22 Jan. '12 VII—IX.] 10 der Archeologische Verzameling. Dit beeld is uit Kediri afkomstig en in verband daarmede kan worden opgemaakt, dat op het eveneens Kedirische vierarmige vrouwenbeeld, als N°. 35 opgenomen in de Verzameling van den Regent van Blitar, (zie Oudheidk. Rapp. 1908 p. 35) zich datzelfde jaar tal 1365 bevindt, zij het ook naar de afteekening t.a.p. te oordeelen met eenigszins andere cijferteekens. Uit laatste beeld is afkomstig van Srëngat. VIII. De Vice-president a. brengt ter tafel twee bronzen beeldjes, toebehoorende aan den Heer F. Roorda. alhier, en indertijd door diens overgrootmoeder gekocht in het Kedirische. De Heer Krom neemt op zich te voldoen aan het over gebracht verzoek om inlichtingen omtrent de beteekenis der beeldjes. b. id. een oud bronzen spiegel-handvat met inscriptie, eigendom van Dr. "Wiederiiold te Soekaboemi. Als boven. c. id. eenige aardewerk-scherven, door den Kapitein H. Piiilippi, chef vau de 3 e opnemingsbrigade, gevonden in den grond van een pas beplante ladang tusschen Soeka-Radja en Moetar-Alam (Marga Wai Tënong, Kroë), ter plaatse waar zich op een heuvel een zuiver vierkant, circa 2£ M. hoog, heuveltje bevindt; met verzoek namens den zender om be richt of deze scherven eenige aanwijzing geven omtrent het tijdvak waarin deze streken zooveel dichter bevolkt waren dan thans. Als boven. IX. De Heer van Ronkel a. deelt mede, van de Weduwe van Dr. Riedel bericht te hebben ontvangen, dat zij gaarne de bij Not. Dec. '11 VIII b bedoelde aanteekeningen van de hand van wijlen haar echtgenoot, aan het Genootschap tot onderzoek afstaat. Zij bevinden zich in twee kisten, den inhoud waarvan Dr. 28 Oct. '12 II 18-lIL] 100 steenen bedoeld bij Not. Sept. '12 V 2 harerzijds geen prijs bepalen kan en gaarne een bod van het Genootschap inwacht. Verzoeken de beide steenen door tusschenkomst van den Assistent-Resident van Malang, op 's Genootschap's kosten, naar hier te zenden, als wanneer de Directie hun waarde taxeeren zal. 111. De Deer Pleyte 1. stelt voor de jaloezieën in de colonnade aan de noord zijde van het Museum weg te nemen, zoodra deze met métal-déployé zal afgesloten zijn, ten einde voldoende ruimte voor circulatie van het publiek te krijgen. Conform. 2. Legt over een beknopte mededeeling omtrent de Kropak uit Krawang, (Not. Sept. '12 II 16) als bijlage van de Notulen (hierachter). Inf. Afschrift te zenden aan den A. R. van Krawang. 3. Biedt aan de lijst der eerste bezending voorwerpen bestemd voor 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, zie Notulen Sept. '12 IV c en d, welke thans uit 's Genoot schaps verzameling zjjn afgevoerd. Informatie. 4. Deelt mede dat de modellen van het waterkasteel te Djokja benevens dat van den mesigit te Palembang, geleidelijk zoo zeer in verval zijn geraakt dat herstel onmogelijk is gebleken. Eveneens dat het model van het eiland Onrust door een noodlottig toeval volledig werd vernield en vraagt derhalve toestemming voornoemde modellen uit de verzameling te verwijderen. Conform. 5. "Wijst op een hem geworden particuliere mededeeling van Dr. H.H. Juyjjboll, Directeur v. 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, waaruit blijkt dat er te Leiden nog een dergelijk handschrift bestaat als de door ons gepubliceerde Darmo Lëlangon en wel met bijschriften, doch zonder namen. Informatie. [28 Oct. '12 111. 101 t>. Vraagt de aandacht voor het volgende: Heden ochtend verzocht ik mijn collega Dr. N. J. Krom samen het onder N°. 296 a in de Archeologische Verzameling opgenomen, in 1883 in de wildernis oostelijk van de haven van Tandjoeng-Priok gevonden, vrouwebeeld, vroeger naar luid van hooren zeggen bij het graven van een vischvijver aldaar opgedolven, nog eens te onderzoeken. In de eerste plaats de nabijheid van Toegoe, bekend door den schenkingsteen van Poernawarman, en ten tweede de zonderlinge vorm van het beeld alsmede de granietachtige steensoort waaruit het vervaardigd is, gaven tot dit verzoek aanleiding. Bij draaiing van het beeld deed van ter zijde invallend licht eensklaps den rechts tegen het haar geplaatsten vork van den trii;oela ontdekken, waardoor alzoo, ook in verband met de slagtanden van het beeld, komt vast te staan, dat het Kali-Doerga voorstelt. Dit is van gewicht, want mocht uit vergelijking met weldra uit Britsch-Indië op het Oudheidkundig Bureau te verwachten fotogrammen blijken, dat het beeld in type over eenkomt met beelden uit het gebied dat het Wengischrift voortbracht, waarmede Poernawarmans steen beschreven is, dan wordt de Kali een unicum uit die periode, hetwelk bovendien bewijst, dat naast het Wishnoeïsme door Poernawarman be leden, ook Qiwaïsme in zijn rijk, Taroena nagara, bestaan heeft. Later zal door ons op deze kwestie teruggekomen worden; deze mededeeling is slechts dienend om den naam van het beeld vast te leggen. Bijlage. Korte mededeeling nopens de Khopak van Tji-salong, Karawang. Not. Sept. '12 1116. Het lontarbladgeschrift, besloten in een houten doos, be staat uit vijftig folia en eenige fragmenten. Het eerste blad is blanco. 28 Oct. '12 lII.] 102 Het schrift is verouderd Javaansch en ver toont twee typen overeenkomend met dat van de lontars van Parakan Moentjang; Holle's tabel 107 —109. De bladen zijn ongenummerd. Het eerste? blad vangt aan met: Inni waroegan sanghijang Talaga basana dek ditibankeun ti mangkoe rapat, noe hidji kana pare, noe hidji kana pitjis, noe hidji kana beusi, noe hidji ngënja sanghijang Talaga. Uit de hierop volgende quasi genealogie, waarin o. a. Poetjoek oemoen en Qeusan hoeloen voorkomen als nako melingen van Soenan Talaga, schijnt te blijken, dat het geschrift uit Tji-rëbon afkomstig is. De overige inhoud bestaat goheel uit djampès, zoodat het geschrift blijkbaar een vademecum is tot allerlei bezweringen. Nu eens zijn deze uitsluitend in het Soendasch dan weder in het Javaansch gesteld, of wel in beide talen tegelijk. Litterarisch is het werk derhalve van weinig waarde; op lexicografisch gebied is er echter wel het een en ander uit te vergaren. Daarom werd een afschrift ervan aangehouden, Ten einde den inhoud te doen kennen, volgen hier een tweetal djampe's. Djampe Tjatjar Nini rantjana poetih, Ngaki rantjana poetih, kita padjar rantjana nambakeun ngaing ki rantjana kita ngaing noe rantjana bakat kita; pot, pet pakeun mandikeun. Nini boeroe-boeroe, Ngaki boeroe-boeroe, pangboeroekeun sakitna ngawakkanging. Tamba Kabeubeuheullan. Hoemboet wiroe sambarana sambara ngoejoep-ngoejoeppan mangka ngimoen ngini tawanna: toedjoe koe sangboeta malang, tawa koe sangbotoh malang, hoerip waras. Het eerste formulier dient ter bezwering van de pokken, het laatste tot genezing van moeilijken stoelgang. [28 Oct. '12 IV-YI. 103 IV. De Heer Krom 1. deelt mede, dat de lang verwachte beschreven steen van Bangka is aangekomen en ingeschreven onder N°. D 126. Het is een ruw steenblok, van ongeveer 50 bij 25 c.M., waarop een fragment van één regel schrift, luidende: jaya[]iddha[ Het schrift is een soort Venggi-schrift, overeenkomende met dat van den anderen reeds in de verzameling aan wezigen steen van Bangka (D. 90), vermeld in Not. 1893 p. 106 —107, 141, 157 en waarvan eerstdaags de transcriptie en vertaling van de hand van Prof. Kern in de Bijdragen van het Kon. Inst. zal verschijnen. Jaya is „overwinning", siddha (als er althans een s staat) „bereikt" of „volkomen"; de beteekenis van het geheel is, waar niet blijkt wat er nog volgen moet, natuurlijk niet aan te geven. In elk geval is de steen een welkom nieuw bewijs voor het bestaan van een onder Hindoe-cultuur staande nederzetting op Bangka omstreeks 608 t.aka (het jaartal van den anderen steen). Informatie. 2. Stelt voor den prijs van het Oudheidkundig Rapport 1911 te bepalen op f 3.— V. De Secretaris stelt voor, namens Dr. Rinkes, een bedrag van f 25.— uit te keeren voor deel I en II en een zelfde som voor deel 111 en IV der Tjantini, aan R n . Ng. Soeradipoera, taalkundige te Meester-Cornelis, voor de revisie en tekst critiek van bovengenoemde deelen. Conform. VI. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren C. C. Krom, Mr. Dr. W. M. G. Schumann, L. Kreischer, W. Tollenaar, J. R. Stuurman, Mr. J. W. CORDES. 28 Oct. '12.] 104 Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de directieverga dering van 2 December 1912. HAZEU, Vice- president. van WETTUM, Secretaris. 2 Dec. '12 I b.] 106 slechts zelden de prototypen der uitgaven, meermalen daaren tegen de naar een of andere uitgave genomen afschriften worden aangetroffen. Doch ook de oudere collecties (Londen, Leiden) hebben slechts zelden gestrekt tot het doen van tekstuitgaven, daar deze laatste geheel onafhankelijk van Europeesche verzamelingen, naar in de Inlandsche litteraire kringen circuleerende handschriften werden vervaardigd. Een Jav. bibliographie moet dus wat anders zijn dan een id. van bijv. Europeesche werken. De origineele hdss. der uitgaven waren veelal de beste, die er in de Inlandsche omgeving te bereiken waren, terwijl de Europeesche collec ties, in den beginne vooral, maar te hooi en te gras bijeen werden gekocht, en de gedrukte werken vormen dus eene verzameling op zich zelf, die in verscheidenheid, en andere goede eigenschappen, haast niet voor de hdss.-collecties be hoeft onder te doen. Voorts bevinden zich onder de uitgaven, vooral van den laatsten tijd, w. o. die, welke door de Commissie van de Volkslectuur zijn bezorgd, een aantal, die niet in hdss. be schikbaar zijn, hetzij dat zij nieuw werden samengesteld (uit oudere gegevens) of uit de vlottende mondelinge traditie werden opgeteekend. Om bovenstaande redenen nu is, zooals ook bereids in het voorbericht op de Inhoudsopgave der Jav. couranten werd uitgesproken, eene Jav. bibliographie een zaak van gewicht, méér dan het oppervlakkig zou lijken, en bovendien zal zij eenigszins anders moeten worden ingericht dan ge woonlijk bij eene bibliographie het geval is. Diensvolgens nu werd dan ook de Jav. schrijver des Genootschaps, toen zijne andere werkzaamheden het toelieten, aan den arbeid gezet, om alvast de in de Bibliotheek van het Genootschap aanwezige Jav. gedrukten te inventariseeren en te beschrijven. Zooals uit het hierbijgevoegde deel van zijn taak, die thans voor ongeveer l / 3 is volbracht, kan blijken, is daarbij het systeem gevolgd om een min of meer uitvoerige, naar [2 Dec. '12 16—c. 107 de Zaagen ingedeelde inhoudsopgave aan de vermelding van ieder werk toe te voegen, alsmede het aantal verzen per zang, en de beginregels der Zangen aan te geven (het be treft bijna alle werken in dichtmaat), zoodat deze bibliographie een veelzijdig nut heeft, en zeer tot vergemakkelijking eener oriënteering in de Jav. litteratuur zal kunnen dienen. Op gemerkt moet worden dat deze wijze van behandelen mede werd gekozen met het oog op de gemakkelijke methode, en de betere controleerbaarheid, hetwelk met het oog op de geringe ervaring iu deze materie van den bewerker en de vele bezigheden der betrokken Directieleden zeer wen echelijk was. Dat het dus wenschelijk is een dergelijke beschrijving der uitgaven te doen drukken, evenzeer als catalogi der hdss.- verzamelingen worden uitgegeven, volgt uit het bovenstaande vanzelve; het eenige redelijke bezwaar dat zou kunnen worden gemaakt, is de te verwachten omvang en de daaraan verbonden kosten. Het zou voorts wenschelijk kunnen worden geacht bij ieder werk aan te teekenen, welke inhoudsopgaven daarvan eventueel bereids in Europeesche tijdschriften, of Catalogi zijn verschenen, bijv. in het Tijdschr. van N. L, Bijdragen, Tijdschr. T. L. V., Mededeel. Zend. Gen., Catalogus van den Heer Vreede, Supplementen van Dr. Juynboll etc, doch door den Jav. schrijver kan dit niet worden verricht. Wellicht voelt een der Directieleden daartoe eenige roeping. Conform het voorstel wordt besloten tot de uitgave als afzonderlijk editum met een oplage van 400 exemplaren. c. Schrijven van den Heer E.E.W.G. Schröder,Controleur van Saleyer, d.d. 25 October j.l. van den volgenden inhoud: Enkele dagen geleden deed ik een interessante vondst te Tiletile (Zuid WestSaleyer), thans in hoofdzaak een Boegi neesche kolonie. Bij het graven van kuilen werden p. m. £ M. beneden den grond een drietal aarden potten aangetroffen, die met 2 Dee. '12 le—d.] 108 gebroken menschenbeenderen en met restanten van sieraden waren gevuld van een of twee in elk begraven personen. AaDgezien dit feit mij te laat werd bericht kon ik nog slechts één pot redden, die nog voor p.m. twee derden ODgeopend was. Wat ik bij elkaar verzamelde, zend ik U toe, t. w. aar den? en agaten kralen en enkele gouden lovertjes (kralen); een gouden zegelring (imitatie-); drie armbanden; een ko peren (?) oorhanger. Verder eene collectie beenderen en de restanten van een pot. De potten waren ± 6 d.M. hoog. Mocht het blijken van eenige beteekenis te zijn, verdere opgravingen te doen, dan zal ik mij daarmede belasten en dan voor behoorlijke conservatie zorg dragen. De aandacht trekt, dat alle beenderen stuk zijn, als het ware met opzet stuk geslagen. En nu is het van belang, dat de Regent van Bontobangoen wist te vertellen, dat in ouden tijd de dooden van hunne ingewanden werden ontdaan, die in de wildernis aan varkens en honden werden prijs gegeven, terwijl het overige lichaam werd in stukken gehakt en in aarden potten begraven. Was dit mogelijk nog niet van elders met bewijsmateriaal gestaafd, dan hebben wij het hier voor ons. Gaarne verneem ik van U, wat Uw oordeel is over het wenechelijke om verder te onderzoeken. Door de directieleden Pleyte en Krom werd een voorstel bijgevoegd om den Heer Schröder te verzoeken al datgene te verrichten wat een nauwkeurig nader onderzoek zal ver eischen, zullende de kosten daarvan door het Genootschap gedragen worden. Conform. d. Schrijven van het „Committee for Malay Studies" te Kuala Kangsar, Federated Malay States, van 20 Octoberj.l., houdende verzoek om toezending van een volledig stel van het Tijdschrift en een lijst van de andere publicaties des Genootschaps. Het committee houdt zich tevens aanbevolen voor inlichtingen omtrent de andere Genootschappen waarvan [2 Dec. '12 ld—lil. 109 het bezit der edita voor hen gewenscht is en voor opgave van de titels van Nederlandsche werken, voor hun studie van belang. Ten slotte wordt het denkbeeld geopperd van geregelde samenwerking met het Bataviaasch Genootschap. Aan het Committee zal worden toegezonden een lijst, met prijsopgaaf, van al onze publicaties, zal worden voorgesteld over te gaan tot ruiling van edita zoodra het geregelde publicaties laat verschijnen, zal onze bijzondere ingenomen heid worden betuigd met het denkbeeld van samenwerking. De Bibliothecaris neemt welwillend op zich aan het Com mittee volledige inlichtingen te verstrekken omtrent boeken en tijdschriften als door hen gevraagd. e. Schrijven van den Heer 11. D. 11. Bosboom te 's Gra venhage, van 20 October j.1., met verzoek om, ten behoeve van een nieuwe uitgave van zijn in het Tijdschrift deel XL (1898) verschenen artikel „Oude woningen in de stad Batavia", ditmaal in het Maandblad „Het huis oud en nieuw", pho tographische opnamen te mogen doen nemen van eenige daartoe geschikt bevonden oude prenten uit de collectie van het Genootschap. Schrijver spreekt tevens de verwachting uit, dat de Directie, ook in verband met het bezoek van Mr. Overvoorde aan Ned.-Indië, aanleiding moge vinden opnieuw haar aandacht te wijden aan de overblijfselen uit den Com pagniestijd, meer in het bijzonder in de oude stad Batavia. Mededeelen dat tegen de photographische opname geen be zwaar bestaat en in zake het bewaren van Indische historische monumenten den Heer Bosboom een exemplaar toezenden van de door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken uitgevaardigde circulaires, bedoeld bij Not. 1 Juli '12 la. 11. Brengt ter tafel eenige tusschentijds ingekomen stukken: 1. Aanbieding van „Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg, 2 e serie, vol. XI, l e partie", bij Nota van de Algemeene Secretarie van 11 November j.l. N°. 31754/12. Bibliotheek. [22 Jan. '12 IX—XI. 11 van Ronkel welwillend op zich neemt te schiften en te inventariseeren. Dankbetuiging. b. doet melding van de volgende ten behoeve der boekerij van de schrijvers ontvangen geschenken: A. C. Eugène Caillot, Histoire de la Polynésie Oriëntale, Dr. J. Groneman, Een verweer, Mr. A. Neitzel de Wilde, Een en ander omtrent den welvaartstoestand der Inlandsche bevolking in de Gouvernementslanden van Java en Madoera. Dankbetuiging. c. doet het voorstel Dr. Hazeu, met het oog op zijn drukke ambtsbezigheden als Directeur van Onderwijs en Eeredienst, te ontheffen van zijn mede conservatorschap der handschriften verzameling en in zijn plaats te benoemen Dr. Rinkes, speciaal voor de Javaansche handschriften; blijvende spreker zich gaarne belasten met de zorg voor de overige handschriften. Conform. X. De Voorzitter doet het voorstel, Dr. Hazeu om dezelfde redenen als boven te ontheffen van zijn lidmaatschap der in de verga dering van September 1910 ingestelde Commissie tot voor bereiding cener reorganisatie der werkzaamheden van het Genootschap en tot nieuwe leden te benoemen de Heeren Ho man van der Heide en Krom. Beide heeren nemen gaarne de daaraan verbonden werk zaamheden op zich. XI. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren A. F. A. van Zijll de Jong, Mr. H. J. de Brüijn, E. L. Kruse.man, J. de Groot, J. R. Schenk de Jong, J. Hartelust en W. A. C. Ilgen. En worden tot lid benoemd de Heeren D. de Ruijter te Djember en 11. W. Dikkers te Blitar, beiden Adminis trateurs van CultuurondernemiDgen. 2 Dec. '12 112—5.] 110 2. Missive van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 24 Augustus j.l. N°. 13714, reeds behandeld in Not. Oct. '12 Id. Thans is Agerbeek's Sasaksche woordenlijst voorzien van een prtcadvies van Dr. van Ronkel met wel willende medewerking van Dr. Adriaki. Afschrift daarvan zal worden overgelegd, met voorstel aan den Directeur om door den auteur de aangegeven verbeteringen te doen aan brengen, waarna de woordenlijst in 's Genootschaps Verhan delingen kan worden gepubliceerd. 3. Missives van denzelfde van 2 en 28 November 1912 N OB . 17867 en 19492, houdende verzoek om mededeeling welke van de numismatische en andere voorwerpen die bij het oudheidkundig onderzoek in Pasè (Atjeh) gevonden wer den en door den Voorzitter der Oudheidkundige Commissie zullen worden toegezonden, in aanmerking komen voor 's Genootschaps verzamelingen. De geheele vondst wordt daarna terugverwacht om aan Prof. Snouck Hurgronje te worden opgezonden tot bestudeering en tot aanwijzing van de bestemming wat betreft het niet aan het Genootschap te retourneeren gedeelte. In handen stellen van de betrokken conservatoren, en daarna de voorwerpen aan den Directeur van Onderwijs terugaanbieden met opgave van hetgeen voor de collecties gewenscht wordt. 4. Missive van denzelfde van 26 November j.l. N°. 19395, houdende verzoek om mededeeling of wordt prijsgesteld op den afstand ter bewaring van eenige gouden plaatjes met inscriptie, door het lid der Oudheidkundige Commissie H. L. Leydie Melville bij het oudheidkundig onderzoek op het Diëng-plateau gevonden. Cfm. praeadvies van Dr. Krom bevestigend beantwoorden. 5. Missive van denzelfde van 20 November j.l. N°. 18996, met aanbieding ten behoeve der bibliotheek van C.M. Pleyte's [2 Dec. '12 115-10. 111 „De Inlandsche Nijverheid in West-Java als sociaal ethno logisch verschijnsel, tweede stuk". Bibliotheek. 6. Renvooi van denzelfde van 9 November j.l. No. 26900/12, t. g. v. de missive van den Assistent-Resident van Salatiga van 10 October t. v. N°. 10671/68, met eenige ko peren voorwerpen, (l martevaan, een kom, een gëndi, 1 presenteerblad), door Inlanders gevonden in de dessa Soegian, distr. Tengaran, afd. Salatiga. Aankoopen voor den getaxeerden prijs van f 10.— 7. Renvooi van denzelfde van 12 November j.l. No. 28166/12, met toezending ter kennisneming van een uit treksel uit het Verslag over de oudheidkundige werkzaam heden in Pasè in het 3 e kwartaal 1912, uitgebracht door J. J. de Vink. Retourneeren 8. Renvooi van denzelfde van 23 November d. a. v. N°. 30053/12, t. g. v. de missive van den Assistent-Resident van Malang van 19 October j.l. N°. 7128/63, met eenige munten gevonden door Pa Saminaii in dessa Remboen, distr. Toeren. Geen prijs op gesteld 9. Missives van den Legercommandant van 4en 16 No vember j.l. N° 8 . 3401/304 en 3543/304, houdende aanbieding van photographieën van de nog bestaande gedeelten van de forten „Nieuw Victoria" en „Oranje" respectievelijk te Ambon en Ternate, en van het tegenwoordig magazijn van kleeding te Batavia. Dankbaar aanvaarden 10. Aanbieding van eenige kaarten bij missive van den Commandant der Zeemacht van 25 October j.l. N°. 11097, 2 Dec. '12 1110—136.] 112 met verzoek het verstrekkingsbowijs voor ontvangst geteekend terug te zenden aan het Depot van Zeekaarten en gidsen. In de verzameling. 11. Aanbieding in opdracht van den Landvoogd, bij missive van den Resident van Batavia van 27 November j.l. N°. 16763/1, van twee door den zelfbestuurder van Kota- Waringin aan Z. E. ten geschenke aangeboden lansen. Dankbaar aanvaarden. Aan den Resident der Zuid- en Oosterafd. van Borneo zal ten behoeve der catalogiseering opgave worden verzocht van den inheemschen naam der voorwerpen. 12. Missives van den Consul-Generaal te Kaapstad van 1 en 14 October j.l. N OB . 838 en 874, houdende dankbetui ging voor de inzake den Indischen tak van het geslacht Hofmeyr gegeven inlichtingen. (Not. Sept. '12 112). Informatie. 13. Missives van den Voorzitter der Oudheidkundige Commissie van 6 en 13 November j.l. N OB . 154 en 158, houdende aanbieding van de vondsten uit Pasè bedoeld bij deze Not. 113, vergezeld van beschrijvende lijsten. Informatie. 13a. Missive van denzelfde van 2 December 1912 N°. 173, houdende aanbieding van de gouden plaatjes met in scriptie gevonden op het Diëngplateau, waarover handelt deze Not. II 4. Informatie. 13è. Schrijven van den l en Luitenant der Infanterie gedetacheerd bij het Encyclopedisch Bureau van het Depar tement van Binnenlandsch Bestuur, W. A. Penard, van 26 November j.1., met aanbieding van een door hem samen gesteld rapport over do „Patoentoeng", de aanhangers van [2 Dec. '12 II 136— 111. 113 een tot dusver onbekend godsdienstetelsel op Celebes, be stemd zoo mogelijk voor de Verhandelingen. De Heeren van Konkel en Pleyte worden in commissie benoemd om ter zake prfcadvies uit te brengen. 13c. Schrijven van den Heer P. V. van Stein Callenfels van 16 November j.1., houdende wederaanbieding van zijn artikel over de familie van Hayam Wuruk, waaruit thans alles is weggelaten wat bereids in de publicatie van Dr. N. J. Krom voorkomt. Aan de Heeren Krom en Moquette ten fine van preadvies. 14. Schrijven van de „Indian Society of Oriental art" te Calcutta van 14 October met verzoek om toezending van den archuologischen catalogus van het Museum en photo's van de beste specimina van bronzen sculptuur. Toezending van Groeneveldt's catalogus en een tiental van het Oudheidkundig bureau aan te koopen photo's tegen betaling of ruiling van photo's hunnerzijds. 15. Schrijven van den Heer P. V. van Stein Callenfels van 20 November j.1., meldende dat hij gaarne wenscht in aanmerking te komen voor een benoeming tot buitengewoon lid. Conform. 16. Schrijven van den Heer Mr. V. van Peski te Rot terdam van 7 October j.1., houdende aanbieding van een nommer van het Tijdschrift „L'expansion coloniale" waarin een artikel voorkomt over deze Koloniën. Dankbetuiging. 111. De Heer Homan van der Heide brengt ter tafel een plan voor de verbouwing van het Museum in den geest van het door de Directie gedaan voor stel bedoeld bij Not. Aug. '12 16. De Vice-president betuigt den warmen dank der Directie 2 Dec. '12 lII—VI.] 114 voor de spoedige uitwerking van dit project, waarmede zij geheel accoord gaat en verzoekt de verschillende conser vatoren in bespreking te treden over het tijdstip waarop de verbouwing kan beginnen, zulks in verband met den tijd die zij voor overbrenging en opbewaring der onder hun toezicht zijnde verzamelingen beschikbaar hebben. IV. De Heer vax Ronkel a. legt over een door hem met medewerking van Dr. Adriani samengestelden inventaris van de wetenschappelijke nalatenschap van wijlen 's Genootsehap's eerelid Dr. J.G.F. Riedel en stelt voor dien als bijlage in de Notulen af te drukken met opdracht aan den spreker om namens de Directie aan Mevrouw de Weduwe Riedel het verzoek te doen deze verzameling in het belang der Wetenschap af te staan aan het Genootschap hetzij in bruikleen of ten geschenke. Conform. b. stelt voor den prijs van Dr. de Haan's Priangan IV te stellen op f 6.— Conform. V. De Heer Pleyte deelt mede, dat hij van af 13 December a. s. voor een tweetal werken afwezig zal zijn. Informatie. VI. De Heer Krom a. doet het voorstel den indertijd overgelegde lijst van de archeologische photo's te doen afdrukken als bijlage van de Notulen. (Not. Febr. '12 IX 1). Conform. b. biedt aan namens den Heer Moquette 4 gouden en 1 zil veren plaatje, alle beschreven, afkomstig van de Penanggoengan en gedeeltelijk ontcijferd door Dr. Brandes, in de uitgave van wiens transcripties ook deze zullen worden opgenomen. Informatie. Bijzondere dankbetuiging aan den schenker. [2 Dec. '12 VI—VII. 115 c. deelt mede, dat Raden Adipati Ario Kromodjojo Adinegoro, Regent van Modjokerto, een groote verzameling Hindoe-beelden, door hem verzameld, aan het Gouvernement heeft ten geschenke gegeven, en stelt voor wegens dezen bijzonderen dienst aan de Wetenschap bewezen (art. 10 onzer Statuten) hem tot Eerelid te benoemen. Conform. d. deelt mede, dat op 6 April 1913 Prof. Dr. J.H.C. Kern, 's Genootschaps oudste Eerelid, zijn 80 Bten geboortedag zal vieren en bij die gelegenheid zal worden gehuldigd en stelt voor dat ook het Genootschap aan deze hulde zal deelnemen. Conform. Op den dag zijner verjaring zal een telegram van hulde en erkentelijkheid aan den grooten Oriëntalist worden opgezonden, enz. e. deelt mede, dat tijdens de werkzaamheden der ver bouwing van het Museum, door onachtzaamheid der werk lieden de beschreven steen D 76 door midden werd gebroken. De Heer Homan van der Heide neemt op zich van deze zaak werk te maken. VII. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren A. H. Spaan, L. M. Vonck, Th. J. H. tan Driessche, J. Kreëmer, Mr. A. Maclaine Pont en P. de Roo de la Faille. En worden tot lid benoemd de Heeren R. A. M. Moot, Controleur B. B. te Tjitjoeroeg, J. F. Verhoog, id. te Buitenzorg en G. J. Koot, id. te Tjitjalengka. Mets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de directieverga dering van 3 Februari 1913. QUARLES de QUARLES, President. van WETTUM, Secretaris. 22 Jan. '12.] 12 Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de Directieverga dering van 19 Februari 1912. QUARLES de QUARLES, President. van WETTUM, Secretaris. 19 Febr. '12 II a—b.] 14 het bedrag dat door het Gouvernement jaarlijks aan het Genootschap als subsidie wordt toegekend. Het andere, dat van de commissieleden Moquette en Dr. Krom betoogt de wenschelijkheid, dat het Genootschap zijne taak als beheerder van het Museum neerlegt met overdracht daarvan aan eene in te stellen Gouv. dienst, behoudens dat de zorg voor 's Genootschaps bibliotheek, welke, afgescheiden van het Museum, van zulk een bijzonder groot belang kan worden geacht voor de werkzaamheden van eene weten schappelijke instelling als de onderwerpehjke, voor het Ge nootschap ware te behouden. Beide ontwerpen zijn bij de leden der Directie in voor afgaande rondlezing gewest. Na eenige voorafgaande bespreking wordt door den Voor zitter aan ïï. H. leden de vraag gesteld met welk van beide ontwerp-voorstellen zij zich kunnen vereenigen, en blijkt, na gedane rondvraag, dat de meerderheid zich wenscht aan te sluiten bij het ontwerp-voorstel Homan van der Heide, terwijl de minderheid, gevormd door de Heeren Moquette, Zimmermann (die schriftelijk zijne meening te kennen ge geven heeft) en Dr. Krom, zich verklaart voor het ontwerp Moquette-Krom. Wordt besloten aan den Gouv. Generaal van N.-1., door tusschenkomst van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, een schrijven te richten in den geest van het ontwerp-voor stel Homan v. d. Heide, blijvende het aan de H.H. leden welke de minderheid hebben gevormd, overgelaten om, bij aldien zij zulks wenschelijk achten, door de bijvoeging van een afzonderlijk voorstel, de aandacht der Regeering te vestigen op het door hen voorgestane denkbeeld. b. Renvooi O. E. 6 Febr. '12 N°. 933, t.g.v. het Eind- Verslag betreffende het werk Aanvullende herstellingen aan den Boroboedoer-tempel, 3 e en 4 e kwartaal 1911, met twee bijlagen, met verzoek om mededeeling of het verslag de Directie al dan niet aanleiding geeft tot opmerkingen. [19 Febr. '12 II b— III 1. 15 Ontkennend te beantwoorden, onder toevoeging van eenige waardeerende woorden met betrekking tot den door den Heer v. Erp verrichten arbeid. c. Kenvooi id. 18 Januari t.v. N°. 1150, houdende aan bieding van het Rapport der Oudheidkundige Commissie over het 4° kwartaal 1911, met als bijlagen een 55-tal foto's, met verzoek om onder terugzending te willen mededeelen of het rapport wellicht aanleidihg geeft tot opmerkingen. Geen opmerkingen. d. Id. 20 Januari d.a.v. N°. 932, t.g.v. een aan den Di recteur van Onderwijs en Eeredienst gericht schrijven van den Majoor der Genie T. van Erp van 8 Januari 1912, houdende aanbieding van meerder illustratie materiaal voor de Boroboedoer monografie, (Not. Dec. '10 II b) met ver zoek om terugzending na kennisneming. In verband met een voorstel van den Heer v. Erp om de bijlagen, in afwachting van de verwezenlijking der plannen over de uitgave der monografie, te doen voegen bij het voor heen reeds aangeboden illustratie-materiaal, en vermits dit reeds op het Oudheidkundig bureau berust, stelt de Heer Krom voor om de betrekkelijke portefeuilles, registers enz. eveneens onder zijne berusting te stellen. Cfm. Hiervan aan den Dir. van O. E. mededeeling doen. e. L. M. F. Plate, Bijdrage tot de kennis der lijk anthropie bij de Sasaksche bevolking in Oost-Lombok. Tijdschrift 111. Neemt in behandeling de navolgende tuaschentijds ingekomen stukken: 1. Miss. l e G. S. 6 Februari j.l. N°. 279, houdende aan bieding op last van den Landvoogd van een exemplaar van het 2 e vervolg op den in 1898 in druk verschenen Catalogus der Bibliotheek van het Departement van Koloniën. Bibliotheek. 19 Febr. '12 111 2-6.] 16 2. Nota Alg. Secr ie . houdende aanbieding d.d. 24 Januari j.1., van deel IX (2° gedeelte) en deel V (4 e ged.) van het werk „Nova-Guinea, Résultats de I'expédition scientifique néerlandaise a, la Nouvelle Guinee". Bibliotheek. 3. ld., d.d. 16 Januari t.v., van deel IX l t! stuk der „Beitrage zur Geologie OsttAsiens und Australiens". Bibliotheek. 4. Miss. Directeur van O. E. d.d. 5 Febr. '12 N°. 1860, met een afschrift G. B. 26 Januari X°. 8, houdende bepaling, met wijziging in zoover van art. 2 G. B. 3 Juni 1879 N°. 15, dat de daarin vermelde twee olifantstanden, in afwijking van het voorgeschrevene bij G.B. 11 Dec. 1858 X°. 77 (Bijbl. 3121), ter bewaring zullen worden afgestaan aan het Zoölogisch Museum van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg. (Xot. Nov. '11 IV). Informatie. 5. Renvooi id. 22 Januari j.l. N°. 259, t.g.v. misa. Res. Banjoemas 28 Dec. t.v. N°. 14008/29, met 3 gouden ringen, resp. gevonden door Pak Gia, Singadiwangsa en Pak Saidi van doekoeh Boeloe, dessa Pagenton, distr. Batoer, afd. Bandjarnegara. Den laatstbedoelden ring overnemen, tegen den prijs van ƒ 10. —, de overige terugzenden. 6. Miss. Chef Gen. Staf 8 Februari j.l. N°. 106, hou dende mededeeling, dat de Kapitein van den Generalen Staf P. van Genderen Stort gedurende een tweetal maanden ter plaatse zal vertoeven en gaarne bij de correctie van de door hem samengestelde woordenlijst zijn intermediair zal verleenen. (Not. Dec. '11 116). Informatie. [19 Ifebr. '12 111 7-9. 17 7. Miss 8 . Comm. Zeemacht 20 Januari en 12 Februari j.l. N os . 787 en 1690, houdende aanbieding van eenige kaarten, enz. ten behoeve der Bibliotheek. Bibliotheek. 8. Miss. Directeur Just. 29 Januari j.l. N°. 1434, met voor de boekerij eenige dagbladen en boekwerken. Bibliotheek. 9. Schrijven van den Heer K. Gjellerup, Officier van Gezondheid der I'' klasse, toegevoegd aan het Exploratie detachement in Noord Nieuw-Guinea, gedateerd Bivak Hol landia, Humboldtsbaai, 12 December j.1., houdende bericht dat na verkregen machtiging der Regeering de gedurende twee jaren verzamelde ethnografica aan het Museum in bruikleen zullen worden afgestaan. Reeds werden 21 colli's, het eerste gedeelte der verzameling uitmakende, door tus schenkomst van den Resident van Ternate en Onderhoorig heden naar hier verzonden. Om de bruikbaarheid van het materiaal te verhoogen werd door Dr. Gjellerup een num mercatalogus samengesteld die later, wanneer alles verzonden is, zal volgen, tegelijk met een 2-tal woordenlijsten over Papoea-dialecten. Zoo mogelijk hoopt Dr. Gjellerup tevens in de gelegenheid te zijn een catalogus samen te stellen van afdrukken van de vele door hem en de andere leden van het detachement genomen photo's van huizen, menschentypen, gereedschappen, enz. Dr. G. beveelt verder aan om de ver zonden ethnografica spoedig te ontpakken doch daarna bijeen te houden, met de bedoeling om ze eerst na ontvangst van den Catalogus te sorteeren. Ten slotte wordt gevraagd of het Genootschap prijs stelt op een door dwangarbeiders ver vaardigd compleet model van het exploratiebivak „Hollandia - ', oorspronkelijk bestemd voor de hygiënische tentoonstelling in Dresden, doch daarvoor niet tijdig genoeg afgewerkt. Bijzondere dankbetuiging. Het bivakmodel behoort naar het gevoelen der Directie minder in 's Genootschaps Museum Notulen lïlï. 2 19 Febr. '12 111 9—12 a.] 18 te huis, en vermeent zij den schenker in overweging te moeten geven het aan te bieden aan de Kon. Mil. Academie te Breda, alwaar het met graagte zal worden aanvaard, en vermoedelijk van nut kan worden geacht bij het onderwijs. 10. Schrijven Gew. Secr. Soerakarta 15 Februari j.1., mel dende dat Pangeran Hario Tjokronegoro, achterneef van den Soesoehoenan, ter plaatsing in het Museum wenscht af te staan eenige nader omschreven kostbare wapenen, met verzoek om mededeeling of het Genootschap het geschenk wil aanvaarden. Bevestigend beantwoorden. 11. Schrijven A. R. Toeloengagoeng 13 Februari j.l. K°. 1030/11, houdende toezending van een gouden ring met groenen steen met inscriptie, gevonden in de dessa Soerenlor, distr. en Regentsch. Trenggalek. Overnemen voor den dezerzijds geschatten prijs van f 10. — 12 a. Schrijven van Prof. Dr. C. Snouck Hurgronjevan 30 December j.1.. houdende modedeeiing, (Not. Oct.'ll 11/ en Not. Nov. '11 II?)), dat Mevrouw de Weduwe Brandes stellig overtuigd is dat publicatie van de „daarvoor geschikte stukken van epigraphischen aard" uit Brandes' nalatenschap geheel in zijnen geest zou zijn, gelijk ook zij zelve zich daarin zou verheugen ; dat daarentegen herdruk van reeds gepubliceerde opstellen baars inziens èn op zichzelf beschouwd èn ook als hulde aan de nagedachtenis van den geleerde haar onnoodig voorkwam en naar hare meening door den over ledene zelf zeker niet wenschelijk geacht zou zijn. Prof. Snouck adviseert conform. 12 b. Over hetzelfde onderwerp handelend schrijven van Prof. H. Kern van 2 Januari d.a.v. houdende advies in denzelfden geest. [19 Febr. '12 111 12 a—Y. 19 Dewijl de meening van beide hooggeleerden overeenkomt met het gevoelen der meerderheid van de Directie, neer gelegd in Not. Oct. '11 II?', wordt dus het besluit om alleen de daarvan geschikt geachte stukken uit de epigrafische nalatenschap te drukken, gehandhaafd. Dr. Krom neemt welwillend op zich daartoe een voorstel met kostenberekening op te maken. 13. Schrijven van den Directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem, waarbij d.d. 30 December a.p. wordt mededee ling gedaan, dat de zeven aan het Genootschap in bruikleen afgestane Lontarbladen inmiddels in goede orde terugont vangen zijn. (Not. Nov. '11 111 16). Informatie. IV. De Heer Homax vax der Heide deelt mede, dat hij ingevolge mondelinge opdracht van den Gouverneur-Generaal, samen met de Heeren Dr. de Haan, Plette en den Bouwkundig Ingenieur van zijn Departement Sxuyf, de Nederlandsche graven uit den Compagniestijd te Serang heeft bezocht en maatregelen genomen heeft om die geschiedkundige monumenten, die in vervallen staat waren, zooveel doenlijk te restaureeren en voorts om ook het nog overige gedeelte van het oude fort daar ter plaatse te behoe den tegen snel verval. Informatie. V. üe Heer van Roxkel a. stelt voor de loonen van de twee boekbinders en den oudsten letterzetter met f 2.50 te verhoogen en alzoo te brengen resp. op / 17.50, / 15.— en / 17.50. Deze maat regel is noodig, niet alleen als billijkheidsmaatregel in ver band met de toenemende duurte der eerste levensbehoeften, maar ook uit zelfbehoud, omdat die lieden bij overgang in dienst bij andere particuliere ondernemingen, een vrij wat 22 Jan. '12 II a—e.] 2 verzoek om, onder terugzending, te willen mededeelen of het aanleiding geeft tot opmerkingen. Ketour. b. C. M. Pleyte, „Badoejsche Geesteskinderen" met een photo. Tijdschrift. c. J. P. Moquette, „De datum op den grafsteen van Malik Jbrahim te Grissee" met 4 photo's en 2 cliché's. Tijdschrift. d. Atjeh 1896, l e en 2 e deel, door den Kapitein der Infanterie A. Kruisheer. Van de publicatie moet, met het oog op de andere op het Genootschap rustende verplichtingen, worden afgezien. e. Schrijven van den Heer D. van Hinloopen Labberton te Buitenzorg, van 17 December j.1., houdende onder meer het verzoek om mededeeling of de Directie bereid is in de Verhandelingen op te nemen een tekstuitgave van het mys tieke werk der Javanen, getiteld Wali sanga of Hidajat djati. Het zou de bedoeling zijn de uitgave later door een vertaling te doen volgen, welke dan te zijner tijd aan het oordeel der Directie zou worden onderworpen. Genoemden heer antwoorden dat de Directie met belang stelling van zijn schrijven heeft kennis genomen, dat zij in beginsel wel bereid is de door hem genoemde, of andere, mystieke werken uit te geven, mits in een philologisch door werkten tekst, voorzien van een wetenschappelijk getrouwe vertaling en de noodige commentaar. Zij ziet dus eventueel gaarne een dergelijke bewerking van den Heer van Hinloopen Labberton tegemoet, behoudt zich echter vanzelf een volkomen vrijheid van beslissing voor, aangezien zij als regel zich niet wenscht uit te spreken over werk dat nog geschreven moet worden. 19 Febr. '12 V.] 20 hooger loon kunnen bedingen. Het Genootschap zal anders op minwaardig personeel zijn aangewezen. Cfm., ingaande met 1 Februari. b. biedt namens den Heer J. K. H. de Roo v. Alderwekki. t alhier ten geschenke aan een Battaksch Tooverboek. Dankbetuiging. c. legt, mede namens den Heer Krom. nopens de ethno grafiache verzameling het volgende verslag over: De Commissie in de Januari-vergadering benoemd om verslag uit te brengen aangaande de ethnographische collec tie heeft zich den ll on Februari van haar taak gekweten. Zij bevond dat de zaal F. thans geheel is ingenomen door kasten, waarvan 22 in gebruik zijn gesteld voor de groep godsdienst. In zaal C. is begonnen met het herrangschikken van de groep wapenen; hiervan zijn 14 kasten, 17 legkasten en 6 panoplieën gereed gekomen. De schatkamer werd geheel geordend, in de geographische volgorde van het W. naar het O. des Archipels, alles verdeeld over 19 kasten. Bij wijze van proef werd ten behoeve van den bezoeker door den conservator een gids samengesteld, welks debiet er op wijst dat aan een dergelijke korte beschrijving behoefte bestond. Tot verdere opmerkingen vond de Commissie geene aanleiding. d. ld. id. omtrent het Munt- en Penningkabinet. De Commissie in de Januari-vergadering benoemd om verslag uit te brengen aangaande de Numismatische collectie heeft zich den 1 l cn Februari van haar taak gekweten. De Commissie mocht met genoegen constateeren dat alle munten van Nederlandsch-Indië tot heden toe geheel opnieuw zijn gerangschikt, en dat nieuwe seriën uit des conservators eigen verzamelingen er aan zijn toegevoegd. Als verdere aanwinst is te vermelden een aanzienlijk aan tal gouden munten van Atjeh, Pasé, en elders, waaronder ruim 20 onbeschrevene. (Zie Not. 15 Mei, 1911, V). Tot andere mededeelingen vindt de Commissie geene aan leiding. [19 Febr. '12 VI-VII 21 VI. De Heer Pleyte «. biedt namens de firma van Arcken & Co. alhier 3 photo's ten geschenke aan, t.w. 2 van de rijkssieraden van Bima en 1 voorstellende den Sultan van Bima met gevolg. Dankbetuiging. b. stelt voor het loon der Inlandsche schrijvers Soema At.mad.ia en Soemarno te verhoogen met f 2.50 en mits dien te brengen op f 27.50 en f 22.50 's maands. Conform. e. enz. VIL De Heer Moquette a. verzoekt ontheven te worden van het mede-conserva torschap der ethnografische verzameling, in verband met de beëindiging van de taak welke hij zich als zoodanig had gesteld, te weten het bijstaan van den Conservator den Heer Pleyte in het opnieuw rangschikken en catalogiseeren der ethnografische afdeeling. De President memoreert de bereidwilligheid waarmede de Heer Moquette eerst, na het vertrek van Mevr. Serrurier, de geheele zorg dezer verzameling op zich genomen, (Not. Febr. '10 111 27 en April '10 II 15) en daarna met den Heer Pleyte die zorg gedeeld heelt, (Not. Oct. '10 Ie 3) en geelt uiting aan de bijzondere erkentelijkheid der Directie voor deze belangelooze hulp; ook de Heer Pleyte betuigt den Heer Moquette met enkele woorden zijnen oprechten dank voor de niet genoeg te waardeeren hulp, welke hem gedurende zulk een geruimen tijd bijna dagelijks op de meest aangename en belangelooze wijze door dezen is verleend geworden. b. brengt, mede namens den Heer Rinkes, als volgt verslag uit over het beheer der Archeologische verzameling: De Commissie, belast met het opnemen der Archeologische verzameling, heelt hare taak op 11 Februari j.l. volbracht. Door de opening der goudkamer zijn ook de voorwerpen van Oudheidkundigen aard, welke in dat vertrek zijn uitge stald, weer voor publieke bezichtiging beschikbaar gekomen. 19 Febr. '12 VII.] 22 Het geheel is uitgestald in de vitrine, welke zich tegenover den ingang bevindt, en welke ruimte genoeg bevat om ook een aantal voorwerpen, die vroeger geen plaats konden vin den, tot hun recht te doen komen. Als nieuwe aanwinst ware de goudvondst van Madoera op te merken, waarover wordt gehandeld in Not. Bat. Gren. 1911 p. 48. In de rotonde en de aangrenzende gangen werden de beelden en fragmenten voor het grootste deel geëtiquetteerd, met naam en vindplaats, voor zoover zulks thans nog was na te gaan, met welken arbeid geregeld wordt voortgegaan. De koperplaten zijn thans alle beschreven, en in de vitrine kasten der rotonde ondergebracht. Als nieuwe aanwinsten ware vooral de aandacht te vestigen op het gips-beeld der Pradjnja-paramita, den beschreven steen van Toegoe, en een aantal Boeddha-koppen afkomstig van Boroboedoer. c. ld. id. der handschriften-verzameling: De Commissie belast met het opnemen der handschriften verzameling, heeft op 11 Februari j.l. zich met die taak beziggehouden. De verzameling Javaansche handschriften is in 1911 met 5 exemplaren vermeerderd, de andere collecties bleven sta tionnair. Door de verschijning van het tweede deel van den Sup plement-Catalogus enz. van Dr. 11. H. Juynboll zijn mede een belangrijk aantal lontar's, welke dezen geleerde van hieruit ter beschikking waren gesteld, gecatalogiseerd, voor welke verrichting belangstellenden den Heer Juynboll ten zeerste dank moeten heeten. Het drukken van den Catalogus der Arab. hdss. is bereids tot vel 10 gevorderd, zoodat de verschijning in den loop van 1912 mag worden tegemoet gezien. Ter voorbereiding van een Catalogus der Jav. hdss. werd een Inhoudsopgave der Jav. kranten vervaardigd, welke al reeds in druk verscheen, terwijl thans met een bibliographie van Javaansche werken is begonnen. [19 Febr. '12 VIII—IX. 23 VIII. De Heer Rinkes brengt, mede namens den Heer Zimmermann, als volgt verslag uit over het beheer van den Thesaurier gedurende het jaar 1911: De Commissie, in de Januari-vergadering aangewezen om verslag uit te brengen over het in het afgeloopen jaar ge voerde financieel beheer, heeft zich den 26 sten Januari 1912 van de haar opgedragen taak gekweten. Door baar zijn de giro-rekeningen en de deposito rekeningen nagezien, de bedragen der betrokken renten nagegaan, de quitantiën voor zooveel noodig vergeleken met het kasboek en de totalen der maandelijksehe uitgaven, opgegeven in den ingedienden staat over het jaar 1911, vergeleken met de in het kasboek voorkomende sommen. Voorts heeft de Commissie ten kantore der N.-I. Escompto .Mij. te Weltevreden zich overtuigd van de aanwezigheid der deposito-bewjjzen, zijnde de N os . 55/47, 55/48 en 55/49. De Commissie constateerde, dat het geldelijk beheer alles zins nauwgezet en stipt is gevoerd, en geeft daarom in over weging, den Thesaurier acquit en décharge te verleenen over zijn beheer in 1911. Zij veroorlooft zich hierbij op te merken, dat het haar wenschehjk voorkomt, in afwijking van de bestaande ge woonte, voortaan ook van alle onderhandsche quitantiën (boven de f 10. —) quitteering over plakzegel te eischen. Overeenkomstig het advies der Commissie wordt den Pen ningmeester acquit en décharge verleend oyer zijn beheer in 1911. IX. De Heer Krom 1. legt over een thans volledige Lijst der Oudheidkundige foto's van het Genootschap benevens een Inhoudsopgave van 's Genootschaps Oudheidkundig Archief. Dankbetuiging. 2. Biedt namens den Heer J. J. de Vink, laatstelijk Assistent-fotograaf bij de Boro-Budur-restauratie, thans werk- 19 Febr. '12 IX.] 24 zaam op het Oudheidkundig Bureau, voor 's Genootschaps Oudheidkundige verzameling een metalen bord en een lepel aan, beide gevonden in de nabijheid van Boro Budur. Zij ver toonen een zelfde ornament, n.l. erï in een bloembladmotief. Dankbaar aanvaard. 3. Biedt namens dienzelfden een bericht over een op graving ten Oosten van den voet van Boro-Budur aan, van den volgenden inhoud: „In October 1911 zijn wij op de plaats gaan graven die reeds drie jaar geleden aangewezen was door Pak Singo Widjo.to. Deze man kwam op zekeren dag, toen wij pas op Boro boedoer waren, met een steenen zuiltje aandragen van rooden baksteen; op onze vraag waar hij dit van daan had, had [19 Febr. '12 IX. 25 hij ons de plaats aangewezen; doch nu pas waren wij in de gelegenheid dit na te graven, daar tot nu toe de tijd te beperkt was geweest. Op een vrijen Zondag ben ik met 4 koelies aan 't graven gegaan. Na eenige proefsleuven, die ik groef, ontmoette ik op een diepte van ± 60 c.M. onder den grond eenige bak steenen die ik nagroef, waarop ik een baksteenen fundeering vond, die ten noorden en ten zuiden geheel geschonden was. (Deze fundeering is afgebeeld op de eerste plaat). Zoo ver 't mogelijk was, heb ik alles laten schoonmaken en schoon spuiten met water; zoo vond ik in 't midden 3 putopeningen die ik uit liet graven en waar ik steeds toe zicht bij gehouden heb. De eerste of noordelijke put (zie de tweede plaat B) bevatte op een diepte van 1.20 M. een steen of deksel van een urn, die scheef in den grond lag, en ten westen van de steen zelf lag een verpletterde koperen urn, waarvan de fragmenten nog aanwezig zijn. (Die frag menten bevatten de gegevens voor de op de tweede plaat A gegeven reconstructie van den pot). Ook de middelste en zuidelijke put werden uitgegraven; hier kwamen eveneens twee leege urnen uit; de urn uit den middelsten put had een ronde bewaarplaats voor de asch, terwijl de zuidelijke put een urn met een vierkante opening bevatte; de beide laatste waren zonder deksel, alhoewel een deksel aanwezig moet zijn geweest, daar er een sponning voor de deksel aanwezig was. De urnen zijn van zeer zachten grijs-gelen steen ver vaardigd, dien men met de nagels kan afkrabben, naar ik meen van zeer harden padas-grond. De drie urnen worden op 't oogenblik bewaard in de goedang op 't Boro-Budurtempel plein. Na nevensgaande foto te hebben gemaakt van de bloot gelegde fundeering heb ik de putten weer met aarde gevuld en den grond over de fundeering terug gegooid. Bij 't uitgraven der putten vond ik duidelijke sporen, dat de putten reeds geschonden en nagezocht war'jn, aangezien 19 Febr. '12 IX.] 26 vermengd met de aarde, die uit de putten kwam, verbrijzelde baksteen en soms heele steenen voor den dag kwamen!!" w.g. J. J. de VINK. De Heer Krom merkt naar aanleiding van dit verslag het volgende op: Bij de meeste groote Buddhistische stupa's van het overige Indië treft men in de onmiddellijke nabijheid van het heilige gebouw de begraafplaatsen aan der monniken, welke er een maal dienst gedaan hebben of ook van aanzienlijke leeken, die naast het heiligdom begraven wilden worden. Gewoonlijk hebben zulke grafmonumenten den vorm van kleine stupa's, van welke men er dan een aantal bij elkaar op kleine ter rasjes vindt. Het voorkomen van dergelijke monumenten was ook in de omgeving van Boro-Budur te verwachten, hoewel er tot nu toe geen positieve sporen van waren aange troffen. Het thans door den Heer de Vink gevonden terras vertoont een groote overeenkomst met de bovenbedoelde in Britsch-Indië, terwjjl het zeer wel mogelijk lijkt, dat boven de ronde„put"-openingon kleine ronde stupa's zijn opgericht geweest. Indien latere onderzoekingen over een meer uit gebreid terrein deze veronderstelling bevestigen, zou deze vondst van den Heer de Vink aanleiding kunnen zijn, dat voor de geschiedeuis van den Boro-Budur belangrijke gege vens aan het licht komen. Informatie. 4. Stelt, eveneens namens den Heer de Vink, de vraag, of de Directie de zich in diens bezit bevindende cliché'a van Ethnographica en Archteologica uit het Museum, indertijd genomen door Woodbüry en Page, wenscht over te nemen voor f 60. — Genoemden heer zal worden verzocht op 's Genootschaps kosten een stel afdrukken te doen vervaardigen, waarna de Directie zal beslissen omtrent den aankoop der cliché's. 5. Deelt omtrent de op de vorige vergadering op voorstel van den Vice-president in zijn handen gestelde voorwerpen (Not. Jan. '12 VIII) het volgende mede: [19 Febr. '12 IX. 27 O. De beide bronzen beeldjes zijn valsch en van dezelfde band, die eenige in 's Genootscbaps bezit zijnde, eveneens uit Kediri afkomstige, falsificaties vervaardigde. Ze zijn niet gecopieerd naar echte voorwerpen, doch berusten geheel op de fantasie van den maker, zoodat van eenige beteekenis geen sprake kan zijn. b. De lettersoort van de inscriptie op het spiegelhandvat, is van denzelfden aard als die op verscheiden klokken en spiegelhandvatten vau 's Genootscbaps verzameling voorkomt. Over de wjjze, waarop zulke letters er op aangebracht zijn en over het letterschrift zelf, dat nog niet ontcijferd is, kan men eenige bijzonderheden van de hand van Dr. Brandes vinden op pag. 267 sq. van den Archcoologischen Catalogus, waarheen verder verwezen wordt. Aan belanghebbenden de voorwerpen terugzenden onder mededeeling der van Dr. Krom verkregen inlichtingen. c. De seladon- en andere scherven geven, met natne wanneer ze afkomstig zijn uit een streejj, waar geen andere oudheidkundige gegevens voorkomen, geen voldoende aan wijzingen tot het vaststellen van den tijd, waarin dit aarde werk is ingevoerd of gebruikt. 6. Deelt mede, dat hem bij de overname van de oudheidkundige cliché's en foto's gebleken is, dat ont breken : van de cliché's-VAN Kinsbekgex, groote serie, de nummers 89, 92, 93, 101 en 228, terwijl de nummers 94 bis , 156, 265, 332 en p door bekrasssing of beschadiging onbruik baar geworden zijn, van de cliehé's-VAX Kinsbergex, Boro-Budur-serie, de nummers 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 65, van de foto's de nummers l b , 2, 16, 32 (zes stuks), 34 (1. 17), 82 (drie stuks) en 87. Informatie. 7. Vermeldt uit een van den Heer H. Parmentieu, chef van den Service Archéologique de I'Ecole francaise d'Extrème-Orient, ontvangen schrijven vernomen te hebben, 19 Pebr. '12 IX—XII.] 28 dat het voor dezen bestemde exemplaar der Singosari-mo nografie (Not. 1911 p. 42) hem nooit heeft bereikt. Aan dien geleerde zal een ander exemplaar gezonden worden. X. De Secretaris brengt, mede namens den Heer Pleyte, als volgt verslag uit over de Bibliotheek: De Commissie in de vergadering van 22 Januari j.l. aan gewezen om verslag uit te brengen over het beheer der Bibliotheek gedurende het afgeloopen jaar, heeft zich inmid dels van haar taak gekweten en legt haar bevindingen neder in het navolgend kort relaas. De Bibliotheek werd gedurende het jaar 1911 op oordeel kundige wijze uitgebreid door aankoop van nieuw verschenen werken, zoomede door aanvulling met nog ontbrekende oudere boeken. Aan het drukken' van den slipcatalogus werd regelmatig doorgewerkt, zoodat men daarmede thans tot de letter h ge vorderd is. Tot diezelfde letter is gevorderd het volgens het Leidsche systeem inbinden van de losse catalogusbladjes in catalogus boekjes. Dit is op den duur een groote verbetering, te meer aangezien deze catalogus in quadruplo wordt gedrukt, te weten 1° voor het bureau, 2° voor de Bibliotheek, 3° voor den eerlang te vervaardigen wetenschappelijken catalogus en 4° voor het publiek. XI. De President stelt voor om over te gaan tot aanvulling van de door het vertrek van den Heer P. de Roo de la Faille in de Directie ontstane vacature; hiertoe overgaande wordt met algemeene stemmen gekozen het lid van het Genootschap de Heer H. Rijfsnijder, Resident van Batavia. XII. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de [19 Febr. '12 XII. 29 namen der Heeren W. H. Th. Haeloff, L. A. van Lelyveld, P. Wi.ters en V. C. Coster van Voorhout. Eq worden tot lid benoemd de Heeren H. D. Peereboom Voller te Tjandoe, E. E. L. Mc. Gillavry te Ambarawa, beiden Administrateurs van Cultuurondernemingen en Ch. F. Sïaargaard, Controleur B. B. Menado. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de Directieverga dericg van 15 April 1912. QUARLES de QUARLES, President. van WETTUM, Secretaris. [22 Jan. '12 111 I—6. 3 111. Neemt in behandeling de navolgende tusschentijds binnengekomen stukken: 1. G. R. 30 December 1911 N°. 34178, t.g.v. een d.d. 7 November t.v. aan den Gouverneur-Generaal gericht schrijven van den Directeur van het Museum voor Land- en Volken kunde en Maritiem Museum „Prins Hendrik" te Rotterdam, er toe strekkende deze inrichting bij Z. E. in herinnering te brengen. (Zie Not. '07 II «). Informatie. 2. Miss. Dir. O. E. 3 Januari j.l. N°. 94, houdende mededeeling, dat de nieuw opgetreden Departementschef, Dr. G. A. J. Hazru, op dien dag het beheer over het De partement van Onderwijs en Eeredienst heeft aanvaard. * Informatie. 3. Besluit Dir. O. E. 5 Januari j.l. N°. 196, houdende wijziging van het besluit van 21 September t.v. N°. 15577, in dier voege dat de prijs van f 110. — wordt gesteld op t 144.48. (Zie Not. Oct. '11 111 3). Informatie. 4. Renvooi Dir O. E. 13 Januari j.l. N°. 537, t.g.v. miss. Res. Banjoemas 30 December t.v. N°. 14107/29, met eenige beschadigde oude bronzen voorwerpen, door Kajadikrama in de deasa Kamoeljan, distr. Kaliredja, afd. Banjoemas, bij het graven in den grond gevonden. Voor de verzameling overnemen en f 1. — zenden voor den vinder. 5. Aanbieding van eenige dagbladen en boekwerken ten behoeve van de Bibliotheek, bij miss. Dir. Just. 20 Decem ber j.l. N°. 18519. Bibliotheek. ti. Miss. Gouv. Celebes en Onderhoorigheden van 12 De- [15 Apr. '12 11. 31 Bovenbedoelde uitgave zou op drieërlei wijze kunnen ge schieden: 1. men bepaalt zich tot publicatie van de transscripties, zonder platen, en voegt daar alleen een korte beschrijving van de inscriptie, litteratuuropgave enz. aan toe; 2. men doet datzelfde, doch vergezeld van reproducties der inscripties; 3. men geeft de transscripties uit met vertaling en aan teekeningen (de korte beschrijving vervalt dan) en derepro ducties. Voor publicatie komen in aanmerking de transsripties van 117 inscripties. Deze beslaan 318 pag. folio handschrift van Dr. Beahdes; waarschijnlijk gaat er op een blz. druks der Verhandelingen wel meer dan op een pag. M. S., doch aan den anderen kant moet gerekend worden op de tusschen ruimtcn tusschen de verschillende inscripties en op ruimte voor het aangeven van de variae lectiones, die somtijds in het M. S. aangetroffen worden. Ik houd het er voor, dat dus de transscripties ook gedrukt ± 308 pag. zouden beslaan. Bij deze 117 transscripties zouden 277 reproducties be hooren. Ook dat getal is in zooverre niet vaststaand, dat eenerzijds van enkele kleine inscripties, b.v. de zijden van een koperplaat, er wel twee op één reproductieplaat zouden kunnen, doch andererzijds enkele steen-inscriptiea zóó groot zijn, dat één plaat niet voldoende is om de letters leesbaar te maken. Deze voor- en nadeelen zullen elkander wel ongeveer opheffen, zoodat het mij gewenscht lijkt op deze ± 277 reproducties te blijven rekenen. In verband met dit groote aantal en de hooge kosten daaruit voortvloeiend, meen ik plan N°. 2 in elk geval te moeten ontraden. Overschillig of het Genootschap dan wel het Gouvernement deze publicatie zou bekostigen, lijkt mij een zoo kostbare uitgave alleen dan verantwoord, wanneer met die groote som gelds dan ook werkelijk bereikt wordt, dat de inscripties niet alleen getransscribeerd maar ook „uit gegeven" worden, d.w.z. van behoorlijke vertaling en aan- 15 Apr. '12 ll.] 32 teekeningen voorzien. Trouwens ook in dat geval zou het nog de vraag zijn, of het reproduceeren van al die inscripties eigenlijk geen overbodige luxe is. Ik maak er in dit ver band opmerkzaam op, dat noch het Corpus inscriptionum Gnecarum, noch het Corpus inscriptionum Latinarum van reproducties vergezeld zijn; nochtans zijn deze beide Corpora model-uitgaven, die aan alle wetenschappelijke eisenen ruim schoots voldoen. Het is intusschen waar, dat de Epigraphia Indica wèl reproducties geeft van een aantal (niet alle) der uitgegeven inscripties, doch dat vindt zjjn oorzaak in het groote aantal in Indië voorkomende alfabetten en lettersoorten, die soms in elkaar verloopen, zoodat het van veel belang kan zijn voor den gebruiker der gepubliceerde inscriptie te gelijk het letterschrift voor zich te hebben. Voor Java lijkt mij dat niet noodig. Men kan hier eventueel volstaan met het geven van eenige specimina, b.v. vroeg-Wenggi, laat- Wenggi, Nagari van Midden-, Nagari van Oost-Java; Kawi van Midden-Java, op een steen en een koperplaat, vroeg- Kawi van Oost-Java, id. id., laat-Kawi van Oost Java, id. id.; dat zouden dus een tiental platen zijn; beter nog ware het op een enkele meer te rekenen en dan nog een paar voor de geschiedenis van Java zeer merkwaardige extra te publiceeren; doch meer dan b.v. een twintig platen zijn mi. niet noodig. Uit het bovenstaande kan blijken, dat het reproduceeren der 277 inscripties, zelfs al wordt tot plan 3 overgegaan, mij allerminst vanzelf sprekend voorkomt. Eventueel moet natuurlijk behalve op de reproductiekosten ook gerekend worden op de kosten der fotographische opnamen, onder welke laatste weer een niet onaanzienlijke som zal gemoeid zijn met de bezoldiging, reis- en verblijfkosten van den fotograaf, die al die steenen, dikwijls op kleine en moeilijk te bereiken plaatsjes, gaat opnemen. Op zichzelf beschouwd zou plan 3, hetzij met volledige of beperkte reproductie, stellig het meest aanbevelenswaardig zijn; aangezien alleen op deze wijze de inscripties geheel [15 App. '12 11. 33 Notulen 1912. 3. tot hun recht zouden komen. Er bestaan daartegen echter de volgende bezwaren: I°. Het werk houdt dan op, een uitgave van de nalaten schap van Dr. Brandes te zijn. Aan vertaling en commen taar wordt bij het uitgeven eener inscriptie meer werk besteed dan aan de transscriptie. Het geheel wordt dan het werk van iemand anders, waarbij gebruik gemaakt is van Dr. B's transscripties; de arbeid van dezen geleerde komt daarbij min of meer op den achtergrond. 2°. Wie zon er tijd, gelegenheid en kennis hebben, om dit werk op zich te nemen ? In Engelsch-Indië heeft men een Gouvernements-epigraaf, die niets anders te doen heeft dan inscripties uitgeven, maar hier bestaat zoo iemand niet. Het zou dus neerkomen op een persoon of op personen, die ook ander werk te doen hebben en zoo zou het een werk van jaren worden. 3°. De kennis van de oud-Javaansche taal is nog be trekkelijk gering, en zoo zijn er dus inscripties, waarin zoo veel nog onbekende woorden en vormen voorkomen, dat ze voor vertaling nog ten eenen male onvatbaar zijn. Als gevolg daarvan zal degeen, die het werk zou uitgeven, eerst de inscripties publiceeren, die op het oogenblik te begrijpen zijn, in de hoop dat gaandeweg de hulpmiddelen voor de kennis van het oud-Javaansch voldoende zullen aangroeien om op den duur ook die nu nog onbegrijpelijke oorkonden te ver staan. Op die wijze geschiedt de publicatie niet volgens pen vast chronologisch of geographisch systeem en heeft de gebruiker de gegevens voor. een bepaald tijdvak of gewest pas volledig bijeen, als na jaren het heele werk voltooid is. Daarentegen heeft plan 1, met of zonder beperkte repro ductie het voordeel: 1". het werk te blijven van Dr. Brandes, zij het dan cok door een ander uitgegeven, 2°. eenige maanden nadat tot de uitgave besloten wordt, geheel afgedrukt te kunnen zijn. Vooral op dit laatste zou ik den nadruk willen leggen. 15 Apr. '12 ll.] 34 In de transscripties is een schat van gegevens voor de oude geschiedenis enz. van Java verborgen, die verdient zoo spoedig mogelijk in handen van alle belangstellenden te komen en niet slechts ten dienste te staan van wien toevallig te Batavia werkt. Wat de onmiddellijk te verwachten wetenschappelijke resultaten betreft, zij er slechts op gewezen, dat de beste kenner van het oud-Javaansch en deszelfs epigraphie, Prof. Kern, een man op jaren is: het zou van groot belang zijn nog van diens veelomvattende kennis te kunnen profiteeren, wat ook alweer alleen mogelijk is, wanneer de uitgave niet een werk van jaren wordt. Tevens zullen op deze wijze meerdere personen zich aan het vertalen, commentarieeren enz. kunnen zetten, zoodat altijd de mogelijkheid open blijft om later nog een deel vertaling en commentaar te laten volgen, hetzij van het geheel, hetzij van enkele stukken. Om al deze redenen komt het mij voor, de gegeven om standigheden in aanmerking genomen, dat het Genootschap het beste zou doen over te gaan tot plan 1 en de transscrip ties van Dr. Brandes, met korte aanwijzingen om den ge bruiker wegwijs te maken, uit te geven, met of zonder ten hoogste een twintigtal reproducties. Deze laatste zijn gelijk gezegd, m.i. wenschelijk doch niet onontbeerlijk. Globale kostenberekening enz. Na het samenstellen dezer nota ontving ik van den Se cretaris bericht, dat tijdens mijn afwezigheid in de October vergadering besloten is mij te vragen of de eventueel bij de transscripties te voegen aanteekeningen tevens in een vreem de taal, en zoo ja in welke, behooren te worden gedrukt. Bij plan 3 zal dat zeer zeker gewenscht zijn; in dat geval komen of het Latijn (in overeenstemming met de groote in scriptie-verzamelingen) óf het Engelsen (in overeenstemming met de Epigraphia Indica) in aanmerking. Bij plan 1 zal het niet noodig zijn, een deel der publicatie uit te geven met de inleidende aanwijzingen in een vreemde taal; wel zou b.v. telkens de inhoud daarvan verkort in een noot in de vreemde taal herhaald kunnen worden of wel de vreemde [15 Apr. '12 lI—III 3. 35 gebruiker door een paar verklarende bladzijden achter aan het boek in de vreemde taal, wegwijs gemaakt kunnen worden. Overeenkomstig advies van den Vice-president wordt be sloten tot plan I, met reproductie van hoogstens 20 platen; tevens om de „aanwijzingen" door eenige verklarende aan teekeningen in de Engelsche taal achter in het boek te verduidelijken. Dr. Krom zal kunnen beschikken over de noodige gelden tot bekostiging van voor de uitgave vereischt buitengewoon schrijfwerk. b. Dr. N. J. Krom, De beelden van Tjandi Rimbi, met twee platen. Tijdschrift. 111. Neemt in behandeling de tusschentijds ingekomen stukken: 1. G. B. 23 Maart 1912 N°. 12, houdende machtiging van den Oudheidkundigen Ambtenaar, Voorzitter der Com missie in Ned.-Indië voor oudheidkundig onderzoek op Java en Madoera, Dr. N. J. Krom, om in de maand April 1912 voor ten hoogste drie weken een dienstreis te ondernemen naar Port van der Capellen, ten einde de zich in de omge ving dier plaats bevindende inscripties en andere oudheden op te nemen, te bestudeeren en er de voor verdere studie noodzakelijke hulpmiddelen te doen vervaardigen; enz. Informatie. 2. Miss. l c G. S. 29 Febr. '12 N°. 454, houdende aan bieding namens den Gouverneur-Generaal van 11. P. tan DKB Kemp's „Oost-Indië's herstel in 1816". Bibliotheek. 3. id. 9 Maart d.a.v. N°. 540, met verzoek om te dienen van consideratiën en advies nopens de bestemming te geven aan drie Bimaneesche kains, door den Sultan van Bima ter gelegenheid van de hem aan het eind van het vorige jaar door den G. G. verleende audiëntie, aan den Landvoogd ten geschenke aangeboden. 15 Apr. '12 111 3-6.] 36 Genoemde kains werden inmiddels door tusschenkomst van den Resident van Batavia, bij missive van 15 Maart j.l. N°. 4384/20, ter bezichtiging ontvangen, (deze Not. 111 17). Onder retour der doeken aan den Resident van Batavia, de Regeering adviseeren ze te bestemmen voor het Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, en ingeval generzijds op het bezit der kains geen prijs mocht worden gesteld ze te bestemmen voor het Museum voor land- en volkenkunde en Maritiem Museum „Peins Hendrik" te Rotterdam. 4. id. 21 Maart 1912 N°. 632, met aanbieding op last van den Gouverneur-Generaal van de onlangs iu twee deelcn verschenen publicaties van het Internationaal Instituut te Brussel: „Les droits de chasse dans les colonies et la con servation de la faune indigène". Bibliotheek. 5. id. 30 Maart d.a.v. N°. 729, houdende mededeeling dat blijkens het rapport van Mr. J. C. Overvoorde over de h.t.l. nog aanwezige monumenten van geschiedenis en kunst uit den Compagniestijd, zich te Menado nevens eenige lila's nog bevinden een goed bewaard en sierlijk gegoten Hollandsen kanon uit het jaar 1612, dat waarschijnlijk het oudste van deze soort ia in den Indischen Archipel; met verzoek op last van den G. G. om bericht of het Genootschap genegen is die voorwerpen in zijn historische verzameling te bewaren, in welk geval den Resident van Menado zal worden last ge geven voor de opzending daarvan het noodige te verrichten. Gaarne voor de histor. verzameling aanvaarden. 6. id. 4 April 1912 N°. 760, met den dank der Regee ring voor de toezending der overdrukken van de in het Tijdschrift gepubliceerde nota's van toelichting betr. de berg landschappen boven het Paloedal, de landschappen Paloe, Dolo, Sigi en Belowaroe en het landschap Toli-Toli. Informatie. 115 Apr. '12 111 7—ll. 37 7. Aanbieding bij nota van den Archivaris der A. S ic . van 2 Maart j.1., van het rapport der Suriname-commissie. Bibliotheek. 8. Renv. O. E. 27 Februari j.l. N°. 4948, t.g.v. miss. A. R. Malang 17 Febr. t.v. N°. 1030/63, met eenige in het district Gondanglegi gevonden oudheden. Van de vondst van Pa Sokp, dessa Toetoet, worden over genomen 2 gouden oorknoppen getaxeerd op f 16. — en 4 ma-muntjes {{ I.—), teruggezonden 1 ring. ld. Kasim, dessa Toetoet, overgenomen een bronzen plaatje met halsketting, (ƒ 0.75). ld. Pa Mani, dessa Kertowinangoen, 2 ma-nuntjes. (ƒ0.50). ld. Hoersidin, dessa Soemberwoeni, teruggezonden 1 ringetje. ld. Pa Sapoenah, dessa id., overgenomen 2 bronzen lans punten, (f 2.—). De voorwerpen, vermeld als gevonden door Saiboex, dessa id., werden niet aangetroffen. 9. Renvooi O. E. 28 Febr. '12 N». 48C6, t.g.v. mis-. lies. Kedoe 17 t.v. N°. 1396/10, met verzoek om bericht ot het Genootschap prijs stelt op het bezit van een tooge zonden bronzen beeldje, door den Regent aldaar voor /'2. — aangekocht van een hem onbekenden Chinees. Gaarne aanvaarden. 10. Renvooi O. E. 11 Maart 1912 N°. 5968, t.g.v. miss. Res. Kedoe 28 Febr. t.v. N°. 1672/10, met een aarden schotel en bronzen schel (samen ƒ3.—), gevonden door Sodiwikjo in zijn tegal veld, dessa Djoemo, distr. Kaloran, afd. Temanggoeng. Overnemen voor de arch. verzameling. 11. Renvooi O. E. 12 Maart 1912 N°. 6418, t.g.v. miss. Res. Pekalongan 1 Maart t.v. N°. 2220/56, met een gouden voorwerp van oudheidkundige waarde, gevonden door een 15 Apr. '12 111 11 — 16.] 38 Inlander van het gehucht Mendalo, dessa Langkap, distr Boemiajoe, afd. Brebes. Overnemen voor f 38.— 12. Renv. O. E. 30 Maart d.a.v. N°. 8496, t.g.v. miss. A. R. Malang 21 Maart j.l. N°. 2052/63, meteen porceleinea olifant (gebroken) en een koperen bordje (niet aangetroffen). Overnemen tegen de geschatte waarde van f 2.50. 13. Renv. O. E. 4 April 1912 N°. 8978, t.g.v. miss. A. R. Malang, met door Poximan in dessa Djemoenang, onderdistr. Wagir, distr. Kotta Malang, gevonden 2 gouden ringen en 2 gouden oorhangers. De ringen terugzenden,de oorhangers overnemen voor/72.50. 14. Aanbieding door den Directeur van Justitie, bij miss B . van 29 Febr. en 22 Maart j.l. N° a . 3235 en 4383, van eenige dagbladen en boekwerken. Bibliotheek. 15. Verzoek van den Directeur van Landbouw, N. H., bij miss. 29 Februari j.l. N°. 1899, om voor eenigen tijd in bruikleen af te staan aan het Museum voor technische en handelsbotanie van zijn Departement, L. Lewix's „Ueber Areca Catechu, Chavica Betle und das Betelkauen". Reeds gezonden. 16. Miss. van den Consul Generaal van Kaapstad, d.d. 10 Februari j.l. N°. 147, houdende verzoek omeenige genea logische inlichtingen; van den volgenden inhoud: Ik veroorloof mij Uwer Directie zeer beleefdelijk te ver zoeken, mij wel te willen berichten, of in de archieven van het Genootschap wellicht een en ander voorkomt omtrent de Zuid-Afrikaansche (Kaapsche) familie Hofmeijr, waar van zich een tak, tegen het einde der 18 e eeuw in Neder landsch-Indië gevestigd heeft. [15 Apr. '12 111 16 — 19. 39 Xaar ik vernam, zou zekere Hendrik Jan Hofmeijr, ver moedelijk ingenieur in Xederlandschen Staatsdienst of Neder landsch-Indischen Gouvernementsdienst, op Java verblijf ge houden, en zijne dochter, Roosje Hofmeijr, nog in 1892 te Matjalengka, Cheribon, gewoond hebben, waaromtrent ik na dere inlichtingen bij den Resident te Cheribon heb aangevraagd. Deze aanvraag om inlichtingen geschiedt ten behoeve van een lid der familie Hofmeijr, die, te zamen met den Oud- Staatspresident F. W. Rbitz, Voorzitter van den Senaat der Unie van Zuid-Afrika, genealogisch materiaal bijeenbrengt voor eene uitvoerige biographie van wijlen den grooten Zuid-Afri kaanschen Staatsman Jan Hofmeijr (bijgenaamd „Onze Jan"). Ter completeering van de weinige gegevens door den Landsarchivaris Dr. F. de Haan aan den Secretaris verstrekt, zal de Heer Rijfsnijder bij een hier ter plaatse woonachtige familie van den naam Hofmeyer inlichtingen doen vragen en zal de Directie zich voor hetzelfde doel rechtstreeks wen den tot den Assistent-Resident van Madjalengka. 17. Miss. Res. Batavia 15 Maart j.l. N°. 4348/20, hou dende aanbieding van de kains, bedoeld bij deze Not. 111 3. Retourneeren. 18. Schrijven van den Heer 11. Rijfsnijder, Resident van Batavia, van 6 Maart j.1., meldende dat hij gaarne zijn benoeming tot Directielid aanvaardt. Informatie. 19. Aanbieding door den Civiel en Mil. Res. v. Timor en Onderh., bij miss. 15 Febr. j.l. N°. 101/7, van een zoo veel mogelijk ingevulde woordenlijst der in de landschappen ten Zuiden van den Goenoeng Lakaan en ten Oosten van den Goenoeng Mandeo, zoowel in Ned. als in Portugeesch Timor, met name in Maoekatar, Lamaknen, en Lamakhitoe gesproken Maraètaal. Dankbetuiging. 22 Jan. '12 111 6—10.] 4 cember j.l. N°. 12058, houdende aanbieding van vier woor denlijsten van de talen welke in de afdeeling Mandhar ge sproken worden. Dankbaar aanvaarden. 7. Miss. A. R. Gorontalo 18 December j.l. N°. 2353/14, met een woordenlijst met supplement van de Gorontaleesche taal als gesproken in de afdeeling met uitzondering van de onderafdeeling Bwool. Als boven. 8. Miss. A. R. Zuid Nieuw-Guinea 11 December j.l. N°. 1195, houdende aanbieding van 2 colli ethnografica. Na ontvangst bedanken. 9. Miss. A. R. t/b. te Padang 23 December j.l. N°. 432, houdende mededeeling, dat bij den eigenaar der in Pariaman gevonden steenen gereedschappen eenig bezwaar bestaat tegen opzending. (Not. Nov. '11 lid). Het komt echter den Heer Westenenk voor dat Dr. Krom ongetwijfeld Sumatra's Westkust bezoeken zal, in welk geval hij tevens een nieuwe vondst bezichtigen kan, een zwart steenen gereedschap met duidelijken disselvorm, gevonden in het Loeboek-Sikapingsehe. Tevens werden bij Si Djoendjoeng in een kalklaag versteende mossels en schelpen gevonden benevens een fossiel in den vorm van een stuk knie van een groot zoogdier. Voorstellen van de vondst der fossielen mededeeling te doen aan den Conservator van het Zoölogisch Museum te Buitenzorg. 10. Aanbieding door den Inspecteur van het Inl. Onderwijs te Makasser, bij schrijven van 19 December j.l. N°. 698, van 1 ilakassaarsche en 1 Boegineesche Woordenlijst. Dankbetuiging. 15 Apr. '12 111 20—24.] 40 20. Aanbieding door den Resident van Ternate en Onder hoorigheden, bij schrijven van 27 Maart j.l. N°. 643. van een duplicaat cognossement-factuur van 33 colli ethnografiea. (Xot. Febr. '12 111 9). Dankbetuiging. 20 ö. Aanbieding door den Kes. Z. O. afd. Borneo, bij miss. 27 Maart j.l. N°. 2259/21, van drie aangevulde Dajak sche woordenlijsten, n.l. in ngadjoe-taal, de ot- danoem-taal en de maajan-taa'l. Dankbaar aanvaarden 2 1. Aanbieding namens de Britseli-Indische Regeering van twee boekwerken getiteld „Chronological Tables and Index of the Indian Statutes" en „A Digest of Indian Law Cases", door den Britschen Consul alhier, bij miss. 12 April j.l. ]N Tn . 123. Dankbaar aanvaarden. 22. Miss. van den Oudheidkundigen Ambtenaar van 20 Maart j.l. N°. 79, meldende de toezending ten behoeve der Arch. Verzameling van een beschreven steen, afkomstig van het koffieland Tjondrogëni, onderdistr. Poedak, distr. Poeloenir, afd. Ponogoro, door bemiddeling van den A. R. dier afdeeling. Onder dankbetuiging en toezending van f 1.90 wegens transportkosten, genoemden A. B. raededeelen, dat het op den steen voorkomende jaartal 1472 caka is. 23. Miss. A. R. Wonosobo 19 Maart jl. N°. 1848/10, omtrent gevonden oudheden. Opzending verzoeken om te kunnen beoordeelen of de voorwerpen voor de Arch. verzameling waarde hebben. 24. Aanbieding door den Inspecteur Inl. Ond. 2 e afd., te Djokjakarta, bij nota van 6 Maart j.1., van een woordenlijst. Dankbetuiging. [15 Apr. '12 111 25. 41 25. Nota van den Hoofdcommissaris van Politie alhier van 1 April j.1., met een afschrift rapport van den comman dant der hoofdwacht, luidende: Heden nacht bij het maken mijner ronde om 2 uur 15 minuten, om het Museum, vond ik alle vensters open. Ik had alles weg kunnen nemen, als bewijsstuk heb ik een vlaggestok medegenomen gemerkt 5554. Dit bericht werd zelfs in den vorm van een entrefilet in eenige plaatseljjke nieuwsbladen overgenomen. Door den Secretaris werd ter zake een plaatselijk onder zoek ingesteld in tegenwoordigheid van den hoofdcommissaris van Politie en den genoemden hoofdagent, en bevonden dat het door den laatste opgemaakt rapport geheel in strijd was met de waarheid; het gerapporteerde reduceerde zich tot het enkele feit, dat van de achter aan het Museum gebouwde loods, bestemd tot berging van 's Genootschap's edita en van eenige uit de ethnografische verzameling verwijderde falsifi caties, een der vensterluiken door genoemden politie beambte was opengetrokken, waardoor het hem mogelijk was gewor den om door de tralies van het geopende venster een vlag gestok naar buiten te trekken!! In verband hiermede deelt de Voorzitter mede, dat eene kort te voren plaats gehad hebbende inbraak in het Museum, hoewel gelukkig niet bekroond met eenig succes, immers het mocht den inbrekers niet gelukken zich toegang te ver schaffen noch tot de goudkamer noch tot het locaal alwaar de muntenverzameling is ondergebracht, doch moesten zij zich vergenoegen met de medeneming van eenige ethnografi sche voorwerpen van weinig waarde en weinig aanbelang,- aanleiding is geweest tot een nader deugdelijk technisch onderzoek naar de mogelijkheid om genoemde localen zoo goed als geheel inbraakvrij te maken. Onder de leiding van den Heer Homan v. d. Heide had dat onderzoek plaats en noodigt de Voorzitter thans dezen uit om in het kort te willen uiteenzetten, tot het nemen van welke voorzorgs maatregelen zal worden overgegaan om het beoogde doel zoo volledig mogelijk te bereiken. 15 Apr. '12 111 25—29.] 42 De Heer Homan v. d. Heide deelt daarop het volgende mede: enz. De President betuigt den Heer Homan v. d. Heide den dank der Directie voor zijn ingrijpende bemoeienissen ter zake. 26. Miss. A. R. ter besch. te Padang 25 Maart j.l. N°. met verzoek om inlichtingen omtrent eenige op een merk waardig stuk metaal (waarschijnlijk een meteoorsteen) voor komende figuren. De Heer Krom zal tijdens zijn aanstaand verblijf in de Padangsche Bovenlanden trachten dit voorwerp of een ab klatsch ervan in handen te krijgeD, en daarna den uitslag van zijn onderzoek aan den Heer Westenenk mededeelen. 27. Miss. Commandant Exploratiedetachement in Noord Nieuw-Guinea van 21 Maart j.l. N°. 26, houdende aanbie ding van een duplicaat factuurlijst van 33 colli ethnografica. (deze Not.III20). Informatie. 27 a. Aanbieding van drie ingevulde woordenlijsten door den Commandant van het Exploratiedetachement in Noord Nieuw-Guinea, bij schrijven van 10 Februari j.l. N°. 12. Dankbetuiging. 28. Miss. van den Officier van Gezondheid bij het Mi litair Exploratiedetachement in Zuid Nieuw-Guinea d.d. 6 Januari j.1., houdende aanbieding van een opgave met korte beschrijving van enkele ethnografica, bedoeld bij Not. Jan. '12 111 8. Dankbetuiging. ld. aan den Assistent-Resident van Zuid Nieuw-Guinea voor de toezending der sedert ontvangen voor werpen. 29. Schrijven van den Gewestelijken Secretaris van Soera karta van 8 Maart j.1., houdende mededeeling van de ver- [15 Apr. '12 111 29— IV. 43 zending der bij Not. Febr. '12 111 10 bedoelde geschenken van Pangeran Hario T.tokronegoro. Dankbetuiging. 30. Miss. Contr. Moesi Oeloe 16 Februari j.l. N°. 178/5, met aanbieding van een Maleische legende omtrent de steenen voorwerpen en den martevaan bedoeld bij Not. Sept. '11 II 18. Onder dankbetuiging in de collectie Mal. HSS. 31. Aanbieding van den Generaal Agent der Billiton Maatschappij, bij schrijven van 8 Maart j.l. N°. 1133, van het jaarverslag der Maatschappij over 1910/1911. Dankbetuiging. 32. Schrijven van den Heer Alfred Maass te Berlijn, d.d. 4 Maait j.1., houdende dank voor zijn benoeming tot Correspondeerend Lid. Informatie. 33. Voorstel tot ruiling van edita, Tijdschrift tegen „Museum Memoirs", van het Peabody Museum of Haward University, Cambridge Mass., bij schrijven van 28 Febr. j.l. Aanvaarden. IV. De Heer vax Ronkel a. brengt ter tafel de navolgende binnengekomen ge schenken voor de bibliotheek: 1). P. Perdkizet, Bronzes grecs d'Egypte de la collection du Dr. Foüqüet, aangeboden door de Bibliothoque d'Art et d'Archéologie, Paris. 2). R. BitASDSTETTER, Das Verbum in den Indonesischen Sprachen, aangeboden door den auteur te Luzern. 3). Twee Javaansche boeken, bewerkingen van Arabische teksten, geschenk van Kaden Kamil, Adj. Insp. Inl. Ond. Semarang. Dankbetuiging. 15 Apr. '12 IV—V.] 44 b. biedt namens den Heer J. K. H. de Koo v. Alderwerelt alhier ten geschenke aan het stempel gebruikt door het voor malig College van Curatoren van het Gymnasium Willem 111. Reeds bedankt. c. stelt voor den prijs van de Haan's Priangau 3 e deel te stellen op f 6. — en Verhandelingen deel LIX 3 L stuk op f 0.50. Conform. V. De Heer Pleyte a deelt mede dat het manuscript betreffende de beschrijving van de jongste Digoel-expeditie door Dr. B. Branderhorst thans gereed is en dat in de eerstvolgende vergadering na overleg met de H. H. Branderhorst en Teillers een na der voorstel omtrent de geïllustreerde publicatie daarvan zal worden gedaan. Informatie. b. laat rondgaan een oud-Soendasch handschrift getiteld: Sanghjang hajoe, afkomstig uit de kaboejoetan te Tji-tanggong, dessa Koleang, district Djasinga, af'deeling Buitenzorg, resi dentie Batavia en deelt mede dat onderhandelingen door hem worden gevoerd om dit manuscript, tusschen de 12 de en de 13' le eenw vervaardigd, voor het Genootschap in eigen dom te verkrijgen. Legt over het in het Soendasch gestelde proces-verbaal nopens het plaatselijk onderzoek van bovengenoemde ka boejoetan. In bijlagen aanwezig. Informatie. c. biedt aan een poepoehoenan, het van zeven bladsoorten gevlochte teeken, dat bij het begin van den rijstsnit wordt opgesteld, onder mededeeling, dat een offerhuisje voor Nji Sri en wat verder bij hare vereering gebezigd wordt in aanmaak zijn. Dankbaar aanvaard. d. stelt voor den Batakschen ex-schrijver Simeox, tegen vergoeding op te dragen een stuk betrekkelijk de adatge- 115 Apr. '12 V-VI. 45 bruiken van het landschap Pasariboe en Xai pospc-3 te laten kopieeren, waarvan de origineelen door den Interpres Legati Warneriani, Prof. Dr. Snouck Hurgronje, hem op zijn ver zoek werden geleend. Alvorens ter zake een beslissing te nemen, wenscht de Directie alsnog met het Bataksch Instituut te rade te gaan, ten einde te vernemen of deze Instelling wellicht plannen met de Bataksche handschriften, door wijlen Dr. Neubronner vax der Tüuk nagelaten, heeft. e. brengt opnieuw aan de orde het aanstellen van twee Europeanen, respectievelijk als suppoost en schrijver, ten behoeve van den dienst in het Museum, (Not. Dec. '11 IV a 2) en krijgt machtiging te trachten per advertentie ge gadigden daarvoor op te roepen en c.q. in die betrekkingen te voorzien. f. meldt dat hem vanwege Z. E. den legercommandant het verzoek is geworden een cursus in het Soendasch te geven voor officieren, die in die taal examen wenscben af te leggen. Als vallend onder het bepaalde bij Not. Oct. '10 I c 3 b maakt de Directie geen bezwaar, zoo de Heer P. meent, dat dit ambt door hem zonder 's Genootschaps belangen te schaden kan worden vervuld. De Heer P. deelt mede daarvoor avonduren bestemd te hebben. VI. De Heer Moquette ii. deelt mede, dat door hem van den Resident van Cheribon (miss. 23 Maart j.l. N°. 251 (i/62) een kist met 1748 oude duiten, afkomstig uit Indramajoe, werd ontvangen, welke bleken voor het muntkabinet van geen waarde te zijn. Retourneeren. b. relateert dat door Dr. Rinkes van zijn reis naar Oost •lava werd medegebracht de grafsteen van Leran met oud- Arabische inscriptie en dat hij bezig is daarvan een gips afgietsel te maken. Informatie. 15 Apr. '12 VII—VIII.] 46 VII. De Heer Rinkes a. deelt mede, dat hij te Grissee de bijgraven naast het graf van Malik Ibrahim heeft doen openleggen, voornamelijk met het doel om te zoeken naar de ontbrekende fragmenten der opschriften, voor welke opgravingen bij Öouv. Besl. van 13 Nov. 1911 N°. 8 (Not. Dec. '11 [II t) een soms gelds beschikbaar was gesteld. Bedoelde fragmenten werden noch in, noch bij de graven aangetroffen, zoodat alleen negatief resultaat werd verkregen. Het kwam hem gewenscht voor, zulks hier nader te stipuleeren, opdat latere onderzoekers eventueel voor teleurstelling gevrijwaard worden. b. voorts biedt hij aan voor de bandschriften-collectie des Genootschaps de copie van het Kawi-Bal. Nederl. wdb. van Dr. H. N. van der Tuuk, deel IV, dat thans eindelijk is afgedrukt, waarvan de bewaring in meer dan één opzicht wenschelijk schijnt. In dank aanvaard VIII. De Heer Krom 1. legt over de door den Heer de Visk volgens besluit der vorige Directievergadering vervaardigde afdrukken der cliché's van Woodbury en Paqe. Wordt besloten de cliché's niet over te nemen. 2. biedt namens den schrijver op het Oudheidkundig Bureau Simeon een Maleische vertaling van de „Gids voor de bezoekers van de Schatkamer" aan en stelt voor deze, indien de vertaling juist bevonden zal zijn, op dezelfde wijze als den JNe derlandschen tekst te doen drukken en verkrijgbaar te stellen. Cfm. De Heer van Ronkel zal na kennisneming van het manuscript een voorstel doen omtrent het Simeon toe te kennen auteurshonorarium. 3. deelt mede, dat van de door hem op de vorige verga dering als verloren gegaan opgegeven cliché's van Kinsbergen alsnog bij de firma Charls & van Es de nummers 89, 92, 93 en 101 teruggevonden zijn. Informatie. [15 Apr. '12 IX— XL 47 IX. De Heer Rijfsnijder deelt mede, dat aan de Regeering is voorgesteld het Mu seum des nachts te doen bewaken door een militaire wacht. Informatie. X. De Heer Adkiani biedt ter publicatie door het Genootschap aan een ma nuscript van de hand van Dr. K. G. F. Steller, getiteld „Eene bijdrage tot de kennis van het Talaoetsch", voor de wetenschappelijke waarde waarvan spreker instaat, met ver zoek, teneinde tijd te besparen voor de correctie, die door hem zei ven voor zijn terugkeer naar Posso zal kunnen ge schieden, om het stuk niet eerst in rondlezing te sturen doch zoo spoedig mogelijk in de Verhandelingen te doen drukken. Conform. XI. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren J. A. van Blommebtein, Th. J. Jacometti, C. Pasma, Mr. J. Reepmaker, J. van Aalst, J. W. Stewart, J. de Koning Knijff en J. K. H. de Roo van Alderwerei.t. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de Directieverga dericg van 13 Mei 1912. QUARLES de QUARLES, President. van WETTUM, Secretaris. [13 Mei '12 1 b. 49 Notulen 1912. 4. Daaruit zal U blijken, dat voortaan de kwartaalverslagen geen wetenschappelijke gegevens meer zullen bevatten, doch uitsluitend een overzicht der werkzaamheden enz. Daaren tegen zullen dan de wetenschappelijke resultaten + eens per jaar artikelsgewijs in een boekwerk van den omvang en het platenaantal der tegenwoordige gedrukte „Rapporten" wor den gepubliceerd. Komt er dus wat dit laatste betreft geen verandering, wat de uitgave aangaat, in den bestaanden toestand, een nieuwe beslissing zal moeten worden genomen omtrent de kwartaal verslagen. Uit den inhoud van het bovenbedoelde verslag over het eerste kwartaal zal U blijken, dat deze in hun nieuwen vorm voor buitenstaanders volkomen onbelangrijk zijn. Zou het dus met het oog op het publiek ten eenenmale overbodig mogen heeten de kwartaalverslagen in druk te doen verschijnen, aan den anderen kant is het voor vakge nooten veel waard, dergelijke verslagen in handen te kunnen krijgen, gelijk ik zelf b.v. veel gebruik maak van de soort gelijke Britsch-Indische verslagen. In verband met dit laatste zou een beperkte oplaag vol doende zijn; men zou kunnen volstaan met de bibliotheken en geleerde genootschappen, waarmee het Genootschap in ruilverkeer staat, vermeerderd met enkele exemplaren voor de Commissie van Bijstand in Nederland en de Oudheidkundige Bureau's in Britsch-Indië en Indo-China. Daar er bij de ver zending geen bijzondere haast is, zou men ter ondervanging van de expeditie-kosten telkens de kwartaal-rapporten met het eerstvolgend editum des Genootschaps mee kunnen zenden. Ook ware het natuurlijk mogelijk de verslagen als Bijlage bij de Notulen Uwer vergaderingen op te nemen. Daar is echter tegeD, dat dan de verslagen in een veel grooter op laag gedrukt worden dan behoeft en dat zij wel wat laat in handen der belangstellende vakmenschen komen. Met het oog daarop meen ik U een regeling als de eerst genoemde te moeten aanbevelen. Eventueel belast ik mij natuurlijk gaarne met de verdere zorg voor de uitgave. [22 Jan. '12 111 11 —15. 5 11. Schrijven van den Controleur van Moesi Oeloe, van 30 November j.l. N°. 1353/5, houdende bericht dat aan 's Ge nootschap's adres verzonden werden de martevaanscherven, steenen bijlen en beenderen, bedoeld bij Not. Sept. '11 II 18. Dankbetuiging aan den Resident van Palembang. 12. Schrijven van den 2™ Luitenant der Infanterie G. D. E. J. Hotz te Koetaßadja van 31 December 1911, hou dende aanbieding van 2 woordenlijsten der taal gesproken op het eiland Simaloer, met een nota van toelichting omtrent de ligging der taalgebieden op dat eiland. Dankbetuiging. 13. Schrijven van den Oud-Majoor van Sonder, Minahasa, A. L. Wawo-Runtü van 9 December j.1., houdende aan bieding van een oud steenen voorwerp (bijllemmet) gevonden bij een opgraving. Aan dergelijke zeer zeldzame voor werpen wordt door de bevolking bovennatuurlijke kracht toegekend, waarom zij in tijd van oorlog als talisman ge bruikt worden. Dankbaar aanvaarden 14. Schrijven van den Heer Alfred Maass te Berlijn van 20 November j.1., houdende aanbieding van zijn opus „Durch Zentral Sumatra" Band I, met verzoek daarvan een bespreking te geven in 's Genootschap's edita. Dankbaar aanvaarden. Om zijn groote belangstelling in de ethnographie dezer Koloniën wordt de Heer Alfred Maass benoemd tot 's Genoootschap's correspondeerend lid. Verder antwoorden dat het geen gebruik is besprekingen van nieuw uitgekomen werken in onze edita te geven. 15. Brief van de „Societé des Bollandistes" te Brussel van 19 November j.1., houdende aanbod om geregeld haar „Analecta Bollandiana" toe te zenden in ruil voor de publi caties van het Genootschap. De vereeniging zou een zoo 13 Mei '12 Ib—c] 50 Antwoorden dat de Directie geen bezwaar heeft tegen de door Dr. Krom voorgestelde afzonderlijke uitgave van de Oudheidkundige kwartaalverslagen, met dit verschil nochtans, dat het haar niet wenschelijk voorkomt de oplage daarvan te verkleinen. c. Miss. l e G. S. 26 April N°. 932, houdende het vol gende bericht in zake het voorstel der Directie bedoeld bij Not. Febr. '12 II a: De missive van de Directie van het Bataviaasch Genoot schap van Kunsten en Wetenschappen van 26 Februari j.l. N°. 84, waarbij in overweging wordt gegeven het daarheen te leiden dat te beginnen met 1913 de jaarlijksche regeerings subsidie van f 9000.— aan het Genootschap worde verhoogd tot f 30.000. —, dan wel het Genootschap met ingang van genoemd jaar van de taak van het beheer van het Museum te Weltevreden te ontheffen, heeft aanleiding gegeven tot de opmerkingen vervat in de hierbij in afschrift gaande nota der Algemeene Secretarie. Zonder met toezending dezer nota te kennen te willek geven dat met al het daarin voorkomende wordt ingestemd, wenscht de Regeering, alvorens in deze aangelegenheid eene beslissing te nemen, Uwe Directie daarmede in de gelegen heid te stellen desgewenscht hare eventueele bezwaren daar tegen te ontwikkelen, dan wel haar voorstel in verband daarmede aan eene herziening te onderwerpen. Tevens zou de Regeering gaarne in kennis gesteld worden met de motieven, waarop de voorkeur van de Directieleden, de Heeren J. P. Moquette, Dr. N. J. Krom en Th. V. Zimmebmann, om het Museum onder beheer van het Gouver nement te stellen, berust, en daarbij zien aangegeven op welke wijze, naar het gevoelen van de genoemde Directie leden, het evenbedoeld beheer over het Museum c.q. zou zijn te organiseeren. Door onder mededeeling van het vorenstaande Uwe Directie te verzoeken aan de daarin uitgedrukte wenschen wel ge- [13 Mei '12 Ic-112. 51 volg te willen geven heb ik de eer van een van den Gou verneur-Generaal bekomen last mij te kwijten. De betrekkelijke Nota van de Algemeene Secretarie bevat in hoofdzaak het denkbeeld, dat de Regeering het Genoot schap zou tegemoetkomen, niet door het verhoogen van de thans genoten subsidie op de wjjze als door de Directie voorgesteld, doch door het toekennen, behalve a) van een zekere subsidieverhooging, van b) een buitengewone subsidie wegens het bezoldigen van conservatoren, c) een id. wegens buitengewone edita, d) een restitutie in eens wegens aange schaft kastenmateriaal en e) verdere tegemoetkomingen in eens Daar gelang in den vervolge buitengewone uitgaven noodig zullen blijken. De Heeren Homan van der Heide en Pleyte nemen welwillend op zich een concept te maken voor het antwoord ten principale, terwijl de Heer Krom aanneemt zich te be lasten met het opstellen van de gevraagde nota, waarbij de minderheid haar overhellen motiveert tot het brengen van het Museum onder een Gouvernementsdienst. 11. Neemt in behandeling de volgende tusschentijds in gekomen stukken: 1. Renvooi O. E. 29 April N°. 11347, t.g.v. miss. Res. Kedoe 23 April N°. 3070/10, met een gouden ring met Hindoe inscriptie, gevonden op de sawah van den Inlander Kertopawiro van het gehucht Bedji, dessa Kedoe, distr. Parakan, afd. Temanggoeng. Voorstellen den ring aan te koopen voor Leiden. 2. Id. 6 Mei N°. 11882, t.g.v. zeven bescheiden, aange boden bij miss. Commandant Expl. detachement Noord Nieuw- Guiuea 14 April N°. 37. Blijkens afzonderlijk ontvangen brief van Dr. K. Gjellerup, Off. v. Gez. toegevoegd aan genoemd detachement, zijn het: a) een catalogus van de verzamelde ethnografica, band I N°. 1 t/m. 628, b) bijlagen 1, 2, en 3 behoorende bij dien catalogus, en c) 3 woordenlijsten van de 13 Mei '12 112—9.] 52 Papoea-dialecten gesproken in het gebied van de Janmi-, Janwi- en Tersisier stammen. De 2 C band van den cat. is nog in bewerking en zal binnenkort door Dr. Gjellerüp bij aankomst te Batavia worden aangeboden. Dankbetuiging. 3. ld. 7 Mei N°. 11742, t.g.v. miss. Res. Banjoemas 26 April 4620/29, met verzoek om terugzending van het plaatje behoorende bij den ring van Pak Gia. (Not. Febr. '12 111 5). Hieraan voldoen 4. Aanbieding van eenige kaarten, enz. bij miss. Comm'. Zeemacht 20 April N°. 4315. In de verzameling. 5. Miss. id. 20 April N°. 4314, met aanbieding van het Jaarboek der Koninklijke Marine 1910/1911. Dankbetuiging. 6. Aanbieding van eenige dagbladen en boekwerken door den Dir. v. Just., bij miss. 24 April N°. 6025. Onder dankbet. in de Bibliotheek. 7. Schrijven van den Heer Mr. G. Vissering van 26 April, met aanbieding ten behoeve der bibliotheek van een overdruk van het artikel over Muntwezen, Handel en Bank wezen van zijn hand in het boek „Nederlandsch-Indië" uit gegeven onder leiding van H. E. de Heeren J. B. van HeüTSZ en H. Colijn. Dankbaar aanvaard 8. Miss. Gouverneur Celebes en Ond. enz. 9. Bericht van het Directielid den Heer Rijksnijder in zake op zijn last ingewonnen informaties nopens den familie- [13 Mei '12 119 — 12. 53 naam Hofmeyr (Not. Apr. '12 111 16), bestaande in een af schrift miss. Ass.-Res. Batavia 24 April N°. 6756/30, hou dende mededeeling, dat de naam Hofmeyer in de registers der wijkmeesters niet voorkomt en dat de familie Hofmeyer, Defensielaan van den Bosch N". 45, volgens opgaaf der buren sedert 2 jaar vertrokken is zonder achterlating van adres. Dankbetuiging. Thans te schrijven aan A. R. Madjalonka. 10. Miss. Chef Mijnwezen 9 Mei N°. 1867, houdende mededeeling, op verzoek der Directie, dat van de twee toe gezonden gesteentemonsters het ééne een donkere kalksteen is, die op verschillende plaatsen op Java en Sumatra wordt aangetroffen; dat daarentegen een gesteente, in kleur en structuur overeenkomend met het andere monster, wit mar mer, tot nu toe in Indië niet bekend is. De beide steenfragmenten waren respectievelijk afkomstig van Lëran en Grissee. Dankbetuiging. Op verzoek van den Heer Moquette zal alsnog worden geïnformeerd waar op Java en Sumatra de eerstgenoemde steensoort voorkomt, met verzoek om nadere omschrijving van den naam er van, zoo mogelijk met verwij zing naar de nommers van de collectie Junghuhn, (deel III). 11. Mededeeling van den A. R. Ponorogo, bij miss. 29 April N°. 1424/5, dat de beschreven steen, bedoeld bij Not. April '12 111 22, niet afkomstig is van het koffieland Tjon drogëni, doch gevonden werd in den Gouvernements koffie tuin van dien naam. Informatie. 12. Miss. A. R. Salatiga 4 Mei N°. 4722/27, met een van 7 gouden hoofdversiersels en een gouden kris-ring, door eenige Inlanders gevonden bij het graven in den grond in de dessa Wiroe distr. Salatiga. Opzending verzoeken van het overige, om alles na taxee ring te kunnen bestemmen voor Leiden. 13 Mei '12 II 13 — 17.] 54 13. Miss. A. R. Wonosobo 7 Mei N°. 1976/10, met toe zending van processen-verbaal omtrent de vondst van eenijre gouden en andere voorwerpen. Opzending verzoeken teneinde te kunnen oordeelen over de archeologische waarde. 14. Schrijven van Dr. K. Gjellerüp, Off. v. Gez. toege voegd aan Expl. Uetach. Noord Nieuw-Guinea, van 5 April j.1., houdende mededeeling van de verzending van het tweede gedeelte der verzamelde ethnografica in 33 colli's. Het in zijn vroeger schrijven vermelde bivakmodel (Not. Febr. '12 111 9) werd mede reeds naar het Genootschap opgezonden. Dr. G. verzoekt dit ongeopend te bewaren totdat hij te Batavia gekomen het naar Breda zenden kan. Dankbetuiging, 15. Schrijven van de „Lloyd Library" Cincinnati, 0., U. S. A., van 2 April j.1., met verzoek om geregelde toe zending der Notulen in ruil voor de „Biographical Contribu tions from the Lloyd Library", „which is probably the most complete bibliography of botany that has been published". Op dit voorstel tot ruiling van edita wordt niet ingegaan, omdat de Lloyds Library zich op geheel ander gebied be weegt dan het Bataviaasch Genootschap. 16. Schrijven van Martinus Nijhoff te 's Gravenhage van 2 April j.1., met quitantie voor het bedrag van 's Ge nootschap's debet over 1911. Informatie. 17. Schrijven van den Heer D. van Hinloopen Labberton te Buitenzorg van 27 April j.1., houdende verzoek om, waar thans een andere Kenja-dajaksehe woordenlijst van 's Genoot schapswege werd gepubliceerd, te mogen terugontvangen de door hem indertijd ter publicatie aangeboden „Eerste Kenja-dajaksche woordenlijst" van wijlen den Inlandschen [13 Mei '12 II 17-IV. 55 arts Tbiicpeiory, zulks teneinde te kunnen overwegen of, en zoo ja hoe, het door Teiiupeiory verzamelde materiaal nog tot nut zal kunnen strekken. Het manuscript van Tehüpeiory aan den Heer van HiSLOOPE-f Labberton terugaanbieden, onder mededeeling dat het, :ot leedwezen der Directie, in het vergeetboek was geraakt fzie Not. 1907 p. 46), doch dat haar bij vergelijking met de ;hans uitgegeven woordenlijst blijkt, dat deze laatste uitgebreider is en ook nauwkeuriger. 111. De Heer Pleyte a. leelt mede, dat door hem krachtens machtiging der Directe (Not. 1910, p. 103 en Not. 1911 p. 145), werden aan gestetf twee Europeanen voor bewaking overdag van het Mu seumen voor hulp van den Conservator der Ethn. Verzameling. Irformatie. b relateert, dat de door Mr. A. Paets van Gansoijen te ioerabaja ten geschenke aangeboden steenen voorwerpen, wafronder de bekende Hindoesarcophaag met oude inscriptie, (Nit. Dec. '11 IX) in goede orde zijn aangekomen. Enz. Resds dadelijk zal een bijzondere dankbetuiging afgaan. V. De Heer Moquette (. biedt ten geschenke aan een door hem vervaardigd gisafgietsel van de oud-Arabische inscriptie van den graf sten van Lèran. (Not. April '12 IV b). Jankbaar aanvaard. '). vestigt de aandacht der overige directieleden op het fe dat door het personeel der firma Lugard & Verwey, Kningsplein West alhier, de voor het Museum zich bevin dade particuliere weg herhaaldelijk wordt gebruikt als door gagsweg voor auto's, hetgeen door het opwerpen van stof ei anderszins veel last veroorzaakt. Spreker stelt daarom vir aan den Hoofdagent van genoemde firma een schrijven tcdoen afgaan met verzoek zulks zijn personeel te verbieden. Conform. 13 Mei '12 V— VIL] 56 V. De Heer Krom doet rondgaan een merkwaardig gouden kris-handvat, door Mohamad Noerdin voor f 30. — ter overname aangeboden en stelt voor dit aan te koopen voor de Ethnjgrafische Verzameling. Conform. VI. De Secretaria-thesaurier a. verzoekt machtiging om overeenkomstig een op zekeren morgen, kort na den inbraak in het Museum, spoedshalve door de in 's Genootschap's gebouw aanwezige directieleden genomen besluit, aan twee tot uit. Mei aan te touden extra nachtwakers uit te betalen een gezamenlijk bedrag van f 55. —. Conform. b. deelt mede, dat hij voornemens is van 15 Mei to 15 Juni met verlof naar Sindanglaja te gaan. Informatie. VII. De Heer Adriani verzoekt de Directie, aan den Heer P. Bergmeyer, le dacteur van de Banier alhier, kosteloos een exemplaar v.n Dr. de Haax's Priangan te doen toekomen, tot besprekig in zijn Courant. Conform. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergaderig gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresleerd in de Directieverg dering van 12 Augustus 1912. HAZEU, Vice-president. van WETTUM, Secretaris. 1 Juli '12 la—ll2.] 58 aan verschillende architecten en aannemers. Exemplaren hiervan ter kennisneming zijn het schrijven vergezellende. Met belangstelling kennisgenomen. b. „Ethnologische Bijdragen nopens de Papoeas in het Digoelgebied" door B. Branderhorst, Officier van Gezond heid, met een Ethnografische schets der „Marinde Anim" door O. G. Heldring, Mijningenieur. Besloten 'wordt het stuk van den Heer Heldring reeds dadelijk in aanmerking te brengen voor plaatsing in 's Ge nootschap's Edita, nadat te voren toestemming daartoe zal zijn verkregen van den auteur, doch de uitgave van het opus van den Heer Branderiiorst afhankelijk te stellen van een noodzakelijk voorkomende omwerking door den schrijver. c. „Is het Sanskrit Mahadjana ook het Javaansche Më djana?" door D. van Hinloopen Labberton. Tijdschrift. d. Eenige opmerkingen naar aanleiding van „De Hindoe ruïnen bij Moeara Takoes aan de Kampar-rivier door R. D. M. Verbeek en E. Th. van Delden, met aanteekeningen van W. P. Groeneveld" (Bat. Gen. deel XLI), van de hand van L. C. Westenenk. Tijdschrift. 11. Neemt in behandeling de tusschentijds ingekomen stukken: 1. G. B. 15 Juni j.l. N°. 2, houdende bestemming der door den Sultan van Bima aan den Gouverneur-Generaal ten geschenke aangeboden kains, het een en ander conform het door de Directie gegeven advies. (Not. Apr. '12 111 3). Informatie. 2. Nota A S ie . 30 Mei j.1., met aanbieding van „Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg, 2 e Serie, vol. X l me partie. Bibliotheek. [1 Juli '12 113—G. 59 3. id. 13 Juni d. a. v. met deel VIII, 5 e stuk van Prof. K. Martin's „Beitrage zur Geologie Ost-Asiens und Australiërs". Bibliotheek. 4. Bes]. Dir. O. E. 14 Juni j.l. N°. 9343, tot aankoop, voor f 25. —, ter opzending naar 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, van den gouden ring met Hindoe inscriptie, bedoeld bij Not. Mei '12 II 1. Informatie. 5. Miss. Dir. O. E. 2 Mei j.l. N°. 6980, houdende aan bieding van een exemplaar van het door den Heer C. M. Pleyte samengesteld werk getiteld „De lulandsche Nijverheid in West-.Tava als Sociaal-ethnologisch verschijnsel, l Bte stuk". Bibliotheek. 6. Miss. Dir. O. E. 31 Mei j.l. N°. 8542, meldende dat de Gouverneur van Sumatra's Westkust werd uitgenoodigd naar 's Genootschap's Museum te doen verzenden twee be schreven steenen, bedoeld in het copielijk overgelegd schrijven van den Voorzitter der Oudh. Commissie, met verzoek die archieologica na ontvangst ter nadere bestudeering in handen te stellen van Dr. Krom en ze daarna in 's Genootschap's Oudheidkundige verzameling te doen opnemen. Informatie. Het schrijven van den Oudheidkundigen Ambtenaar luidde als volgt: Naar aanleiding van mijn dienstreis naar de Padangsche Bovenlanden heb ik de eer de aandacht van UHEG. te vestigen op de wenschelijkheid van het naar Batavia doen overbrengen ter nadere bestudeering van een tweetal zeer belangrijke beschreven steenen uit die residentie. I°. De eerste is het voetstuk van een (verdwenen) Amogha pacabeeld, welk voetstuk zich thans bevindt + 150 M. benedenstrooms van het reeds bekende Mahakalabeeld, aan 22 Jan. '12 111 15 — 19.] 6 compleet mogelijk stel der reeds verschenen edita wenschen te ontvangen; waar tegenover zij stellen kan een 40 tal harer publicaties, met desgewenscht, een 20 tal deelen van een Tijdschrift tusschen de jaren 1872 en 1884 te Brussel verschenen onder den titel „Précis historiques". Het aanbod dankbaar aanvaarden en Tijdschrift met Ver handelingen zenden van af 1900. 16. Aanbieding door het buitengewoon lid Dr. F. de Haan van een foto van een wapenbord te Makasser van zekeren Jan Philip Rick, waarop het wapen van Makasser voorkomt, bij schrijven van 29 December j.l. Dankbetuiging. 17. Schrijven van dankbetuiging dd. 1 Januari j.l. door Dr. J. Noordhoek Heöt, namens de weduwe S. Riedel geboren Tower, voor de waardeerende en deelnemende woor den tot haar gericht bij gelegenheid van het overlijden van haar echtgenoot, wijlen 's Qenootschap's Eerelid, Dr. J. G. F. Riedel, en voor de laatste hulde aan den overledene gebracht. Informatie. 18. Brief van de Heeren Scheurleer & Zoonen te 's Gravenhage, van 9 December j.1., houdende aanbieding van een wissel groot ƒ29965.95, zijnde het zuiver rendement van de in opdracht van het Genootschap, krachtens machti ging van de Algemeene Vergadering, verkochte f 43500. — 2\ % Inschrijving Nederl. Werk. Schuld. Ontvangst erkennen. 19. Aanbieding door den „Verein für Geographie und Statistik" te Frankfurt am Main, bij brief van 22 Decem ber j.1., van een onlangs door die vereeniging uitgegeven werk „Die Sunda Expedition" van de hand van Dr. F. Elbert, met verzoek daarvan in het Tijdschrift een bespreking te willen geven. 1 Juli '12 116—7.] 60 den linkeroever van de Batang-hari, bij de Kampong Soengei Langsat in de onderafd. Batanghari-distr. van het Gouv. Sumatra's Westkust. Dit onlangs door den Assistent-Resident ter beschikking Westenenk ontdekte voetstuk bevat een belangrijke inscriptie van een Javaanschen vorst en zal bij nadere studie waarschijnlijk de gegevens aan de hand doen voor den totnutoe onbekenden samenhang tusschen de Hindu beschaving op Sumatra en die op Java. Het behoeft geen betoog, dat het bij een zoo belangrijke oorkonde van groot belang is het origineel zelve te kunnen bestudeeren. Ik teeken hier nog bij aan, dat volgens den Heer Westenenk voornoemd het overbrengen van dit voetstuk naar Batavia op geen ernstige bezwaren zal stuiten. 2°. Te Pagerroejoeng nabij Fort v. d. Capellen bevindt zich een kleine platte steen met in cirkelsegmenten ge plaatste nog niet gelezen inscripties. Men vermoedt dat dit een zonnewijzer is, hoe het ook zij, het stuk is in elk geval het eenige in zijn soort in geheel Nederlandsch-Indië zoodat ook hiervan de verdere studie van groot belang geacht moet worden. De Controleur van Fort v. d. Capellen is op de hoogte, welk steentje met „zonnewijzer van Pagerroejoeng" bedoeld wordt. In verband met het bovenstaande heb ik de eer UHEG. voor te stellen den Gouverneur van Sumatra's Westkust uit te noodigen wel te willen zorgen, dat het voetstuk van Soengei Langsat en de zonnewijzer van Pagerroejoeng naar Batavia worden opgezonden, waar ze, na ter verdere be studeering in mijn handen gesteld te zijn, vervolgens op genomen dienen te worden in het Museum. 7. Renvooi O. E. 22 Mei j.l. N°. 13295, t. g. v. miss. Res. Semarang 15 Mei t. v. N°. 9844/68 met eenige arche ologische voorwerpen, door de Inl. vrouw Pahinem van desea Toeko, afd. Grobogan opgegraven in een aarden potje. Overnemen een paar gouden oorbellen voor ƒ16.80; voor Leiden bestemmen een paar gouden oorknopjes, twee paar [1 Juli '12 117—12. 61 gouden oorbellen, een gouden ring en twee zilveren Ma> muntjes, samen voor f 50. — 8. ld. 31 Mei j.l. N°. 13916/17, t. g. v. miss. Ass.-Res. Malang 16 Mei t. v. N° 8 . 3014/63 en 3129/63, met eenige oudheidkundige voorwerpen: a) door den Inl. Kertoleksono van dessa Pamottan, distr. Toeren gevonden, b) door den Inl. Pa Samin van dessa Poerbojo, onderdistr. Tadjinan, distr. Gondanglegi gevonden. Van a worden overgenomen: eenige potscherven, 2 kom metjes ad f 0.20, 1 gouden ketting ad ƒ 25. — en worden teruggezonden 1 gouden ringetje en 353 zilveren muntjes. Van b worden overgenomen: eenige kruikscherven, een bronzen koe-bel, 1 bronzen bid-schel met handvat, een toets steen en 2 bijllemmers voor den gezamehjken prijs van / 1.50, en worden voor Leiden bestemd 3 bronzen bidschellen met handvat ad f 0.50. 9. ld. 20 Juni j.l. N°. 15230, t. g. v. miss. A. R. Bon dowoso 6 Juni t. v. N°. 4549/42, met kruik en bedakdoos van aardewerk en een gouden halssieraad met koperen ketting. Hiervan wordt het laatste stuk overgenomen. Om de hooge oudheidkundige waarde wordt de getaxeerde prijs ad f 5.10 dezerzijds vermeerderd tot f 20.— 10. Aanbieding van eenige kaarten, enz. door het De partement der Marine, bij miss B . 13 Mei en 8 Juni j.l. N OB . 5139 en 6166. In de verzameling. 11. ld. van eenige dagbladen, enz. door het Dept. van Justitie, bij miss B . 22 Mei en 24 Juni j.l. N° 8 . 7531 en 9316. Bibliotheek. 12. Miss. Dir. Landbouw, Nijverheid en Handel van 29 Mei j.l. N°. 4804, houdende aanbieding van de diploma's 1 Juli '12 1112—17.] 62 van de op de in 1910 te Brussel gehouden internationale tentoonstelling aan het Genootschap toegekende bekroningen met bijbehoorende bronzen medaille. Volgens het reglement voor de „Jury International des Réeompenses" wordt aan de bekroningen: groote prijs, eere-diploma, diploma voor gouden, zilveren en bronzen medaille, een medaille in brons uitgereikt, doch met dion verstande dat aan denzelfden nooit meer, dan één medaille wordt gegeven, hoeveel diploma's ook op zijn naam werden uitgeschreven. Ontvangst erkennen. 13. Miss. Gouv. Celebes en Ond. enz 14. Aanb. namens de Br. Indische Regeering van ,A Digest of Indian Law Cases, Vol. 1" bij schrijven van den Britschen Consul van 11 Juni j.l. N°. 181. Bibliotheek. 15. Bericht van den A. R. van Madjalengka, d.d. 28 Mei j.l. N°. 3197/20, naar aanl. van Not. Apr. '12 111 16. Generzijds werd op een schrijven van den C. G. te Kaapstad reeds rechtstreeks geantwoord, dat zelfs de oudste ingeze tenen der afdeeling geen inlichtingen konden verstrekken omtrent Mej. Roosje Hofmeyr. Informatie. 16. Miss. A. R. Wonosobo 1 Mei j.l. N°. 1907/10, hou dende aanbieding der voorwerpen bedoeld bij Not. Apr. '12 111 23. Voor de Arch. verzameling worden overgenomen een bron zen hanglamp (f 7.50) met onderstel (f 2.50), een ijzeren kogel en drie stukken kalk. Teruggezonden worden 3 potten van aardewerk en 2 bronzen borden. 17. ld. 11 Juni j.l. N°. 2440/10, met de voorwerpen bedoeld bij Not. Mei '12 11 13. [1 Juli '12 II 17— III. 63 Van het proc. verbaal van 9 April worden overgenomen een gouden voorwerpje in den vorm van een kroon (f 1. —) en 120 ma-muntjes (f 12.—). Voor Leiden bestemd 2 gou den ringen (/" 5. —) en twee stukje goud (f 0.20). Van dat van 30 April werden eenige voorwerpen niet aanwezig gevonden. Van die wel ontvangen werden had de Directie gaarne eenige gouden ringen voor Leiden bestemd, doch moest daarvan afzien met het oog op den zeer hoogen taxatieprijs generzijds. 18. Schrijven van den Heer J. K. H. de Roo van Alderwerelt alhier van 23 Mei j.1., met aanbieding van eenige deelen van het zendingstijdschrift „de Macedoniër" en een collectie afleveringen van het Zendingsblad der ge reformeerde kerken in Nederland. Bibliotheek. 19. Antwoord d.d. 8 Juni j.1., van den directeur van Verwey & Luöard's Automobiel Maatsch. alhier (Not. Mei '12 IV6), meldende dat het personeel der firma ten strengste verboden werd gebruik te maken van den particulieren weg vóór het Museum. Informatie. 20. Schrijven van Dr. Romer te Medan van 25 Mei j.1., met verzoek om mededeeling of er dezerzijds bezwaar tegen bestaat dat een in deel 50 afl. 3 van het Tijdschrift op genomen artikel van zijn hand „Bijdrage tot de geneeskunst der Karo-Bataks", nader uitgewerkt, herdrukt wordt als uit gave van het Bataksch Instituut te Leiden. Geen bezwaar, mits onder voorwaarde dat de bron ver meld worde. 111. De Heer Homan van der Heide deelt mede, dat toen onlangs in den boezem der Directie besprekingen wer den gehouden over meerdere beveiliging van het Museum, 1 Juli '12 111-V.] 64 de mogelijkheid werd geopperd een boven verdieping op 's Genootscbap's gebouw aan te brengen tot opberging o. a. van den kostbaren inhoud der schatkamer. Naar aanleiding daarvan werden op zijn last eenige voor-ontwerpen opge maakt waaruit blijkt dat die mogelijkheid eventueel kan worden verwezenlijkt. Na bezichtiging, onder dankbetuiging, van deze ter tafel gebrachte teekeningen besluit de Directie uit haar midden een commissie aan te wijzen tot uitwerking van een voorstel, op grond ook van het toenemend gebrek aan plaatsruimte in het Museum, nopens de wenscheljjkheid tot uitbouw van het gebouw naar boven. Daartoe worden benoemd de Heeren Moquette, Pleyte en van Wettum. IV. De Heer van Konkel o. stelt voor het loon van den 2 en letterzetter te brengen van f 10.— op f 12.50. Conform. b. deelt mede, dat hij voor eenigen tijd op reis gaat, ge durende welken tijd de Heer Moquette welwillend op zich genomen heeft het noodige voor de bibliotheek te verrichten. Informatie. V. De Heer Plette o. stelt voor den Inlandschen bediende Sanip, wegens langdurigen trouwen dienst, een verhooging van f 2.50 's maands toe te kennen en daardoor zijn loon te brengen van f 14.— op f 16.50. Conform. b. biedt aan namens Mejuffrouw M. Stortenbeker als geschenk van wijlen haren vader Mr. W. Stortenbeker een fraai geschreven palmblad-handschrift in rood gelakte doos, waarvan het deksel met bloemfiguren is besneden. Het manuscript heeft noch titel noch dateering; inhoud: sadjarah uabi enz. in dichtmaat. Dankbaar aanvaard. [1 Juli '12 V. 65 c. biedt aan namens de Nederlandsche Zendingvereni ging te Rotterdam door bemiddeling van het buitengewone lid des Genootschaps den Heer 8. Coolsma, een palmblad handschrift, besloten tusschen twee houten schutplaatjes, waarvan het bovenste gefigureerd. Behalve het rijgsnoer is nabij de einden der bladen, door deze heen een pen ge stoken om ze op de plaats te houden. Het boek getiteld: Darma wisesa?, vangt aan met een alfabet, wel noodig, daar de letters min gewoon van vorm en niet fraai geschreven zijn. Taal: Kawi-Javaansch. Dankbetuiging. d. stelt voor op Zondag 7 Juli een ochtendvergadering te houden, om aan de overige directieleden, op een rond gang door de Ethn. verzameling, nadere inlichtingen te kunnen geven met betrekking tot zijn nog in rondlezing zijnd voorstel tot een wijziging van de rangschikking der voorwerpen in eene naar geografischen maatstaf. Hierdoor dit onderwerp aan de orde gekomen zijnde, wordt, ofschoon het rondlezingstuk niet ter tafel is, na een grondige bespreking, door de Directie in principe uitgemaakt, dat het, ook op utiliteitsgronden niet wenschelijk is af te wijken van de indertijd door wijlen Mr. Sekrukier begonnen en sedert voorgezette indeeling in ethnografischen zin. De hoofd motieven daarbij zijn 1) de reusachtige taak die door een invoering van den door den Heer Pleyte voorgestanen maatregel op de schouders van den conservator zou komen te rusten en 2) het groote nadeel hierin bestaande dat daar door voor onafzienbaren tijd het Museum zoo goed als geheel voor het publiek zou gesloten moeten worden. De Directie gaat echter gaarne in op 's Heeren Pleyte's voorstel om op Zondag 7 Juli a. s. te 8 uur bijeen te komen ten einde in het Ethn. Museum aanschouwelijk informaties te ont vangen omtrent de tegenwoordige rangschikking der voor werpen, waarna een korte vergadering kan worden belegd, o. a. tot bespreking van een door den Heer Moquette aan gegeven compromis, daartoe strekkende dat een uitzondering 1 Juli '12 V—Vl] 66 worde gemaakt voor de zoo zeer talrijke ethnografica van Nieuw-G uinea. VI. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren A. M. van der Elst, L. J. Ginjoolen, D. M. Campbell, N. M. C. Vekweij Mejan, H. E. K. Ezerman en E. J. Gerrits. En worden tot lid benoemd de Heeren K. A. R. Bosscha, Administrateur van Malabar te Pengalengan en P. O. Besseling, Contr. B. B. thans te Amsterdam. Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de directieverga dering van 12 Augustus 1912. HAZEU, Vice-president. van WETTUXf, Secretaris. 7 Juli '12 la—b.] 68 kasten gerangschikte en genummerde collecties zou zijn te verkrijgen, wordt conform het voorstel Moquette besloten. b. Miss. Dir. O. E. 18 Juni j.l. N». 9507, houdende me dedeeling dat, krachtens ministerieel schrijven van 17 April t. v. afd. A N°. 20/894, van bet op 's Lands kosten uitge geven werk „De Inlandsche Kunstnijverheid" in Ned.-Indië door J. E. Jasper en Mas Pirngadie, I, Het vlechtwerk," omtrent de uitgave waarvan handelt Not. 1910 pag. 11, 200 exemplaren bestemd zijn voor gratis-verspreiding onder de daarvoor in aanmerking komende ambtenaren en instel lingen. Onder aanbieding van een exemplaar ter kennisne ming, wordt de Directie verzocht te willen berichten, welke ambtenaren en instellingen naar haar oordeel daarvoor aan gewezen kunnen worden. Aan de hand van de door den Heer Pleyte opgestelde lijst voor de distribueering van Regeeringswege van het door hem geschreven werk over de Inlandsche Nijverheid in West-Java als Sociaalethnologisch verschijnsel, zal een dergelijke lijst voor de gratisverspreiding van 's Heeren Jasper's werk worden opgemaakt. Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de directieverga dering van 12 Augustus 1912. HAZEU, Vice- president. van WETTUM, Secretaris. [22 Jan. '12 lII I9— V. 7 Onder dankbetuiging antwoorden dat het geen gebruik ia besprekingen van nieuw uitgekomen werken in onze edita te geven. 20. Schrijven van de firma Albrecht & Co. alhier, d.d. 16 Januari j.1., houdende overlegging van een brief van de „Bibliothèque Publique" te Tunis, van 20 December t.v., waarin het verzoek wordt gedaan de prijzen te mogen weten van Dr. Rinkes' publicaties Heiligen I en II en tevens een opgaaf wordt verzocht van werken over het Islamisme in Ned.-Indië. Aan genoemd wetenschappelijk lichaam de beide werken van Dr. Rinkes toezenden, benevens het Register op 's Ge nootschaps edita, waarin voorkomt hetgeen in onze edita over het bedoelde onderwerp is verschenen. 21. Schrijven van den „Under Seeretary" van het Gou vernement van Eastern Bengal en Assam, d.d. 24 October j.1., houdende aanbieding van een vierkante zilveren munt van Siva Simha met Pramatheswari, Ahom Koning van Assam, gedateerd 1651 Saka, Dankbaar aanvaarden. IV. In opvolging van art. 10 van het Reglement van Orde worden in Commissie benoemd tot de jaarlijksche op neming van: a. de Numismatische en Ethnografische verzamelingen: de Heeren van Rojjkel en Krom, b. de Archeologische en de Handschriften verzamelingen : de Heeren Moquette en Rinkes, c. de Bibliotheek: de Heeren Pleyte en van Wettum. V. De Heer Pleyte a. retourneert de indertijd door den Heer Moquette gedeponeerde lijst van voorwerpen, behoorende tot de af deeling „Ethnografie", afkomstig uit de oude Goudkamer en 12 Aug. '12 16.] 70 constructie van 's Qenootschap's gebouw aan het Koningsplein alhier bestaande leemten. 1. Reeds sedert tal van jaren is het biblotheek locaal ge bleken te klein te zijn voor de aan die zaal gestelde eischen. Dit bezwanr werd tijdelijk weggenomen door het aanbrengen van verdiepingen op de kasten. Afgezien nog van het feit, dat deze voorziening het nadeel medebrengt dat de kasten te hoog zijn geworden en dus de bovenruimte daarvan moeilijk te bereiken is, was in de laatste jaren de toename der boek werken, in het bijzonder der periodieken, zoodanig dat thans op nieuw de bibliotheekruimte te klein geworden is. 2. Met het oog op de onlangs plaats gehad hebbende poging tot inbraak in de schatkamer, die aanleiding was dat dit vertrek voorloopig nader werd versterkt, komt het voor wenschelijk te zijn ook het munt- en penningkabinet beter tegen inbrekers te beveiligen dan nu met de gewone sluiting van deuren en vensters het geval is. Het bedoelde vertrek toch bevat niet alleen zaken van intrensieke waarde maar bovendien voorwerpen die uit een oogpunt van numis matiek als unica kunnen gelden. 3. Meer en meer blijkt de schatkamer te klein te wezen voor het groote aantal der bezoekers. Aan het nijpend ge brek aan opstelruimte voor deze steeds toenemende kostbare verzameling werd in het vorige jaar door de samentrekking van goud- en bronskamer gedeeltelijk tegemoet gekomen, doch niettemin is daardoor niet voorzien in de noodige ruimte voor de circulatie van het vooral op zon- en feest dagen zich voor de uitstalkasten en vitrines verdringende publiek, een omstandigheid die de hoog noodige bewaking op zulke tijden bemoeilijkt. 4. Een steeds gevoelde manque blijft het ontbreken van a) een of meer kamers voor de conservatoren en b) een atelier met donkere kamer en verdere accessoires waar de inkomende collecties bewerkt kunnen worden vóór zij hun plaats in het Mueeum vinden. Van vertrekken als onder a bedoeld is momenteel niets anders aanwezig dan de hand- [17 Aug. '12 Ib. 71 schriftenkamer die tevens dient voor studiekamer. Wat het atelier sub b betreft, tot dusver wordt de nieuw bijgebouwde achterzaal F nog steeds als sorteerzaal gebruikt, doch wan neer deze binnenkort voor het publiek wordt opengesteld, vervalt zij als werkkamer, hetgeen onvermijdelijk leiden moet tot sluiting van eenig ander deel van het Museum, zooals b.v. vroeger het geval geweest ia, toen geruimen tijd de Compagnies kamer op zoodanige wijze is moeten worden misbruikt. 5. Voorts deed zich in de achterzaal E, bestemd voor huisraad enz., de behoefte gevoelen aan meer plaatsruimte voor de kasten waarin de voorwerpen dezer afdeeling kunnen worden ondergebracht. A.d 1. Naar het oordeel der Directie bestaat evenwel voor de bibliotheek geen andere gelegenheid tot uitbreiding dan door beslag te leggen op de aangrenzende ruimte, thans geoccupeerd door de numismatische verzameling. Ad 2. Deze collectie ware daarom over te brengen naar de schatkamer, die voor dit nieuwe doel niet nog nader versterkt zou behoeven te worden. Ad 3. Voor de schatkamer zal dan naar andere ruimte moeten worden omgezien. Aangezien op het Museumterrein geen enkel plekje meer beschikbaar is tot uitbreiding in het horizontale vlak, acht de Directie geen anderen weg open dan over te gaan tot uitbouw in de verticale lijn. Ad 4. Ook voor de conservatoren-kamers zal naar haar gevoelen naar bouwruimte op de bovenverdieping moeten worden omgezien, terwijl daar tevens een nieuwe bronskamer haar plaats zou kunnen vinden, waardoor de tegenwoordige bronskamer gevoegelijk aan te wenden ware als werkkamer. Ad 5. In de behoefte aan meer kastruimte in zaal E zou kunnen worden voorzien, indien in de buiten-, d. i. Noordelijke, wand van dit vertrek bovenlichten werden aan gebracht, zooals zich reeds bevinden in zaal F. Op grond van een en ander veroorlooft de Directie zich UHEdG. beleefd te verzoeken, zoo daartegen geen technische bezwaren zijn aan te voeren, het noodige te willen doen 17 Aug. '12 16— 111.] 72 verrichten, opdat 's Genootschap's Museumgebouw voorzien worde van een bovenverdieping met schatkamer, twee con servatorenkamers en een bronskamer, en tevens in de zaal E bovenvensters worden aangebracht. c. Oudheidkundig Verslag over het 2" kwartaal van 1912. Retour aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienet. d. C. M. Plette, De Patapaan Adjar soeka rësi, of de kluizenarij op de Goenoeng Padang; tweede bijdrage tot de kennis van het oude Soenda. Tijdschrift. e. E. F. Jochim, Aanteekeningen Boroboedoer 11. Den auteur zal worden medegedeeld, dat er met het oog op de aan de hand van de laatste onderzoekingen in uitzicht genomen publicatie van een nieuwe Boroboedoer-monografie, minder reden is het manuscript in zijn geheel te plaatsen, met uitnoodiging nochtans om het actueel blijvende gedeelte daarvan handelende over de Airawata-kwestie na eenige omwerking en meerdere documenteering afzonderlijk voor publicatie aan het Genootschap toe te zenden. Tevens wordt hem medegedeeld, dat het artikel van den Heer IJzerman dat hij op pag. 10 van zijn manuscript vermeldt, te vinden is in het Tijdschrift van het Kon. Aardr. Gen. 2 6 serie deel 16, jaargang 1899. f. E. F. Jochim, Beelden te Djokjakarta. Opname in de Oudheidkundige Rapporten met des ge wenscht toekenning van honorarium op denzelfden voet als voor de bijdragen iu 's Genootschaps Tijdschrift is vastgesteld. 11. Neemt in behandeling de navolgende tusschentijds ingekomen stukken: 1. Besluit Directeur O. E. 31 Juli 1912 N°. 12334, tot aankoop a) voor f 0,50 van drie bronzen bidschellen (Not. [17 Aug. '12 lII— 3. 73 Notulen 1912. 7. 1 Juli '12 118), b) voor f 5.20 van twee gouden ringen en twee stukjes goud (Not. id. II 17), c) voor f 50. — van een paar gouden oorknopjes, twee paar gouden oorbellen, een gouden ring en twee zilveren ma-muntjes (Not. id. II 7), alles ter opzending aan 's Rijks Ethn. Museum te Leiden. Informatie. 2. Miss. Dir. O. E. 6 Juli j.l. N°. 10771, houdende mededeeling, dat door den Heer L. Schwartz vergunning werd gevraagd tot uitvoer van een collectie oudheden heetende afkomstig uit Engelsch-Indië, met verzoek om mededeeling of deze oudheden inderdaad niet uit Ned.-Indië afkomstig zijn. Spoedshalve werd reeds gemeld, dat de bedoelde voor werpen afkomstig zijn uit Noord-Indië en Thibet. 3. Besluit Dir. O. E. 12 Juni j.l. N°. 9131, waarbij aan den Heer A. Th. van der Meulen, onder mededeeling dat tegen den uitvoer van den in zijn request bedoelden steenen Brahmakop en het steenen ornament voor wateraf voer (spuier) bezwaar bestaat, vergunning verleend wordt de volgende steenen voorwerpen uit te voeren: een wachter, een Wishnoe, twee Ganeca's, een z. g. Bodhisatwa en een vierarmig beeldje (Parwati), voor zooveel de eerstgenoemde twee voorwerpen betreft onder voorwaarde a dat de Oudheid kundige Commissie vooraf in staat worde gesteld daarvan fotografische opnamen te maken, b dat zij in een openbare verzameling geplaatst worden en derhalve bij eventueele opheffing van het Museum te Bergum (Nederland), waarvoor adressant ze bestemt, naar een ander Museum in Nederland of Ned.-Indië worden overgebracht. Voorts wordt adressant in overweging gegeven den vorenbedoolden spuier en den Brahmakop aan het Genootschap af te staan tegen ruiling met wel uitvoerbare beeldwerken. Informatie. De beide laatstgenoemde stukken zijn in middels aan het Museum ontvangen. De Directie heeft in principe geen bezwaar tegen een dergelijke ruiling, mits 17 Aug. '12 II 3-9.] 74 wanneer het Gouvernementseigendom betreft, het vooral el worde gedaan de in ruil gegeven voorwerpen af te schrijven. Dr. Krom neemt welwillend op zich met den Heer tan der Meulen in bespreking te treden en naar aanleiding daarvan in een volgende vergadering een definitief voorstel te doen. 4. Miss. Dir. O. E. 23 Juli j.l. N°. 11798, waarbij onder aanbieding van de aan den Consul-Goneraal der Nederlanden te Melbourne ontvangen N os . 1, 2en 3 van het „Bulletin of the Northern Territory" verzocht wordt om mededeeling of voor 's Genootschap's boekerij wordt prijs gesteld op het bezit van deze en volgende nummers van dat periodiek. In het bevestigende geval zal door dien Departementschef voor de verdere toezending der afleveringen aan het Genootschap worden zorg gedragen. Dankbaar aanvaarden met verzoek het zoo mogelijk daar heen te willen leiden dat het tijdschrift rechtstreeks naar het Genootschap gezonden worde. 5. ld. 1 Augustus j.l. N°. 12441, houdende aanbieding ten behoeve van 's Genootschap's boekerij van het 4 e deel van het door wijlen den Ambtenaar voor de beoefening der Indische talen Dr. H. N. tan der Tuuk samengesteld Kawi-Balineesch-Nederlandsch Woordenboek. Bibliotheek, 6. Missive van den Commandant der Zeemacht van 6 Juli j.l. N°. 7211, houdende aanbieding van eenige zeekaarten. 7. Aanbieding door den Directeur van Justitie van eenige dagbladen en boekwerken bij miss. 16 Juli j.l. N°. 10660. 8. Telegram van Gouverneur Celebes en onderh. 5 Juli enz. 9. ld. 6 Juli j.1., verzoekende bericht op het schrijven van 6 Juni t. v. (Not. Juli '12 II 13). Hieraan werd in het kort voldaan. [17 Aug. '12 1110—15. 75 10. Miss. van denzelfden 8 Juli j.l. N°. 3835/13, hou dende aanbieding van het derde en laatste cognossement betreffende den inhoud van het Celebes Museum en bericht dat geen catologus aanwezig is en de eenige beschrijving bestaan heeft in hetgeen op de etiketten der voorwerpen geschreven staat. Dankbetuiging. Dewijl voorloopig geen gelegenheid is tot ontpakking, zal later gemeld worden of de voorwerpen goed zijn aangekomen. 11. Miss. A. R. Soekaboemi 26 Juli j.l. N°. 5846/6, met bericht dat de omtrent de familie Hofmeyr gevraagde inlich tingen ook van wege de Algemeene Secretarie zijn gevraagd en bereids aan den A. S. zijn verstrekt. Informatie. Het resultaat van het betrekkelijke onder zoek zal thans aan den Consul-Generaal te Kaapstad worden medegedeeld. (Not. Apr. '12 III 16). 12. Missive Res. Banjoemas 9 Juli j.l. N°. 7876/29, met eenige munten opgegraven in de dessa Pagergoenoeng, distr. Karangkobar. Retour onder mededeeling dat op het bezit daarvan dezer zijds geen prijs wordt gesteld. 13. Miss. A. R. Salatiga 6 Aug. j.l. N°. 8049/27, met aanbieding der 6 overige gouden hoofdversierselen, bedoeld bij Not. Mei '12 II 12. Voor Leiden bestemmen tot een gezamenlijken prijs van f 60.— met vergoeding der door den A. R. gemaakte kosten ad / 0.31. 14. Miss. A. R. Wonosobo 16 Juli j.l. N°. 2954/10, met proces-verbaal vau in dessa Tjogo, distr. Leksono, gevonden voorwerpen. Geen prijs gesteld. 15. Toezending door den Leider van het Exploratie- 17 Aug. '12 II 15— IV.] 76 detachement in Noord Nieuw-Guinea, bij missive 28 Meij.l. N°. 53, van 2 colli ethnografica. Dankbetuiging. 16. Aanbieding door het Algemeen Syndicaat van Suiker fabrikanten in Ned.-Indië, bij schrijven van zijn Voorzitter van 24 Juli j.l. N°. 2995, van het Jaarboek 1912/13 voor Suikerfabrikanten op Java. Bibliotheek. 17. Schrijven van den Heer D. van Hinloopen Labberton te Buitenzorg, van 23 Juli j.1., waarbij terugverzocht wordt zijn voor plaatsing in het Tijdschrift aangeboden manuscript „Een gedeelte van de Bhagavad Glta uit het Sanskrit Maha bbarata in het OudJavaansche Rïïmayana teruggevonden", vermits hem sedert is gebleken dat de heer PoerbltjarSkS,, die het eerst die overeenkomst had opgemerkt, het voornemen heeft opgevat om deze ontdekking door een eigen bewerking van de overeenkomstige teksten wereldkundig te maken. Conform dit verzoek zal het sedert uit de rondlezing teruggekomen stuk aan den auteur worden geretourneerd. 111. De Heer Pleyte brengt ter tafel een exemplaar van den Balineeschen kropak, de druk van de door hem vervaardigde beschrijving waarvan (Not. Dec. '11 Vla) thans beëindigd is en stelt voor den prijs van het werk te stellen op f 12. — Conform. De voorzitter bedankt den Heer Pleyte hartelijk voor de zorg en den wetenschappelijken arbeid aan dit editum gewijd. IV. De Heer Rinkes deelt mede, dat door Raden Kamil, Adj. Insp. Inl. Ond., eenige werken voor studiedoeleinden werden aangevraagd, waaronder een exemplaar van Louw's Java-Oorlog l Bto deel en stelt voor zulks toe te staan niettegenstaande nog maar vijf exemplaren van dit laatste werk blijken voorradig te zijn. Conform. [17 Aug. '12 V—VI. 77 V. De Heer Krom a. biedt voor di verzameling koperplaten de oud-Javaan sclie plaat aan, gedateerd 1188 caka, waaromtrent een voor loopige mededeeling te vinden is in Not. 1911 p. 121 en die uitgegeven is in Rapp. 1911 p. 117 —123 (en plaat 181). De plaat, die afkomstig is uit Pakis in distr. Tegalredjo (niet Tanoeredjo zooals abusievelijk t. a. p. is opgegeven), afd. Magelang, kwam door tusschenkomst van R. Toemenggoeng Danoesoegondo in handen van het Lid der Oudbk. Commissie den Lieer J. Knebel, welke hem aan ref. deed toekomen. Onder dankbetuiging in de verzameling. b. deelt mede, dat het Bestuur der Vereeniging Widya Poestaka te Huitenzorg in het bezit is van een bronzen beeldje van Hayagrïwa, dat archeologisch van zeer groot belang is, en stelt voor dat Bestuur te schrijven dat het Genootschap ten allen tijde bereid is het beeldje voor zijn Verzameling aan te koopen. Conform. VI. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren J. C. Bedding, W. Hoedt, S. K. Wieling, V. Ahn, C. M. Hamaker, Mr. A. J. Andrée Wiltens. En worden tot lid benoemd de Heeren J. J. Verwijk, Resident van Kedoe, P. A. Heijnekamp, Ass.-Resident te Grissee, E. Fels, Ingenieur te Pamatangsiantar Sum. O. K. en R. W. Elphinstone Dalrymple, Britsch-Consui te Batavia. Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de directieverga dering van 16 September 1912. HAZEU, Vice-president. van WETTUM, Secretaris. [16 Sept. '12 Id-113. 79 d. L. C. Westenenk, Opstellen over Minang Kabau. Tijdschrift. e. P. V. van Stein Callenfels, Enkele aanteeke ningen op Brandes' geslachtslijst vaa het Vorstenhuis van Majapahit. Dewijl de inhoud van dit artikel grootendeels overeen komt met Dr. Krom's „De familie van Hayam Würuk" in 's Genootschap's Tijdschrift van 1910, zal de schrijver op het bestaan daarvan opmerkzaam gemaakt worden, wat hem wellicht aanleiding geven zal zijn eigen stuk om te werken. 11. Brengt ter tafel de navolgende tusschentijds inge komen stukken: 1. Nota van de Algemeene Secretarie van 24 Augustus j.l. N°. 22674, waarbij, vergezeld van een afschrift van het schrijven van den Heer W. J. Spruijt, te Rotterdam van 15 Juli t. v., wordt aangeboden het daarbij bedoeld exemplaar der muntafdrukken met de daarop betrekking hebbende volksversjes en bijschriften, enz. In de collectie Varia. 2. Afschrift van het aan den Consul-Generaal van Pretoria gericht schrijven van den l sten Gouvernements Secretaris van 12 Augustus j.l. N°. 1743, houdende inlichtingen om trent den Indischen tak der Kaapsche familie Hofmeijr. (Not. Aug. '12 II 11). Informatie. 3. Besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 11 September j.l. N°. 14663, tot aankoop ter opzending aan 's Rijk's Ethnographisch Museum te Leiden, van 7 pal metten van een gouden hoofdversiersel en één gouden krisversiering, gevonden in de dessa Wiroe, distrikt en afdeeling Salatiga. (Not. Aug. '12 II 13). Informatie. 22 Jan. '12 V—Vl.] 8 gedeponeerd tijdens de verbouwing bij de Javascbe Bank, onder mededeeling, dat alle voorwerpen aanwezig zijn ge bleken en in de nieuwe Schatkamer ondergebracht. De President betuigt aller dank aan de Heeren Pleyte en Moquette voor de aan dezen overgang verbonden werk zaamheden. b. Stelt voor de Oudheidkundige cliché's en foto's in be waring te geven bij het Oudheidkundig Bureau, omdat zij daar beter op hun plaats zijn en ook, als zijnde een vak fotograaf op voormeld bureau werkzaam, behoorlijk gecon serveerd zullen worden. Conform. c. deelt mede, dat door tusschenkomst van den Conservator van het Zoölogisch Museum te Buitenzorg ten geschenke werd ontvangen: van den Heer Dr. P. N. van Kampen, een beeld van palmstam afkomstig van de Humboldtsbaai, en van den Commandant van het exploratie detachement van West Nieuw-Guinea een kleine collectie ethnographica. Dankbaar aanvaarden. d. verzoekt een dankbetuiging te doen afgaan aan de firma Albreuht & Co. voor tien in prachtband gebonden exemplaren van den gids voor de Schatkamer, als geschenk aan het Bestuur des Genootschaps aangeboden. Conform. VI. De lieer Rinkes deelt mede, dat naar aanleiding van het voorkomende op p. 452, Noot 2, van Heiligen IV (Tijdschrift deel 53) door den Heer R. A. Kern, Controleur B. B. het volgende werd opgemerkt: In de dessa Dadapan (onderdistr. en distr. Pringkoekoe), ongeveer 4 paal v/d. afdeelingshoofdplaats staat op een uit stekende rotspunt (dolomieten formatie), niet ver van de kust, hoog, zoodat men een ruim uitzicht heeft op de zee en een groot stuk van 't Patjitansche land overziet, de bewuste gëntong. 16 Sept. '12 II 4-B.] 80 4. Missive van denzelfden van 13 Juli jl. N°. 11237, waarbij wordt aangeboden, met verzoek om terugzending, een schrijven van Dr. N. J. Krom, Oudheidkundig Ambtenaar, van den 9 e " dier maand N°. 101, houdende het verzoek om hem in aanmerking te brengen voor een exemplaar van Regeeringswege van de nieuwe Boroboedoer-monografie, met uitnoodiging aan de Directie om van haar gevoelen te doen blijken. Aan dien Departementschef werd reeds medegedeeld, dat de Directie Dr. Krom's verzoek alleszins steunt. 5. Renvooi van denzelfden van 14 Augustus j.l N°. 20509, ten geleide van de missive van don Resident van Banjoemas van 31 Juli t. v. N°. 8816/29, met een afschrift-proces verbaal omtrent de vondst van twee koperen presenteerbladen in het Soekaradja'schc. Op de bedoelde voorwerpen wordt voor de archeologische verzameling geen prijs gesteld. 6. Missive van den Commandant der Zeemacht, Chef van het Departement der Marine, van 13 Augustus j.l. N°. 8516, houdende aanbieding van eenige zeekaarten en schetskaarten. In de verzameling. 7. Missive van den Directeur van Justitie van 22 Au gustus j.l. N°. 12968, met aanbieding ter opneming in 's Genootschaps bibliotheek van eenige dagbladen en boek werken. Bibliotheek. 8. Renvooi van den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel van 5 September j.1., met aanbieding van Korte Berichten N°. 8 en 9 en Mededeelingen Proefstation voor Tabak N°. IV. Bibliotheek. [16 Sept. '12 119-14 81 9. Enz. 10. Aanbieding door Mr. G. Vissering, President der Javasche Bank, bij diens schrijven van 12 Augustus j.1., van een exemplaar van zijn werk „On Chinese currency", bevattende eenige voorloopige opmerkingen en voorstellen omtrent de financieele hervorming in China. Door den Bibliothecaris werd reeds de dank der Directie overgebracht. 11. Missive van den Resident van Menado van 23 Au gustus j.l. N°. 4774, berichttende de toezending van 26 lila's en een Hollandsch kanon met het jaartaai 1621, bedoeld bij Not. Apr. '12 111 5. De ontvangst t. z. t. met dankbetuiging melden. 12. Aanbieding, bij missive van 28 Augustus j.l. N° 14123, door den Hoofdinspecteur, Chef van den Post-, Telegraaf en Telefoondienst, van den Catalogus der boekerij van het Hoofdbureau. Dankbetuiging. 13. Missive van het Directielid V. Zimmermann van 30 Augustus j.1., houdende mededeeling dat hij op 21 Septem ber a. s. voor eenige maanden naar Europa vertrekt. Informatie. 14. Missive van den Assistent-Resident van Wonosobo van 14 Augustus j.l. N°. 3122/10, houdende toezending op verzoek van de Directie van de archißologica bedoeld bij zijn missives van 28 en 29 Mei N os . 2243 en 2288/10, respectievelijk gevonden I door Kertowikromo, doekoeh Pasoeroean, dessa Ngadisono, onderdistrict Ngalian, distrikt Ka'.iwiro, II door Wongsosentiko, doekoeh Pangempon, dessa Loeian, onderdistr. Kalikadjar, distr. Sapoeran. Worden voor de collectie van het Genootschap overge- 16 Sept. '12 II 14 —17.J 82 nomen: van [ een gouden voorwerp in den vorm van een „blimbing" tegen den geschatten prijs van f 16. —, van II 3 gouden ringen met inscriptie voor f 11.50, 10 muntjes voor f I. — en een potje voor f 0.50. En voor Leiden bestemd: van II 1 gouden ring met rooden steen (f 5.—). Geretourneerd worden van II een gouden fragment en een witte steen uit een ring. Den Assistent-Resideut zal nog worden medegedeeld, dat Daar dezerzjjdsch oordeel het voor werp van f 16. — te hoog en de drie van f 11.50 te laag zijn getaxeerd. Prijzen van ƒlO. — en f 17.50 waren meer evenredig aan de waarde. 15. Missive van den Assistent-Resident van Zuid Nieuw- Guinea van 16 Augustus j.l. N°. 761, houdende bericht van de verzending van drie kisten ethnografica en aanbieding van een korte beschrijving daarvan met aanteekeningen over gebruiken en taal der Kaja's van de Noord-Westrivier van de hand van den l Btun Luitenant W. K. H. Feuilletau DE BRPIJJf. De ontvangst t. z. t. dankbaar erkennen De aanteeke ningen enz. in rondlezing. 16. Missive van den Assistent-Resident van Krawang, van 17 Augustus j.l. N°. 6237/30, met aanbieding van een afschrift schrijven van den Regent te Poerwakarta houdende verzoek om inlichtingen omtrent een overgelegd lontar-handschriit. De Heer Pleïte neemt welwillend op zich daaraan te voldoen. 17. Missive van den Assistent-Resident van Salatiga, van 4 September j.l. N°. 9352/68, meldende dat door eenige Inlanders bij het graven van grond in de dessa Soegian, district Tengaran, eenige koperen voorwerpen, t. w. 1 mar tevaan, 1 gendi, 1 kom en 1 presenteerblad zijn gevonden, welke wellicht oudheidkundige waarde hebben. Opzending verzoeken. [16 Sept. '12 II 18-20. 83 18. Aanbieding, bij schrijven van den Civiel Gezaghebber van Malili van 14 Augustus j.l. N°. 960/2, van een woor denlijst van de taal der To Bado E. Voor de Bibliotheek dankbaar aanvaarden 19. Aanbieding door den Heer Jacques Doucet, van de Bibliothèque d'Art et d'Archéologie te Parijs, van het werk „Dictionnaire des artistes et ouvriers d'art de la France, Franche-eomté" door I'abbé Paul Buüne. Door den Bibliothecaris werd reeds dankbaar de ont vangst erkend. 20. Schrijven van den Heer D. van Hjnloopen Labberton te Uuitenzorg van 26 Augustus j.1., houdende; a. aanbieding namens den Heer Mr. A. Paets tot Gamsoyen te Soerabaja van de paroenggoe-plaat bedoeld bij Not. '09 p. 190; b. verzoek om aanteekening in de Notulen van de vol gende corrigenda en aanvullingen bij dien passus: pag. 191 reg. 7 v. b. (2 maal) patjöh lees pdtjöh, „ „ „ moelitea „ moeliha, oesaddha „ Oesaddha, winehan „ winéhan, , 13 „ anvenoeta „ anoenoeta, „ 16 „ lalwening „ lakoening, „ 25 „ krësna-palesa n krësnapaksa. De nadere beschouwing der zaak stelt mij in staat enkele der gestelde vraagteekens te doen vervallen. Het vraagteeken achter artha reg. 24 v. b. kan vervallen, evenzoo dat achter parintogatna reg. 22 v. b. indien daar voor gelezen worde: parintogakna =" men vergoelijke". Op regel 17 vb. voor Djoeroe gh(?) oeroeng te lezen: Djoeroe hoeroeng = „pluimgraaf, haneklopper", op regel 23 v. b. voor wangging wargga. Voorts had achter padiklucht reg. 28 van b op pag. 190 een vraagteeken moeten staan, dat thans ook kan vervallen, daar bij nader inzien pari = 16 Sept. '12 1120—22.] 84 padi als eene verschrijving van den graveur voor 't Sans krëta-preefix pari zal zijn te beschouwen, in welk geval ik voorstel in reg. 20 v. b. pag. 191 te lezen: (met correctie van den tekst der plaat) Ui pabanjolan parisam-dpta = „hiermee is de klucht geheel uit". Op reg. 19 v. b. leze men ten slotte hapanggih i. pi. v. kapanggih. De Heer Krom merkt naar aanleiding hiervan op, dat z. i. ook het jaartal anders gelezen moet worden en niet 1243, doch 1463 is, hetgeen dan ook beter overeenkomst met de taal (geen Kawi meer doch reeds Midden-Javaansch) waarin de oorkonde geschreven is. 21. Schrijven van de Vereeniging "Wïdya Poestaka van 3 September j.1., houdende bericht dat zij voorshands geen aanleiding heeft tot verkoop van het beeldje, bedoeld bij Not. Aug. '12 Yb. Het is echter steeds voor studiedoel einden beschikbaar, evenals de handschriften der vereeniging. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een ruiling van edita voor te stellen. Harerzijds worden gepubliceerd „Uitgaven van Widya-Poestaka" en „Leloepijaning Widya Poestaka". Informatie. Conform 22. Schrijven van dezelfde van 9 September d. a. v., naar aanleiding van het voorkomende in Not. Oct. '11 pag. 110. De vereeniging zoude het betreuren, indien inderdaad werd afgezien van een heruitgave der belangrijkste artikelen van Dr. Bkandes en stelt daarom voor öf haar voor een bedrag van hoogstens f 1000.— te laten deelen in de kosten van den herdruk, of haar te machtigen zelf tot den nadruk over te gaan wat betreft het in 's Genootschaps Edita verschenen gedeelte daarvan. Aan Widya Poestaka mededeelen, dat ter zake van een heruitgave het oordeel werd ingewonnen van de professoren Snoück Hurgronje en Kern (Not. Pebr. '12 111 12 aen b), [16 Sept '12 II 22— 111. 85 die eenstemmig, ook na gedachtenwisseling met Mevrouw de Weduwe Brandes, tegen de heruitgave adviseerden. De Directie kan op dien grond niet op haar besluit terugkomen, noch kan zij haar toestemming geven tot nadruk van Brandes' artikelen uit haar Edita. 23. Schrijven van het Rotterdamsche Leeskabinet van 30 Juli j.1., met verzoek om gratis, ten behoeve van zijn bibliotheek, te morgen ontvangen Priangan deel I e. v. Conform. Insluiten bij de eerstvolgende verzending naar NIJHOFF. 111. De Heer van Ronkel a. biedt aan namens den Heer L. van Vuuren, chef van het Encyclopedisch Bureau, een door dezen van Celebes medegebrachte urn, waarover gehandeld wordt in een bij gevoegde Nota. Dankbaar aanvaarden. Nota in rondlezing. 6. bericht, de in Not. Apr. '12 VIII 2 vermelde, door den schrijver op het Oudheidkundig Bureau, Simon, vervaar digde Maleische vertaling van den gids voor de Schatkamer, nagezien te hebben en stelt voor Simon daarvoor een be looning van f 25.— to geven. Conform. c. deelt mede, dat van den Heer O. G. Heldring toe stemming verkregen werd tot plaatsing in 's Genootschap's Edita van zijn „Ethnografische schets der Marinde anim", bedoeld bij Not. 1 Juli '12 Ib. Op voorstel van den Re dacteur wordt besloten het artikel te plaatsen in het Tijd schrift en hem te machtigen met den auteur te onderhandelen over beperking van het platen-materiaal. d. wijst er op, dat de fouten in de jaartallen op den omslag van de laatste Notulen, gedeeltelijk foutief door over plakking zijn hersteld, en stelt voor van de uitgevers te eischen dat het omslagvel op hun kosten overgedrukt wordt. Conform. 16 Sept. '12 IV.] 86 IV. De Heer Pleyte a. deelt mede dat de Kawi-handschriften vermeld in No tulen 1897 blz. 81, Notulen 1912 blz. 44 door welwillende tusschenkomst van den Patih van Buitenzorg, Raden Mas Rangga Tirtamadja en den Wadana van Djasinga Mas Kartodwedjo voor f 25. — zijn aangekocht. Informatie. b. biedt aan namens den Assistent-Resident C. Canne een eigenaardige afkondiging uit den tijd van Daendels van den volgenden inhoud: Publieke waal-schouwing. Discours van de Hoog Edele vrouwe, huisvrouw van den Edelen heer President van den hoogen Raad van Justitie van Hollandsch Indien Maurisse, G. E. B. van der Hoeven, gehouden ten huize van den Edelen heer van Hoesen. „Uw man Meffruw met de zijnen is oorzaak dat mijn man den rang niet heeft bekomen bij den Maarschalk van raad ordinair van Indien, en dat de Edele Heeren Canïer Visscher en Baille van het kussen zijn geraakt, maar daarvoor komen ook al die dames op Buitenzorg, ik zou er niet komen al wierd ik er duizendmaal gevraagd want 't past niet aan vrouwen te gaan logeeren daargeen getrouwde vrouw in huis is. — Een Raad van Indien is in Holland niets gezien, maar de President van den hoogen Raad van Justitie die kan wat uitvoeren in Holland, die is gezien, en als de Maarschalk op de Een of de andere manier eens Gouverneur-Generaal af' raakt dan zal geen een van de raden Gouverneur-Generaal worden, en niemand anders als de Edele Heer Enoelard". Die oproering om de goede order storende discours is op eene legale wijze ter ooren van den maarschalk en Gou verneur Generaal gekomen, en word Mevrouw Maurissen, gerecommandeert zich voorzichtiger te gedragen want op eene repetitie van dezen aard zoude zij den onEdelen heer van Maerssen moeten volgen. [16 Sept. '12 IV. 87 Weltevreeden, den 2 Juny 1809. (get.) C. PAPET, Kapt. Adj. bij Zijne Excellencie. De gemeente word alverder bekend gemaakt dat boven staande waarschouwing afzonderlijk bij den drukker te be komen is voor 5 Rijksdaalders *). Dankbetuiging. c. vraagt machtiging voor 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden en tot nadere distributie van deze instelling uit het Museum te mogen afvoeren alle voorwerpen van niet tot het gebied van Nederlandsch-Indië behoorende volk stammen, aangezien deze buiten het arbeidsveld van het Museum vallen en deswegen sedert jaar en dag zonder eenig nut te stichten of in kisten of in de boekerij waren opgeborgen. d. tevens deelt hij mede, dat de dubbelen in de oudere Nieuw-Guinea-verzamelingen, zoomede die van de coll. Gjellerup en Cramer zijn uitgeschoten en mitsdien even eens ter opzending naar 's Rijks Ethnographisch Museum gereed zijn, zoodat hij gaarne tot verzending van een en ander zou overgaan. De Heer Krom verzocht machtiging ook uit de Archse ologische Verzameling de niet uit Ned.-Indië afkomstige voorwerpen af te voeren. Conform. e. legt over de kopie van een handschrift getiteld: Een korte schets van de Wajang Poerwo door R. Adipati A. Kromo-djojo Adinegoro, Regent van Modjokerto, waarvan het origineel bij den Beschermheer der Genootschap, Z. Ex. den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië berust, en door dezen welwillend tot afschrijven werd geleend. Dankbaar aanvaard. *) De authenticiteit van dit stuk is alleen gewaarborgd inzooverre het schrift en het papier van dit document zonder twijfel uit dien tijd zyn. 16 Sept. '12 IV—V.] 88 f. brengt over de mededeeling van den Heer O. R. A. Michelsen, chef der firma G. Kolff & Co., dat de kosten van den letterdruk der Balische Kropak instede van / 750.— slechts f 600.— bedragen. Informatie. V. De Heer Krom 1 0 . deelt mede, dat hij den slipcatalogus van 's Genoot achapa Oudheidkundige Verzameling gecontroleerd heeft en daarbij bevonden heeft, dat een aanzienlijk aantal nummera abusievelijk aan telkena twee voorwerpen zijn toebedeeld. Tengevolge daarvan ia een overnummering noodig geweeat, waarvan de lijst, ter opname ala Bijlage in de Notulen, tevens wordt aangeboden. De verzameling, die bij het aa menatellen van den Catalogua uit ruim 2000 voorwerpen beatond, is sindsdien meer dan verdubbeld en telt er thans 4600, en wel 1034 voorwerpen van steen, 2801 van metaal, 337 stuks aardewerk en 428 steenen bijlen. Informatie. 2°. deelt mede vernomen te hebben, dat Mevr. de Wed. Berger te Malang bezig is de verzamelingen van wijlen haren echtgenoot op te ruimen en stelt voor, dat de Di rectie zich op de hoogte stelle, of, en zoo ja tegen welke voorwaarden zij geneigd zou zijn afstand te doen van de beide beachreven steenen, indertijd eigendom van den Heer Berger. Conform. 3°. biedt aan voor 'a Genootachapa Sphragiatiache Verza meling: a. namens den Heer H. L. Leydie Meltille zes lakafdrukken van inscripties op ringen, in het bezit van den Heer F. Struben te Jogjakarta. b. namens den Heer D. van Hinloopen Labberton: drie lakafdrukken van inscripties op ringen, in het bezit van den Heer A. F. Wiederhold Sr. te Malang. Dankbaar aanvaard. [16 Sept. 12 VI—VII. 89 Notulen 1912 8. VI. De Heer Rijfsnijder oppert het denkbeeld om de contributie van het Genoot schap o. a. voor Controleurs en Assistent-Residenten van het Binnenlandsch Bestuur belangrijk te verlagen. Waar de contributie-quaestie in vorige jaren reeds her haaldelijk een onderwerp van uitvoerige bespreking is ge weest, zal eerst in rondlezing worden gezonden hetgeen vroeger daaromtrent in de Notulen vermeld staat. Reeds dadelijk wordt besloten het editum Priangan kosteloos toe te zenden aan alle leden die er om vragen. VII. Worden op verzoek van de ledenlijst afgevoerd de namen der Heeren H. J. Grijzen, Mr. W. Boekhoudt, H. W. du Cloux en F. A. de Vries Reilingh. En worden tot lid benoemd de Heeren F. Pinke, Schout bij-nacht, te Weltevreden en K. Peereboom, Assistent-Re sident te Tegal. Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering gesloten. Aldus goedgekeurd en gearresteerd in de directieverga dering van 28 October 1912, QUARLBS de QUARLES, President. van WETTÜM, Secretaris. [22 Jan. '12 VI—VII. 9 De overlevering beschouwt de plaats als een graf en noemt haar de astana gëntong. Van Hien en Darma Kanda hebben dus wel de zelfde plek op 't oog. Men vertelt erbij dat Java oorspronkelijk bewoond was door 40 (of 4) djodo-menschenparen, welke zich vestigden op den Goenoeng Tidar. Zij maakten op de belangrijkste pun ten toembal's, deze, de astana gentong was de zuidelijkste. Deze eerste bewoners van Java, van de bangsa setan werden door lieden uit lanah Këling vervangen. Vroeger lag in de pot een stuk been, volgens sommigen menachenbeen, de toembal. Bij mijn bezoek in 1907 of 1908 was de pot gebroken, de bodem was eruit, de deksel lag er nog op, 't geheel zag er nog nieuw uit. Naar men zeide, genoot de pot geen vereering meer, misschien is 't beter te zeggen, geen algemeene vereering meer. Sporen van offeranden of menschelijk aanwezen trof ik niet aan. Over bizondere werkzaamheid van deze gëntong werd mij niets medegedeeld. Men ziet, er is van de glorie van dezen gëntong al bitter weinig over. Intusschen, de Javanen zullen hierdoor niet ontriefd worden, ze hebben nog meer heilige plaatsen. VII. De Heer Krom a. doet het voorstel de beschreven Oud-Javaansche koper platen in plaats van bij de Javaansche handschriften onder te brengen bij de Archeologische Verzameling. Conform. b. deelt mede, dat hij de zorg voor de uitgave der Oud heidkundige Rapporten weder van den Heer Moquette heelt overgenomen. Informatie. c. verzoekt nota van de ontdekking door den voormaligen schrijver Simeon, alias Datoe Boengoer Ni Adji, thans in dienst van den Oudheidkundigen dienst, van het voorkomen van het jaartal 1365 op het vierarmig vrouwenbeeld N°. 262 b [28 Oct. '12 la. 91 schap, definitief moet worden gesteld. Zooals Uwe Excellentie uit de hierbij kopielijk aangeboden bescheiden, naar welker inhoud ik mij veroorloof ter bekorting te verwijzen, zal blijken, gold bovenbedoeld overleg onder meer de vraag of het al dan niet wenschelijk moest worden geacht het door het Genootschap beheerd Museum te Batavia onder ambtelijk beheer te stellen, zooals, luidens het slot van de missive van voornoemde directie van 26 Februari j.l. N°. 84, door een minderheid van het College werd voorgestaan. De Raad van Nederlandsch-Indië ten slotte van meening zijnde zich aan de zijde van deze minderheid te moeten scharen geeft bij zijn advies van 10 dezer N°. XV in overweging de noodige stappen te doen om tot de overname van het Museumbeheer te geraken. Met dit advies kan ik mij niet vereenigen. In de eerste plaats komt het mij voor, dat in het afzonderlijk advies van het Raadslid A. J. baron Qüarles de Qüarles terecht wordt betoogd, dat de finantieele consequenties van zulk een over name veel verder zullen strekken dan door de meerderheid van het Hooge College wordt verondersteld, terwijl ik voorts die overname op historische gronden ongewenscht acht. Bij onthouding van de gevraagde subsidie en overname van het Museumbeheer zou toch een einde worden gemaakt aan het bestaan van het Bataviaasch Genootschap, dat sinds meer dan een eeuw zijn naam als wetenschappelijke instelling in binnen- en buitenland heeft weten hoog te houden. Ten slotte zou, naar het mij voorkomt, ook uit een practisch oogpunt met een overgang van het Museumbeheer in handen van het Gouvernement weinig bereikt worden. "Werd toch het advies van de meerderheid van den Raad van Neder landsch-Indië gevolgd, dan zou men een commissie van belang stellenden en geleerden moeten samenstellen voor toezicht op het Museumbeheer. Wordt daarentegen aan het verlangen van de meerderheid van de Directie gevolg gegeven, dan zal ter beschikking stelling noodig zijn van ambtenaren als conservatoren der verzamelingen, die onder toezicht van de 28 Oct. '12 la—c] 92 Directie hun werkzaamheden zullen vervullen. Het verschil tusschen de stelsels zou zich dus niet uiten in de directe zorg voor de verzamelingen, doch alleen in de adviseerende positie van het Comité in het eene geval en in de be heerende positie van de Directie van het Genootschap in het andere geval. Bij een keuze tusschen deze acht ik de voordeden aan de zijde van het laatste stelsel. Waar dus m. i. het beheer van de in het meergenoemd Museum aanwezige waardevolle verzamelingen in handen moet worden gelaten van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en door de Directie in hare brieven van 26 Februari en 18 Juli j.l. N os . 84 en 228, naar het mij voorkomt, op goede gronden is aangetoond dat alleen door eene verhooging van het subsidie het Genootschap in staat zal zijn, de op zich genomen taak op behoorlijke wijze verder te blijven vervullen, acht ik het zeer gewenscht dat zoo spoedig mogelijk tot eene subsidieverhooging met het door de Directie noodig geacht bedrag van f 21000.— worde overgegaan. In verband hiermede seinde ik Uwe Excellentie onder dagteekening van heden: 222 Vervolg mailrapport 619 en depêche 10 Juni (N°. 678/8), reken alsnog bij begrooting op verhooging subsidie Genootschap een en twintig duizend gulden zie toelichting definitief ontwerp, welk telegram ik mits deze bevestig. De Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, (w.g.) IDENBURG. Informatie. b. Dr. N. J. Krom, Het jaar van den val van Majapahit. Tijdschrift. c. E. F. Jochim, Airawata. Tijdschrift. Informatie. [28 Oct. '12 ld—g. 93 d. G. K. B. Agerbeek, Nederlandsch-Sasaksche Woorden lijst, ontvangen bij missive van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 24 Augustus j 1. N°. 13714, met verzoek om advies over de hieraan te geven bestemming. Dr. van Ronkel neemt op zich Dr. Adriani uit te noodigen samen met hem een voorstel ter zake in te dienen. Naar aanleiding van het besprokene wordt besloten, voortaan bij de beoordeelingen van alle stukken die voor 's Genootschap's Edita worden aangeboden, een eenigszins andere werkwijze aan te nemen. Zulke stukken zullen niet eerst in rondlezing gaan, maar dadelijk in de vergadering gebracht worden, als wanneer overwogen kan worden de benoeming van een commissie van praadvies. Hiermede wordt het voordeel bereikt dat een basis wordt verkregen, in geval van niet-opname, voor een meer uitvoerige kennisgeving daarvan aan den auteur, dan tot dusver gebruikelijk was. e. Schrijven van Dr. N. Adriani van 14 September j.1., met aanbieding voor het Tijdschrift van twee artikelen van de hand van F. Treffers, getiteld „Enkele kantteekeningen op Sarasin's Reise in Celebes" en „Verhalen afkomstig van de To Lelaki." Opname. f. „Aanteekeningen over gebruiken en taal der Kaja's aan de Noord-Westrivier" en „Korte beschrijving van door den Assistent-Resident van Zuid Nieuw-Guinea verzonden ethnografica" door den l en Luitenant der Infanterie, W. K. H. Feuilletau de Bruijn. Plaatsing. De Heer Plette neemt op zich hier en daar voor omwerking te zorgen. g. Nota over een door den Heer L. van Vüuren uit Celebes mede gebrachten en ten geschenke aangeboden urn. De Heeren Pleyte en Krom nemen op zich van pra;- advies te dienen. 28 Oct. '12 lA—ll4.] 94 h. Gr. Maan, Twee Makassaarsche Verhalen in Toera tea'sch dialect. Tijdschrift. i. Korte nota van den Secretaris over het voorkomende in de Notulen aangaande de mogelijkheid van contributie vermindering. (Not. Sept. '12 VI). Enz. 11. Brengt ter tafel de navolgende tuaschentijda inge komen atukken: 1. Besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 10 October j.l. N°. 16388, tot aankoop voor Leiden van den gouden ring met rooden steen bedoeld bij Not. Sept. '12 11 14. Informatie. 2. Missive van denzelfden van 8 October t. v. N°. 16308, met aanbieding ten behoeve van de boekerij, van het door Dr. N. Adriani en A. C. Kruijt samengestelde werk „De Bareesprekende Toradja's van Midden-Celebes". Bibliotheek, 3. ld. van den 16 en d. a. v. N°. 16521, houdende aan bieding voor 's Genootschap's bibliotheek van het werk „De Inlandsche Kunstnijverheid in Ned.-Indië door J. E. Jasper en Mas Pirngadie, I, het Vlechtwerk". Bibliotheek. 4. ld. van 19 October j.l. N°. 17026, houdende mede deeling dat door den Voorzitter der Oudheidkundige Com missie het voorstel gedaan werd om het Museum van oudheden te Djokjakarta naar elders in Midden-Java over te brengen, met dien verstande, dat de waardelooze stukken aldaar achterblijven en de voor's Genootschap's Museum gewenschte exemplaren, mits zonder schade gemist kunnende worden en ter keuze van een door de Directie in de plaats van den Majoor der Genie T. van Erp aan te wijzen persoon, [28 Oct. '12 114—8. 95 aan het Genootschap worden afgestaan ; met verzoek aan de Directie om, indien op de overbrenging van de bedoelde archaeologica nog wordt prijs gesteld, een persoon aan te wijzen aan wien, ter vervanging van den Heer van Erp, de keuze van een en ander kan worden opgedragen. (Not. 1911 p. 11, 28 en 60). Antwoorden dat de Directie gaarne haar medelid Dr. Krom met de keuze belast zou zien. 5. Renvooi van denzelfden van 19 Octoberj.l. N°. 26427, t. g. v. een missive van den Resident van Kedoe van den 8™ dier maand jST O . 7356/10, met bescheiden omtrent de vondst door den Inlander Moertomo der dessa Moentoek Kedawoeng, distr. Rowokèlè, van een aarden pot met 50 gekapte stukken zilver van verschillende grootte en voorzien van een zeer eenvoudig stempel, drie gouden ringen en nog twee stukken goud. Vóórdat het Bestuur achter deze vondst kwam waren reeds 8 der zilveren munten en de twee stuk ken goud tot armbanden en ringen versmolten. Opvragen om de numism. en arch. waarde te beoordeelen. 6. Aanbieding van eenige dagbladen en boekwerken bij missives van den Directeur van Justitie van 1 en 23 October j.l. N° s . 15338 en 16729. Bibliotheek. 7. Aanbieding van eenige zee- en schetskaarten en een zeemansgids O. I. Archipel deel I, bij missive van den Commandant der Zeemacht van 4 October j.l. N°. 10355. In de verzameling. 8. Missive van den Assistent-Resident van Wonosobo van 8 October 1912 N°. 4141/10, houdende verzoek om mede deeling of het bedrag van f 13.— voor den aankoop van een gouden kroon en 120 muntjes (Not. 1 Juli '12 111 17) hem is toegezonden en zoo ja, op welke wijze. Tevens 28 Oct. '12 118—12.] 96 wordt om bericht verzocht of de Directie de daarbij bedoelde pot en 2 bronzen armbanden nog toegezonden wil hebben en tegen welken prijs zij de gouden ringen denkt over te nemen. Antwoorden, dat het bedrag van ƒl3. — werd toegezonden bij postwissel van 17 Juli tegelijk met f 10.— wegens bronzen hanglamp met onderstel. Van de pot met arm banden wordt gaarne opzending verwacht ter beoordeeling van de archeologische waarde. Hetzelfde geldt voor de gouden ringen, omdat dezerzijds geen aanteekening gehouden werd, welke daarvan voor Leiden hadden kunnen bestemd worden, en op welken prijs die getaxeerd werden. 9. Missive van den Assistent-Resident van Salatiga van 10 October j.l. N°. 10671/68, meldende dat de voorwerpen bedoeld bij Not. Sept. '12 II 17 door tusschenkomst van het Departement van Onderwijs worden aangeboden. Informatie. 10. Missive van den Leider van het Exploratie detache ment ter Noordkust van Nieuw-Guinea van 6 September j.l. N°. 109, met aanbieding van 3 ingevulde woordenlijsten van het gedeelte der Waropenkust tusschen Makimi en Weinami, O. E. Geelvinksbaai. Dankbetuiging. 11. ld. van denzelfden van den 12 on d. a. v. N°. 27, houdende toezending van een catalogus met ethnografische beschrijving, behoorende bij 3 colli van Manokwari verzonden voorwerpen. Als boven. 12. Missive van den Assistent-Resident van Painan van 7 October 1912 N°. 1549/24, met ten behoeve der Oudheid kundige verzameling een afgietsel van een indertijd door den Heer Thomson in een tempel in Voor-Indië gevonden bas-relief, voorstellende de geboorte van Brahma. Dankbetuiging. [28 Oct. '12 II 13—17. 97 13. Aanbieding van den catalogus der Koloniale Land bouwtentoonstelling te Deventer door de gewezen Ned.-Indi sche Commissie daarvoor, bij schrijven van 7 October j.l. Aan den Heer Pleyte, gewezen voorzitter dier commissie wordt de dank der Directie betuigd. 14. Schrijven van den Heer E. F. Jociiim te Soekaboemi van 8 October j.1., naar aanleiding van hetgeen door de Di rectie besloten werd in zake zijn artikelen over Boroboedoer en Beelden te Djokjakarta en Prambanan. (Not. Aug. '12 I e en f en Sept.'l2 Ie), waarmede hij gaarne accoord gaat. Informatie. 15. Aanbieding van aflevering 1 en 2 van het Verslag over het vijfde jaar, 1911, der Vereeniging „Het Proefstation voor de Java-Suikerindustrie, bij schrijven van den Voorzitter van 3 October j.l. N°. 2442. Dankbetuiging. 16. Schrijven van den Heer H. Witkamp te Balikpapan van 13 September j.1., met verzoek omeenige inlichtingen omtrent de ruïne van een tempel bij den Soengei Panton, waaruit indertijd door den Sultan van Koetei eenige levens groote beelden aan het Genootschap moeten zijn toegezonden. Schrijver zal waarschijnlijk gelegenheid hebben over eenige maanden de bedoelde oudheid te bezoeken. Dr. Krom liet reeds een afschrift maken van de plaatsen in de Notulen waar over oudheden in Koetei gehandeld wordt, Not. 1895 p. 87—89, hetgeen aan den Heer Witkamp zal worden opgezonden. 17. Schrijven van den Heer P. V. van Stein Callenfels d.d. 9 October j.l. van den volgenden inhoud: (zie Not. Sept. '12 le.) Uwe geachte letteren dd. 30 September j.l. met bijlage, alsmede de daarin vermelde aflevering van het Tijdschrift 28 Oct. '12 11 17.] 98 ontving ik in goede orde en zeg ik U dank voor de wel willende aandacht aan mijn artikeltje geschonken. Tot mijn spijt was ik niet bekend met Dr. Krom's bijdrage, anders hadde ik ter zake Uw tijd niet in beslag genomen. Echter vermeen ik, na aandachtige lezing van het stuk van Dr. Krom, dat er nog wel een paar punten zijn aan te wijzen, die wellicht eene geringe wijziging toelaten in diens gevolg trekkingen. Over eenigen tijd hoop ik die aan Uw oordeel te kunnen onderwerpen. Tevens maak ik van deze gelegenheid gebruik Uwe ge achte opinie omtrent de ondervolgende punten te vragen. I°. In de mij toegezonden aflevering van Uw Tijdschrift trof ik o. m. aan een stel photo's van den Djaka-Dolok te Soerabaia en nam, als amateurphotograaf, ook met belang stelling kennis van de moeilijkheden door den Heer Molijn bij de opname ondervonden. Het trof mij bij de beschouwing der photo's, dat juist de gelaatstrekken door het slechte licht moeilijk te onderscheiden waren. Daar het nu een z. g. „portretbeeld" betreft, zou het misschien van belang zijn te trachten juist van het aangezicht alleen een meer door gewerkte en grootere opname te krijgen, hetgeen n. m. b. m. met behulp van een teleobjectief en magnesiumlicht misschien te bereiken valt. Mocht dit ook Uwe meening zijn, dan ben ik gaarne bereid te probeeren in hoeverre ik bij mijn volgend bezoek aan Soerabaja daarin slagen kan. 2°. Zooals U bekend zal zijn bestaat in dit gedeelte van Java (waarschijnlijk ook elders) de z. g. „toekang kentrong", een Javaansche sprookspreker. De door die personen voor gedragen verhaaltjes zijn, voor zoover mij bekend, eenvoudige vertellingen uit het dagelijksch leven, doch hebben misschien eenige waarde als proeve van hedendaagsche volksletterkunde. Mocht dit het geval zijn en zjjn die vertellingen, zooals b. v. Prawan Soenti, Tawangsari etc. nog niet opgeteekend, dan ben ik des gewenscht genegen hiervoor alsnog het noodige te verrichten. [28 Oct. 12 1117—18. 99 3°. Het geval met het mij onbekende artikel van Dr. Krom heeft meer dan ooit de wenschelijkheid voor mij persoonlijk aangetoond als liefhebber meer op de hoogte te blijven van de resultaten door mannen der wetenschap in hunne bijdragen aan Uw tijdsehrieft neergelegd, weshalve ik U beleefd zou willen verzoeken, indien U daartoe zoudt kunnen besluiten mij te doen mededeelen aan welke ver eischten ik zou moeten voldoen en welke formaliteiten ik zou moeten vervullen om tot lid van Uw Genootschap te kunnen worden toegelaten. Bij voorbaat betuig ik U hier voor mijn beleefden dank. Ten slotte heb ik de eer U hierbij aan te bieden een photo van een inscriptie door mij aangetroffen op een steenen vat of bak op het Administrateurs erf van de cultuur onderneming Soerowinangoen, dessa MelSja, ond. district Kandangen, district en afd. Paree, residentie Kediri. De photo is gemaakt ten behoeve der Oudheidkundige Com missie, welke bereids een exemplaar heeft ontvangen. Antwoorden dat de Directie zich aanbevolen houdt voor de op de voorgestelde wijze te maken photo van het gezicht van den Djaka-Dolok te Soerabaja. De vertellingen op geteekend uit den mond der „toekang kentrong" worden gaarne te gemoet gezien, om ze of voor de Edita of voor de Handschriftenverzameling te kunnen bestemmen. De voorwaarden aan het lidmaatschap des Genootschaps ver bonden zullen worden medegedeeld door toezending van een extract uit het Reglement. Om schrijvers belangstelling in de zaken die het Genootschap ter harte gaan is de Directie gaarne bereid hem desverlangd tot buitengewoon lid te benoemen. Dankbetuiging voor de photo van een inscriptie aangetroffen op een steenen vat op het adminis trateurs erf van de cultuuronderneming Soerowinangoen, district Paree, Kediri. 18. Schrijven van Mevrouw E. Berger te Malang van 12 October j.1., deelende mede dat zij voor de beschreven C 15947. Pijl met rieten schacht, met ingesneden lijnen versierd. De punt bestaat uit twee gedeelten. Het onderste gedeelte is rijk met figuren besneden, terwijl hier boven eene lange, breede, convex-concave bamboe punt is aangebracht, met het onderste gedeelte ver bonden door eene rotanombinding. Als boven. 15948. Pijl van bamboe met holle bamboepunt. Als boven. 15949. Pijl met rieten Bchacht, met lange niboenghouten punt, van weerhaken voorzien, en versierd met in gesneden figuren. Het uiterste gedeelte van de punt is gewapend met een puntig geslepen kangaroebeen. Als boven. 15950. Pijl met rieten schacht, versierd met ingebrande lijnen en figuren; de lange niboenghouten punt is van weerhaken voorzien en met ingesneden figuren versierd. Als boven. 15951. Pijl met rieten schacht, versierd met ingebrande figuren en lijnen en voorzien van een niboeng houten punt, al dan niet van weerhaken voorzien. Als boven. 15952. Vischpijl met rieten schacht; de punt van palmhout drietandig en versierd met om vlochten rotanbanden. Als boven. 15953. Pijl met rieten schacht, voorzien van lange, breede bamboe- of niboenghouten punt; versierd met uit gesneden figuren, omvlochten touwbandjes en van weerhaken voorzien. Als boven. 15954. Versiering, bestaande uit een stel schildpadden en schelpringen, versierd met gekleurde en witte kralen kettinkjes en hondetanden. Als boven. 15955. Kalkkalebas, langwerpig, versierd met ingebrande lijnen en figuren; stop, tevens kalklepel, uitgesneden tot een mannelijk beeldje. Als boven. 15956. Kalkkalebas, met ingebrande lijnen en figuren ver sierd en een eenvoudig gesneden houten stop. Sentani-meer (Ase). CC J. G. Dom, Tjebongan, Jogjakarta. J. P. Dom, Poerwokerto, Banjoemas. W. Doornik, Koeta-Radja. Th. J. H. van Driessche, Pontianak. H. A. Dijkman, Djombang. R. A. Ebbink, Weltevreden. H. van Eek, Tandjoeng-Radja. J. Einthoven, Soerabaia. Mr. J. Elshout, Padang. P. S. J. Eman, Telok-Betong. Mr. J. J. C. Enschedé, Wonokromo. W. A. Evers, Senggoeroeh. H. E. K. Ezerman, Tebing-Tinggi, Deli. Mr. P. Feenstra, Soerabaia. E. Fels, Pamalangsiantar, O. K. Sumatra P. H. Frülich, Sidhoardjo. D. E. van Galen, Jogjakarta. Mr. A. Galestin, Soemencp. F. J. Gentis, Soerabaia. G. Gerlach, Boea. Mr. J. Gerritzen, Weltevreden. S. J. van Geuns, Moeara Tambesi. S. G. Ginsel, Karimondjawa. K. Gjellerup, Magelang. G. L. Gonggrijp, Rembang. Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff, Buitenzorg. F. H. Greve, Singkel. P. J. van Gulik, Besoeki. W. F. H. Haag, Soerakarta. Dr. J. van Breda de Haan, Buitenzorg. E. Hamakers, Melangbong. A. J. Hamerster, Si-Djoendjoeng. L. J. Harmsen, Weltevreden. W. Ilasselman, Modjokerto. Mr. J. H. van Hasselr, Scmarang. Mr. C. W. baron van Heeckeren, Semarang. CCI Notulen 1912. 81. Mr. J. J. de Heer, Medan. R. L. A. Heil wig, Assahan. Mr. C. G. J. B. Henny, Weltevreden. A. M. Hens, Endeh, Flores. H. G. Heyting, Banjoemas. Th. A. L. Heyting, Djambi. H. C. van den Honert, Medan. Mr. W. F. Pjjnacker Hordijk, Jogjakarta. W. A. Hovenkamp, Moeara-Enim. P. A. Hjjnekamp, Grisee. A. H. G. Irabert, Cheribon. Mr. H. 's Jacob, Weltevreden. E. P. Janssen van Raay, Tirnor. E. F. Jochim, Soekaboemi. Jhr. A. H. W. de Jonge, Kraksaan. F. J. Junius, Bolaiing Mongondou. Z. H. Kamerling, Padang. Raden Kamil, Semarang. J. Kempen, Soerabaia. C. J. van Kempen, Loeboek-Pakam. R. E. Kerkhoven, Gamboeng bij Bandoeng. H. Ketner, Asahan. I. van Keulen, Weltevreden. W. J. Kikkert, Pekalongan. L. Knappert, Benkoelen. W. P. de Koek, Kediri. R. M. Ario Koesoemo Joedho Soemiodo, Madioen J. Seyne Kok, Atoepoepoe, Timor. P. J. Koot, Tjitjalengka. G. F. de Bruijn Kops, Tandjoeng-Pinang. Mr. Dr. M. S. Koster, Weltevreden. H. C. Kronouer, Weltevreden. W. F. J. Kroon, Denpasar, Zuid-Bali. H. J. Kruger, Tabanan. A. H. Kruijsboom, Goenoeng-Soegih. C. Krijgsman, Tjitjalengka. CCII B. ter Kuile, Soerabaia. D. van Hinloopen Labberton, Buitenzorg. F. A. E. Laceulle, Manondjaja. Mr. N. M. Lebret, Kedawoeng, Pasoeroean. F. A. Liefrinck, Weltevreden. J. H. Liefrinck, Jogjakarta. E. R. van Lier, BrebeB. E. S. Luijpen, Weltevreden. G. H. de Man, Toempang, Pasoeroean. Ph. J. van Marie, Menado. A. F. Marmelatein, Weltevreden. J. Uden Masman, Weltevreden. N. V. Masman & Stroink, Semarang. J. M. Masset, Pare-Pare, Celebes. Mr. H. M. Meertens, Weltevreden. Mr. J. H. Meisß, Weltevreden. O. R. A. Micbelsen, Weltevreden. Ch. M. Mioulet, Simpang-Ampat. J. A. F. C. van Moll, Djombang. F. Ch. N. van der Moore, Cheribon. R. A. M. Mooy, Tjitjoeroeg. A. Muhlenfeld, Wonogiri. W. D. B. Mulder, Toeban. F. Neumann, Weltevreden. Th. J. W. S. Neijs, Bangil. H. H. F. J. Nusselein, Loewoek, O. K. Celebes. F. W. L. A. de Nijs, Padang Sidempoean. V. Obdeijn, Maros. H. 1). A. Obertop, Pekalongan. R. M. Toemenggoeng Oetoijo, Japara. J. M. H. van Oosterzee, Weltevreden. G. Oosthout, Bandjernegara. W. Oudemans, Modjokerto. L. C. Ouwerling, Denpasar. Mr. J. H. Paehlig, Sampang. Mr. A. Paets tot Gansoyen, Soerabaia. CCIII K. Peereboom, Tegal. G. A. Pieper, Weltevreden. F. Pinke, Weltevreden. S. van der Plas, Medan. Mr. Th. B. Pleyte, Semarang. Mr. A. Maclaine Pont, Weltevreden. J. J. M. A. Popelier, Tjibatoe. B. N. Powell, Soerabaia. Dr. F. P. H. Prick van Wely, Mr.-Cornelis. E. J. H. Privé, Magetan. H. C. A. Quast, Langsa, O. K. Atjeh. R. M. E. Raaff, Jogjakarta. H. J. A. Kaedt van Oldenbarneveldt, Amboina. W. J. Kahder, Medan. Th. C. Rappard, Taroena. K. A. baron van Reede van Oudtahoorn, Poerworedjo. D. W. F. van Rees, Weltevreden. P. de Roo de la Faille, 's Gravenhage. K. F. H. Roos, Weltevreden. D. E. Cameron Rosé, Weltevreden. Mr. Th. A. Ruys, Weltevreden. D. de Ruyter, Widodaren, Üjember. H. Rijfsnijder, Weltevreden. F. W. M. de Rijk, Tegal. R. A. Salmon Soeria di Ningrat, Regent van Cheribon. L. H. van 't Sant, Weltevreden. R. Adipati Sasra di Ningrat, Soerakarta. B. Schagen van Soelen, Pasoeroean. J. Scheel, Kendal. Mr. Dr. W. F. Schimmel, Soerabaia. H. J. Schmidt, Segli. G. Scholten, Kediri. H. A. A. W. Schreuder, Saleier. Mr. J. J. Schrieke, Magelang. E. E. W. G. SchröJer, Saleier. H. F. Schröder, Banjoemas. CCIV G. Selleger, Besoeki. A. G. H. van Sluys, Makasser. J. N. Smith, Ploembon. E. R. Soeaman, Probolinggo. A. H. Spaan, Samarinda. P. A. M. Spaan, Keboemen. H. Spakier, Singapore. G. J. Staal, Buitenzorg. F. G. Stammann, Pekalongan. H. E. Steinmetz, Weltevreden. Th. W. L. Steinmetz, Semarang. J. J. Stieltjes, Weltevreden. J. A. Stoop, Dordrecht. H. van Straaten, Weltevreden. B. J. Suermondt, Magetan. H. N. A. Swart, Koeta-Radja. W. A. Temminck, Tjibëbër. W. C. Thieme, Bodjonegoro. E. F. Thijsaen, Semarang. H. Timmer, Sibarau, Deli. A. Tom, Poerworedjo. Mr. G. J. Nolst Trenité, Weltevreden. P. van Tubergen, Sindjaij. J. D. Vader, Koedoes. Dr. Th. Valeton, Buitenzorg. C. van de Velde, Palembang. A. F. Velders, tijdelijk Amsterdam. Th. J. Veltman, Tapatoean, Atjeh. J. P. Verheul, Lebong, J. F. Verhoog, Soreang, Kopo. J. R. F. Verschoor van Nisae, Paloe, Midden-Celebes. N. M. C. Verwey Mejan, Weltevreden. J. J. Verwijk, Magelang. A. D. Vischer, Kalianda. Mr,. G. Vissering, Weltevreden. H. L. C. B. van Vleuten, Handoeng. CCIX Vondst te Pase (Atjeh), p. 110, 112. Gouden plaatje met inscriptie uit de Diëng, p. 110, 112. Beschreven gouden en zilveren plaatjes van de Penang- goengan, p. 114. Beschadiging van beschreven steen D. 76, p. 115. Ethnografie. Voorwerpen uit Zuid Nieuw-Guinea, p. 4, 42, 82, 93. Overbrenging der voorwerpen naar de nieuwe Schatkamer, p. 8. Beeld van palmstam van de Humboldtsbaai, p. 8. Voorwerpen West Nieuw-Guinea, p. 8. Twee olifantstanden afgevoerd voor het Zool. Museum te Buitenzorg, p. 16. Voorwerpen Noord Nieuw-Guinea, p. 17, 40, 42, 51, 54,76,96. Kostbare wapenen uit de familie van den Soesoehoenan, p. 18, 42. Verslag over de verzameling, p. 20. Kaïns van den Sultan van Bima, p. 35, 39, 58. Poepoehoenan voor den rijstsnit, p. 44. Gouden kris-handvat, p. 56. Geografische rangschikking, p. 65, 68. Celebes-museum, p. 75. Urn uit Celebes, p. 85. Uit de verzameling afgevoerde voorwerpen, p. 87, 100. Staatsielansen uit Kota-Waringin, p. 112. Bibliotheek. Dagbladen enz. van liet Departement van Justitie, p. 3, 17, 38, 52, 61, 74, 80, 95. Woordenlijsten, p. 4, 5, 39, 40, 52, 83, 96. A. Maass, Durch Zentral Sumatra, p. 5. Dr. F. Elbert, Die Sunda Expedition, p. 6. Afstand van exemplaren van edita aan personen en instel lingen, p. 7, 28, 38, 56, 76, 85, 113. A. C. E. Caillot, Histoire de la Polynésie Oriëntale, p. 11. Dr. J. Groneman, Een verweer, p. 11. CCV H. A. Voet, Ilenibang. H. Vogel, Lausanne. L. M. Vonck, Mataram. L. van Vuuren, Weltevreden. S. Wachter, Soerabaia. J. P. Jaunette Walen, Weltevreden. F. A. Th. Warnecke, Semarang. J. M. Wassink, Kebajoran. F. L. Wattendortt', Rambipoedji. H. E. Taylor Weber, Tjibadak. H. Th. Weehuizen, Ketapang, Pontianak. F. Th. J. Weifienbach, Tjiamia. H. J. E. Wenckebach, Weltevreden. G. J. A. Westenenk, Kedoe. G. L. Weijnechenk, Jogjakarta. J. W. White, Magelang. Mr. A. J. Andrée Wiltens, Weltevreden. A. Tigler Wijbrandi, Weltevreden. Jhr. Mr. H. C. van der Wijck, Jogjakarta. E. A. Zeilinga, Weltevreden. G. L. van Zuijlen, Selokaton, Semarang. CCVIII Aarden schotel en bronzen schel uit Temanggoeng, p. 37. Gouden voorwerp uit Brebes, p. 38. Porceleinen olifant uit Malang, p. 38. Gouden ringen en oorhangers uit Malang, p. 38. Beschreven steen uit Ponorogo, p. 40, 53. Beschreven steen Padang, p. 42. Grafsteen van Leran, p. 45, 53, 55. Graf van Malik Ibrahim, p. 46. Gouden ring met Hiudoe-iuscriptie uit ïemanggoeng, p 51,59. Gouden voorwerpen uit Salatiga, p. 53, 75, 79. Hindoe-sarcophaag met inscriptie, p. 55. Beschreven steen uit de Hatanghari, p. 59. Zonnewijzer van Pagerroejoeng, p. 60. Voorwerpen uit Grobogan, p. 60. ld. uit Malang, 61, 73. Gouden halssieraad uit Bondowoso, p. 61. Uitgevoerde voorwerpen afkomstig uit Noord-Indië en Thibet, p. 73. ld. uit Ned.-Indië, p. 73. Kuiling van steenen Brahmakop en spuier tegen voorwerpen van het Museum, p. 73. Piagem uit Magelang, p. 77. Bronzen beeldje van Hayagriwa, p. 77, 84. Koperen presenteerbladen uit Magelang, p. 80. Koperen voorwerpen uit Salatiga, p. 82, 96, 111. Bronzen plaat uit de Tenger, p. 190. Uit de verzameling afgevoerde voorwerpen, p. 87. Overnummering, p. 88. Beschreven steenen van Mevr. Berger te Malang, p. 88, 99. Intrekking van het Museum te Djokjakarta, p. 94. Afgietsel van een Britsch-Indisch bas-relief over de geboorte van Brahma, p. 96. Hindoe-ruïne in Koetei, p. 97. Beeld 'N°. 296 a een Kali-Doerga, p. 101. Beschreven steen van Banka, p. 103. Vondst te Tile-tile (Saleyer), p. 107. CCX Mr. A. Neytzel de Wilde, Welvaartstoestand der Inl. be volking, p. 11. Catalogus Departement van Koloniën, p. 15. Nova-Guinea, p. 16. Geologie Ost-Asiens und Australiens, p. 16, 59. Verslag over de bibliotheek, p. 28. H. P. van der Kemp, Oost-Indië's herstel in 1316, p. 35. Lea droits de chasse dans les colonies, p. 36. Rapport der Suriname-commissie, p. 37. Indian Statutes en Digest of Indian Law cases, p. 40, fi2. Jaarverslag Billiton-Maatschappij, p. 43. P. Perdrizet, Bronzes grecs d'Egypte, p. 43. R. Brandstetter, Das Verbum in den Indonesischen Sprachen, p. 43. Jaarboek der Koninklijke Marine, p. 52. Mr. G. Vissering, over Muntwezen, Handel en Bankwezen, p. 52. Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg, p. 58, 109. C. M. Pleyte, Inl. Nijverheid in W.-Java I en 11, p. 59, 110. Zendingstijdschrift de Macedoniër, p. 63. Zendingsblad der gereformeerde kerken in Nederland, p. 63. Bulletin of the Northern Territory, p. 74. Dr. H. N. van der Tuuk, Kawi-Balineesch-Ned. woorden boek IV, p. 74. Jaarboek voor Suikerfabrikanten op Java, p. 76. Mededeelingen proefstation voor tabak, p. 80. Mr. G. Vissering, On Chinese currency, p. 81. Catalogus der boekerij van de Posterijen, p. 81. Paul Brune, Dictionnaire des artistes etc. de la France, p. 83. Dr. N. Adriani en A. C. Kruijt, De Baree sprekende To radja's, p. 94. J. E. Jasper en Mas Pirngadie I hot Vlechtwerk in N. I. p. 94. Catalogus Kol. Landb. tentoonstelling Deventer, p. 97. Verslag Proefstation Java Suikerindustrie, 97. L'expansion coloniale (tijdschrift), p. 113. CCXI Handschriften, Prenten, Kaarten, Photo's, Varia. Photo van een wapenbord, p. 6. Wetensch. nalatenschap van Dr. Riedel, p. 10, 114. Kaarten van het Departement van Marine, p. 17, 52, 61, 74, 80, 95, 111. Battaksch tooverboek, p. 21. Photo's van rijkssieraden Boni, p. 21. Photo van Sultan Bima met gevolg, p. 21. Verslag der handschr. verzameling, p. 22. Cliché'B van Woodbury en Page, p. 26, 46. Maleische legende over steenen bijlen Palembang, p. 43. Twee Javaaüsche bewerkingen van Arabische teksten, p. 43. Oud-Soendasch handschrift, p. 44, 86. Bataksche handschriften, p. 45. Manuscript van Dr. van der Tuuk's Kawi-Balineesch Wb., IV, p. 46. Palmblad-handschrift in rood gelakte doos, p. 64. ld. in Kawi-Javaanscb, p. 65. Muntafdrukken en volksversjes, p. 79. Lontar-bandscbrift uit Krawang, p. 82, 100, 101. Korte schets van de WajangPoerwo door den Regent van Modjokerto, p. 87. Photo Djaka-dolok Soerabaja, p. 98. Vertellingen door z. g. toekang kentrong, p. 98. Handschrift te Leiden als onß Darmo Lëlangon, p. 100. Photo's der forten te Ambon en Ternate, p. lil. ld. van het tegenwoordig magazijn van kleeding Batavia, p. lil. Historie. Graven uit den Compagniestjjd te Serang, p. 19. Lila's en oud-Holl. kanon te Menado, p. 36, 81. Genealogische inlichtingen over de familie Hofmeyr, p. 38, 52, 62, 75, 79, 112. Stempel van het voormalig College van Curatoren, p. 44. Bewaring van monumenten uit den Compagniestijd, p. 57. Afkondiging uit den tijd van Daendels, p. 86. CCXII Penningkunde en Sphragistiek. Munt uit Assam van 1651 Soka, p. 7. Verslag over het Munt- en Penningkabinet, p. 20. Munten uit Indratnajoe, p. 45. Munten uit Banjoemas, p. 75. Lakafdrukken van ringen-inscripties, p. 88, Zilveren munten uit Kedoe, p. 95. Munten uit Pase (Atjeh), p. 110. Munten uit Malang, p. 111. Geldmiddelen. Rekening en verantwoording over 1911, p. 1. Begrooting 1912, p. 1, 13. Verkoop van 's Genootschap's Inschrijving Ned. Werk. Schuld, p. 6. Loonen inlandsch personeel, p. 19, 21, 64. Verslag over het beheer van den penningmeester, p. 23. Rekening bij Nijboff, p. 54. Tijdelijke extra-bewaking, p. 50. Verhooging der subsidie, p. 13, 50, 69, 90/92. Personalia. Dr. Hazeu Directeur van Onderwijs en Eeredienst, p. 3. Laatste hulde aan wijlen het Eerelid Dr. Riedel, p. 6. Commissie van jaarlijksche opname der verzamelingen, p. 7. Dr. Krom neemt weder de zorg voor de uitgave der Oudh. rapporten op zich, p. 9. Dr. Kinkcs in plaats van Dr. Hazeu medeconservator der handschriften, p. 11. Commissie voor de reorganisatie der werkzaamheden, p. 11, 13. De Heer Moquette treedt af als mede-conservator der Ethno grafische Verzameling, p. 21. De Heer H. Rijfsnijder lid der directie, p. 28, 30, 39. De Heer Alfred Maass te Berlijn correspondeerend lid, p. 43. Europeesch personeel, p. 45, 55. De Heer Pleyte's cursus in het Soendaneeach, p. 45 CCXIII De Heer van Wettum met verlof, p. 56. Dr. van Ronkel op dienstreis, p. 64. De Heer Zimmermann met verlof naar Europa, p. 81. De Heer P. V. van Stem Callenfels buitengewoon lid, p. 99, 113. De Heer Pleyte afwezig, p. 114. Regent van Modjokerto hlerelid, p. 115. Hulde aan het Eerelid Prof. Kern, p. 115. Door de Regeering in bewaring gegeven voorwerpen. Twee olifantstanden afgevoerd voor het Zool. Museum te Buitenzorg, p. 16. Ethnographiea Noord Nieuw-Guinea in bruikleen, p. 17. Edita. Oudheidkundige verslageD, p. 1, 15, 48, 48/50, 72, 78, 103, 105, 111. C. M. Pleyte, Badoejsche geesteskinderen, p. 2. J. P. Moquette, De datum op den grafsteen van Malik Ibrahim te Grissee, p. 2. Manuscripten die niet gepubliceerd werden, p. 2, 54, 72, 76, 79. Kuiling van Edita, p. 5, 43, 54, 84, 108. Boroboedoer-monografie, p. 15. L. M. F. Plate, Lijkanthropie bij de Sasaks, p. 15. P. v. Genderen Stort, Kenja-Dajaksche Woordenlijst, p. 16. Brandes, p. 18, 30/35, 84, Epigrafische nalatenschap van — Balineesche Kropak, p. 19, 76, 88. Dr. N. J. Krom, Beelden van Tj. Rimbi, p. 35. Nota's van toelichting van Paloe, Dolo enz., p. 36. Dr. F. de Haan, Priangan, p. 44, 89, 114. Digoel-expeditie door Dr. B. Branderhorst, p. 44, 58. Maleische vertaling van de Gids voor de Schatkamer, p. 46, 85. Dr. K. G. F. Steller, Een bijdrage tot de kennis van het Talaoetsch, p. 47. O. G. Heldring, Ethnogr. Schets der ilarinde Anim, p. 58, 85. CCXIV D. van Hinloopen Labberton, Sanskr. Mahadjana en Jav. Mëdjana, p. 58. L. C. Westenenk, Opmerkingen over Verbeek's Hindoe ruïnen aan de Kampar-rivier, p. 58. Herdruk van artikelen der edita, p. 63, 109. C. M. Pleyte, De kluizenarij op de Goenoeng Padang (Soendaneesch), p. 72. E. P. Jochim, Beelden te Djokjakarta, p. 72, 97. Dr. D. A. Rinkes, Heiligen VI en VII, p. 79. Dr. N. J. Krom, Het jaar van den val van Majapahit, p. 92. E. P. Jochim, Airawata, p. 92. G. K. B. Agerbeek, Ned.-Sasaksche woordenljjst, p. 93, 110. Commissie van pneadvies voor binnenkomende manuscrip ten, p. 93. P. Treffers, Kantteekeningen op Sarasin's Reise in Celebes, p. 93. ld., Verhalen van de To Lelaki, p. 93. W. K. H. Peuilletau de Bruijn, Gebruiken en taal der Kaja's aan de Noordwest-rivier, p. 93. Nota over de urn uit Celebes, p. 93. G. Maan, Makassaarsche verhalen in Toeratea dialect, p. 94. Tjentini, p. 103. Javaansche bibliographie, p. 105. W. A. Pénard, de Patoentoeng op Celebes, p. 112. P. V. van Stein Callenfels, Hayam Wuruk, p. 113. Diversen. Verzoek Museum „Prins Hendrik" om bedacht te worden, p. 3. Bespreking van werken in onze Edita, p. 5, 7. Dankbetuiging aan Albrecht & Co., voor 10 prachtexem plaren van den Gids voor de Schatkamer, p. 8. Inbraak in het Museum, p. 41. Bewaking door een militaire wacht, p. 47. Overlast van auto's op het Museumterrein, p. 55, 63. Diploma's en bronzen medaille van de Bruss. tentoonstel ling, p. 62. CCXV Boven verdieping voor het Museum, p. 64, 69, 113. Gratis distributie van J. E. Jasper en Mas Pirngadie's „ Vlechtwerk", p. 68. ld. van de a.s. Boroboedoer-monografie, p. 80. Drukfouten op den omslag der Notulen, p. 85. Mogelijkheid eener verlaging der contributie, p. 89, 94. Priangan kosteloos aan alle leden, p. 89. Sluiting van de colonnade aan de Noordzijde van het Museum, p. 100. CI 15957. Kalkkalebas, langwerpig met op den hals inge brande figuren en lijnen en met een houten stop. Als boven. 15958. Kalkkalebas, klein model, met houten stop, onver sierd. Als boven. 15959. Kalkkalebas, zeer klein model, onversierd, zonder stop. Als boven. 15961. Klapperdop, met uitgesneden figuren en lijnen ver sierd en met eene kleine ronde opening. Als boven. 15962. Klapperdop a. b., de opening afgesloten door een bundeltje gedroogde bladeren. Als boven. 15963. Lepel van klapperdop, aan de bolle zijde versierd met ingesneden figuren en lijnen. Als boven. 15964. Lepel, hout. Als boven. 15965. Vork van niboenghout of been, drietandig, handvat eenvoudig uitgesneden. Als boven. 15966. Lepel van casuarisbeen. Als boven. 15967. Lepel van varkensbeen, versierd met ingesneden figuren en lijnen. Als boven. 15968. Eetstokje, bestaande uit twee niboenghouten stokjes; de boveneinden aan elkander verbonden door een omvlochten rotanbandje. Als boven. 15969. Eetvorkje, bestaande uit een dubbel gebogen sago bladnerf. Als boven. 15970. Lepel van hout, de steel is uitgesneden tot een beeldje. Als boven. 15971. Vork van hout, drietandig, het boveneinde versierd met eene uitgesneden figuur. Als boveD. 15972. Sagoroerder, hout, het boveneinde met uitgesneden figuren versierd. Als boven. 15973. Stuk hout. Het ondereinde gespleten, het handvat uitgesneden als een mannelijk beeldje. Onder het boveneinde twee gevlochten rotanringen. Gebruikt bij het sagowasschen. Als boven. 15974. Sagoklopper van hout. Het klopeinde bestaat uit een uitgeholden, kegelvormigen steen. Als boven. CII 15975. Sagoschotel van hout, aan de convexe zijde versierd met ingesneden figuren. Aan den schotel bevindt zich een oor, bestemd om deze op te hangen. Als boven. 15976. Vrouwelijk houten beeldje. Als boven. 15977. Stuk steen. Als boven. 15978. Bijl, steenen lemmer. Als boven. 15979. Bijl a. b., klein model. Als boven. 15980. Bijl. De steel is met figuren en met een beeldje uitgesneden. Nabij het topeinde is een rond gat ge boord, waarin een gespleten stuk hout steekt, in welks ondereinde een puntig geslepen steen met rotanom binding bevestigd is. Als boven. 15981. Beitel. In het gespleten ondereinde van den steel is de ijzeren beitel door rotanom vlechtingen stevig bevestigd; het handvat uitgesneden als een beeldje. Als boven. 15982. Hamer van, hout, de steel versierd met uitgesneden figuren. Als boven. 15983. Wiedgereedschap in den vorm van een plat houten spatel. Als boven. 15984. Pagaai met smal plat blad, aan beide zijden met uitgesneden figuren versierd. Als boven. 15985. Pagaai met zeer smal blad, onversierd. Als boven. 15986. Model van eene prauw. Als boven. 15987. Band van gevlochten rotan, versierd met horizontale en vertikale zwarte strepen. Als boven. 15988. Versiersel, bestaande uit een vlechtwerk van lianen touw, versierd met platgeslepen varkensslagtanden en met, door gom vastgehouden, zwarte vruchtpitten en nassaschelpen. Aan den onderkant touwfranjes. Het geheel heeft een hartvorm. Borstversiersel bij dansfeesten en in den oorlog. Als boven. 15989. Tasch van gevlochten touw met roode, blauwe en gele strepen. Aan de tasch hangen als versiersels, touwfranjes, kleine blauwe kralen, kleine grijze vruchtpitten, gedroogde bladeren en een stuk ge klopte boomschors. Als boven. CIII 15990. Knoophout, aan beide zijden versierd met ingesneden figuren en aan de uiteinden van een gat voorzien. Als boven. 15991. Hanger, hout, vogel, met ingesneden figuren versierd. Aan den bovenkant een rond gat. 15992. Mand van gevlochten lianentouw, met deksel. Als boven. 15993. Danshoed, bestaande uit een geraamte van rotan, ombonden met boomschorstouw en van boven uit loopend in een palmhouten pen, waarop een houten vischje is gestoken. Als boven. 15994. Hoofdversiersel, bestaande uit eene stervormige, houten, halve maan, aan de voorzijde beschilderd in wit, blauw, rood en geel. "Wordt met een touw boven op het hoofd gedragen. Als boven. 15995. Haarkam van niboenghout, veertientandig, versierd met koeskoesvel. Op den kam is een dun bamboe latje gebonden, op welks boveneinde, een houten dierenfiguur, beschilderd in rood en blauw en ver sierd met eenige kippevederen. Als boven. 15996. Haarpen, tweetandig. Als boven. 15997. Dierenfiguur, hout, beschilderd in rood, blauw en geel. Haarkamversiering. Als boven. 15998. Visch, vlierhout, beschilderd in rood, blauw, zwart en wit. Als boven. 15999. Varken, hout, beschilderd in zwart en wit. Dans versiersel. Als boven. 16000. Visch, vlierhout, rood en blauw beschilderd. Als boven. 16001. Beeldje, hout, hurkend. Dansversiersel. Als boven. 16002. Visch, vlierhout, rood, wit en zwart beschilderd. Dansversiersel. Als boven. 16003. Prauw, vlierhout, waarin een zittend popje. De prauw is met uitgesneden figuren versierd, rood, wit, zwart en groen beschilderd. In het haar van het popje steken eenige vederen. Dansversiersel. Als boven. CIV 16004. Dansversiersel, hout, voorstellende twee visschen. Het onderstel wordt met een touw op het hoofd gebonden. Beschildering in rood, zwart en wit. Als boven. 10005. Danshoed, het onderstel bestaat uit een van vlierhout gesneden, helmvormigen hoed, waarop een varken staat. Helm en varken vormen één geheel en zijn uit één stuk hout gesneden. Het varken is beschil derd met roode, blauwe en witte strepen. Als boven. 16006. Danshoed, zeer groot, vlierhout, in den vorm van eene casuaris, en overtrokken met een natuurlijken balg. Hals en kop met rood doek en blauw papier omwonden. Het onderstel is uitgehold om den hoed op het hoofd te plaatsen. Als boven. 16007. Trom in tifavorm. Het trommelvel van casuaris huid is omsloten door een dikken, ronden band van boombast vezels. De trom is met uitgesneden figuren versierd en voorzien van een uitgesneden handvat. Als boven. 16008. Kalebas, met langen hals en met ingebrande figuren versierd. Als stop dient een stokje, waarop een mannelijk houten beeldje is uitgesneden. Beeuw. 16009. Kalebas met ingebrande lijnen versierd. Als boven. 16010. Stukken reukschors. Worden met de sirih gekauwd. Als boven. 16011. Vuurtang van een doorgebogen stokje. Als boven. 16012. Vuurtang. Waf. 16013. Vuurtang. Beeuw. 16014. Sagoroerder, beschilderd met roodgeverfde ringen, aan het boveneinde is een klein menschelijk gezicht uitgesneden. Als boven. 16015. Sagoroerder, versierd met zwartgeverfde ringen. Als boven. 16016. Sagoroerder, groot model, met op het midden eene uitgesneden versiering en met eene beschildering in zwarte lijnen. Waf. CIX 16120. Taachje a. b. Mande. 16121. Gelaatsbedekking, band van katoen met versiering van casuarisvederen. Als boven. 16122. Hoofdversiersel van gevlochten touw, waarop nas saschelpen en zwarte kralen zijn bevestigd. Als boven. 16123. Oorring, slagvleugelpennen van den casuaris. Als boven. 16124. Neusversiersel, twee geslepen stukjes schelp. Als boven. 16125. Halsband met eene versiering van zeeschelpen. Als boven. 16126. Schouderband van gevlochten touw. Als boven. 16127. Armband van gevlochten touw met opgeregen nassa schelpen en zwarte kralen. Als boven. 16128. Lendenband a. b. Als boven. 16129. Lendenketting, een touwsnoer met aangeregen been cylinders en groote doorboorde vruchtpitten. Als boven. 16130. Versiersel, stuk vlierhout met ingestoken veder versiering. Als boven. 16131. Muziekinstrument. Zie 16064 en 16065. Als boven. 16132. Heilige fluit van bamboe met ingebrande figuren versierd. Als boven. 16133. Heilige fluit a. b. Als boven. 16134. Dolk van casuarisbeen. Als boven. 16135. Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 16136. Pijl met rieten schacht, versierd met ingebrande figuren. De lange punt van bamboe of niboeng hout is van weerhaken voorzien, versierd met in gesneden figuren. Ombinding met lianentouw. Als boven. 16137. Pijl met rieten schacht, versierd met ingebrande figuren. De punt met ingesneden figuren versierd is met een puntig kangaroebeen gewapend. Als boven. CL 4. Aanteekeningen voor de uitgave van de Pintoe Gerbang. 5. Aanteekeningen over Minahasische poëzie, 12 stukken. 6. Lijsten van namen van inlandsen gereedschap. 7. Versregels gezongen bij het maharemba, Tom boeloe'-sch met Maleische vertaling; idem bij het mahaengket. 8. Tomboeloe'-sch verhaal van Roemimpoenoe'. 9. Aanteekeningen behoorende bij het Nederduitsch- Minahasa-Maleisen woordenboek. 10. Over oude gebruiken der Tomboeloe's; Hol landsch, potloodschrift; twee stukken. 11. Verhaal van den priester Kora', Tomboeloe'-sch, potlood. 12. Maleische verhandeling over huwelij ksgewoon ten in de Minahasa. 13. Ethnografische bijzonderheden omtrent de be volking van Qalela en Tobelo; Hollandsch, pot lood. XXII. 1. Vijfvoudige woordenlijst: Maleisen, Galelasch, Soelasch, Boeroescb, Tobelosch. De woorden zijn geordend in de Maleische kolom naar het Arabische alfabetb, hoewel alles in Latijnech karakter ge schreven is. Zeer duidelijk schrift. 2. Een lijstje van 37 woorden in tien dialecten van Alor, links Maleisch; zeer goed schrift. 3. Een gesprek in de behasa Sapalewa (Ceram), met interlineaire vertaling in het Maleisch, 7 bl. lang. Vervolgens een oud gedicht over zekeren Dati Ta maoela van het dorp Paoelohi, eveneens met inter lineaire Maleische vertaling. Aan het slot eene kleine verklaring in het Maleisch. 4. Een eedformulier in kolommen opgesteld met Maleische vertaling er naast (behasa Alifoeroe, waar schijnlijk Ceramsch). CLI 5. Lijst van Ceramsche woorden met Maleische vertaling: I. Amahaj en Sahoekoe. 11. Elpapoeti. 111. Zuid-Ceram. IV. Awaja. V. Wahaj. 6. Maleische verhandeling over godsdienstige ge bruiken uit Noniani (Noniali), Ceram. 7. Een schoolschrift met Ceramsche liederen en in terlineaire Maleische vertaling (dialect van Roemakoe). Aan het slot eene opgave van do telwoorden. 8. Woordenlijsten en zinnen in verschillende Ce ramsche dialecten en Maleisch, potlood. 9. Een gezang in het dialect van Amahai, Zuid- Ceram, dat gezongen werd door jonge meisjes, wier tanden reeds gevijld waren, met interlineaire Ma leische vertaling. Aan het eind eene verklaring in het Maleisch. 10. Liedjes in de volkstaal uit de afdeeling Wahai (West-Ceram) met vertaling en verklaring in het Maleisch. Eedsformulier in dezelfde taal met inter lineaire Maleische vertaling. Een zang met interlineaire Maleische vertaling over het koppensnellen. Woorden en zinnetjes (potlood), Maleisch en No manisch of Lomanisch, Noord-Ceram. 11. Een lied uit West-Ceram, met interlineaire Ma leische vertaling. Vooraf wordt verklaard dat het op vier wijzen (pois, oud-Holl. voois) gezongen wordt; duidelijk schrift. Aan het eind eene korte verkla ring in het Maleisch, over de zangwijzen. 12. Een gezang bij gelegenheid van het tanden slijpen, afkomstig van Elpapoeti, West-Ceram, met interlineaire Maleische vertaling, duidelijk schrift. Aan het eind eene toelichting in het Maleisch. CLII 13. Ceramsch lied uit Sapaleva, met interlineaire Maleische vertaling, en toelichting in het Maleiseh aan het eind. 14. Maleisch-Ceramsche woordenlijst van de taal van Sapaleva, Eti en Tala; duidelijk schrift. Een gesprek in diezelfde taal met interlineaire Ma leische vertaling. 15. Lijst van talen, en de plaatsen waar zij ge sproken worden op Ceram. "Woordenlijst (potlood) in de taal van Teloeti en Maleiseh. 16. Drie losse bladen waarop met potlood eene lijst van een der Ceramsche dialecten, met Holland sche vertaling. 17. Een Maleisen leesboekje; zeer verbleekte inkt. 18. Eene verzameling Maleische spreuken en uit spraken, gedateerd Tanawangko 4 , 1862. 19. H.S. van het Maleische werkje Pintu Gerbang, deel XIV, handelende over aanplantingen. 20. Verhandeling (potlood) over Flores. 21. Tomboeloe'-sche eedsformulieren (potlood); daar naast verklaring van een aantal woorden. Achter aan eene Engelsche vertaling. 22. Gorontaleesch-Maleisch woordenlijstje (potlood). 23. Verhandeling over Indonesische rechtsbegrippen over den eigendom van den grond. 24. Woordenlijst in het Hollandsch-Sangirsch (Siaoe), Tomboeloe', Bantiksch, Mongondowsch, Bolangoeki, Kaidipansch en Gorontaleesch. Achter de Mongo ndowsche woorden staat met potlood de vertaling in het Talaoetsch; duidelijk schrift. 25. Gorontaleesch gezang met interlineaire Malei sche vertaling. 26. Gezang in het Bolangoeki, met interlineaire Maleische vertaling. CLIII Notulen 1912. 18. [111. 1. Negentien Sangireesche verhalen (potlood), met interlineaire Maleische vertaling. 2. Idem, zonder nummers. 3. Sangireesche verhalen, zonder vertaling. 4. H.S. van de Sangireesche volksliederen, uitge geven in het Tijdschrift v. d. T. L. en V. K. v. N. I. XVII: 281. 5. Twee Sangireesche verhalen, gevolgd door twee Maleische over Sangir. 6. Autobiographie van een Sangirees; daarnevens eene Maleische vertaling, met potlood. 7. 97 Sangireesche liederen. 8. Maleisch verhaal van Matan Sangiang, blijkbaar uit het Sangireesch. 9. Sangireesche gezangen „kakoembaedë"', 2 bladz. 10. Sangireesche versregels. 11. Vertaling in het Maleisch van Sangireesche poëzie. 12. Lijstje van hoofden van eenige Sangirsche landschappen. 13. Sangireesch gedicht Matan Sangiang. 14. Maleisch-Sangireesche woordenlijst (potlood), in de volgorde van het Arabische alphabeth; niet voltooid. 15. Sangireesche liedjes met interlineaire Maleische vertaling (potlood). 16. Een blaadje met Sangireesche liederen, ge nummerd 18—24. 17. Een stukje geschiedenis van Siaoesche hoofden. 18. Aanteekeningen over eenige Sangirsche land schappen. 19. Aanteekeningen over Sangir. 20. Aanteekeningen over Sangireesche spraakkunst. 21. Reis naar de Sangirsche eilanden met de „Etna" in April 1854. 22. Opstel over de Sangir- en Talaut-eilanden, April 1854. XXIII. CLIV 23. Eenige losse bladen met aanteekeningen over Sangir en de taal; daarbij losse stukjes litteratuur. 24. Een reisverhaal in bet Sangireesch. 25. Sangireesche verhalen. 26. 16 verhalen in het Sangireesch, uitgegeven als leesboek, Dep. v. Leermidd. N°. 298. 27. 100 Bantiksche verhaaltjes; duidelijk geschreven. 28. Idem, in potlood. 29. Tagaalsch alphabet, in staand en cursorisch schrift, met proeven van Tagaalsche zinnen, met transscriptie. 30. Twee Soewawasche vertellingen, waarvan een is uitgegeven (overdruk bijgevoegd). 31. Gedeelte van hetzelfde H.S. als 27 en 28, potlood, slecht leesbaar. 32. Hollandsch-Bantiksche woordenlijst (potlood), n.l. de letters A, B, C, D. 33. Bantiksche versregels met Maleische vertaling, potlood, goed leesbaar. 34. Bantiksche verhalen met interlineaire Maleische vertaling, waarbij nog twee beter leesbare copieën. 35. Dagboek met aanteekeningen over reizen van Menado uit ondernomen. 36. 17 artikelen met bepalingen in bet Sangireesch, Siaoesch dialect, van een hoofd, genoemd Soekalawoe. 37. Catechisatieboek in het Sangireesch in twaah lessen, in vragen en antwoorden. 38. Sangireesche verhalen, potlood, genummerd met Romeinsche cijfers LXXII—XCII. 39. Gorontaleesch verhaaltje, potlood, met inter lineaire Maleische vertaling. CLIX Bolsius (A.), Toelichting bij het artikel: ff-um-a of-Ku-ma. (Overg. uit de Bijdragen tot de Taal-, Land- en Vol kenk, van Ned.-Indië deel 66.) B°. Brune {P.), Dictionnaire des artistes et ouvriers d'art de la Franche Comté. Paris 1912. 4°. — Publications pour faciliter les études d'art en France, par Provinces. Mededeelingen van het Bureau voor de Bestuurszaken der Buitenbezittingen bewerkt door het Encyclopedisch Bureau, 's Hage 1911. B°. Aflevering 1, 2. Voorloopige verzameling voorschriften betreffende den bur gerlijken geneeskundigen dienst. Batavia 1911. B°. Publications of the Carnegie Institution of Washington. Pricelist, classifïed descriptive lists and index of authors. Washington 1912. B°. Case (E. C), A revision of the Cotylosauria of North- Amerika. Washington, D. C, 1911. 4°. (Carnegie In stitution of Washington publication N°. 145.) Catalogue of the Rost collection in the Raf Hes library. Singapore 1897. B°. Catalogus der Koloniale Landbouw-tentoonstelling Deventer 1912 6 tot en met 21 Juli. Deventer. B°. Catalogus der Bibliotheek van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst te Batavia. (Bijgewerkt tot 1 April 1912.) Weltevreden 1912. B°. Chatelier (A. Ie), Politique Musulmane. Lettre a un Con seiller d'Etat. (Extrait du Revue du monde Musulman 1910). Paris. B°. Coblentz (W. W.), A physical study of the firefiy. Wash ington, D.C. 1912. B°. (Carnegie Institution of Wash ington publication N°. 164). Bibliotheca Universitatis Leidensis. — Codices manuscripti 111. Codices bibliotheca! publicie Latini. Cordier {H.\ Bibliotheca indosinica. Dictionnaire bibliogra phique des ouvrages relatifs a la péninsule Indochinoise. Vol. I. (Publications de I'école franyaise d'extrême oriënt vol. XV). Paris 1912. B°. CLVIII Serat koela-pratama karanganipoen Kaden Marta Ardjana. Batavia 1912. B°. Asakawa (K.), Some of the contributions of feudal Japan to the new Japan. (Reprinted from the Journal of Race development 1912.) B°. Asmoso (Mas Prawiro), Parèbbasan èterrangaghi sarana dhoengèng. Esalen dari otjaq djhiibil biq. Semarang 1911. B°. Woewoelang betjiq salawé idji, panoentoening Boedi Oetama, kinarang déning Mas Mangkoe-4 £»««//«. Batawi 1911.8°. Onoranze centenarie internazionali ad Amedeo Avogadro. 24 Settembre 1911. Torino. 4°. Aynard (Baymond), L'Oeuvre francaise en Algérie. Paris 1912. B°. Nota van toelichting betreffende het landschap Balangnipa. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Batjoet Sapeuë. Leesboek voor Atjehsche kinderen. Bata via 1911. B°. Benedict (F. G.) and E. P. Slack, A comparative study of temperature Huctuations in different parts of the human body. Washington, D. C, 1911. B°. (Carnegie In stitution of Washington publication N°. 155). Blink (H.), De Nederlandsche statistiek. In het bijzonder de economische statistiek in verband met de kennis van Nederland. (Overdruk uit Vragen van den Dag 1912). Amsterdam. B°. Supplementary catalogue of the Archseological Collection of the Indian Museum, by the late Theodor Bloch. Calcutta 1911. B°. Overdruk uit „Het hoek", tweede reeks van het tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, z. p. en j. B°. Nota van toelichting omtrent het landschap Boentoe-Batoe, behoorende tot de federatie Doeri. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV). Batavia 1912. B°. CLX Dalgado (S. R.), Dialecto Indo-Portiguès de Ceylao. Lisboa 1900. B°. „Traibuhmi" Buddhist cosmogony ascribed to Phraya Lidaya King of Srieajanalay Sukhoday about 660 A. D. copied in 1778 in Bejrapuri edited with a preface of Hia Royal Highness Prince Damrong and distributed at the cremation of their Royal Highnesses Princesses Prasansrisai & Prabaisrisaat. Bangkok 1912. B°. Tjarios lalampahan Daoed bin Oetia oerang Palembang. Batavia 1911. B°. Mantja-Warna djilid I. Lajang watjan kangga ing pamoe langan Djawa anggotané Soetjipta OarmS. Batavia 1912. B°. Tjampoer bawoer uit het Maleisch vertaald door Darmawiata. Semarang 1911. B°. Day (A. L.) and R. B. Sosraan, with an investigation of the metals by E. T. Allen, High temperature gas ther mometry. Washington, D. C, 1911. B°. (Carnegie Institution of Washington, publication N°. 157.) Deenik (A. C.) en Mas Moehamad Rais. Nederlandsch- Soendasche samenspraken. Bandoeng 1912. B°. Boekoe nasehat aken priaji-priaji dalam mendjalangken ke polisiean terkarang oleb Raden Batin Djajanegara. Betawi 1912. B°. Wawatjan poetri Djohar Manikam. Semarang z. j. B°. Nota van toelichting omtrent de federatie Doeri of Talloe- Batoe-Papan, bestaande uit de landschappen Maloewa, Allah en Boentoe-Batoe. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Nota van toelichting omtrent het landschap Allah, behoo rende tot de federatie Doeri. (Overg. uit het Tijd schrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Doorninck (D. J. van), Hollanders op Java en in Holland. Haarlem 1912. B°. CLXI Lajang ngèlmoe-boemi kapoelowan Indija-wetan. Djilidan I. Tanah Djawa. Kaanggit déning M. Ng. Dwidjasew&ja. Batavia 1912. B°. Ennen (ff.), Het derde leerjaar in de inlandsche scholen. Handleiding voor het onderwijs in het Hollandsen op de inl. scholen der l e klasse. Eerste deeltje. Batavia 1911. B°. Enthoven {K. L. J.), Het adatrecht der inlanders in de jurisprudentie. Academisch proefschrift, 's Gravenhage 1912. B°. The faras nama of Hashimi, edited in the original Persian with English notes by lieut. colonel D. C. Phillot. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Fergusson («/.), The study of Indian Architecture. London 1867. 4°. Wat volwassen jongens wel eens mogen weten door prof. Fournier te Parijs. Volgens de Hollandsche vertaling van dr. Stephan in het Javaansch bewerkt door Achmad. Batavia 1911. B°. Lajang kanggo sinaoe étong, katoeroen saka ing tëmboeng Melajoe, déning Raden Ganda Werdjaja. Djilidan ;ingka VIL Betawi 1912. B°. The Ganita-Sara-Sang raha of Mahavïracarya with English translation and notes by M. Rangïlcïirya. Published under the orders of the Government of Madras. Ma dras 1912. B°. Soeradji (Lotgevallen van een Javaansch militair) door L. P. van Gent, met medewerking van R. Ng. Soera di Poera. Weltevreden 1907. B°. Gerland (<?.), Der Mythus von der Sintnut. Bonn 1912. B°. Gids voor de toepassing der tarieven van in- en uitvoerrechten in Nederlandsch-Indië. — Uitgegeven door het Hoofd bureau der in- en uitvoerrechten en accijnzen. (Sep tember 1911.) Batavia B°. Gomes (E. ff.), Children of Borneo. Edinburgh and Lon don z. j. B°. CLXII Gommers (J. W. A.), Beschrijving van Rijsbergen. — Uitge geven door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. — 's Hertogen bosch. B°. Groneman (/.), Ruins of Buddhistic temples in Pragavalley. Tyandis Barabudur, Mëndut and Pawon. Translated from the Dutch by J. H. Semarang 1912. B°. Groneman (I.), Natah Wajang Wëlulang, das Meisseln der ledernen Wajang-Puppen der Javaner in den Vorsten landen. (Separat-Abdruck aus: „Internationales Archiv für Ethnologie 1912.) fol. Rechtsgeleerde observatiën, dienende tot opheldering van verscheidene duistere, en tot nog toe voor het grootste gedeelte onbewezene passagien uit De In leidinge tot de Hollandsche Rechtsgel. van wijlen Mr. Hugo de Groot, door een Genootschap van Rechts geleerden. 4 dln. in 2 banden. Amsterdam 1776— 1778. BU.8 U . Dertig vraagen, uit de inleidinge van Mr. Hugo de Groot, met derzelver antwoorden, 's Gravenhage 1777. B°. Harloff {W. H. Th.) en L. G. Langguth Steuerwald, Over den invloed van het magnesiagehalte bij de carbonatatie. (Mededeelingen van het proefstation voor de Java- Suikerindustrie N°. 27.) Soerabaia 1912. B°. Hazewinkel (J. J.) en C. Lourens, De uitvoering der pola risatie vóór inversie bij Clerget-bepalingen in melasse. (Mededeelingen van het proefstation voor de Java suikerindustrie N°. 21.) Soerabaia 1912. B°. Hazewinkel (J. J.), Theoretische beschouwingen over het zoogenaamde „colloïdwater" in de vezelstof van suiker riet. (Mededeelingen van het proefstation voor de Java- Suikerindustrie N°. 25.) Soerabaia 1912. B°. Hazewinkel (J. J.), Over het verband tusschen Corrosie en Aciditeit van Brüdenwater. (Mededeelingen van het proefstation voor de Java-Suikerindustrie N°. 26.) Soerabaia 1912. B°. CLXIII Wali aanga. De Javaanache geheime leer, samengesteld door de negen wali's van Java. Vertaald en aangevuld door H. A. van Uien. Bandoeng 1912. B°. Hien (H. A. vati), Eenige weinig bekende Javaanache le genden. Bandoeng 1912. B°. Hollands Oogh-water, verklarende de oogen der Hollanders, ende de loosheyt der Engelscbe, bij hun ghepleeght in de handelinghe der Vredea Tractaten, tot Londen. Vervat in aeker brief gheachreven aan mijn Heer Libertus Amstelius. Z. p. 1652. 4°. Hoadus (O.), L'lalamiame. Ouvrage couronné par I'Académie franoaiae. Nouvelle édition. Paria 1908. B°. Xoticia dos trabalhos executados pela Direcrao dos Estudos de Hydraulica na India Portuguesa. (Janeiro de 1904 a Maryo de 1906). — Sociedade de Geographia de Lisboa. B°. Indische Penkrabbels. I" Bundel. Teekeningen van Menno van Meeteren Brouwer. Tekst van Diederik Baltzerdt. Weltevreden 1912. 4°. Jaarverslag der timcinning op Banka over het exploitatie jaar 1910/11. Batavia 1912. B°. Jasper (J. E.) en Mas Pirngadie, De inlandsche kunstnij verheid in Nederlandach-Indië. 'a Gravenhage 1912. B°. I. Het vlechtwerk. Jones (H. C.) and W. W. Strong, The absorption spectra of solutions of comparatively rare salts including those of godolineum, dysprosium, and samarium, the spectro photography of certain chemical reactions and the effect of high temperature on the absorption spectra of non aqueous solutions. Washington, D. C, 1911. B°. (Car negie institution of Washington publication N°. 160.) Juten (6. C. A.), Cartularium van het begijnhof te Breda. — Uitgave van het Provinciaal Genootschap van Kun sten en Wetenschappen l Noord-Brabant. —'s Her togenbosch. B°. Kakbfein ma kakajik kuker farkor 40. Batavia 1911. B°. CLXIV Warnasari karanganana Raden Lenggang Kantjana. Batavia 1912. B°. Ngamoemoele badan karangan Raden Karta di Radja. Ba tavia 1912. B°. Dieren-kwelling door Mas Karta-Siswaja. Semarang 1912. B°. Kats (<ƒ.), Kano. Leesboek voor de Holl. Inl. scholen I — III. Weltevreden 1910/12. B°. Kayser (C. C), Verslag der Corantijn-expeditie. (19 Juli 1910 — 1 April 1911.) (Overg. uit het Tijdschrift van het Kon. Aardrijksk. Genootschap 1912.) Leiden. B°. ïjeritera peri kehidoepan Santoe Tarcisioes dikarang oleh A. Kimeleng. Batavia 1911. B°. Klei/ (J. van der), Nederlandsch-Boegineesche samenspraken met verklaringen en woordenlijst in Latijnsch karakter. Batavia 1911. B°. Pratikel moerih soedaning karojalan. Anggitanipoen Raden Marta Koesoema. Batavia 1911. B°. Algemeen verklarend woordenboek, vjjfde druk van Kramers' algemeene kunstwoordentolk, herzien en vermeerderd door Henri Zondervan. Gouda 1912. B°. Krom (N. J.), De beelden van Tjandi Rimbi. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Labberton (D. van Hinloopen), Lajang Oenggah-Oenggoehing Basa. Oefeningen in het recht gebruik van Hoog- en Laag Javaansch. Eerste stukje. Krama en Ngoko. Batavia 1912. B°. Labberton (/>. van Hinloopen), Is het Sanskrëta Mahadjana ook het Javaansche Mëdjana? (Overg. uit het Tijd schrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. The festivals of the twelve months by His Majesty the late King Culalongkorn printed and distributed by Lady Se at the cremation of Chao Phraya Nararatna Praj manit (to) with a preface of His Royal Highness Prince Damrong. Bangkok 1912. B°. CLXIX Notulen 1912. 19. Plate (L M. F.), Bijdrage tot de keunis van de lykan thropie bjj de Sasakscho bevolking van Oost-Lombok. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Pleyte (C. M.), Badoejsche geesteskinderen. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. 8". Javaansche verhalen, door R. Ng. Soera di Poera. Welte vreden 1911. B°. Serat Sabda Rahajoe. Uit het Soendaneesch vertaald door R. Poerwasoewignja. 2 dln. Semarang 1911. B°. Cultuur-maatschappjj PondokGedeh 1887 — 1912. 4°. PrarJja (Mas Among), Tweede sesëla, Leesboekje voor de 2 C klasse. Batavia 1911. B°. Bijgeloof bij de Javanen door R. Prawirawinarsa, Batavia 1911. B°. Verzameling van voorschriften betreffende de protestantsche kerken in Xederlandsch-Indiü vervaardigd onder toe zicht van het bestuur over de protestantsche kerken in Nederlandsch-Indië. Batavia 1912. B°. Tjangkriman basa Djawa nganggo tembang. Dikoempoelaké déning kandjeng toean W. Meyer Eanneft. Batavia 1912. B°. Régismanset (Ch.), Questions coloniales (1900 — 1912). Paris 1912. B°. Berichte der Rheinischen Missionsgesellschaft 1911. B°. Revision of the amphibia and pisces of the permian of North America. Washington, D. O, 1911. 4°. (Carnegie In stitution of Washington publication N lO . 146.) Riemsdijk (H. M. D.) dan J. Habbema, Tjëritera boenga. Betawi 1912. B°. Ronkel (Ph. S. van), Le roman de la Rosé dans la litté rature malaise. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Ronkel (Ph. S. van), Une amulette Arabo-Malaise. Extrait du Journal Asiatique Mars-Avril 1912. Paris. B°. CLXV Lagemann (/ƒ.) en Marah Alam, Soera Wombaso. 6 at. 'aGravenhage 1907. 4°. Departement Tan Gouvernementabedrijven in Nederlandsch- Indië. — Landsdrukkerij. Verslag over 1911. Batavia 1912. B°. Learned (M. Dexter), Guide to the manuacript materiala relating to American hiatory in the German state Archives. Washington, D. C. 1912. B°. (Carnegie Institution of Washington publication N°. 150.) Lourens (C.) en H. T. M. van Nes, Het verband tuaachen de door controle verkregen cijfers onderling en het nut hunner verwerking. (Mededeelingen van het proef station voor de Java-Suikerinduatrie N°. 19.) Soerabaia 1912. B°. Kitab pengadjaran aerani jang pandak, jang menoeroet ti tah seri padoeka Mgr. Edmundua Sybrandua Luypen. Menado 1911. B°. The md'asir-irahimi of Mullat 'abd ul-baqi nahavandi. Part. I, fase. 1. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Boegineesche vertaling van het Makaasaarache leeaboekje van Intje Nanggoeng door Rahing Daëng Magassing. Batavia 1912. B°. Maisondeau {N.) t Mra. Nelly Waterhouae Dorne, „Down under." A year in Netherlanda India. The common wealth. The dominion. Colombo 1912. B°. Nota van toelichting omtrent het landachap Maloewa, be hoorende tot de federatie Doeri. (Overg. uit het Tjjd -Bchrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Boegineesche vertaling van Wisaelink'a rekenachool door Latoeppoe daeng Mappoelt e.a. 3 at. Batavia 1911. B°. Acht Javaanache vertellingen, door R. M. Mangkoedimedja. Batavia 1911. B°. Martyrologium ex codice Bernenai 289 secundum apogra phum a cl. V Wilh. Arndt deacriptum ediderunt socii Bollandiani. Bruxelles 1881. 4°. CLXVI Mayer (A. Goldsborough), Ctenophores of the Atlantic coast of North America. Washington, D. C, 1912. B°. (Carnegie Institution of Washington publicationN 0 .162.) Modellenboek tevens handleiding voor het voeren der admi nistratie der in- en uitvoerrechten en accijnzen. Uit gegeven door het Hoofdbureau der In- en Uitvoer rechten en Accijnzen. Batavia 1912. B°. Tri wangsa. Leesboek voor de leerlingen der 4 C en hoogere klasse van de lagere scholen door Mas Moehamad Bais e.a. l e en 2 e st. l e druk. Batavia 1912. B°. Serba serbi ja'ni berbagai-bagai tjeritera terkarang oleh Soetan Moeh'K Sa'id. Betawi 1912. B°. Wawatjan tjarita Moehammad Kaja. Batavia 1912. B°. Moehamad Tahir, Soera papiladjang kana Mangkasara ni pattoedjoewa ri sikola taoe lélenga. Batawi 1906 1, 1912 1 V. Moesa (R. H. Moehamad), Dongeng-dongeng pieunteungeun. Batavia 1912. B°. Tjarita Abdoerrahman djeung Abdoerrahim Karanganana R. M. Moehamad Moesa. Ditjitak kaopatkalina. Ba tavia 1911. B°. Moquette (J. P.), De grafsteenen te Pasé en Grissee ver geleken met dergelijke monumenten uit Hindoestan. (Overg. uit Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Mnemosyne. Bibliotheca philologica Batava. Nova Series, volumen quadrageaimum. Pars 1, 2. Lugduni Bata vorum 1912. B°. Moresco (E.), De wetgevende raden in Britsch-Indië. — Uitgegeven op last van den minister van koloniën. 'sGravenhage 1911. B°. Munnick (O. M. de), Mijn ambtelijk verleden. (1858 —1894.) Autobiografie. Amsterdam 1912. B°. De nar als vorst. Javaansche klucht. Batavia 1911. B°. Nasa (I. K'toet), Balineesch leesboekje. 3 stukjes. Batavia 1911. B°. CLXVII Natawisastra (Mas), Wawatjan Sultan Abdullah djering Hasam. Bandoeng 1912. B°. Toetoeroetjingan basa Soenda ditembangkeun koe Mas. Nata irisastra. Batavia 1011. B°. Instructie voor de scheepsmeters in Neder landsch-Indir. Vast gesteld bij beschikking van den commandant der Zee macht en chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-lndië van 15 December 1911 N°. 13120. Treedt in werking op 1 April 1912. B°. Begrooting van Neder landsch-Indii voor het dienstjaar 1913. — Indisch ontwerp. Batavia 1912. fol. Beretning om den anden Skandinaviske Matematikerkongres i Kjobenhavn 1911. Udgiven af Niels Nielsen. Kjo benhavn, Kristiania 1912. B°. Nöldeke (Th.), Burzoes Einleitung zu dem Buche Kalila waDimna übersetzt und erlautert. Strassburg 1912. 8". Nyayasarah, by Acïïrya Bhilsarvajna together with the commentary called Nyayatparyadipikiï by Jayasemha Sari. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica). Nijhoff (Wouter), Nederlandsche bibliographie van 1500 — 1540. A 6. 1 (A.) Overdruk uit „Het Boek", 's Gra venhage 1912. B°. De obligatie als geldbelegging. — Nederlandsch-Indische effec ten- en prolongatie bank. Batavia 1912. B°. Oendang-oendang sekolah, jaitoe pada menjatakan peratoeran hal pengadjaran boemi poetera. Dikeloearkan dengan perintah Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Betawi 1911. B°. Ong Keng Ho. Kitab aken beladjar pegang boekoe. Djilid I. —Boekhouden enkelvoudige methode. Bandjermasin 1912. B°. Glossarium behoorende bij het Maleisch leesboek door Ch. A. van Ophuysen. Leiden 1912. B°. Osborne (Th. B.) and Lafayette B. Mendel, with the co operation of Edna L. Ferry. Feeding experiments with isolated foodsubstances. Washington, D. C, 1911. B°. CLXVIII (Carnegie Institution of Washington publication N°. 156, part II.) Ossenbruggen (F. D. E. van), Mr. G. D. Willinck over wijlen Professor Dr. G. A. Willeen. Den Haag 1911. B°. Levenswijsheid door Ki Padmasoesastra. Semarang 1911.8°. Palanggéran noeliskeun basa Soenda koe aksara Walanda, Batavia 1912. B°. Poespa warna terkarang oleh Soetan Pamoentjak. Betawi 1912. B°. Pant (D. F. van der) en Ki Padma Soesastra, Serat doertjara ardja. Semarang 1911. B°. Pappiladjarang ri basa Mangkasaraka nakaranga Intje Hoesain daeng Parani I, 11. Batawi 1912. B°. Porlok Parsanggoelau na binaen ni Dja Parlagoetan. Ba tawi 1912. B°. Piloeangeun, karanganana M. Partadiredja. Djilid 11. Ba tavia 1911. B°. Piloeangeun, karangan M. Partadiredja. Djilid ka I. Batavia 1911. B°. Tjarita roepa-roepa karangana M. Partadiredja. 3 at. Batavia 1911. B°. Boekoe leutik pangatik moerangkalih karangan M. Partadi redja. Bandoeng 1911. B°. Memoirs of the Peabody Museum of American archasology and ethnography, Harvard University, Cambridge 1911. 4°. Vol. V. N OB . 1 and 2. Explorations in the Department of Peten, Guatemala Tikal by Theobert Maler. Preliminary study of the ruins of Tikal, Guatemala by Alfred M. Tozzer. Pemimpin bagi orang jang hendak mcmilih pendjahalian. Dikarang dan dikeloearken oleh Commissie voor de volkslectuur. Serie A. Djilid II dan 111. Batavia 1911. B°. CLXX Lajung panggoebah anggitanó R. Ng. Tjitra Santann. Dji lidiin kang kapisan Jan kapindo. Semarang 1911. B°. Kitab jang menjatakan djalan bahasa Melajoe terkoetip dari • kitab bahasa Belanda oleh Koewatin, Sasrasoegonda. Semarang 1910. 8". Wadining étoengan warna-warna, kadjawaqake aaka tem boeng walauda dening Raden Sasrasoeganda. Semarang 1911. B°. Saundaranandam Kavyam by Arya bhadanta Aava Ghosa. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Schets van eene boekhouding voor handel en bedrijven van inlanders en vereenigingen van inlanders. Batavia 1911. B°. "Wawatjau tjarita kocja kadjedjaden dikaloearkeun koe Com missie voor de volkslectuur. Prins Schildpad. Batavia 1911. B°. Schmidt {F. W.), Grundliniën einer Vergleichung der Re ligionen und Mythologien der austronesischen Yülker. (Sonder-Abdruck aus den Göttingischen gelehrten An zeigen unter der Aut'sicht der Königl. Gesellschaft der Wissenschaften.) Berlin 1911. B°. Hikajat Fandji Semirang. Djilid I. Dikeloearkan oleh Com missie voor de volkslectuur. Batavia 1911. B°. Woelang goeroe Kaaugit dëning M. N. Dwidja Sewojo Batavia 1911. B°. Sengoetroe dongèng djaman koena bab botjah wadon desa ing tembé dadi garwané radjapoetra. Batawi 1911. B°. Sèrat piwoelang bab satroening manoeugsa sadjatija ikoe ëmim kang wadjib tjinëgahan. lïuitenzorg 1912. B°. Steger (W.), Het aethyleeren van chloorbenzol. Academisch proefschrift. Amsterdam 1912. B°. „Sindanglaija". Hotel. 8° oblong. Acta saneta Huberti episopi Leodie in Belgio edidit, com mencatario pree vis, annotationibus et appendice de gloria postuma illustravit Carolus de Smeth, hagio graphus Bollandianus. Bruxellis 18S7. fol. CLXXI Smit (G.), Mohammedaansche propaganda en Christelijke zending in onze Oost. Bewerking van G. Simon's „Islam und Ohristentura in Kampf urn die Eroberuug der animistischen Heidenwelt. Utrecht 1912. B°. Smith (V. A.), The early hiatory of India from 6ÜÜ B.C. to the Sluhammedan conquest iueluding the invasion of Alexander the Great. Second edition revised and enlarged. Oxford 1908. B°. Soedirdjo (Ai. Karto), Madoereesehe vertaling van de Ja vaansche verzameling van zedelijke verhalen van C. F. Winter Sr. 2 e deel. Batavia 1911. B°. Serat sotijorinontje, Javaansche verhalen door Raden Soerja pranata. Semarang 1911. B°. Verhaal van Ujaka Setija en Djaka Sedija door M. Ardja Soewita. Semarang 1912. B°. Stap (H. \l '.), Nederlandsch-Tobasche Woordenlijst. Leiden 1912. B°. — Uitgaven van het Bataksch Instituut, K°. 8. Steller (C. W. J.), Natuurlijke leesleerwijze voor Saugirsche kinderen. — Voortgezet leesonderwijs, 1, 2. Leiden 1911. B°. Steueru-ald (L. G. Langguth), Absorbeerend vermogen van rietgom en riotvezelstof. Absorptiewater in ampas. (flJededeelingon van het proefstation voor de Ja va- Suikerindustrie N°. 24.) Soerabaia 1912. B°. Strothmann (/?.), Das Staatsrecht der Zaiditen. (Studiën zur Geschichte und Kultur des islamischen Orients, Heft 1.) Strassburg 1912. B°. Strothman (£.), Kultua der Zaiditen. Strassburg 1912. B°. The Tadhkirai-kusknavisan of Manlana Ghulam Muhimmad üehlavi. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Tafel A tot het berekenen der hoogteverschillen en der horizontale afstanden in de kaart bij metingen met den ketting. (Samengesteld bij de IX de afdeeling van het departement van oorlog, topographische dienst.) Batavia 1912. B°. CLXXII Ijant'; nawinzoee Antjé Moehamma Taherê 11, 111. Batavia 1911. B°. Tattvacintamani didhiti prakasa by Bhavananda Siddhanta vagiaa. Vol. I fase. 1— 3. Calcutta 1910. B°. (Biblio theca Indica.) Tattvacintamani didhitivivriti by Gadadhara Bhattacharyya. Vol. 1, fase. 1, 2. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Goemegilmalaria rèja apa. Anggitana toewan Dr. J. F. Terburg. Semarang 1911. B°. Terreinleer samengesteld bij de IX de afdeeling van het Depar tement van Oorlog (ïopographische dienst). 4 e herziene uitgave. Batavia 1911. B°. Thierlach (R. A. .H.), Taalcursus voor het Nederlandsch ten dienste van de inlandscbe scholen eerste klas. Het eerste en het tweede taalboek. Amsterdam 1911. B°. Tlrthacontamani of Vacaspati Missa, fase. 1. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Tjeritera peroepamaün. Semarang 1911. B°. Poenika serat Mardisiwaja Raden Ngabéi Tjitrasantana. 2 e druk. Semarang 1910. B°. Reports of the Cambridge anthropological expedition to Torres Straits. Vol. IV. Arts and crafts. Cambridge 1912. 4°. Verhoeckx (P. Af»), Proeve eener theorie van bet roteerend magnetisch veld. Academisch proefschrift. 'sGravenhage 1912. 8". A translation and commentary on the Kalyani Inscription in Pegu by Phra Maha Vidyadharm distributed at the cremation of Phra Sasanasobhana aud Phra Dar marajanuvatti. Bangkok 1912. B°. Vissering (C. M.), Een reis door Üost-Java. Haarlem 1912. 4°. On Chinese Currency. Preliminary remarks about the mon etary reform in China by Dr. G. Vissering, president of „De Javasche Bank", monetary adviser to the Chinese Government, with the co-operation of Dr. \V. A. Roest, former co-manager of „De wissel- en effectenbank" in Rotterdam, acting as secretary. Batavia 1912. B°. CLXXIII Lijst van technische benamingen ten dienste van het on derwijs in Vormleer en Landmeten op de openbare Inlandsche scholen. Z. p. en j. B°. Pitoeah Poepoerieun nja eta roepa-roepa tjarita karang Wadi Wastra djeung Ardiwinata. — Verhalen van zedelijke strekking. Batavia 1911. B°. Saroeni sarosopan nja eta roepa-roepa dongeng pepeling ka rang "Wadi Wastra djeung M. Paradiredja. — Klarinet ten van diverse grootte en geluid. 2 st. Batavia 1911. B°. Wawaton panoelisc tmsa Djdtca rißanggo aksara Walaada. (Kanggo ing pamoelangan Djawa.) Z. p. en j. B°. Wentliolt (L. E.), Stranden en Strand verdediging, met atlas. Academisch proefschrift. Delft 1912. B°. Algemeene bepalingen van wetgeving voor Xederlandsch-Indië. Batavia 1911. B°. Williamson (11. W.), The Mafulu mountain people of British New-Guinea. With an introduction by A. C. Haddon. London 1912. B°. Dieren-verhalen door R. Soekardi alias Prawira Winarsa. Semarang 1912. B°. Winter (C. F.), Dierenfabels enz. vertaald uit het Hollandsen en het Engelseh. Batavia 1911. B°. Serat „Walidarrna" Karanganipoen Sardjoena alias Raden Wirawangsa. Batavd 1911. B°. Wright (F. E.), The methods of petrographic-microscopic research, their relative accuracv and range of application. Washington, D. C, 1911. B°. (Carnegie Institution of Washington N°. 158.) Zondervan (fl.), Zie Kramers. CLXXIX CLXXVI CLXXVII CLXXVIII CLXXX CLXXXI CLXXXII CLXXXIII CLXXXIV CLXXXIX Utrecht. Historisch Genootschap: Bijdragen en mededeelingen.— Afzonderlijke werken. Maatschappij ter bevordering van het natuurkundig onder zoek der Nederlandsche Koloniën: Bulletin — Notulen. Meteorologisch Observatorium: Jaarboek — Mededeelingen — Waarnemingen. Provinciaal Utrechtsch genootschap van Kunsten en Weten schappen : Aanteekeningen van het verhandelde in de sectie vergaderingen — Verslagen der algemeene vergaderingen. i'trechtsche Zendingsvereeniging: Berichten. NEDERLANDSCH-INDIË. Batavia. Kon. Instituut van ingenieurs, Afd. Ned.-Indii': Tijdschrift. Necl.-Ind. Maatschappij van Nijverheid en Landbouw: Tijdschrift. Koninklijke Natuurkundige Vereeniging: Tijdschrift. Vereeniging tot bevordering der geneeskundige wetenschap pen in Nederlandsch-Indic: Geneeskundig Tijdschrift. Vereeniging tot bevordering van veeartsenij kunde in Ne~ derlandsch-Indir: Veeartsenijkundige bladen. Buitexzorg. Departement van Landbouw: Korte berichten over land bouw, nijverheid en handel — Jaarboek — Mededeelingen van het proefstation voor tabak — Idem van het visscherij station, enz. — Bulletin du Département de I'Agriculture. 's Lands Plantentuin: Mededeelingen — Verslagen — Bul letin de I'lnstitut botanique de Buitenzorg. BEIEREN. MÜNCHEN. Geographische Gesellschaft: Jahresbericht — Mitteilungen. Königliche baierische Akademie der Wissenschaften zu München: Abhandlungen — Sitzungsberichte. CLXXXV Notulen 1912. to CLXXXVIII Koloniaal Museum: Bulletin Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van heid: Tijdschrift. 's-Hertogenbosch. Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant: Handelingen en afzonderlijke werken. Maastricht. Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied. Leeuwarden. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taal kunde: Tijdschrift De vrije Fries, Handelingen. Leiden. Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Handelin gen en mededeelingen —■ Levensberichten van afgestorven medeleden — Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letter kunde. Verslagen omtrent het Ethnographisch Rijksmuseum, om trent het Archeologisch en het Geologisch Rijksmuseum. Middelburg. Archief. Vroegere en latere mededeelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland. Rotterdam. Maandbericht van het Nederlandsche Zendeling genoot schap. Mededeelingen van wege het Nederlandsche Zendeling genootschap. Museum voor land- en volkenkunde en Maritiem Museum „Prins Hendrik": Verslag. Zendingsblaadje. CV Notulen 1912. 15. 16017. Sagoroerder, met uitgesneden versiering. Oedjang. 16018. Sagoroerder met uitgesneden versiering. Als boven. 16019. Lepel van klapperdop met steel. Beeuw. 16020. Eetstokje van sagobladnerfjes met eene omvlechting van rotan. Als boven. 16021. Eetstokje met rotanomvlechting. Als boven. 16022. Eetvork, uit hout gesneden, viertandig. Als boven. 16023. Eetlepel van een varkensschouderblad. Als boven. 16024. Eetlepel van geslepen been. Als boven. 16025. Eetstokje van bamboe met rotanomvleohting. Oedjang. 16026. Eetstokje met rotanomvlechting. Als boven. 16027. Eetlepel van casuarisbeen. Als boven. 16028. Lepel van casuarisbeen. Als boven. 16029. Eetstokje van bamboe met rotanomvlechting. Als boven. 16031. Bak van pinangbladscheede. Beeuw. 16032. Puntig geslepen been (casuaris of kangaroe). Als boven. 16033. Bezem van een pinangbloeiwijze. Als boven. 16034. Puntig en scherp af'geslepen bijl. Als boven. 16035. Sagoklopper, hout. Als boven. 16036. Tasch van gevlochten touw. Als boven. 16037. Tasch van gevlochten touw met rood katoenen band. Als boven. 16038. Tasch, groot model a. b. Beeuw. 16039. Taschje a. b. Waf. 16040. Taschje, groot model. Als boven. 16041. Taschje van gevlochten touw met twee houten cylin dertjes als hangers. Beeuw. 16042. Taschje a. b. Beeuw. 16043. Lendenkleed, boombast, geklopt. Beeuw. 16044. Streng touw van gevlochten planten vezels. Beeuw. 16045. Schaambedekking. Beeuw. 16046. Bandje van gevlochten lianen. Beeuw. 16047. Band van gevlochten lianen. Waf. 16048. Band a. b. Beeuw. CVI 16049. Voorhoofdsband van gevlochten lianenstengel met ver siering van nederhangende casuarisvederen. Beeuw. 16050. Oorring van een omgebogen casuarisalagpen. Als boven. 16051. Oorring met versiering van kalongbeentjes. Als boven. 16052. Bamboekoker met ingebrande en uitgesneden figuren versierd. Als boven. 16053. Bamboekoker a. b. Beeuw. 16054. Bamboekoker a. b., met ander versieringmotief. 16055. Bamboekoker a; b. Beeuw. 16056. Bamboekoker, aan eene zijde afgesloten. Versierd met ingesneden en ingebrande figuren. Beeuw. 16057. Bamboekoker a. b. Beeuw. 16058. Halssnoertje met vleugels van een kever, bestemd voor kinderen. Beeuw. 16059. Armband van in elkander gedraaide rotan. Beeuw. 16060. Armband a. b., van een lianenatengel. Beeuw. 16061. Armband a. b. Waf. 16062. Armband a. b. Beeuw. 16063. Houten bal met gat, muziekinstrument. Beeuw. 16064. Muziekinstrument, uitgesneden stuk hout. Oedjang. 16065. Muziekinstrument, uitgesneden stuk hout. Waf. 16066. Heilige fluit, bamboe met ingesneden en ingebrande figuren versierd. Oedjang. 16067. Heilige fluit a. b., met ander versieringsmotief. Als boven. 16068. Heilige fluit a. b., met andere versiering. Waf. 16069. Heilige fluit a. b., onversierd. Als boven. 16070. Heilige fluit. Als boven. 16071. Dolk van puntig geslepen casuarisbeen. Oedjang. 16072. Boog van palmhout met rotanpees. Aan een der einden een versiering van zes gevlochten rotanbandjes. Als boven. 16073. Pijl met bamboeschacht, met bamboe, niboenghouten of kaugaroebeenen punt, inkervingen en uitgesneden figuren versierd. Als boven. CVII 16074 16074. Boog van palmhout met rotanpees en versiering met om vlochten lianentouwbanden aan een der einden. Beeuw. 16075. Boogpees van gevlochten, gespleten rotan. Beeuw. 16076. Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 16077. Kleine boog van bamboe met rotanpees. Bestemd voor de vogeljacht of tot kinderspeelgoed. Als boven. 16078. Pijl met bamboeschacht, versierd met ingebrande figuren, üe punt ?an niboenghout of bamboe, al dan niet van weerhaken voorzien. Ombinding met vezeltouw of rotan. Als boven. 16079. Pijl van bamboe met ingebrande versiering; de punt ia van inkervingen voorzien en gewapend met een casuarisbeen. Beeuw. 16080. Pijl van sagobladsteel. Als boven. 16081. Boog van palmhout met rotanpees. Waf. 16082. Pijl van bamboe met lange, breede, bamboe of niboeng houten punt, van inkervingen voorzien. Ombinding met vezeltouw. Waf. 16083. Boog van palmhout met rotanpees. Bora. 16084. Pijl als 16082. Bora. 16085. Boog van palmhout met rotanpees en versiering met gevlochten rotanbanden. Borra. 16086. Pijl van niboenghout of bamboe, licht model, voor zien van een punt met weerhaken en ombinding met vezeltouw. Bora. 16087. Kalebas met ingebrande figuren versierd. Woke. 16088. Eetstokje van sagobladnerfjes met om vlechting van plantenvezel. Woke. 16089. Sagoroerder, met roode en zwartgeverfde ringen versierd. Als boven. 16090. Lepel van been. Als boven. 16091. Lepel a. b. Als boven. 16092. Priem van puntig geslepen been. Woke. 16093. Tasch van gevlochten touwwerk. Als boven. 16094. Taschje a. b. Woke. CVIII 16095. Schaambedekking voor mannen; koord van ge vlochten plantenvezels. Woke. 16096. Vrouwenlendekleed, boombast. Als boven. 16097. Oorring van een gebogen casuarisslagpen met een gevlochten lianenbandje als versiering. Als boven. 16098. Neusstaafje, stukje schelp, aan beide kanten puntig afgeslepen. Als boven. 16099. Borstversiersel band van gevlochten touw. Als boven. 16100. Band van gevlochten rotan of lianenstengel. Als boven. 16101. Versiering van droge palmbladeren. Als boven. 16102. Muziekinstrument plat houten staafje. Als boven. 16103. Heilige fluit van bamboe met ingebrande figuren. Als boven. 16104. Heilige fluit a. b., met ander versieringsmotief. Als boven. 16105. Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 16106. Pijl van riet met ingebrande versiering en punt van niboenghout of bamboe, gewapend met een kan garoebeen en van inkervingen voorzien. Als boven. 16107. Waterkalebas, groot model. Mande. 16108. Sagoroerder met zwartgeverfde ringen versierd. Als boven. 16109. Eetstokje van sagobladnerfjes met lianen omvlechting. Als boven. 16110. Sagoklopper, hout. Als boven. 16111. bezem van een palmbloeiwijze. Als boven. 16112. Priem van puntig geslepen been. Als boven. 16113. Plat afgeslepen varkensslagtand. Als boven. 16114. Mes van bamboe. Als boven. 16115. Vrouwenlendenkleed, boombast. Als boven. 16116. Schort van gevlochten touwwerk. Mannenschaam bedekking. Als boven. 16117. Tasch van gevlochten, touw. Als boven. 16118. Tasch a. b., klein model, met twee pompons van casuarisvel. Mande. 16119. Taschje a. b. Als boven. CX 16138. Graveerinstrument, twee bamboe stokjes tusschen welker uiteinden twee boschrnuistanden gestoken zijn, omwikkeld met touw. Mande. 16140. Kalebas met ingebrande figuren versierd. Saoe. 16142. Eetstokje van sagobladnerfjes. Als boven. 16143. Dolk van varkensbeen. Als boven. 16144. Sagoroerder, hout. Om het handvat een bundeltje boombastvezels en een snoertje gevlochten planten vezels. Als boven. 16145. Vuurtang, dubbelgebogen stokje. Als boven. 16146. Waterschepper, halve klapperdop. Als boven. 16147. Bak van pinangbladscheede. Als boven. 16148. Sagoklopper van hout. Als beven. 16149. Puntig geslepen been. Als boven. 16150. Schaamgordel, bundel gevlochten touw van planten vezels. Als boven. 16151. Vrouwenlendenkleed, boombast. Als boven. 16152. Tasch van gevlochten blinjoe. Als boven. 16153. Taschje a. b. Als boven. 16154. Voorhoofdsband, touwsnoer met daaraan geregen schelpen en een versiering van een jaarvogelsnavel. Als boven. 16155. Oorring van een gebogen casuarisslagpen. Als boven. 16156. Oorstaafje, bamboekokertjes met ingebrande figuren versierd. Als boven. 16157. Neusversiersel, dun bamboekokertje, in welks uit einden kleine, roode vruchtpitten gestoken zijn. Als boven. 16158. Armband van gevlochten lianenstengel. Als boven. 16159. Buikband van gevlochten lianenstengel. Als boven. 16160. Staartvormig versiersel bestaande uit een bundel drooge palmbladeren. Wordt van achter onder de touwen schaambedekking gestoken. Als boven. 16161. Bromtol, ovale holle vrucht, klein model, met rond gat. Als boven. CXC BELGIË. Antwerpen. Academie royale d'Archeologie de Belgique, Anvers: A.nnales — Bulletin. Société Royale de Géographie d'Anvers: Bulletin. Brussel. Academie Royale de Belgique: Annuaire — Bulletin — Mémoires. Institut colonial international: Compte rendu des sessions. Société Beige d'Etudes coloniales: Bulletin. DENEMARKEN. Konyelige Nordiske Oldskriftselskab, Aarböger f'or Nor diskoldkyndighed of historie. ENGELAND. LONDON. British Museum: Catalogi van munten. Royal anthropoloyical Institution of Great Britain and Iroland: Journal. Royal Colonial Institution: Proceedings. Royal Geographical Society: Journal. Royal Asiatic Society of Great Britain and lreland Journal. Manchester. Literary and Philosophical Society: Memoirs and Pro ceedings. FRANKRIJK Havre. Société de Géographie commerciale: Bulletin. Paris Société d'Anthropologie: Bulletin. Société Asiatique: Journal. CXCI Ecole spéciale des longues orientales vivantes: verschil lende werken. Société de Gêographie: Bulletin. Sociétê de Gêographie Commerciale: Bulletin. Musée Guimet: Annalea — Bibliothoque d'Etudes. Tours. Socir'té de Gtfographie : Revue. ITALIË. MODENA. Academia di scienze lettere ed arti: Memorie. Roma. Reale accademia dei Lincei: Atti en Rendiconti. Societa geographica Italiana: Bollettino. Turix. Accademia della Scienze: Atti. Noorwegen. Videnskabsselskabet i Christiania: Skrifter. OOSTENRIJK Krakaü. Académie des Sciences de Cracovie: Bulletin international. Praag. Königliche böhmische Gesellschaft der Wissenschaften : Sitzungsberichte. Weenen. Anthropologische Gesellschaft in Wien: Mitteilungen. Kaiserliche Akademie der Wissenschaften: Sitzungsbe richte. CXCII K. K. Österreicliisches Handelsmuseum: Monatschrift für den Oriënt. Wissenschaftliche Club: Monatsblatter. PORTUGAL. Sociedade de Geographia de Lisboa: Boletim. PRUISEN. Berlix Künigl. Preüss. Akademie der Wissenschaften zu Berlin: Sitzungsberichte. Anthropologische Gesellschaft zu Berlin: Zeitschrift für Ethnologie, Yerhandlungen. Gesellschaft für Erdkunde zu Berlin: Zeitschrift. Geographische Gesellschaft in Bremen: Deutsche phische Blatter. Königl. Gesellschaft der Wissenschaften zu Gültingen: Abhandlungen — Geschiiftliche Mitteilungen — Xachrichten. Museion für Völkerkunde in Hamburg: Berichte. RUSLAND. Academie imperiale des sciences de L'ussie a St. Peters bourg : Memoires — Bulletin. Socie'tc imperiale Busse de Geographie: Izvestia. SAKSEN. Deesden. Verein für Erdkunde: Mitteilungen. LEirzm. Deutsche morgenlandische Gesellschaft: Zeitschrift. Stadtisches Museum für Yölkerkunde: Jahrbuch. Verein für Erdkunde: Mitteilungen. ZWEDEN. Göteborgs Kongl. Vetenskaps-och Vitterhets-Samhalles Handelingars. CXCIII Kovgl. humaniska VetenskapsSai/tfiindct i Uppsala: Skrifter. ENGELSCH-INDI I '■'.. Journal of the Asiatic Society of Bengal: Straits Branch — Bombay Branch — Ceylon Branch. FRANSCH-INDIË. Bulletin des r'ludes Indo-Chinoises de Saigon. Bulletin de l'Ecole Francaise cTextrême Oriënt, Hanoi. JAPAN. Transactions of the Asiatic Society of Japan, Yokohama. Journal of the College of Sciences, Imperial University of Tokyo. Deutsche Gesellschaft filr die Naturund Völkerkunde Ostasiens Tokyo: Mitteilungen. CHINA Statistical Secretary custom house Shanghai: Statistical series. AUSTRALIË Polynesian Society Neio Plymouth, N. Z.: Journal. Royal Society of Victoria Melbourne: Proceedings — Trans actions -- Report of the Trustees. NOORD-AMERIKA. American Academie of Arts and sciences Boston: Pro ceedings. Canadian Institution Toronto: Transactions. American geographical Society of New-York: Bulletin. Library of Neio-York Academy of Sciences: Annals. Field Museum Chicago : Annual report. lAbrary of Congress of Washington: Report of the Librarian. Numismatic and antiquarian Society of Philadelphia: Proceedings. CXCIV Smithaonian Institution Bureau of American Ethnology. Washington: Annual reports — Bulletin —Contributions to knowledge — Miscellaneous collections. Yale University library Neichaven: Transactions. ZUID-AMERIKA. Instituto geographico Argentinia Buenos Ayres: Boletin. Instituio geographico e ethnographico de Brasil: revista. Socieclacle de geographica e estadistica Mexicana: Boletin. PHILIPPIJNEN. Ethnological Survey of the Philippine Islands: Publication. SIADAGASCAR. Académie ilalgache de Tananarive: Bulletin trimestriel. CXCIX Ch. Palmer van den Broek, Ternate. F. A. Palmer van den Broek, Pontianak. Mr. A. Brouwer, Weltevreden. Mr. W. W. Brouwer, Probolinggo. H. Th. Popkena Brouwer, Soemenep. P. L. van Bueren, Halte Kriau O. L. A. A. Burgdorffer, Muntok. Mr. J. Barlagen Bussemaker, Weltevreden. P. Buwalda, Semarang. J. Bijker, Weltevreden. J. C. Bijleveld, Padang. J. E. Bijlo, Weltevreden. H. M. La Chapelle, Weltevreden. I. de Clerq Zubli, Bangil. G. du Cloux, Dilem, Modjokerto. S. Cohen Fzn., Weltevreden. W. J. Coenen, Makasser. Concordia (Secr. Mil. Sociëteit), Weltevreden. Mr. J. W. C. Cordes, Weltevreden. M. J. Cornelius, Pekalongan. O. F. Muller von Czernicki, Madioen. P. F. Dahler, Priaman. R. W. Elphinstone Dalrymple, Weltevreden. M. H. Damnie, Bandoeng. H. Th. Damsté, Singaradja. P. A. Dauro, Weltevreden. Mr. J. van Davelaar, Weltevreden. F. M. Delfos, Hilversum. W. F. G. Derx, Koedoes. Mr. C. Th. van Deventer, 's Gravenhage. J. A. E. van Deventer, Blitar. L. Diephuis, Kediri. H. W. Dikkers, Blitar. J. Dinger, Weltevreden. A. M. J. A. Ridder van der Does de Bye, Weltevreden. J. Dolleman, Kemanglen, Tegal. CXCVI Prof. Mr. L. W. C. van den Berg, Delft. Mr. N. P. van den Ber?, Amsterdam. H. D. H. Bosboom, 's Gravenhage. M. J. van Bosse, 's Gravenhage. G. C. E. van Daalen, Weltevreden. W. B. van Goor, 's Gravenhage. W. P. Groeneveldt, 's Gravenhage. H. Helb, Buitenzorg. Prof. Dr. J. IL C. Kern, Utrecht. F. A. Liefrinek, 's Gravenhage. Mr. J. C. Mulock Houwer. Bandoeng. Mr. H. A. Lorentz, Yogelensang. Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis, Leiden. J. W. van Nouhuijs, Weltevreden. Mr. J. G. Pott, Weltevreden. Mevr. M. Serrurier- ten Kate, Zwitserland. Prof. Dr. C. Snouk Hurgronje, Leiden. H. N. Stuart, 's Gravenhage. Dr. R. M. D. Verbeek, 's Gravenhage. W. F. Versteeg, Amsterdam. J. W. IJzerman, Amsterdam Raden Adipati Ario Kromo Djojo Adinegoro, Modjokerto. Conespondeerende leden. Prins Koland Bonaparte, Parijs. Dr. R. Brandstetter, Luzern. Dr. J. Burgess, Edinburgli. A. Cabaton, Parijs. J. Chailley-Bert, Parijs. D. Clive Day, Newhaven, Connectieut. Dr. A. Ehrenfels, Weenen. H. G. Ellis, Amsterdam. G. Ferrand, Parjjs. Prof. Dr. J. J. M. de Groot, Berlijn. Dr. B. Hagen, Frankfurt a M. Dr. E. Hultzsch, Halle ad. Saaie. CXCVII Prof. Dr. C. M. Kan, Amsterdam. Dr. H. ten Kate, tijdelijk Zwitserland. Dr. J. Kohier, Berlijn. Aristide Marre, Vaucresson, St. Cloud. A. Meulemans, Brussel. Dr. E. Modigliani, Florence. Prof. C. Poensen, Delft. G. P. Rouffaer, 's Gravenhage. Dr. Hugo Schuchardt, Graz. Z. K. H. Kromo Mün Sommot Amorabandhu, Bangkok. Rajah Sourindro Mohun Tagore, Calcutta. Prof. Mr. S. R. Steinmetz, Amsterdam. Alfred Russel Wallace, Londen. Buitengewone leden Dr. X. Adriani, Posso (Celebes). P. V. van Stein-Callenfels, Modjokerto. K. Cephas, Jogjakarta. J. F. de Corte, Weltevreden. Dr. F. de Haan, Weltevreden. O. L. Helfricb, Benkoelen. J. Knebel, Probolinggo. A. Kruijt, Modjowarno. Alb. C. Kruijt, Posso (Celebes). H. L. Leydie Melville, Soerabaia. R. M. Mangkoedimedja, Jogjakarca Sajjid Oethman bin Abbullah bin Akil bin Jftbja AJawi, Batavia. J. A. T. Schwarz, Soerabaia. W. H. Sundermann, Barmen. Gewone leden. R. A. A. Achmad Djajadiningrat, Serang. R. Mohamad Achmad, Pandeglang. L. Adam, Sitoebondo. A. H. B. Agerbeek, Loeboek-Sikaping. A. Pb. van Aken, Soengei Penoeb. CXCVIII P. A. Moeharaad Djamaloedin Aloeda, wakil Soeltan Sepoeh, Cheribon. E. H. Carpentier Alting, Weltevreden. D. Bakker, Jogjakarta. J. Ballot, Padang. J. P. J. Barth, Siboga. F. J. W. Bedding, Sitoebondo. J. C. J. van Bemmel, Bandoeng. Mr. J. H. L. Bergsma, Semarang. Mr. E. H. Bergsma, Weltevreden. W. A. Berkholst, Martapoera. L. Berkhout, Muntok. L. G. Bertach, Weltevreden. W. F. van Beuningen, Weltevreden. Billiton-Maatschappij (Vertegenwoordiger der —), Tandjoeng Pandan. R. A. Bloemendal, Weltevreden. A. H. G. Blokzeijl, Djombang. Mr. A. F. van Blonimestein, Weltevreden. Ch. E. Bodemeijer, Pamekasan. A. W. A. van Boeckholtz, Boelekomba, Celebes. A. B. Boele, Uobo, Amboina. A. G. Böeseken, Delanggoe, Klaten. W. C. Bonebakker, Soerabaia. Dr. W. G. Boorsma, Buitenzorg. Mej. W. J. Bosch, Buitenzorg. J. Bosman, Bondowoso. Dr. J. Bosscha, Tjipeudeuh, Bandoeng. Mr. V. A. van den Bossche, Soerabaia. J. Ph. J. Bouman, Tidore, Ternate. H. Bousquet, Jogjakarta. A. Braam, Madjalengka. D. F, van Braam Morris, Weltevreden. D. A. F. Brautigam, Pampanoea, Celebes. F. H. K. Brodhaag, Mampawa. W. G. Broek, Singapore. CXI 16162. Heilige fluit van bamboe, met ingesneden figuren versierd. Saoe. 16165. Kalebas. Sekar. 16166. Eetstokje van sagobladnerfjes met lianenstengel omvlechting. Als boven. 16167. Eetstokje a. b. Als boven. 16168. Sagoroerder met uitgesneden handvat en versierd met zwartgeverfde ringen. Als boven. 16169. Vuurtang van een doorgeknikt bamboelatje. Als boven. 16170. Dolk van puntig geslepen been. Als boven. 16171. Dolk of priem van puntig geslepen been. Als boven. 16172. Mannenschaamgordel, bundel touw. Als boven. 16173. Vrouwenlendenkleed, boombast, geklopt. Als boven. 16174. Taschje van gevlochten touw. Als boven. 16175. Tondelkokertje, bamboe. Als boven. 16176. Voorhoofdsband met een versiering van casuaris vederen. Als boven. 16177. Voorhoofdsband met een opgeregen schelpenversie ring. Als boven. 16178. Voorhoofdsband met eene opgeregen schelpenversie ring. Als boven. 16179. Voorhoofdsband met aangeregen witte glaskralen, zwarte, doorboorde rotanvruchten en twee hangers van varkensstaarten. Als boven. 16180. Halsband van dunne rotan met aangeregen, groote, roode, rotanvruchten. Als boven. 16181. Oorring van een omgebogen casuarisslagpen met hangers van dierlijken oorsprong (rieken naar muscus). Als boven. 16182. Oorstaaf bamboekokertje met versierde figuren. 16183. Neusversiersel, naald van been. Als boven. 16184. Naald a. b. Als boven. 16185. Lendengordel band van gevlochten lianenstengel. Als boven. CXII 16186. Staartvormig versiersel. Zie 16160. Sekar. 16187. Heilige fluit van bamboe, versierd met ingebrande figuren. Als boven. 16188. Boog van palmhout met rotanpees, met bieede lianen stengel onder aan de einden. Als boven. 16189. Kleine boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 16190. Pijl met rieten schacht, versierd met ingebrande figuren. De punt is van weerhaken voorzien en gewapend met een kangaroebeen. Ombinding met lianentouw. Als boven. 16191. Vischpijl met rieten schacht, versierd met ingebran de figuren en met eene lange, zesvoudige punt van palmhout. Als boven. 16192. Vischpijl, doch met kortere punt en lianenom vlechting. Als boven. 16193. Pijl met rieten schacht, versierd met ingebrande figuren. De breede bamboepunt is aan het onder einde versierd met eene lianenomvlechting. AU boven. 16194. Pijl a. b., de bamboepunt voorzien van nederwaarts gerichte weerhaken. Als boven. 16195. Pijl a. b., met andere schachtversiering; de bamboe punt is van weerhaken voorzien en versierd met eene ingebrande figuur. Als boven. 16196. Pjjl a. b., met puntige palmhoutpunt. Als boven. 16197. Pijl a. b., met uitgesneden palmhoutpunt en gewa pend met een puntig geslepen kangaroebeen. Als boven. 16199. Pijl a. b., met andere punt. Als boven. 16200. Pijl a. b. Als boven. 16201. Pijl met meervoudige palmhouten punt en met lianenomvlechting. Als boven. 16203. Kalkkoker, kalebas met ingebrande figuren versierd. Sarmi. 16204. Net van gevlochten touwwerk. Sawar. CXIII 16205. Taschje van gevlochten touw met roode, blauwe en gele strepen versierd en aan den onderkant voor zien van touwfraujes Sawar. 16206. TaBch van gevlochten touw met roode, blauwe en paarse strepen versierd. Serwar. 16207. Vrouwenlendenkleed, boombast, geklopt. Als boven. 16208. Feestkleding voor vrouwen, mat van gevlochten draden, wit, rood, geel en grijs gestreept. Als boven. 16209. Weefraam voor matwerk. Sarmi. 16210. Lendengordel van nederhangende, uitgeplozen boom schors. Schaambedekking voor mannen. Serwar. 16211. Buikgordel van gevlochten touw, waarop figuren van opgeregen nassaschelpen en zwarte kralen. Serwar. 16212. Bandje van gevlochten bies. Halsketting. Sarmi. 16213. Halsborstversiersel, bestaande uit een stel gevlochten touwbanden in bretelvorm, versierd met opgeregen nassaschelpen, bonte glaskralen, hangers van zee krabben, touwfranjes en kangaroestaarten. Serwar. 16214. Scbepnet van gevlochten touwwerk. Als boven. 16215. Mondharp, bamboe. Sarmi. 16216. Draaitollefje, een wilde vijgen vrucht, gestoken op een sprietje van sagobladnerf. Als boven. 16217. Jachttropeën, bestaande uit samengebonden rotan staafjes, eindigende in een beugel, over welke een varkensscrotum gespannen is. Worden aan de zol derstijlen of aan de taachhaken in de huizen op gehangen en moeten een volgenden jachttocht be gunstigen. Serwar. 16218. Heilige Huit van bamboe met ingebrande figuren versierd. Als boven. 16219. Boog van palmhout met rotanpees, de einden ver sierd met omvlochten rotanbanden. Sarmi. 16220. Pijl met bamboeschacht, versierd met ingebrande figuren. De punt van bamboe of van palmhout, is van weerhaken voorzien en versierd met ingesneden figuren. Als boven. CXIV 16221. Boog van palmhout met rotanpees, de einden ver sierd met omvlochten lianenbanden. Serwar. 16222. Pijl van bamboe met ingebrande versiering en met versierde punt. Als boven. 16222 a Schildpadspeer, hout, het boveneinde is uitgesneden met mensebelijke gezichten en figuren beschilderd in zwart en rood. Als boven. 16223. Sierbalk voor een tempeltrap, uitgesneden als een mannelijke figuur en beschilderd in rood, wit en zwart. Wakde. 16224. Prauwversiering, hout, versierd met ingesneden figuren en beschilderd in zwart en rood. Poeloe Masi-Masi. 16224 a Prauwversiersel, hout met ingesneden visch- en vo gelfiguren en beschilderd in rood en zwart. Jamna. 16225. Houten beeldje, mannelijk beschilderd in rood en zwart. Wordt waarschijnlijk op een stok gestoken. Jamna. 16226. Houten beeldjes, mannelijk en vrouwelijk, beschil derd in rood, zwart en wit. In de ooren van het vrouwelijke beeld een wit hemdsknoopje en een rood kraaltje. Wakde. 16226 a Model van eene prauw; de voor- en achtersteven versierd met zwartgeverf'de lijnen en figuren.Schouten-eilanden. Zuid-Nieuw-Guinea. 16227. Vogelfiguur, plat, van hout gesneden; de kop waar schijnlijk voorstellende die van eene kakatoe, aan beide zijden met rood en zwart beschilderd. De snavel rood; het verdere van den bek omlijnd door een rooden en daaromheen zwarten band, waaronder een breede, roode band. Op den onderkant van het vogellichaam een roode gekartelde lijn. Het onder einde van den staart omlijnd door een dunnen, zwarten band, waarboven kleine roodbescbilderde wigvormige inkervingen. Wordt bij dansen boven het hoofd gehouden. Mimika. CXIX 16277. Schotel, gemeenschappelijke, om visch, sago of vleesch uit te eten. De uit hout gesneden schotel geeft in zijn geheel het lichaam van een langbek kigen vogel weder. Het voorste gedeelte is zoowel aan de binnen- als aan de buitenzijde rijk met figuren uitgesneden; aan den kop bevindt zich een klein bosje plantenvezels. De schotel eindigt in een korten staart. Op het achterste gedeelte des schotels komt aan de buitenzijde ook nog een in gesneden figuur voor. Miniika. 16278. Schotel. Het voorste gedeelte is rijk uitgesneden, doch defect. Aan de binnenzijde van den schotel loopt over de geheele lengte, juist in het midden, een rijk, a jour uitgesneden, richel. De schotel eindigt in een korten staart. De schutten of af scheidingen, in de lengteas geplaatst, dienen om de sago van vleesch of visch gescheiden te houden. Als boven. 16279. Schotel, waarschijnlijk een visch voorstellend, aan buiten- en binnenzijde versierd met uitgesneden figuren. Aan de binnenzijde een fraai uitgesneden en gekartelde richel zich aansluitend aan den ge kartelden bovenrand. De schotel eindigt in een puntigen, uitgesneden staart. Als boven. 16280. Schotel, waarschijnlijk een schildpad voorstellend. Aan de buitenzijde met ingesneden figuren rijk versierd en het schild van de schildpad duidelijk wedergevend. Als boven. 16281. Knots, hout, met aan de onderzijde eenige onregel matige inkepingen. Om den stok een kransje casuarisvederen en daarbeneden een ring van haar. Lengte 1,30 M, breedte 0,10 M. Als boven. 16282. Knots, hout. De eigenlijke knots is een vier hoekig toegesneden punt, omgeven met de huid van een rog, vastgehouden door rotanreepen. Als boven. CXL van een pabaiiolan, gedateerd in 1463. —Afk. van Goenoeng Këntong (?), desa Goeboeg Klakah, ten Oosten van Toempang (afd. Malang). Litteratuur: Not. 1909 p. 190 sq., 1912 p. 83, 84; Tijd schrift 55 p. 257, 258. F. REPRODUCTIES. F. 10 (inv. 5235). Gipsafgietsel van den beschreven steen van Leran. — Not. 1912 p. 45, 55. G. PRJEHISTORICA. 5213. Steenen bijl, bruin. — 13 X 5.5 X 1.3. Afk. Mambang, Moesi Oeloe, Palembang. — Not. 1911 p. 84 en 1912 p. 5. 5214. Steenen byl, bruingrijs. —17 X 5.8. Afk. Tanah Priok, Moesi Oeloe, Palembang. — Not. 1911 p. 84 en 1912 p. 5. 5215. Steenen bijl, grijs.— 14.5 X 5.4 X 1.3. Afk. Tanah Priok, Moesi Oeloe, Palembang. — Not. 1911 p. 84 en 1912 p. 5. 5216. Steenen bijl, roodgrijs. —11 X 4.7. Af k. Tanah Priok, Moesi Oeloe, Palembang. — Not. 1911 p. 84 en 1912 p. 5. 5217. Steenen byl, zwartblauw. — 8.5 X 3.4 X 0.9. Afk. Tanah Priok, Moesi Oeloe, Palembang. — Not. 1911 p. 84 en 1912 p. 5. 5218. Steenen bijl, doorschijnend wit. — 5.4X4.8X1. Afk. Sonder, Minahassa. — Not. 1912 p. 5. CXLII 3. Woordenlijst Lettiech-Maleisch. 4. „ Maleisch-Kisser-Roma. 5. Fabel in het Timoreeach (Sonnebait) met inter lineaire vertaling, benevens bijdragen voor het Ti moreesch. 6. Maleisch opstel over ziekten ondev de Soloreezen; verder over gebruiken bij allerlei gelegenheden. VII. 1. Gorontaleesche beseheiden, liedjes, enz. 2. Woordenlijst: Hollandsch-Bolangoekisch-Kaidi pansch. 3. Gorontaleesche tekst over de bevolking van Boalemo. 4. Maleisch-Gorontaleesche woordenlijst. 5. Gorontaleesch gedicht over den Java-Oorlog met vertaling in het Maleisch en het Hollandsch. 6. Gorontaleesche pantoens, verhalen en fabelen. 7. Andere Gorontaleesche verhalen, gedeeltelijk met Maleische en Hollandsche vertaling. VIII. 1. Mededeeling in het Maleisch over Tomboeloe'- sche landbouwgebruiken. 2. Tomboeloe'-sche gedichten, gedeeltelijk met Ma leische vertaling. 3. Verhaal van het ontstaan der eerste menschen, in het Tomboeloe'-sch. 4. Verhalen in het Maleisch over zeden en gebrui ken der Tomboeloe's, met Tomboeloe'-sche gedeelten. 5. Tomboeloe'-sche liederen, met Maleische vertaling. 6. Stukken over godsdienst, en gebruiken der Tomboeloe'. IX. 1. Woordenlijst: Hollandsch - Bolangoekisch - Ati nggolasch. 2. Aanteekeningen over het landschap Kaidipan in de landstaal, met vertaling. 3. Zinnetjes, woordjes en versjes in het Mongo ndowsch. 4. Tomboeloe'-sche opstellen over zeden en gebruiken. CXLIII 5. Tomboeloe'-scho verhalen, met afzonderlijke Ma leische vertaling. 6. Idem in het Tontemboansch. 7. Diverse nota's over Timor. 8. Verhaal van Pandagian in het Tomboeloe'-sch. 9. Handschrift van de Nederlandsch-Sangirsche woordenlijst, indertijd uitgegeven in het Tijdschrift van 't Bat. Gen. X, 375 (1861). 10. Hollandsch-Tomboeloe'-sche woordenlijst. 11. Gorontaieesche stukken met interlineaire Mal. vertaling, bestemd voor een leesboek. 12. Hollandsch-Kaidipansche woordenlijst. X. 1. Over het vogel-orakel onder de Gorontaleezen. 2. Hikajat karadja'an Atinggola. 3. Droomuitlegging onder de Gorontaleezen. 4. Gorontaieesche primbon's in het Maleisch. 5. Bepalingen omtrent Mohammedaansche feesten. 6. Over de geschiedenis der verhouding tusschen Limboto en Gorontalo, in het Maleisch. 7. Over de geschiedenis van Gorontalo, Maleisch, gedeeltelijk met Gorontaleeschen tekst. 8. Maleisch geschrift over de geschiedenis van Gorontalo. 9. Geschiedenis in het Maleisch van Gorontalo, Bolango en Limboto. 10. lets over Boalemo, Limboto en Boeol, in het Maleisch. 11. Een bruiloftslied in het Gorontaleesch, in Arabisch schrift. 12. „Instructie tot Narigt en Observantie van de Luitenants ter zee Jan Doedes en Johan Christoffel Kreuger gaande met de galuiretes D'Exter en De Arend ter Bekruissing naar de Bogt Tomminy en vervolgens nae Parigi". 13. Een archiefstuk over de expeditie naar Palele in 1772. CXLIV 14. Verslag nopens Bolango, in het Maleisch. 15. Bepalingen omtrent het tegengaan van zeeroof in de Tominibocht. 16. Over Mo'oe en andere landen in de Tomini bocht, in het Maleisen. XI. 1. Over het planten van gierst e.a., in het Maleisch. 2. Aanteekeningen over het planten van gewassen, in het Maleisch, betrekking hebbende op de Te nimber-eilanden. 3. Aanteekeningen over ïimor Laut en Tenimber, Hollandsen en Maleisch, met woordenlijsten. 4. Aanteekeningen over Timor Laut, grootendeels Maleisch. XII. 1. Geschiedenis van Kisser, Maleisch. 2. Aanteekeningen over Kisser, Maleisch. 3. Liederen bij den landbouw, in het Tomboeloe'-sch. XIII. 1. Dezelfde verzameling als in IX, 5 en 6, in het Tonsea'-sch. 2. Grootere verzameling, met Tontemboansche ge deelten. 3. Verhaal in het Tomboeloe'-sch. XIV. 1. Aanteekeningen over den Watoebela-archipel. 2. ~ „ Boeroe (Maleisch). 3. „ „ Wetter 4. Een Duitsch stuk over Galela en Tobelo, ethno grafische aanteekeningen. 5. Aanteekeningen over de taal van Loeang. 6. n in het Maleisch over Loeang. 7. Stukken over Uoeroe. 8. Aanteekeningen over Serang Lao. 9. Maleische aanteekeningen over Watoebela. XV. 1. Mongondowsche zinnen, met vertaling in het Maleisch. 2. Aanteekeningen over Gorontalo in het Maleisch. 3- i « Soela „ „ „ 4. Boegineesche woordenljjstjes. CXLIX 17. Opstel over Indonesische rechtsbegrippen om trent den eigendom van den grond. 18. Verzameling Tomboeloe'-sche verhalen, enkele met Maleische vertaling, o. a. het verhaal van de verdeeling der Minahasische stammen. Verder andere verhalen op de geschiedenis der Minahasa betrek king hebbende. Net geschreven. 19. 116 raadsels in het Maleisch, afkomstig uit Ambon. 20. Eenige Minahasische liederen (mahakaria) met aanteekeningen; 650 coupletten. 21. Verhaal omtrent de godin Loemimoe'oet in het Tomboeloe'-sch, Roentoeroring, Mamanoea enz. XX. 1. Eenige blaadjes met Tominische liederen. 2. Gorontalosche liederen met interlineaire Ma leische vertaling. 3. Aanteekeningen in het Maleisch, welke gediend hebben voor het werk „De sluik- en kroesharige rassen". 4. Over het Kakian-verbond. 5. Maleische aanteekeningen over Ceram. 6. Maleische verhandeling over Alfoersche gewoon ten in de residentie Ambon. 7. Aanteekeningen over West-Ceram. 8. Lijvige Hollandsche verhandeling over Ceram, met inhoudsopgave. 9. Over het dragen van kain kadoe op Noord- Ceram. 10. Opstellen over zeden en gewoonten, en plaats beschrijving van Ceram in het Maleisch. XXI. 1. Aanteekeningen over Tobelo en Galela, Maleisch en Hollandsch. 2. Woordenlijst van het Tomboeloe'-sch, zeer ge brekkig. 3. Tonsea'-sche liederen, met inleiding en aantee keningen. CXLV 5. Over zeden en gebruiken op Rotti (drie schriften). 6. , „ Sawoe. 7. Fransche verhandeling over Boeroe. 8. Eenige liederen van Boeol, en in het Maleisch iets over de toestanden aldaar. XVI. 1. Over het distriet Langowan (Minahassa). 2. Tomboeloe'-sch opstel over gemeenschappelijken tuinarbeid op de sawah's. 3. Legenden en verhalen in het Tomboeloe'-sch. 4. Over de verschillende goden in het Tomboeloe'-sch. 5. Tomboeloe'-sche liedjes. 6. Maleische potloodaanteekeningen over de ver houding van de Minahasers tot de Mongondowers. 7. Maleische verhandeling over districten in de Minahasa. 8. Over gebruiken bij den landbouw in de Minahasa. (Maleisch). 9. Over de oude geschiedenis der Minahasa. 10. Over het district Tonibasian. 11. Over bestuurstoestanden op Aroe (Maleisch). 12. Over het district Kakaakaaen. 13. Het verhaal van Matindaß, Minahasa'sch. 14. Tontemboanache verhalen. 15. Het verhaal van Mamanoea (Maleisch). 16. „ „ „ Loetam Mokosamboer (Maleisch). 17. „ „ » Oetoe Wa'ilan. 18. Maleiach-Gorontaleesche woordenlijst (in drie schriften). 19. Woordenlijst van negen talen uit den Solor en Alor archipel. 20. Woordenlijst van de Binongko-taal. 21. „ „ „ taal van Moa. 22. „ » » Ambonsche dialecten. 23. Maleiach-Haroekoesche woordenlijst. XVII. 1. Aanteekeningen in het Maleisch over Ende. 2. . en schetskaarten van West-Timor. CXLVI 3. Aanteekeningen over het eiland Solor, met woordenlijst. 4. Aanteekeningen over de binnenlanden van Solor (Maleisen). 5. Aanteekeningen over de vorsten van Timor. 6. Tonsea'-sche verhalen (zie IX, 5 en 6). 7. Godsdienstige formulieren en zangen der Ton temboans (Pakewasch), verzameld door A. L. Wawo roentoe, met Maleische vertaling. 8. Idem der Tomboeloe's. 9. Aanteekeningen over den steen bij Pinëwetengan. 10. Over den dierenriem bij de Tomboeloe's. 11. Tomboeloe'-sch verhaal van Moentoe-oentoe. 12. Maleische teksten over gebruiken in de Mi nahasa. 13. Tomboeloe'-sche gezangen. XVIII. 1. Eene verzameling Tomboeloe'-sche liedjes, ge nummerd 34—102, met eene Maleische vertaling, met potlood genummerd 1 — 93, met inkt: 3—Bo. Het opschrift „panerka" is onjuist. 2. Met potlood geschreven opstel van 7 bl., voor een deel uitgevlakt, getiteld: Een woord vooraf. 3. Tontemboansche liederen, verdeeld in 82 soorten, gezongen bij het uitzaaien der padi, met interlineaire vertaling in het Maleisch, verzameld door Wawo roentoe, te Sarongsong, 10 Maart 1864. 4. Maleisch opstel over den landbouw in de Mina hasa. Dit stuk bevat eene beschrijving der gods dienstige gebruiken; hetgeen door de tuinpriesters werd voorgedragen, in het Tomboeloe'-sch, door Matoelandi, gedateerd Tombariri (Woloan), 22 Juni 1863. 5. Tomboeloe'-sch opstel over zeden, gebruiken en geschiedenis der Minahasa met interlineaire verta ling, afwisselend met inkt en potlood, beginnende met bl. 17, doorloopende tot 39. CXLVII 6. Tomboeloe'-sche verhandeling over idem met inkt geschreven, met interlineaire Maleische vertaling. 7. Tomboeloe'-sche liederen, zeer duidelijk geschre ven, zonder vertaling, 650 nnmmers. 8. Gezangen en gebeden aan god Mandai, zeer duidelijk in het Tomboeloe'-sch geschreven, met in terlineaire, slecht met potlood gekraste, Maleische vertaling; eene duidelijke potlood-copie is er bij. Een dergelijk stuk aan god Pinonto'an, ook met duidelijke potloodcopy, en aan god Roemëngan, ver der aan de goden Manarangsang, Koemiwel, Lololing, Makaliwe, Mangaloe'oeng, Manalca, Sfana'beang, Mana'beka, Manawa'ang, Makawalang, Taloema ngkoeng, Marinoja', Moentoe'oentoe enLingkambene*. 9. Tomboeloe'-sche plechtigheden en gebruiken bij huwelijk, zwangerschap en geboorte; korte inleiding, met potlood, in het Hollandsch; gebeden en zangen aan de goden Mandai, Pinonto'an, wederom Mandai, weer Pinonto'an, enz. als boven, voorts een aantal verzen ter verheerlijking van de goden Mandai, Pinonto'an en Ambelengan. 10. Geschiedenis van de godin Loeniimoe'oet en haren zoon Toar in het Maleisch, afkomstig van Tondano en van Makarema en Loemimoe'oet. Voorts: geschiedenis van Salangkew in het Tondanosch. 11. Maleisch opstel over Tomboeloe'-sche gebruiken bij den huisbouw, geschreven door Matoelandi in 1864, Maart; verder: 28 strofen van het gezang Mahaengket, met gebrekkige interlineaire Maleische vertaling. 12. Woordenlijst van gelijkluidende, althans gelijk gespelde Tomboeloe' -sche woorden. Verder 32 Tomboe loe'-sche liederen met eenige verklaringen in het Tom boeloe'-sch. Hollandsch-Tornboeloe'-sche woordenlijst, met potlood, van A tot Liggen. Verschillende mede deelingen omtrent Tomboeloe'sche goden; lijvig H.S. CXLVIII XIX. 1. Over de titels in de Minahasa, Hollandsen. Paruiliehjst van Mongondowsche hoofden; Maleisch verhaaltje over zekeren Panto. Brief van zekeren Petrus Mandawi. 2. Eenigé woordverklaringen van Moluksch-Malei sche en Tomboeloe'-sche woorden. Bijdrage tot de kennis van eenige houtsoorten in de Minahasa, 2 bl. potloodschrift. Maleisch verslag van eene prauwreis van Menado naar Kwandang en terug, door zekeren Montolaloe. 3. Maleisch stukje geschiedenis, over de stichting van Menado. 4. Stukje over den Tondanoschen waterval. 5. Opsomming van titels van hoofden, priesters, na men van hoornen en planten, schadelijk gedierte, enz. 6. Maleische verhandeling (potlood) over zeden en gebruiken der Mongondowers. 7. Maleische verhandeling over tooverij en spokerij op Ambon. 8. Afleiding van eenige namen van eilanden in het Ambonsche, potlood, Maleisch. 9. H.S. van het Tominische verhaal, uitgegeven in Bijdragon, 3° volgr. 6° deel, bl. 1G6—184. 10. Verhaal van de kat en den gemsbuffel in het Tominisch, 2 exx. 11. Over de geschiedenis van Mongondow, Maleisch. 12. H.S. van Namo Leo, uitgegeven in het Tijd schrift van N. I. 13. Aanteekeningen over het eiland Damar; verder verschillende notities in het Maleisch en het Hol landsch, ook woordenlijsten. Zeer gevlekt. 14. Allerlei aanteekeningen in het Tomboeloe'-sch over Minahasischen godsdienst en gebruiken. 15. Een Maleisch verhaal. 16. Verhandeling over het belastingwezen in Goron talo en omstreken, netjes met inktgeschreven, 1874. CXV 16228. Vogelfiguur. Aan beide zijden rood beschilderd. Over den langen snavel, de hals en !/ 4 van het lijf loopt een roode smalle lijn, welke zich op het vogellichaam in verschillende bochten kronkelt en bij den staart eindigt. Op den staart vier verticale roode lijnen. Als boven. 16229. Vogelfiguur. Aan beide zijden rood en zwart be schilderd. Op den snavel bevinden zich roode en zwarte lijnen en op het midden daarvan een ronde zwarte ring; op beide ringen komen witte vlekken voor. Het vogellijf is ongeveer halvemaanvormig. Het ondereinde van den staart omgeven door een smullen, zwarten band, waarboven kleine roodbe schilderde wigvormige inkervingen. Als boven. 16230. Hoofdkussen, hout, a jour met wigvormige figuren uitgesneden, aan ééne zijde met kalk wit gemaakt. Aan de uiteinden bevinden zich twee ronde gaten, bestemd voor twee houten klossen, waarop het hoofdkussen rust. Als boven. 16231. Hoofdkussen, a. b., doch geheel a jour uitgesneden. Als boven. 16232. Hoofdkussen, doch slechts aan eene zijde met inge kerfde figuren. Als boven. 16233. Bamboeroeper, versierd, aan eene zijde schuin afge sneden, zoodat een rand is uitgespaard. Als boven. 16234. Steel voor beitels, hout. Het daarop uitgesneden beeld vertoont aan de voorzijde één of twee menschen figuren boven elkander. Het boveneinde knopvormig uitgesneden, het ondereinde puntig toeloopend, met eene inkerving, waarin de beitel gestoken wordt en voor meerdere stevigheid omwonden met dunne rotan. Als boven. 16234 a Steel b. a., doch met ijzeren beitel. Als boven. 16235. Zak van gevlochten touw. Wamberimi. Dwergen dorp aan den bovenloop van de Kapare-rivier. 16236. Zak. Als boven. CXVI 16237. HalakettiDg, bestaande uit een snoertje waaraan een klein gevlochten zakje; aan het snoertje hangen een achttal koeskoesstaarten, (waarscbijnljjk amuletten). Wamberimi. 16238. Bamboehaarpen. Het boveneinde uitgesneden. De tanden aan den bovenkant omwonden door een snoertje. Als boven. 16239. Dito, als boven, doch viertandig, de tanden zijn in het midden bovendien verbonden door een dwars bamboetje. Het boveneinde der pen omwonden met dunne rotan. Als boven. 16240. Bos touw. Als boven. 16241. Naalden van been of vischgraat. Als boven. 16242. Penisschelp. Mimika. 16243. Armband van gevlochten plantenvezels met kleine schelpen versierd. Als boven. 16244. Armband, doch smaller. Als boven. 16245. Oorversierselen voor de oorlel, bestaande uit ronde schijven van bamboestokjes, met touw en rotan aan elkander verbonden, met afhangende touwtjes, waar aan kralen en rotancylindertjes. Wamberimi. 16246. Halsversiering, bamboereepjes door touw en rotan aan elkander verbonden, waaraan een smal touw snoertje, teneinde deze om den hals te kunnen dragen. Mimika. 16247. Sierbuikbanden bestaande uit gespleten rotan (8 ü 9 reepen) met touw doorvlochten en versierd met kleine zeeschelpen. Aan den onderkant eenige touwtjes, waaraan roode en witte vruchtenzaden en aan de uiteinden eenig koeskoeshaar. Als boven. 16248. Ooglap voor weduwen; een uit plantenvezels ge vlochten band. Als boven. 16249. Qrasschort, dat jongens, eenigen tijd voor het man baar worden, dragen Als boven. 16250. Buikband van gevlochten rotan. Als boven. CXVII 16251. Schort van plantenvezels, voor vrouwen tot bedek king van het zitvlak. Mimika. 16252. Lijfje, van plantenvezels gevlochten. Kleedingstuk voor vrouwen. Als boven. 16253. Weduwenmuts, van plantenhaar gevlochten. Als boven. 16254. Beenband van gevlochten rotan. Wordt ook wel om de armen gedragen. De armband van twijgen dient om bij het schieten met pijl en boog den arm niet te verwonden bij het terugslaan van de boogpees. Als boven. 16255. Armband van gevlochten rotan, aan de buitenzijde versierd met vederen van den casuaris Als boven. 16256. Armband, bestaande uit twee varkenstanden, de punten en basissen met touwtjes aan elkander ver bonden. De punten der tanden mft figuren bekrast. De figuur op het eene stel stelt een menschengelaat voor. Als boven. 16257. Zakje van gevlochten touw, doorvlochten met dunne, gele orchideënstengels, wordt om den hals ge dragen met tenige voorwerpen erin tot amulet. Als boven. 16258. Vuurmaker, bestaande uit een overlangs gespleten stuk hout, waartussehen een steentje is geplaatst en een daarbij behoorende dunne reep gespleten rotan, waarmede vuur wordt gedrild. Wamberimi. 16259. Drinkmok, met figuren bewerkte klapperdop. Mimika. 16260. Tabakspijp, bestaande uit een rotan cylindertje met tusscheuschot, waarin een klein gat is geboord. Als boven. 16261. Peniskoker, kalebasschil. Als boven. 16262. Peniskoker bamboe, versierd met figuren. Mimika. 16263. Peniskoker der dwergen. Vervaardigd van een kalebasschil. Wamberimi. CXVIII 16264. Halsketting, een gevlochten touw waarin casuaris vederen gestoken zijn. Mimika. 16265. Halsketting, doch klein model. Als boven. 16266. Sagofilter; mat van gevlochten rotan, eenigszins zakvormig. Als boven. 16267. Touw. Als boven. 16268. Tascbje, van gevlochten rotan, in den vorm van een sigarenkoker. Als boven. 16269. Dolk van den naald van een stekelrog (niet inheemsen: imitatie van een Dajakschen dolk; eenigst opgemerkt exemplaar). Als boven. 16270. Dolk, met figuren uitgesneden handvat, de punt be staande uit een roggestekel, (Imitatie). Als boven. 16271. Boog (één van hout, één van bamboe) met rotanpees en daarbij behoorende rotanpijltjes. Kinderspeel goed. Als boven. 16272. Sagoklopper, bestaande uit een rond stuk hout, het boveneinde eenigszins knopvormig, versierd met een ingesneden figuur en met een rond gat, waarin een tweede kegelvormig hout past, eveneens met een uitgesneden figuur, van onderen van eene holte voor zien. Het geheel heeft den houweelvorm. Als boven. 16273. Knots, vervaardigd van de helft van den snuit van eene zaagvisch. Als boven. 16274. Sagoklopper. Zie 16272. 16275. Houten sagomes, in den vorm van een hakmes, een breede bruinachtig gekleurde lijn loopt zigzaggewijs over het lemmet. Als boven. 16276. Trom. Het trommelvel van leguanenhuid, waarop wasdopjes zijn gekleefd. Deze laatsten dienen om het instrument te stemmen en zijn verplaatsbaar. Versierd met een vischgraatmotief, overgaand in een rijk versierd handvat met twee naar elkander toe gekeerde menschengezichten, besneden en onder verdeeld in een grooter en een kleiner handvat. Mimika. CXX 16283. Beeld, hout, in den vorm van een spits toeloopenden stok. Het bovenste gedeelte van den stok geeft, regelmatig, symetrisch uitgesneden, een menschen figuur te zien. Onder het beeld bevindt zich op den stok een uitgesneden ring; rood beschilderd. De menschenfiguur is in rood, zwart en wit be schilderd. De stok wordt waarschijnlijk als afgods beeld in don grond gestoken. Mimika. 16284. Knots, hout. Het knotseinde bestaat uit drie reek sen dorenvormige uitsteeksels, ieder van acht en dertig stuks. De punt is zeshoekig toegesneden. Als boven. 16285. Knots, hout. Het knotseinde, ± 0,50 M. lang. De dorenachtige uitsteeksels zijn behouden, doch de knots is versierd met uitgesneden figuren en met bosjes gras. Aan een der knotsen bevindt zich boven het knotseinde eene versiering van casuaris vederen, waaraan kleine witte veertjes zijn bevestigd. Als boven. 16286. Knots, a. v. Knotslengte (z. g. slag) ± 0,55 M. Het verdikte houten gedeelte, bestaat uit drie rib ben; een der ribben heeft dorenachtige uitsteeksels. Op de beide andere ribben zijn sierlijke figuren uitgesneden. De knots eindigt in eene lansvormige punt, waarin hier en daar gaatjes zijn geboord. Als boven. 16287. Knots, a. v. Het dunnere kopgedeelte draagt in het centrum, een ronden doorboorden steen, onregel matig, geribd (6, 7, 9). Als boven. 16288. Knots, a. v., doch met ronden steen. Als boven. 16289. Knots, a. v., doch met geribden steen 20 ribben. Als boven. 16290. Bijl van steen. De steel van bamboe (van een der ex. van hout). De steenen bijl zelf is een rolsteen waaraan een scherpe kant geslepen is. Als boven. CXXI Notulen 1912. 16. 16291. Boog, palmhout, met rotanpees. Aan de uiteinden versierd met casuarisvederen. Mimika. 16291 a Boog, als boven, korter, met casuarisnagel. Als boven. 16292. Lans, hout. De spits, versierd met uitgesneden figuren, regelmatig en symetrisch uitgevoerd, rood en zwart beschilderd. Waarschijnlijk gebruikt voor feest- of sierlans. Als boven. 16293. Lans, a. v. De spits met weerhaken; op de plaats waar de spits overgaat in den schacht, een uitge sneden figuur in den vorm van een zandlooper. De spits rood en zwart beschilderd. Als boven. 16294. Lans, a. v. De spits is voorzien van weerhaken. Overigens onversierd. Onder de spits eene versie ring van casuarisvederen. Als boven. 16295. Lans, a. v. De spits wordt naar de punt toe eerst breeder, daarna smaller, is met a jour bewerkte figuren versierd en van weerhaken voorzien. In een der gaten bevindt zich een bosje planten vezels. Als boven. 16296. Lans, a. v. De spits, eerst verbreed, loopt daarna puntig toe. Fraai bewerkt met ingesneden zig-zags gewijze loopende figuren en van op- en neder - waartsche weerhaken voorzien. Als boven. 16297. Lans, a. v. De spits versierd met zig-zagsgewijze ingesneden figuren en voorzien van vier puntige weer haken, zoowel op- als nederwaartsche. Als boven. 16298. Lans, a. v. De spits voorzien van groote, vier puntige weerhaken, waaronder een gedeeltelijk a jour uitgesneden figuur, waaronder een zandlooper. Het ondereinde van den schacht is spits toegesneden, ten einde dezen in den grond te kunnen plaatsen. Alle bovenomschreven lansen zijn klaarblijkelijk sier of feest-lansen. Mimika. 16299. Lans, a. v. Schacht en spits gaan geleidelijk in elk ander over. De spits is voorzien van een zestal, ver uit elkander staande, nederwaartsche weerhaken. Als boven. CXXII 16300. Elger, hout, uitloopend in 4 a 5 met rotan stevig aan elkander verbonden naalden, die allen in een scherpe punt eindigen, al dan niet van weerhaken voorzien. Aan het boveneinde van den schacht zijn deze spitsen nogmaals met rotan bevestigd. Lengte 2,25 M. Als boven. 16300 a Vischpijl, elgervorm, bamboe. De spits bestaat uit een bundel van 3, 4 of 5 uit rotan of hout gesne den pijlvormige staafjes, al dan niet van weerhaken voorzien en onderling met elkander verbonden. Als boven. 16301. Lans, hout, op een afstand van 0,20 M. van de punt, breed, schildvormig uitgesneden, en a jour bewerkt met lusvormige figuren. Het geheel zeer symetrisch afgewerkt. Onder het schild bevindt zich een figuur in golvende lijnen. De punt is voorzien van weerhaken. 16301 a Lans a. b., doch kleiner; om den schacht bevindt zich bij het boven- en ondereinde een gevlochten rotanring. De schacht aan het ondereinde puntig toe gesneden om dezen in den grond te kunnen plaatsen. Als boven. 16302. Lans, a. v. De spits aanvankelijk verbreed en daar na puntig toeloopend, vertoont van boven vier en van onderen eveneens vier, over elkander heenvallende, vierpuntige, geweerhaakte inkervingen, aan elkander verbonden door een glad afgewerkt middenstuk. In de onderste inkerving twee gaten. De spits ge deeltelijk rood beschilderd. Onder de spits eene versiering van casuarisvederen. In het puntig toe loopend ondereinde bevindt zich een gat; tevens is het omvlochten met een ± 20 c.M. breeden rotan ring; voorts beschilderd met twee roode banden. Mimika. 16303. Schepriem, hout. Lengte van het blad 0,57 M., breedte 0,19 M. Voor vlak van het blad zeer fraai CXXIII bewerkt, door fijne, aymetrisch aangebrachte lijnen. Van sommige gedeelten van het blad is de opper huid weggenomen, zoodat een figuur verkregen is van afwisselende lichte en donkere vlakken. De versierende lijnen vormen een menschelijk masker. Lengte 3 M. Als boven. 16304. Schepriem a. v. Het blad geeft aan de voorzijde een menschelijk masker weder en is aan de achter zijde versierd met ingesneden figuren. Als boven. 16305. Schepriem a. v. Lengte van het blad 0,63 11. breedte 0,13 M., de vorm wijkt aanmerkelijk van die der vorige schepriemen af en is sierlijker. Alleen aan de voorzijde bewerkt. Ook hier is het hoofdmotief een menschelijk masker, versierd met twee bosjes plantenvezels. Als boven. 16306. Lans, hout, met enkele inkervingen voorzien en spits van casuarisbeen. Als boven. 16307. Lans, bamboe, met houten punt, voorzien van weer haken; daaronder een uitgesneden figuur. Op de plaats, waar dé punt in de schacht is gestoken om wonden met rotan. Als boven. 16308. Lans a. v. De punt geweerhaakt met eenvoudige inkervingen. Als boven. 16309. Lans a. v. De punt geweerhaakt. Als boven. 16310. Lans a. v. De punt met vier reeksen inkervingen, elke reeks bestaande uit 23 nederwaarts gerichte, doornachtige uitsteeksels. Als boven. 16311. Lans a. v. De punt bestaat uit een tweetandige vork, waarvan een der tanden is afgebroken, terwijl de tweede tand aan de binnenzijde is voorzien van twee groote, nederwaarts gerichte weerhaken. Onder de vork drie eenvoudige inkervingen. Mimika. 16312. Pijl. De schacht van bamboe, de punt al dan niet van flauwe weerhaken voorzien. Waar de punt in de schacht overgaat, omvlochten met rotan. Als boven. CXXIV 16313. Pijl a. v. De punt voorzien van een casuarisnagel of van een roggestekel. De verbindingsplaats van steel en punt is met plantenvezels omwonden. Als boven. 16314. Pijl a. v. De punt voorzien van weerhaakinkervingen. De verbindingsplaats van steel en punt is met plan tenvezels omwonden. Lengte 1,35 M. Als boven. 16315. Pijl a. v. De bovenste helft van de zeer dun toe loopende punt is voorzien van kleine weerhaken, rood beschilderd. De verbindingsplaats van steel en punt met plantenvezels omwonden en met kalk bestreken. Als boven. 16316. Pijl a. v. De punt voorzien van weerhaakinker vingen. De verbindingsplaats van steel en punt is met plantenvezels omwonden en met kalk bestreken. Als boven. Noord-Nieuw-Guinea. 16317. Lendenband van casuaris vederen, gebezigd bij dans feesten. Takar. 16318. Voorhoofdsversiering Tan casuarisvederen, bij wijze van opstaande kuif. Als boven. 16319. Voorhoofdsband van casuarisvederen. Als boven. 16320. Achterhoofdsband van casuarisvederen. Als boven. 16321. Buikband van casuarisvederen. Als boven. 16322. Voorhoofdsband van casuarisvederen. Als boven. 16323. Armband van casuarisvederen. Als boven. 16324. Polsband van casuarisvederen. Als boven. 16325. Halsversiering, gevlochten touwsnoertje, versierd met nassaschelpen, waaraan van onder een rond uitge slepen schelp bevestigd is. 16326. Oor versiering van schelpen. Als boven. 16327. Boog en pijlen. Als boven. 16328. Boog en pijlen. Foja. 16329. Zitvlakbedekking van touw. Als boven. 16330. Halstaschje van gevlochten touw. Als boven. CXXIX 16428. Yischheining bestaande uit aan elkander sluitende gabalatjes. Waropen. 16429. Lans van niboenghout, de schacht aan het boveneinde met snijwerk versierd en met breede bamboepunt. Wordt medegenomen bij aueltochten. Als boven. 16430. Korte pijl met houten punt voorzien van weerhaken. Gebezigd bij het schieten op groote afstanden en op sneltochten. Als boven. 16431. Oorlogspijl met punt van bamboe, niboenghout, vogelbeen of roggestekel. Als boven. 16432. Trompet, tritonschelp, waarmede signalen worden gegeven. Als boven. 16433. Amulet tot zelfbescherming. Als boven. 16434. Amulet tot het maken van gevangenen. Als boven. 16435. Amulet tot voorspoed in liefdesaangelegenheden. Als boven. 16436. Borstband van geweven touw, versierd met twee soorten pitten en lapjes rood katoen. Taroenggare. 16437. Penisbedekking. Als boven. 16438. Draagzak van gevlochten touw. Als boven. 16439. Bamboekoker met primitieve versiering van rechte en zig-zaglijnen. Taroenggare. 16440. Mondharp van bamboe, zie 15149). Als boven. 16441. Sagoklopper van wildhout. Als boven. 16442. Vuurmaker van gespleten, droog hout, waartusschen een pinangnoot is geklemd. Als boven. 16443. Gedroogd mos, dienende tot brandmateriaal. Als boven. 16444. Rotanreep voor een vuurmaker. Als boven. 16445. Boog van niboenghout en twee pijlen met bamboe en kroonduifbeenen punt. Als boven. 16446. Draagzak van gevlochten touw. Jabi. 16447. Kalebas, kalkkoker. Als boven. 16448. Bamboekoker, met uitgesneden figuren versierd. Als boven. 16449. Cocon van een vlinder, met daarin verpakte tabaks bladeren. Als boven. CXXV 16331. Tasch van gevlochten touw. Foja. 16332. Tascbje van gevlochten touw, waaraan twee varkens staarten gebonden zijn. Talisman voor de varkens jacht. Als boven. 16333. Sagovork van hout, het boveneinde met uitgesneden figuren versierd. Als boven. 16334. Rotan armband. Als boven. 16335. Pen van casuarisbeen, bestemd voor het uithalen van splinters. Als boven. 16336. Sagolepel van varkensbeen. Als boven. 16337. Houten hoofdkussen met snijwerk versierd. Saberi. 16338. Haartooi van menscbenhaar, met rotan doorvlochten en omwonden. Als boven. 16339. Tasch van gevlochten touw. Als boven. 16340. Bamboekoker gebezigd als vuurmaker. Als boven. 16342. Aarden pot, bestemd voor het koken van sago. Als boven. 16343. Bezem de gedroogde bloeiwijze van een palm. Als boven. 16344. Trom, bespannen met leguanenbuid. Als boven. 16345. Voorwerp van casuarisbeen, gebruikt om klappers te splijten. Als boven. 16346. Sagoklopper, hout. Als boven. 16317. Neusversiering, bamboekokertje met aan weerszijden roode vruchtenpitjes. Als boven. 16348. Bamboekoker, roeper. Als boven. 16349. Mandje van sagobladscheede. Als boven. 16350. Pijl, gebezigd tot het dooden van slangen. Als boven. 16351. Pijl, om vrouwen te dooden; heilig. Als boven. 16352. Pijl, om mannen te dooden. Als boven. 16353. Pijl met bamboepunt om varkens te schieten. Als boven. 16354. Oorlogspijl met punt van bamboe, niboenghout, of casuarisbeen. Als boven. 16355. Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 16356. Dunne, houten stok, gebruikt om elkander bij dans plechtigheden te slaan. Als boven. CXXVI 16357. Boog van niboenghout met rotanpees. Saberi. 16358. Bamboepijl met punt van bamboe, niboenghout of been. Als boven. 16359. Trom, bespannen met casuarisvel. Gebruikt bij feesten en dansen. Als boven. 16360. Heilige fluit, gebruikt bij godsdienstige plechtig heden in de kariwari. Als boven. 16361. Bamboeroeper. Als boven. 16362. Bamboeroeper. Als boven. 16363. Houten hoofdkussen. Als boven. 16364. Schaambedekking voor mannen, uit boombast ge vlochten. Als boven. 16365. Rotan armband. Als boven. 16366. Sierband van schelpen, om het voorhoofd gedragen. Als boven. 16367. Voorhoofdsband van sagopitten. Als boven. 16368. Schouderband van gevlochten touw met daarop be vestigde vruchtenpitten. Als boven. 16369. Snavel van den neushoornvogel. Dient tot versiering. Als boven. 16370. Bamboekokertje, neusversiering. Als boven. 16371. Oorversiering, stervormig geslepen schelp. Als boven. 16372. Oorlelveraiering, bundeltje van zeven bamboeko kertjes. Als boven. 16373. Taschje van gevlochten matwerk. Als boven. 16374. Taschje van gevlochten touw waarin een bezwerings middel. Als boven. 16375. Bamboekoker, gebruikt als vuurmaker. Als boven. 16376. Sagolepel van varkensbeen. Als boven. 16377. Mes van casuarisbeen, om klappers te splijten. Als boven. 16378. Houten sagoroerder. Als boven. 16379. Sagovork. Als boven. 16380. Pijl met punt van casuarisbeen of niboenghout, ge bruikt tot harpoen bij de vischvangst. Als boven. 16381. Kalkkoker. Als boven. CXXVII 16382. Scherven van een aarden pot. Saberi. 16383. Mondharp van bamboe. Als boven. 16384. Voorhoofdsband van casuarisvederen. Als boven. 16385. Bamboekoker, oorlelversiering. Als boven. 16386. Varkenstand, bestemd om versieringen op pijlen en bamboekokers aan te brengen. Als boven. 16387. Menschenschedel, aan een stok gebonden. Bij het dansen wordt deze heen en weer bewogen, z. g. n. om de muziek levend te maken. Als boven. 16388. Sagoklopper, de steel met snijwerk versierd. Waropen. 16389. Houten sagobak. Als boven. 16390. Houten sagostamper, met snijwerk versierd. Als boven. 16391. Aarde werkvorm, om sagokoeken te bakken. Als boven. 16392. Aarden schotel, waarin de sago op het vuur wordt gaar gemaakt. Als boven. 16393. Mandje, tot sagozeef. Als boven. 16394. Sagoroerder met snijwerk versierd. Als boven. 16394 a Sagoschepper. Als boven. 16395. Waterschepper gebezigd bjj het koken van sago. Als boven. 16396. Vuurtang tot het aanvatten van brandende stukken hout. Als boven. 16397. Houten schaaltje, dienende tot het bewaren van gekookte visch. Waropen. 16398. Mand van gevlochten pandanbladeren. Als boven. 16399. Bamboekoker om de sagoweer in op te vangen. Als boven. 16400. Drinknap, besneden klapperdop. Als boven. 16401. Kalebas waarin de sagoweer bewaard en vervoerd wordt. Als boven. 16402. Besneden kalkkoker. A.ls boven. 16403. Besneden kalkkoker. Als boven. 16404. Stop van week hout. Als boven. 16405. Mandje van gevlochten boom vezels. Als boven. 16406. Haarkam, met snijwerk versierd en aan het boven einde voorzien van een blauwe kraal. CXXVIII 16407. Oor versiering, glazen ring. Waropen. 16408. Neusversiering, vervaardigd van geslepen zeeschelpen. Als boven. 16409. Polsband van gevlochten, oude bamboevezels. Als boven. 16410. Polsband van akar laoet. Als boven. 16411. Polsband van, met een stukje rotan, aan elkander verbonden geslepen stukken schelp. Als boven. 16412. Halsband van gele en zwarte kralen, waaraan be vestigd een kleine, uit vischbeen gesneden, versiering benevens een uit hout gesneden amulet. Als boven. 16413. Versiering van kleine schelpen, afhangende vaneen halsband en daaraan verbonden door een smalle reep pandanblad. Als boven. 16414. Versiering van kralen, bestaande uit twee smalle banden. Als boven. 16415. Vrouwenschaamkleedje met kralen versierd en ge bruikt bij dansfeesten. Als boven. 16416. Buikband, versierd met kralen. Als boven. 16417. Hoofdsteunsel van donker hout met aan weerszijden uitgesneden figuren. Als boven. 16418. Hoofdsteunsel, bestaande uit een ronde, fraai besne den bamboe. Waropen. 16419. Mesheft uit vischbeen vervaardigd en besneden. Als boven. 16420. Vuurboor. Als boven. 16421. Tifa, aan ééne zijde bespannen met leguanenhuid. Als boven. 16422. Vischnet, gedeeltelijk. Als boven. 16423. Touw van pandanvezels. Als boven. 16424. Spoel, waarmede netten worden geknoopt. Als boven. 16425. Touwvlechter. Als boven. 16426. Pijl met niboenghouten punt en voorzien van kleine weerhaken. Als boven. 16427. Bamboeboog met rotanpees, gebruikt bij het visschen. Als boven. CXXX 16450. Boog en twee pijlen. Jabi. 16451. Vuurtang van bamboe. Als boven. Zuid- Nieuw- Guin ea . 16452. Steenen klopper, waarmede de ruwe tot bijl be stemden steen behouwen wordt. Pater Ie Cocq d' Armandville-rivier (bovenloop). 16453. Steenen bijl in afwerking. Als boven. 16454. Ruw behouwen steenen bijl. Als boven. 16455. Steenen bijl zonder steel. Als boven. 16456. Steenen knots zonder steel. Oetoemboewe. 16457. Armband van gevlochten menechenhaar. Als boven. 16458. Schaamkleed van grasstengels voor vrouwen. Als boven. 16459. Neussieraden, beenen cylindertjes, gedragen in het neustusschenscbot, (zie 15799). Als boven. 16460. Draagmand van gevlochten boombastvezels. Als boven. 16461. Bamboekoker, blaasinstrument. Als boven. 16462. Halssieraad, touwsnoertje met kralen versierd, waar aan een uitgesneden bamboelatje bevestigd is. Als boven. 16463. Kalebas. Als boven. 16464. Dolk van casuarisbeen. Als boven. 16465. Penisßchelp. Als boven. 16465 a Rotan buikband. 164656 Twee rotan armbanden. 16466. Touwzakje. Noord-West-rivier. 16467. Houten pijpje. Als boven. 16468. Draagnet van touw. Als boven. 16468 a Peniskoker. Als boven. 16469. Benoodigdheden tot het maken van vuur. Als boven. 16470. Draagnet van touw. Als boven. 16471. Bijl, steen. Als boven. 16472. Boog en elf pijlen. Als boven. 16473. Afgodsbeeldje, hout, voorstellende een menschelijke figuur, zeer onvolkomen afgewerkt, beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 16474. Afgodsbeeldje. Als boven. CXXXI 16475. Prauwmodel. Noord-West-rivier. 16476. Bijl met steel. Als boven. 16477. Schild, hout met uitgesneden figuren versierd. Rood beschilderd. Pater Ie Cocq 'd Armandville-rivier. 16478. Net van gevlochten touw. Als boven. Java. 16479. Krisheft, goudblik over een schellakachtige sub stantie geslagen, voorstellend een gestyleerde rak sasa, die op de knieën ligt. Ongeproportioneerd groot hoofd, spitse neus en uitpuilende oogen, over dadig geornamenteerde kleedij. Kroon, diadeem, armbanden, borst-, buik- en verdere versierselen met holten voor edelgesteenten, waarvan enkele kleinere nog aanwezig. Djombang. Historische Verzameling. 16480. Lila, brons, versierd met wigvormige figuren; even voor het zundgat een figuur in ster, bloem of knop vorm. Minahasa. 16480 a Lila als 16480, doch op de bovenzijde, vóór het zundgat, een krokodillefiguur. Op het midden van de bovenzijde twee versierde beugels in den vorm van handvatsels, doch te klein om daarvoor te dienen en dus waarschijnlijk alleen bestemd ter versiering. Op het midden van den bovenkant van den mond een korrel, voorstellende het bovenlichaam van een zeepaardje. 164806 Lila als boven. Op de achterste helft zijn, aan de buitenzijde, breede spiraalvormige groeven aange bracht. De achterrand van den loop is versierd met bladvormige figuren. Als boven. ) 6480 c Lila als boven. De achterste helft van den loop is, behalve met wigvormige figuren, bovendien ver sierd met een breeden omloopenden band, waarvan het grondmotief een blad weergeeft. Als boven. CXXXII 16480 d Lila a. b. De achterrand van den loop versierd met groote, bladvormige figuren. Minahasa. 16480 e Lila als boven. Behalve met wigvormige figuren bovendien versierd op de bovenzijde met een kleine vierkante figuur in bet midden en met een wielvor mig figuurtje aan de voor- en achterzijde. Als boven. 16481. Oudhollandsch kanon, brons, met verschillende ver sierde banden. Aan de bovenzijde is, even achter den mond, een wapen aangebracht, voorstellende de Hollandsche Leeuw in klimmende houding met in den eenen klauw een pijlenbundel en in den anderen een opgeheven zwaard. Op de bovenachter zijde staat, omsloten door een versierden rand, „Concordia- Res- Par- vae- crescunt, daaronder het jaartal 1621. Aan de achterzijde is een rand aan gebracht, waarop de woorden voorkomen „Willem Wegewaert- Me- Fecit- Hagae." Afkomstig uit de Minahasa. CXXXIV 416/» (inv. 5261). Spuier, bestaande uit een lange goot, uitloopend in een makarakop, welks opgeheven slurf over gaat in een leeuw. Uit den bek daarvan hangt een zaad snoer neer op een vogeltje, dat bovenop het spuigat in de bek van den makara staat. — Lang 88, breed 18, hoogte van de goot 19, van den kop 28. Afk. waarschijnlijk Oost- Ja va. — Not. 1912 p. 73. 448a—c (inv. 5244, 5245 en 5246). Kalkklompjes. wel licht bij het weven gebruikt. — Afk. desa en onderdistr. Ketosobo, distr. Garoeng, afd. Wono9obo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 62. 461 A; (inv. 5239) Ornament in den vorm van een toren tempelmodelletje. — Lang 22 c.M. Afk. onbekend. — Not. 1912 p. 55. B. BEELDEN EN ANDERE VOORWERPEN VAN METAAL. 658 a (inv. 5225). Ongedetermineerd beeldje, brons, zittend op lotuskussen met voetstuk, achterstuk en zonne scherm. Tweearmig, geen attributen, doch diadeem, halsket ting, enz. Echtheid twijfelachtig. — Hoog met zonnescherm 11 c.M. Afk. waarschijnlijk Kedoe. — Not. 1912 p. 37. 7886 (inv. 5263). Gouden plaatjes, vier stuks, en één zilveren plaatje, alle van langwerpig model en uitloopend aan één der smalle zijden in een punt, evenals verscheiden beschreven steenen. De gouden plaatjes met eenige regels schrift beschreven, gedeeltelijk ontcijferd door Dr. Brandes, het zilveren slechts met een paar letterteekens. — Lang resp. 7.5, 5.5, 6, 5.8, en 7.5 c.M., breed bijna 2 c.M. Afk. van den Penanggoengan. — Not. 1912 p. 114. 791 a (inv. 5264). Gouden plaatjes, drie stuks, benevens één plaatje en twee fragmenten, van vermengd goud; alle CXXXIX 2008 a (inv. 5231). Kom van grijsgroen aardewerk, on versierd. — Hoog 8 c.M., diameter 32.5 c.M. Afk. desa Djoemo, distr. Kaloran, afd. Temanggoeng, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 37. 20246 (inv. 5212). Gebroken urn van aardewerk, ge vonden met doodsbeenderen. — Afk. ïanahPriok, Moesi Oeloe. Palembang. — Not. 1911 p. 84 en 1912 p. 5. D. BESCHREVEN STEENEN. D. 125. Beschreven steen. — Hoog 70, breed 34, dik 16 c.M., met jaartal 1472. Afk. Koffietuin Tjondrogëni, onder distr. Poedak, distr. Poeloeng, afd. Ponorogo, res. Madioen. — Not. 1912 p. 40, 53. Oudheidk. Verslag 1912 p. 6. D. 126. Besebreven steen van onregelmatigen vorm. Ongeveer 50 bij 25 c.M., met één afgebroken regel schrift: jaya[]iddha[ . Afk. van Bangka. — Not. 1911 p. 95 en 1912 p. 103. D. 127. Vier kleine steentjes met inscriptie, tot één geheel vereenigd. Sinds 1894 in de verzameling, doch on genummerd aangetroffen. Het schrift werd door den Heer Moquette als Himjarisch gedetermineerd. Afk. van Hadh ramaut. — Not. 1894 p. 74. E. KOPERPLATEN E. 47. Eén plaat (36 X 15 c.M.), aan één zijde be schreven met 10 regels. Begin van een oorkonde van Krtanagara van 1188. — Afk. van Pakis (distr. Tegalredjo, afd. Magelang). Litteratuur: Not. 1911 p. 121, 1912 p. 77; Rapp. 1911 p. 117 — 123 en plaat 181. E. 48. Eén plaat (34.8 X 6.5 c.M.), aan de voorzijde beschreven met 6, aan de achterzijde met 2 regels. Slot CXXXV van vierkant model en beschreven, de drie gouden met Kawi-legende, het vierde met den godennaam Wisnu. — Lang resp. 19, 18, 20 en 14, breed 18, 18, 14 en 13 m.M. Afk. Tjandi Dwarawati op het Diëng-plateau. —Not. 1912 p. 110, 112; Oudheidk. Verel. 1912 p. 76. 838 c (inv. 5243). Drievoet, brons, als onderstel. — Afk. desa en onderdistr. Ketosobo, distr. Garoeng, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 62. 892«' (inv. 5248). Bidschel, metaal, met bronzen vajra vormig handvat. — Afk. desa Poerbojo, onderdistr. Tadjinan, distr. Gondanglegi, afd. Malang, res. Pasoeroehan. — Not. 1912 p. 61. 1009 a (inv. 5230). Dierklok, ovaal, met bladwerk aan den bovenkant. — Hoog 11 c.M.; doorsnede met de punten 12.5 c.M. Afk. desa Djoemo, distr. Kaloran, afd. Temang goeng, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 37. 1097 a (inv. 5242). Lamp, brons, aan ketting, in den vorm eener kinnari. — Afk. desa en onderdistr. Ketosobo, distr. Garoeng, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 62. 1215(2 (inv. 5257). Vaas, brons, met ronden buik, van onderen iets smaller toeloopend en met korten hals, eindi gend in een overigens onversierden omgeslagen rand. Aan twee kanten boven op den buik een ringvormig spoor, dat er iets bevestigd is geweest, wellicht een ketting. — Hoog 41, grootste middellijn 50, middellijn van de opening 26. Afk. desa Soegian, distr. Tengaran, afd. Salatiga, res. Se marang. — Not. 1912 p. 82 en 111. 13176 (inv. 5254). Ring, goud, bolvormig verbreed aan de ééne zijde; met gefigureerde voorstelling. — Afk. doekoeh Pangempon, desa Loeian (Sapoeran), onderdistr. Kalikadjar, distr. Sapoeran, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 81, 82. CXXXVI 1317 c (inv. 5255). Ring, goud, van denzelfden aard als het vorig nummer; de figuur is echter van af wijkenden vorm. — Afk. en Not. als 13176. 1320 e (inv. 5253). Ring, goud, bolvormig verbreed aan de ééne zijde, met een gefigureerd crï-teeken.—Afk. doekoeh Pang empon, desa Loeian (Sapoeran), onderdistr. Ealikadjar, distr. Sapoeran, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 81, 82. 1367 a (inv. 5223). Ring, goud, met ledige kas. — Afk. doekoeh Boeloe, desa Pagentan, distr. Batoer, afd. Bandjar negara, res. Banjoemas. — Not. 1912 p. 16. 13766 (inv. 5224). Ring, van metaal, met groenen steen, waarop inscriptie. — Afk. desa Soeren-lor, distr. en afd. Trenggalek, res. Kediri. — Not. 1912 p. 18. 1418 c (inv. 5241). Topstukje, goud, geornamenteerd, in den vorm eener vajra. — Afk. gehucht Boengkoeson, desa Goemawang-kidoel, onderdistr. Watoemalang, distr. Leksono, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not 1912 p. 63. 1431 a (inv. 5232 a, b). Sieraad, goud, bestaande uit negentien gouden plaatjes, geregen aan een gouddraad; ook aan de buitenzijde heeft gouddraadversiering geloopen. — Lang 8 c.M.; in twee stukken gebroken. Afk. gehucht Mendala, desa Langkop, distr. Boemiajoe, afd. Brebes, res. Pekalongan. — Not. 1912 p. 37, 38. 1436rf (inv. 5233 en 5234). Oorsieraden (paar), goud, met aan de voorzijde een olifantskop met opgeheven slurf. — Afk. desa Djemoenang, onderdistr. Wagir, distr. Eotta Malang, afd. Malang res. Pasoeroehan. — Not. 1912 p. 38. 1443 a (inv. 5226). Oorsieraad, goud, van denzelfden aard als de overige nummers 1443. — Afk. desa Kertowi nangoen of Soemberwoeni, distr. Gondanglegi, afd. Malang, res. Pasoeroehan. — Not. 1912 p. 37. CXXXVII Notulen 19)2. H. 1470 a (inv. 5240). Oorhangers (paar), goud, ringvormig gedraaid.— Afk. desa Toeko, afd; Grobogan, res. Semarang. — Not. 1912 p. 60. 1494& (inv. 5249). Hangplaatje, goud, aan een ketting van kruisvormige schakels. Aan de voorzijde een vrouw met een kind, aan de achterzijde een gestileerd crï. — Afk. desa Karanganjar, afd. Bondowoso, res. Besoeki. — Not. 1912 p. 61. 1511 & (inv. 5247). Ketting, goud, aan weerszijden in een knop eindigend. — Afk. desa Pamottan, distr. Toeren, afd. Malang, res. Pasoeroehan. — Not. 1912 p. 61. 1546 e (inv. 5252). Sieraad, goud, in den vorm van een holle blimbingvrucht, waarschijnlijk deel van een halsketting. — Afk. doekoeh Pasoeroehan, desa Ngadisono, onderdistr. Ngalian, distr. Kaliwiro, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 81, 82. 1558 e (inv. 5227). Beslagplaatje, brons, vierkant met bloemornament; in het midden een haakje, waaraan een ketting is bevestigd. — Grootste diagonaal 9 c.M.; lengte van den ketting 35 c.M. Afk. desa Kertowinangoen of Soemberwoeni, distr. Gondanglegi, afd. Malang, res. Pasoe roehan. — Not. 1912 p. 37. 1647>« (inv. 5228). Lanspunt van gewonen vorm. — Lang 30 c.M. Afk. desa Kertowinangoen of Soemberwoeni, distr. Gondanglegi, afd. Malang, res. Pasoeroehan. — Not. 1912 p. 37. 1647» (inv. 5229), Lanspunt van gewonen vorm, zon der insteek, — Lang 23.5 c.M. Afk. desa Kertowinangoen of Soemberwoeni, distr. Gondanglegi, afd. Malang, res. Pa soeroehan. — Not. 1912 p. 37. 1696 p (inv. 5220 «, b). Versierde rand van een bronzen pot, in twee stukken. — Afk. desa Kamoeljan, distr. Kaliredjo, afd. en res. Banjoemas. — Not. 1912 p. 3. CXXXVIII 1724 e (iav. 5259). Kom, brons, met voet en breeden horizontalen rand, welko onversierd is en aan vier zijden sporen van de bevestiging van een ketting vertoont. — Hoog 13, middellijn met rand 24.5, middellijn van de opening 19.5. Afk. desa Soegian, distr. Tengaran, afd. Salatiga, res. Se marang. — Not. 1912 p. 82 en 111. 1747 f (inv. 5258). Waterketel, brons, waaraan de tuit ontbreekt. Dikke buik en smalle hals met een uitsprin genden parelrand, daarop een koepelvormig deksel met koepelvormig knopje. — Hoog met deksel 32, zonder deksel 24.5, grootste middellijn 22, middellijn van de opening 10. Afk. desa Soegian, distr. Tengaran, afd. Salatiga, res. Se marang. — Not. 1912 p. 82 en 111. 1760* (inv. 5222). Metalen lepel met op het binnen vlak crï in bloembladversiering.—-Diameter 11 c.M. Afk. Boro-Budur. — Not. 1912 p. 23, 24. 1774 a (inv. 5221). Metalen bord, op het binnen vlak crï in bloemblad versiering. — Diameter 32 c.M. Afk. Boro- Budur. — Not. 1912 p. 23, 24. 18206 (inv. 5260). Presenteerblad, brons, met omge slagen rand; op het binnenvlak een gestileerde dikbuikige vaas in bladornament. — Middellijn 48. Afk. desa Soegian, distr. Tengaran, afd. Salatiga, res. Semarang. — Not. 1912 p. 82 en 111. C. AARDEWERK. 19126 (inv. 5256). Potje van grauw aardewerk, met uit stekenden buik en zonder opstaanden rand. — Hoog 3.5 c.M., diameter van de opening 3 c.M. Afk. doekoeh Pangempon, desa Loeian (Sapoeran), onderdistr. Kalikadjar, distr. Sapoeran, afd. Wonosobo, res. Kedoe. — Not. 1912 p. 81, 82. II dibërèsihan, dikoekoesan nganggo mëDJan; sarëng dina din tënan eta, sok disidëkahan Raaoel koe sadaja oerang lëmboer Tjitjanggong, sarëng koe anoe ti sanes-sanes pilëmboeran anoe aja karabat (toeroenan) ti karoehoen abdi. Eta mëtakeun kitoe teh, nja eta noemoetkeun sakoemaha tali paranti panganggona ti karoehoen-karoehoen abdi; margi memang ti baheulana, poen bapa aarëng poen karoehoen karoehoen oge, tiasana nja kitoe bae ngarawatanana eta kaboejoetan teh. Ti samemehna eta kaboejoetan dirawatan koe poen bapa, poen Jama, nja dirawatan koe poen kai (aki) waata poen Sari pan. Eta poen aki oge, nëraakeun deui ti poen oejoet (bapana poen kai Saripan) waata poen Samidin. Dalah eta oge (poen oejoet Samidin) ngarawatanana eta kaboejoetan teh, nja noemoetkeun tiaaana tali paranti sarëng waaiat ti sëpoehna deui, nja eta karoehoen-karoehoen abdi anoe ti beh ditoena deui. II e . Sarëngna deui waaiatna poen bapa (poen Jama) ka abdi sanggëmna: „Lamoen aja anoe menta eta sakabeh barang-barang ka boejoetan, poma pisan koe maneh oelah dibikeun; kadjaba ëngke oepama aja sahidji djalma anoe make papakean sam pingna kadoet (karoeng) bobodongna (pëndingna) batok; lamoen eta datang mariksa ka dieu, aarta bisaeun matja eta toetoeliaan anoe dina lontar, toer oeningaeun kana asal oesoelna, tangtoe nja eta pisan anoe kagoengan eta milik teh. Tah, lamoen dipoendoet koe eta mah, kakara eta sakabeh barang-barang kaboejoetan tea koe maneh meunang dibi keun bae." Noemoetkeun tjariosna poen bapa (poen Jama), jen eta aadajana barang-barang kaboejoetan teh, kawitna pisan mah ti Bantën ; nja eta nalika Kangdjëng Soeltan Bantën djoe mënëng keneh. Djaman harita Kangdjëng Soeltan Bantën kagoengan doea poetra, pamëgët aadaja; moeng hënteu katjatoerkeun djë nengnana (kakasihna). III Katjatoerkeun poetrana anoe l e (anoe tjikal), koe ramana (nja eta koe Kangdjëng Soeltan) didauehan këdah angkat ka Solo; roepina baris didjënöngkeun Soeltan (Ratoe) di Solo. Enggalna, ladjëng eta poetrana anoe l e (anoe tjikal) tea djéngkar ka Solo, sarong njandak roepi-roepi barang-barang; doepi dongkapna ka Solo, parantos kapiheulaün manten koe raina (poetra Soeltan Bantën anoe 2°); padahal eta mab, teu ditimbalan angkat; toer harita teb, eta mah raina pa rantos djoemënëng Soeltan di Solona. Kotjapkeun eta poetrana Kangdjëng Soeltan Bonten anoe l c tea ladjëng bae moelih deui ka koeion; doepi dongkap ka lëmboer Gëlap, desa Nanggoeng, tanah Djasinga, andjeun na sindang heula di rorompokna kai, boejoetna poen kai anoe teu tërang wastana; nja di dinja pisan andjeunna rni hapekeun (nitipkeun) eta sadaja barang-barang kaboejoetan anoe kawintjik tadi tea, sarëng andjeunna nimbalan, soe pados eta sadaja kaboejoetan tea dirawatan koe eta poen karoehoen. Doepi ti dinja, andjeunna (eta poetra Soeltan Banten tea) mah, ladjëng djëngkar deui bae; namoeng taja hidji anoe tërangeun ka mana angkatna; nja kitoe deui ti waktos harita teh, teu aja anoe tërangeun doeka parantos sabaraha ratoes taoen lamina doegi ka ajeuna. Panjariosan, barang eta sadaja kaboejoetan tea parantos toeroen ka poen kai boejoet Samidin ; lami-lami andjeunna ngaraos risi, inggis bilih kapëndak koe poelicie, ladjëng bae eta sadajana kaboejoetan tea, koe andjeunna (koe poen Samidin) dialihkeun, nja eta disoempoetkeun, di leuweung Lëbak-kaboe joetan tjakët ka lëmboer Tjitanggong, kamandoran Koleang, tanah Djasinga. Saparantosna poen kai boejoet Samidin tea tilar doenja, eta poetrana, nja eta poen aki wasta poen kai Sarifin, kenging wartos ti djoeragan tjoetak poelicie Djasinga, wasta poen Mas Nardan, njëbatkeun jen eta barang-barang kaboejoetan tea, taja pamënganana nadjan dirawatan di kampoeng oge; atoeh ladjëng bae eta sadajana kaboejoetan tea koe poen IV aki Saripin dialihkeun deui, dibantoen ka lémboer Tjitang gong\ nja doegi ka ajeuna piaan. Doepi saemoet sarong paroëndak abdi mah, ti kapoengkoer doegi ka ajeuna oge, teu atjan aja aaoerang, djalma, boh oerang dinjana, atanapi anoe ti mana-mana anoe dongkap ka diDJa sëdja moedja (ngaramat) kana eta barang-barang kaboejoetan tea. leu sadajana tjariosan, kenging noekil tina pioendjoekna poen Manan, djoeroe koentjiDa eta kaboejoetan; dina dintën Djoemaah, kaping 22 Maart 1912 koe Wadana Djasinga. IX Notulen 1912. 5. Friederici (O.), Beitrage zur Völker- und Sprachenkunde von Deutsch-Neuguinea. Berlin 1912. 4°. Fromberg (P. H), De Chineesche beweging op Java. Ara sterdam 1911. B°. Geuns (M. van), De ontwerp-grondhuurregeling voor de Vor stenlanden. (Overg. uit het Soer. Hbld. van Februari 1912). Soerabaia. B°. Gids voor den bezoeker der schatkamer. — Bataviaasch Genoot schap van Kunsten en Wetenschappen. Batavia 1912. B°. Gomes (F. H.), Seventeen years among the Dyaks of Borneo. A record of intimate association with the natives of the Borneojungles. With an introduction by J. Parker. London 1911. B°. Dr. K. W. van Gorkom's Oost-Indische Cultures, op nieuw uitgegeven onder redactie van H. C. Prinsen Geerligs. Amsterdam 1911—afl. I—7. Groneman (/.), Een verweer. (Niet in den handel.) Gedrukt te Djokjakarta 1912. B°. Groneman (/.), Na donker licht. Niet in den handel. Se marang 1912. B°. Har leg (Z 1 .), Moon lore. London 1885. 8° Harloff ( W. H. Th.) en H. Schmidt, Handleiding voor tro pische Witsuikerfabrikatie. Soerabaia 1911. B°. Harrison (C. Woodville), An illustrated guide to the Fe derated Malay States. London z. j. B°. Hazewinkel (J. J.), De bereiding van verharde melasse enz.— en Ontledingen in de kleur-veranderingen van sap. enz. (Mededeelingen van het proefstation voor de Java- Suikerindustrie N°. 15.) Soerabaia 1912. 8». Heyligers (Ch. A.), De agrarische aangelegenheden in de Residentie Oostkust van Sumatra. Medan 1912. B°. Hikajat Napoleon Bonaparte. Tersalin di dalem bahasa Me lajoe boeroef Ollanda oleh G. P. W. F. Batavia. B°. Holwerda («/. H.\ Nederland's vroegste geschiedenis in beeld. — Oudheidkundige platen-atlas samengesteld en toe gelicht. Amsterdam 1912. fol. L gat, waarschijnlijk bestemd om een stok in te steken en zoodoende het beeld te dragen. Oogen, mond en borsten beschilderd in rood en zwart. Als boven. 15337. Beeld $ a. b., klein model, rond uitgesneden. Hoofd eindigt boven in een hoekigen knoop. Gestyleerde neus met groote septumdoorboring. Aanduiding van ringbaard. Op de borst een, van den hals neder hangend, tongvormig uitgesneden versiersel. Beenen, vrij van elkander, de knieschijven als twee kleine knobbels aangeduid. Staat op een afgerond houten blokje. Onbeschilderd. Als boven. 15338. Beeld, £ a. b., hoofd lang met een puntigen, conischen, met snijwerk versierden hoed, die zich naar beneden verlengt in eene om het gezicht loopende lost. Neus monstrueus verlengd, olifant slurfachtig gebogen, de punt vastzittend op het midden van de borst, gleufvormige septumdoorbo ring. Borst versierd met ingesneden, ovale lijnen. De voeten uitgesneden in de zijvlakken van het voetstukblok. Het geheel rood beschilderd. Als boven. 15339. Beeld £ a. b., van den neus de punt omgebogen tegen den navel. Voeten vrij, staan eenigszins uit elkander. Zwart beschilderd. Als boven. 15340. Beeld £ a. b., de hoofdbedekking rijk uitgesneden, ooren doorboord en versierd met graskwastjes, de punt van den neus rust op de basis van den penis, en is in het midden doorboord en versierd met graskwastjes; de punt versierd met snijwerk. Op den buitenkant van het zitvlak twee kleine ronde knoopjes van hout. Beenen wijd uit elkander. Rood beschilderd. Als boven. 15341. Beeld $a. b., hoofd beschadigd. Hoofdbedekking, hoog torenvormig, versierd met snijwerk. Ooren doorboord, de neus is waarschijnlijk kort en slurf- LI achtig geweest, de punt vrij nederhangend. Voeten niet slechts drie teenen uitgesneden in de zijvlakken van het kleine, ronde, schijfvormige voetstuk, zon der verbinding met de onderbeenen. Onbeschilderd. Als boven. 15342. Beeld £ a. b., hoofd goed uitgewerkt. Hoofdbedek king kleiü, conisch uitgesneden in zigzaglijnen en met de punt tegen het voorhoofd. Neus lang, ge bogen, septum niet geheel doorboord. Kin en wangen omgeven door een ringbaard, wedergegeven door eene verhoogde lijst met inkervingen. Het lichaam, zonder ledematen, is voorgesteld door een platten kolom, a jour bewerkt met driehoekige uitsnijdingen en verhoogde dwarslijsten. Als voetstuk een houten blokje. Zwart beschilderd. Als boven. 15343. Beeld, $ van palmhout. Hoofd goed uitgewerkt, neus sterk gedetailleerd, septum doorboord. Op het hoofd zijn met klei menschenharen vastgezet (grootendeels verloren); eene borst ontbreekt. De voeten staan op een driehoekig, in een punt uit loopend, voetstukje. Beschilderd in rood, zwart en wit. Als boven. 15344. Beeld £ a. b., rond uitgesneden. Borst en buik versierd met ingesneden figuren. Het beeld zit, in halfstaande houding, op een korten, ronden houten kolom, in welks boven- en zijvlakken het achterlijf en de beenen met voeten in hautrelief zijn uitge sneden. Op de schouders van het beeld zit, uit het zelfde houtblok gesneden, eene vogel figuur (adelaar), waarvan kop en hals juist boven het hoofd van het beeld uitsteken. Versierd met snijwerk en be schilderd in rood, wit en zwart. Het voetstuk is hol. Als boven. 15345. Masker, hout, plat, slechts weinig geprofileerd. De neusgaten worden voorgesteld door groote peer vormige gaten door en door gaand, mond evenzoo, LII naar boven concaaf, met dikke lippen, tanden op de lippen geschilderd. Ooren ontbreken. Boven aan het voorhoofd een groot rond gat ona het masker te dragen of op te hangen. Beschilderd in rood, wit en zwart. Achterzijde onbeschilderd. Als boven. 15346. Masker a. b., sterk geprofileerd, hoofd bedekt met een, met uitgesneden lijnen voorzien, conisch ver siersel, waarvan eene verlenging diep over het voor hoofd uitloopt. Oogen schuin, dwarsovaal, uitgesne den, door en door gaand. Neus lang en puntig, het septum doorboord, mond kleine diepe dwars gleuf, omgeven door vooruitspringende lippen; ooren ontbreken. Aan den bovenrand een vierkant gat, ter ophanging of bevestiging. Beschilderd in rood, geel, wit en zwart. Als boven. 15347. Masker a. b., geheel en profiel gesneden. Het boven einde van het hoofd, kalotvormig bijgesneden, eindigt in een vooruitspringenden rand boven het voorhoofd, is zwart geschilderd en stelt blijkbaar haar voor. Gezicht wit geschilderd met fijne, gebogen, lus vormige roode lijnen, oogen voorgesteld door twee ronde, kleine afgeslepen schelpen, neus groot, sep tum doorboord, mond vooruitspringend, naar boven concaaf, de onderrand der kin doorboord met 2 gaten, waarschijnlijk bestemd om versierselen aan te brengen, ooren doorboord en versierd met roode vezeltouwkwastjes. Aan den achterbovenrand is aan iedere zijde een gat geboord, welke gaten verbonden zijn door een gespleten rotantouw ter ophanging of bevestiging. Als boven. 15348. Masker a. b., half geprofileerd. Conisch, met snijwerk versierde hoofdbedekking, in een punt tegen het voorhoofd uitloopend. Oogen spleetvormig, door en door gaand, neus kort met groote septum-doorboring; tusschen den neuswortel en het gezichtsvlak bevindt zich een halfcylindrisch houten blokje met ingesne- LIII den dwarsgleuven; ooren even aangeduid. Mond klein, naar boven concaaf. Beschilderd in rood, geel en wit. Als boven. 15349. Masker a. b., uitgesneden in basrelief, oogen voor gesteld door twee onregelmatig ronde stukken paar lemoer, neus lang, septum niet doorboord, met uit gesneden tanden en vrij lange, uitgestoken tong. Beschilderd in rood, wit en zwart, de achterkant in zwart en rood. Als boven. 15350. Masker a. b., hautrelief. De conische hoofdbedek king eindigt op het voorhoofd in een driehoekig, vooruitspringend gedeelte, dat zich voortzet in een houten beugel, vrij over het gezicht gaand en even onder den mond ingesnoerd. Oogen uitgehold, neus lang met doorboord septum, een dwarsgleuf als mond tusschen vooruitspringende lippen, de kin voor uitspringend en afgebroken. Aan den bovenrand een rond gat. Beschilderd in rood, wit en zwart, achterkant onbeschilderd. Als boven. 15351. Masker (?), bestaande uit het geheele schild van een rivierschildpad, waarvan het rugschild is beschilderd in rood, wit en zwart als een menschelijk gezicht, met peervormige oogen en open mond, omgeven door lijnen en figuren. Waarschijnlijk gedragen op een stok, gestoken tusschen borst en rugschild. Achterkant onbeschilderd. Als boven. 15352. Zeer groot masker, van a jour gevlochten rotan en beschilderd in rood, wit en zwart. Boven op de kruin eene pluim van menschenhaar, ook de wang en kinrand is nog gedeeltelijk versierd met haar tressen. Het gezicht is wedergegeven in hautrelief. Op de wangen zijn ronde schijven van gevlochten rotan bevestigd (de rechter ontbreekt). Als boven. 15353. Masker a. b., vervaardigd van samengenaaide klap perbladscheede. De rand is omzoomd met gespleten rotantouw, versierd met casuarisvederen. De wenk- LIV brauwen zijn aangegeven door lange casuarisvederen. Neus groot met septuindoorboring. Mond en ooren wedergegeven door ovaal geschilderde strepen. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15354. Masker a. b., klein model, van gedeeltelijk a jour gevlochten rotan, gevormd over een rotan geraamte. Oogen ronde gaten, neus met groote septumdoor boring, mond breed met groote afgeronde tanden. Het gezicht is omgeven door driehoekige stralen met de punten naar buiten en bevestigd aan een om loopend gevlochten rotantouw. Beschilderd in rood, wit en zwart, de achterkant rood. Als boven. 15355. Danshoed of masker van gevlochten rotan, in kegel vorm. Het voorste gedeelte van den hoed vormt een monstergezicht, ongeven door eene hooge, a jour gevlochten, rotanhjst. Oogen wedergegeven door ronde rotanschijven, de neus door een langen, breeden, lusvormiggebogen, gevlochten rotanband, de mond breed, open, gevormd door een ovaal gebogen, dikke, met gespleten rotan omwikkelde rotan, de tong steekt onder de onderlip uit. De gezichtsomlijsting is versierd met vezeltouwfranjes, waaraan witte vederen gebonden zijn. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15356. Danshoed of masker van klapperbladscheede, be schilderd in rood, wit en zwart. De onderrand ver sierd met een a jour gevlochten, omwikkelde lijst van rotan. De hoed eindigt van boven in een stevig, met gespleten rotan omvlochten, lusvormig rotan handvat. Op den voorkant van den hoed is een klein houten masker bevestigd met rotantouwen door een gat aan den bovenrand en twee gaten door den achterrand van de kin. Dit masker is uitgesneden in sterk profiel, oogen wedergegeven door twee ronde stukken paarlemoer, waarin pupillen zijn geboord, neus lang, septum doorboord, mond vooruitspringend LIX 15366. Dansstaaf van palmhout, voorkant licht convex, achterkant licht concaaf. Het breedere boveneinde stelt een menschelijk gezicht voor, met oogen van witte schelpjes, doorboorde ooren en septum, versierd met kwastjes van rood vezeltouw. Gezicht rood, wit en zwart beschilderd. Het halsstuk is versierd met acht lange kwastjes van rood vezeltouw en twee roodgeverfde breede banden van gevlochten rotan, en overigens rood beschilderd met witte ringen. Het wordt beneden afgesloten door eene verdikking van den stok, het daaronder liggend gedeelte is eenvoudig rood geschilderd. Aan het achterhoofd een houten beugel, waaraan eene stevige gevlochten rotanlus. Als boven. 15367. Dansstaaf, hout, in slangvorm; boven het staart einde een rond gat. Beschilderd in rood, wit en zwart, de buik zwart. Als boven. 15368. Dansstaaf', a. b., doch zonder staartgat. Beschilderd rood, geel, wit en zwart, buik zwart, met gele en witte vlekken. Als boven. 15369. Dansstaaf, a. b., kop beschilderd in rood, wit en zwart, lichaam en staart: rechterhelft wit, linker helft zwart met witte vlekken, buik zwart. Klein gat even boven de staartpunt. Als boven. 15370. Dansstaaf a. b., geen staartgat, zwart en wit be schilderd, staartpunt zwart, buik zwart, de staart met uitzondering van de punt, wit gestreept. Als boven. 15370 a Dansstaaf a. b., kop rood, wit en zwart beschilderd, lichaam wit met eene zwarte overlangsche streep; buik zwart. Als boven. 15371. Boveneinde van een dansstaaf, uitgesneden in hout, in den vorm van een plat menschelijk gezicht, van boven eindigend in een kegelvormige knoop, op het voorhoofd een dwarsovaal, verhoogd versiersel. Onder de kin een rond gat; hals dun, afgebroken. Rood, wit en zwart beschilderd, achterkant rood. Als boven. LV met smalle lippen, kin scherp wigvormig. Beschil derd ia zwart en wit, met op het voorhoofd een peervormige roode figuur. Als boven. 15357. Danshoed a. b., beschilderd in rood, wit en zwart met decoratieve figuren en lijnen. Van achter loopt de onderrand van den hoed uit in eene ronde puntige staart van klapperbladscheede, eindigend in eene sagitaal gestelde kroon van gevlochten rotan. De staart is voorzien van dwars er door gestoken, lange houten pinnen en is op den bovenkant beschilderd met vogelachtige figuren in rood, wit en zwart. Als boven. 15358. Dansversiersel, kroonvormig, bestaande uit een stel zware, verticale en horizontale gespleten rotanstok ken, verbonden met dun gespleten rotan. Het boven einde bestaat uit twee laterale lange verlengstukken, en een mediaal kort, langwerpig-vierkant verlengstuk, zoodat een soort drietakkige kroon wordt gevormd. Aan den onderkant steken twee zware rotanstokken uit. De voorkant van het toestel is bekleed met witgeschilderde sagoschors, waarop, op het breedste gedeelte, in zwart, twee groote oogvormige figuren zijn geschilderd. Tusschen deze oogen is een lang werpig, plat uitgesneden, houten masker bevestigd, waarvan de kin steunt op een tongvormig uit staand, van boven witgeschilderd consoletje van sagoschors. Het masker is rood, wit en zwart be schilderd, t. w. oogen rood, voorhoofd rood met zwarten rand, neus zwart, neusgaten rood, mond rood, op de wangen twee zwarte knobbels, overigens wit. Het versiersel is omgeven door een rand van gevlochten rotan, waarin casuarisvederen bevestigd zijn en waaraan gedroogde gele vruchten zijn ge regen. Op de achterzijde is een handvat van ge vlochten rotan. Wordt waarschijnlijk op een stok gedragen en voor het gezicht of boven het hoofd gehouden. Als boven. LVI 15359. Dansversiersel, staartvornaig, bestemd om om delen denen te worden bevestigd. Bestaat uit een gordel, samengesteld uit a jour verbonden, gevlochten rot tanbanden, vereenigd door dwarsstukken van ge vlochten rotan. De gordel is van buiten rood be schilderd. Boven op het staartstuk zijn een aantal versieringen aangebracht, t. w., dicht bij den beugel een aantal, naar boven en naar buiten schuin uit stekende pennen, waarop bevestigd zijn tolvormige stukken vlierhout, zwart en wit beschilderd. Boven dien bevinden zich aan de houten pennen gele droge vruchten en witte kakatoevederen. In het midden van dezen ring rust, op een gevlochten rotanring, een sierlijk in vierkant uitgesneden menschenhoofd, zwart, rood en wit beschilderd, septum doorboord en versierd met een kwastje van roode vezels. Hierop volgt een stel van vier zandloopervormige stukken vlierhout, zwart, rood en wit beschilderd, daarop vier in dwarsrij geplaatst, in vlierhout uit gesneden, witte kakatoes met de koppen naar voren gericht, in nek en rug zijn witte kakatoevederen bevestigd. Verder bevinden zich op het toestel twee dwarsstokken, op het einde voorzien van schijven, wit en zwart beschilderd, de einden der stokken steken buiten de schijven uit, versierd met droge gele vruchten en witte kakatoevederen. Het toestel 3indigt in vier licht divergeerende, dunne stokken, aan welker basissen vier langwerpige, dobber vormige, zwart en rood beschilderde vlierhout stukken zijn geregen. De einden zijn versierd met tolvormige, in schijven eindigende, zwart, wit en rood beschilderde vlierhoutstukken, waarin witte kakatoevederen gestoken zijn. Onder het midden van het staartdeel hangen lange versieringen van roodgeverfde grasvezels eu gele bladrepen. Als boven. LVII Notulen 1912. 12. 15360. Dansversiersel, bestaande uit twee groote ronde schijven van vlierhout, in het midden doorboord en geregen aan een streng gespleten rotan, van boven eindigend in eene witte veder. Het onder vlak van de schijven is licht convex en ongeverfd, de rand rood beschilderd en versierd met ingestoken kleine witte vederen. Het bovenvlak licht concaaf, uitgesneden in drie niveaux, in het midden een kleine ronde knoop. Het geheel beschilderd in rood, wit en zwart in gebogen lijnen en ronde figuren. Bij gebruik worden de schijven tegen het hoofd bevestigd ter hoogte van de ooren (waarschijnlijk aan de ooren). Als boven. 15361. Dansversiersel, bestaande uit eene tweetandige vork van palmhout, door rotanomwindingen vereenigd met een steel van gespleten rotan, versierd met geel en rood vezeltouw, uitgeplozen in kwastjes. Boven den steel is een waaiervormig versiersel van vlierhout; de basis wordt gevormd door twee vogelkoppen, de halzen loopen samen tot een hartvormig gedeelte, van welks bovenkant twee vogelpooten uitgaan, wijd uit elkander en met de klauwen naar boven gericht. De snavelpunten en de klauwen zijn, evenals het hart vormige middenstuk, verbonden met den onderkant van een halvemaanvormig, gestyleerd menschelijk gezicht van vlierhout. Aan den bovenrand van het gezicht zijn op houten pennen vastgestoken acht plat afgesneden, kegelvormige roode vlierhoutschijven, aan den bovenrand versierd met kippevederen. In de septumboorboring en aan de vogelpooten zijn gele en roode vezelkwastjes bevestigd. Voor en achterzijde beschilderd in rood, wit en zwart. Gebruikswijze onbekend, wordt waarschijnlijk in het haar gestoken. Als boven. 15362. Dansversiersel, bestaande uit een lange palmhouten pen, gestoken in een platcylindrisch, met uitsnijdingen LVIII versierd stuk vlierhout. Het onderste gedeelte be schilderd in rood, wit en zwart, het bovenste gedeelte versierd met roode, witte, zwarte en bonte vederen, deels gestoken onder omgebonden bladrepen, deels gestoken in het vlierhout. Het vlierhout verder ombonden met vezeltouw, doorvlochten met haar(?). Als boven. 15362 a Dansversiersel, zijnde een stuk vlierhout, uitgesne den in den voren van een varkenskop, de oogen voorgesteld door twee groote, lusvormige figuren, ooren doorboord en versierd met kwastjes van roode vezels. Aan den bovenkant is een vezeltouw be vestigd, waarschijnlijk bestemd om het versiersel te dragen of op te hangen. Als boven. 15363. Danskam, drietandig, van palmhout en versierd met overlangs gespleten, halve witte vederen (kakatoe?). Als boven. 15364. Dansstok, bestaande uit een bamboehandvat, ver sierd met drie horizontale, wigvormige schijven van gevlochten rotan, de bovenste versierd met een krans van casuarisvederen. In dit handvat is met een houten verlengstuk bevestigd een in hout, sierlijk uitgesneden, gestyleerde vogel (haan?), staande op den bek van een langgerekten krokodillekop. In den bovensnavel van den vogel en de neusgaten van den krokodil bevinden zich kleine kwastjes van rood vezeltouw. In de wangen van den vogel zijn twee gaten, waarin lange lussen van rood vezeltouw, eindigend in kwastjes. De rug van den vogel is kamvormig getand en doorboord met kleine gaatjes, waarin kwastjes van rood vezeltouw. Handvat, zwart en wit beschilderd, de schijven rood, vogel en krokodillekop rood, wit en zwart. Als boven. 15365. Dansstok, a. b., doch zonder handvat. Vogel en krokodillekop mooi uitgewerkt. Zwart, rood en wit beschilderd. Als boven. LX 15372. "Werpstok, bamboe, handvat van rotan, versierd met 15372 a een in hout uitgesneden krokodillekop, de bamboe is verder overlangs breed opengespleten en van boven afgesloten door een met snijwerk versierden en doorboorden knoop. Als boven. 15373. Krokodillekop, in hout uitgesneden, waarvan de hals eindigt in een klein uitgesneden menschelijk gezicht. Onbeschilderd. Bestemd ter bevestiging op een werpstok. Als boven. 15374. Schedelmasker, vervaardigd uit een menschelijken schedel, en daarbij behoorende, door rotantouw en klei bevestigde onderkaak. De natuurlijke gezichts vorm is gemodelleerd in opgelegde klei, waardoor wenkbrauwen, neus met doorboord septum, wangen, kin en ooren zeer natuurgetrouw en artistiek zijn wedergegeven. Als oogen fungeeren twee afgesle pen witte schelpjes. In de kleimassa boven het voorhoofd is eene halve krans van tressen haar vast gezet. Gezicht beschilderd in rood, wit en zwart. Gebruik onbekend. Als boven. 15375. Schedelmasker, a. b., doch met verschillend versie ringsmotief en kort, dik haar. De oorschelpen door boord en versierd met witgeverfde stukjes vlierhout, een ketting van coix-zaden en een schijf, opgehangen aan een touwtje. De mond is zeer breed en ver trokken als bij een lijk. Als boven. 15376. Schedelmasker, gemodelleerd in klei, als oogen die nen ovale, witte schelpen. Op het voorhoofd eene horizontale, kamvormige lijst, waarin zijn vastgezet platte ringen van afgeslepen schelpen, daarboven een krans van tressen haar. Groote septum-doorboring, ooren niet doorboord. Gezichtsuitdrukking als van een lijk. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15377. Schedelmasker, a. b., doch met verschillend beschil deringsmotief, groote oogschelpen en voorhoofd, ver sierd met in de klei gestoken sagopitten. LXI 15378. Schedelmasker, a. b., doch kleiner model en onaf gewerkt. Beschilderd ia rood en wit. Als boven. 15378« Dansstok, bamboehandvat, omvlochten met rotan, aan het ondereinde voorzien van een rotanlusje, de bamboe versierd met ingekrabde versieringen. De stok is versierd met twee gevlochten rotanringen. Van den bovensten ring gaan drie buigzame, dunne rotanstaafjes uit, aan den basis onderling verbonden door een boogvormig gevlochten rotauband. De twee buitenste staafjes eindigen in a jour gevlochten, hori zontale rotanschijven, aan den rand versierd met casuaris vederen; het middelste staafje is korter dan de anderen en eindigt boven in een van rotan ge vlochten vogelfiguur (de kop is van hout); in den nek steekt eene groote pluim van casuarisvederen. Beschilderd in wit, zwart en roodbruin. Als boven. 15379. Lepel, palmhout. Oenoeroem. 15380. Lepel, a. b., versierd met snijwerk. Doetasin. 15381. Lepel, a. b. Doetasin. 15382. Vork van sagobladnerfjes. Oenoeroem. 15383. Papedavork, palmhout. Doetasin. 15384. Papedavork a. b. Oenoeroem. 15385. Lepel of schraper van varkensbeen, het boveneinde uitgesneden in den vorm van een haak. Als boven. 15386. Lepel van een varkensschouderblad. Oenoeroem. 15387. Eetstok, tevens kalkstok, van casuarisbeen. Als boven. 15388. Kalkkoker van een bamboecylinder, onversierd. Als boven. 15389. Kalkkoker van kalebas, onversierd. Nimbotong. 15390. Kalkkoker a. b., klein langwerpig model, onversierd. Oenoeroem. 15391. Kalkkoker a. b., groot langwerpig model, onversierd, voor vrouwen. Als boven. 15392. Kalkkoker a. b., afgeplat rond model, voor vrouwen. Stop van hout of samengevouwen bladeren. Oenoeroem. LXII 15393. Kalebas, fleschvormig, dikbuikig model, onversierd, bestemd om zoutwater in te bewaren. Doetasin. 15394. Bundel tabak, gerold in een stuk geklopte boom schors. Als boven. 15395. Boomschorsdoek, geklopt, bestemd tot vrouwen lendenkleed. Als boven. 15396. Priem van been. Oenoeroem. 15398. Haarkam, palmhout, achttandig, versierd met eene aangebonden koeskoesstaart. Als boven. 15399. Haarkam a. b., zestandig, met ombinding van vezeltouw en draden van een zwarten paddestoel. Doetasin. 15400. Haarkam, hout, zestandig, het bovenstuk versierd met snijwerk. Oenoeroem. 15401. Neus versiersel, bestaande uit twee plat afgeslepen varkensslagtanden, waarvan de basissen zijn verbon den. Als boven. 15402. Neusstokje van onversierde bamboecylindertjes. Als boven. 15403. Neusstokje van rietcylindertjes. Als boven. 15404. Oorring, vervaardigd van een, in elkander gebogen, casuarisslagpen. Tambang. 15405. Oorring a. b., versierd met een kleinen rietcylinder en met een korten, met ingebrande figuren ver sierden, bamboecylinder. Doetasin. 15406. Oorring a. b., versierd met den bovenkaak van een papagaai met een klein stukje van de halshuid. Tambang. 15407. Oorhanger, bestaande uit twee verbonden ringetjes van in elkander gebogen, gedroogde jaarvogellucht pijp. Doetasin. 15408. Oor versiersel, bestaande uit den onderkaak met hals en borsthuid van een flamingo. Als boven. 15409. Oorstok van bamboecylinders, waarvan het eene einde schuinpuntig is afgesneden. Oenoeroem. 15410. Oorversiersel van kalebaspunt. Mmbotong. LXIII 15411. Oorring als 15404, met hangers van kralen en schelpen. Oenoeroem. 15412. Halsketting van zwarte kralen en witte afgeslepen schelpeD, gedragen door jonge meisjes. Doetasin. 15413. Halsschouderketting van witte schelpen op een gevlochten band bevestigd. Gedragen door oude vrouwen. Oenoeroem. 15414. Borsthanger van krokodilletand, gedragen aan een touw om den hals. Als boven. 15415. Bundeltje staartvederen aan een rotan, bestemd voor versiering van pijlschachten, tasschen enz. Als boven. 15416. Voorhoofdsversiersel, bestaande uit een ringvormig gebogen reep casuarisvel met vederen en versierd met grashangers. Oenoeroem. 15417. Bovenarmband van dun gevlochten rotan. Oenoeroem. 15418. Bovenarmband a. b., doch dunner en kleiner. Doetasin. 15419. Bovenarmband van gespleten, gevlochten rotan. Als boven. 15420. Bovenarmband van slangenhuid. Oenoeroem. 15422. Bovenarmband van gevlochten bies. Oenoeroem. 15423. Polsband van gevlochten blinjoebasttouw. Oenoeroem. 15424. Lendenketting, bestaande uit een blinjoebasttouw, waaraan cylinders van varkensbeen en kralen van groote, bruine vruchtpitten zijn geregen. Oenoeroem. 15425. Lendenketting a. b., doch bovendien versierd met blauwe en witte glaskralen en eene afgeslepen zee schelp. Doetasin. 15426. Lendenketting a. b., bovendien versierd met blauwe en groene glaskralen en eene groote zeeschelp. Tambang. 15427. Lendetouw, versierd met eene groote zeeschelp. Oenoeroem. 15428. Lendeband van gevlochten rotan, versierd metnassa schelpen. Doetasin. LXIV 15429. Mannenbilschort geknoopt van blinjoetouw en ver sierd met doorgeknoopte blauwe, bruine en zwarte strepen en vierkante figuren. Gedragen door hen, die reeds een of meer vijanden hebben verslagen. Oenoeroem. 15430. Schaamschortje voor mannen, a. b. Doetasin. 15431. Schaamschortje a. b., voor jongens, klein model. Doetasin. 15432. ïaschje van blinjoetouw, lang smal model, met draagband, bestemd om om den hals te worden ge dragen, ncderhangend op de borst. Gedragen door mannen. Oenoeroem. 15433. Taschje a. b., doch aan den onderrand versierd met eene rij afgeslepen schelpen. Gedragen door oudere mannen. Als boven. 15434. Taschje a. b., doch versierd met een hanger van varkenshaar en hangers van varkensscrota. Gedragen door jonge, volwassen mannen. Als boven. 15435. Taschje a. b., klein model. Gedragen door jonge mannen. Als boven. 15436. Hals- of schoudertasch, klein model. Gedragen door mannen. Oenoeroem. 15437. Hals- of schoudertasch, a. b. Doetasin. 15438. Schoudertasch, van blinjoetouw gebreid, voor man nen. Versierd met aangebonden jachttropeeën als casuariskoppen, hangers van varkensstaarten, casua riavederen en gras. Doetasin. 15439. Schoudertasch a. b., kleiner model, eveneens versierd met jachttropeeën. Nimbotong. 15440. Schoudertasch a. b., klein model, versierd met han gers van varkensscrota, over rietstokjes gespannen. Gedragen door mannen. Oenoeroem. 15441. Rugtasch van gebreid blinjoetouw, gebruikt voor transport van tuinprodukten en andere zaken. Ge dragen door mannen en vrouwen. Oenoeroem. 15442. Rug- of schoudertasch, a.b., kleiner model. Oenoeroem. LXIX 15506. Armband van gevlochten bies, versierd met blauwe, roode, witte, groene en bruine kralen. Als boven. 15507. Armband van gevlochten touw, de einden voorzien van een lus. Versierd met een borduursel van roode, witte, donker- en lichtblauwe kralen. Als boven. 15508. Dakversiering voor een nieuw ingerichte kariwari (mannenhuis), zijnde twee dwars doorgesneden klap perdoppen, rood, wit en zwart beschilderd. Door gaten in de toppen der klappers loopt een rotantouw, beneden eindigend in een langen hanger van uitge plozen klapperblad. Oinake. (Duitsch N.-Guinea). 15509. Versiering, zijnde eene groote, droge vrucht, opge hangen aan een rotantouw aan het dak van een in aanbouw zijnde kariwari. Als boven. 15510. Penisdop van kalebas, met ingebrande versieringen. Als boven. 15511. Boog van palmhout met rotanpees, versierd met ban den van gevlochten rotan en snijwerk. Als boven. 15512. Oorlogspijl met houten of bamboepunt, de schacht versierd met ingekrabde zwarte figuren en lijnen. Als boven. 15513. Oorlogs- en jachtboog, palmhout, glad gepolijst, met rotanpees. Aan boven- en benedeneinde versierd met smalle, gevlochten rotanbanden. Sekanto. 15514. Oorlogs- en jachtpijl, met houten- of bamboepunt, met ingekrabde bruine figuren en lijnen. Als boven. 15515. Bijlblad van groengrijzen steen. Sëkofro (Duitsch N.-Guinea). 15516. Pantserhemd van gevlochten rotan met schouderbe schermers van gevlochten rotantouw, hoog opstaand nekstuk, bijna rond in doorsnede. Aan den achter kant een band van schorstouw om het pantser op te hangen. Krisi (Duitsch N.-Guinea). 15518. Oorlogs- of jachtpijl, met houten of bamboepunt, met of zonder weerhaken, de punt rood beschilderd. Als boven. LXV 15443. Rug- of schoudertasch a. b., klein model. Gedragen door vrouwen. Als boven. 15444. Boomschors, geklopt, dun en soepel, bestemd om waardevolle voorwerpen in te bergen. Doetasin. 15445. Roostergereedschap van gespleten sagobladsteel, voor het droogen van tabak boven vuur. Doetasin. 15446. Sagoklopper van palmhout. Als boven. 15447. Instrument voor het inkrabben van versieringen op pijlen, bestaande uit twee bamboelatjes, waartusschen twee scherpe tanden van een boschmuis zijn beves tigd, ombinding met gespleten rotan en vezeltouw. Oenoeroem. 15448. Dolk van overlangs gespleten casuarisbeen, onver sierd, min ot meer glad gepolijst. Oenoeroem. 15449. Dolk a. b., klein model. Oenoeroem. 15450. Oorlogspijl met houten punt en groote weerhaken. Oenoeroem. 15451. Oorlogspijl a. b., met kleine weerhaken. Als boven. 15452. Oorlogspijl a. b., met groote en kleine weerhaken. Als boven. 15453. Oorlogspijl a. b., met groote weerhaken. Als boven. 15455. Oorlogspijl a. b., met groote en kleine weerhaken. Oenoeroem. 15456. Oorlogspijl met houten punt, uiterste punt versierd met een kangaroebeen, kleine weerhaken. Als boven. 15457. Oorlogspijl met houten punt en kleine weerhaken; de uiterste punt is voorzien van een kangaroebeen met kleine weerhaken. Als boven. 15458. Oorlogspijl met houten punt, voorzien van kleine weerhaken en inkervingen. Als boven. 15459. Oorlogspijl met slanke, dunne houten punt met kleine weerhaken. Als boven. 15460. Oorlogspijl met houten punt en ronde inkervingen; de uiterste punt van kangaroebeen. Als boven. 15461. Oorlogspijl met houten punt, voorzien van vele, kleine weerhaken. Als boven. LXVI 15462. Oorlogspijl met fiauw gebogen houten punt, voor zien van groote en kleine weerhaken, versierd met nassasehelpen. Als boven. 15463. Oorlogspijl met driehoekige houten punt, zonder weerhaken. Als boven. 15464. Oorlogspijl met platte bamboepunt, voorzien van groote weerhaken. Versierd met ingesneden figuren, nassasehelpen en casuarisvederen. Als boven. 15465. Oorlogspijl a. b., doch met licht gebogen punt, voor zien van groote weerhaken. Als boven. 15466. Oorlogspijl met bamboepunt, zonder weerhaken, ver sierd met nassasehelpen en aan de holle zijde met ingesneden figuren. De spiraalvormige schachtver siering stelt een bloem voor. Als boven. 15467. Oorlogspijl met breede, platte bamboepunt, zonder weerhaken, versierd met ingekrabde en roodbruin geverfde figuren. Oenoeroem. 15468. Jacht- en oorlogspijl met lange bamboepunt, onver sierd, zonder weerhaken. Als boven. 15469. Vogelpijl met drie houten punten, voorzien van weerhaken. Als boven. 15470. Visch- en vogelpijl met zes dunne houten punten (vijf langere in een kring, een kortere in het centrum), zonder weerhaken. Als boven. 15471. Oorlogspijl, tevens gebruikt voor de jacht. Als boven. 15471 a Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 15472. Pijlpunt van kangaroebeen, versierd met zwartge verfde uitgesneden figuren. Als boven. 15473. Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 16474. Boog a. b., klein model, bestemd voor jongens van 12 tot 15 jaar. Doetasin. 15475. Lendeband van een katoenen lap, waarop cylinders van varkensbeen en kralen van ronde, bruine vrucht pitten zijn geregen. Gedragen door groote jongens en mannen. Aibasé. LXVII 15476. Borstversierael, bestaande uit twee met den basis aan elkaar verbonden varkensslagtanden, het mid denstuk is versierd met een breeden band, waarop nassaschelpen en zwarte kralen zijn bevestigd. Als boven. 1547 7. Schoudertasch van blinjoetouw, versierd met een casuariskop, hangers van varkensscrota, varkensstaar ten en casuarisvederen. Als boven. 15478. Rugtasch van blinjoetouw. Als boven. 15479. Draagnet van blinjoetouw. Als boven. 15480. Schaamschort van blinjoetouw, door mannen gebruikt. Als boven. 15481. Kalkkoker, afgeplatte, ronde kalebas. Als boven. Oorlogs- en jachtpijl, met houten of bamboepunt, met of zonder weerhaken. De schacht versierd met ingekrabde, bruin of zwartgeverfde figuren en lijnen. Als boven. 15483. Boog van palmhout met rotanpees. Als boven. 15484. Papedavork van zacht wit hout, drie- of viertandig met uitgesneden handvat. Kaptiau. 15485. Eetlepel van varkensbeen met kaak aan het boven einde. Als boven. 15486. Haarmuts van gevlochten haartressen. Gedragen door mannen. Als boven. 15487. Hartooi voor vrouwen, bestaande uit korte haar tressen, aan een snoer geregen. Als boven. 15488. Haarkam voor mannen, bestaande uit zes divergee rende palmhouten tanden, van boven verbonden met touw en plantenvezels. Het topstuk eindigt in eene vruchtpit eu is versierd met een bos pandanvezels, vederen en de huid van eene blauwwitte ijsvogel. Gebruikt bij dansfeesten. Als boven. 15489. Armband van gevlochten luchtwortelvezels (ficus), voor mannen. Als boven. 15490. Boomschors, geklopt, vrouwenlendendoek. Als boven. LXVIII 15491. Zitvlakbedekking van gebreid blinjoetouw, door vlochten met blauwe strepen en vierkante figuren. Als boven. 15492. Taschje van blinjoetouw, doorvlochten met blauwe strepen en aan den onderrand versierd met kleine witte zeeschelpen. Gedragen door mannen. Kaptiau. 15493. Draagtasch van blinjoetouw, versierd met blauwe en bruine strepen en vierkante figuren. Als boven. 15494. Draagtasch a. b., versierd met roode, blauwe en bruine dwarsstrepen. Gebruikt door vrouwen. Als boven. 15495. Handtrom in tifavorm, versierd met snijwerk en voor zien van een uitgesneden beugel. Vel van slangen huid. Wordt bij dansfeesten met de rechterhand geslagen. Als boven. 15496. Boog van palmhout met rotanpees, gebruikt voor jacht en oorlog. Als boven. 15497. Pijl voor jacht en oorlog. Schacht en punt een voudig versierd. Als boven. 15498. Vogelboog van hout met rotanpees en versierd met een uitgesneden hagedisfiguur. Als boven. 15499. Vogelpijltje van sagobladnerf. Als boven. 15500. Dolk van een overlangs gespleten casuarisbeen, ver sierd met eene ingekrabde dierenfiguur. Als boven. 15501. Vogelboog van hout met rotanpees en versierd met een uitgesneden hagedisfiguur. Tarfia. 15502. Vogelpijltje van sagobladnerf. Als boven. 15503. Voorhoofdsversiersel, bestaande uit een breeden band, versierd met nassaschelpen en zwarte en blauwe kralen, met groote varkensslagtanden en bladeren versieringen. Gebruikt bij dansfeesten. Bonggo. 15504. Haartooi voor jonge maagden, bestaande uit twee touwsnoertjes waaraan haar van overleden ouders bevestigd is. Als boven. 15505. Halsketting voor mannen, touwsnoertje waaraan witte zeeschelpen en groote zwarte en witte kralen geregen zijn. Als boven. LXX 15519. Bijl. Het blad van blauwgroenen steen ia met eene zware rotanombinding bevestigd op een steel, n.l. een gebogen boomtak. Keeromriviervlakte. 15520. Lendengordel, bestaande uit een snoer van gesple ten rotan, waarop beencylinders en kleine beenen ringetjes zijn geregen. Als boven. 15521. Lepel van palmhout. Sekó. 15522. Lepel van casuarisbeen. Als boven. 15523. Vork van varkensbeen, drietandig. Als boven. 15524. Vork van palmhout, drietandig. Als boven. 15525. Vork a. b., met dubbele tanden. Als boven. 15526. Vork, eentandig, dubbel, vervaardigd van eene door gebogen sagobladnerf. Als boven. 15527. Vork, dubbele, eentandig, palmhout. Als boven. 15528. Boomschors, geklopt, waarin tabak wordt bewaard. Seko. 15529. Koker, fleschvormige kalebas, voor sirihkalk, onver sierd. Als boven. 15530. Voorhoof'dsversiersel, bestaande uit een breeden band van aan touw geregen coix-zaden, eindigend in een bundel dunne touwtjes. Midden op den bovenrand eene pluim van casuarisvederen. Gedragen door mannen bij feesten. Als boven. 15531. Voorhoofdsband van rood katoen, waarop eene zig zaglijn van witte kralen. Als boven. 15532. Voorhoofdsversiersel; de pluim van eene varkens staart. Als boven. 15533. Haarkam van palmhout, zeven- of achttandig. Als boven. 15534. Pluim van casuarisvederen, bestemd als voorhoofds versiersel. Als boven. 15535. Oorversiersel, bestaande uit een, tot en met drie, verbonden schildpad- of beenringen, versierd met blauwe glaskralen. Als boven. 15536. Oorversiersel, bestaande uit een schildpadring, waar aan een banger van kralen en coix-zaden, eindi- LXXI gend in een lange kwast. Gedragen door mannen. Als boven. 15537. Oorversiersel, bestaande uit dotten koeskoesvel, be vestigd aan een snoer of een reep katoen. Als boven. 15538. Halsband van gevlochten smal touw, waaraan geregen twee rijen graszaden, aan den onderrand hangers van roode katoenreepjes. Gedragen door mannen. Als boven. 15539. Schouderborstband in bretelvorm, langs de randen met borduursel van coixzaden. Als boven. 15540. Bovenarmband van dunne in elkander gedraaide rotan en gebruikt voor het maken van vuur. Gedragen door mannen. Als boven. 15541. Bovenarmband, bestaande uit twee, aan basis en punt doorboorde varkensslagtanden, door gespleten rotan met elkander verbonden. Door mannen gedragen. Als boven. 15542. Bovenarmband, bestaande uit afgeslepen ringen van den basis van eene zeeschelp. Als boven. 15543. Bovenarmband, gevlochten van de draden van een zwarten fungus-mycelium. Als boven. 15544. Bovenarmband a. b., versierd met witte, afgeslepen zeeschelpringen. Als boven. 15545. Schelpring voor armbandversiering. Als boven. 15546. Bovenarmband van gevlochten touw, versierd met nassaschelpen en groene en zwarte kraaltjes. Ge dragen door mannen. Als boven. 15547. Beenversiersel, zijnde een band van gevlochten touw of bies, versierd met coix-zaden en eindigend in kwastjes uitgeplozen touw. Als boven. 15548. Boomschorskleed, geklopt, bestemd voor een vrouwen lendendoek. Als boven. 15550. Ring van gevlochten gespleten rotan, bestemd om er kookpotten in te zetten. Als boven. 15551. Mand van pinangbladscheede. Als boven. LXXII 15552. Mand van gevlochten klapperbladeren. Als boven. 15553. Draagmand van samengenaaide stukken pinangblad scheede. Gebruikt door vrouwen. Hierin worden ook de kleine kinderen medegedragen. Als boven. 15554. Draagmand van gevlochten gespleten sago- of klapper bladnerven. Gebruikt door vrouwen. Als boven. 15554 a Schepnet met rotan beugel, voor het vangen van kleine visschen. Gebruikt door vrouwen. Als boven. 15555. Hoofdsteunsel, hout, aan de einden uitgesneden in den vorm van den kop en den staart van een kro kodil. Als boven. 1555 G. Naald van hout, versierd met snijwerk; op het midden een vischfiguur, aan het eene einde een krokodillekop, gedeeltelijk beschilderd met kalk. Gebruikt voor het knoopen van netten en tasschen. Als boven. 15557. Kapstok van hout, versierd met snijwerk. Als boven. 15558. Kapstok a. b., beschilderd in rood, wit, bruin en zwart. Als boven. 15559. Kapstok a. b., groot model en beschilderd in rood, wit, zwart en blauw. Op het bovenstuk zijn twee slangen uitgesneden. Als boven. 15560. Kapstokbeschermer, zijnde een platte, ovale of vier kante houten schijf, in het midden doorboord en versierd met snijwerk. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15561. Plankje, versierd met snijwerk en beschilderd in rood, wit en zwart. Dient tot versiering van het dak van een kariwari-huis. Als boven. 15562. Hoosvat voor prauwen, hout. Het boveneinde uit gesneden in den vorm van een menschelijk hoofd, gezicht beschilderd in zwart en rood, met op de schouders een vliegende visch. Als boven. 15563. Beeldje, mannelijk, uitgesneden in licht, wit hout en beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. LXXIII Notnlen 1912. 13. 15564. Snijwerk van vlierhout, in den vorm van eene zee schildpad, aan het staarteinde is een kleine, uitge sneden, vogelfiguur bevestigd. Als boven. 15565. Voorhoofdsversiersel, bestaande uit een platten, hou ten, halven ring, aan eene zijde versierd met snijwerk en eene beschildering in rood, wit, geel en zwart. De einden zijn voorzien van gaten, waarin kwastjes van uitgeplozen touw. Als boven. 15566. Danahoed, bestaande uit een geraamte van gevloch ten rotan, versierd met varens, vederen enz., met daarboven een fantastische, hooge figuur (visch?), vervaardigd van aan elkander genaaide schorspla ten, voorzien van lang uitstekende, haakvormige vleugels, van boven eindigend in een punt en ver sierd met gekleurde lappen, bladeren en vederen. De figuur is beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15567. Heilige fluit, bamboe, in twee spitse punten uit loopend. Als boven. 15568. Heilige fluit, bamboe, uitloopend in één punt en versierd met snijwerk. Als boven. 15570. Dolk van overlangs gedeeltelijk opengespleten ca suarisbeen met ronde, afgeslepen punt, onversierd. Als boven. 15571. Dolk, vorkvormig casuarisbeen. Lemmet convex concaaf. Als boven. 15572. Dolk, groot model, van overlangs gespleten casua risbeen, de onderste helft met lange smalle punt, de bovenste helft versierd met ingesneden lijnen. Als boven. 15573. Dolk a. b., met breede punt, glad gepolijst. Het heft versierd met ingesneden gebogen lijnen. De scheede van gevlochten touw, is versierd met schelpjes, coix-zaden en touwkwastjes. Seko. 15574. Schild, hout, convex-concaaf, versierd met snijwerk en beschilderd in rood, wit en zwart. Aan den LXXIV bovenrand een kleine vierkante knoop, aan den linkerbovenrand twee gaten. Als boven. 15575. Schild a. b., doch zonder knoop aan den bovenrand en met slechts éen gat rechts. Als boven. 15575 a Schild a. b., licht convex-concaaf, aan den voorkant versierd met snijwerk in basrelief en beschilderd in rood, wit en zwart. Aan den bovenrand een drie hoekig uitsteeksel; op het midden twee gaten, waar door eene lus van lianenstengel gaat, waaraan het schild gedragen wordt. Arok en Djoembi (Duitsch N.-Guinea). 15576. Boog van palmhout met rotanpees, onversierd. Seko. 15578. Oorlogspijl met punt van niboenghout en versierde schacht, beschilderd in bruin en zwart. Als boven. 15579. Jachtpijl met bamboepunt. Als boven. 15580. Oorlogspijl met niboenghouten punt en versierde schacht. Als boven. 15551. Vischpijl met zes- of zeven niboenghouten punten. Als boven. 15582. Schoudertasch, gebreid, versierd met blauwe, gele en witte groote kralen en met touwfranjes. Als boven. 15582 a Penisdop, kleine peorvormige kalebas, met ingebrande versieringen. A.ls boven. 15583. Voorhoofdsversiersel van casuarisvel met vederen. Gedragen door mannen bij dansfeesten. Tobadi. 15584. Voorhoofdsversiersel, zijnde een smalle band, versierd met nassaschelpen en aan de einden met kleine varkensslagtanden en hangers. Door mannen ge dragen. Als boven. 15585. Sierhaarkam van palmhout, met acht divergeerende tanden, het boveneinde versierd met koeskoesvel en uitgesneden kakatoevederen. Gedragen door mannen. Als boven. 15586. Achterhoofdssierkain van palmhout, drietandig, ver sierd met eene lange uitgesneden vin, in wier top eene witte kakatoeveder gestoken is. Als boven. LXXIX 15639. Oorlogs- of jachtpijl, met bamboe- of' niboengpunt, met of zonder weerhaken. Schacht versierd met enkele strepen. Als boven. 15640. Oorlogspijl met niboenghouten punt. Als boven. 15641. Boog van palmhout met rotanpees, versierd met smalle bandjes van gevlochten rotan aan boven- en benedeneinde. Wambersi. 15642. Oorlogspijl met bamboe- of houten punt, voorzien van weerhaken en beschilderd in roodbruin, zwart of rood, wit en zwart. De schacht versierd met ingekraste lijnen. Als boven. 15643. Stokje van riet, bestemd om papeda te roeren. Arso. 15644. Vork, drietandig, vervaardigd van een dubbel ge bogen bamboelatje, versierd met ingesneden figuren. Als boven. 15645. Eetvork a. b., doch met ander versieringsmotief. Sawia. 15646. Schrapper van varkensbeen. Arso. 15647. Aardewerkpot, klein model, van roode leemaarde. Als boven. 15648. Schil van eene ronde boomvrucht met eene opening om den duim door te steken. Wordt gebruikt bij de pottenfabricatie. Woesbager. 15649. Spatel van hout, plat model, met smal uitloopend handvat, eindigend in een knoop. In gebruik bij de pottenfabricatie. Als boven. 15650. Mand van pinangbladscheede, aan de beide einden samengehouden door twee houten klemmen. Arso. 15651. Klem van hout voor papedamanden. Als boven. 15652. Klem a. b., versierd met een vruchteschil. Sawia. 15653. Mand van pinangbladscheede met twee rotan lussen. Arso. 15654. Mand a. b. Sawia. 15655. Waterschepper van klapperdop met ruw afgewerk ten houten steel. Arso. 15656. Waterbak van gevouwen pinangbladscheede, in elk- LXXV 15587. Sierhaarkam, palmhout, achttandig, ombindingsplaats versierd met koeskoesvel; op het boveneinde twee witte vederen en eene palmvrucht. Als boven. 15588. Halsversiersel van gevlochten pandanvezeltouw, versierd met coix-zaden en franjes van pandan vezeltouw. Gedragen door mannen bij dansfeesten. Als boven. 15589. Bovenarmband van gevlochten pandantouw en zwarte fungus-myceliumdraden, versierd met twee platge slepen, witte schelpringen. Gedragen door jongens voor de opname in de kariwari. Tobadi. 15590. Bovenarmband van gevlochten zwarte fungus-myce liumdraden, versierd met platgeslepen, witte schelp ringen. Gedragen door volwassen mannen na op name in de kariwari. Als boven. 15591. Bovenarmband a. b., versierd met acht schelpringen. Gedragen door oude mannen. Als boven. 15592. Schoudertasch, doorweven met blauwe en roode dwarsstrepen en versierd met ponpons van koeskoes vel, kralen, coix-zaden, vruchtpitten, hondetanden en touwfranjes. Aan den achterkant hangen aan touwtjes en dunne stalen kettinkjes twee kleine koperen belletjes en eene bel van schelp. Tobadi. 15593. Schoudertasch a. b., doch van ander weefsel en minder rijk versierd. Als boven. 15594. Schoudertasch a. b., klein model en met bruine en groengrijze dwarsstrepen. Als boven. 15595. Schoudertasch a. b., versierd met roode en blauwe dwarsstrepen en touwhangers. Als boven. 15596. Danshoed, helmvormig, bestaande uit rotangeraamte, niboengpennen en gespleten sagobladnerven, ver bonden met boomschors, en overtrokken met wit papier en zwart, rood en blauw katoen. De staart vormige verlenging is, in ringvorm, overtrokken met rood, wit en zwart katoen en eindigt in eene pluim van kakatoe- en kippevederen. Als boven. LXXVI 15597. Boog, palmhout, met rotanpeesen van boven versierd met een lap rood katoen. Ala boven. 15598. Oorlotfspijl met punt van niboenghout, voorzien van weerbaken. Als boven. 15599. Oorlogspijl met lange, gladde punt van niboenghout, roodbruin beschilderd met zwarte figuren, korte schacht. Als boven. 15600. Sirihkalkkoker voor vrouwen, van klapperdop ver vaardigd en versierd met uitgesneden figuren en lijnen. Als boven. 15601. Sirihkalkkoker a. b., doch met ander versierings motief. Als boven. 15602. Sirihkalkkoker a. b., versierd met een uitgesneden vrouwelijke figuur. Als boven. 15603. Sirihkalkkoker van een bolvormige kalebas met in gebrande versieringen. Als boven. 15604. Lepel, hout, met sierlijk uitgesneden steel. Als boven. 15605. Lepel, hout, lang slank model, het boveneinde van den steel is met snijwerk versierd. Als boven. 15606. Knoophoutje van bamboe, plat, aan beide zijden van openingen voorzien en versierd met snijwerk. Gebruikt bij het knoopen van tasschen. Als boven. 15607. Spinstaafje, hout, cylindrisch model, versierd met snijwerk. In gebruik bij het vervaardigen van touw van pandan-luchtwortels. Als boven. 15608. Hoofdsteunsel met houten dwarsstuk en pooten van rotan. Het dwarshout is aan de einden met snij werk versierd. Als boven. 15609. Dolk van casuarisbeen versierd met een uitgesneden krokodillefiguur. Als boven. 15610. Dolk a. b., klein model, versierd met twee uitge sneden krokodillefiguren. Als boven. 15611. Vischnet van geknoopt pandanvezeltpuw, aan den bovenrand voorzien van vruchtschilstukjes en met snijwerk versierde stukjes hout tot drijvers, de onder rand voorzien van schelpen zinkers. Als boven. LXXVII 15612. Schepnet ?an geknoopt bliDJoeschorstouw met rotan raam. Als boven. 15613. Vischspeer met lange, gladde punt. Als boven. 15614. Vischspeer, kort slank model, met weerhaken. Als boven. 15615. Talisman, plankvormig, met uitgesneden figuren en beschilderd in roodbruin en zwart. Gebruikt ter voorkoming van diefstal. Als boven. 15617. Nokstijl voor een woonhuis, aan het eene einde uit gesneden in den vorm van een visch, beschilderd in rood, zwart en wit. Entsjaoe. 15618. Plank, met uitgesneden versiering, afkomstig van eene groote zeeprauw, beschilderd in wit, roodbruin en zwart. Als boven. 15619. Plank met vischfiguur, beschilderd in rood en zwart. Wordt opgehangen aan het dak of in het huis. Als boven. 15620. Heilige fluit, bamboe, onversierd. Als boven. 15621. Danshoed, geraamte van gespleten rotan, overtrokken met natuurlijk haar, waarin kleine varentakken ge stoken zijn. Op den top eene lange dunne gespleten rotan aan wier punt een waaiervormig kroontje be vestigd is, in het centrum bekleed met gekleurd katoen en papier en aan den rand voorzien van dunne bamboespaken. Als boven. 15622. Oor versiersel voor vrouwen. Bestaat uit meerdere schildpadringen, met een touwsnoertje met gekleurde kralen, nassaschelpen, eene zwarte zaadpit en twee hondetanden. Als boven. 15623. Dansattribuut?, rugschild van een zeeschildpad. Als boven. 15624. Rugschild van een zeeschildpad a. b., beschilderd in roodbruin en zwart en versierd met twee veder versieringen. Als boven. 15625. Oorlogspijl met lange, zwartgeverfde niboenghouten punt, voorzien van weerhaken. Entsjaoe. LXXVIII 15626. Speer, hout, voorzien van een ijzeren geweerhaakte punt op een dun houten eindstuk. Gebruikt voor de schildpadjacht. Entsjau. 15627. Bamboekoker met stop, versierd met ingesneden en zwartgeverfde figuren. Als boven. 15628. Boog van palmhout met rotanpees. Bestemd voor jacht en oorlog. Als boven. 15629. Oorlogs-, jacht- en vischpijl. Als boven. 15630. Danspijl, in gebruik bij den springdans. Als boven. 15631. Hoofdsteunsel, hout, met rotanpooten. Het dwars hout aan het eene einde uitgesneden tot een men schelijke figuur, aan het andere einde als een dui zendpoot. Als boven. 15632. Klopper van zwaar, hard hout, gebruikt door vrouwen om boomstammetjes murw te slaan, waarvan het inwendige deel gebruikt wordt om flambouwen te maken. Als boven. 15633. Beeld, hout, vrouweljjk, versierd met menschenhaar en beschilderd in roodbruin en zwart. Dient tot versiering van het tempeldak. Als boven. 15634. Halsketting van gevlochten vezeltouw, versierd met nassaschelpen, enkele groote groene, blauwe, gele en bruine kralen en met kleine roode en witte kraaltjes. Gebruikt door mannen. ïjibaai. 15635. Halsborstversiersel, bestaande uit vier paar varkens slagtanden, de basissen en punten verbonden door gespleten rotan. Als boven. 15636. Boog van palmhout met rotanpees. Het booghout, boven en beneden, versierd met smalle gevlochten rotanbanden. Als boven. 15637. Oorlogspijl met bamboepunt en weerhaken, basis der punt roodgeverfd. De schacht versierd met inge brande figuren en lijnen. Als boven. 15638. Boog a. b., met rotanring, waarin de reservepijlen worden gestoken. Djoengri. LXXX ander genaaid met gespleten rotan en voorzien van een draagband. Als boven. 15657. Waterbak a. b. Sawia. 15658. Mand van pinangbladscheede, slank model. Aan den bovenraad twee rotanlussen. Arso. 15659. Mand van sagoschors, cylindrisch model, met rotan samengenaaid, de boven- en benedenrand zijn ver sterkt met ringen van dikke rotan. Van boven ge sloten door een klapdeksel van sagoschors of pinang bladscheede; de bodem bestaat uit een rooster werk van dun gespleten rotan. Bestemd voor het rooken van varkens- en casuarisvleesch; de lus aan den bovenrand dient om de mand boven de stookplaats te hangen. Sawia. 15660. Mand a. b. Arso. 15661. Mand a. b., uit de kariwari, groot model, mooier en solieder afgewerkt dan de gewone huismodellen. Het deksel bestaat uit gespleten bamboelatjes, de hanglus is stevig omvlochten met gespleten rotan. Arso. 15662. Rooster van gespleten bamboe, om tabak boven het vuur te droogen. Als boven. 15663. Sirihkalkkoker van kalebas, versierd met ingebran de figuren, door mannen en vrouwen gebruikt. Als boven. 15664. Sirihkalkkoker a. b. Sawia. 15665. Penisdop van kalebas, versierd met ingebrande figuren, gedragen door volwassen mannen. Arso. 15666. Penisdop a. b. Sawia. 15667. Penisdop van een eivormige kalebas, klein model, versierd met ingebrande figuren, opening boven aan het steeleinde. Awia. 15668. Penisdop a. b. Yaté. 15669. Yoorhoofdsband van gevlochten blinjoeschorstouw, versierd met blauwgrijze coixzaden. De band eindigt van achteren in touwfranjes, waaraan vederen en eene amulet van krokodilletanden zijn bevestigd. LXXXI Door mannen gedragen, die reeds vele varkens hebben gedood. Arso. 15670. Amulet voor de varkensjacht, zijnde een touwsnoertje met een of meer krokodilletanden. Wordt aan den voorhoofdaband bevestigd of om den hals gedragen. Als boven. 15671. Voorhoofdaband a. b., versierd met coixzaden en van achteren eindigend in touwfranjes. Wordt door jonge mannen gedragen. Arso. 15672. Voorhoofdaband a. b. Sawia. 15673. Voorhoofdsband van gevlochten blinjoetouw, versierd met bonte boomslakkehuizen en eindigend in een touw dat achter om het hoofd wordt gebonden. Gedragen te samen met 15669 door mannen, die reeds vele varkens hebben gedood. ArBo. 15674. Voorhoofdsband van gevlochten, dun gespleten rotan. Arso. 15675. Pluim van paradijavogelvederen, bevestigd op een houten pin. Dansversiersel. Arso. 15676. Sierkam van palmhout, de tanden convergeeren naar boven. Versierd met gele kam van de witte ka katoe. Arso. 15677. Sierkam a. b. Sawia. 15678. Sierkam a. b. Sawia. 15679. Halsketting van gevlochten blinjoetouw, versierd met coixzaden. Arso. 15680. Halsband van gevlochten blinjoetouw versierd met hondetanden. Sawia. 15681. Halsband van gespleten rotan, waarop roode vrucht pitten geregen zijn. Arso. 15682. Halsband van een cirkelvormig gebogen rotanstreng, omwikkeld met blinjoetouw of gespleten rotan. Op den band zijn met blinjoetouw afgeslepen witte schelpbodems bevestigd. Als boven. 15683. Halsband a. b. Arso. 15584. Bundel casuarisvederen. Als boven. LXXXII 15685. Oorstaafje van riet met ingesneden en donker ge kleurde versieringen. Als boven. 15686. Oorstaafje van bamboe, versierd met ingesneden figuren. Sawia. 15687. Neusversiersel van riet, versierd met ingesneden cirkellijnen en aan beide eindeo met ingestoken roode vruchtpitten. Gedragen door mannen. Sawia. 15688. Neus versiersel, bestaande uit een recht of licht ge bogen stuk Tridacna-schelp. Als boven. 15689. Neusversiersel, zijnde een licht gebogen, afgeslepen stuk varkensslagtand. Als boven. 15690. Neusversiersel, bestaande uit twee halve, sterk ge kromde, afgeslepen Tridacna-schelpen, de basissen met vezeltouw aan elkander verbonden. Arso. 15691. Halsborstversiersel, bestaande uit een gevlochten band van blinjoetouw, waaraan eene versiering van twee aan elkander verbonden, plat geslepen varkens slagtanden. Aan den band hangen franjes van blad repen en gras. Arso. 15692. Halsborstversiersel van drie paar doorboorde varkens slagtanden, waaraan eene groote witte zeeschelp bevestigd is. Arso. 15693. Halsborstversiersel van, in bretelvorm gebonden, blinjoetouw, versierd met coixzaden. Als boven. 15694. Halsborstversiersel a. b., doch smal, en eenvoudig versierd. Sawia. 15695. Armband van in elkander gedraaide, dunne rotan. Gebruikt als polsbeschermer en als vuurkoord. Arso. 15696. Bovenarmband van gevlochten, dun gespleten rotan. Door mannen en vrouwen gedragen. Als boven. 15697. Bovenarmring van een grooten, sterk gekromden var kensslagtand. Door volwassen mannen gedragen. Arso. 15698. Bovenarmring a. b., doch aan punt en basis doorboord om een touw of rotanstreng door te halen. Sawia. 15699. Bovenarmring van twee of drie paar, aan punten en basissen, verbonden varkensslagtanden. Arso. LXXXIII 15700. Bundel uitgeplozen blinjoeschors, dient tot ver siersel en wordt onder den bovenarmband gestoken. Als boven. 15701. Lendenband van gebreid blinjoetouw, versierd met coixzaden, touwbangers- ea varkensbeencylinders. Door mannen gedragen. Arso. 15702. Lendeband a. b., versierd met touwhangers en coix zaden. Sawia. 15703. Lendenketting van gespleten rotan, waarop korte varkensbeencylinders en lange kroonduifbeeccylin ders zijn geregen. Gedragen door jonge mannen. Arso. 15704. Vrouwenscbaamschortje, van dun ineengedraaid blinjoetouw, waarvan franjes van blinjoetouwvezels ncderhangen. Sawia. 15705. Vrouwendansschort vervaardigd van bruingeverfde blinjoetouwfranjes. Arso. 15706. Vrouwenlendenketting van gevlochten blinjoetouw, versierd met coixzaden. Als boven. 15707. Beenband van gevlochten blinjoetouw, versierd met touwfranjes en coixzaden. Worden door beide ge slachten boven de kuiten gedragen. Arso. 15708. Netmasker van gevlochten blinjoetouw, doorvlochten met bruine, blauwe, bruingele en bruinroode strepen en aan den onderrand versierd met franjes van coixzaden, roode vruchtpitten en bonte glaskralen. Gebruikt bij ritueele (jagis) feesten. Als boven. 15709. Danshoed, bestaande uit een, a jour gevlochten, geraamte van hout en rotan, van boven eindigend in eene lange punt; het geheel kegelvormig, en dicht bekleed met aangebonden casuarisvederen, van boven eindigend in eene pluim. Versierd met kwastjes en franjes van uitgeplozen blinjoeschors, sago- en andere sierbladeren. Op den top wordt dikwijls een pluim van paradijsvogelvederen gestoken. Gedragen door mannen bij ritueele feesten. Arso. LXXXIV 15710. Dansmantel van sagobladeren, gebruikt bij ritueele feesten. Als boven. 15712. Signaalhoorn, hout, cylindrisch model, het mondstuk traprormig uitgesneden. Arao. 15713. Signaalhoorn a. b., klein model. Arso. 15714. Heilige fluit, bamboe, lang model, beschilderd in rood, wit en zwart. Arso. 15715. Fluit a. b., halflang model. Arso. 15716. Fluit a. b., kort smal model. Arso. 15717. Dansboog, aan beide einden versierd met eene be schildering in rood en wit. Arso. 15717 a Danspijl. Als boven. 15718. Raam, bestaande uit eene peervormig gebogen boom tak, waarop twee dwarshouten bevestigd zijn. Dient ter vervaardiging van gevlochten blinjoetouwbanden. Als boven. 15719. Schoudertasch van blinjoeschorstouw. Als boven. 15720. Schoudertasch van gevlochten blinjoetouw, versierd met een a jour gevlochten bovenrand en met bruin roode, bruingele en blauwe dwarsstrepen. Arso. 15721. Tasch a. b., met draagband van boomschors. Door vrouwen gebruikt. Sawia. 15722. Tasch a. b., groot model. Sawia. 15723. Tasch a. b., klein model, aan den onderrand ver sierd met touwfranjes. Arso. 15724. Tasch a. b., versierd met touwfranjes, glaskralen en hangers van uitgeplozen sagobladeren, waarop knoopen gebonden zijn. Als boven. 15725. Taschje a. b., voorzien van een draagband, door vrouwen en kinderen om den hals gedragen. Arso. 15726. Sierschoudertasch voor mannen, versierd met pluimen van casuaris vederen, varkensstaarten, varkensscrota en lussen van varkenshuid. Sawia. 15727. Bezem, bestaande uit de bloeiwijze van een palm. Sawia. LXXXIX Notulen 1918. 14. 15788. Armband van in elkander gedraaide, dunne rotan. Ala boven. 15789. Lendenketting van korte en lange beencylinders, aan een rotantouw geregen. Ala boven. 15790. Schoudertasch van gevlochten blinjoetouw, versierd met een a jour gewerkten bovenrand en voorzien van een draagband van boomschors. Zwerfstam t. Z. van Sawia. 15791. Halstaschje van blinjoetouw. Als boven. 15792. Casuarisslagpen, oorversiering. Als boven 15793. Halsketting van gevlochten blinjoetouw, versierd met coixzaden. Ala boven. 15794. Halsketting van boomschorstouw, versierd met honde en kangaroetanden, die aan den basis zijn door boord. Als boven. 15795. Borstversierael, bestaande uit twee, plat afgeslepen varkensslagtanden, waarvan de basissen met blinjoe touw verbonden zijn. Als boven. 15796. Varkensalagtand. Als boven. 15797. Lepel van gedeeltelijk gespleten en plat geslepen varkensbeen. Als boven. 15798. Bijl van groenzwarteu steen, dubbel convex geslepen, aan den onderkant eenigszina afgeplat, met houten steel. Bijlhouder en steel zijn door houten en bam boelatjes en eene ombinding van rotan aan elkander bevestigd. Als boven. 15799. Boog van palmhout met pees van gespleten rotan; het boveneinde versierd met een gevlochten band van fijn gespleten rotan. Als boven. 15800. Oorlogs- en jachtpijl met rieten schacht, bamboe punt met of zonder weerhaken. Als boven. 15801. Kalkkoker van een fleschvormige kalebas. Nafri. 15801 a Kalkkoker, klein rond model. Als boven. 15802. Bambockoker, versierd met ingesneden lijnen en figuren. De opening omvlochten met een rotan bandje. Als boven. LXXXV 15728. Kapstok, zijnde een boomtak met drie kort afge kapte zijtakken, omwonden met gespleten rotan en opgehangen aan een rotanstreng. Bestemd voor het ophangen van tasschen, netten, manden enz. Arso. 15729. Priem van casuarisbeen, rond en puntig afgeslepen. Arso. 15730. Priempje van kalongbeen, puntig geslepen, bestemd voor het uitsteken van in het lichaam gedrongen dorens. Arso. 15731. Gereedschap om dakbedekking te vervaardigen. Sawia. 15732. Draagriem van boomschors, om kleine kinderen in te dragen. Arso. 15733. Bamboecylindertje, waarin verfstof wordt bewaard, afgesloten door een stop van samengevouwen bla deren. Als boven. 15734. Bamboecylinder, om coixzaden in te bewaren. Sawia. 15735. Sagoklopper van hout, het klopeinde licht concaaf, de verbinding tusschen steel en klophout van rotan of gespleten liaan. Als boven. 15736. Sagoklopper a. b. Arso. 15737. Gereedschap om de uitholling aan het slageinde van den sagoklopper te reinigen. Bestaat uit een met rotan omwonden steeltje, waaraan aan de einden varkenssnijtanden bevestigd zijn, of uit een stuk pijpbeen, in welks mergholte een varkenssnijtand vastgezet is. Sawia. 15738. Bijl, steen, met houten steel. Sawia. 15739. Bijl a. b. Arso. 15740. Bijlsteen. Arso. 15741. Hoosvat van een halfhol gebogen sagobladsteel met een dwars er door gestoken houten handvat. Arso. 15743. Schepnet, gespannen in een rotan raam, breed peer vormig model. Arso. 15744. Oorlogspantser van stevig gevlochten rotan, van achteren hoog opstaand ter bescherming van den nek, LXXXVI van voren lager, om het hoofd vrij te kunnen be wegen, aan den bovenrand van de zijkanten twee boogvormige uitsnijdingen voor de armen. Over de schouders worden rotan- of boomschorslussen gebonden. Arso. 15745. Dolk van casuarisbeen, eenigszins opengespleten en puntig afgeslepen, versierd met ingesneden figuren en lijnen. Arso. 15746. Dolk a. b., doch klein smal model. Arso. 15747. Dolk als 15745, versierd met ingesneden lijnen. Sawia. 15748. Oorlogs- en jachtboog, palmhout, met gespleten rotan pees ; het booghout aan beide einden versierd met smalle gevlochten rotanbandjes. Arso. 15749. Boog a. b. Sawia. 15750. Boog a. b., doch korter model. Sawia. 15751. Boog a. b., het boven- en ondereinde van het boog hout is dicht ombonden met zwartgeverfd blinjoe touw. Sawia. 15752. Boog a. b., of van op elkander gebonden bamboe latjes. Door kinderen gebruikt. Arso. 15753. Pijltje van riet of sagobladnerf, behoort bij boog 15752. Als boven. 15754. Kinderboogje van palmhout. Sawia. 15755. Pijltje van sagobladnerf, behoort bij boog 15754. Als boven. 15756. Jachtpijl met rieten schacht en breede, platte bam boepunt. Arso. 15757. Visch- en vogelpijl, voorzien van drie palmhout punten. Als boven. 15758. Oorlogspijl met rieten schacht en bamboepunt. Als boven. 15759. Oorlogspijl met rieten schacht en ronde, gladde niboengpunt. Als boven. 15760. Oorlogspijl met rieten schacht en smalle niboeng punt, voorzien van korte weerhaken. Als boven. LXXXVII 15761. Oorlogspijl met rieten schacht en lange, dubbele palmhouten punt, iedere punt langs eene zijde voor zien van groote kromme weerhaken. Als boven. 15762. Oorlogspijl met rieten schacht en lange palmhout punt, versierd met insnijdingen en voorzien van drie groote, kromme weerhaken. Als boven. 15763. Oorlogspijl met rieten schacht en ronde palmhout punt, aan het einde voorzien van een puntig kan garoebeen. Als boven. 15764. Oorlogspijl met rieten schacht en breede palmhout punt, aan beide kanten voorzien van vijf gesloten, groote kromme weerhaken en aan de spits van een korten weerhaak. Als boven. 15765. Oorlogspijl met rieten schacht en ronde palmhout punt, voorzien van een korten weerhaak en versierd met eene spiraalvormige insnijding. Als boven. 15766. Jachtpijl met versierde rieten schacht en breede, platte bamboepunt. Sawia. 15767. Oorlogßpijl met rieten schacht en lange, smalle en sterk concave bamboepunt, aan den concaven kant versierd met snijwerk in basrelief en voorzien van weerhaken en spleetvormige uitsnijdingen. Als boven. 15768. Oorlogspijl met rieten schacht en hoekige palm houtpunt, voorzien van vele kleine weerhaken. Als boven. 15769. Oorlogspijl met rieten schacht en zware, hoekige palmhoutpunt, voorzien van korte, plompe weerha ken en zwart en wit beschilderd. Als boven. 15770. Oorlogspijl met rieten schacht en ronde palmhout punt, versierd met eene ringvormige beschildering in kalk. Als boven. 15771. Oorlogspyl met rieten schacht en tweesnijdende, platte palmhoutpunt, voorzien van vier weerhaken, waarvan de twee ondersten dubbel zijn. Als boven. 15772. Oorlogspijl met rieten schacht en breede palmhout punt, aan een kant voorzien van éen, aan den anderen LXXXVIII kant van vijf groote, kromme weerhaken en wit en zwart beschilderd. Als boven. 15773. Oorlogapijl met rieten schacht en breede bamboe punt, aan één kant voorzien van twee, aan den anderen kant van een weerbaak, op de concave en convexe zijde versierd met bruinzwarte figuren. Als boven. 15774. Oorlogspijl met rieten schacht en punt van bamboe of palmhout, voorzien van weerhaken. Awia. 15775. Oorlogs- en jachtpijl met versierde rieten schacht en bamboe- of palmhoutpunt. Jate. 15776. Rotanstreng, waaraan tal van korte knoopentouwtjes van bladeren bevestigd zijn. Toover- of voorbehoed middel tegen ziekte bij kinderen. Sawia. 15780. Tabakstaach van geklopte boomschors met een bandje van plantenvezel. Sekanto. 15781. Oorstok van bamboe, versierd met ingekraste, bruin geverfde lijnen en figuren. Awia. 15782. Voorhoofdsband van geknoopt blinjoetouw, versierd met coixzaden. Ala boven. 15783. Halsketting, zijnde een dunne rotanband, met om binding van blinjoetouw en waarop roode vrucht pitten of witte schelpen geregen zijn. Als boven. 15784. Halsband van kleine, ronde, bruinzwarte vruchten, geregen aan een dun rotan draadje. Als boven. 15785. Borstversierael, beataande uit twee paar varkensslag tanden, aan elkander verbonden door een breeden, platten rotanband, versierd met witte, blauwe en groene glaskralen en van onderen eindigend in een schelp. Wordt met een rotanband om den hals gedragen. Awiah. 15786. Borstversiersel van twee, aan den baais verbonden, varkensslagtanden, met een smal gevlochten lus van blinjoetouw. Als boven. 15787. Halsband van smal gevlochten blinjoetouw, waaraan drie schelpen bevestigd zijn. Als boven. VI Barus (C), The production of elliptic interferences in relat ion to interferometry. Washington D. C. 1911. B°. (Carnegie Institution of Washington, publication N°. 149.) Besant (Annie), Bab Adanja agama Islam. I. Weltevreden 1911. B°. Crimad Bhagavadgitd tadvyakbyayii crikavitfirkikasimha sarvatantra svatantra mmadvedan taderikaviracitaya tatparya-candrikaya, eriyangkarabha syena, yrïniadanandatirthabhasyena, jayatirthamunivi racitaya tadvyakhyayaca anugatam. Madras, 1910 — 1912. B°. Bland (J. P.) and E. Backhouse, China under the Empress Dowager, being the history of the life and times of Tzü Hsi, compiled from state papers and the private diary of the comptroller of Her household. London 1911. B°. Boekoe tjerita-an tanah Djawa. Bagian ka 1,2,3. Soerabaia 1890. B°. Boekoe sjairnja jang maha moelia sripadoeka kandjeng toe wan Soesoehoenan di Solo dateng ka Semarang. Se marang 1903. B°. Boekoe tjerita Angling Darmo. N°. I—3.1 —3. Batavia 1900. B°. Boekoe menjanjian di karang oleh Balatantara Keslametan. Semarang 1911. B°. Boer {Nellie [P. C] de), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks universiteit te Groningen. Aldaar 1910. 4°. Boerma (xV. Westendorp), De leer van den zedehjken zin bij Hutcheson. Academisch proefschrift. Groningen 1910. B°. „Bok Sioe Tjay." Tjerita dahoeloe kala di negeri Tjina. Batavia 1912. B°. Bordewijk (H. W. C), Ontstaan en ontwikkeling van het Staatsrecht van (Uitgegeven door bet Kon. Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Ned.- Indië.) 'sGravenhage 1911. B°. VII Bosch (0. H. Eisveld), Partus bij het kyptrotische bekken. Academisch proefschrift. Groningen 1911. B°. Bose (B. D.\ A digest of Indian law cases containing High court reports and privy council reports of appeals from India, 1910. With an index of cases, being a sup plement to the Consolidated digest of Indian law cases, 1836—1909. Compiled under the orders of the gov ernment of India. Calcutta 1912. B°. Bose (B. D.), A digest of Indian law cases containing High Court Reports, 1862—1909; and Privy council reports of appeals from India, 1836—1909, with an index of cases. In six volumes. Vol. I: A—C. Calcutta 1912. Be.8 e . (Zie ook N°. 1250.) Kenward Brandstetters Monographien zur Indonesischen Sprachforschung. IX. Das Verbum. Dargestellt auf Örund einer Ana lyse der besten Texte in vierundzwanzig indonesischen Sprachen. Luzern 1912. B°. The hundred and seventh report of the British and foreign bible Society for the year ending March MDCCCCXI, with appendix and a list of subscribers aud bonefactors. London 1911. B°. Boersma (i?.), De Pamanoekan- en Tjiassem-landen. Bijdrage tot de kennis van het particulier landbezit op Java. Batavia (1912). B°. Royal Historical research Society. 11. The mission of Sir James Brooke to Siam in 1850. Official documents. Algemeene en internationale tentoonstelling te Brussel 1910.— Overzicht van de voornaamste werkzaamheden der bij zondere commissie voor de Nederlandsche Koloniën en van de door haar bijeengebrachte inzendingen, 's Öra venhage 1911. B°. The Burney papers (1825—1826). vol. I, 11. Bangkok 1910/1911. B°. Campbell (H. Z).), The Eusporrangiatae. The comparative morphology of the Ophioglossacea> und Marattiacea*. VIII Washington D. C. 1911. 4°. (Carnegie Institution of Washington, publication JN" 0 . 140). Cassanova (P.), Mohammed et la fin du monde. Etude critique sur I'lslam primitief. Paris 1911. B°. Fase. I. Churchill (W.), Beach-la-Mar. The jargon or trade speech of tbe Western pacific. Washington D. C. 1911. B°. (Carnegie Institution of Washington, publication N°. 154.) Coolsma (S.), Ant. A. Pennings in Bantam. Rotterdam 1911. B°. (Lichtstralen op den Akker der Wereld IV). La divina commedia di Dante Alighieri novamente annotate da G. L. Passerini. 4 t. Firenze 1897 —1902. duodecimo. Le opere minore di Dante Alighieri novamente annotate da G. L. Passerini. I. La vitonova. Firenze 1900. duodecimo. Dekema (C. C), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de staatswetenschap aan de rijksuniver siteit te Groningen, z. p. en j. B°. Koloniale Landbouw-tentoonstelling Deventer 1912. Pro gramma. B°. Deventer (C. Th. van), Kartini. (Overg. uit „de Gids" 1911. Amsterdam 1912. B°. Dienier (F. W.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks-univer siteit te Groningen, z. p. en j. B°. Dodd (A. F.\ History of money in the British empire und the United States. London enz. 1911. B°. Donga agoeng faidahe, lan bab salat hadjat. Bangil z. j. 4°. Elbert (J.), Die Sunda-Expedition des Vereins fiir Geographie und Statistik zu Frankfurt am Main. Festschrift zur Feier des 75-jahrigen Bestehens des Vereins. Band I. Frankfurt am Main 1911. 4°. Epp (F.), Schilderungen aus Hollandisch-Ostindien. Heidel berg 1852. B°. Fidelitas, A pleading for „Koompenie Jehan." Bombay 1857. B°. Fokkens (F.), De ontworpen reorganisatie van het bestuur in Nederlandsch-Indië. 's Gravenhage 1911. B°. X Hoorn (D. van), Bijdrage tot de psychologie van den veld heer. Academisch proefschrift. Groningen 1910. B°. Al-Ghazali Moendjijat mëmëtik saking Ihja i oelöem al-din. Javaansche bewerking van Moeliammad Salih Bin 'Oemar al-Samarani. Bombay 1324. B°. A manual of rules and regulations applicable to members of the Tndian civil service ineluding certain information aa to existing appointnients for which members of the Indian civil service are eligible. Compiled in the home departraent of the Government of India. Fourth edition. Calcutta 1909. 8". Indië in beeld. Plaatwerk uitgegeven door den toeristenbond voor Nederland, met „Korten toelichtenden tekst". Haarlem 1911. 8° oblong en B°. Bulletin de la Commission archéologique de l'lndochine. Paris 1908 — 1910. B°. Ir eland (A.), The far eastern tropics. Studies in the ad ministration on tropical dependencies. Westminster 1905. 8". Prijsvraag voor de Javaansche dialecten. (Uitgeschreven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.) Weltevreden 1912. fol. Joustra (M.), De Bataks. Wie zij waren en wat wij naar de opgedane ervaringen van hen mogen verwachten. Leiden 1912. B°. — Uitgaven van het Bataksch In stituut N°. 7. Joustra (M.), Nederlandsch-Karosche Woordenlijst. Leiden 19i2. B°. (Uitgaven van het Bataksch Instituut N". 6.) Juynboll (H. fl.),Wirataparwwa. Oudjavaanschprozageschrift. 'sGravenhage 1912. B°. Kartadiredja (R. B.), Tjerita perang Italië dan Toerkie di Tripolie. Djilid pertama. Batavia 1911. B°. Kasteleijn (A. M.), Ruptura funiculi umbilicalis. Academisch proefschrift. Groningen 1911. B°. Kemp (P. H. van der), Oost-Indië's herstel in 1816. Naar oorspronkelijke stukken. 'sGravenhage 1911. B°. XC 15803. Klapperdop met ingesneden, lusvormige figuren, met kalk wit gemaakt. Bestemd om kalk in te bewaren. Als boven. 15804. Tabakstasch bundel boombastschors. Als boven. 15805. Pot van roode aarde, groot model, de onderkant staat op een stevig gevlochten rotan ring, terwijl het midden en de opening van den pot zijn omvlochten met dunne rotan ringen, aan vier zijden onderling verbonden door van boven naar beneden loopende rotan strengen. Onder den rand der opening eene versiering van ingesneden lijnen. Als boven. 15806. Scherven van een roodaarden pot; onder den rand eene ingesneden lijnenversiering. Als boven. 15807. Pot van roode leemaarde, kogelvormig model, onder den rand eene ingekerfde lijnversiering; over den buik loopen zwartgeverfde, onregelmatige strepen. Als boven. 15808. Pot, groot model, met voetstuk. Gebroken. Als boven. 15809. Pot, middelmatig model, onder den rand een in gekerfde lijnversiering; op den buik rood, wit en zwartgeverfde menschelijke gezichten. Als boven. 15810. Pot, om den rand een dunne band van vezeltouw en daaronder eene ingekerfde lijnversiering. Als boven. 15811. Pot, onder den rand eene lijnversiering; de buik versierd met rood, wit en zwart beschilderde men schelijke gezichten. Als boven. 15812. Scherven van een roodaarden pot, met eene lijn versiering onder den rand; de buik beschilderd met roode en zwarte strepen. Als boven. 15813. Pot van roode leemaarde, met eene ingekerfde lijn versiering onder den rand; de buik beschilderd met witte en gele ringen. Als boven. 15814. Pot, met eene ingekerfde lijnversiering om den rand; de buik met roode, witte en zwart beschil derde hagedisfiguren. Als boven. XCI 15815. Pot, met witte en roodgeverfde figuren versierd. Als boven. 15816. Pot, groot model, gebroken, onbeschilderd. Als boven. 15817. Pot, onversierd, zwartgebrand. Als boven. 15818. Pot, versierd met eene uitspringende lijnversiering. Als boven. 15819. Pot, groot model, met nauwe opening en omgebogen rand, onder den rand eene gegolfde lijnversiering in basrelief. Het geheel omvlochten met een net werk van boomschors. Als boven. 15821. Pot, met wijde opening en ingekerfde lijnversiering om den rand. Als boven. 15822. Lepel van een halven klapperdop, met langen steel van een boomtak. Waterschepper. Als boven. 15823. Lepel van een stuk klapperdop, met een krommen, houten steel; breed handvat. Als boven. 15824. Sagoroerder, groot model, het boveneinde knop vormig toegesneden, versierd met een uitgesneden menBchelijk gezicht. Als boven. 15825. Lepel, hout, klein model. Als boven. 15826. Lepel van varkensbeen. Als boven. 15827. Lepel van varkensbeen. Als boven. 15828. Vork van palmhout, bestaande uit twee stokjes, waarvan de boveneinden door twee gevlochten rotan bandjes bij elkander zijn gebonden. Als boven. 15829. Vork van een dubbel gebogen sagobladnerf. Als boven. 15830. Lepel, klein model, van een stuk klapperdop. Als boven. 15831. Boomschors, geklopt. Als boven. 15832. Draagtasch van gevlochten blinjoetouw. Als boven. 15833. Rug- of schoudertasch, van gevlochten touw. Als boven. 15834. Ilugtasch. Als boven. XCII 15835. Draagtascb, versierd met eene rij gekleurde, kleine kralen. Als boven. 15836. Draagtascb, versierd met twee groote, blauwe kralen en een band van rood katoen. Als boven. 15837. Draagtasch, versierd met doorgevlochten roode en blauwe strepen en een lap rood katoen. Als boven. 15838. Dansschort van dun geklopte, fijn uitgeplozen boom schors. Als boven. 15840. Bundel uitgeplozen jonge sagobladeren. Als boven. 15841. Streng gevlochten touw van uitgeplozen jonge sago bladeren. Als boven. 15842. Streng touw van gevlochten jonge sagobladeren, gekleurd. Als boven. 15843. Bundeltje boombastvezels (blinjoe). Als boven. 15844. Blinjoetouw. Als boven. 15845. Bundeltje touw. Als boven. 15846. Naald van kalongbeen. Als boven. 15847. Boomschors, geklopt, met vruchtensap blauw en rood geverfd. Als boven. 15848. Bnndel geklopte boomschors. Als boven. 15849. Bundel. Als boven. 15850. Bundel. Als boven. . 15851. Bundel. Als boven. 15852. Pot, klein model, roode leemaarde, met eene ver siering onder den rand. In den rand twee gaten om den pot boven het vuur te hangen. Als boven. 15853. Stukken roode leemaarde met ingekraste figuren. Grondstof voor roode verfstof. Als boven. 15854. Stamper, steen, rond of langwerpig model. Als boven. 15855. Hoofd versiersel van gevlochten touw met eene ver siering van casuarisvederen. Als boven. 15856. Hoofd versiersel, a. b. Nafri. 15857. Hoofd versiersel van koeskoesvel. Als boven. 15858. Band van zwart katoen, versierd met roode, witte en zwarte kraaltjes en eenige witte hemdsknoopjes. Als boven. XCIII 15859. Touwsnoertje, waaraan bevestigd of geregen groote blauwe en gele kralen, kleine kraaltjes, nassaschel pen en hondetanden. Sierbanger voor verschillende voorwerpen. Als boven. 15860. Vrucht van de motoii, met uitgesneden figuren ver sierd. Als boven. 15861. Vrucbt, a. b. Ingesneden versiering: kikkerlarven. Als boven. 15862. Vrucht, a. b. Ingesneden versiering: vogels. Als boven. 15863. Vrucht, a. b. Ingesneden versiering: decoratief pa troon. Als boven. 15864. Haarkam, achttandig, met eene versiering van rood band en daarin gestoken witte kakatoevederen. Als boven. 15865. Haarkam, tweetandig, met eene versiering van pa radijsvogelvederen. Als boven. 15866. Haarversiering van paradijsvogelvederen. Als boven. 15867. Haarversiering van hanevederen. Als boven. 15868. Haarversiering van kroonduifvederen. Als boven. 15869. Taschje, geklopte boomschors. Als boven. 15870. Ketting van groote blauwe kralen, diverse andere kralen en kleine beenen ringen. Als boven. 15871. Ketting van groote en kleine gekleurde kralen. Als boven. 15872. Ketting van groote blauwe kralen en kleine visch wervels. Als boven. 15873. Ketting, touwsnoertje, waaraan kleine zwarte schel pen geregen zijn. Als boven. 15874. Staafje van schelp, aan beide einden met een om binding van dun touw. Neusversiersel voor jonge mannen. Als boven. 15874 a Stukken schelp. Als boven. 15875. Oorring uit groote dunne schildpadringen bestaande, waaraan kleinere schildpadringen, schelpen, blauwe kralen en tanden bevestigd zijn. Als boven. XCIV 15876. Touwsnoertje, met twee kwasten van casuarisvel. Als boven. 15877. Bundel draad vanden fungus mycelium. Als boven. 15878. Band van gevlochten myceliumdraad met vier ronde achelpringen. Als boven. 15879. Band van rood katoen, versierd met negen groote schelpringen. Als boven. 15880. Bovenarmband van een grooten varkensslagtand, waarvan de punt en de basis door een touwsnoertje met elkander verbonden zijn. Als boven. 15881. Armband, afgeslepen schelpsegment. Als boven. 15882. Lendenband van gevlochten touw, versierd met op geregen nassaschelpen, kleine vruchtpittencylinders en zwarte, groene en blauwe kraaltjes. Als boven. 15883. Lendenband van katoen, versierd met nassaschelpen en groote blauwe kralen. Als boven. 15884. Tasch van gevlochten touw, waarin zes en twintig groote varkensslagtanden. Als boven. 15885. Mand van sierlijk gevlochten rotan; met deksel. Als boven. 15886. Mandje a. b. Nafri. 15887. Tasch van gevlochten klapperbladeren. Als boven. 15888. Mand, groot model, van gevlochten ruwe rotan. Als boven. 15889. Mand van samengedraaide niboengschorsstukken met twee draaglussen. Als boven. 15890. Draagtasch, groot model, van klapperbladeren, in den vorm van eene reistasch. Als boven. 15891. Mand, klein model, van pinangbladscheede. Als boven. 15892. Gebogen rotan, waarvan de einden zijn vereenigd door eene ombinding van boombastvezels en met een raam van touw. Zeef. Als boven. 15893. Sagoklopper van hout; in het slageinde is aan het ondereinde een puntige, kegelvormige steen gesto ken, vastgehouden door eene rotanomvlechting; het ondereinde van den steen is uitgehold. Als boven. XCIX halvemaanvormig rotanvlechtwerk, bespannen met rood, wit en blauw doek en versierd met eenige groote hanevederen. Aan den staart zijn met rood vlaggedoek eveneens eenige vederen gebonden. Als boven. 15941. Danshoed, bestaande uit een stuk uitgehold vlier hout, waarboven eene uitgesneden slang, versierd met uitgesneden figuren en ringen, beschilderd in rood, wit, grijs en geel. Boven op de slang is een rotangeraamte bevestigd, bespannen met rood, wit en blauw doek, beplakt met groen papier. Hier boven uit steekt een stok, omwikkeld met rood en blauw doek en aan de punt een versiering van vederen. Ook in den rand van het halvemaanvor mig stel zijn eenige groote hanevederen gestoken. Als boven. 15942. Danshoed, bestaande uit een gevlochten geraamte versierd met roode katoenen bandjes en kleine hane vederen. Het geraamte is bespannen met een stuk gebogen vlierhout, waarop een gevlochten stel van rotan, bekleed met rood, wit en blauw doek en versierd met eenige, in den rand gestoken, hane vederen. Als boven. 15943. Danshoed, uit ééu stuk hout vervaardigde helm, met het model van een prauw als helmteeken. De helm is met uitgesneden figuren versierd, rood, wit en zwart beschilderd. De prauw is met rood, wit en blauw doek bekleed, in den voorsteven staat eene vlaggestok, versierd met vederen. Als boven. 15944. Stok, het bovengedeelte uitgesneden als een visch, het middengedeelte als ringen. Beschilderd in wit en blauw. Als boven. 15945. Tweepuntige dolk van casuarisbeen; het boveneinde versierd met ingesneden figuren. Als boven. 15946. Boog van palmhout met rotanpees. De einden ver sierd met twee gevlochten rotanbanden. Als boven. XCV 15894. Steen, a. b., puntig bijgeslepen, met eene uitholling aan het ondereinde. Als boven. 15895. Steen, bijlblad. Als boven. 15896. Houten hamer. Als boven. 15897. Bijl met houten steel en ijzeren blad. Als boven. 15898. Beitel, gespleten stuk hout, waarin een breede ijzeren beitel gestoken is. Ombinding met gevlochten rotan. Als boven. 15899. Beitel, het handvat en middengedeelte uitgesneden in den vorm van een menschehjk gezicht en figuren. Het gespleten ondereinde, waarin de beitel steekt, ia met stevige rotanbanden omvlochten. Als boven. 15900. Hoofdsteunsel van hout met vier bamboepooten; de uiteinden versierd met uitgesneden figuren. Als boven. 15901. Hoofdsteunsel van sagobladsteel, met pooten. Als boven. 15902. Hanger voor tassclien; boomtak met een haak vormigen zijtak. Als boven. 15903. Hanger, in den vorm van een visch?, versierd met lus en oogvormige figuren; aan de bovenzijde een gat om het voorwerp op te hangen. Haak voor tasschen. Als boven. 15904. Hanger a. b. Nafri. 15905. Hanger in anker vorm, met uitgesneden figuren ver sierd en een gat aan het boveneinde ter ophanging van tasschen enz. Als boven. 15906. Hanger a. b., zoodanig uitgesneden, dat op sommige plaatsen de opperhuid is weggenomen en witte vlakken zijn ontstaan. Als boven. 15907. Hanger a. b., de uitgeneden lus en oogvormige figuren wit beschilderd. Als boven. 15908. Hanger, uitgesneden in den vorm van eëne slang en versierd met uitgesneden figuren. Als boven. 15909. Hanger, uitgesneden in den vorm van een schild, met aan de concave zijde twee menschelrjke beeld- XCVI jes, met de ruggen aan het schild vast gebleven. Het geheel versierd met uitgesneden figuren, afge wisseld door witte vakken. Taschhaak. Als boven. 15911. Netten van gevlochten touw. Als boven. 15912. Vischspeer van hout of bamboe met groote niboeng houten punt en gevlochten rotanringen. Als boven. 15913. Vischspeerpunt, bestaande uit zes niboenghouten punten door drie kleine rotanringen bij elkander gehouden. Als boven. 15914. Sierstaf, bestaande uit een torpedovormig geraamte van bamboe en rotan gevlochten, op een langen stok bevestigd. Op de lengteas van het geraamte is de ruggegraat en de kop van een visch gebonden, terwijl het versierd is met gele vruchten en franjes van uitgeplozen bladeren. Gemaakt ter herinne ring aan een feestelijken maaltijd van een grooten visch. Als boven. 15915. Boeiplank, een vischfiguur voorstellend, versierd met uitgesneden figuren, afgewisseld door witte vakken en zwartgebrande gedeelten. Als boven. 15916. Voorstevenversiering, bout, bestaande uit een ver sierd onderstel, naar voren en naar boven uitloopend in vier vischfiguren en een vogelkop. Als boven. 15917. Prauwversiering, het boveneinde stelt een hond voor, het middengedeelte vertoont een visch en aan de binnenzijde een menschelijk gezicht. Het geheel beschilderd in rood, zwart en wit en van drie gaten voorzien. Als boven. 15918. Prauwversiering, uitgesneden in den vorm van een hond, versierd met uitgesneden figuren en beschil derd in rood, wit en zwart. De staart, puntig toe gesneden, dient om het voorwerp in den achterste ven te steken. Als boven. 15919. Stut van een uitlegger, uitgesneden in den vorm van een vork, versierd met uitgesneden figuren en vakken, rood en zwart beschilderd. Als boven. XCVII 15920. Sierstaaf van een hoofdenprauw, waarvan het boven einde is uitgesneden in den vorm van een hond met daarboven een zittend beeldje, het geheel beschilderd in rood, wit en zwart. Aan het ondereinde zijn figuren uitgesneden. Als boven. 15922. Pagaai van ijzerhout. Het blad is licht convex concaaf en aan beide zijden versierd met lijnen en figuren. Als boven. 15923. Pagaai a. b., met breed blad, aan beide zijden plat en versierd met figuren en lijnen in vischmotief'. Als boven. 15924. Pagaai a. b., het blad versierd. Als boven. 15925. Pagaai, klein model, het blad met eenvoudig uit gesneden versiering. Als boven. 15926. Stuk sagomerg met ingestoken, zwarte vogelvederen; toovermiddel. Als boven. 15927. Tol van een klapperdop, rond, aan beide zijden met ingesneden figuren versierd. Door een klein gat in het midden steekt een rond stokje; kinderspeel goed. Als boven. 15928. Mondtrom met figuren versierd. Als boven. 15929. Signaalhoorn; groote zeeschelp. Als boven. 15930. Trom, klein model, vel van casuarishuid omgeven door een dikken, ronden band van omvlochten bast vezels. Aan den trom een groot, uitgesneden handvat. Als boven. 15931. Trom a. b., doch kleiner. Als boven. 15932. Schalblok, aan beide zijden puntig toeloopend met in het midden eene vierkante uitholling. Het ge heel heeft den prauwvorm. Heilig voorwerp uit de kariwari. Als boven. 15933. Twee langwerpig ronde stukken hout, versierd met uitgesneden menschelijke en vischfiguren, waarmede een soort van muziek gemaakt wordt door de houten met kracht tegen den vloer te werpen. Afkomstig uit de kariwari. Als boven. XCVIII 15934. Groot houten beeld, §, afkomstig uit de kariwari. Hoofdhaar wedergegeven door natuurlijk haar. Als boven. 15935. Heilige fluit van bamboe, afkomstig uit de kariwari. Als boven. 15936. Fluit a. b., met ingesneden figuren versierd. Als boven. 15937. Hoed, rond, bestaande uit gevlochten klapperblad nerven, omkleed met menschenhaar. Op het haar is nog eene versiering van vederen en bloemen gestoken. Als boven. 15938. Dansversiersel, bestaande uit een gevlochten rotan geraamte, dat op het hoofd wordt gezet. Op het geraamte is eene kamvormige, houten versiering be vestigd, in de gedaante van een vogel, paars, groen en wit beschilderd. Het halvemaanvormig gedeelte, dat den kop en den staart van den vogel vereenigt, is omwikkeld met rood, wit en blauw katoen. Hierboven uit steekt een lange stok, eveneens om wikkeld met vlaggedoek, aan de punt voorzien van hanevederen. In den bek van den vogel is een witte wimpel bevestigd, de staart versierd met een bosje vederen, terwijl ook in het halvemaanvormige ge deelte eenige groote vederen steken. Als boven. 15939. Dansversiersel, bestaande uit een helmvormig, vlier houten geraamte, met uitgesneden figuren versierd en beschilderd met paarse, blauwe en witte strepen. Op het geraamte een halvemaanvormige kam, be spannen met rood, wit en blauw doek, in den rand van den kam steken eenige groote hanevederen. Als boven. 15940. Danshoed v bestaande uit een gevlochten rotan ge raamte, waarop eene houten versiering bevestigd is, in den vorm van een visch, versierd met uitgesne den figuren en beschilderd in paars, groen en wit. Op de uitgesneden rugvinnen van den visch een XI Kemp (P. H. van der), Oost-Indie's herstel in 1816. Naar oorspronkelijke stukken, 's Gravenhage 1911. B°. Ki Saradoemipa, Sërat Toenggal ati. Soerakarta 1902. B°. Ki Saradoemipa, Sërat Plwoelang Istëri. Soerakarta 1910. B°. Klooster (H. S. van), Over eenige systemen van anorganische zouten en oxyden. Academisch proefschrift. Groningen 1910. B°. Knoetsen (J. F.), East Asia. How to speak Malay, Dutch, Japanese, Mandarin, Fukhian, Hakka and Cantonese. Second edition, revised and corrected. Batavia 1912. B°. Kolodziejczyk (E.), Bibliografia Slowianoznawstwa Polskiego. Krakow 1911. B°. Vereeniging „Koloniaal Instituut", Amsterdam. B°. Eerste jaarverslag 1910/1911. Kolonialpraxis. Handbuch für Kauflcute, Industrielle, Ban ken, Behörden und Kapitalisten. Berlin 1911. B°. Korevaar (M. P.), De ambtenaar van het openbaar minis terie bij het residentiegerecht op Java en Madoera. 2 U geheel bijgewerkte druk. (Zie N°. 1073, 1 B druk.) Batavia 1911. B°. Krom (N. J.), Bijschrift bij de foto van den kop van Tjandi Sewoe. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Itineraris voyage ofte Schipvaert van Jan Huygen van Lin schoten naar Oost ofte Portugaels Indien 1570—1592. Uitgegeven door Prof. Dr. 11. Kern. 2 dln. 's Gra venhage 1910. B°. (Werken uitgegeven door de Lin schoten-vereeniging, I, II). Werken uitgegeven door de Linschoten vereeniging: I, 11, Itineraris voyage ofte schipvaert van v. Lin schoten XXI, 2499. 111 Üe Vries, Korte Historael ende Journacls aentcy ckeninge, enz. XXI, 2554. IV De reis van Jacob Roggeveen XXI, 2555. Lloijd (F. E.), Guayule (Parthenium argentatura Gray), A rubber-plant of the Chihuahuan desert. Washington XII D. C. 1911. B°. (Carnegie Institution of Washington, publication N°. 139.) Lykles (P. A. W.\ Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks-uni versiteit te Groningen. Amsterdam 1910. B°. Maass (A.), Durch Zentral- Sumatra. I. Band. Berlin 1910. 4°. The Mabdni '1-lughat being a grammar of the Turki lan guage in Persian by Mirza Mehdi Khan. Edited by E. Denison Ross. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica) Macdonald (D. Black), Aspects of lalam. New-York 1911. B°. De Macedoniër, Zendings-tijdschrift. Groningen. B°. deel 12, 13, 14, 15 (ontbr. 1, 2, 5), 16, ontbr. 3, 5-12). 1908—1912. Sejarah Malayu, or the Malay annals. Two jilid bound in 1. Singapore 1910. B°. (Malay Literature Series 8, 9.) Mangoen di Karia, Gënëp belas tjerita baris panoengtoen ka baroedak soepaja njaraüh djeung geten roemawat kana sasatoean. Batawi 1910. B°. „Mangoenhardjo", Vereeniging van inlandsche ambtenaren te Semarang. Verslag der vergaderingen in 1911. 4°. Marhamu 'l-'ilali '1-mu'dala by Al-imam abü iluhammad 'Abdullah bin Asad al-jafi'i. Edited by E, Denison Ross. fase. I. Calcutta 1910. (Bibliotheca Indica.) Maxwell ((?.), In Malay forests. Second edition. Edinburgh and London 1911. B°. Mededeelingen van het bureau voor de bestuurszaken der buitenbezittingen, bewerkt door het Encyclopedisch bureau. Afl. 1. 's Hage 1911. B°. Meikuizen (J.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks-uni versiteit te Groningen. Aldaar 1911. B°. Moehammad ldris, Hadza kitab primbon sembahjang. Riouw 1329 (1911 A. D., 4°. (Javaansch met Arabisch schrift). Moquette (J. P.), De datum op den grafsteen van Malik Ibrahim te Grissee. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal , land- en volkenk. deel LIV). Batavia 1912. B°. XIII Morand (M.), Etudes de droit Musulman algérien. Alger 1910. B°. The Moslem World. A quarterly review of current events, literature, and thought among Mohanimedans, and the progress of Christian Missions in Moslem lands. Vol. 11, N°. 1. January 1912. London. B°. De reorganisatie van het bestuur in Nederlandsch Oost-Indië. Amsterdam 1912. B°. „God firat" or Hester Needham's work in Sumatra, her letters and diaries arranged by Mary Enfield. With a preface by the late Miss S. G. Stock. London 1899. B°. Noble (C. F.), A voyage to the East Indies; containing an account of the islands of St. Helena and Java, of the city of Batavia, of the government and political conduct of the Dutch, of the empire of China, with a par ticular description of Canton; and of the religious ceremonies, manners and customs of the inhabitants. Interspersed with many useful and curious observations and anecdotes. London 1765. B°. Lijst van gedrukte geschiedkundige Nota's, samengesteld met gebruikmaking van tot het Regeeringsarchief be hoorende bescheiden. Batavia 1905. fol. Oever (H. ten), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks-univer siteit te Groningen. Assen z. j. B°. Offringa (J.), Over de beteekenis van het calcium voor het organisme. Een kritisch-experimentale studie. Acade misch proefschrift. Groningen 1911. B°. The conference of Orientalists including Museums and Ar chseology conference held at Simla Juli 1911. Simla 1911. fol. Osborne (T. B.) and L. B. Mendel with the co-operation of Edna L. Ferry. Washington D.C. 1911. 8". (Car negie Institution of Washington, publication N°. 156). Ouseley {W.), Persian miscellanies: An essay to facilitate the reading of Persian manuscripts; with engraved XIV specimens, philological observations, and notes critical and historical. London 1795. 4°. Nota van toelichting betreffende de zelfbesturende land schappen Paloe, Dolo, Sigi en Beromaroe. (Overg. uit bet Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV). Batavia 1912. B°. Nota van toelichting over de berglandschappen boven het Paloedal. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV). Batavia 1912. B°. Parker (D. W.), Calendar of Papers in Washington Archives relating to the Territories of the United States (to 1873). Washington D. C. 1911. B°. (Carnegie Inst itution of Washington publication N°. 148). Perdrizet (P.), Bronzes grecs d'Egypte de la collection Fouquet expliqués par — Paris 1911. fol. The Persian and Turki divans of Beyram Khan, Khan- Khanan. Edited by E. Denison Ross. Calcutta 1910. B°. (Bibliotheca Indica.) Plas (H. M.\ De functionaalvergelijking van Predholm op gelost met behulp van cosinus-reeksen. Academisch proefschrift. Groningen 1911. B°. Platen's samtliche Werke in vier Banden. Mit einer biogra phische Einleitung von Karl Goedeke. Stuttgart z.j. B°. Pleyte (C.M.), Deinlandsche Nijverheid in West-Java als sociaal ethnologisch verschijnsel. Eerste stuk. Batavia 1911. B°. Pleyte (C. M.), Wawatjan Soelandjana, nja eta tjarita tatanen djaman koena. Bandoeng 1907. 4°. Publications of the Boy al Historical Research Society. I. The record kept by the Princess Narinda Devi from 1767 — 1820. 11. The mission of Sir James Brooke to Siam in 1850. Queljoe (E. de), Boentoenannja sair boeroeng baijan dan sair boeroeng noerie mengimpi. Batavia 1912. B°. Rahim (Abdur), The principles of Muhammedan jurisprud ence according to the Hanafi, Maliki, Shafi'i and Hanbali Schools. London 1911. B°. XIX kwaamheid, intellectueele ontwikkeling, hunne sleur en laksheid en verder de onder hen voorkomende ambtsmisdrijven en overtredingen, aangevuld met na- tuur- en aardrijkskundige bijdrage. (Zonder plaats of jaartal) B°. H'ilile {A. Neytzel de\ Een en ander omtrent den welvaarts toestand der inlandsche bevolking in de Gouvernements liinden van Java en Madoera (de particuliere landen uitgezonderd) (Landbouw, Veeteelt, Bosch wezen, Vis scherij). Weltevreden 1911. B°. Wolthers (S. i?.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rjjks-univer sitcit te Groningen. Aldaar 1910. 8". Wüstenfeld (/''.), Vergleichungs-Tabellen der Muhammedani schcn und christlichen Zeitrecbnung, nach dem eesten Tage jedes Muhammedanischen Monats berechnet und im Auftrage und auf Kosten der Deutsche Morgen liindischen Qesellscüaft herausgegeben. Leipzig 1903. B°. Het Zendingsblad van de Gereformeerde Kerken in Neder land. (Heidendom en Mosterdzaad.) Wageningen 8". Jaargang 1909, ontbreken N os . 1/3. 1910, „ „ 7,9. 1911, „ , 6,8-12. XL stevig tegen elkander zijn gebonden. Gebruikt voor het inkrabben van versieringen op pijlpunten en schachten. Als boven. Middenloop. 15248. Steenscherf met scherpen kant, bestemd voor het snijden en gladscbaven van pijlschachten. Als boven. 15249. Kleefachtige stof (getah-pertja), waarschijnlijk be stemd tot het bevestigen van pijlpunten in schachten, het bevestigen van vederversieringen enz. Als boven. 15250. Segment, bamboe, langwerpig vierkant afgesneden, waarvan het eene einde wordt gevormd door een segment van het geledingstusschenschot. Gebruik onbekend. Als boven. 15251. Slijpsteen van lichtgrijzen zandsteen. Als boven. 15252. Zakje van bladeren, waarin eene bruinroode verf stof, waarschijnlijk laterit. Als boven. Middenloop. 15253. Hoofdsteunsel, hout, met vier pooten van dikke rotan. Het steunhout is aan beide einden uitgesne den ; aan het eene einde een liggende mannelijke figuur, aan het andere einde eene hurkende men -Bchelijke gedaante. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. Benedenloop. 15254. Hoofdsteunsel, a. b., versierd met roodgeverfd bie zentouw, eindigend in kwastjes. Het steunhout is boogvormig uitgesneden in den vorm van een kro kodil. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15255. Haak, zijnde eene boomstam of tak, met drie zij takken. Het onderste gedeelte uitgesneden in den vorm van een dierenkop (hond), het middengedeelte uitgesneden in basrelief (vliegende vogels). Het geheel beschilderd in rood, wit en zwart. Aan het boveneinde eene rotanlus ter ophanging. Als boven. 15256. Haak, hout, de steel eindigt in een breeder, ovaal gedeelte, aan de eene zijde uitgesneden in den vorm van een menschelijk gezicht. Aan den bovenrand een groot gat, voor het ophangen. Beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. XLI Notulen 1912. 11. 15257. Bak van pinangbladscheede, samengebonden met gespleten rotan. K. Augustarivier. Middenloop. 15258. Vuurtang van een gevouwen niboenglatje. Als boven. 15259. Stokje van niboenghout, bestemd om pap te roeren. Als boven. 15260. Bundel groote groene, versche bladeren, omwonden met een droog blad en touw van plantenstengels. Gebruik onbekend. Als boven. 15261. Stuk in elkander gevouwen klapperbladscheede. Waarschijnlijk waterzeef. Als boven. 15262. Steen van cylindrisch model, ruw afgewerkt, met botpuntig toeloopende en afgeronde einden. Kleur grijszwart. Gebruikt om spijs fijn te kloppen, te stampen of te malen. Als boven. 15263. Eetlepel van een plat afgeslepen casuarisbeen. 15264. Lepel van klapperdop, de buitenkant van het hand vat sierlijk uitgesneden en a jour bewerkt. Het snijwerk rood beschilderd. K. Augustarivier. Be nedenloop. 15265. Lepel van klapperdop, eindigend in een dunnen korten steel met een knoop of haakje aan het uit einde. K. Augustarivier. Middenloop. 15266. Bijl, zwarte steen, met houten steel, grof vervaardigd en afgeslepen, slechts aan het snijdend gedeelte is eenige zorg besteed. K. Augustarivier. Benedenloop. 15267. Bijl a. b., doch bestaat de steel uit één stuk hout. Uit het bijlblad zijn stukken gesprongen. Als boven. 15269. Bijl a. b., klein model, eveneens beschadigd, de achtereinden van de dwarshouten van den steel zijn versierd met grof snijwerk. Als boven. 15270. Bijl a. b. K. Augustarivier. Benedenloop. 15271. Bijl, steen, groot model. De steel bestaat uit een gebogen boomtak, op het afgeplatte dwarsstuk is met gespleten rotan een conisch, overlangs gespleten stuk kromhout gebonden, in welks gespleten uit einde het bijlblad is gestoken en stevig bevestigd door XLII omwindingen met dikke gespleten rotan. Het bijlblad is grof afgewerkt. K. Augustarivier. Middenloop. 15272. Bijl a. b., doch kleiner model. Als boven. 15273. Bijl, blauwgrijze steen; de steen is aan het boven einde half bolvormig geslepen, aan den onderkant plat afgerond en aan den puntkant eenigszins hol. Als boven. 15274. Bijl a. b. De steen is van boven half bolvormig, de onderkant plat, de punt hol en schuin naar bo ven geslepen. K. Augustarivier. Bovenloop. 15275. Pagaaj, zwaar, donkerbruin hout, met kort halve maanvormig uitgesneden blad, versierd met eenvou dig snijwerk en met aangebonden casuarisvederen. K. Augustarivier. Benedenloop. 15276. Schepnet, zijnde een ovaal raam van ongespleten rotan, zonder handvat, met een in het raam gespannen, geknoopt net. K. Augustarivier. Middenloop. 15277. Vischpijl, schacht van riet, lange slanke onversierde houten punt. De verbindingsplaats omwonden door fijn gespleten rotan. Als boven. 15278. Vischspeertje, met zeer lichten rieten schacht; de punt bestaande uit 17, puntiggesneden niboenghoutjes. De verbindingsplaats omwonden met fijn gespleten rotan en biestouw. Als boven. 15279. Vischpijl, riet, met 4 bamboepunten. K. Augusta rivier. Benedenloop. 15280. Vischpijl met lichten rieten schacht, en met 8 pun ten, van niboenghout. Ombinding met fijn touw. K. Augustarivier. Middenloop. 15280 a Vischpyl met eene ronde niboengpunt, zonder om binding (onafgewerkt). Als boven. 15281. Vischspeertje met rieten schacht en 18 punten van niboenghout. Ombinding met fijn touw en varen vezels. Als boven. 15282. Speertje met rieten schacht en lange punt van ni boenghout. Ombinding van gespleten rotan (van XLIII boven in den vorm van een gevlochten ring) en biezentouw. Als boven. 15283. Stok van niboenghout, bestemd tot steun bij het loopen en om klein gedierte te dooden. Gedragen door oude vrouwen. Als boven. 15284. Speer met houten schacht, waarvan het onderste einde verlengd is door een stuk, met rotan daaraan gebonden, bamboe. De punt bestaat uit 4 lancet vormige niboenghoutpunten, door rotan met elkander verbonden en van weerhaken voorzien. De ver binding tusschen schacht en punt geschiedde door gevlochten en stevig gebonden rotan. Het schacht boveneinde is versierd met snijwerk. K. Augusta rivier. Benedenloop. 15285. Boog, palmhout, dicht bij de einde is het booghout omvlechten met rotan of basttouw. Een gedeelte van het booghout is bovendien omwonden met pan danbladeren. K. Augustarivier. Middenloop. 15286. Boog a. b., zwaar model, met rotanpees. Op het midden van bet booghout versierd met 4 banden van fijn gespleten, gevlochten rotan, bij de pees verbinding met 3 kwastjes boombasttouw en met vederen versierd. Als boven. 15287. Boog a. b. Het booghout in het midden voorzien van rotanbanden. Als boven. 15288. Boog a. b., met rotanom winding in band vorm en daaronder met eene beschildering in rood; aan de uiteinden versierd met 3 kwastjes van boombasttouw, uitgeplozen aan de einden, en versierd met vederen. De pees van rotan. Als boven. 15289. Boog a. b., glad geschaafd en gepolijst. De einden versierd met banden van fijn gevlochten, gespleten rotan en met kwastjes van bastvezels. De pees van rotan. K. Augustarivier. Bovenloop. 15290. Boogje, hout, met platronde rotanpees. Gebruikt door kinderen. E. Augustarivier. Middenloop. XLIV 15291. Boogje, vervaardigd van een boomtak, met pees van rotanbast, waarschijnlijk kinderspeelgoed. Als boven. 15292. Pijl, behoorende bij boog 15287, bestemd voor de jacht en den oorlog, versierd met snijwerk op de tusschenschacht, beschildering in rood, wit en zwart, vogelvederen en rotanomwindingen. De punten voor zien van groote weerhaken. De schachten voorzien van ingekrabde streepversieringen. Als boven. 15293. Oorlogspijl. Als boven. 15294. Pijl a. b., het snijwerk waarschijnlijk voorstellend een gestyleerd menscheljjk gezicht. Schacht ver sierd. Als boven. 15295. Pijl a. b., behoorende bij een der bogen van N°. 15288. Als boven. 15296. Pijl voor jacht en oorlog. De breede bamboepunt is op het breedste gedeelte a jour uitgesneden en voorzien van een puntig geslepen kangaroebeen. Als boven. 15297. Stuk kangaroebeen, bestemd voor het vervaardigen van pijlpuntspitsen. Als boven. 15298. Oorlogspijl van een bergbewoner. Klein model. De punt van bamboe of palmhout is versierd met snij werk, vederen, rood, wit en zwart beschilderd en omwonden met rotan. Dubbel stel weerhaken. De schacht is onversierd. K. Augustarivier. Bovenloop. 15300. Oorlogswapen, in den vorm van een bijl, met lange, lancetvormige, puntige spits uit niboenghout ver vaardigd. K. Augustarivier. Benedenloop. 15301. Oorlogswapen a. b., doch de spits van been ver vaardigd. Als boven. 15303. Dolk van casuarisbeen, versierd met in hars gevatte, witte schelpen en met lange touwhangers, versierd met casuaris-, papegaai- en andere vederen en met snijwerk in den vorm van menschelijke gezichten. Als boven. XLIX in wit en zwart, aan den achterkant zwart, de on derste helft aan beide kanten rood. Het gesty leerde voetstuk ook hier aanwezig. Het beeld stelt blijkbaar eene oude vrouw voor. Als boven. 15333. Beeld, <j>, a. b., hoofd plat, rnet het gezichtsvlak concaaf uitgesneden, septum niet doorboord, ooren aangeduid hoog aan den rand van het hoofd. Gezicht beschilderd in rood, wit en zwart, het overige van het lichaam rood, zoo ook de achterzijde. Als boven. 15334. Beeld, §, a. b., gezicht in natuurlijken vorm gesne den, oogen voorgesteld door twee witte schelpen, septum doorboord en versierd, evenals de oorschel pen, met kwastjes rood vezeltouw; de voeten staan gebogen over het gestyleerde voetstuk. Aan het achterhoofd een kleine beugel uitgesneden. Beschil derd aan beide zijden in rood. Het beeld stelt blijk baar eene maagd of jonge vrouw voor. Als boven. 15335. Beeld, $, a. b., klein model, hoofd plat, gezicht uitgesneden in hautrelief, neus lang, bijgewerkt met roode klei, septum doorboord, zoo ook de ooren. In een der oorgaten hangt een snoertje basttouw met een versiersel van wit vlierhout. Op den hals en het bovenste gedeelte der borsten is eene wit geschilderde, halvemaanvormige figuur uitgesneden. Om de heupen een franjeschort van roode en gele bladvezels. De voeten staan op een kort houten blokje. Beschilderd in rood, zwart en wit, aan beide zijden. Het beeld stelt waarschijnlijk eene men strueerende of barende vrouw voor. Als boven. 15336. Beeld, $>, a. b., klein model, hurkend, hoofd af gerond driehoekig, septum doorboord, zoomede de grof aangeduide ooren. Beenen, vrij van elkander gesneden, sterk gebogen in heup en knie, met de plomp wedergegeven voeten opgeslagen tegen den onderbuik. Op de plaats van den anus is een groot XLV 15304. Dolk a. b. K. Augustarivier. Benedenloop. 15305. Dolk a. b. K. Augustarivier. Benedenloop. 15306. Dolk a. b. K. Augustarivier. Benedenloop. 15307. Dolk a. b. K. Augustarivier. Benedenloop. 15308. Dolk of priem van been (casuaris of varken), klein model. Als boven. 15309. Dolk van casuarisbeen, rond afgeslepen. K. Augusta rivier. Middenloop. 15310. Handtrom in tifavorm, van eene uitgeholde boom stam vervaardigd. Het ondereinde is tot eene hoogte van 25 c.M. versierd met snijwerk en beschilderd in rood, wit en zwart. Het vel is leguanenhuid. Als boven. 15311. Handtrom a. b., bijna cylindrisch, zonder trommelvel. Als boven. 15312. Leguanenhuid, gedroogd, met rotanstrengen in de randen van een raampje van gebogen rotan ge spannen. Als boven. 15313. Handtrom als 15310. In het midden een rotanstrop om de trom in huis op te hangen. K. Augusta rivier. Middenloop. 15314. Seinhoorn van een uitgeholde niboengstam, onver sierd. Als boven. 15315. Dansschild, hout, versierd met ingesneden figuren en beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15316. Schild a. b. In het snijwerk een onduidelijk men schehjk gezicht (oogen en neus). Als boven. 15317. Schild a. b. Het hoofdmotief in het snijwerk be staat in 2 geßtyleerde gezichten. Als boven. 15318. Schild a. b., van sagoboomschors, versierd met figuren en beschilderd in rood, wit en zwart. Als boven. 15319. Schild, van hout, met convex gebogen voorkant; het midden wordt gevormd door eene vooruitspringen de, overlangsche lijst, waardoor het menschehjk ge zicht, dat het versieringsmotief vormt, profiel krijgt. XLVI Versierd met snijwerk in laag basrelief en beschil derd in rood, wit en zwart. In het doorboorde neusseptum en de ooren kwastjes van roodgeverfd gras. Het benedeneinde vertoont gestyleerde voeten. Aan de achterzijde een stevig, rood beschilderd handvat. K. Augustarivier. Benedenloop. 15320. Schild a. b., doch smal en met afgeronde hoeken. Voorkant sterk convex, met in het midden in bas relief, een menschelijk gezicht. Het overige van het schild versierd met snijwerk in laag basrelief en beschilderd in rood, wit, zwart en geel. Op het hoofd een helmvormige hoed, met in het midden een ster of zon. Het handvat bestaat uit twee overlangsche lijsten ± 4 c.M. hoog en ± 0,40 M. lang, welke met rotan, touw en een dwarshout met elkander verbonden worden. Als boven. 15321. Schild a. b., a jour uitgesneden. Het bovenste ge deelte geeft een menschelijk gezicht weder, het on derste gedeelte uitgesneden in gestyleerde voeten. Over het midden van den vlakken voorkant loopt eene overlangsche, getande lijst. Voorkant beschil derd in rood, wit en zwart. De gaten in den rand dienen waarschijnlijk voor draagtouwen. Als boven. 15322. Beeld, hout, in schild vorm. Het bovengedeelte uit gesneden tot een menschelijk gezicht, het onder gedeelte als gestyleerde voeten. Het tusschenstuk, trapeziumvormig afgerond. Gezicht en voeten in basrelief uitgesneden. Voor- en achterzijde beschil derd in rood, wit en zwart. Boven de voeten, voor en achter, een klein menschelijk gezicht geschilderd. Als boven. 15323. Beeld a. b., doch voor- en achterkant bewerkt, t. w. aan het boveneinde als twee verschillende men schelijke gezichten, het voeteneinde is glad, niet uit gesneden, de middenpartij aan den eenen kant uit gesneden in basrelief, in den vorm van een men- XLVII schelijk gezicht. Aan den anderen kant glad, slechts beschilderd, zoo ook het overige van het beeld in rood, wit en zwart. Op de plaats der ooren bevin den zich kwastjes van roodgeverfd gras. Het boven einde, een houten knoop met gat, dient tot ophangen. Als boven. 15323 a Beeld, hout, plat, in schildvorm. Het bovengedeelte uitgesneden als een fantastisch menschelijk gezicht met groote septumdoorboring. Van het septum loopt eene slurfvormige verlenging tot het schildvormige middenstuk, dat is uitgesneden in basrelief. Op het hoofd een tiaravormig versiersel. Beugelvormig voetstuk, van onderen eindigend in een punt. Aan de bovenzijde een rond gat tot ophangen. Beschil derd in rood, wit en zwart; de uitgesneden onder kant evenzoo beschilderd. Als boven. 15324. Beeld a. b. Hoofd, lichaam en armen, septum door boord, ooren klein en doorboord met twee gaten. Het lichaam eindigt van onderen in een korten, ronden stijl, overgaand in gestyleerde voeten. Voorkant beschilderd in rood, wit en zwart, achter kant onversierd. Aan het achterhoofd een houten beugel om het beeld te dragen of op te hangen. Als boven. 15325. Beeld a. b., de ooren doorboord en versierd met roodgeverfde graskwastjes. Aan het boveneinde van het hoofd een gat voor het ophangen of dragen. Beschilderd in rood, wit, geel en zwart; alleen de beenen zijn aan den achterkant ook beschilderd. Als boven. 15326. Beeld, £, a. b., rond uitgesneden menschelijke figuur, septum doorboord en op de plaats van de niet aan gegeven ooren, een gat. Onder de kin is een halve maanvormig schild uitgesneden, waarschijnlijk voor stellend een hals- en borstversiersel. Beenen zeer kort, de voeten uitgesneden, in verlenging van de beenen XLVIII staan op een halvemaanvormig gestyleerd voetstuk (prauw ?). Beschilderd in rood, wit en zwart, de achterkant rood. Aan het achterhoofd een uitgesneden beugel voor het ophangen of dragen. Als boven. 15327. Beeld £ a. b., septum niet doorboord ; midden op het voorhoofd een onregelmatig rond uitsteeksel. Voorkant beschilderd in rood, wit en zwart, achter kant in rood en zwart. Aan het achterhoofd een uitgesneden beugel. Als boven. 15328. Beeld £ a. b., de oogappels wedergegeven door 2 ronde schijven paarlemoer, soptum niet doorboord, om de rechterpols een armband van roodbruin vezel touw, waaraan een kwastje. Voorkant beschilderd in rood, wit en zwart, achterkant in rood en zwart. Als boven. 15329. Beeld $ a. b., gezicht grof uitgesneden. Op de plaats van het borstbeen eene vrij diepe driehoekige gleuf. Voorkant beschilderd in zwart en wit, achter kant in zwart. Als boven. 15330. Beeld £ a. b., rond uitgesneden, het gezicht in hautrelief, septum niet doorboord, borsten en spieren in relief uitgevoerd. Beschilderde voor- en achter zijde in rood, wit en zwart. Als boven. 15330 a Beeld £ a. b., hoofd groot, septum niet doorboord, voeten weinig uitgewerkt. Beschilderd in rood, wit en zwart, achterzijde in rood en zwart. Als boven. 15331. Beeld £ a « b., ooren doorboord en versierd met roode vezelkwastjes. Aan het achterhoofd een uit gesneden beugel. Het beeld staat op een klein gestyleerd voetstuk. Beschilderd in wit en zwart; aan den achterkant zwart. Als boven. 15332. Beeld, 5, a. b., hoofd gemodelleerd in hautrelief, septum niet doorboord, de kleine ooren zijn versierd niet roode bladvezelkwastjes, zoo ook de polsen met armbanden van rood vezeltouw. Achterhoofd beugel vormig uitgesneden. De bovenste helft beschilderd XV Ranneft (J. E.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks-univer siteit te Groningen. Aldaar 1911. B°. Roggenkamp (P. M. J.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks universiteit te Groningen. Aldaar 1911. B°. De reis van Mr. Jacob Roggeveen ter ontdekking van het Zuidland (1721 — 1722.) Verzameling van stukken, deze reis en de daaraan voorafgaande ontdekkings plannen van Arend Roggeveen (1675 — 1676) betref fende. Uitgegeven door E. P. Baron Mulert. Met een aanhangsel over de waarnemingen der kompas-miswij zing op Roggeveen's tocht verricht, door Dr. 'W. van Bemmelen. 's Gravenhage 1911. B°. (Werken uitge geven door de Linschoten-vereeniging N°. IV.) Ronggawarsita (R. Ng.), Sërat wirit Sopanalaja. Soerakarta 1912. B°. Sanskrit mahajana — Maleisen mahdjana. Mededeeling van Dr. Ph. S. van Ronkel. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV.) Batavia 1912. B°. Russell (H. N.), Determinations of Stellar parallax. Wash ington D.C. 1911. 4°. (Carnegie Institution of Wash ington, publication N°. 147.) Rutgers (D.), Het inlandsch reglement. Leiddraad voor studie en praktijk. Amsterdam 1911. B°. Scholtens (A. W.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks-univer siteit te Groningen. Aldaar 1911. B°. Seidenadel (C. W.), The first gram mar of the language spoken by the Bontoc Igorot with a vocabulary and texts mythology folklore hisrorical episodes songs. Chicago 1909. B°. Seligmann (C. <?.), The Melanesions of British New-Guinea. With a chapter by F. R. Barton, and an appendix by E. L. Giblin. Cambridge 1910. B°. XVI Mededeelingen betreffende de Koloniale Tentoonstelling te Semarang in 1913. B°. N°. 1. Sèrat Trigoena. Soerakarta 1901. B°. Sërat Soewonda Mardidarma. Soerakarta 1832. 4°. Sërat Maneka Tjaritd. Soerakarta 1904. 4°. The conference of Orientalists including Museums and ar chirology conference held at Simla July 1911. Sjair Laki Babi. Bangil z. j. 4°. Sjair Paras Nabi. Bangil z. j. 4°, Sjair Dagang. Bangil 1330. 4°. Sjair Fatimah. Bangil z. j. 4°. Sluis (J. A. van der), Over de radicaal-operatie van breu ken. Academisch proefschrift. Groningen 1910. B°. Smit (M. Sypkens), Viscositeit en viscosimetrie van het bloed. Academisch proefschrift. Groningen 1911. B°. Smith (D. E.) and L. C. Karpinski, The Ilindu-Arabic numerals. Boston and London 1911. B°. Soepartd (Raden Mas Pandji AnljS,), Serat Dor&witjS. Soerakarta 1906. 4°. Soerjd di Ldgd, Korte beschrijving van de voorwerpen en de modellen, op verzoek van de Regeering voor de permanente tentoonstelling te Deventer bijeengebracht. Op verzoek van den Pangéran Adipati geschreven door Dr. I. Groneman. Tweede uitgaaf. Jogjakarta 1912. B°. Somer ( W. H.), Eenige gevallen van rhachitis tarda. Acade misch proefschrift. Assen 1911. B°. Sonies (K.), De tijdsbepaling van het eerste psalmboek. (Ps. 1 —41.) Academisch proefschrift. Groningen 1911. B°. Spieth (J.), DießeligionderEwerinSüdTogo. Leipzig 1911.8°. Stachouwer (A. W. L Tjarda van Starkenborgh), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechts wetenschap aan de rijks-universiteit te Groningen. Aldaar 1911. 4°. Steenhuis (T. S.), Experimenteel en kritisch onderzoek over de gevolgen der poortader-afsluiting. Academisch proef schrift. Groningen 1911. B°. XVII Steuerwald (C. G. Langguth), Over de incrusteerende kleur stof van het Suikerriet. (Mededeelingen van het proef atation voor de Java-Suikerindustrie N°. 12.) Soerabaia 1911. B°. Stort (P. van Genderen), Nederlandsch-Kënja Diijaksche Woordenlijst. (Overg. uit Verhandelingen van het Ba taviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen deel LIX.) Batavia 1912. 4°. Sunier (A. L. J.), Les premiers stades de la différentiation interne du myotome et la formation des éléments sclérotomatiques chez les Acraniens les Sélaciens et les Téléostéens. Academisch proefschrift. Leiden 1911. BU.8 U . De economische en financieele toestand der Kolonie Suri name. — Rapport der Commissie benoemd bij besluit van zijne excellentie den minister van koloniën van 11 Maart 1911, afd. B. N°. 56. 's Gravenhage 1911. B°. Swart (J.), De theologie van Kronieken. Academisch proef schrift. Groningen 1911. B°. Tan Tjhan Hie, Sair ikan, disalinken dari hoeroef Arab. Batavia 1897. B°. Tan Kit Tjoan, 3aior boeroeng baijan dan saier bocroeng noerie mengimpie. Batavia 1911. B°. Terpstra (H.), De vestiging van de Nederlanders aan de kust van Koromandel. Akademisch proefschrift. Gro ningen 1911. B°. Nota betreffende het landschap Toli-Toli. (Overg. uit het Tijdschrift voor Ind. taal-, land- en volkenk. deel LIV). Batavia 1912. B°. T;/s (L. G.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de Rjjks-universiteit te Groningen. Aldaar 1910. 4°. Program me of the coronation of His Majesty Vajiravudh, King of Siam. Bangkok 1911. Visscher (//.), Keligion und soziales Leben bei den Natur völkern. I. Band. Prolegomena. Bonn 1911. B°. XVIII Visser (M. W. de), Japansche kleurendrukken in het Rijks ethnographisch Museum te Leiden. 3st. in 1 band. Overg. uit Elsevier's geïllustreerd maandschrift. 4°. N°. IV. Vissering ((?.), Muntwezen-handel-bankwezen. (Overg. uit „Nederlands-Indië.) 1911. 4°. Vries (D. Pietersz. de), Korte Historiael ende Journaels aenteyckeninge van verscheijden voyagiens in de vier deelen des wereldts-ronde, als Europa, Afrika, Asia, ende Amerika gedaen. Uitgegeven door Dr. H. T. Colenbrander, 's Gravenhage 1911. B°. (Werken uitge geven door de Linschoten-vereeniging N°. III). Vricze (J. de), Stellingen tot het verkrijgen van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijks universiteit te Groningen. Winschoten 1911. 4°. Wedeven (J.), Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap aan de rijksuniversiteit te Groningen. Aldaar 1911. B°. Weigand (K. L.) Der Tabakbau in Niederlandisch-Indien, seine ekonoinische und kommerzielle Bedeutung mit besonderer Berücksicbtiging van Deli-Sumatra. Jena 1911. 4°. Wellan (J. W. J.), Verzameling van reglementen en keuren van politie in de residentie Oostkust van Sumatra. Medan 1912. B°. Wensinck (A. <ƒ.), De beteekenis van het Jodendom voor de andere Semitische volken van Voor-Azië. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleeraars ambt aan de rijks-universiteit te Leiden. Aldaar 1912. B°. Werner (E.), Kaiser-Wilhelms-Land. Beobachtungen und Erlebnisse in den Urwaldern Neuguineas. Freiburg im Breisgau. 1911. B°. Wiggers (H. I).), Wetenswaardige en verborgen aangelegen heden van Java en de buitenbezittingen, tevens be knopte mededeelingen der handelingen van inlandsche hoofden, ambtenaren en beambten aldaar, hunne be- XXII 1802 a' 180271- 1819rf' 1818/ 1819 c' 1818»! 1819/' 1818» 1850 c Notulen 1899 1850/ 185Ür/ » 1899 1850/' 1850 c » 1899 1850/ 1856« » 1903 1856Ó 1858 a » 1898 1858 c 1897 c » 1903 1897/0 1924 c » 1910 1924* 1925 » 1888 1925« 1948 a » 1892 1948^/ XXIV kleur, Op deksel en bodem gele orchideestengels ingevlochten. Als boven. 15057. Hoofdband van zwarte vezels gevlochten met snoer; aan de buitenzijde met veelkeurige, glazen kraaltjes versierd. Als boven. 15058. Tol, kegelvormig lichaam, met cylindrischen taats en kegeltje op den top. Hout. Als boven. 15059. Schort van vezels, deels in natuurkleur, deels zwart gebeitst. Als boven. 15060. Pijl van palmbladnerf met stuurvin en geweerhaakte spits uit de nerf zelf gesneden. Als boven. 15061. Pijl, als voren, met gladde spits. Als boven. 15062. Pijl, als voren, met opgezette bamboespits, meer voudig geweerhaakt. Als boven. 15063. Pijl, als voren, grooter spits. Als boven. 15064. Pijl, rieten schacht met lange, geweerhaakte, bamboe punt; enkelen met been. Als boven. 15065. Pijl, als boven, grooter spits. Als boven. 15066. Nokversiersel eener woning, mannelijk beeld, gesne den uit een boom varen met sporen van versiering met roode kleurstof. Humboltsbaai. Java. 15067. Stijgbeugel, ijzer, het onderstuk a jour gewerkt, de beugel een gestyleerde slang voorstellend, aan weers kanten vierkant gat tot doorlating van den beugel riem; het geheel met zilver geïncrusteerd. Paar. Moeria-gebergte, Bësowo. 15068. Huismodel in de spanten van den poeöen van Tjikeusik. Badoej. 15069. Huismodel, als voren, van den geurang seurat van Tjikeusik. Als boven. Borneo. 15070. Gesnelde kop, zonder onderkaak. Wester-afdeeling. XXIX 15110. Armband a. b., doch van eene gespleten varkens staart, gedragen door volwassen mannen. Nimboeran. 15111. Polsbeschermer (linker) van gevlochten rotan, ge bruikt bij het boogschieten. Als boven. 15112. Oorring van casuarisvleugelpennen, voornamelijk door vrouwen,doch ook door mannengedragen.Tanah-Merah. 15113. Oorring van schildpad met parelmoerhangers (visch motief), gedragen door vrouwen. Moeris. 15114. Oorversiersel (varkensstaart), gedragen door mannen. Wordt door een gat in de oorlel gestoken met de pluim naar voren. Als boven. 15115. Neus versiersel voor mannen, bestaat uit een versierd bamboestokje, dat door het septum wordt gestoken. Tarfia. 15116. Haarkam, zes of zeventandig, versierd met paradijs vogelvederen, gedragen door mannen. Moenggé. 15117. Haarkam, viertandig, met vogelvederenversiering, door mannen gedragen. Tarfia. 15118. Lepel, uit een klapperdop gesneden, om het klapper vleesch uit te schrapen. Nimboeran. 15119. Dolk van casuarisbeen met schouder-draagband. Nimboeran. 15120. Boog en pijlen voor de vogeljacht, de pijlen ver vaardigd uit de bladnerven van de sagopalm. Tarfia. 15121. Vogelpjjl met vederentrophée, gebruikt door jongens bij het leeren schieten. Als boven. 15122. Boegversiering, gebeeldhouwd, voor zeeprauwen (vogel- en vischmotief, 2 ex. beschilderd). Jakari. 15123. Boegversiering a. b., beschilderd, zijnde die be schildering eene combinatie van visch, vogelkop en hagedis. Tanah-Merah. 15124. Viachharpoen, wordt vastgebonden aan een ±5 1. langen zwaren stok, van eene gleuf voorzien. Als boven. 15125. Vischspeer, zestandig, wordt op een ± 3 M. langen dunnen bamboestok bevestigd. Als boven. XXV Notulen 1912. 10. Nieuw-Guinea. 15071. Hoofdversiering, 24 rotanstrengen aan het bovenste derde omwoeld zóó, dat eenigszins de ronding van den schedel wordt aangegeven. Naar beneden con vergeeren de strengen en zijn daar opnieuw omwoeld tot een kegel. Aan het boveneinde van de strengen is een krulletje haar ingevlochten, waarmede het versiersel op den kruin bevestigd wordt. Uitsluitend voor volwassenen. Westhelling Goliathberg. 15072. Pijp, uit twee deelen bestaande als: een dikkere buis met gegraveerde versiering, het mondstuk, en een dunnere voor de tabak, welke in een blad gerold, ongekorven daarin gestoken wordt. De dunne buis wordt onder een hoek tegen het gat in het schot van de dikkere geplaatst, waar na men de verbinding zoo goed mogelijk met de handen afsluit. Vervolgens wordt gezogen aan en geblazen in het open einde van de dikke buis. Als boven. 15073. Dolkje uit het achterpootsbeen van een boom kangoeroe en versierd met een snoertje Jobstranen en de staartpluim van een buideldier. Als boven. 15074. Penisdop van de punt van een kalebas, Lagenaria vulgaris var. waarvan de opperhuid is afgekrabt om de bruine kleur te krijgen. Aan de opening om vlochten, en voorzien van een snoer ter bevestiging van den dop om het scrotum. Als boven. 15075. Eikeldop met gekorven en roodgemaakte versiering en snoer ter bevestiging als boven. Dracht van een volwassen man. Digoelrivier-Zwaluwbivak. 15076. Peniskoker, gevlochten gelijk een fuikje. Het steel tje aan den top hangt naar omlaag. Dracht van 15 jarige jongens. Als boven. 15077. Peniskoker, als boven, anders gevlochten. Als boven. 15078. Peniskoker, als boven, anders gevlochten. Als boven. XXVI Afdeeling Buitenzorg. 15079. Veldteeken van bladeren gevlochten met fakkel; behoort bij de vereering van Nji-sri. Tji-teureup. Vorstenlanden. 15080. Sabel, aan het boveneinde met goud geïncrusteerd en met diamantjea versierd. Soeasa greep, zilveren acheede. Vervaardigd door Pakoe Boewono IV. (zie monogram op het lemmer). Soerakarta. 15081. Degenstok, rotan met gesneden hoornen knop. Het lemmer met zilveren lotwerk aan het boveneinde. Vervaardigd door Pakoe Boewono VII. Soerakarta. 15082. Kris, bizonder groot, met zilveren greep in de ge stalte van een met schild en zwaard gewapenden, zittenden olifant, en gedreven messingen scheede. Het bovendeel van het lemmer met bloemwerk in goud en zilver geïncrusteerd. Djokjakarta. 15083. Ilindoekris, mooi specimen, in houten met zilver over trokken scheede. De greep verknoeid door het aanbren gen van diamanten oogen, zilveren ooren en een soeasa omhulsel. De kris werd oorspronkelijk opgegraven. 15084. Staatsie-kapmes van buitengewone grootte met ge ïncrusteerd opschrift luidend Soerakarta 1764. Ver vaardigd door Pakoe Boewono V. Soerakarta. 15085. Buks met toebehooren, onder den haan Singowidjojo, Soerakarta. Vervaardigd door R. M. Djojodiningrat I. Regent Keparakkiri. Soerakarta. 15086. Sabel, buitengewoon groot, met messingen scheede en dito greep. Vervaardigd door Pakoe Boewono V. Soerakarta. Noord Nieuw-Guinea. Verzameld door het Exploratie-detachement 1 ). N. B. '). Do zending ging vergezeld van een zeer uitvoerigen cata logus van de band van den lieer K. Gjellerup, Officier van Gezondheid der Ie klasse. Not. 19 Febr, 1912, blz. 17. De ontbrekende nummers werden niet aangetroffen. XXVII 15087. Vrouwenlendedoek van geklopte boomschors. Nim boeran. 15088. Rouwkleeding voor vrouwen. "Wordt na het over lijden van familieleden of stamhoofden boven beide kuiten (de groote soort) en op beide bovenarmen (de kleine soort) gedragen, zoolang totdat zij van het lichaam vallen. Moeris. 15089. Rouwkleeding a. b., vervaardigd van pandanvezels, om beide polsen gedragen en bevestigd door het lange touw door alle kleine randlussen te halen. Als boven. 15090. Rouwkleeding voor mannen, boven beide kuiten gedragen. Als boven. 15091. Onderscheidingsteeken, tevens kleedingstuk voor man nen, die reeds één of meer vijanden hebben gedood. Gedragen, nederhangend over het zitvlak, bevestigd aan het lendetouw. Nimboeran. 15092. Schoudertasch, gedragen door volwassen mannen, hierop tropheën van nedergelegd wild (varken en casuaris). "Wordt vervaardigd op dezelfde wijze als beschreven door Dr. v. d. Sande in „Nova-Guinea". Als boven. 15093. Vrouwen versiersel, vervaardigd van menschenhaar (van overleden personen, in Tanah-Merah van fami lieleden), gedragen even boven het voorhoofd, de banden achter de ooren onder het achterhoofd samen gebonden. Tanah-Merah. 15094. Yrouwenversiersel. Als boven. 15095. Voorhoofdsband, versierd met glagahzaden en kwast jes van koeskoeshaar. Gedragen door mannen. Nimboeran. 15096. Schouderketting van varkenstanden, wordt als bande lier in 1 of 2 ex. gedragen door volwassen mannen. Tarfia. 15097. Schouderketting van zeeschelpen, overlangs afge slepen. Door volwassen mannen gedragen. Mawes. XXVIII 15098. Voorhoofdsversiersel, bestaande uit een reep casuaris yel met veeren. Gedragen door volwassen mannen. Nimboeran. 15099. Neus versiersel van twee varkensslagtanden, gestoken door het doorboorde neusseptum en met de punten naar boven gericht. Door volwassen mannen ge dragen. Als boven. 15100. Voorhoofdsversiersel van koeskoesvel. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. 15101. Hoofd versiersel van casuarisvederen. Wordt vast gebonden op het voorhoofd (de banden gaan achter de ooren onder het achterhoofd), met de pluim achter over den schedel liggend, meestal samen met 15102 gedragen. Nimboeran. 15102. Voorhoofdsversiersel voor volwassen mannen. Wordt veelvuldig gebruikt om N°. 15101 te bevestigen, doch ook alleen gedragen. Tarfia. 15103. Lendegordel, versierd met witte schelpjes en zwarte kralen. Gedragen door volwassen mannen en groote jongens. Tarfia. 15103 a Schoudertasch voor vrouwen (wordt ook wel door mannen gedragen), bestemd voor kleine benoodigd heden. Nimboeran. 15104. Schoudertasch met versierselen voor volwassen man nen. Als boven. 15105. Schoudertasch a. b. Nimboeran. 15106. Armband, gedragen om den bovenarm en vervaar digd van eene fungussoort. Gedragen door volwassen mannen. Tanah-Merah. 15107. Halsversiersel van varkensslagtanden, gedragen door volwassen mannen. Nimboeran. 15108. Borstversiersel, bestaande uit twee varkensslagtan den, gedragen door volwassen mannen aan een band om den hals. Tanah-Merah. 15109. Armband (bovenarm) van de afgeslepen basis van eene Trochusschelp, gedragen door volwassen mannen.Moeris. XXX 15126. Viachnet (schepnet) om in ondiep water en aan het strand te visschen. Wordt gewoonlijk: door vrouwen gebruikt. Als boven. 15127. Oorlogspijl. Jakari. 15128. Bamboekoker, versierd, om kralen in te bewaren. Tanah-Merah. 15129. Kalkkoker van een sagenaria-vrucht vervaardigd, met daarbij behoorende stokjes (1 ex. versierd, dit is regel). Jakari. 15130. Dubbele haak, versierd, om in de huizen tasechen enz. op te hangen. Als boven. 15131. Kalkkoker, zie 15129. Tanah-Merah. 15132. Bamboekoker voor het opbergen van kralen. Meestal versierd. Als boven. 15133. Vrouwentaschje, bestemd om kleine hoeveelheden sago en tuinvruchten in te dragen. Als boven. 15134. Schoudertasch voor mannen, bestemd voor sirih, tabak, kalkkoker en andere voorwerpen. Tanah- Merah. 15135. Schoudertasch a. b. Tanah-Merah. 15136. Hoofd versiersel met veerentooi, in gebruik bij dans feesten. Jakari. 15137. Halsversiersel uit kralen, schelpjes en twee varkens slagtanden bestaande. Gedragen door volwassen mannen (zie N°. 15138). Als boven. 15138. Voorhoofdsversiersel voor mannen, bestaande uit kralen en varkensslagtanden. Wordt gedragen hoog op het voorhoofd, met de varkenstanden ter hoogte van de slapen naar voren uitstekend. Hetzelfde versiersel wordt ook als halstooi gedragen (zie N°. 15137). Als boven. 15139. Armring met kralen en schelpversieringen. Wordt door mannen om den bovenarm gedragen boven den biceps. Als boven. 15140. Lendegordel versierd met schelpjes en kralen, door mannen gedragen. Als boven. XXXI 15141. Schilpadring met gealepen schelpstukken (Trochus), gedragen door mannen en vrouwen. Als boven. 15142. Polsring, bestaande uit twee afgeslepen Trochus schelpen. Een band met waarlooze schelpenschijven. Wordt langs de geheele kust tusschen Tanah-Merah en Janina gedragen door mannen. Tanah-Merah. 15143. Oorversiersel, bestaande uit een schildpadring waar aan kleine ringen met hangers van jaarvogelsnavels. Tanah-Merah. 15144. Borstversiersel van een witte schelp, hangt met een snoertje om den hals. "Wordt door jongens gedragen. Als boven. 15145. Haarkam, gedragen door mannen, zijdelings achter in het haar gestoken. Tanah-Merah. 15146. Sagovork, drie of viertandig, om sagopap te eten. Djakari. 15147. Lepel van been (casuaris, varken) om sago te eten en klappervleesch te schrapen. Als boven. 15148. Dolk van casuarisbeen. Als boven. 15149. Muziekinstrument, mondtrommel, (overeenkomend met de Javaansche grinding), bamboevork en beenen stokje, door mannen en jongens met ijver bespeeld. Als boven. 15150. Sagovork. Tanah-Merah. 15151. Draagmand, gevlochten van klapperbladeren. Tarfia. 15152. Bijl van steen. Wordt in de kuststreken slechts als ruilartikel onderling en als betalingsmiddel voor den bruidschat gebruikt. Djakari. 15152« Zeeprauw (model) met daarbij behoorende mast, zeil, riemen (2), schildpad en vischspeer. Tanah-Merah. 15152& Zeeprauw (kleiner model) overigens als 15152 a. Als boven. 15153. Bijl van steen, voor het uithollen van boomstammen voor prauwen. Kaiserin Augustarivier-Middenloop. 15154. Bijl a. b., voor het uithollen van sagoboomen. Als boven. XXXII 15156. Aardewerkpot, grijszwart, groot model. Op den slanken hals is in eene decoratieve basrelieflijst, een fantastische vogelkop (casuaris) gemodelleerd in haut relief, gedeeltelijk geelwit beschilderd. Waarschijn lijk water- of sagoreservoir. Als boven. Benedenloop. 15157. Aardewerkpot, klein model, roodgeel, met uitstaande ooren en twee platte knoopen, gemodelleerd onder den gegolfden bovenrand. K. Augustarivier. Bene denloop. 15158. Aardewerkpot, a. b., bolvormig, rood, met gemodel leerden bovenrand en decoratieve beschildering in geelwit. Als boven. 15159. Aardewerkpot, a. b., wijdmondig, kegelvormig, zwart, versierd in basrelief met monstergezichten (menschen gezichten) omgeven door decoratief gebogen lijnen en randversiering van platte ringen. Als boven. 15160. Aardewerkpot, a. b., zwart, rood en wit beschilderd. Rijk versierd in basrelief met fantastische menschen gezichten, overgaand in gebogen lijnen. Aan den rand eene omloopende golfhjn, waaronder rond ovale en streepvormige decoraties, alles in basrelief. Als boven. 15161. Aardewerkpot, a. b. K. Augustarivier. Benedenloop. 15162. Aardewerkpot, a. b., (gebroken). Als boven. 15163. Mand, laag rond model, met open bodem, uit ge vlochten gespleten rotan bestaande, versierd met casuarisvederen en kleine witte veertjes. Bestemd om er aarden potten in te plaatsen. Als boven. 15164. Kalebas, rond, met rond uitgesneden kleine opening, wit en zwart beschilderd. Omvlochten met rotan en voorzien van een beugelvormig handvat. Waar schijnlijk bestemd om drinkwater in te bewaren. Als boven. 15165. Mand, groot, laag, open model, van gevlochten rotan, de rand is versterkt met aangebonden rotan. Gebruik onbekend. Als boven. XXXIII 15166. Mand, groot langwerpig model, met nauwe opening, van gevlochten rotan, bestemd om tuinproducten te vervoeren en te bewaren. Als boven. 15167. Mand, klein wijdmondig fleachvormig model, van ge vlochten rotan, voor het vervoer van kleine visschen. K. Augustarivier. Middenloop. 15168. Vischfuik van gevlochten rotan. Als boven. Bene denloop. 15169. Draagtasch van lontarbladeren of boombast vezels, met doorvlochten patronen in roodbruin en zwart, met draagriem van gevlochten boombasttouw en voorzien van lontartouwkwastjes. Door vrouwen gedragen. Als boven. 15170. Vrouwenhoed, bestaande uit twee langwerpig vier kante stukken lontarbladstof, waarvan de lange en de korte zijden zijn samengenaaid in den vorm van een capuchon. Doorvlochten decoratief patroon in zwart en rood. Als boven. 15171. Tabakspijp, bestaande uit twee stukken bamboe: Een dik stuk waarvan het eene einde wordt afge sloten door een geledingstusschenschot, waarin een gat is geboord en waarvuor onder een hoek van ± 150° de tweede dunne bamboepijp van hetzelfde model wordt gehouden. Versierd met ingekrabde of ingebrande figuren, roodbruin beschilderd. In gebruik bij mannen en vrouwen. Als boven. Middenloop. 15172. Tabakspijp a. b., doch is de dikke bamboepijp hier vervangen door eene lange 3lanke kalebas; slechts de dunne bamboepijp is versierd. Als boven. 15173. Rol van groene tabak, bewaard in een stuk ruw bewerkt schorsdoek, omwonden met basttouw. Als boven. Bovenloop. 15173 a Rolletje van los opgevouwen, groenzwarte tabaks bladeren, voor onmiddellijk gebruik bestemd. Als boven. Middenloop. XXXIV 15174. Kalkkoker van kalebas, bestemd voor sirihkalk. Langwerpig model, versierd met ingesneden men schengezichten en decoratieve figuren, en met in hars gevatte paarlmoerstukjes. Door mannen gedragen. (De hierbij behoorende stokjes voorzien van met snijwerk versierde koppen, weigerden de inboorlingen af te staan). Als boven. Benedenloop. 15175. Kalkkoker a. b., kort dik model, onversierd. De hierbij behoorende stok (niet afgestaan) was van hout en onversierd. Waarschijnlijk door vrouwen gebruikt. Als boven. 15176. Kalkkoker a. b., versierd met ingebrande figuren. Is gebroken en gerepareerd met gespleten rotan en ter versterking gedeeltelijk overtrokken met eene dierenblaas (varken). Gedeeltelijk gevuld met sirih kalk en voorzien van twee onversierde kalkstokjes van wit been. Als boven. 15177. Kalkkoker a. b., half lang model, met gebogen hals en gat voor den stok boven op den hals. Rijk versierd met ingebrande decoratieve breede lijnen. Door mannen gebruikt. Als boven. Middenloop. 15178. Kalkkoker a. b., langwerpig fleschvormig model, eenvoudig versierd met ingebrande lijnen. Gevuld met sirihkalk van rivierschelpen bereid. Gebruikt door mannen en vrouwen. Als boven. 15179. Kalkkoker a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15180. Stok voor kalkkoker, behoorende bij N°. 15179 van puntig geslepen segment van casuarisbeen. Als boven. 15181. Kalkkoker van kalebas, kort fleschvormig model, onversierd. Gevuld met grove halfbereide kalk van riviermosselschelpen. Gebruikt door een ouden man en soms door vrouwen. Als boven. 15182. Stok voor kalkkoker, van casuarisbeen. Als boven. 15183. Kalkkoker van kalebas, langwerpig fleschvormig model. Nieuw en onversierd. Als boven. 15184. Stok a. b. K. Augustarivier. Middenloop. XXXIX 15233. Armband van fijn gevlochten bies. Als boven. 15234. Armband, gevlochten van dunne, ongespleten rotan (vuurkoordrotan); gedragen door een jonkman. Als boven. 15235. Halsborstversiersel bestaande uit een samenstel van gevlochten of gebreide banden van touw. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. 15236. Armband van gevlochten of gebreid vezeltouw en een hierbij behoorend stuk casuarisvel met vederen. Gedragen door een jonkman. Als boven. 15237. Bovenarmbandversiersel, bestaande uit een stuk -ca suarisvel met vederen en een varkensstaart. Ge dragen door jongens van + 12 jaar. Als boven. 15238. Armband van dunne ongespleten rotan. Als boven. Bovenloop. 15239. Armband van gevlochten vuurkoordrotan. Als boven. 15240. Beenband van gevlochten (gebreid, geweven) bast vezeltouw. Gedragen door mannen. Als boven. 15241. Beenband van dubbelgevlochten touw, menierood ge verfd. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. 15242. Koeskoeshuid, waarvan kop, staart, voor- en achter pooten zijn afgesneden. Als boven. Benedenloop. 15243 Priem van puntig geslepen vogelbeeD. Als boven. 15244. Rolletje touw. Als boven. Middenloop. 15245. Varkensalagtand en stukken daarvan, overlangs gespleten, afgesneden en afgeslepen tot snijdende voorwerpen. Gebruikt als messen en schrappers. Als boven. 1524 G. Stokje, hout, met bindrotan omwonden, aan de uit einden voorzien van twee kleine varkensslagtanden. Waarschijnlijk gebruikt voor snijden en schrapen en bij de pijlbewerking gebezigd. Als boven. Benedenloop. 15247. Instrument, bestaande uit twee scherpe boschmuis tanden, bevestigd tusschen de uiteinden van twee evenwijdige bamboelatjes, welke met lianentouw XXXV 15185. Stok a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15186. Stok a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15187. Riviermosselschelpen, gebruikt voor de bereiding van sirihkalk. Als boven. 15188. Bakje van hout, langwerpig ovaal, eindigend in een uitgesneden krokodillekop en in een fantastischen snavolkop, bij wijze van handvat. Uitwendig ver sierd met decoratief snijwerk. Waarschijnlijk ge bruikt voor sirihkalk of omeene verfstof in te doen. Als boven. Benedenloop. 15189. Bakje van palmhout, klein model, in den vorm van een liggende vrouwelijke figuur, buik en borst zijn uitgehold, bovenhoofd transversaal geperforeerd (voor ophangen), waarschijnlijk kalkbakje of talisman. Als boven. 15190. Penisdop van bamboe, voorzien van twee openingen, versierd met ingebrande lijnen en figuren. Ge dragen door jonge en volwassen mannen. Als boven. Middenloop. 15191. Penisdop van eene kleine doorgesneden, donkerbruine kokosnoot. Gedragen door oude mannen. Als boven. 15192. Penisdop van kalebas, onversierd of eenvoudig ver sierd met ingebrande lijnen. Door mannen gedragen. Als boven. 15193. Penisdop van eenen kalebashals, versierd met inge brande figuren. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. 15194. Penisdop van kalebas, lang licht gebogen model, versierd met ingebrande lijnen. Als boven. 15195. Vrouwenschort of rok van gras en boomschorsfranjes, bruinrood, oranje, wit en havanabruin geverfd, be vestigd aan vier touwen van ineengedraaid boom bastvezel. Als boven. 15196. Vrouwenschort of rok van ongeverfd grof gras, als franjes nederhangend van het lendetouw van boom bastvezel. Als boven. XXXVI 15197. Schoudertasch van gevlochten, gebreid of geknoopt boombastvezeltouw, voor volwassen mannen. Versierd met een jaarvogelkop en id. pooten, gele en zwarte vederen, bladreepen, lange rotandraden en hangers van varkensstaarten. Als boven. 15198. Taschje, klein model, doorvlochten in roodbruin en zwart patroon en versierd met hangers van gras zaden (glagahzaden). Als boven. 15199. Taschje a. b. met draagbanden. A.ls boven. 15200. Taschje a. b. met doorvlochten roodbruin en zwart patroon. Als boven. 15201. Tasch, groot model, met draagband. Aan de tasch zijn een klein taschje en twee dolken van casuaris been bevestigd. Als boven. 15202. Schoudertascb, gevlochten of gebreid, met draag band en versierd met witte en zwarte jaarvogel vederen, bladreepen en een bundel van klapperende uitgeholde boschvruchten, versierd met decoratief snijwerk. Als boven. 15203. Schoudertasch, gevlochten of gebreid, versierd met witte en zwarte jaarvogelvederen en met hangers van glagahzaden en roode boschvruchten. Met draagband. Als boven. 15204. Schoudertasch a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15205. Tasch, gevlochten of gebreid, met draagband. Als boven. 15206. Tasch, a. b., versierd met doorvlochten strepen in roodbruin en zwart. Als boven. 15207. Tasch, a. b. versierd met paradijavogelvederen. K. Augustarivier. Bovenloop. 15208. Tasch, a. b., onversierd, met draagband. Als boven. 15209. ïïalsborstversiersel, van gevlochten touw, bezet met glagahzaden. Door mannen gedragen. K. Augusta rivier. Middenloop. 15210. Halsborst versiersel, bestaande uit twee, van bruin zwart vezeltouw, gevlochten banden, die samenloopen XXXVII in een breeder gedeelte in den vorm van een dieren kop (krokodil) met open bek, uitpuilende oogen en met uitstaande ooren en nekknobbel. De banden eindigen resp. in een knoopsgat en in een dunnen band met knoop. Als boven. Benedenloop. 15211. Halsketting van beenstukken (korte cylinders) en zwarte boschvruchtkralen. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. Middenloop. 15212. Halsketting van vezeltouw, met glagahzaden versierd, gedragen door mannen en jongens. Als boven. 15213. Halsketting a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15214. Halsketting a. b., bovendien versierd met karmozijn roode, ronde, schijfvormige vruchtpitten. Gedragen door jongens van + 8 jaar. Als boven. 15215. Halsketting, bestaande uit een vezeltouwsnoer waar aan vermiljoenroode vruchtpitten zijn geregen. Ge dragen door jongens van ± 10 jaar. Als boven. 15216. Halsketting a. b., waaraan glagahzaden geregen zijn. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. Benedenloop. 15217. Halsversiersel, bestaande uit twee overlangs gespleten varkensslagtanden, ieder doorboord met vier gaten, de basissen samengebonden met een kort dik dubbel touw. Gedragen door ongehuwde jonge vrouwen. Als boven. Middenloop. 15218. Halssehouderketting, bestaande uit een dun dubbel snoer met aangeregen glagahzaden, waarvan de dikke einden zijn afgesneden, zoodat zij in elkander grijpen. Gedragen door volwassen mannen. Als boven. Bovenloop. 15219. Halsketting, zijnde een snoer (touw) waaraan eene rij kangoeroetanden is gebonden, afwisselend met kleine dunne bamboecylinders, aan de einden versierd met rijen ingeprikte donkere stippels, en eene door boorde riviermosselschelp. Gedragen door mannen. Als boven. XXXVIII 15220. Borst versiersel, bestaande uit een kort breed stuk gevlochten band, waaraan hangers van glagahzaden en uitgeholde droge klapperende boschvruchten zijn bevestigd. Versierd geweest met vogelvederen, waar van nog een zwarte veder over is. Gedragen door volwassen man. Als boven. Middenloop. 15221. Lendeketting (band) bestaande uit een snoer of een smal gevlochten band, versierd met glagahzaden. Gedragen door mannen en jongens. Als boven. 15222. Lendeketting a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15223. Lendeketting a. b. K. Augustarivier. Middenloop. 15224. Voorhoofdsband, zijnde een breede, van grof vezel touw gevlochten (gebreide) band, waaraan glagah zaden zijn geregen, aan beide einden uitloopend in een dunner snoer. Gedragen door volwassen man. K. Augustarivier. Middenloop. 15225. Voorhoofdsversiersel, bestaande uit een langwerpig stuk casuarisvel met korte vederen. Gedragen door mannen bij dansfeesten. Als boven. 1522 G. Oorversiersel, bestaande uit twee kleine, door ge spleten rotan met den basis verbonden varkensslag tanden. Door mannen gedragen. Als boven. 15228. Neusversiersel, zijnde een klein dun bamboecylinder, aan de uiteinden versierd met ingebrande lijnen. Als boven. 15229. Neusstokje, onversierd. Als boven. 15230. Neusversiersel, zijnde een bamboecylindertje, de beide einden versierd met roode vruchtzaden en den hoorn van een neushoornkever, waaraan drie af geslepen schelpenbasissen met touwsnoertjes zijn be vestigd. Als boven. 15231. Bundeltje draad, vervaardigd uit de vezels vaneene klimplant. Als boven. 15232. Armband, gevlochten van den binnenstengel van eene klimplant, of van gespleten rotan. Gedragen door een jonkman boven den rechter elleboog. Als boven. Notalen 1912. 9. Notulen Tan de tiende Directievergadering, gehonden op Maandag 2 December 1912. Aanwezig de Heeren: Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Ph. S. van Ronkel, C. 11. Plette, J. P. Moquette, Dr. N. J. Kkom, J. Homan van der Heide en B. A. J. tan Wettum, Secretaria. Afwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, Dr. D. A. Rinkes, V. Zimmermann en H. Rijfsnijder. De vergadering wordt bijgewoond door Dr. N. Adriani, 's Genootschaps buitengewoon lid, daartoe door de directie uitgenoodigd. I. De Vice-president neemt in behandeling de navolgende uit de rondlezing terug ontvangen stukken: a. Oudheidkundig verslag over het 3 e kwartaal 1912, ontvangen bij renvooi van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 23 October j.l. N°. 27161/12. Met belangstelling kennisgenomen. b. Nota van Dr. D. A. Rinkes over de uitgave eener Javaansche bibliographie, gedateerd 23 October 1912. De inhoud is ala volgt: Het is met het Javaansch anders dan met de talen der Klassieke Oudheid. Bij deze laatsten zijn de tekst-uitgaven gebaseerd op een of meer der bestaande handschriften, en eene beschrijving daarvan is dus van overwegend belang, vergeleken bjj de beschrijving der uitgaven waartoe eenige bibliographische notities voldoende kunnen worden geacht. Voor het Javaansch is het veelal net andersom, daar in de jongere collecties hdss. (w. o. die van het Bat. Gen. behoort) Notulen van de tweede Directievergadering, gehouden op Maandag 19 Februari 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quaeles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Pu. S. van Ronkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. D. A. Binkes, Dr. N. J. Krom, J. Homan van der Heide en B. A. J. van Wettüm, Secretaris. Afwezig de Heer Th. V. Zimmermann. De vergadering wordt bijgewoond door het buitengewoon lid van het Genootschap, Dr. N. Adriani, daartoe door de Directie uitgenoodigd. De Notulen der vorige vergadering, zijnde die van 22 Januari 1912, worden goedgekeurd en gearresteerd. I. De President neemt in behandeling de door den Pen ningmeester na bespreking met de conservatoren eenigszins gewijzigde begrooting voor 1912, die thans wordt goedge keurd en vastgesteld. II a. Brengt ter tafel een 2-tal ontwerp-voorstellen, aan geboden door de Commissie ingesteld tot voorbereiding van een plan tot reorganisatie van de werkzaamheden van het Genootschap. (Vide Not. Sept. 1910 IV en Januari 1912 X). Het eene ontwerp, dat van het commissielid den Heer Homan van der Heide, waarbij de commissieleden Pleyte en v. Wettum zich hebben aangesloten, bepleit de noodza kelijkheid tot handhaving van de taak van het Genootschap op den tegenwoordigen voet met gelijktijdige verhooging van Notulen Tan de eerste Directievergadering, gehouden op Maandag 32 Januari 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Pn. S. van Rojjkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. D. A. Rinkes, Dr. N. J. Krom, Tii. V. Zimmermann, J. Homan tan der Heide en B. A. J. van Wettum, Secretaris. De vergadering wordt bijgewoond door het buitengewoon lid Dr. N. Adriani, daartoe door de Directie uitgenoodigd. De Notulen der vorige vergadering, zijnde die van 18 December 1911, worden goedgekeurd en gearresteerd. I. De President neemt in behandeling de Rekening en Verantwoording van den Thesaurier over het boekjaar 1911 en de door hem opgemaakte begrooting voor 1912. In opvolging van het bepaalde bij art. 13 van het Huis houdelijk Reglement, worden de Heeren Zimmermann en Rinkes uitgenoodigd het beheer van den Thesaurier na te gaan en daarover in de eerstvolgende vergadering rapport uit te brengen. De behandeling der Begrooting wordt uit gesteld tot de volgende maand, om den Penningmeester in staat te stellen sommige bedragen nog eens met de conser vatoren te bespreken. 11. Brengt ter tafel de volgende uit de rondlezing terug ontvangen stukken: a. Renvooi Dir. O. E. 17 November a.p. N°. 26026, t.g.v. het rapport der Oudheidkundige Commissie 111 1911, met Notulen van de derde Directievergadering, gehouden op Maandag 15 April 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Qüarles de Qüarles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Ph. 8. van Ronkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. D. A. Rinkes, Dr. N. J. Krom, Th. V. Zimmermann, J. Homax van der Heide, H. Rijfsnijder en B. A. J. van Wettum, Secretaris. De vergadering wordt bijgewoond door 's Genootschap's buitengewoon lid, den Heer Dr. N. Adriani, daartoe door de Directie uitgenoodigd. De Notulen der vorige vergadering, zijnde die van 19 Februari j.1., worden goedgekeurd en gearresteerd. De President I. Roept den Heer Rijfsnijder een hartelijk welkom toe in deze eerste door hem bijgewoonde vergadering, zegt hem dank dat hij naast zijn drukke ambtsbezigheden nog eene benoeming tot 's Genootschap's directielid heeft willen aan vaarden en beveelt de belangen van het Genootschap aan in zijnen veelvermogenden en krachtigen steun. De Heer Rijfsnijder, gevoelig voor de gesproken wel komst-woorden, geeft uitdrukking aan zijn wensch om's Ge nootschap's belangen naar zijn beste krachten te steunen. 11. Brengt ter tafel de navolgende uit de rondlezing terugontvangen stukken: a. Nota over de uitgave der epigrafische nalatenschap van Dr. J. L. A. Brandes door Dr. N. J. Krom. (Not. Febr. '12 111 12), van den volgenden inhoud: Notulen van de vierde Directievergadering, gehouden op Maandag 13 Mei 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Pu. 8. van Konkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. D. A. Rinkes, Dr. N. J. Krom, Th. V. Zimmermann, J. Homan vax der Heide en B. A. J. van "VVettum, Secretaris. Afwezig met kennisgeving de Heer H. Rijfsnijder. De vergadering wordt bijgewoond door 's Genootschap's buitengewoon lid, den Heer Dr. N. Adriani, die daartoe door de Directie werd uitgenoodigd. De Notulen der vorige vergadering, zijnde die van 15 April j.1., worden goedgekeurd en gearresteerd. De President I. brengt ter tafel de volgende uit de rondlezing terug ontvangen stukken: a. Oudheidkundig verslag over het eerste kwartaal 1912, ontvangen bij renvooi O. E. 15 April N°. 9914. Retour. b. Schrijven van den Oudheidkundigen Ambtenaar, Voor zitter der Oudheidkundige Commissie, van 10 April j.l. N°. 81, van den volgenden inhoud: Bij dezen heb ik de eer mij tot Uwe Directie te richten in verband met een wijziging in de uitgave der Oudheid kundige Rapporten. Voor de bijzonderheden daarvan neem ik de vrijheid te verwijzen naar het Verslag over het l s,(; kwartaal 1912, dat U dezer dagen namens den Directeur van Onderwijs en Eeredienst zal worden toegezonden. Notulen van de zesde Directievergadering;, gehouden op Zondagmorgen 7 Juli 1918. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, President, C. M. Pleyte, J P. Moquette, Dr. D. A. Rinkes, J. Homajj van der Heide, H. Kijfsnijder en B. A. J. van "Wettüm, Secretaris. Afwezig de Heeren: Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Ph. S. van Ronkel, Dr. N. J. Krom en V. Zimmermann. I. De President brengt ter tafel de volgende uit de rondlezing terug ont vangen stukken: a. Voorstel van den Conservator der Ethnografische Ver zameling, den Heer C. M. Pleyte, om bij het rangschikken der zich in de collectie bevindende voorwerpen, het z. g. ethnografische (,groepen-) systeem te verlaten en over te gaan tot toepassing van het geografische. Werd in de vorige vergadering (Not. 1 Juli 1912 Vd) in beginsel besloten niet terug te komen op het tot dusver gevolgde classificatie-systeem van soort bij soort, heden is aan de orde het amendement Moquette, daartoe strekkende om bij wijze van uitzondering voor Nieuw-Guinea de geo grafische rangschikking te volgen. In verband met de bijzondere uitgebreidheid van de ont vangen Nieuw-Guinea collectie, welke eenige duizende num mers telt en, zelfs bij bestemming van een gedeelte daarvan voor Musea in Nederland, nog zóó uitgebreid zal wezen, dat eene rangschikking op den bestaanden grondslag, niet dan met zeer veel moeite en zorg en ten koste van het om verhalen en op nieuw rangschikken van reeds beboorljjk in Notulen van de zevende Directievergadering, gehouden op Maandag 12 Augustus 1912. Aanwezig de Heeren: Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, C. M. Plette, Dr. D. A. Rinkes, Dr. N. J. Krom, Th. V. ZIMMERMANN, J. HOMAN VAN DER HEIDE en B. A. J. VAN Wettum, Secretaris. Afwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, President, Dr. Ph. 8. van Ronkel, J. P. Moquette en H. Rijfsnijder. De Notulen der vorige vergaderingen, zijnde die van 13 Mei, 1 Juli en 7 Juli j.1., worden goedgekeurd en gearresteerd. De Vice-president I. brengt ter tafel de volgende uit de rondlezing terug ontvangen stukken: a. Concept-antwoord op miss. l e G. S 26.4.12—932 met Nota omtrent de motieven der minderheid voor het maken van het Museum tot een Gouvernements instelling. (Not. Mei '12 Ie). Het antwoord werd op 18 Juli 1912 onder N°. 228 aan de Regeering ingediend. b. Concept-voorstel van de in de vergadering van 1 Juli j.l. benoemde commissie (Not. Juli '12 III) nopens de wenschelijk heid tot uitbouw van 'b Genootschap's gebouw naar boven. Met het hieronder volgend concept-schrijven aan den Di recteur der B. O. W. werd accoord gegaan. De Directie van het Bat. Genootschap van K. en W. heeft de eer Uwe aandacht te vragen voor de navolgende in de Notulen der achtste Directievergadering, gehouden op Maandag 16 September 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Ph. S. van Ronkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. N. J. Krom, J. Homan van der Heide, H. Rijfsnijder en B. A. J. van Wettdm, Secretaris. Afwezig de Heeren: Dr. D. A. Rinkes en V. Zimmermann. De Notulen van de vorige vergadering, zijnde die van 12 Augustus j.1., worden goedgekeurd en gearresteerd. De President I. neemt in behandeling de volgende uit de rondlezing terugontvangen stukken: a. Renvooi van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 23 Augustus j.l. N°. 21776/12, houdende toezending, met verzoek om retour na kennisneming, van Bijlage 61 van het Oudheidkundig Rapport over 1911. Retour. b. Dr. D. A. Rinkes, Heiligen VI en VII. Tijdschrift. c. E. F. Jochim, Prambanan en omliggende tempels. Opname in het Tijdschrift, nadat daarin eenige der Directie noodig voorkomende wijzigingen zullen zijn aangebracht. De redacteur van het Tijdschrift zal zoo welwillend zijn ter zake het noodige met den schrijver te bespreken. Notulen van de negende Directievergadering, gehouden op Maandag 2S October 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Qüaeles de Qüarles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Ph. S. tan Konkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. N. J. Krom, J. Homan van der Heide en B. A. J. van Wettum, Secretaris. Afwezig de Heeren: Dr. D. A. Rinkes, V. Zimmermann en H. Rijfsnijder. De Notulen van de vorige vergadering, zijnde die van 16 September, worden goedgekeurd en gearresteerd. De President I. neemt in behandeling de volgende uit de rondlezing terug ontvangen stukken: a. Extract uit het Gouvernementsbesluit van 24 Sep tember 1912 N°. 39, waarbij de volgende Indische brief wordt vastgesteld: Aan den Heer Minister van Koloniën. Bij mijne missive van 10 Juni j.l. N°. 678/8, houdende aanbieding van de nota's van wijzigingen op de ontwerp begrooting voor 1913 betreffende het Departement van Onderwijs en Eeredienst, deelde ik Uwer Excellentie o. m. mede dat ik, in verband met het noodig gebleken nader overleg, alsnog zou aangeven op welk bedrag de naar aan leiding, van het daartoe strekkend verzoek van de Directie van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten schappen op onderafdeeling 103 a, onderdeel C, der begrooting uitgetrokken verhooging van het subsidie voor het Genoot- Bijlage VI. INVENTARIS VAN DE WETENSCHAPPELIJKE NALATENSCHAP VAN WIJLEN Dr. J. G. F. RIEDEL, EERELID DES GENOOTSCHAPS. I. 1. Ingebonden klein f°. schrift, bevattende aantee keningen welke gediend hebben voor hoofdstuk VII van het werk „De sluik- en kroesharige rassen tus schen Selebes en Papua". 2. Idem voor het tiende hoofdstuk; voorts diverse aanteekeningen voor andere hoofdstukken van ge noemd boek. 11. Handschrift van de Pintu Gerbang Pengatahuwan. 111. Aanteekeningen gediend hebbende voor hoofdstuk I van genoemd werk. IV. Aanteekeningen voor hetzelfde werk, benevens de platen. V. Ethnologische aanteekeningen in het Gorontaleesch met interlineaire vertaling, over: geboorte, huwelijk, dood en begrafenis, benevens enkele woordenlijsten. VI. 1. Woordenlijst der talen van Rotti, Sawoe, Timor, Soemba. 2. Woordenlijst der talen van Sangir, ïomboeloe*, Bantik, Mongondow, Bolangoeki, Kaidipan en Go rontalo. N.B. De Kaidipansche lijst is in twee exemplaren, één met potlood, één met inkt geschreven. Hieruit is getrokken hetgeen over deze taal voorkomt in het derde deel van „De Bare'e sprekende Toradja's" van Adriani en Kruijt. Bijlage V. LIJST der voorwerpen, die in het jaar 1912 voor de Archaeo logische Verzameling zijn verkregen. (26'" vervolg van den Catalogus). A. BEELDEN EN ANDERE VOORWERPEN VAN STEEN. 166 (inv. 5262). Brahmakop, waarvan de vier hoofd bedekkingen op de gewone wijze tot één geheel vereenigd zijn. — Hoog 17. Afk. waarschijnlijk Oost-Java. — Not. 1912 p. 73. 103& (inv. 5219). Ciwa. Geschonden beeld, waaraan de voeten en het voetstuk ontbreken. Vierarmig; de voorhan den vóór den buik, in de achterbanden rechts het bidsnoer en links de vliegenwaaier. Platte hoofdbedekking met ver hooging in het midden. Het gelaat vertoont Chineesche trekken. — Hoog 80. Aangetroffen op het erf van den amanuensis. Afgebeeld foto Oudheidk. Commissie N°. 844. 324 e (inv. 5238). Nandi, steen, liggend. — Lang 68, hoog 33. Afk. onbekend. — Not. 1912 p. 55. 3316 (inv. 5237). Leeuwtje, steen. — Lang 33, hoog 19. Afk. onbekend. — Not. 1912 p. 55. 392& (inv. 5236). Badkuip, steen, met inscriptie, uit voerig beschreven in Oudheidk. Rapp. 1907 p. 196. — Hoog 95, lengteas bovenaan van binnen gemeten 2.15, korte as 1 M., diepte 70, dikte van de wanden 13 a 19 c.M. Afk. res. Soerabaja(P) — Not. 1912 p. 55. Bijlage I. PAPARIOSAN tina përkawis barang-barang kaboejoetan, anoe dianggap djadi karamat, anoe dirawatan (dioeroes) koe djoeroe koentji (pakoentjen) wasta poen MANAN oemoer ± 58 taoen, asal oerang lëmboer Tjitjanggong, kamandoran (desa) Koleang, tanab Djasinga, district Djasinga afdeeling Bogor, karesidenan Bataici; pagaweanana tatanen (njawah). PIOENDJOEKNA: „Ti waktos poen bapa, wasta poen Jama, til ar doenja, dikintën parantos aja 18 taoen lamina doegi ka ajeuna, nja ti harita pisan abdi nëmbean ngarawatan roepi-roepi barang barang kaboejoetan titilarna (poesaka) ti poen bapa; kajaning: 2 gëpok (does kajoe) sesöratan dina daoen lontar; doepi kana eta aksarana mab, abdi oge hënteu tërang, doeka akaara Boeda, atanapi aksara Djaica, atanapi aksara naon ; 5 koedjang, 1 toembak anoe nganggo tiloe seuseukeutna, 1 toembak tiasa bae, 1 iteuk (tëtëkën) beusi, 1 tom koeda, 1 sangkawëdi beusi, 1 „ koeningan, 2 gënta paroenggoe, 1 gëndoel. Koe margi noemoetkeun wasiatna (talatahna) poen bapa ka abdi nalika memeh tilar doenja: I°. Eta sadaja pakakas anoe kawintjik tea, koe abdi këdah salamina dirawatan; dina sataoen sakali, nja eta dina oenggal-oenggal kaping 14 sasih Moeloed, koe abdi këdah Bijlage 11. LIJST van ingekomen boekwerken gedurende het ie en 2e kwartaal 1912. Adatrechtbundels, bezorgd door de commissie voor het adat recht: I. Gemengd (1910). 11. Java en Madoera (1911). 111. Minahassa (1910). IV. Java en Madoera (1911). (Uitgegeven door het Koninklijk Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië). Ahmat Bin 'Ata'allah, Al-Rikam, Javaansche bewerking van Moehammad Sïilih. Bin 'üemar al-Samarlïnï. Bombay, 1327. B°. Alkyone (J. Kresnamoesti). Boekoe jang menerangken èlmoe tasaoep, jang membri slamet dalem doenia-akérat. Betawi 1911. B°. N°. 1. Proceedings of the third annual sessions of the All-India Muslhn Leayue held at Delhi, on 29 th and 30 th January 1910. Lucknow. B°. Andel (P. H. van), Een tegenvoorstel naar aanleiding van het Wets-ontwerp betreffende de reorganisatie van het Binnenlandsch Bestuur in Nederl.-Indië in verband met de sociaal-economische opbeuring van de landelijke bevolking, meer in het bijzonder op Java, ook met betrekking tot de zending, het volksleger en de parti culiere Landbouw-industrie. 's Gravenhage 1912. B°. Idem, Supplement. Assies ( W. «ƒ.), Kolpaporrhexis intra partum. Academisch proefschrift. Groningen 1910. B°. Bijlage IV. AANWINSTEN VAN DE ETHNOGRAPHISCHE VERZAMELING IN 1912. Nieuw- Guinea. 15050. Draagzakje van gevlochten palmblad, langwerpig vier kant, bodem dubbel zoo breede slagen als de zijden. Voorkant versierd met paarse vlechtreepen en daarin driehoeken van gele orchideestengels. Op dezelfde zijde eveneens een stuk paradijsvogelhuid. Draag snoer van vezelkoord, viervoudig, aan katoenen strooken op de smalle zijden van den zak genaaid, bevestigd. W. N.-Guinea, Kg. Gimor (Bira). 15051. Halssieraad van vier glimmende, bruine stukjes vruchtschaal en een wit nootje, waarop een gezicht is gesneden. Als boven. 15052. Armband, twee met basis en spitsen aan elkaar verbonden zwijnstanden. Als boven. 15053. Armband van zwarte vezels gevlochten; aan den buitenkant versierd met roode en gele orchidee stengels in zigzagpatroon. Als boven. 15054. Borstsieraad, halvemaanvormig stuk paarlmoer met draagkoord. Als boven. 15055. Oorlogstooi bestaande in een bundel zwarte vederen, gestoken in een vogelklauw? aan den basis om vlochten en met roode, glazen kraaltjes. Als boven. 15056. Kokertje, bamboe, met deksel aan boven- en onder kant en zeven om en om roode en zwarte ringen, alle van vlechtwerk met een patroontje in natuur-  Bijlage VIL AANWINSTEN DER NUMISMATISCHE COLLECTIE IN 1912. Assam. Vierkante zilveren munt, met Perzische legende, van Siva Simha en Pramathesvari, geslagen te Gargaon in 't jaar 1651 Saka (1729 A. D.). (Geschenk van den Heer H. K. Briscoe, onder- Secretaris van het Gouvernement van Oost-Ben galen en Assam). België. Bronzen medaille der Brusselsche tentoonstelling in 1910. Bijlage XII. KORTE INHOUD VAN HET BEHANDELDE IN DE NOTULEN. Archaeologie, Aankoop voor Leiden 3, 51, 53, 59, 61, 72, 73, 75, 79, 81, 94. Voorwerpen uit Wonosobo, p. 40, 54, 62, 75, 81, 95. Bronzen voorwerpen uit Banjoemas, p. 3. Steenen gereedschappen uit Priaman, p. 4. Steenen bijlen uit het Palembangsche, p. 5, 43. Bijl-lemmet uit de Minahassa, p 5. Oudheidk. clicbé's en foto's over naar het Oudh. Bureau, p. 8. Astana gëntong in Patjitan, p. 8. Piagem's over naar de Arch. Verzameling, p. 9. Jaartal op het vierarmig vrouwenbeeld N°. 2626, p. 10, Twee bronzen beeldjes uit het Kedirische, p. 10, 27. Bronzen spiegel-handvat met inscriptie, p. 10, 27. Aardewerk-scherven uit het Kroë-sche, p. 10, 27. Eindverslag Boroboedoer, p. 14. Gouden ringen uit Banjoemas, p. 16, 52. Gouden ring uit Toeloengagoeng, p. 18. Verslag der verzameling, p. 21. Lijst van de Oudh. photo's p. 23, 114. Inhoudsopgave van het Oudh. archief, p. 23. Metalen bord en lepel van Boroboedoer, p. 24. Opgraving ten Oosten van Boroboedoer's voet, p. 24. Cliché'B van Kinsbergen, p. 27, 46. Dienstreis van Dr. Krom naar Fort van der Capellen, p. 35. Oudheden uit Gondanglegi (Malang), p. 37. Bronzen beeldje uit Kedoe, p. 37. Bijlage 111. OVERNUMMERING VAN VOORWERPEN UIT DE OUDHEIDKUNDIGE VERZAMELING. Nummer opgenomen in wordt 21a Notulen 1892 2\b 114 a » 1892 114 c 338 a > 1887 3380* 422 > 1893 4220* 422 a » 1893 422 e 468 » 1887 468 a 518 a » 1893 5183 853 a » 1891 853/ 1106a 7 » 1890 11063 1106 a > 1888 1106 e » 1910 1238/% 1272 e » 1896 1272 a* 1458 a » 1897 14583 1551* i 1895 1561/ 15613 Catalogus 1561 a 1561 e Notulen 1890 15613 1583 a » 1892 1583£ 16683 , 1890 1668 a" 1705 a » 1892 1705 a* 1741 a » 1899 1741^ 1762 e » 1888 1762/ 1802/; » 1899 1802 a 1802/ > 1899 1802za 1802/ - » 1900 1802/ Bijlage X. LIJST rail instellingen waarmede Let Genootschap in verbinding staat. NEDERLAND, Amsteudam. Bouwkundig Weekblad. Orgaan van de Maatschappij ter bevordering der Bouwkunst. Bouwkundig Tijdschrift. Bijdragen van het Statistisch Instituut: Jaarcijfers voor Nederland en voor de Koloniën. Koninklijke Akademie van Wetenschappen: Jaarboek, Verhandelingen, Verslagen en mededeelingen. Nederlandsch Bijbelgenootschap: Verslag. De Rijnsche Zending: Tijdschrift. Tijdschrift van het Kon. Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. Tijdschrift van het Kon. Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde. 's-Gravenhage. Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ne derlandsch-Indiê] uitgegeven door het Koninklijk Instituut. De Haagsche Zendingsbode. Indisch Genootschap: Verslagen van het verhandelde op de algemeene vergaderingen. Koninklijk ]n.<!ituut van Ingeniers: De Ingenieur. Haarlem. Archives du Musée Teyler. Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen: Archives Néerlandaises des scieiices exactea et naturelles. Bijlage IX. LIJST DER FOTOs VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN BEWAARD 01' HET OUDHEIDKUNDIG BüREAU.  ; Brieven, enz. voor de Directie bestemd, zijn te adresseeren aan den Secretarie van het Genootschap, zonder vermelding van diens naam. Behalve van de oudere jaargangen, zijn er ook van de laatst verschenen edita enkele uitgeput; H. H. Leden, die daarvan waar looze exemplaren mochten bezitten, zullen de Directie met toezending daarvan bijzonder verplichten. Het zijn de volgende: Verhande lingen deel XLIX 2° stuk, deel L 2 e stuk, Notulen deel XXXIV afl. 3, Ned.-Ind. Plakaatboek deel XVI. Inzonderheid op het XVI deel van het Nederlandsch-Indisch Plakaatboek wordt prijs gesteld, en wordt dit deel voor rekening van het Genootschap door den Secretaris opgekocht voor f 2.50 per exemplaar.  NOTULEN -iKv-i' 12075 »- *" W VAN DE ALGEMEENE EN DIRECTIEVERGADERINGEN VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. OPGERICHT 1778. DEEL L-1912. Batavia GK KOLFF & Co. 'SGRAVE N H A O E M. NIJHOFF. 19 13      Notulen 1912. 6. Notulen Tan de vjjfde Directievergadering, gehouden op Maandag 1 Juli 1912. Aanwezig de Heeren: A. J. baron Quarles de Quarles, President, Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-president, Dr. Ph. S. van Konkel, C. M. Pleyte, J. P. Moquette, Dr. D. A. Rinkes, J. Homan van der Heide, H. Rijfsnijder en B. A. J. van Wettum, Secretaris. Afwezig de Heeren: Dr. N. J. Krom en V. Zimmermann De President I. brengt ter tafel de volgende uit de rondlezing terug ontvangen stukken: a. Missive van den Directeur der B. O. W. van 31 Mei j.l. N°. 8210/ A, houdende bericht dat aan dien departements chef, als gevolg van de mededeelingen dezerzijds (Not. Dec. '11 II a) naar aanleiding van het rapport van Mr. J. C. Overvoorde over de zich hier te lande nog bevindende monumenten van geschiedenis en kunst, door de Regeering, in afwachting van de instelling t. z. t. van een Oudheid kundigen Dienst ter vervanging van de tegenwoordige Oud heidkundige Commissie, welke dienst mede met de zorg voor het behoud en de registratie van de monumenten van geschiedenis en kunst uit den tijd der Oost-Indische Com pagnie zal worden belast, is opgedragen om in overleg met den Landsarchivaris deze aangelegenheid reeds aanstonds ter hand te nemen. In gedeeltelijke voldoening aan deze opdracht werden door dien Directeur een tweetal circulaires verzonden, onderscheideljjk gericht aan de chefs der Water staatsafdeelingen en Hoofden van Gewestelijk Bestuur en NOTULEN VAN DE ALGEMEEN E EN DIRECTIEVERGADERINGEN VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. OPGERICHT 1778. , DEEL L - 1912.„ Batavia G. KOLFF & Co. 's Graven ha&e M. NIJHOFF. 19 13.   INHOUD. Directievergadering Maandag 22 Januari 1912 ... 1. Directievergadering Maandag 19 Februari 1912 .... 13. Directievergadering Maandag 15 April 1912 .... 30. Directievergadering Maandag 13 Mei 1912 48. Directievergadering Maandag 1 Juli 1912 57. Directievergadering Zondagmorgen 7 Juli 1912 .... 67. Directievergadering Maandag 12 Augustus 1912 . . . 69. Directievergadering Maandag 16 September 1912. . . 78. Directievergadering Maandag 28 October 1912 ... . 90. Directievergadering Maandag 2 December 1912 . . 105. Bijlagen : I. Papariosan ... . . I. 11. Lijst van ingekomen boekwerken gedurende het 1 B en 2° kwartaal 1912 . V. 111. Overnummering van voorwerpen uit de Oudheid kundige verzameling ... XXI. IV. Aanwinsteu van de Ethnographischc verzameling in 1912 XXIII. V Lijst der voorwerpen, die in het jaar 1912 voor de Archeologische verzameling zijn verkregen. (26 Bte vervolg van den Catalogus) CXXXIII. VI. Inventaris van de Wetenschappelijke Nalatenschap van wijlen Dr. J.G.F. Riedel, Eorelid des Genootschaps. CXLI. VII. Aanwinsten der Numismatische Collectie in 1912 . CLV. VIII. Lijst van ingekomen boekwerken gedurende het 3 e en 4* kwartaal 1912 CLVII. IX. Lijst der Foto's van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen bewaard op het Oudheidkuudig Bureau ... CLXXV. X. Lijst van instellingen waarmede het Genootschap in verbinding staat ... CLXXXVII. XI. Lijst der leden van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen op 31 December 1912 . CXCV. XII. Korte inhoud van het behandelde in de Notulen . CCVII. Bladz. Bijlage VIII. LIJST van ingekomen boekwerken gedurende het 3e en 4 e kwartaal 1912. 'Abdoe'llah (Mas), 'Ilmoe Bahasa Melajoe. Bagi orang jang beladjar akan goeroe bantoe dan sekalian orang jang hendak beladjar sendiri. I. 2 e druk. Weltevreden 1911. B°. Paramasastra Djawa. Minangka gagaran kanggo marsoedi dêwê. Anggitane M. 'Abdoe'llah. Semarang z. j. B°. Abendanon (J. H.), Het onderwijs in Nederlandsch-Indië. — Overdruk uit: Neerlands Indië. 4°. Adriani (N.) en Alb. C. Kruijt, De Bare'e-sprekende To radja's van Midden-Celebes. Eerste deel. Land- en Volkenkunde. Batavia 1912. B°. Adriani (N.), Se'imo soera Ndapebasa. Batavia 1911. B°. Adriani (N.), Se'imo soera ndapangerdja pai ndapebasa. Batawi 1911. B°. Alviella (Goblet d'), La migration des symboles. Paris 1891. B°. Amstel (J. E. van), De temperatuursinvloed op physiologi sche processen der alcoholgist. (Academisch proefschrift.) Amsterdam 1912. B°. Tatakrama oerang Soenda. Djilid I beunang-ngarang D. Ardawinata. Tjitakan kaopat. Bandoeng 1911. B°. Serat tjarios hingkang kasawaban hing nama door M. Poedja Ardja. Semarang 1911. B°. Poemilia serat dongeng sarimoelja karanganipoen, M. Poedja Ardja. Batavia 1912 B°. Het voorbeeldige dorpsmeisje door M. Poedja Ardja. Ba tavia 1912. B°. Bijlage XI. LIJST DER LEDEN VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN op 31 December 1912. Beschermheer: Zijne Excellentie de Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië A. W. F. IDENBURG. Directie: A. J. baron Quarles de Quarles, President Dr. G. A. J. Hazeu, Vice-preaident. Dr. Ph. S. van Ronkel, Bibliothecaris, Redacteur van het Tijdschrift en der Verhandelingen, Conservator der Hand schriften-verzameling. C. M. Pleyte, Conservator der Ethnographische Verzameling. J. P. Moquette, Conservator van het Numismatisch Kabinet. B. A. J. van Wettum, Secretaris, Thesaurier, Redacteur der Notulen. Dr. D. A. Rinkes, Medeconservator der Handschriften-ver zameling. Dr. N. J. Krom, Conservator der Archeologische Verzameling. J. Homan van der Heide. V. Zimmermann. H. Rjjfsnijder. Eereleden. Mr. J. H. Abendanon, 's Gravenhage. A. Barth, Parijs.