en tram wegen zich, onder invloed van de huidige economische depressie en van de concurrentie van het motorverkeer, reeds geruimen tijd bewogen, had zich in den loop van 1932 voortgezet. De mogelijkheid was derhalve niet uitgesloten, dat eenige particuliere maatschappijen, welke reeds de uitlotingen van hare obligatie leeningen hadden opgeschort, binnen afzienbaren tijd ook niet meer aan hare verplichtingen ten aanzien van de rentebetaling op die leeningen, zouden (runnen voldoen en in verband daarmede zich eerlang voor de noodzakelijkheid zouden zien geplaatst om surséance van betaling aan te vragen. De wettelijke regeling van genoemd instituut, zooitN deze is neergelegd in den tweeden titel der Fail lissementsverordening, beoogt er herming eenerzijds van de belangen der schuldeischers, anderzijds van die van den schuldenaar. Zij laat zich evenwel niet in met de eisenen, die het algemeen belang ten opzichte van de voortzetting van het in moeilijkheden geraakte bedrijf stelt. Nu staat bet buiten twijfel, dal bij het verleenen var, surséance \an betaling aan eene spoor- of tramwegonderneming, naast de belangen der crediteuren, in HECHT BN BKCHTSBEDEFXING. 297 hooge mate ook het algemeen belang betrokken is, n.l. dat, gelegen in het ongestoord functioneercn van het bestaand verkeersmiddel. De taak, welke de particuliere spoor- en tramwegen in Nf icrl;ui<lsch-[m l ir- in algemeen opzicht ver vullen, is veelal een Beer belangrijke, en het gevaar dat, door staking van het bedrijf, het verkeer gedeeltelijk zou worden oniwric-lil, is zeker niet denkbeeldig. Bovendien mag liet ongetwijfeld ook in het belang \an de onderneming en hare crediteuren worden geacht, dat de voortzetting van tu-t bedrijf mogelijk wordt gemaakt, teneinde betere tijdon te kunnen afwachten. In die gevallen, dat sur séance van betaling noodzakelijke voorwaarde is voor de voortzetting van het bedrijf, dient derhalve de mogelijkheid te worden geopend, dat surséance ook in het algemeen belang wordt wrleend en c.g. bestendigd. Om deze redenen werdeft bij hoogergenoemde ordonnantie ten aanzien van het verleenen van surséance van betaling aan ondernemers van spoor- en tram wegen de volgende voorzieningen getroffen: a. bepaald werd, dat de tweede volzin van het eerste lid, alsmede hel tweede, lid van art. 216 der Vaillissementsverordening buiten toepassing blijven. Met deze bepaling wordt beoogd te voorkomen, dal een aantal crediteuren het verleenen van surséance, in strijd met het algemeen belang, zouden kunnen beletten. Teneinde te bereiken, dat met het algemeen belang voldoende rekening zal worden gehouden, werd daarnevens bepaald, dat de Baad van Justitie ver plicht is het advies van den Directeur van Gouvernementsbedrijven in te winnen, alsmede dat afwijking v.-m dai advies, waarin uiteraard bei algemeen belaag zal worden belicht, in de betrekkelijke rechterlijke beschikking moet worden gemoti veerd ; . b. teneinde eene zoo goed mogelijke behartiging van bet verkeersbelang te verzekeren, door aan de autoriteit, die in de eerste plaats belast is met de zorg voor dat belang, overw egciiden invloed toe te kennen op <le benoeming dei bewindvoerders, werd bepaald, dal de in de artt. 216 en 220 der Faillissements verordening bedoelde bewindvoerders door den Raad van Justitie worden benoemd uit een voordracht, opgemaakt door den Directeur van (loiiverncmcntsbedrijven; c. in afwijking van de bepalingen van art. 225 ibidem, krachtens welke de duur eener surséance den tijd van drie jaren niet kan overschrijden, werd be paald, dat de surséance telkens voor ten hoogste anderhalf jaar kan worden verlengd; d. aangezien ook in de bepaling van art. 285, -V' ibidem, die uitsluitend het belang der acfauldeischers op liet oog heeft, verandering moest worden gebracht, werd voorgeschreven, dat eene aan eene onderneming, als hier bedoeld, veri< surséance kan worden ingetrokken, wanneer handhaving niet langer wenschelijk is. Derhalve kan bij de. terzake te nemen beslissing mede met liet algemeen belang rekening worden gehouden. Op grond van dezelfde reden, waarom zulks ten aanzien van de beslissing omtrent het al dan niet verleenen \,-m surséance is breven, is ook hier het inwinnen van het advies van den Directeur van G-ouvernernentsbedrijveu voorgeschreven en bepaald, dat afwijking van het advies dooi- den rechter met redenen moet worden omkleed. In de voorschriften op het houden d t registers van den burgerlijken stand voor de Europeanen (1. 8. L 849 ir. 25), Chineezen (I. S. HUT n°. 130). alsmede voor d Lgde huwelijken (f. S. 1904 n". 297), werden bij Ord. van 21 Oct. 1932 (1. S. n". .VS.M eenige belangrijke wijzigingen aangebracht. Ingevolge ovengenoemde voorschriften kwamen van oudsher de rechten, welke door de ambtenaren van den burgerlijken stand voor de uitgifte van akten en liet sluiten van huwelijken worden geheven, ten b 'lic ambtenaren persoonlijk-. Uit de deswege ontvangen gelden werden d< n goedgemaald ée ii benoodigd voor het houden der registers, waarbij in den regel een niet onbelangrijke hutc overbleef, liet kwam WB&gchelijk voor, dat de zorg voor de behoorlijke instandhouding van eene voor den rechtstoestand van het individu DE SOCIALE TOESTAND. 298 zoo belangrijke instelling als de burgerlijke stand heden ten dage eigenlijk niet langer als het ware uitbesteed wordt aan bepaalde ambtenaren. Op dezen grond werden bij hoogergenoemde ordonnantie de inkomsten uit den burgerlijken stand ten bate van het Land gebracht, waartegenover werd bepaald. dat het Land alle aan den burgerlijken stand verbonden kosten zal dragen. Behalve eenige met het bovenstaande verband houdende regelingen werd in meergenoemde ordonnantie tevens opgenomen eene matige verhooging der rechten, geheven voor de uitgifte van afschriften en uittreksels, benevens een nieuw tarief voor de voltrekking van huwelijken. Bij G.B. 19 Febr. 1932 n°. 34 is eene commissie ingesteld welke tot laak heeft het ontwerpen van voorzieningen tot vereenvoudiging van de-rechtspleging in burgerlijke zaken voor de Europeanen, in het bijzonder tot versobering van de rechtspraak der raden van justitie en tot verlichting of inkrimping van de taak van die colleges (commissie voor de herziening van het Europeesche burgerlijk procesrecht). .Met aanvulling van art. 11 in. (en le, van hei burgerlijk wetboek van Neder landsch-Indië en art. 232 ten ."><■ van de Faillissementeverordening, is bij Ord. van lit Sept. 1932 (I. S. n°. 496) de vpomang van enkele schuldvorderingen nader goregeld. Omtrent eenige, mei betrekking tot den burgerlijken stand getroffen zieningen zie men I. S. 1932 nus. 389 (Midden- en Ooai-Java), 592 (Atjeh en Onderh.), 134 (Oostkust van Sumatra ) en 572 (Manado). Bij Ord. van 8 Sept. T.K-J2 (I. S. n". 482) is de regeling betreffende huwelijken en verstootingen onder Moslims in de Buitengewesten herzien. Bij G.B. 23 Juni 1932 n°, 30 (I. S. n°. 364)* zijn voor hef jaar 1!»;! de data aangewezen der in het tweede lid van art. 153 van het wetboek van koophandel voor Nederlandsen-Indië bedoelde feestdagen. De bij G.B. 11 Mei 1931 n°. 2i ingestelde commissie welke der Regeering had te adviseeren nopens de vragen: a. of, en zoo ja in hoever behoefte bestaai aan het stellen \.m wettelijke regelen op de [nlandsche hypotheek; />. of, en zoo ja in hoever, mede in verband met de sub a gestelde vraag, intrekking of wijziging van de regeling op het credietverband gewenscht is; c. of, indien hot crêaiet verband behouden blijft, de vestiging daarvan kan worden toegelaten ten behoeve van anderen dan de thans bij ordonnantie aangewezen Kredietinstellingen, is ont bonden (G.B. 10 Kebr. 1933 n°. 39). Bij G.B. 15 April 1932 n°. 41 (I. S. n". 153) zijn de ressorten van de ambte naren, belast met de in- en overschrijving van onroerende goederen op -lava en Madoera, nader omschreven. Strafrecht. Bij Ord. van 80 Aug. L 982 (I-J S- n°. 469) zijn u.nrs.-liriften vastgesteld ter bestrijding van ongewenschte ins&aanelingan run geld of goed en van ongeoorloofde praetijken bij zoodanige inzamelingen, welke bij Ord. van 14 Nov. 1032 (I. S. n°. 559) zijn aangevuld met eene regeling, welke van een krachtens bedoelde voorschriften ui ligd verbod beroep op den rechter mogelijk maakt. De taak van de Overheid tegenover dergelijke inzamelingen draagt een algemeen karakter: waken voor de openbare orde en goede zeden, tegen ernstige misbruiken, tegen verstoring van de goede harmonie, zoo m liet binnenland als met het buitenland. Aan het uil ie oefenen politioneel toezicht kan thans kracht bijgezet worden door de aan den Procureur-Generaal toegekende bevoegdheid oni die ongeweuschte inzamelingen ie verbieden. Als voorbeelden van de hierbedoelde inzamelingen kunnen genoemd worden: collecten voor niet bestaande philantropischc inrichtingen; van buitenlanders, die in Nederlandsch-lndië tijdelijk de geldelijke belangen beweren te behartigen van onbekende en niet te controleeren vreemde instellingen; voor den aankoop van vuurwapens voor een beoogden opstand, hetzij in Nederlandsch-Indiè' hetzij in het buitenland. REI UT BN RECHTSBBDEELING. 299 Voorts is bij deze ordonnantie mede zwendel s'tr&fbaaz gesteld, welke zich o.m. voordoet als aanwending v.-m bedriegelijké middelen bij den opzet vian Ie inzameling ot' hij de inzameling zelve of als dwang in eenige schakeering (vol strekte dwang-, vreesaanjaging, e.d.g.). Wetsaanvulling was bier ooodig, omdat de terzake bestaande strafrechtelijke voorschriften (van het Strafwetboek de artt. 378 oplichting, ;'.:!,"> afdwinging en ; ><>* afpersing) onvoldoende zijn. De in deze ordonnantie strafbaar gestelde feiten zijn tot overtredingen stempeld en aldus binnen de competentie van den landreehter gebracht, waardoor eene snelle afdoening mogelijk is. mede in Int belang van een krachtig optreden tegen ongeoorloofde inaamelingen. Voorts worde melding gemaald van eenige ingrijpende w-ijzigingen in de rege ling van de gratieprocedure. alsmede van i gen der indiening van een gratieverzoek, welke na in 1932 geheel te zijn voorbereid in de eerste dagen van 1933 zijn afgekondigd. Hel betrefi hier eene aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met een nieuw art. 83a (I. S. L9BB n". 1). waarin wordt bepaald; dat de tijd gedurende de behandeling van een gratierekesi door den veroordeelde in preventieve hechtenis doorgebracht niet medeteH als straftijd, tenzij de Gouver neurs-Generaal bij zijne beslissing, de omstandigheden van hel geval in aanmerking nemende, anders bepaalt. Dit voorschrift heeft de strekking om misbruiken te voorkomen, welke konden voortvloeien — en indodaad ook voortvloeiden — uit de oude regeling, die medebracht, dai tot gevangenisstraf veroordeelden een Li-.iiiiiekest konden indienen met geen ander doel dan om een gedeelte van hun straftijd om te zetten in preventieve hechtenis 1 , gedurende welken tijd zij geen arbeid behoefden te verrichten. Bij de regeling in I. S. 1933 n°. 2 is gestreefd naar bekorting van de gratie procedure en beperking van Int aantal gratieverzoeken. Hierbij zijn de regelingen omtrent de indiening en behandeling van gratieverzoeken, voorkomende in de verschillende wettelijke regelingen van strafprocesrecht (b.v. in hei reglement op de strafvordering, hei [nJandsdta Reglement, bel Liandgerechtreglemént, enz I ingetrokkenen vervangen door eene uniforme „Gratieregeling", waarbij de schor sende werking van de indiening van het gratierekesi ten aanzien van vrijheid straffen is behouden, ten aanzien van geldboeten achter afgeschaft; niet alleen misbruik van liet tralie-instituut tegen te gaan, doch ook om eene vlotten inning van geldboeten te bevorderen. Uiteraard beeft de veroordeelde recht op restitutie van de betaalde boete, indien alsnog gratie wordt verleend. Verder behelst de nieuwe regeling eene bezuiniging in zooverre, dat hel advies van den Procureur-Generaal over gratierekesten, dat vroeger in alle gevallen moest worden uitgebracht, thans slechts wordt beperkt tot bepaaldelijk in de regeling aangewezen gevallen (art. 2, lid 6, dei . Gratieregeling '). Tenslotte zijn in de heide genoemde regelingen overgangsbepalingen getroffen ten aanzien van rechterlijke uitspraken, die reeds in kracht van gewijsde waren gegaan op het tijdstip van inwerkingtred Eene andere aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, welke eveneens in t9S2 is voorbereid om in het van L9BB te worden afgekondigd, is die, opgenomen in I. S. 1933 n°. 67. In de eerste plaats is daarbij in navolging van de \ederlauiiscln wel van 28 Nov. 1930 (N. S. n". l-'il i. art. si<) \\\ v . S. in dien zin aangevuld, dat naast nabootsing van munt- eu bankbiljetten, muntspeciën en postzegels, thans ook het plaatsen van v.-dsehe rijksniei-keu ni . n ~], gouden en zilveren Noor werpen is strafbaar gesteld. Voorts is in hetzelfde Wetboek een nieuw art. 519616 ingelascht, waarin wordt strafbaar gesteld het ongeoorloofd openlijk bekendmaken van door middel van een toestel v-oor radio-ontvangst opgevangen berichten. Terwijl met het bepaalde sub 1" van bet nieuwe artikel in hoofdzaak aansluiting is gezocht aan art. 111 var. het Xed« rlandsch Strafwetboek, hetwelk ten doel heeft aan verzenders van radiotelegrafisohe en -telefonische gegevens in zekere mate het uitsluitend recht daarop te waarborgen, strekt het bepaalde sub 2° om atrafbaai te stellen bet openlijk bekendmaken van de z.g. „C.Q.berichten", die voor algemeene opname BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. 3 HOOFDSTUK I. DE STAATKUNDIGE TOESTAND. A. BETREKKINGEN MET HET^BUITENLAND. 1. Nederlandsch-lndië en de Volkenbond. a. Organisatie van de statengemeenschap. Omtrent de werkzaamheden van de ontwapeningsconferentie zij aangeteekend dat onder presidium van Dr. E. Moresco een koloniaal sub-comité werd ingesteld ter bestudeering van de toepassing der beginselen van het pian-Hoorer op de overzee gelegerde troepen. Bij het uiteengaan van het bureau der conferentie en van de algemeene commissie op 14 December 1932 was nog geen overeenstemming bereikt nopens de wijze waarop deze troepen zouden kunnen worden beperkt. De gedachtenwisseling liep in hoofdzaak over de berekening van een bewapeningscoëfficient per duizend inwoners in de koloniën, doch het thans in Nederlandsch-lndië geldend cijfer is in vergelijking met dat in andere overzeesche gebieden zoo laag, dat de beraadslagingen voor dat gewest weinig of geen practische beteekenis hadden. Het Nederlandsche standpunt inzake de berekening van het onontbeerlijk, voor de handhaving van orde en rust benoodigd, deel der koloniale weermacht werd uiteengezet in een nota van Kolonel J. J. G. Baron van Voorst tot Voorst. Deze gaf in overweging de volgende elementen van berekening aan te nemen: het cijfer der bevolking, de uitgestrektheid van het gebied, de verkeersmiddelen, de afstand tusschen het overzeesch gebied en het moederland en vooral de graad van pacificatie der inheemsche bevolking. In deze nota is verder nadruk gelegd op het feit, dat die graad van pacificatie zeer hoog is, waardoor het mogelijk is het aantal soldaten in Nederlandsoh-Indië zeer laag te houden ondanks de uitge strektheid van het gebied, de dicht luid der bevolking en den grooten afstand tot het moederland. In zijne eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1932/ '33 adviseerde de Volksraad tot aanneming van het wetsontwerp, houdende goedkeuring van het verdrag van 26 September 1931 tot ontwikkeling van de middelen tot het voor komen van oorlog (onderwerp 4). b. Economische, financieele en vcrkeersaangelegenheden. Spoedig nadat Nederland het verdrag betreffende economische statistieken had bekrachtigd, werd het voornemen der Nederlandsche Begeering om ook, doch onder reserves (zie Indisch Verslag 1982. 1)]/.. 5), voor Nederlandsch-Indiö toe te treden ter kennis van den Volkenbond gebracht. Op 22 October 1932 werd dit door den Secretaris- Generaal aan de Bondsleden medegedeeld. Van dezen datum af begon een termijn van (j maanden te loopen, waarbinnen de aan het verdrag reeds deelnemende staten bezwaren tegen de Indische reserves konden inbrengen. In zijne eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1932/ '33 bracht de Volksraad advies uit over het wetsontwerp houdende goedkeuring van het verdrag van 24 September 1931 tot regeling van de walvischjacht (onderwerp 55). Het verdrag beoogt alleen de bescherming van den baleinwalvisch, zoodat het voor Nederlandsch lndië, waar slechts potvisschen voorkomen, slechts in zooverre van belang is, dat aansluiting bij het verdrag misbruik van de Nederlandsche vlag tot ontduiking van de bepalingen ervan belet. In dezelfde zitting behandelde de Volksraad ook het ontwerp van een algemeenen maatregel van bestuur houdende voorzieningen voor Nederlandsch-lndië ter uit voering van het verdrag van 26 September 1927 nopens ten uitvoerlegging van in het buitenland gewezen scheidsrechterlijke uitspraken (onderwerp 53). Het verdrag en de uitvoeringsregeling traden voor Nederlandsch-lndië in werking op 28 April 1933 (I. S. nos. 131, 132 en 133). De Indische Regeering verstrekte gegevens ten behoeve van de door het .Economisch Volkenbondscomité ondernomen studie nopens het vraagstuk der omkooperij en oneerlijke handelspraktijken. DE FIXAXCIKELK TOESTAND. 30 Bij de inwerkingtreding van evenbedoelden accijns is komen te vervallen de accijns op bepaalde soorten tabak i voerd op Borneo, geregeld bij Ord. in I. S. 1873 n°. 248, jo. I. S. 1896 n". 266. De bedragen, welke de accijnzen in de jaren 1931 en 1932 in 's Lands kas deden vloeien, blijken uit de volgende opgaaf: 1931 1982 Accijns op het Inlandsch gedistilleerd 760 378 f 628 517 Accijns op bier — 51619 Borneo-tabaksaccijns 88 413 ii.'i 5 Algemeene tabaksaccijns — 101 611 t kerosine 11 248 11 068 779 Accijns op petroleum 1 , J ll t benzine 17 919 575 20 sl7 538 Accijns op lucifers 7674488 4 759 025 Totaa] f 37 721 343 f 37 520 020 Wegens over! reding van de aoeijnsbepalingen betreffende het bier, liet Inlandsch gedistilleerd, de petroleum en de Lucifers werden in L 982 af gedaan 397 bekeuringen, tegen 259 in 1931. Pachten. Inliet verslagjaar vond verpachting van liet recht tot het bonden van (particuliere) pandhuizi plaats in de residenties Djambi, \\ afdeeüng van Borneo en Zuider- en Dosterafdeeling van Borneo, in «'ei westen de I 'andliuis<iiri i>t nog niet, dal! wei gedeeltelijk, werkzaam is. [ndenloop \an li).'! 2 werden wegens het verstrijken van de bermijnen van loopende i een aantal nieuwe pachtovereerd d va.ll één jaar. ai ngezieD de gegadigden klaarblijkelijk met liet oog op de onzekere economische vooruitzichten weinig belangstelling toonden bi veilingen \an het middel \oor het driejarig tijd. Het recht tot den verkoop en liet stoken van gedistilleerd (arak) m 'I- resi dentie Riouw. en Onderhoorigheden, uitgezonderd den Poelautoedjoeh-archipel en ; :..■: op den vasten wal v;in Sumatrs gelegen gedeelte ■ werd met ingang van 1 April 19.">2 opnieuw in pacht afgests tijd van drie De jaarlijksche pachtsona bedraagt I' ti.'i tOO, I lachter pet jaai betaalde, aa de hem i e verminderin rem in h 1982 melding gemaakt werd. in verband met den aanhoudend onguristigen gcono mischen toestand in hét paohfcgebied werd bij (ï.B. 27 Febr. 1933 a". 25 aan der nieuwen pacht< van pachtschal verleend ten b m ElSOO] voor hel tijdvak 1 Septeimber 1982 bol •'!! Juli 1938. Da bópende paohtovereen komet van dit middel in d.'n Poele b-archipel eindigt .".! Maarl L 984. Hei recht tot verkoop van laroe ter hoofdplaats Koepang van h< Timor en (Jndei-hoorigheden (I. S. ISO,') n". '205) werd opnieuw geveild voor den tijd van één jaar. Door den voormaligen pachter voor het lijdvak 1 April 19-T1 tot 81 .Maart 1932 werd in 1932 een verzoek ingediend om vermindering van pachtschat, omdat de aanmaak van laroe door anderen dan den pachter, welke vroeger steeds door den magistraat bestraf! v, rden, doo iuwe opge treden Innciionaris tot seinde van ■■'■ niet langer al reding van het paehtreglement werd beschouwd. In verband daarmede werd bij G.B. 16 Febr. l ( .t;>;i n". .'in (}fi\ \: ladeloosstellmg ten bedrage van J' 7oi) toegekend. Ter bescherming van het monopolie is in iij gewestelijke heui van 29 Scp i ( .»,11, welke 21 Januari L 932 in werking trad, de ik van laroe door anderen dan dei en strafbaar gesteld. Deze keur is opgenomen in liet extra-bijvoegsel \ Javasche Gourani van 24 Dec. 1931 n°. I');:. De opbrengst van de verpachtingen in de Buit sten bedroeg voor L 982 f 84916, begen I' 114318 in 1981. De dalißg moei in hoofdzaak worden I DE SOCIALE TOESTAND. 300 zijn bestemd, tot bekendmaken waarvan krachtens het bepaalde in art. 3 van de regeling, opgenomen in Bb. n°. 11270. eene bijzondere vergunning van de Regee ring vereischt is. Bij Ord. van 10 \<>v. 1982 (I. S. n°. 506) is art. 502 (betreffende de jacht in 's Lands bosschen) van hui wetboek van strafrecht gewijzigd. Het tarief tot regeling der schadeloosstelling voor [nlanders en tod déèen gelijkgestelde personen, in strafzaken als getuigen of deskundigen verschenen, is herzien (I. S. 1932 n°. 203). Bij G.B. 25 Juni 1931 n". la is eene oommkwe ingesteld, welke tot taak heeft de Regeering te adviseeren nopens de vraag of, en zoo ja op welke wijze, het mogelijk en wenschelijk ware, nadere voorzieningen te treffen ton m van de regeling van de in de arti. 85 38 der Endische Staatsregeling bedoelde in- en externeeringsprocedures. Het recht op inheetnschen grondslag Het huwelijksrecht en de burg-erlijkc stand voor Christen-Inlandera op Java, in de Mina/taxa en op Amban en dr Oeliassera. Nadat geruimen tijd hel streven naar één burgerlijk wetboek voor alle bevolkingsgroepen van Nederlandsch-Indië eene bijzondere regeling van bei huwelijksrecht van Christen-Inlanders op den achtergrond had doen raken. werden in 1930 opnieuw maatregelen getroffen om tot de gewenschte voorziening te komen. Na gezette voorbereiding mei medewerking van de vertegenwoordigers van missie en zending (zie Verslag 1931, blz. 354) zijn op 2 Juni 1932 twee ontwexp-ordonn&nties den Volksraad aangeboden. De eerste betrefi bet materieel huwelijksrecht de* Christen-Inlanders op Java, in de Minahaaa en in de onderafdeelingen Amboina, Saparoes en Mamla zonder de eilanden ïeoon, Nila en Seroea (gouvernement der Molukken), de tweede het houden van registers van den burgerlijken stand voor de Christen- Inlanders in de genoemde gebieden; de reeds voor enkele groepen Javanen be staande voorschriften op den burgerlijken stand werden voor Christen-Inlanders gelijktijdig ingetrokken. Burgerlijke Stand voor bepaalde groepen van niet tot de onderhoong&n van een zelfbestuur behoorende Inlandsche bevolking van Java en Madoera. vermits de vaste toelagen van de ambtenaren van den Inlandschen burgerlijken stand, welke bij G.B. 23 Dec. 1927 n°. 6 (I. S. n°. 564) waren vastgesteld op respec tievelijk f 5 en f 2,50 's maan ds, niet in overeenstemming bleken te zijn met de door hen verrichte werkzaamheden, werden deze vaste toelagen bij G.B. 29 Dee. 1931 n°. 19 (T. S. n°. 526) ingetrokken en bij G.B. 25 Aug. 1932 n°. 26 (I. S. n°. 461) vervangen door eene belooning van f 1 voor elke door genoemde ambte naren opgemaakte akte, met dien verstande, <lat voor de in den loop van een jaar op één kantoor verleden akten niet meer zal worden uitgekeerd dan f 250. De Rechtspraak. De Europeesche reóflt&praék. Rechterlijke indeeling. Bij Ord. van 9 Jan. 1932 (I. S. n°. 18) werden de artt. 944 van bel Reglemenl opde Rechtsvordering, 123 van het InlandsCh Reglemenl en 117 van ttëi fteohtflregleiaent Buiten gewesten aangevuld met eene regeling, welke da mogelijkheid opent, dat in het inleidend verzoekschrift tot een burgerlijk geding en in de door den residentie reohter c.g. landrnadvoorzitte.r van eene mondeling vooi vordering te, houden aanteekening mede wordt opgenomen de verklaring, dat de eischer een bepaald persoon machtigt hem in het te voeren geding te vertegenwoordigen. Tevoren kon zoodanige machtiging in het algemeen slechts worden gegeven bij een afzonderlijk schriftuur, dan wel mondeling ter terechtzitting. Door deze aanvulling der betrekkelijke wetsartikelen wordt bereikt, dat thans cischers, die niet persoonlijk ter terechtzitting kunnen of willen verschijnen, geen afzonderlijke volmacht meer behoeven op te (doen) maken, terwijl tevens in die gevallen, waarin zoodanige volmacht aan segelrecht is onderworpen, het bedrag van dat recht door hen wordt uitgespaard. EECHT EN RECIITSBEDEELING. 301 Voorts is bij Ord. van 17 Juni 1932 (I. S. n°. 341) het Rechtsregl. Buitengewesten aangevuld met een nieuw art. 21a, dat de strekking heeft o mogelijkheid te ojienen, dat in de residentie Tapanoeli de bekwaamste koeria hoofden worden benoemd tot buitengewoon voorzitter van <len districtsraad. Daarmede wil men bereiken, dat zonder wijziging van de geldende organisatie der rechtspraak een jiroef kon worden genomen met rechtspraak door uitsluitend Volkshoofden binnen de sfeer van ,le Gouvememenfcs rechtspraak. Waren vroeger de ~regenten" in het gewest Bali en Lombok ondergeschikt aan het onderafdeelingshoofd, daarin is sedert kort verandering gekomen, in ver band hiermede behoefden eenige bepalingen van het Bechtsreglement Buiten gewesten, welke nog uitgingen on <le vroegere ondergeschiktheid, wijziging. Deze wijzigingen zijn tot stand gebracht bij Ord. van 13 Oct. 1932 (I. S. n°. 520). Tevens is hierbij de verouderde term „regent" in dat reglement vervangen dooi den term „negara-bestuurder". Politierechtspraak. Bij Ord. van '24 Aug. 1932 (T. S. n°. 4C>O), in werking getreden op 15 December 1932 (I. S. n". 580), zijn eenige voorzieningen getroffen voor geheel Nederlandsch-Indië, teneinde de rechtspleging over Europeanen in strafzaken te vereenvoudigen. Daartoe, zijn wijzigingen aangebracht in het Regle ment op de Rechterlijke Organisatie, het Reglement op de Strafvordering, het Rechtsreglement Buitengewesten, het Landgerechtreglement en het Inlai reglement. De belangrijkste dier wijzigingen was de vervanging ra» de oj> 1 Januari ]924 ingevoerde*,,summiere procedure" bij do Raden van Justitie, welke alleen \ berechting van enkele bepaalde misdrijven mogelijk is geweest en uüfcei is toegepast, door eene eenvoudige berechting van alle daarvoor in aanmerking komende strafzaken, welke ter berechting van de Raden van Justitie staan. Voortaan kunnen de Ambtenaren van het Openbaar Ministerie alle tot de compe tentie van de Raden behoorende strafbare feiten, ongeacht de bij de wet daar tegen bedreigde straf, vervolgen voor een z.g. ..enkelvoudige kamer" van den Raad van Justitie, indien geen zwaarder hoofdstraf noodig wordt geoordeeld dan gevangenisstraf van ten hoogste één jaar en de zaak geacht wordt van een* voudigen aard te zijn, bepaaldelijk ook ten aanzien van het bewijs en de toe passing van de wet. Als „enkelvoudige kamers" voor strafzaken bij do Raden van Justitie fungi daartoe door den President van het Hooggerechtshof telkens voor twee jaar be noemde leden van die Raden, zoomede de Residentierechters op daartoe dooi don GouTèrneur-Generaa] aan (e wijzen plaatsen. Al deze rechters dragen den titel van politierechter. Bij de als zoodanig fungeerende Residentiiiediters kan het Openbaar Ministerie, behalve door den Officier van Justitie van den Raad en diens Substituten, worden waargenomen door een plaatselijken bestuursambtenaar of rechtskundig ambtenaar, die daartoe aangewezen is door den Directeur van Justitie (I. S. 1932 n°. 581, art, II). In de tweede plaats zijn o.m. door de invoeging van eene nieuwe vijfde afdeeling van den eersten titel van het Reglement op de Strafvordering de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie en van de Hulpofficieren uitgebreid, teneinde het de/en mogelijk te maken om in meer gevallen dan tot dusver het geheele voorbereidend onderzoek zonder fcuaschenkomst van den Raad van Justitie of van den Rechter Commissaris voor Strafzaken te verrichti Verder zijn de bepalingen betreffende verstek en verzet in strafzaken voor de Raden van Justitie gewijzigd en zijn inge de bepalingen betreffende hooger beroep in strafzaken zonder inslnu-l ie, berecht door de Raden van Justitie en in overtredingszaken, door de landiaden berecht, zootlat in alle straf voortaan alleen revisie bestaat. Ten slotte zijn de bevoegdheden, welke in het voorbereidend stadium eener strafzaak aan den Raad van Justitie toekomen, overgedragen aan den President vaan het College. Ter uitvoering van enkele bepalingen dezer ordonnantie is vastgesteld de li.V. van 5 Dec. 1932 (1. S. n u . 581), welke eveneens op 1"> December 1932 in DE SOCIALE TOESTAND. 302 werking is getreden. Daarbij zijn o.m. de Residentierechters aangewezen, die als politierechters zullen fungeeren. In 't geheel zijn 31 politierechters aangewezen (8 bij den Raad van Justitie te Batavia, 6 bij dien te Semarang, 9 bij dien te Soerabaja, 1 bij dien te PatFatag, 1 bij dien te Medan en 3 bij dien te .Makassar). Militaire rechtspraak. De Rechtspleging bij de Landmacht en de Provisio neele Instructie voor het Hoog "Militair Gerechtshof van Nederlandsch-IndiS (I. S. 1922 n°. 163), zoonis sedert gewijzigd en aangevuld, laatstelijk bij de , .Invoeringsordonnantie Rechtspleging Landmacht en Provisioneele Instructie" (I. S. 1932 n°. 16), zijn opgenomen in I. S. L 932 a°. 7f> en ingevolge G.B. 23 Jan. 1932 n°. 34 (I. S. n°. 49) in werking getreden op 1 Augustus 1932. Als gevolg daarvan werden de krijgsraden te .Magelang, Koetaradja en Ambon opgeheven. Het rechtsgebied van die rechtbanken Werd gebracht onder de krijgs raden respectievelijk te Tjiinalii. Padang en Makassar. Het rechtsgebied van den krijgsraad te Tjimalii atréki zich thans uit over de gewesten West-, Midden- en Oöst-Java, Soergkartfl en Jogjakarta, Benkoelen, Laiiipoeiigselie Districten, Palembang, Djambi, Bangka en ünderhoorigheden, Billiton, Riouw en Onderhoorigheden, Westerafdeeling van Borneo, Zuider- en Üosteraideeling van Borneo en Bali en Lombok, dat van den krijgsraad te Padang over de gewesten Sumatra's Westkust, Tapanoeli, Atjeh en Onderhoorigl en Oostkust van Sumatra en da( van den krijgsraad te Sïakassar over de gewesten Celebes en Onder hoor ighed en, Manado, de Molukken ep Timor en Onderhoorig heden. Bij den krijgsraad te ïjimahi werden twee burgerrechtsgeleerden benoemd tot respectievelijk President en Auditeur-militair, terwijl die functies te Padang en Makassar als nevenfunctie werden opgedragen respectievelijk aan den President van en Officier van Justitie bij den ter plaatse bescheiden Baad van Justitie. De dringende eisch van bezuiniging op 's Lands uitgaven heeft geleid tot eene wijziging van de samenstelling van het Hoog Militair Gerechtshof (I. S. 1933 n°. 5). Tengevolge van de in de rechtspleging aangebrachte wijzigingen toch, waardoor o.a. de approbatie van de karijgsraadvonnissen is komen te vervallen, was de bestaande bezetting van het college niet langer noodig. Voorgesteld werd het militaire hof, dat feitelijk was samengesteld uit de Derde Kamer van het Hooggerechtshof aangevuld met een aantal militaire leden, voor wat. het rechtsgeleerde element bereft, naar analogie van het Nederlandsehe Hoog Militair Gerechtshof, te doen samenstellen uit '2 juristen, van wie één tevens president, te benoemen respectievelijk uit de Raadsheeren van het Hoog gerechtshof en de leden van den Êaad van Justitie te Batavia. Wat het militaire element betreft, lag het in de bedoeling de militaire leden, welke gepensionneerdo hoofdofficieren zijn, die een toelage 's maands ontvangen, op den duur te vervangen door actief dienende officieren, aan wie eene vergoeding per zitting ware toe te kennen. In het afdeelingsverslag van den Volksraad werden echter in het bijzonder tegen bedoelde vervanging ernstige bedenkingen aangevoerd. Men achtte de onafhankelijkheid van deze actief dienende officieren-rechters niet voldoende ge waarborgd, verwacht werd strijd met militaire verhoudingen, wanneer hooger geplaatste actief dienende officieren door collega's lager in rang berecht zouden moeten worden. Ook werd onvoldoende deskundigheid en ervaring bij de actief dienende militaire rechters gevreesd, terwijl gemis aan continuïteit van die spoediger wisselende actief dienende officieren in het Hof het gevolg zou zijn. Hoewel de Regeering de in den Volksraad geuite vrees voor de innerlijke waarde der militaire rechtspraak niet deelde, woog voor Haar de blijkbaar in wijden kring levende bezorgdheid voor de onafhankelijkheid van de militaire rechtspraak zóó zwaar, dat Zij op dit punt alsnog eene wijziging in haar voorstel aanbracht. Jn het afdeelingsverslag was do suggestie gedaan om de noodzakelijke bezuini ging op de militaire rechtspraak op andere wijze te vinden, namelijk door het ('uilege Ie doen beslaan uit 2 juristen en 2 militaire Leden, van wie één tot (Ie RECHT EN RECHTSBEDEELING. 303 land- en één tot de zeemacht belioorende. Hierbij werd rekening gehouden met een door de Staatse missie vnor do verlaging van de Rijksuitgaven gi voorstel om de 4 militaire leden van 1 i.-i Nederlandsen Hoog .Militair Gerechtshof tot 2 terug te brengen en bet aantal rechters, dat over de zaak zit, van ten minste vijf op tenminste drie te stellen. Dit voorstel werd door de Regeering overgenomen mot dien verstande echter, dat aan het aantal van twee gepensionneerde officieren, van wie één afkomstig van de land- en één van de zeemnrlii. hul: een derde militair lid — een actief dienend officier van de landmacht — werd toegevoegd. Aldus werd eenerzijds de onafhankelijkheid der rechtspraak, anderzijds een actueele kennis van de militaire toestanden en verhoudingen gewaarborgd. Daar uiteraard niet iedere zaak door bei Hof in volle samenstelling behoeft te worden behandeld, is levens bepaald, dat het College met ten minste drie leden beslist. Het actief dienend lid zal dan alleen behooren mede te werken aan de berechting van /aken. welkél aard zijn kennis, inziehl en oordeel van bijzondere waarde doen zijn, welk punt overigens aan hel beleid van president en Hof zelf is i,\ ergelaten. Wat liet Openbaar Ministerie en bei griffierschap betreft, is bepaald, dat één der advocaten-generaal bij het Hooggerechtshof dom 1 den Gouverneur-Gei wordt benoemd tui advoeaat-l'iscaal voor de Land- en Zeemacht, terwijl één der substituut-griffiers van dat college dooi den president aan te wijzen, uit kracht zijner benoeming als zoodanig de betrekking van griffier bij liet Hoog Militair Gerechtshof zal hebben te vervullen. Do nieuwe samenstelling kwam tot stand bij de Ord. van 18 Jan. 1933 (I. S. n. .")). waarbij de Provisioneele Instructie van het Hoog Militair Gerechtshof (I. S. 1992 n". 75) de noodige wijz .ttderging, terwijl daarbij tevens het K. ]$. 5 Maart 1H64 n°. 66 (I. S. n°. 92), inhoudende eene reorganisatie van het Hoog Militair Gerechtshof, werd ingetrokken. Vervolgens werden bij Ord. van gelijken datum (1. S. 1933 n°. 6) een aantal met die nieuwe samenstelling verband houdende wettelijke voorzieningen ge troffen. Zoo werd — doordat titans do Derde Kamer van hel Hooggerechtshof kan vervallen — de samenstelling van dat college in het Reglement op de Rechterlijke Organisatie teruggebracht o.in. tot één President, één Vice-Presideni en zeven Raadsheerên. Ook het K. B. 14 Jan. 198] n°. 41 (I. S. n°. 126) betref fende de indeeling en werkzaamheden van het Hooggerechtshof en van de Raden van Justitie op Java werd daarbij dienovereenkomstig gewijzigd. Eindelijk is in diezelfde ordonnantie de „Regeling van het beroep in belasting zaken" (1. S. 1927 n". '2.)) gewijzigd. Tut dusver was aan één der twee vice presidenten van het Hooggerechtshof het voorzitterschap van dén Raad van beroep voor belastingzaken opgedragen, namelijk aan den Vice-President, die met de leiding van hot Hoog Militair Gerechtshof was belast. Het kwam echter ge> wenscht voor, dat zoowel het ambt van president van hot militaire hof als dat van voorzitter van genoemden Raad nevenfuncties blijven, door verschillende personen vervuld, met grooter kans dat aldus voor elk ambt, waarvoor afzonder lijke eischen geldon, de meest geschikte funotionnaris /.al worden gevonden. Aan gezien bezwaarlijk tevoren het ambt viel aan te wijzen, waarvan de bekleeder voor de functie van voorzitter van genoemden Raad bet meest geschikt is te achten, is enkel bepaald, dat de Gouverneur-Oeneraal dien voorzitter benoemt. Tenslotte is bij Ord. van 5 Jan. 1938 (I. S. n". 7) het bestaand Hoog Militair Gerechtshof ontbonden, terwijl daarbij tevens de noodige overgangsbepalingen zijn \astgesteld. Alle drie ordonnanties zijn in werking getreden met ingang van 1 Februari 1933 (I. S. n°. 33). In de gewijzigde Provisioneele Instructie voor het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch-Indië (I. S. 1932 n°. 75) is bij Ord. van 20 Juli 1932 (I. S. n°. 409) eene wijziging gebracht ter verruiming van de gevallen, waarin de be klaagde voor den opperrechter behoort ie worden opgeroepen. Was tevoren de ng aldus d.il de beklaagde alleen dan in appèl werd opgeroepen om in DE SOCIAIJ3 TOESTAND. 304 persoon voor het militaire hof te verschijnen: a. wanneer het hof het noodig oordeelde, b. op zijn verzoek, hieraan is thans toegevoegd, dat het hof noch een door den krijgsraad opgelegde doodstraf kan bekrachtigen, noch /.elf een doodstraf opleggen, zonder dat de beklaagde is opgeroepen om in persoon voor het college te verschijnen. Bij Ord. van dezelfde (I. S. n°. 410) is de Rechtspleging bij de landmacht (I. S. 1982 n°. 75) voor zoover betreft haar toepassing in de (iouver nementslanden van Java en Ma.loera. gewijzigd ter vervanging van den term ~iioofd van plaatselijk bestuur". Aanverwante onderwerpen. Notariaat. Het reglement op het notarisambt in Nederlandsch-Indië (I. S. 1860 n u . 3), zooals dat laatstelijk was gewijzigd bij Ord. van 27 Juni 1931 (I. S. n°. 299), heeft in 1932 wijziging ondergaan. Het was namelijk in de praktijk gebleken, dat de notarissen in Jndië niet steeds het juiste tijdstip weten te kiezen, waarop zij dienen heen te gaan, zoowel in het belang van het publiek als om plaats te maken voor jongeren. Waar dit meermalen aanleiding gaf tot klachten kwam het wensehelijk voor een leeftijdsgrens voor de notarissen vast te stellen. Aangezien deze functionnarissen geen pensioen genieten en veelal eerst op eenigszins gevorderden leeftijd definitief worden benoemd, leek het billijk de grens voor hen hoogcr te stellen dan voor de rechterlijke ambtenaren, in verband waarmede een leeftijdsgrens van 65 jaar is gekozen. Verder is tevens van do gelegenheid gebruik gemaakt om de mogelijkheid te openen tot het verkenen van dispensatie van het bepaalde in art. 0 van liet notarisreglement, welk artikel ieder notaris verplicht niet alleen zijn woonplaats te hebben, zijn kantoor te houden en zijne akten te bewaren op de hem aan gewezen standplaats, maar ook om aldaar zijn werkelijk en gestadig verblijf te houden. In de praktijk doet zich nog al eens de wenschelijkheid gevoelen een notariaat tijdelijk, b.v. in afwachting van de benoeming van een nieuwen function naris, te doen waarnemen door een notaris van een naburige standplaats. Waar daii echter één persoon twee notariaten vervult, is het duidelijk, dat door hein niet ten aanzien van beide kan worden voldaan aan het bepaalde in voornoemd artikel. Teneinde oene dergelijke voorziening uitvoerbaar te maken, moest de mogelijkheid worden geopend om den betrokkene ten aanzien van de waar genomen standplaats dispensatie van bedoelde bepaling te verleenen. Het ligt in de bedoeling in het belang van het publiek als regel slechts ontheffing te ver leenen van de verplichting om op de tweede standplaats woonplaats te hebben en werkelijk en gestadig verblijf te houden en niet van die om aldaar kantoor te houden en akten te bewaren. In verband met het vorenstaande werd bij Ord. van 25 Juni 1932 (I. S. n°. 369) art. 3 van het notarisreglement gewijzigd en bepaald, dat het wordt gelezen als volgt: ~De notarissen, die in het bijzonder als zoodanig worden aangesteld, worden door den Gouverneur-Generaal benoemd en ontslagen. Zij worden eervol uit hun ambt ontslagen, wanneer zij den leeftijd van vijf en zestig jaar hebben bereikt. Eervol ontslag in andere gevallen dan in het tweede lid bedoeld, wordt, wanneer daartoe door den betrokkene geen verzoek is gedaan, niet verleend dan na raad pleging van het Hooggerechtshof". Voorts werd aan art. 6 een vierde lid toegevoegd, luidende: ~De Gouverneur-Generaal is in bijzondere gevallen bevoegd om geheel of gedeeltelijk van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel tijdelijk dispensatie te verleenen, zoomede hieraan bepaalde voorwaarden te verbinden". Hoogergenoernde ordonnantie is in werking getreden met ingang van den dag harer afkondiging, behoudens de daarbij plaats gehad hebbende wijziging van art. 3 van het notarisreglement, welke in werking treedt met ingang van 1 Maart 1937. RECHT EN RECHTSBEDEELING. 305 Voorts is in Bene overgangsbepaling bepaald, dat in afwachting van de inwerkingtreding van bedoelde wijziging van art. 3 na 1 Maart 1934 de notaris sen, die den zeventigjarigen leeftijd hebben bereikt, eervol uit hun ambt worden (uitslagen. Waarmerking van onderhandsche geschriften. Eene herziening van de voor schriften omtrent waarmerking van onderhandsche geschriften (I. S. 1916 n°. 16) is tot stand gebracht bij de regeling opgenomen in 1. S. L 982 n". 204 waarbij in de eerste plaats de bevoegdheid tol hel waarmerken van zoodanige geschriften is uitgebreid tot den toegevoegden patih (slechts bij ontstentenis van den regent) en tot de districtshoofden, en voorts wijzigingen zijn aangebracht in het geldend tarief van belooningen voor de legalisatie van onderhandsche akten. Weeskamer* en Voogdijraden, In 1932 is een proef genomen met i reorganisatie der Weeskamer te Batavia; waardoor eene niet onbelangrijke be zuiniging op de uitgaven voor het personeel van dat College werd verkregen en bovendien eene doeltreffender werkwijze werd verzekerd. De reorganisatie bestond in eene inkrimping van het aantal leden der Weeskamer, aan wie echter hoogere eisenen van ontwikkeling en bekwaamheid dan tevoren gesteld werden en aan wie tevens eene grootere zelfstandigheid in het afdoen van zaken namens het Ooilege werd toegekend. Aan de Leden werden adjunot-leden toegevoegd, die aan dez istellings eischen moeten voldode en bestemd zijn om na het doormaken van een ruimen leertijd te zijner tijd ook tot lid Ie worden bevorderd. De proef, welke 1 Januari l>.i:;.') iii| alle Weeskamers op Java is doorgevoerd, mag voorshands als volkomen geslaagd worden beschouwd, zoodat bestendiging (ler IV' ie op Java '-il doorvoering daarvan ook in de Buitengewesteo mag verwacht worden. Eene andere in 1932 ingevoerde wijziging den Weeskamerdiensi betreffende is de opheffing van het instituut der niet-ambtelijke agenten, welke opheffing evenzeer tot eene belangrijke bezuiniging geleid heelt, doordat de toelagen, welke. die agenten genoten, thans zijn vervallen. De vertegenwoordiging der Weeskamers is thans in de voornaamste plaatsen opgedragen aan vertegenwoordigers en agenten, die tot het eigen personeel der Kamera behooren, terwijl in minder belangrijke centra, door den Directeur van Justitie aangewezen, beroepsgriffiers van llesidentiegerechten en Hoofden van plaatselijk bestuur als fungeerende agenten van de Weeskamer optreden (zie Bb. nos.' 12H9-I en 121)47). Aan de invoering van deze wijziging is voorafgegaan eene herziening van art. 40 van do Instructie voor de Weeskamers (I. S. 1872 n°. 166), welke her ziening is aangebracht bij Ord. van 20 Juli L 932 (1. S. n°. 393). Het nieuwe art. 40 openi nog de mogelijkheid dat do fungeorende agenten zich op eigen ver antwoordelijkheid doen vervangen door aan hen ondergeschikte' ambtenaren, van welke mogelijkheid in de praktijk door de Hoofden van plaatselijk bestuur vrij algemeen gebruik wordt gemaakt. Niettemin mag worden verwacht, dat de kwali teit van het door de agenten afgeleverde werk in de toekomst voel beter zal zijn dan voorheen, omdat thans onder directe leiding en toezicht en op volle ver antwoordelijkheid van het Hoofd van plaatselijk bestuur wordt gewerkt. Rechtspersoonlijkheid van vereenigingen. in het K. B. 28 Maart 1870 (I. S. n°. 64), houdende voorschriften nopens erkenning van vereenigingen als rechts persoon, werd eene voor de praktijk belangrijke wijziging aangebracht bij Ord. van '25 Febr. 1933 (I. S. n". 89). Deze wijziging heeft jn hoofdzaak de strekking om mogelijk te maken, dal vereenigingen voor bepaalden i ij<3 aangegaan, welker statuten of reglementen door den Gouverneur-Generaal zijn goedgekeurd, na afloop van bedoeld tijdperk ook zonder nadere bewilliging van de Begeering als rechtspersoon kunnen optreden. Daardoor is voorzien in eene behoefte Aan het maatschappelijk verkeer in Nederlandsch-Indië, welke zich in den looji der tijden heeft doen ge voelen. Het kwam namelijk veelvuldig voor, dat door als rechtspersoon erkende vereenigingen, welke voor bepaalden tijd waren aangegaan, niet tijdig goedkeuring werd verzocht op eene voorgenomen verlenging van den duur dei' vereeniging. 305 DE SOCIALE TOESTAND. 306 Als gevolg hiervan bad de vereeniging, op grond van de bestaande jurisprudentie, door lid enksl verloop v:m den duur in de statuten bepaald bara reehtspen lijkheid verloren, zelfs indien /.ij na gemeld tijdstip als \. ehelijk was blijven bestaan. Dit standpunt bracht mede, dat de rechten en verplichtingen van de oude vereeniging-rechtspersoon niet overgingen op de vereeniging /.onder rechtspersoonlijkheid, indien dus de vereeniging ook in het vervolg als p subject wilde optreden, moest door belanghebbenden een verzoek worden gedaan tot erkenning van eene nieuwe vereeniging, aan welke vervolgens alle bezittingen van de oude corporatie moesten worden overgedragen. Ken en ander bracht dikwijls groote uitgaven met zich mede. Mocht het nu al juridisch verdedigbaar schijnen, dat de nieuwe vereeniging niei dezelfde was als die, welke eertijds als rechtspersoon werd erkend, de praktijk daarentegen gaf daarvan een geheel ander beeld te zien. Immers, niettegenstaande de vereeniging rechtens had opgehouden te bestaan, gaf zij in wezen hare rechten niet prijs en onttrok /.ij zich evenmin aan hare verplichtingen. Alles bleef op den ouden voet doorgaan en ook derden brachten in hunne verhouding tot de vereeniging geen verandering. Deze feitelijke toestand is (hans door den wetgever ter wille van de rechtszekerheid geeanction neerd in dezer voege, dat. indien en voor zoolang uit handelingen of gedragingen van de leden of het bestuur der vereeniging blijkt, dal deze na verstrijking van den bij de statuten vastgestelden termijn als vereeniging is blijven bestaan, zij ooi zonder meer als rechtspersoon bh' Tn 1932 zijn in Indië op den voet van het'K. B. 28 Maart 1870 n°. 2 (I. S. n". 0-1) 82 ve?-eenigingen als rechtspersoon erkend, op 10 na. aangegaan voor minder dan 80 jaren; daarvan waren 37 meest van liefdadigen en econorn aard. Door Chineezen werden biervan 1-'! (!) van economischen, 1 van liefdadigen en 1 van godsdiei aard en '2 sehoolvereenigingen) , door Inlanders !T> (5 van èconomischen, 2 van liefdadigen en 1 van godsdienstigen aard, 2 Bchool in .") vakvereenigingèn) opgericht. Rechtspersoonlijkheid werd geweigerd aan l vereeniging. waarvan de Btatuten niet in overeenstemming waren te achten met het werkelijk karakter der ver eeniging. Naamlooze vennootschappen. In 1932 is in Indië bewilliging verleend op de akten van oprichting van 113 naamlooze vennootschappen. Rechtstoestand van personen. Bij het vijfde lid van art. l(i's van de Indische Staatsregeling is den Gouverneur-Generaal de bevoegdheid verleend om in eenstemming met t\c\i Eaad van Nederlandsch-Indië de bepalingen voor Euro peanen toepasselijk te verklaren op personen, daaraan niet ouderworpen. Gedurende 1932 is van die bevoegdheid gebruik gemaakt door de bepalingen voor Europeanen toepasselijk te verklaren op 602 personen, onder wie 477 Inlanders (273 mannen en 204 vrouwen) on 125 Chineezen (78 mannen en 47 vrouwen) (I. S. 1932 nos. 39, 94, 119, 150, 231, 373, 384, 392, 411, 431, 462, 540, 631 en 632). De meesten waren Christenen. BESTRIJDING VAN MISDADIOHEID. 307 B. BESTRIJDING VAN MISDADIGHEID. Gevangeniswezen. Door gëbrêk aan bouwfondsen kon de voorgenomen splitsing der ~centrale gevangenissen" door oprichting van afzonderlijke „strafgevangenissen';' en „huizen van bewaring" niet worden voortgezet. Ook de tewerkstelling van alle veroor deelden ii.-m geregelden, hunne wederaanpassing aan de maatschappij — de rcclasseering — vqprbereidenden en te stade komenden arbeid kun niei in dezelfde mate geschieden als vroeger. In de gevangenissen met groote ambachtsbedrijven was niet steeds voldoende werk. Dil was vooral liet geval in de bedrijven van liont- en ijzerbewerking. Minder hadden van de crisis te lijden de kleermakerijen en vlechterijen. De concentratie der communistische veroordeelden in afzonderlijke straf inrichtingen (Ambarawa èh Pamekasan) bleef gehandhaafd, terwijl van de af zonderlijke afdeelingen, waarin in eenige strafgevangenissen (Tjipinang te Meester Cornolis, Boerabaja en Noesakambangan) ook gestraften van dit' gorie gehuisvest waren, alleen de afdeeling der gevangenis te Tjipinang bleef bestaan. In de behandeling van de jeugdige veroordeelden werd geen principieele wijziging gebracht. De bouw der jeugdgevangenis te Banjoebiröe werd in 1932 voltooid. In verband hiermede kon de toepassing der individualiseèrende be handeling door invoering van eene observatie-a fdeeling voor de vaststelling van alle uit paedagogisch oogpunt belangrijke gegevens betreffende de nieuw opge- I gestraften en van een vvokolijkseho paodagogische rol verbeterd Worden. liet volgend staatje geeft een overzicht van het gemiddeld aantal der per dag ia de jaren 1925 tot en met 1931 in de Landsgevangenissen aanwezige personen, verdeeld naar landaard en sexe. De totale capaciteit van de Landsgevangenissen, d.w.z. het aantal personen, waarvoor deze gestichten zijn ingericht, verminderde in verband met de op heffing van eenige gevangenissen en tewerkstellingen (o.a. Steenkolenmijnen te Stagen met een capaciteit van 1625) van 65 622 op eind 1930 tot 62 539 op eind 1932. De geregelde tewerkstelling der gestraften leverde in verband met de econo mische crisis groote moeilijkheden op. Uit het volgend overzicht over de be drijven in de 26 gevangenissen, waar „ambachtswerk" wordt verricht, blijkt het aantal der verschillende bedrijven en de verkoopwaarde der gedurende 1930 ver vaardigde artikelen (de cijfers over de jaren 1931 en 1932 zijn nog niet volledig bekend). DE SiKIAT.E TOESTAXO. 308 In de meeste der overige Landsgevangenissen (bijna uitsluitend ..huizen van bewaring") werden de gevangenen op andere wijze tewerkgesteld (steenkloppen, vlechtwerk, touw slagerij en vezelbereiding, weifwerk. zand- en stccnenhalen e.d.). De opbrengst van dezen arbeid over het jaar 1931 bedroeg f 26435. Ai deze bedrijven worden binnen de muren uitgeoefend. Hieronder volgt een overzicht over de tewerkstelling buiten de gevangenis muren. BESTRIJDING VAM MISDADIOIIEID. 309 De kosten van hel gevangeniswezen per man en per dag in de jaren l'->2l tot en mei 1980 b< II: 88,5; 26; 27; 25; 86; II; 42,9; 85,8 en 28,8 Kadere bijzonderheden bieromtren vindt men vermeld in de doo» den Dienst van bel Gevangeniswezen samengestelde verslagen van het gevangeniswezen. Strafrechtelijke dwangopvoeding. Het evenwicht tusschen opneming en ontslag van Regeeringspupillen in de Landsopyoedingsgestichten bleek ook m 1032 voort te duren. Het aantal dezer minderjarigen bedroeg aan hel eind van hei verslagjaar 1023 (944 jongens en 7.> meisjes). Van dil aantal waren 144 in particuliere zorg (134 jongens en 10 meisjes). Het totaal van 1363 pupillen hij den aanvang van 1932 liep der halve terug met 840. Deze belangrijke daling dieni vrijwel geheel op rekening !<■ □ gesteld van do sluiting van "-' Landsgestichten, waartoe in verband mei de tijdsomstandigheden moest worden o an. Opgeheven werden, resjjec fcïevelijk op 1 Februari en 'il Decejnber 1982, de Landsopvoedingsgestichten te Semarang en te Ngawi. Uiteraard eischte deze maatregel voorzieningen ter voor koming van overbevolking in do overblijvende inrichtingen. In de eerste plaats werd aan die pupillen, welke in de (1 maanden volgende op do buitendienst stelling van elk der beide gestichten — wegens het bereiken van den achtt'en jarigen leeftijd — definitief zonden moéten worden ontslagen, mei toepassing van de artt. 150 en 151 der dwangopvoedingsregeling (I. S. 1017 n°. 741, zooals dit laatstelijk werd gewijzigd bij I. S. I!»:.».) n°. 5) vervroegd ontslag ge Voorts wera aan een tweede groep pnpillen voorwaardelijk ontslag verleend overeenkomstig art. 15] v v. dei- regeling. Bij het treffen van de/e bijzondere maai regelen werd met de belangen van beide categorieën rekening gehouden. Reclasseering. In verband met den jinancieelen toestand des Lands werd de oprichting \an ei n Centraal Comité van reolasseeringainstellingerj Ie l.atavia. waarover in liet vorig Verslag melding is gemaakt, voorloopig uitgesteld. Verder weid de subsidie aan versahillende vereenigingen sterk besnoeid. De crisistoestand bemoeilijkte den reclasseeringsarbeid in verschillende op zichten. Uitbreiding, voor eoover deze vermeerdering van uitgaven zou vragen. mocht niet worden gestimuleerd. De intensief be crisis-werkloozenzorg deed de algemeene publieke belangstelling voor do reclasseering verflauwen. Allerlei vroeger lot reclasseeringshulp gereed staande fondsen moesten thans voornamelijk voor werkloozenzorg worden aangewend; werkverschaffing reclassanten was vrijwel uitgesloten. Niettegenstaande evenvetmelde belemmeringen, was in l(>.">2 looh eenige groei van den reclasseeringsarbeid waar te nemen. De taak van den Eeclasseeringsdienst bestaat, aaast de algemeene leiding, in hoofdzaak uit viei- onderdeelen: liet opwekken of stimuleeren van het parti culier initiatief; het overdragen van de reclasseeringsgevallen aan, en behulp zaam zijn bij den arbeid van dit particuliere initiatief; het controlecrcn van den arbeid dor reclasseeringsinstellingen, en hot, aanvullend, zelf den reek arbeid verrichten voor zoover het particuliere initiatief daartoe nog niet gereed of geschikt is, of door de desbetreoen.de autoriteiten niet geroepen wordt. In de eerste jaren van het bestaan \an bet reelasseeringsinstitnut lag alle nadruk' vrij wel op het eerste en vierde onderdeel; de reclasseeringsarbeid moest toen be q worden, terwijl het particulier initiatief nog niet voldoende ontwikkeld was om hierin eenig belangrijk aandeel te nemen. In l ( .»:;i werd in Weat-Java een begin gemaakt met de overdracht aan den arbeid van bel particulier initiatief; in 1932 konden vrijwel allo reclasseerings gevallen — ten doele nog met ruggesteun van den dienst — ter behandeling in handen van de recdass(■eringsinstellingen worden gesteld. In _Midden--lava kon in 1932 deze overdracht systematisch een aanvang nemen. Alloen Oost-Jaya ble.sf nog in het eerste stadium. DX LANDSKIXAKCIKX. 31 schreven aan de vorenvermelde mindere opbrengst van de drankenpacht in de residentie lliouw en Onderhoorigheden. Licentiën. In het gouvernement der Molukken en in de residentie Timor en Onderhoorigheden werden in 1!)32 een viertal licenties (I. S. 1869 n°. 85) tot het houden van een pandhuis of bank van leening uitgereikt voor den tijd van één jaar, eindigende 31 December 1932. Deze vergunningen, welke alleen gelden voor de daarin genoemde hoofdplaatsen Koepang, Amboina en Temate, waren over die gewesten verdeeld als volgt: Molukker 3 (2(5 810 beleeningen, >p f 172 601,75 werd voorgeschoten) en Timor en Onderhoorigheden 1 (20 050 beleeningen, waarop f 99 528,50 werd voorgeschoten), Do in 1932 bij die gelicentieerde pandhuizen bedongen rentevoet bedroeg in de Molukken 3 tot 6 % en in Timor en Onderhoorigbeden 2 %. Bij Ord. van 17 Oct. 1932 (I. S. n°. 527) werd met ingang van 1 Januari 1933 net licentiestelsel in het gouvernement der Molukken en in de residentie Timor en Onderhoorigheden afgeschaft, omdat (iii stelsel niet langer voldeed; in de plaats daarvan werd de pandhuispaoht in die gewesten weder ingevoerd. i. Belastingen in arbeid. In verband met de sterke daling, welke de prijzen der bevolkingsproducten en de loonen ondergingen, waardoor het der bevolking in verschillende streken zwaar viel om het heerendienstgeld op te brengen, uenl in 1932 aan den afkoop van heerendieiisten bijzondere aandacht besfe De algemeene regeling, welke het principe i . dat gevolgd moet \\< bij de regeling van den afkoop van heerendii nstplieht, is opgenomen in I. S. 1918 n°. 772. Deze ordonnantie maakt tweeërlei afkoop mogelijk: de algeheele en de ir.dividueele afkoop. Do grondgedachte van de afkoopregeling is, dat de bevolking zich van den op haar rustenden heerendienstplicht kan ontslaan door ja. ter beschikking van den Lande een som gelds te stellen, voldoende om alle of zekere op haar rustende heerendiensten of bepaalde onderdëelen daarvan in vrijen arbeid ie doen uitvoeren. Dit kan geschieden collectief per [nlandsche gemeente of onderdeel daarvan (algeheele afkoop) of individueel, indien vaststaat, dal bij de meerderheid der ndienstpliehtigen van de betrpkken gemeenschap of het onderdeel daarvan geen bezwaar bestaai (individueele afkoop). Deze laatste afkoopregeling vindt plaats in streken, waar de bevolking over het algemeen nog de voorkeur geeft aan het presteeren van arbeid boven liet betalen van het afkoopgeld, maar waar individueel wel prijs gesteld wordt op de afkoopbaarstelling van de heerendiei in verband met persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen bij hun maat schappelijke positie, liet dooi- hen uitgeoefend ambt of vak en dëi Ter uitvoering van deze ordonnantie omtrent den afkoop zijn bij (1. Bi 1-1 Nov. 1918 n". "29 (13b. n°. 9111) nadere voorschriften vastgesteld, welke o.ia. inhouden dal de jaarlijksche afkoopsom niet hooger mag worden gesteld dan hel bedrag, dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van hel twee derde gedeelte van hel gewone plaatselijke koelie-dagloon mei hel ho trial dagdiensten, dat volgens de voor ieder gewest geldende heerendienstregeling in een jaar van een h< dienstplichtige mag worden gevorderd. Ook ten aanzien van de aanwending dier afkoopgelden werden bepalingen en. Tn dr eerste plaats mogen de op deze wijze ter beschikking van den Lande gestelde gelden uitsluitend worden besleed ter voorziening in de uit voering in vrijen arbeid voor die werkzaamheden, waarvoor anders heerendiensten zouden moeien zijn verricht. In de bweede plaats moeten de afkoopgelden worden aangewend ten b*hoeve van de heerendiensten, welke aan.de betrokken [nlandsche ''■'"' hap, welke deze heeft afgekocht, zijn opgedragen. Op du basis nu van deze afkoopregeling werd er in L 932 algemeen — aoowe! j" bei rechtstreeks, als in bet indired bestuurd gebied — naar gestreefd hel ''©drag van hel heerendienstafkpopgeld zoo laag mogelijk te stellen. Bovendien Werd nog eens de bijzondere aandacht \an de Hoofden van gewestelijk bestuui DE BOCIAI K TOKSTAND. 310 Een n\ cr/iclii vuil don reclasseeriugsarbeid in do afzonderlijke ressorten van Java worde hieronder gegeven. In Oost-Java voelde die arbeid het incest de gevolgen van don crisistoestand. In dit voor ontginning toch reeds zoo moeilijk gebied drukte, vooral juist bij don eersten inzet, de crisis zwaar op den arbeid van de enkelen, die daar een alge meen begrip ten aanzien van de reclasseering te wekken hadden. Toch mocht hol te Soerabaja en Malang gelukken om bij de rechterlijke macht eene ruimere belangstelling voor den reclasseeringsarbeid te verkrijgen. Bovendien slaagde men o)- te Soerabaja in, om na jaren van harde voorbereiding de belangstelling der Inlandsche wereld zoover te krijgen, dat eene Inheemsche reclasseeringsafdeeling w erd opgericht. In Midden-Java kon de arbeid verder worden voortgezet. Op enkele plaatsen werd door de rechterlijke macht in st ijgende mate het ach iea van de reclasseerings organen gevraagd. Na eene langdurige geleidelijke en grondige voorlichting bleek in verschillende kringen van Inheemsche intelleotueelen eene zoodanige belangd stelling gekomen te zijn, dat tot de oprichting van Inhoemsche reclasseerings afdeelingen te Semarang, Tegal, Pekalongan, Magelang, Keboemen en Wonosobo kon worden overgegaan. Ook in de Chineesche wereld, met name in Semarang en Pekalongan, kwam terzake meer activiteit. De Vereeniging tot liet verleenen van hulp en steun aan ontslagen Euro] iresehr veroordeelden te Semarang, welke, ten tijde dat de strafgevangenis voor Euro peanen te Semarang gevestigd was, haren arbeid uitsluitend op deze gevangenis had ingesteld, begon paar aandacht op de toepassing der voorwaardelijke ver oordeeling te richten. West-Java is het gebiedsdeel, waar de reclasseering ruime ontplooiing heeft vonden. Dit gebied is onder hot direct bereik van de leiding van den Reclassee ringsdienst ook het Langst en best bewerkt kunnen worden. Het in 1931 opgericht Centraal Comité van reclasseeringsinstellingen te Bandoeng nam begin 1932 een Europeeschen, midden 1932 een Inheemschen ambtenaar in zijn dienst. Mede dank zij deze krachten kon geleidelijk ton aan zien van de gevangenis voor Europeesche en meer ontwikkelde Inheemsche ge straften te Soekamiskin een systematischer reclassoeringsarbeid worden in Einde 1932 werd eene regeling getroffen, krachtens welke ten aanzien van alle volgens hun termijn voor eene voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking komende gestraften, wordt nagegaan of tot voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden overgegaan. Verdere regelingen ton aanzien van de gestraften werden in voorbereiding genomen. Einih van bel jaar werd ook hei contact met de rechter lijke macht gelegd. Evenals de directeur der strafgevangenis nam ook de voorzitter van den landraad in het Comité zitting. De band der vereenigingen onderling werd te Bandoeng hechter; o.m. worden allo gevangenisbezoekers der reclasseeringsinstellingen in eene permanente, in Centraal-Comité-verharn! staande, commissie samengebracht. Te Batavia werd het contact van de instellingen met de rechterlijke macht ii -vlmatiger. Hier bezochten de leden der meeste vereenigingen op gezette tijden hei huis van bewaring en stelden zij zich ook anderszins met verdachten in verbinding. De Inheemsehe reclasseeringsvereeniging, die te Batavia haar hoofdbestuur en een afdeeling heeft, ging met groote activiteit voort om de Inheemsche wereld in den reclasseoringsarbeid te betrekken. Een groot aantal reclasseeringsgevallen werd door haar in behandeling genomen. Deze vereeniging opende aldaar een eenvoudig onderdak voor gestraften, die de gevangenis verlieten of voorwaardelijk werden veroordeeld. Een boekje werd samengesteld met Hollandschen, Maleischen en Javaanschen tekst, waarin op eenvoudige wijze doel, wezen en werkmethode der reclasseering zijn uiteengezet, welk geschrift tegen geringen prijs verkrijgbaar werd gesteld. Einde van het jaar waren er in West-Java afdeelingèn te Batavia. Serang, Pasoeroean, Eangkasbitoeng, Bandoeng en Tasikmalaja en correspon dentschappen (ten deele afdeelingèn in wording) te Garoet, Soemedang, Tjiamis, Tjiandjoer, Tjilegon, Pandeglang, Anjorlor, Menes, Tjiroeas, Pamarajan, Meester BESTRIJDING VAN MI8DADIOHKII). 311 Oomelis, Tangerang, Djatibarang, Koeningan, Sindanglaèeè, Soebang, lljiawige bang, Poerwakarta en Cheribon. Met deze afdeelingen en oorrespondentschappen als centra zijn verschillende medewerkere; soms in verafgelegen streken, in den ivd.isseeringsarbeid beirokken. Via deze personen — en onder medewerking van het hoofdbestuur en den reclasseeringsambtenaar, van de afdeelingen en van den Reelasseeringsdienst — kon aldus de feclasseeringsgedachte geleidelijk aan steeds meer in de inheemsche wereld doordringen. Van de zijde van het Inhoomsche Binnenlandsch Bestuur werd steeds meer voorlichting ten aanzien van de reclas seering gevraagd; bok uit enkele plaatsen op Sumatra werd aan de vereeniging verzoen! ook daar tol rèelasseeringsarbeid te komen. In de Chiheesche wereld was een irtgang merkbaar; de reolasseerings iiiKtelling Chung Hwa Hui betoonde zich zeer actief en richtte buiten "H reclasseéringsafdeelingen op te Bandoeng, Tasikmalaja, Soekaboemi en Btritenzorg. Richtte liei hoofdbestuur der Semarangsche Reclasseeringsvereemging voor Vrouwen zijne werkzaamheden vooral op de zorg voor gestraften binnen de vrouwengevangenis te Sömarang en op de hulpverleening aan die gestrafl ontslag uit de gevangenis waarbij zij er vooral zorg aan wijdde om de/.e ge straften behulpzaam te zijn bij terugkeer naai 1 de vroegere woonplaats (hiervoor 1. 1 ii zij buiten Java correspondentschappen te Makassar en Medan), de afdeeling Batavia concentreerde haar arbeid vooral op de voorwaardelijke veroordeeling. Zij werd in verschillende gevallen dooi- den rechter om voorlichting gevraagd. Een correspondentschap (als voorbereiding van een afdeeling) werd te Bandoeng en Buitenzorg ingesteld; de oprichting van een afdeeling te Serang kwam aan de orde. Het Leger dos Heils breidde in 1932 zijne reclasseeringsorganisatie buiten Loens uit door instelling van reclasseeringsbrigades te Batavia, Semarang en Soerabaja. Dactyloscopie. Het aantal nieuw ingeschreven signalementen bedroeg 16 280; het aantal op die geëxamineerde signalementen herkende personen ruim 3200. Verreweg het grootste percentage van de inlichtingen, welke aan de verschillende diensten — voornamelijk politie en gevangeniswezen — konden worden verstrekt, zijn geput uit signalementen van veroordeelde en tevoren van eenig delict verdachte pei smien. Gelijk in het vorig Verslag is medegedeeld, noopten overwegingen van finan cieelen aard tot het terugbrengen van het aantal van politioneele zijde ter examinatie ontvangen signalementen tot ± 6000 per jaar. In 1932 zijn dan ook slechts 3751 signalementen van door de politie verdachte personen ontvangen. Het aantal inlichtingen, dat aan de politie kon worden verstrekt, liep eveneens belangrijk terug, zooals uit onderstaande cijfers blijkt. • laar Ontvangen Verstrekte signalementen inlichtingen 1928 8057 961 1929 8 530 1243 1930 11 118 1674 1931 5 977 890 1932 3 751 417 Tengevolge van de inkrimping van de formaties bij de verschillende bij het Centraal Kantoor voor Dactyloscopie aangesloten diensten — in het bijzonder van die van leger en politie — liep hot aantal ter examinatie toegezonden signale menten aanmerkelijk terug. Van 1920 tot en met 1932 werden achtereenvolgens bij het dactyloscopische bureau vingerafdrukken onderzocht in 14, 10, 9, 16, 25, 20, 36, 36, 35, 40. 34. 56 en 51 zaken (civiele zoowel als strafprocessen). DE BOÜIALE TOKSTAND. 312 Crimineele Statistiek. Aan de iv 1930 aangevangen reorganisatie der Crimineele Statistiek is in 1932 ten aanzien van de gouvernementa rechtspraak in misdrijven de laatste band gelegd. Tegen het einde van 1932 verscheen de eerste publicatie (over 1930) der Crimineele Statistiek van Nederfandsch-Indië na de plaats gehad hebbende reorganisatie. Bij onherroepelijk gewijsde van den gouvernements rechter (uitgezonderd de militaire rechtspraak-) werden in 198] terzake van misdrijf berecht 44058 per sonen (in 1930 44 324), van wie 33 419 (in 1930 34605) oi bijna 76 % (in 1930 ïnini 78 %) zijn schuldig bevonden en veroordeeld. Bij verdeeling van de veroordeelden naar landaard en geslacht zijn de cijfers — de tusschen ( ) vermelde cijfers hebben bei rekking op 1930 — aldus: 344 (299) personen, van wie 326 (278) mannen en 18 (21) vrouwen; 30876(32 LOS) Inlanders. V.m wie 29274 (30485) mannen en 1602 (1618) vrouwen; 2199(2293) Vreemde Oosterlingen, van wie 2138 (2135) mannen eu 61 (68) vrouwen. BESTRIJD]NU VAN o.\/,KI>KI.!.IKIIKII>. 313 C. BESTRIJDING VAN ONZEDELIJKHEID. Waar vervolging van handelaren in pornografische artikelen dikwijls, lid/ij door het ontbreken van een der elementen van het misdrijf, hetzij door den dubieusea aard van het voor de eerbaarheid aanstootelijk product, hetzij om andere redenen achterwege Weef of tol geen resultaat Leidde, bleven de voor schriften, vervat in de sniert 1 -Inli L 930 voor Nederlandsch-Indië van kracht zijnde internationale verdragen, waarbij aan de postautoriteiten vergund wordt tol vernietiging van onzedelijke zendingen over te gaan, een bruikbaar en krachtig middel ona den invoer dezei artikelen uit het buitenland tegen fee gaan (zie I. S. 1930 qos. 52, 53 en 54 en daarvan respectievelijk de artt. 45, Leden 1 en '2, 10 on 15, alsmede de ~Algemeene bepalingen betreffende bei buitenlandscb pnst vervoer in Nederlandsch-Indië" in I. S. 1930 n". 278, bej [ntemationaal Post besluii in 1. S. 1930 n". 278 en hel binnenlandsch Postreglemeni in I. S. 1925 nos. 514 en 51ü). Bijna steeds waren de geïncrimineerde producten van buiten de landsgrenzen afkomstig. Bij K. B. 16 Juli 1932 n°. 130 (N. S. n°. 356, I. S. n". 490) zijn voor zieningen getroffen tot het in overeenstemming brengen van de Nederlandsch- Indisclie wetgeving niet de voorschriften pan hel fcraetaat van 30 September 1921 tor bestrijding van den handel in vrouwen < i v kinderea. Het Éegeeringsbureau toi bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen en van dien in ontuchtige uitgaven bleef waak/aam eu trad herhaalde malen in verbinding met autoriteiten van bestuur, politie, post en douane, ten einde ter zake het noodige te verrichten DX HOC] \l.!■: Tl lï ST IND. 314 D. VERDOOVENDE MIDDELEN EN ALCOHOL. De Opiumregie. Ter uitvoering van de op 27 November 10."! l te Bangkok gefeeekeodè en Op 22 .Mei 1933 door Nederland bekrachtigde overeenkomt nopens hei gebruik van bereid opium, Werden bij K. B. 29 NW. 1932 n°. 88 (I. 8. in:i:l n°. '2-2), de Ord. van W Jan. 1938 | I. S. n». 23) en G.B. 4 Febr. 1933 n°. 36 (I. S. n". 50) de in Nederlandseh-Indië op het gebied van bereid opium geldende voorsohi met ingang van 1 Mei 1933 in-overeenstemming gebracht met de bepalingen van die overeenkomst. Het op 33 Juli l'.i-'U fee Genèvè geteekend en door Nederland mede op 22 Mei l.i-!.! bekrachtigd Verdrag lot beperking van de vervaardiging en tot regeling van de distributie van verdoovende middelen trad voor Nederlandsch-Ind 20 Augustus 1933 in werking. Het in het Verdrag belichaamd limitatiestelsel, dat voor Mederiandsch-Indië, waar géén fabricatie van narcotica plaats heeft, niet van rechtstreekse!) belang is, zal met ingang van 1 Januari 1934 worden toegepast. Overigens kwam in de bestaande bepalingen betreffende» opium en andere ovende middelen 1 ) in 1932 alleen wijziging ten aanzien van de kenteekèneri voor de in de verschillende deelen van het regiegebied verkrijgbaar te stellen opiumtubes (Bb. nos. 12807 en 12948). De in 102 d aangevangen daling van Int opiumdebiet heeft zich ook in 1982 in onverminderde mate voortgezet. In dit jaai \> Java -n Madoera 298 162 (in 1931 418050), in de. Biiitengewesten 339684 (in 1981 509090) en in geheel Nederlandsch-Indië 632836 (in 1931 927140) thail '-) regie-opium verkocht, dus onderscheidenlijk 29,88, 33,28 en 31,74 % minder dan in 1931. De bruto-opbrengst bedroeg in 1932 op Java en Madoera f 8 794 565 (in 1931 f 12 541507). in de Buit en gewesten f 855311] (in 1931 f 12 770 322) en in geheel Nederlandseh-Indië fl7 347 676 (in 1931 f 25311829), dus CHiderscheidenlijk 29,88, 33,02 en 31,46 % minder dan in 1931. In verband met het afnemend debiet kon het aantal opiumverkoopplaatsen op Java en Madoera van 577 tol 518 en in de Ruitengewesten van 452 tot 413 worden teruggebracht. In aansluiting hieraan werd de personeelsformatie, mogelijk, ingekrompen. Het aantal wettige opiumverbruikplaatsen (kitten) daalde op Java en Madoera van 10 !(,( 12 en steeg in de Buitengewesten van 30 tot 32. Het aantal ver volgingen, ingesteld wegens het houden van geheime kitten, bedroeg in 1932 89, tegen 97 in 1931. Uit bezuinigingsoverwegingen werd Int aantal depots op Java en Madoera teruggebracht van 6 tot 5 en in de Buitengewesten van V) tot 7. Het aantnl gebruikslicenties daalde op Java en Madoera van 77 895 op het einde van 1931 tot 68 572 op het einde van 1932 en in de Buitengewesten van 13 385 tot 9380. Deze vermindering, welke zich over alle gewesten uitstrekte, is toe te schrijven aan het niet vernieuwen van de vergunningen na afloop van liet licentiejaar, indien van de oude vergunningen gedurende geruimen tijd geen ge bruik was gemaakt, alsmede aan overlijden, vertrek naar elders van en staking van het opiumgebruik door de schuivers. Het belangrijkst was de vermindering van het aan! al ('liineesche gebruikslicentiehoudovs op Bangka en Onderhoorig heden (van (HSBO tot 3837), hetgeen hieraan is toe te schrijven, dat tengevolge \an do sterk doorgevoerde beperking van de tinproductie vele mijnen werden ge sloten en daardoor een grooi aantal Cbineesche koelies (waaronder vele seluii vers) werden ontslagen en naar China teruggezonden, liet aantal Chineesche contractanten bij de Bangkatinwinning werd in 1932 van 17 000 tot + 8000 teruggebracht. ') Zie deel 1 van den Regeeringsalmanak 1988, blz. 125 en 126. 2 ) 1 thail = 38,6 gram. VEKDOOVENDE MIDDELEN EN ILCOHOI-. 315 V.-in het a.-inliil gebrailralicentiehouders hadden einde 1982 Bleohts 485 den leeftijd van 80 jaar (naai- Bohatting) nog niet bereikt; Het aantal vervoerelicenties daalde van 329 op lui einde van 1981 tot 287 op het einde van IS);!:!. Dezffl daling is hoofdzakelijk een gevolg van het sluiten van talrijke panglongs (Chineesclie balken- of bróndïtoutkapperijeD en houtskool branderijen), gambirtuinen, visscherijen en landbouwondernemingerj in de ge westen Oostkust van Sumatra en Kionw en Onderhoorighedem. In 1932 vrord van hel totale debiel in NTederlandsoh-Indië 3,70 % op verybers lieenties ingekocht, tegen 5,09 % in 1931. Het gebruik van regie-opium per ') Chineeschefi sohuiver was in 1932 10,35 thail (12,00 thail) en per geregistreerden l ) Inlandsehen schuiver 2,58 thail (3,13 thail). Per 100000 inwoners bedroeg het gebruik op -lava en Madoera 703 thail (1003 thail) of 26,93 kg (38,72 kg), in de Buitengewesten 1787 thail (2679 thail) of 68,98 kg (103,40 kg) en in geheel Nederlandsch-ïndië 1042 thail (1527 thail) of 40,22 kg (58,94 kg). Per hoofd van de bevolking word in dat jaar gemiddeld aan regie-opium besteed op Java en Madoera f 0,21 (f 0,30), in de Buitengewesten f 0,45 (f 0,67) en in geheel Nederlandsch-Indië f 0,29 (f 0,42). In de Opiumfabriek werden in L 982 aangemaakt 55758555 tuben tjandoe. Tot tjandoe verwerkt zijn 43000 kati -) cuw Bengaalsch itpaa n 97 kati ruw opium, afkontatig van aanhalingen, of in hot geheel 43 097 kati ruwe grond» stof. benevens 042 kati djitjing (overblijfselen van gerookt, opium) en 242.") kali tjandoe, afkomstig van aanhalingen en ter omwerking terug ontvangön tuben. I il liet totaal dezer grondstof is verkregen 32 870 kati tjandoe of 71 %. Behalve 1204 verklaringen betreffende in het regiegebied aangehaald opium, zijn door den directeur en de scheikundigen 980 inlichtingen, geleidestaten en processen-verbaal afgegeven aangaande 367 kg goedgekeurde en 165 kg afgekeurde djitjing en 196 inlichtingen van anderen aard. Voor verdere bijzonderheden betreffende de Opiumfabritek wordt verwezen naar het jaarverslag van deze in-telling. Het aantal aanhalingen vsin legio-opium bedroeg 660 int eend hoeveelheid van ruim 11 kati, tegen 938 aanhalingen en niiin 25 kati in 1931. Niet van de regie afkomstig opium weid aangehaald in 609 gevallen tot eene hoeveelheid, welke werd gelijkgesteld met 1967 kati tjandoe van goede hoedanig heid, tegen 423 aanhalingen en ruim 981 kati in 1931. Andere vwdoovènde middelen dan opium Werden in 118 gevallen aangehaald tot eene hoeveelheid van 0,415 kg. tegen 04 aanhalingen en 1,925 kg in 1931. Groote aanhalingen van sluikopium hadden — vooral in dit laatste vier maanden van het jaar — plaats teßatavia. Tandjoengpriok, Semarang, Soerabaja, op \ i-i -eliillende eilanden van den Riouw-archipel en te Tarakan en Lingkas (Zuidor- en OosterafdeelLag van Bótneo). ïi. i aangehaalde werd o.m. aan len in kisten met gedroogde sedapmalam (tuberozen), i joemi-t joemi (ge zouten inktvisch), vuurwerk en in nagemaakte droge batterijen voor eleetrisehe zaklantaarns. Bij G.B. 12 Sep*. iöM n°. 4 (J. C. n°. 75) werd voor 1932 de geldelijke steun aan de anti-opiumvereêiiigiugen geregeld. Een subsidie werd toegekend aan de Anti-Opiumvereeniging te Batavia, de Ned.-Tndische Anii-Opium Vereeniging te Bandoeng en de Ned.-Indische Öroot-Logè van dr tntarnationalë Orde van Goede Tempelieren te I lala\ ia. /nik- i.• r bevordering van de door haar te voeren propaganda tegen het opiumgebruik gedurende 1932, zoomede aan de vereeniging a ) In het vorig \ :i lz. 285) werd het gebruik opgegeven per Chineeschen en Inlandsohen schuiver, waaronder zoowel de geregistreerd! als de i istreerde sehuivei taan; de cijfers ( ), welke voor 1931 gelden, zijn in verband hiermede opnieuw berekend. -) 1 kati = 10 thail. DE SOCIAI E TOESTAND. 316 .-•'■ ui Seng Ie" be Batavia, ter bestrijding van de uitgaven (rerrband houdende mei de medische nazorg voot! ontwende aareoticamanen.. De propaganda geschiedde op dB gebruikelijke wijze (openbare voaedraebften, lezingen, Lichtbeelden en filmvsrtooningen, verspreiding van anti-opiumleotuui en platen, stands op jaarmarkten, optochten, enz.), terwijl mede tijden ie anti-opiumvereenigingen in samenwerking mei den Dienst der Volks gezondheid in November 1983 gehouden hygiëne-propagamêaweek <>p vele plaateen oj) Java en Sumatra tegelijkertijd eene bijzondere campagne tegen het opftim kwaad werd gevoerd. Voor nadere bijzonderheden watéi verwezen naar hel jaarverslag van den dienst der opium-regie. Behandeling van opiophagen. Tengevolge van den zorgwekkenden toestand \an 's Lande Financiën móést, evenals in 1931, ook in 1932 worden afgezien van eene uitbreiding der subsidies win Regeeringswege ten 1 u-hoeve van de behandeling van opiophagen. De Bub sidie bleef beperkt tot de zendingsziekeninrichting l( lmmanuef" te Bantdoeng, welke in 1932 in haar ~Anti-Opium-Paviljoen" 782 n behandelde, van wie er 2 overleden. In totaal werden in Gomernemeiits ziekeninriehtingen en in door liet Goüver nement gesubsidieerde particuliere ziekeninrichtingen in 1932 i2~><t7 (in 188] 2237) patiënten opgenomen, lijdende aan chronische vergiftiging met organische stoffen. Hiervan overleden er 16 (in 1(!.'}1 10). Bijna alle tol iaae oategorie be hoorende lijders waren opiophagen, voornamelijk van Ohineesehén landaard. Nog steeds onttrekken zich verscheidene patiënten aan eene volledige behan deling door het ziekenhuis voortijdig te verlaten; uit dezen komen dan de meeste recidivisten voort. Behalve in de reeds genoemde zendingsziekeninrichting „Immanuel" be Bandoeng en in de Gouvernements Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Batavia en het ziekenhuis Koningin Emma op ïjikini (Batavia), waar bijzondere afdeelingen voor opiophagen bestaan, worden dezen ook opgenomen in de meeste Gouvernements (Centrale) Burgerlijke Eiekeninriohtingen, zendingsiüekeniQfich tingen en in verschillende particuliere niet door het Gouvernement gesubsidieerde ziekeninricht in gen. Daar wnar van eene medische behandeling der opiophagi .ken kan worden, moet die behandeling volgens <le ter zake deskundigen in de eerste plaats gebaseerd zijn op het wederzijdse!) veil rouwen tusschen patiënt en geneesheer. Om do angst voor het ziekenhuis te verminderen, wordt er snor gezorgd, dat hei verblijf aldaar en de behandelingswijze niets afschrikwekkende hebben. Voor de eigenlijke behandeling worden over het algemeen iww methodi i gepast en wel de geleidelijke maar liefst snelle out houding én de plotselinge onthouding. Bij het lichamelijk onderzoek, dat aan iedere kuur vooraf blijkt, dat vele patiënten lijdende zijn aan de een of andere kwaal. Het spreekt vanzelf, dat al het mogelijke gedaan wordt om de bijkomstige ziekte te genezen, aangezien zij dikwijls de oorzaak is van het opiummisbruik. De methode der geleidelijke onthouding bestaai daarin, dat dagelijks de dosis opium, die de 2>atiënt in het begin in het ziekenhuis ontvangt, wordt verminderd met gelijktijdige gebruikmaking van verschillende geneesmiddelen. De methode der plotselinge onthouding wordt bij voorkeur toegepast op zware schuivers. Hiertoe moet de patiënt onder zeer nauwkeurige verpleging, in speciaal daarvoor ingerichte bedden en vertrekken, een slaapperiode van 5 tot 7 dagen ondergaan . Het is meestal niet mogelijk de patiënten na ontwenning lang in het hospitaal te houden. Toch is het wenschelijk, dat zij niet te spoedig in de maatschappij terugkeeren. Daarom is hier en daar een begin gemaakt met „nazorg". Te Batavia bevindt zjeh een doorgangshuis, waar oud-patiënten onderdak en gelegenheid tot werken wordt verschaft. Ook boven Bandoeng is een dergelijk tehuis, met gelegenheid tot werk in de open lucht. VERDOOVENDE MIDDELEN BN ALCOHOL. 317 Miii brachi daar tevens gelegenheid I<>i mee* permanente kolonisatie fee scheppen, waai onbemiddelde oud-schuivers een bestaan kunnen vinden door handenarbeid, ver van de centra waar /ij te zeer aan terugval bloot staan. Alcoholgebruik. Tn Juli \ { ,)'-ï2 is dopr de Regeering aan de Hoofden van gewestelijk bestuur een rondschrijven gericht, teneinde nog eens hunne bijzondere aandacht be jen op de groote belangen, welke gemoeid zijn mei eene voortdurende en intensieve bestrijding der clandestiene stokerijen. Daarbij werd tevens verzochi de Inlandsche bestuursambtenaren, zoomede de dorps- of volkshoofden en hun personeel, bij de bestrijding van het alcoholmisbruik in hel bijzonder te willen □ op de noodzakelijkheid van «•cue goede samenwerking mei de betrokken ambtenaren der veldpolitie in hunne ressorten. Van de artsen, werkzaam hij den Dienst der Volksgezondheid, werden geen berichten omtrent alcoholmisbruik onder de bevolking in hun ontvangen, met uitzondering van de onderafdeeling Wahai aan de Noordkust van Ceram, waar dóór den aldaar inepecteerenden Gouvernements arts onder de bevolking misbruik van drank (eagoweer) geconstateerd werd, welk misbruik liij. in ver band met andere factoren, als een dei oorzaken van den achteruitgang van het zielental in die streek beschouwt. DE SOCIALE TOESTAND. 318 E. GEZONDHEIDSZORG. Staatstoezicht op de volksgezondheid. Bij G.B. 8 April L 932 a°. lfi (J. C. n°. 80) is aan het bestuur der stads gemeente Soerabaja de uitoefening opgedragen van bel Staatstoezicht <>p de volksgezondheid binnen hel ressort dier stadsgemeente. l)c onderafdeeling Alaelanden (afd. < I; t j«> — en Alaslanden, gouv. Atjch en Onderh.) is toegevoegd aan de afdeeling , ,Noord-Sumatra" voor wat betreft het Staatstoezicht op de volksgezondheid (I. S. 1932 ti°. 635 Geboorte- en sterftecijfers. De sterfte- en geboortecijfers dei [nheemsche bevolking van Java en Madoeia-, berekend aaar hei op 1 Januari 1932 opgegeven inwonertal, tooneo aan, dat de volksgezondheidsfcoestand gedurende 1932 over het algemeen bevredigend *vas. Een geboorte-tekort werd slecht- geconstateerd in de regentschappen Bataviti ( —1 °/ 0(l ) en Panaroekan ( —o,4°/ 00 ). In bijna alle overige regentschappen be stond een belangrijk geboorte-overschot, het hoogste in Goenoengkidoel (25,1 "Van de provincies van Java vertoon! West-Java in 1982 (volgens de vier wekelijksche opgaven) het hoogste sterftecijfer, namelijk 19,6 "/„„ (in L9Bl 18,4 "/'„„) met een geboorte-overschot van ü.l ", '), De provincie Midden-Java heeft een sterftecijfer van 19 °/ 00 (in 1931 20,4 °/ 00 ) i geboorte-overschot van L 1,6 */ 00 , terwijl de cijfers voor de provincie Oost-Java (inclusief Madoera) zijn: sterfte, 15,7 °/ 00 (in 1931 16 "/„„), geboorte-overschot 10,1 °/ 00 . Voor de gouvernementen Jogjakarta en Soerakarta zijn de sterftecijfers res pectievelijk 15,4 °/ M „ (in 1981 16 " „„) mei ien -eboorte-overschot van 20 " -ii 15,7 °/ o 0 (in 1981 L 5,5 ° | mei een geboorte-overschot van 21,2 •/„„. llei totaal sterftecijfer van Java en Madoera bedraagt 17,6 u / 00 (in 198] 17,8 °/ 00 ), het totale geboortecijfer 28,9 °/ 00 , zoodat het totale geboorte-overschot i I.:. 1 700 bedraagt. Wat de regentschappen betreft, blijft evenals in 1931 het sterftecijfer van bijna alle ressorten beneden 25 °/ 00 — behalve in Temanggoeng 28,7 °/ 00 (in 198] 40,7 °/ 00 ) en in Pasoeroean 26,3 °/ 00 (in 1931 30,1 °/ 00 ) —en voor de meesten zelfs beneden 21 °/ 00 . De volgende regentschappen hebben een sterftecijfer tusschen 21 °/ 00 en 25 °/, J(J (ter vergelijking zijn de cijfers voor 1931 tusschen haakjes geplaatst). Pro». Wixt-Java. Prov. Midden-Java. Prov. Oost-Java. Batavia 22,3(21,2) Tegal 23,0(23,0) Soerabaja 22,6(25,4) Bandoeng .... 22,1(20,5) Poerbolinggo . 22,8(23,0) Sidoardjo 21,2(26,5) Cheribon 21,2(20,2) Wonosobo .... 24,7(29,4) Loemadjaag . 22,4(21,4) Koeningan ... 24,1 (2:!.2i Koetoardjo ... 22,0(22.7) Zes regentschappen, die in l'- 1 -'»! nog eene verhoogde sterfte vertoonden, hebben nu een Bterftecijfer beneden 21 °/ 00 , namelijk Madjalengka 20,5 (22,0), Pek&fflongan 20,4 (22,0), Batang 20,5 (21.M). Demak 19,3 (21,1), Magelang 19,1 (23,1) en Bangil L 9,0 (22.7), terwijl, zooals uil voorgaand staatje blijkt, alleen de sterftecijfers in de regentschappen Bandoeng en Cheribon van beneden 21 1t ,, 11l tot boven 21 °/ 00 gestegen zijn. De oorzaah der verhoogde sterfte in sommige regentschappen is over hei een niei met zekerheid aan te wijzen; zij is meestal gelegen in een samen treffen van verschillende ziekten (malaria, pest. besmettelijke long- en buik ziekten en kinderziekten). 1 ) Intusschen verscheneD <li: definitieve volkstellini ■ au lyjJÜ van de proviacie West-Java. Worden deze als basis gebruikt, dan lirclr.-tugt het gemiddelde sterftecijfer der lu heemsche bevolking voor deze provincie 19,5 "/„, het gemiddeld geboortecijfer 28,5°/ 0 „ en liet gemiddeld geboorte-overschot 9 7»°- GEZONDIIKIDSZORG. 319 Kon in het vorig Verslag aangetoond worden, dat de pesi betrekkelijk weinig invloed op de totale sterftecijfers der regentschappen gehad bad, in het jaai 1982, waarin het totale aantal Bterftegevallen aan pesi van 4540 in 193] tot 0442 steeg (dus eene toeneming van + 42 ",',). zal misschien aangenomen moeten worden, dat tenminste in bel regentschap Bandoeng de toeneming van de sterfte aan peel eene verhooging van het totale sterftecijfer ten gevolge gehad heeft. De toeneming tegenover l..il van het aantal sterfgevallen aan pest in bet regentsohap lian , berekend op het totale bevolkingscijfer, bedroeg namelijk IJ-"' 11 ~. de toeneming van lid. totak sterftecijfej L,6 °/ 08 . Op dezelfde wijze berekend, vertoonen ec-htei de cijfers voor het regentschap Tasikmalaja (toeneming sterfte pest 0,70° toeneming totale sterfte 3,4 "/„„) weinig samenhang, iets meer misschien d<>. cijfers voor bel regentschap Gareel (1,86-V« i--P- 8.•/„>■ Evenmin is in de streken, waar in 1932 de post sterk verminderde, mei absolute zekerheid aan te toonen, dat de verlaging van bel totale sterftecijfer uitsluitend of voor bel grootste dcc] aan de vermindering van de pest te danken is. De betrekkelijke cijfers zijn: afneming sterfte aan pest 0,56 °/ 00 , afneming totale sterfte 1,5 °/ (HI voor het regentschap Madjalengka, 0,63 °/ 00 resp. 0,00 "/„„ voor Tegal en 2,!.">" 00 resp. L 2,7 °/ M voor Temanggoeng. Hoogstens kan men zeggen, «lal ook de afneming van de pesi ertoe bijgedragen heeft de sterftecijfers van die regentschappen te verlagen. Tengevolge van het geringer zielental is het uiteraard anders gesteld met de cijfers van wan eene sterke toe- of afneming van de pest te confltateeren viel. Zoo bedroeg in li'.'i'J in het onderdistrict Garoet de sterfte aan pest 12,41 °/ u 0 van het lotair zielental (in 1931 kwamen geen sterfgevallen aan toeneming is dus 12,41 °/ 00 ), terwijl de verhooging van het totaio sterftecijfer 8,4 °/oo bedroeg. Wat de seieoenverschülen betreft, kan deeld worden, dat de sterft West-, Midden- en Oost-lava bet hoogst geweest is in het 3de kwartaal, in Jogjakarta en Soerakarta in het Iste kwartaal, terwijl de hoogste geboorte* voor de verschillende provincies onj □ dezelfde kwartalen vallen. De sterftecijfers der Inheemsche bevolking van de voornoamsU plaatsen zijn over het algemeen tegenover 1931 iets gestegen, b.v. Bandoeng 19,2 °/ 0 „ (in 1931 18,6 •/„), Batavia 30,1 «/„„ (27,7 °L a ), Buitenzorg 18,6°/- (17 •/„), Gheribon 23,8 ü / 00 ') (21,1 »/„„), Garoet 27,1 «/„„ (18,7 •/„), Kediri 22,7 •/.,„ (20,2 «/„„), Meester Cornelis 19 •/„ (15,9 »/„„), Semarang 27,1 •/. o (24,8 •/„). De belangrijke stijging te Garoei is ongetwijfeld te wijten aan de uitbreiding van de pest, zooals boven reeds gezegd werd. Lagere cijfers dan in 1931 vertoonen o.a. Jogjakarta 22 0 / 00 (in 1931 23,3 "/„„), Probolinggo 14,1 »/„„ (17,4 "/„„), Soerabaja 21,4 °/ 00 (22,5 »/,,„), Medap en Belawan 19,3 °/ no (21,3 ■■/„„). J ii 1932 werden voor bel eersj de sterftecijfers der Lnheemsche bevolking ontvangen van de plaatsen Blitar 15,1 "/,,„, Malang 19,4°/,,, Modjokerto 18,7 °/ 00 , Pasoeroean 88,a.°/ M , Pekalongan 22,5 °/ 00 , A.mboina 23,1 0 / 00 , lialik papan 11,8 °/ 00 en Palembang 13,6 u / nO . Slechts 6 van de 34 rapporteerende plaatsen vertoonen een sterftecijfer van meer dan 25 "/,„,■ Het hoogste sterftecijfer heeft Samaiinda met 33,6 %,„; wegens de in verhouding tot andere plaatsen geringe Lnheemsche bevolking (8435 zielen) kan aan dit sterftecijfer geen groote waarde gehecht worden. Eene verhoogde sterfte onder de Chineesche bevolkingsgroep vertoonen Pi roean met 27,3 °/ 08 , Probolinggo mei 4L "/ Sabang met 42,6 "/„„ en Samarinda met 29,3 °/„ 0 . Het geboortecijfer der lnheemsche bevolking van Java en Madoera bedroeg in 1932 voor het gehoele gebied, gelijk reeds werd medegedeeld, 28,9 °/ 00 . Voor West-Java was het 28,7 °/ 00 , voor Midden-Java 30,6 °/ 00 , voor Oost-Java 25,8 °/ 00 , voor Soerakarta 36,9 °/ O o eu voor J°gJ ak arta 35,4 u / 00 . 1 ) Op basis van de definitieve volkstellingscij£ers van 1930 : 22,6 °/ nn . DE PINANCIEELB TOESTAND. 32 gevestigd op de jongste wijziging van de verschillende heerendienstregelingen (I. S. 1931 n°. 483), waarbij het maximum aantal heerendienstdagen, dat ge vorderd mag worden, over d Le linie omlaag werd gebracht, hetgeen mede eene daling van het daarmede onverbrekelijk samenhangend afkoopgeld ten gevolge heeft. Van de verlaging van het afkoopgeld, welke op deze wijze werd bereikt, binnen de volgende cijfers ecu indruk geven. Vergeleken met L 930 word de afkoopsom in Benkoelen met 25%, in de Lampoengsche Districten met 30 %, in de residentie Palembang gemiddeld met ruim 50 %, in de Westerafdeeling van -Bomen met 60% en in Bali en Lombok eveneens met 60% verlaagd. In Djambi is de afkoopsom van f 22 in L 930 tot f ü in 1933, dus zelfs met 75 % verlaagd. De bedragen der afkoopsommen waren in 1983 in Manado f 7 (in 1931 f 10), in Djambi f 6 (in 1931 f 18), in Benkoelen is a f 10 (in 1930 f 12 a f2O), in Bali en Lombok f 8 (in 1931 f 6 en 1930 t L 2), fcer Sumatra's Westkust f 4 ; v i f 0 (in 1931 f 4 a f 9) en in de Lampoengsche Districten f 5 a f 10 (in L9Bl f 14). De afkoopsom kan in 4 termijnen worden betaald, fc.w. gedurende elk kwartaal één termijn. Berst wanneer na afloop van een kwartaal een beerendienstplichtige niet kan of niet wil afkoopen wordt voor eenige dagen werkelijke arbeid van hem vereischt. De inning der afkoopgelden geschiedt overal mei behulp van de volks hoofden, die hiervoor het gebruikelijk collecteloon ontvangen. Ter tege koining, door de toenemende geldschaarschte, aan hel c om de afkoopsom per kwartaal te betalen, kan in verschillende gewesten de afkoopsom in m&ande lijksche termijnen worden voidi Ook in een ander opzicht wordt nog rekening gehouden met de fiuancieele draagkracht der bevolking. In de Zuider- en Oosterafdeeliug van Borneo b.v. wordt nog onderscheid gemaakt tusschen de meer economisch aangelegde Maleische kustibevolking en de primitieve Dajaks van hel binnenland, die bij afkoop slechts de belfl van hei door de Maleiers verschuldigd afkoopgeld behoeven talen. Een andere factor is. dal de verplicht i op deze Dajaks rusten zoo licht zijn en zoo weinig te beteekenen hebben, dat niemand hunner er bezwaar in ziet deze te verrichten. De voetpaden in deze streken vergen slechts onderhoud, zood.-;t mei lui verrichten van enkele dagdiensten per jaar kan worden volstaan. Van de gelegenheid tot afkoop wordt door deze Dajaks dan ook weinig gebruik gemaakt. Ook in de Westerafdeeling van Borneo wordt onder scheid gemaakt tusschen de afkoopsom van Maleier of Dajak; laatstgenoemde betaalt in de afdeeling Singkawang b.v. twee derde van het door den Maleier gehuldigd bedrag. ürn de bevolking zooveel mogelijk behulpzaam te zijn bij het afkoopen der beerendiensten wordt boyendien in verschillende gewesten, b.v. de Westkust van Stnnatra, de Westkust van Borneo, Palembang, Atjeh en Onderhoorigheden en elders de levering van grind en andere verhardingsmaterialen gegund aan I, dienstplichtigen, die daardoor in de gelegenheid worden gesteld, hun afkoopsom te betalen. Voor zoover deze heerendienstplichtigen niet in staat waren om in de geheele vereischte hoeveelheid van materialen te voorzien, geschiedt de levering door aannemers. Verder worden ook andere materialen, als houten liggers en dwarsbalken voor bruggen, enz. van heerendienstplichtigen gekocht, terwijl hun ook gegund wordt het vervoer van materialen met o&senkarren of vracht auto's. Overal wonlt toegestaan, da) de heerendienstplichti tvenscht bij wijze van plaatsvervanging een anderen persoon voor zich laai werken. Kaar gelang van de zwaarte van liet werk en plai I n tijdelijke omstandigheden varieert het bedrag, dat hiervoor aan den remplacan -■.. Op Celebes b.v. betaalt men hiervoor van f 0.10 tot f 0.35 per dag. In Benkoelen betaalt men van f 1.50 tot f 3.50 voor een z.g. giliran van 7 dagen, dus meer dan een evenredig deel der afkoopsom, die in Benkoelen f 10 of f 12 bedraagt. DB SOCIALE TOEBTAND. 320 Ook werd reeds medegedeeld, dal hei regentschap Goenoengkidoel het groot st.' geboorte-overschot vertoonde (25,1 0 / mi '). l>it is voor een grooi deel hel ■ van lid zeer lage sterftecijfer (13, 2 "/ 00 ). llooge geboortecijfers vertoonen verder de regentschappen Tjiamis (88,8 "/„„), Karanganjar (88,9 9 / 00 ), Wonosoho (88,7 •/„„), Keboemen (89,1 °/ M ), Treng galek (88,8 7,,), Bantool (87,9 °/ 00 ), Sragen (87;6-•/;.), Wonogiri (38,4 •/■„), Klaten (89,4 "/„„) en Bojöiaü (89,2 »/„„). De geboorte- en sterfte-etatistiek betreffende de Buitengewesten is nog niel overal dusdanig betrouwbaar, dat volledige gegevens hieromftrenl gepubliceerd zouden kunnen worden. Van enkele streken echter werden nauwkeurige cijfers ontvangen, zoo b.v. voor <!<■ ünderafdeeling Amboina, waar hot geboortecijfer 24 °/ 00 (in 1931 31 liet sterftecijfer 17 °/ 00 (in [93] 24 °/ 00 ) bedroeg, en van de onderafdeeling Saparoea met ecu geboortecijfer van 34 °/ 00 (in 1931 37 "/on) ''" (I| ' u sterftecijfer van 20 "/„„ (ia 1931 25 */„.). In 1982 werden bovendien voor hel eersi gegevens ontvangen omtrent de onderafdeeling Ternate. Hel sterftecijfer bedroeg aldaar 20 "/„„, liet gemiddelde geboortecijfer 29 " Ook de gegevens van 4 onderdistricten van de Minahasa, te weten Ahnnadadi, Tondano, Kakas en Langoan — de registreering van het onderdistrict Kawang koan kon tengevolge van de afvloeiing van den met dat werk Inlasten mantri niet plaats vinden — met eene bevolking van tezamen 68 851 zielen (d. i. ongeveer één vierde der totale bevolking van de Minahasa) kunnen op nauw keurigheid bogen. Het gemiddelde geboortecijfer der 4 onder-districten bedroeg 41 °/ 00 (in 1931 44 °/ 00 ) en het gemiddelde sterftecijfer 28 •/„„ (in 1931 28 •/„„). Hei gemiddelde geboorte-overschoi bedroeg dus 18 °/ 00 . De sterfte cijfers zijn nog steeds eenigszins aan den hoogen kant. Het geboortecijfer is iets minder hoog dan in 1931, maai toch zeker nog wel met „buitengewoon gunstig" te qualificeeren (Nederland L 926—1928 gemiddeld 23,4 °/ M ). Toch is de sterfte in het eerste levensjaar nog zeer hoog, nl. is.s % (in l.i.il 16%). De aard beving iv Mei 1932, waarbij weliswaar weinig nienschen omkwamen, had toch een zeer ongunstigen invloed op de zuigelingen-sterftecijfers tengevolge van de zWare influenza-epidemie, welke bel gevolg was van de aardbeving. Over het algemeen hebben, evenals verleden jaar. de ziekten t\i-]' ademhalingsorganen (mcl. influenza) wederom hel leeuwenaandeel niel alleen in de zuigelingen sterfte, maar zij vormen ook de voornaamste doodsoorzaak der volwassenen (22,1 %). Ongetwijfeld spelen klimaatsinvloeden hier een rol. Daarna als belangrijkste "doodsoorzaak der volwassenen de tuberculose (19,4 %). Onderstaand volgen nog enkele gegevens, welke echter niet op dezelfde mate van betrouwbaarheid aanspraak kunnen maken als de voorgaande cijfers. Tn de afdeelmg Makassar bedroeg in 1982 de sterfte der [nlandsche bevolking 35 °/ 0 „ (in l!t:il -J 7 "/„„), het geboortecijfer waa -HV ■ ~,, (in L9Bl 27 "/„,,). Be schouwt men alleen de percentagecijfers, zoo lijkt hei alsof in L 932 eene ver slechtering van den toestand heelt plaats gehad. Daartegenover staat, dat de verhouding fcusschen sterfte en geboorte ook dat jaar weer eene verbetering toont tegenover de laatste jaren. I e verslechtering van de percentagecijfers is alleen Veroorzaakt, doordat de bevolkingscijfers voor I iiheemsehen door het Bestuur belangrijk lager zijn aangegeven. I'it werd daarmede gemotiveerd, dat talrijke I lil.uiders Makassar tengevolge van de malaise zouden hebben verlaten. Hef lijkt echter onwaarschijnlijk, dal een achteruitgang van de bevolking heefl plaats ge had. Hel aantal huizen b.v. is tegenover verleden jaar nog vermeerderd. Boven staande Cijfers leiden ook tot de collehisie, dat. geen ven 1 1 inde ring van bevolking heeft plaats gehad. De Bterfte- en geboortecijfers voor alle bevolkingsgroepen te eamen bedragen 31 "/„„ (in 1981 27 °/ 00 ) reep. 87 °/ w (in 1 ( .»:J1 29°/„ 0 ). fcoodat er een totaal bevolkingsmersehot van o " ~ bestaat, hoofdzakelijk tengevolge» van het zeer groote bevolkm hol raD 20 ' , ,„, (in 1981 19 °/ 00 ) der groote groep van Chineezen. Op Bali en Lombok tezamen bedroeg het gemiddeld geboortecijfer 12 °/ 00 (in 1931 14 °/ 00 ) en het gemiddeld sterftecijfer 11 "/„„ (in 1931 11 »/„„). GEZONDHEIDSZORG. 321 ■2i In de residentie Lampoengaohe Districten bedroeg het sterftecijfer 23,4 °/ oü , het geboortecijfer 27,8 °/ 00 , het geboorte-overschot dus 4,4 °/ 00 . In de residentie Benkoelen bedroeg Int sterftecijfer 23,1 °/„ n (in 193115,7°/ 0(l ), hel geboortecijfer 32,3 °/ no (in L 931 26,7 °/ 00 ) en dus hei geboorte-overschot 9,2 •/„„ (in 1931 11 •/„„). Opleiding van geneeskundig en technisch personeel. A:ni de drie Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen, zoomede in de Gouver* aements Burgerlijke Ziekeninrichtingen te Manado en Smgaradja, werden leer lingen opgeleid tot mantri-verpleger(-verpieegster) en in de drie eerstgenoemde groote ziekenhuizen word tevens aan mantri'e gelegenheid gegeven tot het: zich bekwamen tot laboratoriumhelper en mantri's Iste klasse en tot vroedvrouw. Opleiding toot vroedvrouw had mede plaats in de Gouvernement» maternitó te Medan en de particuliere inrichtingen Boedi-Kemoelian en Palang Doewa te Batavia-Centrum on verder In de mafernitë van liet Leger des Heils te Soerabaja, in het Gemeentelijk Ziekenhuis te Bandoeng, in de Provinciale Ziekenhui/.en te Tegal en te Koedoes, in het Ziekenhuis der vereeniging ~Z iekenzorg" te Soera karta en in de Zendingsziekenhuizen be Modjowamo, Soerakarta, Jogjakarta, Kelet, Poerwodadi, Blora, Poerworedjo, Malang en Tjiderea. Voor de opleiding tot man tri-verpleger (-verpleegster) was ook gelegenheid in eenige daartoe geëigende particuliere ziekeninrichtingen, waarvan verschillende worden beheerd door de Zending en de Missie. Na voltooide opleiding werd aan srlingen, na met goed gevolg hel van Gouvernementewege ingesteld examen te hebben afgelegd, het Landsdiploma uitgereikt. In de krankzinnigengestichten bestond gelegenheid zich te bekwamen voor 11. t diploma mantri-verpleger(-verpleegBter) bij het krankzinnigenwezen. Voor de toelating tot den cursus voor opleiding tot Europeescb rerpl (eegster) Iste klasse is hel einddiploma Aluin vereischt. De gediplomeerde analysten (bacteriologen en scheikundigen) werden op aan bei Geneeskundig Laboratorium, doch wegens de noodzakelijke bezui niging worden thans geen nieuwe leerlingen meer aangenomen. De opleiding tot apotheker-assistent vond evenals in vorige jaren plaats aan de apothekers-assistentenschool. De vijfjarige opleiding voor tandarts aan do school tot opleiding van Indische tandartsen te Soerabaja werd in 1932 gevolgd door 65 leerlingen. Aan de school tot opleiding van Indische artsen te Batavia-Centrum kon aan .'l7 studenten het Indisch artsdiploma worden uitgereikt, berwijl aan de Neder« landsch-Indische artsenschool te Soerabaja 23 studenten het einddiploma be haalden. Van deze 60 Indische artsen waren 56 z.g. verbandleerKngen; de vier overige hadden hun studie zelf bekostigd. liet reglement van orde voor het eindexamen van de school tot opleiding van Indische artsen te Batavia-Centrum en van de Nederlandsch-Indische a school te Soerabaja is gewijzigd (Bb. n". 12815). Medisch-hygiënische propaganda. Ondanks ingrijpende versobering — op het toegestaan bedrag werd bijna 36 % bezuinigd — kon het werk van dezen tak van dienst over bet algemeen krachtig voortgezet en hier en daar zelfs uitgebreid worden. Door het Centraal Kantoor werden in 1932 o.a. verzonden 227 films, 40 platen en 96 maal materieel voor tentoonstellingen e.d. Drie nieuwe films werden ver vaardigd, waarvan één over i'ramboesia, één over krankzinnigenverpleging handelt, en één samengesteld uit reeds bestaande films. De Afdeeling beschikt thans over 49 verschillende films met een totaal van 204 copieën, waarvan aan het eind van 1932 128 in circulatie waren. De verzameling lantaarnplaten werd systematisch uitgebreid en gecompleteerd door plaatjes over hd mensehelijk lichaam, over alcohol- en opiunagevaar en DE SOCIALE TOESTAND. 322 rituecle wassching. Ze worden, voorzien van eene korte beschrijving. enseht mei projectielantaarn, voor lezingen beschikbaar gesteld. Er /.ijn thans 1G handkarren met film- en projectiemateriaal in exploitatie. De drukkerij leverde in 1932 ± 703 000 stuks gedrukten af, waaronder be halve de Korte Berichten en materieel voor de Gezondheidsbrigade ook een groot aantal gedrukten voor verschillende afdeelingen van het Hoofdkantoor van den .Dienst der Volksgezondheid. In 1932 werd voortgegaan met do uitgave.der „Korte Berichten" (nos. 43 l/m 89) om de aandacht van dokto btenaren en onderwijzers op do propaganda gevestigd te houden. De Vereeniging „Gezondheidsbrigade" heeft zich in den loop van 1932 zeer sterk uitgebreid over Java, Sumatra, Borneo, Billiton en Amboina. Zij is ver spreid over 45 plaatsen; het aantal plaatselijke comités bedraagt 29, het aantal brigades 504, het aantal aangesloten scholen 504, het aantal leiders 781 en het aantal leden 29 288. Ten behoeve van de schoolpropaganda te Batavia werden voor bijna 12 (Min kinderen filmvoorstellingen gegeven; enkele malen werd het museum bezocht en 16 maal werd op school eene demonstratie gehouden. Er werden verder o.a. 107 openluehtfilmvoorstellingen op het Koningsplein gegeven en 48 filmvoorstellingen op andere plaatsen, dikwijls voor speciale groepen. Aan de leerlingen van de meisjes-vakschool Kebon Sirih werden door de propagandisten 21 maal lessen in hygiëne gegeven, waardoor zij tevens gelegen heid kregen zich voor haar taak te bekwamen. Voor Inlandschc onderwijzers werden 15 voordrachten over hygiëne gehouden, waarvoor groote belangstelling bestaat, en 28 lessen in eerste hulp gegeven. In verband met de financieele omstandigheden zagen verschillende ressorten zich genoodzaakt hot propaganda-werk in te krimpen en daarbij te beginnen met het ontslag van hun propagandist. Deze propagandisten werkten onder supervisie van den arts en verrichtten uitstekend werk. Voor de propaganda buiten Batavia bewezen de propagandisten belangrijke diensten. In Tasikmalaja werd een tournee over pest gehouden en later een soortgelijke in Garoet. In Buitenzorg werd een tournee gehouden ten behoeve van zuigelingenzorg en de gezondheids-brigade. Een andere propagandist werd voor twee maanden te Bangkalan gedetacheerd in verband met de controle en reorganisatie van de medisch-hygiënische propaganda aldaar. In Tegal werd een tournee over oogziekten gehouden en tevens propaganda gemaakt voor de gezond heids-brigade. Op kosten van de regentschappen werden mantri's uit Klaten en Kajoe Tanam opgeleid. Op initiatief van den leider der Anti-Opium-Vereeniging werd, in samen werking met de Anti-Alcohol Vereenigingen, eene gezondheids-week georgani die in November 1932 o]> vele plaatsen van Java en enkele daar buiten gehouden werd. De hiervoor benoodigde fondsen werden door beide Vereenigingen en door sommige gemeenten gefourneerd; de Afdeeling Medisch-Hygiënische Propaganda zorgde voor materieel. Wetenschappelijke onderzoekingen. In de Landsltoepokinrichting werden de proeven met droge vaccine voortgezet en voltooid, althans wat het onderzoek naar het optimum van den vaccine-oogst betreft; de resultaten van een on ander zijn in de „Mededeelingen" van den Dienst der Volksgezondheid 1932, deel 11, vastgelegd. In de anti-rabische afdeeling is het experimenteel onderzoek naar de werk zaamheid van verschillende antigenen reeds ver gevorderd. In de serologische afdeeling werd de bereiding van antitoxisch runderserum tei' hand genomen, zulke mei het oog op de noodzakelijkheid van reïnjectie van GEZONDHEIDSZORG. 323 reeds met paardenserum gesensibiliseerde personen. Omtrent de werking van het gereinigde antitetanus- en antidrphtherie-serum bestaan weinig exacte gegevens, doch enkele wijzen er toch wel op, dat ook met dit serum ernstige gevallen van serumziekte niet kunnen worden voorkomen. Mochten dcv.e spaarzame gegevens bevestigd worden, dan zal het aanbeveling verdienen om een proef met runder serum te namen.; reeds is het gelukt een anti-tetanus-serom van voldoende sterkte te bereiden. In de vaccin-afdeeling werd een ulciis molle (Ducrey)-vacciE aan de rij der vaccins toegevoegd, zoowel voor therapeutisch gebruik, indentiek aan het handel» product Dmelcos, als voor diagnostische doeleinden. In het pcstlaboratorimn werd liet experimenteel onderzoek met verschillende vaccins voortgezet; de proeven met dood vaccin zijn thans voltooid. Zij hebben duidelijk aangetoond, dat de soort van het proefdier in de eerste plaats beslissend is voor het succes der experimenteele vaccinatie en dat met name de witte vat dr mooiste resultaten oplevert, onafhankelijk van den aard van het vaccin. Vandaar de noodzakelijkheid om naar eene standaardiseering der biologische, titratie methoden te streven, teneinde de werkzaamheid van verschillende vaccins met elkaar te kunnen vergelijken en schijnsuccessen uit te schakelen. Tenslotte is de vraag onder de oogen gezien, in hoever van den pestbaeterio phaag eenig therapeutisch effect is te verwachten. Van een zeer virulenten phaag is een polyvalent filtraat bereid, waarmede aan hel einde van het jnar de ge regelde behandeling van pestpatiënten in het provinciaal ziekenhuis te Garoei begonnen is. Ofschoon de resultaten niet onbevredigend zijn, en in elk geval niet volkomen negatief mogen heeten zooals in Britsen-Indië, zoo beantwoorden ze toch stellig niet aan de verwachtingen, die d'Hérelle en zijn school gewekt hebben. Aan het Geneeskundig Laboratorium te Batavia waren gedurende 1932 .'! bacteriologische en 5 scheikundige analysten in opleiding. In totaal werden in 1932 10 586 bacteriologische onderzoekingen voor derden verricht. Hierbij kwam o.a. aan liet licht, dat de morbiditeit van fcyphus, para typhus A en bacillaire dysenterie in Batavia en Meester Cornelis in het begin van den Westmocsson het sterkst was. Op parasitologisch gebied werd een onderzoek verricht in de delta van <le Sr.rajoe, waar een haard \an elephiintiasis en daarmede gepaard gaande een hoog percentage van microfilaria malayi gevonden werd. Verder werd het triehinella-vraagstuk in de Bataklanden onder de oogen i. Er doet zich daar Int merkwaardige verschijnsel voor, dat, hoewel een groot aantal -der Batak-varkens triohinella herbergt, trichinosis als ziekte bij de Batakkers nog niet kon «orden geconstateerd. In de serologische afdeelingen weiden o.a. 12 664 Wassermann-reacties ver richt. De justitieele onderzoekingen bedroegen 257, die samen 771 verdachte voorwerpen omvatten. Behalve het routinewerk werd ook nog deelgenomen aan het bongkrek-ondei' zoek. Het bleek, dat de oorzaak van de vorming van het gif in een bacterie gezocht moet worden. Het aantal scheikundige onderzoekingen ten behoeve van derden bedroegen ruim 660. Voorts werden op rerzoek van derden rijstmonstere op hun vitamine gehalte onderzocht en word een onderzoek ingesteld naar de beweerde radio activiteit van eene zoogenaamd radiumhoudende chocolade. In 4 gevallen werd advies uitgebracht nopens de samenstelling van de voeding van gevangenen en verpleegden. In 1932 bedroeg de productie van het vitamine-bedrijf: 634 kg tabletten en poeder (in 1931 3028 kg), 31910 cc. extract (in 1931 29 020 cc), 4037 ampulles (in 1931 6500 ampulles). Verschillende buitenlandsdie firma's gaven blijk van veel belangstelling voor deze praeparaten, met name voor het uit de geactiveerde acid clay bereide concentraat (het z.g. vitamine-extract), zulks waarschijnlijk o.a. doordat de Volkenbond de hier bereide geactiveerde clay als voorloopig internationaal standaard Bj-praeparaai aannam. De betrekkelijk hooge prijs van bedoeld extract DE SOCI \1 i: TOESTAND. 324 schijnt hen er echter van te hebben weerhouden om over te gaan tot het doen van bestellingen. Door den geldelij ken Bteun van dé „Koningin Wilhelinina Jubileum Stichting" werd de scheikundige afdeeling in staat gesteld dit jaar haar onderzoekingen over het zuivere Bj-vitamin voort te zetten. In 1982 worden in hel Gewestelijk Laboratorium voor Midden-Java te Bema rang 25080 onderzoekingen verricht, tegen 34052 in 1981. In April worden de passagiers en de bemanning van hel stoomschip Kola Baroe op streptococcus haemolyticus onderzocW in verband mét de voorgekomen vermoedelijke roodvonkgevallen aan boord van dat schip. Onder de 54 personen bevond zich één, die drager waa van hef genoemde micro-organisme. In Juni werden proeven genomen met triseptol in verband met zijne bacteri cide werking in vergelijking met die van het duurdere eaporit. Uit de verkregen uitkomsten der proefnemingen bleek, dat triseptol een even werk/aam middel is als eaporit. Het aantal water-, aerblanda- en limonade-onderzoekingen bedroeg 597. Uitgaande van het Afdeelingslaboratofium van den Dienst der Volksgezond heid te Soerabaja werden in 1982 18 dienstreizen ondernomen, alle, ten behoeve van -wateroniler/nekingen, en wel naar Bagoe, Bntoe, Gempol, Ngandjoek, Oem boelan, Porong, Sarangan en Tangoelangin. Het Laboratorium was in 1982 wederom bestemd voor de opleiding in de leervakken Bacteriologie en Hygiëne van de leerlingen van resp. de Nederlandse b- Indische artsenschool en de School tot opleiding van Indische artsen. De bacteriologische afdeeling verrichtte 12807 onderzoekingen, en wel op typhus, dysenterie, diphtherie, tuberculose, gonococcen, micro-organismen, mala ria, amoebea, wormeieren, enz. Jn de serologisehe en pest-afdeeli ii ( .i2i onderzoekingen verricht. Bovendien werden 639 microscopische praeparaten op menschenpest en in :>2 gevallen ook nog dierproeven op menschenpest verricht; rattenpest werd in 886 gevallen onderzocht. In de chemische afdeeling werden 1212 onderzoekingen verricht, waarvan 787 van drinkwater, 45 van zwembadwator en vele van stroopeo, limonades, enz. Het aantal der in 1932 door het Gewestelijk Laboratorium te Makasscu lichte scheikundige, bacteriologische, parasitologische, serologischo, drink', en rattenonderzoekingen bedroeg 8324 (in 1981 8139). Sedert do publicatie in n". 2 van 1932 der „Mededeelingen" D.V.G. van Sardjito en Sitanala over het aantoonen van leprabacillen in den dikken bloed druppel, is ook deze methode van onderzoek ingevoerd. In 1932 werd herhaaldelijk materiaal ontvangen voor onderzoek op miltvuur. De uitslag viel steeds negatief op miltvuurbacillen uit. Het parasitologisch onderzoek omvatte o.a. malaria- en filaria-ondazoekingeri. Het leidingwater te Makassar werd dagelijks (behalve op Zon- en feestdi bacteriologisch onderzocht, terwijl chloorbepalingen ook dagelijks werden verricht. Verder had een bacteriologisch en/of chemisch onderzoek plaats van do drink waterleidingen van Malino en Amboina, van het bronwater le. Tjamba en van het rivierwater te Donggala en Gorontalo. Tevens werden proeven genomen teneinde vast te stellen in hoever men, bij het bepalen van het kiemgelal van water zonder gebruik te kunnen maken van een broedstoof, gevaar loopt do resultaten te gunstig te beoordeelen. Dit laatste bleek bij 1/8 der onderzochte monsters het geval te zijn. Een nieuw tarief voor geneeskundige onderzoekingen in het belang van parti culieren verricht in eenige laboratoria is opgenomen in Bb. n°. 12909. De maatregelen tot bezuiniging en inkrimping van personeel vonden hun weerslag voornamelijk in eene ernstige stagnatie van het wetenschappelijk r< searchwerk van het proefstation voor waterzuivering Manggarai, zooclat tal van onderzoekingen, op het werkprogramma van 1932 staande, slechts uiterst langzaam voortgang konden vinden of tot betere tijden moesten worden ver schoven. GEZONDHEIDSZORG. 325 In don loop van 1032 werden door stuf- en analystenpersoneel naar 83 plaatsen dienstreizen ondernomen tot hel doen van min of meer uitgebreide onder zoekingen, terwijl bovendien voor het periodiek wateronderzoek de plaatsen Buitenzorg, Soekaboemi, Tjiandjoer, Tjimahi, Garoet, Tangerang on Tasikmalaja geregeld bezocht werden. Onderzoekingen ten behoeve van centrale drinkwaterleidingen werden, verricht voor Ambon, Bagan-siapiapi, Bandjermasin, Bandoeng, Batoe, Bengkalis, Ben koelen, Djambi, Kediri, Kisaran, Koet ar ad ja, Lahat, Langsa, Madioen, Muntok, Padang, Palembang, Pandeglang, Pangkalpinang Rangkasbitoeng, Sabang, Sibolgn, Soeng i. Tandjoengpiaang (Biouw), Tangerang en Tegal. \\';it betreft de kleine drinkwatervoorzieningen, werden adviezen uitgebracht aan 31 plaateen, 8 Lotels, 4 hospitalen, 3 strafgevangenissen, 4 ijsfabrieken, s zwembaden, 13 ondernemingen en aan verschillende andere maatschappijen en diensten. Ten behoeve van den aanleg en de controle van drinkwaterleidingen en zwem werden 627 monsters bacteriologisch onderzocht, benevens 252 monsters drinkwater, genomen aan boord van mailschepen. Voor het onderzoek van de producten van mineraalwater- en ijsfabrieken kwamen 058 monsters binnen. Voor het onderzoek naar de werking van het langzaam-zandfilter werden 311 monsters onderzocht, terwijl voor < kingen, welke ten doel hadden een juist beeld te krijgen aangaande nagroei in leidingwater en de desinfeoteerende werking van chlooramine vergeleken bij die van chloor, 1066 proeven werden gem 'men. Verder werden yoor verschillende onderzoekingen aangezet 272 proeven, zoo dat in totaal het aanial verrichte bacteriologische proeven in 1932 3486 bedroeg (2141 in 1931). Chemisch werden 702 monsters onderzocht, tegen 736 in 1931. Behalve de onderzoekingen waarover aparte publicaties verschenen (faecal afvoer en bodemverontreiniging, de zuivering van water met actieve kool, de steriliseerende werking van katadyn, sterilisatie van drinkwater met chlooramine te Tangerang en desinfectie van en nagroei in drinkwater in de tropen), v. nog een aantal vraagstukkei kan, waarvan de resultaten voor de practijk van belang mogen worden geacht, o.a. de invloed van chloor op de jodoform smaak en -reuk in phonolhouch ber in verband met den zuurgraad. Ook in 1932 'Aerdon wederom verschillende apparaten, waarmede het mogelijk /.mi zijn volkomen betrouwbaar drinkwater te bereiden, ter onderzoek ontvangen, ader een serie Katadyn-artikelen, de „Electroster Outfit", de „Carbosteril Outfit" en de Noxal filter. Een nieuw algemeen tarief voor het onderzoek van water is in Bb. n°. 1277.".. Voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten. Verhooging van het peil der volksgezondheid. De voorkoming van overbrenging v,:n besmettelijke ziekten over zee is geregeld in de quarantaine-ordonnantie (I. S. lüll n". 277, zooals sedert gewijzigd en aangevuld), welker bepalingen geldan voor pest, cholera en gele koorts. Dé kennisgeving van besmettelijke ziekten in havens buiten Nederlandsch* Indie geschiedt, voor wat betreft de havens in de z.g. ~Eastern arca", welke Zuid- i ii Oost-Afrika, Egypte, Azië, Australië en Oceanië omvat, door bemid deling van hel „Eaatern Bureau' 1 van de Eygiëne-Organiaatie van den Volken hond te Singapore, aan de instandhouding van welk bureau Nederlandsen- 1 tul ié jaarlijks bijdraagt en in den liaan van Advies waarvan het vertegenwoordigd is. In den loop van 1932 wecdeii door Nedeflandsch-Indië, tengevolge van door tußschenkomst vao het „Eastern Bureau" ontvangen berichten, de volgende havena builen Nederlamdsch-Indië wegeas pest besmet verklaard: Alexandrië, Bassein, Bedrouth, Saigon en Pnorn-Penh (van laatstgenoemde haven werd de DE BÖC] \l E TOESTAND. 326 besmetverklaring in 1932 weder opgeheven), terwijl de in 1931 en overige jaren afgekondigde beßmetverklaringen van Bagdad en Pört-Said in 1932 opgeheven konden worden; die vftn Bombay, Colombo en Rangoon moesten daarentegen ndhaafd blijven. Wegens cholera weiden in 1932 door Nederlandsoh-Indië besmet verklaard de havenplaatsen Amoy, Canton, Dairen, Hankow, Hongkong, Macao, Madras, Nanking, Newchwang (inel. Yingkow), Saigon, Shanghai, Swatow en Tientsin, welke besmetverklaringen alle in den loop van 1932 weder opgeheven konden worden. De in Juli 1931 afgekondigde besmetverklaring van Bombay kon in 1932 opgeheven worden, doch Calcutta moest besmetverklaard blijven. Teneinde de gevaren van de ernstige cholera-epidemie, die medio 1932 in liet bijzonder de Chinêesche havenplaatsen teisterde, zoo goed mogelijk te onder vangen, werden de quarantaine-maatregelen ten opzichte van schepen, die uit de besmette zone kwamen, tijdelijk verscherp! en uitgebreid. Van Nederlandsen-Indische havens moesten in den loop van 1932 Soerabaja en Tegal besmetverklaard worden wegens het voorkomen van één pestgeval. Aangezien daarna menschen- noch rattenpesi meer voorkwam, konden na ver loop van 2 maanden beide besmetverklaringen opgeheven worden. Ook te Batavia en te Semarang kwam één pcslgeval voor. Aangezien het hier ge in iporteerde gevallen betrof, werden de havenplaatsen niet besmet verklaard. Einde 1931 werd Cheribon wegens liet voorkomen van één pestgeval besmet verklaard, welke besmetverklaring in Januari 1932 opgeheven kon worden. De voorkoming en beteugeling van besmettelijke ziekten in Nederlandsch- Indië is gen geld in de epidemie-ordonnantie (I. S. 1911 n°. 299, zooals sedert gewijzigd en aangevuld), \velke van toepassing is op de volgende ziekten: pest, cholera, pokken (variola en varioloïs), diphtherie, buiktyphus (typhus abdorni nalis) en para-typhus A, bacillaire dysenterie en meningitis cerebro-bpinahs epidemiea. Evenals in de voorafgegane jaren bleef ook in 1932 de pest op Java voort woekeren. Weliswaar werd de ziekte in verschillende streken onderdrukt door hel voortschrijden der bestrijdingsmaatregelen — de woningverbetering — maar evenzeer breidde het pestgebied zich op andere plaatsen uit. Vooral ten Noorden van den z.g. Blamat-haard (liet achterland van Tegal) en in liet Oostelijk en Midden-deel van Priangan vond deze uitbreiding plaats zoodat zich in beide streken geleidelijk een aaneengesloten pestgebied vormt. De activiteit van den inlichtingsdienst ondervindt echter door den tegenzin van de bevolking in de miltpunctie in die landstreken in belangrijke mate tegenwerking. De andere besmettingshaarden, met name de regentschappen Temanggoeng (Midden-Java) en Koeningan (West-Java), namen in beteekenis af door den voortgang van de woningverbetering. Het aantal gerapporteerde sterfgevallen aan pest bedroeg over geheel Java 6442, tegen 4589 in 1931. De stijging komt op rekening van de regentschappen Bandoeng met 2098 tegen 560, Tasikmalaja mei 819 togen 209 en Garoet mei ï>oc> : sterfgevallen aan pest. In de regentschappen Madjalengka, Tegal en Temanggoeng nam de ziekte af (respec tievelijk 205, 613 on 021 sterfgevallen in 1932, tegen 4.54, 1032 en 1213 in 1931). De woningverbetering maakte in 1932 geregeld voortgang; de toeneming van haat gebied ging gepaard met eene evenredige afneming van het pestgebied. lloi ucl zij door Üe bevolking in geldelijk en huishoudelijk opzicht als lastig wordt gevoeld, stuit men nergens op afkeer, noch op tegenstand; het is duidelijk, dat de bevolking in de pestgebieden zich bewust is van haar heilzame gevolgen. In het gouvernement Soerakarta werd de woningverbetering voltooid, in lui regentschap Koeningan (res. Cheribon) nadert zij hare voltooiing en in het i schap Madjalengka werd er een aanvang mede gemaakt. In totaal werden in 1932 op Java 56 987 woningen verbeterd; in verband met de geboden bezuini ging is dit getal kleiner dan in 1981 (73397). Van dit totaal komen ruim 6700 woningen ten goede van hot gouvernement Soerakarta, 8150 voor het regent schap Temanggoeng, 7530 voor de residentie Pekalongan (regentschappen Tegal en Brebes) en 25000 voor West-Jaya. GEZONDHEIDSZORG. 327 llci aantal gerapporteerde pokkeng e-vallen óp Java en Madoera bedroeg 39 met 2 sterfgevallen, waarvan 1 in West-Java, - in Jogjak&rta, 2.) in Soesakarta en 7 m Oosè-Java voorkwamen, tegen 69 gevallen en 8 sterfgevallen in 1931. Li de Buiténgewesten werden gerapporteerd LBQ (in 1031 117) pokkengevaüen \nv Sumatra (inel. Bangka en Billiton) en 33 uit den Oost-Archipel (in 1931 35). Evenals verleden jaar kwam lid (neerendeel der gevallen voor in de resi dentie Palembang, namelijk 118 gevallen (in 1031 91). Cholera kwam gedurende L9S2 aiert voor, evenmin als gel f koorts. Aangezien in Nederlandsch-Indië verschillende muskietensoorten voorkomen, waarvan be kend is, dat zij gele koorts kunnen overbrengen, werd in 193] do invoer van gelekoortevirus in ladië verboden (T. S. n°. 454). Het aantal gerapporteerde gevallen van typhus abdominaliê bedroeg voor .lava en Madoera 28J85 mei 414 sterfgevallen, tegen respectievelijk 3441 en 512 in 1931. liiiiin één derde dezer ziektegevallen kwam, evenals verleden jaar, voor rekening \an (ie liooldstiden liataviii (394), Bandoeng (IÖ7), Semarang (147) en Soera l.aja (330). In de BuitengewösteÉ kwamen 238 gevallen voor (in 10:51 .">72), waarvan de meeste in Zuid-Sumatra en ter Oostkust van Sumatra. <)|> verschillende poliklinieken en andere plaateen werd gelegenheid gegeven tot kostelooze prophylactisohe behandeling tegen deze ziekte. Diphtherie. Het aantal op Java en Madoera gerapporteerde gevallen bedroeg 544, waarvan 60 nut doodelijken afloop, tegen respectievelijk 457 on 48 ge durende het vorige jaar. Van de Buitengewesten werden 77 gevallen gerap porteerd. Bacillairc dysenterie. G eerd weiden van Java en Madoera 715 ge vallen niet 85 sterfgevallen (in 1931 1003 en 110), waarvan meer dan de helft in West-Java; van de Buitengewesten 472 gevallen (in 193] 783), waarvan 185 ter Oostkust van Sumatra. Meningitiê ccrebrogpinaliQ epidemie®. Van deze ziekte werden gemeld voor Java en Madoera 4 gevolli n, waarvan 4 met doodelijken afloop (in 1031 9 en 4). In do Buitengewesten werden 6 gevallen van deze ziekte bekend; De cijfers voor Polidmyelitia aenta anterior zijn: Java en Madoera 5 gevallen, Duiten gewesten eveneens 5 gevallen. De bestrijding dor malaria werd onder leiding van de Aideeling Malaria bestrrjding van den Dienst der Volksgezondheid onverminderd voortgezet. In samenwerking met liet Proi voor drinkwatervoorziening werd het onder zoek naar de eiselien. welke sommige a nojiliel men stellen aan de woonplaatsen der larven, voortgezet. Watermonster;: uil verschillende Aoonitus-broedplaatsen en chemisch geanalyseerd; de gevonden opslaande en drijvende vegetatie werd verzameld en ter determinatie gezonden naar liet Herbarium en Museum \oor systematische botanie ie Buitenzorg. Gedurende 10."!2 werd te Batavis de opleiding voltooid van 7 eandidaten-malaria-mantri en van één volontair. Voorts werd aan 2 hospitaalbedienden klaring afgegeven voor zekere bekwaam heid in het determinceren van larven en tnuskieten.. Twee volontairs weiden ontslagen wegens ongeschiktheid, één verliet op < '\rw dienst. Einde 1932 waren oog in opleiding 6 volontairs en 2 candidaten. Op liet Söerabaja-kantoor kor, het diploma van nuvlaria-mantri worden uitgereikt aan .'! randidaten. Einde December 1932 waren nog in opleiding 2 candidaten. De werkzaamheden om vatten verder o.a. proeven betreffende den invloed van kleine hoeveelheden plasmochine op het verinogen van de gametooyten van malaria tropica om hiuskieien te infecteeven. He resultaten van de ini'eet ieproeven in liet labora torium rechtvaardigden de verwachting, dat, indien men in een geïsoleerde streek aan de géheele bevolking met intervallen van '2-'-\ dagen kleine hoeveel heden plasmochine toedient, men een eh u\ verkrijgt, waarbij infectie van de anophelinen nauwelijke mogelijk zal zijn. Op deze wijze zou men de streek malaria vrij kunnen maken. Ten einde dit na te gaan werd tot een proef in het DE SOCIALE rOESTAND. 328 groot overgegaan. Deze proeven hebben overtuigend aangetoond, dat men betrekkelijk geïsoleerde streek, waar de malaria chroniseb-endemisch heerscht, zonder antilarvaire middelen, zonder pogingen om op andere wijse de anophelinen diohtheid te doen verminderen; maar met behulp van plasmochine in de dos> van 40 ingr., eiken 4den dag gedurende 9 weken toegediend, het aantal geïnfec teerde anophelinen belangrijk kan doen dalen. Een vraag van praotisch belang is, hoe lang de werking van de kuur aanhoudt. Het na-onderzoek leerde, dal in geïsoleerde streken van |>]asmochine-kuren (ingeleid door een chininekuur) groote verwachtingen mogen worden gekoesterd. De maftariahestrijding te Batavia richt zich speciaal tegen de gevaarlijke Anopheles ludlowi, die naar broedplaatsen Voornamelijk heeft in de met lang dradige algen bedekte brakwatervijvers in het noordelijke gedeelte van de oude stad Batavia en omvat liet onschadelijk maken van deze vijvers door toepassing van de zoogenaamde ..hygiënische" exploitatie. Teneinde den invloed van da medio 192 E rangen assaineering aa ti i werd in den loop van 1662 de miltindex der kinderbevolking van de geheele stad nog eens bepaald. Het voor laatste onderzoek van Batttvia dateert van het jaar 1917 door den toenmaligen ('hel' van den Plaatselijken Gezondheidsdienst. Uit een nader onderzoek is gebleken, dat do miltindices, in Int bijzonder van de moest noordelijk gelegen kampongs, sinds 1917 belangrijk zijn gedaald. De sterfte te Batavia, welke in het jaar 1921 nog 49 ü / n0 bedroeg. \< 1931 27 u / 00 , een cijfer, dat niet veel hooger is dan dat van Semarang en Soerab Naar aanleiding van berichten omtrent eene verhoogde malaria-morbiditeH te Tandjoengpriok in de maanden Mei, Juni en Juli 1932 werd aldaar een nieuw malaria-onderzoek verricht. Uit vurige ondei-zoekingen was bekend, dat in 192Ü en 1922 bij kinderen e<'ii gemiddelden miltindex van resp. 88,] en 86,8 vonden werd. In 1926 en in 1927 werden miltindexwaarden bij kindere] vonden, die lager waren (in 1926 35 % en in 1927 31 %). In 1930 werd met de verbetering van de afwatering een aanvang gemaakt. Mei de opspuiting van de Laaggelegen brakwsterboudende terreinen werd gestadig voortgegaan. In 1931 werd een zeer lage miltindex bij de kinderen gevonden (4 k 5 %). Tn Juli en Augustus 1932 werd een miltindex van 30,5% en een |iai-asietenindex van 6,4% bij kinderen gevonden». In Oetober 1932 werd het onderzoek herhaald en thans weid een miltindex gevonden van 16,8 % en een parasietenindex van 12 Uit het gecombineerd bloed- en miltonderzoek in de periode Juli—Augustus en in Oetober 1932 bleek dus, dat de toestand in het meest oostelijke en meest zuidelijke gedeelte van Pedjongkoran uit een malaria-oogpunt het minst gunstig was. Hierdoor krijgen de broedplaatsen buiten den bebouwden kom en in het bijzonder de vischvijvers bij Bangliau ton Oosten van Tandjoengpriok een grootere beteekenia ten opzichte van de epidemische verheffingen der malaria-morbiditeit. Intusschen hebben de ophooging (opspuiting) van verschillend* legen terreincomplexen en het systematisch blubberen der eertijds gevaarlijke afvoer goten in het kampongcomplex Pedjongkoran er i de sterfte te Priok in dvn loop der jaren gestadig is teruggeloopea. De sterfte bedri 1<)21 83 °/ 00 , in 1926 36 °/„ 0 , in 1929 38,1 °/ no , in 1930 26,9 °/ 00 , in l.i.W 20,6 •/„ en in 1932 26,2 •/„. Aan bet voorkomen en de bestrijding van malaria in de Javanen-kolonisatie in de Lafflopoengsche Districten is in 1932 bijzondere aandacht besteed. Uit recente onderzoekingen is gebleken, dat de toestand in sommige nederzettingen van de oude kolonisatie Gedong Tataan ca. uit een naalaria-oogpuni niet gunstig kon wórden genoemd. Parasieten- en miltindiöea van nabij de LOO % werden soms bij de kinderen gevonden. Import van lieden uit een malariavrij gebied moet onder deze omstandigheden wel worden gevolgd dooreene malaria-explosie, welke dan ook niet is uitgebleven. Vermeld /ij. dal bij 1504 kinderen bij aankomst uit Jara een miltindex werd gevonden van 8,1 % en bij 1005 vrouwen on 1457 mannen parasietenindices resp. van 11.7 % en 8,7%. Dit alles wijst erop, dat GEZONDHEIDSZORG. 329 de nieuwelingen afkomstig waren uit mi streek;'waai de malaria als volksziekte van geen beteekenis is. In verband nut dr gunstige resultaten, welke op de 'i'jilica-vlakte zijn meekregen, werd fcet bestrijding van de malaria op do koloni satie Gedong Tataiin ca. het volgende voorgesteld: lul volkomen droogleggen en gedurende eenige maanden drooghouden pau dr sawahs ah den padisnit; de gelijktijdige beplanting der sawais; In-t zooveel mogelijk vrijhouden van de kaluds der tertiaire leidingen van vegetatie; de verbetering van den afvoer van bei over tollige water; het aanmoedigen, voor zoover noodig, van cultuur van tweede gewassen in den Oosi essen. In afwachting van de uitvoering van deze maatregelen muist de behandeling der zieken mot dezelfde intensiteit worden gecontinueerd. Chininerrerstrekking bij wijze van prophylaxe scheen niet noodig. daar dit geenszins leidt tot de ont wikkeling van do natuurlijke immuniteit. Hei leek daarom beter bij de kin. te rekenen op liet van /elf tol stand komen van ©ene natuurlijke immuniteit en hun alleen chinine toe te dienen bij acute manifestaties bij primaire infectie-- dan wel reoidieven. In verband mei de vond-t van enkele Larven van A.hvreanus in talrijke plassen langs den weg tusseneu Gedongdalem en de Batanghari leek bel eraden van meet at de afwatering in h> fcied te verzorgen, daar ook bier de kolonisten zich zullen toeleggen op den natten rijetbouw. Deze immi granten, die zeer lage milt indices vertoonden, /.ijn zeer gevoelig voor malaria infecties, en gezien de aanwezigheid van malaria-overbrengende muskieten is het dringend gewonscht de zieken onmiddellijk te behandelen, teneinde cataetrophale explosies te voorkomen. In April werd de in Benkoelen gelegen kolonisatie Garoet, gelegen aan den linkeroever van de Kali Ketahoeü, bestaande uit gewezen werklieden van de LD 1989 gesloten Gouvernemente goud- en zilveronderneming Tambangsawah met hunne gezinnen, aan eën onderzoek onderworpen. Hij een vroeger onderzoek der kolonisten op 13 Augustus 1981 was gebleken, dal er eene mahtria-epid heerselite. Aan de zieken was toen chinine verstrekt. Het bevolkingsonderzoek op 8 April 1982 leerde, dat de epidemie geluwd was en dat successievelijk het chronisch-endemisch stadium zou worden bereikt. Dit is een evenwichtstoestand, die gekenmerkt wordt door een lagen parasietenindex bij de volwassenen als gevolg van Verkregen immuniteit en een hoogen bij kinderen, in het bijzonder bij de, zeer jonge, die als liet ware na de geboorte eene epidemie doormaken. Zonder verandering dei 1 uitwendige omstandigheden Boa onder zulke omstandig heden import van Javanen uit een malariavrij gebied per se worden gevolgd door eene malaria-explosie onder de nieuwelingen en ook onder de oudere kolonisten. In verband hiermede werd besloten voorloopig geen nieuwe kolonisten toe te laten. In dit ehlunisch-endemisch stadium leek in -1 niet noodig. prophylftctisch chinine te verstrekken. De koortslijders, in hoofdzaak kinderen, dienden evenwel intensief te worden behandeld. Eene assaineering tegen de schuldige species komi in hoofdzaak neer op ver betering van den afwi «stand van bal geheele gebied en het malaria ongevaarlijk maken van de permanente en tijdelijke visehsijvers o.a. door middel van kepala timah en ikan mas, die de larven der gevaarlijke anophelinen wi d eigen. Ook in andere in lieiikoeien gelegen Vestigingen van kolonisten werden onder zoekingen gehouden en maatregelen genomen tol bestrijding van mal,u-ia. Ben ander punt, waaraan in 1982 speciale aandacht werd gewijd, is het gi van verspreiding der malaria dooi- het kappen van vloedbussehen. Op grond van de overweging dat chinine geooinbineerd met plastnochine bij malaria-infecl ies. ook die met tropica. liet Zeer belangrijke wnrdeel heeft (boven chinine alleen) de koortsduur te bekorten, het aanial reoidieveli Ie beperken en daarmede hef aantal permanente genezingen te verhoogen, werd na Overleg niel den Inspecteur Pharmeoeul besloten, in het bijzonder massale vee* strekking aan de zieke bevolking bij malaria-epidenaieën, tabletten te doen ver vaardigen, inhoudende chinine en eene kleine hoeveelheid plasiuochiue. waaraan de naam ~Malariatabletten |)\'(i" zou worden gegeven. DE LANDSFINAX< li:v. 33 Bij K. B. 8 Maart 1932 n°. 39 is aan den heer Et. F. Trivelli, lid van de Algemeene Eekenkamer in Nederlandsch-Indië, op zijn verzoek, met ingang van 25 Maart 1932, eervol ontslag uil 's Lands dienst verleend. Bij K. B. 14 Sept. 1932 n°. 60 is aan den heer W. V. Smeet s. voorzitter van cvengemeld College, op zijn verzoek, met ingang van 2 November 1932 eervol ontslag uit 's Lands diensi verleend, terwijl op dien datum als zoodanig is be noemd de heer ir. E. P. Wellenstein, voorzitter van de commissie tot het nagaan en verzamelen van gegevens, betrekking hebbende op de welvaart der Inheemschc bevolking (K. B. 29 Oct. 1932 n°. 19). De landskas te. Bingaradja (res. Bali en Lombok) is mei ingang van 1 April 1932 opgeheven (I. S. 1982 n°. 104). Bij de wet van 25 Juli L 982 (N. B. n". BÖI, 1. S. n°. 483) is art. 24 dei- Indische Bedrijvenwet door eene nieuwe regeling vervangen (onderzoek ter plaatse door de Algemeene Rekenkamer). De instructie en verdere bepalingen voor de Algemeene Rekenkamer in Neder landsch-Indië zijn bij K. B. 18 Oct. L 982 o. 0 . 33 (I. S. n°. s(>x) aangevuld met eene regeling van het onderzoek ter plaatse. Bij Ord. van 11 Mei 1932 (I. S. n°. 210) is de bevoegdheid tot het beoordeelen, verevenen en betaalbaa'rstellen van vorderingen ten laste van den Lande alsmede tot het verrichten van handelingen, die uitgaven ten laste van den Lande ten ge volge hebben, nader geregeld. Bij K.Y. van denzelfden datum (I. S. n". 211) zijn de gezaghebbenden aangewezen, hevoegd tot het beoordeelen, verevenen en bet aal baarstellen van vorderingen ten laste, van don Lande. In Bb. n°. 12895 is opgenomen de instructie voor het houden van inspecties door de Europeesche en Inlandsche ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur van de kassen van Landsdienaren en andere personen, ressorteerende onder het Departement van Binnenlandsch Bestuur, die Lands- en andere gelden onder hunne berusting hebben. 33 Van de afkoopregeling werd over het algemeen een ruim gebruik gemaakt. In de jaren 1928, 1929, 1930 en 1931 kochten respectievelijk + 56 %. + 61 %, + 58% en + 50 >' () van hel totale aantal heerendienstplichtigen hunne ver plichtingen tot het verrichten van heerendiensi af. In 1932 bedroeg dit percen tage echter ± 30 °/ o . Dat thans een zoo groote teruggang moei worden gecon rd is geheel en al de oorzaak van de huidige slechte economische ver houdingen. Op een totaal aantal heerendienstplichtigen van 1866485 waren er in 1925 565 457 afkoopers. Dit aantal nam geleidelijk toe tot 884103 afkoopers in 1929 op een totaal aantal heerendienstplichtigen van 1418333. Sederl 1930 ia hun aantal verminderd tot 437 839 in 1932 op een totaal aantal heerendienstplichtigen van 1 488 916. Het totaal bedrag, dat aan afkoopsommen werd oni vangen, vertoonde een /.elfde verloop. De ontvangsten uit dezen hoofde, welke in 1925 + 3,7 millioen gulden en in de jaren 1929 en 1930 ± 6,5 millioen gulden bedroegen, zijn in 1932 terug geloopen tot f 2 526 382. 5. De Indische Bedrijvenwet. Achtereenvolgens zijn de Kmmaliaven, de haven Belawan, de haven Makassar, de Post-, Telegraaf- en Telefoondienst en de Bangkaf inwiiining tot Landsbedrijf aangewezen in den zin der Indische Bedrijvenwet (I. 8. lit'27 n°. 419) (zie I. S. 1931 nos. 479, 496, 497 en 524 en 1932 n°. 185). 6. Het beheer der geldmiddelen en de controle daarop. DE SOCIALE TOESTAND. 330 Aanvankelijk werden deze tabletten in de apotheek van de Centrale Burger lijke Ziekeninrichting 4c Batavis aangemaakt en ongecandeerd afgeleverd. Vele aanvragen uit verschillende deelen van den Archipel kwamen weldra binnen. In December 1982 werd per circulaire bekend gemaakt, dat de malaria-tefclettea in den vervolge door liet Algemeen magazijn van geneesmiddelen to Bandoeng zouden \\(ivdcii afgeleverd: De aanmaak zou niet meer gebeuren in de apotheek van de Centrale Burgerlijke Ziekeninriehtirig te Batavia dooh opde Bandoengsohe Kininefabriek. De tabletten zouden worden gecandeerd en geel gekleurd. Gedurende IU'V2 werden ook proeven ondernomen niet atebrine, een nieuw malaria-geneesmiddel. De tuberculose is blijkens de in den loop dei jaren verrichte onderzoekingen en verzamelde gegevens eene in geheel Nederlandsch-Indië algemeen verspreid voorkomende ziekte. Zelfs onder de Beer geïsoleerd levende l>:ijaks in de Boven- Mahakarn (Zuider- en Oosterafdeeling van Hor i werd .', "., der 8500 ander» zochten lijdende aan longtuberoulose beveerclen. In het algemeen kan men zeggen. dat. de meeste gevallen voorkomen in de groote kustplaatsen, minder in de eentra in het binnenland, terwijl de frequentie snel afneemt naar mate men het onderzoek verder van de centra verwijderd instelt. Tuberculose hij kinderen is zeldzaam, hoewel zij den laatsten tijd meet wordt gezien dnn vroeger: heen- en gewrichtstuherculose zijn veel minder frequent dan in Europa. Onder de Laheemsche mannelijke bevolking worden de meeste fcuber culoselijders gevonden onder de z.g. betere standen, kleine ambtenaren, onder wijzers, terwijl een groot aantal gevonden wordt onder de armere Chineesche hevolking. Aan een groot; aantal Tnheeinsche landsdienaren moest w«gene deze ziekte verlof verleend worden, namelijk aan 21,5% van het totaal der aan de>e categorie van ambtenaren verleende ziekteverloven (in 1931 20,6 %). De Centrale Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose in Nederlandsoh- Indië houdt zich bezig met de organisatie van de tuberculosebestrijding; /.ij voert propaganda voor do bestrijding der ziekte, houdt toezicht op de drie bestaand* sanatoria (Tjisaroea, Patjet en Batoe). Een vierde sanatorium in de Minahasa is in aanbouw. Behalve deze sanatoria bestaan nog de speciale tuberculose-afdeelingen in enkele groote ziekenhuizen, waaruit de groote meerderheid der sanatorium patiënten gerecruteerd wordt. Ten slotte werken hol' eenige consultatiebureau*, waaraan thans poliklinieken worden verbonden, ten einde de populariteit dezer bureaus ie verhoogen; men vindt deze te ISaia \ ia. Semarang. Modjokerto eu Medan. Onder de oogziekten, die veel aangetroffen worden, behoor! het trachóom. In sommige streken, waai 1 bel bijzonder veelvuldig voorkomt, zijn Bpeeiale medici aangewezen voor de bestrijding van die ziekte, zooals in Tegal en I'emalang. Er zijti daai' 18 poliklinieken,* waar grootendeels fcrachoornpatiënien behandeld werden. In 19.'ii> werden op die poliklinieken 115 140 consulten gegeven; 14576 nieuwe patiënten meldden zich gedurende dat jaar aan. van wie 6607 oi 46 °{ } lijdende aan trachóom. In de Gouvernements Burgerlijke Ziekeninrichting te Pemalang en in het Kardinah-Ziekenhuis te Tegal, later ook op de nieuwe polikliniek te Ketang goengan (reg. Brebes), werden 676 oogheelkundige operaties verricht. Soortgelijke poliklinieken bestaan ook te Serang, Bodjonegoro en Pasoeroeam. De bestrijding van framboesia, een zeer algemeen voorkomende ziekte. ook in 1932 door middel van inspuitingen mei neosalvwwan reep. neotreparsenan voortgezet. In die streken, waai' de ziekte het veelvuldigsi voorkomt, wei-den wederom eenige medici speciaal mei de behandeling belast. Het hlijt'i nog steeds Keer moeilijk, de behandelde personen ertoe over te halen zich aan een I en eventueel derde injectie te onderwerpen, terwijl dit voor eene intensieve en doelmatige bestrijding toch noodzakelijk is. Ondanks hei groote aantal gegeven injecties — Java en Madoera 881868 (in 1931 125430) Zuid-Bumatra 16093 (in 1931 18626), Celebes en üaderaoorigheden 61659 (in 1931 50 772), Manado GEZONDHEIDSZORG. 331 18694 (in 1981 19797), MolukkeD 32689 (in 1931 ruim 80000) — kan dan ooi in de meeste streken geen werkelijk groote en blijvende vermindering van het aantal lijders waargenomen worden. Velen, die vroeger eene kleine vergoeding voor eene injectie konden betalen, zijn daartoe thans niet in slaat, zoodat het aantal gratis injecties bijna overal ia toegenomen. Lijders aan geslachtsziekten worden behandeld in de verschillende zi< inrichtingen, wanneer hoßpitaaJJbeh&ndeliag noodzakelijk is, en verder op de algemeene poliklinieken. Van de speciaal voor lijders aan geslachtsziekten in gerichte poliklinieken kon tengevolge van den ongunstigen financieelen toestand van 's Landskas slechts één te Soerabaja gehandhaafd blijven. Voortgegaan werd met de opsporiag en behandeling van lijdera aan veneriach grOM-uloom, welke ziekte uitsluitend bij de bevolking van Zuid-Nieuw-(iuinee is geconstateerd. Het plan bestaat om enkele van de 7 hulphospitaaltjes, die hoofd zakelijk ingericht zijn voor <le behandeling van lijders aan venerisch granulooin, op ie lieffen en daarvoor in de plaats een concentratiekamp te Merauke op (e richten, gebouwd in den trant der Ka ja-Ka ja-huizen. In sommige tot dusver weinig bezochte streken van <lii gebied werd eene zware besmetting met dezr ziekte onder de, nog schuwe bev-qlking aangetroffen: daarentegen is de ziekte in de omgeving van Toerai dank zij eene intensieve bestrijding sterk verminderd. In 1932 werd door den Dienst der Volksgezondheid een begin gemaald met de toepassing der nieuwe opvattingen omtrent de meest doelmatige en minst kost bare wijze, waarop onder de huidige financieel ongunstige omstandigheden de leprabestrijding doorgevoerd moet worden. De werkzaamheden bestaan uit laboratoriumwerk, kliniek en polikliniek, en epidemiologisch onderzoek. In de laboratoria werd door speciaal voor het leprabestrijdingswerk aangewezen medici de toepassing van de dikke druppel-methode, om leprabacillen in het bloed aan te toonen, uitgewerkt. Tevens werden proeven genomen met het cultiveeren van leprabacillen in leucocyten-culturen en werd de invloed van verschillende voor den mensch wellicht gevaarlijke geneesmiddelen door middel van de dierproef na gegaan. In de kliniek werd de therapeutische waarde onderzocht van verschillende, reeds in meer landen toegepaste geneesmiddelen, zooals eliauhnogra-oliën, i thylesters, zouten, goud-pracparaten. sii alen-therapie. Het epidemiologisch onderzoek begint met het zuo nauwkeurig mogelijk vast stellen van aantal en verspreiding dei 1 Lepralijders in de verschillende ressorten. In enkele heeft een dergelijk onderzoek mei behulp van de bestuursambtenaren reeds plaats gehad. Zoo konden in het regentschap Ngandjoek 204 lijders ge registreerd, onderzocht en klinisch geclassificeerd worden. o<>k alle huisgenooten van deze patiënten werden klinisch en bacterioscopisch onderzocht, waarbij 10 bacillendragers ontdekt werden. In het regentschap Kediri weiden 129 lijders op deze wijze onderzocht, terwijl in de residentie Madioen de desa Tjaroeban :; ( .) patiënten bleek te herbergen. In Tajoe werden op ruim 8000 menachen slechts ■J lepraüjihis ontdekt. Van 18000 Inheemsche schoolkinderen bleek geen enkel lepra.verschijnselen te vertoonen. Getracht wordt de klinisch geclassificeerde lijders poliklinisch, als zij in het beginstadium der ziekte verkeeren of voor hun omgeving niet besmettelijk zijn, en klinisch in ziekenhuizen, als zij besmettelijk zijn, ie doen behandelen. Van het systeem om eiken lepralijder in een lépn of leprozenkampong te doen opnemen wordt hoe langer hoe meer teruggekomen, daar de leprozerieën tot opname van slechts een gering deel aller lijders ruimte n. en omdat men betere resultaten verwacht van individueele behandeling oj) polikliniek en in ziekenhuis. De bestrijding van aitkylostomiam (mijnwormziekte) bestaat uil individueele behandeling, waarvoor, evenals hij de framboesia, eenige artsen zijn aangewezen. IV Medisch-11 ygiënische l'ropagandadienst tracht door filmvertooiiingen. voor drachten, enz. aan de bevolking eeiiig begrip van de wijze van infectie met mijnwormen en de vermijding daarvan bij te brengi n. Het resultaat, van deze hestrijdiugsw ijze is uiteraard niet onder getallen ie brengen. Eene aanwijzing, in hoever deze propaganda, succes heeft, is wellicht te DE SOCIALE TOESTAND. 332 vinden in de mate, waarin gebruik wonlt gemaald van boorlatrines, die gedurende 1932 in grooten getale in verschillende Btrekfn werden aangelegd. Assaineeringswerken. De voortzetting van de in de vischvijveraftae ten Noorden van liatavia leidde tot de voltooiing van de reeds in l.i.il aangevangen verbetering van hel rischvijvercomplex Heemraad ten Oosten van het Oude havenkanaal. Een project werd opgemaakt voor de veibefceriüg van hei complex Mo Karang ten Westen van hel oomples Pekoelitan. Na de opheffing van hel assaineeringskantoor van 3en Dienst der Volks gezondheid tê Soerabaja werd hel onderhoud dei assaineferingswerkern aldaar opgedragen aan den, onder het Departement der Burgerlijke Openbare Werken (8.0.W.) ressorteerenden Dienst der Solo-vallei-werken. Den betrokken H.o.\V.-diensten werd van advies gediend voor verschillende aan ie leggen kleine werken, o.a. <le assaineeringswerken te Laboehanhadji, voor het kolonisatieterrein te Perbo, te Manokwari. te Bandoeng, ie Ngawi en te Pontianak. Ten behoeve van verschillende locale ressorten werden op afwaterings- en rioleeringsgebied adviezen uitgebracht, of wel voorioopige of uitgewerkte ont werpen opgemaakt ter verkrijging van een Landssubsidie, met name voor Cheri l'.m. Bandoeng, Mednn, Modjokertö, Bliter, Tegal, Pekalongan; Soerabaja en .Meester ('onielis. Voor Padftng werd een nieuw vóór-ontwerp voor afwatering en rioleering opgemaakt, terwijl Aan voorlichting werd gediend bij het opmaken van de ontwerpen voor de rioleering van Jog Jakarta en Buitenzorg. In bewerking m de ontwerpen voor den waterafvoer en de rioleering van B&tavia en Soerabaja. Ter verkrijging van eöne Landssubsidie werden voor de verbetering van ei kampongs in de gemeenten Batavia, Meester Oomelis. Bandoeng. Magelang, l'ekalongan, Pasoerbean, Oheriboü', Buitenzorg, Medan. Palembang en Manado adviezen uitgebracht. Door het Land werden geen nieuwe drinkwatervoorzieningen aangelegd; slechts werden eenigé reeds in uitvoering zijnde werken voltooid, zoo b.v. de in 1930 aangevangen aanleg van de drinkwaterleiding Ie Rangkasbitoeng, waaraan ffne ontzuringsinstallai ie werd toegevoegd in verband met de sterk agressieve eigenschappen van het water. Ook de in dat jaar aangevangen aanleg van de drinkwaterleiding te Indramajoe kwam in 1932 gereed. De drinkwatervoorziening van Tabanan en Denpasar, waarvan rle uitvoering, in verband met dé opheffing van het assaineeringskantoor van den Dienst der Volksgezondheid te Soerabaja, werd opgedragen aan het Pepartement der Burger lijke Openbare Werken, kwam (inde 1982 nagenoeg gereed. Ten behoeve van de, bij dienst der Burgerlijke Openbare Werken in uit voering zijnde Gouveraements-watervoor/.iening van Sigli weiden eenige ver beteringen in overweging genomen, terwijl doodden betrokken 8.0.W.-dienst in overleg met den Dienst der Volksgezondheid vernieuwings- en verbeterings werkzaamheden werden verrichi aan de Gouvernements-drinkwatervoorzieningen te Langsa, A.mboin.B en Makassar. Voor de watervoorziening van Lahat der Staatsspoorwegen werd een aan vullend project opgemaakt en voor de verbetering van de, bij de Bangkatin v\dnning in beheer zijnde waterleiding van Muntok advies uitgebracht. Tah-ijke adviezen werden gegeven aan en/of ontwerpen samengesteld voor locale ressorten inzake aanleg, vernieuwing, verbetering en uitbreiding van drink watervoorzieningen, met name: op Java: voor (Jombong, Tjiandjoer, Sarangan, Ranoejoso, Klakah. Malasan, Kraksaiin, Madioen, Salatiga, I'rkalongan, Kediri, Chetibon; GEZONDHEIDSZORG. 333 op Sumatra: voor Padang, Bindjai, Palembang, Djambi, Bagan-siapiapi, Koealasimpang, Tandjoengpinang, Bengkalis; op Borneo: voor Bandjermasin, Samarinda, Singkawang, Kotabaroe; op ('elebes: \'oor Donggala. Adviezen met ontwerpen voor eene drinkwatervoorziening werden verstrek! voor verschillende hospitalen en tal van Landsgebouwen, o.m. de politiekazerne te Menes, de gevangenissen te Tjipinang, Soekamiskin en Bentjoeloek, benevens voorde particuliere ondernemingen Tjikompaj, Loewoeög Gadjah en Lho Soekoh. Met uitzondering van Bandoeng werden de waterleidingen van West-Java geregeld door het Proefstation voor drink- en afvalwaterzuivering fee Manggarai (Meester Cornelis) gecontroleerd. Voor tal van watervoorzieningen en waterleidingvraagstukken werden de Dopdige onderzoekingen ter plaatse en/of op hel laboratorium verrichi en adviezen uitgebracht. Volkshuisvesting. In verband met de wonschc lijkheid om op het op de vrije geldmarkt nog beschikbare kapitaal slechts bij dringende noodzaak" ren beroep te doen. waad van 's Landswege geen garantie meer verleend op de richtige betaling van rente en aflossing van nieuwe, door naamlooze vennootschappen voor de volkshuis vesting aan te gane leeningen, tenzij deze zouden dienen voor de financiering van bouwplannen, ler leniging van een noodzakelijk onmiddellijk- te verbeteren woningnood. liet huizenbezit der 16 naamlooze vennootschappen voor de volkshuisvesting was einde 1932 als volgt . DE SOCIAU: TOESTAND. 334 GEZONDHEIDSZORG. 335 Ziekenverzorging. a. Organisatie. De reeds in 1931 voorbereide maatregelen om op de uit gaven van het Land voor de individueele ziekenverzorging op intensieve wijze) te inigen werden in 1932 met kracht doorgevoerd. Bovendien werd voortgegaan met eene scherpe controle op do economische beheersvoering der Landsziekeninrichtingen, terwijl de credieten dermate ver laagd werden, dat de beheerders dier ziekeninrichtingen genoodzaakt werden om, teneinde begrootingsoverschrijding te voorkomen, den reeds in 1931 voorgeschivv en maatregel betreffende de bekorting van den verplegingsduur van de patiënten en de vervanging van de klinische verzorging door poliklinische hulp met grootere stiptheid uit te voeren. Een andere wijze om op 's Lands uitgaven te bezuinigen was de aanmoediging van het particulier initiatief, of dat van autonome ressorten, om de individueele ziekenverzorging van het Land mei geldelijken Regeeringssteun over te nemen. De in 1932 begonnen onderhandelingen, de overdracht van het ziekenhuisbeheer betreffende, hebben nog niet tot bepaalde resultaten geleid, hoewel reeds eenige regentschappen, stadsgemeenten, zendingsgenootschappen en de Missie hun wenseh hebben te kennen gegeven om het ziekenhuisbeheer van het Land over te nemen. Vooits werd eene intensieve propaganda voornamelijk op Java gevoerd om di regentschappen te winnen voor het denkbeeld om het beheer van poliklinieken van bet Land over te nemen, welke propaganda op het eind van het jaar meer en meer met succes beloofde bekroond te worden. in het systeem der beheersvoering van de Landsziekeninrichtingen werd geen verandering gebracht, daar het stelsel van eigen beheer juist in deze voor het DE SOCIALE TOESTAND. 336 Land zoo ongunstige tijdsomstandigheden het beste middel blijkt om den aan koop van levensmiddelen, enz. te doen geschieden tegen de laagst mogelijke marktprijzen. b. Gouvernements centrale burgerlijke ziékeninrichtingen. Uit het volgend vergelijkend overzicht van de beheersuitkomsten over de jaren 1931 en 1932 blijkt, dat op de totale bedrijfsuiigaveii in alle drie ziékeninrichtingen belangrijk werd bezuinigd. Voor een deel werd deze bezuiniging verkregen door de. daling van de prijzen dry voedingsmiddelen, doch ook' door de beperking van het patiëntental en van den verplegingsduur, c. Gouvenuements burgerlijke ziékeninrichtingen. Einde 1931 bedroeg het aantal Landsziekeninrichtingen op Java en Madoera 46 en in de Buiten gewesten 30. terwijl einde 1932 die aantallen onderscheidenlijk bedroegen 15 en 29. In den loop van 1932 werd namelijk de Landsziekeninricht ing te Loe maujang (Oost-Java) door den Regentschapsraad overgenomen, terwijl de ziekeninrichting te ivepahiang (Benkoelen) wegens haar bouwvalligheid en de geringe belangstelling van de zijde ilrv inheemsche bevolking werd gesloten (Ö.B. 22 Febr. 1932 n". 23). Uit het volgend vergelijkend overzicht blijkt de vermindering van de totale kosten, hetgeen, ovenais reeds bij do Centrale burgerlijke ziékeninrichtingen werd opgemerkt, een gevolg is van de daling van de. prijzen der voedings middelen, de beperking van het patiëntental en van den verplegingsduur. cl. Gesubsidieerde, particuliere ziékeninrichtingen. Einde 1932 bedroeg hi t aantal ziekenhuizen 48 en het aantal hulpziekenhuizen 41, tegen 47 zieken huizen en 42 hulpziekenhuizen in 1931. Lijgekomen is het ziekenhuis te Koealaka]x>eas (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), waarvan de voorbereiding van de oprichting dagteekent uit het jaar 1927. Na langdurige onderhandelingen tusschen den Dienst der Volks gezondheid en het betrokken Bazelsche zendingsgenootschap werd eindelijk over eenstemming verkregen inzake het ontwerp der ziekeninrichting, hetwelk in ver band met de tijdsomstandigheden iv zeer eenvoudige stijl is gehouden, doch waarvoor door het Land met het oog op het tijdelijk karakter der gebouwen geen bouwsubsidie werd verleend. De ziekeninrichting wordt slechts in haar periodieke uitgaven van Landswege tegemoetgekomen. 1 ) In het Verslag over 1931 (blz. 298) was onderscheidenlijk opgegeven f 1,17 en f 1 350 936,88. In deze cijfers waren de kosten der medicijnen niet begrepen; in de nieuwe cijfers zijn deze kosten wel verwerkt. GEZONDHEIDSZORG. 337 Het hulpziekenhuis te Alijan (Kedoe) werd door de zending gesloten, terwijl voor het hulpziekenhuis te Pakantan (Tapanoeli) wegens de geringe belang stelling van de inheemsche bevolking voor deze inrichting de Landssubsidie werd ingetrokken. Als nieuw subsidie-object valt te vermelden het van de Roomsoh-katholieke missie uitgaand hulpziekenhuis te Pemangkat (Westerafdeeling van Borneo). De van Landswege verleende bouwsubsidie bel rot' een zeer eenvoudig ontwerp. Ten behoeve van uitbreiding en verbetering van het zendingshospitaal Ie Modjowarno werd eene bouwsubsidie verleend. Het nieuwe zendingshospitaal te Taroetoeng (Tapanoeli), hetwelk in de plaats is gekomen van het niet meer aan de eenvoudigste eischen voldoende zendings hospitaal te Pearadja, werd in gebruik genomen. Hieronder volgt een vergelijkend overzicht over 1931 en 1932 van de belang rijkste ziekeninrichtingen. e. Gesubsidieerde locale ziékeninrichtingen. Gelijk hiervóór reeds vermeld is (zie onder het hoofd „Gouvernements burgerlijke dekeninrichtingen), waad het beheer van de Landsziekeninrichting te Loemadjang (Oost-Java) aan den Regentschapsraad overgedragen. Een vergelijkend overzicht over de jaren 1930 en 1931 betreffende de beheers uitkomsten, verleende subsidies, enz. volgt hieronder. 337 DE SOCIALE TOESTAND. 338 f. Vacantiekolonies en herstellingsoorden. De jaarlijks aan deze inrichtingen verleende tegemoetkomingen bedroegen voor: 1931 1932 Soekaboemi f 1020 f 1510 Salaliga 5808 3549 Malang 4068 3219 Kaja 386 138 Met ingang van 1 Januari 1933 werd de voor deze inrichtingen geldende subsidieregeling ingetrokken (I. S. 1932 n°. 229). g. Verpleging van opiophagen. Aan de aan het zendingsziekenhuis „Imma nuel" te Bandoeng verbonden afdeeling voor de verpleging van opiophagen werd in 1932 een subsidie in de exploitatiekosten toegekend van f 3728, tegen f 3244 in 1931. h. Verpleging van psychisch minderwaardigen te Temanggoeng. In deze inrichting worden zwakzinnigen van eiken landaard verpleegd beneden den leef fijd van 16 jaar. Oudere zwakzinnigen kunnen voorloopig niet worden opgenomen. De opneming van patiënten staat onder controle van den geneesheer-directeur van het krankzinnigengesticht te Magelang. i. Sanatoria voor longlijders. Hieronder volgt een vergelijkend overzicht óver de jaren 1931 en 1932. Te Manado is in voorbereiding de oprichting van een sanatorium voor long lijders, welks bouw geheel zal worden bekostigd uit de door middel van particu liere bijdragen bijeengebrachte gelden ten behoeve van het Minahasa-Jubileum- Eonds. Voor den bouw is reeds een aannemer gevonden, zoodat met de bouw werkzaamheden spoedig een aanvang zal worden gemaakt. j. Leprozengestichten. De leprozerie te Sitoemba (Tapanoeli) werd wegens haar ongeschiktheid voor verdere opneming van leprozen gesloten; de zich in die inrichting bevindende lijders werden naar de gestichten te Hoeta Salem (Tapa noeli) en Poeloe Sitjanang (Oostkust van Sumatra) afgevoerd. GEZONDHEIDSZORG 339 k. Poliklinieken. Gedurende 1932 werd een begin gemaakt met het brengen van eenige orde op het gebied van het polikliniekwezen. Onder de tot dusver geregistreerde poliklinieken staan vele te boek, welke in verband met het onvol doende (weinig frequent) medisch toezicht en de ondeskundige leiding den naam van polikliniek niet verdienen. Daarom was het gewenscht om van het begrip polikliniek eene scherpe definitie te geven. Die plaatsen, waar de medicijn verstrekking aan de inheemsche bevolking niet dagelijks door een bevoegd persoon kan plaats hebben en waar geregelde medische controle ten eeneninale ontbreekt, zullen in den vervolge niet meer als poliklinieken worden opgegeven. Voorts bleek het noodig om het gemengd polikliniekbedrijf, waaronder naad worden verstaan de samenwerking van den Dienst der Volksgezondheid met ver schillende autonome gemeenschappen of Inlandsche gemeenten bij de instand houding van de poliklinieken en de financieering van de daaraan verbonden personeele en materieele uitgaven, zoo veel en zoo spoedig mogelijk om te zetten in een beheer in één hand. Teneinde dezen toestand te bereiken, werd er bij de betrokken autonome gemeenschappen op aangedrongen om het polikliniekbedrijf geheel zelfstandig zonder verderen steun van het Land voort te zetten. De in deze richting gevoerde propaganda heeft zich in hoofdzaak beperkt tot Java en Madoera, ofschoon ook elders voor dat doel gepropageerd werd. Met dezegediags lijn tracht de Dienst der Volksgezondheid orde te brengen in de klassificatie van die poliklinieken, welke tot dusver een tweeslachtig karakter droegen en die nu eens als Landspolikliniek en dan weer als Regentschapspolikliniek werden op trceeven. Afgescheiden van de besproken propaganda, werd bij autonome gemeen schappen aangedrongen op de overname van de andere zuivere Landspoliklinieken. Hieronder volgt een vergelijkend overzicht over 1931 en 1932. ') Deze subsidie is nog niet toegekend. Krankzinnigenverzorging. Einde 1932 waren in de gestichten, doorgangshuizen en verpleegtehuizen le/.amen 8599 bedden, die aldus waren verdeeld. De krankzinnigengestichten: Buitenz.org 19(15 Lavvang 2802 Migeumg 129-1 Sabang 1328 7389 DE FINANCIEELE TOESTAND. 34 B. DE FINANCIËN DEFTZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN. Java. Wijl de prijzen der landbouwproducten zeer laag waren en de grootü suiker- en tabaksondernemingen hare bedrijven sterk inkrompen, ten deele tijde lijk staakten, kwam er weinig geld onder de bevolking. In verband hiermede zagen de Zelfbesturen in de Vorstenlanden zich genoopt eene belangrijke reductie te verleenen op de landrente en, wat Jogjakarta betreft, op het hoofdgeld. Deze naar plaatselijke omstandigheden verschillende reductie bedroeg gemiddeld + 20 % van hetgeen aan landrente verschuldigd was. In Soerakarta werd het bedrag geheel in mindering gebracht van den landrente-aanslag; in Jogjakarta werd voornamelijk het hoofdgeld verminderd, terwijl daarnaast eene reductie werd toegestaan op de landrente van de woonerven. Voor de bouwvelden bleef in laatstgenoemd land schap de landrenteheffing ongewijzigd. De reden, dat in Solo eene andere regeling gevolgd werd dan in Jogjakarta, was, dat in het Soenanaat nog heerendiensten aan wegen worden gevorderd, terwijl in Jogjakarta deze diensten door een hoofd geld zijn vervangen. Aanvankelijk bedroeg dat hoofdgeld, dat ook evenzeer van streek tot streek verschilde en bovendien niet voor alle betrokken groepen gelijk was, van drie tot zes gulden per aangeslagene per jaar. Wijl in de Vorstenlanden gestreefd wordt naar een belastingpeil, dat ongeveer gelijk is aan dat in de om ringende Gouvernementslanden, waar niet alleen geen heerendiensten meer worden geheven doch ook het hoofdgeld reeds is afgeschaft, werd het hoofdgeld ook in Jogjakarta in de laatste jaren eenigermatc verlaagd. Onder den druk der tijds omstandigheden werd een verdere stap in deze richting gedaan door het hoofdgeld te verminderen tot de volgende bedragen: I. Voor het Sultanaat Jogjakarta: a. ter hoofdplaats Jogjakarta van f 3 en f 1,50 op f 2 en f 1, respectievelijk voor erf- en enkel huisbezitters, terwijl van de bij de brandweer ingedeeld en slechts de erf bezitters hoofdgeldplichtig zijn en wel tot een bedrag van f 1; b. in de regentschappen Jogjakarta (buiten de hoofdplaats) en Bantoel voor alle woonerf- en bouwgrondbezitters, c.g. -gebruikers, van f 3 op f 2 en van de z.g. pemoetihanlieden van f 0,60 op f 0,40; c. in de regentschappen Koeion Progo en Goenoengkidoel voor alle woonerf- en bouwgrondbezitters, c.g. -gebruikers, van f 2 op f 1,25. 11. Voor het Pakoe Alamsch gebied: a. ter hoofdplaats Jogjakarta van f 1,50 op f 1 per huisbezitter of -gebruiker; b. in het regentschap Adikerto van f 3 op f 2 per woonerf- of bouwgrondbezitter c.g. -gebruiker. Deze verlaging, voor het Sultanaat opgenomen in Eijksblad 1932 n°. 19 en voor Pakoe Alaman in Rijksblad 1932 n°. 10, is aangekondigd als van tijdelijken aard. Het ligt in het voornemen der Zelfbesturen om, zoo mogelijk, die verlaging te handhaven. Eene andere zeer belangrijke bron van inkomsten, nl. de door de landbouw ondernemers aan de Zelfbesturen verschuldigde pachten, heeft eveneens aanzien lijke vermindering ondergaan. In 1932 moest aan de suikerondernemingen in Jogjakarta eene pachtreductie van + 20 % worden toegestaan, terwijl in Soera karta voor een overeenkomstig bedrag uitstel van betaling moest worden verleend. In sterker mate nog dan de andere Zelfbesturen, ondervindt het Mangkoene garansch Eijk den invloed van de crisis, doordat de inkomsten van dit gebied voor een zeer belangrijk deel afhangen van de bedrijfsresultaten van eigen onder nemingen. Dank zij een zuinig beheer der Rijksfinanciën slaagden opvolgende Zelfbestuurders er namelijk in een belangrijk kapitaal vast te leggen in een twee tal suikerondernemingen, in eene belangrijke effecten-portefeuille, in huizen te Soerakarta, Wonogiri en Semarang, in een koffie- en vezelonderneming en in nog enkele andere bezittingen. Deze bezittingen zijn samengebracht in het z.g. Fonds van Mangkoenegaransche Eigendommen, waarover het beheer gevoerd wordt door eene commissie van beheer onder voorzitterschap van den Zelfbestuurder. Leden DE SOCI \I;F. TOESTAND. 340 De doorgangshuizen: Batavia-Centrum (Grogol) 342 Semarang 299 Soerakarta ( Mangoend jajaii) I."i 0 Soerabaja (Pegirïan) [85 976 De verpleegtehuizen: Loeboekpakam 60 Padang 50 Palembang 30 Bandjermasin 21 Makassar 40 Manado 30 234 Einde 1931 bedroeg de capaciteit van alle inrichtingen 8463 bodden, zoodal gedurende 1932 eene uitbreiding heeft plaats gevonden van 137 bedden. Op het emd van het jaar waren al deze bedden bezet, terwijl er zelfs eene overbezetting viel ir constateeren. Stand van lud aantal verpleegden einde 1932 in alle krankzinnigen gestichten, doorgangshuizen en verpleegtehuizen. GEZONDHEIDSZORG. 341 Verloop der patiënten gedurende 1932 in de krankzinnigengestichten met eene gezamenlijke capaciteit van 7389 bedden. Verloop der patiënten gedurende 1932 in de doorgangshuizen met eene gezamenlijke capaciteit van 976 bedden. Verloop der patiënten gedurende 1932 in de zes verpleegtehuizen met eene gezamenlijke capaciteit van 234 bedden. DE sociai E TOESTAND. 342 Bij een totaal aantal bijgekomen patiënten van 2538 zijn afgevoerd als her steld of verbeterd, wegens overlijden en andere redenen 2135 patiënten, zoodat op het einde van het jaar de werkelijke stijging van het aantal verpleegden 2358 — 2135 = 223 patiënten bedroeg. In het vorig Verslag werd melding gemaakt van moeilijkheden in de opneming van krankzinnigen, in de eerste plaats doordat de algemeene financieele toestand in die periode het niet toeliet uitbreiding te geven aan de verpleeggelegenheid, gelijk in de voorafgegane jaren, en in de tweede plaats aangezien betrekkelijk weinig patiënten uit de gestichten en doorgangshuizen werden ontslagen. Om de aanhouding van geesteszieken in de gewone ziekenhuizen, gevangenissen en politieposthuizen zooveel mogelijk te verminderen, werd de ontruimde straf gevangenis te Pasoeroean verbouwd en op eenvoudige wijze ingericht voor 300 patiënten. Daar echter eerst in het laatste kwartaal van 1932 deze nieuwe inrichting voor een deel kon worden betrokken, is het gedurende 1932 met de opneming van patiënten een moeilijk jaar geweest. Met de geneesheeren-directeur en de hoofden van de doorgangshuizen zijn wederom besprekingen gevoerd, om zooveel mogelijk het vervroegd ontslag van patiënten te bevorderen. Het hierdoor vrijkomen van plaatsen voor nieuwe patiënten, alsmede de voltooiing van de inrichting te Pasoeroean en het in gebruik nemen van de inrichting bij Meclan zullen eene vlottere opneming en betere verpleging van krankzinnigen in 1933 waarborgen, dan gedurende 1932 mogelijk was. Alle inrichtingen op Java en Celebes werden in 1932 geïnspecteerd, waarbij, behalve controle op de toepassing van de wettelijke bepalingen, ook het econo misch beheer der inrichtingen alle aandacht had. Verloop der patiënten gedurende 1932 in alle krankzinnigengestichten, doorgangshuizen en verpleegtehuizen tezamen. Pharmaceutische aangelegenheden. De kosten, verbonden aan de geneesmiddelenaanschaffing voor rekening van den Dienst der Volksgezondheid, daalden van 12,3 op 8,5 ton gouds. Hiermede daalden de onkosten voor geneesmiddelen in de kleine ziekeninrichtingen van dezen dienst tot 4 et per verpleegdag. Einde 1932 werd in 76 apotheken particuliere receptuur uitgeoefend, waar onder in 5 militaire apotheken en in 3 apotheken voor inwendigen dienst van groot-e lichamen. In de 68 particuliere apotheken voor het groote publiek werkten ]79 assistenten, van wie 45 vrouwelijke. Eene commissie werd door het hoofd van den Dienst der Volksgezondheid benoemd, om middelen te beramen ter verbetering van pharmaceutische toe standen. GEZONDHEIDSZORG. 343 Ziekteverloven van Landsdienaren. In 1932 werd aan 30 mannelijke on 5 vrouwelijke landsdieaaren (in 1931 32 en 6) een buitenlandsch ziekteverlof verleend. Van de ziékte-oorzaken vormden — evenals het vorig jaar — de functioneele neurosen en psychosen de grootste groep, namelijk 42,9% (in 1931 57,0 "..). Daarnaast speelde de tuberculose een belangrijke rol met 14,3 % (in 1931 '2.i> ' | en in mindere mate de organische ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (met uitzondering van het oog) met 11,4 % (in 1931 5,3 %) en de ziekten der adem halingsorganen met 8,6 % (in 1931 2,6 %). Wat de binnenlandsche ziekteverloven aan Europeesche landsdienaren be treft, vormen — evenals in 1931 — de funetioneele neurosen en psychosen met 12,5 % (in 1931 14,7 %) ook hier de voornaamste ziekte-oorzaak voor de ver leende verloven. Dan volgen de ziekten dor spijsverteringsorganen met 8,1 % (in 1931 9,6 %), die der urogenitaalorganen (behalve venerische) met 7,7% (in 1931 7,8%), de tuberculose met 6,9% (in 1931 7,6%), de organische ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (met uitzondering van het oog) en de ziekten der ademhalingsorganen elk met 6,7 % (in 1931 3,5 % resp. 5,7 %), terwijl het aandeel der geslachtsziekten in 1932 4,8 % bedroeg, tegen 7,7 % in 1931. De voornaamste ziekten, welke aanleiding gaven tot het verleenen van binncnlandsche ziekteverloven aan Inheemsche landsdienaren, waren tuberculose met 21,5 % (in 1931 20,6 %), venerische ziekten met 15,3 % (in 1931 17,5 %), ziekten der ndemhalingsorganen met 7,7 % (in 1931 6,2 %) en malaria met 5 % (m 1931 6,4 %). DE sik I\l !•; TOESTAK D. 344 F. JEUGDZORG. Kinderbescherming. a. Zorg voor weezen en verlaten hinderen. De intrekking van den Lands steun aan inrichtingen van liefdadigheid, waartoe in 1932 moest worden over gegaan, werd vergoed door de aandeelen in groote geldloterijen, welke weiden toegekend tot een bedrag als anders aan subsidie zou zijn genoten. ïntussohen liet de behoefte aan meer gestichtsruimte, vooral voor onverzorgde kinderen, zich door de ernstige tijdsomstandigheden steeds klemmender gevoelen. De in Indië niet zelden voorkomende ongeregelde huwelijkstoestanden en het ontbreken van voldoende leiding in de gezinnen ten aanzien van de kinderen maken eene opvoeding van deze in gestichten vrij dikwijls tot eene onafwijsbare noodzaak; te eerder, indien verminderde of weggevallen bestaansmiddelen de moeilijkheden in het gezin vergrooten. Het tweede deel van dit Verslag bevat een opgave van de aantallen dezer gestichten en der daarin verpleegden. b. Civielrechtelijke dwangopvoeding. Het aantal gevallen van ontzetting van ouders of voogden uit de ouderlijke macht of voogdij, welke tot het toe kennen v.iii de gevraagde tegemoetkoming in de verplegingskosten der minder jarigen aanleiding gaven, bedroeg 27. In totaal werd in 1932 een bedrag van f 79 772 aan subsidie toegekend, het welk ruim f 12 000 meer is dan in 1931. c. Het Instituut der OouvernementspupiUen. Het aantal dezer minder jarigen, wier opvoeding door het Land wordt bekostigd, liep van 329 van eind 1931 terug tot 291 op 31 December 1932. Aangezien deze kinderen vaak reeds op jeugdigen leeftijd als Gouvernement s pupil worden aanvaard, zal het nog eenige jaren duren, voordat het instituut, waarvan de opheffing is bevolen, geheel zal zijn verdwenen. Het te hunnen behoeve uitgekeerde bedrag der Landsgelden heeft in 1932 f 84 707 bedragen. Internaatswezen. Aan verschillende scholen, \\;iar onderwijzers worden opgeleid, heeft het Gouvernement internaten verbonden; aan normaalscholen, hoogere kweekscholen, Hollandsch-lnlandsehe kweekscholen en Holiandsch-Chineesche kweekscholen. Dit is geschied uit paedagogische overwegingen; het internaat dient als middel om de toekomstige leerkrachten naast de vereischte kennis ook de beschaving en de karaktereigenschappen bij te brengen, die zij als opvoeders der jeugd zullen behoeven. Daarnaast dient bij de opleidingsscholen, waar het Nederlandsch de voertaal is, de onderbrenging in een internaat mede, om de leerlingen ook buiten de lessen te houden in eene omgeving, waar zij zuiver Nederlandsch hooren en Gok zelf moeten spreken. Om dezelfde reden is ook aan de opleidingsscholen voor [nlandsche ambtenaren een internaat verbond en. Waar bijzondere omstandigheden er toe leidden, hebben ook enkele Gouverne ments-Muloscholen een eigen kosthuis gekregen, nl. de scholen te Tondano, Probolinggo en Pberwokerto. Uit zuinigheidsoverwegingen zijn echter de beide eerstgenoemde medio 1932 gesloten. Het internaat te Poerwokerto, hetwelk zichzelve kan bedruipen, is gehandhaafd. De bijzondere normaalscholen, Hollandsch-Inlandsche kweekscholen en hoogere kweekscholen, die eveneens een internaat bezitten, kunnen daarvoor van het Gouvernement subsidie verkrijgen. In 1932 geschiedde dit ten aanzien van 3 bijzondere Hollandsch-Inlandsche kweekscholen en 12 normaalscholen. De regeling omtrent de toekenning van tegemoetkomingen aan leerkrachten van openbare en gesubsidieerde scholen voor voortgezet en vakonderwijs, waaraan een internaat is verbonden (Bb. n°. 12361) onderging bij G.B. 23 Juli 1931 n°. 15 (Bb. n°. 12610) eenige wijziging. Sinds deze wijziging geldt ook voor de ge- JEUGDZORG. 345 subsidieerde internaten van EbUandeoh-Inlandsche en HoUandsch-Cbiaeeßche kweekscholen de regeling, dat per 30 leerlingen 1 leerkracht met int toezicht kan worden belast. Gedurende het eerste halfjaar van 1932 werden door het Gouvernement, evenals vorige jaren, ook nog andere internaten geldelijk gesteund. Zoo werd op den voet van de in Bb. n°. 11291 opgenomen regeling subsidie verleend aan ei n aantal kosthuizen verbonden aan Èollandsoh-ïnlandsche scholen voor meisjes; voorts aan een aantal kosthuizen bij particuliere normaalleergangen, ambachtst scholen en Inlandsche scholen voor meisjes. Uit overweging echter, dat in ver band met den nood der schatkist de geldelijke steun aan deze niet als vitale deelen van het onderwijs te beschouwen instituten — het Gouvernement toch acht ze voor de eigen scholen niet noodig — niet langer te verantwoorden was, werden met ingang van 1 Juli 1932 deze subsidies ingetrokken. Voor de genoemde Hollandseh-Jnlandsche scholen voor meisjes geschiedde dit bij G.B. 20 Nov. 1931 n c . 25 (Bb. n u . 12709). In verband met de reorganisatie van de bijzondere fröbelkweekscholen tot huishoudscholen (zie hoofdstuk Onderwijs) verviel met ingang van denzelfden datum de Landssteun voor de drie bijzondere scholen van dit type, daar de aan de nieuwe huishoudscholen verbonden internaten geacht worden hun eigen kosten te kunnen opbrengen. Uit dezelfde overweging werd met ingang van 1 Februari 1933 de ondersteuning van de bijzondere Mulo-internaten gestaakt. Sinds medio 1932 (resp. begin 1933) subsidieert derhalve het Land de aau bijzondere scholen verbonden internaten slechts dan, als deze als essentieel deel van de opleiding en opvoeding kannen worden beschouwd on dus ook bij de overeenkomstige Gouvernementsscholen voorkomen. Naast de kosthuizen, die aan bepaalde scholen zijn verbonden, bestaan ook z.g. vrije internaten ten behoeve van de van elders afkomstige leerlingen. Slechts voor zoover deze kosthuizen leerlingen opnemen van inrichtingen voor voortgezet of vakonderwijs, genieten zij subsidie. In 1932 werd, ter dekking van het nadeelig saldo over het voorafgegane jaar, een bedrag van f 33 300 aan 17 internaten uit gekeerd *). Bovendien werd, in verband met het voornemen van een gewijzigde gedragslijn, in datzelfde jaar voor de gedeeltelijke dekking van de te verwachten tekorten over dat jaar, aan 15 internaten nog f 40 500 uitgekeerd. Bij G.B. 9 Nov. 1931 n°. 46 (Bb. n°. 12705) kwam eene wijziging en aan vulling tot stand ia de bestaande intemaatsflubsidie-regeling (Bb. n°. 11283), welke 1 Januari 1932 in werking trad. De nieuwe , .internaatssubsidie-regeling 1931" beperkte de nonnen, die den grondslag vormen voor de aanspraak op en de berekening van deze subsidies, en bracht tevens in de bestaande regeling eenige vereenvoudiging. ') Voor nog 1 internaat werd in 19ül voor dat jaar zeli reeds i' 18 000 uitgegeven. Lichamelijke opvoeding. In verband met de noodzakelijke bezuiniging moest van den bouw vannieuwe lokalen of aanleg van speelvelden worden afgezien en werd de verstrekking van toestellen en leermiddelen sterk ingekrompen; ook moest van de bestaande organisatie een niet onbelangrijk gedeelte worden prijsgegeven. Bij de Hoogere Burgerseholen werd bezuiniging verkregen door het aantal voor gymnastiek uitgetrokken lesuren in alle klassen met 1 te verminderen, zoo dat het nieuwe leerplan in de klasse; I—s achtereenvolgens 2-2-2-1-1 lesuren voor dit vak bevat. Bij de Algemeene Middelbare Scholen bleek het aantal les uren niet voor vermindering vatbaar; ook aan de middelbare opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren (Mosvk's) bleef het onveranderd. Nadat aan de Algemeene .Middelbare School te Soerakarta een gymnastiek leeraar was geplaatst, was aan alle middelbare scholen de lichamelijke opvoeding als leervak ingevoerd, met uitzondering van de Hoogere Burgerschool te Medan. Overal wordt het onderwijs gegeven door bezitters van de akte M.O. gymnasiiek. DB SOCIALE TOESTAND. 346 Aan de Technische school te Soerabaja (Koningin Emma-school) werd een vaklokaal tot gymnastieklokaal ingericht. Van de 4 Gouvernements technische scholen zijn zoodoende 3 van een gymnastieklokaal voorzien. Het onderwijs in de lichamelijke oefening aan de Europeesche, Hollandsch- Inlandsehe en Bollandsch-Chineesche kweekscholen, dal eveneens door bezitters van de middelbare bevoegdheid wordt gegeven, is van groot belang, omdat het niet alleen het lichamelijk welzijn van de leerlingen eelf beoogt, maar vooral ook ten doel heeft, <lc a.s. onderwijzers in het geven van gymnastiek fee bekwamen; voor de nieuwe hulpakte toch behoort de gymnastiek tot de verplichte vakken, voor zoover de aspirant niet op grond van eene geneeskundige w rklaring daarvan \ rijgesteld is. Evenals vorige jaren behoorde op de hoogere kweekschool Ie Magelang en de Christelijke hoogere kweekschool te Soerakarta (de eeniga Behalen van dit type, die in den cursus 1931 — L 932 nog bestonden) de gymnastiek niet tot de eind examenvakken, doch werden de leerlingen bekwaamd voor de lagere akte vrije en orde-oefeningen (akto J). Van de 67 candidaten van luide scholen slaagden 'M voor deze akte. Zooals reeds in hr-t. vorig Verslag werd aangestipt, eijn te beginnen met 1927 aan de normaalseholen onderwijzers geplaatst in het bezit van de lagere akte gymnastiek (akte S), teneinde de a.s. onderwijzers bij het Inlandsch standaard en vervolgonderwijs tot het lesgeven in de gymnastiek op te leiden. Het resultaat is, wat de jongensnormaalscholen betreft, over het algemeen gunstig. Niet zelden bleek het gymnastiekonderwijs van goeden invloed op den geest in de school te zijn, ook wegens de beoefening van sport in den vrijen tijd. De resultaten aan de meisjesnormaalscholen zijn veel minder goed, daar de leerlingen over het alge meen physiek te zwak blijken. De meest ingrijpende bezuinigingsmaatregel, welke gedurende 1932 ten zien van het onderwijs in de lichamelijke opvoeding werd genomen, was de afschaffing van dat onderwijs op de Mulo-scholen. De gevolgen daarvan strekken zich verder uit dan tot de Mulo-scholen alleen, omdat voortaan de scholen, die de Mulo tot onderbouw hebben, leerlingen toegevoerd krijgen, die nimmer gymnastiekonderwijs hebben genoten. Bij het Westersch lager onderwijs kon de lichamelijke opvoeding nog op het pi'ogramma worden gehandhaafd daar dit onderwijs niet door afzonderlijke leer krachten wordt gegeven. Wel werd de verstrekking van fondsen voor de aan schaffing van nieuwe hulpmiddelen gestaakt. Het gymnastiekonderwijs wordt aan de scholen voor Westersch lager onderwijs overal gegeven, waar één der leerkrachten daartoe bevoegd en in staat is. In de praktijk is aan alle Hollandsch- Inlandsche scholen de lichamelijke opvoeding ingevoerd, daar de Inlandsche onderwijzers hiervoor zijn opgeleid; dit geldt ook voor de speciale en schakel scholen. Aan de Europeesche lagere scholen is het vak veel minder verbreid. omdat dikwijls geen der leerkrachten in staat is dit onderwijs te geven; van de Hollandsch-Chineesche school, waar de leerkrachten in meerderheid Europeanen zijn, kan hetzelfde worden gezegd. Op de Inlandsche 2de klasse-scholen bestaat groote animo voor de lichamd ijk e oefening. Zelfs scholen, waar nog geen daarvoor opgeleide leerkrachten zijn ge plaatst, trachten met dit onderwijs te beginnen. Praktisch gesproken is bef gymnastiekonderwijs op alle Inlandsche scholen doorgevoerd. Een uitzondering vormen de meisjes-vervolgscholen, daar nog slechts weinig Inlandsche onder wijzeressen daarvoor eene voldoende opleiding verkregen. Op de volksscholen wordt geen gymnastiekonderwijs in eigenlijken zin gegeven; wel worden aan vele dezer scholen spelen beoefend, doch een aparte tijd wordt hiervoor niet op de lesrooster uitgetrokken. ARMBNZORG, 347 G. ARMENZORG. De voorbereiding van de regeling van het armwezen in Nederlandsch-Indië maakte gedurende 1932 goede vorderingen. Evenals ten aanzien van de inrichtingen voor kinderverzorging, word ook de door instellingen voor armenzorg genoten geldelijke tegemoetkoming uit 's Lanrls kas ingetrokken en vervangen door gelden, welke de groote loterijen tot dit doel opbrachten. Aan enkele inrichtingen, welke om principieele redenen voor een aandeel in de loterijen niet in aanmerking wenschten te komen, werd als tevoren een subsidie van Landswege verleend. In totaal werd hiervoor uitgegeven een bedrag van f5O 582, waarin niet zijn begrepen de tegemoetkomingen voor de verpleging van regeerings-, voogdij- en gouvernementspupillen, doch wel de vrije steun aan inrichtingen voor kinder verzorging. DE sik lAI.K ÏOKSTAXD. 348 H. BESCHERMING VAN HET GRONDBEZIT. Overheidsbemoeienis met uit te geven gronden a. Van wege het Land. De commissie v.m advies nopens de mogelijkheid en wenechelijkhefd van nadere voorzieningen in verband mei hel grondbezit van Indó-Eüropeanen (zie Verslag 1932, blz. 310) heefi haar taak nog niet volbracht. Wel bereikten der Regeering medio 1933 voorstellen nopens vereenvoudig liet onderzoek van grondaanvragen in erfpacht voor don kleinen land- on tuinbouw. Ook in 1932 verkeerden vele landbouw-ondememingen in moeilijkheden. Xi»i veel mogelijk worden verzoeken om uitstel van betaling van canon ingewilligd. Erfpachters, die geen kans zagen om nog niet in . ontginning gebrachte ter reinen te exploiteeren, gaven hun rechten prijs. b. Van wege de Zelf besturen. Java en Madoera. In verband met de speciale agrarische verhoudingen in de Vorstenlandsche zelfbesturende landschappen heeft de verbreking van grondhuur overeenkomsten tengevolge van de economische crisis daar kwesties doen rijzen van bijzonderen aard, welke in den loop van 1932 de aandacht hebben gehad. Tot goed begrip hiervan moge aan de volgende uiteenzetting voorafgaan een kort overzicht van de reeds in vorige Verslagen besproken agrarische hervormingen in deze gebiedsdeelen. Voorheen had de bevolking in de Vorstenlanden geen eigenlijke grondrechten. Grondslag van het oude stelsel was, dat tegenover den Vorst, onbeperkt eigenaar van allen grond, de bevolking ten aanzien van de bouwvelden geen ander recht kon uitoefenen dan dat van pachter in deelbouw (gewoonlijk voor de helft) van de sawahs en — tegen verrichting van heerendiensten — van houder van een gebruiksrecht op hare erven. Uit kracht van hunne hoogheidsrechten stelden de Inlandsohe Zelfbestuurders een aanal hunner familieleden en dienaren, ter tegemoetkoming in hun levens onderhoud of bij wijze van bezoldiging, in het genot van de door hen (Zelf bestuurders) uitgeoefende rechten op bepaalde stukken en van de daaraan.ver bonden rechten op den arbeid van de opwonende Inlandsche bevolking (z.g. apanages). Op hunne beurt droegen deze aldus geapanageerden, aanvankelijk bij uit zondering, allengs in toenemend aantal, tegen vaste pacht in geld, hunne rechten op de helft (c.g. een derde) der opbrengst van de eigenlijke bevolkingsgronden 1 ) over aan Europeescho huurders. Omtrent deze grondovereenkomsten werden door het Gouvernement regelen in het leven geroepen bij de opvolgende, zoogenaamde Landhuurreglementen, waarvan het laatste is vastgesteld bij de krachtens Koninklijke machtiging uit gevaardigde Ord. in I. S. 1906 n°. 93. De kern van de regeling was, dat de Javaansche verhuurders, die gehouden waren, zonder hooger beroep, te eer biedigen de uitspraken door of namens den Javaanschen Vorst gedaan ten zien van de instellingen en gewoonten des lands omtrent de rechten en ver plichtingen, uit het gebruik van de gehuurde gronden voortvloeiende, niet meer rechten of minder verplichtingen aan de Europeesche huurders konden over dragen, dan zij zelve bezaten. De praktische beteekenis der verhuring aan landbouwondernemingen was, dat de landhuurder de hem toekomende pacht van de bevolking niet vorderde in den vorm van een aandeel (de helft of een derde) in het geteeld product, doch in den vorm van een aandeel (eveneens de helft of een derde) van den grond met en benevens denzelfden arbeid, welke de deelbouwers aan dat deel van den 1 ) Bestaande uit 4/5 der dorpsgronden. Voor den „bekel", die oorspronkelijk door den Zelflxjstuurder of den apanftgel dor met het plaatselijk toeziohi op het opbrengen, in natura of in geld, van het door de bevolking aan deelbouwpaoht verschuldigde belast was, was 1/5 der dorpsgronden als ambtsveld bestemd. BESCHERMING VAN HET (IKONDBEZIT 349 grond zouden hebben moeten besteden, indien zij er hunne eigen gewassen op zouden verbouwen. De meerdere arbeid, welke de aanplam van suikerriei e.d. vorderde boven den aanplant van Inlandsche gewassen, werd dan ten deele in vrijen arbeid, ten deele in betaalden gedwongen arbeid (den e.g. bijslag) verricht. Waar de -door de landbouwers gekweekte gewassen, zooals suikerriet, tabak. en indigo, wisselbouw behoefden, werd van de bevolkingsgronden (4/5 derth>i-j>- gronden) telken jare afwisselend de helft (een derde) door den landhuurder in gebruik genomen (glebagan-stelsel) , terwijl voor de zoogenaamde bergcultuivs (koffie, cacao, rubber, enz.) de bevolkingsgrond ojj denzelfden grondslag blijvend werd verdeeld tusschen den landhuurder en de bevolking, die haar deel naar believen mocht beplanten, maar verplicht was gelijkwaardigen kosteloozen arbeid aan ée aanplantingen van den ondernemer te verrichten (bengkok-stelsel), even i ens met bijbetaling voor meer cultuurarbeid. Bij den teelt van suikerriet werd voor het langer aanhouden van den grond dan een jaar eene schadeloosstelling, een bijslag, de z.g. kasepan, uitgekeerd aan hen, wien het gebruik van den grond fcoekwi Op dezen grondslag van landlmur en beschikking over de gedwongen, grooten deels onbetaalde, diensten der bevolking ontwikkelde zich in de Vorstenlanden eene omvangrijke Europeesche industrie, in hoofdzaak bestaande uit suiker- en tabaksondernemingen. Meer en meer trad echter de noodzakelijkheid aan het licht om, zoowel in het belang win de Enlandscbe bevolking nis in het welbegrepen belang van voor melde landbouw nijverheid, over te gaan tot eene algeheele hervorming van de inwendige, tot hoogst ongewenschte verhoudingen aanleiding gevende maatschap pelijke toestanden, en desse zooveel mogelijk in overeenstemming te brengen met die in het omliggend Gouvernernentsgebied in dien zin dat, met ophef fin • het apanagestelsel l ), aan de bevolking rechten zouden worden toegekend op den grond; dat voor het genot van den grond geene diensten ten behoeve van particuliere personen zouden behoeven té worden gepraesteerd; dat Inlandscbe gemeenten (desa's) zouden worden gevormd aan welke de gronden worden af gestaan en dusdoende de basis gelegd zou worden voor een gemeentewezen. De bedoelde hervormingen, waarbij aan de Tnlandsche bevolking eene zelf standige plaats in de samenleving zou worden verschaft, konden zich uit den aard der zaak niet bepalen tot het gebied der buurlanden, doch moesten zich ook uitstrekken over de daarbuiten gelegen streken, de z.g. „kedjawèn", waar de toestanden niet veel boter waren en waar de bevolking bloot stond aan velerlei heffingen en dienstvorderingen van hekels en apanage-houders onder ver schillenden vorm. Het spreekt wel van zelf, dat de invoering van deze hervormingen noodzake lijk moest samengaan met het geven aan de Europeesohe landbouwnijverheid aldaar van geheel nieuwe grondvesten. Door de toekenning tooh aan de Inlandsche gemeenten van rechten op den grond en de invoering var eene landrenteregeling, kwam de deelbouwpacht te vervallen en daarmede dê grondslag voor de beschik king over den grond ten behoeve van de teelt van etapelproductoen en over den verplichten arbeid der bevolking ten dienste der cultuurwerkeaamheden. De positie van de ondernemers werd nu zóó geregeld, dat aan die onder nemingen, welke op bepaalde wijze, Wijk zouden geven van hare bereidwilligheid om tot de hervorming mode te werken, tijdelijk eene bevoorrechte positie werd verleend. Deze positie, waaraan in het grondhuurreglement een afzonderlijk hoofdstuk (111) is gewijd, komt op het volgende neer. Aan den landbouwondernemer, die, blijkens eene bij het Hoofd van.gewestelijk bestuur vóór een vastgesteld tijdstip ingediende schriftelijke verklaring, afstand 1 ) Deze opheffing geschiedde in dier voege, dat liet zelfbestuur de in apanage uitge geven gronden terugnam en den geapanageerden bij wijze van schadeloosstelling eene regel matige maandelijksche uitkeering toekende, becijferd naar de door hen uit hun apanage verkregen vaste inkomsten in natura, geld en/of diensten. DE FINANCIËN DER ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN. 35 zijn de Eegent-Patih, de Superintendent der ondernomingen, de Agent van de Javasche Bank te Soerakarta en een Europeesch Bestuursambtenaar. Het volgend overzicht, geput uit het jaarverslag van het Fonds over het jaar 1931, moge een denkbeeld geven van de belangrijkheid van dit bezit en van de verkregen resultaten, waaruit tevens blijkt, dat in de laatste jaren de groote winsten zijn veranderd in belangrijke verliezen. Staat, aantoonende het kapitaal van het Fonds van Eigendommen van het Mangkoenagaraseh Rijk van 1918 af. Bovenstaande bedragen waren belegd in: DE SOCIALE TOESTAND. 350 deed van alle voor hem uit de bestaande huurovereenkomsten voortvloeiende rechten, werd voor een tijdvak van (ten hoogste) vijftig jaar het genot van den voor de voortzetting van zijn bedrijf benoodigden grond, met inbegrip van de strooken grond, bonoodigd voor vaste of tijdelijke railbanen, waterwerken e.d., verzekert bij eene schriftelijke beschikking van hel Zelfbestuur '). Voor de afwisselend in gebruik te nemen gronden wordt eene aan periodieke herziening om de 10 jaren onderworpen, in de Zelfbestuurskas te storten ver goeding per bouw betaald, vastgesteld overeenkomstig door den Gouverneur- Generaal gestelde regelen. Voor grond, voortdurend in gebruik, is eene, mede volgens door den Land voogd vastgestelde regelen te bepalen, vergoeding van ten hoogste f 10 per bouw verschuldigd, terwijl voor gronden, ingenomen door werken, niet uitsluitend in het belang van den ondernemer, evenals voor railbanen en bijbehoorende ge bouwen en werken, geen vergoeding verschuldigd is. De bevolking heeft gedurende de vijftigjarige overgangsperiode dus niet de vrije beschikking over hare gronden. De helft er van heeft zij om niet op te leveren ten behoeve van de ondernemers, die voor het genot van die gronden eene vergoeding, pacht, storten in de Zelfbestuurskas 2 ). Deze regeling waarborgt den ondernemers een halve eeuw van bedrijfszeker heid voorzoovcr die afhangt van de beschikking over den grond. Dit is een groot voordeel in vergelijking met de positie waarin b.v. de suikerondernemers in de Gouvernementslanden verkeeren, die voor het verwerven van den noodigen grond afhankelijk zijn van de i Medewerking van de Tnlandsche grondbezitters. Aan den anderen kant kunnen de ondernemers in de Gouvernementslanden veelal ge makkelijk tot eene schikking met de grondbezitters komen, wanneer hun belang het weder verbreken van tevoren aangegane huurovereenkomsten verekeht. Indien de grondbezitter in een dergelijk geval zijn grond weer te zijner beschik king krijgt en bovendien een toeslag of schadeloosstelling van den ondernemer, is hij gewoonlijk wel tot eene schikking bereid. In de Vorstenlanden echter — en 'hierop komt het nu aan — zijn de beide partijen veel meer gebonden. Het Zelfbestuur, dat voor zijne huishouding voor een belangrijk deel is aangewezen op de inkomsten uit de ondernemingspachten. kan bc/waarlijk op gelijke wijze inschikkelijkheid betoonen als een individueele grondbezitter. Het zou de vrijgekomen gronden ook bezwaarlijk zelf kunnen exploiteeren, doch daar staat tegenover, dat indien geene schikking wordt ge- Iroffen, de ondernemer blijft zitten met gronden, welke ook hij onder de huidige omstandigheden niet kan gebruiken en waarvoor hij toch verplicht blijft de pacht te betalen. Weliswaar is aan de ondernemers de bevoegdheid gelaten om zich te ontdoen van door hen niet meer begeerde gronden, doch wanneer zij van die bevoegdheid gebruik maken, doen zij ook voor goed afstand van de hun bij den overgang naai den nieuwen toestand gewaarborgde rechten en het is begrijpelijk, dat zij dit niet gaarne doen voor gronden, waarop zij na de crisis hun bedrijf wenschen te her vatten.Er zijn dan ook wel gronden prijsgegeven, doch dat bleef toch tot eene minderheid beperkt. Voor de overgroote meerderheid vragen de ondernemers thans eene verdergaande reductie op de pachten dan hun voor 1932, althans in Jogjakarta, werd toegestaan. Buitengewesten. Over de ontwikkeling van de agrarische verhoudingen in de Buitengewesten vallen, voor zoover 1932 betreft, geen bijzonderheden te ver melden. L ) Om deze regeling mogelijk te maken is in de Zelfbestuursverordpiiingen, waarbij de schenking van het Inlandsen bezitrecht op den grond is geregeld, aan de betrokken Inland sclie gemeenten de verplichting opgelegd om jaarlijks ten hoogste het 2/5 gedeelte van dien grond beschikbaar te stellen voor het Zelfbestuur om door den ondernemer ter beplanting te wolden gebezigd. 2 ) Althans in hoofdzaak. Naast het hierboven door de Zelfbesturen gegarandeerde genot van gronden is de gelegenheid geopend voor inhuur van gronden van de bevolking, doch deze is van veel minder beteekenis. BESCITERMIXf; VAN HET GRONDBEZIT 351 Overheidsbemoeienis met de particuliere landerijen. De toestand van 's Lands financiën liet in 1932 niet toe den terugkoop van particuliere landerijen weder ter hand te nemen. Daar voorts te voorzien viel, dat hierin wel niet spoedig verandering zal komen, werd bij Ord. van 13 Febr. 1933 (1. S. hö. 69) overgegaan tot- intrekking van de nog van kracht zijnde ordonnanties, waarbij verklaard was, dat het algemeen belang de terugbrenging vorderde van bepaalde met name genoemde part iciilicre landerijen. Uitvoering der grondhuurordonnantie. De verdere beperking van den omvang der suikerindustrie in 1932 had eene evenredige uitbreiding ten gevolge ian het aantal gevallen, waarin men genoopt was reeds gesloten grondhuurcontracten te verbreken dan wel de perioden, waar voor die contracten zouden gelden, naar een volgend jaar te verschuiven. In verband hiermede namen de daaruit voortvloeiende moeilijkheden in aantal en omvang toe; behoudens eene enkele uitzondering konden zij ook thans met bemiddeling van de plaatselijke bestuursambtenaren tot eene bevredigende op lossing worden gebracht. Kadastrale en topografische opnemingen. A. Hot kadaster. Door de in 1932 doorgevoerde bezuinigingen en verdere inkrimjjing der personeelssterkte, moesten de werkzaamheden van den kadastralen dienst zich beperken tot de bijhouding van hei eigendomskarakter. Het onder zoek tot tegengang van hel onwettig grondbezit werd vrijwel geheel stopgezet. Alleen de herkadastreeringen van Batavia en Buitenzorg werden voortgo zij het dan ook in sterk vertraagd tempo —, daar anders de hieraan bestede uit gaven in <le voorafgegane jaren als verloren moesten worden beschouwd. Slechts eenige tientallen gebruiksperceelen in de gewesten Jog Jakarta en Soerakartn werden opgemeten en geregistreerd. De instructie voor de bewaarders van het kadaster is nader aangevuld (I. S. 1932 n°. 227). Einde 1932 werd het kadasterkantoor te Sibolga opgeheven; de werkzaam heden in het gewest Tapanoeli werden opgedragen aan het hoofd van het kadasterkantoor te Padang. Het nut van het kadaster voor de verschillende Landsdiensten werd duidelijk gedemonstreerd door het zeer groot gebruik, dat van de kadastrale gegevens werd gemaakt. Het aantal ten behoeve van deze diensten verstrekte inzagen bedroeg ruitn zeven maal zooveel als in 1931. De inkomsten over 1932 overtroffen weliswaar de verwachtingen, doch de sterke daling der grondprijzen en de zeer groote teruggang van het aantal metingen voor uitgifte van grond in erfpacht waren oorzaak, dat ondanks de vermeerdering van het aantal afgegeven werkstukken (13 217 in 1932, tegen 12 855 in 1931) de inkomsten beneden die van het vorig jaar bleven (f 350 358 in 1932, tegen f 368818 in 1931).* B. Topografische opnemingen. De landmeetkundige werkzaamheden, waar toe in de eerste plaats de driehoeksmeting behoort, werden in 1932 voortgezet. Op Sumatra bleven de verkenning en pilaarbouw van het net in het gewest Atjeh en Onderhoorigheden beperkt tot 19 punten, waarmede een gebied van 127 punten, omvattende do afdeelingen Noord- en Oostkust van Atjeh, is afgesloten; binnen dit ressort werd een aanvang gemaakt met de hoekmetingen. Nadat de meting op het eiland Bangka in 1931 voltooid was, kwamen de berekeningen gedurende 1932 gereed. Na de in 1931 op Celebes geëindigde primaire hoekmetingen in den stain ketting (welke zich van het Zuidwestelijk schiereiland over Midden-Celebes en de Golf van Tomini naar de Minahasa uitstrekt) werd overgegaan tot de des betreffende berekeningen, welke resulteerden in de opstelling van de definitieve coördinatie-gegevens. De secundaire en tertiaire hoekmetingen, welke op het DE SOCIALE TOESTAND. 352 Zuidwestelijk schiereiland geleidelijk in Noordelijke richting vordordon. werden gedurende 1932 over Midden-Celebes uitgebreid. De aan de waarnemingen ten behoeve van den internationalen breedtedienst verbonden werkzaamheden hadden betrekking op 1601 breedtebepalingen, welke op het observatie-station te Tjililitan (nabij Batavia) werden uitgevoerd. De uit komsten van deze sterrenkundige waarnemingen bleken in overeenstemming te zijn met de waarden, uitgewezen door soortgelijke metingen op de overige stations van den internationalen breedtedienst, welke zich ten doei stelt de schommeling v .-iii de aardas binnen het aardlichaam te bestudeeren. De eerste kaarteering op geodetischen grondslag van de Buitengewesten werd in 1932 voortgezet; de kaarteeringsschaal bedroeg 1 : 50 000 voor de gecultiveerde en 1 : 100000 voor de nog ongecultiveerde landstreken (deschaal 1 : 25000 wordt slechts toegepast op Bangka, waarvan de kaarten meer in het bijzonder ten dienste strekken van het onderzoek naar de tinertslagen). In het gewest Oostkust van Sumatra werd van het Karnpar-stvoomgebied eene uitgestrektheid van 14 756 km 2 op de schaal 1:100 000 in kaart gebracht. Dezelfde schaal vond toepassing in de gewesten Tapanoeli (Batak-landen) en Djambi (Balanghari-stroomgebied), waar de kaarteering met resp. 075 en 8580 km 2 vorderde. De topografische opneming op de schaal 1 : 25 000 van het eiland Bangka besloeg eene uitgestrektheid van 1398 km-. Op het Zuidwestelijk schiereiland van ('elebes werd op de schalen 1 : 60000 on 1:100 000 vooi U'ewerkt met eene oplevering van respectievelijk 300 en 2627 km 2 . Van het eiland Bali bedroeg het op de schaal 1 : 50 000 gekaarteerde opper vlak 111 km". Eene vluchtige opneming vond plaats op de schaal 1 : 100 000 op de eilanden Siberoet (over 350 km 2 ), Timor (over 490 km 2 ), Soomba (over 365 km 2 ) on Morotai (over 200 km 2 ). Bij wijze van proef werd de luchtfotogrammetrische kaarteering toegepast op Bangka, waar de dienst der tinwinning voor eene versnelde boschexploitatie de beschikking wenschte te hebben over luchtfoto's van het betreffende, nog niet in kaart gebrachte, gebied. Op grondslag van deze door de Luchtvaartafdeeling genomen foto's werden over een oppervlak van 487 km 2 topografische detailbladen op de schaal 1:25 000 samengesteld, welke aldus aansluiten aan de resultaten van de hiervóór genoemde, terrestrische werkwijze. De bereikte uitkomsten van deze proefneming wijzen uit, dat het mogelijk is, luchtfoto's van heuvel achtig boschterrein tot topografische detailbladen om te werken zonder dat hier voor kostbare technische hulpmiddelen noodig zijn. Het volgende staatje bevat een overzicht van de eerste kaarteering der Buitengewesten. ') .Met uitzondering van verkenning»-, patrouille- en routekaarten. BESCHERMING VAN HET GRONDBEZIT. 353 Op Java en Madoera werden op de schalen 1 : 25 000 en 1 : 50 000 onder scheidenlijk 855 en 2977 km 2 opnieuw in kaart gebracht. Daarnaast werden systematisch (naar de uitkomsten van de 10-jaarlijksche herziening der 1:50 000 landrentekaarten) alle beschikbare kartografische ge gevens vastgelegd in liggerbladen op de schaal 1 : "25 000, waarmede werd beoogd te bereiken, dat een topografisch detailblad, waarvan een herdruk urgent blijkt, binnen bekwamen tijd voor de reproductie afgeleverd kan worden. Met het oog op de 10-jaarlijksche herziening van den landrente-aanslag, werden op Java en Madoera 647 085 ha, op Bali 61708 ha en op Borneo (afd. Hoeloe Soengai) 46 172 ha aan eene revisie op de schaal 1 : 5000 onderworpen. De kaarteeringsarbeid op de schaal 1 : 5000 ten behoeve van de eerste in voering van den landrente- aanslag besloeg 4794 ha op Java on Madoera (nieuwe ontginningen en tot Landsdomein teruggebrachte particuliere landerijen), alsmede 32 771 ha in Zuidwest-Celebes (zelfbesturende landschappen). In Tapanoeli werden mutatie-metingen uitgevoerd naar aanleiding van 605 door de bevolking gerapporteerde mutaties, verband houdende met de splitsing on vermeerdering (c.g. vermindering) van het sawah-bezit. Voorts kwamen 672 aanvragen binnen om kaartuittreksels (der aangelegde liggerbladen) voor wat betreft de door belanghebbende in individueel bezit geoccupeerde sawahgronden; bedoelde kaart-uittreksels, voorzien van de noodige gegevens inzake de plaats gevonden registratie, werden op gezegeld papier uitgereikt. De tuinmetingen op Bangka op de schaal 1. : 2000 omvatten 4183 grond stukken (hoofdzakelijk peperi uinen), welke ter beschikking van de niet-inheemsche bevolking (Chineczen) zijn gesteld. Naast eenc betere oriënteering en grootere opbrengst dor verschuldigde tuinretributiea bleken deze metingen, aangevuld door de van Bestuurswege aangehouden stelselmatige tuinregistratie, van gunstigen invloed te zijn op den tegengang van de algemeen geconstateerde onwettige grondoccupaties. Van de internationale wereldkaart op de schaal 1 : 1000 000 kwam het blad Ternate gereed. Voorts werden voltooid de overzichtskaarten van Bali op de schaal 1 : 200000 en van Halmahera op de schaal 1 : 500000. In bewerking zijn de Archipel-kaar! op <le Behaal 1 : 5000000, do overzichtskaarten van Sumatra op de schalen 1 : 250 000 en 1 : 750 000, en die van Borneo op de schalen 1 : 1000000 en 1 : 2000000. Voorts werd een aanvang gemaakt met het ver werken van de 152-bladige landbouw-statistiek-kaart van Java en Madoera op de schaal 1 : 50 000 tot een te reproduceeren overzichtskaart, welke zal bestaan uit 26 bladen op de schaal 1 : 150 000. Deze kaart geeft een overzicht omtrent de grondoccupatie, zooals deze zich uitstrekt over de inheemsche bouwvelden, de erfpachtsgronden, de particuliere landerijen, de djati- en wildhoutbosschen, enz. Overeenkomstig het voorstel der „Commissie tot het nagaan en verzamelen van gegevens, betrekking hebbende op de welvaart der inheemsche bevolking" is de te reproduceeren overzichtskaart bestemd om verstrekt te worden aan de tallooze organen, welke bij het grondgebruik betrokken zijn. Het reproductiebedrijf van den Topografischen Dienst leverde in 1932 94 topo grafische detailbladen en 18 overzichtskaarten af. waarvoor + 2062000 kleuren en 285 000 zwartdrukken noodig waren. Bij G.B. 20 Mei 1932 n°. 24 is eenc commissie ingesteld, welke tot (ank heeft: a. eene centrale regeling van en een centraal toezicht op alle kaarteerings werkzaamheden in overweging te nemen en dienaangaande der Regeering te rapporteeren; b. geformuleerde voorstellen in te dienen, welke voor 1933 reeds tot ingrijpende bezuiniging kunnen leiden bij alle Landsdiensten, welke kaar teeringswerkzaamheden verrichten of daarbij zijn betrokken. 353 DB SOCIAIJ; TOESTAND. 354 I. ARBEID. Bescherming van Nederlandsen-Indische werknemers in het buitenland. De werving van arbeiders voor het buitenland had in de afgeloopen jaren weinig te beteekenen door liet vrijwel ontbreken van vraag naar nieuwe werk krachten, liet aantal repatrieerende arbeiders, die hun contract hadden uit gediend, was grootor dan in normale jaren. In vergelijking tot 1931 werd thans aorkt, dat deze terugzendingen in 1932 hei hoogste punt overschreden en daarna wederom eene dalende lijn volgden. Blijkbaar was de grens van inkrimping der arbeiderssti-rkte bereik! of waren nagenoeg geen Javaansche contractanten op de ondernemingen meer overgebleven. Was dit laatste in 1931 reeds het geval op de enkele met Javanen werkende ondernemingen in Sera wak, in Britsch Noord-Borneo, waarheen in den loop der jaren een vrij belangrijk aantal arbeiders van Java was geëmigreerd, waren einde 1932 nog slechts ± 350 arbeiders van Javaanschen landaard werkzaam. Dit aantal vormt evenwel niet de geheele sterkte van bedoelde werklieden, omdat in vroegere jaren ook vele elders, voor namelijk in Malaya, verblijf houdende Javanen voor de ondernemingen in Britsch Noord-Borneo zijn aangeworven. Dat de vermindering van het aantal werk krachten in dit gebied zeer groot is geweest, is een gevolg van de omstandigheid, dat aldaar in hoofdzaak de rubbercultuur wordt gedreven, «elke in sterke mate den invloed van den economischer! toestand ondervond. Het ligt echter in de bedoeling van het Gouvernement van Britsch Noord- Borneo, indien betere tijden mochten aanbreken, wederom een verzoek te doen tot het aanwerven van werklieden op Java, <lic dan evenwel in vrijen arbeid zullen worden tewerkgesteld op den voel van eene nog in voorbereiding zijnde vrije arbeidsregeling. Mei ingang van 1 Januari 1933 is reeds de mogelijkheid tot het aangaan van een overeenkomst op langen termijn vervallen, zoodat ook geen reëngagementscontracten meer op den ouden voet, d.i. voor den duur van één jaar, kunnen worden gesloten; alle nog loopeude contracten blijven echter tot hun beëindiging van kracht. Mei deze afschaffing van de contraeten op langen termijn is de reeds in de laatste jaren door vele werkgevers meer en meer ge volgde gedragslijn om over te gaan tot het werken niet vrije arbeiders algemeen ingevoerd. Tol aan de totstandkoming van de nieuwe vrije arbeids regeling blijft deze categorie, waartoe ook nog een deel van de nog aanwezige Javaansche arbeiders behoort, vallen onder de later in. te trekken „Labour Ordinance 1929", welke naast de regeling van den contractarbeid ook bepalingen betreffende mondelinge overeenkomsten voor den duur van hoogstens één □ bevat. De hierbesproken wijziging van arbeidsstelse] in Britsch Noord-Borneo brengt mede, dat de in behandeling zijnde aanvulling der „Labour Ordinance 1929" met eenige speciaal voor de op Java geworven contractarbeiders geldende be palingen, waaromtrent blijkene net vorig Verslag door een Nederlandsch-Indischen arbeidsinspecteur tijdens zijn verblijf daar te lande in 1931 besprekingen zijn gevoerd, thans verder achterwege kan blijven, omdat, zooals gezegd, eene nieuwe regeling staat te worden ingevoerd. In verband hiermede is naar aanleiding van een vraag van de Uegeering van Britsch Noord-Borneo, op welke voorwaarden in de toekomsi vrije arbeiders op Java zouden kunnen worden aangeworven, eene soortgelijke oplossing aan de hand gedaan als ten aanzien van de hierboven bedoelde aanvulling der „Labour Ordinance 1929" werd aanbevolen, waarbij is verwezen naar de overeenkomstige voorziening, welke in de ~Labour Code 1923" voor de Gefedereerde Maleische Staten is getroffen. In Nieuw-Caledonië, waarheen sedert het einde der vorige eeuw geregelde emigratie van Java plaats had, zijn, in vergelijking met de overige buitenlandsche koloniën, ten behoeve Maarvan die emigratie eveneens wordt toegestaan, thans nog de meeste Javaansche contractanten werkzaam. Weliswaar werd gedurende de laatste jaren ook voor de ondernemingen aldaar geen nieuwe vergunning tot het aanwerven van arbeiders aangevraagd, doch het aantal teruggezondenen is hier naai 1 verhouding niet zoo toegenomen als elders. ARBEID. 355 Aangezien ook in Nieuw-Caledonië de loonen onder de tegenwoordige om standigheden te hoog werden geacht, deed de Regeering van deze Fransehe kolonie het voorstel eene nieuwe loonschaal in te voeren. Van die gelegenheid werd bovendien door Haar gebruik gemaakt ook de wijziging van eenige andere artikelen uit het model-contract voor op Java aan te werven arbeiders naar voren te brengen. Kon met de voorgestelde loonregeling voor nieuw te sluiten contracten worden ingestemd, omtrent enkele andere punten betreffende de herziening \an dit contract wordt nog nader overleg gepleegd. Zooals hierboven reeds werd aangeteekend, is in 1982 do in het vorig Verslag aangekondigde voorziening tot stand gekomen, waardoor de aanwerving van contractarbeiders op Java voor de Gefedereerde Maleische Staten voortaan geheel is uitgesloten. Daarvoor is thans in de plaats gesteld de mogelijkheid tot het aanwerven van vrije arbeiders voor dat gebied. Deze voorziening bestaat hierin, dat bij „Enactment n°. 14" van 1932, met gelijktijdige intrekking van de op den contractarbeid tevoren van toepassing zijnde „Netherlands Indian Labourers Protection Enactment 1927", eenige nieuwe bepalingen, betrekking hebbende op de in Nederlandsch-Indië aan 1c werven werklieden, aan de ..Labour Code 1923" zijn toegevoegd. Het terugzendingsvniagsfuk is (hun-bij oj) deze wijze opgelost, dat elke maand van het loon van den immigrant een door den „Controller of Labour" te bepalen bedrag wordt ingehouden voor de repatriatie van den arbeider en zijn gezin na afloop van eene werkzaamheid van drie jaren. Op dai tijdstip heeft de arbeider dan de keuze tusschen terugzending naar de plaats zijner herkomst op Java door den werkgever, of uitbetaling van hel totaal der ingehouden bedragen, in welk laatste geval zijn recht ojï kostelooze terugzending vervalt. Wordt vóór den afloop van den termijn van drie jaren de overeenkomst door den arbeider op wettige wijze geëindigd, dan heeft hij eveneens recht op uitbetaling van het tot dusver van zijn loon ingehouden bedrag. Bovendien kan de „Controller of Labour" binnen den termijn van drie jaren de terugzending van den immigrant naar Java op kosten van den werkgever gelasten wegens gezondheidsredenen, ingeval van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, bij onbillijke behandeling door den werkgever, of indien daartoe een andere geldige reden bestaat. Teneinde den werkgever eenigen waarborg te geven dat de op zijne kosten aangevoerde werk lieden niet spoedig na hun indiensttreding elders werk zullen gaan zoeken, is voorts bepaald, dat de immigrant eventueel aansprakelijk zal zijn voor de terug betaling van het voor zijne uitzending uitgegeven bedrag tot een maximum van 20 dollars. Dit bedrag wordt geacht telkens met een vierde deel van de totale som te zijn vereffend na elke maand, welke de werkman doorloopend, d.w.z. gedurende 20 dagen, arbeid heeft verricht. In de practijk komt deze bepaling dus hierop neer, dat, indien de immigrant gedurende vier maanden bij denzelfden werkgever geregeld heeft gewerkt, hij zonder daarvoor op zijn salaris te zijn gekort, van deze aansprakelijkheid is ontheven. Op dezen voet zijn nog geen arbeiders op Java voor een onderneming in de Gefedereerde Maleische Staten aangeworven. Hoewel de onderhandelingen over de afschaffing van den contractarbeid voor Javanen aanvankelijk eveneens den arbeid in de Straits Settlements betroffen, bestond daar blijkbaar geen behoefte aan eene zelfde regeling als voor de Gefedereerde Maleische Staten is getroffen. Van Javaanschen contractarbeid is aldaar in de praktijk reeds sedert jaren geen gebruik meer gemaakt, terwijl het aanbod van vrije Javaansche arbeiders, die op eigen gelegenheid derwaarts zijn geëmigreerd of die zich reeds geruimen tijd daar te lande hebben gevestigd, vol doende aan de vraag schijnt te beantwoorden. Volgens de laatst ontvangen op gave waren ruim 2000 Javanen als vrije arbeiders in de Straits Settlements werkzaam. De emigratie van arbeiders van Java naar Cochin-China was in den loop dei jaren in hoofdzaak naar één onderneming gericht, waar ook thans nog eene, niet belangrijk ingekrompen, Javaansche arbeidersbevolking aanwezig is. Voor de rijstcultuur in Kameroen werd een beperkt aantal gezinnen aan gevraagd. De vergunning daartoe stuiite in hoofdzaak af op den treffen afstand DE SOCIALE TOESTAND. 356 en de in vergelijking met Nederlandsch-Tndië geheel verschillende, omstandig heden, waaronder de daarheen emigreerende lieden zouden moeten leven. Een aanvraag van de Regeering van hel eiland Réumion om 3000 arbeiders op Java te mogen aanwerven ten behoeve van de landbouwbedrijven alrlaar, waar door vele werkloozen elders een bestaan zouden kunnen vinden, was aanleiding dat een Nederlandseh-lndisehe arbeidsinspecteur met toestemming der Fransohe autoriteiten zich ter plaatse van da arbeidstoestanden op dat eiland op de hoogte ging stellen. Zooals hierboven reeds werd medegedeeld, besloot de Indische ïtegeering ook in dit geval niet al ir wijken pan de bekende gedragslijn om geen vrijstelling van het wervingsverbod voor het buitenland (I. S. 1887 n°. 8) te verleenen naar streken, waarheen nog geen geregelde emigratie van Javaansehe arbeiders heeft plaats gehad. Arbeidsvoorwaarden. In het vorig Verslag werd reeds medegedeeld dat tengevolge van de gewijzigde economische omstandigheden door de beide plantersvereenigingen ter Oosiktisl van Sumatra geleidelijk loonsverlagingen moesten worden doorgevoerd. Ten gevolge van den toenemenden ongunst der tijden moest het loonpeil in den loop van 1932 wederom omlaag worden gebracht. Teneinde zooveel mogelijk arbeiders in dienst te kunnen houden, troffen vele ondernemingen van de Dcli Planters Vereeniging (D.P.V.) eene regeling om een gedeelte van het werkvolk slechts gedurende halve dagen te laten arbeiden. Ook op de ondernemingen van de Algemeene Vereeniging van llubberplanters ter Oostkust van Sumatra word getracht overtollige arbeiders, op wier behoud werd prijsgesteld, aan te houden door hen slechts een gedeelte van den dag c.g. v-m de maand op de onderneming te werk te stellen en hun voorts een stuk grond (ladang) in bruikleen te verstrekken, waarvan de opbrengst eene compensatie zou vormen voor het gederfde gedeelte van het loon. In het algemeen echter kan worden gezegd, dat de oppervlakte zoowel als de hoedanigheid van dien groi.d in vele gevallen voor zoover de ondernemingen met overjarige cultures betrof daar toe onvoldoende waren. De voorwaarden, waarop een en ander plaats had, zoomede het bedrag van het toe te kennen gedeeltelijke dagloon, werden door de betrokken ondernemingen zelf, d.w.z. buiten de organisatie om, geregeld. In de overige Buitengewesten werd in het algemeen eveneens door de meeste cultuurondernemingen overgegaan tot loonsverlagingen, welke in de eerste helft van 1932 tot stand zijn gekomen door de contracten met wederzijdsch goed vinden te ontbinden en op een lager loon een nieuwe overeenkomst, hetzij krachtens de koelie-ordonnantie, hetzij op den voet der vrije arbeidsregelir te gaan. Het meerendeel der arbeiders bleek het belang in te zien van het behoud van geregelde, zij het eenigszins verminderde inkomsten; slechts een gering percentage gaf aan terugzending naar Java de voorkeur. De verhouding tusschen het aantal vrije en sanctie-overeenkomsten, dat na ontbinding der loopende contracten werd aangegaan, was in elk der gewesten en ook bij de werkgevers verschillend. Zoo bleef in Atjeh en Onderhoorigheden van de voor contractsontbinding in aanmerking gebrachte lieden, die niet n . eerden, ongeveer de helft als contractarbeider en de andere helft als vrije arbeider werkzaam. Ter Oostkust van Sumatra ging naar verhouding een grooter aantal contractanten naar vrijen arbeid over; van de 59 981 mannelijke en 16 747 vrou welijke Javaansehe arbeiders, wier contracten met ondei'ling goedvinden werden ontbonden, sloten er respectievelijk 17 284 en 9476 opnieuw een poenale sanctie contract, terwijl 39 100 mannen en 5984 vrouwen een vrije overeenkomst aan gingen. De overigen ( + 5000) gaven de voorkeur aan terugkeer naar Java. Het behoeft wel geen betoog, dat dit al of niet overgaan naar vrijen arbeid niet aan den arbeider zelf werd overgelaten, doch door de maatschappijen werd geregeld. Deze regeling hield verband met de bij vele werkgevers bestaande inzichten omtrent het werken met vrije arbeiders, waarvan onder de huidige omstandig heden groote voordeden werden verwacht vanwege de mogelijkheid om de loonen IRBEID. 357 op korten termijn te wijzigen en overeenkomsten van geringen duur aan te gaan, welke op ieder gewenscht oogenblik konden worden, opgezegd. Overigens hebben de uitkomsten ter Oostkust van Sumatra den invloed ondergaan van de ged lijn, welke in April 1932 door de D.P.V. aan baar leden werd aanbevolen om de met Javaansche arbeiders gesloten nog loopendei ügr atie-eoa reëngagemants contracten, mits met instemming van iederen werkman afzonderlijk te ontbinden en deze te vervangen door vrije overeenkomsten. In de overige Buitengewesten werden eveneens een aantal contracten ont bondec ten/einde tot eene loon dering te kunnen komen, waarna het meerendeel der betrokken arbeiders of reèngageerde öf vrije overeenkomsten op den voet van I. S. 1911 n°. 540 „Ten tweede" sloot. In enkele gevallen stemden de contractanien er mede in, dat in de bestaande overeenkomsten het loon werd verlaagd. Op Java en Madoera heeft de loonsverm in deling zic-li in 1932 eveneens op alle ondernemingen en bedrijven voortgezet. Arbeidswetgeving. Overeenkomstig een reeds in het vorig Verslag vermeld voorstel, weid in 1932 met het oog op het door de crisis ontstaan surplus ai ders, waardoor het ronselgevaar vanzelf was vervallen, overgegaan tot eene tijdelijke opschorting van rking der Begistratiekamer ter Oostkusi van Sumatra. Hiertoe werden bij Ord. van 11 April 1932 (I. S. n". 111) de artt. 2 t/m 7 van de Eegistratiek. ordonnantie voor den tijd van één jaar, te rekenen van 1 Mei 1932, buiten werking gesteld. Hetzelfde geschiedde op denzelfden datum met de beide regeerings verordeningen van 30 Dee. 1931 (I. S. nos. 530 en 531), welke uitvoe* voorschriften bevatten. Deze opschortingsmaatregel is door de Kegcering in over eenstemming met het gevoelen der Registratiekamer niet verlengd, omdat het arbeiderssürplus door de terugzending van werkkrachten naar Java Bedert is ver dwenen en in de eerste maanden' van 1933 wederom vraag naar arbeiders ent stond. Sedert 1 Mei 1933 is de Begistratiekamer te Medan dus weer in werking gekomen. De koelie-ordonnantie 1931 (I. S. n°. 94) is aangevuld bij Ord. van 8 Juni 1932 (I. S. n". 235) in verband mei hei afstand doen door sommige ondernemers van het in art. 37 dier ordonnantie bedoeld klachtrecht ten aanzien van de over iredingen, vermeld in de artt. -'M en 35. Bij Ord. van 16 Nov. 1932 (1. S. n. 563) is de toelating geregeld van de, op dm voet van eene bij de koelie-ordonnantie voorgeschreven werkovereenkomst arbeidende werklieden, ten aanzien van wie door de betrokken ondernemers onherroepelijk afstand is gedaan van bet hun ingevolge art. 37 der koelie-ordon nantie 1931 toekomende klachtrecht bij het niet nakomen door den arbeider van zijn contract. De koelie-ordonnantie 1931 (I. S. n°. 94) is voor het gewest Billiton in werking getreden met ingang van 1 Juni 1932 (I. S. 1932 n°. 184). De in 1931 bij den Volksraad ingediende ontworpen tot wijziging van bel Ghineesche arbeidersreglement voor Bangka en tot invoering van een soortgelijk reglement voor de Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij op Billiton werden esteld bij Ordn. van 2.', April 1932 (I. S. nos. 182 en 183). In het vorig Verslag werd reeeLs medegedeeld, dat op verzoek van het Kantoor \an Arbeid door den Nederlaadsch-Indischen Ondernemersbond en den J*va- Suiker Weekgeversbond eene uitgebreide enquête was aangevangen nopens de verdere doorvoering \an de Zondagsrust, c.g. een wekelijkschen rustdag, in de particuliere bedrijven. Deze enquête heeft uitgewezen, dat de meerderheid van hei Europeesoh personeel in deze bedrijven reeds een wekelijkschen rustdag &g. Zondagsrust geniet. Ln hoofdzaak wordt Zondagsarbeid nog gevonden bij de suikerindustrie tijdens de campagne, bij de tabakscultuur op Java tijdens de plant- en oogstmaanden en in de bergcrultui Tegen verdere doorvoering van Zondagsrust in deze bedrijven werden be zwaren van personeeleii en technischen aard aangevoerd, welke een nader ondeï- DB SOCIAI i: TOESTAND 358 zoek van Overheidswege noodig maken, vóórdat op dit punt dwingende maat regelen kunnen worden genomen. Nadat door het Kantoor van Arbeid eene enquête was gehouden naar den wekelijkschen rustdag in de apotheken, word bij it.Y. van 14 Pebr. 1933 (I. S. n". 72) voorgeschreven het houden van conteróleregJßtera voor de vrije dagen der assistenten, ongeveer op dezelfde wijze als deze voor de cultuur-employés op Sumatra werden ingevoerd (T. S. 1931 n°. 366). In verband met de crisis in de scheepvaartbedrijven werd de behandeling van de ontwerp-ordonnantie tot instelling van commissies van toezicht voor de Zondagsrust in do Nederlandsen-Indische havens nog uitgesteld. De beide in 1932 getroffen en reeds in het vorig Verslag besproken crisis maatregelen, vervat in T. S. 1932 nos. 97 en OS. onderscheidenlijk betreffende de terugzending van arbeiders, die buiten Nederlandsoh-Indië zijn in dienst genomen of aangeworven en de verlenging van den opzeggingstermijn, zijn bij Ord. van 13 Febr. 1933 (I. S. n°. 68) verlengd voor één jaar, aangezien beide maatregelen, die bij vele crisis-ontslagen mitigeerend hebben gewerkt, nog niet konden worden gemist. Door het Kantoor van Arbeid werd voorts het advies gevraagd van eenigi organisaties van w< rkgevers en werknemers nopens de verdere toepasselijk verklaring op Cnlanders en Vreemde Oosterlingen van de thans hoofdzakelijk voor Fiuropeesche werknemers geldende regeling van de arbeidsovereenkomst en hel Burgerlijk Wetboek. Waar hel criterium van Europeanen-arbeid, bedoeld in art. 1603 x 8.W., dooi 1 de voortschrijdende ontwikkeling van de Indische maat schappij aan bruikbaarheid meer en meer inboet, is dit criterium in het voor loopig ontwerp vervangen dooi- een loongrens van f 100. Bij Ord. van 10 Maart 1988 (1. S. n°. 10ü) is in verband met het toenemend aantal ondernemingen, dal uitsluitend met vrije arbeiders werkt, de vrije arbeids regeling onder „Ten tweede" van de Ord. van 3 Oct. 1911 (I. S. n°. 540) aan gevuld met eene bepaling, welke den ambtenaren van de arbeidsinspectie voor de Buitenge westen ten aanzien van overtredingen dezer ordonnantie opsporings bevoegdheid toekei rl. Verder hebben zij nu toegang tot alle plaatsen en gebouwen, waar de arbeiders zijn te werk gesteld, verblijf houden of verpleegd worden. Ook is voor den werkgever de verplichting opgenomen om aan de ambtenaren van het Binnenlandscn Bestuur en de arbeidsinspectie alle voorgeschreven bescheiden te toonen en alle inlichtingen te geven, welke terzake voor de naleving van de ordonnantie door die ambtenaren worden gevraagd. Werkloosheid en arbeidsbemiddeling. De werkloosheid kreeg in Nederlandsch-Indië in 1932, vooral tegen het einde van dat jaar. een grooten omvang. In vrijwel alle cultures en bedrijven deed zich de doorwerking van de crisis in sluiting van ondernemingen en fabrieken, althans in belangrijke beperking van het aantal der daarbij werkzame arbeiders, gevoelen. De eertijds zoo bloeiende suikerindustrie werd wel in het bijzonder dooi- de crisis getroffen. De suiker industrie werkte nog slechts met een sterk verminderd getal fabrieken, terwijl bij doorvoering van de plannen voor de jaren 1933 en 1934 dit aantal nog aan zienlijk zal dalen. De teruggang in deze industrie bracht zoowel voor de Euro peesche als voor de Inheemsche bevolking eene groote werkloosheid mede. Van de ± 4500 Europeesohe suiker-employee toch, die in 1930 in dienst waren, waren bij het opmaken van dil Verslag door verschillende maatregelen reeds 3000 ont slagen. Ook de Inheemsche bevolking derft tengevolge van dezen achteruitgang aanzienlijke inkomsten, eensdeels door ontslag van vast personeel en gebrek aan werk voor losse arbeiders, anderdeels door verlies van inkomsten uit grondhuren. De nadeelige gevolgen van den achteruitgang van de suikerindustrie zijn in vi i cheidene streken van Java nog geaccentueerd doordat tal van kleine inheem sche industrieën sterk achteruitgegaan of zelfs verdwenen zijn, b.v. de batik industrie, de zilverwerkindustrie en de dogoarindustrie en de met de beide eerste direct verbandhoudende kleinhandel. Het jaar 1932 bezorgde ook voor de ARBEID. 359 atrootjesfabricage tijdelijk éen sterken teruggang, maar tegen bei einde van liet jaar begon deze bron van volkswelvaart «eer te herleven. In de tabakscultuur nam de depressie minder groote afmetingen aan. hoewel ook deze bedrijfstak niet gespaard werd. Ook hier werden verscheidene werk nemers, zoowel van Europeeschen als van Inheemsohen landaard, ontslagen, met name in Dcli, terwijl eene verdere inkrimping van het bedrijf te voorzien is, indien de tabaksprijzen niet verbeteren. Bij de rubbereultuur is het aantal ontslagen Europeesche employés ook ge durende het jaar 1932 toegenomen, liet juiste aantal is niet precies bekend: zeer veel ontslagenen zijn naar Nederland teruggegaan. In de overjarige oultures deed zich de crisis eveneens gevoelen. Ook hier vielen vele ontslagen; op vele ondernemingen, welke vroeger met een groot aantal employés werkten, werd hel personeel beperkt tol een of twee personen. In de overige bedrijven heerschte eveneens werkloosheid. Het aantal ontslagen nam toe. Ook in 1932 ging de stroom van naar Nederland tenigkeerende werklooze Europeanen onvfermindeïd door. Op kosten van het Centraal Comité repatrieerden alleen al 88 gezinnen, met 73 personen. De anderen gingen op eigen kosten of op kosten van de werkgevers, die daartoe thans in vele gevallen verplicht zrjc op grond van de in het vorig Verslag reeds besproken regeling, vervat in I. S. 1932 n°. 97. Ook Inheemsche werknemers (contractkoelies van Java afkomstig) werden in 1932 ten getale van 58668 naar hun geboorteland teruggezonden. De volgende tabel geeft een overzicht van de toeneming in 1982 van het aantal reëele werkloozen in Nederlandsch-Indië. — waaronder zijn te verslaan werkloozen, die geen bijzondere bestaansmiddelen hebben (pensioen, hulp van familie) — zoomede van hei aantal hunner, dat in benarde omstandigheden ver keert (gedeeltelijk geraamd). Blijkens dit overzicht kan worden aangenomen, dat het aantal reëele werk huizen in 1932 met + 2400 of 77 % vermeerdi rd is. terwijl het aantal personen, dat in financieele moeilijkheden verkeert, steeg met + 1700 of ± 115 °/ Q . Aannemende dat bet aantal Kuiopee-elie werknemers in bet particuliere bedrijfsleven in normale lijden 40 000 bedroeg, kan op die basis de vermeerdering van het percentage werklooze Europeanen in Nederlandsch-Indië in den loop van 1932 van 7,8 ",, op einde 1931 op 9 ",, aan het einde van 1932 gesteld Wi Voegt men aan de particuliere betrekkingen 19000 toe voor de Overheids .ll, dan bedroeg het aantal reëele werkhozen op 30 Juni 1932 6 % en einde 1932 9 % van alle Europeesche betrekkingen. Hierbij moet bedacht worden. dat de bovenstaande cijfers slechts betrekking hebben op de in Indië gebleven Europeesche werkloozen, doch dat het grootste deel der ontslagenen naar Neder land is teruggekeerd. Van de + 5000 werkloozen. die nog in Nederlandsch-Indië vertoeven, ver keen n er naar schatting ± 3200 iv zeer moeilijke financieele omstandigheden. Een onderzoek naar do werkloosheid onder de Inheemsche hoofdwerkers, gebonden in 9 der voornaamste sleden op Java. wees uit dal onder 1116 bezochte gevallen 458 of 40 % behoorden tot de groep van klerk of schrijver. Daarna komen de groepen van teekenaar (90) en opzichter (50) sterk naar voren. Velen van deze werkloozen waren abituriënten van scholen, die nog nooit gewerkt DE FINANCIEELE TOESTAND. 36 De verliezen van hei Fonds konden uiteraard niet uit de gewone landschaps inkomsten worden bijgepast, zoodal hei kapitaal van het Fonds belangrijk is ingeteerd. De voornaamste bezittingen, de modern geoutilleerde suikeronder nemingen Tasikmadoe en Tjolomadoe zijn echter nog geheel onbezwaard bezit. Ook hel Soonanaat bezii landbouwondernemingen, welke in beteekenis voor het landschap echter ten achter staan bij die van de Mangkoenagaran. De tabaksonderneming Tegalgondo \\; i -; na vele veriiesjaren juisi vóói decrisis tol bloei gekomen. De overige ondernemingen, waaronder een tl landje, zijn van geringe beteekenis. De Jogjasche Zolfbcsturen bezitten geen ondernemingen" Het Sultanaal be schikt echter over een reservekapitaal van ± U, millioen gulden, gedeeltelijk belegd in effecten, gedeeltelijk berustend in 's Landskas. Buitengewesten. Met betrekking tol de financieele positie van de Ze!f besturende Landschappen in de Buitengewesten vallen geen bijzonderheden te vermelden. De desbetreffende gegevens in het iweede deel van dit Verslag geven van den toestand der landschapsfinanciën een beeld. 'Pot. goed begrip van de financieele verhouding tusschen het Land en deze Zelfbesturende Landschappen moge hier van de ten aanzien van de z.g. restitutie gevolgde politiek eene nadere uiteenzetting worden gegeven. De op de Indische begrooting voorkomende post: „Terugbetaling van in hel „belang van Inlandsche Zelfbest uren in de Huitengewesten gedane uitgaven", kortweg de „restitutiepost", bedroeg voor 1932 f 5 009 032 en wel voor de Land schappen in het gewest Atjeh en Onderhoorigheden f 580 610 Oostkust van Sumatra 1006 106 Iliouw en Onderhoorigheden 10l 182 West erafdeeling van Borneo 350 375 Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo ... 303 076 Celebes en Onderhoorigheden 840 282 Manado 555 555 Timor en Onderhoorigheden 734 044 der Molukken 537 802 f 5 009 032 De uitgaven van het Gouvernement, waarbij Zelfbesturende Landschappen belang hebben, zijn globaal te verdeelen in: I. Algcmeene bestimvskosten voor gohecl Nederlandsch-Indië (Regeering en Hooge Colleges, Leger en Vloot, Departementen van Algemeen Bestuur, Hoofden van gewestelijk bestuur en hunne kantoren, enz.); 11. Uitgaven in het recht streeks belang der Landschappen. Voor de onder I bedoelde uitgaven vindt geen directe restitutie dooi' de Zelf besturende Landschappen aan bel Land plaats. Nadat in 1911 terzake de noodige berekeningen waren gemaakt, bleek n.l. dat voor geheel Nederlandsch-Indië, dus zoowel voor het rechtstreeks bestuurd gebied als voor de Zelfbesturende Land- Behappen, die hierboven onder I bedoelde uitgaven ongeveer opwogen tegen de netto inkomsten, die het Land toevielen in den vorm van in- en uitvoerrechten en accijnzen, opium- en zoutmonopolie, zoomede uit vergunningen en concessiën van mijn- en landbouwkundigen aard en tot winning van zeeproducten. Eene soortgelijke berekening te maken uitsluitend voor de Zelfbesturende Landschappen bleek praktisch niet mogelijk te zijn, doch men meende geen groote fout te begaan, indien het resultaat van bovenbedoelde berekening voor geheel Nederlandsch-Indië ook als geldend werd aangenomen voor het gebied der Zelf besturende Landschappen in engeren zin. DE SOCIALE TOESTAND. 360 hadden. De groote meerderheid van deze werkloozen bleek niet anders dan lager onderwijs te hebben genoten. Naar den toestand onder de handarbeiders (toekangs) wordt door de arbeids inspectie nog een onderzoek ingesteld. Een gevolg van de werkloosheid onder de Inheemsche bevolking is de ver arming der desabevolking, die zich o.a. openbaart in grooten geldnood. Deze geld nood brengt op zijn beurt crisisverschijnselen teweeg: verkoop van vee en ander roerend goed tegen prijzen, die in geenerlei verband met de waarde staan. Dit is met name in de residentie Cheribon en in verschillende streken van de provincie Oost-Java het geval. Voor zoover die gelden bestemd zijn om landrente te betalen, is thans door het Gouvernement een proef genomen om padi op te koopen van de bevolking in streken waar overschotten zijn, b.v. in Probolinggo, Pasoeroean en Krawang. De door de bevolking ontvangen contanten worden dan gedeeltelijk besteed ter voldoening van de landrente. In de moeilijke economische omstandigheden der Inheemsche bevolking op Java heeft het Gouvernement dan ook aanleiding gevonden om de in de Buiten gewesten, met name in Dcli en Zuid-Sumafra, ontslagen Javaansche koelies terugkeer naar Java te ontraden en hen tot vestiging buiten Java te bewegen. Hiertoe is onder hen van wege het Kantoor van Arbeid een boekje verspreid, dat een duidelijk beeld geeft van de werking der economische depressie onder de Inheemsche bevolking. Naast dit beeld van werkloosheid onder de Europeesche en Inheemsche be volking moge hier een kort overzicht volgen van datgene wat gedaan wordt ter bestrijding zoowel van de werkloosheid zelve als van hare gevolgen. De bestrijding van de werkloosheid werd door de Overheid in samenwerking met particuliere organisaties met kracht voortgezet. Het aantal arbeidsbeurzen werd in 1932 uitgebreid door de oprichting van nieuwe arbeidsbeurzen te Meester Cornelis, Garoet, Soerakarta, Padang en Makassar, zoodat het aantal dezer instellingen thans tot 18 gestegen is (7 groote en 11 kleine). Einde 1932 stonden bij de arbeidsbeurzen ingeschreven 3095 Europeanen, 9018 Inheemschen en 743 Chineezen; deze cijfers waren einde 1931 onder scheidenlijk 2042, 5696 en 467. Hieruit valt voor de Europeesche, Inheemsche en Chineesche werkzoekenden eene stijging af te leiden van resp. 51 %, 76 % en 59 %, welke gedeeltelijk voor rekening komt van bovengenoemde nieuwe beurzen. Bij de beoordeeling van deze cijfers dient, men in het oog te houden dat vele werkzoekenden door schaamte en moedeloosheid, enz. weerhouden worden van inschrijving (herinschrijving) bij de arbeidsbeurzen. Het volgende staatje geeft het aantal werkzoekenden, dat zich gedurende 1931 en 1932 bij de arbeidsbeurzen liet inschrijven, het aantal werkgevers aanvragen en het aantal plaatsingen. Hieruit blijkt, dat in 1932 ± 14i % der werkzoekenden door de arbeids beurzen werd geplaatst. In 1930 en Ï931 bedroeg dit percentage resp. 24,3 % en 19 %. ARBEID. 361 Aan de werkgeversaanvragen werd in 1982 voor 86 ",', voldaan, tegen si) o/ in 1931; deze verbetering is een gevolg van efficiënter Werkmethoden, vooral intercommunaal, der arbeidsbeurzen en van eene stijging van het gehalte der ingeschreven werkzoekenden als gevolg van de doorwerking der malaise. De verdeeling van de werkzoekenden over een achttal hoofdberoepsgroepen geeft einde 1931 en 1932 het volgende beeld: Uit dit overzicht valt af te leiden, dat voor de Europeesche werkzoekenden de grootste toeneming viel te constateeren in de technische beroepen, de cultures en de administratieve betrekkingen. Voor de Inheemschen vond de vermeerdering in hoofdzaak plaats in de administratie (klerken en schrijvers), onder de huis bedienden en onder de toekangs; voor de Chineezen stegen de cijfers het meest in den handel, de administratieve beroepen en bij de toekangs, doch deze cijfers omvatten te weinig personen om daarop conclusies te kunnen baseeren. Voor de ondersteuning van de ontslagen werknemers in de suikerindustrie heeft de Regeering de medewerking ingeroepen van de betrokken werkgevers. Nadat aanvankelijk in aansluiting aan de oprichting van de N.I.V.A.S eene verplichte heffing overwogen was, is hiervan afgezien toen die werkgevers bereid bleken vrijwillig een zeer ruim bedrag voor dit doel beschikbaar te stellen. Naast de ondersteuning der crisisslachtoffers had ook het vraagstuk van de werkverschaffing alle aandacht. Zoo werd o.m. door het Kantoor van Arbeid een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om door den bouw van rendabele volks woningen werkverschaffing te bevorderen. In Jogjakarta werd een plan opgezet voor den bouw van kleine woningen, waarbij de werklooze abituriënten van technische en am,bachtsscholen geplaatst worden. Daar zij alle werkzaamheden zelf hebben te verrichten, zullen zij straks in staat zijn als bouwer van eenvoudige moderne desawoningen een bestaan te vinden. Ook in Solo zal deze methode worden gevolgd; zoowel in Jogjakarta als in Solo werd daarbij zeer vee] steun van de Zelfbesturen ondervonden. Aan het Centraal Steuncomité werd van Regeeringswege geldelijke steun ver leend, door van elke loterij een tiende gedeelte aan dit comité af te staan, en de 5 werkloosheidscommissarissen zoomede de op verschillende plaatsen gehouden werkloozen-eursussen gedeeltelijk uit 's Lands kas te bekostigen. Bovendien werd de geheele inventaris van de beide in 1932 gesloten Staatsspoorhotels te Batavia en Buitenzorg aan de organisaties voor werkloozenbestrijding en liefdadigheid afgestaan. Mot de verdeoling van den inboedel werd het Kantoor van Arbeid belast, terwijl het emballeeren en Iransporteeren gratis door de Staatsspoorwegen en andere spoorwegmaatschappijen geschiedde. De bestrijding van de werkloosheid onder de Ie e bevolking geschiedde door uitvoering van reliefworks en door bevordering van kolonisatie. Aan reliefworks werd door Regeering en provincies in 1932 een bedrag van f 2 015 000 gevoteerd, hetwelk in hoofdzaak is besteed aan arbeidsloon. In dit DE BOC] \I,H TOESTAND. 362 verband kan ook nog in herinnering worden gebracht <\e oprichting van de in hel vorig Verslag (blz. iöl—l62) reeds besproken Crediethulpbank. met èi bedoeling aan kleine ondernemingen van handel en bedrijf, welke in vroegere jaren haar levensvatbaarheid hebben bewefeen, doob thans door gebrek aan kapitaal voor groote moeilijkheden staan, financieelen bijstand te verleenen. Ook de door de suikerindustrie bijeengebrachte gelden, waarvan hierboven sprake was, zijn mede bestemd om aan sommige categorieën van ontslaan Inheemsche vaste werknemers uit die industrie financieelen steun te verleenen. Vele werkgevers treffen eveneens maatregelen ter verzachting van de ge volgen der werkloosheid. Sommigen hunner boden hunne employés, ook indien zij daartoe niet verplicht waren, vrije passage naar Nederland aan. Het bestuur van het Suikerpensioenfonds besloot tot eene mildere toepassing van de be palingen omtrent de toekenning van pensioen aan bij het fonds aangesloten employés. Verscheidene wachtgeldregelingen getuigden van ruimere opvattingen bij de werkgevers. Vrij gebruik van de ondernemingswoning inclusief vrij water en licht en geneeskundige behandeling werd in vele gevallen toegestaan. Het Algemeen Delisch Emigratie Kantoor (D.E.K.A.) heeft (e liatavia en te Soerabaja zijn etablissement ter beschikking gesteld tot huisvesting van werkr loozen. Enkele maatschappijen schonken belangrijke bijdragen aan de steuneómités. Het aantal plaatselijke steuneómités, welke volgens de richtlijnen van lui Centraal Comité werkzaam zijn, steeg tot 44. Nieuwe plaatselijke comités werden in 1932 opgericht te Balikpapan, Belinjoe, Bondowoso, Kediri, Koetoardjo, Loemadjang, Manado, Modjokerto, Pangkalpinang, Pasoeroean, Poerwokertq en Tarakan. In verscheidene plaatsen werden Inheemsche en Chineesche comités opgericht, hetzij zelfstandig werkende, hetzij als regel als afzonderlijk werkcomité onder het plaatselijk comité. Bij de intrede van 1932 werden de door het Centraal Comité gegeven richt lijnen verruimd door de steunverleening uit te breiden tot alle daarvoor in aan merking komende, door de crisis werkloos geworden Europeanen, Inheemschen en Chineezen. De toeslagverleening onderging eene zoodanige wijziging, dat het Centraal Comité 50 % toeslag geeft op de door de locale comités verzamelde particuliere bijdragen. Eveneens schiep het Centraal Comité de mogelijkheid om andere organisaties, zooals het Leger des Heils en de Amsterdamsche Maatschappij voor Jonge Mannen (A.M.V.J.), geldelijk te steunen bij hare Werkzaamheden tot leniging van de gevolgen der werkloosheid. De inkomsten van het Centraal Comité bedroegen in 1932 f 289 428, de uit gaven f 272 084. De plaatselijke comités gaven aan geldelijke uitkeeringen uit f 38281 i en voor verpleging in asyls f 26130, in totaal f 409 007. Over de 12 maanden van bet jaar verdeeld waren de cijfers als volgt: ARBEID 363 Deze cijfers illustreeren duidelijk de toeneming van de werkloosheid, de daar door veroorzaakte (diende en de dienovereenkomstig verhoogde werkzaamheid der comités. Het hoofd van het Kantoor van Arbeid belegde mei de steunoomités over geheel Java in het voor- en het najaar vergaderingen om door uitwisseling van gedachten eene goede samenwerking tot stand te brengen en meer uniformiteit der steunorganisaties te bevorderen, waarmede goede resultaten werden bereikt. Elk comité heeft sedert zijne werkingssfeer afgebakend, zoodat vrijwel geheel • lava door de plaatselijke steunoomités wordt omvat. Subsidies werden verleend door den Provincialen Baad van Oost-Java voer 1932, tot een bedrag van f 50 000; de Provinciale Raad van West-Java voteerde hiervoor f 10000 en de gemeenteraad van Semarang f 5000. In 1932 werden 5 werkloosheidscommissarissen aangesteld met standplaats Soerabaja, Semarang, Soerakarta, Batavia en Bandoeng. Deze door het Centraal Comité* benoemde functionarissen staan onder leiding van het hoofd van het Kantoor van Arbeid. Zij hebben contact met alle steuncomités in hun ressort. met de verschillende werkloozentehuizen en met de leiders van de arbeidsbeurzen. Zij hadden een groot aandeel in het oprichten van verschillende werkloozen cursussen in de groote steden van Java, waar in de eerste plaats jeugdige werk loozen nieuwe kennis kunnen opdoen, aan den lediggang worden onttrokken en aldus beter toegerust in de maatschappij kunnen terugkeer©». De volgende cur sussen werden in 1932 gegeven: steno- en typecursussen te Batavia en Semarang; boekhoudcursusse.n te Batavia, Semarang en Bandoeng; automobielcursussen te Batavia, Soerabaja en Bandoeng; electro-technisohe cursussen te Batavia. Soerabaja en Semarang; engelsche cursus te Semarang. In 't geheel namen hier aan ruim 600 leerlingen deel. De kosten van deze cursussen bedroegen in 1932 f 13677; deze uitgaven worden voor 1/3 gedragen door het Centraal Steun comité en voor 2/3 door de Regeering. De Algemeene Werkloosheidskas, gevestigd te Soerabaja. waarbij de Suiker bond, de Handelsbond en een deel van de leden van den Cultuurbond zijn aan gesloten, keerde over 1932 oen bedrag uit van f 69 240 aan 261 personen. Ook het Landbouwfonds en het Snikeiondersteuningsfonds keerden belangrijke be dragen uit. In dit verband zij nog vermeld het ondersteuningsfonds van den Nederlandsch-Indischen Plantersbond. Van de particuliere organisaties zijn liet vooral hel Leger des Heils en de Amsterdamsche Maatschappij vuur Jonge .Mannen (A.M.V.J.), die de gevolgen van de werkloosheid in Nederlandsch-Tndië krachtig hielpen bestrijden, waarbij : ) Voorloopige cijfers. DE suUAI.K TOESTAND. 364 voornamelijk op het gebied van huisvesting van wetklo&seü gunstige resultaten werden bereikt. Het Leger des Heils opende in 1982 tehuizen in Batavia, Medan, Soerabaja en Oengaran. Hierop /uilen volgen een tehuis voor Inheemsohen in het Adek-gebouw te Boerabaja en tehuizen te Garoet en Semarang. In totaal waren einde 1932 in deze: tehuizen aanwezig 361 verpleegden. Het Centraal Comité keerde aan het Leger des Heils voor deze tehuizen uit f 17 4-3-~>. De A.M.V.J. bracht in Nederland een belangrijk kapitaal bijeen voor haai tuindorpen te Maltmg en ISanrloeng. Be Indische lïegeering gaf een rentelooi voorschot van f 200 000, uit te betalen via het Centraal Comité, ten behoe\ den bouw dier tuindorpen. Ter voorbereiding van dezen vorm van steunverleenirig werden te Bandoeng en Malang verschillende woningen ingehuurd voor de huis vesting van de aanstaande bewoners der tuindorpen. Te Bandoeng waren einde 1932 reeds een 30-tal woningen van het tuindorp gereed en bewoond. In 193.') zullen beide tuindorpen worden afgebouwd, waarna slechts enkele A.M.V.J. pensions voornamelijk voor de huisvesting van ongehuwden zullen worden aan gehouden. Ook te Buitenzorg opende de A.M.V.J. in huize Bethanië een pension voor werkloozen en hun gezinnen. Ook werd een kampement geopend te Djajagiri boven Lembang, waar een klein getal Europeesche werkloozen door ontginning van de hun toegewezen gronden productieven arbeid verricht. De Staatsspoor verleende vrij vervoer en vrij transport van meubilair voor hen, die opgenomen worden in een tuindorp of tehuis van de A.M.V.J en vrij vervoer aan crisisslachtoffers bestemd voor de tehuizen van het Leger des HéilS. Tenslotte zij nog gewezen op de royale houding van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (K.P.M.), welke 50 % reductie geeft op de passagetarieven voor de werklooze Inheemschen, die door de comités op Java naar hun streek van herkomst in de Buitengewesten worden teruggezonden. Arbeidsinspectie. Java en Madoera. Kon uit hetgeen in het vorig Verslag werd medegedeeld reeds worden opgemaakt, dat de ambtenaren van de Arbeidsinspectie voor Java en Madoera naast hun gewone taak zich meer en meer met andere werkzaam heden zagen belast, die een uitvloeisel waren van de voortschrijdende economische depressie, gedurende 1932 was dit in verhoogde mate het geval en werd het crisiswerk zóó groot in omvang, dat het systematisch inspecteeren van de ver schillende bedrijven daardoor op lul tweede plan geraakte. Niettegenstaande deze omstandigheid werden in H*.'! 2 627 ondernemingen, fabrieken en werkplaatsen aan eene inspectie onderworpen, omtrent de be vindingen waarvan in de maandelijksche inspectierapporten mededeeling werd gedaan. Dit aantal inspecties betrof 67 verschillende soorten van bedrijven. Hoe wel hieronder in ander verband op den uacliiarbeid van vrouwen nog wordt teruggekomen, mag hier nog worden vermeld, dat bovendien hij nacht 812 onder nemingen, fabrieken en werkplaatsen werden bezocht, omvattende 23 verschil lende soorten van bedrijven. Op eene enkele uitzondering na mocht zoowel van de zijde der werkgevers als van die der werknemers veel medewerking worden ondervonden voor het verstrekken van inlichtingen en het verzamelen van gegevens. In dit Vérband moge in herinnering worden gebracht, dat bij art. 1 van de Ord. van o Mei 1924 (I. S. n°. 211) aan het hoofd van het Kantoor van Arbeid, zoomede aan de door hem aangewezen ambtenares de bevoegdheid is verleend in de uitoefening van hun ambt alle plaatsen, waar werknemers zijn tewerk gesteld en alle gebouwen door werkgevers bestemd of aangewend tot huisvesting of verpleging vaa werk nemers te betreden of binnen te gaan, terwijl bij art. o degene, die deze hande lingen opzettelijk belemmert, met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden en twee weken of eene geldboete van ten hoogste f 600 wordt bedreigd. Sinds i!)2(5 — toen het één keer noodig bleek — is dit laatste artikel niet gehanteerd, doch in 1932 moest tegen een beheerder van eene rijstpellerij in West-Java op grond van deze bepaling proces-verbaal worden opgemaakt, omdat de toegang tot de fabriek aan een arbeidsinspecteur werd geweigerd. ARBEID. 365 In 1932 werd een onderzoek gehouden naar den omvang van de werkloosheid in dezelfde desa's, welke in 1981 onderzocht waren. Kon daarbij opnieuw worden geconstateerd hei groote absorbtiererinogen \.-tn de Tnheemsehe samenleving, toch waren er nu meer gevallen, waarbij van benarde omstandigheden kon worden gesproken. Vele werkloo/.e arbeiders bleken echter weliswaar minder inkomsten dan voorheen, maar toch werk op ander gebied gevonden te hebben. In verband met ontvangen klachten inzake langdurige arbeidstijden bij autobus-ondernemingen werd in een gróol aantal van deze bedrijven een onder zoek ingesteld. Als resultaat kan worden m ld, dat inderdaad in enkele gevallen van overmatigen arbeidsduur gesproken kon worden. Veertien en meer arbeidsuren per etmaal werden aangetroffen in rijst pellerijen, tabaksloodscn, vezelondernemingen, ijsfabrieken, hotelbedrijven, kalk branderijen, sereholiefabrieken, enz. Hierbij moet worden opgemerkt, dat in ver schillende gevallen seizoenHomstandigheden daartoe hebben geleid en in deze bedrijven niet het gëheelë ]aar 3oor lange arbeidsdagen worden gemaakt. In de voornaamste havenplaatsén werd in L 982 opnieuw nagegaan hoe hel met den Zondagsarbeid bij veemen en prauwenveéren gesteld was: ook hier bleek, dat van Zondagsrust of een wekelijkscheb rustdag niet steeds sprake Belangrijke inkrimpingen van verschillende bedrijven gingen somwijlen paard met het ontslaan van een groot aantal geëmployeerden en arbeiders. In zeer vele gevallen kon de arbeidsinspectie door de belangen van de ontslagenen zooveel mogelijk te behartigen bereiken, dat eene uitkeering in geld werd gegeven ui een behoorlijke opzeggingstermijn in acht werd genomen. Kxenals in L 982 waarden klachten ontvangen over hei niet in acht nemen van de in de beide crisis-ordonnanties vervatte voorschriften. Opmerkelijk is bet steeds stijgend aantal Inheemsche arbeiders, dat in ■. van ontslag omtrent hun rechten inlichtingen komt vragen. Ten aanzien van de beperkende bepalingen inzake vrouwennachtarbeid (I. S. 1925 nos. 647 en 648) kan allereerst worden vermeld, dat de doorloopende ver gunning volgens art. 1 van het laatstgenoemd I. S. voor vrouwennachtarbeid van kracht bleef in suikerfabrieken gedurende den maaltijd, zoomede in vezelfabrieken, eassavemeelfabrieken, olie- en palmolie!abrieken en in de zoutfabrieken op Madoera. In de zoutfabrieken van het Gouvernement op Madoera is de vrouwennachtarbeid reeds sedert 1927 afgeschaft. Tengevolge van de in 1931 aangevangen belangrijke inkrimping van het aantal werkende suikerfabrieken ging het aantal in dit bedrijf des nachts werkende vrouwen weliswaar terug, doch verhoudingsgewijze kon op het aantal in bedrijf zijnde fabrieken in 1932 nog geen vermindering van nachtarbeid van vrouwen geconstateerd worden. In 116 van de 105 suikerfabrieken (of 70 %) kwam in 1932 vrouwennachtarbeid voor. welke cijfers in 1931 bedroegen 124 en 178 (even eens 70 %). Van de sinds de invoering van de beperkende bepalingen op den vrouwen nachtarbeid door het hoofd van het Kantoor van Arbeid afgegeven vergunningen <*eeft het volgende staatje een beeld. DE SOCIALE TOESTAND. 366 Hierbij moet in aanmerking worden genomen, dat de vergunningen voor vrouwennachtarbeid in een tweetal bakkerijen enkele nachten betroffen in de voor dit bedrijf belangrijke maand December. In de bedrijven, bedoeld in art. 1 van I. S. 1925 n°. 648, had eene belangrijke vermindering plaats van den vrouwennachtarbeid, hetgeen uit de volgende cijfers blijkt. De beide volgende staatjes vermelden het aantal geconstateerde overtredingen van de wettelijke bepalingen nopens den vrouwennachtarbeid enden kinderarbeid. ARBEID. 367 De overeenkomsten tusschen het Kantoor van Arbeid en do tabaksonder nemingon in -lava's Oosthoek en in de Vorst onlanden inzake de vrijwillige be perking van den arbeidsduur voor kinderen tussehen 12 en 16 jaar bloven voort bestaan. De controle op deze vrijwillige beperking van den arbeidsduur gat geen aanleiding tot. opmerkingen. Ook in 1932 werd voortgegaan met het opsporen van de oorzaken van z.g. klapzaken, koelie-aanvallen en stakingen, welke oorzaken voor zoover mogelijk werden weggenomen. Eet aantal bekend geworden klapzaken betrof in 15 gevallen Europeesche toezichthouders en in 13 gevallen Chineesche of Inheemsche assistenten of mandoers. Het aantal klapzaken bedroeg in de jaren 1926 t/m 1932 achtereen volgens 90. 89, 89, 121, 143, 31. 18 en 28. In 1932 werden 7 koelie-aanvallen gerapporteerd (tegen 8 in 1931). Vijf daarvan hadden plaats op F.uropecschc toezichthouders, een op een Chineosohon assistent en een op een tnheernschen mandoer. Gedurende 1932 werden door de Arbeidsinspectie 16 stakingen geregistreerd, doch bid vermoeden bestaat, dat niet van alle stakingen bericht is ontvangen. In het volgende staatje zijn eenige cijfers en gegevens opgenomen omtrent den omvang van de in 1932 bekend geworden stakingen. DE SOCIALE TOESTAND. 368 Vergeleken met het jaar 1931 is het aantal geregistreerde stakingen ver dubbeld, Deze vermeerdering houdt mogelijk verband met de tijdsomstandig heden, die loonsverlagingen, ontslagen en verslechtering van do arbeidsvoor waarden brachten. Intusschen worde er op gewezen, dat ook in de jaren 1928 en 1929 het aantal ter kennis van de Arbeidsinspectie gekomen stakingen uitging boven dat van 1930 en 1931. In de jaren 1928 t/m 1932 bedroeg het aantal stakingen achtereenvolgens is ( 1998 dagen), 13 (5363 dagen), 3 (195 dagen). 8 (648 dagen) en 16 (1735 dagen). liet aantal gevallen, waarin een loon-eisch de voornaamste reden van een uitgebroken conflict vormde, was in 1932 grooter dan in de vier voorafge-an> jaren. Dit blijkt uit de volgende, tabel, waarin ook uitkomt dat evenals in de jaren 1928—19.'! l ook- in 1932 een loonkwestie in do meeste gevallen de directe oorzaak was. welke tot de staking aanleiding gaf. Buit eng etvestcn. Het aantal ondernemingen in de Buitengewesten daalde van 805 in 1929 en 771 in 1930 tot 638 einde 1931. Toch is deze vermindering AEBEID. 369 niet zoo groof .-ils dit cijfer doet vermoeden, omdat zij voor een deel het gevolg was van het samenvoegen van twee ondernemingen, van eenzelfde maatschappij tot één, in welke gevallen dus geen sprake was van eene algeheele sluiting van het bedrijf. Bovendien waren onder de gesloten ondernemingen vele van geringen omvang, waartoe o.m. behoorden 36 kleine Chineesche ondernemingen of tuinen in liet gewest Riouw en Onderhoorigheden, In de Westerafdeeling van Bosneo werken vele kleine ondernemingen ihans uitsluitend met Inheemsohe arbeiders, waardoor zij buiten de directe bemoeienis der arbeidsinspectie vaHen, In Manado deed zich in enkele gevallen hetzelfde voor als gevolg van de invoering der koelie ordonnantie-Manado 1931, krachtens welke — in tegenstelling met de daarvóór geldende ~ koelie-ordonnantie-Manado" — van de Sangihe- en Talaud-eilanden afkomstige arbeiders, die op ondernemingen op den vasten wal worden te werk gesteld, tot de [nheemsoße arbeiders moeten worden gerekend. In de gevallen, dat de inspecties werden gestaakt, was dit voorts niet altijd wegens definitieve sluiting van de onderneming; verschillende rubberonder nemingen bijvoorbeeld, o.m. in hei gewest Zuider- en Oosterafdeeling van Horneo. hebben wel den tap stojjgezet en daarmede liet bedrijf voorloopig stilgelegd, doch met de bedoeling dit te kunnen hervatten indien betere vooruitzichten mochten aanbreken. In die gevallen bleef dan meestal een minimum aan personeel op de onderneming achter. Welke gevolgen de bij de bedrijven ingevoerde bezuinigingen hadden op de loonpolitiek, is hiervóór bij de bespreking van de arbeidsvoorwaarden uiteengezet. Met de daarin besproken maatregelen om tot Loonsverlaging te geraken hang! samen de op vele ondernemingen geconstateerde overgang van contractarbeid naar vrijen arbeid, waardoor het bedrijf op goedkooperen voel kan worden ge voerd. Niet alleen toch is de werkgever ten aanzien van het aan de vrije arbeiders uit te betalen loonbedrag aan geen bijzondere bepalingen gebonden en zijn deze overeenkomsten in den regel van dien aard, dal eene voorgenomen loonsverlaging of inkrimping van de arbeiderssterkte op korten termijn kan geschieden, doch bovendien zijn de met betrekking tot de vrije werklieden door den werkgever te treffen voorzieningen niet van denzelfden omvang als voor contractanten en worden verschillende in de koelie-ordonnantie opgenomen bepalingen in de vrije arbeidsregeling gemist. Hoewel hel totaal aantal werkkrachten — contractanten en vrije arbeiders tezamen geteld — op de ondernemingen in elk der Buitengewesten in de laatste jaren aanzienlijk is verminderd, bleek het aantal vrije werklieden in sommige gewesten eind 1931 nog te zijn toegenomen. Deze verandering in de verhouding van den contractarbeid tot den vrijen arbeid is wel zeer onverwacht tot stand gekomen, als men bedenkt, dat vóór de invoering van de nieuwe koelie-ordon nantie nog van werkgeverszijde bezwaar werd gemaakt tegen de in het ontwerp dier ordonnantie opgenomen verhoudingspercentages en dat na de inwerking treding daarvan een aantal maatschappijen nog dispensatie van de voorgeschreven verhouding van 75 % contractanten tot 25 % uiet-contractanten verzochten. De/e aanvragen werden alle ter plaatse onderzocht met het resultaat, dat op het rneerendeel der verzoeken door de Regeering afwijzend js beschikt, en wel omdat de bedrijven in kwestie in geen enkel opzicht geacht konden worden in eene deringspositie te verkeeren. Slechts ten behoeve van één maatschappij werd aanleiding gevonden de dispensatie te verleenen voor haar beide ter Sumatra 's Westkust gelegen ondernemingen. Hoezeer de omstandigheden zich inmiddels hebben gewijzigd, wordt duidelijk gedemonstreerd dooi- hel feit, dat op deze, thans samengevoegde ondernemingen evenals op andere bedrijven, welke het verzoek tot dispensatie deden, het aantal vrije arbeiders het voor deze categorie in de koelie-ordonnantie als minimum vastgestelde percentage thans reeds verre te boven gaat. De afschaffing van de poenale Banctietijde tabaksmaatschappijen, welke haai- oorzaak vond in andere omstandigheden, hierbij buiten beschouwing latende, kan wel worden gezegd, dat het in deze tijden voornamelijk nog de kapitaalkrachtige maatschappijen zijn. die zich kunnen veroorloven tran onder poenali' sanctie werkende arbeidskrachten gebruik te maken. 369 DB FINANCIËN DER ZELFBESTURENDE LANDSCHAPI'EX. 37 Zoo werd dus op grond van de berekening-I.il 1 aangenomen, dai hei aandeel, dat ook de Zelfbesturende Landschappen in de Buitengewesten naar billijkheid behooren bij te dragen in de „Algemeene bestuurskosten" vanNederlandsch-Indië, opwoog tegen de middelen die het Land uil die Landschappen trekt wegens in- en uitvoerrechten en accijnzen, monopolie s. enz. <n werden die op grond daarvan ontslagen van eiken restitutieplicht aan het Land uithoofde van die „Algemeene bestuurskosten". Verder is principieel door de Regeering besloten, dat ook uitgaven verband houdende met „opleiding" van personeel, dal latei- geheel of gedeeltelijk ten behoeve van de Zelfbesturende Landschappen werkzaam /.al worden gesteld, niet door de Zelfbesturen behoeven te worden gerestitueerd. Uitgaven voor bepaalde inxpeeteerende ambtenaren worden, als vallende onder de algemeene bestuurs uitgaven, evenmin gerestitueerd. De onder TI genoemde uitgaven, dal zijn de uitgaven in liet rechtstreekse!) belang der Zelfbesturende Landschappen gedaan, worden geheel of gedeeltelijk gerestitueerd. Die uitgaven zijn te onderscheiden in twee groepen: A. uitgaven, welke het Gouvernement doet voor voorzieningen en maatregelen, waarvan de uitvoering tot de taak van het Zelfbestuur behoort, doch welke niettemin door hei Land verzorgd worden, omdat het Zelfbestuur nog niet in staat is om die taak naai- behooren te vervullen; B. uitgaven, verbonden aan maatregelen van hel Gouvernement, die, hoewel op zelfbesturend gebied alleen of mede belrekking hebbende, genomen worden, omdat het Gouvernement die maatregelen als een meer algemeen belang beschouwt en aan zich trekt, dus als een deel van de Gouverncmentszorg aanmerkt. Voor zoover deze maatregelen strekken in hei rechtstreekseh belang van zelfbesturend gebied, behoort in beginsel een deel der daaraan verbonden uitgaven te worden gerestitueerd, in evenredigheid met de verhouding van het Lands- en landschapsbelang dat aan die maatregelen ver bonden is. Het karakter van de restitutie is dat van een schuld der Landschappen aan het Land, weshalve de betaling daarvan den voorrang heeft boven andere uit gaven. Op de begrootingen van uitgaven der Landschappen komt de restitutie post dan ook als artikel 1 voor. Tot 1923 werd, indien de financieele toestand van een Landschap restitutie betaling niet of niet volledig toeliet, genoegen genomen met niet of slechts ge deeltelijke vervulling van den restitutie-plicht. Sedert dat jaar moet de vastgestelde restitutie echter volledig worden voldaan. Indien daardoor een tekort ontstaat op den gewonen dienst der begrooting van het Landschap, past het Land dit tekort bij door middel van eene Landsbijdra'ge, welke ten laste van de IVde afdeeling der Indische begrooting wordt gebracht. Ontstaat een tekort op den buitengewonen dienst van het Landschap, dan wordt ter dekking van dat tekort eene leening verstrekt, waarvan rente en aflossing jaarlijks op den gewonen dienst worden gebracht. Sinds 1021 worden deze leeningen niet meer rechtstreeks door het Gouvernement verstrekt, maar door één der rijkere Landschapskassen (meestal Koetei) onder garantie van bet Gouvernement, voor wat betreft de geregelde betaling van aflossing en rente. De vaststelling van de door de verschillende landschappen te restitueereu bedragen had vroeger jaarlijks door de Regeering plaats. Later is deze vast stelling opgedragen aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, terwijl sinds 1918 in verband met de vele werkzaamheden aan de opmaking van een restitutie voorstelstaat op de gewestelijke kantoren verbonden, overgegaan werd tot eene driejaarlijksche vaststelling. Het voor drie jaren vastgestelde bedrag wordt alleen dan tusschentijds gewijzigd, indien het eene belangrijke vermeerdering of ver mindering van het te restitueeren bedrag betreft. De uitgaven, waarvoor gerestitueerd wordt, betreffen veelal de volgende onder werpen : a. hulpverschaffing . vrijwel uitsluitend in het belang der Landschappen (assistent-resident ter beschikking, administrateur der Lundschapskassen, bosch- DE SOCIALE TOESTAND. 370 Betreft het vorenstaande di □ overgang van contract-arbeid naar vrijen arbeid, bij eenige zich daartoe kenende bedrijven was eveneens — zij het in mindere mate -— eene verschuiving merkbaar naar het werken met losse in de plaats van vrije arbeiders, door het doen verrichten van werkzaamheden in aanneming. Op de door een aannemer tewerkgestelde arbeiders zijn de bepalingen van I. S. 1911 n°. 540 „Ten tweede" niet van toepassing, aangezien deze werkkrachten niet rechtstreeks in dienst van den werkgever staan. Op het ontslaan van arbeidsconflicten heeft de vermindering van het werk volk, waarbij uiteraard de beste (dementen werden aangehouden, een invloed ten goede uitgeoefend. Zoowad de geest onder het werkvolk als de behandeling ven den arbeider door het Leidend of toeziend personeel waarop eveneens als gevolg van de bezuiniging eene scherpe selectie is toegepast — lieten over bei algemeen niet te Wfenschen over. Wel kwamen in 1931 hier en daar nog aan vallen op het Europeesche en lat Inheemsche personeel voor. waarvan • zelfs met doodelijkerj afloop, doch niet meer in zoo verontrustende mate als in eenige voorafgegane jaren. Een overzicht van het aantal gevallen over een zestal jaren volgt hieronder, waarbij de cijfers over 1981, die reeds ten vorigen jare werden vermeld, met de nog later bekend gewi allen zijn aangevuld, terwijl daarin tevens de voorloopige gegevens over 1932 zijn opgenomen. Hieruit blijkt, dat juist in dit laatste jaar eene belangrijke vermindering van het aantal aanslagen valt te constateer en. Aanslagen Doodelijke afloop Europeesch inlandsch Europeesch Inlandsch personeel. personeel. personeel. personeel. 1932 19') 43 2 ) — — 1931 35 3 ) 128 ■') 1 5 1930 88 200 4 7 1929 105 175 3 9 1928 89 84 3 10 1927 71 79 1 5 Incidenteelc gevallen zullen wad nimmer geheel kunnen worden voorkomen en houden somtijds ook geen verband met de arbeidstoestanden op de onder neming, waar het. conflict zich afspeelt of mei de behandeling, welke 1 de aan valler van liet slachtoffer ondervond. In de Buitengewesten zijn in 1931 in totaal 1175 inspecties gehouden, waar van in 123 gevallen het bezoek aiel vooraf werd aangekondigd. Voor de Oostkust van Sumatra afzonderlijk waren deze cijfers 632 inspecties, waarvan 86 onaan gekondigd. Dr geneeskundige verzorging en verpleging der ondernemingsarbeiders gaf over het algemeen reden tot tevredenheid, al was ook hier de invloed van de bezuiniging merkbaar. Ter Oostkust van Sumatra zijn in 1931 een zestal hospitalen gesloten, als gevolg van de vermindering van het aantal ondernemingen, alsmede van de op de medische uitgaven toegepaste bezuinigingen. De gezondheidstoestand was in dat jaar wederom over het algemeen gunstig. Het gemiddeld sterftecijfer onder de contractarbeiders in de Luitengewesten was zelfs nog lager dan in het voorafgegane jaar. namelijk + 0,58 %, tegen 0,70 ",', in 1930. Het vrijwil stopzetten van nieuwe ontginningen en liet in de eerste plaats naar Java of China terugzenden van de physiek zwakkeren was onge twijfeld van invloed op dit resultaat. ') ll ieronder •"> bedreigingen. -1 Al-veten 8. ! i Alsvoren 11. ') Akvorrn In. ARBEID. 371 Aan de afmonstering van ontslagen arbeiders vióór hun vertrek uit hel gewest werd wederom veel aandacht besteed. Dal deze maatregel zijn nul beeft, blijkt uit hel feit. dat na onderzoek globaal de helft van de klachten gegrond werd bevonden. Tenslotte ondervond ook de samenstelling van den inspectiedienst de gevolgen van den nood der tijden. In zekeren zin ging de inkrimping v;m het aantal ressorten samen niet de vermindering \an het aantal onder het toezicht der arbeidsinspectie gestelde bedrijven, doch ook overigens maakte de aan de ver schillende Landsdiensten opgelegde bezuiniging eene herverdeeling van de inspectieressorten noodzakelijk. In het vorig Verslag werd reeds genoemd het terugbrengen van het aantal ressorten der arbeidsinspectie in het gewest Oost lust van Sumatra met één, door opheffing van de standplaats Loeboekpakam. Thans is bovendien de standplaats Tandjoengpoera in hetzelfde gewest vervallen. terwijl in hei Oostelijk deel van het inspectiegebied reeds eerder de standplaats Bandjermasin was opgeheven. Deae laatste maatregel had tot gevolg de ver legging van de standplaats Amhoina naar het meer centraal gelegen Makaasar, waarbij de aldaar geplaatste arbeidsinspecteur de ondernemingen in de Zuider en Oosterafdeeling van Borneo aan zijn ressort zag toegevoegd. In Zuid-Sumatra had eveneens eene andere indeeling van de ondernemingen over de ressorten der arbeidsinspectie plaats, waardoor een inspecteerend ambte naar kon worden uitgespaard. De standplaats Tjoeroep in Benkoeleil Werd daarbij overgebracht naar Lahai in het gevvesi Palembang. Over het panglongtoezicht volgen hieronder nog eenige afzonderlijke gegevens. De vermindering van het aantal panglongs in 1930, welke aanleiding was de ressorten Bengkalis en ïandjoengpinang samen te voegen, zette zich in 1931, zij het in mindere mate, voort. Doordat de hout prijzen laag bleven, gingen namelijk opnieuw verschillende panglongs tot stopzetting van bet bedrijf over. In 8 ge vallen was de sluiting niet vrijwillig, doch werd de vergunning ingetrokken, nadat ondanks herhaalde waarsclmiw ingen geen verbetering in de arbeidstoestanden werd gebraehl. Aangezien de voor de houtskoolbranderijen gebezigde houtsoort in Riouw en kaüs geheel dreigt te worden weggekapt, bestaat voorts het voornemen dit deel van het panglong-bedrijf geleidelijk over te brengen naar de kust ran Djambi, welke zich daarvoor evenzeer leent, Hit kan worden bereikt eensdeels door geen nieuwe vergunningen moer af te geven in de eerstgenoemde streken en anderdeels door voor hut oprichten van hontskoolbranderijen in het gewest Djambi faciliteiten te verleenon. In eene te Singapore gehouden vergaderin houtvesters, arbeidsinspecteurs en eigenaren van houtskoolpanglongs werd deze aangelegenheid in vorenstaanden /in besproken. De sluiting van zoovele panglongs in de algeloopen jaren had althans dit voordeel, dat die, werkende nul sleepbanen, waarbij zeer /waar trekwerk moet worden verricht, thans langzamerhand zijn verdwenen, terwijl tot het exploiteeren van nieuwe bedrijven van dien aard /onder railbaan en lorries in de toekomst geen vergunning meer /al worden gegeven. Deze omstandigheid heeft er mede toe bijgedragen, dat wat de behandeling iet werkvolk op de panglougs betrett. langzamerhand van normale toe standen kan worden Besproken. Toch blijft eene intensieve controle noodzakelijk, aangezien de ingetreden verbetering meer aan het geregeld toezicht der daartoe samenwerkende diensten van binnenlandsch bestuur, politie, boschwezen en arbeidsinspectie moet worden toegi h dan aan eene verandering van talite.it van de C'hineesclie eigenaren en panglonghoofden. In Bengkalis werd in 1931 nog 30 maal proces-verbaal opgemaakt tegen tot. deze beide categorieën behoorende personen. In Riouw deed zich het geval voor, dat aan een werkgever eene boete werd opgelegd wegens overschrijding van den vastgestelde*) arbeidsduur, terwijl voorts nog een aantal klachten tegen kepala's en assisteut-kepala's wegens mishandeling aan het werkvolk werden voorgebracht. In 1931 verloren vijf arbeiders als gevolg van ecu bedrijfsongeval het leven i In den loop van dat jaar werden op alle panglongs loonsverlagingen ingevoerd DE SOCIALE TOESTAND. 372 win f 20 %• Boyendien weid de invloed ondervonden van de depreciatie vnn den Straits-dollar, in welke munt de loonen worden uitbetaald. Weliswaar v. de prijzen der gebruiksartikelen, «elke te Singapore worden ingekocht, eveneens in dollars berekend, doch voor opium moet de Nederlandsch-Indische prijs worden betaald, zoodal bei gedeelte van de kqeliebevolking, dal opium schuift en dat, hoewel geleidelijk afnemende, toch nog + 45% van de koeliesterkte bedraagt, daarvoor thans ecu groot er deel van liet loon moet afstaan. -Bij de uitbetaling van de loonen op eenige panglongs. die wegens den slechten fin.-mcieelen toestand gedwongen waren tot sluiting, deden zich in Bengkalis dezelfde moeilijkheden voor als in 1980. Door beslaglegging op den houtvo of bedreiging daarmede, in weïk Laatste geval eene i \an de aanspraken der koelies somtijds alsnog mogelijk bleek, kon dooi' de bemoeienis van de arbeidsinspectie een groot bedrag aan achterstallige loonen worden achterhaald en aan de rechthebbenden worden uitbetaald. Werving van arbeiders. Evenals in 1981 was ook gedurende 11>32 de vraag naai nieuwe werkkrachten voor ondernemingen in de Buitengewesten zeer gering. De uitgezonden arbeiders — naar alle gewesten tezamen bedroeg dit aantal over het geheele jaar slechts 112!) —'waren bestemd voor mijnbedrijven en voor een enkele in uitbreiding of bij het begin van de crisis in het stadium \an opening verkeerende onderneming. Door de V.E.D.A. (Vrije Emigratie van D.I'.Y. en A..V.R.0.5.) werden geen nieuwelingen uitgezonden. Tn den loop van 1932 wijzigde de situatie zich echter in zoover, dat, hoewel het noodgedwongen terugzenden van overtollige arbeiders uit de Buiteimewesien allengs tot staan was gekomen, daarnaast een soort van vrijwillige afvloeiing was ontslaan van werkkrachten, die. door de vele diep ingrijpende bezuinigingsmaatregelen rondom hen heen getroffen, ondanks alle berichten omtrent heerschende armoede op Java, er den voorkeur aan gaven om naar bun geboorteland terug té beeren. II ierdoor' en door de gevolgen van eene aanvankelijk blijkbaar te rigoureus toegepaste terugzendingspolitiek begon zich medio 1932 reeds hier en daar een tekort aan werkvolk te doen gevoelen. Vooarloopig kon hierin worden voorzien door het overnemen van arbeiders van sluitende bedrijven en het aannemen van andere plaatselijke werkkrachten. Aangezien, gelijk booger reeda werd opgemerkt, van de zijde der arbeiders bevolking veelal niet werd beseft, dat het L'vbruikinaken van bun recht op terugzending naar Java meesttijds werkloosheid en armoede ten gevolge zou hebben, heeft de bij liet Kantoor van Arbeid werkzame patib in bei Javaansoh eene bevat lel ijke brochure samengesteld, waarin de toestanden op Java met name voor de arbeiders, die op .lava vermoedelijk niet aan den kost zullen kunnen komen of geen familie hebben, bij wie zij. totdat zij een middel van beslaan hebben gevonden, tijdelijk kunnen intrekken, werden uiteengezet. Over bet geheele jaar bedroeg bel aantal naar Java gerepatrieerde werklieden voor alle Buit' en 38471 of in totaal met de 17805 repatrianten van de V.E.D.A. 66276 lieden. Uit eene vergelijking van de cijfers der terugzendingen in Januari en December 1882, onderscheidenlijk 4(568 en LSBO bedragende, blijkt, dat deze tegen bet einde van het jaar inderdaad tot normaler proporties waren teruggebracht. Ook bij de V.E.D.A. deed zich hetzelfde verschijnsel voor. Met het jaar 1933 begon bovendien weder eenige vraag naai- arbeiders van Java te komen; in het eerste kwartaal 1 ( .).'!;> vertrokken althans ongeveer tweemaal zooveel arbeiders naar de Buitengewesten als in bet geheele jaar 1982. Deze, zij het nog geringe opleving in de werving, was voor hei Algemeen Delisch Emigratie Kantoor (A.D.E.K.) aanleiding om een proef te nemen met de werving door middel van propagandisten. Deze proef werd ingezet in de dichtbevolkte residentie Banjoemas, waar thans vee) werkloosheid onder de Inheemsche bevolking heerscht. Van bet bekendmaken in de desa, dal wederom werkgelegenheid op de ondernemingen in de Buitengewesten bestaat, wordt namelijk verwacht, dat het werkvolk zichzelf zal komen aanmelden en dat aldus de t ussclieiikomst van agenten en van wervers zal kunnen worden uitgeschakeld, ARBEID. 373 waardoor eènë vrij belangrijke verlaging van d< wervingsktisten zal worden ver kregen. De kosten van het op deze wijze aanwerven en van het verschepen van een ongehuwden contractant naai' Bdawan bedragen slechts f 45. Voor het aan werven van vrije koelies, waarvoor hot Kantoor van Arbeid zijne medewerking toezegde, zijn deze kosten, bij gelijke bestemming van het werkvolk, nog f 10 lager. De in het vorig Verslag aangeroerde, in overweging zijnde fusie tusschen de beide edgenwervingskantoren, liet A.D.E.K. en de Zuid-Sumatra Landbouw- eu Nijverheidsvereeniging (Zusuma), kwam ook in 1932 oog niet tot stand. Wél wordt door deze beide organisaties overleg gepleegd omtrent het vaststellen van overeenkomstige wervmgstarievei) teneinde onderlinge concurrentie tegen te De Vakbeweging. Hoewel door de afvloeiing van ambtenaren en hej ontslag van vele particu liere werknemers — Europeanen zoowel als Inlanders — de groei van do be staande vakbonden tol staan kwam, is de vakbeweging in 1932 toch niet in beteekenis verminderdj vergeleken bij de daaraan voorafgegane jaren. Verminderde door de crisisomstandigheden het aantal leden van de bestaande! vakorganisaties, aan den anderen kant valt de oprichting van nieuwe vakbonden te vermelden. Het aantal bij het Kantoor van Arbeid ingeschreven vakbonden steeg van 109 lot 124. Volgens de laatste bij het Kantoor van Arbeid ontvangen gegevens zijn in deze bonden tezamen 82 862 leden vereenigd. Nog steeds voldoet een aantal vakvereenigingen niel aan het verzoek om inlichtingen en cijfers te verstrekken. In hoofdzaak zijn het vereenigingen van particuliere Inheemsch'e werknemers, die op dit punt nalatig zijn. Eene nieuwe vakcentrale werd opgericht, namelijk de Centrale van Indische Vereenigingen van Overheidspersoneel (C.1.V.0.), waartoe toetraden de Vër eeniging van Bouwkundigen in Nederlandsch-Indië, de Bond van Gouverneinents personeel, de Bond van Ambtenaren en beambten bij den Pandhuisdienst in Nederlandsch-Indië, de Bond van Boekhoudkundig personeel in Gouvernements dienst (8.8.G.), de Vereeniging van Ambtenaren en beambten van autonome Regentschappen en de Bond van Administratief personeel bij de verschillende Landsdiensten (8.A.P.). Een tweetal dier vereenigingen was tevoren bij het verbond van Landsdienaren aangesloten. De salarisvermindering, zoowe] als de in overweging zijnde maatregelen met betrekking tot liet pensioen, alsook <le voorgenomen wijziging van de buïten landsche verlofsregeling vormden de voornaamste punten, waarop de actie van de ambtenaren-vakbonden was gericht. De gelijktijdige verslechtering van de arbeidsvoorwaarden voor de particuliere werknemers leidde er evenwel toe, dat eene samenwerking tot stand kwam tusschèn de Federatie van Europi Werknemers en het Verbond van Landsdienaren. De actie tegen de verhoogde korting op de traetementen bereikte baar boogtepunl in December 1932. Bij Ord. van "2:2 Juli 1932 (I. S. n". lol) werden de regelen vastgesteld inzake het georganiseerd overleg omtrent algemeene ambtenaarsbelangen. De volgende organisaties werden door de Begeering in de gelegenheid gesteld een afgevaardigde voor de Commissie voor georganiseerd overleg inzake algemeene ambtenaars belangen aan te wijzen: De Associatie van Vereenigingen van Academici (A.V.A.); Het Verbond van Overheidsdienaren (V.V.0.); Het Secretariaat van K.K. Ambtenaren én Particuliere Werknemers, welke organisatie intusschen haar naam veranderde in Katholieke Vakcentrale (K.V.C.); De Centrale van Indische [ligingen van Overheidspersoneel (C.1.V.0.); De Persatoean Vakbonden ■ ai Xegeri (P.V.P.N.) ; De Perhimpoenan Pegawai Boemipoetra (P.P.8.8.); De Vereeniging van Middelbare Politie-ambtenaren in Nederlandsch-ïndië. De reeds sedert langen tijd aanhangige plannen tot fusie van den Cultuurbond met den Nederlandsch-Indischen Plantërsbond leidden tot een referendum, ge houden onder de leden van den Cultuurbond. ]>e meerderheid van de —overigens in gering aantal — uitgebrachte stemmen verklaarde zich tegen die fusie. DE SOCIALE TOESTAND. 374 In den loop van 1932 werd geleidelijk de verhouding tusseher de Directie de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Vereeniging van < ieza<jvoerders en Stuurlieden moeilijker. Einde December verbrak de directie van de Maat schappij de relaties met dien vakbond. Onder leiding van 3e I'artai Indonesia (P.1.) zijn ht de Perserikatan Kaoem Sopir indonesia (vereeniging van Inheemsche chauffeurs), de Sarekat Boeroeh Lodji Indonesia (vereeniging van bedienden), de Perserikatan Pej Toko Indonesia (vereeniging van winkelbedienden), de Perserikatan Bc Tjitak Indonesia (vereeniging van letterzetters), de Persatoean Kaoem Pela boean dan Laoetan Indonesia (vereeniging van havenarbeiders), de Sarekat Kaoem Typograaf Indonesia (vereeniging van typografen), de Sarekat Boeroeii Bingkel Indonesia (vereeniging van fabrieksarbeiders), de Sarekat Koesir Indo nesia (koetsiers vereeniging). verder heeft de P.l. eene algi arbejders vereeniging opgericht, de Peraerikatan Kaoem Boeroeh Indonesia, welke is uit gegroeid tot eene vakcentrale op nationalistische!) grondslag van de door da P.l. opgerichte en nog op te richten vakbonden onder den naam Radicale vakcentrale Indonesia, afgekort Etadvakcïn, nut bel duel: lotsverbetering te verkrijgen door wederzijdsch hulpbetoon tusschen de lèden-vakbonden. Toegelaten worden slechts die vakvereenigingen, welker leden uitsluitend uil tnheemschen bestaan. De vakcentrale Persatoean Vakbond Pegawai Negeri (P.V.P.N.) en de bij baar aangesloten vakvereenigingen van inheemsche Gouvernementsambtenaren — o.a. de Pandhuisbond, de Perhimpoean Beambte Spoor en Train (P.8.5.T.), de Landelijke Inkomsten Bond, de Perkoempoelan < loeroe Hindia Belanda (P.G.H.8.), de Vereeniging van Ambtenaren bij den Inlandschen Bestuurs dienst — zetten haar actie tegen de bezuinigingsmaatregelen voort. De Perhimpoenan Beambte Spoor en Tram (P.8.5.T.) hield in April 1932 haar sde congres te Bandoeng, waar wen! besloten niet in te gaan op het verzoek van de daartoe te Semarang en Jogjakarta gevormde comités om de vereeniging om te zetten in een bond \an spoor-, tram- en andere transportbedrijven. In gestemd werd niet het plan van de P. V.P.N, om zich aan te sluiten bij het 1.V.V., terwijl besloten werd mei ingang van 1 Juli 1932 definitief lid te worden van de Internationale Transportarbeiders Federatie. De P.G.H.B, nam op haar laatste congres, in Januari 1933 te Soerakarta gehouden, het besluit haar naam te wijzigen in Persatoean Goeroe Indonesia. Déze organisatie telt thans + 19000 leden, verdeeld Over Ki.'S afdeelingen. De Perserikatan Pegawai Pegadean Hindia (Pandhuisbond) hield in Juni 1932 haar 19de congres. In de door de P.8.1. gestichte vakcentrale, <!<■ Persatoean Sarekat Sekerdja Indonesia (P.5.5.1.), die een subsidie geniet van de provincie Oost-Ja\ behoeve van de transmigratie in Banjoewangi, zijn thans ondergebracht de Sarekat Chauffeur Indonesia mei 22 afdeelingen, de Persatoean Boeroeh Kareta Api Indonesia (P. B.K.A. 1 .) mei 14 afdeelingen, welke met de reeds genoemde P.B.S.T. geen eenheid wenschi te vormen, de Perhimpoenan Pegawai Drukkerij Indonesia (P.P.D.1.), de Perkoempoelan Kaoem Perlosan Indonesia (P.K.P.1.), d.i. eene vereeniging van werkloozen, de Persatoean Djongos Indonesia (P.D.1.), de Perkoempoelan Kaoem Kleermaker [ndonesia (P.K.K.1.) en de Persatoean Pegawai Paberik Goela [ndonesis (P.P.P.G.1.), d.i. de vereeniging van arbeiders op suikerfabrieken. Do Sarekat Sekerdja [ndonesia (5.5.1.), welke vroeger tot deze vakcentrale behoorde, is Bederf uitgetreden, omdat zij uit ~self help" overwegingen bezwaar had tegen de aanvaarding van genoemde subsidie. KOLONISATIE EN EMIGRATIE. 375 J. KOLONISATIE EN EMIGRATIE. Inheemsche kolonisatie. Werd in het vorig Verslag reeds vermeld, dat in de eerste helft van 1932 -f 7000 personen van Java werden overgebracht naar de landbouwkolonies in Zuid-Sumatra en dat de overbrenging van deze nieuwe kolonisten -— de uitgaven voor het vervoer per Staatssjioor niet medegerekend, daar deze grootendeels in 's Lands schatkist terugvloeien — aan het Land nog geen f 3 per hoofd kostte, thans kan worden medegedeeld, dat deze nieuwelingen het eerste jaar van hun verblijf op de kolonies vrijwel zonder verderen Overheidssteun zijn doorgekomen. Van de 7000 nieuwelingen hebben zich 6500 op het kolonisatieterrein bij Gedong Tataan in de Lampoengsche Districten gevestigd. Zij hebben sedert hun aankomst op het kolonisatieterrein geen uitgaven meer gevorderd. Weliswaar hadden zij — vooral in den Westmoeseon van 1932—1933 — nog eenige moeite om door loonarbeid het noodige bijeen te garen om den moeilijken overgangstijd door te komen, nochtans zijn zij er in geslaagd deze moeilijkheden te boven te komen. De nieuwe kolonie bij Soekadaaa, waar zich in den loop van 1932 een duizend tal — deels van .Java en deels van Gedong Tataiin afkomstige — kolonisten vestigden, verkeerde door het ontbreken van een reeds tot zekere welvaart gekomen kern in den eersten tijd in eene eemgszins minder gunstige positie. Er was hier gebrek aan werkgelegenheid om het ontbrekende aan te vullen. In het laatst van 1932 bleek deze kolonie dan ook eenigeH steun noodig te hebben om don Westmoesson door te komen, terwijl voorts nog een bedrag Beschikbaar moest worden gesteld om de kolonisten in de gelegenheid te stellen om zaadpadi aan te koopen. Voor deze beide doeleinden werd echter niet meer uitge dan f 2100. De steunverleening geschiedde in den vorm van voorschotten, welke na den Westmoesson weer werden terugbetaald. Dat de massale overbrenging in 1932 zulke gunstige resultaten heeft op geleverd, moet voor een goed deel worden toegeschreven aan de selectie, welke werd toegepast op de zich voor emigratie aanmeldende gegadigden. Aan den ekoh, dat voor overbrenging op 's Landfikosten naar de landbouwkolonies slechts in aanmerking komen die emigranten, welke vertrouwd zijn met lui [nlandaci landbouwbedrijf, werd streng de hand gehouden. Niet alleen de kolonisten te Gedong Tataiin verklaarden zich bereid om in L 933 weer een zelfde aantal nieuwelingen als in 1932 werden overgebracht, op te nemen, maar ook de nieuwe kolonisten op het terrein bij Soekadana vroegen om de overkomst van hunne o] 3 Java achtergebleven betrekkingen. Aan deze verzoeken zou in 1933 zeker zijn voldaan, ware het niet, dat de mogelijkheid om de nieuwelingen in de buurt van Gedong Tataiin aan bevloei bare gronden te helpen, allengs sterk was verminderd, terwijl het nog de vraag was of de Begeering de noodige middelen beschikbaar zou stellen voor den aanleg van werken ter bevloeiing van het terrein bij Soekadana. Het kolonisatieterrein bij Pelalo in Benkoelen, waarheen in den aanvang van 1932 een 20-tal personen uit Blitar verhuisden, lokte meer emigranten aan, zoo dat deze kolonie reeds bijna 500 zielen telt, die vrijwel uitsluitend uit Blitar afkomstig zijn. De beschikbare grondreserve is daarmede voorloopig uitgeput. Werd aanvankelijk verondersteld, dat de kolonie bij Perbo in Benkoelen weinig uitbreidingsgelegenheid bood, sindsdien zijn nieuwe gezichtspunten geopend;" zoo dot het mogelijk zal zijn, in de buurt van deze kolonie nog uitgestrekte terreinen met niet al te hooge kosten vloeibaar te maken, ons daarna voor kolonisatie terrein te worden aangewend. Het Centraal Kolonisatie Comité — zie Verslag 1981, blz. 120 —■ is ontbonden (G.B. 3 Maart 1932 n°. 18). Kolonisatie van Europeanen. Een onderwerp, dat in de laatste jaren en in het bijzonder ook in 1932 in wijden kring de aandacht heeft getrokken, is de uitoefening vanden zoogenaamden DE BOC] \l i: TOESTAND. 376 kleinen landbouw door Europeanen, vooral in aaneengesloten groepen in ver schillende doden der Buitenge westen. De Endische Eegeering beeft reeds sedert het begin van deze eeuw met het oog op liet gevaar van toenemend pauperisme onder de Europeanen naar nieuwe bestaansmogelijkheden voor de minvermogende Europeanen gezocht. Zoo werd reeds in 1901 (Bb. n". 5611) eene regeling in hei Leven geroepen, teneinde gegadigden uil deze groep in de gelegenheid te stellen om een boeren* bedrijfje op te zetten op gronden, Welke in bruikleen, c.g. in eigendom of erf pacht, voor dat doel beschikbaar werden gesteld. Na enkele juren werd de regeling vervangen dooi- <!<■ bhana hol; geldende, vervat in de ingevolge bel K. 1>..">1 Staart 1903 n°. 61 (T. S. 1904 n". 325) vastgestelde Ord. van o A.ug. 1904 (I. S. n°. 326) zooals deze sedert herhaaldelijk is gewijzigd en aangevuld, laatstelijk bij de Ord. van 27 Aug. 192(5 (I. S. n". ;S7(>). welke bepalingen inhoudt omtrent den afstand van grond in erl'paeht en de verschaffing van geldelij ken bijstand van Staatswege tot uitoefening van den kleinen land- en tuinbouw door minvermogende Euro peanen en mei hen gelijkgestelden. Krachtens deze regeling kunnen gronden, ten aanzien waarvan uitgifte in erf pacht bij de bestaande voorschriften niei is uitgesloten — hiertoe behooren ook door Inlanders ontgonneen, of als gemeene weide dan wel uit anderen hoofde toi de dorpen behoorende gronden, welke de [nlandsohe rechthebbenden met prijs geving hunner rechten vrijwillig hebben verlaten — in erfpacht worden afgestaan tot eene uitgestrektheid van ten hoogste 25 bouwa en voor ten hoogste 25 jaren. welke termijn echter voor verlenging vatbaar is. In zeer bijzondere gevallen, wanneer zulks in verband met het doel waarvoor de gronden zijn afgestaan naar het oordeel van den Directeur van jiiiinenlandsch Bestuur dringend noodig is en de evenvermelde maximum uitgestrektheid van 25 DOUWB reeds in cultuur is gebracht of op andere wijze doelmatig wordt aangewend, kan die uitgestrektheid nader worden verhoogd, behalve ten aanzien van sawahs. waarvan de uitgestrekt heid bedoeld maximum nimmer zal mogen overschrijden (vgl. Bb. nos. 5611, 5708, 6050, 6677 j°. 6787. 9968, 10700 en 11142. zoomede I. S. 1925 n°. 484, 1926 n°. 376 en 1931 nos. 373 en 128). De paohtsom bedraagt ten hoogste f 1 per bouw, terwijl zoonoodig vrijstelling kan worden verleend van de betaling der kosten van opmeting en kaaiteering van don grond, van zegelrechten en van leges (vgl. 1. S. 1904 n°. 326, 1905 n°. 586, 1923 n°. 358, 1924 n°. 578 en 1925 n°. 144). Volgens in Bb. nos. 6677 en 9968 opgenomen bepalingen kan voorts aan ben. die op grond van vorenbedoeld' ordonnantie erfpachter worden, in den vorm van grondbouw- en bedrijf scrediei van Landswege geldelijke bijstand worden verstrekt. Deze regeling lieeli er toe geleid, dat voor het hier besproken doel over geheel Java en hier en daar in do Buitengewesten gronden aan minvermogende Euro peanen zijn afgestaan. In totaal zijn thans 7<>s perceelen uitgegeven tot eene gezamenlijke uitgestrektheid van 8282 1 ) bouvvs. Hiervan liggen in West-Java 370 perceelen (4021 bouws). Midden-lava 156 perceelen (1391 bouws), Oost- Java 206 perceelen (2478 bouws) en in de Buitengewesten 33 perceelen (392 bouws). Zou het betrekkelijk groot gebruik, dat van deze landbouw-regeling is gemaakt oogenschijnlijk duiden op daarmede verkregen gunstige resultaten, de feiten recht vaardigen deze conclusie in het algemeen zeker niet; integendeel, allerwegen wordt er over geklaagd, dat de perceelen veelal duin de rechthebbenden in deel bouw worden uitgegeven aan Lnlanders, zoodal er van eene zelfstandige uit oefening door de erfpachters van een boerenbedrijf in vele gevallen geen sprake is, terwijl overigens de resultaten, welke met de bedrijven worden verkregen, gewoonlijk zeer teleurstellend zijn. l ) In deze uitgestrektheid zijn uitsluitend begrepen dv perecelen waarop het zakelijk recht van erfpacht reeds (en nog) is gevestigd. Bierin zijn dus niel begrepen de perceelen, als bijvoorbeeld op den Giesting, welke TOoriööpig* met een huurrecht worden geoccupeerd ca waarop eerst later eeo zakelijk reohl /al worden gevestigd. KOLONISATIE RN EMIGRATIE. 377 In verband hiermede is sedert geruimen tijd zoowel door de Kegeering als van de zijde der erfpachters en de kringen, waaruit deze voortkomen, ernstig aandacht besteed aan de vraag op welke wijze hierin verbetering kan worden gebracht. In de laatste jaren was er te meer aanleiding om zich van de situatie reken schap te geven, wijl het aantal betrekkingen, waarin Europeanen in Indië tot dusver hun levensonderhoud plachten fee vindon, onder den invloed van de wereldcrisis zienderoogen verminde! t. Nu zoowel in het ambtelijke als in het particuliere op groote schaal personeel wordt ontslagen, moei men wel omzien naar nieuwe bestaansmogelijkheden; de landbouw is dan eene mogelijkheid, welke al spoedig de aandacht trekt. Het Indo-Europeesch Verbond (1.E.V.) had zich reeds in 1926 tot de Eegeering gewend met het verzoek om een stuk boschgrond ter grootte van + 5400 bouws, gelegen aan den voet van den Tangamoes in de Lampoengsehe. Districten, te reserveeren ten behoeve van landbouwkolonisatie -door Indo- Europeanen. Het verzoek werd voor eene uitgestrektheid van + 3600 bouws ingewilligd. Na aanvankelijke reserveering werd het perceel aan het Verbond verhuurd voor 10 cent per bouw per jaar. Het Indo-Europeesch Verbond verkreeg de bevoegdheid om de gronden weer te verhuren aan de kolonisten. De kolonisten zouden naderhand den graad in erfpacht verkrijgen, zoodra het Verbond den tijd daarvoor gekomen zou achten. Later werd aan het I.E.V. ten behoeve van deze kolonie bovendien een bedrag van f 100 000 ter leen gegeven tegen eene jaarlijkscho rente van 5 %. Met de betaling van rente en aflossing zou uiterlijk na 5 jaren moeten worden aangevangen. Daarmede is echter nog geen begin gemaakt. Op dit terrein zijn thans 31 kolonisten gevestigd, van wie '22 gehuwd. In het geheel telt de kolonie 140 Europeanen. Zij occupeeren perceelen van uiteen loopende grootte. Aanvankelijk streefde het Verbond namelijk naar het vormen van groote bedrijven; later zag men in, dat daarvoor meer kapitaal vereischt werd, dan waarover de kolonisten, zelfs met steun van het Verbond, konden beschikken. De financieele bezwaren zouden in dit geval in den weg staan aan uitbreiding van de landbouwkolonisatie op groote schaal. In den laatsten tijd wordt dan ook gewerkt in kleine bedrijven, waarvoor aan een aantal jongelieden vooraf eene landbouwopleiding is gegeven. Het Indo-Europeesch Verbond steunde deze kolonie, gewoonlijk bekend onder den naam „De Giesting", behalve met het van don Lande in leen verkregen geld, ook met gelden uit het z.g. Twee-ton-fonds, hetwelk door de leden van het Verbond werd bijeengebracht. Hoewel de financieele resultaten van deze kolonie niet gunstig kunnen worden genoemd, is toch, zij het ten koste van groote opofferingen, bereikt, dat eenige tientallen gezinnen op ~De Giesting" een bestaan vinden in den landbouw en aldaar behoorlijk gehuisvest zijn. Een voordeel is verder, dat het I.E.V. hier mede ervaring heeft opgedaan, waarmede het ongetwijfeld in de toekomst zijn voordeel zal doen. Op Java zijn soortgelijke kolonies tol sland gekomen in de residentie Besoeki, bekend onder de namen Garahan en Brassan. Het I.E.V. siaat niet afwijzend tegenover het gebruiken van Inlieemsche hulpkrachten in de bedrijven en rnaaki daarvan dan ook geregeld gebruik. Oji een ander standpunt plaatste zich de vereeniging ~K olonisatie Nieuw - Guinea" (K.N.G.). Deze vereeniging gaat uil van het standpunt, dat een Europeeseh boerenbedrijf zich op den duur alleen zal kunnen staande houden in een milieu, waar men van Inlandsche concurrentie geen last heeft. Zij keek daarom uit naar een streek, waai' de Europeaan — in de eerste plaats, doch niet uitsluitend de Indo-Europeaan — zich een nieuw vaderland zou kunnen stichten en zij meent de gelegenheid daarvoor te hebben gevonden op Nieuw - Guinee. Dit land toch is zeer uitgestrekt en schaarsch bevolkt. Men vertrouwde er op, daar op groote schaal voor kolonisatie geschikte vruchtbare terreinen te /uilen aantreffen. Wel is waai' was aangaande de mate van vruchtbaarheid van den liiHlein oog niet yee] bekend en hadden de berichten dienaangaande over het DE SOCIALE TOESTAND. 378 algemeen niet bemoedigend, doch men was van oordeel, dat de tijd drong en dat met het maken van een aanvang mot de kolonisatie niet kon worden gewacht tot tijd en wijle Nieuw-Guinee in voldoende mate landbouwkundig zou zijn ge ëxploreerd. In sterker mate nog dan het hoofdbestuur der vereeniging waren verschillende harèr leden deze meening toegedaan en zoo geschiedde het dan ook, dat in October 1930 de eerste trek van kolonisten zonder de sanctie van het vereenigings bestuur zich op weg begaf naar Nieuw-Guinee. Men vestigde zich daar in de Boemi-vallei, doch moest deze later verlaten, wijl de ligging en het klimaat al te ongunstig bleken. De kolonisten vestigden zich daarna meer oostelijk nabij Hollandia in de buurt van het Sentani-meer. Ook daar laat de kwaliteit van den bodem veel te wenschen over, maar desniettegenstaande waren bij het opmaken van dit Verslag reeds ruim 100 kolonisten gevestigd. Aanvankelijk heeft men zich in deze kolonie stipt gehouden aan het principe om allen arbeid door de kolonisten zelf te doen verrichten. Sedert is men daar eenigszins van teruggekomen en laat men liet zware ontginnings- en transport werk in betaalden arbeid door Papoea-hulpkrachten verrichten. Niettemin blijft de vereeniging vasthouden aan haar principe om te streven nam- het vormen van eene Europeesehe samenleving, waarin peen gebruik gemaald zal worden van Inheemsche hulpkrachten. De vereeniging meent, dat dit standpunt, dat op Java niet is door te voeren, op Nieuw-Guinee zeer wel gehandhaafd zal kunnen worden. Daar in de eerste jaren de kolonisten 7iog niet geheel in eigen onderhoud kunnen voorzien, wordt deze kolonie door de vereeniging financieel gesteund. Men streeft er naar, dezen steun zoo min mogelijk de vorm van bedeeling te geven en heeft voor dat doel onder meer een systeem van gemeenschappelijken arbeid ingevoerd. Werkzaamheden voor het gemeenschappelijk welzijn van de kolonisten worden hier door hen bij toerbeurt tegen betaling verricht; de kolo nisten hebben zich daartoe jegens het vereenigingsbestuui vóór hun vertrek moeten verbinden. Het bestuur der ven «ij s t voorts een der kolonisten aan als leider en eischt van de kolonisten, dat zij diens hevelen zullen opvolgen. Behalve de ~K olonisatie Nieuw-Guinea" werkt nog eene andere k< vereeniging op Nieuw-Guinee, namelijk de „Stichting immigratie en koloi Nieuw-Guinea" (5.1.K.N.G.). Deze stichting staat evenmin als het Indo-Euro peesch Verbond afwijzend tegenover het gebruiken van Inheemsche hulpkrachten; hare kolonisten hebben zich dan ook bij hun vertrek meermalen doen vergezellen door Javaansehe bedienden of werklieden. Zij vond haar terrein van werkzaam heid in de omgeving van Manokwari, waar de grond, naar het schijnt, van goede kwaliteit is. Het aantal kolonisten (mannen, vrouwen en kinderen), dat onder de auspiciën van de stichting zich in de omgeving van Manokwari heeft neder gezet en zich later daarbij heeft aangesloten, bedraagt thans + 300. Beide organisaties hebben het kolonisi ter hand genomen, zonder zicb vooraf te verzekeren van den steun van de Regeering. Nadat zij eenigen tijd gewerkt hadden, werd in den Volksraad herhaaldelijk gepleit voor steunverleening aan deze organisaties; later vroegen deze vereenigingen ook zelf om steun van Overheidswege. Viel het der Regeering aanvankelijk niet gemakkelijk daartoe over te gaan, later besloot Zij in de eerste plaats steun te verleenen aan eene door het Neder landsch-Indisch Comité voor Wetenschappelijk Onderzoekingen beraamde expe ditie naar Nieuw-Guinee, «elke aldaar de door de organisaties reeds in gebruik genomen terreinen landbouwkundig zou onderzoeken en overigens zou trachten andere voor den landbouw geschikte terreinen te vinden. Deze expeditie vertrok in Augustus 1932 en keerde in April 1933 weer naar Java terug. Bezocht werden de nederzettingen nabij Hollandia en Manokwari en voorts verschillende terreinen langs de noordkust van Nieuw -Guinee en op den Vogelkop. Over het geheel waren de resultaten niet bemoedigend. Naar hetgeen voorloopig dienaangaande bekend werd, moeten de terreinen nabij Hollandia over het geheel minder ge schikt voor den landbouw worden geacht. Die te Manokwari zijn. gelijk boven reeds werd opgemerkt, vrij goed; van wier iets minder kwaliteit, doch bed KOLONISATIE EN EMIGRATIE 379 in do omgeving van Hollandia schijnt te zijn een terrein nabij Sorong oj) den Vogelkop. Het rapport van de expeditie waa evenwel bij het opmaken van dit Versla" oog niet verschenen, zoodal nul deze summiere mededeclingen moet worden volstaan. Na uitvoerige debatten in den Volksraad ter gelegenheid van de behandeling van de begrooting voor 1934, besloot de Indische Begeering voorts om meer contact te zoeken met de verschillende kolonisatievereenigingen, door het be leggen van bijeenkomsten onder leiding van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, waarbij misverstanden uit den weg geruimd en overleg gepleegd zon kunnen worden nopens eventueel aan de vereenigingen van 's Landswege te verleenen steun. Dit overleg, waarmede in Ootober 1933 word begonnen, was bij het opmaken van dit Verslag nog niet geëindigd. Hel heeft reeds tot gunstig resultaat gehad, dat de organisaties de bedoelingen der liegeering beter hebben leeren begrijpen. Inmiddels heeft de Ttegccring tevens van Hare welwillende Lheid blijk gegeven dom- de organisaties te doen participeeren in de groote loterijen. Als eerste aandeel in eene loterij werd zoowel aan de K.N.G. als aan de 8.1.K.N. Q. een bedrag toegezegd van fl4 000. De wijze waarop deze gelden in hot belang van de kolonisten /.uilen «orden besteed, /.al een onderwerp uit maken van nader overleg tusselien de Regeering en de betrokken organisaties. Het initiatief van de KA.G. en de S.I. K.N.G. vond navolging in andere kringen. Van Roomsen-katholieke zijde werd in l.t.!.! besloten lot de oprichting van de stichting ..Kolonisatie Poelau Laoet". Op dat eiland deed zich namelijk •or kolonisatiedoeleinden gunstige omstandigheid voor, dat 's hands Steeu kolenbedrijf aldaar werd gestaakt, waardoor talrijke gebouwen vrij kwamen, zonder dat de mogelijkheid bestond om daaraan voorshands cenc andere nuttige bestemming te geven. Op verzoek van de stichting verklaarde de "Regeering zich bereid om deze gebouwen kosteloos aan haar in gebruik te geven, terwijl tevens werd toegezegd, dat terreinen, welke op Poelau Laoet voor kolonisatiedoeleinden beschikbaar mochten blijken te zijn, voor bedoelde stichting zouden worden gereserveerd. Tenslotte kan melding gemaald worden van belangstelling voor kolonisatie bij de Vaderlandsche Club, welke belangstelling zich voorshands echter niet zal uiten in het stichten van eigen kolonies. De belangstelling voor kolonisatie is overigens ook' in Nederland niet uit gebleven. Ook- daar trokken de kolonisatiepogingen in niet geringe mate de aan dacht. In den loop van het jaar l.t.!.! werden eenige vereenigingen opgericht, welke zich ten doel stellen Nederlanders naar Nieuw-Guinee te doen emigreeren. Aangezien de sociale en economische perspectieven van de kolonisatie in Nieuw- Guinee nog uitermate onzeker /.ijn en donker lijken, terwijl bovendien, anders dan in Indië, hel vraagstuk in Nederland betreft de verplaatsing van een groep personen, welke zich voor het overgroote deel de volle consequenties van durende verhuizing naai' tropische gewesten m\t kan realiseeren, heeft de Neder landsche Regeering, middels bekendmakingen in de pers, ernstig gewaarschuwd tegen de in Nederland ondernomen pogingen om emigratie van Nederlanders naai- Nieuw-Guinee te bevorderen en werd de/.e kolonisatie ten sterkste ont raden. Daarbij werd or de aandacht op gevestigd, dat naar Nieuw-Guinee emigreerende Nederlandsehe werkloozen, die zich aldaar niet kunnen handhaven, ten laste komen van de [ndische gemeenschap. Ofschoon uiteraard voor enkele individueele gevallen de mogelijkheid van slagen geenszins uitgesloten is, moet ten aanzien van eene dergelijke cmi op grooter schaal het gevaar van mislukken zóó groot worden geacht, dat eenige aanmoediging niet zou zijn overeen to brengen met de verantwoordelijkheid jegens de betrokken personen als jegens de gemeenschap. DE FINANCIEELE TOESTAND 38 wezen, landbouwvoorlichtingsdienst, belastinginners, kosten verbonden aan in voering van door het Zelfbestuur geheven landrente); b. hulpverschaffing, waarbij ook belangen van hr! hand of van Landsonder hoorigen betrokken zijn (personeel gevangeniswezen, gouvernements Inlandselie 2de klasse-scholen, schoolopzieners, gouvernements Hollandsch-lnlandsche scholen, gouvernements subsidies aan bijzondere scholen, geneeskundige dienst, gouverne ments subsidies aan ziekeninrichtingen, vecartsenijkundige dienst); c. eigenlijke restituties (Europeesch afdeclings- en onderafdeelingsbestuur, bestuurspolitie, veldpolitie, gewapende politie, geheime politicfondsen, bestuurs ielefoon, radiostations, gewestelijke vaartuigen). Voor de berekening van het te restitueeren bedrag wordt uitgegaan \un eene personeelsbezetting volgens do vastgestelde formatie. Wanneer echter, zooals vooral in den tegenwoordigen tijd nogal eens voorkomt, om bezuinigingsredenen hier en daar de werkelijke bezetting zeer sterk van de organieke bezetting afwijkt, wordt met deze verminderde bezetting bij de restitutie-vaststelling rekening gehouden, teneinde de landschappen al dadelijk mede te doen profiteeren van ingevoerde bezuinigingen. Voor iederen in eene formatie voorkomenden ambtenaar wordt het salaris per jaar berekend aan de hand van de gegevens van de 8.8.L. 1025/1931 en wel het gemiddelde van het aan die betrekking verbonden maximum- en minimum salaris. Het verkregen bedrag wordt met 15 °/ o verhoogd in verband met kosten van pensioen, verlof, enz. Zoo noodig wordt dit bedrag voorts verhoogd met reis kosten, schrijfbehoeften, ambtstoelage, autotoelage, standplaatstoelage en dienst belangtoelage. Voor wat de scholen betreft, worden do kosten van leermiddelen, bibliotheek en afschrijving van het schoolgebouw bij het totaal der kosten voor onderwijzers en verder personeel opgeteld, terwijl het totaal der in het vooraf gegane jaar ontvangen schoolgelden van de totaalkosten wordt afgetrokken. Ten aanzien van het personeel der politie wordt rekening gehouden met marsch-, voeding- en kleedinggeld, terwijl bij de berekening van de restitutie van de uitgaven voor gewestelijke vaartuigen de kosten van onderhoud en van brandstof, alsmede afschrijving van het vaartuig en tenslotte voedinggeld voor het personeel in rekening worden gebracht. Hierboven werd reeds vermeld, dat de restitutieberekening alleen dan tusschen tijds wordt herzien, indien eene ingrijpende wijziging plaats heeft. Zoo moesten b.v. bij invoering van de 5 % salariskorting op 1 Juli 1931 en van de 10 °/ o salaris korting op 1 Januari 1932, alle restitutiebedragen opnieuw worden vastgesteld. Ook door de vele ingrijpende bezuinigingen, vooral op onderwijsgebied en de wijzigingen in ambts-, standplaats- en dienstbelangtoelagen moesten tusschen tijdsche herzieningen plaats hebben. Nadat het totaal der kosten van elk der bovengenoemde onderwerpen voor het gebied van elke landschapskas (onderafdeelingskas) is berekend, moet alsnog het gedeelte dezer kosten, dat voor restitutie in aanmerking komt, worden bepaald. Wat de onder a en b genoemde onderwerpen betreft, hangt de beslissing omtrent geheele of gedeeltelijke restitutie af van de vraag, of de betreffende ambtenaar of dienst uitsluitend of slechts gedeeltelijk in het belang van het zelf bestuur of zijne onderhoorigen werkt. Hebben het Land of zijne onderhoorigen ook rechtstreeks belang bij do gedane uitgaven, dan moet eene kostenverdeeling plaats hebben naar verhouding van de belangen die Land en landschap bij deze uitgaven hebben. Zoo is de assistent-resident ter beschikking b.v. behalve administrateur der Landschapskassen (geheel landschaps-belang) ook belast met werkzaamheden hem opgedragen door het Hoofd van gewestelijk bestuur in verband met de bestuursvoering van het gewest (geheel Landsbelang). Vandaar dan ook dat veelal de kosten, die de aanstelling van een assistent-resident ter beschikking met zich brengt, niet geheel maar slechts voor 3/4 door de Landschappen worden gerestitueerd. DE SOCIALE TOESTAND. 380 K. OVERHEIDSBEMOEIENIS MET BEDRIJVEN. Veiligheidstoezicht. De sluiting van oen aantal fabrieken en bedrijven en hei buiten gebruikstellen van verscheidene stoomketels en si oomtoestellen als gevolg van de economie-In' crisis maakte eene inkrimping v;m den Dienst van het Vemgheidstoezicht moge lijk, welke overigens ook door bezuinigingsredenen geboden was. Zoo werd 1 December 1932 de inspectie-afdeeling 8 (standplaats Padang) opgeheven en samengevoegd met de inspectie-afdeeling ! (standplaats Medan), zoodal de Eabrieksbedrijven in Sumatra's Westkusi en Tapanoeli voortaan uit Medan zullen moeten worden geïnspecteerd. Voorts werd mei ingang van ge noemden datum de inspectie-afdeeling 1 (standplaats Solo) opgeheven; hel ressort dezer afdeeling is gesplitst en toegevoegd aan de omliggende afdeelingen. De steeds meer op den voorgrond tredende toepassing van individueele elec trische aandrijving van werktuigen in/plaats van de vroeger algemeen toegepaste aandrijving door transmissie-assen, riemschijven en drijfriemen, alsmede hel ver vangen van stoom- on pompmachines mei heen- en weergaande zuigerbeweging door stoomturbines, eentrifugaalpompen en electromotoren met gedeeltelijk of geheel ingekapselde roteerondc deelen, hebben een gunstigen invloed gehad op de veiligheid in fabrieken en werkplaatsen. Echter zijn nog lang niei alle bedrijven voldoende gemoderniseerd; er bestaan nog vele, zoowel groote ala ook minder omvangrijke installaties, waarin in dii opzicht nog zeer ouderwetsche den heerschen. In perioden van i mischen voorspoed is er steeds een streven waar te nemen om minder moderne installaties vrij spoedig door nieuwere en beter uitgeruste inrichtingen 1 vangen; thans echter poogt men uiteraard de moeilijke tijden door te komen met de bestaande installaties. Uit een veiligheids-oogpunt schuilt in doorwerken met installaties, welke onder normale omstandigheden reeds lang zouden zijn afgekeurd, natuurlijk een gevaar, terwijl bij bei aanbrengen van zelfs de meest noodzakelijke beveiligingen de invloed van deze tot in het uiterste doorgevoerde bezuinigings-politiek wordt ondervonden. Het Veiligheidstoezicht heeft de/e moeilijkheden der industrie echter aanstonds ten volle erkend. Is het vinden van eene oplossing niei altijd gemakkelijk, met goeden wil en samenwerking bleek echter in dit opzicht veel te bereiken. Door het geven van ruime termijnen voor hei aanbrengen van de noodige verbeteringen; liet ver] van deze termijnen waar zulks toelaatbaar kon worden geachi : hei voorloopig genoegen nemen mei provisorische voorzieningen; door het splitsen van de voor geschreven verbeteringen in „urgente" en ..minder urgente", voor welke laatsten op grond van de moeilijke tijdsomstandigheden uitstel werd verleend en meer dergelijke maatregelen, is het Veiligheidstoezicht, waai 1 eenigszins mogelijk, aan den nood der industrie tegemoetgekomen. Van het aan den Chef van bei Veiligheidstoezicht bij het veiligheidsreglement toegekend recht om. waar noodig, voor bepaalde installaties meer gedetailleerde voorschriften vast te stellen is gedurende 1932 gebruik gemaakt ten aanzien van: Fabrieken en werkplaatsen, waarin droog loodwit wordt behandeld en ver werkt; installaties voor de ontwikkeling van acetyleengas voor technische doel einden. Het vaststellen van eerstgenoemde bepalingen, waarmede bedrijfs-hygiënische voorschriften worden gegeven voor liet verwerken van droog loodwit (I. loodcarbonaai in poedervorm), houdt verband met de inwerkingtreding op 1 Januari VXV2 van de in I. S. V.t.'il n". 509 afgekondigde loodwit-ordonnantie, waarbij de invoer, de aanmaak, hei in voorraad hebben en de verkoop van droog loodwit werden verboden. Volgens art. 3 van deze ordonnantie kan echter door de Eegeering onder nader vasi te stellen voor van dit verbod dispei worden verleend, zoodat in bepaalde bedrijven, zooalß b.v. verffabrieken, waarin voor de fabricatie der verfstof het loodwit in poedervorm onontbeerlijk is, het verwerken van deze stof voorkomt. Loodwit in boyengenoemden drogen vorm is gevaarlijk, omdat hierbij loodwit-stof in de atmosfeer kan geraken en bij adem- OVEBHEIDSKBMOEIBNIB MET BEDRIJVEN. 381 haling gemakkelijk binnen hel lichaam wotcU gebracW m«t nis gevolg de bekende lood vergiftiging. Waar de inheemsohe werkman in het algemeen weinig begrip heeft van hygiëne en ook weinig voorzichtigheid betracht bij hot werken met voor de gezondheid schadelijke stoffen, zoolang de ongunstige uitwerking zich niet onmiddellijk doet gevoelen, is een nauwkeurig toezicht op de loodwit - verwerkende bedrijven in Nederlandscli-1 ndië noodzakelijk. De bepalingen voor installaties, waarin acetyleengas wordt ontwikkeld, voor zien in eene reeds lang gevoelde behoefte. Door de ontwikkeling der laschtechniek hebbende meeste machinefabrieken, reparatie-ateliers, ondernemingen en andere bedrijven tegenwoordig inrichtingen voor autogeen-lasschen, waarvoor acetyleen gaa noodig is. Dit gas wordt veelal in acetyleengas-ontwikkelaars gemaakt, welke, naar de ervaring heeft geleerd, geenszins ongevaarlijk zijn, vooral wanneer zij ondeskundig worden bediend en slecht worden onderhouden. Keeds herhaalde lijk zijn door het ontstaan van lioog-oxplosieve acetyleen-luchtrnengels ongevallen voorgekomen. In navolging van de meeste landen in Europa en Amerika bleek daarom het vaststellen van meer gedetailleerde voorschriften en aanwijzingen betreffende de inrichting en het gebruik van zulke toestellen zeer gewensclit. Keeds in het Verslag 1931 (blz. 431) werd er op gewezen, dat de in den loop der laatste jaren in eenige vuurwerkfabrieken voorgekomen ontploffingen, ge deeltelijk van catastrofalen aard, een ingrijpen van Overheidswege noodzakelijk maakten en dat reeds in 1929 door den Chef van liet Yeiligheidstoezicht uit voeriger en strenger bepalingen werden vastgesteld voor de inrichting en het bedrijf dier fabrieken, waarbij o.m. het gebruik van kaliumchloraat in knal vuurwerk werd verboden. Dit verbod had ten gevolge, dat het vuurwerk van de meeste Indische fabrieken eenc minder brisante lading en dientengevolge een minder knaleffect had, niet meer kon concurreeren tegen het, hoofdzakelijk uit: China, geïmporteerde kalium-chloraatvuurwerk. waarvan de invoer niet was ver boden. Aan dezen ongelijken concurrentie-strijd werd een einde gemaakt door het vaststellen van de z.g. „Vuurwerkordimnanlie 1932" (I. S. n°. 143), waarbij o.m. de invoer van met kalium-chloraat en dergelijke brisante mengsels gevuld knalvuurwerk wordt verboden. Deze ordonnantie geeft niet alleen bepalingen met betrekking tot den invoer, maar regelt eveneens den aanmaak, het voorhanden hebben, het ontsteken van, zoomede den handel in vuurwerk. Werd tot nu toe door den Dienst alleen toezielit uitgeoefend op den aanmaak van vuurwerk in de fabrieken, door deze nieuwe voorschriften wordt de Overheidsbemoeienis belang rijk uitgebreid, aangezien de ordonnantie het toezicht óp de naleving der daarin vervatte bepalingen, naast eenige andere categorieën van ambtenaren, mede opdraagi aan de inspecteurs van het Veiligheidstoezicht. Door dezen maatregel, waardoor slechts vuurwerk van belangrijk minder gevaarlijk karakter verkrijgbaar zal zijn, valt ook eene vermindering te verwachten van «Ie telken jare bij het afsteken van vuurwerk voorkomende ongevallen. De commissie, welke in 1930 op initiatief van Int hoofd van het Kantoor van Arbeid en in overleg met het Suiker-Syndicaat en den Gouverneur van Oost-Java weid samengesteld om het vraagstuk der in de laatste jaren in aantal toenemende lorriebaan-ongevallen op de suikerondernemingen nader te bestudeeren en mid delen te beramen om dit euvel tegen te gaan, eindigde in 1932 hare werkzaam heden, liij hel door de Commissie ingesteld onderzoek is o.m. gebleken, dat een der voornaamste ooi/aken, waarom (ie reeds tot nu toe ingevoerde maatregelen ter voorkoming van ongevallen bij railbanen naar verhouding zoo weinig succes hebben opgeleverd, gezocht moet worden in de geringe medewerking, welke bij de toepassing van deze maatregelen van de zijde van de Inlandsche bevolking wordt ondervonden. Naast verschillende grootendeels reeds vroeger toegepast maatregelen van bed rijf s-organisatorischen aard, wordt daarom heil verwacht van eene ~vciligheidspropaganda" onder de bevolking en de werklieden. Het Veiligheidstoezicnt heeft daarom verscheidene platen over lorrie-ongevallen doen ontwerpen en op de suikerfabrieken en in de desa's laten verspreiden, met Int doel de aandacht van de bevolking op bet gevaar te vestigen. Waar in fabriekslinlri jven steeds zekere gevaar-factoren blijven bestaan, welke DE SOCIALE TOESTAND. 382 niet door mechanische middelen kunnen worden weggenomen doch slechts kunnen worden bestreden door de betrokken werklieden de gevaren zelf te doen beseffen, werd geregeld voortgegaan met het uitgeven van veiligheidsplaten, het houden van radio-lezingen en het publiceeren van artikelen over veiligheidstechnische onderwerpen in tijdschriften en in de pers. Bij het toezicht op de electrische installaties werden uit den aard der zaak dezelfde crisis-moeilijkheden ondervonden, als bij het toezicht op de stoom toestellen en de mechanische fabricks-installaties. Van de leiders van vele be drijven, waarvan de electrische inrichtingen niet aan de eischen van veiligheid voldeden en welke installaties derhalve gedeeltelijk dan wel geheel waren afge keurd, werd het verzoek ontvangen om verlenging van den gestelden termijn voor het aanbrengen van de noodig geoordeelde verbeteringen. Ook hier is aan de wenschen dei ondernemers zoovee] mogelijk tegemoet gekomen door, waar zulks maar eenigszins toelaatbaar was, termijnverlengingen toe te staan. Terwijl in de vorige jaren de gi*oote bedrijven en fabrieken, o.m. alle suiker fabrieken, werden bezocht en in 1931 voornamelijk de electrische installaties van riiltiiurondornemingen en rijstpellerijen aan de beurt kwamen, werden gedurende .1932 meer in het bijzonder de kleine stedelijke bedrijven, zooals bioscopen, mineraalwater-fabrieken, ijsfabrieken, reparatie-ateliers en dergelijke bedrijven van geringen omvang geïnspecteerd. Bovendien werden zeer vele inspecties verricht naar aanleiding van een daar toe strekkend verzoek van de bedrijfsleiders van nieuwe of van belangrijk uit gebreide bedrijven, aangezien door de afnemers de betaling aan de leveranciers veelal afhankelijk wordt gesteld van eene goedkeuring der uitgevoerde installaties door het Veiligheidstoezieht. Het samenstellen en omwerken van het ontwerp voor algemeen geldende voorschriften voor electrische sterk-stroom-installaties (A,.y.E.-voorschriften) werd in 1932 voortgezet. Teneinde te voldoen aan een door deskundigen te kennen gegeven wensch, werd o.m. in de voorschriften eene lijst opgenomen, vermeldende de „bijzondere ruimten", welke in de in Nederlandscn-Indië meest voorkomende bedrijven worden aangetroffen, onder vermelding tevens van de voorschriften, welke voor electrische installaties opgesteld in één dezer „bijzondere ruimten" meer in het bijzonder van kracht zijn. De bedoeling is, dat de lijst bij.de toepassing van de voorschriften als leidraad zal dienen en de belanghebbenden reeds van tevoren zal inlichten omtrent de omstandigheden, waarmede voor de verschillende bedrijfsruimten rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de keuze van het daarin te gebruiken electrisoh materiaal en van de wijze van uitvoering van de installatie. Uitvoering der fabriekenordonnantie. In 1932 werden geen vergunningen tot uitbreiding van den maximum-aanplani van suikermaalriet verleend. Bij G.B. 6 Jan. KW3 n°. 33 werd, met afwijking van de in Bb. n». 106«4 opgenomen „Voorschriften tot verdere uitvoering der fabriekenordonnantie", be paald, dat in verband met den toestand in de suikerindustrie, tot een nader te bepalen tijdstip, aanvragen ter verkrijging van vergunningen tot oprichting van nieuwe of uitbreiding van bestaande suikerondernemingen buiten behandeling kunnen worden gelaten, voor zoover die aanvragen de strekking hebben om de totale suikerproductie te verhoogen. DE REGEERING. 383 HOOFDSTUK VI. DE STAATSINRICHTING. A. DE REGEERING. De Gouverneur-Generaal maakte van 28 April tot 2 Mei 1932 eene dienstreis naar Bandoeng en van 3 tot 13 September d.a.v. eene reis naar Midden- en Oost- Java, na voorden duur zijner afwezigheid van don zetel des bestuurs, ingevolge art. 14 van de Indische Staatsregeling, het dagelijkseh beleid der zaken te hebben opgedragen aan den Vice-Prcsident van den Raad van Nederlandsch-Indië, den heer C. W. Bodcnhausen (I. S. 1932 nos. 147, 430 en 487). Aan het lid van den Baad van Nederlandsch-Indië, den heer L. H. W. van Sandiek, is bij K. B. 16 Juli 193:2 n°. 129, met ingang van 30 Augustus 1932, op zijn verzoek, • eervol ontslag verleend. Als zoodanig is benoemd de heer C. van den Bussche, laatstelijk Directeur van het Departement van Financiën (K. I!. 21 Febr. 1933 n°. 40). Aan den Vice-President van genoemden Eaad, den heer C. W. Bodenhausen, is bij K. B. 27 Febr. 1933 n°. 26, met ingang van 26 April 1933, op zijn verzoek. eervol ontslag verleend, terwijl bij K. B. 25 Maart 1933 n°. 27 in zijne plaats tot Vice-President is benoemd de heer dr. J. W. Meijer Ranneft, voorzitter van den Volksraad. DE STAATKIXRIOirnXO. 384 B. DE VOLKSRAAD. Gedurende het verslagjaar hield de Volksraad vier zittingen, namelijk de tweede gewone zitting 1931—1932 (11 Januari 1932—2 b Februari 1932), waarbij aansloot de eerste buitengewone zitting 1931—1932 (22 Februari 1932—5 Maarl 1932), de eerste gewone zitting 1932—1933 (11 Juni 1982—12 September 1932) en de eerste buitengewone zitting I!>.'V2—l9BB ( 11 December l.t.iii—23 December L 932). In de tweede gewone en eersti buitengewone zitting van hel zittingsjaar 1931 —1932 verstrekte de Regeering mededeelingen betreffende de uitvoering der begrooting voor 1932 (Oud. 114). waarbij eene opsomming werd gegevei talrijke maatregelen, waarop weliswaar bij de begrooting was gerekend, doch welke wegens het ontbreken van de noodige middelen achterwege zouden moeten blijven. De Volksraad gaf bij de behandeling hiervan door de aanvaarding van eene motie (stuk 8) den wensch te kennen naar „een duidelijk omschreven, algemeen en afgerond bezuinigingsplan". Bij de behandeling van de begrooting voor 1933 werden uitvoerige beschou wingen gewijd aan den toestand van 's Lands financiën. In bespreking kwamen o.m. de mogelijkheid van devaluatie of van inflatie, de handelspolitiek, de wenschelijkheid van positieve welvaartsbevordering en van goede economische oriëntatie, zoomede de aanschaffingspolitiek van den Indischen Centralen A.an schaffingsdienst (1.C.A.). Bij de behandeling van de begrooting voer 1933 (zitt. L 982—1938, Ond. 1) werden 12 amendementen door den Volksraad aangenomen, waarvan drie door den Gouverneur-Generaal zijn overgenomen bij de vaststelling der begrooting Afdceling V (Onderwijs en Eeredienst) werd dooi- den Volksraad verworpen. Een overzicht van de vaststelling van de afdeelingen en de amendementen (zitt. 1932—1933, Ond. 1 — st. 18), afemede van de door het College aan genomen moties (st. 14) werd in de gedrukte stukken opgenomen. Bij aanvullende begrooting werden door de Regeering afzonderlijk e maatregelen voorgesteld tot bevordering van de volkswelvaart (zitt. 1932—1933, Ond. 46 — Afd. VI). Behalve de begrootingen en de daarmede samenhangende maatregelen werden in 1932 tal van andere onderwerpen in behandeling genomen, waarvan enkele dei voornaamste hieronder volgen. o. Ontwerp-ordonnant ie tot regeling van de inheemsche rechtspraak in rechtstreeks bestuurd gebied (/Mi. 1931—1932, Oud. 25 en 24). />. Ontwerp-ordonnantie op de inkomstenbelasting 1932 (zitt. 1931—1932, Oud. 91). c. Interpellatie Soetardjo c.s. betreffende de eontingenteering van het aan tal leerlingen op de Mulo-scholen (zitt. L 982—1988, Ond. 30). <7. Ontwerp-ordonnantie op de vermogensbelasting 1932 (zitt. 1932—1033. Ond. 26). e. Ontwerp-ordonnantie's betreffende den rechtstoestand van ambtenaren (zitt. 1932—1933, Ond. 25). ƒ. Ontwerp-tabaksaccijnsordoniiantie (zitt. 1932—1933, Ond. 61). g. Ontwerp-ordonnantie betreffende het toezicht op ongesubsidieerd parti culier onderwijs (zitt. 1932—1933, Ond. 59). h. Ontwerp-verbandsuikerordonnanfie (zitt. 1932—1933, Ond. 101). Evenals in het voorafgegane jaar heeft het College van Gedelegeerden in l'J.'Ü een groot aantal ontwerp-ordonnant ies afgedaan. De belangrijkste onderwerpen weiden door den Volksraad voorbehouden. In het verslagjaar werd vier malen gebruik gemaakt van de bevoegdheid, don Gouverneur-Generaal toegekend bij art. 90, lid 2, der [. 8., om een aan den Volksraad gezonden ontwerp-ordonnantie op eigen gezag en verantwoordelijkheid \ast te stellen, wanneer overeenstemming met den Raad niet is verkregen doch DE VOLKSEAAD. 385 dringende omstandigheden eene onverwijlde voorziening vorderen. Zulks ge schiedde ten aanzien van: a. de ontwerp-ordonnantie tot regeling van de toe lating van contract-arbeiders, te wier aanzien afstand is gedaan van het klacht recht (zitt. 1932—1933, Ond. 41), b. de ontwerp-tabaksaccijnsordonnantie (zitt. 1932—1933, Ond. 61), c. de ontwerp-ordonnantie op de crisisbeffing 1933 op het inkomen (zitt. 1932—1933, Ond. 63) en d. de ontwerp-verbandsuikerordonnantie (zitt. 1932—1933, Ond. 101). De vaststelling van de sub b genoemde ontwerp ordonnantie gaf don Volksraad aanleiding voor het eerst gebruik te maken van de bevoegdheid, welke het College is toegekend bij art. 90, lid 3, der I. S., om het verzoek te doen tot nadere regeling bij algemeenen maatregel van bestuur. Tweemaal werd in 1932 voorgesteld gebruik te maken van het recht van initiatief en wel in beide gevallen met de bedoeling wijziging te brengen in de Volksraadpositieregeling (zitt, 1931—1932, Ond. 13!), zitt. 1932—1933, Ond. 52). Beide voorstellen werden verworpen. Het recht van petitie werd gedurende het verslagjaar éénmaal toegepast (zitt. 1931—1932, Ond. 106), namelijk om aan het Opperbestuur te verzoeken de Indische Staatsregeling in dier voege te willen wijzigen, dat het recht van petitie en dat van interpellatie (artt. 68 en 69 I. S.) ook in buitengewone zittingen zouden kunnen worden uitgeoefend. Interpellaties werden tweemaal gehouden, namelijk door het lid Soetardjo over contingenteering van het aantal leerlingen op de Mulo-scholen (zitt. 1932—1933, Ond. 30) en door het lid J. A. Monod de Froideville over de verhooging van den zoutprijs (zitt. 1932—1933. Ond. 87). _ Omtrent het viertal zittingen, dat in 1932 werd gehouden, volgen hieronder eenige cijfers, waaraan wat betreft de gewone zittingen tusschen haakjes de cijfers van overeenkomstige gewone zittingen in de voorafgegane jaren zijn toe gevoegd. Het aantal in 1932 bij den Volksraad ingediende verzoekschriften bedroeg 278, het aantal door de leden van het College tot de Begeering gerichte schriftelijke vragen 141. 385 DE STAATSINRICHTING. 386 C. DE DEPARTEMENTALE ORGANISATIE. Gedurende 1932 kwam in do organisatie der departementen van algemeen bestuur geen wijziging. Bij K. B. 23 Sept. 1932 n°. 34 is aan den luitenant-generaal, commandant van het leger en hoofd van het Departement van Oorlog, H. A. Cramer, met ingang van 23 November 1932, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend en is in diens plaats benoemd de luitenant-generaafl J. C. Koster. HET BESTUUR. 387 D. HET BESTUUR. T aakver deeling tusschen Europeesch en Inlandsch Bestuur in de Gouverne mentslanden op Java en Madoera. IDe in 1931 ingevoerde nieuwe taakverdeeling tusschen het Europeesche en het Inlandsche bestuurskorps op Java en Madoera heeft in de praktijk hare bruikbaarheid bewezen. In hot algemeen doordrongen van den geest van het nieuwe stelsel, hebben de vertegenwoordigers van beide groepen er toe medegewerkt om de bestuursvoering vlot te doen verloopen. Ten einde eene goede samenwerking ook in de toekomst zooveel mogelijk te ver zekeren, deed de Regeering medio 1933 nog eens eene uiteenzetting geven van de grondslagen, waarop Zij de onderlinge verhouding tusschen Europeesche en Inheemsehe bestuursambtenaren wenscht te zien gebaseerd. Zij heeft daarbij als Haar uitdrukkelijken wensch te kennen gegeven, dat ieder van de tot beide cate gorieën behoorende bestuursambtenaren zich nauwkeurig rekenschap zal geven niet alleen van de aan hem zelf toegewezen taak, maar zeer in het bijzonder ook van de aan de anderen toekomende positie en dat het streven van allen er op gericht zal zijn om, met eerbiediging van de gestelde grenzen, te komen tot eene goede en van wederzijdsche waardeering getuigende samenwerking. Het Europeesch Bestuur. Do organisatie van hot Europeeseh bestuur onder ging in 1932 geen principieele wijziging. Binnen het bestaande kader werd langs verschillende wegen naar beperking der uitgaven gestreefd, b.v. door daar, waar zulks zonder schade voor dan- goede bestuursvoering mogelijk bleek, openvallende vacatures tijdelijk onbezet te laten, dan wel door bestuursambtenaren van lageren rang te doen vervullen. Zoo konden in enkele gevallen assistent-residentposten door controleurs worden waargenomen. Op Java en Madoera werd voorts in 1932 de mogelijkheid onderzocht om door samenvoeging van assistent-residenties en residenties bezuiniging te bereiken. Als resultaat hiervan is met ingang van 1 Maart 1932 de afdeeling Bagelen (prov. Midden-J ava) opgeheven (G.B. 3 Febr. 1932 n°. 11, J. C. n°. 11), is met ingang van 1 Juni 1933 het ressort van den assistent-resident te Batang (res. Pekalongan, prov. Midden-Java) gevoegd bij dat van den te Pekalongan bescheiden assistent-resident (G.B. 22 Mei 1933 n". is, 1. S. n". 252), terwijl met ingang van denzelfden datum de residentie Probolinggo werd opgeheven en ver eenigd met de residentie Rfalang (G.B. 19 Mei 1933 n°. 16, I. S. n°. 248). Eveneens ter bezuiniging werd voorts overgegaan tot opheffing van een der (twee) betrekkingen van Resident ter beschikking van den Gouverneur van Oost-Java. In de Buitengcwesteu had eene samenvoeging plaats van het gebied der zelf standige assistent-residentie Billiton bij de residentie Bangka en Onderhoorig heden, welke op 1 Maart 1933 haar beslag kreeg (1. S. 1932 n°. 565). In enkele gevallen kon verbetering der bestuursorganisatie worden bereikt door herziening van de bestaande administratieve indeeling. De administratieve indeeling van het gewest Manado werd opnieuw vastgesteld bij G.B. 24 Nov. 1932 n°. 27 (I. S. n°. 571), nader gewijzigd bij G.B. 23 Maart 1933 n°. 19 (I. S. n°. 120). Ditzelfde geschiedde ten opzichte van de afdeeling Bengkalis van het gouvernement Oostkust van Sumatra bij G.B. 4 April 1932 n". 13 (I. S. n°. 135). De administratieve indeeling van het gouvernement Atjeh en Onderhoorig heden, van de residentie Tapanoeli en van de residentie Palembang is nader gewijzigd, onderscheidenlijk bij G.B. 18 Öot. 1932 n°. 20 (I. S. n°. 531), bij G.B. 27 Febr. 1933 n°. 39 (I. S. n°. 93) en bij besluit van den resident van Palembnng van 5 Juli 1932 (Bb. n°. 12869), de laatste wijziging bij wijze van proef. De vermindering van het aantal organieke bestuursposten, gepaard aan eene inkrimping van het aantal verlofgangers onder de bestuursambtenaren, welke uiteraard eene vertraging in de promotie deed ontstaan, had overcompleet aan jonge bestuursambtenaren in opleiding ten gevolge. Met het oog hierop werden de voor uitzending naar Nederlandsch-Indië bestemde candid&at-Indïedhe nmbte- DE STAATSINRICHTING. 388 naren na beëindiging van de Indologische studie een tijd lang in Nederland aan gehouden. Tevens is de jaarlijksohe aanwijzing van jongelieden voor de Indologische studie voor de jaren 1932 en 1933 stopgezet, en een aantal van hen, die met de Tndologische studie reeds een aanvang hadden gemaakt, in de gelegenheid gesteld hun studieverband te verbreken, zonder dat hun eenigerlei financieele verplichting jegens den Lande werd opgelegd. Evenals in vorige j air en zijn ook in li)-'i"J een aantal bestuursambtenaren afkomstig van de oude driejarige opleiding voor den Endischen administratieven dienst aangewezen voor het volgen van eene aanvullende academische studie. In 1932 moest er voorts toe worden overgegaan om de toelagen, welke aan de candidaat-Indischo ambtenaren worden uitgekeerd, met 10 °/ o te verminderen; deze toelagen werden derhalve voor de in Nederlandsch-Indië aangewezen jonge lieden van f 1200 tot f 1080 's jaars en voor de in Nederland aangewezenen van f 1000 tot f 900 's jaars teruggebracht. Inheemsch Bestuur. In de organisatie van het Inheemsch bestuur op Java en Madoera is in 1932 geen verandering gekomen. Om bezuinigingsredenen werden maatregelen getroffen tot eene wijziging van de administratieve indeeling in districten der regentschappen in de gouverne mentslanden van Java en Madoera, waarvan de uitvoering bij het opmaken van dit Verslag in een vergevorderd stadium van voorbereiding verkeerde. Behalve de hernieuwde indeeling in districten en onderdistricten, is samen voeging van eenige regentschappen in overweging. De bestuursressorten Anambas-eilanden en Noord- en Zuid-Natoena-eilanden der onderafdeeling Poelautocdjoeh (res. Riouw en Onderh.) zijn opgeheven (T. S. 1932 n°. 423). In verband met do aanwezigheid van een groot aantal in practische opleiding zijnde gediplomeerde ambtenaren voor den Inlandschen bestuursdienst kon ook in 1932 het voor eene aanwijzing voor de studie aan een Opleidingsschool voor Inlandsche bestuursambtenaren in aanmerking komende aantal jongelieden be langrijk worden beperkt. Het Bestuur over Vreemde Oosterlingen. In 1932 werden zoowel op Java en Madoera als in de Buitengewesten onderscheidenlijk bij G.B. 31 Dec. 1932 n°. 5 (I. S. n°. 647) en 6 Mei 1932 n°'. 27 (I. S. n°. 199) om redenen van be zuiniging eenige ambten (posten) van Luitenant der Chineezen opgeheven. Omtrent de samenstelling van den Chineeschen Raad te Batavia zie men Bb. n°. 12957. In de residentie Bangka en Onderhoorigheden is het aantal Chineesche offi cieren van 5 tot 2 teruggebracht, nl. een kapitein en een luitenant, die thans, in afwijking van den tevoren bestaanden toestand, in eene hiërarchische verhouding zijn geplaatst (G.B. 24 Dec. 1932 n°. 1). Overige aangelegenheden. Bij G.B. 27 Juli 1932 n°. 26 (I. S. n°. 412) zijn voor geheel Nederlandsch-Indië officieele tijden vastgesteld. Bij G.B. 7 Dec. 1932 n°. 12 (I. S. n°. 583) is het Kantoor voor Japansche Zaken opgeheven en zijn de werkzaamheden daarvan overgenomen door den Dienst der Chineesche Zaken (voortaan geheeten Dienst der Chineesche Zaken en Oost-Aziatische aangelegenheden); de tarieven, vastgesteld ten behoeve van voor particulieren verrichte werkzaamheden door dien Dienst, zijn opgenomen in Bb. n°. 12942. Bij G.B. 25 April 1932 n°. 35 (I. S. n°. 178) is de aanwijzing van enkele gebiedsdeelen in de gewesten Djambi, Westerafdeeling van Borneo en Timor en Ünderhoorigheden, waar het reizen van niet binnen die gebiedsdeelen woon achtige personen alleen geoorloofd is met een paspoort, ingetrokken. De bepalingen betreffende de verstrekking van wapenen, enz. aan als rechts persoon erkende schietvereenigingen zijn nader herzien en samengevat bij G.B. 26 Febr. 1932 n°. 23 (Bb. n°. 12769). HET BESTUUR. 389 liij Ord. van 19 Oct. 1932 (I. S. n°. 535) zijn de vuurwapen-ordonnantie (in en uitvoer) 1925 en de vuurwapen-ordonnantie (bezit, handel en vervoer) 1925 nader aangevuld, waardoor de mogelijkheid is geopend tot het nemen van maatregelen met betrekking tol de lossing van en controle op voor doorvoer b( stemde ladingen vuurwapens, buskruit en munitie. DE FINANCIËN DER ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN. 39 De onder b en c genoemde onderwerpen worden veelal gerestitueerd naar ver houding van het aantal Lands- en landschapsonderhoorigen, dat in het betreffende kasgebied woonachtig is. Het aandeel in de restitutie van gevangenispersoneel en scholen wordt steeds berekend naar verhouding der onderhoorigheid van de in een bepaalde gevangenis aanwezige gevangenen en van de op een zekere school gaande leerlingen. Indien het beginsel, dat het aantal lands- en landschapsonderhoorigen basis is voor de aandeel-berekening, tot eene onbillijke kostenverdeeling zou leiden, wordt in overleg met het Hoofd van gewestelijk bestuur een andere verdeelings factor vastgesteld, die meer in overeenstemming is met het belang, dat Land en Landschap bij een bepaalden maatregel hebben. Het op bovenomschreven wijze verkregen restitutie-bedrag wordt bij besluit vastgesteld door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur en door de Land schappen gestort op den in den aanhef genoemden post ten gunste van de [Vde begrootingsafdeeling. De liegeering heeft namelijk beslist, dat alle ontvangsten en uitgaven de zelf besturen betreffende, op één begrootings-afdeeling, i.e. de IVde, moeten voor komen. Eene storting van het restitutie-bedrag ten gunste van de begroot ir.us afdeelingen ten laste waarvan de betreffende uitgaven zijn gebracht, zou niet alleen de overzichtelijkheid omtrent de financieele bemoeienis van het Land met de Landschappen op de Landsbegrooting in den weg staan, maar zou met zich brengen dat de Landsbijdrage eveneens gesplitst zou moeten worden over ver schillende begrootingsafdeelingen, welke splitsing onmogelijk is uit te voeren. Tegen dezen maatregel bestaat te minder bezwaar, wijl de bestuursambtenaren uitsluitend betaald worden ten laste van de IVde begrootingsafdeeling en zij ook vele werkzaamheden verrichten, die behooren tot de bemoeienis van andere departementen (rechtspraak, onderhoud wegen, vendu, enz.). DE STAATSINRICHTING. 390 E. DE RECHTERLIJKE MACHT. Ten aanzien van de rechterlijke macht zijn slechts de volgende besluiten van administratieven aard te vermelden. Door wijziging van art. 22 van het reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië is het mogelijk gemaakt om ver lof op den voet van de regeling in I. S. 1910 n°. 643 naar plaatsen buiten Neder landsch-Indië ook ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren uitsluitend door of namens den Gouverneur-Genera al te doen verleenen (Ord. van 31 Oct. 1932 in 1. S. n°. 546). Bij Ord. van 15 Dec. 1931 (I. S. n°. 492) is, met wijziging van art. 119 van bovengenoemd reglement en art. 75 van het rechtsreglement Buitengewesten, aan den Gouverneur-Generaal de bevoegdheid tot vaststelling van de samen stelling van de raden van justitie opgedragen. Ingevolge G.B. 4 Febr. 1932 n°. 38 (I. S. n°. 66) vond eene nieuwe groe peering plaats van de landraden te Demak, Poerwodadi, Salatiga en Bojolali. Met ingang van 1 Januari 1933 zijn de betrekkingen van griffier van den landraad te Trenggalek (Oost-Java) en griffier van den landraad te Amoentai (res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) ingetrokken (I. S. 1932 n°. 514). Krachtens G.B. 5 April 1932 n°. 26 (I. S. n°. 138) werden enkele land gerechten op Java samengevoegd dan wel opgeheven. Bij Ord. van 14 Oct. 1932 (I. S. n°. 524) zijn de rechtsgebieden der land gerechten in West-Java nader omschreven en werd het landgerecht te Ardjasa opgeheven. JIK POLITIE. 391 F. DE POLITIE. Gedurende 1982 moesten ook bij de politie bezuinigingen worden aangebracht, welke in hoofdzaal! werden gevonden door inkrimping van de formaties van de en bestuurspolitie op Java en Madoera en iti de Buitengewesten, zoomede van de veldpolitie op Java en Madoera. Zooals in het vorig Verslag is medegedeeld, werd bij G.B. 22 Jan. 1932 n°. 2x (J. C. n c . 8) de z.g. „Leger-Politie-Commissie" ingesteld, welke tot taak had een onderzoek in te stellen: le. naar de mogelijkheden om door reorganisatie, samenwerking en ver sobering van de in de gewesten buiten Java en Madoera aanwezige sterkten van leger en politie, de voor de handhaving van de openbare orde, rust en veiligheid in elk dier gewesten noodig geoordeelde machtsmiddelen to kunnen verkrijgen tegen zoo laag mogelijke kosten; 2e. naar de mogelijkheid om de Infanterie op Java, waarvan, zonder verdere mogelijkheden uit te sluiten, in het bijzonder te noemen de marechaussee-batal jons, ook een aandeel to doen nemen in den politioneelen arbeid en om, bij gebleken mogelijkheid daarvan, aan te geven op welken voet zulks zou kunnen geschieden, daarbij rekeniag houdende met de omstandigheid, dat het Java-leger. behalve de taak van handhaving van orde en rust, ook gedeeltelijk c.g. een defensietaak zal moeten vervullen, voor welke laatste taak het, behoudens de beide marechaussee-bataljons, uiteraard in normale tijden moet worden geoefend. De commissie had bij de uitvoering van het onder le. genoemd deel harer taak eenerzijds zich te onthouden van beschouwingen over eene algemeene her ziening of reorganisatie van de in de Buitengewesten bestaande machtsmiddelen, alsmede van beschouwingen over de z.g. defensietaak vnn het leger, en ander zijds bij de bepaling, in onderling verband, van de haars inziens voor elk gewest noodige sterkten van leger en of politie ervan uit te gaan: a. dat de taak van het leger in de Buitengewesten thans hoofdzakelijk van preventieven aard is en in het algemeen bestaat in het breken van eventueel massaverzet van min of men- arnstlgen aard, waarbij erop moet worden gerekend, dat de troepen in staat zullen moeten zijn om verzet van niet te ernstigen aard zelfstandig te kunnen onderdrukken en om bij ernstig verzet weerstand te kunnen bieden tot de aankomst van versterking van Java; b. dat de omvang van de sub a bedoelde taak voor elk gewest afhankelijk is van den politieken toestand, zoomede van den aard, het karakter en het ont wikkelingsstadium der bevolking aldaar; c. dat de sterkte der troepen in de Buitengewesten niet grooter mag zijn dan voor de richtige uitoefening van de sub a en b vermelde taak noodzakelijk is; d. dat de troepen in de Buitengewesten in normale tijden tijd en gelegenheid hebben om in hun legeringsressort grof politiewerk te verrichten in den zin van art. 3 der in I. S. 1927 n°. 345 opgenomen „Kegeling van de verhouding en de samenwerking tusschen burgerlijke en militaire gezaghebbenden"; e. dat de sterkte, organisatie en dislocatie der politiemiddelen zullen moeten worden vastgesteld in verband met de sterkte, organisatie, dislocatie en het go bruik der troepen en met de sub b vermelde factoren. Nadat de commissie hare voorstellen had ingediend, werd bij G.B. 13 Juni 1933 n°. 8 (I. S. n°. 272) vastgesteld eene ~Regeling van de werkzaamstelling van militairen der op Java gelegerde marechaussee-compagnieën als veldpolitie", ter wijl de ~Eegeling van de verhouding en de samenwerking tusschen burgerlijke en militaire gezaghebbenden" (I. S. 1927 n°. 345) werd gewijzigd en aangevuld in dien zin, dat daarbij bepalingen werden vastgesteld voor de aanwending van militairen in de gewesten buiten Java en Madoera voor het verrichten van politie diensten, welke behooren tot de taak der veldpolitie. Op verzoek van enkele eultuurondernemingen, is hier en daar overgegaan tot buitendienststelling van ten behoeve van die ondernemingen in dienst gesteld cultuurpolitiepersoneel. DB STAATSINRICHTING. 392 Bij G.B. 24 Nov. 1932 n°. 25 (Bb. n°. 12926) is de bestaande titulatuur voor het personeel bij de Afdeeling Politie van het Departement van Binnenlandsch Bestuur en voor het middelbaar politiepersoneel gewijzigd, terwijl de rangorde van de rangen bij de algemeene politie nader is vastgesteld. De regelen voor het verstrekken van voorschotten bij overplaatsing van het onder verband dienend Inlandsen personeel der algemeene politie in Nederlandsch- Indië zijn vastgesteld bij G.B. 26 Aug. 1932 n°. 23 (T. S. n°. 463). De regelen voor het verstrekken van premiën en voorschotten bij aanwerving, herverbintenis en overplaatsing van het Inlandsen personeel van het korps ge wapende politie in Nederlnndsch-Indië (I. S. 1914 n°. 189), zoomede de wervings bepalingen voor de algemeene politie (I. S. 1924 n°. 430) zijn nader gewijzigd bij G.B. 9 Juli 1932 n°. 37 (I. S. n°. 383). De sterkte van de algemeene politie was op 1 Januari 1933 als volgt. Java en Madoera. Bestuurspolitie: 508 mantri's-politie, 2 posthuiscommandanten, 14 recher cheurs en 8072 politie-agenten zonder verband; Stadspolitie: 4 hoofdcommissarissen, 5 adjunct-hoofdcommissarissen, 18 com missarissen Iste klasse, 24 commissarissen 2de klasse, 32 hoofdinspecteurs van politie, 81 inspecteurs van politie Iste klasse, 126 inspecteurs van politie 2de klasse, 243 hoofdagenten, 26 hoofdrechercheurs, 5 wedana's, 32 assistent wedana's, 208 mantri 's-politie, 461 rechercheurs, 367 leerling-rechercheurs, 28 hoofdposthuiscommandanten, 503 posthuiscommandanten, 3735 agenten met verband, 1649 agenten zonder verband; Gewestelijke en Opium-recherche: 1 commissaris Iste klasse, 6 commissarissen 2de klasse, 3 wedana's, 1 hoofdinspecteur van politie, 1 inspecteur van politie 2de klasse, 13 assistent-wedana's, 56 mantri's-politie, 3 hoofdrechercheurs, 202 rechercheurs, 40 leerling-rechercheurs; Veldpolitie: 10 commissarissen Iste klasse, 14 hoofdinspecteurs van politie, 59 inspecteurs van politie Iste klasse, 47 inspecteurs 2de klasse, 51 hoofdagenten, 168 mantri's-politie, 39 posthuiscommandanten, 3433 politie-agenten met dienst verband (107 detachementen); Cultuurpolitie: 1 inspecteur van politie Iste klasse, 4 inspecteurs van politie 2de klasse, 1 hoofdagent, 10 mantri's-politie, 30 posthuiscommandanten, 4 rechercheurs, 76 politie-agenten met verband en 45 politie-agenten zonder verband. Buitengewesten. Bestuurspolitie: 107 mantri's-politie, 1 hoofdrechercheur, 6 posthuiscomman danten, 19 rechercheurs, 1952 politie-agenten zonder verband; Stadspolitie: 3 commissarissen Iste klasse, 3 commissarissen 2de klasse, 7 hoofdinspecteurs van politie, 21 inspecteurs van politie Iste klasse, 23 inspec teurs van politie 2de klasse, 35 hoofdagenten, 12 hoofdrechercheurs, 3 assistent wedana's, 64 mantri's-politie, 3 hoofdposthuiscommandanten, 62 posthuiscom mandanten, 161 rechercheurs, 18 leerling-rechercheurs, 1016 politie-agenten met verband, 602 politie-agenten zonder verband; Gewestelijke en Opium-recherche: 2 commissarissen lsto klasse, 2 commis sarissen 2de klasse, 3 hoofdinspecteurs van politie, 2 inspecteurs van politie Iste klasse, 3 inspecteurs van politie 2de klasse, 3 hoofdagenten, 9 hoofd rechercheurs, 3 wedana's, 14 assistent-wedana's, 198 rechercheurs, 16 leerling rechercheurs ; Veldpolitie: 1 hoofdcommissaris, 5 adjunct-hoofdcommissarissen, 8 commis sarissen Iste klasse, 4 commissarissen 2de klasse, 17 hoofdinspecteurs van DE POLITIK. 393 politie, 39 inspecteurs van politie Iste klasse, 57 inspecteurs van politie 2de klasse, 28 hoofdagenten, 181 mantri's-politie, 26 hoofdposthuiscommandanten, 447 posthuiscommandanten, 3918 agenten met verband; Cultunrpolitie: 3 inspecteurs van politie 2de klasse, 1 mantri-politie, 7 post huiscomraandanten, 18 agenten met verband en 154 zonder verband. Met betrekking tot de gewapende politie valt te vermelden, dat in den loop van 1932 een aanvang werd gemaakt met de omzetting van de gewapende politie in de Minahasa (res. Manado) in veldpolitie. In verband daarmede kon in dat bestuursgebied op 1 Januari 1933 veldpolitie worden in dienst gesteld. De in Manado resteerende gewapende politie ter sterkte van 50 karabijn dragenden, waarbij 1 hoofddetachementscommandant en 1 detachementscommandant, wordt door eene legerafdeeling vervangen. DB STA VTSINRK'HTING 394 G. DE ZEEMACHT. De Koninklijke Marine. Het eskader in Nederlandsch-Indië bestemd in L 982 uit de kruisers Jat Siiinatra; de torpedoboötjagers Witte de With en Piet Hein (tot B Mei 1932), Witte de With en Van Galen (tot 28 December 1932) en Evertsev en Piet Hein (tot 1 Maart 1933); do onderzeebooten K X, K XI, K XII en K XIII (in Maari 1982 word de K XII aan de divisie onttrokken en in Juli 10.'!2 de K IX aan de divisie toegevoegd) en sedert 1 November 1932 de K V, K VI, K XII en K XIII (in Februari 1933 umi de K XIII vervangen door de K VII). De verschillende tot hel eskader behoorende eenheden oefenden meestentijds in groeps- e.(|. divisie-verband. Gedurende Augustus L 932 maakte het eskader een gezamenlijke oefentocht, o.a. naar Tandjóengpriok, waartoe hel pantserschip De Zeven Provinciën, lief Elottieljevaartuig Flores en de miinenlegger Prins van Oranje onder de tactische leiding van den Eskadercommandant werden ge Op 1 September 193' i werd ecne vlootdemonstratie gehouden ter reede 1 via, bijgewoond door den Gouverneur-Generaal met vele autoriteiten en Volks raadleden. Verder worden oefentochten door den archipel gemaakt; gevechts schietoeieningen hadden plaats, terwijl tevens geregeld schiet- en lanceeroefe ningen werden gehouden. De torpedobootjager Van Galen maakte van 21 Februari — 3 Mei 1932 een reis naar Shanghai ter bescherming der Nederlandsche belangen aldaar. Gedurende dien tijd vertoefde een deel van het eskader te Tarakan en Balikpapan. De schepen onder bevel van den Commandant der Marine te Soerabaja oefenden meestentijds in de nabijheid van Soerabaja. Enkele malen werden groote oefentochten o.a. naar Straat Makassar gehouden, waarvan gebruik weid gemaakt om de plaatselijke bekendheid in dat zee- on kustgebied te vermeerderen. Op 4 Februari 1933 had tijdens een oefenreis van hei, pantserschip Dr Zeven Provinciën, ter reede Oelèëlheuë (Atjeh), muiterij plaats; het schip voer onder leiding van de muiters bewesten Sumatra naar Straat Soenda, begeleid door gouvemementsstoomschepen (waarbij zich later do Gouilrn Leeuw aansloot). Vrijdagmorgen 10 Februari d.a.v. kwam het tot een treffen mei de tot het Be dwingen der muiterij geconcentreerde, strijdkrachten (eskader, K Vil t 'm K \7 en 2 groepen vliegtuigen). Na weigering tot voldoening aan den eisch van onmid dellijke onvoorwaardelijke overgave, werd het schip door een vliegtuigbom van 50 kg tot rede gebracht en in handen van het wettig gezag gesteld. De mijnen legger Krakatau maakte een reis voor oefening en vlagvertoon naar den Kiouw archipel en naar Boeton. De vliegtuigen maakten in groepsverband een oefentocht naar Makassar en de Kleine Soenda-cilanden van 2 weken; verder werden kleine tochten o.a. naar Tandjóengpriok gemaakt. De D 26 verongelukte 14 April 1932 bij het nacht vliegen ter reede Soerabaja. De mijnenlegger Krakatau kenterde 13 Octobcr 1932 in het Oostervaarv van Soerabaja, werd 3 December gelicht en ter herstelling in het dok te Soera baja opgenomen. De scheepsmacht in Nederlandsch-Indië word in 1932 vermeerderd met 2 mijnenleggers, de Prins van Oranje, welke in Mei arriveerde, en de Gouden Leeuw, weike eind Januari aankwam. De torpedobooten Draak, Krokodil en Zeeslang en de mijnenleggers Assahan, Hercules en Sibolga zijn uit de sterkte afgevoerd. De Rigel werd na afloop van de beproeving als mijnenlegger aan den dienst van scheepvaart overgegeven. Hot flottieljevaartuig Flores maakte geregeld oefentocliten. waarbij velschil lende plaatsen voor machtsvertoon werden bezocht. Deze reizen werden dienst baar gemaakt aan controle op de kustvisscherij. Het flottieljevaartuig Soemba ondernam met hetzelfde doel eenige reizen in den archipel; verder oefende het schip in de nabijheid van Soerabaja. In Juni DE ZEEMACHT. 395 1932 werd de Soemba in conservatie opgenomen en in Februari 1988 verving het schip het flottieljevaartuig Florcs, dat in die maand in reparatie kwam. De gemiddelde sterkte over 1932 van het personeel der Zeemacht bedroeg 352 officieren, 1787 Europeesche onderofficieren en manschappen, 2078 Inland sche onderofficieren en manschappen, behooreade tot het korps Inlandsche schepelingen, en 433 Inlandsehe onderofficieren en manschappen, bchoorende tot het korps Inlandsche bedienden; in het geheel derhalve 4650 koppen, tegen 4602 koppen in 1931. De aanneming van Inlandera voor het korps Inlaiiilsche schepelingen had plaats bij de marine-kazerne öoebeng te Soerabaja, bij de kweekschool voor Inlandsche schepelingen te Makassar en bij het Departement der Marine te Weltevreden, waar onderscheidenlijk 20, 38 en 12 Tnlanders werden aangenomen. De aanneming voor het korps Inlandsche bedienden had plaats bij de marine kazerne Goebeng te Soerabaja, waar 29 Inlanders werden aangenomen De geestelijke verzorging van de militairen der Zeemacht had ook in 1932 de noodige aandacht, terwijl voorts aan de bevordering van de beoefening van sport de noodige zorg werd gewijd. De gezondheidstoestand van het personeel dei' Zeemacht is, afgezien van een vrij groot aantal sterfgevallen tengevolge van bijzondere doodsoorzaken, gunstig geweest. Er overleden 8 Europeanen en 10 Inlanders. waarvan n sterfgevallen tengevolge van een vliegongeval. Voor den dienst in de tropen werden 28 Europeanen afgekeurd, terwijl 2 Europeesche rnilitieplichtigen en 15 Inlanders ongeschikt voor den dienst bleken te zijn. Het ziektepercentage voor malaria bleef gunstig. Buiktyphus en dysenterie beperkten zich tot enkele sporadische gevallen. Tengevolge van tuberculose over leden 2 Inlandsche schepelingen en werden 4 Europeanen en 3 Inlanders afge keurd, respectievelijk voor den dienst in de tropen en voor den dienst. Ook de/e ziekte bleef dus binnen normale perken. Beri-beri trad sporadisch op; één acuut verloopend geval eindigde met den dood. Onder het personeel, dat in het marine kampement te Malang verbleef, werden op velschillende tijdstippen eenige ge vallen van diphtherie geconstateerd. De besmetting heeft hoogstwaarschijnlijk te Malang plaats gehad, waar diphtherie vrijwel onafgebroken heerscht. De wering van de ziekte bij het personeel te Soerabaja vereischte vrij ingrijpende maat regelen. Het percentage venerische ziekten daalde bij de Europeanen van 19,06°/ in 1931 tot 17,33 % in 1932, terwijl het zich bij de Inlanders handhaafde op 14%. De Gouvernements Marine. Het stoomschip Wega werd in Juli 1932 buiten dienst gesteld, tegen indienst stelling van het stoomschip lïigcl. Behalve het vastloopen van het stoomschip Wega op Etna-droogte, van welke ondiepte het schip zonder groote averij op eigen kracht weder vrij kwam, bleef de vloot dit jaar voor rampen gespaard. In het begin van 1933 zijn uit bezuinigingsoverwegingen buiten dienst gesteld de stoomschepen Gemma (station Samarinda) en Bellatrix (station Tandjoeng priok), onder gelijktijdige beschikbaarstelling van het kabelschip Zuiderkruis voor algemeene diensten te Tandjoengpriok. Ook het bebakeningsschip Castor werd begin 1933 buiten dienst gesteld. Einde December 1932 bestond het korps ambtenaren uit 163 man (20 gezag hebbers, 69 officieren en 74 werktuigkundigen) met inbegrip van één gezag hebber, gedetacheerd op het hoofdkantoor van scheepvaart. Bovendien zijn hierbij inbegrepen 28 ambtenaren, die buiten de sterkte van hun korps dienst doen aan boord van de schepen der bebakening en kustverlichting, bij de uitdieping van het Westervaarwater naar Soerabaja en bel vaarwater naar I'ontianak, de blau gasfabriek te Soerabaja, de werkplaats der kustverlichting te l!ata\ ia-Centrum en de gouvernementsopleiding tot motorist te Tandjoengpriok, terwijl 1 ambte naar ter beschikking werd gesteld van den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel. DE *T.\ \TSI\KU IlTl.\<;. 396 In Nederland werden geen officieren en werktuigkundigen aangenomen. Door inkrimping van den dienst werden 2 officieren en 3 werktuigkundigen wegens overtolligheid uit den dienst ontslagen, terwijl 7 pensioenrijpe ambtenaren den dienst met pensioen verlieti n. De zeevanrflunxlige leergang aan boord van het stoomschip Wega werd nu het afleveren van de laatste leerlingen in Juli 1932 uit een bezuinigingsoogpunt en omdat er voorshands noch bij Landsdiensten noch bij de particuliere scheep vaart emplooi voor de, laatsfafgeleverde leerlingen te vinden was, opgeheven. De vloot was einde December 1932 bemand met 711 schepelingen. In 1932 zijn 15 mindere schepelingen aangenomen, terwijl 358 schepelingen hun dienstverband verlengden. Het Marine-Etablissement. Door het Marine-Etablissement werden in 1932 herstellingen verricht aan schepen van de Koninklijke Marine en aan schepen ressorteerende onder het Hoofdbureau van Scheepvaart of onder andere Departementen. De vernieuwing van de waterpijpen der ketels van de Java werd geëindigd. De bakboords turbines van dit schip ondergingen de gewone onderhoudsbeurt. De torpedobootjagers Kortenaer en De Ruyter kregen de groote onderhoudsbeurt. Begonnen werd met de groote onderhoudsbeurten van de Sumatra, Van Galen en Witte de With en tevens met de uitvoering van ingrijpende wijzigingen van de lage-druk-zijturbines van de Sumatra. In het laatste kwartaal werd de Krakatau, gezonken in het Oostervaarwater van Soerabaja, geborgen, waarna met de herstelling begonnen werd. De pyrotechnische werkplaats met sneiheidsbaan benevens de munitie- en mijnenmagazijnen op Madoera kwamen gereed en werden 15 October 1932 in dienst genomen. De organisatie der leiding van de afdeelingen van het werfbedrijf en de werk orderadministratie van het Marine-Etablissement werden herzien. Eene afzonderlijke controle-instantie voor het arbeidsproces werd ingesteld (Calculatie-Contróle-Bureau). De hoofdafdeelingen van scheepsbouw en van werktuigbouw werden elk onder één-hoofdige leiding gebracht. Sterk gedifferentieerde werkorders met afzonderlijke vóór- en na-calculaties werden ingevoerd, terwijl de loonverschrijving gebaseerd werd op de gegevens van tijdschrijvers. Ingesteld werd een raad van afdeelingshoofden, die wekelijks bijeenkomt tot bespreking van bepaalde onderwerpen. Met ingang van 1 Juli 1932 werd + 80 % van de te verrichten gietwerken zoowel in ijzer als metaal tot steun van de particuliere industrie te Soerabaja aan verschillende particuliere fabrieken overgedragen. Om dezelfde reden werden in het laatste kwartaal de herstellingen aan alle civiele vaartuigen aan de Droog dok Maatschappij Soerabaja gegund. Het bedrijf kenmerkte zich door groote slapte. Bouw van nieuwe schepen had niet meer plaats. Begin 1932 werd de olieprauw, die reeds het vorige jaar hare voltooiing naderde, opgeleverd. De uitbreidingen (waaronder vernieuwingen) werden tot het uiterste minimum beperkt. Aan „herstellingen aan schepen" werd eveneens belangrijk minder verwerkt, eensdeels door vermindering van het aantal noodig geoordeelde herstellingen, anderdeels door strenge controle op de uitvoering van nauwkeurig bepaalde werkorders, hetgeen bereikt kon worden door een nieuw administratie-systeem. Het reglement op het beheer en de organisatie van het Marine-Etablissenu nl (Bb. n°. 11703) onderging enkele wijzigingen bij G.B. 25 Juni 1932 n°. 41 (Bb. n°. 12861). Het K. B. 20 Mei 1896 n°. 34 (I. S. n°. 139), houdende eene regeling voor de detacheering naar Europa van ingenieurs voor het vak van scheepsbouw bij het Marine-Etablissement, is bij Ord. van 17 Oct. 1932 (I. S. n°. 528) inge trokken. DB ZEEMACHT. 397 Regelingen van verschillenden aard De bepalingen tot regeling van de tegemoetkoming aan personeel der zee macht voor het verrichten van militaire diensten aan den wal (I. S. 1902 n°. 314) en de regeling tot schadeloosstelling voor verlies van zeetraktement aan den commandant der maritieme middelen bij gecombineerde expeditiën van land- en zeemacht (1. S. 1903 n". Hl) zijn met ingang van 1 Juli 1932 ingetrokken (1. S. 1932 n". 323). Leiie regeling van de tuchtstraffen voor hei burgerlijk personeel bij de mari tieme inrichtingen aan den wal kwam tot stand bij G.B. 21 Mei 1932 n". 11 l Bb. n". 12827). Bij K. B. 13 Jan. 1932 n°. 7 (I. S. n°. 90) is de regeling van het personeel Arv Koninklijke Marine-Reserve nader gewijzigd. Eene regeling van de vermindering der soldijen van het korps [nlandsche schepelingen bij de Koninklijke Marine en van dienstplichtigen bij de zeemacht in Nederlandsch-lndii" 1 . zoomede voorzieningen inzake de standplaats- en kinder toelagen van dé militairen der zeemacht zijn getroffen bij (i. IS. 0 Jan. 1932 n°. 8 (I. S. n°. 11). De regeling van de bezoldiging van het personeel behoorende tot het korps Inlandsche schepelingen bij de Koninklijke Marine (1. S. 1925 n°. 150) is nader gewijzigd bij G. B. 11 Maart 1932 n". 21 (I. S. n". 101). met betrekking tot de vliegtoelagen. Bij Ord. van 13 Jan. 1932 (I. S. n°. 27) is het reglement op het verle van pensioenen en onderstanden voor ééns aan Inlandsche schepelingen, be hoorende tot het korpß Inlandsche schepelingen bij de Koninklijke Marine (I. S. 1927 n". 269) gewijzigd en aangevuld. liet scheepsvoedingreglement (Bh. n°. 1.1622) is nader gewijzigd voor zoover betreft de vergoedingen, aan den Lande in rekening te brengen voor de voeding van passagiers aan boord van schepen i\'-v Koninklijke Marine (zie Bb. n°. 1275 1) en voor passagiers aan boord van schepen ilrr gouvernementsmarine of der be bakening en kustverlichting (zie Bb. n°. 12751). Bij G. B. 23 Jan. 1932 n n . 15 (I. 8. n°. 45) is hel aan mindere schepelingen der gouvernementsmarine toe te kennen bandgeld van f 20 voor elk jaar dienst verband teruggebracht tot f 15. DE STAATSINRICHTING. 398 H. DE LANDMACHT. Mededeelingen van algemeenen aard. Bij K. B. 23 Sept. 1932 n°. 34 is aan den luitenant-generaal, commandant v.-m het leger en hoofd van het Departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië H. A. Cramer, op zijn verzoek, met ingang van 23 November 1932, eervol ontslag uit 's Lands dienst verleend. h\ de vacature is voorzien door de gelijktijdige benoeming tot luitenant-generaal, commandant van het leger en hoofd van liet Departement, van Oorlog in Nederlandsch-Indië, van den generaal-majoor J. O. Koster. Omtrent de bij G.B. 22 Jan. 1932 n°. 2z ingestelde Leger-Politie-Comniissie zie men afdeeling F (Politie) van dit hoofdstuk-. Landsverdediging. In velband met de geboden verdere versobering op de oorlogsbegrooting moest de tevoren gevolgde weg van uitdunning van het bestaande, het weder uitstellen van urgente materieele voorzieningen en het interen op nog aanwezige oorlogs voorraden, worden verlaten. Een bescheidener legerorganißatie, welke nochtans gericht diende te zijn op eene zoo goed mogelijke vervulling van de in de defensie grondslagen neergelegde, dubbele taak, bleek onvermijdelijk. In December 1932 werd besloten tot reorganisatie van hei leger, voor welker invoering reeds een aantal voorbereidende maatregelen waren getroffen. Deze reorganisatie is opgezet op de basis van hut in 1980 vastgestelde defensieplan (Volksraad, Zitt. 1929 — 1930, Ond. 111, Stuk G). Eenige wijzigingen van niet ingrijpenden aard werden door de sindsdien veranderde omstandigheden echter mede noodig en mogelijk geoordeeld. De taak van het leger op Java is blijkens de defensiegrondslagen in het bijzonder gelegen in: de handhaving van orde en rust op dat eiland; de ver dediging van de vlootbasis Soerabaja; de bescherming van de haven van Tandjoengpriok. Het zwaartepunt vaa de legertaai 1 >ij de verzekering van de uitwendige veiligheid met betrekking tot het eiland Java kan worden geacht in het Oosten van dat eiland te Liggen, weshalve Oost-Java als terrein van actie voor het leger van groote beteekenis is, terwijl Soerabaja en omgeving zelve eene directe bescherming behoeven van levende en doode weermiddelen, waarvoor naast eene hooge gevechtswaarde eene belangrijke mate van paraatheid als eisch moet worden gesteld. In verband biermede werd de nieuwe organisatie zóó gedacht, dat 3 regimen ten infanterie met hulpwapens worden samengevoegd tot een, in West- en Midden-lava gelegerde divisie, terwijl het vierde regiment infanterie de kern vormt van de veldtroepen in Oost-Java. Ben gedeelte van hel leger op Java, waarvan sterkte en samenstelling uiter aard niet tevoren mei juistheid kan worden vastgesteld — doch dat in beginsel 1 bataljon op elk regiment, /.al zijn — zal beschikbaar moeten blijven voor de handhaving van de inwendige veiligheid. Tevens verdient vermelding, dat liet bij liet opzetten van de reorganisatie mogelijk is gebleken, buiten de hoogst urgente verzorging van de materieele voorzieningen voor het leger, een bescheiden begin te maken met de ten behoeve van de kust- en luchtverdediging voor de oliehavens en Soerabaja en voor de bescherming van Tandjoengpriok te treffen maatregelen. Bij G.B. 5 Jan. 1932 n". 2U (I. S. n°. 10) zijn o.a. de ambtsressorten van do beide divisie-commandanten op Java en Madoera nader gewijzigd. Sterkte en samenstelling van het leger. De sterkte van de landmacht in Nederlandsch-Indië bedroeg, de officieren medegerekend, in de jaren 1928, 1929, 1930, 1931 en 1932 onderscheidenlijk 38 568, 38 352, 38501, 37 926 en 35 377 man. De werving, <lic einde 1931 was stopgezet, bleef ook in 1032 gesloten. DX LANDMACHT. 399 Dienstplicht- en reserve-personeel. Bij K. B. 19 Dec. 1931 n°. 105 (I. S. n°. 89) — in werking getreden 1 Novem ber 1932 (I. S. n". 511) — kwam eeno wijziging van art. 2 van liet dienstplicht besluit voor Nederlandsoh-Indië (I. S. 1923 n". 408) tot stand, waardooi- de met Europeanen gelijkgestelde personen en Europeesoi iderdaaen-niet-Neder landei niet meer dienstplichtig zullen zijn, Van liet beginsel van wederkeerigheid wordt in dit gewijzigde artikel niet meer gesproken, waaruit volgt, dat vreem delingen, zonder voorbehoud, in Nederlandsch-Indië niet dienstplichtig zijn. In de dienstplichtregeling voor Nederlandsch-Indië (1. S. 1924 u". il) werden bij E. Y.n van 25 Juli 1932 (I. S. n°. 107) en 7 (Jet. 1932 (I. S. n°. :>!■_') iiillende wijzigingen aangebracht, welke noodig waren om die regeling in overeenstemming te brengen met liet gewijzigde dienstplichtbesluit en voorts ten doel hadden de administratieve werkzaamheden te beperken en meer gelijk matig over het geheele jaar te verdeelen. Zoo is het thans mogelijk geworden gewezen vrijwilligers van het legei of de zeemacht alsmede vroeger reeds voor den dienst geschikt bevonden, opnieuw ingeschreven dienstplichtigen en in Nederland reeds voor den diensi bij de krijgsmacht aldaar geschikt bevonden personen, vrij te stellen \;m de verplichting om voor den keuringsraad te ver schijnen, als gevolg waarvan /.ij na de inschrijving op korten termijn kunnen worden ingelijfd, instede Aan 6 h 18 maanden na inschrijving. Aan de dienstplichtainbtenaren werden nieuwe aanwijzingen verstrekt, zoowel in het belang van een vlot verloop dei 1 opkomsl met spoed als ten behoeve van eene juiste toepassing van de dienstplichtbepalingen. Door de sterke inkrimping van het beroepspersoneel van het leger is de beteekenis van reserve:, militie en landstorm relatief toegenomen. In verband hiermede werd alsnog afgezien van het voornemen de militie in 1933, uit bezuinigingsoverwegingen, niet voor herhalingsoefeningen op te roepen. Opleiding van dienstplichtigen tot reserve-officier werd ook dit jaar niet noodig geacht. De gewestelijke dienst werd ingekrompen met 4 ambtenaren, namelijk met de gepensionneerde officieren, die op de kantoren mui do dienstplichtcommissa rissen en de onderinspecteurs voor den landstorm te .Meester Cornelis en Mnlnng werkzaam waren. Sterkte-overzichten van militie, landstorm en reserve zijn ook thans weder opgenomen in het tweede deel van dit Verslag. Opmerking verdient dat de vóór 1931 te constateeren gestadige toeneming der sterkte van deze 3 categorieën weerplichtigen thans vrijwel tot stilstand is gekomen, betgeen te verklaren is door de omstandigheid, dat tengevolge van de crisis vele Kuropcanon naar Neder land terugkeerden en hot aantal immigranten afnam. Slechts do zich in gunstigen /in wijzigende verhouding fcusschen de aantallen geoefende en ongeoefende landstormplichtigen kan als een lichtpunt worden beschouwd. Zij houdt verband niet de omstandigheid, dal de oudere jaarklassen van den landstorm — thans nog de oudste 6 — bij de invoering van den dienst plicht in Nedeiiandsch-lndio reeds ie oud waren om nog voor de eerste oefening te worden opgeroepen on dus nog grootendeels uil oiigeoefenden bestaan. Telken jare nu wordt de oudste landstormjaarklassè op 1 October ontslagen en ver vangen door de oudste naar den landstorm overgaande grootendeels geoefende militie-jaarklasse. Tot 1938 zal de sterkte aan geoefende landstormers derhalve nog aanzienlijk toenemen en het aantal ongeoefenden verminderen. Militaire bijstand ter handhaving van orde, rust en veiligheid. Evenals in vorige jaren werd ook in 1932 door het leger bijstand verleend ter schraging van het gezag in enkele streken der Buitengewesten, waar dit door de daartegen gevoerde propaganda of andere ondermijnende invloeden steun be hoefde. Eveneens moest weder — voornamelijk in het gewest Atjeh en Onder hoorigheden — enkele malen tegen individueele aanslagen op militairen of mili taire .-ildoolingen worden opgetreden. DR STAATKUNDIGE TOESTAND. 4 De heer Mitchell B. Carroll, oud-juridisch adviseur bij het departement van financiën te Washington, die in opdracht van het Fiscaal Comité van den "Volken bond een onderzoek instelde naar een v;m de Minnen van dubbele belasting, nl. de cumulatie van belasting op ondernemingen, welke haar bedrijf uitoefenen in verschillende landen, bezocht daartoe in 1932 ook Nederlandsch-Indië. De wetsontwerpen tot goedkeuring van de verdragen van 30 Maart 1931 tot het brengen van eenheid in de verkeersteekenen en nopens het heffen van belasting : Motorrijtuigen (zie Indisch Verslag 1932, blz. 7) werden krachtens art. TI der tndische Staatsregeling aan den Volksraad om advies aangeboden (zitting 1932/33, onderwerp 44). Deze adviseerde op 2 September tot aanneming. c. Bestrijding van het misbruik van ophih lere verdoovende middelen. In de eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1932/ '3..'> bracht de Volksraad advies uit over bet wetsontwerp tot voorbehoud der bevoegdheid tot bekracht van de op 27 November 1931 te Bangkok gesloten overeenkomst nopens het g< van bereid opium en over het ontwerp van een algemeenen maatregel van bestuur tot uitvoering v.z.v. noodig van die overeenkomst. Tevens behandelde dit College een ontwerp-ordonnantie, waarbij de bepalingen van genoemden a.m.v.b. in de Indische opiumwetgeving werden opgenomen (onderwerpen 64 en 65). Wet, algemeene maatregel van bestuur en ordonnantie zijn sedert tot stand gekomen en de overeenkomst werd namens Nederland bekrachtigd op 22 Mei 1933. De Bangkok-overeenkomsl kwam voorts ter sprake in de llaadgevende Opium coinmissie en in de ode Commissie der XHIe Assemblee. Vertegenwoordigt' niet bij het vraagstuk betrokken hinden becritiseerden de te Bangkok bereikte resultaten, waarbij de bekende grieven tegen de in Oost-Azië gevoerde opium politiek weder naai' voren werden gebracht. Het Nederlandsche standpunt werd in de Opiumcommissie door den heer W. G. van Wettum en in de Assemblee commissie door Dr. E. Moresco verdedigd. De herhaaldelijk tot de Indische Regeering gerichte verzoeken om opheld< van verschillen tusschen de dooi' Haar ingediende uitvoerstatistieken van ver doovende middelen (coca-bladeren) en de statistieken van de landen van invoer, welke verschillen grootendeels een gevolg waren van het feit, dat uitvoer en invoer niet in het zelfde kwartaal plaats vonden, gaven genoemde Begeering aanleiding het denkbeeld te opperen om op de driemaandelijksohe invoerstatistieken te ver melden hoeveel van de ingevoerde stoffen in een voorafgaand kwartaal uit het land van herkomst is verzonden. Hierdoor zou veelal het vragen van nadere inlichtingen achterwege kunnen blijven. Het denkbeeld werd door de Nederlandsehe Regeering ter kennis gebracht van het Permanent Centraal Opiumcomité. Door de 16de Arbeidsconferentie werd een resolutie aangenomen waarin werd gevraagd te onderzoeken wat bekend is aangaande den omvang van het gebruik van rookopium onder de arbeiders en den invloed daarvan op de aanwervings- en dienstvoorwaarden, op hun bruikbaarheid en gezondheidstoestand, zoomede op ziekte en sterfte onder hen. d. Gezondheidszorg. In Maart 1932 bezocht prof. Ciuca, secretaris malaria-commissie van den Volkenbond, Nederlandsch-Indië teneinde zich op de hoogte te stellen van de malariabestrijding daar te lande. e. Bestrijding van den handel in vrouwen, en kinderen. Het op 10 December 1932 aan den Volkenbondsraad aangeboden rapport van de enquête-commissie van den Volkenbond inzake den internationalen handel in vrouwen en kinderen in het Oosten is voor Nederlandsch-Indië gunstig. Zoowel ten aanzien van den handel daarheen als ten aanzien van dien in omgekeerde richting verklaart de commissie, dat zij zijn teruggebracht tot bijna te verwaarloozen afmetingen. De Overheids maatregelen en hun toepassing, alsmede de werkzaamheid van particuliere instellingen vonden groote waardeering. Het rapport bevat met betrekking tot Nederlandsch-Indië den wenk- te voorkomen, dat de Riouw-Archipel een tusschen- Btation wordt voor den vrouwenhandel van China naar Singapore; een overeen komst tussohen de Straits-autoriteiten en de Nederlandsch-Indische zou daartoe nuttig zijn. DE FINA.WIKF.I.K TOESTAND. 40 C. DE FINANCIËN DER PROVINCIES, GEMEENTEN, REGENTSCHAPPEN EN PLAATSELIJKE RADEN. Het bleek noodzakelijk voort te gaan uut de reeds in 1931 aangevangen ver minderingen van de Landsbijdragen aan de locale gebiedsdeelen, in dien zin, dat in 1932 eeno bijzondere orisiskorting op deze vaste Landsbijdragen moest worden toegepast. Voor de vaststelling van deze kortingen werd als gedragslijn aanvaard, dat in beginsel de vermindering zou gelijk staan aan + 10 % van het betrokken locaal budget (gewone dienst), berekend naar den maatstaf van hei begrootings jaar 1931. Deze kortingen zouden worden becijferd in overleg met de betrokken locale besturen, ten einde op deze wijze rekening te kunnen houden met de sche mogelijkheden in gemeenschap. Omtrent de formeele doorvoering werd niet dadelijk overeenstemming bereikt met den Volksraad. Kwam het der Begeering het meest doelmatig voor, de be voegdheid tot liet aanbrengen van de hier bedoelde kortingen op de Lands uitkeeringen v.z.n. bij ordonnantie ') aan den Gouverneur-Generaal over te laten, bij den Volksraad bleken hiertegen overwegende bezwaren te bestaan, zoodat de groote meerderheid van dit College zich niet met de ontwerp-ordonnantie kon vereenigen. De aangevoerde bezwaren bestonden in hoofdzaak hierin, dat men van oordeel bleek te zijn, dat eene machtiging aan den Gouverneur-Generaal, als in het ontwerp was neergelegd, in strijd zou zijn mei de fcer zake bestaande voor schriften in de Indische Staatsregeling (art. 123), terwijl daarnaast liet standpunt wi nl ingenomen, dat de kortingsmaatregel de rechtspositie der openbare gemeen schappen raakte en derhalve volledig bij ordonnantie behoorde te worden ge troffen. In verband hiermede diende de ltegeering eene nieuwe ontwerp-ordon n.Mitie in. waarin de bedragen van de korting per locale gemeenschap afzonderlijk worden vastgesteld, over welk ontwerp overeenstemming met den Volksraad werd bereikt (Ord. van 16 Dec. 1932 in 1. S. n°. 596). In afwachting van het tot stand komen van deze ordonnantie werd bij het uitbetalen van de Landsbijdragen aan de autonome gemeenschappen reeds aanstonds met ingang van 1 Januari 1932 met deze kortingen rekening gehouden. De hierbedoelde verminderingen bedroegen voor de provinciën en regent schappen in totaal f 3 692 286 en voor de locale ressorten en stadsgemeenten f 2 478 030. Daarnaast werd ook do reeds in het vorig Verslag besproken ver mindering, welke verband hield mei de op de salarissen van liet Locaal personeel toe te passen kortingen (welke voor 1931 gelijk stond aan 5 % van de door deze gemeenschappen betaalde personeelskosten boven de f 50 per maand, berekend over een half jaar), in verband met de verdere doorvoering van de salariskorting tot 10 % verhoogd, hetgeen voor de provinciën en regentschappen eene vi vermindering beteekende van f 720 000 en voor de locale ressorten en gemeenten van f 494 952. In totaal bedroegen zoodoende de op de vaste Lands bijdragen aan de autonome ressorten toegepaste verminderingen over 1932 + f 7,4 millioen. De toestand van 's Lands financiën maakte het evenwel noodzakelijk ten aanzien van de autonome gebiedsdeelen nog verdere bezuinigingen toe te passen. In verband hiermede werden de op de Landsbegrooting opgebrachte credieten voor bijzondere tegemoetkomingen aan de locale gemeenschappen geblokkeerd, hetgeen eene bezuiniging opbrachi van f 1 391 000, zoodat op de ten behoeve van de autonome gebiedsdeelen opgebrachte credieten in totaal werd bezuinigd + f 8,8 millioen. Het spreekt vanzelf, dat de locale gemeenschappen, die haar eigen geld middelen tengevolge van de crisis eveneens zagen dalen, de vermindering van de Landsbijdragen slechts met moeite in hunne begrootingen konden verwerken. Overal moest dan ook tot groote versobering van de huishouding der locale gemeenschappen worden overgegaan. Nieuwe werken werden vrijwel niet meer x ) De Landsuitkeeringen aan de locale gebiedsdeelen zijn slechts ten deele bij ordon nantie geregeld. DE STAATSINRICHTING. 400 Op Java verleende in October 1932 de te Boudowoso gelegerde marechaussee compagnie op verzoek van het Bestuur bijstand ter beteugeling van een op hei [djen-plateau uitgebroken ernstigen boschbrand, terwijl in November een tweetal brigades van he< garnizoen to Buitenzorg voor machtsvertoon patrouilleerden in het onderdistrict Tjileungsi (res. Buitenzorg) in verband met aldaar herhaaldelijk voorkomende rampokpartijen. \ .in het in de Buitengewesten op militair gebied voorgevallene is hel volgende te \ tri nelden. In At jcli en Onderhoorigheden viel begin Februari lii.'i-J cru A.tjeher uit kampong Leubob nabij de hoofdpoort van het bivak Koealabhee een marechaussee onverhoeds aan en keerde zich vervolgens togen eenige andere militairen. Twee marechaussees bekwamen ernstige verwondingen, terwijl een marechaussee licht gekwetst raakte. De aanvaller werd neergelegd. Medio Juni 1932 attakeerde een vermoedelijk levensmoede Alasser te Koetatjanó eenige voetballende militairen en verwondde twee fuseliers ernstig. Een tehulp snellend militair stelde den Alasser buiten gevecht. In Juli kwam een in het landschap Bambel ( onder af d. Km, i.itjnné) gesmeed complot tegen het gezag aan het licht. Door opvatting van den hoofdaanlegger, een gewezen landschapsoppasser, en tien medeplichtigen kon het voorgenomen verzet in den kiem worden gesmoord. In Augustus 1932 vielen twee fourageurs van de bende van Radja Tampo in een door een patrouille van Lam lü fonderaid. Meulaboh) uitgezette hinderlaag nabij kampong Blang Tado. De bevolking herkende in de beide verzetslieden, die sneuvelden, Si Min, den reeds 8 jaren gezochten vertrouwensman van Badja Tampo en Teungkoe Malim, den geestelijke van de bende. Medio September gelukte het een patrouille uit Lam Ië contact te krijgen met Badja Tampo. De bendeleider wist echter gewond te ontkomen met achterlating van zijne wapens. Als gevolg van den rusteloozen patrouillegang meldden zich in October 1932 bij den oeleebalang van Seunagau (onderafd. Meulaboh) de kwaadwillige Tang Bin met vrouw. Een gewapende Atjrlier, die in liet landschap Sanadan (onderafd. Tapatoean) in November 1932 eene patrouille besloop en geen gehoor gaf aan driemaal herhaalde sommatie werd neergelegd. Ter Oostkust van Sumatra werd militaire bijstand verleend naar aanleiding van tegen de politie gepleegd verzet in Bcngkalis (einde November 1931). waarbij 3 veldpolitie-agenten sneuvelden en 8 karabijnen in handen van de ver zetslieden vielen. Na eene door de veldpolitie ingestelde actie werden 7 Februari 1932 2 brigades marechaussee van de troepenmacht van Atjeh en Onderhoorig heden derwaarts gezonden. Na terugtrekking van deze colonne in Juni werd hare taak overgenomen door de bezetting van Siak Sri Indrapoera. In verband met onregelmatige toestanden op het gebied der bestuursvoering in het afgelegen Landschap Siak werd het namelijk noodzakelijk geacht tot steun van het gezag een systematischen patrouillegang in die streek in te stellen en daartoe voor langcren tijd een viertal brigades infanterie c.a. ter hoofdplaats Siak Sri Indra poera te legeren. De definitieve regeling inzake de bezetting maakt nog een punt van nadere overweging uit. Op Celebes deed de gewestelijke militaire commandant in overleg met den gouverneur naar aanleiding van geruchten omtrent verzetsplannen een bijzonderen patrouillegang instellen in de streek Paréparé—Knrekang—Watampone. Nadat voldoende inzicht was verkregen omtrent den aard van de onder de bevolking gevoerde anti-gezagspropaganda en eene belangrijke afneming daarvan viel te constateeren, werd deze patrouille-actie gestaakt. Medio Juli 1932 verleende eene brigade van het detachement te Madjene bijstand bij de arrestatie van 6 gevaar lijke geestdrijvers in kampong Galoeng-Galoeng (landschap Pemboeang). Einde September 1932 rukten 2 brigades van het detachement te Mamasa uit naar het district Pana, waar in verband met de weigering tot het betalen van slacht belasting verzet te verwachten viel; 28 personen werden gearresteerd en 90 wapens in beslag genomen. Op verzoek van den Besident van Manado patrouilleerden einde 1931 en begin 1932 twee brigades van het detachement te Paloc voor machtsvertoon in DE LANDMACHT. 401 Infanterie. De aanmaak van offensieve handgranaten voor de gevechts uitrusting der infanterie werd voltooid; hierdoor komen thans ook geleidelijk scherpe granaten voor oefening beschikbaar. In 1933 zal worden overgegaan tot geleidelijke aanschaffing van Stokes- Brandt-mortieren ten behoeve van de bewapening der infanterie. Proeven werden genomen met de mitrailleurs Colt-Browning van zwaar kaliber (12,7 mm). Het vervoersvraagstuk zal waarschijnlijk worden opgelost door monteering op lichte, driewielige motorrijtuigen. De aanmaak van de nieuwe velduitrusting voor de infanterie vindt geleidelijk voortgang; vermelding verdient nog dat de sterke daling van de lederprijzen het mogelijk maakte verschillende van zeildoek ontworpen uitrustingsstukken door lederen te vervangen. De aan de kaderschool gehouden proef van opleiding van niet-Europeesche sergeanten 2de klasse tot fourier heeft goed voldaan. In 1932 werden in verband met de verminderde behoefte en met het oog op te betrachten zuinigheid, slechts een beperkt aantal leerlingen aan de kaderschool opgeleid, hetgeen echter het voordeel medebrengt, dat door zeer strenge selectie de aflevering van op hooger peil staand kader kan worden verwacht. Cavalerie. Als gevolg van de dringend geboden versobering werden in 1932 geen paarden in Australië aangekocht. Voor de aanvulling van de Inheeinsche paarden dor mitrailleurcoinpagmeën, der zoeklichtafdeeling der genie en der artUleriedetaohementen voor opleiding van treingeleiders, had in 1932 geen aanschaffing van paarden plaats; voor het wapen der artillerie werden 33 Inheemsche paarden aangekocht. Artillerie. De proeven met de gewijzigde veldaffuit en met de mitrailleurs van 12,7 mm werden voortgezet, terwijl tevens eene proefbatterij van 10,5 cm. Ld. werd ontvangen. De met stalen helmen genomen proeven hebben voorloopig geleid tot het samenstellen van een nieuw proefmodel helm. Genie. Verdere uitbreiding en moderniseering van de mechanische uitrusting van de pioniertroepen kon in 1932 niet plaats vinden. Bij de radio-afdeeling werd eene proef genomen met in de eigen werkplaats vervaardigde draagbare stations, welke voor telefonie eene reikwijdte van ± Bkm en voor telegrafie eene van + 40 kin bezitten. Bij de groote troepenoefeningen hebben deze stations goed voldaan; echter bleek het gewicht nog te groot, zoodat verdere proefnemingen noodig zijn om tot gewichtsvermindering te geraken. Ook in 1932 kon door de genietroepen weder productief werk worden ver richt, voornamelijk bestaande uit den bouw van semi-permanente kabelbruggen in de nabijheid van Bandoeng. Verder werd een oud verdedigingswerk in de omgeving van Batavia met behulp van springmiddelen opgeruimd, teneinde het terrein voor andere doeleinden te kunnen bezigen. In samenwerking met den Dienst voor Waterkracht en Electriciteit werden goed geslaagde proeven genomen tot het maken van fundeeringsgaten voor geconstrueerd ijzeren masten met behulp van springstoffen, waardoor op de kosten win die fundeeringen zeei sterk kon worden bezuinigd. 401 de onderafdeelingen Bwool en Tolitoli, waar oene tegen het gezag gerichte propaganda was gesignaleerd. Een in October en November 1932 door onderdeden van de detachementen te Waikaboebak en Waingapoe tijdig ingestelde patrouille-actie in het Oostelijk gedeelte van de onderafdeeling West-Soeinba van de residentie Timor en Onder hoorigheden voorkwam uitbreiding van eene aan het licht gekomen verzets beweging in dit gebied. De hoofdaanlegger en enkele aanhangers konden worden gearresteerd. De wapens en diensten. DE STAATSINRICHTING. 402 Tot de uitvoering \.m verdedigingswerken kon niei worden overgegaan. De werkzaamheden bepaalden zich hoofdzakelijk tol verdere ffwbeterinja in de huis vesting van onderofficieren en minderen, eenige uitbreiding en verbetering van de kampementen en het gewone onderhoud. Een 69-tal woningen voor onder officieren, brigadiers en minderen werd bijgebouwd, terwijl in ledigstaande ge houwen logies voor 30 gezinnen van Laatstgenoemde categorie werd ingericht, waardoor op weinig kostbare wijze wederom in een, zij het klein, gedeelte vam het tekort aan logies kon worden voorzien. Met verbetering en uitbreiding van kampementen in de Buitengewesten werd voortgegaan. De nieuwe pyrotechnische werkplaats te Kiaratjondong (Bandoeng) kwam gereed en werd in gebruik genomen; eveneens de overeenkomstige inrichting voor de Marine op Madoera. De regeling betreffende het korps architecten, hoofdopzichters, opzichters Iste klasse, opzichters en aspiranten-opzichter der genie (lil>. n". 12460) is gewijzigd en aangevuld (zie Bb. n°. 12873). Luchtvaart af de cl iyig. De luohrtvaartafdeeling beschikte einde 1932 over 24 vliegeniers (onder wie 5 onderofficieren en 4 reserve-officieren), ongeacht één officier met groot militair vliegbrevet, die bij den technisohen dienst der luchtvaartafdeeling is geplaatst. Aan 2 officieren en 2 onderofficieren werd het groot militair vliegbrevet uit gereikt. Vier officieren werden in opleiding genomen voor vliegenier. Eet aantal gvbie\eteeide waarnemers bedroeg einde L 982 57 (onder wie 12 vliegeniers en 17 reserve-officieren). Gedurende 1982 werd het aantal waar nemers vermeenhad nut 7 officieren (onder wie I vliegeniers). Aan de opleiding tot waarnemer namen in het cursusjaar 1931—1932 alleen 4 eerste luitenants vliegenier deel. ï)e in het vorig Verslag genoemde 6 Curtiss-vliegtuigen met Conqueror-motor en de proefjager van de Fokker-fabriek werden in 1932 ontvangen en in gebruik gesteld. Gedurende 1932 wen! duur de Luehtvaartafdeeling aan enkele troepen oefeningen in grooter verband deelgenomen. Met den ÜOarine Luchtvaart Dienst hadden te Soerabaja gecombineerdfi oefe ningen plaats, waarvan liet resultaat voor beide diensten /eer belangrijk kan worden geacht. Te Salatri werden oefeningen gehouden in het bommenwerpen, het schieten met mitrailleurs op grond- en luchtdoelen en den aanval van geringe hoogte, waarbij bleek, dat het nieuwe schiet- tevens bomafwerpterrein aan den daaraan te stellen eisch voldeed. De technische dienst alsmede de magazijnsdienst hebben 1 Januari 1933 eene personeels-versobering ondergaan. Einde 1932 werd de radio- tevens meteorologische dienst van de luchi\ afdeeling samengesmolten met de radio-telegrafische afdeeling van de Technische Compagnie van het bataljon genietroepen, waarmede, naast een geldelijk voor deel, voornamelijk werd beoogd het brengen van eenheid van opvatting ten aan zien van gebruik, voorschriften, materieel, enz. teneinde daardoor te geraken tot één radiodienst in het leger. Wederom werd gedurende 1932 zoowel aan de K.N.I.L.M. en de K.L.M, als aan de Nederlandsch-Jndisclie Yliegclub technische hulp en voorlichting ver leend, terwijl de fototochnische dienst belangrijke medewerking verleende bij kaarteeringswerkzaamheden op Bangka. Intendance. Het Landsbedrijf ~de militaire graslanden" te Tjimahi is 1 Januari 1933 opgeheven. De zorg van de voorziening in de (verminderde) behoeften aan gras en hooi voor de legerpaarden wordt overgedragen aan het remonte-depót te I'adalaiang. Een klein deel van de voormalige militaire gras landen zal nog nis onderdeel van de graslanden van het remonte-depöt gras DE LANDMACHT. 403 leveren voor de paarden in hei garnizoen Tjimahi. Hooi zal te Tjimahi niet meer worden bereid, zoodat deze bereiding thans geconcentreerd is bij het remonte depót te Padalarang. Teneinde tegemoet te komen aan de vaak geuite klacht, dat de sergen kleeding voor de laag gelegen garnizoenen te warm is, werd bepaald, dat de militairen beneden den rang van onderofficier op Zon- on feestdagen naar verkiezing de kleine tenue a (attilla, enz.) of de kleine tenue c (grijsgroene kleeding) mogen dragen. Voor de dienstplichtigen werd de blauwe sergen uniform afgeschaft. De in 1930 aangevangen zeer belangrijke prijsdaling van vrijwel alle levens middelen kwam in sterke mate tot uiting bij de in 1932 gesloten contracten. De daarbij voor 1933 bedongen prijzen zijn veel lager dan die, welke hebben gegolden voor 1932. Deze prijsdaling heeft weerslag gevonden in de voeding gelden. Militair geneeskundige diemi Ofschoon in bevredigende mate is gebruik gemaakt van de tijdelijk bestaande mogelijkheid om voortijdig te worden ge pensionneerd, zal het toch nog geruimen tijd duren alvorens het als gevolg van formatie-inkrimping ontstane overcompleet aan officieren van gezondheid geheel zal zijn opgeheven, oindai het aantal officieren van gezondheid gestadig toe neemt door afstudeering van voor die betrekking in opleiding genomen jonge lieden. De aanneming voor die opleiding heeft destijds plaats gehad op de basis van de toenmalige gemiddelde jaarlijksche behoefte aan medici zoowel voor den Militair Geneeskundigen Dienst als voor den Dienst der Volksgezondheid, doch door de formatie-verminderingen is de toeneming van het aantal medici voors hands grooter dan de behoefte. Maatregelen worden getroffen om zoowel aan reeds afgestudeerden a[ë aan nog in opleiding zijnde studenten de gelegenheid te geven, de destijds mei hen aangegane verbintenis te verbreken, zonder terugbetaling van de van Landswege \roor hen betaalde opleidings- en andere kosten. In 1932 verschenen statistische overzichten van de behandelde zieken der koloniale troepen over de jaren 1930 en 1931, waarvan dat over eerstgenoemd jaar tevens een vergelijkend overzicht geeft van den gezondheidstoestand in hel Indische leger in de laatste 10 tot '25 jaren. Militair diergeneeskundige dienst. Het hoefbeslag was gedurende 1932 over het algemeen goed. Het opgebruiken van de afgekeurde oud-model fabriekshoefijzers, waarmede einde 1931 een aanvang werd gemaakt, moest reeds na + 3 maanden worden gestaakt wegens de daarbij ondervonden nadeelen (voornamelijk het ontstaan van brokkelhoeven) als gevolg van de vele, niet geheel te verhelpen gebreken. De voeding en de voedingstoestand der leu an liet over het geheel niet te wenschen over. De vermindering van het hooirantsoen met £ kg voor alle categorieën van legerpaarden leverde in de praktijk geen bezwaren, daar zoowel het rantsoen gras als hooi nog zeer ruim gesteld is met het oog op het bestaand gebrek aan kalk en andere mineralen in dit product van sawah-cultuur. Door toevoeging van krijtwit aan de voeding werd de verhouding der minerale bestand deelen in het voedsel met succes gecorrigeerd. Topografische dienst. De verrichtingen van den topografischen dienst worden besproken bij de behandeling van de bescherming van het grondbezit in hoofd stuk V, af deeling H. Oefeningen. Evenals het vorig jaar werden in 1932 de oefeningen en cursussen in beginsel gehouden overeenkomstig de bestaande voorschriften. UU zuinigheidsoverwegingen werden echter de meerdaagsche oefeningen tot lul uiterste beperkt. Zoo werden, behoudens enkele uitzonderingen, meerdaagsche oefeningen alleen door reoruten DE STAATSINRICHTING. 404 en door de kleine eenheden van de veldtroepen gehouden, laatstgenoemde boven dien alleen voor zoover zij in verband mei de primaire taak van het leger strikt noodzakelijk waren. De technische cursus voor de mitrailleur-officieren aan de werkplaatsen voor draagbare wapenen, zoomede de onder leiding van de divisiee.oniiiiaiidanten te houden schietoefeningen nul mitrailleurs voor hoofdofficieren en kapiteins, kanden ook dit jaar door gebrek aan fondsen niet plaats hebben. Voor al het niitrailleur personeel werd, evenals hei vorig jaar, slechts één centrale schietcursus gehouden. Per divisie werd slechts één tneerdaagsche tactische troepenoefening met één regiment infanterie onder leiding van den divisieeommaudant in samenwerking met andere wapens en diensten gehouden. De overige regimentsoefeningen der infanterie onder leiding van de divisiecoramandanten hadden uit bezuinigings overwegingen plaats in de omgeving van de garnizoenen. Ook de deelneming van vliegtuigen werd tot een enkele dezer oefeningen beperkt. Hoewel de oefeningen in de omgeving der garnizoenen werden verzwaard door do omstandigheid, da! de troepen, om te voorkomen dat buiten het garnizoen werd overnacht, dai in het garnizoen moesten terugkeeren en hiervoor lange marsenen hadden af te leggen, hadden zij toch een goed verloop. Aan de regimentsoefening der infanterie onder leiding van den divisie commandant in de omgeving van Malang werd bovendien deelgenomen door het korps barisans van Bangkalan en een compagnie mariniers. Oefeningen in af wisselend terrein in het verband der divisie werden alleen door het Iste regiment artillerie gehouden in de omstreken van Serang. Geneeskundige oefeningen in troepenverband vonden wederom plaats in de omgeving van Weltevreden, Tjimahi, Magelang en Mulang, waarbij o.a. beoefend werden: eerste hulj> op bet gevechtsveld, vormen van gewondennesten, afvoer naar de hulpverbandplaats, dienst op de wagenplaatsen, oprichten van een dienst op de verschillende afdeelingen van de hoofdverbandplaats. Te Tjimahi werd ook de werking van een hoofdverbandplaats gedurende den nacht beoefend. Ook dit jaar werd voor kapiteins, die niet bij de troepen zijn ingedeeld, eene kaderoefening gehouden in de omgeving van Tjitjalengka onder leiding van een hoofdofficier van den generalen staf. Teneinde het aantal officieren en onderofficieren, dat vertrouwd is met de inrichting en het vermogen van den karabijnmitrailleur, te vergrooten, werd bij beide divisiën een luitenantsoursus en per regiment infanterie een kapiteins- en een onderofficierscursus gehouden in het schieten met dit wapen. Aangezien de behoefte was gevoeld om bij troepenoefeningen in de groote staven te kunnen beschikken over volwaardige stafofficieren, werden de officieren van het hoofdkantoor van den generalen staf dit jaar bij toerbeurt in een staf ingedeeld. Gezondheidstoestand en hygiënische maatregelen. De algemeene gezondheidstoestand van het leger was in 1932 gunstig. Het, ziektecijfer voor het geheele leger bedroeg 39,4 %, tegen 47,6 °/ o in 1931, welke daling voor een deel dient te worden verklaard door verminderde opname in de ziekeninrichtingen van zeer lichte patiënten. Van beri-beri kwamen vier gevallen voor, waarvan twee op Borneo en twee te Weltevreden. Van typhus werden 18 gevallen geconstateerd, tegen 17 in 1931. Het malariacijfer, zoowel van de Europeanen als van de niet-Kuropeanen, daalde in 1932 aanzienlijk, hetgeen moet worden toegeschreven aan de strenge doorvoering en uniforme toepassing der medicamenteuze prophylaxis volgens een in den aanvang van het jaar aan de officieren van gezondheid verstrekt behande lingsschema. De toevoeging van het dysenterie-vaccin aan de jaarlijksche typhus-cholera injecties gaf ook in 1932, het tweede jaar waarin deze combinatie werd aan gewend, geen opvallende daling van het aantal gevallen van bacillaire dysenterie te zien. DE LANDMACHT. 405 Instellingen en maatregelen in het belang van het stoffelijk en zedelijk welzijn van den militair. De gratificatiën, verbonden aan de medailles wegens langdurigen trouwen militairen dienst zijn met ingang van 1 Juli 1932 gehalveerd en met ingang van 1 Januari 1933 ingetrokken (I. S. 1932 n°. 233). Ondanks de bezuiniging, welke noopte tot terugbrenging van het subsidie bedrag voor de militaire tehuizen, kun in 1932 o.a. door het niet toekennen van extra subsidies voor verbetering Man bijna alle inrichtingen eene tegemoetkoming in de exploitatiekosten worden toegekend ongeveer gelijk aan die, welke in hot voorafgegane jaar was toegewezen. Ook voor do aanschaffing van lectuur voor de legerbibliotheken, alsmede voor liet onderhoud en de aanschaffing van lectuur voor ontspanningslokalen en dag verblijven en voor het beoefenen van sport werden wederom gelden ter be schikking gestold. De vaardigheidsproeven werden in 1932 uit bezuinigingsoverwegingen niet afgenomen. Volstaan werd met het afnemen van de voorproeven in de garni zoenen. Door een groot aantal militairen werd aan de gestelde eischen voldaan. Het door den Koninklijken Nederlandsch-Indischen Officiers Schermbond — welken Bond ook in 1932 geldelij ken steun werd toegekend — gehouden XVde «apenfeest, waaraan wöderoïa door oen groot aantal militairen beneden den rang van officier werd deelgenomen, stond nok ditmaal op hoog peil. Voor dit wapen feest werden o.m. door de leden van het Koninklijk Huis-,, door den Gouverneur- Generaal, door den Legercommandant en door den Commandant van de Zee macht prijzen beschikbaar gesteld. Bevorderingsregeling. In verband met de in art. 32 der Indische Staatsregeling voorgeschreven regeling van de bevordering en het ontslag van de officieren (uitgezonderd de opperofficieren) van het leger in Nederlundsch-Indië bij ordonnantie, werd in 1932 aan den Volksraad aangeboden een ontwerp-ordonnantie tot vaststelling van eene regeling van de bevordering on lul ontslag van de Europeesche en do op gelijken voet behandelde officieren van het Nederlandsch-Indische leger beneden den rang van opperofficier, zoomede de op nonactiviteitstelling van die officieren en van opperofficieren. Dit ontwerp is door den Volksraad ongewijzigd aan genomen, doch de ordonnantie was bij het opmaken van dit Verslag nog niet afgekondigd, in afwachting van de totstandkoming van een algemeenen maatregel van bestuur regelende de benoeming en het ontslag van de opperofficieren van het leger in Nederlandsch-Indië en van eene wijziging in de bevorderingswet voor de landmacht 1902. Tijdelijke afwijking van pensioenreglementen. Tengevolge van de voorgenomen reorganisatie van hei lava-leger en de ver mindering van de in de Buitengewesten gelegerde troepenmacht zou in vrijwel alle rangen èen zoodanig overcomplcet ontslaan, dat het noodzakelijk werd ge ■ld op ruime schaal de gelegenheid tot vrijwillige dienstverlating open te stellen en de mogelijkheid tot gedwongen afvloeiing te verruimen. Daartoe zijn bij Ord. van 19 Nov. 1932 (I. S. n°. 564) cenige bepalingen vastgesteld strek kende tot tijdelijke afwijking van de verschillende militaire pensioenreglementen. In hoofdzaak houden deze bepalingen in, dat: le. voor militairen, die onderworpen zijn aan een der diensttijdpensioen reglementen de minimum leeftijdsgrens is losgelaten en het pensioen wordt berekend naar een grondslag, welke gelijk is aan de hoogstgenoten maandelijksche bezoldiging, ongeacht den tijd gedurende welken die is genoten; 2e. voor militairen., die onderworpen zijn aan een der rangspensioenregle menten, de eisch is vervallen, dat tenminste twee jaar werkelijken dienst in een DE STA \Tsi\i:n iniM.. 406 rang moet zijn vervuld om aanspraak op het aan dien rang verbonden pensioen te kunnen doen gelden; 3e. voor militairen, die onderworpen zijn aan een der rangspensioenregle menten, de gelegenheid wordt geopend om, binnen bepaalde grenzen, vrijwillig met een evenredig pensioen het leger te verlaten indien het voor normaal pensioen vereischt aantal dienstjaren nog niet is bereikt. Korpsen niet rechtstreeks tot het leger behoorend. Omtrent nadere wijziging en aanvulling van de reglementen voor de korpsen barisan van Madoera en voor het lesioen van Mangkoe Nasroro te Soerakarta zie men Bb. nos. 12845, 12879 en 12932. De voorschriften omtrent de verantwoording, enz. van en het te houden toe zicht op de wapening, de munitiën en de verdere tot het materieel der artillerie behoorende voorwerpen der als zoodanig erkende vrijwilligerskorpsen zijn gewijzigd (zie Bb. n°. 12891). Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek. In den loop van 1932 zijn in liet Koninklijk Koloniaal Militair Lnvalidenhuk op Bronbeek nabij Arnhem opgenomen 27 oud-militairen (25 uit Oost-Indië en 2 uit West-Indië) en zijn uit de Bterkte afgevoerd 29 man (12 wegens overlijden en 17 die op verzoek of om andere reden ontslagen zijn). Dientengevolge telde het gesticht einde 1932 104 verpleegden (25 gegradueerden en 79 minderen), tegen 106 verpleegden (28 gegradueerden en T.s minderen.) einde 1931. Gerekend over het geheole jaar, huisvestte het gesticht in 1932 gemiddeld 103 man per dag. In rle ziekeninriohting waren, bij het einde van elk kwartaal van 1932, in verpleging achtereenvolgens 20, 22, 22 en 25 man. Met de vervulling van verschillende betrekkingen waren einde 1932 belast 11 verpleegden, onder wie 7 gegradueerden. De uitgaven voor het invalidenhuis bedroegen in 1932 f 100 243 of — na aftrek van de ten bate van lu-t gesticht ingehouden gagementen en pensioenen ad [ 47 059 — f 53184. Hl I WI'MMKN \I:K \ . 407 I. DE LANDSDIENAREN. Gedurende LÖB2 is voortgegaan met het treffen van verschillende maat regelen, eénerzqds tol inkrimping en versobering van de personeelsformaties, anderzijds tot vermindering van de door de Lanosdienaren individueel genoten inkomsten. 1. Personeelsversobering. Afvloeiing en formatie-inkrimping. Bij het op blz. 'Ml van het vorig Verslag o.m. vermeld regeeringsrondschrijven van 30 October L9Bl werd als beginsel aan genomen, dut daar. waar beperking van personeel mogelijk is, de gehuwde ambtenaressen niet-kostwinsters in ie eerste plaats voor ontslag in aanmerking komen, waarbij evenwel geval voor geval op zien zelf zou moeten worden beoor deeld. Deze gedragslijn is hij regeeringscirculaire sran 28 Mei L 932 verscherpt in dien zin, dat gehuwde ambtenaressen niet-kostwinsters in beginsel voor afvloeiing in aanmerking behooren te komen, niet alleen wanneer inkrimping van personeel mogelijk is, maai 1 nok wanneer zij kunnen wolden vervangen door wachtgelders of door personeel dat elders kan worden gemist, waarbij evenals te voren geval voor geval op zich /.elf /al zijn te beoordeelen. Op dezen regel is alleen uit zondering toegelaten in geva] de belangen van den dienst ernstig zouden worden geschaad. Blijkens laatstbedoelde circulaire achtte de Indische Regeering het voorts uit een maatschappelijk oogpunt niet juist om als vaste regel aan te nemen, dat lijdelijke Landsdienaren, waaronder zich tal van gehuwde kostwinners bevinden, eerder voor ontslag in aanmerking dienen te gebracht dan de gehuwde vrouwen niet-kostwinsters. Geval voor geval zullen de omstandigheden de volg orde ten deze moeten bepalen. Overigens werden aan de in het vorig Verslag genoemde crisismaatregelen iet afvloeiing en formatie-inkrimping geen nieuwe toegevoegd. Een globaal overzicht van de met die maatregelen in de afgeloopen jaren bereikte resultaten kan ■worden verkregen door het totaal aantal op-wachtgeld gestelden en gepensionneerden en de daardoor verkregen besparing over de ver schillende jaren van de bezuinigingsperiode met elkaar te vergelijken. Hiertoe kunnen de volgende overzichtstaatjes dienen. Totaal aantal wachtgelders op 1 Januari. 1930 1931 1932 1933 222 237 522 3248 Besparing op de activiteitsbezoldigingen door opwachtgeldstelling op 1 Januari. 1930 1931 1932 1933 f 375 266 f 387 442 f 605 709 f 3 117 356 Totaal aantal gepensionneerden. 1930 1931 1932 1509 2304 4490 Verschil tusschen het bedrag der laatstgenoten bezoldigingen en dat der pensioenen. 1930 1931 1932 I' 2 637 864 f 4 652 664 f 8 877 060 DX STA \TSIXkIi ■|ITIN(i. 408 Formatiebeperking. De blijkens de begrootingsforinatie op 1 Januari 1933 sedert 1 Januari 1931 bereikte inkrimping van het personeel in actieven dienst, verdeeld over de A-, B- en C-groepen van de 8.8.L. (hieronder begrepen de bijzondere regelingen), bedroeg onderscheidenlijk + 7, 12i en %. Stopzetting van de opneming van tijdelijk personeel in vasten dienst. De voorschriften in de regeeringscirculaires van 17 November 1931 (Bb. n°. 12735) en 15 September 1932, welke respectievelijk alleen betrekking hebben op stop zetting van de opneming in vasten dienst van tijdelijk Europeesch personeel en van de vóór 1 Februari 1925 niet voor vast aangestelde Inlandsche burgerlijke landsdienaren, zijn sedert nog verscherpt. Bij het regeeringsrondschrijven van 17 Mei 1933 is namelijk bepaald, dat voorshands geen personeel meer in vasten dienst van het Land zal mogen worden opgenomen en dat bij alle verdeie aan stellingen, onverschillig van welk personeel (uitgezonderd de in vasten dienst uit Nederland uitgezonden krachten), duidelijk tot uiting moet komen, dat deze worden beschouwd als te zijn van tijdelijken aard. Opzeggingstermijnen in acht te nemen bij ontslag van overtollig tiidelijl; personeel. Bij het regeeringsrondschrijven van 5 Augustus 1982 ( Bb. n°. i 2865) is bepaald, dat ten aanzien van ambtenaren in tijdelijken dienst, voorzoovei zij na ontslag uit hun betrekking wegens overtolligheid geen geregelde inkomsten uit de schatkist zullen trekken of bij hun ontheffing door bijzondere uit hun verband voortvloeiende regelingen niet reeds geldelijk worden tegemoel ge komen, dezelfde opzeggingstermijnen in acht worden genomen, welke in de Ord. in I. S. 1932 n°. 98 voor particuliere werkgevers zijn voorgeschreven, namelijk ten minste één maand, vermeerderd met één maand voor elk vol jaar dienst, tot ecno maximum verlenging met drie maanden. Voor degenen onder bedoelde tijdelijke landsdienaren, die op het tijdstip van hun ontslag twee of meer jaren in dienst zijn geweest, beteekent deze regeling dus eene verruiming van den iv Bb. n°. 10(519 voorgeschreven uniformen opzeggingstermijn van twee maanden. Onderstandsrcgeiing in Bb. nos. 12622 en 12623 voor tijdelijk personeel, dat wegens overtolligheid is ontheven, lief in deze regeling o.m. gesteld criterium van een ..ononderbroken" tijdelijken diensttijd van 10 jaren is bij de boven genoemde in Bb. n°. 12865 opgenomen circulaire verruimd in dien zin, dat de diensttijd voorafgaande aan eene onderbreking voor de berekening van genoemden termijn kan medetellen niet alleen — zooals tevoren reeds was bepaald — wanneer die onderbreking het gevolg is geweest van eene ontheffing wegens ziekte, maar ook wanneer zij is veroorzaakt door eene ontheffing van de werk zaamstelling wegens „overtolligheid". Overtocht van wachtgelders naar Europa óp Uotten run liet Land. Teneinde de ambtenaren, die tengevolge van de, crisis uit den actieven dienst moeten worden ontslagen, in staal te stellen den wachtgeldtijd desgewenschi in Europa door te brengen is bij règeeririgseiwrulaire \.-m s Juli 1982 (Bb. n°. 12850) vast gesteld, dat onder bepaalde voorwaarden aan wachtgelders op 's Lands kosten overtocht naar Europa kan worden verleend. Deze regeling geldt in de eerste plaats voor wegens overcompleel buiten werkelijken dienst gestelde Europeesehe ambtenaren nut ten minste 12. 1 , jaar voor pensioen geldenden diensttijd en een leeftijd van 40 jaar, indien herplaatsing gedurende den wachtgeldtijd niet is te verwachten, ook niei in eene lagere lunet ie, welke hun redelijkerwijs — dit begrip is door de Regeering in een uadei rondschrijven gedefinieerd — kan worden opgedragen. De betrokkenen van hun kant moeten voor het, verkrijgen van de ver gunning eene verklaring afleggen, waarin zij afstand doen van alle rechten op vrijen overtochl, waarop zij na lum pensipnneering aventueel nog aanspraak zouden kunnen maken. DE LAXDSIMKXAKK.Y. 409 Tijdens hun verblijf in Europa genieten de hierbedoelde ambtenaren het normale wachtgeld bij ontslag wegens overcompleet ten hoogste voor den duur van 5 jaar. Aangezien de tijd, onder het genot van wachtgeld in Europa doorgebracht, voor de berekening van den voor Indisch burgerlijk pensioen geldenden diensttijd slechts voor de helft in aanmerking komt, zullen de wachtgelders, die nog niet den voor normaal pensioen vereisehten diensttijd hebben, dien diensttijd bij verblijf in Europa later bereiken dun bij verblijf in Endië. Om nu te voorkomen, dat door den langeren tijdsduur van het wachtgeld de inkomsten van de betrokkenen belangrijk zooden uitgaan boven het pensioen, dat hun bij verblijf in Itulië reeds zou zijn toegekend, is hij punt II van G. B. 8 Juli 1932 n°. 21 (I. S. n". .-582) de wachtgeldregeling in 1. S. 1925 n°. 99 in dier voege aangevuld, (hit liet wachtgeld of non-activiteitstraktement van de landsdienaren, die buiten Nederlandsen-]ndië verblijven, zal worden terug gebracht tot 40 % van de activiteitswedde, van het tijdstip af, waarop zij, zoo zij in Indië waren gebleven, recht zouden hebben gekregen op normaal pensioen, dan wel, na het bereiken van den 55-jarigen leeftijd, verminderd pensioen. De hier besproken overtocht naar Europa op kosten van het Land kan in de tweede plaats worden verleend aan jongere wachtgelders die, voor zoover zij nog geen aanspraak op buitenlandeen verlof kunnen doen gelden, kunnen aantoonen een persoonlijk belang bij het verblijf in Europa te hebben. Tevens moet in die gevallen vaststaan, dat met het oog op de geringe kans van eene spoedige herplaatsing het dienstbelang zich tegen het verlaten van Indië niet verzet. Deze jongere wachtgelders moeten ter verkrijging van meerbedoelde ver gunning eene verklaring afleggen, waarin zij er mede instemmen, dat het verblijf in Europa in de plaats treedt van het buitenlandsch verlof, waarop zij — waren zij in Indië gebleven — t.z.t. aanspraak zouden hebben verkregen en voorts dat na terugkeer in Indië het tijdvak, waarna wederom aanspraak op buitenlandsch verlof wordt verkregen, zal worden verlengd met den tijd, die de betrokkenen op het tijdstip van hun vertrok naar Europa nog hadden moeten doordienen om aanspraak op buitenlandsch verlof te krijgen. Bij K. B. 23 Sept. 1932 n°. 31 (Bb. n°. 12905) is eene algemeene machtiging verleend voor het verleenen van vrijen overtocht naar Nederland aan wacht gelders. 2. Vermindering van de individueele inkomsten, welke de ambtenaren van den Lande genieten. Bezoldiging. Zooals in het vorig Verslag reeds is medegedeeld, zijn de wedden en andere inkomsten van het burgerlijk personeel met ingang van 1 Januari 1932 tijdelijk met 10 % verlaagd. De hiermede beoogde bezuiniging, welke voor 1932 was geraamd op 19.5 millioen gulden, is ten volle bereikt. In de Financieele Nota bij de begrooting 1933 stelde de Indische Eegeering eene verdere bezuiniging op de inkomsten der landsdienaren in het vooruitzicht, van 21 millioen gulden, welke zou kunnen worden bereikt door invoering met ingang van 1 Januari 1933 van de toen reeds in bewerking zijnde algeheele salarisherziening. Toen dit laatste niet mogelijk bleek, zag de Eegeering — die in ieder geval aan in het vooruitzicht gestelde verdergaande bezuiniging wilde vasthouden — zich genoodzaakt het percentage van de salariskorting met ingang van laatstgenoemden datum mei 7 ",, te verhoogën. Deze nieuwe salariskorting van 17 "„ is geregeld hij (i.B. 17 Dec. 1932 n°. 1 (I. S. n u . 593). In dit besluit, hetwelk in opzet overigens niet afwijkt van dat waarbij de 10 % korting werd vastgesteld (I, S. 1931 n°. 475), is de laagste grens van salarissen waarop de volle korting kan worden toegepast verlaagd van f5O tot f 35. De degressie in de korting op salarissen van laatstgenoemd bedrag en daarbeneden is geregeld in een afzonderlijk kortingsschema, hetwelk als volgt is samengesteld. DE FINANCIËN DEB PROVINCIES, BNZ. 41 uitgevoerd. Slechts werken, die uit sociaal oogpuni urgent zijn, b.v. reliefworks, dan wel rendabele werken, bleven op hel programma staan. Ten aanzien van bei wegenonderhoud volstonden de locale gemeenschappen in hei algemeen mei het onderhoud van de wegen. Zware herstellingen en andere kostbare werken weiden zooveel mogelijk uitgesteld of in langzaam tempo uitgevoerd, terwijl aanleg v»n nieuwe wegen werd beperkt. Hoewel in de financieele verhouding tussehen hel Land én de autonome gebiedsdeelen belangrijke «i ■ a werden aangebracht en zelfa ten aanzien \.-in verschillende ressorten de vaste Landsbijdragen geheel werden ingetrokken — hetgeen vooral ten aanzien van de gemeenten (de oudste gedecentraliseerde eenheden) mogelijk bleek —. werd hierin niettemin geen principieele verandering gebracht. I'it deze kortingen op de Landsbijdragen, welke dikwijls zeer belang rijke bedragen betreffen, is wel gebleken hoe verrassend snel de locale lichamen zich hebben aangepast. Naast, eene daling van eigen inkomsten bleken de meeste, in naar verhouding belangrijke mate. de Landsbezuinigingen, v.z.v. de/e zich o.a. uitten in vermindering van de Landsuitkeeringen en subsidies, te kunnen opvangen, terwijl thans verscheidene gemeenten haar huishouding geheel op eigen kracht drijven. De ..Commissie voorde financieele verhouding tussehen hei Land, provincies, regentschappen, gemeenten en andere locale ressorten" - zie Verslag 1925, kol. 69 — kwam in 1932 met haai- taak: gereed. Haar verslag, hetwelk inmiddels is gepubliceerd, bevat een reeds van voorstellen welke in hoofdzaak beoogen om voor de lagere gemeenschappen te breken mei hei stelsel der bestaande vaste uitkeeringen en zooveel mogelijk ook mei de toekenning van subsidies, doch in de plaats daarvan deze gemeenschappen voortaan hunne inkomsten te doen vinden uit eigen belastingen, waarover zij gedeeltelijk door overdrachi van Lands belastingen de beschikking zouden krijgen, zoomede uil aandeelen in de opbrengst van Landsheffingen. Van behandeling van het verslag der genoemde commissie is voorshands afgezien in verband mei de huidige tijdsomstandigheden. Bij <!. IS. 8 Maart 1932 n". 24 is de commissie ontbonden. In 1932 werden door de zelfstandige gemeenschappen verschillende geld leeningen gesloten. Van de. provincie Oost-Java werden drie leeningen bij ordon nantie bekrachtigd, een groot f 370000, rentende 5% maximaal, waarvan de opbrengst zal worden aangewend voor aanlegkosten van een eleotriciteitsbedrijf te Bangkalan, Sampang en Soemenep (Ord. van 24 Mei I<).'!2. I. S. n". 223), een groot f 340000. rentende •"■",, maximaal, en aan fee gaan tegen een minimum uitgiftekoers van 98 ",,, waarvan de opbrengst zal worden aangewend tol kapitaals ekking aan de waterleidingbedrijven Zuid-Soerabaja Bangkalan en Loema en hei electriciteitsbedrijf te Pamekasan (Ord. van 8 Juni L 932, I. S. n°. 234), welke leening tot dusver nog niei weid geplaatst, en een, grooi E 288000, tegen een maximale rente van 6 % en een uitgiftekoers van minstens 95%, welke leening strekt ter vervanging van de reeds in het vorig Verslag besproken leening ten behoev. me drinkwaterleiding te Djember (Ord. van 2-i Nov. 1932, J. S. n". 569). Tol hei aangaan van deze laatste leening moest de provincie Oost-Java overgaan, aangezien hei niet mogelijk bleek de oorspronkelijke leening te plaatsen tegen de daarbij bepaalde voorwaarden van een maximale rente ran o °/ o en een uitgiftekoers van ten minste 98%, Sedert heefi de provincie de nieuwe leening gesloten bij de Civiele Pensioenfondsen tegen eene rente van 6 % en een uitgiftekoers van 99 %. Tussehen het Nederlandaehe en Indische stelsel van locale belastingen bestaai een belangrijk verschil. In de Ncdcrlandsche provinciale, wet (tweede af deeling, hoofdstuk 11. j 2) en de gemeentewet (tweede afdeeling, titel VI) zijn algemeene regelen gegeven voor de belastingheffing door provincies en gemeenten, waarbij de belastingen, die door deze gemeenschappen mogen ~vvorden geheven, mei name zijn opgesomd en ten opzichte van elk dier belastingen richtlijnen mei betrekking tot de grondslagen. DE STA \TSI.\IiH 111 I \i, 410 Inkomsten Verlaging f 15 en lager geen meer dan fl5 tot en met f2o f 1,50, met dien verstande, dat de inkomsten niet verder worden teruggebracht dan tot f 15, — ~ ~ 20 ~ ~ ~ 25 2,50, idem tot 18,50 „ „ 25 , 30 3,50, ~ ~ 22,50 „ „ 30 ~ ~ ~ 35 s—, ~ ~ 26,50 ,■ ~ 8S 17%, ~ , 30,— Bij G.B. '27 Deo. L 932 n°. Iz (I. S. n". 640) kwam eene regeling tot stand nopens de tijdelijke verlaging mei ingang van 1 Januari 1983 eveneens met .17% van <le inkomsten van de to< 11*.■ t Departement van Oorlog behoorende militaire en burgerlijke. Landßdienarec alsmede van bet personeel, behoorande tot het Legioen van Mangkoe Nagoro te Soerakarta en tol de Korpsen Barisan van Madoera. Bij K. B. 21 Jan. 1933 n°. 15 werd de salariskarting voor hel Europeesch marinepersoneel in Indië met ingang van 1 Februari d.a.y. nader rastg op 17 % voor de officieren met 10 en meer dienstjaren en op 14 % voor de overige officieren en de militairen beneden den officiersrang, mei dien verstande dat de korting niet wordt toegepast op hen, wier inkomsten binnen de keev kringen gelijk zijn aan of minder dan het hun buiten de keerkringen toekomend salaris vermeerderd met 10 % en dat de inkomsten van hen, die meer genieten dan laatstbedoeld bedrag niet verder zullen dalen dan tot dit bedrag. Van de geschetste verhooging van het kortingspercentage werd, berekendover ren vol jaar. eene u itüaveii verminileniii: verwacht van f 17.2 millioen. Bij Ord. van 18 April 1932 (I. S. n°. 166) — bekrachtigd bij K. B. 16 Juli L 932 n°. 131 (N. 8. n°. 357, I. S. n°. 477) — is bepaald dal waar in bij Kon. besluiten en ordonnantiën vastgestelde reglementen en gegeven voorschriften, sprake is van bezoldiging of met bezoldiging overeenkomende inkomsten j daar onder bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen worden verstaan de onverminderde bedragen, waarop deze bezoldigingen en deze inkomsten in de afzonderlijke inkomstenregelingen der zelfstandige gebiedsdeclen zijn of zullen worden gesteld. In April 1932 werd eene commissie voor de salarisherziening ingesteld (zie de noot op blz. 375 van het Verslag 1932). De door de commissie ingediende uit gewerkte voorstellen waren bij het opmaken van dit Verslag in overweging bij het Opperbestuur. Wachtgeld en nonactiviteitstraktement. Behalve de hiervóór reeds genoemde wijziging welke bij G.B. 8 Juli 1932 n°. 21 (I. S. n°. 382) werd aangebracht in verband met de in Bb. n°. 12850 opgenomen regeling, krachtens welke aan over complete oudere ambtenaren kan worden vergund op 's Lands kosten naar Nederland terug te keeren en aldaar in afwachting van hun pensionneering wachtgeld te genieten, is de wachtgeldregeling in I. S. 1925 n°. 99 in 1932 nog op een ander punt gewijzigd. Bij G.B. 15 Maart 1932 n°. 28 (I. S. n°. 105) is namelijk bepaald, dat gehuwde ambtenaressen-niet kostwinsters, die wegens overcompleet uit hare betrekking zijn ontslagen, slechts gedurende een tijdvak van ten hoogste één jaar wachtgeld zullen kunnen genieten. Sedert zijn bij G.B. 31 Mei 1933 n°. 8 (T. S. 257) nog eenige ingrijpende wijzigingen aangebracht. In de eerste plaats is het wachtgeld gedurende de eerste 2 jaar ld op 60 % van de laatstgenoten activiteitsbezoldiging. Het wachtgeld van 80 %, het welk te voren gedurende de eerste drie maanden werd genoten, kan volgens de nieuwe regeling alleen nog worden toegekend gedurende de maanden, welke vallen binnen den termijn van vier maanden nadat den Landsdienaar ontslag uit de betrekking wegens overtolligheid is aangezegd. DE LA.WÜSÜIENAKEN. 411 Verder zijn hel wachtgeld en het nonactivitei-tstraktemeni in Europa over de hoogere traktementen verminderd in dien zin, dat van het gedeelte van de activiteitsbezoldiging boven f 1000 's maands slechts 40 ",, kan worden genoten. Wanneer echter het wachtgeld 80% van di eerst* f 10Ó0 activiteitsbezoldiging bedraagt, wordt van hel daarbovénuitgaand bedrag <>0 °/ o genoten. Tevens is aan de wachtgelden — behalve in de gevallen, waarin 80 % wordt genoteta — als mede aan de nonactiviteitstraktementcn een algemeenc limiet gesteld in dien zin dat het wachtgeld c.g. nonactiviteitstraktement in de eerste - jaar hoogstens E 900, daarna hoogstens f6OO 's maands mag bedragen. Tenslotte is eene speciale regeling getroffen, teneinde te voorkomen, dat de in Indië verblijvende ambtenaren, die tijdelijk in dienst van autonome ressorten zijn werkzaam gesteld, aan wachtgeld en belooninj: van hun ten behoeve dier ressorten gepresteerde diensten in totaal meer zouden verdienen dan /.ij uil hoofde van Inm laatstbekleede betrekkingen uit 's Landskas zouden ontvangen, waren zij in actieven dienst gebleven. Verlofbezoldiging. In verband met de omstandigheid, dat de daling van de kosten van het levensonderhoud in Nederland zich nog in beduidende mate had voortgezet en deze in West-Europa icds alom tot verlaging van de inkomsten van liet Overheidspersoneel had geleid, is de Regeering bij de reeds in het vorig Verslag vermelde Ord. van 25 Juni 1932 (I. S. n". 368), mei ingang van 1 Juli d.a.v. er toe overgegaan de korting op de verlofsalarissen voor alle Landsdienaren van 5 tot 10 % ie verhoogen. Sedert is het kortingspercentage der verlofaalariseen — evenals dat der aotiviteitsbezoldigingen — met ingang van 1 October 1938 nog verhoogd tot 17 % (Ord. van 26 Juli 1933 in I. S. n°'. 313). Standplaatstoelagen. Met ingang van 1 Juli L 982 zijn de standplaats toelagen krachtens G.B. 18 Nov. 1931 n°. 18 (T. S. n". 463) sterk gereduceerd (vgl. blz. 376 en 377 van het vorig Verslag). Teneinde de besparing van "21 millioen gulden ■ — welke in 1933 met do her ziening van het bezoldigingsstelsel zou zijn bereikt, indien deze nog daarvóór had kunnen zijn ingevoerd — toch zooveel mogelijk te benaderen moest einde 1932 worden besloten ook op de standplaatstoelagen opnieuw te bezuinigen, hetgeen met het oog op de verdere daling van de kosten voor levensonderhoud mogelijk werd geacht. Ter uitvoering van deze beslissing is bij G.B. 1(3 Juni 1933 n°. 18 (I. S. n°. 276) de standplaatstoelageregeling met ingang van 1 Juli 1933 in dier voege gewijzigd, dat sedert nog slechts op enkele in dit besluit met name genoemde zeer dure plaatsen in de Buitengewesten eene standplaatstoelage van 5 % met een maximum van f 25 gehandhaafd bleef. Toelagen voor bijzondere ambtskostcn (ambtstoelagen). Ook deze aan de bezoldiging van bepaalde betrekkingen inhaerente toelagen zijn geleidelijk in zeer sterke mate gereduceerd. Voor de in het vorig Verslag (blz. 377) omschreven drie categorieën is liet kortingspercentage bij G.B. 19 Mei 1932 n°. lz (I. S. n°. 220) met ingang van 1 Juli 1932 reeds verhoogd onderscheidenlijk tot 25 °/ o voor de eerste twee en tot 50 % voor de derde groep. Sindsdien zijn de ambtstoelagen bij G.B. 19 Dee. 1932 n°. 27 (I. S. n". 597) en 16 Juni 1933 n°. 17 (I. S. n°. 275) nog verder teruggebracht en wel voor be doelde groepen onderscheidenlijk met ingang van 1 Januari 1933 tot 70 en 40 % en met ingang van 1 Juli d.a.v. tot 40 en 20 % van de oorspronkelijke bedt De K. Bn. 23 Nov. 1931 n". 39 en 5 Jan. 1932 n°. 47 betreffende de korting op de bezoldigingen en toelagen voor bijzondere ambtskosten van den vioe-presi dent en de leden van den Eaad van Nederlandsch-Indië, van den voorzitter van den Volksraad en van den voorzitter en de leden van de Algemeene Rekenkamer zijn opgenomen in I. S. 1932 n°. 59. Dienstbelang- en Boven-Digoel-toelagen. Zooals uit het vorig Verslag (blz. 378) is gebleken, zijn deze toelagen bij G.B. 30 Juli 1932 n°. 3 (I. S. n°. 416) DE STA VTSINBICHTING. 412 tnet ingang van 1 Augustus d.a.v. met 10 % verminderd. Dit percentage is sedert bij G.B. 3 Juni 1933 n°. 19 (I. S. n°. 264) met ingang van 1 Juli d.a.v. verhoogd tot 17 %. Andere bijzondere inkomsten en toelagen. In 1932 is ook in deze bijzondere inkomsten — zoonis in het vorig Verslag werd medegedeeld — waar mogelijk vermindering gebracht. Mei name worden hier genoemd de toelagen wi gemis van of wegens onvoldoende particuliere praktijk aan Gouvemei (Indische) artsen, officieren van gezondheid en beroepsassistenten bij de G< kundige Hoogeschool, welke toelagen bij G.B. 27 Juli 1933 n°. 50 (I. S. n°. 321) met ingang van 1 September L9BB zijn teruggebracht tol zoodanige bedragen. dat hier praktisch van „halveering" kan worden gesproken. De gereduceerde bedragen worden echter niet meer met 17 ",, gekori De toelagen wegens onvoldoende particuliere praktijk voor officieren van gezondheid zijn bij bedoeld besluit geheel afgeschaft. Bij G.B. 14 Mei 1932 n°. lz (I. S. n°. 2Ï7 en Bb. n°. L 2817) is bepaald, dat de studietoelagen en studiebijdragen voor in Nederland studeerende candidaat ambtenaren en ambtenaren voor den Indischcn dienst gerekend van 1 Apri! 1932 in Nederland zullen worden vastgesteld, en dal de studiebeurzen door den Gouverneur-Generaal aan in Nederland studeerende Indische jongelieden toe gekend, gerekend van dien datum, met 10 % worden verminderd. Kindertoeslag. Ten einde de vermindering van inkomsten tengevolge van de met ingang van 1 Januari 1933 ingevoerde 17 % salariskorting voor de grootere gezinnen eenigszins te verzachten, is bij hetzelfde besluit, waarin die korting is geregeld (I. S. 1932 n°. 593), eene mildere regeling van de kindertoelagen inge voerd. Terwijl namelijk tevoren ingevolge do „standplaats- en kindertoelage regeling 1927" alleen kindertoelage kon worden toegekend in den vorm van een extratoeslag op de standplaatstoelage aan Landsdienaren met 5 of meer kinderen (van wie minstens twee schoolgaand), bepaalde de met ingang yan 1 Januari ingevoerde nieuwe regeling, dat, los van de standplaatstoelage, aan alle Lands dienaren, die drie of meer kinderen hebben, voor elk schoolgaand kind een kinder toelage kon worden verleend. Deze toelage bedroeg 2 % van de maandelijksche bezoldiging tot een maximum van f 10 's maands voor één schoolgaand kind, 4 % tot een maximum van f 20 's maands voor twee schoolgaande kinderen, 5 % tot een maximum van f 25 's maands voor drie schoolgaande kinderen, 6% tot een maximum van f3O 's maands voor vier schoolgaande kinderen en 7 % tot een maximum van f 35 's maands voor vijf of meer schoolgaande kinderen. Deze regeling is bij G.B. 17 Febr. 1933 n°. 23 (I. S. n°. 78) met ingang van 1 Maart d.a.v. nog in dien zin verruimd, dat aan de Landsdienaren met twee ot meer kinderen een kindertoelage kan worden toegekend tot een bedrag van '2 ", van de maandelijksche bezoldiging tot een maximum van f 10 per maand voor elk schoolgaand kind, met dien verstande dat voor 5 of meer kinderen een toe lage van 10 % met een maximum van f 50 's maands wordt uitgekeerd. Tegemoetkoming voor gehuwde Europeesche onderofficieren,. Ter tegemoet koming van de gehuwde onderofficieren beneden den rang van onderluitenant, die tengevolge van de 17 % korting in moeilijke omstandigheden dreigden te geraken, is bij G.B. 30 Jan. 1933 n°. 2, gerekend van den lsten dier maand. eene verlaging bewerkstelligd van de aan deze categorie militaire Landsdienaren aan het Land verschuldigde vergoeding voor huisvesting, indien hun deze vwi l.andswege woidi verstrekt, terwijl daarnaast de tegemoetkoming, welke zij krachtens G.B. 21 Nov. 1932 n". "20 gemeten, indien zij zelf in hun huisvesting moeten voorzien, nog werd uitgebreid en verhoogd. Berekening van de inhouding op traktement wegens genoten voorschot en van de tegemoetkoming in kosten voor geneeskundige behandeling en verpleging. Krachtens de regeling in I. S. 1917 n". 41 bedraagt de inhouding op traktement wegens genoten voorschot 1/8 gedeelte, indien het inkomen f 300 of minder DE LANDSDIB.VAREN. 413 bedraagt, en 1/0 gedeelte, indien het inkomen meer beloopt. Volgens G.B. 17 Maart I'.i-">2 q°. 56 zal voor de bepaling van die Eraoties kunnen worden uit gegaan van het tci&i de algemeene salariskorting verminderd inkomen. Ook bij de berekening van de tegemoetkoming in de kosten van genees kundige behandeling en verpleging behoeft krachtens (>.\l. 17 Maait L 983 n". !."> (I. S. n". 115) niet meer van lift nominaal salaris te worden uitgegaan, doch /al (ie met de crisiskorting verminderde bezoldiging als basis dienen. Andere maatregelen. BuitenlandBche verloven. In verband met de in het buitenlandsch verlof reglemenj opgenomen bepaling, dat de buitenlandsohe verloven ingaan den eersten van de maand volgende op die waarin de betrekking is neergelegd, was in de praktijk het gebruik ontstaan om reeds in een dei eerste dagen van de maand de betrekking neer te leggen teneinde zoo mogelijk nog met de eerst vertrekkende mailboot van die maand te kunnen afreizen. Het gevolg hiervan was, dat verre weg het grootste gedeelte der gouvernementspassagiers bij hun vertrek uit Indië plaats namen op de in het eerste gedeelte van de maand vertrekkende mailbooten en bij terugkeer de voorkeur gaven aan die bouten welke aan het einde der maand, waarin het verlof eindigde, in Indië aankwamen. Ter bevordering van eene gelijkmatiger verdeel ing van de verlofgangers over de aankomende en vertrekkende mailsohepen, is bij ürd. van 21 Jan. 1932 (I. S. n°. 40), met wijziging in zoover van de buitenlandsche verlofsreglementen voor burgerlijke Landsdienaren en officieren, bepaald dat het buitenlandseh verlof zal ingaan den eersten dag van de maandhelft volgende op die, waarin de betrokkene heeft opgehouden dienst te doen. In de gevallen, waarin het verlof overeenkomstig deze regeling ingaat op den zestienden dag eener maand, wordt het traktement van den betrokkene over die maand verminderd met het halve verschil tusschen activiteits-en verlof bezoldiging. Wordt in die gevallen — na terugkeer van buitenlandseh verlof — de dienst in de eerste helft ecner maand weder aanvaard, dan wordt boven het in die maand genoten verloftraktement eene tegemoetkoming uitbetaald van het halve verschil tusschen de aan het aanvaarde ambt verbonden bezoldiging en bedoeld verlofsalaris (I. S. 1932 n°. 41). Binnenlandsche verloven. Eene regeling voor het verleenen van binnenland sche verloven buiten bezwaar van het Land kwam tot stand bij G.B. 24 Juni 1932 n°. 32 (Bb. n°. 12843). Georganiseerd overleg. Eeeds lang is van de zijde der ambtenaren aan gedrongen op het scheppen van eene gelegenheid om hun wenschen inzake algemeene aangelegenheden voor den ambtenaar van belang op officieel erkende wijze naar voren te kunnen brengen. Ter tegemoetkomi ni,' aan dien wensch zijn bij de z.g. „Georganiseerd overleg ordonnantie" (I. S. i ( .t:;-J q°. 401) een aantal regelen gegeven omtrent de in stelling van eene Commissie voor Georganiseerd Overleg. Blijkens die ordonnantie heeft deze commissie tot taak van advies te dienen over aangelegenheden haar daartoe door de JRegeering voorgelegd, terwijl zij tevens bevoegd is eigener be weging haar inzichten kenbaar te maken nopens aangelegenheden van algemeen voor ambtenaren. De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en secretaris worden door den Gouverneur-Generaal benoemd, de leden en plaatsvervangende leden door de door den Gouverneur-Generaal daartoe bevoegd verklaarde centrales van vereenigingen van ambtenaren. De bepaling van de plaats van vestiging der commissie, de benoeming van haar voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en secretaris, alsmede de bevoegd verklaring van bepaalde ambtenaarsvereenigingen tot het aanwijzen van leden en plaatsvervangende leden heeft plaats gehad bij G.B. 13 Oct. 1932 n°. 37 (I. S. n°. 522). De ~Georganiseerd-overleg-ordonnantie" is 15 October 1932 in werking ge treden. DE ST\ ITS INRICHTING. 414 Bezoldiging. In bet thans oog vigeerend bezoldigingsßtelse] (Bezoldigings regeling Burgerlijke Landsdienaren L 925/1981) zijn in L 932 opnieuw een aantal wijzigingen aangebracht (zie I. S. L 932 qos. 87, 82, 100, Ll5, 192, 219, 324, 429, 588, 567, 576 en 592). Voor eenc nadere wijziging van de militaire bezoldigingsregeling 1925 (I. 8 n°. 44) zie men I. S. 1932 ~n°. 356. Pensioenen en onderstonden. Het Indisch burgerlijk pensioenreglement (J. 8. L 926 n". 550), zooals dit laatstelijk is gewijzigd (I. S. 1929 n°. -459), zoomede de Voorschriften betreffende de tóepassing van de door dal reglement vervangen reglementen en regelingen omtrent liet verleenen van pensioenen, voorzoover zij nog van Kracht blijven (1. S. 1920 n». 460) zijn bij Ordn. van 16 April 1932 (I. S. nos. 156 en 157) aangevuld in verband met de totstandkoming van het hierna te vermelden pensioenreglement voor bijzondere leerkrachten. De pensioenreglementen voor de militaire Landsdienaren (I. S. 1920 n n . 65 en 1926 n°. 551) ondergingen wijziging bij Ord. van 1:> Jan. 1982 (I. B. a°. 26), in het bijzonder ten aanzien van het gelijktijdig genot van pensioen met andere inkomsten van den Lande en met betrekking tot de tijdstippen waarop de be trokkenen zich kunnen onderwerpen aan de bepalingen van de vooi officieren en onderofficieren vastgestelde diensttijdpensioenreglementen (I. S. 1 ( .)2(> n°. 551). Overeenkomstige wijzigingen werden bij Ord. van denzelfden dag (I. S. n°. 27) aangebracht in het ~Eeglemenl op het verleenen van pensioenen en onderstanden voor ééns aan [nïandsche schepelingen, behoorende tot liet Korps büandscbe Bohepelingen bij de Koninklijke Marine" (1. S. I ' t'J7 n". 269). Bij G.B. 2 April 1982 n°. 52 (I. 8. n". 151) werden enkele urfcroeringe voorschriften in verband met bel Europeesch Locaal Mensioenreglement L 931 (I. S. 1981 n". 98) vastgesfo Ld Van de vaststelling, bij Ord'. van 1(> April 1932 (I. 8. u". 154), van het penß.ioenreglement voor bijzondere leerkrachten, waarin de aan het Indisch burgerlijk pénsi lenreglement ten grondslag liggende beginselen zooveel mogelijk zijn gevolgd, is in het vorig Verslag reeds melding gemaakt. In verband met de vaststelling van dit reglement werd bij Ord. van denzelfden dag (i. S. n°. 158) nader wijziging gebracht in de formuleering van art. 1 van de Ord. van 5 Febr. 1918 (I. S. n°. ()()), zooals dit artikel luidde ingevolge art. 1 van de Ord. van 21 Dec. 1926 (1. S. n". 554), betreffende de bevoegdheid van den Directeur van Financiën tot toekenning van pensioen op den vort van de vroegere reglementen. Voorts werden bij Kegeeringsverordening van denzelfden dag bepalingen vast gesteld, betrekking hebbende onderscheidenlijk op de verstrekking en behandeling van opgaven en inlichtingen inzake de pensioengrondslagen voor bijzondere leer krachten (1. S. 1982 n°. 159) en op de verzekering van eene richtige invordering van de ten behoeve van de eigen pensioenen van bijzondere leerkrachten ver schuldigde bijdragen (I. S. ÏU.'I'J n° 160), terwijl ten Blotte bij G.B. van den zelfden dag n". 18 (I. S. 19:!2 n". 161) nog eenige verdere voorschriften ter uit voering van bedoeld reglement werden vastgesteld, betrekking hebbende op de waardeering van hi van vrije woning en/of vrije kost bij de vaststelling van den pensioengrondslag der bijzondere leerkrachten, op de indeeling van hunne betrekkingen in pensioengroepen en op de bevoegdheid van den Directeur vnn Financiën tot fcoeki nning van pensioen op den voet van het nieuwe reglement. In meerbedoeld penßioenreglement voor bijzondere leerkrachten komt niet meer, als in de daa rvangen pensioenreglementen voor Kuropeesche parti culiere onderwijzers (I. S. 1912 n. 419) en voor Europeesche bijzondere leeraren (I. S. 1917 n°. 725), eene bepaling voor betreffende de toepasselijkheid van de bij K. B. 9 Maart 1904 n°. 44 (I. S. n°. 223) vastgestelde omlerstandsregeling op hen, die alle recht en aanspraak op pensioen hebben verloren. Zulks is thans bepaald bij eene afzonderlijke Ord. van 16 April 1932 (I. S. n°. 155). Bij K. B. 30 Maart 1932 n°. 34 (I. S. n°. 194) is de bij K. B. 26 Jan. 1929 n°. 21 (I. S. n°. 39) vastgestelde bijzondere pensioenregeling voor den Voorzitter van den Volksraad in dien zin aangevuld, dat de in het Tndisch burgerlijk ui i.wnsr.iKN;.\i!i-;.\. 415 pensioenreglemeni gestelde leeftijdéisch ten aahziëri van deze* hoofdambtenaar buiten toepassing blijft. Bij R.V. van 7 Juli 1932 (I. S. n°. 380) en bij G.È. van dienzelfden dag n°. 30 (I. S. n". 381) zijn voorschriften vastgesteld ter uitvoering van hel ut o]) liet verleent'ii van pensioen aan weduwen van niet-Europeesche bi lijke ambtenaren (I. 8. 193] n°. 173). Pensioenfondsen en Wet&uwen* ew Weegenfondsen. Bij G.B. 26 Jan. 1932 ii°. 34 (Bb. n°. 12762) en bij G.Bj 2 Maart L 982 n". SI (Bb. v:: L 2783) is aan teekening gehouden van de door de Directie van de Pensioenfondsen voor de Koloniale Landsdienaren en Locale ambtenaren vastgestelde instructies voor de beheerders van onderscheidenlijk de civiele en de militaire pi nsioen- en weduwen en w eezenfondsen. Bij G.B. 26 Jan. L 982 n°. 35 (Bb. n°. L 2763) en bij G.B. 2 Maart 1932 n°. 32 (Bb. n°. 12784) zijn regelen vastgesteld betreffende de organisatie van hel beheer en de positie van hel personeel van onderscheidenlijk de burgerlijke en de militaire pensioen- en weduwen- en weezenfondsen. Bij G.B. 26 Jan. 1932 n°. 36 (Bb. n°. 12764) en bij G.B. 2 Maart 1932 n°. 33 (Bb. n". 12785) zijn voorschrift* en voor hel toezichi door commissarissen op hei beheer in Nederlandsch-Indië van onderscheidenlijk de burgerlijke en de militaire pensioen- en weduwen- en weezenfondsen. Bij G.B. 5 Febr. 1932 n°. L 6 (Bb. n°. 12772) zijn regelen vastgesteld voor liet aangaan van geldleeningen door de burgerlijke pensioenfondsen aan locale on autononu gebiedsdeelen. Bij K. B. 11 Mei 1982 n°. 20 (I. S. n°. 879) heefl in verband met de tot stamlkorning van hei pensioenreglement voor bijzondere leerkrachten (I. S. L 982 n". L 54) eene herziening plaats gehad van de bij K. B. 25 Sept. 1919 n°. 7! (I. S. n°. 818) vastgestelde regelen betreffende hel deelgenootschap van deze leerkrachten in hei Weduwen- en Weezenfonds van Kuropeesche burgerlijke ambtenaren, terwijl bij rondschrijven van den Directeur van Financiën van 12 Juli 1932 (Bb. n°. 12866) eene regeling is vastgesteld voor de inning van de contributies, welke die Leerkrachten aan dal fonds en aan de eigen pensioen fondsen verschuldigd zijn. Landsdienaren buiten werkelijken dienst en de schulden aan den Lande van. gewezen Landsdienaren. Voor gegevens betreffende deze onderwerpen wordt verwezen naar deel 11 van dit Verslag. Overtocht. Bij K. B. 5 Febr. 1932 n°. 28 (Bb. n°. 12797) is eene algemeene regeling vastgesteld voor de toekenning van tegemoetkomingen ingeval, ten gevolge van verlaging van de passagetarieven der stoomvaartmaatschappijen en of van eene wijziging van de rangschikking in klassen van landsreizigers, slechts gedeeltelijke restitutie van passagekosten wegens vooruitzending van gezinsleden van Nederlandsch-Indië naai Nederland kan plaats hebben. Keuring. Een keuringsraad is ingesteld te Denpasar (res. Bali on Lombok) (Bb. n°. 12887). DienBtautomobielen. Een reglement op de aanschaffing, hel beheer en de exploitatie van dienstautomobielen (Landseigendom) , in gebruik bij de onder de Departementen van A Bestuur ressorteerende diensten en bedrijven, hierbij inbegrepen den dunst van scheepvaart, is opgenomen in Bb. n°. 12688. DE STAATSINRICHTING. 416 J. DOORVOERING VAN DE BESTUURSHERVORMING. Hel vraagstuk van de verdere doorvoering der bcstuurshervorming in do ]suitengewesten bleef ook in 1932 nog in hel stadium van voorbereiding ver keeren, zoodat ook in dat jaar geen wijziging werd gebracb.l in de staatkundige indeeling van het rechtstreeks bestuurd gebied van Nederlandsch-Indië. In afwachting van do beslissing omtreni hel voortbestaan van het speciaal met deze werkzaamheden belasi Kantoor voor de Bestuursherrorming, werd in de tweede helft van 1932 de leiding van dit kantoor opgedragen aan den Directeur van Binnenlnndsch Bestuur. DB ZELFBESTUBENDE T,-\.\"I>S('MAPPEN. 417 Gedurende he< jaar 1982 hadden de volgende mutaties onder de Inlandscbe Zelfbesi uurdera plaats. In het gouvernement Oostkust van Sumatra werd Djoesit gelar Datoek Eadjo Roehoem erkend en bevestigd als bestuurder van liet Landschap Tefcto (afd. Bengkalis) (G.B. 23 Jan. 1932 a°. 32). De bestuurder van bet landschap Koentodaressalam (afd. Bengkalis). Kamaroeddin gelar Jang Dipertoean Besar werd van zijne waardigheid ontheven (G.B. 16 Sept. 1982 n". 20). In het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden is Tengkoe Badja Keutjhi erkend en bevestigd als bestuurder van het landschap (V Moekims) Iteubeë (afd. l'idië) (G.B. 7 Mei lü.'iii n°. 2). De waarnemend bestuurder van het land schap Bambel (afd. Gajo- en Alaslanden), Doerasa alias Wan Ampoek is op verzoek van zijne waardigheid ontheven (G.B. 6 Dec. 1932 n°. 42). In de residentie Riouw en Onderhoortgheden is Paham gelar Datoek Habib Toea als waarnemend bestuurder van het landschap V Kotadimoedik (afd. Indera giri) erkend en bevestigd (G.B. 23 Jan. ,1932 n°. 33). In de residentie West eraf'deeling van Borneo is Goesti Mohamad Hamid erkend en bevestigd als regent over het landschap Sekadau (afd. Pontittnak) gedurende de minderjarigheid van den rechthebbenden zoon van Goesti Kelip (G.B. 6 Oct, 1932 n°. 38). In het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden is Andi Maddiawe, op verzoek, eervol ontheven van de waardigheid van bestuurder van het landschap Soppeng riadja (afd. Paréparé) (G.B. 18 Febr. 1932 n u . 24); tot zijn opvolger is benoemd Hadji Joesoef (G.B. 5 Juli 1932 n°. 32). In de residentie Timor en Onderhoorigheden hadden de volgende mutaties plaats. Als waarnemend bestuurder van Amfoan (onderafd. Koepang) werd Semuel Oil Amaniet erkend en bevestigd, gedurende de minderjarigheid van den recht hebbende Willcm Oil Amaniet (G.B. 6 April 1932 n°. 21). De waarnemend bestuurder van het landschap Waidjeloe (onderafd. Oost- Soemba), Oemboe Tanga Tioel Djawa Pangoe is, op verzoek, eervol van zijne waardigheid ontheven (G.B. 12 Febr. 1932 n°. 33), terwijl als waarnemend bestuurder is aangewezen Oemboe Jiwa Nggandja (G.B. 15 Juli 1932 n°. 33). eens is de bestuurder van het landschap ltendi (onderafd. Oost-Soemba), Oemboe Lili Kani Praing, alias Oemboe Rara Loenggi, op verzoek, eervol van zijne waardigheid ontheven en is als zijn opvolger aangewezen Oemboe Hapoe Bamba Ndima (G.B. 12 Febr. 1932 n°. 34). Zulks geschiedde ook met den bestuurder van het landschap Massoe-Karera (onderafd. Oost-Soemba), Oemboe Nai Laki, alias Oemboe Domoe Landoe Woelang Djongga Meamang, die is opgevolgd door Omboe Nai Hamba, alias Oemboe Nengi Landoe Meha (G.B. 0 April 1932 n°. 25). Als bestuurder van het landschap Lewa (onderafd. Oost- Soemba) is erkend en bevestigd Oemboe Rara Meha (G.B. 15 Juni 1932 n°. 24). Als waarnemend bestuurder van het landschap Melolo (onderafd. Oost-Soemba) is aangewezen Oemboe Hina Djanggakadoe, nadat de bestuurder Oemboe Hia llamataki. op verzoek, eervol van zijne waardigheid was ontheven (G.B. 15 Juli 1982 n°. 34). Oemboe Hoengga Wohangara is erkend en bevestigd als waar* nemend bestuurder van het landschap Taboendoeng (onderafd. Oost-Soemba) (G.B. 12 Oct. 1932 n°. 24). De bestuurder van liet landschap Wadjewa (onderafd. West-Soemba), Oemboe Pati is, op verzoek, eervol van zijne waardigheid ontheven (G.B. 6 April L 982 n°. 24), terwijl als waarnemend bestuurder is aangewezen Boeloe Engge (G.B. 12 Oct. 1932 n°. 23). Als bestuurder van het landschap Laoeli (onderafd. West-Soemba) is erkend en bevestigd Koki Oemboe Daka (G.B. 5 Juli 1932 n°. 33). Oemboe Mohamad is wegens ongeschiktheid eervol ontheven van zijne waardigheid van waarnemend bestuurder van het landschap Memboro (onderafd. West-Soemba) (<!.!>. 5 A.ug. 1932 n". 2ü); als zijn opvolger is aangewezen Oemboe Dondoe, alias Oemboe liewa Mbakoe (G.B. 15 NoV. 1982 n". 80). 417 K. DE ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN. DE STAATSINRICHTING. 418 Als waarnemend bestuurder van het landschap Adonara (onderafd. Oost- Flores en Soloreilanden) is erkend en bevestigd Bapa Ana (G.B. 27 Juli 1!»:'»2 n». 24). DË PROVINCIES, GEMEENTEN*, REGENTSCHAPPEN EN LOCALE RESSORTEN. 419 L. DE PROVINCIES, GEMEENTEN, REGENTSCHAPPEN EN LOCALE RESSORTEN. Van de vraagstukken, welke zich met betrekking tot de zelfstandige gemeen schappen voordeden, namen de moeilijkheden van geldelijken aard in hoofdzaak de aandacht in beslag. Deze financieele kwesties vonden reeds elders in dit Verslag (hoofdstuk 11, afdeeling C) bespreking, zoodat daarop hier niet verder behoeft te worden ingegaan. De bij G.B. 10 üec. 1927 n°. 56 ingestelde Medebestuurscommissie — zie Verslag 1928, kol. 73 — is in I ( .KS2 ontbonden en vervangen door de „Overdrachts commissie" (G.B. 21 Sept. 1932 n°. 16), welke tot taak heeft uitgewerkte voorstellen in te dienen omtrent verdere overdracht van de Staatstaak op de lagere gemeenschappen, waaronder te begrijpen het betrekken van de locale Overheidsorganen in de uitoefening van de centrale Overheidsbemoeiingen. Het ligt in de bedoeling dat deze commissie, welke het karakter draagt van een werkcomité, zoo spoedig mogelijk de verdere overdracht van de daarvoor in aan merking komende deelen der Staatstaak voorbereidt, waardoor eene doelmatiger en economischer verdeeling der verschillende Overheidsbemoeiingen tusschen het Land en de locale organen zal worden verkregen. In October 1982 vonden de periodieke verkiezingen plaats voor den provin cialen raad van Oost-Java, alsmede voor de in die provincie gelegen regent schapsraden. Aangezien in de administratieve indeeling van Java en Madoera eene wijziging was gebracht (zie I. S. 1931 nos. 425 t/m 427), was het noodig het aantal leden behoorende tot de inheemsche onderdanen-niet-Nederlanders, dat door de betrokken kiezers binnen het gebied van iedere residentie voor de provinciale raden West-, Midden- en Oost-Java wordt aangewezen, opnieuw vast te stellen, hetgeen tot stand kwam bij Ord. van 6 Oct. 1932 (I. S. n°. 507). Bij G.B. 2 April 1932 n°. 52 (I. S. n°. 151) werden enkele uitvoerings voorschriften vastgesteld met betrekking tot het „Europeesch locaal pensioen reglement 1931" (vgl. Verslag 1932, blz. 385), waarbij regelen werden gegeven betreffende de wijze waarop de ongeschiktheid van locale ambtenaren om langer te dienen moet worden vastgesteld, alsmede de verplichtingen werden geregeld, waaraan de Europeesche locale ambtenaren bij hun toetreding tot het fonds moeten voldoen en werd vastgesteld welke bescheiden moeten worden overgelegd tot het verkrijgen van pensioenen en onderstanden aan weduwen en weezen van locale ambtenaren. Voorts kwam in 1932 nog eene wijziging tot stand met betrekking tot de regeling van het voorzitterschap van den Ambon-raad. Aangezien de ambten van Gouverneur der Molukken en Kesident van Amboina uit bezuinigingsoverweging in één hand werden vereenigd, was het niet wel mogelijk den Gouverneur, in zijne functie van dienstdoend Hesident van Amboina, te belasten met bedoeld voorzitterschap. In verband hiermede werd bij Ord. in I. S. 1932 n°. 558 het voorzitterschap van den Ambon-raad opgedragen aan den te Amboina bescheiden Assistent-Resident ter beschikking. Met betrekking tot de belastingwetgeving bleek het noodig eene speciale voorziening te treffen ten aanzien van de opcentenregelingen, welke verband hield met de in de Landsinkomstenbelasting aangebrachte wijziging. Hierover werd echter reeds elders in dit Verslag gehandeld (vgl. hoofdstuk 11, afdeeling C). Ook in 1932 was de wetgevende arbeid der lagere gemeenschappen in hoofd zaak gericht op aanvulling en wijziging van bestaande verordeningen. De werkzaamheden der locale gemeenschappen ondervonden in 1932 een ernstigen terugslag van de huidige crisis. Dit neemt niet weg, dat de locale huishoudingen vooral op Java en Madoera in den loop der jaren in belangrijke mate zijn geïntensiveerd en dat vooral op het gebied der verzorging van de volkshygiëne door deze gemeenschappen zeer veel wordt verricht. Met betrekking tot dit punt worde verwezen naar hetgeen in het vorig Verslag terzake werd medegedeeld. Het hooger toezicht op de locale Overheden nam vooral op Java en Madoera in beteekenis toe, hetgeen kan worden toegeschreven aan de doorwerking van het in 1930 volledig ingevoerd bestuurshervormingsstelsel, zoomede aan de DE FINANCIEELE TOESTAND. 42 de heffing en invordering worden gegeven, terwijl in sommige gevallen ook het maximum der heffing wordt bepaald. In de Indische wetgeving zijn aan de autonome gei meenschappen noch ten aanzien vnn de keuze der te heffen belastingen, noch met betrekking tot de grond slagen en tot den heffingsvoet beperkingen gesteld, behoudens dat art. 49 der Indische Staatsregeling de heffing van belastingen op de markten (pasars) ver biedt en dat de locale ressorten ingevolge art. 13 van het Decentralisatie-bes] vii geen belasting mogen heffen van voorwerpen van verbruik, terwijl die belastingen voorts den doorvoer, den uitvoer naar en den invoer uit andere gewesten of ge deelten van gewesten niet mogen belemmeren. Is do vrijheid van de autonome gemeenschappen ten aanzien van belasting beft ing theoretisch onbeperkt, practisch wordt deze vrijheid aan banden i door het preventief toezicht, dat de Eegcering te dien aanzien toekomt, wi zich langzamerhand een bepaald stelsel nut betrekking lot de locale belastingen lieeli ontwikkeld. Voor het locale belastingwezen in Indië heeft zulks verschillende voordeden boven een systeem als in de Xederlandsche wetgeving is neergelegd, omdat in Indië de meeste lagere overheidslichamen nog in de eerste phase van ontwikkeling verkeeren. De heerschende wereldcrisis is in dezen ontwikkelings gang uit den aard der zaak in volc opzichten niet zonden- invloed. De belastingverordeningen van de provincies, regentschappen, stadsgemeenten en locale ressorten behoeven de voorafgaande goedkeuring der Eegeering. Ten aan zien van de belastingverordeningen van stadsgemeenten en regentschappen is bovendien nog bepaald, dat daaromtrent door het betrokken College van Gedeputeerden een verslag aan de Eegcering wordt uitgebracht. De locale be lastingverordeningen worden door tusschenkoinst van den Directeur van Binnen landsch Bestuur (Adviseur voor de Decentralisatie) aan de Eegeering ter goed keuring aangeboden. Omtrent opcentenverordeningen op Landsbehistingen wint de Kegeering ook het advies in van den Directeur van Financiën. Vóór de wijziging bij Ord. van 21 Dec. 1931 (I. S. n°. 508) was in de organieke ordonnanties bovendien nog het advies van den Eaad van Nederlandsch-Indië ver plichtend gesteld. Ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure en mede in verband met het feit, dat in de practijk gebleken was dat het hooren van den Eaad van Nederlandsch-Indië in tal van gevallen onnoodig was, werd het ver plicht advies van dat College uit de wetgeving geschrapt. Thans wordt het advies van den Eaad van Nederlandsch-Indië alleen dan ingewonnen, wanneer bij be lastingverordeningen gewichtige vragen van algemeen belastingbeleid aan de orde komen. De vraag is overwogen, of het goedkeuringsrecht van door stadsgemeenten en regentschappen vastgestelde belastingverordeningen aan de Colleges van Gedepu teerden zou kunnen worden overgedragen. Het kwam echter gewenscht voor, om dit recht voorshands te laten in handen van de Centrale Overheid, in de eerste plaats omdat het belastingwezen zich zooals hooger uiteengezet, nog in een groei proces bevindt, terwijl het voorts om voor de hand liggende redenen van belang werd geacht het noodige verband te leggen tusschen de Lands- en locale be lastingen. De Indische Eegeering neemt ten aanzien van het preventief toezicht op de locale belastingverordening het standpunt in, dat detailcritiek van legislatief technischen of redactioneelen aard daarbij zooveel mogelijk dient te worden ver meden. Bij de beoordeeling van de ter goedkeuring aangeboden verordeningen wordt in hoofdzaak in beschouwing genomen, of de belasting past in het algemeen stelsel der belastingen, of het bedrag der belasting redelijk is, of de overige be palingen der verordening niet tot vexatie leiden, of de bepalingen practisch uit voerbaar zijn, of zij niet in strijd zijn met de wet en of zij niet tot te groote onzekerheid omtrent hare toepassing aanleiding geven. Hoewel het preventief toezicht op de belastingverordeningen tot het strikt noodzakelijke wordt beperkt, blijkt hiermede toch veel tijd en arbeid gemoeid te zijn. Op de regentschappen, voor welke de verordeningen van de voormalige ge westelijke raden als regentschapsverordeningen gehandhaafd zijn, rust namelijk DE STAATSINRICHTING. 420 omstandigheid, dat de liu'.ilr Overheid een steeds uitgestrekter en veelzijdiger maatschappelijk terrein bestrijkt. Dif kwam vooral tot uitdrukking in het toe nemend aantal gevallen, waarin de Gouverneur-Generaal geroepen werd uitspraak te doen in geschillen van bestuur, alsmede ten aanzien van verscheidene andere regelingen, waarop vernietiging was gevraagd. DE INLANDBCHE GEMEENTEN. 421 M. DE INLANDSCHE GEMEENTEN. Bij Ord. van 4 April 1932 (I. S. n°. 137) is, mei wijziging van art. 2 van de belastingordonnantie en strafverordeningsordonnantie voor de Inlandsche ge meenten in de Buitengewesten (I. S. 1920 nos. 100 en 101), de wijze \ n openbaarmaking van verordeningen van lnlandsche gemeenteraden, vastgesteld ingevolge de bepalingen van genoemde ordonnanties, herzien. De beliistingordormtmtie lnlandsche gemeenten Buitengewest en (I. S. 1929 n°. 100 en 1932 n°. 137) is voor het gewest Benkoelen in werking getreden met ingang van 1 September 1932 (I. S. 1932 n°. 425). De strafverordeningsordonnantie [nlandsche gemeenten Buitengewesten (I. S. 1929 n°. 101) is voor het gewest Palembang buiten werking gesteld (Ord. van 4 April 1932 in I. S. n°. 136). I)c Minister van Staat, Minister van Koloniën, H. COLIJN. INHOUD. 423 INHOUD. 81/.. I. De staatkundige toestand 3 A. Betrekkingen met het buitenland 3 1. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond 3 2. Economische en Verkeersbetrekkingen 5 3. Juridische betrekkingen 7 4. Overige aangelegenheden 8 B. De inwendige politieke toestand 10 1. Inleiding 10 2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking .... 11 3. De Inlandsche beweging 12 4. De Chineesehe beweging 19 11. De financieele toestand 21 A. De Landsfinanciën 21 1. Algemeen overzicht 21 2. 'sLands Vermogenstoestand. Leeningen 23 3. Belastingen in geld 25 4. Belastingen in arbeid 31 5. De Indische bedrijvenwet 33 G. Het beheer der geldmiddelen en de controle daarop 33 B. De financiën der zelfbesturende landschappen 34 C. De financiën der provinciën, gemeenten, regentschappen en plaatselijke raden 40 111. De economische toestand 46 A. Economisch overzicht 46 B. Landbouw 53 1. Overzicht van den landbouw 53 2. Verschillende gewassen, afzonderlijk beschouwd 65 3. Overheidszorg voor den landbouw 89 4. De Gouvernements landbouwondernemingen 96 C. Veeteelt 102 1. Overzicht van den veestapel 102 2. Overheidszorg voor den veestapel 105 D. Visscherij en vischteelt 108 1. Zeevisscherij 108 2. Binnenvisscherij en vischteolt 108 E. Jacht en inzameling van bosch- en andere natuurproducten ... 111 1. De jacht Hl 2. Inzameling van bosch- en andere natuurproducten 112 iMiorn. 424 Blz. F. Boaohbouw 114 1. Overzicht van den boschbouw en de bosphexploitatiq ... 114 2. Djatibosschen 116 3. Wildlioutliossclici] op Java en Nlaqóera 118 4. Bosschen in de Ëuitengewesten L2O 5. Boscliinric-liting '\'22 6. BÓBÓhböüwproefstal löri 123 G. Winning, verwerking en afzei van delfstoffen en andere oer producten'; geologisohé briderzoekingèn V2~< 1. Overzicht van de «inning van deftètoffén 125 2. Tin 126 3. Steenkolen 128 4. Goud Bn zilver 181 5. Aardolie en aardgas 133 6. Zoni winning 185 7. Andere oerproducteu 137 8. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning 138 H. Nijverheid 144 1. Algemeen overzicht 144 2. Verschillende nijverheidsbedrijven 144 8. Waterkracht en eleetiiciteit 154 4. Overheidszorg voor de nijverheid !•">. I. Hiindel 158 1. Groothandel 158 2. Tusschen- en kleinhandel 166 8. Veiiiliiue/en 167 4. Middenstandswezen 169 5. Handelstentoonsteïlingen en jaarmarkten 170 6. Kamers van koophandel, bandelsvereenigingen en andere organisaties op handelsgebied 170 7. Overheidszorg voor den handel 170 8. I.lkwe/en 171 J. Munt-, orediet- en bankwezen, coöperatie 173 1. Muntwezen 173 2. De gföote banken 175 3. Volkscredietwezen 179 4. Coöperatie 185 5. De pandhuisdieiist 190 6. De postspaarbank 191 7. Andere spaarinstellingen 192 K. Verkeer 194 1. Overzicht van hel verkeer 194 INHOUD. 425 Bh.. 2. Landwegen en bruggen 196 3. Het wegverkeer 201 4. Bailyerkeer 206 ü. Havenbedrijf en baggerbedrijf 212 6. Bebakening, kustverlichting, loodswezen, hydrografische opnemingen 216 7. Scheepvaart 219 8. Burgerlijk luchtverkeer 226 9. Post, telegraaf en telefoon 229 10. Toerisme 233 L. Waterstaai 234 1. Bevloeiing 234 2. Waterkeeiiög 236 3. Landsgehouwen "-'■">' "> ]\'. De eultureele toestand! 289 A. Christelijke en Mohammedaansche eerediensi 239 Christelijke eeredignst -!•'!'.) Mobammedaansche eerediensi 246 B. Onderwijs 247 C. Kunsten en wetenschappen 275 De oudheidkundige diefiet 275 Volksbibliotheken 21. Natuurbescherming '2,1 Vulkanologisch onderzoek 278 Enkele wetenschappelijke instellingen "27' J D. De volkstelling 286 E. Publiciteit 257 De pers 287 Lectuurvoorziening 288 Bioscoopfilms en filmkeuring "_>K C ,I Radio-omroep 293 V. De sociale toestand 294 A. Eecht en rechtsbedeeKrtg 294 Het recht 294 De rechtspraak 300 Aanverwante onderwerpen 304 B. Bestrijding van misdadigheid 307 Gevangeniswezen 307 Strafrechtelijke dwangopvoeding 309 INHOUD. 426 81/. Reclasseering 809 Dactj Loscopie •">! 1 Crimineele statistiek 312 C. Bestrijding van onzedelijkheid 313 I). Verdoovende middelen en alcohol 314 De opiumregie 314 Behandeling van opiophagen 816 Alcoholgebruik 317 E. Gezondheidszorg 318 St.i.iistdc/.iclif op de volksgezondheid 318 Sterfte- en geboortecijfers 318 Opleiding van geneeskundig en technisch personeel ■>'2\ Medisch-hygiënische propaganda 321 Wetenschappelijke onderzoekingen 322 Voorkoming en bestrijding van besmettelijke en volksziekten. Verhooging van het peil der volksgezondheid 325 Assaineeringswerken 332 Volkshuisvesting •'!.'):; Ziekem erzorging 335 Krankzinnigenverzorging 889 Pharmaeeutisehe aangelegenheden 342 Ziekteverloven van Landsdienaren 343 K. .Jeugdzorg 344 Kinderbescherming 344 [nternaatswezen 344 Lichamelijke ontwikkeling 345 G. Armenzorg 347 H. Bescherming van het grondbezit 348 Overheidsbemoeienis mei uil te geven gronden 348 Overheidsbeniöeiens met de particuliere landerijen 861 Uitroeiing der grondhuurordonnantie 351 Kadastrale en topografische opnemingen 351 I. Arbeid $64 Bescherming van NTederlandsoh-Ind,ische werknemers in hei buitenland 354 Arbeidsvoorwaarden 356 Arbeidswetgeving 357 Werkloosheid en arbeidsbemiddeling 358 Arbeidsinspectie 364 Werving van arbeiders 372 De vakbeweging 373 INHOUD. 427 Blz. J. Kolonisatie en emigratie 375 Inheemsche kolonisatie 375 Kolonisatie van Europeanen 375 K. Overheidsbemoeienis met bedrijven 380 Veiligheidstoezicht 380 Uitvoering der Eabrieken-ordonnantie 382 VI. Do Staatsinrichting 383 A. De Begeering .!,s:i B. De Volksraad 384 C. De departementale organisatie 380 D. Het Bestuur 387 Taakverdeeling tusschen Kuropeesch en Inlandsch Bestuur in de Gouvernementslanden op Java en Madoera 387 Het Europeesch Bestuur 387 Inheemsch bestuur 388 Het bestuur over Vreemde Oosterlingen 388 E. De rechterlijke macht .".'.in F. De politie 391 G. De Zeemacht 394 De Koninklijke Marine 394 De Gouvernements-Marine 395 I l,i Marine-etablissemenl 396 Regelingen van verschillenden aard 897 11. Dr Landmacht 398 Mededeelingen van algemeenen aard 398 Landsverdediging 398 Sterkte on samenstelling van het leger 398 Dienstplicht- en reservepersoneel 899 Militaire bijstand ter handhaving van orde, rusi en veiligheid 399 De wapens en diensten 401 Oefeningen 403 Gezondheidstoestand en hygiënische maatregeleu 404 Instellingen en maatregelen in liet belang van liet stoffelijk en zedelijk welzijn van den militair 405 Bevorderingsregeling 405 Tijdelijke afwijking van pensioenreglementen 405 Korpsen niet rechtstreeks tot liet leger behoorend 406 Koninklijk Koloniaal Militair [nvalidenhuis op Bronbeek ... 106 INnODD. 428 Blz. I. De Landsdienaren 407 Personeelsversobering In, Vermindering van de individaeele inkomsten, 'welke de ambte naren van den Lande genieten ."... 109 Andere maatregelen 418 J. Doorvoering van de bestuurshervorming ll(> K. De zelfbeaturende landschappen 417 L. De provincies, gemeenten, regentschappen en locale ressorten 119 M. De Inlandsche gemeenten 421 DE FINANCIËN DER PROVINCIES, ENZ. 43 de verplichting deze binnen vijf jaar na hunne instelling door eigen verordeningen te vervangen, zoodat de laatste jaren een zeer groot aantal nieuwe verordeningen zijn vastgesteld. In West-Java is dit omzettingsproces met 1 Januari 1932 be ëindigd. In Oost- en Midden-Java zal de vervanging door eigen verordeningen uiterlijk 1 Januari 1934, resp. 1 Januari 1935, moeten hebben plaats gehad. Bij de keuze en de regeling van de locale belastingen blijken de autonome gemeenschappen in Indië in verschillende opzichten zich te hebben gericht naar de locale belastingen in Nederland. De voornaamste heffingen zijn de volgende: a. opcenten op de Landsinkomsten ln lasting, de personeelo belasting en de veq)onding; b. straatbelasting, waarin worden betrokken degenen die een zakelijk recht hebben op perceelen, die be lenden aan bij de betrokken openbare gemeenschap in beheer zijnde perceelen; o. voertuigen- en rijwielbelasting; d. belasting op openbare vermakelijkheden; e. belasting voor de vergunning tot verkoop van sterken drank; ƒ. vuurwerk belasting; g. reclamebelasting; h. hondenbelasting; i. aanvullende mkomsten- Im lust ing en forensenbelasting. Daarnaast zijn er belastingen, die minder algemeen voorkomen, zooals: o. terreinenbelasting van de stadsgemeente Semarang, welke als aanvulling op de opcenten op de verponding wordt geheven van onbebouwde perceelen; b. enkele sti■;int \■('i'liclii ingsbelastingen, welke gebaseerd zijn hetzij op het inkomen, hetzij op gebouwd of op bedrijven; c. kostenomslag van de stadsgemeonte Batavia ter tegemoetkoming in de kosten van aanleg, herstel, vernieuwing of wijziging van ge meentelijke water- en/of aanvoerwerken, en de verordening van de stadsgemeente Meester-Cornelis tot heffing van eene bijdrage in de kosten van door of vanwege de gemeente tot stand gebrachte nieuwe of vernieuwde wegen met daarbij be hoorende werken; d. brandweerbelasting van de gemeente Palembang, welke wordt geheven van brandverzekeringsmaatschappijen en eigenaren van gebouwen, die bijzonder aan brandgevaar blootgesteld zijn; c. tambangan-belasting van de gemeente Bandjerinasin op het voeren van tambangans, waarmede men een bedrijf uitoefent op de door de gemeente voerende openbare wateren. Uit het vorenstaande kan blijken, dat het belastinggebied van de autonome gemeenschappen voldoende gedifferentieerd is. Eene uitzondering hierop vormen de provincies, welker belastingen zich beperken tot eeno heffing van opcenten op de Landsinkomstenbelasting, de personeele belasting en de verponding, zoomede tot een aandeel uit de Landsmotorvoertuigenbelasting. Bij de instelling van de provincies en regentschappen, welke in de plaats kwamen van de bij de doorvoering der bestuurshervorming afgeschafte geweste lijke (plaatselijke) raden, werd namelijk eene voorloopige belastingverdeeling tusschen deze gemeenschappen onderling vastgesteld. Aan de provincies werden daarbij toegewezen de opcenten op bovengenoemde Landsbelastingen, de belas tingen op het motorisch verkeer en de wegenbelastingen op het buitengewoon vrachtvervoer; de overige belastingen kwamen aan de regentschappen. De door de voormalige gewestelijke raden geheven opcenten werden door de provincies geunificeerd, waarbij zij die heffing ook uitbreidden tot de ingezetenen van de binnen hun gebied gelegen stadsgemeenten, waar de provinciale opcenten dus geheven worden naast de gemeentelijke opcenten. Na de doorvoering dezer unificatie zijn ook vele regentschappen tot de heffing van opcenten op de drie genoemde Landsbelastingen overgegaan. De Eegeering nam ten aanzien van de opcentenheffingen het standpunt in, dat de provincies deze belastingen slechts tot een laag percentage dienden te heffen, opdat voor de regentschappen een ruim belastingveld zou overblijven. De provincie West-Java heft 3 opcenten op de Landsinkomstenbelasting, 4 op de personeele belasting en 10 op de verponding; de provincie Midden-Java resp. 4, 5 en 10 en de provincie Oost-Java 4, 5 en 5. De opcenten, die door de provincie en het regentschap te zamen worden geheven, z ijn niet hooger, wel veelal lager, dan die, welke vroeger in het betrokken gebied aan den gewestelijken raad verschuldigd waren. Door verschillende gemeenschappen werd instede van opcenten op de Lands iukomstenbelast.ing eene eigen inkomstenbelasting geheven. In de laatste jaren DE I-IN VNCIEELE TOESTAND. 44 hebben de meeste gemeenschappen die eigen belasting naar hel inkomen afg» en vervangen dooi' eene opcentenheffing, hetgeen ome belangrijke besparing óp de innings- en administratiekosten bleek op te leveren-. Bij Regeeringsrondsohrijven var 25 Juli I'.t-'iii (Bb. n". 12684) werden aan .'■ autonome gemeenschappen verschillende aanwijzingen gegeven mei betrekking tol de opcentenheffing op de Landsinkomstenbelasting, zulks in verband met de nieuwe ordonnantie op de inkomsteribelastmg-1932 (I. S. n". 111). Do insmelting van de over de belastingjaren 1027 b/m 1980 geheven 21 Landsopeenten op de inkomstenbelasting in hel tarief van de nieuwe ordonnantie had namelijk ten ge vclge dat de krachtens de herziene ordonnantie op de inkomstenbelasting-1920 verschuldigde hoofdsommen met ongeveer een vierde gedeelte werden verhoogd. Bij handhaving van hel aantal opcenten) dal ii; de bestaande locale opcenten verordeningen was vastgelegd, zou de opbrengst dier heffingen automatisch ongeveer 2ö % stijgen. De Regeering deelde den raden der autonome gemeen schappon daarom mede. dat met ingang van 1 Januari 1983 de locale opcenten oj) de Landsinkomstenbelasting met een vijfde gedeelte dienden te WOrdd Laagd, tenzij bijzondere omstandigheden eene kleinere verlaging bepaaldelijk motiveerden: Keu behoud van lui bestaande getal opcenten of eene vermindering met minder dan cm vijfde gedeelte zou in ieder geval öiel mogen strekken tot compensatie van de crisiskortingen op de Landsuitkéermg. Aan deze aanwijzingen der Regeering hebben nagenoeg alle gemeensehappen 1 gevolg gegeven. Bij Ord. Van 9 Sopt. 1982 (I. S. n u . 484) zijn art. 'l 9 der locale raden ordonnantie en artt. 9 en 11 van de Regelen omtrenl de heffing en invordering van provinciale, regentschaps- en stadsgemeente-belastingen gewijzigd, mei be trekking tot de heffing van opcenten. Bij G.B. 29 Sepi. L 982 n". :,l (Bb. n". 12900) zijn regelen vastgesteld voor do uitkeering aan de locale ressorten van do zuivere opbrengsl der opcenten op 's Lands belastingen over de dienstjaren 1981 t/m 1936. In verband met den huidigen Einancieelen toestand, die ook van de autonome gemeenschappen eene sterke versobering op haar uitgaven eischt, kwam de wenschelijkheid naar voren om ook hef Regeerrngstoezichl ten aanzien van de finaneiëele gevolgen dei' invoering van nieuwe of verhooging van beslaande locale belastingen te verscherpen. Bij het rondschrijven van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 14 Dec. 1(i:!2 werd in opdracht van de Regeering aan di' raden der autonome gemeensehappen medegedeeld, dat bij de locale belasting heffing als beginsel dient voorop te staan, dat de invoering van nieuwe en de ver hooging van bestaande heffingen niet ten doel map hebben daarmede de korting op de locale huishoudingen te ontgaan. Is het in beginsel steeds onjuist en on economisch te achten eene huishouding noodeloos breed op te zetten, in dezen crisistijd dient in elk geval to worden vermeden, dat de bevolking een zwaardere finaneiëele druk wordl opgelegd dan striki noodzakelijk is. In verband hiermede is als gedragslijn aangenomen, dat wanneer aan de hand van oen onderzoek naar don Einancieelen toestand, getoetst aan de ontwikkelingvan de betrokken gemeen schap, blijkt dat de nieuwe heffing of de belastingverhooging niet onvermijdelijk is te achten on dat hel begrootingsevenwiehi ook dooi- verdere beknotting van de uitgaven kan worden verkregen, de vereischte goedkeuring aan eene dergelijke heffing niet kan worden verleend. Ten aanzien van de belastingen op lui motorverkeer is voor Java en Madoera eene geheel nieuwe regeling getroffen, welke na in den loop van het jaar 1932 te zijn voorbereid, met ingang van 1 Januari 1933 is ingevoerd (I. S. 1933 n°. 111). Bij de bespreking van het wegverkeer in hoofdstuk 111. afdeeling K, sub 3. is hiervan eene nadere uiteenzetting gegeven. Voor het rechtstreeks bestuurd gebied der Buitengewesten is eene Lands* motorvoertuigenbelasting ingevoerd (i. S. 1982 n". Mr)), welke van toepassing is buiten het gebied der locale ressorten, welke eene overeenkomstige belasting op het houden van motorvoertuigen boffen. Volgens do organieke ordonnanties hebben alleen de verordeningen, welke strekken tot het heffen van belasting de goedkeuring der Regeering noodig; de DE FINANCIËN DER PHOVIXCIES, ENZ. 45 retributieve heffingen zijn echter niet aan bel preventief toezicht der Regeering onderworpen. Het bleek moeilijk een deugdelijk criterium voor het onderscheid tussohen belastingen en retributies vast te stellen. Hij de lïegeeringscirculaires van V 2 Mei 1010 (Bb. n°. 7221) en van 21 Maan 1914 (15b. n°. 7965) is eene omschrijving van het begrip „retributie" gegeven in dien /in. dat daaronder dienen te worden verstaan die verplichte bijdragen tut de openbare geldmiddelen, waartegenover eene bepaalde tegenprestatie van de Overheid in den vorm van een dienst staat. Staat tegenover de betaling alleen liet vrrlernrn van eene vergunning, dan draai:l zulke heffing in den regel meer het karakter van eene belasting. (leef! deze begripsomschrijving eene algemeene richtlijn, in do practijk blijkt dit crite rium vaak tol onzekerheid aanleiding te geven. Zou zijn o.a. kenrloonen, zooals b.v. heffingen voor de keuring van vee vleesch en melk, door de Regeering langen tijd als retributies beschouwd, doch sinds 1928 worden /.ij als belastingen aangemerkt. Hei vraagstuk nopens liet onderscheid lusschen belastingen en retributies is daarom opnieuw in studie genomen. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 46 HOOFDSTUK 111. DE ECONOMISCHE TOESTAND. A. ECONOMISCH OVERZICHT. Do prijsval van vrijwel alle producten maakt voor het geheele economisch leven eene aanpassing aan de veranderde omstandigheden noodzakelijk, totdat een niveau bereikt is, waarop economische productie weer mogelijk zal zijn. Aangezien autarchie voor Indië als uitgesproken agrarisch exportland is uit gesloten, is dit aanpassingsproces onvermijdelijk. Bij enkele van de groote cul tures is in dit opzicht reeds veel bereikt, doch bij de particuliere bedrijven of Overheidsinstellingen, waar de in geld aangegane verplichtingen op langen termijn eene belangrijke plaats innemen, kan bedoeld proces slechts langzaam voort schrijden. Deze traagheid in aanpassing leidt in het bijzonder bij vrijwel alle Overheidsorganen tot eene niet in evenwicht zijnde geldhuishouding en tot eene steeds verdere verzwaring van de financieele verplichtingen. Bezuiniging en rationalisatie is in hooge mate doorgevoerd in de groote exportculturee, zoodat thans geproduceerd wordt tegen bedragen, welke enkele jaren geleden als vol strekt onbereikbaar zouden zijn aangemerkt. Door den diepen prijsval wordt niet temin in vele bedrijven, ondanks bezuiniging en toepassing van economischer productiemethoden, met verlies gewerkt. In onderstaande tabel zijn de prijzen van enkele der voornaamste Indische producten opgenomen. Uit het overzicht blijkt, dat bij verschillende producten de prijzen, na een zeer laag punt te hebben bereikt, weder eenige stijging vertoonen. Gedeeltelijk is deze verbetering te danken aan de productiebeperking bij enkele dezer artikelen, ge deeltelijk aan de beschermende maatregelen, welke door het Gouvernement zijn of worden genomen, doch anderdeels is y,ij, wat Mei 1933 betreft, ongetwijfeld van min of meer speculatieven aard. De volgende tabel bevat het gewogen indexcijfer van de 12 voornaamste uitvoerproducten en de ongewogen uitvoer- en invoer-indexeijfers van 20 export en 72 import-artikelen. Prijzen van eenige der belangrijkste uitvoerartikelen. ECONOMISCH OVERZICHT. 47 De daling van het gewogen indexcijfer voor groothandelsprijzen is, wat de uitvoerproducten betreft, sedert de tweede helft van 1932 tot staan gekomen, terwijl eene geringe verbetering, waaraan overigens een speculatief element niet vreemd is, zich in 1933 openbaart. Het ongewogen indexcijfer is echter nog dalend. Het indexcijfer der invoerproducten is nog duidelijk dalend, eene daling, welke zich ook in het eerste halfjaar van 1933 heeft voortgezet. Het verschil in daling tusschen in- en uitvoerproducten is kenmerkend voor het karakter der goederen soorten. Bij den invoer nemen afgewerkte industrieproducten de voornaamste plaats in, bij den uitvoer heeft men voornamelijk met agrarische en mijnbouw producten te maken, die sneller gereageerd hebben op do conjunctuurdaling. Op den ruilvoet heeft dit verschil in snelheid van daling tusschen de prijzen der in- en uitvoerproducten uit den aard der zaak zeer ongunstig gewerkt. Eene globale aanwijzing omtrent deze ontwikkeling van zaken is te vinden in de ge middelde waarde per bruto ton voor den geheelen import en export. Hoewel hierbij geen rekening wordt gehouden met wijzigingen in de samenstelling van den import, naar kwaliteit of kwantiteit, die bij iedere dalende conjunctuur op treden en ook nu opgetreden zijn, geven deze cijfers toch een denkbeeld van den ongunstigen toestand. Het volgend staatje geeft een beeld van deze gemiddelde waarde per bruto ton. Indexcijfers van groothandelsprijzen. Waarde in guldens per bruto ton van den totalen invoer en uitvoer. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 48 In de eerste plaats blijkt daaruit hel groote verschil in daling tusschen de vaarde der import - en die der exportproducten sedert 1928. In de tweede plaats is te zien, dat de verhouding van import- en exportwaarde, berekend per bruto ton, vergeleken met 1928 steeds slechter wordt voor de laatstgenoemde waarde. Moest men in 1928 voor een ton in voer-producten ongeveer 2 ton uitvoeren, in 1932 blijkt deze verhouding te zijn gestegen tot 3.4 ton. Hierbij mag uit den aard der zaak niet uit het oog worden verloren, dat in deze verhuudingscijfers, waarop tal van oncontroleerbare factoren van invloed zijn, niet meer dan eene algemeene aanwijzing mag worden gezien. Overigens mag er wel de aandacht op worden gevestigd, dat in de laatste helft van bet jaar 1932 in deze verhouding eene onmiskenbare verbetering is opgetreden, aangezien de daling van de prijzen der invoerartikelen in de laatste helft van 1932 sterker is geweest dan die der export artikelen. Het is niet uitgesloten, dat in dit opzicht reeds een keerpunt bereikt ; s; evenwel zal de toekomst moeten leeren, of deze verbetering inderdaad zal aan houden. fn onderstaande tabel, die een overzicht geeft van den totalen invoer en uit voer, is het resultaat van het doorwerken der depressie duidelijk te onderkennen. Ondanks eene stijging van de exjiorthoeveelheid in 1932 vergeleken met die van 1931, daalde de totale uitvoerwaarde. Zij bedraagt thans nog slechts 34 % van die van 1928, terwijl het gewicht vergeleken met hetzelfde jaar tot 89 % is gedaald. Dit laatste cijfer is echter nog nadeelig beïnvloed door oorzaken, bij den suikerhandel gelegen. Indien namelijk van de 2 947 000 ton suiker, welke einde 1932 aanwezig waren, 2 millioen ton waren geëxporteerd, zou de uitvoerhoeveel heid in 1932 zelfs boven die van 1929 zijn gestegen. De moeilijkheden om een afzet te vinden voor de Indische producten namen. speciaal voor suiker, in 1932 sterk toe. In niet geringe mate droeg hiertoe bij het. feit. dat steeds meer landen den gouden standaard loslieten, zoodat concurrentie voor het op goudbasis gebleven Indië moeilijker werd, maar eveneens zijn hierbij van invloed geweest de vele contingenteeringsmaatregelen en het instellen van preferentieele (Ottawa) of prohibitieve tarieven ten bate van hun eigen industrie in de landen, waarheen in normale omstandigheden geëxporteerd placht te worden Het spreekt vanzelf, dat de verminderde invoer een nadeeligen invloed he< ft gehad op het rendement der groote scheepvaartmaatschappijen, terwijl de toe neming van den uitvoer een groot deel van haar beteekenis verloor, doordat Azië als importeerend land steeds sterker op den voorgrond treedt en tengevolge van de toenemende concurrentie ook op Europa verdere verlagingen van de vrachten noodzakelijk bleken. Ongunstiger nog is de toestand geweest van de Indische spoorwegmaatschappijen tengevolge van het verminderd suikertransport en de sterke concurrentie der autobussen. Invoer en uitvoer van Nederlandsch-Indië. (Exclusief goud en zilver, postpakketten, passagiersgoederen en scheepsgebrm'k.) ECONOMISCH OVERZICHT. 49 De vermindering van de waarde van den uitvoer en de ongunstiger ruilvoet, maakten, dat het uiUoeroverschot (inclusief goud, onz.) terugliep van 560 m.m. in 1928 tot 322 in 1929, 269 in 1930, 188 in 1931 en 164 in 1932. Indië is nu eenmaal een specifiek debiteurenland. Het particulier bedrijfsleven werkt vrijwel uitsluitend met in het buitenland opgenomen kapitalen, daartegenover een jaarlijks over te maken bedrag aan dividenden en ook eenige vaste rente en aflossingen staan. Het Gouvernement heelt in Nederland in den vorm van leeningen aanzienlijke be dragen opgenomen. Het jaar L 932 geeft (en aanzien van 1981 een niet sterk ver minderd saldo der uitvoenvaarde aan. Toch is het niet waarschijnlijk, dat dit uitvoeroverschot voldoende is geweest om aan alle verplichtingen te kunnen vol doen. Het bedrag, dat op de aandeelen uit te keeren is, daalt uiteraard auto matisch met de winstgevendheid der bedrijven; anders is dit met de vaste ver plichtingen, zooals obligatie-rente, aflossing op geleende kapitalen, directiekosten, pensioenen, enz. Waar in de groote cultures, vooral in hei eerste gedeelte v,m 1932, in vele gevallen zelfs de gewone exploitatie-kosten niet meer door den verkoop der producten gedekt konden worden, is het duidelijk, dat ten aanzieti van de overige verplichtingen tekorten moeten bestaan, welke, tenzij daarvoor in Indië bedragen losgemaakt kunnen worden — hetgeen niet waarschijnlijk is —. geheel of bijna geheel door het buitenland moeten worden aangevuld. Ook de groote kapitalen, die lijdelijk zijn vastgelegd in de nog biel verkochte producten (zooals b.v. suiker) moeten uit het buitenland komen. De dividendenstrooin der normale jaren heeft dus plaats gemaakt voor een stroom in omgekeerde richting, gevoed uit reserves of uit nieuw aangegane verplichtingen. Hij het Gouvernement komt dit zeer duidelijk tot uitdrukking in <le aanzienlijke stijging van den schuldenlast. Ook de in normale jaren speciaal door de Inlandsehe maatschappij opgenomen hoeveelheden gouden munten, blijken thans weer te worden afgestooten. In de plaats van een geregelden goud-invoer is een zeer aanzienlijke uitvoer van goud getreden. Bedroeg in 1930 de toevloeiing van goud nog 15 millioen, in 1931 is de wegvloeiende stroom reeds tot 42 millioen, in 1982 tot 46 millioen aangegroeid. Met resultaat is. dat hierdoor het uitvoersaldo ten aanzien Ban 1932 een zekere stijging vertoont, zonder dat dit evenwel als een bijzonder gunstig teeken mag worden aangemerkt. Een kort overzicht van de voornaamste posten der Indische betalingsbalans moge hieronder volgen. Eenige posten der Indische betalingsbalans. Duidelijk is uit dit overzicht het toenemen der depressie te volgen. 1 ) Hieronder eene emissie Van liet Gouvernement van 108 millioen. 2 ) Grootendeels uitgiften vim Nederlandsch-Indische leeningen. 3 ) Voorloopige cijfers. 49 BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. 5 f. Slavernij. De commissie die den tegenwoordige!! stand van zaken met betrekking tot de slavernij had na te gaan (Indisch Verslag 1032. blz. 10) bracht aan de Xllle Assemblee verslag uit. Nederlandseh-Indië wordt hierin alleen genoemd in verbnnd met het pandelingschap, waaromtrent wordt vermeld dat het aldaar is verdwenen. Voorts wordt in een passage betreffende het gevaar van menschenhniidel bij gelegenheid van de bedevaart naar .Mekka gewezen op de Nederlandsch-Indische bedevaartregeling, die dit gevaar voorkomt. De Volkenbondsvergadering besloot tot de door de deskundigen voorgestelde instelling van eene Raadgevende Slavernij-commissie. g. Arbeidsorganisatie. De L6de Arbeidsconferentie, waaraan Dr. E. Moresco als technisch raadsman van de Nedcrlandsche Regeeringsafgevaardigden deelnam, had geen onderwerpen op haar agenda die van speciale beteekenis voor Neder - landsch-Indië zijn. Zij behandelde onder meer in eerste lezing de opheffing der niet-kostelooze pLaatsingsbureaux. Bij de voorbereiding \an dit onderv de koloniale en mandaatgebieden buiten beschouwing gelaten, omdat het vraag stuk daar bijzondere kanten vertoont, die het wenschelijk maakten het te delen in verband met de arbeidsvoorwaarden der inheemschen. Van de door de conferentie aangenomen resoluties dient te worden genoemd: de, resolutie betreffende contracten met poenale sanctie, welk vraagstuk op de agenda van een der eerstvolgende conferenties zou moeten worden geplaatst; in de overweging der resolutie wordt melding gemaakt van de beperking in Nederlandsch- Indië van de z.g. poenale sanctie. Voorts verdient do aandacht een resolutie, waarin den Baad van Beheer wordt verzocht om, wanneer vraagstukken aan de orde zijn van belang voor besturen, werkgevers of arbeiders van niet rechtstreeks in de conferentie vertegenwoordigde gebieden zooals koloniale en mandaatgebieden, of wel van werkgevers en arbeiders van landen waar hel heerschende ras een ander is dan dat waartoe de meerderheid der arbeiders behoort, v.z.v. de financieele toestand hel toelaat, de mogelijkheid te overwegen om een voorbereidende confe rentie van raadgevend karakter bijeen te roepen, waarin de drie belanghebbende groepen vertegenwoordigd zijn. Tenslotte werd op deze conferentie aangenomen de hierboven onder c vermelde opium-resolutie. Van 27 October tot 2 November 1932 hield de comm o deskundigen inzake inheemschen arbeid, waarin de heer J). F. W. van Rees zitting heeft, een bijeenkonir handeling van het vraagstuk der arbeidscontracten op langeren g; in het bijzonder ".mi besproken de aanwerving van arbeiders en de sluiting der contracten. In I. S. 1932 n°. 76 werden opgenomen een aantal arbeidsverdragen, welke reeds sedert lang voor Indië van toepassing waren, doch waarvan bekendmaking in het Staatsblad achterwege was gebleven. In 1. S. 1932 n°. 218 is aanteekening gehouden van het Koninklijk besluit houdende bekendmaking van het verdrag van Washington betreffende de werkloos heid, welk verdrag voor Nederland is in werking getreden. De verplichtingen ten aanzien van Xederlandsch-lndië bepalen zich tot die, welke uit art. 421 van Deel \!ll van hel Vredesverdrag van Versailles voort 2. Economische en Verkeersbetrekkingen. a. Handelsverdragen. De Volksraad bracht in 1932 advies uit over de wets erpen tot goedkeuring van het op 26 Mei 1930 te 's-Gravenhage gesloten handelsverdrag tusschen Nederland en Zwitserland, van het op 25 Augustus 1931 te Angora gesloten handels- en soheepvaartverdrag tusschen Nederland en Turkije en van het op 31 October 1931 te Kopenhagen gesloten handels- en scheepvaart - verdrag tusschen Nederland en Denemarken (zitting 1931/32, onderwerpen 98 en 123, zitting 1982/33, onderwerp 6). De nadere verlenging van do voorloopige regeling van de handelsbetrekkingen met Portugal werd opgenomen in I. S. 1932 n°. 501, het handelsverdrag met Bolivia in n". 508 (zie ook Indisch Verslag 1932, blz. 11). DE ECONOMISCHE TOESTAND. 50 Werd ia 1930 en 1931 voornamelijk getracht het nadeel der lage prijzen, voor zoover dit niet werd goedgemaakt door lagere productiekosten, te cornpenseeren door verhooging der uitvoerquanta, hetgeen bij een steeds inkrimpend wereld handelsverkeer noodzakelijkerwijze tot eene vergrooting der overproductie en tot uiterst lage prijzen leidde, in 1932 werd de aanpassing aan de crisis reeds meer gezocht in eene vermindering dor productie. Zoo werd voor Bangka-tin reeds eene restrictie van meer dan 50 % toegepast, de suikeraanplant werd met ruim 60 % ingekrompen, terwijl bij de bevolkings rubber door de prijsdaling van sheets tot 5,5 et per kg. automatisch productie beperking intrad. Toch had dit jaar de productiebeperking nog zonder Ilegeerings steun plaats. De pogingen om tot eene betere regeling te komen, leidden ten aanzien van suiker tot de vaststelling van de Verbandsuikerordonnantie (1. S. 1932 n°. 643), waarbij de verkoop van den geheelen suikeroogst in één hand kwam. Lu het begin van 1933 kwam verder in overleg met Engeland de theerestrictie tcfc stand. Op de prijzen der producten heeft deze gang van zaken niet nagelaten eenigen invloed uit te oefenen. Weliswaar heeft ten aanaien van de suiker de restrictie nog niet de resultaten gehad, die daarvan verwacht werden, doch dit houdt ver band met het inkrimpen der afzetmogelijkheden door de geleidelijke zelfvoor ziening van Britsch-lndië en Japan, en bet verlies van een groot deel der Chineesche markt, waardoor de opruiming van de nog steeds op Java aanwezige zeer groote voorraden nog geheel onzeker is. Daarentegen heeft echter in de eerste maanden van het jaar 1933 met het oog op de verwachte theerestrictie eene duidelijke prijsstijging van thee plaats gehad. Op de betalingsbalans zullen de productie-beperkingen uit den aard der zaak in eerste instantie leiden tot eene nog verder gaande inkrimping der uitgevoerde voorraden en, tenzij de prijzen stijgen, dus eveneens tot eene verlaging der uitvoerwaarde. Bij de iuheemsche productie voor export leidde de algemeene prijsdaling bijna overal tot het in gezinsarbeid uitvoeren van de werkzaamheden en tot eene sterke extensiveering van de cultuur, terwijl in bepaalde omstandigheden deze geheel werd prijsgegeven. In sterke mate was dit het geval bij de bevolkingsrubber, an de opbrengst sedert 1929 terugviel met ± 43 %, waartegenover bij de productie der ondernemingsrubber in deze periode slechts eene geringe daling (e constateeren viel. Ook in de theecultuur ontstond eene verwaarloozing van een deel van den bevolkingsaanplant. Nog verder dan in 1931 het geval was, werd de bevolking hierdoor terug gedrongen tot eene productenhuishouding. Onder aanmoediging van het Bestuur legde de bevolking zich meer en meer op den teelt van voedselgewassen toe. De gelijktijdig optredende sterke vermindering van de aan de bevolking in geld uitbetaalde bedragen voor producten en loonen, deed het totaal geldsbedrag, dat noodig is voor het betalen van belastingen en andere schulden, sterk dalen. Hier door ontstonden moeilijkheden bij de inning van de landrente, waarvoor in enkele streken bij wijze van proef indirecte betaling in natura werd toegestaan. De achter stand in de terugbetaling der bij de volkscredietbanken geleende bedragen liep door dezen gang van zaken sterk op en bedroeg einde 1932 + 40 % van de uit staande som. Bij de desabanken verminderden, in sterker mate dan bij de volks credietbanken, de uitstaande bedragen. Bij de pandhuizen verminderde zoowel het uitgeleend, als bij het einde van het jaar nog uitstaand bedrag. De balanswaarde der gouvernementsgoederen, dat zijn die goederen, welke op de pandhuisvenduties voor rekening van het Gouvernement aangekocht worden (eenigermate te ver gelijken met den achterstand der terugbetalingen bij de volkscredietbanken), ver meerderden voor Java en Madoera sedert 1928 van 0,6 % tot 14 % van het uit staand bedrag Het geldgebrek van de bevolking noopte haar in toenemende mate tot het te gelde maken van de in sommige kringen beschikbare reserves aan edele metalen en gouden sieraden. Dit leidde zooals uit onderstaande tabel is te zien tot eene sterke afvloeiing van goud uit Nederlandsch-Indië. In het uitgevoerd goud is even- ECONOMISCH OVERZICHT. 51 wel ook liet Indisch mijngoud begrepen, waarvan de jaarproductie + f 5 millioen bedraagt, terwijl ongetwijfeld een deel van het „afgestooten" goud is losgekomen door aankoop van (in de oogen der bevolking) door de prijsdaling zeer goedkoop geworden goederen. Deze afvloeiing is ook in 1933 nog niet tof staan eekomen. al valt eene ge leidelijke vermindering te constateeren. De daling der kleinhandelsprijzen, welke in 1931 reeds duidelijk was op te merken, zette zich in 1932 voort. Ook de indexcijfers van de kosten van voeding van Europeanen en [nheemschen volgden deze richting, zooals uit onderstaande tabel moge blijken. De voor de Inheemsche landbouwbevolking zeer sterke daling van de prijzen der eerste voedingsmiddelen heeft het aanpassingsproces aan de lage loonen zeer vergemakkelijkt. Ook deze daling is nog niet geheel tot stilstand gekomen. Voorde In- en uitroer van goud van Nederlandsch-Indië. (Inclusief Gouvernement, postpakketten en passagiersgoederen.) (Waarde in duizendtallen guldens.) Indexcijfers van kleinhandelsprijzen en de kosten van voeding. de economische: toestand. 52 Inheemsehe ambtenaarsgroepen geven deze cijfers geen juist beeld van de daling van de volledige kosten van levensonderhoud, omdat de daling van de overige kosten van levensonderhoud met die van de kosten van voeding geen gelijken tred hield, doch niettemin deed zich ook voor deze groepen de verlaging dei kosten behalve bij de belastingen over de geheele linie duidelijk gevoelen. Ook voor het Europeesche gezin zijn de kosten van voeding aanzienlijk gedaald, doch ook hier de overige kosten van levensonderhoud, w.o. uitgaven voor huishuur, verlichting, water, gas, school en transport, in veel mindere mate naar beneden gegaan, terwijl de belastingen gestegen zijn. De ingetreden daling van de kosten voor levensonderhoud heeft de gevolgen der salarisverminderingen, zoowel bij het Gouvernement als in het particuliere, ongetwijfeld aanzienlijk verzacht en in sommige gevallen zelfs opgeheven. LANDBOUW. 53 B. LANDBOUW. 1. Overzicht van den landbouw. a. Moessonverloop. Op Java en Madoera bracht de zware westmoesson in Januari 1932 een overmaat van regen aan de Noordelijke gedeelten van West- en Midden-Java ; vooral gedurende de eerste helft van die maand kwamen eenige dagen van groote intensiteit voor, waardoor op verschillende plaatsen hoog water ontstond; daarentegen viel gedurende dezelfde periode in het Zuidelijk deel dezer gebiedsdeelen te weinig regen. In Oost-Java waren de afwijkingen over het algemeen aan den natten kant. In Februari schommelde de regenval in de Noordelijke residenties van West- en Midden-Java om het gemiddeld cijfer, in de Zuidelijke overwogen weer de negatieve afwijkingen; in Oost-Java was de regenval normaal. In Maart en April waren de afwijkingen in het algemeen aan den hoogen kant. Dit geldt ook voor Mei, doch met uitzondering van Jogia karta, Kediri, Pasoeroean, Besoeki en Madoera. Ook Juni was nog zeer vochtig. Het surplus liep in Oostelijke richting op tot het drievoudige van den normalen regenval. Juli was daarentegen over het geheel eene zeer droge maand. Slechts in West-Java en op de Zuidoostelijke berghellingen van Oost-Java viel regen van eenige beteekenis. Augustus bracht nog grootere droogte. In September was de val in West-Java overwegend aan den hoogen kant, terwijl Midden- en Oost-Java droog bleven. In October waren de afwijkingen weder algemeen aan den lagen kant. In November was in West- en Midden-Java de val normaal of aan den lagen kant, terwijl de droogte zich in Oost-Java nog handhaafde. Hoewel in de eerste helft van December in West- en Midden-Java veel regen viel, bleven ten gevolge van het intreden eener droge periode de maandtotalen, behalve in Bantam. Kedoe en Jogjakarta, beneden de normale. Oost-Java kreeg echter overmaat. Hieronder zijn voor Java en Madoera en voor de drie hoofddeelen afzonderlijk de afwijkingen gedurende de maanden van 1932 ten opzichte van den gemiddelden regenval in de jaren 1876 t/m 1932 gegeven. Op Sumatra was de regenval in het Westelijk gedeelte van dit eiland aan den lagen kant, terwijl in Februari voor geheel Sumatra de regenval beneden het normale bleef. In April en Mei kreeg de Westelijke helft te veel regen, in Juni was de regenval boven het normale, in Juli echter meest daar beneden. De maand Augustus had daarentegen weer te veel regen, September was vrij normaal, October was regenrijk voor de Westhelft van Sumatra. In November en December was de regenval in het algemeen normaal of daarboven; eene uitzondering in beide maanden vormde de Oostkust van Sumatra, die te weinig neerslag kreeg. Borneo had in het eerste kwartaal een tamelijk normalen regenval, met af wijkingen aan den lagen kant. Gedurende het tweede kwartaal was de regenval vrij normaal. In Augustus viel te veel regen, terwijl verder de regenval in dit kwartaal vrij normaal was, evenals in het laatste kwartaal. Wat Celebes betreft, kwam op Noord-Celebes in April een groot tekort aan regen voor; in het 3de en 4de kwartaal viel echter over het algemeen een over maat aan regen. TABEL I. Afwijkingen van het veeljarig gemiddelde in 1932 in mm. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 54 Op de Kleine Soenda-eilanden was in Mei, doch vooral in Juni, de regenval boven den normalen. Het derde kwartaal was abnormaal droog; in het vierde kwartaal was de val echter normaal of daarboven. De Molukken noteerden in Mei en Juni een vrij belangrijk tekort aan regen. b. Oogstresultaten. Eenjarige Inlandsche gewassen. Over het geheel was 1932 voor de Inlandsche landbouwproductie op Java en Madoera, wat de ge oogste uitgestrektheden en de producties betreft, een beter jaar dan 1931. Een inzicht in de resultaten van de sawah- en tegalancultuur geeft het volgend staatje. Uit deze cijfers blijkt, dat vooral in het 2de halfjaar relatief veel grootere uit gestrektheden zijn geslaagd dan in vorige jaren. In het eerste halfjaar, vooral in Maart en April, ondervonden verschillende gewassen schade van de overvloedige regens. Door den grooteren bijplant in de laatste maanden was de aanplant, behalve in West-Java, eind December ook grooter dan in 1931. Het totaal percentage der geoogste uitgestrektheden was grooter dan in vorige jaren, nl. 4 % in vergelijking met 1931 en 7 % in vergelijking met 1922/1931. Tabel 111 geeft een meer gedetailleerd overzicht van de in 1932 geoogste oppervlakten der voornaamste eenjarige Inlandsche gewassen. TABEL 11. Geslaagde uitgestrektheden van alle gewassen (in duizendtallen hectaren). TABEL 111. Geslaagde uitgestrektheden op Java en Madoera. LANDBOUW. 55 Vooral van sawahpadi werden in 1932 grootere, uitgestrektheden geoogst dan in vergelijking met het jaar 1931 en de gemiddelde resultaten van de periode 1922/1931. Eene relatieve inkrimping vertoonde de Inlandsche tabakscultuur; de uitgestrektheden der overige gewassen, met uitzondering van aardnoten en kedele, die meer werden aangeplant, veranderden weinig ten opzichte van 1931. D/e ramingen der producties zijn hieronder samengevat. De gemiddelde opbrengsten van padigogo en de andere gewassen voor de productie-berekening van 1932 gebruikt, geven ten opzichte van die der vorige jaren geen opmerkelijke verschillen. Bij de padig< save en kcdele zijn zij een weinig aan den lagen, bij maïs, bataten en aardappelen daarentegen iets aan den hoogen kant. Bceds vijf jaren is de Inlandsche landbouw-statist iel< gedifferentieerd volgeus de sawahs en de droge gronden. Aangezien de verhouding tusschen de opper vlakten der sawahs en der droge gronden, waarvan ieder gewas is geoogst, zeer constant blijkt te zijn, kan men onderscheiden de gewassen, die vooral op de sawahs en die, welke voornamelijk op de droge gronden worden verbouwd. TABEL IV. Geoogste hoeveelheden op Java en Madoera. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 56 Van alle gewassen te zamen wordt + 56 % van de sawahs en 44 % van de droge gronden geoogst. Hierbij mag men niet uit het oog verliezen, dat behalve met éénjarige gewassen nog groote uitgestrektheden droge gronden met overjarige gewassen (klapperboomen, thee vooral in Priangan, koffie, sereh, vrucht boomen, bamboe) beplant zijn. Einde 1932 bedroeg de bevolkingsthee-aanplant 39 000 ha, die van de bevolkingskoffie 22 000 ha, van de bevolkingsrubber 8000 ha en van sereh 11000 ha. De tusschenbeplanting met éénjarige gewassen in tuinen met meerjarige gewassen is als gevolg van de crisis nog sterk toegenomen, zoo clat de occupatie der droge gronden nog minder dan vroeger kan worden bepaald. Ondernemingsgewassen w r erden in 1932 geoogst van ± 170 000 ha bevolkings gronden (in hoofdzaak sawahs ± 160 000 ha). Op de resteerende sawah-gronden, + 3 132 000 ha, werd geoogst van eene uitgestrektheid van 4 439 747 ha of 135 %, waarbij hetzelfde oppervlak, indien daarvan tweemaal werd geoogst, ook twee keer werd medegeteld. Van 3 262 648 ha of 99 °/ Q der sawahs weid padi geoogst. Padi, kedele en katoen zijn de meest uitgesproken sawahgewassen (hiervan weixl resp. 87,9, 78,1 en 75,7 % gemiddeld in 1928/1932 van de sawahs geoogst, tegen 88,4, 80,5 en 80,2 % in 1932). Cassave, andere knolgewassen en widjen (sesam) worden bijna uitsluitend op droge gronden verbouwd, namelijk in totaal 95,4 % in 1932 (op sawahs gemiddeld in 1928/1932 slechts 4,7 %). Ook aardappelen en groenten worden voor meer dan 4/5 gedeelte op droge gronden gekweekt. De overige gewassen groeien meeren deels voor 1/3 tot 1/2 van den aanplant oj> sawahs, eene verhouding, welke niet sterk afwijkt van die der oppervlakten van sawahs en droge gronden. Maïs wordt voor + 1/4 gedeelte op sawahs verbouwd. Tengevolge van de suikerrestrictie konden in den Oostmoesson van 1932 belangrijke uitgestrektheden, waarop vroeger suikerriet verbouwd werd, met Inlandsche landbouwgewassen beplant worden. Volgens globale taxaties door de landbouwcousulenten verricht, zijn van de niet met suikerriet beplante gronden de volgende oppervlakten Inlandsche gewassen geoogst: Gewas. ha Sawahpadi (gadoe) 26 000 Maïs 29000 Cassave 1000 Bataten 1000 Aardnoten 9 000 Kedele 18 000 Overige gewassen 5 000 Totaal 89 000 Neemt men voor deze gronden even groote opbrengsten aan als van de overige gronden der betrokken districten, clan zou de productie hebben bedragen 568000 quintalen droge padi, 322 000 quintalen maïs, 70 000 quintalen aardnoten en 129 000 quintalen kedele. In de Buitengewesten waren ook in 1932 wederom de padi-oogsten, zoowel voor ladangpadi als voor sawahpadi, grooter dan normaal. Gedeeltelijk was dit te danken aan de grootere opbrengsten per oppervlakte-éénheid, gedeeltelijk aan het feit, dat wederom uitbreiding was gegeven aan ladang- en s, aal. Op Borneo ondervonden de ladangs nog den ongunstigen invloed van de vele regens tijdens het branden in 1931. Door de groote uitbreidingen van den ladang bouw was echter de totale productie aan ladangpadi in de Westerafdeeling van Borneo toch nog boven normaal. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo werd met grooten ijver de teelt van oostmoesson-padi uitgebreid, die zeer goede resultaten opleverde, uitgezonderd in de onderafdeeling Martapoera, waar door LANDBOUW. 57 bandjirs vrijwel alles verloren ging- Omtrent den nieuwen aanplant werd over het algemeen gunstig gerapporteerd; niet alleen werd do rijstcultuur op sawahs en ladangs uitgebreid, doch ook de stand van het gewas was eind 1932 gunstig. Do maïsoogst op Gelebes heeft zeer goede beschotten opgeleverd. In verband met den hoogen waterstand in het merengebied wordt verwacht, dat de nieuwe aanplant wederom klein zal zijn. Overigens hebben de tweede gewassen (maïs. caseave, aanlnoten, kedele, enz.) in de verschillende gewesten normale oogsten opgeleverd. Vrij algemeen heeft de bevolking ook dit jaar weder uitbreiding aan de teeli van deze gewassen gegeven. Meerjarige Inlandsche gewassen en ondernemingscultuur. Deels als gevolg van het feit, dat bij de inkrimping van den suikeraanplant 1931/1932 vooral de slechtste gronden zijn uitgeschakeld, deels door tamelijk gunstige weersomstandig heden, heeft de suikercultuur in 1932 bijzonder hooge opbrengsten per opper vlakte-eenheid opgeleverd. Het gemiddelde produci bedroeg 152,3 g/ha (kristal), tegen 139,4 g/ha in 1931 en 150,9 g/ha in het topjaar 1928. Deze record opbrengst is grootendeels te danken aan een hoog rietproduct. Hoewel het rende mentsniveau derhalve aanzienlijk hooger was dan in 1931, was het rijpingsproces ongunstig. De rendementsstijging verliep namelijk /.eer langzaam, waardoor veelal vóór de rijping werd geoogst. Het sterkst is de opbrengstvermeerdering geweest in Ngandjoek/Madioen (21.5 g/ha meer dan in 1931), in Banjóemas (19,2 g/ha meer), in Jogjakarta (18,7 g/ha meer), in Kediri (18,4 g/ha meer) en in Cheribon (16,7 g/ha meer). In Tegal, Pasoeroean, Pekalongan en Modjokerto kwamen hoogere opbrengsten van 12,5 a 14 g/ha voor. De jonge aanplant 1932/1933 ontwikkelde zich alleszins naar wensch. Door de lang aanhoudende regens en de sterke inkrimping van het areaal, waren de irrigatie-debieten ruim voldoende. De Deli-tabak der beneden-ondernemingen lieefi in de eerste maanden van het jaar eene minder gunstige verdeeling van den regenval ondervonden; kwalitatief is de oogst echter als geheel niet slecht uitgevallen. Voor de Vorstenlandsche cultuur was de regenverdeeling bijzonder bevredigend, zoodat de kwaliteit van den oogst veel beter was dan in 1931. In den Oosthoek is de oogst, in verband met den ongelijkmatigen regenval, vrij verschillend uitgevallen; over het geheel is het product echter goed beregend. Thee, kma en rubber hebben weinig invloed van het moessonverloop onder vonden. De robusta-koffiecultuur heeft in 1932 eene zeer hooge productie opgeleverd; vooral de ondernemingsoogst op Java, gaf een flink herstel te zien van de lage opbrengsten van voorafgegane jaren. Ook de Palembang-bevolkingsoogst was -1- 20 % grooter dan in 1931, terwijl verder Tapanoeli, Sumatra's Westkust en Manado eene groote vermeerdering van hun uitvoerexcedenten te zien gaven. De arabica-cultuur vertoonde daarentegen een geringere opbrengst dan in 1931, hetgeen vooral aan het verregenen van den Bali-oogst te wijten is. Ook Tapanoeli en Sumatra's Westkust leverden lagere producties; slechts Zuid-Celebes gaf een behoorlijk beschot. De klappercultuur heeft in 1932 ruime opbrengsten opgeleverd; de vrucht zetting was op Java iets minder bevredigend dan in 1931, doch slaagde in de Buitengewesten over het algemeen naar wensch. Van ziekten en plagen heeft de cultuur weinig overlast ondervonden; een Brachartona-plaag in Jogjakarta kon door snel ingrijpen en bekapping van 7800 boomen worden bedwongen; voor het overige ondervond slechts Zuid-Celebes veel last van dierlijke plagen. De kapokcultuur leverde op Java minder goede opbrengsten tengevolge van regensehade tijdens den bloei in Mei en Juni. In het voornaamste centrum (Japara) is de oogst zelfs 20 —30 % lager geschat dan normaal; de kwaliteit is bovendien minder gunstig beoordeeld. De oogst in Zuid-Celebes toonde kwanti tatief een kleinen vooruitgang, welke veroorzaakt is door het gedeeltelijk in pro ductie komen van jonge boomen. DE ECONOMISCHE TOKNTAM'. 58 De peperoogst is in de Lampoengsehe Districten vrij normaal uitgevallen; Bangka leverde daarentegen een ruim beschot, dank zij de toeneming van het aantal productieve ranken. In Atjeh daalden de opbrengsten tengevolge van eene sterke ~geusong"-aantasting. e. Voedseltoestand. Ten behoeve van een globaal overzicht van den voedsel toestand op Java en Madoera in 1932, voor zoover die afhankelijk is van de producties der belangrijkste éénjarige gewassen, zijn in onderstaande tabel de voor het verbruik ter beschikking gekomen hoeveelheden, berekend en vergeleken met het jaar 1931 (ongunstig jaar), 1930 (gunstig jaar) en het gemiddelde van 1922 1931. De uitkomsten van soortgelijke berekeningen voor de overige gewassen zijn ver meld in de tabel over „Het verbruik per hoofd van de bevolking van de voor naamste voedingsmiddelen" in deel II van dit Verslag. Hieruit blijkt, dat de per hoofd berekende cijfers voor rijst iets lager zijn clan in 1930 en dan het gemiddelde in de periode 1922/1931 — een gevolg van den sterk gedaalden invoer — en voor maïs ongeveer gelijk aan die in het vorige jaar, doch lager dan gemiddeld in vorige jaren. De consumptie van cassave was grooter dan in 1931 en 1930, van bataten ongeveer even groot als in 1931. Moeilijkheden met de voedselvoorziening deden zich in 1932 dan ook slechts in enkele streken voor. In de eerste maanden van het jaar werden plaatselijke voedseltekorten geconstateerd in eenige gedeelten van de residentie Batavia; verder in den loop van het jaar hier en daar in de residenties Buitenzorg en Priangan, in West-Indramajoe en Noord-Madjalengka, in het district Boemiajoe. de streek met bevolkingsriet van Toeloengagoeng, het district Ploso. In de Buitengewesten was de voedseltoestand wederom over het algemeen gunstig. De uitbreiding van de teelt van tweede gewassen vergemakkelijkt de overbrugging van plaatselijke rijstschaarschte door meer consumptie van cassave, maïs, bataten, kladi, enz. Op Bangka daarentegen liet de voedselsituatie zich minder gunstig aanzien. Vooral onder de Chineezen heerschte tegen het einde van het jaar schaarschte. in verband met do zeer lage peperprijzen en de inkrimping van de werkzaam heden bij het tinbedrijf. d. Prijsverloop der landbouwproducten. Hoewel in de eerste maanden van 1932 stabiHsatieverscliijnselon vielen waar te nemen, bleken deze van weinig duurzamen aard te zijn, zoodat in het tweede kwartaal eene verdere daling plaats vond, welke zich in vrij langzaam tempo voltrok. De herleving van het optimisme en de daar mede gepaard gaande stijging op effectenbeurzen en goederenmarkten, als gevolg van de resultaten van de Lausanne-conferentie (begin Juli), veroorzaakten ook voor de Indische landbouwproducten eene hausse. TABEL V. Groothandelsprljzen der voornaamste landbouwproducten (in guldens per 100 kg, tenzij anders vermeld). LANDBOUW. ') Per kg. 2 ) Per è kg. 3 ) In £ per ton. 59 DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 6 b. In het voorjaar van 1932 organiseerde het Internationaal Landbouw Instituut te Rome een bijeenkomst van vertegenwoordigers van tropische en sub-tropische landen, tot bespreking van de economische belangen van landbouw en veeteelt in die landen. Dr. J. J. L. van Rijn vertegenwoordigde Nedcrlandsch-Indië. c. Handel met verschillende landen. Een algemeen kenmerk van den invloed der crisis op den Indisehen handel met verschillende landen is dat de invoer uit Aziatische landen hierdoor is gestimuleerd, de uit \ die, landen echter benadeeld. De toeneming van don invoer uit Japan werd in 1932 in het bijzonder bevorderd door de depreciatie van de yen en de vermindering van het Chineesche afzetgebied. De Japansche activiteit deed zich voorts voelen op scheepvaartgebiod. De Ottawa-conferentie van Augustus 1932 bracht voor het Britsche Rijk de preferentieele behandeling. De Indische uitvoer naar Australië leed daardoor echter bijna geen nadeel. Het reeds vóór Ottawa ingestelde Britsche preferentieele recht op thee had ernstige gevolgen voor den Indisehen thee-export naar Br gebieden. d. Beperking van invoerbelemmeringen. In I. S. 1932 n°. 395 is afgekondigd een ordonnantie, waarbij do invoer van uitheemsche koffie in zendingen beneden een zekere gewichtsgrens, welke haar stempelen tot monsterzendingen, van het algemeen invoerverbod wordt uitgezonderd; I. S. 1982 n°. 523 bevat een ordon nantie, waarbij do invoer van uit Zuid-Am hevea-zaden onder bepaalde voorwaarden is opengesteld. e. Scheepvaart. In zijne buitengewone zitting L 982 adviseerde de Volk tot aanneming van het wetsontwerp houdende goedkeuring van de toepassing op Nederlandsch-Indië en Curacao van het op 5 Juli 1930 te Londen gesloten lii wateringsverdrag (onderwerp 142). Hoi trad o. m. voor Nederland op 1 Januari 1933 in werking; voor Nederlandsch-Ihdië eerst op 27 April van dat jaar (I. S. 1933 n°. 198). De nieuwe in het buitenland aangenomen voorschriften op het gebied van uitwatering maakten voorts wijziging van do, op dit stuk geldende Indisch' geving noodzakelijk ; cic I. S. 1982 nos. L2O tol en mei 124. De nieuwe wetgeving trad 1 Juli 1932 in werking. De op 15 December 1931 te Berlijn tusschen Nederland en Letland gesloten overeenkomst inzake de wederzijdsche erkenning van meetbrieven van zeeschepen werd opgenomen in I. S. 1932 n°. 470. Ook de in Danzig afgegeven meetbrieven worden in Nederlandsch-Indië erkend, ofschoon geen afzonderlijke overeenkomst is gesloten nopens de door de Vrije Stad afgegeven meetbrieven. Van de opzegging met ingang van 1 Januari 1933 door Noorwegen van de op 7 Maart 1911 met dat land gesloten overeenkomst betreffende het verleenen van onderstand aan schipbreukelingen en door Zweden van de op 2 Mei 1913 gesloten gelijknamige overeenkomst met Zweden werd aanteekening gehouden in I. S. 1932 n". 110 en I. S. 1933 n°. 36. f. Luchtvaart. In zijne tweede gewone zitting van het zittingsjaar 1931/32 (onderwerp 86) bracht de Volksraad advies uit over het ontwerp van een algemeenen maatregel van bestuur tot vaststelling van ajgemeene bepalingen voor de burgerlijke luchtvaart in Nederlandsch-Indië; hierin zijn opgenomen de hoofdbepalingen voor eene wettelijke regeling van de burgerlijke luchtvaart daar te lande, zoowel binnenlandsclie ;ils buitenlandsche, voortvloeiende uit het lucht vaartverdrag van Parijs (I. S. 1928 n°. 536). g. Radioverkeer. Over de ~koloniale" stemmen (zie Indisch Verslag 1932, blz. 13) word voor do conferentie to Madrid eene incidenteele beslissing genomen, waarbij Nederlandsch-Indië een afzonderlijke stem behield. Het vraagstuk zelf werd wederom verwezen naar diplomatieke behandeling, welke onder leiding van de Vereenigde Staten van Amerika zal plaats vinden. De te Madrid gesloten conventie bevat dan ook geen sternartikel. TABEL VI. Pasarprijzen der voornaamste Inlandsche voedingsmiddelen op Java en Madoera (prijzen in guldens per pikol). DE ECONOMISCHE TOESTAND. 60 I.AXDBOUW. 61 De reactie, welke niet kon uitblijven, deed in de tweede helft van September eene nieuwe daling intreden, waarbij de prijsverbetering van het derde kwartaal voor de meeste producten weer verloren ging. Als geheel lag echter het prijs niveau aan het einde van het jaar niet onder het peil van eind Juni. Is hiermede de algemeene gang van het prijsverloop in groote trekken geken schetst, voor nadere bijzonderheden omtrent de verschillende producten afzonder lijk, kan worden verwezen naar tabel V. Lu het kort zij hier slechts vermeld, dat de voornaamste Indische landbouwexp>ortptoducten suiker, thee en rubber ook in 1932 met overproductie te kampen hadden en daardoor eene verdere prijsvermin dering te zien gaven, al vertoonde het laatstgenoemde product in de tweede helft van het jaar een vrij belangrijk herstel, li olm sta-koffie profiteerde van den burger oorlog, die van begin Juli tot begin Oetober in Brazilië woedde en die tot staj in het aanbod van Santos-koffie leidde. Oliezaden ondergingen in den loop van het jaar 1932 eveneens eene groote prijsverlaging ondanks productievermindering in verschillende landen. Specerijen daalden eveneens aanzienlijk; slechts kruid nagelen bleven eenigszins op> peil. Sisal vertoonde een iets gunstiger verloop. De rijstmarkt wist zich in de eerste 9 maanden van het jaar nog vrij goed te handhaven, doch stortte in het vierde kwartaal ineen, als gevolg van hooge oogst ramingen in de exportlanden en prijsdaling op de graanmarkt. Maïs vertoonde een soortgelijk verloop, terwijl tapioca daarentegen eenige verbetering te zien gaf. Van de minder belangrijke producten werd in 1932 naast cacao ook arabica in volle mate door de depressie getroffen. Slechts citronella-olie wist het niveau van 1931 nagenoeg te handhaven. Evenals in 1931 heeft de prijsdaling in den groothandel in vrij sterke mate in het binnenland van Nederlandsch-Indië doorgewerkt. Tabel VI geeft hieromtrent voor de groep voedingsmiddelen een denkbeeld. Van eene seizoenstijging, die voor deze groep van producten in de tweede helft van liet jaar pleegt plaats te vmden. was in 1932 geen sprake. Scherper komt de mate van prijsdaling tot uiting, indien men eiken maand prijs uitdrukt in procenten van een veeljarig maandgemiddelde. Het prijsverloop der voornaamste voedingsmiddelen vertoont dan het volgend beeld. Padi en rijst bleven de eerste 5 maanden van het jaar vrij goed op peil, doch vertoonden daarna eene daling, welke vooral in het laatste kwartaal vrij groote TABEL VII. Verloop der pasarprijzen, uitgedrukt in procenten van de veeljange maandgemiddelden der periode 1922—1929. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 62 vormen aannam. Maïs en knolgewassen wisten zich beter te handhaven, doch peulvruchten gaven sinds Juni eene vrij scherpe prijsvermindering te zien. e. Invloed van het prijsverloop op den gang der bedrijven en de bij den land homo betrokken bevolking. Meer nog dan in 1931 het geval was, heeft de prijs daling in 1932 op de bedrijfsvoering in den landbouw invloed gehad. De Europeesche cultuurondernemingen, die voor het meerendeel reeds bij den aanvang van het jaar de loopende exploitatiekosten niet of nauwelijks door de verkoopprijzen konden dekken, zagen zich genoodzaakt ver gaande bezuinigings maatregelen in te voeren, terwijl verschillende cultures de productie inkrompen. Deze inkrimpingen zijn echter in het meerendeel der gevallen het resultaat van weloverwogen restrictieschema's. Aldus b.v. in de suikercultuur, waar als uit vloeisel dor Ohadbourne-overeenkomst de oogst in 1932 ± 8 % lager was dan de oogst in 1931, terwijl de aanplant over 1932/1933 in vergelijking met den normalen aanplant met niet minder dan 58 % werd ingekrompen. Ook in de tabakscultuur heeft zich in onderling overleg tussehen de verschillende groepen van onder nemingen eene restrictie voltrokken. Bij kma was dit eveneens het geval. Slechts in de rubbercultuur is men ook zonder restrictieschema op belangrijke schaal tot sluiting van ondernemingen overgegaan; de prijsverbetering in de tweede helft van het jaar heeft echter een deel dezer gesloten aanplantingen wederom in tap doen nemen. De productie der onderncmings-theecultuur vertoonde tegen het einde van het jaar eene daling, als gevolg van fijnere pluksystemen. Vezel- en palmolie cultures gingen voort met uitbreiding der productie, ondanks de uiterst lage prijzen dezer producten. De koffie- en serehcultuur hebben, de tijdsomstandig heden in aanmerking genomen, een vrij goed jaar achter den rug. Het in bedrijf gebleven deel van het productie-apparaat slaagde er in den loop van het jaar over het algemeen vrij goed in om de loopende kosten aan de dalende inkomsten aan te passen. Dit proces heeft uiteraard inspanning en offers gekost. Ontslag en salarisvormmdering van vast personeel namen veel grootere vormen aan dan in 1931. De koelieloonen ondergingen eene verdere vermindering en kwamen op Java op een peil van gemiddeld 15 & 20 et per man per dag, het geen 50 a 60 % lager is dan het niveau van vóór de crisis (35 & 40 %). Door sluiting van ondernemingen en extensiveeving van werkzaamheden nam boven dien de werkgelegenheid voor de koeliebevolking belangrijk af, zoodat de in komsten door de bevolking op Java uit de ondernemingscultures getrokken sterk zijn geslonken. Vooral de inkrimping der suikercultuur heeft in dit opzicht grooten invloed uitgeoefend. Wol zijn natuurlijk de vrijkomende suikerarealen met Inlandsche gewassen beplant, maar de werkzaamheden voor deze gewassen worden meest in gezinsarbeid en onderling hulpbetoon verricht, terwijl daaren boven eventueele arbeidsloonen veelal in natura worden uitgekeerd. In do Buitengewesten is eveneens een tendens tot loonsverlaging waar te nemen. In het laatste kwartaal van 1931 had b.v. de A.V.E.O.S. (Algemeene Vereeniging van llubberplanters ter Oostkust van Sumatra) haar minimum lconen teruggebracht op 37 cent per dag voor mannen en 32 cent voor vrouwen. Op 19 Januari 1933 volgde eene nieuwe verlaging tot 32 cent voor mannen en 27 cent voor vrouwen, terwijl deze laatste loonen bij het sluiten van nieuwe contracten reeds eerder waren toegepast. Evenals de ondernemingscultures heeft ook de teelt van Inlandsche handels gewassen den ingrijpenden invloed van de prijsdaling ondervonden. Alom werd er naar gestreefd de gelduitgaven zooveel mogelijk terug te brengen door uit breiding van gezinsarbeid, loonbetaling in natura en extensiveering der werkzaam heden. Dit laatste verschijnsel heeft allengs ver gaande vormen' aangenomen, zoodat men in enkele cultures van eene vrij sterke verwaarloozing kan spreken. Daling van do opbrengst der oppervlakte-eenheid is hiervan het gevolg geweest, het sterkst wel in de Inlandsche theccultuur. Ook in de pepercultuur op Bangka en in de Inlandsche rietcultuur is dit verschijnsel geconstateerd; bij cultures, die steeds op zeer extensieve wijze werden bedreven (b.v. de klappercultuur), is het echter minder duidelijk waar te nemen. Behalve door extensiveering is de pro- LANDBOUW. 63 ductie van enkele cultures verminderd door uitschakeling van minder gunstig ge legen complexen; het meest sprekend voorbeeld vormt in dit opzicht de Inlandsche rubbercultuur. Prijsdaling, somtijds gepaard aan eene verminderde totale productie, hebben het geldelijk inkomen, dat de bevolking uit haar handelscultures trekt, een verderen teruggang doen ondergaan. Een denkbeeld van deze, inkomstenderving verkrijgt men uit de waardevermindering van den exportder Inlandsche landbouw producten. Ook hier komt duidelijk naar voren, dat het tempo der conjnnctuurdaling in 1932 veel langzamer geweest is dan in 1931, doch tevens op welk een laag peil vun inkomsten de bevolking, vergeleken met de jaren van vóór de crisis, is beland. Een meer gedetailleerd inzicht in de waardedaling der bevolkingsexportproducten geeft tabel IX. TABEL VIII. Uitvoer van bevolkingslandhouwproducten (in millioenen guldens) TABEL IX. Uitvoerwaarde van bovolkingslandbouwprodncieii (in millioenen guldens). DE ECONOMISCHE TOESTAND. 64 Tn vergelijking met 1929 is eene Bterke wi rmindering van den export over vrijwel de geheele linie waar te nemen. Voor Java en Madoera komt het nadeelig verschil van - r >"> millipen gulden grootendeele op rekening van klapper-, cassave-, kapokproductën en thee (te zamen 47 millioen gulden minder dun in 1929). Voor de Buitengewesten is de teruggang in hoofdzaak toe te schrijven aan rubber, klapperproducten, peper en koffie (te zamen 188 millioen var de 201 millioen gulden). Vergeleken met 1931 ia de exportwaarde van verschillende producten op peil gebleven, hetwelk echter vrijwel steeds mei eene vermeerdering van het uitvoer kwantum verband hield. Voor -lava en Madoera laai zich de vermindering met 7,4 millioen gulden globaal verklaren uit de waardedaling van thee (6,3 millioen), eassaveproducten (3,3 millioen), kapokproducten (2,1 millioen) en rijstproducten (1,0 millioen), waartegenover eene toeneming staat van de uitvoerwaarde van klapperproducten (4,9 tnillioen) en van tabak (1,6 millioen). Voor de Buiten gewestexi In-draagt de totale waardevermindering 1'.>.2 millioen gulden; hier zijn het vooral klapperproducten (9,3 millioen), rubber (13,5 millioen) en peper (3,4 millioen). welke deze daling hebben teweeggebracht; koffie gaf hier eene, toeneming te zien van 7,3 millioen gulden. In veel mindere mate dan de cultures van handelsgewassen, ondervindt de teelt der Inlnndsche voedselgewassen den invloed van het prijsverloop. Nochtans worden ook hier gelduitgaven zooveel mogelijk beperkt door uitbreiding van gezinsarbeid, onderling hulpbetoon en betaling in natura. Deze ontwikkelingsgang heeft het groote voordeel, dat daardoor extensiveering der werkzaamheden voor komen wordt. Van minder intensieve grondbewerking zijn dan ook slechts plaat selijk symptomen waargenomen; wel is hel kimstmestverbruik verminderd. De voedsellandbouw, welke op Java zoowel als in de Buitengewesten in wezen steeds de kern van het Inlandsche landbouwbedrijf is blijven uitmaken, werd op deze wijze niet alleen in stand gehouden, doch onderging zelfs eene uitbreiding. Dalende verkoopprijzen van zijn artikel dwong menig exportproducent tot het dekken van zijne voedselbchoeite door eigen voortbrenging, tot een terugval dus tot den voedsellandbouw. liet duidelijkst is deze tendens in de Buitengewesten waar te nemen, waar in tijden van gunstige conjunctuur aan de productie van voedingsmiddelen minder aandacht is geschonken. Doch ook op Java openbaart zij zich in een meer intensief grondgebruik. Als typeerende verschijnselen mogen in dit verband worden genoemd de animo, waarmede in de noordvlakte van West-Java de droge gronden na den gogo-oogst met polowidjo zijn beplant (cassave, komkommer, katjangsoorten, enz.); verder de tiitbreiding van den ongesanctionneerden padigadoe-aanplaut. hel entameeren van een 3den maïs aanplant in Oost-Java, het planten van mais na tabak in Oost-Java, enz. De groote uitbreiding van het met voedselgewassen beplant areaal (een gevolg van liet vrijkomen van suikergronden en van de hoven beschreven tendens tot intensiever grondgebruik) heeft het voedselvraagstuk op Java in den loop van 1932 van aspect doen veranderen. Voor een voedseltekort behoeft in het algemeen niet meer te worden gevreesd; integendeel deden zich tegen het einde van het jaar symptomen voor van de vorming van immobiele rijstvoorraden in het binnen land. In de Buitengewesten bleef de voedselsituatie over het algemeen gunstig; in enkele gebieden (o.a. in de Westeraf deeling van Borneo en op Bangka) bleken echter moeilijkheden te bestaan bij den aankoop van buitenlandsche rijst als gevolg van de lage productenprijzen. Uit het bovenstaande zal zijn gebleken, dat de situatie, zooals deze zich in 1931 heeft afgeteekend, namelijk nijpende geldschaarschte bij eene ruime voedsel verzorging, zich in 1932 nog verder in dezelfde richting heeft ontwikkeld. Slechts zeer plaatselijk (o.a. in de koffiedistricten der Buitengewesten) trad eenige ver betering in. Het kan dan ook geen verwondering wekken, dat de verschillende, met de geldschaarschte samenhangende verschijnselen (toeneming van den ruil handel, van loonbetaling in natura en van onderling hulpbetoon) zich in den loop van het jaar in steeds sterkere mate gingen openbaren. Onder deze omstandigheden werden loonen en grondhuren in den Inlandschen LANDBOUW. 65 5 landbouw op een lager peil gedrukt. Arbeidsloonen, voor zoover zij nog in geld werden uitgekeerd, hetgeen ook bij de cultures van meer typische handels gewassen in steeds geringere mate het geval was, lagen aan het einde van het jaar + 50 tot 60 % beneden het peil van vóór de crisis. De grondhuren kwamen tot ± 40 a 60 °/ o beneden dit niveau. 2. Verschillende gewassen, afzonderlijk beschouwd. a. Granen. Java en Madoera. Sawahpadi (inclusief gogorantja). De geoogste geslaagde uitgestrektheid be droeg in 1932 3 262 048 ha of 189 956 ha meer dan in 1931 en 248 924 ha meer dan gemiddeld in de jaren 1922/1931. De uitbreiding van de sawahpadi ten op zichte van het tienjarig gemiddelde was voornamelijk in het tweede halfjaar rela tief groot. Twee omstandigheden werkten deze groote uitbreiding van de ~gadoe' (Oostmoesson-padi) in de hand: de suikerrestrictie en de groote regenval in Juni. De totale padiproductie was, dank zij een goede gemiddelde opbrengst en een groot oppervlak, in 1932 bijzonder hoog, namelijk 68 844 472 quintalcn droge padi, d. i. 6 % meer dan de productie van 1931 en 8 % meer dan het gemiddelde van 1922/1931. De berekende opbrengsten voor Java en Madoera gaven een gemiddelde van 21,09 quintalen droge padi per geslaagde hectare en 20,16 quintalen per geplante hectare, tegen respectievelijk 21,09 en 19,84 quintalen in 1931 en respectievelük 21,51 en 20,80 quintalen in 1930. Voor de verschillende gebieden zijn de cijfers, eveneens in quintalen droge padi, als volgt: TABEL X. Sawahpadi-oogst. TABEL XI. Opbrengsten van sawahpadi. DE ECONOMISCHE TOESTAXD. 66 Het verloop der maandoogsten vertoonde een beeld vrijwel gelijk aan dat van het gemiddelde, d.w.z. in Mei was de geoogste uitgestrektheid het grootst, waarop Juni volgde. De maanden Augustus t/m December staken boven het gemiddelde uit. De mislukte oppervlakten (geheel afgeschreven voor de landrente) waren veel kleiner dan in 1931 en bijna even groot als het gemiddelde, namelijk 153 301 ha, tegen 194 039 ha in 1931 en 158125 ha gemiddeld in 1922/1931. De verdeeling dezer mislukte oppervlakten over West-, Midden- en Oost-Java was als volgt: De belangrijkste mislukkingen kwamen in 1932 voor in de residentie Batavia (29 876 ha), Bodjonegoro (28 904 ha), Cheribon (14 694 ha), Bantam (11178 ha), Scmarang (10 370 ha) en Banjoemas (9323 ha). Over de resultaten van den oogst in de verschillende streken valt nog het volgende op te merken. In de residentiën Bantam en Batavia was de oogst in 1932 veel beter dan in 1931 en in de residentie Buitenzorg over het geheel ook goed. In de residentie Priangan lieten de opbrengsten daarentegen in het eerste halfjaar te wenschen over wegens rattenvraat en wortelrot; in de tweede helft van het jaar waren zij iets hooger, zoodat de jaarproductie weinig beneden het normale bleef. In Cheri bon was de aanplant grooter, maar de uitbreiding bestond voornamelijk uit onge sanctioneerde gadoe-padi in het regentschap Indramajoe, welke door watergebrek nagenoeg geheel mislukte. Behoudens eenige plaatselijke uitzonderingen, zooals in Ngawen en in Blora (Japara/Rembang), waar de oogst vrij slecht is uitgevallen en in de van regen afhankelijke, streken van Banjoemas, zijn de beschotten van den Westmoesson padi-oogst in de provincie Midden-Java over het algemeen goed tot meer dan normaal. De gadoe-oogst (Oostmoesson-oogst) slaagde over het geheel goed, met uitzondering van de latere aanplantingen in de regentschappen Brebes, Batang, Grobogan en Demak. In de provincie Oost-Java hadden de latere padi-aanplantingen in verschillende streken van wortelrot te lijden (regentschap Djombang, res. Soerabaja, Madioen, Blitar, district Kepandjen der res. Malang, Noord-Malang, regentschap Bangil, Noordwest-Loemadjang, waar de padi-oogst voor de derde maal mislukte, en Oost- Kraksaan). Van de vroegere oogsten was de Westmoesson-padi-opbrengst goed tot normaal, ook de gadoe slaagde over het geheel naar wensch, met plaatselijke uitzonderingen, zooals in het regentschap Toeban. De gogorantja-cultuur breidde zich uit in de residentie Soerabaja en had bevredigende resultaten. Padigogo (exclusief gogorantja). De gogo-oogst was in 1932 zeer vroeg, lieeds einde April waren de belangrijkste uitgestrektheden afgeoogst. De op brengsten waren over het geheel bevredigend. Hoewel de, totale productie iets hooger wordt geschat dan in 1931, was het geoogste oppervlak iets kleiner dan in dat jaar, namelijk 427 340 ha, tegen 439996 ha in 1931 en 411103 ha gemiddeld in 1922/1931. De productie wordt geschat op 5,4 millioen quintalen, tegen 5,3 millioen quintalen in 1931 en 5 millioen quintalen droge padi gemiddeld in 1922/1931. De opbrengst bedroeg 12,72 g/ha; alleen plaatselijk, vooral in TABEL XII. Mislukkingen van sawahpadi (in 1000 ha). LANDBOUW. 67 Buitenzorg, Cheribon, Soerakarta en Kediri, waren de beschotten lager dan ge woonlijk. De mislukkingen bedroegen 3583 ha (0,83 °/ o van de totaal geoogste + mislukte uitgestrektheden) , 9587 ha (2,13 %) in 1931 en 2536 ha (0,61 %) gemiddeld in 1922/1931. De mislukkingen hadden weinig invloed op de totale productie. Maïs. Van dit gewas word in 1932 van een oppervlak van 2001/514 ha ge oogst, waarvan 1 478 638 ha droge gronden en 522 876 ha sawahs. Dit is in totaal 39 357 ha meer dun in 1931 en 178 662 ha meer dan gemiddeld in 1922/1931. De z.g. laboehan-maïs (de vóórwestmoesson-oogst) slaagde zeer goed. De bij plant voor den tweeden oogst ondervond vertraging als gevolg van het lang aan houden der regens. In het derde kwartaal is deze achterstand weer ingehaald. De tweede oogsten hebben over het geheel bevredigende uitkomsten gehad. Het''geoogste oppervlak maïs van de droge gronden week weinig af van het vorige jaar, namelijk 1479 000 ha, tegen 1491000 ha in 1931 en 1433 000 ha gemiddeld in 1928/1932. De tegalan-oogsten waren over het geheel normaal, met plaatselijke uitzonde ringen. De oogstvervroeging heeft plaatselijk gelegenheid gegeven tot het in den grond brengen van een derden aanplant, welke niet overal slaagde. Er mislukte op sawah en op droge gronden in 1932 met inbegrip van voor veevoer gesneden velden 24 601 ha of 1,21 % (in 1931 25 099 ha of 1,26 %). Voor Java en Madoera wordt de productie bepaald op 19023 000 quintalen droog gepeld, tegen 19108 000 quintalen in 1931 en 17 6(17 000 quintalen in 1922/1931. De geschatte opbrengst bedroeg 9,50 g/ha. Vrijwel in overeenstemming met de rijst- en tarwemarkt vertoonden de maïsgroothandelsprijzen gedurende het grootste gedeelte van 1932 een zekere stabiliteit, maar daalden in de laatste maanden van het jaar. De Soerabnja-prijzen, welke zich fcusschen f 3 en f 3,50 per 100 kg hadden bewogen, kwamen toen op f 2,65. De uitvoer van maïs van Java en Madoera bedroeg 107 000 ton netto, tegen 112 000 ton in 1931. Andere granen. De cultuur van gierst werd evenals in het vorige jaar iets ingekrompen. Buitengewesten. Rijst. Het rijstinvoorexcedent der Buitengewesten daalde van 336 400 ton in 1931 tot 275 700 ton in 1932. Van invloed op deze daling /.ijn geweest de verdere afname van de ondernemings-arbeiders, de voortgaande uitbreiding van het met rijst en andere voedselgewassen beplante areaal en eenige versobering van het levensonderhoud. In tabel XIII is het rijstin- of uitvoerexcedent gi wijze opgenomen, voor zoover dit uit het overzeetransport was na te gaan. TABEL XIII. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 68 Sawahpadi. In Atjeh en Onderhoorigheden bedroeg volgens taxatie de pro ductie aan sawahpadi 307 000 ton droog, tegen 267 000 ton in 1931. Uitbreiding van het sawahareaal vond wederom plaats. In Tapanoeli was de oogst normaal tot zeer goed, uitgezonderd in Zuid- Tapanoeli. waar tengevolge van ongunstige weersomstandigheden en rattensohade de productie beneden normaal bleef. Ter Oostkust van Sumatra was de rijstoogst bevredigend, niettegenstaande plaatselijke schade door bandjirs en hagelslag. De oogst van gewone sawahs in Palembang leverde zeer goede beschotten, terwijl ook de lebaksawahs zeer hooge producties opleverden. Ter Sumatra''s Westkust waren de oogsten over het algemeen normaal tot goed. De oogst in Benkoélen was goed; verdere uitbreiding van hel sawahareaal had plaats. Ter Westeraj'deeling van Bomco ging een grooter af geoogst sawahpadi-arcaal gepaard met bevredigende opbrengsten. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo bleef in het algemeen de op brengst der sawahs beneden normaal, als gevolg van regens en bandjirs. De oost moessonpadicultuur onderging groote uitbreiding en leverde zeer goede oogsten op, uitgezonderd in de onderafdeeliing Martapoera, waar een hevige bandjir vrijwel alles vernielde. Aanleg van nieuwe sawahcomplexen vond plaats langs de Barito en de Kapoeas. Op Celebes is de padi-oogs in het merengebied zeer goed geslaagd, terwijl het beplante sawahareaal belangrijk werd uitgebreid. De padi-oogst in Manado leverde over het algemeen bevredigende opbrengsten In Timor en Onderhoorigheden was de oogst normaal tot goed, uitgezonderd in Bima, waar de opbrengst gedrukt werd door droogte en door een rupsenplaag. Een overzicht van de op Bali en Lombok geoogste uitgestrektheden sawalij),i<li en de met behulp van de beschikbare opbrengstcijfers der landrente-proefsnit opgaven berekende padi-producties in de verschillende gebieden van Bali en Lombok volgt hieronder. LANDBOUW. 69 De mislukkingen zijn in de afgeloopen jaren vooral in 1932 van geen betee kenis. De productie van Bali in 1932 is over het algemeen gelijk aan het ge middelde der jaren 1929/1931, doch grooter dan in 1931, doordat van een grooter areaal is geoogst; de opbrengst per ha is echter lager dan gemiddeld.in 1929/1981. In West- en Midden-Lombok zijn de geoogste arealen vrijwel gelijk aan die van 1931; zoowel de producties als de opbrengsten per ha zijn lager dan in 1931. Het uitvoerexcedent heeft dit jaar 21230 ton bedragen, tegen 12 831 ton in 1981 (uitvoer hoofdzakelijk uit Lombok). De grootere uitvoer ten opzichte van 1931 is hoofdzakelijk het gevolg van de grootere export naar Java en de Buiten gewesten, respectievelijk 10 333 en 7739 ton (in 1931 6973 en 5678 ton). Ladangrijst. Over het algemeen leverde de ladangpadicultuur normale of goede beschotten, slechts in Benkoelen, Palembang, Westerafdeeling van Borneo en Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo bleven de opbrengsten beneden nor maal. De belangrijke uitbreiding van het beplante areaal was oorzaak, dat over het algemeen de totale oogst aan ladangpadi niet geringer was dan in het vooraf gegane jaar. Maïs. Uitbreiding van den maïsaanplant had plaats in Atjeh (vooral in het Oosten), de Oostkust van Sumatra, Tapanoeli, Sumatra's Westkust en de Westerafdeeling van Borneo. Op Celebes was de maïsaanplant in het merengebied klein, als gevolg van den hoogen waterstand. De oogst was echter zeer goed. b. Tweede gewassen en tuinbouwproducten. Java en Madoera. Cassave. De geoogste uitgestrektheid was 18 000 ha grooter dan in 1931, doch 11000 ha kleiner dan gemiddeld in 1922 1931. Het reeds in het Verslag over 1931 vermelde verschijnsel van het langer laten doorgroeien van de cassave, trad dit jaar ook weer op. Dit is het gevolg van de lage prijzen van de cassaveknollen en de daarvan bereide producten. De productieraming is hierdoor evenals het vorige jaar aan den lagen kant, omdat daarvoor bij gebrek aan voldoende gegevens voor 1932 ook de proefsnit gegevens van vorige jaren moeten worden gebruikt. TABEL XIV. Sawahpadi. BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. 7 3. Juridische betrekkingen. a. Arbitrage en verzoeningsverdragen. Het op 11 Maart 1931 te 's-Gravenhage tusschen Nederland en Zuidslavië gesïoten verdrag tot beslechting van geschillen door rechtspraak, arbitrage en verzoening werd opgenomen in I. S. 1932 n°. 326. b. Behandeling van gewonden en gevangenen. De desbetreffende Geneefsche verdragen van 1929 werden opgenomen in I. S. 1932 n°. 641. c. Buitenlandsche consulaire dienst. De Britsche consulaire vertegenwoor digers bleven ook na het onafhankelijk worden van Iraq belast met de bescherming van Iraqsche onderdanen en belangen. d. Voeren van rechtsgedingen. De Volksraad bracht advies uit over het wetsontwerp tot goedkeuring van het op 31 Mei L 932 te Londen tusschen Neder land en Engeland gesloten verdrag houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van liet voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (zitting 1932/33, onderwerp 62). Indien het verdrag te zijner tijd zoowel op de Straita Settlements als op Nederlandsch-Indië van toepassing wordt verklaard, zullen de reeds in 1929 door den Consul-Generaiil der Nederlanden te Singapore gesignaleerde moeilijk heden bij opdrachten tot getuigenverhoor onder eede in burgerlijke zaken overeen komstig art. 173 van het Rechtsvorderingsreglement worden ondervangen. e. Uitlevering. In I. S. 1932 n°. 363 werd aanteekening gehouden van In' Koninklijk besluit bepalende de bekendmaking van de tusschen den Britschen Gezant en den Minister van Buitenlandsche Zaken gewisselde nota's van 28 Januari April 1932, betreffende de toepasselijkheid van het Nederlandsch-Britsche uitleveringsverdrag van 1898 op Transjordanië. In 1932 werd één Chinees door de Nederlimdscli-Indischeßcgecringuitgeleverd aan de Regeerinu van de Straits Settlements. Door laatstgenoemde Begeering werd in 1932 één Chinees aan de Xederlandsch-lndische autoriteiten uitgeleverd op grond van een daartoe in 1930 gedaan verzoek. Voorts werden in 1932 tot de Straits-autoriteiten zes verzoeken om uitlevering gericht (nl. betreffende één Duitscher en vijf Inlanders), ingevolge waarvan één Duitscher in dat jaar en één Inlander medio Januari 1933 werden uitgeleverd. In één dier gevallen werd de betrokkene, na eerst te zijn aangehouden door den politie-reehter, nog voordat de officieele uitleveringsaanvraa» was ontt angen, weder op borgtocht vrijgelaten, wijl bij identiteit mei den verdachte ontkende. Toen zich in het begin van 1938 weer een dergelijk voorval voordeed, ondernam de Consul-Generaal der Nederlanden te Singapore stappen om ontijdige invrijheidstelling van naar het Maleische schier eiland uitgeweken, van misdrijf verdachte Nederlandsche onderdanen voor het vervolg te voorkomen. Aan het Britsche Bestuur in Hone Kong werd uillevering gevraagd van een Duitscher en aan de Siameesche autoriteiten van twee Tsjechoslowaken; in beide gevallen vond de uitlevering nog in 1932 plaats. Een tot de Siameesche autori teiten gericht verzoek om uitlevering van een Inlander kon niet worden ingewilligd, wijl de betrokkene weer was uitgeweken, naar men meende naar de Straits Settle ments, in verband waarmee tot de autoriteiten aldaar een uitleveringsaanvraai,' werd gericht. Tusschen Nederland en Siam bestaat weliswaar geen uitleverings verdrag en dus ook geen wederzijdsche verplichting tot uitlevering, doch wijl art. 162 van de Indische Staatsregeling uitlevering ook buiten verdrag mogelijk maakt, stelt de Indische Regeering Zich op het standpunt, dat tegen uitlevering geen bezwaar bestaat, mits het beginsel van reciprociteit wordt in acht genomen en het geval valt onder de bepalingen van het uitleveringsbesluit in I. S. 1888 n". 188. f. Toelating en uitzetting. Met ingang van 1 November 1932 behoefden de voor toelating in Nederlandsch-Indië vereischtc paspoorten van onderdanen van het Duitsche Rijk en van burgers der Vereenigde Staten van Amerika niet meer te zijn voorzien van een Nederlandsch visum (I. S. 1932 n°. 403). DE ECONOMISCHE TOESTAND. 70 Voor 1932 wordt de productie geraamd op 62 220 000 quintalen, tegen 59109 000 quintalen in 1931 en 57 271000 quintalen gemiddeld in 1922/1931. De geschatte opbrengst per ha voor 1932 bedroeg 87 quintalen. De staande cassave aanplantingen vormen eene belangrijke voedselreserve. De gemiddelde pasarprijs van gaplek (gedroogde schijfjes wortel), welke in 1930 nog f 4,50 per 100 kg bedroeg en in December 1931 reeds gedaald was tot f 1,55 per 100 kg. bereikte in October 1932 het nog veel lagere niveau van f 1. Eind 1932 was de prijs iets opgeloopen tot f 1,20. De uitvoer van cassave-produc ten (echter gedeeltelijk van ondernemingen afkomstig) bedroeg 226 000 ton netto of 34 000 ton meer dan in het voorafgegane jaar, doch nog steeds belangrijk minder dan in de jaren 1928 en 1929. Bataten. De batatencultuur bleef Btationnair ten opzichte van 1931, maar werd op een kleiner oppervlak gedreven dan gemiddeld in de laatste tien jaren (145 000 ha in 1932, tegen 143 000 ha in 1931 en 162 000 ha gemiddeld in 1922/ 1931). De productiecijfers waren hiermede in overeenstemming (9 578 000 quintalen versche knollen in 1932, tegen 9 628000 quintalen in 1931 en 10 553 000 quintalen gemiddeld in 1922/1931). De opbrengsten per ha waren normaal tot goed met plaatselijke uitzonderingen. De gemiddelde pasarprijs van eerste kwaliteit bataten steeg van Januari tot en met Mei, maar daalde daarna weer tot f 0,85 per quintaal in December 1932, tegen gemiddeld f 0,93 in 1931. Aardappelen. Voor de aardappelencultuur worden veel grootere uitgestrekt heden en producties gemeld, ondanks de lage prijzen. Het gewas had in v&le streken van ziekten en plagen te lijden. De geoogste uitgestrektheid besloeg 24 000 ha, tegen 18 000 ha in 1931 en 19 000 ha gemiddeld in 1922/1931. De productie wordt geraamd op 1,2 millioen quintalen, tegen 0,8 millioen in 1931 en 0,9 millioen gemiddeld in 1922/1931. Andere knolgewassen. De uitgestrektheden dezer gewassen ondergingen be trekkelijk weinig wijziging; er had eene kleine uitbreiding plaats. Aardnoten. Werd deze cultuur in 1931 tengevolge van de lage prijzen inge krompen, door de prijsstijging in het eerste kwartaal van 1932 had wederom eene uitbreiding plaats, welke in het laatste kwartaal zich niet voortzette. Hierdoor werd de geoogste uitgestrektheid grooter dan die van 1931 en van het 10-jarig gemiddelde (1932 214 000 ha, 1931 193 000 ha en 1922/1931 gemiddeld 202000 ha). De productie werd geraamd op 1615 000 quintalen, tegen 1415 000 quintalen in 1931 en 1513 000 quintalen gemiddeld in 1922/1931, berekend als gepeld» noten. De opbrengsten varieerden sterk in den loop van het jaar. In het eerste halfjaar waren ze plaatselijk minder dan normaal door een overmaat van regen, in Juli en Augustus normaal tot bevredigend, in September sterk varieerend en in het laatste kwartaal normaal tot goed met plaatselijke uitzonderingen. De ge schatte opbrengst in 1932 bedraagt 7,2 g/ha gepelde aardnoten. De uitvoer van gepelde aardnoten naar het buitenland steeg tot 12 646 ton, tegen 10 241 ton in 1931; die van ongepelde aardnoten daalde daarentegen van 1872 ton in 1931 tot 1677 ton in 1932. Van aardnotenolie werd veel meer uitgevoerd dan het vorige jaar (4 763 000 liter, tegen 2 420 000 liter in 1931). De gemiddelde pasarprijs voor prima gepelde aardnoten daalde van f 11,32 per quintaal in Januari tot f 8,83 in December; de groothandelsprijs van gepelde Toeban-aardnoten te Soerabaja steeg van f 12,46 in Januari tot f 15,38 in Maart, doch was in December gedaald tot slechts f 7,77. Kedele. De kedele-cultuur werd sterk uitgebreid; het geoogste oppervlak was 23 % grooter dan in 1931 en bijna 30 % grooter dan gemiddeld in 1922/1931 (in 1932 238 000 ha, tegen 194 000 ha in 1931 en 184 000 ha gemiddeld in 1922/1931). LANDBOUW. 71 De belangstelling voor de kedele-cultuur was overal groot, hetgeen verband hield met de vrij goede prijzen, welke voor dit product konden worden verkregen. Voor al de door de suikerrestrictie vrij gekomen gronden werden in belangrijke mate met kedele beplant. De productie was bijna 36 % meer dan gemiddeld in 1922/ 1931 en 16 % meer dan in 1081 (1490 000 quintalen, tegen 1285 000 quintalen in 1931 en 1092 000 quintalen gemiddeld in 1922/1931). De opbrengsten waren in Februari, Maart, April en Juni minder dan normaal door te veel regens en in September door droogte. In do overige maanden werden bevredigende opbrengsten verkregen met plaatselijke uitzonderingen. Zooals reeds werd opgemerkt, daalde de invoer uit het buitenland van dii belangrijk voedingsmiddel weer tot op ruim de helft van het vorige jaar (55 614 lon. tegen 98177 (on in 1931), in welk jaar de invoer echter bijzonder hoog was. De groothandelsprijs van Dairen-sojabooncn in Semarang daalde vooral in de laatste maanden sterk (tot f 5,33 per 100 kg c.i.f. in December). De pasarprijzen waren weliswaar relatief hoog ten opzichte van andere producten, maar ver toonden ook in 1932 weer eene verdergaande daling. Relatief daalde de invoer het sterkst in Soerabaja, hetgeen het gevolg is van de groote uitbreiding der kedele cultuur in Oost-Java. De in het vorige Verslag vermelde groote stijging der in voeren in Tjilatjap zette zich in 1932 niet voort. De aanplant van de goede kedele-soort n°. 27 werd in 1932 ook in Midden-Java en de Vorstenlanden uit gebreid. Andere peulvruchten. De geoogste uitgestrektheid van deze groep, bestaande uit katjang toenggak, katjang pandjang, katjang idjoe, katjang bogor, kratok. komak e. a. was iets lager dan het recordjaar 1931 (221 000 ha, tegen 226 000 ha in 1931 en 208000 ha gemiddeld in 1922/1931). De groote variatie van gewassen onder dit hoofd samengevoegd laat geen verdere conclusies omtrent productie, enz. toe. Van kratok/.aad word in 1932 5241 ton uitgevoerd, tegen 4935 ton in 1931. Het meest gewild is de witte, niet giftige variëteit. De uitvoer is practisch geheel voor Japan bestemd. Overige tweede geivassen. De geoogste uitgestrektheden der minder belang rijke éénjarige gewassen waren als volgt: TABEL XV. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 72 De uiencultuur werd ten opzichte van het vorige jaar uitgebreid. Toch daalde de uitvoer van gedroogde uien, vrijwel geheel van Cheribon afkomstig, tot 407 ton, tegen 1293 ton in 1931, 1379 ton in 1930 en 3049 ton in 1929. De Zombofccultuur breidde y.ich in 1932 nog iets uit. De geoogste uitgestrektheid groenten bleef vrijwel op hetzelfde jieil als het vorige jaar. Katoen werd na de inzinking in het vorige jaar weer over een grooter opper vlak geoogst. De groei van het gewas in Demak liet door de felle droogte in Augustus en September veel te wenschen over. De opbrengst per ha was dan ook zeer slecht, terwijl de kwaliteit van de vezel door de October-regens bovendien ver beneden normaal bleef. De uitvoer van katoen was ook kleiner (ontpitto katoen 373 ton, tegen 946 ton in 1931; niet ontpitte 113 ton, tegen 28 ton). ]n Demak werd slechts f 5,25 per pikol ongereinigde bollen gemaakt, lafer in het seizoen wegens kwaliteitsverslechtering nog minder (f 4,25). Tn Pati waren de prijzen iets beter, namelijk f 5 tot f 5,50 per pikol. Ook de cfy'arafccultuur (ricinus) onderging eene uitbreiding als gevolg van de relatief vrij goede prijzen. Daar dit gewas veelal als tusschengewas wordt aan geplant, levert de rapporteering voor de landbouwstatistiek moeilijkheden op en komt dientengevolge de betcekenis niet voldoende tot uiting. De uitvoer van djarakpitten bedroeg 5989 ton, tegen 5404 ton in 1931. De ««"djencultuur werd iets ingekrompen ten opzichte van hel vorige jaar. De cultuur van de overige eenjarige landbouwgewassen bleef vrijwel station nair. De groep omvat o. a. allerlei grove groentensoorten, zooals terong (eier vrucht) en vooral komkommerachtige gewassen, verder verschillende specerijen en geneeskundige kruiden. Ooft. In do Ommelanden \.m Batavia was de jiompelmoes-oogst veel minder dan in 1931, de ramboetan-oogst 1932/1933 zeer goed, de sawo- en doerian-oogst beter dan in 1931, terwijl de oogsten van doekoe, salak, kebembem en mangga minder waren dan in 1931. De prijzen waren slecht. De oogstvooruitziehten voor pompelmoes zijn ongunstig, daar de vruchtdracb.l gering is en de aantasting door djeroekmot zeer ernstig. In Malang was de djeroekmanis-oogst zeer goed, die van djeroek keprok be neden het normale. De prijzen waren vast, hoewel iets lager dan in 1931. De mangga-oogst in Pasoeroean was goed, beter dan in 1931; de prijzen waren echter veel lager. In Cheribon was de mangga-oogst geringer dan in 1931 en waren de prijzen daarbij 1/4 tot 1/3 lager. Ook in Jogjakarta en Solo waren productie en prijzen beneden normaal, terwijl van Madoera hetzelfde vermeld werd. De vruchtdiacht van djeroek was op Madoera over het gnheele jaar verdeeld, hetgeen de prijzen ten goede kwam. De oogsten van djeroek te Garoet waren beter dan in 1931, ofschoon niet maximaal. De kesemek-oogst boven Garoet was veel geringer dan in 1931. Het bovenstaande wordt weerspiegeld in de navolgende vervoerd j f ers over 1932, waarbij tusschen haakjes de hoeveelheden over 1931 zijn opgenomen. Uit de Ommelanden van Batavia werden por spoor verzonden ruim 12 (15J) millioen kg vruchten, eene vermindering met 23 % tegen 193]. De grootste hoe veelheden werden verzonden in 1925 en 1927 (ruim 25 millioen kg). Vooral sawo werd veel minder vei'voerd. Van de bovengenoemde hoeveelheid kwam op rekening van de spoorlijn Manggarai—Buitenzorg ruim 8i (11) millioen kg. Van de totale hoeveelheid op alle lijnen werd 89 °/ o vervoerd" als vracht- en ijlgoed en werd bijna 11 millioen kg verzonden naar stations in West-Java, waarvan bijna 5 (ruim 5) millioen kg naar Bandoeng. Bijna 1 millioen kg bereikte Midden-Java, terwijl 400 000 kg naar Oost-Java werd verzonden. Van Malang en omgeving uit werden per spoor ruim 1 (ruim 1,1) millioen kg djeroeks verzonden, waarvan 3/4 als vracht- en ijlgoed. Van de totale hoeveelheid ging ongeveer de helft naar West-Java. voornamelijk naar Batavia, namelijk 450 000 kg. LANDBOUW. 73 Van Pasoeroean en omgeving werden por spoor verzonden bijna 5 (bijna 5) millioen kg manggas, waarvan 90 % als vracht- en ijlgoed. Van het totaal werden 4 (ruim 4) millioen kg niet verder dan Oost-Java vervoerd. Per prauw werden nog vervoerd uit Kraksaiin bijna 500000 kg en uit Probolinggo 30000 kg. In 1932 bedroeg op Madoera de totale hoeveelheid geproduceerde manggas ruim 3i (ruim millioen kg en de totale hoeveelheid geproduceerde djeroeks 450000" (bijna 300 000) kg. Hiervan kwamen in den handel ruim 2| (ruim lf) millioen kg manggas en bijna 400000 (bijna 200 000) kg djeroek, waarvan werden uitgevoerd 1200 000 (ruim 450 000) kg Hiaaggs en bijna 300 000 (ruim 100 000) kg djeroek. De ontvangen gegevens vermelden het aantal stuks. Ter omrekening zijn 4 manggas en 8 djeroeks gesteld op 1 kg. Uit Cheribon werden per trein en per boot vervoerd ruim 5i (ruim 7) millioen kg manggas, waarvan ruim 4| (61) millioen kg per trein. liet overgroote deel wordt naar Bandoeng en Batavia verzonden. Van Garoet en omgeving werden verzonden ruim 600 000 (ruim 200 000) kg djeroek en ruim 900 000 (ruim 1300 000) kg kesemek. voornamelijk vracht- en ijlgoed. Het voornaamste afzetgebied was West-Java. Over de lijn Waroengbandrek—Bandjar werden vervoerd 900 000 (ruim 900 000) kg groenten en vruchten, waarvan 130 000 (2000) kg djeroek ragi en over de tramlijn Singaparna—Tasikmalaja 700 000 kg pisanj:. Belangrijk was nog het vervoer per trein van manggistans uit de omgeving van Jogjakarta, namelijk bijna 1 millioen kg, waarvan ruim (50 % naar Soerabaja. Verder werden hier 45 000 kg manggas verzonden. De per vrachtauto verzonden hoeveelheden zijn waarschijnlijk in alle productie gebieden zeer aanzienlijk, doch onbekend. De K.P.M, vervoerde naar Singapore van Batavia 80 000 kg vruchten, van Soerabaja 480000 kg vruchten (360 000 kg mangga, overigens djeroek malang). van Cheribon 480000 kg vruchten (44000Ó kg mangga) en van Bali 100000 kg vruchten (voornamelijk djeroeks). Buitengeweaten. Ook gedurende 1932 nam de belangstelling voor andere gewassen dan rijst en maïs, toe. Alleen van Bali en Lombok bestaat een land bouwstatistiek voor geheel Bali en West-Lombok en sinds 1932 ook van Midden-Lombok l ). Het ligt in de be doeling begin 1934 over te gaan tot de invoering van de landbouw statistiek in Oost-Lombok. In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste resultaten, vergeleken mei die van vorige jaren, opgenomen. ') De in het vorige Verslag betreffende Lombok vernielde cijfers hadden slechts betrek king op West-Lombok. TABEL XVI. Oogstresultaten. DE ECONOMISCHE TOESTAND 74 De cultuur van cassave is het belangrijkst op de droge gronden; die van bataten komt op Bali gelijkelijk voor op de sawahs en de droge gronden, doch is op Lombok hoofdzakelijk sawah-cultuur. De overige knolgewassen worden het meest op de droge gronden geplant. Voor het eiland Lombok zijn de knolgewassen (uitgezonderd bataten) van bijna geen beteekenis. Over het algemeen kan men zeggen, dat de cultuur van knolgewassen op sawahs is ingekrompen ten behoeve van de uitbreiding van sawahpadi. De aanplant ingen van peulvruchten (aard noot, kedele en andere peulvruchten) zijn ten opzichte van 1931 relatief grooter, vooral de aardnoot en kedele, welke gewassen in hoofdzaak op sawahs voorkomen, terwijl de oendis (Ca janus Cajan), die bij de groep ~andere peulvruchten" is ge voegd, hoofdzakelijk op de droge gronden wordt geplant. De tabak-aanplant op Bali, welke op sawahs en op droge gronden gelijkelijk voorkomt, is vergeleken bij 1931 ingekrompen; in West-Lombok is de tabak (hoofdzakelijk sawahgewas) belangrijk uitgebreid. De uiencultuur op Bali is, vergeleken bij 1931, weer flink uitgebreid, doch toch nog ten achter bij het gemiddelde der jaren 1929/1931. Op Lombok is zij van bijna geen beteekenis. De aanplant van lombok en suikerriet is, vergeleken bij 1931, achteruitgegaan. In Atjeh vond aanmerkelijke uitbreiding van den aanplant van tweede gewassen vooral plaats in het Oostelijk deel van het gewest, waar op de afgeoogste rijst velden maïs, tabak, uien en arachis werden geplant. De aardappelteelt leverde goede opbrengsten. De aanplant van cassave, maïs en bataten onderging in Tapanoeli verdere uit breiding, vooral in de rubberstreken. De oogsten van deze gewassen waren goed. Ter Oostkust van Sumatra breidde de teelt van tweede gewassen zich uit. Ter Sumatra's Westkust werd sterke uitbreiding gegeven op de afgeoogste rijstvelden aan de gewassen maïs, kool, aardappelen en katjangsoorten. De oogst resultaten waren bevredigend. Ook in Palembang had uitbreiding plaats, terwijl de opbrengsten normaai waren. De afzet van eenige producten, vooral van uien en kedele, ging niet gemakkelijk. Ter Westerafdeeling van Borneo werd vooral de teelt van cassave sterk uit gebreid, doch ook pisang, bataten en katjangsoorten werden meer dan vroeger aangeplant. De oogsten waren over het algemeen bevredigend. LANDBOUW. 75 Over het algemeen leverden op Celeben en OnderhoorigKiSen wicfjën, katjang soorten, batatcn en aardappelen, normale beschotten op. Op Timor en Onderhoorigheden vond vooral in Zuid-Midden-Timor uitbreiding plaats van de teelt van bataten, cassave en katjang-idjoe. e. Suiker. De suikermarkt was begin 1932 in vrij sterke mak' gedeprimeerd door de oogensohijnlijke mislukking van de Chadbourne-overeenkomst, doch herstelde zich in het midden van het jaar, toen bleek, dat de verschillende deelnemende landen aan deze overeenkomst tot vergaande restricties zouden overgaan. Niettegen staande deze restricties den grondslag hebben gelegd voor eene aanmerkelijke verbetering van de statistische positie van het artikel, zette tegen het einde van het jaar eene nieuwe daling in; waarschijnlijk lag de oorzaak hiervan in het dreigende uiteenvallen der V.1.5.P., waardoor de Java-voorraad van + 3 millioen ton ongecontroleerd de markt zou komen overstroomen. Dit gevaar is afgewend door de oprichting op 31 December 1932 van eene nieuwe verkoop-organisatie, de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor den Afzet van Suiker (N.1.V.A.5.), die onder Begeeringstoezicht staaf. De Java-prijzen hebben de fluctuaties der buitenlandsche markt niet gemaakt, doch zijn geleidelijk teruggeloopen van f (5.75 in Januari tot f 5.90 in December. De suikercultuur werd in 1932 geheel heheerscht door de stagnatie in den afzet en de daarmede in verband staande restrictie. De aanplant 1931/1932 was met % ten opzichte van den normaalaanplant ingekrompen en leverde een oogst op van 2 610 782 ton of 8,2 °/ v minder dan in 1981. Deze restrictie is onvoldoende geweest om eene verbetering van de statistische positie der Java suiker teweeg te brengen; de stocks vertoonden zelfs eene belangrijke toeneming. In overeenstemming met de bepalingen der Ohadbourne-overeenkomst was dan ook eene vérgaande inkrimping voor den aanplant 1932/1933 noodzakelijk; de restrictie op dezen aanplant beloopt niet minder dan 58,1 % van den normalen aanplant, terwijl 80 fabrieken in de komende campagne met zullen malen. De taxatie voor de productie beloopt 1 350 000 ton. hetgeen 50 % is van de normale productie. Tabel XVII geeft een denkbeeld van de verdeeling dezer restrictie over de verschillende suikerstreken. TABEL XVII. Verdeeling der suikerrestrictie over de verschillende streken. DE ECONOMISCHE TOESTAND 76 Dat eene dergelijke inkrimping van een bedrijfstak, die zoo nauw met het wel varen van het land is samengeweven, een geduchten slag beteekent, behoeft geen betoog. Transportwezen, importhandel, industrie en staatsfinanciën ondervinden van deze restrictie den terugslag, doch zij drukt vooral op de geldhuishouding der inheemsche bevolking in de suikerstreken. Allereerst zijn de inkomsten uit grondhuren sterk verminderd; de restrictie gronden zijn aan de bevolking teruggegeven, meest onder beding, dat de occupatie periode voor één jaar verschoven is; een vergoeding werd daarvoor aan de grond eigenaren uitgekeerd, welke varieerde naar plaatselijke omstandigheden, doch in vele gevallen ongeveer gelijk was aan de landreiite. De industrie heeft bij deze teruggave over het algemeen weinig moeilijkheden van den kant der bevolking ondervonden. Uit verschillende gegevens laat zich becijferen, dat in 1932 globaal een bedrag van 60 millioen gulden (grondhuren mcl. vergoedingen, arheidsloonen, leveringen) door de suikerindustrie onder de bevolking is gebracht, hetgeen nog geen 50 % uitmaakt van het bedrag, dat in de jaren van vlak vóór de crisis aan de bevolking ten goede kwam. De suikerrestrictie heeft dan ook de geldschaarschte ten zeerste verscherpt, hetgeen vermoedelijk vooral voelbaar is in de agrarische randgebieden der suikerstreken (vaak minder vruchtbare heuvelgebieden), van waar gewoonlijk de seizoenarbeiders uittrokken. Op de proefstations der suikerindustrie, welke de werkzaamheden op den gewonen voet voortgezet hebben, zijn eveneens vergaande bezuinigingsmaat regelen getroffen. De bevolkingsrietcultuur maakt ook een moeilijken tijd door. Gedurende de campagne 1932 daalden de goelamangkok-prijzen weer sterk, namelijk van f 5.40 per quintaal in Maart tot f 2.67 in September; in het laatste kwartaal schom melden zij om de f 3.50 (noteering H.Y. Soerabaja). Waar deze cultuur snel reageert op het prijzenverloop, ondergaat de aanplant eene voortdurende inkrim ping. De geoogste oppervlakte bedroeg in 1932 11 191 ha, tegen 11 869 ha in 1931, 13 574 ha in 1930 en 15 103 ha gemiddeld in 1922/1931. De suikerproductie wordt voor 1932 geschat op 53 000 ton (in 1931 55 000 ton, in 1930 65 000 ton en in 1929 74 000 ton). De gelduitgaven worden zooveel mogelijk beperkt, hetgeen tot uitbreiding van gezinsarbeid en vooral tot zeer verminderd mestgebruik heeft geleid. T-ANDBOUW. 77 d. Tabak. De Deli-tabaksc tilt uur heeft den sterken terugslag ondervonden van de slechte resultaten der eerste voorjaarsiuschrijvingen. Wel trad later eene verbeterde marktstemming in en viel de gemiddelde opbrengst van oogst 1931 (123 et. per i kg, tegen 109 et. voor oogst 1930) nog mee, verlieslatend is dit cijfer onge twijfeld. Voor de cultuur als geheel genomen wordt dit verlies globaal op 54 a 0 millioen gulden geraamd. In den loop van het jaar werden dan ook ingrijpende bezuinigingsmaatregelen doorgevoerd; verschillende niet-rendeerende onder nemingen werden gesloten, een vrij groot aantal assistenten werd ontslagen, terwijl zoowel voor het Europeesche als voor het Aziatische personeel eene loons verlaging werd toegepast. Bovendien is eene vrij zware restrictie doorgevoerd. Beliep oogst 1930 nog 211137 pakken, oogst 1931 is teruggebracht tot 182 472 pakken; oogst 1932, waarvan de kwalitatieve uitval vrij middelmatig Bobijnt te zijn, tot + 150 000 pakken, terwijl voor oogst 1933 eene verdere beperking tot 125 000 pakken op het programma staat. De Vorstenlandsche tabakscultuur heeft een zeer ongunstig jaar achter den rug. De tamelijk slechte en daarbij wat eentonige uitval van de kwaliteit maakte, dat oogst 1931 voor de beperkte markt veel te groot was (130 000 pakken) en slechts tegen den zwaar verliesgevenden prijs van gemiddeld 29 et. per J kg afzet kon vinden. In den loop van het jaar hebben de Vorstenlandsche onder nemingen dan ook belangrijk moeten bezuinigen; voor het vast personeel werd eene salariskorting van 50 % doorgevoerd, de koelieloonen, die in het begin van 1932 nog ongeveer op het oude peil stonden, zijn geleidelijk met 30 tot 40 % verminderd. Oogst 1932 is met ± 10 % beperkt, terwijl de kwaliteit van dezen oogst vrij bevredigend schijnt te zijn. Do Besoeki-ondernemingsoogst 1931 was van vrij behoorlijke kwaliteit; de behaalde prijzen waren echter ongekend laag; gemiddeld bedraagt de opbrengst ± 26 et. per i kg, hetgeen voor de ondernemingen verliezen oplevert. Op oogst 1932 is dan ook eene zware restrictie toegepast, 50 tot 60 % bedragend, terwijl bovendien eene uiterst scherpe kwaliteitskeuring werd toegepast bij inlevering van het product door den Inlandschen planter. De Inlandsche tabakscultuur had met belangrijke tegenslagen te kampen. De zeer lage prijzen in het plantseizoen, de weinige animo door de opkooponder iu mingen in dien tijd getoond en de ongunstige weersomstandigheden — eerst te veel en later te weinig regen — veroorzaakten, dat zoowel de beplante uitgestrekt - heden als de productie en de prijs laag bleven en de kwaliteit te wensehen overliet. Eene uitzondering maakte de krosok in Bosoeki. waarvoor tenslotte door eene grootere restrictie nog betrekkelijk goede prijzen werden verkregen. De gemiddelde prijs voor den naoogst op de veiling te Kasemak was dan ook f 8.65 per pikol, tegen slechts f 3.50 a f 4 in het laatste kwartaal 1931 en f 15 in dezelfde periode van 1930. De prijzen van kerftabak in Midden-Java kwamen niet hooger dan f 30 per pikol, tegen f 60 per pikol in 1931 en f 180 per pikol in 1930. e. Rubber. Aan de onzekerheid omtrent het al of niet toepassing vinden van restrictie, waarin rubbermarkt en -cultuur gedurende een lange periode hadden verkeerd, kwam begin 1932 tijdelijk een einde. Op 20 Maart verklaarden de Nederlandsche en Engelsche Regeeringen, dat het onder de op dat moment geldende omstandig heden niet mogelijk was een internationaal plan voor rubberrestrictie te ont werpen. O.m. in verband hiermede daalde de markt van 11| et. per l kg begin Januari tot SJ, et. begin Juni. Vrij onverwachts vertoonden de noteeringen echter in volgende maanden weer een herstel; zij kwamen begin September tot 11 et. om daarna geleidelijk tot 1\ et. af te brokkelen. Intusschen zijn in den loop van 1933 de onderhandelingen over eene eventueele restrictie weder heropend. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 78 De ondernemingscultuur lieeft in het afgcloopen jaar eene ongeëvenaarde soepelheid vertoond, voor zoover betreft haai 1 aanpassingsvermogen aan de dalende verkoopprijzen. Tijdens de prijsdaling gedurende de eerste helft van het jaar werd algemeen vermeend, dat op groote schaal tot sluiting van onder nemingen zou worden overgegaan. Aanvankelijk Hop de ontwikkelingsgang ook in deze richting. Het rubberateaal, waarop de tap was stopgezet, bedroeg einde Januari nog slechts 10 °/ o van het tapbaar areaal van eind 1931; dit pere* steeg, eerst langzaam, later sneller tot in Augustus het maximum van 3"J % was bereikt. Het herstel der prijzen tot een peil van 8 a 10 et. deed toen den tap op tal van ondernemingen weer hervatten, zoodat het genoemd percentage weer ging dalen 10l '22 °/ Q in December. Onderstaande tabel geeft in het verloop van deze ontwikkeling een inzicht. Opvallend zijn de groote fluctuaties in do cijfers van Oost-.lava. van het gebied dus der gemengde rubber/ koffie-ondernemingen; de hervatting van den tap hangt daar gedeeltelijk samen met het ftfloopen van den koffie-oogst. Doch ook elders zijn de stopzettingen verminderd, het minst in de Buitengewesteri (hoogere kostprijzen, gebrek aan werkvolk). Men mag dus aannemen, dat een prijsjjeil van 7 a 8 et. per ,V kg. voor het gros der ondernemingen voldoende is om de loopende exploitatie-uitgaven ongeveer te dekken. Dit zeer lage kostprijs niveau is natuurlijk slechts door enorme bezuinigingen bereikt kunnen worden; naast maatregelen als ontslag en salarisvermindering van het vast personeel, verlaging der koelieloonen (ruim 60% beneden vroeger), vérgaande extensiveering (aan onderhoud, bemesting e.d. wordt vrijwel niet meer gedaan), invoering van mildere tajisystemen, enz., is de kostprijsverlaging ook bereikt door een reeks van kleine maatregelen, welke de strekking hebben de productie op te voeren, zonder de kosten in evenredigheid te doen stijgen (dieper snijden bij den tap, aftappen van den driehoek onderaan het tapvlak, kortere rustperiode voor boomen met bruine binnenbast, intensievere winning van rubber uit waschwater, enz.). Deze laatste groep van factoren, gevoegd bij het feit dat het uiteraard de slechtste arealen zijn, die uit de productie zijn uitgeschakeld, hebben productie en export veel minder doen dalen, dan uit de cijfers der stopzettingen zou mogen worden afgeleid. TA LEL XVIII. Stopzetting van den tap op rubberondernemingen (in ha) op 't (Milde ilrv maand. LANDBOUW. 79 Door de verschillende, rubberproefstations werd voortgegaan met het instellen van onderzoekingen en het verstrekken \an voorlichting. Door vérgaande be zuinigingsmaatregelen werden de uitgaven verminderd. De bevolkingsrubber heeft in nog sterkere mate dan de ondernemingscultuur op de marktfluctuaties gereageerd. Toen de prijzen onder de 7 et. per i kg daalden, verloor de bevolking in vele gewesten alle interesse voor deze cultuur: Zoo verminderde in het tweede kwartaal de uitvoer ten opzichte van het topjaar 1929 uit de gewesten Atjeh, Tapanoeli, Sumatra's Westkust en Bangka mét 90 a 99 %, uit de gewesten Oostkust van Sumatra. I'aleinbang en Zuider- en Oostér afdeeling van Borneo met 60 tot 70 %; slechts de gewesten Itiouw, Djambi en West-Borneo vertoonden toen eene geringere vermindering (30 a 40 %). Het prijsherstel in het derde kwartaal deed den uitvoer van bevolkingsrubber van beneden 4000 ton (droge) 's maands weer oploopen tot boven 6500 ton. welke hoeveelheid tot December gehandhaafd bleef, ondanks de hernieuwde markt inzinking tot + 7J et. Onder de omstandigheden, welke in 1932 golden, kan men dus eene Batavia-noteering van + 7 et. als het punt beschouwen, waar beneden de bevolkingstap sterk gaat afnemen en nog slechts plaats heeft om aan de hoogst noodzakelijke contanten Ie komen. f. Koffie. Onder den invloed van eene strengere toepassing der Braziliaansche defensie politiek (scherpe reguleering van het aanbod, vernietiging van groote partijen ën verhooging der uitvoerrechten) liepen de noteeringen in 1932 weer op; Robusta W.1.8. kwam te Soerabaja van f 85.50 per 100 kg (begin Januari) op f4l (eind Mei). Het uitbreken van een burgeroorlog in Brazilië op 9 Juli, welke kort daarop tot sluiting van de haven van Santos leidde, riep eene verdere prijsstijging in het TABEL XIX. Rubberondernemingscultuur, TABEL XX. Uitvoer bevolkingsrubber (in tonnen droog gewicht) naar het buitenland. DE STAATKUNDIGE TOESTAND. 8 Ingevolge de Ord. van 16 Nov. 1932 (I. S. n°. 563) werd in de Ord. van 29 Nov. 1917 (I. S. n°. 694) een nieuw artikel 3 ingevoegd, krachtens hetwelk door het Hoofd van plaatselijk bestuur op den voet van art. 4 van het Toelatings bosluit toelatingskaarten gezegeld met f 1,50 kunnen worden uitgereikt aan contractarbeiders, indien te hunnen aanzien door de betrokken ondernemers onherroepelijk is afstand gedaan van het hun ingevolge art. 37 der koelie-ordon nantie 1931 toekomende klachtrecht bij het niet-nakomen door den arbeider van zijn contract. Het aantal personen, dat in 1932 in Nederlandsch-Indië werden toegelaten, bedroeg: Nederlandera l'.'l'i. andere Europeanen 543, Japanners 683, Chineezei? 5980, Arabieren 290 en andere Vreemde Oosterlingen 819. Toelating word ge weigerd aan 170 personen (6 Nederlanders, 4 andere Europeanen, 5 Japanners, 132 Chineezen, 6 Arabieren en 17 andere Vreemde Oosterlingen). Intrekking van de toelatingskaart zoomede uitzetting vond plaats in 10 gevallen (10 wegens gevaar voor de openbare rust en orde, 1 wegens opgave van een valsche hoedanig heid en 5 wegens veroordeeling tot een misdrijf na de toelating). Het betrof hier 15 Chineezen en 1 Britsch-Indiër. g. Buitenland* cl ie werkkrachten en Indische werklieden in het buitenland. Ter bescherming van de belangen der werkzoekenden in Nederlandsch-Indië is sedert het begin van 1932 een strengere gedragslijn aangenomen bij de uitreiking van een voorloopig toelatingsbewijs aan personen die bij het binnenkomen in Indio weliswaar niel kunnen aantoonen, dal zij reeds door eene betrekking bij een sol venten werkgever van een behoorlijk middel van bestaan zijn verzekerd, maar voor wie toch het vinden van werk niet uitgesloten wordt geacht. Einde 1932 begaf de Inspecteur van den Arbeid voor de Buitengewesten M. B. Viehoff zich naar het eiland Réunion ten einde zich op de hoogte te stellen van de arbeidsregelingen en de arbeidsvoorwaarden. Na ontvangst van het door den heer Viehoff uitgebracht rapport besloot de Tndische Regeering ook in dit geval niet af te wijken van de bekende gedragslijn om geen vrijstelling van het wervingsverbod voor het buitenland (I. S. 1887 n°. 8) te verleenen naar streken, waarheen nog geen geregelde emigratie van Javaansche arbeiders heeft plaats gehad. Nieuwe vergunningen tot het werven van contractarbeiders op Java op den voet van artikel 5 der regeling in I. S. 1887 n°. 8 werden in 1932 niet verleend; in dat jaar keerden 2292 werklieden uit het buitenland terug. Voor verdere bijzonderheden nopens de arbeidsvoorwaarden, enz. van in het. buitenland werkende Javaansche werklieden worde verwezen naar hoofd stuk V, I, § 1. 4. Overige aangelegenheden. a. Bedevaart. Het aantal Mekkagangers liep in 1932 wederom terug en bedroeg voor het seizoen 1932—1933 + 2220. b. Gezondheid. Door de Indische Regeering werd de wcnschelijkheid be toogd Nederlandsch-Indië te doen toetreden tot de schikking nopens afschaffing van de consulaire visa op de gezondheidspassen (zie Indisch Verslag 1932, blz. 16). Tevens werd van Indische zijde de vraag opgeworpen of niet aan bepaalde daar voor in aanmerking komende scheepvaartmaatschappijen voor bepaalde lijn diensten, vrijstelling zou kunnen worden verleend van de verplichting om de gezondheidspassen zelve te voeren voor alle buitenlandsehe havens in de laatste 21 dagen aangeloopen, zooals voorgeschreven in artikel 7. lid 1 der Quarantaine ordonnantie (I. S. 1911 n°. 277). Voor wat Nederlandsch-Indië betreft werd het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid op 30 Juli 1932 gemachtigd bedoelde vrijstelling te verleenen. c. Geldinzamelingen. Krachtens Ord. van 30 Aug. 1932 (I. S. n°. 469), betreffende de bestrijding van ongewenschte inzamelingen van geld of goed en DE ECONOMISCHE TOESTAND. 80 leven. Bobusta W.1.8. bereikte daarbij met f 47.50 (eind September) zijn hoogte punt. Na beëindiging der vijandelijkheden in Brazilië (3 October) liepen de noteeringen weer terug, al bleef deze daling tusschen vrij nauwe grenzen besloten. De Soerabaja-prijs kwam b.v. via E 39 (eind November) op f 41.50 aan het einde van het jaar. Het prijsverloop is dus vrij gunstig geweest, terwijl bovendien de periode dei hoogste prijzen samenviel met het afkomen van den goed geslaagden oogst. De ondernemingscultuur stabiliseerde zich derhalve; de werkgelegenheid'bleef op peil en nam zelfs op vele plaatsen iets toe, terwijl de loonen zich vrijwel handhaafden. Op de proefstations te Malang en Djember werden bezuinigingen toegepast ; het voornaamste werk werd echter ongestoord voortgezet. Ook de bevolking wijdde weer meer aandacht aan haar robusta-cultuur; wel bleef de exploitatie der tuinen zeer extensief geschieden, maar op de meeste plaatsen werd in de tweede helft van het jaar meer aan onderhoud gedaan, waar door het boeboekgevaar verminderde. Ook werd in deze maanden weer regelmatig bijgeplant. Bovendien kon tijdens de gunstige marktconstellatie een belangrijk deel der oude voorraden gespuid worden. Onder deze omstandigheden waren de exportcijfers vanbevolkingskoffie, vooral in I'alembang, zeer hoog. TABEL XXL < hidernemiugskoffiecuhuur. TABEL XXII. Uityoeroverschotten van bevolkings-robusta-koffie naar het buitenland. Java en andere Buitengewesten uit de oorspronkelijke havens der Buitengewesten (in tonnen). LANDBOUW. 81 6 De arabiea-cultuur had een minder gunstig jaar. De oogsten waren vrij laag, de afzet in de voornaamste afnemerslanden (Scandinavië) stagneerde, terwijl de prijzen sterk daalden. Boengi-koffie kwam b.v. te Makassar in 1932 van f 94 op f 61 per 100 kg; gepikte Angkobi-koffie te Sibolga van I 108,50 op f 73. Desondanks blijft de cultuur nog een zekere mate van aantrekkelijkheid voor de bevolking behouden en vond b.v. bijplant in de voornaamste productiegebieden regelmatig plaats; wel wordt, vooral door groot-grondbezitters, minder aandacht aan tuinonderhoud e. d. besteed* g. Thee. Begin 1932 waren de theeprijzen op een dusdanig laag niveau gekomen, dat wederom naar restrictie als uitweg uit de moeilijkheden werd omgezien. De onderhandelingen daartoe werden echter eerst in de tweede helft van het jaar met kracht aangevat en hebben een gunstigen invloed op de markt gehad. De gemiddelde Batavia-note<uringen, die van Januari tot Juli van 21 et op 16 et waren gedaald, handhaafden zich gedurende de rest van het jaar op 10 a 17 cl. terwijl verschillende buitenlandsché markten eene veel sterkere verbetering te zien gaven. Voortgezette onderhandelingen hebben in 1931 tot de totstandkoming van eene wettelijk gesanctionneerde restrictie geleid, welke op 12 Juni 1933 in werking is getreden (1. S. 1933 nos. 220. 221, 222 en 262). De cultuur zette het jaar onder zeer ongunstige omstandigheden in. Slechts van een klein aantal ondernemingen (meest waren dit de z.g. hooggelegen be drijven) werden de kosten door de verkoopprijzen gedekt of overtroffen; het overgroote deel leed echter directe verliezen op de exploitatiekosten. In dezen toestand is echter al vrij spoedig verbetering ingetreden; wel hieven de prijzen dalen, doch zeer drastische bezuinigingsmaatregelen brachten de kosten in nog sterkere mate terug, zoodat allengs de nadeelige marge ten aanzien van de verkoopprijzen verkleinde en deze marge aan het einde van het jaar voor vele ondernemingen zelfs geheel verdwenen was. De productie werd dan ook op slechts een gering aantal, meest kleine ondernemingen gestopt. Hoe ingrijpend de bezuinigingen in de cultuur ook zijn geweest (sterk ver minderd tuinonderhoud en bemesting; uitstellen van kostbare werkzaamheden als snoei e. d.; inkrimping van het vast personeel; verlaging der koelicloonen tol 50 a 60 % beneden het peil van de jaren 192 Ken 1929, enz.), de grens waarboven de productiviteit der tuinen ernstig begint te lijden is door het overgroote deel der ondernemingen niet overschreden. Nu nieuwe, moeilijkheden door de inmiddels in werking getreden restrictie vermoedelijk voorkomen zullen worden, laat het zich TABEL XXIII. Uit\oeroverschotten van bevolkings-arabica-koffie. naar het buitenland Java en andere Buitengewesten uit de oorspronkelijks havens der Buitengewesten (in tonnen). DE ECONOMISCHE TOESTAND 82 aanzien, dat vernietiging van een belangrijk deel vmi bet productie-apparaat der theecultuur, waarvoor in het begin van 1932 ernstig gevreesd werd, voorkomen zal kunnen worden. Op het proefstation voor de thee te Buitenzorg werden vrij sterke bezuinigings maatregelen ingevoerd. In de bevolkingstheecultuur is de toestand van ernstiger aard dan in de onder nemingscultuur. De opkoopprijzen van nat blad. die in de goede jaren 1923—1927 tusschen 8 en 10 et per £ kg schommelden en daarna geleidelijk daalden t» middeld 21 et in 1931, liepen in 1932 nog verder terug tot een peil van 1,8 et. Bovendien stellen de ondernemingen thans hooge eischen aan het opgekochte product — het z.g. Java-blad wordt b.v. sinds geruimen tijd niet meer door de ondernemingen opgekocht en moet tot groene thee worden verwerkt —, terwijl verschillende ondernemingen den opkoop zelfs geheel hebben gestaakt. Deze omstandigheden hebben natuurlijk invloed gehad op de bedrijfsvoering der cultuur. De plukloonen zijn minimaal laag en worden gedeeltelijk in natura voldaan. Zoo veel mogelijk worden de werkzaamheden in gezinsarbeid verricht. Voor klein-grondbezitters levert dit geen overwegende bezwaren op, al wordt ook door deze categorie veel minder zorg besteed aan den aanplant dan vroeger, doch voor de eigenaars van grootere tuinen beteekent dit eene sterke verwaarloozing der aanplanten. Uitgifte in deelbouw, waarbij de bewerker het recht krijgt om tusschen de theestruiken voedselgewassen te planten op voorwaarde van onder houd van den thee-aanplant, vormt daartegen een niet afdoende correctief, integendeel gaat dit ten koste van den aanplant. Ongunstig gelegen bevolkings tuinen worden vrijwel geheel aan hun lot overgelaten. Onder deze omstandigheden begint zich een groote mate van verwaarloozing in de bevolkingstheecultuur af te teekenen; de productiviteit is aanmerkelijk ver minderd, het opkoopquantuni bedroeg in 1932 slechts 12 121 ton. tegen 14903 ton in 1931 en 15 758 ton in het topjaar 1929. Door afschrijving van verwaarloosde complexen kromp de aanplant in tot 39 375 ha, tegen 41801 ha op het einde van 1931. h. Cacao. De prijsdaling der Java-cacao zette zich in 1932 voort en bracht de noteeringen van f 70,50 op f 43 per 100 kg. De Java-export bedroeg in 1932 1507 ton. tegen 1350 ton in 1931 en 1408 ton in 1930. Het proefstation te Salatiga zette onder invoering van bezuinigingen het voor naamste onderzoekingswerk voor deze cultuur voort. TABEL XXIV. Ondernemingstheecultuur. LANDBOUW. 83 i. Kina. De kinacultuur heeft in 1932 wederom door toepassing van restrictie aan de tendens tot prijsdaling het hoofd trachten to bieden. Gerooide aanplantingen werden zooveel mogelijk door andere cultures vervangen, waardoor de aanplant cijfers eene verdere daling te zien geven. De exportcijfers vertoonen eene vee] sterkere vermindering ten aanzien van het peil van 1929 en 1930, dan de productiecijfers. j. Oliepalmcultuur. Deze cultuur kan zich zeer behoorlijk handhaven; dank zij bezuinigings maatregelen zijn de exploitatiekosten aan de gedaalde verkoopprijzen aangepast, terwijl de superieure kwaliteit het product voor verschillende doeleinden moeilijk vervangbaar maakt en daardoor een vlotten afzet waarborgt. Slechts een enkele onderneming is gesloten. De productie vertoonde in 1932 wederom een sterk accres. k. Cocosproducten. De wereldproductie van vette oliën en oliezaden onderging in 1932 eene ver mindering, waartoe de traanrestrictie, de kleinere uitzaai van sojaboonen in Mantsjoerije, de lage copra-exporten van Ceylon en de Philippijnen en de kleine lijnzaadproductie van Argentinië de voornaamste oorzaken vormen. TABEL XXV. Kinacultuur. Het proefstation te Tjinjiroean zette zijne werkzaamheden voort. TABEL XXVI. Oliepalmcultuur. DE ECONOMISCHE TOESTAND. 84 De copraprijzen ondervonden onder invloed hiervan vrij sterke schommelingen, doch de tendens bleef als geheel dalend. Zoo kwamen b.v. de Makassar noteeringen (op basis van /..g. doorvoercognossement) gedurende de eerste 3 maanden van het jaar van f 6,50 op f 7,90 per 100 kg, waarna eene reactie intrad, die het product in Juni op f 5,50 bracht. Conform hei conjunctuurverloop in de laatste helft van lic) jaar liepen vervolgens de noteeringen pp tot f 6,40 in September, waarna na eenige fluctuaties een eindprijs van f 6,35 werd bereikt. Wat productie betreft, heeft de klappereultuur een goed jaar achter den rag; de opbrengsten waren zeer ruim, terwijl de berichten omtrent do vruchtzetting over het algemeen bevredigend bleven, vooral in de Buitengeweston. De grootere productie kwam niet alleen tot uiting in eene Sjtijging van den eopra-uitvoer uit de Buitengewesten met + 60000 ton (17 %), maar ook in eene herleving van den Java-èxport, welke gedurende '2 jaren practisch stil had gestffJöi. Dit laatste verschijnsel is niet alleen toe te schrijven aan de droogte \an 1929, doch tevens aan eene wijziging in de verkooppojitiek der Javasche oliefabrieken, die, ge dwongen door de concurrentie van groote hoeveelheden traan op de buitenlandsche markt, zich meer op afzei van haar product in de desa gingen oriënteeren. De toenemende eigen klapperolie-bereiding van de bevolking in 1932, een natuurlijk gevolg van de geldsehaarschte, heeft een groot deel van dit afzetgebied voor de oliefabrieken verloren doen gaan. zpodat ook de kjapperolie-export in liel afgeloopen jaar weer sterk toenam (herinnerd /.ij in dit verband aan de restrictie der traanproductie); de -lava-uitvoer bedroeg in 1982 17,5 millioen liter, tegen 4,4 millioen liter in 1931; het peü der goede jaren 1929 en 1928, respectievelijk 34,4 en 38,4 millioen liter, is echter nog lang niet bereik!. Van de sterke vermeerdering van den copra-expoil geeft de volgende tabel een beeld. TABEL XXVII. Copra-uitvoer naar het buitenland (in tonnen). LANDHOUW. 85 Over de geheele linie ia dus practisch een herstel ten aanzien van de lage producties in 1930 en 1931 waar te nemen. Het totaalcijfer der lïuitengewesten overtreft zelfs nog liet booge export cijfer van 1929. De financieele resultaten der klappereultuur zijn echter zeer. laag gew< in de klapperrijke streken is door de producenten hoogstens nog 1 el per stuk gemaakt. Benige invloed op de bedrijfsvoering heeft de/e prijsdaling natuurlijk we! gehad, doch gezien de extensieve basis, waarop <U' cultuur ook in normale tijden gedreven wordt, is dit een factor van weinig beteekenis. Slechts in enkele gebieden (o. a. Siimalra's Westkust) wijzen de cijfers op eene verminderde productiviteit. De export van ooprakoekea vertoonde eene toeneming; uit Java bedroeg deze 52113 ton, tegen 47 412 ton in 1983 en uit de Buitengewesten respectievelijk 6684 en 5707 ton. 1. Peper. De pepermarkt is in L 932 wederom verder gedaald, waartoe niet alleen depressie-invloeden hebhen medegewerkt, doch ook de uitbreiding, welke de cultuur in de zeer goede jaren 1928 en 1929 heeft ondergaan. De aanplantingen uit deze periode beginnen thans meer en meer in productie te komen en zijn oorzaak van de zeer groote Bangka-oogsten der laatste jaren, terwijl de Lampoeng productie vrij normaal is gebleven. Dit verschil in oogstresultaten vormt tevens de voornaamste oorzaak, dat de marge tusschen de prijzen van witte en zwarte peper in de laatste jaren op zoo opvallend sterke wijze is verkleind. In 1982 daalde het witte product van f 52 per 100 kg op f 35. zwarte peper van f 41.50 op f 26. Do daling der peperprijzen heeft vooral invloed gehad op de wijze, waarop de cultuur op Bangka wordt uitgeoefend en wel .speciaal in de zeer intensieve ('hineesche bedrijven aldaar. Bene vérgaande exieiisiveering der werkzaamheden beeft in deze bedrijven plaats gevonden. Onderhoud en bemesting zijn sterk ver minderd, veel minder geld wordt uitgegeven voor vernieuwing van steunpalen; tal van koelies zijn ontslagen, daar zooveel mogelijk getracht word! in gezins arbeid te werken. De productie per rank is daardoor niet onaanzienlijk gedaald; door de toeneming van het aantal productieve ranken — 20 a 25 ",', meer dan in 1931, tengevolge van de uitbreiding tijdens de zeer goede jaren 1928 en 1929 — is de witte peperoogst van Bangka echter toch nog ruim uitgevallen. Soortgelijke tendenzen zijn in de Lampoeng-cultuur waar te nemen; do veel extensievere basis, waarop deze steeds heeft berust, is echter oorzaak, dat de daling der productiviteit daar niet zoo duidelijk aan den dag treedt als op Bangka. I'.eii en ander vindt zijne illustratie in onderstaande lab.-Hen. TABEL XXVIII. Uitvoeren ersehotten van witte peper (in tonnen). DE ECONOMISCHE TOESTAND 86 m. Nootmuskaat en foelie. De prijzen van deze producten zijn eveneens verder gedaald. Banda-noot kwam van f 23,50 op f 17,50 per 100 kg, Banda-foelie van f 121,50 op f 89. De uitvoer onderging eene kleine verdere vermindering. n. Kapok. De kapokmarkt vertoonde in 1932 eene verdere daling, welke de noteeringen van een peil van + f 50 per 100 kg op f 35 bracht. Deze daling is vrijwel geheel op conjunctuurfactoren terug te voeren, daar de statistische positie van het artikel nog vrij gezond is. Van den grooten bijplant, die in 1927 inzette, is nog slechts een klein gedeelte in productie, welke invloed in ruime mate teniet is gedaan door ongunstige weersomstandigheden. De oogst is dan ook in 1932 vrij klein uit gevallen, de buitenlandsche vraag handhaaft zich vrij goed, het binnenlandsch verbruik neemt geleidelijk toe. TABEL XXIX. Uitvoeroverschotten van zwarte peper (in tonnen) TABEL XXX. Export van noot en foelie uit de Buitengewesten naar het buitenland (in tonnen). LANDBOUW. 87 o. Vezels. De sisalprijzen vertoonden, na in het eerste halfjaar een uiterst laag peil bereikt te hebben (f 7,50 a f 8 per 100 kg), eenig herstel in de tweede helft van 1932 (f 10,50 in September, f 9,10 in December). De vezelafscheep, die in de laatste maanden van 1931 en de eerste helft van 1932 had gestagneerd, herleefde met kracht in de tweede helft van het jaar. De prijzen begonnen zich eenigszins te stabiliseer en, de opgehoopte voorraden werden gespuid, de cultuur herademde eenigszins en slaagde er in den loop van het jaar vrij goed in om zich aan het lagere niveau aan te passen. p. Aetherische oliën. Wat de serehcultuur betreft, zijn de prijzen van citronella-olie vrij goed op peil gebleven; zij bewogen zich in 1932 op een niveau van f 2 a f 2,20 per kg. Door loonsverlagingen (+ 40 % vergeleken met de jaren vóór de crisis) en door bezuinigingen op vast personeel is de cultuur er dan ook al spoedig in ge slaagd zich wederom op geheel rendabele basis in te stellen. De enkele onder nemingen, die in 1931 in Batavia gesloten werden, kwamen begin 1932 weer in bedrijf. De rentabiliteit der cultuur begint echter in den laatsten tijd opnieuw in gevaar te komen door de uitbreiding, die zij in den loop van 1932 heeft onder gaan; verschillende nieuwe ondernemingen zijn geopend, terwijl ook de bevolking TABEL XXXI. Uitvoer van kapokproducten naar het buitenland. TABEL XXXII. Export van harde touwvezels (in tonnen). DE ECONOMISCHE TOESTAND. 88 vrij veel heeft bijgeplant. In de hooge exportcijfers der laatste maanden begint dit reeds tot uiting te komen. De Java-uitvoer beliep in 1932 992 ton, tegen 886 ton in 1931, 815 ton in 1930, 862 ton in 1929 en 1140 ton in 192*. De overige aetherische oliën zijn voor Nodorlandsch-lndie van weinig be teekenis. De export van kananga-olic uit Java bedroeg in 1932 11 ton, tegen 9 ton in 1931. De uitvoer van kajoepoetth-otie uit de Buitengewesten (Molukken) beliep in deze jaren respectievelijk 73 ton en 67 ton; de Makassar-prijzen van dit artikel daalden van f 145 op f 97 per 100 kg. De uitvoer van patchoulyblad (Westkust van Atjeh) bedroeg in 1932 435 ton, tegen 638 lon in 1931 en 831 ton in 1930; de prijzen daalden tot f 3,25 per 100 kg; de meeste distillatie-inrichtingen zijn gesloten. g. Ga in In i. De uitvoer van gambir uit de Buitengewesten vertoonde eene daling. Hef verkeer iusschen de verschillende gebieden der Buitengewesten onderling is bij deze cijfers buiten beschouwing gelaten. De prijzen zijn verder gedaald, de cultuurwerkzaamheden werden sterk geëxtensiveerd, terwijl enkele kokerijen werden stopgezet. r. Pinang. De prijzen vertoonden eene verdere daling en kwamen in Atjeh op f 4 per 100 kg. De uitvoer handhaafde zich op het niveau van 1931. s. Sago. De sagobereiding nam toe, zoowel voor export als voor plaatselijk verbruik I»'- uilvoer naar het buitenland beliep 53900 ion. tegen -1570 ti ton in 1931. TABEL XXXIII. Gambir-uitvoer uit de Buitengewesten (in tonnen). TABEL XXXIV. Uitvoer van pinangnoten naar het buitenland (in tonnen). LANDBOUW. 89 3. Overheidszorg voor den landbouw. Verschillende economische problemen, voortspruitend uit de algemeene crisis, bleven een groot deel van den arbeid en den lijd der Afdeeling Landbouw van bet Departement van Landbouw, Nijverheid en llandel in beslag nemen. Als grondslag van de in 1988 genomen wettelijke maatregelen met betrekking tot rijstimport en rijst distributie (I. S. 1983 nos. 299 en ■">" ( M werd in den loop van 1932 het geheele rijstvraagstuk in gezette bestudeering gen-omes, waarbij o.m. in beschouwing werden genomen de mogelijkheid van betaling van de landrente in natura en het treffen van üaaatregelen lot distribueering van plaatse* lijke rijstsurpluseen ter verzorging van de voedselvooreienrag. De berichtgevingsdienst van den lsndbouw-eoonomisehen toestand had regel matig voortgang. De overzichten werden geregeld door de Kleine Weivaarts commissie bij haar maandelijksche publicaties gevoegd. De berichteD pmtreni stand en aanplant der voedingsgewassen in de Buitengewest en werden periodiek in het Economisch Weekblad gepubliceerd. Inzake den voedseltoestand in Nederlandsch-Indié' en de mogelijkheid van mechanischen rijstbouw werden adviezen uitgebracht. Naar aanleiding van vele verzoeken om inlichtingen terzake werd een volledig overzicht gepubliceerd van alles wat de kedele (soja) cultuur betreft. In de beoordeeling van verzoeken tot uitstel Aan canonbetaling voor onder nemingen, welke tengevolge van de crisis in Einancieele moeilijkheden zijn ge raakt, werd de Afdeeling Landbouweconomie ingeschakeld door eene beslissing van de Indische Eegeering, welke inhield, dat daartoe strekkende aanvragen ter beoordeeling moeten worden voorgelegd aan eene informeele commissie, waarin het Hoofd dier afdeeling of een dooi hem aan te wijzen plaatsvervanger zitting nam. Het verwerken van de uit de ressorten van den Landbouwvoorlichtingsdiensi ontvangen economische kwartaalverslagen vond regelmatig plaats. Bij de samen stelling van deze verslagen werd mede gebruik gemaaki van de welwillende medewerking van het Algemeen Syndicaal van Buikerfabrikanten in Nederlandsch- Indië en de Dcli Plantersvereeniging. De crisisproblemen lieten niet veel tijd over voor verdere verwerking van bel materiaal betreffende Enlandsche cultuur- en bedrijfsontledingen. In verband met de bezuiniging werd niet tot publicatie van de afgesloten onderzoekingen over gegaan. Slechts werd in roneogram een bedrijfsanalyse over de bevolkings koffie ouïtuur in Tapanoeli en Sumatra's Westkust gereed gemaakt. Het vraagstuk betreffende de wenschelijkheid van de invoering van eene rubberrestrictie eischte in den aanvang van hel jaar wederom veel aandacht. Eene uitvoerige nota werd hierover door de Afdeeling Landbouweconomie opgesteld, terwijl het Hoofd dier afdeeling naar Europa vertrok teneinde inlichtingen te verstrekken bij de door de Engelsche en Nederlandsehe Begeeringen gevoerde officieele besprekingen. Omtrent de bevolkiugsrubberculluur verschenen de ~Negende" tot de „Twaalfde berichtgeving omtrent de bevolkingsrubbercultuur". Naar aanleiding van een verzoek van de Regeering van Britsen Malakka om te geraken tol een meer gedetailleerde en uniforme rubberstatistiek in beide betrokken landen, beoordeelde de afdeeling de resultaten van eene proeftelling van bevolkingsrubber in Palembang. Ter voorbereiding van de inmiddels ingevoerde restrictieinaat regelen ten aan zien van de suiker- en theecultuur werden door de afdeeling de noodige onder zoekingen ingesteld en gegevens verzameld. De Landbouwvoorlich tiiit/Kiliaist bleef zich mot bet voorlichtingswerk in zake den Inlandschen landbouw aanpassen aan de veranderde omstandigheden, welke eene geheel andere waardeering der cultuurgewassen met zich mede brachten en waardoor ook vraagstukken van bedrijfsintensivcering, aanwending van kunst mest, landbouwwerktuigen en arbeidskrachten van aard veranderden. Had in het vorig jaar de vpedsellandbouw, vooral in de Bwitengeweßten teefli ' " geheel BETREKKINGEN MET HET UIITKNLAND. 9 van ongeoorloofde praktijken bij zoodanige inzamelingen in het algemeen, kunnen openbare inzamelingen van geld of goed door den Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof worden verboden, o. m. indien die inzamelingen de betrekkingen van de Kederlandsche Regeering met vreemde mogendheden ongunstig kunnen hciii vlooden. d. Ceremonieel bij bezoeken van oorlogsBchepen. Begin 1932 stemdi Indische Regeeving in met het voorstel der Nederlandsche Regeering om bij de met verscheidene Kegeeringen getroffen regelingen betreffende de vereenvoudiging in het ceremonieel bij bezoeken van wederzijdsche oorlogsschepen — in welke regelingen echter niet van do koloniën wordt gerept — stilzwijgend het standpunt in te nemen, dat deze regelingen ook voor de Nederlandsch-Indische havens gelden. e. Botanie. Op uitnoodiging van Z.M. den Koning van Egypte bracht de oud-Directeur van 's Lands Plantentuin, Prof. Dr. W. M. Doeters van Leeuwen, op doorreis naar Europa een bezoek aan Egypte ten einde de Egyptische Begeering van advies te dienen omtrent verschillende vraagstukken van botanischen DE ECONOMISCHE TOESTAND. 90 andere plaats in de Inlandsche samenleving ingenomen, vooral ten koste van de rubbercultuur, in dit jaar werd dit Verschijnsel nog geaccentueerd. De bevolking bleef zich echter niet alleen bepalen tot voedselïandbouw, maar zocht ijverig naar andere gewassen, ter vervanging van de gedeprecieerde handelsgewassen. Behalve vruchten en bloemen trokken daarbij de kruidnagel, nootmuskaat peper en andere specerijen, cacao, aetherische oliën, geneeskrachtige kruiden en gommen en harsen meer aandacht, zoodat de landbouwconsulenten hierover meermalen advies uitbrachten. Aangaande de pepercultuur en de kruidnagelcultuvrr werden in verschillende ressorten waardevolle waarnemingen verricht. De enquête naar het ladangvraagstuk werd voortgezet en de resultaten werden gedeeltelijk verwerkt. Het zeer omvangrijk materiaal kon echter nog niet vol ledig bewerkt worden. De proefnemingen, waarop het werk van den landbouwvoorlichtingsdienst is gebaseerd werden, voorzoover de bezuinigingen het toelieten, voortgezet. Op Java werden de resultaten van de genomen oriënteerende en vakkenproeven nader getoetst, terwijl de uitkomsten dienden als punt van uitgang bij nieuw aan gelegde proeven betreffende rijstvariëteiten met inheemsche en buitenlandsche rijstsoorten, bemesting met kunstmest en groenbemesters, grondbewerking, be vloeiing en vruchtopvolging. In West-Java bleek het vraagstuk der fosfaatbemesting bij rijst in vele ge vallen samen te hangen met het optreden van wortelrot, hetwelk de uitwerking der bemesting te niet deed. Inmiddels waren tegen wortelrot resistente rijst variëteiten gevonden en onder de bevolking verspreid, zoodat aan dit onderdeel meer aandacht werd besteed, hetgeen succes opleverde. Bij verder doorwerken van dezen maatregel, waartoe een zaadtuin van 7 ha werd aangelegd, kan de bemesting weder gepropageerd worden. Ook in Oost-Java werden tegen wortelrot goed bestand gebleken rijstvariëteiten verder onder de bevolking verspreid. In Oost-Java werd zeer veel aandacht besteed aan het invoeren en bekend maken van kedele-soorten (soya), waartoe vele proeven ter vergelijking niet de inheem sehe variëteiten werden aangezet. Speciale aandacht werd besteed aan de vroeg of laatrijpheid, omdat uit de proeven bleek, dat zulks van grooten invloed was op de aantasting door dierlijke plagen. Zoowel bij de witte als bij de zwarte varië teiten blonken vele zuivere lijnen boven de inheemsehe populaties uit. Oriënteeringen met de slijmziekte-vrije katjang-tanah-variëteit (Arachis) Sehwarz 21 leverden gunstige resultaten op. In Midden-Java kwam duidelijk tot uiting, dat in het bijzonder de roode lateritische gronden en de lichte kleisoorten voor groene bemesting zeer gevoelig zijn, zoodat de rijstproductie daarvan bij deskundige toepassing belangrijk kan worden opgevoerd. Demonstraties met katoen in het Pemali-gebied in Midden- Java mochten ten tweeden male niet tot resultaten leiden. Toepassing van de gogorantjah-cultuurmethode in streken van Oost-Java, waar bodemgesteldheid en regenval de gewone methode bezwaarlijk maken, wordt verder gepropageerd. In West-Java werden op groote schaal stekken geleverd van superieure cassave-variëteiten. Naast bemesting van eenjarige gewassen door middel van ondergeploegde groenbemesters, vond ook bodemverbetering bij overjarige cultures meer en meer belangstelling. Speciale vermelding verdient in dit opzicht het uitzaaien van groenbemesters in klappertuinen in Tjiamis (West-Java ). Met de demonstraties voor de conversie van oude hybride-theetuinen in de veel beter produceerende Asam-theetuinen werd op beperkte schaal voortgegaan. Al deze conversies slaagden uitstekend en gaven duidelijk aan hoe in landbouw technischen en economischen zin een Inlandsche theetuin behoort te worden aan gelegd en geëxploiteerd. Permanente landbouw op hellingen in Priangan met waarborgen tegen afspoeling werd met succes gedemonstreerd in samenwerking met de betrokken grondeigenaren. LANDBOUW. 91 In de Buitenge westen werden de proeven met betere rijstvariëteiten voort gezet, waarbij dan óf verhooging van de opbrengst bij denzelfden levensduur óf vermindering van het risico bij gebruik van vroegrijpende padi-variëteiten op den voorgrond stond. De bemesting met kunstmest en het gebruik van groenbemesters werden hiei' evenals in de ressorten op Java verder aanbevolen, voorzoover de veranderde economische omstandigheden dit niet verhinderden. In enkele streken viel meer belangstelling waar te nemen voor verbouw van tweede gewassen na rijst, teneinde eenigszins tegemoet te komen aan de ver mindering van inkomsten uit de overjarige handelsgewassen. Dit kwam tot uiting in grootere leveringen van geselecteerd maïszaad, groentezaden zouals kool en uien, peulgewassen en bataten. Ten behoeve van de kruidnagelcultuur ter Westkust van Sumatra werden op verschillende plaatsen kweekbedden aangelegd, welke plaatmateriaal opleverden, dat gretig aftrek vond. Eveneens werd voortgegaan met verstrekking van goed plantmateriaal van koffie, welk gewas op Sumatra in vele gevallen nog een der belangrijke bronnen van inkomsten bleef vormen. De proeven met snoei, onderhoud, beschaduwing en verjonging van koffie tuinen werden voortgezet, waarbij bleek, dat bel rekkelijk geringe klimaats verschillen op de koffie zeer grooten invloed uitoefenen, zoodat voor iedere streek een afzonderlijk onderzoek naar de beste cultuurmethode moet worden ingesteld. Naast de demonstraties door middel van door den landbouwvoorlichtingsdienst of vooraanstaande landbouwers aangelegde demonstratievelden, beginnen de lezingen met lichtbeelden bij de propaganda van aanbevelenswaardige oultuur maatregelen hoe langer hoe meer diensten te bewijzen, Vooral in de Buitengewesten, waar de toestanden in de volkshuishouding op de veranderde omstandigheden snel reageeren, blijft voortdurend contact van den landbouwvoorlichtingsdienst met de landbouwers van het grootste belang, eener zijds om ten aanzien van eventueel noodzakelijke maatregelen goed gefundeerde adviezen te kunnen verstrekken, anderzijds om de bevolking zoo goed mogelijk op de hoogte te houden van de factoren, welke op hun bedrijf van invloed zijn. De lezingen met lichtbeelden, die dikwijls 500 tot 1000 menschen onder het gehoor van de adjunct-landbouwconsulenten brengen, vormen daarbij een machtig hulp middel. In zeven ressorten zijn gemakkelijk verplaatsbare projectie-apparaten met bijbehoorende lichtbronnen in gebruik, waarmede tot in de verst afgelegen streken demonstraties worden gegeven. De Afdeeling Landbouw van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel verzorgt de samenstelling van series licht beelden, waartoe eene uitgebreide collectie foto's ter beschikking staat. De resul taten van lezingen met lichtbeelden treden aan den dag- in den vorm van toe nemende aanvragen om plantmateriaal, landbouwwerktuigen, kunstmest en ver zoeken om adviezen. Deze resultaten moesten steeds blijvend vastgelegd worden door persoonlijk contact van de ambtenaren van den voorlichtingsdienst met de aanvragers. Het aantal in de landstalen gedrukte landbouwblaadjes bleef gedurende 1932 constant. Onder den druk der omstandigheden bleek echter overal het aantal betalende abonnés achteruitgegaan. Door versobering en het goedkooper worden van papier en drukkosten kon op de exploitatie zooveel bezuinigd worden, dat de uitgave voor 1933 nog verzekerd is. Naar aanleiding van een verzoek van verschillende volksonderwijzers, om de inhoud van de landbouwblaadjos dienstbaar te maken aan het plattelands-onder wijs, werd eene serie artikelen gereed gemaakt als handleiding voor de onderwijzers. Het personeel van den voorlichtingsdienst bleef zich voortdurend op de hoogte houden van den voedseltoestand in het ressort, de werkgelegenheid in de Inlandsche bedrijven en bij de Europeesche cultuurondernemingen, de oogst verwachtingen, de bestemming van gronden, die niet meer door de cultuur ondernemingen worden geoccupeerd, het vaststellen van plantregelingen en waterregelingen, het prijsverloop van de voedingsmiddelen en verplaatsing van de voedselvoorraden. Tevens werd voortgegaan met het uitbrengen van adviezen I>K KCONOMISCHK ToKSTAND. 92 aan bet Binnenlandseh Bestuur, den Errigatie-diensi en hel Volkscredietwezen, in zake aanp];mt en uitbreiding der gewassen, grondhuur, bevolkingsreserves, erf pachtsaanvragen, bosohreserveeringen, eredietaanvragen voor landbouwkundige doeleinden, enz. In de meeste ressorten had de landbouwconsuleni en een of mee* der adjunot-landbouweonsulenten zitting in het bestuur der volkseredietbanken. Door de steeds toenemende geldsóhaargchte werd hel aanbrengen ?«fi ver beteringen, welke een uitgave in contani m veeeischten, voor de bevolking aan steeds grooter bezwaren onderhevig. Bonter werden de arbeidskracht* n om dezelfde redes zooveel goedkooper, dal alleen zuivere maierianlsuitgaven, aooals aankoop van kunstmest en landbouwwerktuigen, ééns belemmering vormden. Het gebruik van groenbemesters en de vraag aaar goed plantmateriaal, hetwelk grootendeefó in natura betaald wordt, namen toe. Deze toeneming kan niet blijken uit <le hoeveelheid zaad van groenbemesters, welke door den dienst weid verspreid — namelijk 440 quintalen, tegen 700 quintalen in 1931 —, omdat liet gebruik van /aad uit eigen zaadtuinen veel grooter is dan de door den voorlichtingsdienst ver strekte hoeveelheid. Dit laatste kan beschouwd worden ais eene aanwijzing, in welke mate de propagandfl in nieuwe gebieden voortschrijdt. Ook op Java werden groote hoeveellieden uitgezocht zaadgoed en kunstmest dooi 1 den dienst, geleverd, namelijk 1030 quintalen zaaizaad van rijst. 152 quin talen za.aizaad van kedele. 104 quintalen zaaizaad van Araeins. 307 quintalen plant materiaal aardappelen, 75 quintalen plant materiaal uien. 780 kg kotïiezaad. 99000 koffiestumps en 71000 kapokstunips. In minder groote hoeveelheden weiden nog groentezaden, tabakßzaden, vrucht boomen en chemicaliën voor ziektebeatrijding verstrekt. Ook in de Buitengewesten werd aan de vermenigvuldiging en verspreiding van goed zaad- en plantmateriaal, zoowel in eigen tuinen als bij de bevolking, alle aandacht besteed. Het gebruik- van groenbemesters nam vooral toe in de gewesten Celebes, Manado, Bali en Lombok, de Westerafdeeling van Borneo, Sumatra's Westkust en Tapanoeli. In de centra van groeiiteneultuur ter Oostkust en Westkust van Smnatra ver kocht de dienst aanzienlijke hoeveelheden Europeesehe groentezaden. De geheele omzet in de Buitengewesten bedroeg E 6700, begeu f 7000 in L9Bl. Deze terug gang werd veroorzaak! door de lager gestelde prijzen; in gewicht nam deontzei fcói De verstrekking van zaaizaad van uitgezochte rijst soort en vond voortgang; in totaal werden in de Buitengewesten 1-V2 quintalen zaad verkocht. Maïs, kedele (soja) en Arachis werden geleverd in hoeveelheden van 26, 88 en 37 quintalen. De belangstelling in de kmidnageleultuur bleef ter Sumatra's Westkust toe nemen. Van de kweekbedden konden ruim 22000 plantjes aan de bevolking ver strekt worden. De hoeveelheid verkochte zaadkoffie van Robnsta- en Arabica-koffie bedroeg 440 kg, terwijl van de kweekbedden 93 000 planten werden geleverd. De hoeveelheid kunstmest, dooi' bemiddeling van den dienst verkocht, liep eenigszins terug, ondanks het feit, dat de prijzen overal sterk konden worden gereduceerd. De omzet bedroeg 2120 quintalen. tegen 2600 quintalen in 1931. Behalve, het door den tuinbouwvoorlichtingsdiensi ter beschikking van de bevolking gesteld materiaal, werden in totaal 5300 vruchtboomen geleverd. Plaatselijk was verder van belang de levering \an aardappelpoters, de ver strekking van bestrijdingsmiddelen tegen plantenziekten en van varkens vergift, de levering van /aad van tabak, gambir. uitgezochte klappers, kapok en peper. In Tapanoeli werd voortgegaan met de demonstratie van eenvoudige koffie pulpers, waarvan er eenige konden worden geplaatst. Op het onderwijs aan de Middelbare Landbouwschool en de Cultuurscholen te Soekaboemi en Malang moest bezuinigd worden, hetgeen echter beperkt kon blijven tot het opheffen van parallelklassen, zonder dat de aard van het onderwijs daardoor werd aangetast. De Middelbare Landbouwschool te Buitenzorg leverde 22, de Cultuurschool te Soekaboemi 38 en die te Malang 33 leerlingen af. i.Axniiomv. 93 De landbouwbedrijfsscbolen (C> op Java en 2 in do Buitengewesten) leverden tezamen 53 leerlingen af. De eenvoudigste vorm v;m landbouwonderwijs, door middel van cursussen, aam in 1932 sterk toe, o.m. doordat, in de provincie MMden-Java een aantal cur sussen werd geopend, terwijl heJ aantal in Wesi-Java weeó uitgebreid. Waren er het vorige jaar in totaal (i"J. thans steeg dit aantal tot 120, waarvan 11 in de I luitengewesten. Het aantal cursussen tot opleiding van volksonderwijzers steeg van (1 tol 7. Het aantal adjuncl-landbouw consulenten, dal op de noi'maalscholen de land bcuwkundige opleiding der standaardsohoolonderwijzers verzorgt, bleef 8. De oa-opleiding dezer onderwijzers werd uitgebreid met liet opleidingsbedrijf Tegalgondo bij Soerakarta. Op Jiet bedrijf bij Buitenzorg werden behalve 10 onder wijzers van West-Java oog '•• onderwijzers uit de Buitengewesten in opleiding genomen, zoodat in totaal 29 onderwijzers een jaar den landbouw in de practijk beoefenden. Op 38 (vorig jaar l'O) standaardscholen waren opgeleide onderwijzers belast nut bet geven van ..plat lelamlsondei wijs" in de 6de kla-sen dier scholen met landbouwleerplan. Het aantal proeftuinen van den Landiwawvoorliobiangediensi werd uitgebreid met een tuin in Oost-Java, terwijl ter Westkust van Sumatra twee proeven met sinaasappelen en mandarijnen werden aangezet. Met uitzondering van enkele proeven zijn de onderstannnen- en variëteitenproeveii in de centre nu volledig. Vermelding verdienen de onderstannnen djeroek manis besar en djeroek limo, die beide resistent schijnen te zijn tegen de in de laagvlakte zeer gevreesde Diplodia aantasting en de voor sinaasappelen geschikte sour orange, die uit Ceylon werd ingevoerd, ter vervanging van de bier gebruikelijke som- orange-variëteiten, die chlorotischc oculaties o])leverden. Te I'asar \linggoe werd een aantal booineii uitgeplanl als pfite, djengkiil, kajoe djaran, kélor e. d. om op den duur ook plaatmateriaal te kunnen ver strekken van die hoornen en kruiden, welke een belangrijke rol spelen in de bijvoeding der bevolking. De Diplodia-aantastingen werden verder bestudeerd in samenwerking met het Algemeen Proefstation voor den Landbouw. De verschillende proef- en zaadtuinen leverden voor eene waaide van ruim E 32000 aan plaatmateriaal. Voortgezette onderhandelingen met den Dienst der Stanteepoor- en tramwegen en met de Koninklijke Paketvaari Maatschappij leidden tot een uitgebreid onder zoek naar de a f/etgebieden der \ erscbillende vruchten- en groeni cnceiitra en de wijze van vervoer, hetwelk waardevolle resultaten opleverde. D,. proeven van verzending van vruchten naar Europa werden afgesloten met eene publicatie in het Economisch Weekblad n". 1. terwijl proeven met ver zending van ananas en pisang werden voortgezet. In liet belangrijk afzetgebied voor fruit en groenten te Singapore werd een adjunct-landbouwconsulciil geplaatst ter bestudeering van de marktcotidit irs. Ais een der errste resultaten valt te vermelden bet geregeld publiceeren van de markt prijzen in de Jnbeemsclie pers. De vruchtensoorten djeroek van Garoet, Malang en 11,-di. mangga, kesemek, doefcoe en salak ondervonden te Singapore geen con currentie, terwijl andere vruchten als ramboetan, sawo en pompelmoes in bepaalde seizoenen een goedi kans maakten. De Koninklijke Paketvaari Maatschappij nam in oveiweging, de vrachtprijzen voor fruit en groenten naar Singapore te verlagen, terwijl voor fruit naar de liuitengewesten reed, een gunstiger tarief in werking trad. De bijencultuur werd verder bestudeerd, waarbij o. a. gunstige resultaten werden verkregen met bet brengen van de kasten naar een kapokhuid in den vollen Oostmoesson. Het onderzoek naar de voeding der bevolking werd in samenwerking mei bet Hoofd van de Afdeeling Nijverheid voortgezet. Op dit gebied werden zeer waarde volle gegevens verzameld. DE ECONOMISCHE TOKSTAND. 94 Verschillende publicaties zagen het licht, o. a.: een artikel over ~De voeding der bevolking en de erfcultuur" in Koloniale Studiën XVI n°. 5, mededeelingen nopens „Djeroek" en , .Bijenteelt", als uitgaven van de Volkslectuur en kleine publicaties in de „Korte Berichten" en in bet Economisch Weekblad. Het Algemeen Proefstation voor den Landbouw bleef in de Overheidszorg voor den landbouw een belangrijk aandeel behouden. Het Landbouwkundig Instituut hield weer regelmatig besjirekingen met de provinciale landbouwvoorlichtingsdiensten nopens de halfjaarlijksche plannen voor de uit te zetten veldproeven, waarbij steeds ook zaken van meer algemeenen en principieelen aard tot discussie aanleiding gaven. Deze voor de bestudeering van de landbouwtechnische vraagstukken van belang zijnde samenkomsten werden in 1932 ook voor de Vorstenlanden belegd. Veel interesse bleek te bestaan voor een meer modernen, goedkooperen opzet van de vakkenproeven. Het aantal observatie-aanplantingen ter eerste toetsing van nieuwe rassen der verschillende cultuurgewassen nam in bevredigende mate toe. Meer dan voorheen wordt thans door bastaardselectie getracht hoogwaardiger rassen te verkrijgen, nadat voor rijst, aardnoten, kedele en cassave de moeilijkheden bij de uitvoering der kruisingen waren overwonnen. Selectiewerk oj) oude laterietgronden zal in de toekomst kunnen geschieden op terreinen van hel voormalige particuliere land Tjitujam, die in 1932 ter beschikking kwamen. Bij de Onderafdeeling voor overjarige gewassen werden de waarnemingen omtrent de geschiktheid van bepaalde leguminosen als schaduwboom voortgezet; in samenwerking met den landbouwvoorlichtingsdienst werd begonnen aan de studie van de technische mogelijkheden ter verbetering van de pepercultuur op Bangka; voorts had de houtolie-leverende Aleurites speciale aandacht. In den proeftuin voor kapok nabij Paii kon reeds een proefaanpl.ini van een aantal be langrijke kruisingscombinatiea worden aangelegd. Op het Scheikundig Laboratorium werden enkele eenvoudige analyses van een groot aantal monsters cassave-wortels verricht ten behoeve van de selectie van dit gewas en ter beoordeeling van het in bemestingsproeven verkregen product. Voorts werd voor datzelfde gewas een onderzoek naar de behoefte aan minerale plantenvoediugsstoffen beëindigd; een overeenkomstig onderzoek voor maïs werd weer opgevat on voltooid. Analyses werden verricht om een inzicht te verkrijgen in het verloop en het rendement van het ensjleeren van veevoer op Madoera, terwijl veel tijd werd besteed aan het analyseeren van Bengaalsch gras van een proef veld, waar verschillende bemestingen waren toegepast om gras met betere minerale samenstelling te verkrijgen. Ten slofte werden behalve een stijgend aantal analyses van mestmonsters, verschillende bepalingen verricht ben behoeve van onderzoekingen, welke in gang zijn op hot Plautkundig Laboratorium. Het werk aan dit Plantkundig Laboratorium verricht ten behoeve van de kapokselectie had voor dit overjarig gewas relatief spoedige resultaten, daar door eene iets gewijzigde oculatie van oogen der nieuw verkregen hybriden op oudere boomen inderdaad een groot aantal vruchten umi verkregen. Bij de bestudeering van de factoren, welke de vruchtdracht bepalen, bleken de hoeveelheid reserve stoffen en de hoeveelheid vruchthout de grootste beteekenis te hebben. In aan sluiting aan de in het vorig Verslag vermelde ervaring omtrent de beteekenis van mangaan voor de rijst werd de invloed van verschillende inangaan-concentraties op den groei van de rijst nagegaan in waterenltures; die invloed bleek afhankelijk van de variëteit van het ontwikkelingsstadium en van de samenstelling der voedings cplossing, zeer speciaal van den vorm, waarin de stikstof werd gegeven. Oriën teerende onderzoekingen omtrent het mangaan-gehalte in den grond van naast elkaar in een sawah voorkomende gezonde en door mentek aangetaste plekken gaven meermalen groote verschillen, zooda't het mangaan-vraagstuk bij het plantenphysiologisch onderzoek van de mentek-ziekte alle aandacht verdient. Ver schillende waarnemingen bij het door hybridiseering verkrijgen van tegen gomziekte resistente onderstammen voor djeroek-soorten leidden tot de opstelling van ver klaringen voor de inwerking van het entrijs op den onderstam. Uit het met kracht geëntameerd onderzoek van de Diplodia-gomziekte van djeroek moest worden LANDBOUW. 95 afgeleid, dat die ziekte door een reeks vormen van dien schimmel kan worden veroorzaakt. Een proef ter preventieve bestrijding leverde nog geen resultaat. Aan het Instituut voor Plantenziekten moest tengevolge van de inkrimping van het aantal onderzoekers een nog grooter deel van den tijd dan vroeger besteed worden aan het verstrekken van adviezen. Gunstige resultaten werden wederom verkregen met de in samenwerking met den landbouwconsulent te Tandjoeng bij Brebes doorgevoerde zaaitijdregeling ter bestrijding van den witten rijstboorder. Veel aandacht werd besteed aan de bestrijding van de veldrat met behulp van vergiften als thalliumsulfaat en fosforpap; de met eerstgenoemde stof verkregen resultaten wijken nogal af van die bij de toepassing daarvan in de suikerriet tuinen van Cheribon behaald. De resultaten van de bestrijding van de Brachar tona-plaag in de klapperstreken van Midden-Java waren weer goed, overal waai de bevolking haar volle medewerking verleende; dit resultaat werd speciaal be reikt door het op aandringen van het Instituut in Pekalongan en Kedoe ingesteld globale controle-systeem, waardoor een tijdig ingrijpen was gewaarborgd. De voor loopige resultaten met bestrijding van de semoenjoeng (peperwants) door wijziging in de cultuurmethode waren gunstig; de proeven worden voortgezet. Inzake de verspreiding van de Phytophthora, den verwekker van de ruineuze voetrotziekte van de peper, werd het inzicht verbeterd en verdiept; in West-Borneo konden in samenwerking met den landbouwconsulent reeds bestrijdingsproeven worden in gezet. De in Oost-Java looponde proef ter bestrijding van de koffietopsterfte nadert haar afsluiting. Aan het voor de cultuur van den aardappel uiterst belang rijk probleem van de slijmziekte werd veel aandacht besteed; uitvoerige rassen proeven leerden eenige minder vatbare rassen kennen. Verschillende onderzoekingen omtrent plagen van vruchtboomen konden worden afgesloten, nieuwe konden dooi de personeelsvermindering niet worden geëntameerd. Eonig werk kon worden ver richt voor bestudeering van plagen in tweede gewassen. Van de schadelijke bosch insecten werden in hoofdzaak beschadigers van den djati nader bestudeerd, waar naast een studie van Agrilus Kalshoveni, eene ernstige plaag van den walikoekoen, kon worden afgesloten. De studie over den djati-sprinkhaan moest worden af gebroken. Het boorderonderzoek onderging eene uitbreiding, daar voor den hout export naar Zuid-Afrika onderzoekingen werden verricht en adviezen verstrekt in verband met aantasting van export-hout door nat- en drooghout-boeboek. Voorts moest aandacht worden geschonken aan beschadigingen door termieten aan electrische geleidingen en kabels en aan gebouwen. Voortgegaan werd met den invoer van nuttige insecten van Java in Zuid-Celebes ten behoeve van de klapper cultuur; de parasieten van Aleurodicus hebben zich er reeds gevestigd, terwijl de kans op vestiging van een der op Java voorkomende parasieten van Bronthispa zeer groot is. Hernieuwde pogingen om den tweedon parasiet van den koffie bessenboeboek uit Uganda te importeeren faalden; voorloopig moet van venl pogingen worden afgezien. De werkzaamheden van den I'lantcnkeuringsdienst verminderden nog geens zins, de invoer van versche vruchten en van ander levend plantenmateriaal liep bijna niet terug, terwijl in verband met verscherpte bepalingen in het buitenland een groot aantal zakken marktkoffie vóór verzending werden gefumigeerd. In de Ord. van 27 Sept. 102f> (I. S. n". 427) weid eene wijziging aangebracht (I. S. 1932 n°. 523), zoodat nul inachtneming van voor elk geval afzonderlijk door den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel te bepalen voorwaarden de invoer in Nederlandsch-Indië van Hevea-zaad uit Zuid-Amerika mogelijk is, het geen van groot belang kan zijn voor het verdere selectiewerk. Bij het Bodemkundig Instituut werd in Juli het terreinwerk voor de systema tische grondkaarteering van Java stopgezet, teneinde het eind 1932 af te vloeien personeel nog te doen medewerken aan het vastleggen van de resultaten. Degrond kaart op schaal 1 : 100 000 voor het gouvernement Soerakarta werd afgewerkt, terwijl grondkaarten op schaal 1 : Ö0 000 voor twee boschafdeelingen werden klaargemaakt. De beschrijving van de grondkaart van Jogjakarta kon worden beëindigd, terwijl aan die van Soerakarta begonnen en die van de boschgronden grootendeels uitgewerkt werd. Van de incidenteele grondopnamen, van onmiddel- DB ECONOMISCHE TOESTAND. 96 lijk belang voor de praktijk en dooi' dccc dringend gevraagd, moet ik van een belangrijk deel van Noord-Bantam worden genoemd. Voor de Buitengewesteu werd gewerld aan adviezen over de bij kolonisatie-of bevloeimgsplannen betrokken terreinen. Ken bodemkundig ambtenaar werd lijdelijk afgestaan aan hd Indisch Comité voor Wetenschappelijke Onderzoekingen voor de bodemkundige exploratie \;111 eenige terreinen in Noord-Nieuw-Guinee, waarvan liij de leiding moest over nemen, boen de daarmede belaste landbouwoonsuleni aldaar kwam te overlijden,. De capaciteit van liet laboratorium kon, gedeeltelijk dooi' bekorting van vel schillende analyse-methoden, opgevoerd worden lot 170(1 monsters, liet onderzoek vuil de gronden, waarop in Bangka de peper door de geelziekte afstierf, werd voortgezet. Sterke aanwijzingen werden verkregen, dat bepaalde toestanden in den bodem van grooten, zoo niet o\ rrwcgetidcn invloed Z.ijn. Mede werd een onderzoek ingesteld, op welke wijze liet vroege* veel toegepaste en mi weer be gonnen branden van grond verbetering in de groei-omstandigheden van de peper kan brengen. De meeste grond-, water- en slibonderzoekingen werden verricht voor het opstellen van de adviezen voor de bevloeiingeplannen van de Gowa- en I'aloe-vlakte op ('elebes. De systematische grondkaarteering van Smnatra werd in het verslagjaar voort gezet om lot een afgerond geheel te geraken, waarvoor enkele reizen nog nood zakelijk waren. De uitwerking van de gegevens kon voor de kaartbladen '2 (Kotaagoeng) en li (Ëengkoenat) geheel, voor die van n". ,~> (Kotaboemi) en n°. 10 (Batoeradja) bijna beëindigd worden. Tegen het eind van het jaar weid het terrein van hel voor kolonisatie veel belovend gebied bij Perbo in Benkoelen verkend. Aan de uitwerking wordt ook gearbeid aan hei Bodemkundig Instituut, da! het eindadvies er over zal uitbrengen. De in 1931 aangekochte gronden voor de uitbreiding van den proeftuin Mapangel van het Klapperproefstation werden ontgonnen en voorloopig mei Mimosa invisa beplant. In dien tuin werd een copru-oven gebouwd, welke het mogelijk maaki het product van de verschillende proefvakken voldoende snel te bereiden om vergelijkbare cijfers te verkrijgen. Voor verschillende onderzoekingen werd speciaal contact gezocht met klappertuin-bezitters van inlieeinschen land aard. Voor het selectiewerk werden tal van kruisingen verricht, waarin uit gezochte klappers va» bet gewone type. zoowel als zulke van het dwergtype werden betrokken. De verschillende onderzoekingen, in het vorig Verslag genoemd, werden voortgezet en gedeeltelijk geëindigd. De oriënteerende proeven mei grond bedekkere werden sterk uitgebreid. Op eene onderneming, waar steeds veel schade door droogte werd geleden, is een proef met vanggoten aangezet. In verwaarloosde, door alang-alang overwoekerde tuinen weid succes geboeki met phosphaatr bemesting. De onderzoekingen omtrent de zeer schadelijke Sexava-sprinkhaneii werden voortgezet; eenige parasieten werden naai' belangrijke klappergebieden overgebracht, Eenige waarnemingen konden worden verricht over van de I'hiüppijnen afkomstige zwermen van fcreksprinkhanen, die ïioh blijkbaar niet blijvend kunnen vestigen op de noordelijke eilandengroepen, voorts weiden de onderzoekingen omtrent Aspidiolus en Bronthispa voortgezet. De meeste der over ziekten |)lagen uitgebrachte adviezen hadden betrekking op beschadigingen door slal<rupsen. 4. De Gouvernements landbouwondernemingen. a. '8 Lande Kma- en Theebedrijf. Lu economisch opzicht is het verslagjaar voor 's Lands Kma- en Theebedrijf het minst gunstige geweest uit een lange reeks van voorafgegane jaren. De in de jaren l!tii(i L 930 ontgonnen thee-aideeling, welke nog lang niet in volle productie is. doch waarop wd reeds in volle zwaarte de lasten van rente en afschrijving drukken, ondervond uiteraard in zeer sterke mate de nadeelige gevolgen van de depressie. Weliswaar werd de getaxeerde oogst ruim behaald en is liet gelukt — den leeftijd van den aanplant in aan merking genomen — eene goede qualiteit thee ie produceeren. Ook bracht deze thee bij verkoop een nuddenprijs op. welke aekei geen slecht figuur maakt in LANDBOUW. 97 7 vergelijking met dien van naburige ondernemingen. Doch dit alles kon niet beletten, dat op de thee-afdeeling, vooral door de reeds genoemde hooge lasten van rente en afschrijving, verlies werd geleden. Is voor de theeoultuur de moeilijkheid ontstaan door een snel opgetreden doch relatief nog geringe overproductie, welke eene onevenredig sterke prijsdaling ten gevolge had, de k in a cultuur toont iv zekeren zin een tegengesteld beeld. Hier is namelijk de overproductie in de laatste twintig jaren zeer geleidelijk toegenomen en heeft deze thans zeer veel grootere afmetingen aangenomen, dan ooit bij de theecultuur het geval geweest is; daarentegen is de verkoopprijs van het product, de kinabast, althans gedurende de laatste jaren sltchts aan geringe schommelingen onderhevig geweest en in 't algemeen op een zeer loonend peil gebleven. Zooals bekend, is het te danken aan de reeds sedert 1913 bestaande nauwe samenwerking van het overgroote deel van de kina-belanghebbenden, dat de prijs door regeling van het aanbod naar de werkelijke behoefte aan kinabasf op do wereldmarkt, op loonend peil kon worden gehouden. Sedert eenige jaren doen zich echter verscheidene bezwaren gevoelen, welke juist een gevolg zijn van bedoelde prijsreguleering. Het voornaamste bezwaar is wel, dat de loononde prijs eenerzijds aanleiding geweest is tot uitbreiding van den aanplant; anderzijds, door toepassing van selectie en betere cultuurmethoden, geleid heeft tot opvoering van de potentieele productie tot een tevoren ongekend niveau. Daarentegen is er van uitbreiding der consumptie geen sprake geweest. Integendeel, in de laatste jaren is hel. verbruik van kinine merkbaar afgenomen. In 1932 werd van de potentieele productie der bij de kina-overeenkomst aan gesloten ondernemingen slechts 28 % afgenomen. Het behoeft wel geen betoog, dat deze ongunstige verhouding tusseben poterrbieele productie en afname ook op de resultaten van dit bedrijf van grooten invloed geweest is. Toch kon, dank zij drastische bezuinigingen in alle onderdeden, en niettegenstaande het verlies op de exploitatie der thee-afdeeling, nog eene behoorlijke rentabiliteit van hel geheel gehandhaafd wovden. Met het op Tjinjiroean gevestigde proefstation voor kma werd ook in 1982 eene zeer nauwe samenwerking onderhouden in het belang van het proefstation werk voor de kinacultuur. Wat betreft het optreden van ziekten en plagen, is het jaar L 982 een gunstig jaar geweest, zoowel voor tle kma als voor de thee. Holopeltis kwam, behalve ■olijk in enkele kweekerijen, het geheele jaar vrijwel niet voor, terwijl de in 1931 zoo omvangrijke aanval door span rupsen gedurende de eerste 10 maanden van 1932 achterwege bleef. In de laatste 2 maanden begon deze plaag weer op te treden in de tuinen van Tirtasari. Na den lang aanhoudenden Westmoesson kwam op enkele afdeelingen vrij veel djamoer oepas voor, zoowel in de kma- als in de thee-tuinen. Ook in 1932 werd in alle theetuinen, doch vooral in de jongere aamplantingen, engerlingenvraat waargenomen. In bepaalde complexen van de theetuinen van Pasir Junghuhn kwam vrij veel sterfte door wortelschimmel voor, en wel voornamelijk door de Eoselinea arcuata. Op enkele afdeelingen werden eenige van de steilste tuinen afgerooid en gereboiseerd; op de afdeeling Rioeng Goenoeng werd een zeer steil terrein, ter grootte van 5.11 ha, afgerooid en afgestaan aan de Boschreserve. Op de afdeeling Tjibeureum werd een terrein ontgonnen op versche boschgronden, groot + 10 ha, hetwelk grootendeels bestemd is voor den aanleg van nieuwe proef- en toets tuintjes, in samenwerking met het proefstation voor kina. Te Rioeng Goenoeng werd op een vroeger kweekerijterrein een aanplant van 1.88 ha tot stand gebracht. Einde 1932 bedroeg het oppervlak van den totalen kina-aanplant van 's Lands Kma- en Thee-bedrijf 904.3 ha. Tn verband met de groote voorraden en de sterk verminderde afname van bast werden slechts enkele kleine complexen oude aanplant gerooid en opnieuw beplant; de oogst werd dan ook voornamelijk verkregen door uitdunnen, opsnoeien en rooien van zieke boomen. DE ECONOMIBCHE TOESTAND. 98 De oogst van kinabast bestond uit 809 532 kg fabrieksbast en 3770 kg pharma ceutische bast, totaal 613 302 kg, tegen 75.", 095 kg in 1931. Verkocht werd in 1932 5-19 819 kg fabrieksbast en 1926 kg pharmaceutische bast. De onverkochte vooraden bedroegen eind 1982 ss 7 oos.i kg. In het thee-areaal kwam in 1932 slechts eene geringe wijziging door het ontginnen van enkele kleine stukjes ter afronding van den aanplant en door het omzetten van vroegere kweekei ijen in plukt iiinen. Minde 1982 bedroeg de totale thee-aanplant 572.5 ha, waarvan in dat jaar in productie was een oppervlak van 409.7 ha of wel bijna 72 %. De oogst, getaxeerd op 310 000 kg droge ihee, brachl in werkelijkheid op 814 077 kg droog, verkregen uit eene hoeveelheid uatblad van I 365 685 kg van eigen tuinen en uit N 110 kg opkoopblad. Van dezen oogst, inclusief den voorraad per 1 Januari 1982 ad 3.s 829 kg, werd verkocht .'iol kg tegen een middenprrjs van 11.75 et. per kg. Volgens voorlo'opige berekening heeft de winst van het geheele bedrijf bedragen: na aftrek der afschrijving f 2-lo 305. na aftrek van rente en af schrijving f 160 261. b. '« hands Gaoutchouebedrijf. De ondernemingen Langsa, Soengei Loeng en Djoeloe Bajeu werden tol één belieerseenheid samengevoegd, waardoor hel aantal ondernemingen verminderde tot 10. De uitbreiding van het areaal beperkte zich in 1982t0t 76ha koft'ieaanplaiit en 530 ha dennenbosschen. waarvan 450 ha reeds bestaand deiinenbosch en MO la' aangelegd eult UUl'hosch. Einde 1982 bedroeg het beplant areaal 22310 ha (15 131 ha rubber, 1188 ha gelahperlja. 729 ha koffie, 8099 ha oliepalm. 923 ha klapper en 3.57 ha kapok aanplanten), terwijl bovendien in geregeld beheer waren 2180 ha dennenbosschen (hars- en terpcntijnbedrijf). Hiervan waren in productie: 10 548 ha rubber = 68,3% (vorig jaar 64,8%) 1 138 ~ getahpertja = 100 % ( „ ~ 100 %) 219 ~ koffie = 34,2 % ( ~ ~ 38,1 %) 916 .. klapper = 99.2 % ( ~ ~ 99,2 %) 172 ~ kapok = 44,4 % ( „ ~ 9 %) 2 100 ~ dennenbosch = 96,3 % ( ~ .. 100 %) De producties in 1932. in vergelijking met die van het vorig jaar. bedroegen: 1931 1932 Rubber 3 899 401 kg 4 438 702 kg (retahpertja (gele) 72 371 ~ 86 538 ~ (witte) 36 96S .. öl 729 ~ Koffie 125 322 .. 109 415 ~ Palmolie 852 228 ~ I'almpitten — 170 025 ~ Klappers 1573 430 stuks 2 209880 stuks Kapokpluis 16 507 kg 10849 kg Hars 101 753 .. tÖ2 710 .. Terpentijn 114 251 ~ 126 374 .. De rubberproductie steeg met + 540000 kg. d. i- niet bijna 14%. De gemid delde opbrengst per ha bedroeg 121 kg. tegen .".00 kg in het voorafgegane jaar. Naast het in tap komen der jonge aanplanten heeft geleidelijke aanpassing aan het op langeren tijd van bast vernieuw me gerichte mildere tapsysteem, dat eind 1930 overal Werd ingevoerd, overwegend tol de productiestijging bijgedragen. Na eene inzinking van de productie in 1981, als gevolg van den overgang, steeg die LANDBOOWi 99 van 1932 ongeveer tot die van 1930. Eénè verdere stijging mag in 1933 worden verwacht. Het onderhoud dor aanpltmtingen werd, om de uitgaven bieryoor aoo Laag mogelijk te houden, lot het uiterst toelaatbare geëxtensiveerd. Zulks was, vooral dank /ij de Woegef ingebrachte groenbemesters, voorloopig zonder te groote bezwaren mogelijk. Ook de uitgaven ter bestrijding van ziekten en plagen werden zooveel mogelijk beperkt. Bestuiving mét zwavel ter bestrijding van de meeldauw werd slechts op enkele ondernemingen — en dan nog in zeer beperkte mate — toegepast. De behandeling van den bruinen binnenbast kon ook daardoor worden vereenvoudigd, daar als resultaat van hel mildere tapsysteem de ziekte minder ernstig optrad. De kostprijs van de rubber kon dooi 1 vèrdoorgevoerde bezuinigingsmaatregelen belangrijk worden verlaagd. Bedroeg deze, zonder mederekening van rente en af schrijving in 1931 nog f 0,314 per kg, in i'.Ki'i kun eene verdere verlagiikg tot 10 .21 per kg worden bereikt. Ook de exploitatiekosten van de getahpertja werden zooveel mogelijk gedrukt. In den aanvang van 1932 liet de afzei van de witte getahpertja zich nog gunstig aanzien, doch tengevolge van den ongunstigen wereldtoestand hieven verdere belangrijke orders uit, zoodal eind 1932 de installatie voor de bereiding van de zuivere witte getahpertja tijdelijk moest worden stopgezet. De afzei van de gele, getahpertja (mechanisch bereid product ) was eveneens zeer onbevredigend, zoodat, ter voorkoming van Ie groote voorraden, tot beperking van de productie moest worden overgegaan. De extractie van getahpertja uit afgevallen blad moest om dezelfde reden geheel worden gestaakt. De koffie-oogst van Bangelan viel, tengevoLje van voor de bloeislaging on gunstige weersomstandigheden, opnieuw tegen De vooruitzichten voor den oogst 1933 zijn evenwel veel gunstiger. De oliepalmaanplantingen der ónderneming Majang bleven zich zeer bevredi gend ontwikkelen. In den oudsten aanplant kun met oogsten worden begonnen. De totale trosoogst bedroeg 6783178 kg, waaruit k<>n worden verkregen 862228 kg olie en 170 62."i kg kernen. Het olierendement was voor dezen eersten oogst zeer bevredigend. Op grond van verschillende overwegingen, niet het minst ook mei het oog op de wensehelijkheid tot beperking van kapitaalsuitgaven, werd voorloopt afgezien van den bouw van een eigen fabriek, doch werd de geheele oogst ter verwerking gegeven aan <le in de nabijheid van de onderneming Majang gelegen üliepalm onderneming Nykerk van de ltubber Cultuur Maatschappij Amsterdam, met welke maatschappij een overeenkomst tot verwerking van de oogsten van Majang tot en met 1937 werd afgesloten. Met den aanleg van het raïlbaannet v»n Majang werd in 1932 voortgegaan. l'.inile L 982 «as in exploitatie 'Ui km. Dg klapper-aanplanten van de onderneming Bedji herstelden zich verder van de Brachartona-aantastingen, die op de productie van het vorig jaar een zeer ongunstigen invloed hadden gehad. Dé oogst voor het jnnr 1932 was bevredigend, terwijl de kostprijs van de copra, mede door bezuiniging op het onderhoud der aanplanten, belangrijk kon worden verlaagd. Het hars- en terpent ijnbedrijf lialcq (Atjeli) ontwikkelde zich gunstig. Verdere boschcomplexen werden in exploitatie genomen, de productie kon worden opgevoerd, de exploitatiekosten tlaaldon belangrijk, terwijl de kwaliteit van de producten verbeterde. Dat dit bedrijf desondanks verlies opleverde, is, behalve aan de lage marktprijzen, uitsluitend te wijten aan de hooge kosten voor hei vervoer naar bestemmingsplaatsen. De werkzaamheden in het belang van de selectie van rubber, kapok en koffie. wer( } ea — z ij het ook noodgedwongen in eenjgszms beperkten omvang — voort- gezet. Wat betreft de koffieselectie werden gunstige resultaten verkregen, die m belangrijke mate bijdroegen tot verruiming van de inzichten omtrent het vraag- INDISCH VERSLAG 1933 I. TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN NEDERLANDSCH-INDIË OVER HET JAAR 1932 GEDRUKT TER ALGEMEENE LANDSDRUKKERIJ — 1933 1934 — 'S-GRAVENHAGE