10 Aantal Inlanders per lon 2 bouwgrond. Een zuiverder beeld van de bevolkingsdichtheid geeft het zelden gepu bliceerde cijfer van het aantal Inlanders per km 2 bouw- grond d.w.z. bewoon de en bebouwde grond 2 ). Dit cijfer is natuurlijk hooger dan het cijfer van het aantal Inlanders per km 2 van het geheele gebied, de bosschen, moerassen, woeste gronden, soms zoutwatervischvyvers, wegen, rivieren, ondernemingen waarop zakelijke rechten van het Burgerlijk Wetboek (erfpacht bijv.) rusten, in begrepen. Is het verschil tusschen de beide cyfers groot, dan is het complex dezer laatstgenoemde gronden uitgestrekt. De allerhoogste cijfers moeten natuurlijk in de zeer dichtbevolkte steden (of districten met steden binnen hun ressort) waar belangrijke complexen grond door Euro peanen met het een of ander aan het Burgerlijk Wetboek ontleend zakelijk recht worden geoccupeerd en waar veel verkeerswegen zyn, worden gezocht (zie bijv. de cyfers van de districten Soerabaia en Djabakota). Geen wonder dan ook, dat het regentschap Soerabaia het hoogste cijfer heeft, ruim 990 Inlanders per km 2 bouwgrond. Meer opmerkenswaardig is, dat het cijfer van het regentschap Sidoardjo niet veel minder lang is dan dat van Soerabaia, namelijk bijna 913 Inlanders per km 2 bouwgrond. In onderstaande tabel zyn voor ieder der regentschappen naast elkaar gezet het aantal Inlanders per km 2 bon w grond en per km 2 van het totale regentschaps areaal. Van de cijfers van het aantal Inlanders per km 2 bouwgrond valt op: le. dat de dichtheid van Sidoardjo byzonder groot is in verhouding tot de andere regentschappen 3 ) ; Dichtheidscijfers in enkele gemeenten. In nevenstaande tabel zijn de dichtheidscij fers van de gemeen ten vermeld; Soera baia. Malimg. I-Uitar, Modjokerto en .Ma dioen blijken de groot ste dichtheid te heb ben; nog dichter be volkt zijn Bandoeng (in West-Java) en de beide Vorstenland sche hoofdplaatsen Jogjakarta en Soe rakarta. 2e. dat de regentschappen in het Brantasgebied over h et algemeen zeer hooge cijfers hebben; 3e. dat het cn"fer van Djember hooger is dan men z° u verwachten; 4c. dat de regentschappen, die geheel of gedeeltelijk i n het kalk- en mergelgebergte liggen (de regentschap pen van Madoera, Ngawi, Lamongan, Bodjonegor°> Toeban, Trenggalek en Patjitan) lage cijfers heb ben*); se. dat ook de regentschappen in den Oosthoek, w et uitzondering van Pasoeroean en Djember, in verhou ding tot de andere regentschappen geen groote dichtheid per km 2 bewoon- en bebouwbare grond hebben; 6e. dat het cijfer van Patjitan bijzonder laag is 5 )- De verschillen tusschen de beide reeksen van ciji in bovenstaande tabel moeten, gelyk medegedeeld I>ve toegeschreven worden aan groote complexen niet d Inlanders bewoonde of met eenig Inlandsch recht g e ° c peerden grond. Die groote verschillen treft men dus in streken met veel bosschen of ondernemingen (BanJ wangi, Panaroekan, Djember, Loemadjang ook i n djatistreken enz.), in districten, die een stadskara* + e(?ï* dragen (Soerabaia en Djabakota). in streken met groot complex zoutwatervischvyvers, die in tabel S J onder de bouwgronden zyn opgenomen zoo bijvoorbe !) De oppervlaktecijfers van de gemeenten Malang, Pasoeroean, Probolinggo, Madioen en BHtar zijn door de betrekkelijke burge meesters, 'üe \;in Soerabaia, Modjokerto en Kediri deur de Kadaster kantoren verstrekt. 2 ) Zie voor de definitie van bouwgrond boven blz. 2. :l ) In de Vorstenlanden hebben drie regentschappen (Klaten, Jogjakarta en Bantoel), in Midden-.lava één regentschap (Tegal) hoogere cijfers. WOB 0 ' •') In Midden-.lava hebben de regentschappen Tjilatjap, sobo, Demak, Grobogan, Blora, Japara en Pati, in West- Tjiandjoer, Soemedang, Tjiamis en Indramajoe dezelfde cijfers .) Geen enkel regentschap van Java en Madoera heelt laag cijfer. De Zuid-Vorstenlandsche regentschappen Wonog - Goenoengkidoel tellen onderscheidenlijk bijna 371 en nn Inlanders per km 2 bouwgrond. 100 a factor of importance in explaining the large prepon derance of women over men in the Regencies of Sidoardjo and Bangil. lts influence will only be able to be esti mated properly when the figures for emigration to the Outer Islands are known. The question may be asked; is the excess of births of boys over girls general? If so, does the excess of boys pass over into an excess of girls at an early age as in the countries of Western Europe? Again, if so, is this not one of the contributing causes for the excess of adult women over men? The answer to each of these questions is probably "yes", although there is no certainty on the subject since the records of births and deaths kept by the village secretaries are so notoriously inaccurate *). On the other hand, the preponderance of men over women in the Regencies of Banjoewangi (almost 935 women per 1,000 men) and Djember (with 980 women per 1,000 men), and the very slight preponderance of women over men in Blitar (about 1,011 women per 1,000 men), Ngawi (almost 1,020 women per 1,000 men) and Ngan djoek (almost 1,021 women per 1,000 men) is quite largely attributable to an extensive immigration of men. Density of the population. (Sec table No. 8). In East Java as a whole there were only about 314 persons per km 2 (about 813 per sq. mile), which is markedly less than the Figures for Middle Java (395.6 per km 2 — 1,024.6 per sq. mile), Jogjakarta (492—1,274), or Surakarta (424—1,098). The greatest density is found in the plains between the volcanoes (in Madioen, Kediri, Djombang, Modjokerto, and Malang) or along the north coast (in Bangil, Pasoe roean, and Probolinggo). The figures for individual Districts are here and there (in the Regencies of Toe loengagoeng, Kediri, Ngandjoek, Djombang, Modjokerto, Sidoardjo, Malang, Pasoeroean, and Probolinggo) as high as 700 to 800 persons per km 2 (1,813 to 2,072 per sq. mile). The figures from sueh Districts as Probolinggo, Pasoe roean, Surabaya, Üjabakotta, Kediri and others are espec ially high because there are munieipalities or large towns lying in them. The lowest figures for density of population (between 100 and 200 persons per km 2 — 259 and 518 per sq. mile) are found in regions where there are extensive forests. In the Regencies of Toeban, Bodjonegoro, Lamongan, Ngawi, Madioen and Ngandjoek these are largely teak forests and in certain Districts occupy from 40% to 67% of the entire area. In the most easterly Regencies, Banjoe wangi, Djember, Loemadjang, Bondowoso, Panaroekan, Kraksaan, Pasoeroean, Probolinggo and Malang, Districts are to be found in which a similar percentage area is occupied by unplanted natural forests. For this reason column 8 in table No. 8, where the figures for the number of natives per sq. kilometer of arable land may be found, gives a better picture of the real density of the population. The figures for the number of natives per sq. kilometer of sawahs (irrigated riee fields), which are also given in the same table, should be considered in connection with the relative amount of this sort of ground in the various districts. For further remarks on this subject sec the Census of 1930 in Netherlands India, Vol. 11., p. 104. (N.B. Inhabitants per sq. mile = inhabitants per km 2 X 2.590). Increase in the population. (sec tables No. 5 & 6). The increase in the total population of East Java durf** the period from 1920 to 1930 was 20.1% of the number recorded in 1920, or in other words 1.81% per annum- This percentage was 49% for the Europeans, 60.5% *° the Chinese, 56.6% for other Poreign Orientals (mosw Arabs), and 19.6% for the natives. Explanations of increases or decreases are enornious 1 hampered by the lack of trustworthy figures for birtn and deaths, already referred to in Note 1). All that may be said with any degree of certainty is tha ■ 1. an important factor contributing to the increase n° te in the Regencies of Banjoewangi, Djember, Loem ' djang, Blitar, Malang, Panaroekan, and Surabay* (espècially the municipality in the latter case) is lm' migration; 2. emigration from certain Districts of Madura has n 3 an important influence on the smallness of the lJ crease there noted; 3. the small increase noted in the Regencies of Toeban. Modjokerto, Djombang and perhaps also those ° Soemenep and Sidoardjo is largely attributable to high mortality or a low birth rate there; it is ve ry difficult to determine which of the two factors (hté deaths or low births) has been of the greatest influenC ' 4. the high increase noted in the Regencies of Patjd 3 and Trenggalek in the southern highlands and ] certain individual Districts lying outside that regi° may be attributed to a high birth rate or a low deat rate or both. To explain some of the figures showing higb increase we must rely on suppositions based on the returns f ro the first age group (sec below). The large increase in the population of some of t municipalities and towns is principally attributable immigration. The decrease in the population of a fe w " the towns is perhaps to be explained by a change in * boundaries of these towns between 1920 and 1930. calculating the increase in population of the Districts ( s table 5) the figure for the number of inhabitants in l y " has been calculated for an area corresponding preciselj' the extent of the District as it was in 1930. This recalcm 3 ' tion has not been made, however, in comparing the pop vla ' tions of the municipalities and towns (given in table *>>• Races. The two most important races in East Java aT ■ the the Javancse and Madurese. The Javanese are W , majority and number 10,249,842 persons or about 69 /c the total native population of the Province, as aga l 4,287,276 Madurese making up 28.9% of the native P°P U ' lation, (sec table No. 9). The pure Javanese region lies to the west of the * vince; the region on the island of Java into which P c tration by Madurese coming from their ancestral home the island of Madura has taken place lies to the cast. begins in the Regeney of Malang where there are ° 87.5% of Javanese; in Bangil the percentage has f a to 73.5%, in Pasoeroean to 54.6%, in Loemadjang 53.9%, while in Probolinggo it is only 22.6%. In D J enab^ where, as in Loemadjang, Javanese are largely immig ra their percentage is only 36.2%. Kraksaan, Panaroe* and Bondowoso are practieally pure Madurese Regem In the most easterly Regeney of the island of J a ' Banjoewangi, the Javanese form almost 47% of the i) Sec Census of 1930 in Netherlands India, Vol. 11, p. 104. 101 Jtants; here, too, they were originally immigrants. In °-Ura and the surrounding islands there were 3,006 d avan.ese. ut °nly 45% of all the Madurese in East Java live in eir ancestral island, the Residency of Madura; the amder, more than half, is distributed in other rts 0 i the Province, principally in the easterly portion. e major part of these Madurese has been established in OSe districts for centuries, but, in addition to the resi nts ' every year for 3, 4 or 5 months after the harvest, r e comes a swarm of Madurese from Madura to Java er e they work on estates. nialler autochthonous national groups are those of the g , 9 °esings of whom 160,281 live in the Regency of and 19,277 in Djember; the 31,150 Baweans ° come from an island of that name lying in the Java a ; and the 15,945 Tenggerese who live in the moun- n °us district of the Regencies of Pasoeroean, Probo ggo and Loemadjang. races coming from the Outer Islands those of the e atest iinportance are the ones from South Celebes (the andarese, Makassarans and Buginese), the Malays, n ahassans, Ambonese and Bandjarese. 11 subsidiary table No. 1 inserted into the text on e 21 the figures for Madurese and Javanese by ric ts may be found and in subsidiary table No. 2 er ted into the text on page 28 figures for the age U P S of the various nationalities. settled for good in the south of Banjoewangi, the south of Djember, and Loemadjang because they could find more ground in these thinly populated regions than in their own thickly populated birth Districts. o (Sec tables No. 10 to 13 inclusive, and text Pp. 24 seqq). By migration we understand in this con ton a removal from the place of birth 1 ) to some °ther »ïi ■* Place 2) where the subject was residing at the time eensus was taken: immigration is, therefore, migration . he place of residence; emigration is migration away r the place of birth. most important regions in East Java to which im- Sration had taken place lay in the Regencies of Banjoe t . atl Bi, Djember, Loemadjang, Malang, Blitar and a por °f Kediri. The percentage of immigrante in Banjoe t Ki^ 1 * S excee dingly high and almost half (47.2%; sec ry e 12, col. 6) of the people there were bom in some other , ' rie t than that in which they were living. The figures ,r. Regencies are also exceptionally high for Djember la -5 %), Loemadjang (26.9%), Blitar (24.6%), and Ma , " (20%) ; the high figure for the Regeney of Sura t ya (29.7%) is attributable to the extensive migration j> e large city of Surabaya. In the subsidiary tables th inserted into the text on pages 35 and 37 , l gUres for the most important immigration areas have eollect e( j In the subsidiary table No. 8 inserted into e xt on page 37 immigration figures for the munici taKi ICS an( l l° w ns are taken up. It is seen from these i es that in three Districts, in the municipality of Sura ua,Vji j > and in one town more than half of the population e bom elsewhere. The immigration into the rural lul S°* Regencies mentioned above is not one of ''Urers p ure an d simple; thousands of persons from k a dle Java, the Governments of Jogjakarta and Sura a and also from East Java, espècially Madura, have The full extent of the emigration cannot as yet be determined since the Central Census Bureau at the time this goes to the press still has a large part of the figures for Netherlands India to work up. Only when all these figures are ready will it be possible to know with cer tainty how many persons bom in the Districts of the Province of East Java are living elsewhere in the Archipelago. Emigration of natives to foreign countries is insignifieant as it is carefully regulated by the Covern ment in the interests of the possible emigrants. The extent of the emigration from other parts of the country into the Province of East Java is, of course, known. In the subsidiary table No. 9 inserted into the text on page 38 the absolute and relative number of emigrants is given for definite emigration areas and in addition the division of these emigrants according to the distances they had migrated. It was impossible to record figures for emigration Districts since as has been pointed out. above on page 98 the District bearing the same name as the Regency would in general show far too high figures. The emigration areas include the Districts with the greatest "emigrant excess", that is to say the figure obtained by subtracting the number of immigrants from the emigrants. One of the most striking features is the emigration of Madurese to the mainland, in particular to the immigration areas of Banjoewangi, Djember, Malang and Loemadjang, where many persons from Ponorogo are also to be found. The number of temporary residents, that is to say per sons who were residing at the time the census was taken in one or other District in East Java, but whose perma nent residence was elsewhere, is very small (sec columns 8 to 16 inclusive in tables No. 10 and 11). More than 17,000 persons whose permanent residence was in Madura were temporarily on the mainland of Java; some 7,000 were in the Regency of Djember with its many tobacco plantations. Age groups. A percentage review of the three age group* (sec subsidiary table No. 11 inserted into the text on page 52) in the various divisions of Java and Madura is given below: The exceptionally large percentage of the third age group (the adults) in East Java is striking. The reasons for this will appear presently. The figures for the first age group (children not yet able to walk, in other words children at most about iy 2 years old) show the number of children, bom during the 18 months preceding the taking of the census, who have not died. th e _ at is to say in Java and Madura the District in which (0 nd üb J e ct was bom; in the Outer Islands the Subdivision ü\ afde eUng) in which he was bom. na t is to say some other District. 102 All other non-adults are classified in the second age group. The relative size of the group of non-adults (age groups I and 11 taken together) may be influenced by three factors, to wit: 1. The excess of births over deaths within the age limits of the groups; 2. Migration inl'lueneing the percentage of adults direct ly and the percentage of non-adults indirectly; 3. The age limit between the groups of non-adults and adults. It is not easy to decide which of these three factors has been of dominant influence in any particular reuion, but a close study of the figures would tend to suggest: 1. that the relatively large number of non-adults in the Regencies of Patjitan. Trenggalek, Toeloengagoeng Blitar. and possibly also Magetan, may be ascribed to a large excess of births over deaths during the past few years; 2. that the relatively small number of non-adults in the Regencies of Sidoardjo and Kraksaan has been due to a smul! excess of births over deaths during the same period of time; '3. that in the Regencies of Bangkalan, Sampang, Pame kasan and Soemenep emigration of adults may have resulted in there being a relatively large group of non-adults left behind; 4. that in immigration areas in the Regencies of l'.anjoe wangi. Djember. Loemadjang, Surabaya (especially in the large municipality of that name). Panaroekan (in one of its Districts only). and Kediri (also in one District only), and also in the munieipalities and towns in general which attracl many adults to them. the group of non-adults will be relatively smaller. which in the case of the munieipalities and towns might be still further influenced by a bigh infant mortalily, or a low birth rate as a result of contra ceptive measures; 5. that in the immigration areas of the Regency of Blitar and the District of Pagak in the south Malang high lands the group of non-adults is bigh eonceivably beeause the excess of births over deaths there may have been high during a number of years past as a result of a former immigration or that now taking place; 6. that perhaps in the Regencies of Toeban, as in Rem bang which is ad.jacent to it (sec Census of 1930 in Netherlands India. Vol. IL, p. 106), and Panaroekan the age limit between non-adult and adult girls may have been set lower than in other places leading to an apparent increase in the number of adults. The relative size of the third age group (the adults) will, of course, also be influenced by the three factors mentioned above. That (indirect) influence has already been diseussed. The immigrants into certain Districts in Banjoewangi. Djember, Loemadjang and Malang and into the munici pality of Surabaya have been classified according to their age groups. It appears from these age group figures that the number of adults amongst these immigrants is relatively far larger than the numbers found amongst the rest of the population (for the figures by Districts sec the table inserted into the Duteh text on page 40). No deductions may be drawn from the figures for tB third age gronp as to regions in which the death ra amongst the adults is high. The ratio of the sexes in each of the three age group (sec subsidiary table No. 12 inserted into the text ' . the page 53) may give a few indications as to how general sex ratio of the total population may have co» 1 about. Civil condition. (Sec table No. 14 and subsidiary tabWfl No. 13, 14 & 15 inserted into the text on pages 55— -vjil In the table given below may be found figures show" 1 " the civil condition per 100 menibers of either sex ( se subsidiary table No. 13 inserted into the text page 55) compared with similar figures from the otn great divisions of Java and Madura: The most notieeable feature of the figures for r ' !lS Java in comparison with those of the other major divisi""' of Java and Madura is. in the first place, the large ' n "" ber of widows and the rather large number of divoi'i'' women, which latter figure is, however, less than tl of West Java. This matter is still more obvious H figures for the civil condition per 100 adults (insteao p( r 100 mpmbers) of either sex is listed (sec subsid* a • table No. 14 inserted into the text on page 56) : the Moreover it now appears from this new table that relative number of unmarried adult men is ;1 * large while the relative number of both men n ' i.pf women who are married is quite small. The small nui>' of married women is prineipally the result of the l;l number of women widowed and divorced. The " number of unmarried men (the figures by K (> g cies are particularly high in the extensive and contigf o . districts covered by the Residencies of Madioen. ' vt ' 1 and Surabaya with the Regeney of Malang. and als the Regeney ol' Banjoewangi, lyiug far separaten the others in the extreme cast end of the Provi must be attributed to the fact that the men in the reg' indicated above in parenthesis marry later than thos' the eastern part of the island in geueral, and eert» later than those in West Java where, as the figures cic show, both men and women marry far younger than il rest of Java. . j u-i' 1 ' A striking phenomenon is that there are more »»' women than men; this may be ascribed: 1. to polyg al " 103 '"'loges; 2. to the temporary migration of some of the '"ai'ried men; and perhaps also, 3. to the fact that some the women declared falsely that they were married. le i all these factors are taken into account, the number married men who had temporarily migrated may be at some 7,664, that is to say about 2.5% of all married men in East Java. Th ne ïigures showing the relative number of marriages r 1000 of the total population are given in the accom anymg marginal table. Here again the figures for East ' IV; ' are lower than those of Middle and West Java "(High higher than those of the (ioverinnenls of Jog- Jakarta and Surakar ta. The figures return ed from the Regency of Sampang in the island of Madura (7.8; 7.1 and 8.2 re spectively) are lower than figures returned under this heading from several Euro- Pean eountries; (sec also the figures from the Regeney *Uelonprogo in the Government of Jogjakarta in the ensus 0 f 1930 in Xetherlands India: Pari 11: p. 4S). e ügures from the other Regencies in the island of '"' Ul ''i are also rather low. The Madurese actually '■ v quite young. but there are many less divorces ° n §st theni than elsewhere in East Java. In Kast Java only slightly above lii>% of '"orried adult men are married to more than one wife. Ulghest figure for any Regency is thal returned from n ggaleh and is 3.4%; fivc Regencies returned figures • Vln g between 2% and 3%. The figures from the muni '''D'ilit' ' " T| es and towns are in general low. A| Hiut 95% of the men polygamously married had two es - For a comparison of the relative figures for 1920 °- 1930 sec page 51. D welli n g. s , (Sec tables No. 16 to 20 inclusive). Although " a . v be superfluous. let it be remarked again for the °r elarity that only figures relating to dwellings re natives are the principal occupants will be consi a here. Differentiation was made between three b °f dwellings: 1. stone houses with or without a I '"oiient roof; 2. houses of materials other than stone Wl th permanent roofs; 3. all other types et' dwellings J* cc flirther the Census of 1930 in Netherlands India. T 1: l>-94). Tl •. l 0 percentage óf dwellings in Kast .lava that are t . °f stone is almost 7% ; this percentage is far higher J? that of West Java (almost 1%) and Middle Java ..' cc) or the Government of Surakarta (5.7%). but is '"htl 1 f = "y lower than that of the Government of Jogjakarta "Hit 7%). The relative number of houses with a per , ' Ule lt roof is also very high being not less than 63$ of l . e Uings. As a result of special work done for com- Q g plaque the number of sueh houses in the Regencies . Malang. Kediri. Magetan and Ngandjoek oigh. Th » , e Uumber of stone houses in the Regencies of Madioen .. ; 8 %), Soemenep (24.3%), and Magetan (16.8%) is also 11 Kh. In many munieipalities and towns the percentage of houses with permanent roofs lies between 80% and 100%. In the Capital of the province, Surabaya. this figure is far lower (64%). Number of residents per house. (Sec table No. 20). This figure has been obtained by dividing the number of natives in the population by the number of houses where a native is the principal occupant. It is really not possible to obtain a truc conception of the average number of natives living in a "'native" house (or betier: a house where a nalive is the principal occupant.) in this way. firstly because natives sometimes live in "uon-native" houses: secondly because, especially in the large cities and towns, the number of residents in a "native" house may vary greatly: and thirdly because (again principally in the cities) a large number of natives either temporarily present or absent may disturb the average. The figures in Ibis section are, therefore, of greatest valuc for the rural districts. The average number of residents per house in East Java is 4.7; figures by Regencies rise to above 5; those by Districts to above 6: while in the garrison town of Malang they even reach 7.5. The lowest figures are found in Madurese regions and are from 3.46 to 3.78. Heads of families. (Sec tables No. 16, 17 and 18). There are many more male than female heads of families; almost 86% of all heads of families are men. Quite naturally the non-adult heads of families are in a marked minority. In view of the fact that a married man is the indieated principal bread-winner of a family, married males form almost 82% of the total heads of families. However, not all married men are heads of families: as may be seen from table 18, 88% of all married men perform this function (that is to say, they are the principal bread-winners for others). This percentage is especially low in the western part of the province (in the Residencies of Bodjonegoro, Madioen. Kediri, Surabaya and the Regency of Malang), noticeably lower than in the eastern part of the province including the island of Madura. It may be that in the first mentioned region there is a higher percentage of young married men amongst the Javanese economieally dependent on others than in the eastern section of the province. For the most part those newly married men live either with their own parents or those of their wife. Here and there the per centage of married men that are not heads of families rises above 25%. Of the female heads of families the great majority (almost 65%) are widows (sec table No. 19). And yet about i' :! of the widows are the principal bread-winners for others; (sec table No. 18). A larger percentage of the married women are heads of families than in West Java, as is also the case in Middle Java and the (iovernments of Jogjakarta and Surakarta. In the munieipalities and towns the relative number of married women who are principal bread-winners is not as high as in the important places in .Middle Java, Jogjakarta or Surakarta. Althougb it is a rather rough means of ealeulation, the average size of a family may be determined by dividing the total number of the population by the number of heads of families. Calculated in this way, the average for East Java was 4.46. 104 Literacy. (Sec tables No. 21 to 28 inclusive and text on pp. 68 seqq). The number of literates per 1000 of the total population in East Java was about 4; this is less than in Middle Java (almost 6) or West Java (7.1). Literacy is most wide-spread in the Regency of Treng galek, which lies in part in the southern highlands, and further in the Regencies of Sidoardjo and Surabaya. The highest figures are naturally found in the munieipalities and towns where they reach a maximum of 19%. The lowest figures are those in the three Regencies of Madura (between 1% and 2%), but they are also low in some of the Districts in the eastern end of the Province, in two Districts in Lamongan, and one in the southern highlands of Malang. The reader is referred to subsidiary table No. 18 inserted into the text on page 76 for figures con cerning the most important Districts, munieipalities and towns. In general literacy has risen sharply during the past 10 years (sec subsidiary table No. 20 inserted into the text on page 79); in some of the Regencies it has quadrupled, in the Regencies of Bodjonegoro and Patjitan it has even more than quadrupled. As a rule the number of non-adult literates has increased more than the number of adult literates and the number of women more than men. Although the objections against co-education have been removed as far as possible by the Government through the opening of girls' schools of all grades, the number of female literates still remains smaller than the number of male. Literacy amongst the non-adult girls has made most strides in the Regencies of Toeloengagoeng and Treng galek. Those who can write Dutch. (Sec tables No. 26 to 28 inclusive and the text on page 74). Only 0.26% of the native members of the population of East Java can write a simple little letter in Dutch. Almost 67% of these few who can write Dutch are found concentrated in the muni eipalities and towns since it is there that the schools are situated offering natives an opportunity for learning Dutch and also since it is in sueh places that the gradu ates from these schools can find the work that they desire. Figures for these places will be found on page 78. Although the total number of those who can write Dutch is still extremely small in relation to the whole population, if the number is compared with that of 1920 it will be seen to have trippled. Again amongst this group of literates the number of women has increased more than the number of men. It also appears that the percentage of Literacy and school ing. (Sec tables No. 23 to 25 inclusive). From the appended marginal table it is evident that only a very small percentage of the non-adult liter ates have learned to read and write out side of schools. The percentage of adult literates is, however, women amongst those who are able to write Dutch higher than that amongst the other literates. Not less than 22.5% of these persons who can wr»* Dutch must have acquired this knowledge outside ' schools devoted to elementary western education. ( se table No. 28). This figure is, however, in all probabiW?' too high, (sec page 99). Religion. (Sec table No. 29). Protestant Christians » re in the majority amongst the three races of Ambones , Bataks and Menadonese. Physical disabilities. (Sec tables No. 30 & 31, and te** on page 82). Two and a half per mille of the men a " 3.1 per mille of the women in East Java were blind. 1 largest relative number of blind persons was found aio 1 1» the north coast; in this region there were from 4 to blind persons enumerated per 1000 of the population. The number of deaf-mutes per 1000 males was 1 an per 1000 females almost 1 (0.8). The number of blind persons at the same time deafiü u was only 2 per 100,000. The number of workers. (Sec tables No. 32 & 33, a °~ text on pages 84 seqq). The number of workers per ' members of either sex and per 100 of the total populati is shown in the appended marginal table. East Java, as Java, Jogjakarta a ll Surakarta, has a l ar ' ger number of reg« lal workers than "'' Java. The different is particularly strl ing in connectio 11 with the women workers. It is truc that the figure recorded for East Java is too high (sec page 99), " that does not alter the fact that in 14 of the 32 regencie s percentages between 21% and 28% were recorded wh l in West-Java only one Regeney reported more than workers per 100 women. As a rule the total number of workers is highest regions where other occupations or oecupational group than agriculture are also of significance. Thus there ar between 10% and 20% of the total workers in the Beg e £' cies of Djember, Panaroekan, Djombang, Ngandj 0 ** Banjoewangi, Loemadjang, Magetan, Madioen and S 1 ardjo working on non-native agricultural estates, aU" the Regeney of Kediri as many as 23%. A large p erC , tage of the workers are employed in industrial w 0 . the Regencies of Panaroekan (18.5%), Soemenep (10 -*-' 0 ' Ngandjoek (11.4%), Surabaya (19.7%), Sidoard^ (11.4%) and Bangkalan (12.4%). Commercial work aC^ counts for the occupation of many persons in the Reg eies of Panaroekan (10.8%), Soemenep (10.2%) &n^ Sampang (15.7%). The relative number of casual coo ■f the (the vast majority of those included in group 51 oi classification given at the top of page 85) reac between 10% and 23% in the Regencies of b- ra saan, Djombang, Ngandjoek, Modjokerto, SuraW Madioen, Sidoardjo and Kediri. . g In the municipalities and towns where employmen very diversified the percentage of workers is high few figures embracing the number of workers empl° J far higher. 105 sorne of the more important occupations in the muni- Pality of Surabaya are given in the subsidiary table °- 26 inserted in the text on page 96. Almost all the married men are, naturally enough, or *kers, but in the Regencies of the Residency of Bodjo e goro and further in Ngawi, Ponorogo, Patjitan and en ggalek the percentage of married men not working is r ather high (in some Districts actually almost 25%). The . atlv e number of unmarried men working is rather high re gions where many of them are employed als herds n or on the European sugar plantations, or are earning eir uv ing as casual coolies. 100 women workers in East Java about 37 are em y ed in native agricultural occupations, 9on non- native g ri eultural estates, about 18 in various industries (prin- Paüy in the making of battik, weaving, and the pre r ation of comestibles and luxuries), almost 15 in com rce , about 4 in domestic occupations (as servants, ■ pecia lly in the munieipalities and towns), and about IJ i occupation No. 51 (sec above on page 93 column '■ The absolute figures are given in subsidiary able No. 23 inserted in the text on page 93. Kraksaan, Pamekasan, Bondowoso, Djember, Bangkalan, Banjoewangi, Soemenep, Magetan, Djombang, Sampang and Panaroekan, because sometimes the wives of farmers, who occasionally work in the fields of their husbands, were incorrectly enumerated as "farm labourers" (sec page 99). Tfl e number of farm workers. (Table No. 32, and text Pages 89 seqq). The number of farm workers per 100 of 1 j those employed in East Java is 53.8%. In all proba tv this figure is somewhat too high in the Regencies of Where the number of agricultural workers per 100 of those employed (sec subsidiary table No. 25 inserted in the text on page 96) is low there is naturally a greater differentiation in the employments followed. This is the case, for instance, in the municipality of Surabaya, in the sugar regions sueh as Kediri, Ngandjoek, Pasoeroean, Si doardjo, Probolinggo, Madioen, Djombang, Modjokerto and Bangil, in regions where there are non-native agricul tural estates devoted toother products than sugar sueh as Malang and Blitar, or in a Regency where there is some home industry that is largely done by women sueh as the Regency of Panaroekan. Further there are many casual coolies in some of these Regencies (sec above on page 91) in particular Pasoeroean (where they amount to 24.4% of all those employed), Modjokerto (22.6%), Ngandjoek (20.7%), Malang (20.6%), Bangil (19.8%), Probolinggo (18.9%), Djombang (18.6%), Sido ardjo (17.3%), Kediri (15.9%) and Surabaya (15.3%). For the relative figures relating to the number of mar ried and unmarried farm workers the reader is referred to the subsidiary table No. 25 inserted into the text on page 96. Getalsterkte der * onderdistrict. , ,:Jkh Populatyrj*bdistrict. TABEL T TABHL__I 108 109 11 °ardjo, in streken met groote moerassen (Toeloeng- a «?oeng). pvallend is het kleine verschil van de cijfers van J-taii; dat zou beteekenen, dat in dat zeer geacciden er de regentschap nagenoeg alles bewoond en bebouwd is. A antal Inlanders per km 2 sawah (zie tabel 8). Het *• er van het aantal Inlanders per km 2 sawah wordt zoo weinig gebruikt, dat het eenige toelichting behoeft. Waar weinig sa wah's zyn is natuur lek dit cyfer zeer hoog, zoo bijvoorbeeld in het district Soera- ' a (ruim 11122 Inlanders per km 2 sawah), maar ook in van streken in het waterarme Madoera; vandaar hooge 'Jters in de regentschappen Pamckasan (3 947.1 per km 2 Wa h), Soemenep (3 448,4) en Sampang (2 566,6), de °gste regentschapscijfers van geheel Oost-Java. Exor ant groot is het aantal Inlanders per km 2 sawah — oter nog dan in het district Soerabaia — in de Madoe s che districten Ketapang en Pagantenan, slechts in wei " Plattelandsdistrieten van Java is het complex sawah's 200 gering. Hoog z jj n de regentschapscijfers ook in Malang (spe aa l in het Zuidergebergte, Pagak en Toeren, in Malang en ver< ier in Toempang en Poedjon), Probolinggo Q Bger en Probolinggo, een berg- en een „stads "-district, is )> Toeloengagoeng (in het stadsdistrict Toeloeng goeng en jj et jistrict met de vele droge gronden g °enoet), Patjitan in het Zuidergebergte, Pasoeroean aar Tengger een abnormaal-hoog cijfer heeft). e laagste regentschapscijfers liggen in een aaneen sloten complex van regentschappen, namelijk in die 11 de residentie Bodjonegoro en de daaraan grenzende & e ntschappen Ngawi, Ngandjoek, Modjokerto, Djom _ n S- Ook in Kraksaan is het cijfer laag. Hier is dus het v ahareaal groot in verhouding tot het aantal Inlanders, dichtbevolkte streken waar dus — relatief gesproken r<> ' 'l mensehen wonen, moet het sawahoppervlak relatief * °t zijn, zoo bijv. in de Bengawandjerostreek (zie boven °)> in de districten Djombang, Modjoagoeng, Modjo ex ' to en Modjosari. § (i. Bevolkingstoename '). ge Cljter van 1920) is in Oost-Java iets grooter dan het Adelde van Java en Madoera. Toename der totale bevolking. In de ta bellen 5 en 6 is de be volkingssterkte van 1930 vergeleken met die van 1920 binnen hetzelfde gebied als dat van 1930 (vgl. boven blz. 2). Het accres van de totale bcvolkinar (in % van Accres van de uit heemsche bevolkings groepen. Van de uit heemsche bevolkings groepen zijn de Chi neezen het sterkst toe- genomen. Het aantal Chineezen is vooral sterk toegenomen in de regentschappen Malang, Loemadjang, Djember en Banjoe wangi; in Malang, Loemadjang en Djember is deze bevol kingsgroep meer dan verdubbeld, in Banjoewangi is het zielental 3y 2 maal zoo groot geworden. Vrij groot is ook de toename in de regentschappen Soerabaia (75,3%), Toeloengagoeng (bijna 80%) en Blitar (bijna 67%). Gering is de aanwas in de regentschappen Toeban, Bodjo negoro, Grisee. Van de cijfers der gemeenten vallen op die van Malang (103,2%), Soerabaia (75,7%) en Blitar (60%) en van de beschikbare cyfers der kota's die van Toeloengagoeng (40,9%), Pare (byna 56%), Loemadjang (77,5%), Banjoe wangi (60,1%), Bondowoso (74,3%), Sitoebondo (68%). Opmerkelijk is, dat het aantal Chineezen in de kota's Toeban, Bodjonegoro en Ngawi is afgenomen, misschien omdat in 1930 andere kotagrenzen zijn aangenomen dan in 1920, aangezien ook het aantal Inlanders van deze hoofdplaatsen in zielental achteruit zyn gegaan. Voor het accres van de andere Vreemde Oosterlingen heeft men natuurlijk voornamelijk de accrescyfers van gemeenten en kota's waar zij in vry grooten getale aan wezig zyn, te raadplegen, namelijk Grisee ( — 5,1%), Bangil (38,2%), Bondowoso (42,8%), Soerabaia (35,2%). In Grisee is hun aantal dus afgenomen. Het accres van de Europeanen is vooral van beteekenis in de regentschappen waar hun aantal groot is: Madioen (32,3%), Blitar (33,6%), Kediri (23,3%), Modjokerto (32,1%). Djombang (23,3%), Soerabaia (46,9%), Sido ardjo (22,8%), Bangil (52,8%), Malang (96,4%), Loema djang (55,6%), Djember (99,4%) en Banjoewangi (79,4%). Bekijkt men de absolute cyfers, dan frappeert ons vooral de toename van Malang (van 5 258 op 10 326 zielen) en van Soerabaia (van 17 794 op 26 145). In Djem ber en Banjoewangi is de toename van Europeanen op het platteland van beteekenis; in Djember van 827 op 1 884 zielen en in Banjoewangi van 442 op 1 023. Het accres van deze bevolkingsgroep in de kota's is — wat de absolute cijfers betreft — van weinig beteekenis. Onder de gemeenten is Malang de stad met het grootste accres van Europeanen wier aantal meer dan verdubbeld is. In Soerabaia is hel accres ruim 48%. Accres van de in heemsche bevolking; algemeene cijfers. De accrespercentages (van het zielental van 1920) van de Inheemsche bevolking zyn in het marginale tabelletje opgenomen. De regentschapspercentages schommelen tusschen 2.99 (Sidoardjo) en 74.31 (Banjoewangi). maar dit laatste percentage is wel buitengewoon hoog. De eveneens in den ..Oosthoek" gelegen regentschappen Djember (37,56%) en Loemadjang (33,66%) hebben veel lagere, hoewel — in z ie tabellen 5 en 6. TABEL 1 (VERVOLG) 110 TABEL t (VERVOLG) 111 TABEL 1 (VERVOLG) 112 TABEL 1 (VERVOLG) 113 TABEL 1 (VERVOLG) 114 TABEL 1 (VERVOLG) 115 TABEL 1 (VERVOLG) i) Exclusief 234 opvarenden van te Soerabaia thuishoorende schepen (227 mannen en 7 vrouwen), n.l. Europeanen 17 mannen Inlanders 200 „ en 1 vrouw Vreemde Oosterlingen 10 ~ „ 6 vrouwen. Excepted 234 members of the crew of vessels domicüed at Soerabaia (227 males and 7 females), specification: Europeans 17 males Natives 200 „ and 1 female 116 TABEL 1 (VERVOLG) 117 TABEL 1 (VERVOLG) 118 TABEL 1 (VERVOLG) 119 12 vergelijking met vele andere Javasche regentschappen — toch nog hooge cyfers. Na Loemadjang komen achtereen volgens: Blitar (30,69%), Soerabaia (30,23%), Treng galek (25.77%), Toeloengagoeng (24,43%), Malang (24,38%), Bondowoso (22,30%), Ngandjoek (21,23%), Panaroekan (20,66%), Patjitan (20,56%). Daarop volgen 15 regentschappen met cyfers tusschen 10 en 20%. Het geringst is het accres in Sidoardjo (2,99%). Soemenep (4,11%), Modjokerto (7,05%), Toeban (8,51%), Djombang (9,10%). Een decres als in Wonosobo in Midden-Java is in Oost- Java in geen enkel regentschap geconstateerd, wel in enkele districten: in Bawean ( — 13,03%) in het Sido ardjosche Krian ( — 3,71%) en het Madoerasche Monding (- 0,65%). Oorzaken van toe- of afname der bevolking. De migra tie, geboorte en sterfte bepalen de grootte van toe- of afname der bevolking. Aangezien van de immigratie (zie hiervoor hoofdstuk IV § 3) het meest bekend is, beginnen wij den invloed daarvan op de toename het eerst te bespreken. Invloed van de immigratie. Die invloed is heel duide lijk te bespeuren in het immigratiegebied van Banjoe wangi, Djember, Loemadjang, Malang en Blitar. In de hieronderstaande tabel zyn van eenige districten van genoemde regentschappen en van nog enkele andere Naast de reeds genoemde districten hebben ook nog Ngawi, Kanigoro (Madioen), Blitar, Kertosono (Ngan djoek). Waroedjajeng (Ngandjoek), Poerworedjo (Bangil), Kepandjen (Malang). Probolinggo. Rogo djampi (Banjoewangi), Pradjekan (Bondowoso), Sitoe bondo (Panaroekan) en Soemberwaroe (Panaroekan) zeer waarschynlyk hun hoog bevolkingsaccres aan immigratie te danken. in Panaroekan. Ngawi en Kediri gelegen dis tricten, waar relatief de meeste immigran ten wonen, de accres cyfers vermeld. Bui tengewoon is de aan was der bevolking van het Banjoewangische Genteng, niet gering ook die van de twee Djembersche distric ten Tanggoel en Poe ger en het Blitarsche Lodojo. Opmerkelijk gering is het accres van het district Djem ber. Het hooge ac cres van het regent schap Soerabaia is eveneens aan immi gratie in de gemeente toe te schrijven. Hooge accrespercentages in verband met groote geboor teoverschotten. Waar hooge accrespercentages niet samengaan met een beteekenende immigratie, moet ver ondersteld worden, dat het geboortecijfer hooger (c.g. het sterftecijfer lager) is dan elders. Merkwaardig is, da > evenals in het Zuidergebergte van Jogjakarta en Soera karta *■), ja, zelfs ook in het Zuid-Bantamsche gebergte (Tjibalioeng, Paroengkoedjang, Lebak, Tjilangkahan; ook in hetzelfde gebergte van Zuid-Madioen (Patjitan) e Zuid-Kediri (Trenggalek) het hooge accres — niet g paard gaande mei immigratie — veroorzaakt moet zfl door groote geboorteoverschotten (d.i. aantal geborene minus aantal overledenen). Van de Patjitansehe district* zijn te vermelden Poenoeng (24,6%), Tegalombo (22,9/" en Lorog (21,3%), van de Trenggaleksche districten- Panggoel (20,1%), Kampak (23,6%), Karangan (34,35) en Trenggalek (25,3%). Dezelfde oorzaak zal ook te constateeren zijn U> ( Toeloengagoengsche districten Kalangbret (29,4$ ' Tjampoerdarat (33.1%), in het Ponorogosche Poeloeng °P den Wilis gelegen (24,7%), in het Ngandjoeksclie Berbe (21,3%) eveneens gedeeltelijk in het Wilis-complex £ ele gen. in de beide districten Tengger (23% en 25,1 t*"' misschien ook in het Malangschc Kepandjen (22,2%); - 1 Kraksaansche Gading in het Janggebergte (20.2%) in Bondowoso (27,3%). Hooge accrescijfers in enkele Madoerasche districts ' Over het algemeen is het accrespercentage van Madoerasche districten niet hoog. Uitzonderingen z 1 .) 11 twee Bangkalansche districten Blega (33,7%) en Arosbaj* (21%) en het Sampangsche Kedoengdoeng (28,59»'' Blega heeft vry hooge emigratiecijfers, lager zyn die va Arosbaja en Kedoengdoeng. Een verklaring viin bijzonder hooge aanwaspercentages is met behulp va» beschikbare cijfermateriaal niet mogelijk. Wellicht is cyfer van 1920 te laag. Of waren misschien in dat .l a< uit deze districten bijzonder veel menschen tijdelijk w getrokken? de Groote eerste leeftijdsgroep. Verscheidene van bovengenoemde districten met een hoog accresperceiit 3 & hebben een groote eerste leeftijdsgroep. Dat wil zegg — in hoofdstuk V wordt dit uitvoeriger toegelicht dat het aantal kinderen van 0 tot ongeveer lVè '* dat in een periode van 18 maanden voor de Volkstt'U 1 * is geboren en in leven is gebleven, groot is. Hoog i s cijfer in alle genoemde regentschappen en districten halve in het Probolinggosche Tengger. het Kraksaa» sC Gading, het district Bondowoso en de Madoeras? districten Arosbaja en Blega (Kedoengdoeng heeft < hoog cijfer). Over het verband van dit cijfer (dat geen geboo cijfer is) en de n;it;iliteit zie hoofdstuk V. sterftecijfers! , Deze cyfers, door dorpsschrijvers gebrekkig en °' ledig genoteerd, «orden algemeen onbetrouwbaar g e . Vermoedelijk worden, bijvoorbeeld, de geboorten en s ten van zuigelingen, die slechts eenige uren of d leven, vaak niet aangeteekend (zie boven blz. 4 ll0 ° „ zoodat twee kostbare gegevens (de cijfers van g e Geboorte- en sterftecijfers. Kan men voor de onderstelling, dat. in de bovengenoemde streken groote aanwas door een groot geboorteoverschol ooiv.aakt zou zijn. steun vinden in de geboorte- i) Zie Volkstelling 1930 deel II blz. 14. TABEL 1 (VERVOLG) 120 TABEL 1 (VERVOLG) 121 TABEL 1 (VERVOLG) 122 TABEL t (VERVOLG) \? """''-'"l.-n va » te Kalianget thuishoorende schepen (2 mannen), , '"ii-,., "■" ".' (Ac wem o/ tteeeeb dumieiled (it Kalian.iet (2 males), ~'l'n- . : ; i •«. i,^- 1 »'«(«.« ..............";;;;;;!! 1 „',' < te kif! dil >trict Weltevreden vin West-Java (zie dl. I pag. 105) is het '"'.,/■'''■«/■,,./,'." 8 ? l at 'h-r vrouwen Ite groot "■' ".(i/,, v '"""■• <'i«iii'-i Weltevreden af Wettjma (tse ragt 10S •■! pari O must be udtled i lind from the number o/ femalet must be taken 1. 123 Getalsterkte der bevolking in de T* 1 " 611 en andere samenwoningscentra. Population of the centra ° f population. TABEL 2 TABEL 2 1) Gegevens niet beschikbaar. — Figures not avaüable. 2) Waaronder een te verwaarloozen aantal andere Vreemde Oosterlingen. A. negligible number of Other Asiatics included. 124 125 Indeeling van de bevolking naar bevolkingsgroep en geslacht in elk district. — Classification of the population according to race and sex in each district. ' :dattve TABEL 3 126 TABEL 3 (VERVOLG) 127 TABEL 3 (VERVOLG) 128 TABEL 3 (VERVOLG) 129 13 e n zuigelingensterfte) verloren gaan. De sterftecijfers i) z *m daarom ook niet geheel betrouwbaar. 't opgevraagde cijfers van geboorte en sterfte over -- 9 , 1930 en 1931 bly'kt in het algemeen, dat in tal van bovengenoemde districten het geboortecijfer hooger dan elders, terwyl het sterftecyfer niet hoog genoemd Worden. Voor de hooge accrespercentages van enkele neten (byv. de beide districten Tengger en de drie ■ uoerasehe districten) werd niet voldoende steun in de S e °oorte- en sterftecijfers gevonden. wering bevolkingsaccres tengevolge van emigratie? Uit ons bekende cijfers van de emigratie binnen Java en uoera blijkt, dat vooral uit Madoera vele menschen r den overwal van Java zyn verhuisd. De accrescjjfers deze residentie zijn heel laag in vele districten van re gentschap Soemenep en in de districten Bangkalan oender. In hoeverre hier een bijzonder groote emigra deze geringe bevolkingsgroei heeft veroorzaakt is nog te zeggen vóór de cijfers van de emigratie naar de u iteng ewes te n bekend zijn. °k het zeer lage aanwas-percentage van het regent- a P Sidoardjo (3%) is nog niet te verklaren, doch het Waarschijnlijk, dat het niet alleen aan emigratie is toe schrijven; van het accrespereentage van het district sec kan men hetzelfde zeggen. oewel uit Ponorogo veel menschen wegtrekken is er et accres niet bijzonder laag (17,8%), wel echter is het er Va n het eenige district van Ponorogo waar de men , c e n hokvast zijn, Poeloeng (24,7) hooger dan dat van e andere districten (12 a 19%). Pmerkclyk is het zeer hooge decres (ruim 13%) van e an. De emigratie naar Oost-Java is niet belangrijk, -ar vermoedelijk trokken er velen naar Malaka. In B rits °h-Malaya werden by de telling van 1931 5 058 per etl (3 010 m. en 2 048 vr.) geboren in Bawean geteld, aa rvan 4 231 in Straits Settlements (2 539 m. en 1690 v v r-); de meesten (4 082) werden in Singapore aan troffen 2). agoeng en de Madoerasche districten Bangkalan, Boen der, Soemenep en Baratdaja; een kleine eerste leeftijds groep in de regentschappen Toeban en Soemenep, de Madoerasche districten Bangkalan en Boender en de Modjokertosche districten Djaboeng en Modjokerto buiten de gemeente. a £e accres-percentages tengevolge van groote mortali of geringe nataliteit. Een geringe aanwas van de °lking in streken met weinig emigratie zou veroorzaakt ten zijn door groote mortaliteit of een geringe natali rp • Dit is vermoedelijk het geval in de regentschappen °an. Djombang, Modjokerto, het Soerabaiasche district Hoengkendeng en het Pasoeroeansehe district Wangkal. c hien ook in enkele Madoerasche districten, het ntschap Sidoardjo, de districten Grisee, Karang , ' n goen in Grisee, waar het zeer geringe accres of . es - gelijk zoo juist medegedeeld is, mogelijk niet n l *it een groote emigratie is te verklaren. . hoeverre de geboorte of de sterfte van invloed is, e t het gebrekkige cijfermateriaal moeilijk uit te ]on- en ' geboortecyfers over de jaren 1929, 1930 en 1 vonden wij in de Modjokertosche districten Modjo °> Modjokasri en Modjosari, het Djombangsche Modjo- Hooge sterftecyfers over genoemde drie jaren zijn geconstateerd in het Pasoeroeansehe Wangkal; wat lager, maar toch nog vry hoog zyn zy in de districten Sidoardjo en Porong (Sidoardjo), de Toebansche distric ten Djenoe en Djatirogo en het Soerabaiasche Goe noengkendeng. Opmerkelijk is, dat de bevolkingsaanwas in het regent schap Pasoeroean, dat al jarenlang hooge sterftecyfers 3 ) heeft, toch nog ruim 15% is, hoewel er weinig immigratie en betrekkelijk veel emigratie (vooral uit de districten Grati en Pasoeroean) te constateeren valt. De nataliteit moet hier dus groot zyn; de geboortecyfers over 1929, 1930 en 1931 zijn dan ook inderdaad hoog 4 ). Accres in gemeenten en kota's. Het bevolkingsaccres van de gemeenten is over het algemeen hoog; in Malang is het zelfs verdubbeld. Alleen in Kediri en Pasoeroean is het laag, in Pasoeroean zelfs zeer laag. Het groote accres kan verband houden met uitbreiding van het gebied (zie boven blz. 2), dat in enkele gemeenten tusschen 1920 en 1930 heeft plaats gehad (vermoedelijk in Soerabaia, Madioen en Modjokerto); de grenzen van de andere gemeenten zyn ongewijzigd gebleven. Dat de immigratie toch wel de belangrijkste oorzaak van den aanwas van de bevolking der gemeenten is, zal straks uit de cijfers van de migratie (hoofdstuk IV) blyken. De sterftecyfers der gemeenten, die daar waar de doodschouw verplicht is 5 ) een groote graad van be trouwbaarheid kunnen hebben, zyn in het nevenstaand tabelle tje opgenomen. Op merkelijk zijn de hoo ge cijfers van de ge meente Pasoeroean. Het zielental van verscheidene kota's (Toeban, Bodjo negoro, Toeloengagoeng, Lamongan, Sidoardjo en alle Madoerasche kota's) blijkt afgenomen te zijn. Vermoe delijk zyn voor deze plaatsen in 1930 andere grenzen aangenomen dan in 1920. Aangezien de begrenzingen van 1920 niet bekend zyn, valt het moeilijk de oorzaken van den aanwas, die vooral in Pare, Djombang, Kertosono en Sitoebondo nog al groot is, te bepalen. Maar zeer zeker zal de immigratie op dezen aanwas vooral in de gemeen ten Soerabaia, Malang en Blitar en de evengenoemde kota's en Bangil en Bondowoso een grooten invloed gehad 3) Zie de in noot 1 vermelde statistieken; in 1927 was het sterftecijfer 28°/ on, in 1928: 31, in 1929: 32, in 1930: 36,6 en in 1931: 30,1. 4 ) Zie voor geboorte- en sterftecijfers in Pasoeroean het vele materiaal, dat Dr. Ir. E. de Vries in zyn Landbouw en Welvaart in het regentschap Pasoeroean blzz. 37 t/m 50 en 160 t/m 162 (1931) heeft verzameld. 5) Zie Regeeringsalmanak 1933, deel I blz. 393—394 «) Van 1929 en 1930 zijn geen sterftecijfers verstrekt i) T o-ice ■ 6n na 1922 af(J eelings- en soms regentschapsgewijze gepu Ïl v ln llet Statistisch jaaroverzicht van N.-I. en na 1929 in deel a , "et Indisch verslag. d af . , eze gegevens werden ontleend aan het Volkstellingsmateriaal, t C ' A ' Vlielan d, hoofd van het Volkstellingskantoor van «f sto ' ""alaya, aan het Nederlandsch-Indisch Volkstellingskantoor TABEL 3 (VERVOLG) 130 Indeeling van de bevolking in de stadsgemeenten en andere samenwoningscentra naar bevolkingsgroep en geslacht. Population of the municipalities and towns. Relatieve cijfers Relative numbers TABEL 4 131 Bevolking van 1930 uitgedrukt in % van 1920. Population of 1930 in % of 1920. TABEL 5 132 TABEL 5 (VERVOLG) 133 TABEL 5 (VERVOLG) 134 TABEL 5 (VERVOLG) 135 Bevolking van stadsgemeenten en andere samenwoningscentra in 1930 uitgedij in % van 1920. J) — Population of the municipalities and other centra of population of 1930 in % of 1920. j) TABEL 6 !) Voorzoover de gegevens van 1920 voor deze kota's beschikbaar zijn. As far as the figures of 1920 for these towns are availablc. 2) Waaronder een te verwaarloozen aantal andere Vreemde Oosterlingen. A negligible number of Other Asiaties included. 136 der bevolking van de particuliere landerijen, welke op 1 Januari 1932 nog niet afgekocht waren. — Population of the private lands, still beins such on the first of January 1932. TABEL 7 137 Bevolkingsdichtheid en aantal Inlanders per km 2 bouwgrond. Density of population and number of Natives per square kilometre native lands. TABEL 8 138 TABEL 8 (VERVOLG) 139 14 hebben. Opvallend laag is het accres van dr gemeenten Pasoeroean (6,4%:) en Kediri (11,1%). Dr. De Vries ') komt tot de conclusie, dat de stad Pasoeroean slechts door immigratie (het aantal eldersgeborenen bedraagt 22.5% van het zielental, zie hoofdstuk IV teksltahol No. 81 haar bevolkingscijfer op peil kan houden. Aanwas van mannen en vrouwen. Evenals in Midden. Java is ook in Oost-Java het accres van de. vrouwen wat grooter dan dat van de mannen. Ken grooter accres van vrouwen is regel ; het komt in nagenoeg alle regentschappen voor. Wijst de alge meenheid van dit ver schijnsel ook al niet op (■< n toenemen van lid verschil in sterftekans van de nu' 11 ' nen en van de vrouwen' Waar hol verschil grool l ?' zooals in Madoera. (.risee en misschien ook Karang" 1 ' nangoen is eefa toenemende emigratie van de mannen °° oorzaak van hun geringer accres. Een groote immigratie van mannen verklaart hun grof* teren aanwas in de regentschappen Soerabaia. Loéniadjaffll in Banjoewangi. Merkwaardig is de grootere aanwas van de mannen » Karangan (Trenggalek). De grootere aanwas (c.g. geringer decres) van vrouw»! in verscheidene gemeenten en kota's is aan immig ratl toe te schrijven; de trek van de vrouwen naar de sta kan zeer groot zijn (zie hoofdstuk IV). Opmerkelijk IS ' dat in het Djembersche immigrat.iedistrict Woeloehan (t vrouwen veel meer zijn toegenomen. eenige bergdistricten zonder een noemenswaardige UnH** gratie als Poeloeng (Ponorogo), Poenoeng (Patjitan !) T.a.p. blz. 45. TABEL 8 (VERVOLG) i) Zoutwatervischvtjvers inbegrepen. 140 TABEL 8 (VERVOLG) a erv '>.eh v ij Vers Inbegrepen. 141 TABEL 8 (VERVOLG) *) Zoutwatervischvijvers inbegrepen. „ :,; 3\ l '" 2 ) De oppervlakte van de provincie West-Java (zie deel I pag. 144) is door een fout in de recapitulatie 100 km- te hoog opgegeven: het aantal zielen per km is ten rechte 244,18. 142 Getalsterkte van belangrijke landaarden. l) Numbers of some important races and tribes. 1} TABEL 9 :ïe Leeftijdsgroep — volwassenen. Srd Agr period = adults. ,„. Degenen, waarvan de leeftijd onbekend is, zijn in de totalen b< Total» included tiwsc, uhose age iê unkni A 1 ) Ie Leeftijdsgroep = kinderen, die nog niet kunnen loopen. lat Age period = infants not yet beiixi <tblr to '-alk. 2e Leeftijdsgroep = overige onvolwassenen. 2nd Age period -- othsr persons not full-grouv. 144 TABEL 9 (VERVOLG) 145 TABEL 9 (VERVOLG) 146 TABEL 9 (VERVOLG) 147 TABEL 9 (VERVOLG) 148 TABEL 9 (VERVOLG) 149 HOOFDSTUK 111. LANDAARDEN. D §1. Inleiding. Aan de getelden werd gevraagd tot welke van de, •Peciaal in een aan de tellers uitgereikte lijst vermelde. """Jaarden zij behoorden. ITI tabel 9 is voor elk regentschap, en ook voor de £ e nieente Soerabaia alleen van landaarden (landaard sroepen van de Buitengewesten) met een zielental van 1°- meer het aantal gesplitst, naar geslacht en leeftijds » °ep Opgenomen; in de slotkolom is vermeld hoe groot 1 relatieve aantal (in % van de totale inheemsche be "kiiig! personen van iederen landaard is. De residentie /'''l-itiilatios geven dezelfde cijfers, maar van landaarden '"'daardgroepen van de Buitengewesten) met een sie nt{ d van 20 of meer, terwijl aan het slot de recapitulatie an geheel Oost-Java de cijfers van ulh aangetroffen baarden bevat. e landaarden van de Buitengewesten zijn tot groepen ei '"iüd. in totaal 16, die in de recapitulatie van Oost ' lV;i allen met de daarbij behoorende landaarden opge no '"<'n zij,, '"cwel i n genoemde tabel alleen regentschapscijfers n °Pgenomen, beschikt, het Volkstellingskantoor toch " Vt 'r districts-, gemeente- en kota-cijt'ers (waarvan de , an grijkste in de teksttabellen zijn opgenomen), echter °ver onderdistricts- en dessa-eijfers, omdat een machi e sorteering van de landaarden naar onderdistricten Q esa's te duur zou worden. ... n( bcn e ( ,|| verkeerde (d.w.z. niet in de bovengenoemde voorkomende) en niet meer te corrigeeren of ' ' lM 3al geen landaard werd opgegeven, werd bij de ( ]j t negatieve gegeven onder „onbekend" Sebraeht. , ( ' getelde, wiens ouders tot verschillende landaarden , 00r den, werd gerekend te zijn van den landaard van vader; het kind van een Minangkabauschen vader t er werd beschouwd te zijn van den landaard van de ( er. De gehuwde vrouw bleef haar eigen landaard, ; >l verschilde die van dien van haar man, behouden. (rn?° e die vrouw tot een andere bevolkingsgroep zï , necz6 ' n ' n andere Vreemde Oosterlingen) dan werd bebouwd te behooren tot die groep. Een Chineesche u . ' Pa "isehe vrouw met een Javaan gehuwd, bijvoorbeeld. , (hoewel als Inlander geteld) als Chineesche of Ara e ingeschreven. Van de Europeesche vrouw, met een fl,. ',\ Cnen man gehuwd, moest de nationaliteit (bijv. Ne ''irlsehe. Duitsche. Fransche. enz.) genoteerd worden. §2. Betrnu wbaar b e i d. « alle regentschappen heeft Soerabaia het hoogste - eQ tage getelden waarvan de landaard onbekend is; Vo ercent age, voor het regentschap slechts 0.75%, is "nri Semeente veel hooger. Daar zijn vooral in de v a ., ' "-trieten Koepang. Kranggan en Krembangan zeer j>. geen landaarden opgegeven; in het onderdistrict of tf San np hben ruim 500 getelden als landaard Inlander oei nipoetra opgegeven. In het regentschap Panaroekan is het genoemd percen tage ook vry hoog (0,59%). §3. Ja van e n. De Javanen in de meerderheid. Van de landaarden van Oost- Java zijn de Javanen numeriek in de meer derheid: yij maken ruim 69% uit van het totale zielental aan Inlanders, terwijl maar 29$ van de be volking uit Madoe reezen bestaat (zie label No. 9). De zuiver-Javaansche gebieden. Zuiver-Javaansch zijn de residenties Bodjonegoro, Madioen, Kediri en Soerabaia. Van de regentschappen (zie de relatieve cijfers in tabel No. 9) heeft Soerabaia het laagste percentage; hier is namelijk 85,2% van de bevolking Javaansch, maar van de bevolking der dist rieten -') Goenoengkendeng en Djabakota en Soerabaia (voorzoover deze beiden buiten de gemeente liggen) behoort ruim 99% tot de Javanen. De gemeente Soerabaia echter telt onder baar gemengde bevolking bijna 84% Javanen. Singosari, Toempang en Kepandjen maar wei al in de Bangil sche districten Pan dakan (77,6%) en Poerworedjo (75,6%). De Javanen in Bangil en Malang'. Beoosten de resi denties Soerabaia en Kediri wordt het relatieve aantal Javanen geringer. Nog niet in de grensdistricten als het Bangilsche Gempol en de Malangsche districten Poedjon, in de Malangsche districten .Malang buiten de gemeente (88,3%), Pagak (80%), Toeren (83,4$ I en Boeloelawang (71,5%). Merkwaardig is, dat de kota Bangil bijna ge heel (92.2%) door Javanen, maar het district Bangil v.z.v. buiten de kota gelegen door meer Madoereezen (62,3%) dan Javanen (37,6%) wordt bewoond. roeansehe districten Tengger (70,9%). K. bontjandi (66,2%) en Pasoeroean buiten de gemeente (64,4%) en drie van de vier Loc- De Javanen in Pasoeroean en Loemadjang. De regent schappen Pasoeroean en Loemadjang zijn de meest ooste lijke regentschappen *an Java waar nog meer dan de helft van de bevolking uit. Javanen bestaat. De Pasoe- madjangsche districten, namelijk Tempeh (63,8%). Loe madjang buiten de kota (60.2%) en Kandangan (72,1%). -') Zie voor districtsrijfers teksttabel Xo. lop blz. 21. *) ■/■ ' Z, e tabel 9. 15 TABEL 9 (VERVOLG) 150 TABEL 9 (VERVOLG) 151 TABEL 9 (VERVOLG) 152 TABEL 9 (VERVOLG) 153 TABEL 9 (VERVOLG) 154 Het migratieverband van de, tijdens de teU fez ige inheemsche bevolking. Migration of the native pöp I ' i . erit during the census. Absolute cijfers Absolute numbers TABEL 1Q TABEL IQ 156 157 Het migratieverband van de, tijdens de *#* nWe zige inheemsche bevolking, Migration of the native during the census. Kelatieve cijfers Eelative numbers TABEL 11 TABEL 11 158 159 16 maar vooral de gemeente Pasoeroean (byna 92%) en de kota Loemadjang (84,2%) zyn overwegend Javaansch; niet echter de Pasoeroeansehe districten Wangkal en Grati en het Loemadjangsche Ranoelemongan waar de Javanen nog niet eens *4 deel (alleen in Wangkal 27,3%) van de bevolking uitmaken. De Javanen in het aller oostelijkste deel van Java. Beoosten Pasoeroean en Loemadjang hebben nog drie districten een overwe gend-Javaansche be volking, namelijk in Zuid-Djember en Zuid- Banjoewangi waar tal van Javanen uit Mid den-Java en hun af stammelingen wonen: in Poeger waar 75,1%, in Woeloehan waar 73,5% en in Genteng waar bijna 70% van de bevolking Javaansch is. Ook in de kota's Djem ber, Probolinggo en Banjoewangi is de meerderheid Ja vaansch, maar veel is die meerderheid — wat meer dan de helft ■— niet. Het alleroostelijkste deel is overigens — buiten Banjoe wangi — Madoereezen-gebied. Betrekkelyk groot is nog het Javanental in de Djembersche districten Tanggoel (34,5%) en Rambipoedji (36,6%), maar veel geringer in het Probolinggosche Tongas (14,1%), het Kraksaansche Gending (11,6%) en Djember buiten de kota (11,4%), de kota's Bondowoso (19,5%) en Sitoebondo (10,5%). Beneden 1% is het relatieve aantal Javanen in de echt- Madoereesche districten van Bondowoso en de Pana roekansche districten Besoeki en Sitoebondo buiten de kota. Opmerkelijk is dat in het noord-oostelijke district van Panaroekan, Soemberwaroe, nog ruim 2% van het zielental Javaansch is. De Javanen op Madoera. De residentie Madoera telt slechts 3 006 Javanen. De helft daarvan, 1 550 zielen, is in het regentschap Bangkalan geteld, voornamelijk in het district van dien naam (559 mannen en 368 vrouwen in Bangkalan buiten de kota en 134 mannen en 189 vrou wen in de kota Bangkalan). De beroepen, die door hen op dit eiland het meest beoefend worden zijn: de nijverheid, huisbedienden, spoor- en tramwezen; ook in het zout bedryf zyn er nog vrij veel werkzaam. §4. De Madoereezen x ). Ruim 45% van de Madoereezen op Madoera. Van de 4 287 276 Madoereezen van Oost-Java zijn er 1940 567 of ruim 45% in de residentie Madoera (d.i. dus het eiland Madoera met bybehoorende eilanden) geteld. Meer dan de helft (2 346 709 zielen) woont dus aan den overwal, grootendeels in de oostelijke deelen van de provincie. Bondowoso, Panaroekan en Kraksaan echt-Madoereesche regentschappen. Van die oostelijke deelen moet men uitschakelen het grootendeels door Javanen en Oesingers bewoonde Banjoewangi waar maar 17.6% van de bevolking uit Madoereezen bestaat. In het noordelijk deel van den Oosthoek, van Soemberwaroe in het oosten tot in Probolinggo is de bevolking nagenoeg geheel Madoe reesch. De regentschappen Panaroekan, Bondowoso en Kraksaan zyn nagenoeg zuiver Madoereesche gebieden el * tellen tezamen 915 911 zielen. Het geringst is het p er ' centage Madoereezen in het Kraksaansche Gending, nam 6 * lijk 88,3% waar dan ook nog ruim 10 000 Javaß-i wonen. De Madoereezen in Probolinggo. Het regentschap Probolinggo telt op de 100 zielen ruim 72 Madoereezen- Het geringst is dit percentage Madoereezen in h e district Tengger, het hoogst in het district Probolingg o buiten de gemeente; in de gemeente zijn de Javanen ll * de meerderheid. De Madoereezen in Djember. Van Djember waar bij» B 61% van de bevolking Madoereesch is, zn'n het aan Bond 0 ' woso grenzende Kalisat en het district Majang, die z eer vele ondernemingen tellen, het meest Madoereesch. o°* Djember buiten de kota telt veel Madoereezen (ruim 80yc van de totale bevolking); Rambipoedji (61,1%) en Tanggoel (63,1%) minder, terwijl Poeger met 24,3% eil Woeloehan met 22,8% Madoereezen, gelijk boven al mede gedeeld werd, overwegend Javaansch zijn. Geringer aantal Madoereezen in eenige gemeenten ew kota's. Een opz iend feit is. dilt in de in het ü ' doereezon gebied g ei gen kota's Sitoebo»' do, Bondowoso, Dj elfl ' ber en Kraksaan e de gemeente Pro bo linggo het aantal la doereezen op de 1 zielen over het al» meen geringer is d a op het platteland. Sitoebondo is hun aantal liet grootst. De Madoereezen in Pasoeroean, Loemadjang' Malang en Bangil. In de regentschappen Pasoeroe»* Loemadjang, Malang en Bangil zijn de 3ki ( h"' vcv/A'n niet meer in de meerderheid, hoe^' e zij in enkele districten, zooals Bangil buiten de (62,3%), de Pa s ° e ' roeansche distri>' u Wangkal (72,55 Grati (75,6%) en IIC l\a- Loemadjangsche noelemongan (75,° meer dan 50% van l bevolking uitmat 11 ' Het geringst is het percentage in de westelijke dist'"' waar het groote Javanengebied begint: het Bang« sC Gempol (1,1%) en in Malang: Poedjon (2,4%), Sing° (1,4%), Toempang (8,1%), Malang buiten de gem^' (6,7%), Kepandjen (2,9%). Maar niet onbelangrijk aantal is dit ver uitzwermend en werkzaam volk IIX . Bangilsche districten Pandakan (22,2%) en Poerwore' J ' (23,6%). de Pasoeroeansche districten Tengger { ~~ \> Kebontjandi (33,7%) en Pasoeroean buiten de g (35,5%), de Loemadjangsche districten Tempeh (26,3/ Loemadjang buiten de kota (39,6%) en (24,9%) en ten slotte de Malangsche districten (met y ondernemingen), Boeloelawang (28,4%), Pagak ( D *l 20%) en Toeren (16,4%). !) Zie over de Madoereezen: J. L. van Gennep, in De Voiken van Nederlandseh-Indië II (1921) blzz. 183 e.v. IJ I' Het verband tusschen woondistrict en , let voor de inheemsche bevolking. 1} • 1 flfl 'C r,' Connection between the district of domicw of the native population. 1} Absolute cijfers Absolute numbers TABEL 12 TABEL 12 I I . Ni\ I I ■ ' , «or' 10 , " ,J 'sti-ict" u .. <i i- ■• r ïewest" — „eilandengroep" (a Sumatra en omliggende eilanden; b Borneo; c Celebes 1) Voor de tüdeltjk aanwezigen, (welke in deze tabel zijn opgenomen) die hun woonplaats in de Buitengewesten hadden, moet het tabelhoofd als volgt gelezen jfl >„? 3 — „onderafdeeling"; voor „regentschap — „afdeeling , voor „ge en omliggende eilanden; d alle overige eilanden). In 4, Sen 6 voor „Buitengewesten" — „Java en Madoera"; voor „Java en Madoera" — „Buitengewest s - J' . . . , island" instead o{ „province". (a Sumatra and surrounding Mande; b Borneo; 1) For the persons temporarüy present (entered in this table) who had their domicile in the Outer Pj-ovinces, the head of the table must be read as ! » ,j o] wion" instead of „district"; „division" mstead of „regeney ; „group ui c Celebes and surrounding islands; d all other islands). In columns 4, 5 and 6 „Java and Madura" instead of „Outer Provinces"; „Outer Provinces" »" 161 160 Het verband tusschen woondistrict en g,. net v oor de inheemsche bevolking. 1} •I (F h' Connection between the district of domic^ e^TJ' nll district 0 f the native population. ]) Relatieve cijfers lielative numbers TABEL 13 TABEL 13 I I I I ; : ,, tfii I I " 1) Voor de tijdelijk aanwezigen, (welke in deze tabel zijn opgenomen) die hun woonplaats in de Buitengewesten hadden, moet het tabelhoofd als volgt gele**», ,s ;y< \$ t ' et —- „ondorafdeeling"; voor „regentschap" — „afdeeling"; voor „gewest * • „eilandengroep (a Sumatra en omliggende eilanden; b Borneo; c Olebes en omliggende eilanden; d alle overige eilanden). In 4, 5 en 6 voor „Buitengewesten" — „Java en Madoera"; voor „Java en Madoera" — „Buitengewesten ■„.,: ../ Üb -dhi J 1; „ „ ~„ „, .-„;„„ w" ,„./„„w „<„*■„,„ , ~.,.!„ 1) For the persons temporarüy present (entered in this table) who had their domicüe in the Outer Provinces, the head of the table must be read as /"V,„,J " "ton' instead of „district"; „division" instead of „regeney"; „group of isiana tnsieaa of „provmee . (a Sumatra and surrounding islands; b Borneo: <• Celebes and surrounding islands; d all other islands). In columns 4, 5 and 6 „Java and Madura" instead of „Outer Provinces"; „Outer Provinces" ,n * 163 162 Indeeling van de bevolking naar geslacht en burgerlijken staat per leeftijdsgr° e l' Classification of the native population according to sex and civil condition per age period. ' } TABEL 14 1 ) Zie noot 1 van tabel 9. '-') Waaronder degenen, waarvan <lf burgerlijke staat niet bekend is. Included thote, whaae civil conAUion i» uulnown. 166 TABEL 14 (VERVOLG) genen, waarvan de burgerlijke staat niet bekend is. L vhose civü condition ü anknown. 167 TABEL 14 (VERVOLG) i) Waaronder degenen, waarvan de burgerlijke staat niet bekend is. Included those, whose civd condition is unknown. 168 TABEL 14 (VERVOLG) NV IU- Au-fonder d Ude( * do// 6 " 6 ]."' waarvan de burgerlijke staat niet bekend is. k e , uhose ciril condition is unknown. 169 17 e Madoereezen in het westehjke deel van de provincie. -Westen Malang wordt het aantal Madoereezen zeer rill g. Op het platteland van het regentschap Soerabaia, s buiten de gemeente, telt men er slechts 528, in de geënte wel 34 433, dat is echter slechts 12,7% van de gehe ele stadsbevolking. pvallend is het percentage Madoereezen nog in het lst rict Modjosari (4.5%; 2 906 mannen en 3 092 vrou -1 v an Modjokerto waar zij al 4 geslachten lang de a le noordelyke uitloopers van den Penanggoengan jwonen i) en in de districten Modjoagoeng (1,8% ; 1 229 aai -nen en 1198 vrouwen) en Ploso (2,1%; 817 mannen °» vrouwen voornamelijk in de dessa Mendoero waar Si menschengeheugenis Madoereezen wonen 2 )) van v erder nog in de kota Grisee (3 ; 6% ; 393 man en en 425 vrouwen), de gemeente Blitar (2.5%; 297 bannen en 301 vrouwen). nkele gegevens over de door Madoereezen uitgeoefen beroepen. Alleen voor die districten waar 30% of ver van de bevolking uit Madoereezen bestaat zijn ci Jfers van hun beroepen machinaal gesorteerd. Fit c l)fers blijkt, dat de meeste Madoereezen in zulke ■•'eten landbouwer zijn. Echter zijn er ook streken . Zee i' velen van hen op Westersche landbouwonder uigen (meestal andere dan suikerondernemingen) Zaai n zyn, gelijk uit de volgende tabel kan blijken: tl , et is trouwens algemeen bekend, dat op de onder , ' n gen in den Oosthoek, tot zelfs in Blitar Madoereesche e s worden gebruikt. In het Djembersche Poeger in i tCn er 2 459 ' in het Malan g sche Boeloelawang 1 262 e suiker, vermoedelijk was deze cultuur ook voor hen beteekenis in het Pasoeroeansehe Kebontjandi. Ook g ° SSe koelies zyn zy overal in het oostelijke deel van werkzaam. Va pmer kelijk is nog, dat in de kota Banjoewangi 700 T}. ae 1012 visschers Madoereezen zyn. Ook in het vi„ er sehe Poeger zijn betrekkelijk veel Madoereesche geteld. Fc , Ver valt nog, dat in de Malangsche districten elaw ang en Pagak, het Lawangsche Poerworedjo. het Pasoeroeansche Tengger, het Loema djangsche Kandangan en het Djembersehe Poeger 22 a 33% van de landbouwers Ma doereezen waren. Ook in de regentschappen Dj omhang (vooral de iljj"7~- ■ ! districten Ploso en bon goen g) en Modjokerto is het meerendeel land uvver. In het regentschap Blitar zijn de meesten bereiders van voedings- en genotmiddelen; ook in vele andere stre ken worden deze beroepen evenals het beroep, dat met kleeding en verzorging van uiterlyk in verband staat (kleermakers, schoenmakers, barbiers) nog al veel door Madoereezen beoefend. Waar 30 a 40% van de bevolking Madoereesch is (Kebontjandi en Pasoeroean buiten de kota in Pasoeroean; Loemadjang buiten de kota; Tengger in Probolinggo) zyn geen cijfers van de beroepen beschikbaar. In districten waar hun percentage hooger dan 40 is, zijn de meesten volgens de algemeene beroepscijfers (welke dan natuurlijk een maatstaf zyn) landbouwers. i\ 7T~ — —■ S) ede deeling van den Eegent van Modjokerto. e dedeeling van het districtshoofd van Ploso. §5. De Oesingers. Oesingers grootendeels in de regentschappen Banjoe wangi en Djember. Van de 179 579 Oesingers 3) — aldus genoemd naar het door hen gebruikte ontkenningswoord sing — van Oost-Java zyn er 160 281 in het regentschap Banjoewangi en 19 277 in Djember geteld. In bovenstaand tabelletje zijn enkele districts- en kotacyfers vermeld. In de Banjoewangische districten Rogodjampi en Banjoe wangi buiten de kota is hun aantal in verhouding tot de totale inheemsche bevolking het grootst. Veel geringer is hun aantal in de Djembersche districten 4 ). 3) Over de Oesingers zie Dr. J. W. de Stoppelaar in Koloniale Studiën jg. 15 (1926) blzz. 413 e.v. en Balambangansch adatrecht (1927) blzz. 2, 7, 8, 9 en de in dit proefschrift vermelde literatuur. •») In Tanggoel zijn er slechts 5 (5 mannen) en in Poeger 15 (8 mannen en 7 vrouwen) geteld. §6. De Baweanners. De Baweanners een kleine groep. Klein is de groep van Baweanners, in totaal 31150 zielen tellende, d.i. 0,21% van de totale inheemsche bevolking. Van deze 31150 zielen zyn er 29 305 (11601 m. en 17 704 vr.) in het district Bawean geteld, en wel 617 mannen en 490 vrouwen in de eerste, 4 707 mannen en 4 344 vrouwen in de tweede en 6 275 mannen en 12 867 vrouwen in de derde leeftijdsgroep, terwijl van 5 personen de leeftijds groep onbekend is. Aantal Baweanners op Java. Van de 1 845 Baweanners buiten Bawean zyn er 646 in de residentie Besoeki, 361 in de residentie Malang en 343 in de residentie Kediri geteld. Betrekkelijk veel wonen er in het regentschap Djember (vooral in het district Rambipoedji, in totaal 86 m. en 54 vr.). TABEL 14 (VERVOLG) i) Waaronder degenen, waarvan de burgerlijke staat niet bekend is. Included thoae, whose eivü condition ia unknown. 170 TABEL 14 (VERVOLG) W »»ro" '"'"'led ( r , ''egenen, waarvan de burgerlijke staat niet bekend is. nose, whose ciril eondüion i* unknown. 171 Polygamie bij de inheemsche bevolking. Polygamy of the native population. TABEL 15 172 Gezinshoofden, ingedeeld naar geslacht en burgerlijken staat voor de inheemsche bevolking. Sex and civil condition of the heads of families. Absolute^ A,,sont3 TABEL 16 1) Waaronder degenen, waarvan de burgerlijke staat onbekend is. Included those, whose civil condition tê unknown. 174 Gezinshoofden, ingedeeld naar geslacht en burgerlijken staat . .. ~J voor de inheemsche bevolking. Sex and civil condition of the heads of families. Relatieve cijferB Relative numbers TABEL 17 TABEL 17 c >nd ei . d * "io« e e eene . n ' waarvan de burgerlijke staat onbekend is. , whose civil condition is unknown. 175 Aantal gezinshoofden ingedeeld naar geslacht per 100 personen van gelijken burgerlijken staat. Sex of the heads of families per 100 persons of equal civil condition. ™—— 1) Waaronder degenen, waarvan de burgerlijke staat onbekend is. Included those, whose civil condition. is unknown. 176 Soort der woonhuizen, waarvan de hoofdbewoner Inlander is. 3 Type of dwellings, the principal inhabitant of which being a Native, ri ■"'";* Absolute numbers TABEL 19 177 Soort der woonhuizen, waarvan de hoofdbewoner Inlander is Type of dwellings, the principal inhabitant of which being a Native. Relatiej TABEL 2Q 178 18 Van dit volkje waarvan er velen handelaar zijn wonen er in Midden-Java 273, in de Vorstenlanden 131 en in West-Java 38, zoodat hun aantal op. Java 2 287 zielen bedraagt. Groote uitzwerming' naar Malaka. By de telling van 1931 van Britsch-Malaya waren er 14119 Baweanners (8 054 m. en 6 065 vr.) in dat gebied, waarvan 9 413 (5 338 m. en 4 075 vr.) in de Settlement Singapore, 1 406 (787 m. en 619 vr.) in het land schap Selangor en 1408 (811 m. en 597 vr.) in het landschap Djohore x ). Uit de door den „Superintendent" van de Census van Britsch-Malaya aan het Ned.-Indische Volkstellingskan toor aangeboden gegevens blijkt, dat in dit Britseh gebied ongeveer 5 000 Baweanners in Bawean geboren zijn. i) Rapport van de census van 1931 blz. 167. §7. De Tenggereezen. Aantal. In het Tenggergebergte in de Probolinggosche en Pasoeroeansehe districten Tengger, in het Malangsche Toempang en het Loemadjangsche Kandangan wonen de Tenggereezen 2 ), de ..Hoogland-mensehen", het eenig nog levende overblijfsel der Madjapahitsche beschaving uit haar laatste periode 3 ). Hun zielental in de regentschap pen Pasoeroean, . Probolinggo. Malang en Loemadjang bedraagt in totaal 15 937 (in Oost-Java: 15 945) en wel 7 710 mannen en 8 227 vrouwen, d.i. tweemaal zooveel als het in 1848 door Dr. Bleeker geschatte aantal (ruim 7 000). Tn 1920 zijn de Tenggereezen niet afzonderlijk geteld. Districtscijfers. Van deze byna 16 000 zie len wonen de meestem f ruim 13 000) in het Probolinggosche Teng ger. Voor de overige cijfers zy verwezen naar nevenstaand ta belletje 4 ). 2) Zie over dit volkje J. E. Jasper, Tengger en de Tenggereezen en de aldaar op blz. 16—17 vermelde literatuur. 3) G. P. Rouffaer in Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië (2e. druk, 1921) blz. 299. 4 ) In het district Tempeh wonen 15 Tenggereezen: 6 mannen en 9 vrouwen. §8. De Soendaneezen. Veel Soendaneezen in den oosthoek. Het aantal Soen daneezen in Oost-Java bedraagt 11 033, d.i. 0,7 pro mille van de totale inheemsche bevolking. Ongeveer de helft, nl. 5 280 zielen, is in het regentschap Djember geteld waarvan 3 296 zielen (1 831 m. en 1 465 vr.) in het district Tanggoel, 726 zielen (401 m. en 325 vr.) in Woeloehan, 756 zielen (432 m. en 324 vr.) in Rambipoedji en 284 zielen (172 m. en 112 vr.) in Poeger. Banjoewangi telde 1350 Soendaneezen waarvan 506 (312 m. en 194 vr.) in Genteng, 431 (234 m. en 197 vr.) in Rogodjampi en 413 (201 m. en 212 vr.) in Banjoewangi. Zoowel in Djember als in Banjoewangi zijn van de vol wassenen de meesten landbouwers. In hoofdstuk IV zal blijken, dat velen uit de Soendalanden naar deze streken zijn geëmigreerd. Van de overige ruim 4 000 Soendaneezen wonen e bijna 1 500 in de residentie Kediri, ruim 1 000 (waarVW 823 in de gemeente Soerabaia) in de residentie SoerabW en ruim 1 300 in de residentie Malang. §9. De landaarden der buitengeweste- 1- De cijfers van Oost-Java. Van de landaarden van * Buitengewesten zijn die van Zuid- en Noord-Celebes , de Molukken numerie-- van de meeste betee* kenis. De Bandja reezen en tellen ruim 2 000 z- e ' len, terwijl de la°* aarden van Bali e Lombok de klein*-* 6 groep vormen. Van de 7 351 zielen afkomstig uit Zuid-Celebes z'J ll eT 3 613 (1982 m. en 1631 vr.) in het district Kangean e' 1 2 121 (1 217 m. en 904 vr.) in het district Sepoedi geteld- Uit bovenstaand tabelletje blijkt, dat in Kangean de M»*' dareezen en in den Sepoedi-archipel de Boegmeezen - de meerderheid zyn. Onder de Mandareezen en Boegh l8 * zen vindt men veel landbouwers, doch ook visschers e prauwenvaarders; onder de Makassaren zijn de landbo 1 wers in de meerderheid. De landaarden van Noord-Celebes (voornamelijk W&* hassers) en de Molukken (voornamelijk Amboneezei-/ moet men natuurlijk in garnizoensplaatsen zoeken. * a de 4 576 personen van Noord-Celebes zijn er 1148 io gemeente Soerabaia en 2 104 in de gemeente Mal ilUr geteld; voor de Molukkenbewoners (3 723) zijn eZ cijfers onderscheidenlijk: 1432 en 1066 5 ). Velen vall hen dienen in het leger. De Bandjareezen wonen verspreid. Betrekkelijk vee wonen er bij elkander in de gemeente Soerabaia (354 ö-' en 312 vr.), in de kota's Toeloengagoeng (106 w- c 93 vr.) en Bangil (125 m. en 119 vr.) en in het reg' 1 ' I *' schap Djember (119 m. en 95 vr.). Van de Maleiers vermelden wij alleen hun aantal i n gemeente Soerabaia, nl. 366 mannen en 189 vrouwen- 5 ) Het aantal Minahassers in Soerabaia bedraagt 1 071 ("- t en 447 vr.) en in Malang 2 086 (1233 m. en 853 vr.), het Amboneezen in Soerabaia 1 410 (779 m. en 631 vr.) en in - 1 062 (611 m. en 451 vr.). §10. Leeft ij dsgroepen der landaarde .i Inleiding. Hoewel de leeftijdsgroepen eerst in h°°. stuk V ter sprake zullen komen, is het toch wensche tl nu al het een en ander over de leefty dsgroepen der 1* aarden te zeggen. De Volkstelling onderscheidt l groepen: lo de groep van kinderen, die nog niet k 1 1"" loopen; 2o de andere onvolwassenen; 3o de volwassen Als grens tusschen de beide laatste groepen is 1 Alphabetisme van de inheemsche bevolking. 1} Literacy of the native population. 1} Absolu' Absolrt' , TABEL 21 i) Ie Leeftijdsgroep = kinderen, die nog niet kunnen loepen. lst Age period = infante not yet being able to walk. 2e Leeftijdsgroep = overige onvolwassenen. 2nd Age period = other persons not full-grown. 3e Leeftijdsgroep = volwassenen. 3rd Age period = adults. 180 TABEL 21 (VERVOLG) 181 TABEL 21 (VERVOLG) 182 TABEL 21 (VERVOLG) 183 TABEL 21 (VERVOLG) 184 TABEL 21 (VERVOLG) 185 Alphabetisme van de inheemsche bevolking. X) Literacy of the native population. 1} Relative ««•*>* TABEL 22 1) In de totalen zijn degenen met onbekenden leeftijd begrepen. Totals inclusive of those, whose age is unknown. 186 TABEL 22 (VERVOLG) 187 TABEL 22 (VERVOLG) 188 TABEL 22 (VERVOLG) 189 19 Uwen de huwbaarheid en voor mannen de werkbaar ei °- gesteld. De relatieve cyfers van de leeftijdsgroepen Var» eenige belangrijke landaarden zijn te vinden in te ksttabel No. 2 op blz. 23. n de volgende tabel is een overzicht van de onder ge verhouding van de drie leeftijdsgroepen van eenige voor geheel Oost-Java gemaakt; aan het eind an de tabel zyn de cyfers van de totale Inlandsche be volking vermeld: linggo zijn de cijfers van de Javanen hooger, uitgezonderd Probolinggo waar het cijfer van de Madoereezen iets hooger is. In hoofdstuk V zal op dit punt teruggekomen worden. eef tij dsgroepen van Javanen en Madoereezen. Bij de öouwing van de cijfers der Javanen en Madoereezen i.. op, dat de groep van nog-niet-loopcnde kinderen . ac Madoereezen kleiner is dan bij de Javanen en ook Her is dan het cijfer van de totale bevolking. Uit e eks ttabel No. 2 op blz. 23 blijkt, dat dit lage cyfer in ge overwegend-Madoereesche regentschappen als okalan en Soemenep op Madoera (in tegenstelling k Sampang en Pamekasan waar dit cijfer hoog is) en clovcoso. Panaroekan en Kraksaan ook voorkomt. Ook Y r > dat in eenige regentschappen, waar Javanen en doereezen in vry grooten getale wonen, zooals in u - Pasoeroean, Loemadjang en Djember de eerste ydsgroep van de Javanen grooter is. ez <' kleine eerste leeftijdsgroep kan in immigratie , Ct L vooral onder een vlottende bevolking een ver- c ' r oaar verschijnsel zyn, omdat het geboortecijfer van ew V van volwassen ongehuwde mannen of w de mannen zonder vrouw wel laag moet zijn. etl schijnen de Madoereezen van den Oosthoek in j a eil v >aar het meerendeel hunner gevestigd, is zooals , * aksaan, Panaroekan en Bondowoso, en in het Djem ter?* 116 district Kaüsat (4,8), de Probolinggosche distric '4- °ngas (4,9) en Probolinggo buiten de gemeente {.' ket district Bangil buiten de kota (4,6) en het g r S ° eroe ansche Grati (4,7) een kleine eerste leefty'ds c iif hebben. Des te opmerkelijker zyn dus de hoogere <W : Van de re g en tschappen Pamekasan (vooral de jj_ a leton Waroe en Pamekasan buiten de kota) en cii -? ailg (vooral de districten Ketapang, Kedoengdoeng J ft ain Pang buiten de kota) en van enkele districten op j> oe a ' z °oals de Bangilsche districten Pandakan (5,8) en ( 6l fWor T ed io (5,1). de Pasoeroeansehe districten Tengger Wit angkal (ruim s )> Kebontjandi (5,2) en Pasoeroean en. r| !n de gemeente (5,2), het Djembersche Majang (5,2) et Probolinggosche Tengger (5,5). e Ht* egentse happen waar Javanen en Madoereezen naast gevestigd zyn zooals Bangil. Pasoeroean en Probo- Leeftijdsgroepen van Oesingers, Baweanners en Teng gereezen. De Oesingers hebben een groote groep van onvolwassenen, maar een bijzonder kleine groep van volwassenen. Wat dat beteekenen kan zal straks in hoofd stuk V blijken. Bij de Baweanners (waarvan vele vol wassenen weggetrokken waren) en Tenggereezen doet zich precies het tegengestelde voor. Ook op dit punt zal in genoemd hoofdstuk teruggekomen worden. Leeftijdsgroepen van de overige landaarden. Van de overige landaarden hebben de ruim 11 000 Soendaneezen — vermoedelijk toevallig — nog de „normaalste" leef tydsgroepeering. De landaarden van de Buitengewesten hebben over het algemeen een groote groep van volwas senen, met uitzondering van de ruim 2 100 Bandjareezen. De cijfers der landaarden van Noord-Celebes (grooten deels Minahassers) en van de Molukkenbewoners (groo tendeels Amboneezen vertoonen het eveneens in West- en Midden-Java geconstateerde verschijnsel van relatief-veel kinderen in de eerste leeftijdsgroep. §11. De geslachtsverhouding der landaarden. Algemeene cijfers. Uit de cyfers van de geslachtsver houding onder verschillende landaarden in Oost-Java (zie marginale tabelletje) blijkt, dat onder de Madoereezen en de Baweanners het vrouwenoverschot het grootst is, wellicht, omdat vele mannen gedurende de telling buiten Oost-Java ver toefden. De Oesingers hebben een opmerke lijk klein vrouwental. Het mannenoverschot onder de Soendanee zen en de landaarden van de Buitengewesten is voor dit immigreerend volk een normaal verschijnsel. Vergelijkingen van de cijfers van Madoereezen en Javanen. _ neven staand tabelletje is van enkele regent schappen van den „Oosthoek" het rela tieve vrouwental van Madoereezen en Java nen vermeld. Daaruit blijkt, dat behalve in Djember, het vrouwen tal onder de Javanen grooter is dan onder de Madoereezen. Opmerkelijk is, dat de Javanen in de overwegend Madoereesche regentschappen Bondowoso, Panaroekan en Kraksaan vrouwenoverschotten hebben. In deze regent- TABEL 22 (VERVOLG) 190 Alphabeten van de inheemsche bevolking ingedeeld naar hen die al dan niet lager onderwijs genoten. Native literates, classified as to having received schooling or not. Absolute cijfers Absolute numbers TABEL 23 191 TABEL 23 (VERVOLG) 192 TABEL 23 (VERVOLG) 193 TABEL 23 (VERVOLG) 194 TABEL 23 (VERVOLG) 195 Geslachtsverhouding van de alphabeten van de inheemsche bevolking, die al dan niet lager onderwijs genoten. Sex-proportion of the native literates. 1) TABEL 24 3) In de totalen zijn degenen met onbekenden leeftijd begrepen. Tot als toeluêivt <>)' those, whost nar la tniknown. 196 197 TABEL 24 (VERVOLG) 198 TABEL 24 (VERVOLG) 199 TABEL 24 (VERVOLG) 2 HOOFDSTUK II GETALSTERKTE EN TERRITORIALE VERSPREIDING DER BEVOLKING. §1. Inleiding. De gé'pubKceerde bevolkingscijfera heblien betrekking op de feitelijke bevolking, d.i. dus de bevolking, die in den nacht van 7 op 8 October 1930 in een bepaald gebied aanwezig was. Zij. die wegens avond- of nacht werk niet in hun huis werden aangetroffen (ook karre voerders en passargangers) benevens de visschers, die uit gevaren waren, werden beschouwd thuis te zijn. Het aantal der in genoemden nacht getelde personen aan boord van groote schepen is niet in het zielental begrepen; het cijfer van deze kleine groep van personen zal later in het Eindverslag gepubliceerd worden. De onderscheiding in Inlanders (Inheemsehen, Inheem sche bevolking), Europeanen, Chineezen en andere Vreem de Oosterlingen behoeft, hoewel verondersteld mag wor den, dat zij algemeen bekend is, toch nop- eenige toelich ting. Onder de Inlanders vallen niet de met Europeanen gelijkgestelden en Inlandsche vrouwen, die met een niet [nlander zijn getrouwd, maar wel de niet-Inlandsche vrouwen, die niet Inlanders gehuwd zijn. Als Europeanen zijn geteld allen, die tot eenige Europeesche nationaliteit ot' landaard van Europa, Amerika. Afrika (denk aan Zuid-Afrika) en Australië behooren: bovendien ook de Japanners, Philippino's. Armeniërs. Turken. Egyptenaren, Perzen; voorts ook de met Europeanen gelijkgestelde andere bevolkingsgroepen behalvt de gelijkgestelde Chi neezen: deze allen met hun vrouwen en kinderen. V;m de Chineezen zijn niet als zoodanig geteld de Chi neesche vrouwen, die met een niet-Chinees zijn getrouwd. maar wel de vrouwen van een andere bevolkingsgroep, die niet een Chinees gehuwd zijn zoomecle de met Euro peanen gelijkgestelden. De kinderen zijn natuurlijk weer ingedeeld in de groep van hun vader. Als andere Vreemde Oosterlingen zijn geteld de Ara bieren. Voor-Indiërs, Mooren, maar ook allerlei Aziaten uit de om Xederlandseh-lndië liggende gebieden, zooals de Sm meezen, en de Maleiers afkomstig van Britsch .Malayn waaronder ook Broenei (Noord-Borneo') hoort. Mesopotamiërs, Syriërs, Abessiniërs, allen met hun vrouwen en kinderen. De vrouwen echter, die met een Europeaan. Chinees of Inlander zijn getrouwd gaan over in de groep waartoe hun mannen behooren. De met Europeanen ge lijkgestelden zijn, gelijk boven vernield werd, als Euro peanen geteld* Onder ..vrouwen en kinderen" werden verstaan de wet tige echtgenooten en de wettige of erkende kinderen. In de tabellen 2, 4 en 6 zijn gegevens van de bevolking opgenomen van de stadsgemeenten en verder van die hoofdplaatsen welke naar de meening van het plaatselijk bestuur als belangrijke centra aangemerkt kunnen wor den. De voorgeschreven grenzen van de meeste dezer plaatsen — voortaan kortheidshalve kota's te noemen — bleken vaak in zulke oude besluiten vastgesteld te zijn. dat bij de Volkstelling in overleg met het Bestuur nieuwe gren zen moesten worden vastgesteld. .Tammer is. dat het plaatsje Lawang in het regentschap Bangil — vermoedelijk tenge volge van een misverstand — niet als kota is beschouwd. Bij de vaststelling van de bevolkingstoename per district (tabel 5) is het cijfer der bevolkingssterkte vim 1920 berekend over een gebied gelijk aan het districtsge bied van 1930. Deze herleiding heeft echter niet plaats gehad b\j het vergelijken van het zielental der stadsg o " meenten en kola's (tabel 6). De groei van de bevolk 111 " in die centra kan dus samenhangen niet een térritoö** uitbreiding. Van eenige kota's kon het zielental van niet opgegeven worden. Bij het vergelijken van de cijfers dei- beide laatste v° lK ' stellingen boude men in het oog, dat in 19_0 de mei K" I " peanen gelijkgestelde < 'liinee/.en als Europeanen zijn gete»* De cijfers van de oppervlakte (d.w.z. de totale opP el ' vlakte niet alle tot het gebied behoorende wateren i' lüe ' grepen) der districten in tabel S zijn verstrekt door den ' l pógröfiseheïi Dienst, ') die van de oppervlakte van bouw' gronden door het Centraal Kantoor voor de Statistiek. l laatste cijfers zijn in km 2 uitgedrukt, om die te verg*" lijken met de dichtheidscijfers, die, naar international gebruik, per km 2 becijferd plegen te worden. In dezeH 0 * tabel is het aantal Inlanders per km- sawah en per lU bouwgrond, waaronder verslaan moet worden: bevloe bare en niet-bevloeibare akkers, wisselvallige bouwveld 6 "* In* woonerven, vischvijvers. nipahbosschen. enz. waarop landsehe bezits-, gebruiks- of genotsrechten worden u * geoefend, opgenomen. Dit cijfer geeft (vooral in distr 1 ten met een groot bosehareaal), beter dan de dichth el per km 2 van het geheele districtsareaal, onbewoond e onbebouwd gebied inbegrepen, een beeld van de densi" der inlandsche bevolking. 'I Bij do herziening dezer cijfers in 197.:; op hel Kantoor * a " Topografischen Dienst is gebleken, dot van de vóór dat J ft u tiet liet Volkste—ngskantoor verstrekte gegevens, verscheidene waren, Over het algemeen zijn de afwijkingen echter niet "".j.jjja- Vj%, uitgezonderd de oppervlaktecijfera van het regentschap - _#■ lengka (zie deel Wost-.lava) en die van de I- Banjoewangi en Djember. Vg3. Indisch Verslag 1934 deel II _ 2. üi'trouwb a arbeid der cijfe r s. Hoewel de graad van betrouwbaarheid dei' cijfers * loot mag heeten, is er een kans, dat de tellers in sonu'- ll steden (vooral in Soerabaia) waar zij niet in hun ress thuis waren en de beweeglijkheid der bevolking groot " niet altijd even juist ingelicht werden. Aangezien mededeelingen van de getelden als waar hadden aan nemen, is het niet onmogelijk, dat onjuiste gegevens strekt werden. Zoo valt bijvoorbeeld zeer te betwi.i te of de wettigheid van het huwelijk of de wettigheid erkenning der kinderen wel altijd naar waarheid vver ' medegedeeld. t Ook kunnen natuurlijk tellers kleine fouten gein ;in .. hebben. Zoo werd nog al eens bij de controle en latei de verwerking opgemerkt, dat de onderscheiding tusscl de verschillende bevolkingsgroepen — speciaal ,n ... groote stadsgemeenten (vooral Soerabaia) — niet » even scherp in het oog werd gehouden. Verder zijn i vc l '' licht visschers die buitenshuis ergens aan den v.'<" loefden zoowel daar als op hun woonplaats geteld. § 3. Bevolkingssterkte. Zielental van °° st .' Java. Het riefe»* is van Oost-Java aanmerkelijk gcoo dan het zielental J beide andere Pr eien van Java. 20 schappen is het vrouwenoverschot onder de Madoereezen natuurlijk lang niet zoo groot als in de Madoereesche regentschappen, in Panaroekan is het nog al klein (ruim 1 035 vrouwen op de 1000 mannen), kleiner dan in Bondo woso (1045,8) en Kraksaan (1056,5). De cijfers van de Oesingers. In het regentschap Djember zijn onder de Oesingers bijna 1 025, in het regent schap Banjoewangi ruim 1001 vrouwen op de 1000 mannen geteld. Het is dus vooral in laatstgenoemd regentschap, dat hun vrouwental zoo gering is; in het district Genteng is dit aantal 968,7, in Rogodjampi 1 005,4, in Banjoewangi buiten de kota 1018,8 en in de kota Banjoewangi 983.4. §12. Toename van de Javanen en de Madoereezen. Algemeene cijfers. Van de Tenggereezen en Oesingers zyn geen cyfers van 1920 bekend, omdat zij toen als Javanen geteld zyn. Van de Javanen, Madoeree zen en ook van de Baweanners van geheel Oost- Java zijn de aecrescyfers in nevenstaand tabelletje opgenomen. Zeer op merkelijk is, dat de aanwascijfers van Ja vanen en Madoereezen even hoog zijn. In de residentie Madoera is het accres van de Ma- doereezen slechts 12,2% (10,3% voor de mannen en 13,9% voor de vrouwen), in het overige deel van Oost-Java is hün aanwas-percentage 25 (25,8% voor de mannen en 24,1% voor de vrouwen). De Javanen zyn in den „Oost hoek" (residenties Malang, Besoeki en Madoera) sterker toegenomen (21,6%) dan in het westelijke deel (residen ties Bodjonegoro, Madioen, Kediri en Soerabaia) waar het accres 16,4% bedraagt. In beide gebieden is de aanwas van de vrouwen (onderscheidenlijk 22,2 en 17%) grooter dan van de mannen (21 en 15,9%). De Baweanners blyken in zielental afgenomen te zijn ook in het district Bawean, daar is het decres van de mannen 17,2% (van 14 004 in 1920 op 11601 in 1930) en van de vrouwen 9,6% (van 19 582 in 1920 op 17 704 in 1930); het totaal decres is 12,8%. Toename in Bangil. Het is, hoewel de cijfers van de landaarden in 1920 niet overal betrouwbaar blijken te zijn, interessant om in de gebieden waar Javanen en Madoereezen naast elkander wonen hun accrescijfers te bezien. Bij de berekening van deze cijfers is het zielental van het gebied in 1930 vergeleken met het zielental van hetzelfde territoir in 1920 (zie boven blz. 2). In het regentschap Bangil zijn de Javanen sterker toe- genomen dan de Ma doereezen. Zelfs zou er een decres van Ma doereezen zyn, omdat in het district Gempol waar het aantal Ma doereezen van 8 219 zielen in 1920 zou te ruggeloopen zyn op 757 in 1930. Er is geen aannemelijke reden voor ai groote decres te vinden. In Pasoeroean. Ook in Pasoeroean zijn de Javanen w eel toegenomen dan de Madoereezen; het overwegend-Javawj sche Tengger en het overwegend-Madoereesche Wang-*' 1 zijn de eenige distr lC ' ten waar het aecre s van de Madoereeze» hooger is. Het deer« s van de MadoereezeH in Kebontjandi en he byzonder-groote aC cres van de Java' 11 ' lyken onwaarschiJ 11 ' lyk. De toename *& de Javanen in Tengger zal nog wel iets' grooter zijn. 01110» in 1920 de Tenggereezen als Javanen zijn geteld. In Malang. Van het regentschap Malang zijn alleen d e cijfers van de districten Toempang, Malang, BoeloelawaO»' Pagak en Toeren vergeleken; in Poedjon, Singosari e Kepandjen is het a*-*" tal Madoereezen llie groot. In het geb.ee-* lp regentschap blijken <• Madoereezen meer t° e genomen te zijn <** de Javanen. [n he district Toeren &*. zijn vele ouden 1 '" * t mingen en het dist* 1 Malang zijn de Madoereezen het sterkst toegenomen. In Loemadjang. Ook in Loemadjang is het accres x&n de Madoereezen g l '°° ter. Opmerkelijk * dat in het meest-!»* doereesche dist'' 11 ' ' Banoelemongan, a . de onderneming W a roto ligt, de Java» 6 * meer toegenomen Zeer groot is de ;' ill was van Madoereezen in Tempeh en Kandangan. In Probolinggo. In Probolinggo zyn de Madoerefl- 8 * sterker toegenomen dan de Javanen. Het accres vaß Javanen is in vrei lijkheid grooter ' 7,1%, omdat he* 71 cres van Tengger- l vermoedelijk we ' een accres zou V(J| '. deren, wanneer 1920 de niet als Javanen ** ren beschouwd, niet juist is. In de districten Proboli' en Dringoe, vooral in het eerstgenoemde district ( v 10 609 op 20 415) is het accres van de Javanen veel hoo=. «e' 1 In Djember. lets grooter is de aanwas van Java in het regentschap Djember, al blijken in Poege l ' Aantal alphabeten dat lager onderwijs genoot of genoten had, uitgedrukt in % van het totaal alphabeten. Literates with elementary education in % of total literates. TABEL 25 1) In de totalen zijn degenen met onbekenden leeftyd begrepen, Totals inclusive of those, whose age is unknown. 200 N A van de inheemsche bevolkingsgroep ingedeeld naar hen, die al dan niet Westersch lager onderwijs genoten. v. Western elementary schooling of Dutch literates (Natives). Absolute cijfers. Absolute numbers. TABEL 26 201 TABEL 26 (VERVOLG) 202 203 TABEL 26 (VERVOLG) 204 TABEL 26 (VERVOLG) 205 TABEL 26 (VERVOLG) Geslachtsverhouding van de Nederlandsch-schrijvenden van de inheen 181 bevolkingsgroep die al dan niet Westersch lager onderwijs genoten- Sex-proportion of the Natives owning Dutch literacy. 1) / TABEL 27 1) In de totalen zijn degenen met onbekenden leeftijd begrepen. lotals inclusire of those, whose age is unknown. 206 207 TABEL 27 (VERVOLG) TABEL 27 (VERVOLG) 208 TABEL 27 (VERVOLG) 209 oehan, de eenige Djembersche districten waar de Javanen in de meer derheid zijn, de Ma doereezen veel meer toegenomen te zijn dan de Javanen. De hoo ge accrespercentages der Javanen in Ma jang en Kalisat heb ben betrekking op lage absolute cyfers; Majang telde in 1930 ume rs maar een kleine 5 000, Kalisat ruim 3 000 Javanen. u banjoewangi. In Banjoewangi is vergelijking van accres der Javanen en Madoereezen in de distric- ten Rogodjampi en Banjoewangi onmoge lijk, omdat de vele Oesingers van die beide districten in 1920 als Javanen zijn geteld. Om deze reden zal ook het accres der Javanen in Genteng wat hooger moeten zijn. Opvallend is de groote aanwas der Madoereezen waarvan er velen op ondernemingen werken (zie boven blz. 17). Enkele andere cijfers. In de regentschappen waar de Javanen in de minderheid zijn is hun accrespcrcentage hoog, zoo in Panaroekan 165,8% (van 1843 op 4 899; voornamelijk in de districten Soemberwaroe van 348 op 1598 en Sitoebondo van 897 op 1923) in Bondowoso 130,5% (van 2185 op 5 036; voornamelijk in het district Bondowoso van 1 562 op 3 540), minder in het regentschap Kraksaan 45,4%. Groot is ook het accres van de Javanen in de residentie Madoera, namelijk 271,1%, van 810 op 3 006, voornamelijk in de regentschappen Bangkalan (van 340 op 1550) en Pamekasan (van 66 op 505). De toename van de Madoereezen in het regentschap Djombang is niet zoo groot, 39%, van 3 549 op 4 932; grooter is deze in het regentschap Blitar, 96,5%, van 1176 op 2 311 en in het regentschap Soerabaia, 187%, van 12 182 op 34 961. Opmerkelijk is ook nog, dat het aantal Soendaneezen in het regentschap Djember (zie boven blz. 18) van 2 525 tot 5 280 zielen is gegroeid, dat beteekent dus een accres van 109,1%; ook in Banjoewangi is hun aanwas groot (van 358 op 1350, dus 277,1%). AANTAL JAVANEN EN MADOEREEZEN IN EENIGE DISTRICTEN. NUMBER OF JAVANESE AND MADOERESE IN SOME DISTRICTS. — Subsidiary table No. 1. ) T> uiten de gemeente of kota. vt Bide the municipality or town. 21 Aantal Nederlandsch-schrijvenden dat Westersch lager onderwijs genoot of genoten had in % van het totaal Nederlandsch-schrijvenden. Percentage Dutch literates with Western elementary education. 1) TABEL 28 l) In de totalen zijn degenen met onbekenden leeftijd begrepen. Total* inclusive of those, whose age ü unknc 210 Indeeling van de Amboneesche, Bataksche en Manadoneesche bevolking naar hun godsdiensten. Religion of the Ambonese, Batak and Manadonese population. TABEL 29 1) Niet Inbegrepen enkele personen, die als landaard opgaven „Mnndhailim:". Not included some persons, who stated to b<- „Mandhaüing". 212 Personen met lichaamsgebreken bij de inheemsche bevolkingsgroep. Infirmity amongst the native population. TABEL 3Q i) Ie Leeftijdsgroep = kinderen, die nog niet kunnen loopen. lst Age period = infants, not yet being able to walk. 2e Leeftijdsgroep = overige onvolwassenen. 2nd Age period = other persons not full-grown. 3e Leeftijdsgroep = volwassenen. 3rd Age period = adults. In het totaal zijn degenen met onbekenden leeftijd begrepen. Total inclusive of those, whose age is unknown. 214 s onen met lichaamsgebreken bij de inheemsche bevolkingsgroep, uitgedrukt in °/oo van de totalen per leeftijdsgroep. Infirmity amongst the native population in °/00. TABEL 31 215 Aantal beroepsbeoefenaars en landbouwers van de inheemsche bevolki n o' Number of Natives exercising an occupation and peasants. TABEL 32 218 219 TABEL 32 (VERVOLG) Teksttabel No. 1 ( vervolg). l ) Buiten de gemeente of kota. Outside the municipality or town. 22 220 TABEL 32 (VERVOLG) 221 TABEL 32 (VERVOLG) Aantal mannen en vrouwen, beroepsbeoefenaars, per 100 personen van gelijk burgerlijken staat. — Number of males and females exercising an occupation per 100 versons of eaual civil condition. TABEL 33 222 LEEFTIJDSGROEPEERING VAN DE BELANGRIJKSTE LANDAARDEN IN OOST-JAVA. AGE PERIODS OF SOME IMPORTANT RACES IN EAST-JAVA. — Subsidiary table No. 2. Rn de totalen zijn degenen met onbekenden leeftijd begrepen. Totals included those, whose age is unhnown. 23 HOOFDSTUK IV. VERPLAATSING VAN DE BEVOLKING. *> „Het is stellig niet te veel gezegd, dat kennis der volksverplaatsing noodzakelijk is v 0 het begrijpen der Inlandsche maatschappij' • „Nijpend doet zich bij het nagaan der ve sehijnsclen thans echter het gebrek aan materie gevoelen. (Meijer Ranneft in Tijdschrift B. B. deel * 1916 blz. 173). § 1. Inleiding. De Volkstelling van 1930 is de eerste, die gegevens verzameld heeft over de verplaatsing van de bevolking. Aan de getelden is, namely k, gevraagd in welk be stuursressort zy woonden en geboren waren. Voor Java en .Madoera is als bestuursressort gekozen het district en voor de Buitengewesten de onder af deeling. Als regel was het district waar iemand geteld was ook tevens zijn woon- en geboortedistrict. Maar in immigratie streken was toch een belangrijk percentage van de be volking elders geboren. Een derde mogelijkheid was, dat iemand in een bepaald district geteld was maar daar niet woonde. Deze groep van tijdelijk-aanwezigen kon in hun eigenlijk woondistrict, maar ook in een ander district — hetzij het teldistrict of een ander district — geboren zijn. Dit verband nu tusschen het teldistrict. het geboorte district en het woondistrict wordt in tabellen Nos. 12 en 13 genoemd migraticvcrband. Uit die tabellen kan men regentschapsgewijze een beeld krijgen van den trek der bevolking. Het zou natuurlijk beter geweest zijn die cijfers districtsgewijze te publiceeren en tevens te ver melden van welk district (onderafdeeling) de eldersge borenen afkomstig waren; die gegevens zouden echter veel te omvangrijke tabellen vereischen. Doch, aangezien het Volkstellingskantoor wel over de gegevens beschikt, kunnen de belangrijkste daarvan in den tekst vermeld worden. Het was te voorzien, dat het antwoord op de vraag naar een eldersgelegen woon- of geboortedistrict (c.g. -onderafdeeling) nog al eens aan duidelijkheid te wen schen zou overlaten. Eén der grootste moeilijkheden waarmee de Volkstelling te kampen had was de groote frequentie van wijzigingen in de grenzen en zelfs in de namen van bestuursressorten. De getelden gaven dus, vooral wanneer zij al langen t;jd geleden hun geboorte district (-onderafdeeling) verlaten hadden, nog vaak de oude namen van de vroegere ressorten op. Daarom werd aan iederen teller een handleiding verstrekt waarin de oude en nieuwe namen naast elkaar werden geplaatst, zoodat onjuiste antwoorden tot juiste herleid konden worden. Het begrip woondistrict (c.g. -onderafdeeling) moest in enkele gevallen nog nader gedefinieerd worden. Zoo werd als woonplaats van kostkinderen, leerlingen, pupillen, die als regel in internaten, pesantrèn's, op voedingsgestichten, kosthuizen e.d. overnachten, genoteerd het district (of onderafdeeling) waar de betrokken instelling of het kosthuis werd aangetroffen, óók in het geval' deze personen tijdens de telling, bijvoorbeeld met vacantie, thuis vertoefden. Gestraften, die een vrijheids straf van één jaar of langer ondergingen, werden gere- kend in de gevangenis te wonen; van anderen werde hun eigenlijke woonplaatsen genoteerd. Zij, die opgenomen waren in krankzinnigengestichten of leprakolonies werde gerekend te wonen in het district waarin de betrok** inrichting gevestigd was. Daarentegen werden zij die ] ziekenhuizen of hospitalen verpleegd werden beschouw als te wonen in het district waar hun woondesa geleg' t>n was. Overigens gold als definitie van wonen: een gevestig verblijf hebben. Zij, dus, die tijdelijk in een stad of °P een suikerfabriek verbleven, om na eenigen tijd (som maanden) weer terug te keercn naar hun desa waar z!l hun gezin achterlieten, hadden natuurlijk in die deS hun eigenlijke woonplaats. Stond men voor moeiliü* gevallen, voornamelijk in groote steden, dan gold al criterium van ..een gevestigd verblijf" een minimum ter' mijn van ongeveer een half jaar, die men op de telpl aa had doorgebracht of voornemens was door te brengen- Indien geen woondistrict ingevuld was, dan werd he teldistrict als woondistrict beschouwd. Een niet opgeg e ' ven of ingevulde naam van het geboortedistrict moes natuurlijk als onbekend beschouwd worden. "'' iemand zich den naam van het geboortedistrict niet w ee te herinneren, dan werd getracht of men den naam va het dorp en het regentschap (residentie) te weten ko komen. De getelde, die buiten Java en Madoera woona of geboren was, moest naast de woon- of geboort onderafdeeling ook de residentie opgeven. Stond de teü voor moeilijke gevallen, dan diende hij altijd de hulp va Inlandsche bestuursambtenaren in te roepen. In de tabellen 12 en 13 zijn absolute en relatieve ei]" verzameld van hen: le. die in hetzelfde district woonden waar zij geboren z!l n ' Me. wier geboorte- en woonplaats niet in hetzelf district, maar wel in hetzelfde regentschap liggen: 3e. wier geboorte- en woonplaats niet in hetzelfde ' , < 1 -' e" schap maar wel in hetzelfde gewest liggen; 4e. wier geboorte- en woonplaats niet in hetzelfde ? rftl ' maar wel op Java en Madoera liggen; se. die in de Buitengewesten geboren zijn; Ge. die buiten Nederlandsch-Indië geboren zijn. Deze gegevens, die de bedoeling hebben om de g r0 ° , van den kring aan te geven, waarbinnen trekkers emigranten zich bewegen, betreffen de op 7 October 1 feitelijk-aanwozige inheemsche bevolking, dus alle landers, die op dien datum ergens in de provincie <- Java zi,jn aangetroffen. Onder hen zijn er — het werd jnist al opgemerkt — die elders wonen, ook die bui Java (dus in de Buiten gewesten) hun woonplaats heb Voor hen zijn de opschriften van de genoemde tabe onjuist; vandaar de aan die tabellen toegevoegde n° Het werd overbodig geacht voor dit kleine groep* menschen nog een afzonderlijke tabel te maken. ■>) Zie tabellen 10, 11, 12 en 13. 24 25 S 2. Betrouwbaarheid der cijfers. n de vorige paragraaf is al medegedeeld, dat met de antwoording der vraag naar een eldersgelegen geboorte w oondistrict (-onderafdeeling) moeilijkheden werden ervonden; vooral in de groote steden hadden tellers getelden veel moeite geboortedistrictsnamen te weten tornen. Wisten de getelden nog de desa en het seiitsehup waar zij geboren waren of woonden, dan den het Inlandsch bestuur en Volkstellingskantoor k nog het district uit de opgegeven namen herleiden. eS °°k dit laatste niet mogelijk, dan had men toch in ® n gevalle de wetenschap, dat de persoon elders °ren was of elders woonde, zoodat in allen gevalle het gratieverband en de afstand tusschen geboorte- en °nplaats, het in de tabellen 10 en 11 opgenomen ge geven, bekend waren. n het beschouwen van de districtscijfers is het opge °n. clat een bijzonder groot aantal personen als °ortedistrict hebben opgegeven het district, dat tevens naam van het regentschap draagt (bijv. Soemenep, Or ogo, enz.). Het is zoo goed als zeker, dat door ''''"idenen abusievelijk het geboorteregentschap in ' <ls V| ni het geboortedistrict is opgegeven; zoo, bij , be eld, zal iemand beweerd hebben in Soemenep ge n to zijn. terwijl hij eigenlijk had moeten zeggen: het „ ' "'t Baratdaja van het regentschap Soemenep; deze , , ls waarschijnlijk alleen gemaakt door getelden, die e n hun regentschap woonden. de Volkstelling werd van verschillende zij net bericht ontvangen, dat tal van personen — hetzij eve] V;ln ] mn dorpshoofden, hetzij uit eigen wil — V' "tin dorpen terugkeerden om daar geteld te worden. ' l alle waarschijnlijkheid zou een groot percentage ... r beden, indien zij niet weggeloopen waren, tot de ' 'Ulk-aamvezigen behoord hebben. °sumoerende. kan dus geconcludeerd worden, dat over , . geheel de gegevens over de verplaatsing der bevol > dank zij de correctie van het Inlandsch bestuur, •v> . Vc 'oral die van de betrekkelijke afdeeling van het s ' e llingskantoor, vrij betrouwbaar zijn, zoodat nu net eerst een betrekkelijk zuiver beeld van den trek bevolking is verkregen. §3. Immigratie. kan de Volkstelling niet dan vage aanwijzingen verstrek ken, die uit de cijfers van den bevolkingsaanwas vallen af te leiden. a t de cijfers van de immigratie zeggen. Wie in het a , dls triet is geboren en gedurende de telling in een So re Woon rï c i s dus op de eene of andere wijze voor in, • naar let l aa tste district verhuisd, is derhalve daar: grant. Hoe hij daar gekomen is, direct of indirect a a districten) is niet te zeggen, omdat immers ~ e getelden niet gevraagd is welke hun vroegere districten waren. Of hij buiten het door hem opge di .. Woon district ook nog een andere woonplaats heeft, e 1J geregeld weer bezoekt, is niet uit de cijfers te 0 eren , omdat de getelde maar één woonplaats had h. e / F eVen - Of hij alleen of met zijn gezin zich verplaatst is uit enkele aanwijzingen (grootte van het mannen <> e ' ,<ln °t. leeftijdsoroepeering in immigratiestreken) voor , groote groep van landverhuizers soms wel te vinden, l °e\vel Hj ~~ °m tijd, ruimte en geld te sparen — de im- S 0 \ .' me * uitzondering van die van de gemeente ai* aia n iet naar leeftijdsgroepen en burgerlijken staat gesorteerd. Ook omtrent het tijdstip van verhuizing Het spreekt van zelf, dat verplaatsingen binnen het district niet uit de cijfers te lezen zijn. Ook dus niet de verplaatsing van het platteland van een district naar de gemeente of kota van hetzelfde district. Ten slotte heeft men te bedenken, dat een verhuizing over enkele honderden meters, bijvoorbeeld van den eencn kant der districtsgrens naar de andere zijde als immigra tie (of emigratie *)) wordt opgevat. Immigratie in Oost-Java van buiten de provincie. Naast de 1 743 459 personen (879 886 mannen en 863 573 vrouwen) of 11,8% van het totale zielental aan Inlanders der provincie, die binnen Oost-Java verhuisden, bedroeg het aantal immigranten, dat buiten Oost-Java geboren was 248 853 (139 955 m. en 108 898 vr.) of 1,7% van het totale bovenbedoelde zielental van Oost-Java, waarvan uit: Voor Java en Madoera bedraagt het aantal op deze eilanden buiten hun woondistrict. geborenen 4 449 497 (2 235 570 m. en 2 213 927 vr.) of 10,9% van de totale bevolking, terwijl het aantal in de Buitengewesten geboren immigranten bedraagt 61862 (39 629 m. en 22 233 vr.) of 0,2% van de totale bevolking. De meeste immigranten komen dus uit Midden-Java; ruim 38% daarvan verliet de Kedoesche regentschappen Koetoardjo, Magelang, Keboemen en Poerwo redjo, bekende emi gratiestreken. Uit het oud-Bagelensche Ka ranganjar trokken er slechts ruim 1700 (1 026 m. en 682 vr.) weg. De overige in nevenstaand tabelletje vermelde regentschap pen liggen in de nabij heid van Oost-Java, zoodat de daargebore- nen zich over korteren afstand verplaatsen. Ruim 65% van de immigranten uit Midden-Java woonde in de regentschappen Djember, Banjoewa ngi, Malang, Kediri, Blitar en de gemeen te Soerabaia. Van beteekenis is vooral de trek naar Djember en Banjoewangi. Ook uit de Vorstenlanden trokken er velen, meer dan 100 000 naar de oostelijke provincie, meer uit het gouver nement Jogjakarta dan uit Soerakarta. Opmerkelijk is !) Zie over het begrip emigratie de volgende paragraaf. 26 het groote aantal in Koelonprogo geborenen, ruim li 000. en 2 097 vr.) en Malang (1745 m. en 1 661 vr.). Uit de volgende tabel: blijkt, dat bijna 90% van de Jogjasche maar slechts 58% van de Soerakartasche immigranten zich in de regent schappen Malang, Banjoewangi, Blitar, Kediri. Djember en in de gemeente Soerabaia heeft gevestigd. Opmerke lijk is het groote aantal Jogjasche immigranten in Malang. Banjoewangi en Blitar. Van Soerakarta emigreerden velen (4 242 m. en 3 647 vr.) naar het aangrenzende regentschap Ngawi. De meeste immigranten uit West-Java waren geboren in de regentschappen Bandoeng (1057 m. en 913 vr.), Bata via (909 m. en 943 vr.) en Tasikmaiaja (760 m. en 377 vr.). Van de 9 872 personen, die uit West-Java afkomstig zijn woonden er 1 620 (1 104 m. en 516 vr.) in het regentschap Djember, 1 540 (824 m. en 716 vr.) in Malang en 2 360 (1 166 m. en 1194 vr.) in de gemeente Soerabaia. Grooter is het aantal immigranten van den overwal, bijna 17 000; de helft daarvan komt uit de gewesten Manado (1848 m. en 904 vr.), Molukken (1.448 m. en 838 vr.) en Celebes en onderhoorigheden (2 251 m. en 1386 vr.). .Men vindt deze overwalsche immigranten voor een belangrijk deel in de gemeenten Soerabaia (2 681 m. en 1489 vr.) en Malang (2 032 m. en 1365 vr.) en op de eilanden van het regentschap Soemenep (1534 m. en 1 041 vr.). Bijna de helft daarvan (4 174 m. en 3 932 vr.) verhuisde naar het re gentschap Malang en ruim 1/5 deel (2 087 m. en 1 715 vr.) naar het regentschap Blitar. Frappant is ook het groote aantal Wono girié'rs, vooral, weder om, in Blitar (2 204 m. Immigratiestreken. Waar het aantal eldersgeborenen of immigranten (zie kolom 6 van tabellen 10 en 11, speciaal 11) groot is — aanmerkelijk grooter dan het aantal weggetrokkenen — hebben wij met een inimigratiestreek te maken. De regentschapscijfers van de tabellen kunnen niet anders dan globale gegevens verstrekken, kunnen ons alleen zeggen, dal wij de immigratiestreken moeten zoeken in de regentschap pen Blitar, Kediri, Soerabaia (speciaal de gemeente), Malang, Loemadjang, Djember, Banjoewangi. Minder groot is het relatieve immigrantental in Pana roekan, Djombang, Ngandjoek, Madioen, Ngawi. Zeer hoog is het percentage immigranten vooral in Banjoewangi waar bijna de helft van de bevolking buiten hun woon district geboren is. Er is geen enkel regentschap op Java en Madoera, dat z°°' veel immigranten telt- Trouwens ook de re ' gontschapscijfers v;l11 Djember, Soerabaia- Loemadjang, Blitar efl Malang zijn met dl van Tjilatjap in M' (i ' den-Java hooger da' 1 de bekende immigratieregentschappen Krawang (19,45)' Tjiandjoer (16,5%), Bandoeng (16,9%), Tasikmaiaja (11,9%) en lndramajoe (15,7%) in West-Java. Immigratie buiten de steden. De districtscyfers kun» eIJ aanmerkelijk hooger zijn. In teksttabel No. 3 op blz- '' zijn de cijfers van de belangrijkste immigratiedistricte 11 opgenomen '). Daaruit blijkt, dat in het Banjoewangis' ,he district Genteng en in de Djembersche districten Poeg el en Woeloehan meer dan de helft van de bevolking >'"" elders afkomstig is. Zoon groot immigrantental heeft op Java en Madoera alleen het Tjilatjapsche district Sid*' redja (53,6%). Buitengewoon hoog is het cijfer van e Banjoewangische Genteng, niet minder dan 68,6%, vei'i' e ' weg het hoogste districtscijfer van Java en Madoer*- Woeloehan heeft een percentage van 56,5 en Poeger ccl van 54,9. Hoe belangrijk de immigratie ook in andere districten van Djember is kan blijken uit de cijfers van Tangg° e (48,1%), Majang (41,3%) en Rambipoedji (30,5%). pc cijfers van Djember buiten de kota (16,3%), van Banjo* wangi buiten de kota (19,3%), van het Rogodjampi (17,6%), van het district Panaroekan en van het Boudowososche Pradjekan (12,6%) vallen hi er ' bij in het niet. Wij onderscheiden naar den aard der immigratie vlt> belangrijke gebieden: le. de Djembersche districten T" n ' goel, Poeger, Woeloehan en Rambipoedji met de !>an.l (H wangische districten Genteng en Rogodjampi (zie tek s tabel No. 4 op blz. 35) waar vele immigranten uit M* den-Java, de Vorstenlanden, Madoera en uit overig G° s Java zijn aangetroffen; 2e. de Djembersche district Majang en Djember buiten de kota, en verder de dist'' 1L ten Banjoewangi buiten de kota en Panaroekan (zie tek s tabel No. 5 op blz. 36) met weinig immigranten uit w* den-Java en de Vorstenlanden, maar veel eldersgeboren 6 uit Madoera en Besoeki; 3e. het immigratiegebied va Loemadjang (districten Tempeh buiten de kota, LoC" i ei* djang buiten de kota, Kandangan en Ranoelemongan) . Zuid-Malang d.w.z. de districten Pagak en Toert» \. teksttabel No. 6 op blz. 36) met een groot immigrante tal uit Madoera en uit de residenties Madioen. X c , Soerabaia en Malang en (speciaal in Zuid-Malang) * immigranten uit Midden-Java en de Vorstenlanden: a vn een Blitarsch-Kediriseh immigratiegebied bestaanI*1 '*' één Kedirisch district Pare buiten de kota en drie 1'" ' e" sche districten Gandoesari, Wlingi buiten d< kota Lodojo (zie teksttabel No. 7 op blz. 37). Immigratiegebied van Zuid-Djember en Zuid-B&nJ ■Ir €? wangi. Het eerstgenoemde gebied draagt als kenmer* beteekenende immigratie over grooten afstand. *) In de laatste kolom van de tabel is het relatieve inning' ll (ftl overschot opgenomen d.w.z. het aantal immigranten min h et gja emigranten, dat binnen Oost-Java verhuisde. Zie voor de reden « alleen dit beperkte emigrantental is berekend $ 4. 27 . is in de eerste plaats het groote aantal West-Java geborenen (in totaal 708) in het Djember -1 Tanggoel; ruim 400 komen er uit het regentschap "«ikmalaja. ten Woeloehan. Rambipoedji en Poeger. an Midden-Java is het vooral de residentie Kedoe ar vele immigranten geboren zijn. vooral in Woeloehan v ° 9lB zielen), Poeger (3 763) en Rambipoedji (1771); , Uit het district Premboen, in Rambipoedji veel uit district Alihan) ; in Woeloehan veel uit Koetoardjo °ral districten Pitoeroeh en Komiri) ; in Genteng veel ' «eboemen (vooral districten Alihan en Keboemen), toardjo (vooral districten Kemiii en Koetoardjo), ~ eï " Woi 'edjo (vooral districten Tjangkrep en Loano), § e lang (vooral districten Magelang. Salaman, Salam tt de overige residenties van Midden-Java trokken er minder naar dit immigratiegebied (zie teksttabel No. 4 °P blz. 35). <Ni de Yorstcnlandsche immigranten komen er meer uit gouvernement Jogjakarta dan uit Soerakarta. Uit e nstaand marginaal tabelletje blijkt, dat er vooral in leil g en Poeger zich veel Jogjaneezen hebben gevestigd: "oeger veel menschen uit het regentschap Koelon 8° (520 m. en 393 vr.) in Genteng veel uit de regent- Jogjakarta (3 020 m. en 2 688 vr.) en Koelon 8° (1456 m. en 1107 vr.). In Woeloehan komt het Rendeel uit Koelonprogo. an r] e i mm ig r anten uit Oost-Java geeft het volgende ' e tje de residentie-cijfers: Van de beteekenis der immigratie uit Midden-Java en de Vorstenlanden krijgt men uit nevenstaand tabelletje een duide lijk beeld. Daaruit blijkt, dat de immi gratie uit Midden- Java vooral van be lang' is voor de dis- (Jent eng heeft een lager relatief, maar een hoog absoluut cij fer (6659). In Tang goel zitten veel men sehen uit het re gentschap Poerwore djo !) (vooral district Loano); in Poeger en Rambipoedji veel uit Keboemen (in Poeger De immigratie uit Bodjonegoro is van beteekenis voor Woeloehan (6 809 immigranten) en Rambipoedji (3 016;, de meesten (ook in de andere Djembersche districten) komen uit het regentschap Bodjonegoro, vooral het district Pelem, maar ook uit Bahoereno en Bodjonegoro. In Genteng en Rogodjampi zijn er naar verhouding ook veel in het regentschap Toeban geboren, in Genteng wel 1 332 waarvan de meesten uit de districten Rengel en Toeban. De immigratie uit Madioen is vooral van beteekenis voor Woeloehan (7 780 Immigranten), Genteng (10 992) en Poeger (3 776). Opmerkelijk is de trek van de Pono rogoërs naar deze streken. Het zyn vooral de districten Ardjawinangoen, Djebeng en Ponorogo waar deze ver huizers vandaan komen. In Woeloehan zijn er niet minder dan 1 718 mannen en 1 487 vrouwen uit Ardjawinangoen afkomstig. In Genteng zijn er ook velen uit Soemoroto (1138 m. en 876 vr.). Van het regentschap Madioen zyn de districten Oeteran en Madioen de geboorteplaats van vele immigranten. Groot is het aantal immigranten uit Kediri 3 ) in Poeger (25 469 zielen), Woeloehan (14 893 zielen) en Genteng (58 430 zielen). De nieesten komen van de regentschappen Blitar en Kediri en de districten Blitar, Srengat. Wlingi. Waroedjajeng, Ngandjoek, Papar, Pare, Kediri. Toeloeng agoeng en Ngoenoet. Gering is het aantal immigranten uit Soerabaia ; zij komen voor een groot deel uit Djombang en Sidoardjo. Vit de groote residentie Malang trokken velen naar Tanggoel (23 891 zielen). Poeger (20 848 zielen). Woe loehan (12 819) en Rambipoedji (5 042), reZafóe/-minder naar Genteng (17 104) en Rogodjampi (1 649). De meesten komen uit aangrenzende regentschappen, velen uit Probo linggo (districten Probolinggo, Tongas). De immigratie uit de residentie Besoeki waar dit immi gratiegebied ligt. is van beteekenis voor Rambipoedji (13 816 zielen). Rogodjampi (4045), Genteng (28 370) en Woeloehan (11151). De meesten komen natuurlijk uit aangrenzende ressorten. Belangrijk is de immigratie uit de residentie Madoera. Uit de bovenstaande cijfers blijkt, dat deze immigratie vooral van beteekenis is voor de districten met de meeste ondernemingen, namelijk allen behalve Poeger en Woeloe han: in Tanggoel zijn er 21007, in Rambipoedji 12 182, in Centeng 27 030 en in Rogodjampi'6 582 geteld. Verder blykt uit teksttabel No. 4 blz. 35. dat van deze .Madoe reesche immigranten maar weinig uit Bangkalan komen. In Tanggoel en Poeger telt men de meeste immigranten uit de regentschappen Pamekasan en Sampang; in Woeloehan uit Sampang. Pamekasan en Soemenep; in Rambipoedji en Genteng uit Pamekasan en Soemenep; en in Rogodjampi uit Soemenep. Als geboortedistrict is meestal opgegeven het district, dat tevens den regent schapsnaam draagt (zie boven blz. 25). maar van enkele andere dist riet en zijn er ook velen naar deze streken gemigreerd, zoo bijv. van de Sampangsche districten Ketapang en Kedoengdoeng; van de Pamekasansche districten Pegantenan en Waroe-, van de Soemenepsche districten Baratlaoet, Baratdaja, Manding en Timoerda.ja. Immigratie in districten Djember, Majang, Banjoewangi en Panaroekan. De immigratie in de Djembersche distric- 2) Van deze residentie en van de residenties Soerabaia, Malang, Besoeki en Madoera zijn ook alle regentschapscijfers in teksttabel No. 4 op blz. 35 vermeld. *W voor regentschapscijfers teksttabel Na 4 op blz. 35. 28 ten Djember buiten de kota en Majang en de districten Banjoewangi buiten de kota en Panaroekan is voorna melijk Madoereesch. Voor de Djembersche districten zyn de belangrijkste bronnen van die migratie de regent schappen Pamekasan en Soemenep, voor Banjoewangi en Panaroekan alleen Soemenep (zie teksttabel No. 5 op blz. 36). In Djember vindt men er velen uit de dis tricten Waroe en Pamekasan (Pamekasan), Soemenep. Baratdaja, Baratlaoet en Timoerlaoet (Soemenep), in Majang uit de districten Pagantenan, Pamekasan en Waroe (Pamekasan) en dezelfde genoemde Soemenepsche distric ten ; in Panaroekan uit de Soemenepsche districten Timoer laoet, Soemenep en Timoerdaja; in Banjoewangi uit de Soemenepsche districten Soemenep, Manding en Timoer daja. Immigratie in Loemadjang en Zuid-Malang. De Zuid- Malangsche districten, die vele ondernemingen binnen hun territoir tellen, hebben — in tegenstelling met de Loema djangsche districten — een vry belangrijke immigratie uit Midden-Java en de Vorstenlanden (zie onderstaand tabelletje). Het valt op, dat er wederom meer Jogjasche dan Soerakartasche immigranten zijn. In Pagak komen de meeste dezer immi granten uit de regent schappen Poerworedjo (districten Tjangkrep en Loano), Koelon- progo (niet minder dan 2 778 m. en 2 747 vr.) en Wono giri (ruim 2 600 lieden). In Toeren blijken er velen ge boren te zyn in de residenties Kedoe (de meesten uit het regentschap Magelang) en Japara-Rembang (vooral uit het regentschap Koedoes) en verder de Vorstenlandsche regentschappen Koelonprogo (ruim 1 300 personen) en Soerakarta. Ook uit het westelijke deel van de provincie Oost-Java is de migratie naar de Malangsche districten grooter dan naar Loemadjang. Op de 100 immigranten van ieder der volgende districten waren er uit de westelijke resi denties (Bodjonegoro, Madioen. Kediri en Soerabaia) in Tempeh buiten de kota 18,5. in Loemadjang buiten de kota 12,3, in Kandangan 9,4, in Ranoelemongan 19,3, in Pagak 28,3 en in Toeren 23,9 (zie voor de absolute resi dentiecijfers en eenige regentschapscijfers teksttabel No. 6 op blz. 36). Dat er velen uit de residentie Kediri (speciaal Blitar en Toeloengagoeng) naar het naburige Zuid-Malang verhuisden is niet zoo opmerkelijk als het feit, dat er uit Ponorogo (voornamelijk uit de districten Soemoroto en Ponorogo) ruim 1500 menschen in Loe madjang en ruim 8 300 menschen in Zuid-Malang, en uit Blitar (voornamelijk uit de districten Blitar en Wlingi) ruim 3 400 in Zuid-Locmadjang en uit Sidoardjo ruim 1 100 in Ranoelemongan wonen (zie verder genoemde teksttabel). Verwonderlijk is het ook niet, dat de cijfers van de immigranten uit de residentie Malang zoo hoog zijn. Ver meldenswaardig is alleen het betrekkelijk groote immi grantental uit Probolinggo (voornamelijk uit de districten Probolinggo en Tongas) in Tempeh en Loemadjang en uit Pasoeroean (voornamelijk uit de districten Pasoeroean en Grati) in Tempeh, Loemadjang, Ranoelemongan en Toeren. De immigratie uit de residentie Madoera naar deze onde r ' nemingsstreken mag zeker niet onvermeld blijven. Zij x voor alle districten behalve Loemadjang van beteekenis- Naar Loemadjang trokken veel Sampangers (voornamelijk uit het district Sampang), doch in het Madoereeseh e Ranoelemongan z 'J n ook nog ruim 3OU menschen uit Pa« ie ' kasan (voornamclU uit het district V*? dien naam) geteld. Zuid-Malang en o° k in andere streken V*» het. regentschap M** lang woont een groot aantal Madoereezen uit Bangkal* 1 (voornamelijk uit de districten Bangkalan, Blega en Sepoeloe), maar in Toeren toch ook zeer veel Sampang 6 ' (voornamelijk uit de districten Sampang en Ketapang'' Het Kedirische immigratiegebied. De trek over groote 11 afstand naar het Kedirische immigratiegebied bepaa zich tot Kedoe en de Vorstenlanden, maar is niet >"&■ groote numerieke beteekenis. De meesten komen van fl Kedoesche regentschappen Koetoardjo, Poerworedjo e Magelang en van de Vorstenlandsche regentschapP 0 Jogjakarta, Koelonprogo, Wonogiri en Soerakarta, ma 9 hoog zijn de cijfers niet, behalve bet immigrantental ul Koelonprogo (966 m. en 796 vr.) en uit Wonogiri (1 092 0 1 en 1134 vr.) in Wlingi, en dat uit Koelonprogo (736 D** en 663 vr.) en uit Wonogiri (862 m. en 767 vr.) in Lodojo- Minder groot is de afstand, die de vele Ponorogoér» (ruim 20 000) naar dit gebied afgelegd hebben (zie cyfers in teksttabel No. 7 op blz. 37); opmerkelijk * dat onder die migranten in den regel meer vrouwe dan mannen zijn; straks komen wij daarop terug- ™ Patjitan trokken velen naar Wlingi (ruim 700) en Lodal° (ruim 1300), voornamelijk uit het district Poenoeng. Het gros der immigranten komt natuurlijk uit residentie Kediri (zie de regentschapscijfers in de ? ( noemde teksttabel) en uit aangrenzende regentschapP 01 in de residentie Malang en Soerabaia (ruim 6 000 & Djombang en ruim 1100 uit Modjokerto in Pare: bil' 1 ' 1 500 uit Malang in Wlingi). Overige immigratiestreken. De tekstruimte laat llie toe ook van andere immigratiedistricten met een percel tage van 10 a 20% eldersgeborenen. zooals Padang 8 * (11%) in Bodjonegoro, Ngawi buiten de kota (15,27" in Ngawi, Kanigoro (18,3%) in Madioen, Warocdjaje* l " (11%) en Kertosono buiten de kota (16,1%) in Ng B *' djoek, Blitar buiten de kota (14,8%), (16,5%) en Papar (12,6%) in Kediri, Ngoro (17,6%\' n Djombang, Djaboeng (12,5%) in Modjokerto, Poed.! 1 " 1 (11,3%), Kepandjen (11,7%) en Boeloelawang (12.27») in Malang, Poerworedjo (16,8%) in Bangil en Pradjek* 0 (12,6%) in Bondowoso, nog bijzonderheden te vernielde • Aan de migratie naar deze streken wordt grootende 1 door menschen van naburige districten deelgenomen de Malangsche districten Boeloelawang en KepandJ telt men vele immigranten uit Jogjakarta (ruim SOO Boeloelawang en ongeveer 1 000 in Kepandjen) en Batte kalan (bijna 1 800 in Boeloelawang en ruim 700 in Kepa djen); ook in de Kedirische districten vindt men ve menschen uit Ponorogo, maar ook uit Jogjakarta. et iN,T gawi sc i ie district Gendingan telt onder zyn zielen- A°% eldersgeborenen, voornamelijk uit het aangren sde Soerakartasche regentschap Sragen (2 086) en uit 0 a Mangkoenegaran (941) eveneens in Soerakarta. ver r tot de regentschappen Magetan (ruim 1 700), Madioen "" llu 1300) en uit Ponorogo (bijna 1000). e trek naar de steden. De trek naar de stadsgemeenten Pil 1 «ota's is over het algemeen groot, ook naar kleinere a s uitgezonderd Lamongan (met 10,3% immigran ')> eu Magetan (8,2%), Soemenep (13,1%) en Sampang U 2,2%). Ir * teksttabel No. 8 op blz. 37 zijn de overige kota's fle stadsgemeenten opgenomen. Hoog is het percentage immigranten in de gemeente Soerabaia; meer dan de helft van de bevolking is er el ders geboren. Het percentage is even boog als dat van Bata via, maar lager dan ' v an Bandoeng. De kleine kota Djember (56,6%) r een nog grooter relatief aantal immigranten dan r *baia; hoog zijn ook de cijfers van Malang (48,1%). ra ksaan (48,1%) en Wlingi (45,5%). « onderstaande tabel is het relatieve aantal immigran van (j e gemeenten en enkele kota's opgenomen, ge tst naar hen, die in het regentschap, die buiten het .. ltschap m; ' a r in Oost-Java en die buiten de provincie Efln geboren: <*p 100 immigranten l) kwamen uit: van de overwalsche immigranten (grootendeels Minahas sers en Amboneezen) in deze beide gemeenten werden reeds boven blz. 26 vermeld; de cijfers van de immigran ten uit Midden-Java, de Vorstenlanden en West-Java in Soerabaia vindt men op blzz. 25, 26. In Malang telde men aan immigranten uit West-Java 1 090 personen (543 m. en 547 vr.) uit Midden-Java 2 992 personen (1 659 m. en 1333 vr.), uit Jogjakarta slechts ruim 500 menschen en uit Soerakarta ruim 800 immigranten. De gemeente Soerabaia telt 1918 in de residentie Kedoe geborenen (1061 m. en 857 vr.), Malang 1056 (572 in. en 4«4 vr.). Velen (1 307 m. en 931 vr.) trekken ook uit de residentie Japara-Rembang naar de gemeente Soerabaia. De trek van het platteland naar de gemeente Soerabaia. Van groote beteekenis is de trek van de „binnenlanden" van de provincie naar de stad. Zeer belangrijk is in dit opzicht de migratie naar de stad Soerabaia. Uit het nevenstaande tabelletje blijkt, dat in de resi denties Soerabaia (13 477 m. en 18 772 vr.), Madoera Het , <- grootste gedeelte van deze-trekkers-naar-de-stad Koiixj... j Viui buiten het regentschap, maar nog van binnen In Kediri, Malang, Wlingi, Kertosono, Pare, bang, Toeloengagoeng, Ponorogo, Ngawi en Toeban e t relatieve aantal in het regentschap geborenen het tl0 °gst. e t Percentage immigranten, dat van buiten de provin -6 01ut is het hoogst in Malang, Ngawi, Bondowoso, loen, Blitar, Kertosono, Toeban, Pare, Djombang, Po °B°, Soerabaia en Toeloengagoeng. De absolute'cijfers n e chter het hoogst in Malang en Soerabaia. De cijfers (16 078 m. en 14 637 vr.) en Bodjonegoro (15 001 m. en 14 085 vr.) verreweg de meeste immigranten van Soerabaia zyn ge boren. Veel minder (in relatieven zin) is het aantal immigran- ten uit Kediri (5 235 m. en 5108 vr.), Malang (4 241 m. en 4 525 vr.) en Madioen (4124 m. en 3145 vr.). Uit Besoeki komen er niet meer dan 867. ln de marginale tabel vindt men de regentschappen waai de meeste immigran ten vandaan komen. Bangkalan staat ver re bovenaan; van Sampang komen er veel minder, doch nog weer veel geringer is het aantal in de andere Madoerasche regentschappen Pame kasan (bijna 600) en Soemenep (ruim 500) geborenen. Nog dient vermeld, dat uit ieder der regentschappen Toeloengagoeng, Blitar, Ponorogo en Pasoeroean tusschen de 1 000 en 1 500 menschen naar Soerabaia verhuisden. Van de districtscijfers, die in den regel, vermoedelijk om de boven blz. 25 vermelde redenen, het hoogst zijn in de districten met den regentschapsnaam, vernielden wij alleen die van Babad (1212 m. en 1 123 vr.), Sidajoe (1949 m. en 1847 vr.), Krian (1523 m. en 2 409 vr.), Taman (809 m. en 1 394 vr.), Porong (704 m. en 940 vr.), Poerworedjo (679 m. en 592 vr.), Kwanjar (2 350 m. en 2 313 vr.) en Blega (1059 m. en 941 vr.). De migratie naar de kleinere gemeenten. Omtrent den trek van het platteland naar de kleinere gemeenten die nen wij slechts enkele cijfers te vermelden. Het meerendeel van de immigranten dezer kleinere steden is binnen de residentie waarin de stad ligt ge- bj | aclusi <?f degenen met onbekende geboorteplaats en personen et buitenland geboren. 29 3 lelental regentschappen, districten en onderdistricten. s m ÖOSt-Java maar één regent schap, dat meer dan niilhoen zielen telt, namelijk Molftüg, Djember telt er | o,,|f '. Dan volgen Kediri niet 690822 en Soemenep met ■'• jl '. vu daarop de regentschappen Blitar, Soerabaia. °djonegoiro, Toeban. Lamongan. Djombang en Bangka * n niet cijfers tusschen 500 000 en 600 000. Trenggalek. "''"gg'i en Kraksaan hebben het geringste zielental, ttisschen 200 000 en 300 000. f, ''t gemiddeld zielental per district (ruim 101000) is grooter dan in Midden-Java (_ 89 000); ook het gemid el de zielental per ónderdistrict (ruim 27 000) is grooter. l elental van particuliere landerijen. Alleen van drie landen (Dradjat, .Manoekan en Keda'woeng) s het mogelijk het zielental te bepalen, niet dus van Vele in de gemeente Soerabaia gelegen landjes. -elental van stadsgemeenten en kota's. Van de stadsge . ei 'ten heef, natuurlijk Soerabaia verreweg het grootste e e Wa], meer dan dat van Semarang (217 79G), Soerakarta (165 484), Jogjakarta (136649), Bandoeng liiii 815 ). maai- min der dan BataVia (435 184). De overige Oost-Javasche slads üemeenten Malang. Kediri, Madioen, Pro bolinggo. Pasoeroean. Blitar en Modjokerto tellen heel wat minder zielen. Heel klein is liet eielental van Mo djokerto. Van de 28 kota's hebhen er slechts 9 (Toeloeng agoeng. Orisee. Ba njoewaneri, Toeban, ~, ' "Onorogo, Djombang. Bangil, Djember) meer dan ""J"" 1 zielen. Ter toelichting van de tabellen 2. 4 en 6 zij - Medegedeeld, dat de kota Xgoenoet in het regentschap °engagoeng, Wlingi in Blitar, Kertosono in Ngan *.lOol- -r, in t> We '" ( n- Tempeh in Loemadjang. Sitoebondo p anaroekan ligt. til ,* a * van nitheemsche bevolkingsgroepen. Het aan jj- ■"'"■" pennen m Oost-lava is grootcr dan dat van e,1 "> 'naar »eringer dan dat van West-Java. Van de 63 299 zielen v,-m deze bevolkings groep wonen er 25 900 of M).\) r / f in de gemeen te Soerabaia, 62.1% in alle genieenten en 9,2% in alle kola's wan Oost-Java. Op dh« ttelan <3 (kleine plaatsjes en ondernemingen) woont : lui >» 28%. j,, e Bt adsgemeent«Q maken zij gemiddeld 6.11%, in hh(.] U ' S s|o, ' hfs 1,27% van de totale bevolking uit (zie mee '°' *)• Opvallend zijn de hooge cijfers van de ge- k omt 6n Mal ang en Soerabaia. Het cijfer van Soerabaia ' on geveer overeen met dat van Batavia. De „berg- steden" E_ndqéhg eu Malang hebben rela tief het grootste aan tal Europeanen. Van de kota's heeft Djem ber het hoogste perren ta ge (8,28)-. Op het platteland (buiten de stadsdistricten d.w.z. disl rieten met een ge meente of kota in hun ressort) zijn cijfers tusschen 2en •"> l ' 1 > pro mille het hoogst l ) : men vindt die in streken met suiker fabrieken of andere ondernemingen. In de regent schappen Blitar, Kediri. Djombang. Sidoardjo. Bangil. Loemadjang, Djember en Banjoewangi is hei aan tal Huropeanen op het platteland grooter dan in de kotaj 's of gemeente(n). De ('ltiiictzai zijn iv Oost-Java relatief in nog geringer aantal aanwezig dan in Midden-Java, het absolute aantal. echter, is groot er. Zij zijn in wal mindere mate dan in Midden- Ja va geconcentreerd in gemeenten en ko-' tas; 61,5%, van hen is op die plaatsen ge teld, legen 65.6% in Midden-Java. Bijna een kwart deel (24,5%) van alle Chineezen van Oost-Java woont in de gemeente Soerabaia. Do enkele dezer gemeenten en kota's maken zij dan ook een belangrijk percentage van de totale bevolking uit, vooral in het stadje Toeban. In de gemeente Soerabaia is het ('hineczental naar verhouding ge ringer dan in Batavia en Semarang. Buiten de gemeente- en kota districten vindt men relatief de meeste Chineezen in het Zuid- Djemberselie district Woeloehan (1.57%), de Banjoewangische districten Genteng; (1,85%) en Rogodjampi (1,24%) en eveneens in den Oosthoek — het district Panaroekan (1,03%). Hel ge ringst is hun relatieve aantal in eenige districten van de regentschappen Lamongan en Ngawi, in het zuiden van Madioen en Kediri. in de districten Gading en Paiton van Kraksaan en verder in Madoera. Het absolute aantal andere Vreemde Oos li rliniji ii is in Oost- Java het grootst; het relatieve aantal is ech ter even groot als in West-Java, van de 22 22."> zielen van deze groep zijn er 16 402 i) Het liooge percentage van Poerworedjo (1,78%) in Bangil is te verklaren, omdat daar de door vele Europeanen bewoonde kota Lawang ligt (zie boven blz. 2). 30 boren, in Madioen bedraagt dit aantal 58,2%, in Kediri 63,5%, in Blitar bijna 60%, in Modjokerto 54,3%, in Pasoeroean 42%, in Probolinggo 41,1%, maar in Malang slechts 39,2% van het totaal aantal immigranten. Malang heeft dus het grootste percentage migranten, dat buiten de residentie voornamelijk in de residenties totaal blijken er 2 246 (1325 m. en 921 vr.) menschen in de residentie Madoera geboren te zn'n. Belangrijk is de trek uit deze residentie naar de gemeenten Pasoeroean waar 22% (842 m. en 786 vr.) en Probolinggo waar 27,6% (1622 m. en 1425 vr.) van de Madoerasche immigranten wonen. Naar Probolinggo trok ken er velen uit Sampang (1024 m. en 994 vr.) en Pamckasan (410 m. en 340 vr.), naar Pasoeroean uit Bangkalan (377 m. en 423 vr.) en Sampang (430 m. en 349 vr.). De trek naar de kota's. Procentsgewijze tellen de kota's "Wlingi, Kraksaan en Djember meer eldersgeborenen dan ieder der gemeenten, met uitzondering van Soerabaia en Malang (zie boven blz. 29). De Djembersche bevolking bestaat zelfs voor meer dan de helft uit eldersgeborenen. De meesten komen uit de regentschappen Sidoardjo (238 m. en 337 vr.), Bangil (228 m. en 279 vr.), Pasoeroean (342 m. en 412 vr.), Djember (323 m. en 310 vr.), Bondowoso (246 m. en 261 vr.), Pamekasan (425 m. en 408 vr.) en Soemenep (1070 m. en 947 vr.). De "Wlingische immigranten komen grootendeels uit de regentschappen Ponorogo (181 m. en 231 vr.), Toeloeng agoeng (324 m. en 377 vr.), Blitar (481 m. en 609 vr.) en Kediri (192 m. en 204 vr.). Kraksaan heeft wel een hoog percentage, maar een gering absoluut aantal immigranten. Van eenige andere grootere en bekende kota's publi ceeren wij alleen de volgende cyfers: Trek van de vrouwen naar de stad. Uit de cijfers van de mannelijke en vrouwelijke immigranten van tekst- Kediri (11,3%), Soe rabaia (9,5%) en Ma doera (6,6%) geboren is. In nevenstaand ta belletje zijn de belang rijkste absolute re gentschapscijfers op genomen. Het meest opvallend is de lange afstandsmigratie van de Madoereezen, in tabel No. 8 op blz. 37 büjkt, dat in alle gemeenten o? Soerabaia na en in bijna alle kota's de vrouwen in " e meerderheid zijn, een verschijnsel, dat in Nederland allee 0 in grootere bevolkingscentra is geconstateerd r ). Soerabaia heeft slechts een klein mannenoversch ot onder de eldersgeborenen. Uit de cijfers van de marginal e tabel op blz. 29 blijkt, dat onder de immigrante' 1 afkomstig uit de nabijgelegen regentschappen Sidoardj o » Modjokerto, Djombang, Soerabaia, Bangil, doch ook U" het verder afgelegen Kediri en uit Malang een overschot is. Opmerkelijk is het groote vrouwenoverschot onder de uit Sidoardjo en Modjokerto afkomstig personen. Veel vrouwelijke immigranten uit Sidoardjo. In liet algemeen nemen de vrouwen aan een korte-at'sland s ' migratie meer deel dan mannen. Men raadplege daartoe de cijfers in teksttabellen Nos. 4 en 6 op blzz. 35, 36. De» te meer valt het dus op, dat onder de Sidoardjoërs lö andere gemeenten en enkele districten in den Oosthoek eveneens een vrouwenoverschot is. Zoo bijvoorbeeld in o gemeenten Malang (439 m. en 568 vr.), Pasoeroean (158 m. en 260 vr.), Probolinggo (144 m. en 261 vr.) en in de Djembersche districten Tanggoel (405 m. e ° 408 vr.), Rambipoedji (258 m. en 287 vr.) en Ma jan? (172 m. en 188 vr.), en in de Malangsche districten Kepandjen (243 m. en 264 vr.), Pagak (170 m. en 234 vr.) en Toeren (998 m. en 1119 vr.). De migratie van de Bodjonegorosche vrouwen naa* Zuid-Djember. Frappanter is de groote migratie va» vrouwen uit Bodjonegoro naar Zuid-Djember, zoo na» r Poeger (1039 m. en 1084 vr.) en "Woeloehan (2 633 ni. l ' n 2 656 vr.). De migratie van Ponorogosche vrouwen naar Kediri en Malang. Boven blz. 28 bleek al, dat onder de lU het regentschap Ponorogo geborenen van Kedirische etl Malangsche districten een vrouwenexcedent was, zoo MJ** in Pare buiten de kota (1139 m. en 1 160 vr.), BbW buiten de gemeente (1777 m. en '2 181 vr.), Gandoesar 1 (1622 m. en 1843 vr.), Wlingi buiten de kota (2 857 Di en 3 047 vr.), Kepandjen (264 m. en 297 vr.), Paga k (2 381 m. en 2 766 vr.) en Toeren (1518 m. en 1690 vr.)- Andere streken waar een vrouwenexcedent onder o e migranten is. Uit de regentschappen Pasoeroean t>n Probolinggo trokken meer vrouwen dan mannen na* 1 Zuid-Djember (zie teksttabel No. 5 op blz. 36). Ook dient vermeld, dat in het Zuid-Malangsche distn c Pagak meer uit het Madoerasche Bangkalan afkomstig vrouwen dan mannen (4 571 m. en 4 592 vr.) zijn getcl > hetgeen nog al opvallend is, omdat als regel uit Madoei meer mannen dan vrouwen naar Java migreeren. Opmerkelijk is ook, dat onder de uit Wonogiri (Z ul Soerakarta) afkomstige personen in Wlingi buiten de k<> ' een meerderheid van vrouwen is (1 092 m. en 1131 w Vermeldenswaard is zeker ook de beteekencnde mig ra van Madioensche en Kedirische vrouwen naar Midde Java en de Vorstenlanden 2 ). In den regel meer mannelijke dan vrouwelijke migrante de Behalve aan de korte-afstands-migratie (vooral naar i) Statistiek van Nederland No. 378 (volkstelling van 31 1920) blz. 38—39. Zie ook Dr. C. A. Verrijn Stuart. Inleiding t( de beoefening der statistiek deel I blz. 176—177 (1928). 2) Zie Volkstelling 1930 deel II blz. 27. 31 ö . meen ten en kota's) en aan de bovenvermelde verplaat gen over grooteren afstand (waarvan alleen de bclang \ste vermeld zijn), nemen in den regel meer mannen dan Vr ° Uwen aan de migratie deel. . - le t alleen onder het totaal aantal personen, dat van er d er gewesten West-Java, Midden-Java, Jogjakarta Soerakarta naar de provincie Oost-Java migreerde. . aar °°k onder de meer dan iy 2 millioen menschen, die ' clx binnen de provincie verplaatsten was een mannen- Ov erschot (zie boven blz. 25). Va n de 32 regentschappen hebben er slechts 10 een vrou- M ' nsur Phis onder hun eldersgeborenen (zie tabel No. 10, P e ciaal de kolommen 5 en 6). En van die 10 regentschap en is alleen het regentschap Malang een belangrijk im at er onder de in de Buitengewesten geborenen een ma nnenoverschot is, spreekt van zelf. § 4. Emigratie. °e volle omvang der emigratie nog niet te bepalen. et is boven blz. 13 al medegedeeld, dat de omvang n de emigratie pas te bepalen is wanneer men voor j leel Nederlandsch-Indië weet hoeveel menschen er in °- ls tricten van Oost-Java geboren zijn. mvang emigratie binnen Oost-Java. Wel is bekend eveel menschen zich binnen Oost-Java hebben ver '_ ,lats t. In teksttabel No. 9 (zie blz. 38) zijn van de ril oanist(. emigratiegebieden de cyfers van het aantal oe7o*. ' r verhuizers, emigranten, d.z. dus zij, die in de "leten van deze gebieden zijn geboren, maar gedurende telling in een ander district van Oost-Java woonden. een publicatie dezer cijfers per emigratiedistrict is gezien, omdat vele emigranten en wel speciaal zy', die , eTI bun geboorteregentschap woonden in plaats van n geboortedistrict hun geboorteregentschap opgaven ov en blz. 25), zoodat het aantal emigranten uit het riet met den naam van het regentschap te hoog en van de andere districten van dat regentschap te . g waren. Daarom leek het beter van kringen van ri eten, die de hoogste emigrantenoverschotten (aantal granten minus aantal immigranten) hebben, de cyfers " e t aantal emigranten te vermelden. Tevens is om ( e nkbeeld te geven van den afstand, dien de emigran a tlegden, het relatieve aantal emigranten dat binnen Agentschap, dat naar aangrenzende regentschappen "11 <Jn + «i. nog verder verhuisde, in de drie laatste kolommen ' n genoemde tabel vermeld. z :- emigrant. Onder emigranten zijn te verstaan in' " U vn geboorte-district zyn weggetrokken en het an der district wonen; zy zijn dan emigranten van jr ers tgenoemde district. De duizenden emigranten van oera ( z i e beneden), die naar den overwal (Java) ,„, brokken, hebben dus als woonplaats het een of 3Qer 1' geh strict op Java opgegeven, zijn derhalve uit hun °orteland verhuisd, wel te onderscheiden van hen, die l{* aVen op Java te vertoeven en eigenlijk op era te wonen (zie volgende paragraaf). B °hili l§Tatie naar overig Java. Om uniformiteit in de ver •liiv 6nde emi g ra tie-tabellen van ieder der gewesten van e verkrijgen zijn ook in dit deel evenals in de reeds gepubliceerde deelen I (West-Java) en II (Midden-Java en de Vorstenlanden) de cyfers van het aantal personen, dat naar buiten de provincie migreerde, niet in de genoem de teksttabel opgenomen. Bekend is tot nogtoe echter wel hoeveel personen naar West-Java, Midden-Java en de Vorstenlanden emigreerden. Hieronder vindt men de cy fers van de bedoelde emigratiekringen: Van beteekenis is alleen de migratie van Ponorogo en Magetan naar het aangrenzende Soerakarta. Het Madoerasche emigratiegebied. De vier Madoerasche emigratiekringen omvatten ieder een regentschap, Soe menep echter zonder de uit eilanden bestaande districten Sepoedi en Kangean waarvan het aantal emigranten zeer gering was. In totaal emigreerden er uit de geheele residentie Madoera (dus de beide laatstgenoemde districten inbegre pen) naar den vasten wal van Oost-Java meer dan 1/& mil lioen (138 758 m. en 118 753 vr., totaal 257 511) men schen, d.i. ruim 13% van de totale Inlandsche bevolking van genoemde residentie. Uit onderstaand tabelletje: blijkt, dat de meeste emigranten (79,4%) naar het immi gratiegebied van Djember, Banjoewangi, Malang en Loe madjang en naar de gemeente Soerabaia waren getrokken. Van de meer dan 250 000 emigranten waren er 5 869 (3 070 m. en 2 799 vr.), die opgaven in Madoera, 650 die opgaven in Oost-Madoera en 363 die opgaven in West-Madoera geboren te zyn, zonder nadere speci ficatie van hun geboortedistrict of geboorteregentschap. Zy' zijn dus niet in het emigrantental van teksttabel No. 9 inbegrepen. In teksttabel No. 10 op blz. 38 vindt men gedetail leerde gegevens van de migratie van ieder der emigratie kringen naar eenige regentschappen van den overwal en naar de gemeente Soerabaia. De trek van Bangkalan uit schijnt zich voornamelijk te concentreeren tot de aan de overzijde gelegen gemeente Soerabaia en het regentschap Malang (vgl. boven blz. 28). Van de 65 773 emigranten telde men er 42 000 in deze beide ressorten. 32 Over het algemeen trekken de menschen van Bang kalan meer naar het westelijke deel van de provincie. Zoo woonden er in de residenties Kediri. Madioen en Bodjonegoro samen 4 511 menschen (2 431 m. en 2 080 vr.) uit Bangkalan d.i. byna 7% van alle emigranten, terwijl dit laatste cijfer voor de Soemenepsche, Pamekasansche en Sampangsche emigranten nog niet eens 1% is. De emigrantenstroom van Sampang leidt voornamelijk naar de regentschappen Djember (14 688), Loemadjang (11840) en in de derde plaats pas naar Malang (9 631). De helft, ongeveer, van het emigrantental van Pame kasan vestigde zich in Djember (bijna 31000 personen), veel minder in Banjoewangi (9 477), Loemadjang (4 391) en Panaroekan (4 028). Byna 63% van de emigranten van Soemenep (zonder de beide bovengenoemde districten) woonde in Banjoe wangi (29147) en Djember (byna 29 000). Behalve naar Bondowoso (slechts 7 300 zielen) is de trek van Soemenep naar het overige deel van de provincie * van weinig beteekenis. Opvallend is het geringe aantal migranten in de op den vasten wal gelegen regentschappen Panaroekan, Bondo woso en Kraksaan waar ook een Madoereesche bevolking woont (zie boven blz. 16). Het gros trekt, gelijk boven al bleek, naar de dunbevolkte streken van Banjoewangi, Djember, Malang en Loemadjang. De districtscijfers van het aantal emigranten vertoonen het gewone beeld: de meesten gaven als geboortedistrict op het district met den naam van het regentschap (zie boven blz. 25). In het regentschap Soemenep zijn de hoogste cijfers — buiten bedoeld district — aangetroffen in de districten Baratlaoet, Baratdaja en Manding; in het regentschap Pamekasan in de districten Waroe en Pagan tenan; in het regentschap Sampang in de districten Ketapang en Kedoengdoeng; in het regentschap Bang kalan de districten Blega en Kwanjar. Emigratiekring Probolinggo. De emigratiekring Probo linggo bestaat uit de districten Probolinggo en Tongas. Het relatieve aantal emigranten is groot, 27,5% van de totale bevolking. Maar meer dan de helft van het aantal emigranten verhuisde binnen het regentschap en naar aangrenzende regentschappen. Wat buiten dien kring trok, vestigde zich voornamelijk in het regentschap Djember (9 366 m. en 10 459 vr.). Naar het aangrenzende Loemadjang migreerden er minder (7 708 m. en 8 048 vr.). Emigratiekring Pasoeroean. Ook van den emigratiekring Pasoeroean, bestaande uit de districten Pasoeroean en Grati, uit, is een belangrijke trek naar Djember; 36,6% (5 801 m. en 6 606 vr.) van alle emigranten vestigde zich daar. Van veel minder beteekenis is de migratie naar Loemadjang (2 275 m. en 2 405 vr.). van nog veel minder beteekenis die naar Malang (1610 m. en 1520 vr.) en Banjoewangi (812 m. en 824 vr.). Opmerkelijk is het groote aantal vrouwen, dat naar het regentschap Probo linggo (1449 vr. tegen 1019 m.) trok. migratie niet van groote beteekenis. In de geheele resi dentie Kediri tellen wij niet meer dan ruim 1500 xrx ' Sidoardjo-geborenen (752 m. en 764 vr.). Meer woonde» er in Djombang (1783 m. en 1846 vr.). Zie verder voor de cyfers van de migratie naar de gemeente Soerabaia boven blz. 29. Emigratiekring Sidoardjo. De emigratie van den kring Sidoardjo, die met het regentschap samenvalt, naar het immigratiegebied van den Oosthoek is gering. Slechts 8.3% (2 256 m. en 2 318 vr.) trok naar Djember, 5.7% (1 626 m. en 1514 vr.) naar Banjoewangi en ruim 5% (1391 m. en 1409 vr.) naar Loemadjang en 9,6% (2 519 m. en 2 804 vr.) naar Malang. Ook naar het westen is de Emigratie-kring Toeloengagoeng. De emigratie ul den kring Toeloengagoeng (districten Toeloengagoeng en Ngoenoet) bepaalt zich voornamelijk tot het eigen reg» l ' schap en omliggende regentschappen, slechts 28,9% ver ' huisde buiten dien kring en wel voornamelijk naar regentschappen Malang (1974 m. en 2 290 vr.), Djember (2 702 m. en 2 549 vr.) en Banjoewangi (2 955 m- cD 2 600 vr.). Emigratiekring Trenggalek. Van den kring Trenf" galek (districten Trenggalek en Karangan) trokken eT velen naar het regentschap Blitar (3 359 m. en 3 420 vr.)» veel minder naar Djember (1129 m. en 916 vr.) etl Malang (888 m. en 943 vr.). Emigratiekring Magetan. Bijna 72% van de einig l " l "' ten van den kring Magetan (districten Maospati, Mag etall en Goranggareng) kwam niet verder dan de aangrenzen' de regentschappen, slechts 27% trok verder weg, voor* namelijk naar het regentschap Kediri (2 095 m- e ' 2 026 vr.). Emigratiekring Ponorogo. Zeer belangrijk is de la"-'" afstands-migratie van den kring Ponorogo (het geheele regentschap minus het district Poeloeng) uit. Van »e 82 498 emigranten telde men er 23,1% (9 102 m- cD 9 976 vr.) in het regentschap Blitar, 11,2% (4 342 m cII 4 872 vr.) in Malang, 11,7% (5161 m. en 4 528 vr.) jD Djember. 8,5% (3 923 m. en 3 044 vr.) in Banjoewaö# en 6.3% (2 575 m. en 2 642 vr.) in Kediri. Naast het district Ponorogo is Soemoroto het bek' 11 rijkste emigratiedistrict; uit het eerstgenoemde dist r * trokken ruim 34 000 menschen weg, uit Soemoroto ru" 20 000, uit Ardjowinangoen bijna 14 000 en uit Djebe«* ruim 13 000. Belangrijk is ook de migratie naar het gouverne" 1 *' 11 Soerakarta (zie boven blz. 31). Emigratie uit Bawean. In teksttabel No. 9 zijn g eeïl eniigratiecy'fers van Bawean opgenomen. Het aanW emigranten is ook niet groot, 1680 personen (waarna 1 257 vrouwen) of ± 5% van de bevolking. Het is ecn ter bekend, dat vele Baweanners naar het Maleische schiep eiland trekken. Voor de migratiecijfers naar Bri' s Malaya, zie men blz. 13. § 5. Het aantal tijdelijk-aa n w e z i A' e n ' Aantal tijdelijk-aanwezigen. Onder de lijdelijk"' 11 ' wezigen worden verstaan zy', die geteld zyn op een pi* B (d.w.z. district of (I! |' derafdeeling) waar « • • ver' niet woonden ; ZJJ toefden dus tijdel'J buiten hun *°°* district deeling). Hun aa»* (zie tabel 10, men 8 t/m 16) lS ' 33 °st-Java procentsgewijze grooter dan in ieder der andere van Java, behalve West-Java. e hoogste regentschapscijfers hebben Soerabaia (1,32%), Loemadjang (1,32%), Djember (1,55%), Banjoe- Wa »gi (0,74%) en Kraksaan (0,61%). vele tij delij k-aanwezigen uit Madoera. Naast een per 'anente migratie van Madoereezen naar den overwal estaat ook een tijdelijke migratie. Meestal trekt men in en weg om op Java als koelie of handelaar d te verdienen. Vaak blijft men dan eenige maanden 8; als regel zorgt men tegen den Lebaran (d.i. de r ste dag van de maand volgende op de vastenmaand, °°r Europeanen ten onrechte „Inlandsch nieuwjaar" Benoemd) of tegen het invallen van de regens terug te z tin. Ue maand October 1930 viel in de periode van werk . eken buiten Madoera. Velen keerden echter terug om mm desa geteld te worden (zie boven blz. 25) i). het regentschap Pamekasan waren al velen terugge- r d oni de bewerking van hun gronden te beginnen; een gedeelte van Sampang moeten er gedurende de ' u g nog weinigen weggetrokken zijn. n totaal vertoefden er in den avond van 7 op 8 Oc er 1930 17 428 in Madoera wonende personen op den sten v\- a i van j av;ii d.i. nog niet 1% van de totale " ac * 0 erasche bevolking. Van deze 17 428 personen telde er "311 in het regentschap Djember, 2 490 in Loc- 1933 j n Banjoewangi, 1313 in Panaroekan, m Kraksaan, verder 1709 in de gemeente Soerabaia. p geringer was hun aantal in de regentschappen r ° D olingg 0 (420), Bondowoso (374), Bangil (281), d ;is °eroean (171), Malang (156) en Blitar (134); in ieder overige regentschappen was het cijfer beneden de 100. In Djember waren er 2 612 (1534 m. en 1078 vr.), ln het regentschap Pamekasan en 2 514 (1548 m. en 966 vr.), die in het regentschap Soemenep en 1717 (1058 m en 659 vr.), die in het regentschap Sampang woonden. De Soemenepers (voornamelijk uit de districten Baratdaja, Baratlaoet, Timoerlaoet en Soemenep) vertoef den grootendeels in de districten Rambipoedji en Majang, waar ook de meeste Pamekasanners (voornamelijk uit de districten Pagantenan, Waroe en Pamekasan) aange troffen zyn. De Sampangers (grootendeels uit het district Kota-Sampang) waren in grooten getale uitgezwermd naar de districten Tanggoel en Poeger, minder naar Rambi poedji en Majang. In Panaroekan en Banjoewangi waren de Soemenepers in de meerderheid, in Loemadjang de Sampangers, in Kraksaan de Pamekasanners en in de gemeente Soerabaia de menschen uit Bangkalan. Veel tijdelijk-aanwezigen in de gemeente Soerabaia. In de gemeente Soerabaia hoorde 2,29% van de getelde bevolking niet op de plaats thuis; de meesten woonden in de regentschappen van de residentie Soerabaia en verder in de regentschappen Grisee, Lamongan en Bangkalan. Veel tij delijk-aanwezigen in Djember en Loemadjang. Van de 14 344 tjjdelijk-aanwezigen in het regentschap Djember was iets meer dan de helft in de residentie Madoera woonachtig (zie boven). Verder woonden er velen in de residentie Besoeki (2 359) en Kediri (809) en in het regentschap Probolinggo (554). Het aantal tn'delijk-aanwezigen in Loemadjang is ook vrij groot (zie boven). De meesten woonden in Madoera (2 490) en in het regentschap Probolinggo (719). De meeste tijdelijk-aanwezigen in hun woondistrict geboren. Uit tabel 11 (kolommen 8 t/m 16) blijkt, dat de meeste tijdely'k-aanwezigen in hun eigen woondistrict geboren zyn. Degenen, die hun geboorteplaats tijdelijk bezochten (kolommen 8 t/m 10 van de genoemde tabel) waren veel geringer in aantal. Mededeelingen van de Regenten. AANTAL IMMIGRANTEN IN EENIGE DISTRICTEN. NUMBER OF IMMIGRANTS IN SOME DISTRICTS. Teksttabel — Subsidiary table No. 3. i) Van deelen van districten is het aantal emigranten niel bekend. 77e number of emigrant» from partx of Ili< distriets is unknown. 34 IMMIGRATIE IN DJEMBER EN BANJOEWANGI. IMMIGRATION IN DJEMBER AND BANJOEWANGI. *sttabel — Subsidianj table No. 4. 35 IMMIGRATIE IN EENIGE DISTRICTEN VAN DJEMBER, BANJOEWANGI EN PANAROEKAN. IMMIGRATION IN SOME DISTRICTS OF DJEMBER, BANJOEWANGI AND PANAROEKAN. Teksttabel — Subsidiary table No. 5. IMMIGRATIE IN LOEMADJANG EN MALANG. IMMIGRATION IN LOEMADJANG AND MALANG. Teksttabel — Subsidiary table No. 6. 36 IMMIGRATIE IN BLITAR EN KEDIRI. IMMIGRATION IN BLITAR AND KEDIRI. — Subsidiary table No. 7. AANTAL IMMIGRANTEN IN DE GEMEENTEN EN EENIGE KOTA'S. NUMBER OF IMMIGRANTS IN THE MVNICIPALITIES AND SOME TOWNS. — Subsidiary table No. 8. 37 EMIGRATIE BINNEN OOST-JAVA. EMIGRATION IN EAST-.IAVA. Teksttabel — Subsidiary table No. 9. !) Zie voor de grenzen van liet emigrntiegebied blz. 31 e.v. The boundaries of these territories are described on page 31 seqq. -) Onder aangrenzende regentschappen wordt verstaan: de regentschappen die grenzen aan dat regentschap, waarin het district ?an het emigratiegebied ligt. Under „bordering regencies" are understood: regencies bordering that regency in which the district of rmigration is situated. AANTAL EMIGRANTEN UIT MADOERA IN ENKELE REGENTSCHAPPEN VAN OOST-JAVA EN IN DE GEMEENTE SOERABAIA. NUMBER OF EMIGRANTS FROM MADOFRA IN SOME REGENCIES OF EAST-.IAVA AND IN THE Ml MCII'AIJTY OF SOERABAIA. Teksttabel — Subsidiary table No. 10. i) Zonder de districten ) „ Without the district» S Kan S can en Sepoedi. 38 HOOFDSTUK V. LEEFTIJDSGROEPEN EN BURGERLIJKE STAAT. *> § 1. Inleiding. 11 tabel 14 vindt men per geslacht en leeftijdsgroep regentschapsgewijze opgave van het aantal ongehuw '■ gehuwden, weduwnaren (weduwen) en gescheidenen. I( 'er ongehuwden worden verstaan zij, (ook kinderen) nooit gehuwd geweest zijn. Als gehuwd werd be °uwd hij (zij), die in zijn (haar) omgeving ais gehuwd r ging, ongeacht of aan zekere huweljjksformaliteiten c <'iii niet is voldaan. Onder weduwe wordt verstaan zij, haar man door den dood heeft verloren en sedert niet er trouvvd; onder weduwnaar de man, die zijn laatst r gebleven vrouw door den dood heeft verloren. De weiden vrouw is zij. die van haai- man is gescheiden sedert niet is hertrouwd: de gescheiden man. hij. die 1 z ïin laatst overgebleven vrouw is gescheiden en sedert is hertrouwd. De man. dus. die van één of meer zijner «Wen gescheiden, maar nog gehuwd is. werd niet als 1 Se heidene beschouwd. Wat Mohammedanen betreft den gerekend gescheiden te zijn: o) zij. wier huwelijk den rechter ontbonden is verklaard (pasah); rouwen over wie de lalul: (verstooting) is uitgespro > ongeacht of dit één of meermalen is geschied, en of "oor de Mohammedaansche wet voorgeschreven ter- Waarna een volgend huwelijk aangegaan mag worden <th tijdperk) al dan niet verstreken is; c) mannen, over hun laatst overgebleven vrouw de talak hebben Wproken, ongeacht of dit eens of meermalen is ge , et - en die haar niet weder als vrouw tot zich eenomen he oben. j ! den tekst is regentschapsgewijze de verhouding der Odsgroepen aangegeven. In de eerste leeftijdsgroep r den opgenomen normale kinderen die nog niet loopen I( ien. j n f | p t wee( j e leeftijdsgroep de overige onvol s senen en in de derde leeftijdsgroep de volwassenen. lj. e £e] is algemeen aangenomen, dat de volle wasdom • eisjeg met de huwbaarheid en bij de jongens met teil kaarheid begint. Uitdrukkelijk is overal aan de 3 Medegedeeld, dat niet alle gehuwde meisjes vol- behoeven te zijn. t leeftijd in jaren, d.w.z. lul aantal malen, dat de e tello «ii persoon verjaarde, mocht alleen genoteerd wor <li ' J en de getelde zelf, of één zijner huisgenooten tin namv keui-ig kon opgeven. Schatting van den leef l e t ,^ as uitdrukkelijk verboden. Dok de getelden wier W m jaren bekend was. werden in één der genoemde * «Pen ondergebracht. al "''el 15 zijn regentschapsgewijze opgenomen de cijfers van het aantal mannen, die met één, met j ' m et drie of met vier en meer vrouwen gedurende a j In B' gehuwd waren, onverschillig of deze vrouwen , 'in niet in hetzelfde huis of op dezelfde plaats woon -- of o aanwezig waren. Boi dl , het slot van deze label zijn de cijfers der gemeente taba ïa vermeld. 5 2> Betrouwbaarheid der cijfers. t o ] ]( § ' ellu wden. Een veel voorkomende fout van de w as het met-invullen van de kolom ongehuwden voor onvolwassenen. Daaraan is het vrjj hooge percentage onbekende burgerlijke staat van de onvolwassenen toe te schrijven. Volwassen gehuwden. In groote steden en in liet alge meen daar waar de tellers de getelden niet kenden, heb ben wellicht enkele ongehuwde vrouwen, uit schaamte voor den ongehuwden staat, gezegd, dat zij gehuwd waren. Polygamie. Polygamie zal wel verzwegen zijn in steden en overal daar waar de tellers dit gegeven niet konden controleeren; op het platteland was verzwijging onnoodig en onmogelijk. Vaak werd in de betrekkelijke kolom het aantal vrouwen van gehuwde mannen niet ingevuld, zoo dat dus het Volkstellingskantoor genoodzaakt was in zulk een geval bet aantal vrouwen als onbekend te beschouwen; men kan wel aannemen, dat in de meeste dezer gevallen de man met één vrouw getrouwd was, zoo dat het aantal mannen, dat met één vrouw getrouwd is een ietwat te laag is. Weduwen (weduwnaren) en gescheidenen. Moet men uit het byzonder groote aantal weduwen in enkele regent schappen afleiden, dat de tellers bjj vergissing ge scheiden vrouwen als weduwen hebben geleld, omdat in het Javaansch en Madoereesch voor beide groepen éénzelfde woord bestaat? 2 ) Aangezien die hooge cijfers van het aantal weduwen in vele regentschap pen van Java en Madoera zijn geconstateerd, is het zeer waarschijnlijk, dat de tellers bedoelde fout niet gemaakt hebben. Leeftijd in jaren. Dit gegeven is helaas! onbetrouw baar gebleken. Bijna alle gewestelijke en plaatselijke leiders van de Volkstelling rapporteerden al, dat de leeftijd — tegen de voorschriften in — geschat was. Ook uit de cijfers, zelfs uit die van den leeftijd der alphabeten van wie verwacht werd dat zij hun leeftijd met juistheid zou den kunnen opgeven, is gebleken, dat een abnormaal groote groep van getelden een leeftijdscijfer in vijf- of tientallen had opgegeven. Daarom is voorloopig van publicatie dezer cijfers afgezien. Leeftijdsgroepen. Het constateeren van het criterium der eerste groep (kinderen, die nog niet loopen) was niet moeilijk. Meer moeilijkheden zullen de tellers gehad heb ben met het vaststellen van de grens tusschen groep II en groep 111 d.w.z. tusschen onvolwassenen en volwasse nen. Aangezien echter geen abnormale afwijkingen zijn gevonden, die er op zouden kunnen wijzen, dat die grens niet naar éénzelfden maatstaf is getrokken, is het wel waarschijnlijk, dat de cijfers van de leeftijdsgroepen van de verschillende regentschappen (met uitzondering mis schien, van Soerabaia, speciaal de gemeente van dien naam) over het algemeen zeer veel vertrouwen ver dienen. 2) Zie Volkstelling 1930 deel I blzz. 38 en 48. §3. De grootte der leeftijdsgroepen. Eerste leeftijdsgroep. Tot de eerste leeftijdsgroep be lmoren de kinderen, die nog niet kunnen loopen, d.z. naar Zie tabellen 14 en 15. 39 4 of 73,9% in gemeenten en kota's geteld. Belangrijk is hun aantal in de gemeente Soerabaia (5 629 zielen); ver der wonen er ruim 1 000 in ieder der kota 's Grisee, Bangil en Bondowoso. Inheemsche bevol king. Voor het zie lental van de inheem sche bevolking ver wijzen wij naar neven staand tabelletje. Het totale zielental van Java en Madoera be- draagt 40 891 093. Het percentage van deze groep, dat in gemeenten en kota's is geteld is in Oost-Java nog geringer dan in de andere provinciën. Wat in de gemeenten is geteld bedraagt niet meer dan 3,6% van de totale Inland sche bevolking, onge veer hetzelfde percen tage van Midden-Java (3,1%), maar lager dan dat van West- Java (5,9%). In 1920 was maar 2,7% van de bevolking in de gemeenten J ) geconcentreerd. Op geheel Java en Madoera was dit percentage in 1920 3,5% en in 1930 4,4%. In de gemeente Soerabaia — de eenige stad van de provincie met meer dan 100 000 Inlanders (in totaal 271 275 zielen) 2) ._ j s maar 1,83% van de totale Inland sche bevolking geconcentreerd. Vergelijkt men het zielen tal van deze stad met dat van het regentschap, dan blijkt, dat ruim 54% van de bevolking van het regentschap in de gemeente is geconcentreerd. !) Aangezien van eenige kota's in 1920 geen cijfers bekend zijn, is dus voor de kota 's gezamenlijk geen vergelijking met 1920 te maken. 2) Zie tabel No. 2. §4. De getalsverhouding der geslachten. 3) Geslachtsverhouding bij de uitheemsche bevolkings groepen. De Europeanen hebben als regel een mannen overschot. De uitzonderingen hebben in de meeste ge vallen betrekking op zeer geringe absolute cijfers en zul len dan ook veroorzaakt zqn door toevallige omstandig heden. De Chineezen hebben in de regentschappen Toeban en Bodjonegoro waar zij in vrij grooten getale voorkomen, een vrouwenoverschot. De andere Vreemde Oosterlingen hebben in de kota's Toeban, Bangil en Grisee ook vrou wenoverschotten; de absolute cijfers van ieder der ge slachten blijven echter beneden 1 000. Vrouwenoverschot onder de Inlandsche bevolking. Onder de Inlandsche bevolking is evenals in de andere gewesten van Java en Madoera een vrouwenoverschot. Het exorbitant-groote vrouwenoverschot van het regen- schap Garoet (1120 vrouwen op de 1000 mannen) - n West-Java wordt in Oost-Java nog overtroffen door da van twee Madoerasche regentschappen, Bangkalan (116*» vrouwen op de 1 000 mannen) en Soemenep (1137,1 vrou wen op de 1000 mannen). De regentschappen Sidoardj o en Bangil hebben beiden iets meer dan 1100 vrouwen °P de 1 000 mannen; ook in Grisee en Pamekasan met m- ll - 099 en Pasoeroean met bijna 1 096 vrouwen op de 1 Os mannen is de numerieke meerderheid der vrouwen gr°°" Regentschappen met gering vrouwental. Gering is he vrouwental op de 1 000 mannen in de regentschappen # a ' njoewangi (934,8), Djember (979,8), Blitar (1010,6), P°' norogo (1019,2), Ngawi (1019,6) en Ngandjoek (1020,9)- Hoe het vrouwenoverschot ontstaat. In eenige peesche landen doet zich het verschijnsel voor, dat, n iet ' tegenstaande er meer jongens dan meisjes geboren v/or den, op de totale bevolking toch een vrouwensurplus ont staat, dat dan alleen verklaard kan worden uit twee i aC ' toren: betere levenskansen van het vrouwelijk geslac- 1 en grootere deelneming van het mannelijk geslacht aa de migratie 4 ). Is er een jongensoverschot onder de geborenen? A ;lU ' gezien de geboortestatistiek niet betrouwbaar is, valt n moeilijk uit de beschikbare cijfers positief vast te stelle of er in het algemeen meer jongens dan meisjes gebore worden. Op een vraag aan alle Regenten in Oost-Ja v omtrent de geslachtsverhouding der geborenen in 19* J 1930 en 1931 werd geantwoord, dat in 13 van de j regentschappen in alle drie jaren een jongensoverseho » dat in 10 regentschappen (Soerabaia, Soemenep, Sampang' Malang, Trenggalek, Ngawi, Lamongan, Djombang, B° n dowoso, Kraksaan) in alle drie jaren een meisjesove schot, dat in drie regentschappen (Bangkalan, Toeloen» agoeng en Bangil) in twee van de drie jaren en m regentschappen (Banjoewangi, Toeban, Magetan, Madioen Patjitan, Loemadjang) in één van de drie jaren eveneen^ een meisjesoverschot onder de geborenen werd gecons teerd. Nu moet men bij de beoordeeling van deze c;ii e wel rekening houden met het feit, dat vaak kindere die maar enkele uren of dagen leven, niet als geboren worden genoteerd <-), en dat juist onder die kinderen z e waarschijnlijk velen van het mannelijk geslacht zijn. j e el Invloed van de migratie. Nemen de mannen meer u aan de migratie dan de vrouwen? Die vraag is, g e ' in hoofdstuk IV zal blijken, alleen te beantwoorden V-Z -zij de migratie van op 7 October 1930 getelde person« ■< die buiten hun district van inwoning zijn geboren, betre Dat wil dus zeggen, dat alleen cijfers bekend zijn migratie van op bedoelden datum nog levende person Migratiecijfers van weggetrokken personen, die voor boyengenoemden datum overleden zijn, ontbreken. , Bovendien is van het aantal emigranten nog niet bek hoeveel er naar de Buitengewesten verhuisden. En 2 «) Zie Dr. C. A. Verrijn Stuart. Inleiding tot de beoef« der statistiek, (1928), deel I, blz. 170. Zie over het jongensovers" l onder de geborenen het interessante artikel van Mr. H. W. M- e in De Economist, 1923, blzz. 489 e.v. . - 5) Zie J. van Gelderen. The numerical evolution of populo g with particular referenee to the population of Java 193- , (Comitato Italiano per lo studio dei problemi della popolaz 10 3) Zie tabellen Nos. 3en 4. 40 de meening van deskundigen, de kinderen, die hoogstens 15 a 18 maanden oud zijn. Hun aantal geeft dus aan: het geboorte overschot (aantal ge borenen minus aantal overledenen) van de zuigelingen geboren in een tijdvak van ongeveer V/% jaar, dat op den tellingsdag eindigde. In bovenstaand tabelletje is dit aantal uitge drukt in % van het zielental ] ) en in % van het aantal gehuwde volwassen vrouwen. 2 ) Uit de cijfers blijkt, dat Oost-Java met Soerakarta het geringste relatieve aantal van deze kinderen telt. Tweede leeftijdsgroep. Tot de tweede leeftijdsgroep be hooren de overige onvolwassenen. Indien de geslachts- rijpheid bij de meis jes als criterium van het begin van de huw baarheid en dus ook van het volwassen zijn werd beschouwd, dan zouden zij on geveer in het 14e of 15e levensjaar vol wassen zijn 3 ). Voor de jongens begint de werkbaarheid op lateren leef tijd 4). Onvolwassenen. De eerste en tweede leeftijdsgroep vor men tezamen de groep der onvolwassenen. Die groep van onvolwassenen is (zoo wel onder jongens als meisjes) nergens op Java en Madoera zoo klein als in Oost-Java. Dat deze groep onder de jongens grooter is dan onder de meis jes moet toegeschre ven worden aan het feit, dat de jongens op lateren leeftijd volwassen worden dan de meisjes. Volwassenen. Daaruit volgt, dat de groep van volwas senen, d.i. de derde leeftijdsgroep, bijzonder groot moet zijn. Groot is het aflU' tal volwassen mannO in de oostelijke regent schappen, vooral i fl Soerabaia (65,1), B B ' njoewangi (62), Krak saan (60) en Loema djang (60,3). Het aantal volwassen vrou wen is groot in S>° e ' rabaia (71), Kraksaan (66,8), Sidoardjo (66,5), Pa» 8 ' roekan (65,6). Factoren, die de grootte der groepen van volwassene 11 en onvolwassenen beïnvloeden. De grootte der beide groepen van onvolwassenen en volwassenen wordt bepaal door: le. geboorte en sterfte; 2e. migratie: 3e. de h? et ' tijdsgrens tusschen onvolwassenen en volwassenen. Aangezien de invloed van de migratie zich het dui fle ' lijkst in de cijfers demonstreert, zal de invloed daarva n op de leeftrjdsgroepeering eerst besproken worden. Veel volwassenen in immigratiestreken. Dat aan l ' e migratie grootendeels volwassenen deelnemen kan blijk ell uit de volgende tabel waarin het relatieve aantal volwas senen onder de immigranten en onder de „geboortebevol king" (d.i. dus de totale bevolking minus de elders geborenen of immigranten) van enkele immigratiedistric ten 5 ) is opgenomen: Opvallend is het zeer kleine aantal volwassenen o n(l ' de geboortebevolking. Dat beteekent dus een groot aan** 1 in die districten geboren onvolwassenen waartoe natu ut " lijk ook de in die districten geboren kinderen van vele immigranten behooren. Buitengewoon ' ,0 ■' is het percentage l ' wassenen onder is immigranten. Het dus begrijpelijk, deze districten ook e groot relatief aa»*f» volwassenen op totale bevolking he , ben gelijk uit venstaand tabellen kan blijken. Hoog z^ vooral de cijfers vfl n pil de mannen van teng (Banjoewangi) en de Loemadjangsche districten. *) Voor de regentschapscijfers zie men de teksttabel No. 11 op blz. 52. 2 ) Men kan dit laatste cijfer geen vruchtbaarheidscijfer noemen in den zin zooals bedoeld door Dr. C. A. Verrijn Stuart. Inleiding tot de beoefening der statistiek (1928) deel I blzz. 249 e.v. Het is om de relatieve grootte van de leeftijdsgroep te bepalen bruikbaarder dan het andere (% van het zielental), omdat dit zoo afhankelijk kan zyn van de relatieve grootte van de andere leeftijdsgroepen. 3 ) Zie de zeer belangrijke mededeelingen over het begin der ge slachtsrijpheid bq Javaansche meisjes: Dr. H. Muller uit Soerabaia in Mededeelingen D. V. G. in Ned.-Indië 1932 afl. 1 en in Handelingen 6e N.-I. Natuurwetenschappelijk congres van 22 —26 September 1931 te Bandoeng. •*) Misschien wel om zoo lang mogelijk de dorpsdiensten te ontloopen, ten minste indien inderdaad de werkbaarheid als het criterium van den vollen wasdom werd beschouwd (zie Herkkamp in Economist 1908 blz. 603). 41 ers van de vrouwen zijn alleen in Kandangan, Ranoe °Bgan en Tempeh hoog. Laag zijn ook de cijfers van nen en vrouwen in de districten Rambipoedji (Djem er )> Pagak (Malang) en Lodojo (Blitar) i). Hier zijn ehien de in die districten geboren onvolwassenen zoo ot , dat zij met hun aantal den invloed van het aantal assenen onder de eldersgeborenen op het totaal aan v ol\vassenen min of meer elimineeren. ccl volwassenen in gemeenten en kota's. De invloed 11 de immigratie op het groote aantal volwassenen is (r duidehjk merkbaar in de hooge relatieve cijfers van derde leeftijdsgroep in gemeenten en kota's. Op de mannen zijn er in Madioen, Malang, Modjokerto en lorogo 64 a 66 volwassen, in de gemeente Soerabaia (| minder dan 71; voor de vrouwen zijn de cijfers a '' r> in Soerabaia, Toeban, (!risee, Djombang, Mod.in ., Malang, Loemadjang, Probolinggo en Djember. normaal groot is het aantal volwassenen in het kleine *j laa tsje Kraksaan (68.3% van de mannen en 75,8% van ac . • "een van de immigranten van de gemeente Soerabaia 1 de cyfers van de leeftijdsgroepen bekend (zie boven • *ü. noot 5). Op de 100 mannelijke immigranten zijn er a °2, op de 100 vrouwelijke immigranten ruim 83 vol **ssen 2)_ ttvloed van de emigratie. Waar veel volwassenen weg *fcen en g een an dere factoren de leeftjjdsgroepeering Sch app en . beïnvloeden, moet de derde leeftijdsgroep klein zijn. Dit verband tusschen emigratie en een kleine groep van volwassenen blijkt vooral t.a.v. de man nen uit de nevenstaan de cijfers van de Madoerasche regent- vloed van sterfte. Een kleine groep van volwas- Se nen zou ook veroorzaakt kunnen worden door groote sterf+ o I Le in die groep. Zonder een betrouwbare en naar ndsgroepen ingedeelde sterftestatistiek is niet te stateeren waar lage relatieve cijfers van de derde ijdsgroep mede toe te schrijven zijn aan een groote °rtaliteit in die groep. lil cc * van geboorte en sterfte. Niet overal, natuur " Is ee n kleine derde leeftijdsgroep grootendeels aan s , ra tic van of groote sterfte onder volwassenen toe te „ " Ve H. Het zou kunnen zijn, dat tengevolge van een te nataliteit (c.g. geringe kindersterfte) de groep is ->. onvo^ Wassc nen bijzonder groot is geworden. "Wellicht f * f?eval in de regentschappen Magetan, Patjitan. n Sgalek, Toeloengagoeng en Blitar (vgl. boven 3.' 12 )- Het is niet onmogelijk, dat zelfs in enkele <j ric ten van Madoera een groote groei van de groep van 0 ° nvolw assenen tengevolge van hooge nataliteit mede is van een kleine groep van volwassenen. Denkelijk i\ I ■— doet zich dit verschijnsel ook onder de Oesingers (zie boven blz. 19) voor, tenzij de kleine groep van volwas senen onder hen het gevolg is van groote sterfte in die groep. Evenmin is een groote derde leeftijdsgroep overal hoofdzakelijk toe te schrijven aan immigratie (of geringe sterfte onder de volwassenen); de mogelijkheid bestaat ook, dat tengevolge van een geringe nataliteit (c.g. groote kindersterfte) de groep van onvolwassenen bijzonder geslonken is. Vermoedelijk is dit het geval in de regent schappen Kraksaan, Bondowoso en Sidoardjo en verder in gedeelten van de regentschappen Panaroekan (distric ten Sitoebondo buiten de kota en Besoeki en mogelijk ook Panaroekan), Pasoeroean (districten Wangkal en Kebon tjandi), Probolinggo (district Dringoe), Loemadjang (districten Ranoelemongan en Tempeh buiten de kota), verder nog het district Toeren (Malang). De Baweanners en Tenggereezen hebben ook een groote derde leeftijdsgroep en relatief-weinig onvolwassenen (zie boven blz. 19) ; vermoedelijk is dit verschijnsel ook aan dezelfde juistgenoemde oorzaak te wijten. Hooge cijfers van de eerste leeftijdsgroep. Heel dui delijk is de invloed van geboorte en sterfte tezamen op de grootte van de eerste leeftijdsgroep te constateeren. Indien deze groep groot is, dan beteekent dat, dat gedu rende een periode van ongeveer iy 2 jaar vóór de telling het geboortecijfer hoog (c.g. de zuigelingensterfte gering) is geweest. De hoogste relatieve cijfers van de eerste leeftijdsgroep vinden w;j in één aaneengesloten complex van regent schappen in Madioen en Kediri en bovendien nog in het Madoerasche regent schap Sampang. Zeer hoog zijn de districts cijfers van de Trcng galeksche districten Karangan (ruim 34 kinderen op de 100 volwassen gehuwde vrouwen) en Treng galek buiten de kota (33,4), inde Toeloeng agoengsche districten Tjampoerdarat (32,9) en Ngoenoet buiten de kota (30,6), in het Blitarsche Lodojo (30), in de Sampangsche distric ten Ketapang (32) en Kedoendoeng (31) en, ten slotte, het Pamekasansche Waroe (33,4). Men houde vooral in het oog, dat deze hooge cijfers betrekking hebben op een groot geboorteouersc/ioi onder de zuigelingen gedurende een bepaalde periode. Het is dus geen geboortecijfer, al kan het een aanwijzing omtrent de grootte van de nataliteit geven, maar dan ook alleen omtrent de nataliteit gedurende de periode van iy 2 jaar vóór de telling. Lage cijfers van de eerste leeftijdsgroep. Een laag relatief cijfer van de eerste leeftijdsgroep beteekent, dat gedurende een periode van ongeveer iy 2 jaar vóór de telling het geboortecijfer laag of de zuigelingensterfte groot is geweest. De laagste regentschapsarjiers zijn gevonden in Toeban, Bodjonegoro en Grisee; voorts in Soerabaia (speciaal in de gemeente) en in den „Oosthoek" Loemadjang, Pro 5- k in de andere Blitarsche immigratiedistricten. lij], ~ eze c Üfers zijn voor de „geboortebevolking" onderscheiden- SB >s en 65,3. 42 bolinggo, Kraksaan, Bondowoso, Panaroekan en op Madoera: Soemenep en Bangkalan. Zeer laag zijn de districtscijfers in de Soemenepsche distric ten Sepoedi (bijna 18 kinderen op de 100 volwassen gehuwde vrouwen), Timoerdaja (17,7), Timoerlaoet (18.7), Manding (19); Panaroekan (15,4), Sitoebondo buiten de kota (16,7) en Soem berwaroe (18,7) in Panaroekan; Pradje- kan (16,1) en Tamanan (17,6) in Bondowoso; Gending (18,3), Kraksaan buiten de kota (16,2). Paiton (18) en Gading (17) in Kraksaan: Dringoe (19,8) in Probolinggo; Ranoeleinongan (19.6) en Tempeh buiten de kota (17,4) in Loemadjang; het Malangsche Toeren (19,7); Bawean (14,9); Modjokerto buiten de kota (19); Sidajoe (19,2) in Grisee; Ngimbang (19,5) in Lamongan; Tambakredjo (19,6) en Ngoempak (19,1) in Bodjonegoro. Het valt op, dat onder deze districten enkele immi gratiedistricten (Panaroekan, Ranoelemongan, Tempeh, Toeren) zb'n; ook de Djembersche districten Tanggoel (21,4), Poeger (22,9), Majang (21,7) en Djember buiten de kota (21), het district Loemadjang buiten de kota (21,7) en het Kedirische Pare buiten de kota (20,5), Genteng (23,6) en Rogodjampi (28.1), Woeloehan (23,2), Pagak (28,1), Kandangan (25,4). Papar (24,1), Srengat (27,6), Blitar buiten de gemeente (25,1), Gandoesari (24,2) en Lodojo (30) hebben hoogere, sommige zelfs zeer hooge cijfers. Wanneer onder de immigranten naar verhouding veel ongehuwde mannen of gehuwde mannen zonder echtgenooten zijn kan het geboortecijfer laag zijn. Een ander opvallend verschijnsel is. dat in overwegend- Madoereesehe streken deze leeftijdsgroep zoo klein is. Ook is geconstateerd, dat in de regentschappen Pasoeroean en Bangil waar Javanen en Madoereezen al sinds langen tijd. gevestigd zijn en hun leeftijdsgroepeering dus niet verstoord kan worden door den even genoemden factor van de immigratie, de Madoereezen een kleinere eerste leeftijdsgroep hebben dan de Javanen (zie boven blz. 19). Is in zulke streken het geboortecijfer van de Madoe reezen lager dan van de Javanen? In zijn mono grafie over het regentschap Pasoeroean constateert Dr. Ir. de Vries i) uit de cijfers, dat in dit regentschap in de perioden 1839 t/m 1854 en 1920 t/m 1929 de nataliteit van de Madoereezen lager is dan die van de Javanen. Het is gevaarlijk om in het algemeen verband te zoeken tusschen een kleine eerste leeftijdsgroep en een laag geboortecijfer, omdat — het kan niet genoeg herhaald worden — de eerste leeftijdsgroep alleen een aanwijzing kan geven over de nataliteit over een bepaalde periode vóór de Volkstelling. Merkwaardig is, dat de Madoereezen in twee regent schappen van hun stamland (Pamekasan en Sampang) een bijzonder groote eerste leeftijdsgroep hebben (zie voor cijfers boven blz. 23 en ook blz. 19). Evenals in de andere provincies en de beide Vorste»' landsche gouvernementen zh'n de relatieve cijfers v: ' n deze eerste leeftijdsgroep ook laag in bijna alle gemeente' 1 en kota's, het laagst in Toeban (19,5% van de gehuwd e volwassen vrouwen), Lamongan (17,3), Grisee (14,3)' Madioen (17,6). Djombang (15,7), Soerabaia (10 Malang (18,8), Loemadjang (18,7), Probolinggo ( 1S,8). Kraksaan (10,8), Djember (17,1), Bondowoso (18,4)> Sitoebondo (15,1), Bangkalan (17,1). Bepaling van de leeftijdsgrens tusschen onvolwassen 611 en volwassenen. Het is mogelijk, dat in een bepaald* streek jongens of meisjes op jongeren of ouderen leefUl volwassen worden of als volwassen worden beschouw»- Dit kan natuurlijk invloed hebben op de grootte ( ' el leeftijdsgroepen. Dergelijke afwijkingen vallen niet » ie sprekende cijfers te eonstateeren. Mogelijk zijn in ToebB» en Panaroekan de meisjes op jeugdigeren leeftijd volu' aS sen of als volwassen beschouwd dan elders, maar dat sta' 1 lang niet vast. Zie beneden blz. 4M. !) Landbouw en welvaart in het regentschap Pasoeroean (1931) blzz. 43, 44. § 4. Verg el ij king met de eijf c r s van 1§" Inleiding. In 1920 werd alleen een onderscheiding onvolwassenen en volwassenen gemaakt. Als volwassene 11 werden beschouwd zij, die 15 jaar en ouder waren. )k kenmerk van het bereiken van den 15-jarigen leeiti.l* 1 werd aangenomen: de huwbaarheid. De cijfers der onvolwassenen. In teksttabel No. ll (blz. 52) zijn de verhoudingscijfers dezer twee groep eD met die van de over eenkomstige groep el van 1920 vergeleken- In het nevenstaaw tabelletje zijn de c o fers der onvolwaSS* nen van de geweste van Java en Madoö* en die van de beid eilanden tezamen ° n der elkaar gezet. Hi e uit blijkt, dat in Oo& Java het relatief aantal onvolwassen*» in 1930 geringer * dan in 1920. Indien men zou mogen aannemen, dat in 1920 en l y ' ongeveer dezelfde leeftijdsgrens tusschen onvolwassen en volwassenen getrokken was, dan zouden de verschil 1 tusschen de regentschapscijfers van de beide jaren op e relatieve toename of afname der beide groepen wil zt Het staat echter niet vast of overal wel in beide ,l aI dezelfde grens tusschen de beide groepen is geste Bovendien is van den graad van betrouwbaarheid ( i + cijfers van 1920 niets bekend. Die onzekerheid maaK* moeilijk om de verschillen tusschen beide jaren te klaren. . Toch moet op enkele cijfers de aandacht gevestUs worden. 2) Exclusief het aantal personen waarvan de leeftijdsg r onbekend was. In teksttabel No. 11 zijn de cijfers berekend 100 personen inclusief het aantal waarvan de leeftijdsgroep ° kend was. 43 , ln de eerste plaats het opmerkelijke verschijnsel, dat ' '''I»' regentschappen van de residenties Madioen. Kediri Soerabaia en voorts in de regentschappen Malang, -'"'iiiadjang, Djember, Banjoewangi en Bondowoso het "'>' ve aantal onvolwassenen, mannen zoowel als vrou- U ' en , in 1930 geringer was dan in 1920. i) j| 'er groot zijn de verschillen van de cijfers der /"*"" b Magetan, Ponorogo, Trenggalek, Toeloeng »ng, oe Soerabaia, Djember, Banjoewangi en Bondowoso; cl| e van de cijfers der vrouwen in Ponorogo, Treng -1 e k, Toeloengagoeng, Blitar. Ngandjoek, Kediri. Djom >:in " en Banjoewangi. n 1930 was het relatieve aantal onvolwassenen grooter " '" 1920 in de regentschappen van de residentie " ( .)"iiegon, en in de regentschappen Bangil. Pasoeroean, " >ou nggo, Kraksaan en de Madoerasche regentschap - • Het grootst is het verschil in Lamongan. (Irisee, B °eroean, Bangil, Probolinggo (alleen de vrouwen), a «saan (alleen de vrouwen). Bangkalan, Sampang, e cijfers der volwassenen. Over de vergelijking van '''•it'ers der volwassenen behoeft natuurlijk niet veel lileei. gezegd te worden. Waar de cijfers van de onvol- wassenen in 1920 of 1930 hooger (lager) waren, daar waren de cijfers der volwasse nen lager (hooger). De toename van vol wassenen in immigra tiestreken (Banjoe wangi. Djember, Loe madjang. Malang) zou kunnen beteekenen, dat tusschen 1920 en 1930 vele volwassenen geïmmigreerd zijn. In de Madoerasche re- . t St 'happen met veel emigratie, uitgezonderd Soemenep, Iqo re ' ; dieve aantal volwassen mannen en vrouwen in < "''Hun,,,. |)j t V( .|. S( .i,ii za i we i hoofdzakelijk aan een '""*' van emigratie toe te schrijven zijn. t - "e geslachtsverhouding van ieder der I e e f t ij d s g r o e p e n. Machtsverhouding van de eerste leeftijdsgroep. On- der de kinderen van de eerste leeftijds groep 3 ) is in Oost- Java het aantal meis jes grooter dan het aantal jongens. Dit zelfde nieisjesover schot is ook te con stateeren in 27 van de 32 regentschappen. Het grootst is dat overschot (in relatieven zin) in de regentschappen Toeban, Pasoeroean, Probolinggo, Bon dowoso, Panaroekan, Bangkalan. Sampang, Pamekasan; minder in Toeloengagoeng. Blitar, Modjokerto, Malang, Loemadjang, Djember en Banjoewangi. Groote jongensoverschotten onder de kinderen van deze eerste leeftijtlsgroep zijn in geen enkel regentschap geconstateerd. Men heeft bij de beoordeel ing van deze gegevens niet uit het oog te verliezen, dat zij betrekking hebben op een geboorteoverschot onder zuigelingen, die gedurende de boven blz. 40 bedoelde periode van ± 18 maanden zb'n geboren. Toch doet het zoo zeer verspreide verschijnsel van een meisjesoverschot onder deze kinderen vermoeden, dat dit overschot dis regel in tal van districten al in de laagste leeftijdsgroepen is te constateeren. Geslachtsverhouding in de tweede leeftijdsgroep. In de tweede leeftijds groep z\jn de jongens in de meerderheid, omdat zij op ouderen leeftijd als volwassen worden beschouwd dan de meisjes. Die meerderheid van de jongens is in Oost- Java ongeveer even groot als in "West-Java. Hieronder zijn de regentschapscijfers opgenomen : De cijfers van Panaroekan en Toeban (de laagste van Oost-Java) Blijken veel lager te zijn dan die van Lamongan, Djember, Eraksaan enz. Waarom het aantal meisjes der tweede leeftijdsgroep in deze beide regent schappen zoo klein is (in verhouding tot het aantal jongens) zou misschien te verklaren zijn uit het feit, dat de meisjes hier op jeugdigen leeftijd of de jongens op ouderen leeftijd volwassen zijn of als volwassen worden beschouwd. Mogelijk is ook, dat hier het verschil in mor taliteit tusschen jongens en meisjes geringer is dan elders. Opmerkelijk is, dat in de drie Madoerasche regent schappen Sampang. Pamekasan en Bangkalan een groot relatief aantal meisjes in de tweede leeftijdsgroep gepaard gaat met een bijzonder groot vrouwenoverschot op de totale bevolking, zoodat misschen hier deze numerieke i) j in ~„ ll lle t regentschap Panaroekan is het cijfer van de mannen o n „ " ook hooger; het cijfer van de vrouwen is in beide jaren ,' Veer gelijk. .-.) ?* noot 2 op bk. 4-2. 'e voor de absolute cijfers tabel No. 14. 44 meerderheid van de vrouwen gedeeltelijk toe te schrijven zcu zijn aan een groot „jongenstekort" onder de onvol wassenen. Is de mortaliteit onder de jongens in die regentschappen groot of trekken er velen met hun ouders naar elders? Geslachtsverhouding in de derde leef tijdsgroep. Het vrou wenoverschot onder de volwassenen is in Oost-Java grooter dan in de andere gewes ten op West-Java na. Hieronder zijn de regentschapscijfers vermeld: De zeer hooge vrouwenoverschotten van de Madoera sche regentschappen (die van Bangkalan, Soemenep en Sampang zijn de hoogste van geheel Java en Madoera) moeten natuurlijk aan de groote emigratie van volwassen mannen toegeschreven worden. Wellicht z\jn ook in Pasoe roean (vooral in de districten Wangkal, Kebontjandi, Grati en Pasoeroean buiten de gemeente) en in Bangil (vooral in Gempol en Poerworedjo), het district Grisee deze factoren beteekenende oorzaken van het groote vrouwenoverschot. De regentschappen met veel immigratie, Malang. Blitar, Loemadjang, Djember en Banjoewangi hebben een gering vrouwental onder de volwassenen; Banjoewangi heeft zelfs een mannenoverschot in de derde leeftijdsgroep. In Djember en Blitar is het aantal jongens in de tweede leeftijdsgroep relatief groot (zie boven); misschien is hier het geringe vrouwental gedeeltelijk ook toe te schrijven aan een kleiner verschil in mortaliteit tusschen jongens en meisjes dan elders. §6. Burgerlijke staat; inleiding. Indeeling van de onderwerpen. In het belang van de overzichtelijkheid zal de bespreking der cijfers van den burgerlijken staat in drieën worden onderverdeeld. In het eerste deel, dat in deze paragraaf wordt behandeld, zal een overzicht gegeven worden van het totaal aantal gehuwden, ongehuwden, weduwnaren (weduwen) en ge scheidenen, daarop volgt een vergelijking van deze cijfers met die van 1920. In § 8 zal de burgerlijke staat van de orwolwassenen en in de daarop volgende paragraaf die van de volwassenen ter sprake worden gebracht. Aantal gehuwden- Het relatieve aantal gehuwde vrouwen va n Oost-Java is lager dan dat van We<* en Midden-Java. H et cijfer van de de mannen is oiig e ' veer gelijk aan c a van Midden-Java maö* lager dan dat vilU West-Java. Voor de regentschapscijfers verwijzen wij naar tekst' tabel No. 13 op blz. 55. Meer gehuwde vrouwen dan gehuwde mannen. e absolute cijfers (zie tabel No. 14) wijzen uit, dat er mee r gehuwde vrouwen dan gehuwde mannen in geheel Do""' Java zijn en wel 3 095 966 mannen tegen 3 224 388 vrou wen, dus 128 422 gehuwde vrouwen meer. Dit verschil is toe te schrn'ven aan: 10. de polygame huwelijken; 20. het tijdelijk wegtrekken van gehuwde mannen; 30. misschien de omstandigheid, dat er vrouwen zijn, d 1 ion onrechte hebben opgegeven, dat zij gehuwd zij* Indien van de polygame huwelijken het aantal vrouwe 11 en de woonplaats dier vrouwen bekend was en mdi e men den factor onder 3 uitschakelt zou men kunnen b ,M ' e ' kenen hoeveel gehuwde mannen zich gedurende de Volkstellingsdag buiten Oost-Java bevonden. Nu z!,n echter van de polygame huwelijken alleen bekend huwelijken met twee, met drie en met vier of meer vrw wen, zoodat van de laatstgenoemden niet precies h e aantal vrouwen berekend kan worden. Bovendien is ' lU naar de woonplaats van de vrouwelijke echtgenoote gevraagd. Neemt men nu aan, dat de in polygamie levende ll,nl nen met niet meer dan 4 vrouwen getrouwd waren en (I l de vrouwen van die mannen allemaal in Oost-Java wo° den, dan is het aantal tijdelijk weggetrokken gehuw ( mannen 77 664 d.i. 2,51% van de gehuwde mannen vi " Oost-Java. Alle regentschappen, op Soerabaia, Banjoewangi •* Panaroekan na ne ben een ..gehu* de ' vrouwen-overschot • Maakt men echte' voor ieder dier regel" schappen de boven b doelde berekening' l ''" blijken behalve de i noemde regentsc» 8 * pen Soerabaia. njoewangi en 1 a roekan ook nog ' j 0 madjang en D.i° m een „gehuwde-" 1 a £ nen-overschot" te n ben. Vermoedelijk *) Zie voor de cijfers van Britsch-Indië en Nederland, die ° , scheidenlijk van 1931 en 1930 zijn: Census of India 1931 vol. I blz. 239 en Statistiek van Nederland, volkstelling 1930 dl. II M z - 2 jj voor de Philippijnen, Census of the Philippine Islands (1918.) VO ■ blz. 41. 45 den hier verscheidene in Madoera wonende gehuwde mannen. at op Madoera op den Volkstellingsdag verscheidene «*mrwde mannen niet thuis waren, blijkt uit vorenstaand ' ei ietje, waarin de regentschappen met de hoogste per tages van het geschatte aantal weggetrokken gehuwde bannen vermeld zn"n. e Percentages van Bangkalan, Soemenep en Grisee zijn <?er dan die van eenig ander regent schap op Java en a, loera i). No. 13 op blz. 55. Aantal ongehuwden. Het relatieve aantal (per 100 personen van ieder geslacht) onge huwden d.w.z. nog nooit-gehuwden, is on der de mannen groo ter, onder de vrou wen geringer, dan in de beide andere groo te provinciën. Voor de regentschapscijt'ers verwijzen wij naar a ntal gescheidenen. Het relatieve aantal gescheidenen (per 100 personen van ieder geslacht) is ook in Oost-Java evenals in Midden-Java en de Vorstenlanden la ger dan in West- Java. Vergelijking met Britsch-Indië is niet mogelijk, omdat daar in 1921 de ge scheidenen en de we- u 'laren (weduwen) in één groep zijn samengebracht, andere Aziatische landen zijn geen cijfers gevonden. Aantal weduwnaren en weduwen. Het aan tal weduwnaren per 100 mannen is onge veer evenhoog als in de Vorstenlandsehe gouvernementen; het cijfer der weduwen is echter bijzonder hoog. Van Aziatische landen zijn geen cijfers ge iden. h(! eft Alleen het Bantamsehe regentschap Serang in West-Java een percentage van 7,2. Nefl , Zle voor ,ie cijfers van Britsch-Indië, de Philippijnen en «f ! d: Census of India 1931 vol. I, part. I, blz. 239; Census I>hilipi>inc Is lands (1918), vol. 11, blz. 41; Statistiek van er and, volkstelling 1930 deel II blz. 260. Statistiek van Nederland, volkstelling 1930 deel II blz. 260. j 7 -r r • Vergelijkingen met de cijfers van den burgerlijken staat van 1920. e cijfers van 1920. De cijfers van den burgerlijken . at van 1920 geven alleen totalen, dus geen splitsing en volwassenen. In teksttabel No. 13 (blz. 55) zijn naast deze totalen (relatieve cijfers) die van 1930 geplaatst; de regentschapscijfers van 1920 waren nog nimmer gepubliceerd. De beperkte tekstruimte noopt tot een beknopte bespre king. Waar in het volgende sprake is van toe- of afname, wordt bedoeld, dat in 1930 het in teksttabel No. 13 blz. 55 gepubliceerde relatieve cijfer van 1930 hooger of lager is dan in 1920. Een groote toe- of afname beteekent dan een verschil tusschen de percentages van 1920 en 1930 boven 1%. Onder aantal is te verstaan het relatieve aantal. De cijfers van Oost- Java. In nevenstaan de tabel zijn de cijfers van 1920 en 1930 van Oost-Java opgenomen. Daaruit blijkt, dat het aantal ongehuw den en personen in weduwenstaat is af- en het aantal gehuwden is toegenomen, terwijl het aantal geseheide- nen nagenoeg ongewijzigd is gebleven. Regentschapscijfers. Opvallend is, dat over het algemeen het relatieve aantal personen in weduwenstaat, evenals in West- en Midden-Java en de Vorstenlanden in 1920 grooter was, vermoedelijk tengevolge van de influenza epidemie van 1918 en 1919, die in 1920 nog niet geheel verdwenen was. Heel groot is het decres in Ponorogo, Patjitan, Trenggalek, Toeloengagoeng. Blitar, Soerabaia, Malang, Kraksaan, Bangkalan, Sampang en Soemenep. In 23 van de 32 regentschappen is het relatieve aantal ongehuwde mannen afgenomen. Groot is het verschil in tal van regentschappen: Lamongan, alle regentschappen van de residenties Madioen, Kediri en Soerabaia en het regentschap Malang. In 22 regentschappen is het relatieve aantal ongehuwde vrouwen afgenomen, vooral in Magetan, Madioen, Ponorogo, de regentschappen van de residenties Kediri en Soerabaia en het regentschap Banjoewangi. Ver moedelijk houdt dit decres verband met het decres van onvolwassenen (zie boven blz. 43). In Toeban, Grisee, Bangil, Pasoeroean, Kraksaan en de Madoerasche regent schappen is het relatieve aantal ongehuwde mannen en vrouwen en in Probolinggo de ongehuwde vrouwen toe genomen. De verschillen zijn echter klein, behalve in Bangkalan en Sampang (mannen en vrouwen) en Soemenep (mannen). De gehuwden zijn in de meerderheid van de regent schappen toegenomen. Het decres van gehuwde mannen in de Madoerasche regentschappen is misschien wel een gevolg van emigratie van gehuwde mannen; de cijfers van de gehuwde vrouwen blijken er weinig gewijzigd te zijn. De cijfers der gescheidenen geven beteekenendc ver schillen te zien in Banjoewangi en Djember waar de geseheiden vrouwen toe- en in Toeban waar zjj afgenomen zijn. §8. Burgerlijke staat van onvolwassenen. Inleiding. In verband met het bestaan van kinder huwelijken, d.w.z. huwelijken van twee onvolwassenen of van een volwassene met een onvolwassene, is het nood zakelijk den burgerlijken staat der onvolwassenen, d.z. 46 dus kinderen van de eerste en tweede leeftijdsgroep te bespreken. De cijfers van onvolwassen gehuwden. Het aantal gehuwde kinderen van de eerste leeftijdsgroep (nog-niel loopende kinderen) waarvan men de absolute cijfers in tabel No. 14 vindt, is gering. Van veel meer beteekenis zijn de cijfers der tweede leeftijdsgroep (andere onvol wassenen). De cijfers van de regentschappen met de hoogste percentages zijn hieronder opgenomen: Het percentage van Lamongan is ongeveer even groot als dat van Serang in West-Java, terwijl het cijfer van Grisee bijna even hoog is als dat van Koetoardjo in Midden-Java. De hoogste regentschapscijfers van Java en Madoera zijn die van Keboemen (4,06) in Midden-Java, Cheribon (1,79) in West-Java. Lamongan (1,68), Koeto ardjo (1,56) in Midden-Java. Gehuwde kinderen in de residentie Bodjonegoro. Het grootst is het aantal gehuwde onvolwassenen in de hui dige residentie Bodjonegoro, vooral in Lamongan en Grisee; Toeban en Bodjonegoro hebben lagere cijfers. In Toeban zijn het de districten Bantjar, üjatirogo en Sing gahan, in Bodjonegoro de districten Ngoempak en Bahoe reno, in Lamongan alle districten en in Grisee de distric ten Karangbinangoen, Tjerme en Sidajoe waar de meeste kinderhuwelijken hebben plaats gehad. Zeer hoog zijn de relatieve cijfers in Soekodadi en Karangbinangoen. In de residentie Madioen. Van de residentie Madioen heeft alleen het regentschap Magetan een hoog cijfer; Madioen en Patjitan hebben lagere percentages. In Ponorogo is het alleen de kota. die nog al veel gehuwde kinderen telt. Van Magetan moeten vooral genoemd worden de districten Magetan (v.z.v. buiten de kota gelegen) en Parang; van Madioen, Madioen (buiten de gemeente) en Oeteran; van Patjitan, Poenoeng en Tegalombo. In het regentschap Soerabaia. In de gemeente Soera baia is bijna 1% van de kinderen van leeftijdsgroep II gehuwd (188 jongens en 360 meisjes). Buiten de gemeente zijn de percentages lager. dienen genoemd te worden: Soemberwaroe (Panaroekan)» Pamekasan buiten de kota, en Boender (Pamekasan). In het gebied van de Madoereezen. Van de regent schappen waar de bevolking voor meer dan 90% Madoereesch is, Kraksaan, Panaroekan, Bondowoso. Bangkalan. Sampang, Pamekasan en Soemenep hebben Panaroekan, Pamekasan en Soemenep de hoogste relatieve cijfers, die echter beneden 1% zijn. Van de districten Waar de lage cijfers gevonden zijn. In de residentie 8 Kediri en Malang en in de regentschappen Djombang' Modjokerto, Sidoardjo, Djember, Banjoewangi, Bondo woso,' Bangkalan en Sampang is het relatieve aan ta gehuwde kinderen van de tweede leeftijdsgroep l ,e geringst. In dit geheele gebied heeft maar één distn c een cijfer van meer dan 1% (1,08%), namelijk h e Probolinggosche Tengger. In gemeenten en kota's. Evenals ook elders op J» va zijn de cijfers van gemeenten en kota's laag. In den regel is niet meer dan 1% van de onvolwassenen (d er tweede leeftijdsgroep) gehuwd. Boven 0,5% zijn de cijfer B van Soerabaia (0,98%), Toeban (0,79%), Bodjonegoro (0,73%), Lamongan (1,55%), Grisee (0,63%), Madioen (0,58%), Ponorogo (0,69%), Sitoebondo (0,60%) eil Pamekasan (0,52%). Enkele cijfers. Hieronder zijn nog enkele absolute en relatieve districtscijfers vermeld: Vorm van het kinderhuwelijk. ') Uit de cijfers bltf* ' dat er veel meer gehuwde onvolwassen meisjes eta jongens zijn. Hieruit kan afgeleid worden, dat tal va meisjes getrouwd zijn met volwassen mannen, huwelijkssluiting (ningkah) heeft dan op de gewone W, J plaats en wordt gevolgd door de zg. ontmoeting en huwelijksfeest; de samenleving van het jonge paar, echte > wordt als regel opgeschort tot het meisje volwassen i s - 1 ) De volgende gegevens over vormen en motieven van het km huwelijk zijn ontleend aan mededeelingen van eenige Eegenten Oost-Java. . Zie verder over kinderhnwelijk: Adatrechtbundel 19 blzz. 75—76, 393—394; en bundel 34 blzz. 89—91. 47 eldzamer komt het voor, dat twee onvolwassen kin en middels de ningkah in den echt worden verbonden; ■ m °eting, huwelijksfeest en natuurlijk ook de samen ev, "g worden uitgesteld. Motieven van het kinderhuweiijk. In den regel zijn voornamelijk economische motieven, die de ouders er i i oe brengen hun onvolwassen dochters uit te huwen ee n volwassen echtgenoot, die als werkkracht ge hrui kt kan worden. «-orte duur van het kinderhuwelijk. Over de moties en niien de cijfers weinig zeggen. Wel echter bevestigen '; het oordeel van den Regent van Lamongan, dat het vaak van korten duur is. In tabel No. 14 lel t men de absolute regentschapscijfers van het aantal ese heiden kinderen (Ie en 2e leeftijdsgroep), dat vooral arn °ngan en Grisee nog al hoog is. Van de meisjes _ii de 2e leeftijdsgroep was in Grisee 1,11%, in Lamongan ''% geseheiden; hooger is dit percentage in de regent aappen Cheribon (ruim 2%) en Serang (bijna 2%) in W eBW ava . in weduwenstaat. In totaal telt Oost a "94 onvolwassen weduwnaren en 2 046 onvolwassen uwen. Zelfs onder de zuigelingen (Ie leeftijdsgroep) er nog 158 geteld, die in weduwenstaat geraakt waren. 5 Q T> ■ Li u r g e i' lij k e sta a t V a n vol w ass e n e n. Pmerkelijke verschillen met andere gewesten van Java. ln teksttabel No. 14 (blz. 56) opgenomen relatieve ' s v ;m den burgerlijken staat van Oost-Java geven le fkelijke verschillen te zien met de andere gewesten Vail Java. e guinen wij met de volwassen mannen. Dadelijk valt ' "at, behalve in Soerakarta. nergens zooveel ongehuwde mannen zijn als hier. meer nog dan in Jog jakarta waar het cij fer al hoog is en veel hooger dan in West- Java. De cijfers van weduwnaren en ge scheiden mannen zijn normaal. maar het percentage gehuwde mannen is natuurlijk veel lager dan in de n J r e gewesten. - 1 " 1 nu de volwassen vrouwen. Onder hen zijn ongeveer evenveel ongehuwden als in Midden-Java, maar aanmerkelijk meer dan in West- Java, waar echter het relatieve aantal ge scheiden vrouwen zeer groot is. Verder val len nog twee cijfers op: lo het cijfer van de gehuwde vrouwen, het laagste en 2o het cijfer ae weduwen, het hoogste van geheel Java en Madoera. Waar veel ongehuwde volwassen mannen zijn. In Midden-Java was het hoogste relatieve regentschapscijfer van de ongehuwde (d.w.z. nog niet gehuwde) volwassen mannen ruim 19 op de 100 volwassen mannen (in de regentschappen Wonosobo en Semarang). In Oost-Java hebben niet minder dan 9 regentschappen 20 en meer ongehuwden op de 100 volwassen mannen! Het hoogste regentschapscijfer van geheel Java en Madoera hebben Toeloengagoeng (bijna 25) en Ponorogo (24,8) ; lager zijn de cijfers van Ngandjoek (22,4), Kediri (22,2), Djombang (21,3), Blitar (21.2), Banjoewangi (21.1), Trengejalek (20,7) en Madioen (20.5), dat zcjjn dus nlh regentschappen van de residentie Kediri en de aan grenzende regentschappen Madioen, Ponorogo en Djom bang' en ten slotte in den Oosthoek nog: Banjoewangi. Veel ongehuwde mannen in de residenties Madioen, Kediri en Soerabaia. Over het algemeen is het relatieve aantal ongehuwde volwassen mannen ook in de niet genoemde regentschappen van de residenties Madioen (Ngawi, Magetan, Patjitan) en Soerabaia (Modjokerto, Sidoardjo en Soerabaia) hoog. Men kan dus zeggen, dat in een groot aaneengesloten gebied omvattende de residen ties Madioen, Kediri en Soerabaia 18 a 25% i) van de volwassen mannen op den Volkstellingsdag nog niet gehuwd waren. De hoogste districtscijfers — de allerhoogste van geheel Java en Madoera! — vinden wij in het Toeloengagoeng sche Ngoenoet met niet minder dan ruim 29,2% volwassen mannen, die ongehuwd zijn, Toeloengagoeng buiten de kota (26,5%), de Ponorogosche districten Ponorogo buiten HÄ( kota (25,8%) en Ardjawinangoen (26,9%) en het Blitarsche Srengat (26.4%). In enkele gemeenten en kota's hooge cijfers. In de andere gewesten van Java en Madoera bleek het aantal ongehuwde mannen in gemeenten en kota's over het alge meen hoog te zijn. Die regel gaat in Oost-Java maar gedeeltelijk op. Wel hebben natuurlijk in de bovenbedoelde residenties gein eenten en kota's hooge cijfers, maar vaak zijn cijfers vim districten van het platteland nog hooger. Ditzelfde verschijnsel doet zich ook in eenige kota's elders voor. In den Oosthoek echter zien wij in tal van kota 's den regel weer bevestigd, dat öf tengevolge van later huwen of tengevolge van immigratie het relatieve aantal ongehuwde mannen hooger is dan op het platteland. Het minste aantal ongehuwde mannen in Madoereesche streken. Merkwaardig is. dat de laagste relatieve cijfers van de ongehuwde mannen in het gebied van de Madoe reezen voorkomen. In Madoera zelf heeft Soemenep het laagste regentschapscijfer van Oost-Java (11,6%) 2). 00 fe Bangkalan (12.2%) 2 ) en Sampang (13,4%) 2) hebben lage cijfers, hooger is het percentage van Pamekasan (bn'na 15) en aan den overwal op Java hebben alle ooste lijke regentschappen op Djember en Banjoewangi na eveneens lage cijfers, al zijn die wat hooger dan o]) Madoera. Opmerkelijk is. dat die lage cijfers ook aange troffen zijn in de overwegend-Madoereesche districten: Bangil buiten de kota in Bangil; Wangkal en Grati in Pasoeroean; Ranoelemongan in Loemadjang; Probolinggo i) Het regentschap Soerabaia heeft een percentage van 17,82%. •■M Deze cijfers zijn nog hoog vergeleken bij die van West-Java waar ruim 13% het hoogste regentschapscyfer is. 48 buiten de kota in Probolinggo; Djember buiten de kota en Majang in Djember. Hooger zyn de cijfers echter in Tongas buiten de kota (15,8) en Kalisat (15,1). Oorzaken van een groot aantal ongehuwde mannen. De oorzaken van een groot relatief aantal ongehuwde mannen kunnen zijn: 1. dat de jonge volwassen mannen op lateren leeftijd huwen dan elders waar de cijfers laag zijn; 2. dat de trouwlust over het algemeen geringer en dus het aantal „verstokte vrijgezellen" grooter is dan elders; 3. dat de jongens op jeugdigeren leeftijd als volwassen worden beschouwd dan daar waar de cijfers van de ongehuwde mannen laag zijn. De laatste oorzaak is niet uit de cjjfers te lezen. De tweede oorzaak zou misschien te constateeren zijn in streken met een gering vrouwental, zooals de regentschap pen Ngawi, Ponorogo, het Toeloengagoengsche district Ngoenoet, het Blitarsche Lodojo en de Banjoewangische districten Genteng en Rogodjampi. Maar over het alge meen zal toch in de echt-Javaansche landen van het westelijke deel der provincie de ongehuwde staat voor den man nog min of meer als een schande beschouwd worden; een uitzondering is misschien Ponorogo waar dit afkeurend oordeel over den ongehuwden staat niet zou bestaan l ). Indien dan de twee laatstgenoemde oorzaken niet te constateeren zijn, dan moet het belangrijke verschil tusschen de hooge cijfers van ongehuwde volwassen man nen in de residenties Madioen, Kediri, Soerabaia en misschien ook het regentschap Malang eenerzijds en de lage cijfers van Madoera en enkele Madoerasche streken anderzijds, wel op een verschil in huwelijksleeftijd be rusten ; in eerstgenoemde streken trouwen de mannen later dan in laatstgenoemde streken. De Regent van Ponorogo deelt mede, dat het „niet meer zeldzaam" is, „dat mannen van 20 a 25 jaar en ouder ongetrouwd blijven". Ook van de Toeloengagoengsche districten wordt door de betrokken hoofden medegedeeld, dat de mannen laat trouwen. Uit Madoera, daarentegen, wordt gemeld, dat de mannen er jong trouwen. De Regent van Bangkalan deelt mede. dat vrijgezellen zich „niet vrn' in de kampong bewegen, zonder argwaan te wekken van ouders met huwbare dochters of van mannen met jonge vrouwen" en in sommige streken is het soms zoo erg, „dat zij niet meer veilig zijn voor hun leven en niet bij donker hun huis durven verlaten. Waar veel en weinig ongehuwde vrouwen zijn. De hoogste regentschapscijfers van het aantal ongehuwde volwassen vrouwen vindt men wederom in de regent schappen van de residenties Madioen, Kediri en Soerabaia, tevens in Malang, in de streken dus waar de mannen op lateren leeftijd trouwen dan elders; maar alleen in enkele regentschappen als Ponorogo. Trenggalek, Toeloeng agoeng, Ngandjoek en Malang is het cijfer buitengewoon hoog namelijk ruim 8% *). Dat ook in drie Madoerasche regentschappen het aanta volwassen ongehuwde vrouwen groot is (in Sampang 8,7% in Bangkalan bijna 8% en Pamekasan 7,9%) zal vernio f ' delijk aan het groote vrouwenoverschot toe te schrij vell zijn. Soemenep heeft een veel lager cijfer (5,9%), m lS ' schien wel, omdat het relatieve aantal polygaam-gehuwde mannen hier grooter is dan in de andere regentschappen- Lang niet alle regentschappen met groote vrouwe 11 ' overschotten tellen veel ongehuwde volwassen vrouwe 11 zoo, bijvoorbeeld, niet: Grisee (4,4), -Pasoeroean (<>&>' Bangil (5,8) en Probolinggo (5,7). Gering is het relatieve aantal ongehuwde volwassen vrouwen in de regentschappen Toeban (3,5%), Bodj°" negoro (4,4%), Lamongan (4,4%), Grisee (4,4%), Kra&' Baan (3,9%) en Panaroekan (4,5%). In al deze regent schappen met uitzondering van Kraksaan kan het besta»* van kinderhuwelijken (waarmee misschien gepaard g aa een huwelijk op jeugdigen leeftijd) oorzaak van de I*B cijfers zijn. Ongehuwden in gemeenten en kota's. Uit teksttab* No. 15 op blz. 57 blijkt, dat in bijna alle gemeente 11 en eenige kota's het aantal ongehuwde volwassenen g r0 ° is. Of deze hooge cijfers, althans gedeeltelijk, toe schrijven zijn aan het feit, dat stadsmenschen l ate trouwen dan plattelandsmenschen, is niet met zekerli<' ic te zeggen, omdat vele dezer gemeenten en kota's lfl streken liggen waar ook op het platteland de cijfers hoog> soms hooger, zijn dan in de stad. In het volgend tabelletje is van de gemeente Soer a ' baia 3 ) het relatieve aantal volwassen ongehuwden onde de eldersgeborenen (immigranten) vergeleken met da van de volwassen ongehuwden onder de overige bevo - king, die gemakshalve geboortebevolking genoemd word Daaruit blijkt, dat het aantal ongehuwden onder ( eldersgeborenen hooger is, dan onder de gebooft e ' bevolking. Meer ongehuwde mannen dan ongehuwde vrouwen zijn meer ongehuwde volwassen mannen dan volwassen vrouwen, omdat de meisjes in den regel jeugdigeren leeftijd trouwen dan jongens. Boven*** worden vele jonge ongehuwde vrouwen door gescheld mannen en weduwnaren getrouwd. Gehuwden. Als regel is natuurlijk het cijfer gehuwden laag wanneer dat der ongehuwden hoog en omgekeerd. Vandaar de hooge cijfers van 80 a gehuwde mannen per 100 volwassen mannen in '"' kalan, Sampang, Soemenep en Panaroekan en de cijfers 70 a 75 in eenige regentschappen van de residen .Madioen, Kediri en Soerabaia. Voor de vrouwen is de regel niet zonder uitzonde gen, omdat de percentages van de niet-meer-gehu v !) Mededeeling van den Eegent van Ponorogo, die er echter aan toevoegt, dat verstokte vrijgezellen zeldzaam zijn. Zou het publieke oordeel in deze streken niet verband kunnen houden met de vroeger hier veel voorkomende pederastie, die thans, naar de Regent mede deelt, sporadisch voorkomt in de districten Ardjowinangoen, Djebeng en Soemoroto 1 2 ) De hoogste regentschapscijfers van Java en Madoera zijn die van de Jogjasche regentschappen Adikarto en Koelonprogo, namelijk ruim 11%. »:i ;ir 3 ) Alleen van deze gemeente is het aantal eldersgeborenen burgerlijken staat gesorteerd. 49 °U\ven (weduwen en gescheidenen) nog al uiteenloopend nnnen zijn. Zoo tellen Grisee en Soerabaia weinig on -1 u wde, maar ook weinig gehuwde vrouwen, doch zeer e . weduwen en gescheiden vrouwen. Banjoewangi telt H veel ongehuwde en zeer veel gehuwde, maar opmer ijk-weinig niet-meer-gehuwde vrouwen. vrouwen. Het is dan ook in deze Sentschappen, dat het relatieve aantal niet-meer-gehuw- de vrouwen zoo groot is. Is het gemiddelde van Oost-Java al hoo ger dan in de andere gewesten, de regent schapscijfers van Sido ardjo (34,2), Soera baia (33,3), Modjo kerto (32,6), Bangil '*) en Djombang (29,6) zijn buitengewoon hoog. -ken groot aantal niet-meer-gehuwde volwassen vrouwen . oeft niet altijd met een groot vrouwenoverschot onder e volwassenen gepaard te gaan. Zoo tellen Pamekasan Sampang met hun groot vrouwenoverschot betrekkelijk ' e mig niet-meer-gehuwde vrouwen, ruim 24%. Djombang ■Toeban, die geen groot vrouwenoverschot hebben, e le n ruim 29 niet-meer-gehuwden op de 100 volwassen . ° Uvv en. Wel echter is het bedoelde verband te vinden üe cijfers van Sidoardjo, Soerabaia, Modjokerto, Bangil, Sec » Pasoeroean, Soemenep en Bangkalan. In Djember banjoewangi met hun gering relatief vrouwental is het aantal weduwen en gescheiden vrouwen gering. e * groote relatieve aantal van deze reeds-gehuwd '''sl-zijnde ( vrouwen in Oost-Java is vermoedelijk de Zaa k, dat deze provincie het geringste relatieve aantal Uwde vrouwen telt van alle gewesten op Java en ad °era. Bijzonder gering — het geringst van alle regent , a Ppen op Java en Madoera —is dat aantal in Soera la en Sidoardjo (ruim 58% van alle volwassen vrouwen), .Hjokerto (59,8%), Djombang (62,6%) en Bangil e gescheiden vrouwen. De hoogste relatieve regent- a Pscijiers van volwassen gescheiden vrouwen zijn aan e rkelijk lager dan die van West-Java (12 a 14% van Volwassen vrouwen): Modjokerto telt op de 100 vrouwen 11,7, Toeban 11, Bangil bijna 11, ■ mhang 10,6, Madioen, Soerabaia en Ngawi ruim 10, eroean en Lamongan bijna 10 gescheidenen. e laagste cijfers vindt men in de Madoerasche regent u _ appe n Panaroekan (6,2), Bondowoso (5,6), Bangkalan jj. 'i Soemenep (4,5), Sampang (4,2) en Pamekasan (4,1) ; Saan daarentegen heeft een veel hooger cijfer (8,2). aak hebben gemeenten en kota's hoogere cijfers van "eiden vrouwen dan de districten van hetzelfde botschap. cduwen. Bijzonder groot is het relatieve aantal vol- W i Sen We duwen. In de regentschappen Sidoardjo (aantal c U\ven = 24,4% van de volwassen vrouwen), Soemenep Cff- na 24 %)> Bangkalan (23,3%), Soerabaia (23,1%), (21,7%), Modjokerto (20,9%), Pamekasan (20,3%), p^ aroek an (20,3%), Sampang (20,2%), Bangil (20,1%), Qo? eroe an (19,4%), Lamongan (19,1%) en Kraksaan °> is hun aantal grooter dan in de Bantamsche regentschappen van West-Java; i) de cijfers van Sido ardjo, Soemenep, Bangkalan en Soerabaia zijn de hoogste van geheel Java en Madoera. Exorbitant-groot is het aantal weduwen in enkele districten van Soerabaia, Sidoardjo en Madoera. In enkele van deze districten is meer dan één kwart van de volwassen vrouwen weduwe. Districtscjjfers van 20 a 24% zijn ook niet zeldzaam (Bantjar in Toeban; Pelem in Bo djonegoro ; Sidajoe, Karangbinangoen, Gri see buiten de kota in Grisee; Modjokerto buiten de gemeente; Soerabaia en Djaba kota buiten de ge meente en Goenoeng kendeng in Soerabaia; Krian in Sidoardjo; Gempol, Bangil bui ten de kota in Bangil; Wangkal, Kebontjandi en Pasoeroean buiten de gemeente in Pasoeroean; Kraksaan buiten de kota; Sitoebondo buiten de kota en Soemberwaroe in Panaroekan; Blega en Arosbaja in Bangkalan; Tordjoen en Sampang buiten de kota in Sampang; Pamekasan buiten de kota en Boen der in Pamekasan; Baratdaja in Soemenep). Deze zeer hooge cijfers moeten hun verklaring vinden in een naar verhouding grootere mortaliteit onder de mannelijke dan onder de vrouwelijke echtgenooten. Het verschil in sterftekans in vele huwelijken wordt vergroot, indien de man aanmerkelijk ouder in leeftijd is dan zijn vrouw. Of in de genoemde streken dat leeftijdsverschil inderdaad groot is, is moeilijk te constateeren. Waar veel volwassen mannen met onvolwassenen trouwen zou het aantal weduwen ook groot kunnen zijn. Die regel gaat dan ook voor bijna alle districten waar veel gehuwde meisjes geteld zijn op. Maar er zijn tal van districten met zeer veel weduwen en weinig gehuwde onvolwassen vrouwen. Het geringste aantal weduwen tellen Malang (15,8%), Loemadjang (15,8%), Ngawi (15,2%), Djember (15,2%), Magetan (15,1%), Patjitan (14,9%), en Banjoewangi (13,7%). Groot aantal weduwen in gemeenten en kota's. In de gemeenten en kota's is het weduwental groot (zie tekst tabel No. 15 op blz. 57). Van de 36 gemeenten en kota's hebben er 30 percentages van 20 en meer, in de Madoera sche kota's Bangkalan en Soemenep zelfs percentages van meer dan 30. Of er een trek van weduwen van het platteland naar de stad 2) bestaat, is niet met zekerheid uit de cijfers te concludeeren. Weduwnaren en gescheiden mannen. Het relatieve aantal weduwnaren is het grootst in de regentschappen i) Volkstelling 1930 deel I blzz. 38 en 48; naar alle waarschijn lijkheid zijn de daar vermelde cijfers niet te hoog, zooals verondersteld werd. 2 ) Zooals in Nederland, zie Statistiek van Nederland No. 378 (volkstelling 1920) blz. 63. 5 "er deze zich over grooten afstand verplaatsende emi granten moet het mannenoverschot groot zijn. -laar als één der vaststaande oorzaken van het. groote °mvenoverschot van de Madoerasche regentschappen au aangenomen worden: het tijdelijk of voorgoed weg e«ken van mannen. Hetzelfde kan gezegd worden om en t de oorzaak van het vrouwenoverschot van districten als Bawean en Grisee. vatuat lang niet altijd aan de migratie over korten afstand mannen meer deelnemen dan de vrouwen zal straks n hoofdstuk IV blijken. Opmerkelijk is, bijvoorbeeld, de 8-70-ote trek van de vrouwen naar de kota 's en enkele seiueenten. en het is zoo goed nis zeker, dat, althans ge ettelijk, aan dien grooten trek de groote vrouwenover otten van gemeenten als Modjokerto, l'asoeroean en -obolinggo en kota's als Toeban, Bodjonegoro. Toeloeng s°eng, Wlingi, Ngandjoek, Djombang, Lamongan, Sido d .l°, Bangil, Tempeh, Kraksaan, Bondowoso toe te zijn. Het. groote vrouwenexcedent van de kota msee en de Madoerasche kota's wordt misschien gedeel llk veroorzaakt door het wegtrekken van mannen. •Betere levenskansen van de vrouwen. Of de mortaliteit °-er de vrouwen geringer is dan onder de mannen is al e nmin met cijfers aan te toonen. Indien er inderdaad typ jongens dan meisjes worden geboren, dan zou uit het , ■ dat tal van districten een vrouwenoverschot hebben, ' niet een gevolg van de migratie kan zijn, wel af te clen zijn, dat de vrouwen een betere levenskans hebben. . Ze factor heeft zeer waarschijnlijk een beteekenenden -°cd op het groote vrouwenoverschot van de regent- a Ppen Sidoardjo, Bangil en Pasoeroean en van de lf 'ten Patjitan en Modjosari (Modjokerto), maar met Cer heid kan de conclusie pas getrokken worden, wan er de cijfers van de naar de Buitengewesten getrokken i-granten bekend z;jn. ül t het in hoofdstuk V te bespreken cijfermateriaal van e is af te leiden, dat in de meerderheid an de regentschappen (27 van de 32) en districten zelfs °nder de getelde zuigelingen (kinderen van de eerste Hidsfiroep) een meisjesoverschot bestaat. Dit ver- Vmsel zou — alweer veronderstellende, dat onder de or enen een jongensoverschot is — er op wijzen, dat z Uigelingen sterfte meer slachtoffers onder de jongens an onder de meisjes telt. e mannenoverschotten van Banjoewangi en Djember nkele andere streken. Dat de mannenoverschotten van Joewangi en Djember met de immigratie samenhangen t wel vast. Aan de migratie naar die streken nemen iUe er v. bannen dan vrouwen deel. Bovendien telt vooral "-oer een groot aantal zg. tijdelijk-aanwezigen (men- n > die elders wonen doch tijdelijk in Djember ver en ); daaronder is het mannenelement zeer groot. ~ °k het geringe vrouwental van de districten Ngawi, k en Bat en Lodojo (Blitar) en Waroedjajeng (Kediri) door immigratie veroorzaakt zijn. rj - Merkwaardig is, dat het geringe vrouwenexcedent van n °rog 0 samengaat met een groote emigratie van vrouwen rj 2 . le hoofdstuk IV § 4). De districten Poeloeng en e >ei lr r YfU) (1;t roo . en tsehap waar de minste menschen J° re kken hebben het grootste vrouwensurplus. et gering, vrouwental kan ook veroorzaakt worden v oor tt uwee andere omstandigheden: le. een grootere mor eit onder vrouwen dan mannen of, weliswaar een grootere mortaliteit ouder mannen dan onder vrouwen, maar met een geringer verschil tusschen beider mortali teit dan in andere streken; 2e. het bestaan van een bij zonder groote groep van onvolwassenen. De laatstgenoemde oorzaak verdient nog eenige nadere — zij het dan zeer summiere — toelichting. Het kan zijn. dat tengevolge van de een of andere oorzaak (bijvoor beeld de immigratie van een vorige generatie) de natali teit in sterke mate toegenomen is. Onder de onvolwas senen is gemeenlek een grooter percentage personen van het mannelijk geslacht dan onder de volwassenen. En, aangezien in het hier bedoelde geval tengevolge van de stijging van het geboortecijfer een grootere groep onvol wassenen is ontstaan, zal daardoor ongetwijfeld de geheele bevolking naar verhouding meer mannen tellen dan in het geval, dat het geboortecijfer niet zoude zijn toegenomen. Zoolang het tengevolge van het geboortecijfer verstoorde evenwicht, tusschen volwassenen en onvolwassenen niet hersteld is, zullen de hier beschreven gevolgen op de getalsverhouding van beide geslachten zichtbaar blijven. Deze oorzaak en de bovenvermelde eerste oorzaak zijn natuurlijk zonder gedetailleerde cijfers omtrent geboorte en sterfte en leeftijden in jaren niet te constateeren. In de Volkstellingscijfers zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van die oorzaken te vinden. § 5. Bevolkingsd i e h t li e i d. -) Algemeene cijfers. De provincie Oost-Java is minder dichtbevolkt dan Midden-Java. De grootste densiteit vindt men in de regentschappen Soerabaia (749,2 per km 2) en Sidoardjo (633,7 per km-). Cgfers tusschen 500 en 600 zielen per km 2, die in Midden- Java in tal van regent schappen werden ge constateerd, komen in Oost-Java niet voor. Magetan, Djombang, Bangil, Pamekasan. Kediri en Toeloeng agoeng hebben een dichtheid van 400 a 500 zielen per km 2. De laagste dicht heidscn'fers vertoon en Banjoewangi (132,9) en Panaroekan (184,4). In den „Oosthoek" zyn de regentschapscijfers over het algemeen laag, nl. tusschen 200 en 300 (Loema djang, Kraksaan, Djember, Bondowoso); diezelfde dicht heid valt te constateeren in het met uitgestrekte djati bosschen overdekte noordwestelijke deel van de provincie (Toeban. Bodjonegoro en Ngawi) en in het Zuidergebergte (Patjitan en Trenggalek). De bevolkingsdichtheid in Banjoewangi en Panaroekan. De geringe dichtheidscijfers van de oostelijke regentschap pen Banjoewangi en Panaroekan z\jn grootendeels toe te schrijven aan de groote boschcomplexen in die regent schappen. Het zuidelijke deel van Banjoewangi, dat geheel in het reusachtige district Genteng 3 ) ligt is nog voor belangrijke uitgestrektheden onontgonnen, het groote i) Zie tabel No. 8. 2) Statistiek van Nederland. Volkstelling 31 December 1930 deel I blz. 330, kolom 11. ») Dit district is in 1932 in tweeën gesplitst; het zuid-oostelijk deel van het oude district Genteng heet Tjloering. 50 Bangkalan (5,3% van de volwassen mannen), Soemenep (4,6%), Banjoewangi (4,3%), Sidoardjo (4,2%), Sampang (4,2%) en Pamekasan (bijna 4%), het geringst in Patjitan (1,7%) en Trenggalek (1,6%). Het relatieve aantal gescheiden mannen is in Modjo kerto (6,4% van de volwassen mannen), Sidoardjo (5,7%), Bangil (5,6%), Loemadjang (5,4%), Pasoeroean (5,2%) en Djombang (5,2%) het grootst; deze cijfers zijn lager dan de hoogste regentschapscijfers van West-Java (ruim 7%). Aantal huwelijken en echtscheidingen in 1929, 1930 en 1931. In teksttabel No. 16 blz. 58 zijn opgenomen nog nimmer gepubliceerde absolute en relatieve cijfers van het aantal huwelijken en echtscheidingen, die in ieder der jaren 1929. 1930 en 1931 door de Mohammedaansche gods dienstbeambten zijn geregistreerd. In de laatste 6 kolommen zijn de relatieve cijfers opge nomen, die vooral onze aandacht zullen trekken: le. het aantal echtscheidingen (minus de herroepingen) per 1000 gehuwde mannen en 2e. het aantal huwelijken per 1000 zielen; de* cijfers van het zielental en van het aantal gehuwde mannen zijn van de Volkstelling 1930. Betrouwbaarheid deaer cijfers. Omtrent de betrouw baarheid dezer cijfers zijn ons geen gegevens bekend. De gewoonte, om verstootingen niet te rapporteeren vóór dat de verstouten vrouw opnieuw huwt *) komt, blijkens inlichtingen van verschillende Regenten, niet voor. Midden-Java. Het aantal echt scheidingen. Uit het nevenstaand tabelle tje blijkt, dat het aantal echtscheidingen in Oost-Java aanmer kelijk lager is dan dat van West-Java; Oost-Java heeft zelfs lagere cijfers dan Verband aantal gescheiden vrouwen en aantal echt scheidingen. Aangezien gescheiden vrouwen niet gemak kelijk hertrouwen, zou men uit het aantal bij deze Volkstelling getelde gescheiden vrouwen mogen afleiden, dat het aantal echtscheidingen in sommige streken groot of klein is. Waar dus veel gescheiden vrouwen zijn moet het aantal echtscheidingen in den regel groot zijn. Hoewel de cijfers van teksttabel No. 10 betrekking hebben op een periode van drie jaren en de cijfers van 1930 en 1931 blijkbaar door den abnormalen economischen toestand zijn beïnvloed, blijkt toch, dat de regentschappen met het grootste aantal echtscheidingen, nl. Djombang. .Modjokerto, Soerabaia, Sidoardjo. Bangil, Pasoeroean, Malang en Loemadjang ook relatief-veel gescheiden vrou wen tellen. Toeban, Madioen en Ngawi, die veel gescheiden vol wassen vrouwen tellen, hebben alleen in 1929 een vrij hoog cijfer van het aantal echtscheidingen. De regentschappen van Madoera hebben opvallend-lag e cijfers van het aantal echtscheidingen, hetgeen overeet" stemt met de lage percentages volwassen gescheiden vrou wen (zie boven blz. 49). Veel grooter is het uaiita echtscheidingen in Panaroekan en Bondowoso waar tocD het aantal gescheiden vrouwen ook vrn' gering was. Opvallend is, dat in Magetan veel gescheiden vrouwe™ 9,7% van de volwassen vrouwen) geteld zijn. maar ' ie aantal echtscheidingen er gering is. Het aantal huwelijken. Ook wat het relatieve aaü" tal huwelijken betre* 1 heeft Oost-Java aan merkelijk lagere e «' fers dan West-Java- In .1929 varieerde» de regentschapscijfe' tusschen 7.8 (Sa*: pang) en 27,6 (Modjo kerto) ; in 1930 tus schen 7,1 (Sampang) en 25.4 (Loemadjang); en 1931 tusschen 8,2 (Sampl en 23,6 (Loemadjang). De cijfers van Sampang zjjn lager dan dezelfde cijtei* van Europeesche landen als Duitschland (8,7), Belg l (8,8), Frankrijk (8,3), Polen (9,7). Roemenië (9,2) 3 )- i) Zie Volkstelling 1930 deel I blz. 49. 2 ) Waar hier en in den volgenden tekst van het aantal echt scheidingen wordt gesproken wordt daarmee bedoeld: het aantal echtscheidingen minus het aantal herroepingen. de •* 3 ) Alle cijfers zijn van 1930 en ontleend aan: Apercu Demographie des divers pays du monde (1931) blz. XXII- 1 - Nederland was het cijfer in 1930: 7,9; hetzelfde cijfer had in 1929. § 10. Polygamie (Polyginie) 4 ). Aantal volwassen polygaam-gehuwde mannen. In dez paragraaf zullen alleen besproken worden de cijfers va de volwassen polygaam-gehuwde mannen, omdat er on« de onvolwassen l,i;l ' nen in Oost-J a * a slechts 14 met & e( * -, off dan een vrouw e huwd waren. Het n Latieve cijfer der v wassenen is in Oos Java het laagste *** alle gewesten op J a en Madoera. De regentschapscijfers zn'n het hoogst in Treng'g ale (3,4), Blitar (2,5), Patjitan ('2,5). Soemenep ( 2 > 2) ' Ponorogo (bijna 2), Kraksaan (1,9). Pamekasan (1.9> e Djember (1,9). Hooge districtscijfers. De hoogste district se jjfers ' l gevonden in het Magetansche Parang (4), in het 1° rogosche Poeloeng (3,1), in het Patjitansche l jol ' (3,2), de Trenggaleksche districten Panggoel ( °> ' Kampak (3,9), Karangan (3,3) en Trenggalek buiten kota (3,3), de Toeloengagoengsche districten TjainP 0 darat (3), Kalangbret (2,9) en Ngoenoet buiten de (2,9), het Blitarsche Lodojo (3,3), het Loemadjang Kandangan (3,1), het Probolinggosche Tengger (2,7). Lage cijfers. Beneden 1% zijn de reflrenfechapscfl* van Toeban, Lamongan, Grisee, Soerabaia en fe ■*) Zie tabel 15. ar djo. Ngandjoek en Djombang hebben cijfers iets boven 1%. Ook de cijfers van de gemeenten en kota's zijn over het al gemeen laag. De meeste polygaam-gehuwde mannen met twee vrouwen getrouwd. Uit de absolute cijfers van tabel 15 blijkt, ° at verreweg de meeste polygaam-gehuwde mannen (byna 5 % van de volwassen polygaam-gehuwden) met twee bouwen gehuwd zijn. Vergelij kingen met de cijfers van 1920. Het aantal polygaam gehuwde mannen in 1920 is niet gesplitst in volwassenen en on volwassenen, zoodat alleen totalen bekend zijn. Evenals in de andere gewesten van " ava en Madoera is ook in Oost-Java het relatieve cijfer Va n 1930 hooger dan dat van 1920. Hieronder volgen de regentschapscijfers: 51 AANTAL ONVOLWASSENEN EN VOLWASSENEN IN 1920 EN 1930 OP DE 100 PERSONEN VAN lEDER GESLACHT. NUMBER OF NOT FULL-GROWN PERSONS AND ADV LTS IN 1920 AND 1930 PER 100 PERSONS OF EACH SEX. Teksttabel — Subsidieiry table No. 11. 52 CIJFERS VAN LEEFTIJDSGROEPEN VAN EENIGE DISTRICTEN, GEMEENTEN EN KOTA'S. FIGURES ABOÜT AGE PERIODS OF SOME DISTRICTS, MVNICIPALITIES AND TOWNS. — Subsidiary table No. 12. 53 Teksttabel No. 12 (vervolg). 54 ÏNDEELING DER BEVOLKING NAAR DEN BURGERLIJKEN STAAT IN 1920 EN 1930 (RELATIEVE CIJFERS). RELATIVE NVMBERS OF THE CIVIL CONDITION IN 1920 AND 1930. — Subsidiary tabh No. 13. 55 INDEELING DER VOLWASSENEN NAAR DEN BURGERLIJKEN STAAT. (RELATIEVE CIJFERS). CLASSIFICATION OF THE ADULTS ACCORDING TO CIVIL CONDITION. (RELATIYE NUMBERS) Teksttabel — Subsidiary tabli No. 14. 56 CIJFERS VAN DEN BURGERLIJKEN STAAT VAN VOLWASSEN MANNEN EN VROUWEN IN GEMEENTEN EN KOTA'S. CIVIL CONDITION OF THE POPULATION IN MUNICIPALITIES AND TOWNS. Jjsttabel — Subsidiary table No. 15. 57 HUWELIJKEN EN ECHTSCHEIDINGEN IN 1929, 1930 EN 1931 MET VERHOUDINGSCIJFERS GEBASEERD 0 p CIJFERS VAN DE VOLKSTELLING 1930. MARRIAGES AND DIVORCES IN 1929, 1930 AND 1931 WITH PROPORTIONAL NÜMBERS, BASED ON THE FIGURES OF THE CENSUS OF 1930. Teksttabel — Subsidiary table No. 16. 58 HOOFDSTUK VI. SAMENWONING. *> § 1. Inleiding. II dit hoofdstuk vindt men verzameld en toegelicht de » gevens omtrent den aard der woonhuizen en omtrent de gezinshoofden. n tabel Xo. 19 is opgenomen het aantal bewoonde e nen huizen, huizen met permanente daken en alle 1 ( ' l '<- huizen, doch alleen de huizen waarvan de hoofd ew °ner Inlander was. In tabel No. 20 zijn de atieve cijfers van dezelfde soorten van huizen heengebracht. huizen worden alleen verstaan bewoonde huizen 1 gebouwen (ook gestichten, internaten, pesantrèn's), °°nvlotten of woonvaartuigen, dus niet: leegstaande of g niet voltooide huizen. Een steenen huis is een huis aarvan de omwanding geheel of voor het grootste ge- e «e uit steenen is opgetrokken. Een huis met een "Uanent dak is een niet-steenen woning, waarvan het , * geheel of voor het grootste gedeelte uit pannen of * bestaat. Een steenen woning met een dergelijk dak * dus onder het begrip: steenen woning. De derde ' ° e P omvat alle andere huizen, ook woonvlotten en •vaartuig en e definitie van ..hoofdbewoner" behoeft geen verdere 10 behting. De mogelijkheid bestaat, dat in de bovenbe hle woningen niet-Inlanders huisden. Evenzoo kunnen . ee n huis waarvan een niet-Inlander de hoofdbewoner 1 inlanders (bijv. bedienden) aangetroffen worden. e Uitkomsten van de woningtelling kunnen als een " V(| iproduct" van de Volkstelling worden beschouwd. n de tabellen Nos. 16, 17 en 18 vindt men allerlei solute en relatieve cijfers van de gezinshoofden. Onder ezi nshoofd wordt verstaan hij of zij, die hoofdkostwinner os twinster) is voor zijn (haar) gezin. Woont dus een of moeder bij zijn (haar) volwassen, gehuwde(n) °ngehuwde(n) zoon (dochter) in, dan kan de zoon enter) gezinshoofd zijn. Omgekeerd kan de vader of eter gezinshoofd zijn, wanneer een volwassen, ge- v de 0 f ongehuwde, zoon of dochter bij hem has,r > inwoont. Aangezien op den Volkstellingsdag alleen de feitelijk- W'ezige bevolking geteld werd, kon in gezinnen waar , de hoofdkostwinner zich op dien dag elders bevond, geen hoofd genoteerd worden. Zoo kon zich dus het _ . a * voordoen, dat ergens een gezinshoofd werd geteld e ns gezin zich elders bevond. Werden in een huis meer , e gezinnen, ieder met eigen kostwinners, aangetroffen, dienden natuurlijk meerdere gezinshoofden in die U)ni »g geteld te worden. All leenwonenden, die niet de hoofdkostwinner van een 111 waren en personen, die één jaar of langer gevan , Sstraf ondergingen, werden niet als gezinshoofd bese Wvd. i,.. ers °nen, die slechts in het onderhoud van een gezin r °egen, derhalve geen hoofdkostwinner waren, mochten als gezinshoofd geteld worden. e Uitkomsten hebben uitgewezen, dat ook wel onvol e nen als gezinshoofd zijn beschouwd. Vermoedelijk zullen deze gronden of andere bezittingen verworven hebben, uit welker opbrengst hun mede-gezinsleden wer den onderhouden. Deze Volkstelling geeft voor het eerst cijfers van gezins hoofden. De bedoeling der Commissie voor de Volkstel ling 1930 was „om iets te weten te komen omtrent het gezin of de familie, omdat die samenwoningseenheid demographisch en sociologisch vooral hier te lande van eminente beteekenis is" -). De lezer zij er echter op voorbereid, dat de cijfers meer betrekking hebben op de gezinskostwinners dan op de gezinnen zelve. Men stelle zich dus niet voor straks ge gevens te zien omtrent gezinssamenstelling (het aantal kinderen, personen in dienstbetrekking, huurders, kost kinderen). gezinsomvang (die aanwijzingen kan geven omtrent de huwelijksvruchtbaarheid, de sterfte, het wegtrekken van kinderen enz.) en gezinstypen (normale type van gezin; kinderlooze gezinnen, ouderlooze gezinnen, enz.). Evenmin verwachte men cijfers van „personen niet in gezinnen levende", van alleenwonenden dus. Wie maar eenigszins bekend is met de ingewikkelde familieverhoudingen en gezinssamenstelling in deze lan den zal begrypen, dat de tijd nog niet gekomen is, om hier aan een gezinsstatistiek zooals die van Nederland s ), te beginnen. lets zal alleen gezegd kunnen worden van de gemid delde grootte van een gezin en het aantal gezinnen. Dit laatste gegeven krijgt echter pas waarde wanneer het vergeleken kan worden met dat van vroegere volkstel lingen; dan kan bijv. verband gezocht worden tusschen relatieve vermindering of vermeerdering van gezinnen en de veranderingen in de offers van de gehuwden. Een enkel woord over het begrip: gezin. In Nederland heeft men bij de beide jongste Volkstellingen onder gezin verstaan: „allen, die samenwonen of geacht worden samen te wonen d.i. met elkander het huiselijk verkeer te deelen" ■*). Het Nederlandsch-Indisehe Volkstellings kantoor volstond met een definitie van gezinshoofd, maar bedoelde wel het gezin als een samenwoningseenheid te beschouwen. Toch zal het in de praktijk herhaaldelijk zijn voorgekomen, dat de groep van door den hoofdkostwinner verzorgde personen niet met dien kostwinner, of, dat de leden der groep onderling niet met elkander samenwoon den. Ook kan zich het geval voordoen, dat in één woning twee of meer gezinnen ieder met een kostwinner huisden. Desniettemin zullen, vooral op het platteland, verreweg de meeste dezer groepen van verzorgden ook wel samen woningseenheden zijn. 2) Eerste nota nopens de grondslagen der in 1930 hier te lande te houden volkstelling blz. 50. 3) Volkstelling 31 December 1930 deel IV; zie ook voor gezins statistiek in het algemeen, F. Burgdörfer. Das Bevölkerungsproblem, seine Erfassung durch Familienstatistik und Familienpolitik (1917). *) Definitie gezin in model K. van de 11e volkstelling in Nederland. §2. Betrouwbaarheid der cijfe r s. Het percentage huizen waarvan onbekend is tot welke groep zü behooren is in Oost-Java niet hoog, beneden 1%; Zie tabellen No. 16 t/m 20. 59 6 zuid-oostelijke schiereiland Poerwo is natuurmonument. In de districten Banjoewangi en R o g o d j a m p i en ook in noord-Genteng liggen complexen bosschen en woeste grond tegen den Raoeng en het Idjenplateau aan. In totaal is in dit regentschap van de 3561,07 km 2 nog 2163,25 km 2 , dus meer dan de helft, boschreserve en woeste grond. Van Panaroekan kan hetzelfde gezegd worden; hier lig gen op den Baloeran (district Soemberwaroe), Noord-Idjen (district Sitoebondo), op den alleen staanden Ringgit (districten Panaroekan en Besoeki) en in het zuid-westelijke deel van het district Besoeki tegen het Janggebergte bosschen en woeste grond tot een oppervlakte van ruim 822 km 2, d.i. ongeveer de helft van het totale regent schapsoppervlak. De dichtheidscijfers in andere regentschappen van den Oosthoek. Dezelfde oorzaak heeft de geringe dichtheid in eenige andere districten van den Oosthoek. Men raad plege eens de volgende cijfers: De dichtheidscijfers in het gebied van de djatibosschen, Enorm uitgestrekte djatibosschen liggen in het noord westelijke deel van de provincie, voornamelijk in de regent schappen Ngawi, Toeban, Bodjonegoro, Ngandjoek, La mongan en Djombang, in totaal niet minder dan 283 857 ha. In de volgende districten maken deze bosschen een belangrijk deel uit van de totale districtsoppervlakte J ) : Waar de relatieve oppervlakte van het djatiareaal 20 tot 30% bedraagt, zooals in de Toebansche districten Bantjar, Djenoe en Toeban, in het Lamongansehe Patjiran en in het Ngawische Dero zijn de dichtheidscijfers, met uitzondering van dat van Bantjar (233,3), tusschen 300 en 400 zielen per km 2. vloed moet zijn op de bevolkingsdichtheid, namelijk T,) a ' roeban met bijna 60% djatibosschen en een dichtheid van 226,4 zielen per km 2 en K a n i g o r o met bijna 44 Je djatibosschen en een dichtheid van ruim 168,3 zielen P er km 2. In het regentschap Madioen zijn nog twee districten waar het groote oppervlak van de djatibosschen van in- Buiten dit gebied komen natuurlijk ook djatibosschen voor, maar nergens leggen zij op zoon relatieve uit£ e ' strektheid van een district beslag als in de in boven? 6 ' noemde tabel vermelde districten; het hoogste percenta2 c vanden wij in het Ponorogosehe Soemoroto (22,49»'' Tusschen de verschillende berg- en heuvelreeksen ligg ell in dit „djati-gebied" van de residentie Bodjonegoro o e vlakten, die lang niet waterrijk zijn, zoodat groote con 1 ' plexen sawah's van regen afhankelijk zijn. Hier (voora in de regentschappen Bodjonegoro en Lamongan) is he land van de wadoek's (waterreservoirs). De in 1933 doo den Gouverneur-Generaal geopende Patjal-wadoek za 20 000 bouws bevloeien van de districten Bodjonegoro, P c ' lem en Bahoereno van het regentschap Bodjonegoro. Lage cijfers in het Zuidergebergte. Het ZuidergebergW' een voortzetting van het kalkgebergte van Zuid-Jog3 a ' karta en Zuid-Soerakarta, is natuurlijk niet dichtbevol* ■ Maar één van de Patjitansehe en Trenggal c *' sche districten heeft meer dan 250 zielen per ls& ' namelijk Patjitan (300,5), dat voor een groot i ee uit een aan den oceaan grenzende vlakte bestaat; rest (het district Trenggalek, dat niet in het Zuiderg e bergte ligt, uitgezonderd) heeft cijfers tusschen 100 en 2<J ■ In het zuiden van Toeloengagoeng in het distn Tjampoerdarat (ruim 274 zielen per km 2) benoor den de fraaie baai van Popoh versmalt het Zuidergeberg zich sterk, om echter weer spoedig ver in de vlakte va Toeloengagoeng te dringen. Tjampoerdarat heeft n ie alleen veel van dit bergland, maar ook uitgestrekt moerassen binnen zijn gebied. Meer westwaarts strekt zich dit bergland uit in zuidelijke deel van het Toeloengagoengsche dist* 1 Ngoenoet (413,8), dat echter in het noorden uit cc zeer welvarende vlakte bestaat. Ook het ten daarvan gelegen Zuid-Blitarsche district Lodojo (200. met bijna 9 800 ha ondernemingen, is niet zulk Z&& bergland als de Patjitansehe en Trenggalcksche district e In Zuid-Malang liggen Pagak (228,1) en Toe r e n (189), dat echter voor een belangrijk deel tegen de Smeroe aan ligt; Toeren bestaat voor ruim 37% en P*B voor ruim 14% uit ondernemingen. In Zuid-LoemadJ a stuit deze enorm-lange keten, die in Jogjakarta bcg l tegen de uitloopers van genoemden vulkaan en de vla v van Loemadjang en Zuid-Djember. In Zuid-Djemb er Zuid-Banjoewangi zet zich dit gebergte voort i n , districten "Woeloehan en Genteng waarvan de cijf er besproken zijn. Lage cijfers in andere bergdistricten. Het spreekt a berg' zelf. dat — evenals in den Oosthoek — ook m de " lijft districten op de telkens uit de vlakte oprijzende vu - nen, de diehthcidscijfers ook niet hoog zijn, 100 tot zielen per km 2, zoo bijv. op den Lawoe: Ngr a m (Ngawi), op den Wilis: Po el o eng (Ponorogo). langbret (Toeloengagoeng). Ber bek (Ngandjo? ' tegen het complex "Welirang-Andjasmoro: Djabo (Modjokerto), op Kawi, Keloed, Andjasmoro: Poe d J (.Malang), op den Smeroe Toempang en Toe (Malang). *) De absolute cijfers van de oppervlakte van de djatibosschen zgn verstrekt door den Dienst der Boschinriehting. 60 tot deze groep behooren alle gestichten, die de tellers niet geclassificeerd hebben. Daarom is in de gemeenten en kota's het bedoelde percentage over het algemeen hoog. Bijzonder hoog is het echter in Soerabaia (7%) ; daar is dan ook. gelijk uit de tellysten blijkt, vooral in de onderdistricten Kepassan, Koepang. Kranggan en Krembangan vaak de aard der huizen niet vermeld. Het percentage huizen van onbekende soort is ook vrb' hoog in de regentschappen Ponorogo (1,15), Bondowoso (0.95), Djember (0,92), Panaroekan (0,98). De telling van de gezinshoofden moet wel op verschil lende bezwaren gestuit zijn. De grootste moeite zullen de tellers wel gehad hebben in gevallen, dat in één huis meerdere kostwinners waren. Vormden dan inwonende jonggehuwde paren een zelfstandig gezin? Was de weduwe of gescheiden vrouw, die met haar gezinnetje bij anderen inwoont zelf hoofdkostwinster of niet? En dan was er de moeilijke vraag of gehuwde mannen, die hun gezin achterlieten, en of gehuwde vrouwen wier mannen elders (bijv. in de Buitengewesten) woonden, al of niet hoofdkostwinner (hoofdkostwinster) waren. De fouten, die eventueel met de beantwoording van deze vragen zbn gemaakt zullen weinig invloed op de cijfers gehad hebben. Of de lage cijfers van het aantal gehuwde mannelijke gezinshoofden in enkele districten van Toeban, Lamongan. Magetan en Ponorogo op door de tellers gemaakte fouten berusten is niet waarschijnlijk (zie beneden). Wel is het zoo goed als zeker, dat het abnor maal-lage cbfer van de gemeente Soerabaia fout moet zijn; denkelijk is hier, gelijk de plaatselijke leider'rapporteert, het begrip gezinshoofd niet opgevat als hoofdkostwinner maar als oudste van het huis. § 3. Wonin g e n l ). Ook het percen tage steenen woningen is niet gering. Waar veel huizen met permanente daken worden ge vonden. De ter bestrijding van de pest uitgevoerde zoo genaamde woningverbetering is oorzaak van het groote relatieve aantal woningen met permanente dakbedekking in de regentschappen Ngawi. Malang, Ke diri. Magetan en Ngandjoek. Die ver betering is in 1914 (in Ngandjoek en Kediri 1915) begonnen en in 191.6 (.Malang). 1917 De cijfers van de gewesten. Oost-Java heeft een groot per centage woningen met permanente daken, het op één na hoogste per centage van alle pro vinciën en gouverne menten van Java en Madoera. 'Magetan, Kediri) en 1918 (Ngawi, Xgandjc-ek geëindigd. In Ngawi hebben alle districten, in .Malang alle distr' 1 " ten op één na (Toeren), in Magetan alleen Magetan buit* de kota en Parang, in Ngandjoek alleen Ngandjoek bui te ' de kota en in Kediri alleen Papar meer dan 90$ huize" die van een permanente dakbedekking voorzien zijn: '" de niet-genoemde districten van deze regentschapP e liggen de percentages tusschen 80 en 90%, met uitzo' 1 dering van de Magetansche districten Maospati (71/' en Goranggareng (73%) en de Ngandjoeksehe districte Lcngkong (71,8%) en Kertosono (73.4%). Percentages tusschen 80 en 90 hebben — merkwaar"* genoeg — alle districten van Sampang, met uitzonder" 1 " van Kedoengdoeng (66,4%), terwijl de Madoerasc& districten over het algemeen veel lagere cijfers hebbe De hoogste zijn die van Blega (76.9), Pamekasan buite" de kota (73,3), Boender (74,7), Sepoeloe (61,7), Peg» o ' tenan (64.4); de overige districten hebben percent! beneden 50, zeer laag zijn die van de Soemeneps l '" 1 districten Baratdaja (19,1), Manding (12.4). TimoerdaJ' (11.1). Op de eilanden zijn de cijfers wat hooger: ]\an°. l ' a ' (24,9) en Sepoedi (39,7). De eerstgenoemde Soemenepsc» 1 districten hebben echter, zooals straks zal blijken. vt ' steenen huizen. Ook de volgende districten hebben tusschen 80 en $"< c buizen met permanente dakbedekking: Djatirogo (T° ' ban), Kanigoro (Madioen), Ardjawinangoen (Ponorogo Toeloengagoeng buiten de kota, Srengat (Blitar 1. Bh* 8 buiten de kota, terwijl in hel Madioensehe Tjaroeban eU het Bangilsche Poerworedjo meer dan 90% huizen vil deze soort geteld zijn. Ponorogo (11,1%) en Bangil (10,3%). Opmerkelijk is het hooge percentage van Soeinen 6 "' omdat overigens op Madoera het aantal steenen woning zeer gering is. Naar de Regent mededeelt, zijn in ' regentschap (buiten Kangean en Sepoedi) de materi** 6 voor dit soort huizen gemakkelijk verkrijgbaar. Ook het cijfer van het regentschap Madioen is hoOß' het is echter voornamelijk toe te schrijven aan het M zonder groote aantal steenen huizen (niet minder da ruim 48%) in het district Oeteran. Zelfs in het dist I '"' Madioen v.z.v. het buiten de gemeente (de cijfers N,! - ■ het gemeenten en kota's komen straks ter sprake) ligt < s cijfer niet hooger dan 17. Waar veel steenen woningen voorkomen. Steen 61 woningen komen het meest voor in de regentschapP e Soemenep (24.3%), Madioen (21,8%). Magetan (Hi>'' ! Pasoeroean (12,4%), Sidoardjo (11.9%), Kediri Ml.4 r ' V cijfers. , In de residentie Kediri (buiten Trenggalek) zijl van districten met meer dan 10% woningen, die van s,t opgebouwd zijn: Toeloengagoeng buiten de kota (" ■" ' Blitar buiten de gemeente (12,4%), Kertosono buiten kota (11%), Waroedjajeng (15.9%). Modjoroto buiten gemeente (13,8%), Ngadiloewih (11,5$ I, Kediri buit* Van de aangrenzende regentschappen hebben Maff* ' (vooral Maospati met 28,4% en Ooranggareng met 26," woningen, die van steen zijn) en Ponorogo (speciaal district Ponorogo buiten de kota met 27%) ook hoOB de gemeente (13,6%), Pare (12,2%). fl Een ander gebied met veel steenen huizen vindt 1!l in het regentschap Sidoardjo met het daaraang'reiizen- i) Zie tabellen 19 en 20. 61 an 9Ü en oostelijk daarvan Pasoeroean. Van Sidoardjo vermeld te worden de districten Krian (12,1%), T anian (12,2%), Porong (12,5%); van Bangil: Gempol (17,2%) ; van Pasoeroean: Wangkal (10,2%), Kebon l Jandi (20,9%), Grati (12,8%), Pasoeroean buiten de gemeente (13,5%). kostelijker dan Pasoeroean is er — behalve het Probo ln ggosche Tongas buiten de kota (11,5%) — geen district nen de kota's, dat meer dan 10% woningen van steen beeft. waar weinig steenen huizen en weinig huizen met /nianente daken zijn. Van de derde groep huizen, die •- van steen zijn opgetrokken en geen permanente e n hebben, zijn er relatief het meest geteld in de Regentschappen Grisee (67,6%), Sidoardjo (63,3%), amongan (50,3%), de twee Madoerasche regent aappen Bangkalan (47,2%) en Soemenep (47,9%), atjitan (46,4%), Djombang (45,6%) en Banjoe *Si an (41,4%). Opmerkelijk is. dat in Sidoardjo en ook in bet ' "gusche Gempol en in Pasoeroean naast veel 11, igen van deze groep ook een vrij groot relatief ntal steenen huizen aangetroffen wordt; het aantal zen met permanente daken is er dan ook betrekkelijk gering. , eer hooge percentages van niet-steenen woningen met ' "Permanente dakbedekking zijn geconstateerd in de neten Djenoe (75,9%) in Toeban; Lamongan buiten ® Wa (81,1%); Karangbinangoen (85,8%) en Tjerme ! 81 < 6 %) in Grisee; Bawean (80%); Arosbaja (72,5%) n B angkalan; Kangean (73,8%). e woningen in de gemeenten en kota's. Totnogtoe s alleen sprake van huizen op het platteland. In de Meenten en kota's is in den regel het relatieve aantal 1/(, n niet permanente dakbedekking groot, zeer groot ep r dan 90% van alle huizen) in Bodjonegoro, Ngawi, n ggalek, Ngandjoek, Bondowoso, Sitoebondo; wat g root (tusschen 80 en 90%) in Grisee, Magetan, eioengagoeng, Blitar, Kertosono, Kediri, Pare, Malang, biadjang, Tempeh, Probolinggo, Kraksaan, Djember, ' doewangi, Bangkalan, Sampang, Pamekasan; heel 61,1 in Toeban (57,4%), Sidoardjo (57,4%) en Soemenep De steenen wonin gen zijn in groot aan- tal m (25o eteld in Ponoro g° ( 38 > 7 %)> Ngoenoet (25,2%), Bangil e H 't en (43,8%). De meeste gemeenten (1] o S hebben percentages tusschen 10 en 20: Grisee %), Magetan (12,2%), Madioen (19,3%), Toeloeng- De groote stad Soe rabaia telt relatief meer huizen met per manente dakbedek king dan Batavia en Meester Cornelis, maar minder dan Bandoeng en Semarang en de gemeenten van Oost- Java waarvan vooral Blitar, Kediri en Pro bolinggo hooge cijfers hebben. agoeng (15,3%), Kediri (13,7%), Blitar (12,6%), Wlingi (16,2%), Kertosono (11,8%), Djombang (19,5%), Modjo kerto (19,4%), Soerabaia (15,6%), Sidoardjo (13,7%), Pasoeroean (17,9%), Malang (15,8%), Loemadjang (12,1%), Probolinggo (18,1%), Djember (10,4%), Bang kalan (11,3%) en Sampang (11,7%). Soerabaia telt aanmerkelijk meer steenen woningen (15,6%) dan de andere groote gemeenten van Java en Madoera: Semarang (5,1%), Batavia (2,9%), Meester Cornelis (4,6%) en Bandoeng (8,3%). De kota's met het grootste percentage huizen, dat nog niet van steen of van een permanente dakbedekking voor zien is, zijn: Toeban (32,3%), Lamongan (54,9%) en Sidoardjo (27,7%), de overige kota's en de gemeenten hebben alle percentages beneden 10%, zoodat dus de drie genoemde kota's wat hun huizenbouw betreft wel zeer afsteken bij de andere. §4. Het aantal zielen per huis. Waarde van het cijfer. In tabel No. 20 vindt men het gemiddelde aantal zielen per huis. Dit cijfer is verkregen door het zielental van de Inheemsche bevolking te deelen door het aantal huizen, waarvan de hoofdbewoner een Inlander is. Men heeft dus zoo een beeld van het gemid deld aantal Inlandsche bewoners van een „Inlandsch huis" (juister gezegd: een huis waarvan een Inlander de hoofd bewoner is). Maar geen zuiver beeld! Allereerst al, omdat Inlanders (bijv. bedienden) ook wel eens in „niet-Inland sche huizen" (d.w.z. huizen waarvan de hoofdbewoner een niet-Inlander is) wonen. In de tweede plaats kan, speciaal in groote steden en kota's, het aantal inwoners van een Inlandsch huis zeer uiteenloopend zn'n. Men denke eens aan het verschil in inwonertal van een krot of een hut eenerzijds en van een kazerne of internaat anderzijds. De aanwezigheid van deze laatste inrichtingen kan het gemiddelde-cijfer zeer vitiëeren. In de derde plaats kan een groot aantal tijdelijk-aanwezigen of tijdelijk-af wezigen veroorzaken, dat men geen zuiver denkbeeld krijgt van het aantal in normale omstandigheden in een huis wonende personen. Nu laten deze factoren hun storenden invloed het sterkst gevoelen in groote gemeenten en enkele kota's, waar groote inrichtingen als kazernes, koelie-pondok's en internaten zijn, waar vele Inlandsche bedienden bij Europeanen inwonen en waar een va-et-vient van koelies, gasten, kostgangers enz. is. Veel meer waarde heeft het bedoelde gemiddelde cijfer dus voor het platteland. in West-Java. De cijfers van de gewesten. Het ge middeld aantal inwo ners per huis is in Oost-Java iets lager dan in Midden-Java en de Vorstenlanden. maar wat hooger dan Hooge cijfers. In de regentschappen van de residenties Madioen (op Patjitan na) en Kediri zoomede in de regentschappen Grisee en Malang is het gemiddeld aantal inwoners het grootst (5 tot 5,88), in de regentschappen 62 Kraksaan, Bondowoso, Panaroekan, Bangkalan en Soe menep — alle in het gebied der Madoereezen gelegen — het kleinst (3,46 tot 3,78). Een gemiddelde van 6 en ruim 6 inwoners per huis, dat in West-Java in geen enkel district, in Midden-Java in 8 districten van het platteland is geteld, komt in Oost-Java in 4 Malangsche districten (Poedjon, Kepan djen, Pagak, Toeren) en in het district Toeloengagoeng buiten de kota voor, doch ook in eenige gemeenten en kota's: Ngawi, Magetan, Madioen, Ponorogo, Kediri, Toeloengagoeng, Ngoenoet, Blitar, Kertosono, terwijl in de gemeente Malang het cijfer boven de 7 (7,5) komt. In de gemeente Soerabaia is het gemiddeld aantal zielen per huis (5,7) ongeveer even hoog als in Batavia (5,5), Meester Cornelis (5,8) en Semarang (5,5); Bandoeng echter heeft een veel hooger cijfer, bijna 8. Lage cijfers. Merkwaardig is, dat de laagste regent schapscijfers in het Madoereezen-gebied geconstateerd zijn, namelijk in de regentschappen Kraksaan (3,7), Bondowoso (3,7), Panaroekan (3.5), Bangkalan (3,8) en Soemenep (3,5). De beide andere regentschappen van Madoera: Pamekasan (4,1) en Sampang (4,2) hebben echter wat hoogere cijfers. Buiten genoemde regentschap pen hebben de Madoereesche districten Kalisat (3,6), Majang (3,9), Djember buiten de kota (3,8) ook lage cijfers. Hooger zijn die van de districten Probolinggo buiten de kota (4), Tongas (4), Ranoelemongan (4,1), Grati (4.2), Wangkal (4). In de streken met een meer gemengde bevolking zooals Bangil buiten de kota (ruim 62% Madoereezen), Loemadjang buiten de kota (bijna 40% Madoereezen), Tanggoel (ruim 63% Madoereezen), Rambipoedji (ruim 61% Madoereezen) hebben een gemid delde van 4 a 4,5. In Djember hebben de overwegend- Javaansche districten Poeger (4,8) en Woeloehan (4,5) de hoogste districtscijfers van het regentschap Djember. Het Probolinggosche Dringoe (voor ruim 85% uit Javanen bestaande) daarentegen heeft een gemid delde van 3,9. Buiten bovengenoemde streken heeft ook nog het dis!riet Bawean een laag cijfer. §5. Vergelijkingen met de cijfers van 1920 i). Toename van huizen in de gewesten. Het accres van het aantal huizen is in Oost- Java grooter dan in Midden- en West- Java, maar lager dan in de "Vorsten landen. het bevolkingsaecres. Hieronder de regentschapscijfers va" beide soorten van accres: Verband tusschen huizen- en bevolkingstoename. De toename van het aantal huizen houdt vaak verband met In 18 van de 32 regentschappen is het aantal hu' ze meer toegenomen dan het zielental. Het omgekeerde va te constateeren in Toeban, Grisee, Soerabaia, Bangil ( cc opmerkelijk verschil), Pasoeroean (ook een groot ve schil), Malang. Probolinggo, Kraksaan, Djember, Ban.l0 c wangi, Panaroekan, Bangkalan, Sampang, Pamekasan. Toename van verschillende soorten van huizen. In ne volgende tabelletje vindt men de percentages van toe name van de drie soorten van huizen in de gewesten : In het algemeen blijkt het aantal steenen huizen in' Java meer toegenomen te zijn dan het aantal huizen permanente dakbedekking. De derde groep van hu I blijkt in aantal afgenomen te zijn. Het aantal steenen huizen blijkt afgenomen te ztf n de regentschappen Toeban (van 813 tot 421), Grisee ( v < 1658 tot 1184) en Pamekasan (van 5 596 tot 5251)- ') Alle cijfers (met uitzondering van die van de gemeenten en kota's) van 1920 hebben betrekking op een ressort gelijk aan dat van 1930. 63 e toename van dit soort huizen is in vele regentschap relatief groot; de absolute cijfers zijn echter natuur- steenen huizen in Soe- Da _ la (van 7 337 op 8 303), in Probolinggo (van 5 199 ° p 5 673), Panaroekan (van 1596 op 1676), Sampang lVa n 907 op 963) en Soemenep (van 39 042 op 43 931). at de permanente dakbedekking meer in zwang is ge- komen, blijkt uit de algemeene toename van het aantal huizen met die bedekking. Het geringst is die toename in de regent schappen Bangil. Ma- Lang, Madioen, Mage tan, Kraksaan en Toe ban; bijzonder gering 11,1 1%) is het accres in Bangil. e hoogste relatieve accrescijfers zijn gevonden in de geude regentschappen: Aantal inwoners per huis in 1920 en 1930. Het gemid aantal inwoners per huis is in Oost-Java in de 0c *e 1920—1930 niet gewijzigd. De regentschaps- lijk meestal laag. In het hiernevenstaande tabelletje zijn eenige hooge absolute cijfers vernield. Meer dan verdubbeld is het hui zental in Magetan, Ngandjoek, Djombang en Malang; in Loema djang en Kediri is het bn'na verdubbeld. Gering is de toe name van het aantal cijfers geven wel ver schillen te zien. De grootste verschillen geven de cijfers van de in nevenstaande tabel opgenomen re gentschappen te zien. Van de 32 regent schappen van Oost- Java hebben 13 re gentschappen een hoo ger cu'fer in 1930 en wel: Pamekasan, Sam pang. Bangkalan, Bon- dowoso, Djember, Kraksaan, Loemadjang, Malang, Pa soeroean, Bangil, Soerabaia. Grisee en Toeban. § 6. Gezinshoofden *). Meer mannehjke dan vrouwelijke gezinshoofden. Er zijn veel meer mannelijke dan vrouwelijke ge zinshoofden (zie ne venstaand tabelletje). Van alle gewesten van Java en Madoera heeft Oost-Java naar verhouding het ge ringste aantal manne- Ujke gezinshoofden. Regentschappen met de hoogste percentages vrouwe lijke gezinshoofden. Het grootste relatieve aantal vrou welijke gezinshoofden is geteld in de regentschappen Magetan (17,1%), Ponorogo (17,9%), Modjokerto (17%), Djombang (16,9%). Soerabaia (16,1%), Sidoardjo (16.8%) en Soemenep (17,9%). Van deze regentschappen hebben Modjokerto, Sido ardjo, Soerabaia en Soemenep een groot vrouwenoverschot. Maar lang niet alle regentschappen met een groot vrou wental tellen veel vrouwelijke gezinshoofden, Grisee, bijvoorbeeld, heeft op de 100 gezinshoofden slechts 12 vrouwen, Pasoeroean en Pamekasan bijna 14, Bang kalan ruim 14. Ponorogo is het voorbeeld van een regent schap met weinig vrouwen en veel vrouwelijke gezins hoofden. Waar weinig vrouwelijke gezinshoofden zijn. Het geringste relatieve aantal vrouwelijke gezinshoofden vindt men inderdaad in de beide regentschappen met mannen overschotten: Banjoewangi (8,3%) en Djember (9,7%). Ook Loemadjang (10,4%), Ngandjoek (10,8%), Blitar ( 11,5%) hebben lage relatieve cijfers van vrouwen en vrouwelijke gezinshoofden. Malang (10,9%) en Krak saan (10,7%) hebben een voor Java en Madoera normaal vrouwenoverschot. Weinig vrouwelijke gezinshoofden in gemeenten en kota's. In gemeenten en kota : s is het percentage vrou welijke gezinshoofden laag; de meeste cijfers schommelen tusschen 8 en 14, zeer laag is het cijfer van Kraksaan (6,8) en bijzonder hoog zn'n de cijfers van Orisee (20,1), Soemenep (19,8) en Sampang (17.1). De gemeente Soerabaia telt ruim 13 vrouwen op de 100 gezinshoofden -). Aantal onvolwassen gezinshoofden zeer gering. Het aantal onvolwassen gezinshoofden is uiteraard zeer gering. Uit teksttabel No. 17 op blz. 67 bnjkt, dat er in Oost- Java tegenover 3 314 536 volwassen slechts 6 326 onvol wassen gezinshoofden zijn. In den tekst zullen nu verder de cijfers van het totaal aantal gezinshoofden (onvolwassenen en volwassenen) besproken worden. De meeste gezinshoofden gehuwde mannen. De aan gewezen hoofdkostwinner is natuurlijk de gehuwde man. i) Zie tabellen 16, 17 en 18. 2) Semarang telt er ruim 9, Batavia en Bandoeng bijna 7 en Meester Cornelis bijna 6. 64 Daarom bestaat dan ook in Oost-Java 81,9% van de gezinshoofden uit gehuwde mannen. Van alle mannelijke gezinshoofden is in Oost-Java, gelijk uit tabel 17 kan blijken, bijna 95% gehuwd. De regentschapscijfers schommelen tusschen 88,4 (Sidoardjo) en 97,1 (Trenggalek). Het cijfer van Sidoardjo is bijzon der laag; daar zijn dus naar verhouding meer niet gehuwde mannen (ongehuwden, weduwnaren, geschei denen) hoofdkostwinner dan elders. Niet alle gehuwde mannen gezinshoofd. Uit tabel 18 kan blijken, dat slechts 88% van de gehuwde mannen gezinshoofd is. Opmerkelijk is, dat de cijfers van de regentschappen in het westelijke deel van de provincie (residen ties Bodjonegoro, Ma dioen, Kediri, x ) Soe rabaia en het regent schap Malang) lager zijn dan die van de regentschappen in het oostelijke deel (residenties Pasoeroean en Malang minus regentschap Malang en residenties Besoeki en Madoera). Zeer laag is het percentage gehuwde mannen, dat gezinshoofd is in de regentschappen Toeban (79,4), Lamongan (76,5), Magetan (79,3), Ponorogo (74,4) en Soerabaia (74,8). Met de regentschappen Pemalang en Pekalongan zijn deze regentschappen de eenige van Java en Madoera, die cijfers beneden de 80 hebben. Gehuwde mannelijke beroepsbeoefenaars, die geen ge zinshoofd zijn. Uit het marginale tabelletje blijkt, dat in Oost-Java op de 100 gehuwde mannen er 88 gezinshoof- den, doch 93 beroeps beoefenaars (d.z. dus personen, die het een of ander beroep uit oefenen, zie hoofdstuk X) zijn. Dat wil dus zeggen, dat 5% van de gehuwde mannen (in Midden-Java en de Vorstenlanden ruim 6% en in West-Java slechts ruim 3%) wel een beroep uitoefent, doch niet als hoofdkostwinner voor anderen optreedt. Vele jonggehuwde mannen nog geen gezinshoofd. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat gebrekkige en bejaarde nog gehuwde mannen niet den kost kunnen verdienen voor anderen. Maar ook schijnen er onder de gehuwde mannen, die wel tot werken in staat zijn (namelijk beroepsbeoefenaars), te zijn, die niet als hoofdkostwinners optreden. Vermoedelijk zijn dit jonggehuwde man nen, die wel een beroep uitoefenen, maar nog economisch afhankelijk zijn van anderen; men denke aan pas getrouwde paren, die bij hun ouders inwonen. *) Met uitzondering van de regentschappen Ngandjoek en Toeloengagoeng. In de residenties Bodjonegoro en Madioen meer jong gehuwde mannen economisch onzelfstandig dan elders? Indien die veronderstelling juist is, dan moeten in de regentschappen van de residenties Bodjonegoro en Ma- dioen (waar de ci.i ll ' rS ook laag zijn, zie b« marginale tabelletje) er meer jonggehuwd paren economisch a hankelyk zn'n van h u " ouders dan elders. 1 ' zou zich kunnen uit'"' in een groot aantal n l wonende gehuwde ki" deren 2). Inderdaad hebben Grisee, - N ? fl ' wi, Magetan, Madioen en Ponorogo een vrij groot gen 11 1" deld aantal inwoners per huis (zie tabel No. 20). Waar veel kinderhuwelijken voorkomen zooals ] Lamongan en Grisee of waar men nauwelijks volwas^ I '"' dus op zeer jeugdigen leeftijd, huwt, zal natuurlijk tH groot percentage jonggehuwde mannen — al of niet J eigen huis wonende — economisch afhankelijk zijn va anderen. In Ponorogo echter, waar, naar de Keg l ' ll mededeelt, vele mannen op 20 a 25 jarigen leeftijd, soms * e ouder trouwen (zie boven blz. 48) en waar het aaiita kinderhuwelijken veel geringer is dan in bovengenoenn regentschappen, doet zich dus het geval voor, dat zei jonge mannen van 20 a 30 jaar nog niet gch (>e voor zich en hun klein gezin zorgen. De Regenl meefl dit verschijnsel toe te moeten schrijven aan de adat. ( " voorschrijft, dat jonggehuwden — al of niet economis c onafhankelijk — verplicht zijn eenigen tijd bij hu 1 (schoon-) ouders in te wonen. Dit samenwonen w IH daar dan wel langer duren dan elders, anders is het z ee lage percentage (het laagste regentsehapscijfcr van gehe Java en Madoera) gehuwde mannen, dat gezinshoofd 1 ' niet te verklaren. Gehuwde vrouwen als kostwinster. Indien vele gelui w l vrouwen in plaats van hun echtgenooten den kost voor 1" gezin verdienen, dan zou ook dat een oorzaak van het r ( ringere aantal gehuwde mannelijke gezinshoofden /.ïoi»' zijn. Inderdaad blijken twee van de boven in het tabellcbb vermelde regentschappen (Magetan en Ponorogo) v ™ veel gehuwde vrouwelijke gezinshoofden te tellen, m» a bijzonder groot is het aantal niet en bovendien besta* nog altijd de mogelijkheid, dat gehuwde vrouwen a gezinshoofd optreden, omdat hun mannen afwezig zijn- In welke districten het minste relatieve aantal gehuw d mannelijke gezinshoofden zijn. De districten, die onder gehuwde mannen het geringste percentage (bene* 1 80%) gezinshoofden tellen, zijn Bantjar (78,4), Djativ»? 0 (77,4), Singgahan (76,9) en Djenoe (76,6) in Toehap Babat (77,5), Lamongan buiten de kota (72,6), Soekoda* (75,3) en Patjiran (78,3) in Lamongan; Maospati (?" en Parang (75,5) in Magetan; Soemoroto (72,3), Ponoro? buiten de kota (74), Poeloeng (74,8), Ardjowinangn cn (76,9) en Djebeng (73); Ngoempak (79,9) in Bodjoneg° r ° en Karangbinangoen (77,1) in Grisee. In deze districten zullen dus vermoedelijk een g r ° aantal jonggehuwde mannen van ouders of schoonoude afhankelijk zijn. Al deze districten op die van Ponorog na tellen veel gehuwde onvolwassen meisjes. 2 ) De Eegenten van Ponorogo en Grisee deelen mede, dat h et , hun ressorten adat is, dat jonggehuwde paren bjj hun ouders schoonouders blijven inwonen. 65 «ehuwde mannelijke gezinshoofden in gemeenten en as - In 11 van de 36 gemeenten en kota's is het r eentage gehuwde mannen dat gezinshoofd is boven 9 0%; zeer laag zijn de cijfers in de hoofdplaatsen Aan waar ook het relatieve aantal gehuwde man ( i.lke gezinshoofden op het platteland gering is, dus in Diongan, Grisee, Bodjonegoro, Madioen enz. Buitenge on laag is, gelijk boven reeds medegedeeld werd, het r ceiitage van Soerabaia, namelijk 66,7%, veel lager dan at van de gemeenten Semarang (80,1%). Batavia (82 > 6 %), Meester Cornelis (86.7%), Bandoeng (89,7%) 11 de Vorstenlandsche hoofdplaatsen Jogjakarta (82,3%) j ll Soerakarta (85,7%); het valt dan ook zeer te betwij n °f dat cijfer vertrouwen verdient (zie boxen blz. 60). aar v eel gehuwde mannen gezinshoofd zijn. In neven- kentschappen alle (behalve Ngandjoek en Toeloeng °°ng) in ] le t oostelijke deel van Java liggen. Betcekent We Uicht. dat in den Oosthoek de jonggehuwde man -1 eerder economisch zelfstandig zijn clan in het ste Hjke deel? Deze spoedige zelfstandigheid zou althans Madoereesche streken niet verband kunnen houden een ouderen huwelijksleeftijd, want over het alge- U trouwen de mannen hier op jeugdigen leeftijd (zie 011 blz. 48). Het is echter mogelijk, dat zij veel e diger na het huwelijk in een eigen huis op het groote oereesche er * tre kken dan in de bovengenoemde e ken van Bodjonegoro en Madioen; het gemiddeld tal zielen per huis is in de overwegend-Madoereesche gentschappen zeer klein (zie boven blz. 62), hetgeen ls kan beteekenen, dat het aantal inwonende gehuwde gering is. Opmerkelijk is, dat het relatieve aantal gehuwde man e Vlke gezinshoofden in de immigratiestreken (Banjoe an gi, Djember, Loemadjang), anders dan in West- en l dden-Java i), zoo groot is, en verder, dat de cijfers l de twee Kedirische regentschappen Ngandjoek en r oe ngagoeng -i afwijken van die van de andere , * eat schappen in die residentie, die percentages beneden a y>o hebben. "" de immigratiedistricten Toeren, Pagak, Genteng, ij ÖBi buiten de kota, Lodojo, Woeloehan, Poeger, (eU 88 ° el, Raiu bipoedji en Majang is van de immigranten aers &eborenen) het aantal gezinshoofden gesplitst naar staand tabelletje vindt men de regentschap pen waar van de ge huwde mannen de hoogste percentages gezinshoofd zijn. De cijfers van meer dan 92% zijn m geen enkel regentschap van Midden-Java, in één Vorstenlandsch regent schap en in 5 regent schappen van West- Java, geconstateerd. Frappant is ook het boven blz. 64 reeds vermelde feit, dat deze den burgerlijken staat. Uit die cijfers blijkt, dat het percentage gehuwde mannen dat gezinshoofd is onder de immigranten in de districten Toeren, Pagak, Wlingi buiten de kota, Lodojo, Woeloehan en Majang hooger te zijn dan hetzelfde percentage van de overige bevolking. Overige mannelijke gezinshoofden. Behalve gehuwde mannen kunnen ook ongehuwde mannen, weduwnaren en gescheiden mannen gezinshoofd zyn; zn maken in Oost- Java niet meer dan ruim 5% van alle mannelijke gezins hoofden uit (zie tabel 18). Dat zij niet de aangewezen kostwinners van anderen zijn, kan blijken uit de cijfers van tabel 19. Op de 100 weduwnaren waren in Oost-Java ruim 41, op de 100 gescheiden mannen ruim 24 gezins hoofd. De cijfers van de ongehuwde mannen zyn zeer laag, omdat het aantal ongehuwde onvolwassenen ook medegerekend wordt. Op de 100 volwassen ongehuwde mannen is het aantal gezinshoofden in Oost-Java bijna 7. Opmerkelijk hoog zijn de genoemde cijfers in het regent schap Sidoardjo, namelijk ruim 55, bijna 38 en bijna 17. Vrouwelijke gezinshoofden. Uit. de cijfers van onder staande tabel: wen (Magetan, Ponorogo, Trenggalek, Toeloengagoeng, Blitar, Soerabaia en alle regentschappen van Madoera). blijkt, dat evenals in West-Java de weduwen en de gescheiden vrouwen relatief de grootste groepen onder de vrouwelijke gezinshoofden vormen; zeer groot vooral is de groep van weduwen, terwijl de groep van ongehuwde vrouwen heel klein is. In eenige regentschappen is deze laatste groep echter grooter dan die der gescheiden vrou- Gehuwde vrouwelijke gezinshoofden. Dat de gehuwde vrouwen ook minder als gezinskostwinster optreden dan in Mid den-Java en de Vor stenlanden kan ook nog blijken uit ne veustaand tabelletje; West-Java heeft een nog lager cijfer. De hoogste regentschapscijfers hebben Magetan (3,93), Ponorogo (3,21), Trenggalek (3,09), Toeloengagoeng (3.33), Soerabaia (3,83). Van de regentschappen waar veel gehuwde mannen weggetrokken waren (zie boven blz. 44) hebben alleen Grisee, Ponorogo, Toeloengagoeng, Blitar en Magetan relatief veel gehuwde vrouwelijke gezinshoofden. Gering is hun aantal in de Madoerasche regentschappen waar zeer veel gehuwde mannen buiten hun woonplaats ver toefden. In de gemeenten en kota's is het relatieve aantal hoofd kostwinsters onder de gehuwde vrouwen over het algemeen niet zoo hoog als op de hoofdplaatsen van Midden-lava a y '"' Volkstelling 1930 deel I blz. 63 en deel II blz. 64. :| Ngandjoek heeft alleen het district Berbek een laag cijfer "" /r J en in Toeloengagoeng het district Tjampoordarat (84,9%). 66 en de Vorstenlanden. Alleen in Grisee is het percentage gehuwde vrouwelijke gezinshoofden hooger dan 5 (5,9), ook het cijfer van Soerabaia (4,9) is vrij hoog. hebben de regentschappen Magetan (38,5%), Ponorogo (43,1%), Patjitan (39,3%), Trenggalek (37,6%), Toe loengagoeng (39,3%), Djombang (37,6%), Bondowoso (43.6%), Sampang (40,7%) en Soemenep (44,8%) i). Van deze regentschappen hebben alleen Soemenep en Sam pang relatief-veel weduwen; Magetan. Patjitan en Treng galek tellen naar verhouding zéér weinig weduwen. In Grisee en Soerabaia is op het groote aantal weduwen het percentage gezinshoofden zeer gering. Het grootste percentage gezinshoofden onder de gescheiden vrouwen hebben Magetan (24,3%), Patjitan (23.6%). Kediri (22,4%), Djombang (23,5%), Modjokerto (22,9%), Bangil (22,8%) en Bondowoso (25,2%); Bangil, Djombang en Modjokerto tellen relatief-veel maar Bondo woso juist weinig gescheiden vrouwen. In Toeban, .Madioen en Soerabaia is op het groote aantal gescheiden vrouwen het percentage gezinshoofden gering. In de gemeenten en kota's is het percentage weduwen en geselieiden vrouwen dat hoofdkostwinster is laag, zeer laag o.a. in de gemeenten Madioen, Modjokerto en Soerabaia. In onderstaand tabelletje is het percentage ongehuwde Volwassen 2 ) vrouwen, dat gezinshoofd was. vermeld. Hoog is dit percen tage in de .Madoe rasche regentschappen waar ook het rela tieve aantal ongehuw de vrouwen groot is, niet echter in de re gentschappen Pono rogo, Trenggalek, Toe- loengagoeng. Ngandjoek en Malang waar ook veel onge huwde vrouwen zijn. Aantal gezinshoofden; relatieve cijfers. In tabel No. 19 is per regentschap het totaal aantal gezinshoofden per 100 zielen berekend. Dat aantal blijkt in Oost-Java grooter te zijn dan in .Midden-Java en de Vorstenlanden. Bij zonder laag is het cijfer van het re gentschap Ponorogo (19,1). Behalve het regentschap Pemalang Weduwen en ge scheiden vrouwen als gezinshoofd. Van de weduwen en geschei den vrouwen is in Oost-Java een grooter percentage gezins hoofd dan in Midden- Java. Het hoogste percentage gezinshoof den onder de weduwen in Midden-Java en de Vorstenlandsche regentschapp*" Koelonprogo en Wonogiri 3 ) heeft geen enkel regentschap op Java en Madoera een cijfer beneden 20. Dit lage cijf e is toe te schrijven aan het bijzonder geringe relatie aantal gehuwde mannelijke gezinshoofden (zie bi) ve ' blz. 64). Abnormaal schijnt ook het bijzonder groote aant» gezinshoofden op de 100 zielen in Panaroekan (2o.W> Bondowoso (bijna 26), Kraksaan (25,5), Soemenep (25,14 en Djember (ruim 25). Zulke hooge regentschapscijfe r zijn nergens anders op Java en Madoera aangetroffen moeten voornamelijk toegeschreven worden aan het hoog percentage gehuwde mannen dat gezinshoofd is ( z boven blz. 64) ; bovendien is ook het aantal weduwe' 1 ' dat gezinshoofd is hier groot. Meer gezinshoofden dan huizen. In den regel is ne (absolute) aantal gezinshoofden grooter dan het aant» huizen. Het grootst is het verschil in de regentschapP e Malang. Blitar, Toeloengagoeng, Ngandjoek, Kediri ( Madioen; van de districten in deze regentschappen ve melden wij: Tjaroeban en Oeteran in Madioen; Kalano' bret, Toeloengagoeng buiten de kota, Ngoenoet bun e de kota in Toeloengagoeng; Srengat en Blitar buiten gemeente in Blitar; Berbek, Ngandjoek buiten de k ot " Kertosono buiten de kota en Waroedjajeng in Ngandjoe bijna alle districten van Kediri en van Malang. In deze streken komt het dus meer dan elders v°° ' dat meerdere gezinshoofden in één huis wonen. Opm e keiijk is. dat van de regentschappen met het hoogs percentage gehuwde mannelijke gezinshoofden (zie 001 blz. 65) alleen Toeloengagoeng en Ngandjoek z IU groote verschillen tusschen het aantal gezinshoofden het aantal huizen hebben, zoodat hier vermoedelijk W e gehuwde mannelijke gezinshoofden bh' andere ge zl hoofden inwonen dan bijv. in de regentschappen P aS ° roean. Loemadjang, Probolinggo, Djember; op de oV wegend-Madoereesche regentschappen komen wij s* ra terug. In de regentschappen met weinig gehuwde man lijke gezinshoofden is het verschil tusschen het aan gezinshoofden en het aantal huizen ook gering. /( " 11 dus weinig inwonenden als gezinshoofd zijn genoteerd- Meer huizen dan gezinshoofden. Merkwaardig is. in de regentschappen met een overwegcnd-Madoereese bevolking (dus behalve de vier Madoerasche reg e schappen, ook nog Kraksaan, Bondowoso en Panaroe» het aantal huizen grooter is dan het aantal gezinshoot Het verschil is het grootst in Soemenep, Bangk" Pamekasan, Sampang en Panaroekan. Dit beteekenl ( dat in meerdere huizen geen gezinshoofden waren. Madoera zullen verscheidene gezinshoofden elders kost voor hun gezin hebben trachten te winnen. Go de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in Madoeree streken het jonggehuwde paar vaak onmiddellijk m , afzonderlijk huis trekt, maar nog niet dadelijk S e economisch onafhankelijk is. ■rldeld e Gemiddelde gezinsgrootte. Men kan een gemw 1 gezinsgrootte bepalen door het aantal gezinnen te de op dat deel van de bevolking, dat in gezinnen leeft (<*• het zielental minus de alleenwonenden). Met de CS i) In het district Sepoedi zelfs 60,5%. 2 ) In tabel 19 is het percentage ongehuwde vrouwen (onvolwassen en volwassen), dat gezinshoofd was, opgenomen. oel0 el ») Ook Pakoealaman, maar dat is te klein van territoir om andere regentschappen vergeleken te worden. a n deze Volkstelling is zulk een berekening niet te aken. Bekend is immers alleen het aantal gezinshoofden, ftiet gelijk is aan het aantal gezinnen, omdat men Wannen heeft zonder gezinshoofden en gezinshoofden onder gezinnen; bovendien kunnen bh' vergissing meer ere hoofden van één gezin, of ook te weinig gezinshoof etl geteld zijn. Evenmin is bekend het aantal alleen benenden. eelt mei] dna het aantal gezinshoofden op het zielen dan krijgt men een onzuiver gemiddelde van de gezinsgrootte; echter wordt het cijfer voor de meeste plattelands strckem het minst door de bedoelde factoren gevitiëerd. De hoog ste regentschapscijfers vindt men in Pono- rogo (5,2), Lamongan (5) en Grisee (4,9), de laagste in Kraksaan (3,9), Bondowoso (3,8) en Panaroekan (3,8). GEZINSHOOFDEN INGEDEELD NAAR GESLACHT, BURGERLIJKEN STAAT EN LEEFTIJDSGROEP i). SEX, CIVIL CONDITION AND AGE PERIODS OF lIEADS OF FAMILIES. — Subsidiary table No. 17. 13 T Xn de totalen zijn de onbekenden begrepen. Totals included indeterminate persons. 67 HOOFDSTUK VII. ALPHABETISME. « § 1. Inleiding. In de tabellen 21 en 22 zijn opgenomen de absolute en relatieve cijfers van het totaal aantal alphabeten, maar ook van hen, die Nederlandsen en hen, die niet Neder landsch kunnen schrijven. Als alphabeten in het algemeen werden beschouwd zn, die (niet zonder fouten) aan een kennis een briefje kon den schrijven over een alledaagsch onderwerp in welke taal en letterschrift dan ook. Zij, die gedurende de volkstelling nog schoolgaande kinderen waren en die minstens in de derde klasse van een dessa-school, een goirvernementsschool of een daarmede gelijk te stellen particuliere school zaten, werden als regel ook geteld onder hen, die de schrijfkunst machtig waren. lemand werd beschouwd Nederlandsen te kunnen schrij ven, wanneer hij (alweer niet zonder fouten) aan een kennis in die taal een briefje kon schrijven over een alle daagsch onderwerp. Zij, die gedurende de volkstelling schoolgaande kinderen waren en in de derde klasse van een openbare of daarmee gelijkgestelde particuliere school van westersch lager onderwijs zaten, werden gerangschikt onder hen, die Nederlandsch konden schrijven. In de tabellen 23, 24, 25, 26, 27 en 28 zijn opgenomen allerlei cijfers over alphabetisme in verband met al of niet genoten lager onderwijs. Aan de getelden is namelijk ook gevraagd of zij een lagere school bezochten of bezocht hadden alwaar bij het onderwijs als voertaal eenige in heemsche taal werd gebruikt en ook of zij een dergelijke school waar het Nederlandsch als voertaal werd gebruikt bezochten of hadden bezocht. Onder de eerstgenoemde scholen werden gerangschikt: openbare volks- en stan daardscholen en daarmee overeenkomende particuliere scholen; onder de laatstgenoemde scholen: de 11. I. S„ de Schakelschool en de Europeesche Lagere school en over eenkomstige particuliere scholen. Pesantrcn's (godsdienst scholen), waar o.m. rekenen onderwezen werd, werden ook als scholen beschouwd. § 2. De betrouwbaarheid der cijfers. Het is hier en daar gebleken (uit andere gegevens van de getelden, zooals het uitgeoefend beroep en het genoten schoolonderricht), dat de tellers wel eens de kolom van het alphabetisme bij vergissing oningevuld lieten. Daar staat tegenover, dat vooral in de steden waar men al gauw prat gaat op een beetje kennis van de schrijf kunst en van het Nederlandsch, enkelen als alphabcet zullen zyn genoteerd, die het vereischte briefje niet zouden geschreven kunnen hebben. cijfer van het aantal Nederlandsch-schrijvenden wel " e ' trouwbaar zijn. De cijfers van het aantal alphabeten, dat geen school onderricht gehad heeft in de gemeente Soerabaia lijkt nog al groot. Opvallend groot is vooral het aantal, dat Nederlandsch heeft leeren schrijven buiten de school. De betrouwbaarheid van dat cijfer wordt betwijfeld. Mogelijk zijn daar particuliere inrichtingen van westersch onderwijs ten onrechte niet als school beschouwd. Ook kan het zijn, dat de tellers hier en daar verzuimd hebben de kolom van het schoolonderwijs in te vullen. In beide gevallen zou het § 3. Alphabetisme in het algemeen. Cijfers van <* e provincie. heeft met de V ot ' stenlandsche goii\' el ' nementen het gering' ste relatieve aan* 8 alphabeten van 8' heel Java en #*' doera. Regentschapscijfers. Uit de regentschapscijfers krflfJ men een algemeenen indruk van de verspreiding van " e alphabetisme. Hieronder de relatieve cijfers: De hoogste regentschapscijfers komen ongeveer oV e een met die van Koeningan (8,7) en Soekaboemi ("> in West-Java en Keboemen (8,4) in Midden-Java. In (S Java hebben zes regentschappen en in heeft één regentschap hoogere cijfers, tot zelfs rU 1 12%. Waar de lage en hooge cijfers te vinden zijn. R aa :' pleegt men naast de regentschapscijfers die van districten, gemeenten en kota's dan blijkt al dadelijk : le. dat het geringste relatieve aantal alphabeten ( u - ' tot en met 2%) te vinden is in verscheidene Ma 0 - 0 rasche districten, enkele districten van den Oost' 1(H (Soemberwaroe, Pradjekan, Gading, Majang, Tong Probolinggo buiten de kota, het Probolingg° sC Tengger, Grati, Bangil buiten de kota), verder t« Lamongansche districten Patjiran en Soekodadi in Zuid-Malang nog Pagak; , . 2e. dat de allerhoogste cijfers (van 10 tot en met I"'' uitsluitend in gemeenten en kota's voorkomen; 3e. dat de plattelandscijfers het hoogst zijn in Trenggaleksche districten Kampak (8,1) en Tr e galek buiten de kota (9,6), in twee Sidoardjos districten Krian (8,7) en Taman (9), één Toeloe»* agoengseh district Kalangbret (8,5) en één Kediri district Kediri buiten de gemeente (9,2). i) Zie tabellen 21 t/m 28. 68 69 e cijfers van de gemeenten. Boven aan het lijstje van gemeenten staat Madioen met een percentage, dat hooger is dan de hoog ste gemeentecijfers van Midden-Java (Ma gelang 16.4; Salatiga 16,9). De andere ge geineenten hebben veel la gei- cijfers. Typisch is. dat de percentages Soerabaia. Batavia en Semarang elkaar niet veel ontloopen. Pro bolinggo en Pasoe roean hebben in ver gelijking met de an dere gemeenten maar weinig alphabeten. De cijfers van de kota's. Kleine kota's als Ngawi, Trengga lek en Ngandjoek heb ben heel hooge rela tieve cijfers. Opmer kelijk is. dat ook de Madoerasche kota's Bangkalan en Pame kasan tot de kota's met de hoogste cijfers behooren. Tusschen 11 en 12% zijn de cijfers van KSaan, Loemadjang, Tongas. Ponorogo en Soemenep. at bager zijn de cijfers van Wlingi (10,3). Tare (10,7), Jdoardjo (9,4), Bangil (9,3), Sitoebondo (8.8), Banjoe d| 'gi (8,7), Toeban (8,6). Tot de laagste cijfers behooren p . V;i " Djombang (7.7), Sampang (7,4), Ngoenoet (6,8), T '' ls "<' (6,6) en Tempeh (3,4). Wabetisme op het platteland in de residentie Kediri. , de plattelandscijfers van de residentie Kediri vallen hooge cijfers van de zuidelijke, geheel of gedeeltelijk net gebergte gelegen Trenggaleksche districten als d aill Pak (8,1), Panggoel (7,3) en Karangan (7,2) op; met Van Kediri buiten de kota (9,2), Trenggalek buiten de i a (9-6), Kertosono buiten de kota (7,2) en Tjampoer- V L v') zijn zij de hoogste van de geheele residentie; - a,l djoek buiten de kota. Papar, Gandoesari, Toeloeng „ e Qg liuiten de kota hebben percentages tusschen 6en ' "erbek, Pare buiten de kota, Waroedjajeng, Leng- S, Blitar buiten de kota en Modjoroto buiten de ge ,. nte percentages tussehen 5 en 6. Drie Blitarsche ' ll 'ieten hebben de laagste cijfers van de residentie: . n B buiten de kota (4.91. Srengat (4,8) en Lodojo >6). alphabetisme op het platteland in de residentie ac boen. In de residentie Madioen zijn de districtscijfers v n °g al hoog, hoewel niet hooger dan 7,5, het cijfer 11 het district Goranggareng in Magetan. Ruim 7 Pnabeten op de 100 zielen tellen verder Maospati, Pa *an en Madioen buiten de gemeente. De Ngawische s,ri eten Gendingan (6,1) en Ngrambe (6) tellen ook vrij veel alphabeten. De rest van de districten met uitzon dering van de Patjitansche districten Poenoeng (4,8) en Lorok (4,5), die heel wat minder alphabeten tellen dan de Zuid-Trenggaleksche districten hebben percentages tus schen 5 en 6. Cijfers van de Sidoardjodelta. Ook in het zeer dichtbe volkte regentschap Sidoardjo zijn de cijfers hoog, al zijn zü dan veel lager dan de cijfers van vele Preangersche districten, die maximaal 14 a 15 alphabeten per 100 zielen kunnen tellen. In Taman is 9%, in Krian 8,7%, in Sido ardjo buiten de kota 7,1% en in Porong 6,9% van de bevolking de schrijfkunst machtig. Cijfers van overig Soerabaia. Overigens zijn de cijfers van het platteland van de residentie Soerabaia laag. Het Djombangsche Ngoro, waar de door den zendeling Jel lesma omstreeks het midden van de 19e eeuw gestichte Christengemeente Modjowarno ligt, heeft nog het hoogste cijfer (7,3). Verder hebben de andere Djombangsche districten, en de Modjokertosche districten cijfers van 3 en ruim 3%. Diezelfde cijfers hebben ook de districten Soerabaia en Djabakota voorzoover zij buiten de gemeen te liggen, terwijl Goenoengkendeng ruim 2% alphabeten telt. i) Lage cijfers in de residentie Bodjonegoro. Ook in de residentie Bodjonegoro is het alphabetisme nog weinig gevorderd. Het Bodjonegorosche Padangan is het eenige district dat meer dan 6 alphabeten (6,6) op de 100 zielen telt; de Toebansche districten Djatirogo, Bengel en Dje noe, het Bodjonegorosche Bahoereno en het Lamongan sche Babat tellen er maar 5 a 6. Zelfs om de hoofdplaatsen is het relatief aantal alpha beten gering, zoo bijvoorbeeld om Toeban 2 ) (4,2), Bo djonegoro 2) (4,3), Lamongan 2) (2,3), Grisee 2) (4,9). Een viertal districten Singgahan, Tambakredjo, Ngoem pak en Ngimbang tellen 4a 5, Tjerme en Bantjar 3a 4. Lamongan en Sidajoe 2 a 3 alphabeten op de 100 zielen. De Lamongansche districten Patjiran en Soekodadi heb ben cijfers (1 a 2%) als die van verscheidene Madoe rasche districten. De lage cijfers van de residentie Malang en Besoeki. Na overschrijding van de oostelijke grenzen van de resi denties Soerabaia en Kediri komt men in het gebied van het geringe alphabetental. Alleen één district, het Loe madjangsche Kandangan, heeft een cijfer (5,7) boven het Oost-Java-gemiddelde (4,4). Zelfs in het Malangsche zijn de cijfers laag; Kepandjen (4), en Poedjon (4,1) zijn de eenige, die het provinciegemiddelde naderen. Lager zijn de cijfers van de stadsdistricten (v.z.v. zij buiten de kota of gemeente liggen) als Pasoeroean (3,8), Loemadjang (3,4), Bondowoso (3,1), Malang (2,7), Sitoebondo (2,3), Bangil (1.7), Probolinggo (1,5). De meeste districten hebben percentages tusschen 2 en 3; die, welke nog 3 a 4 alphabeten op de 100 zielen tellen zijn Boeloelawang, Toeren en Kepandjen in Malang; Poeger, Woeloehan en Kalisat in Djember; Rogodjampi in Banjoewangi; Bondowoso en Wonosari in Bondowoso; Panaroekan. !) Het eiland Bawean heeft een cijfer van 2,6. 2 ) Het district van dien naam voorzoover het buiten de kota ligt. 7 Cijfers tusschen 300 en 400 zielen per km 2 . De stre e n, die gedeeltelijk in het gebergte, maar ook gedeelte : ln - een dichtbevolkte vlakte liggen hebben vaak cijfers lss chen 300 en 400 zielen per km 2. Zoo bijvoorbeeld aan zuidelijken rand van de Ponorogosche vlakte Ar «>winangoen, o op den Wilis Trenggalek, op Q Xel oed en in de Kedirische vlakte Ngadil o e w i h en p ~ are en aan de west-zijde van die vlakte tegen den s aan Modjoroto, waarin nog zelfs een stukje ' de gemeente Kediri ligt, aan de zuid-zjjde van den e < )ed en tevens in de Blitarsche vlakte Gandoesari, vl-i- 1 uitloo P ers van de Andjasmoro en de Djombangsche v e Ngo r o, tegen den Andjasmoro en den Ardjoeno bek Bangilsche districten Panda kan (met de ek -ende bergplaatsjes Tretes en Prigen) en Poer w o- J o waar de hoofdplaats Lawang ligt, in het noor vl'i/ ' U d ° straks n °S te bespreken Loemadjang-Djember t te twee Djembersche districten Rambipoedji het Janggebergte aan en Ka lis at tegen het ■ oe ög-Complex aan, en noordelijk hiervan tusschen 8- en Raoenggebergte in het hoog],nul van Bon d o w o 8 o. vlakten. Thans gaan wij over tot een bespreking van c tliers der dichtbevolkte vlakten. Te onderscheiden -. vlakten van Madioen, Kediri, de hoogvlakte van an g, de laagvlakte van Soerabaia met ten noord en daarvan de vlakte van Grisee en Lamongan, de in 3, Van -^ an ff-*' Pasoeroean, Probolinggo en Besoeki, et zuiden de vlakte van Loemadjang-Djember en ten e de vlakten van het noord-westelijke deel van de 'nicie (Toeban, Bodjonegoro, Lamongan en Grisee, dus egenwoordige residentie Bodjonegoro). P wanneer men weet, dat in de genoemde Holland- In het nevenstaande tabelletje is van ieder dezer streken (uitge zonderd Loemadjang en Djember waar de dichtheidscijfers nog al sterk uiteen loopen) de gemiddelde dicht heid vergeleken met de meest dichtbevolk te provinciën van Ne derland in 1930. De enorme dichtheid op het Javasche platte land valt bij deze ver gelijking des te ster- sche provinciën zeer groote steden liggen waar een zeer hoog percentage van de bevolking geconcentreerd is. De vlakte van Madioen. Van de vlakte van Madioen, tusschen Lawoe en Wilis gelegen in het stroomgebied van de Madioen-rivier, met 6 suikerfabrieken, hebben de districten Magetan, dat aan den voet en in de uit loopers van den Lawoe ligt, en het Madioensche Oet e ran, dat met den oostelijken driehoek op den Wilis ligt, het district Ngawi, dat geheel vlak is, en in het zuiden het Ponorogosche district Soemoroto, dat gedeeltelijk in het Zuidergebergte ligt, de minst hooge cijfers, d.w.z. 400 a 500 zielen per km 2 . Hooger zijn de cijfers van de distric ten Maospati (601,1 zielen per km 2), Gora n g gareng (633,6) in het regentschap Magetan, Pono rogo (612,8) en Madioen (772,5; buiten de ge meente 572,9). De Kedirische en Soerabaiasche vlakten. De vlakte van de residentie Kediri, in het stroomgebied van de Brantas gelegen, met 22 suikerfabrieken en de ruim 10 000 bouvvs groote tapioca- en vezelonderneming Bendoredjo is het dichtst bevolkt in de districten Toeloeng ag o e n g (994,5), Kediri (863,6 3) en in het noorden Ker tosono (705), \V ar o edj a j eng (720,6), Papar (610,1) en bezuiden den Keloed en gedeeltelijk ook in de uitloopers van dezen vulkaan, die in Mei 1919 met haar eruptie juist in deze zuidelijke streken zooveel verwoesting aanrichtte 4 ), Blitar (618,3; buiten de gemeente 524,8). Minder is de dichtheid in het Toeloengagoengsche gedeeltelijk in het Zuider gebergte gelegen Ngoenoet (413,8) waar een be langrijk complex sawah's van regen afhankelijk is, en het ten noorden daarvan gelegen nagenoeg geheel vlakke Blitarsche district Sr en gat (460,43. In het regentschap Djombang met 11 suikerfabrieken zijn het de districten Djombang (743,2) en Modjo ago e n g (637,4) die in hun geheel in de vlakte liggen. Het ook in deze vlakte gelegen Ngoro (waar het be kende zendingscentrum Modjowarno ligt) en — benoor den de Brantas — P 1 os o hebben voornamelijk om de boven blz. 6 genoemde redenen een veel lager dicht heidscijfer. In het regentschap Modjokerto, eveneens met 11 suikerfabrieken, hebben de districten Modjokerto (707; buiten de gemeente 570,6) en Modjosari (541,2) de hoogste cijfers, terwijl het benoorden de Brantas gelegen Modjokasri, dat voor ± 19% uit djatibos schen bestaat, toch nog ruim 406 zielen per km 2 telt. Zeer dichtbevolkt is de zg. Sidoardjo-delta d.i. de drie hoek door de beide hoofdarmen van de Brantas, de noor delijke Kali Mas of Kali Soerabaia geheeten en de zui delijke Kali Porong, ingesloten, in 1705 „nog bijna geheel door moerassen ingenomen" (waarvan er in 1821 nog vele over waren) 5 ). Hier werden tusschen 1836 en 1847 en tusschen 1852 en 1857 de beroemde Sidoardjo-werken 6) aangelegd, die gare Oorc '-Madioen bestaat uit de districten: Maospati, Gorang j) ' Madioen, Oeteran, Soemoroto en Ponorogo. Sjp ec "rische vlakte uit de districten: Toeloengagoeng, Ngoenoet, jj > Blitar, Kertosono, Waroedjajeng, Modjoroto, Kediri en Pare. Sch oera ')aiasche vlakte bestaat uit alle districten van de regent it 0( ,. Soerabaia en Sidoardjo en de districten Djombang, t>e f° en S> Modjokasri, Modjokerto en Modjosari. Sopjj a " tp van Noordoost-Bodjonegoro bestaat uit de districten H e *> karangbinangoen, Sidajoe, Grisee en Tjermee. k°el o ) n S st-he hoogvlakte uit de districten: Malang, Kepandjen, D e p van S <-n Singosari. an Kk ? SOer '"' ans '' l "' kußtvlnkte uit de districten: Gempol, Bangil, bri n ' l ' K( 'bontj:uuli, Grati, Pasoeroean, Tongas, Probolinggo, Gendin S. KrakBB«n en Paiton. s ) «. >eso(,ki ui t de districten Besoeki, Panaroekan en Sitoebondo. ' t: 'tistiek van Nederland, t.a.p. blz. 330, kol. 33. 3) Van het district Kediri buiten de gemeente is de oppervlakte niet bekend. -i) Zie over deze eruptie: Dr. G. L. L. Kemmerling in Vulkano logische mededeelingen No. 2. De uitbarsting van den G. Keloet in den nacht van den 19en op den 20sten Mei 1919. 5) P. J. Veth Java, deel 111 blz. 549. «) Zie hierover o.m. het verslag van de B. O. W. van 1915 afd. Irrigatie bijlage; Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië 2e druk deel I blzz. 407—408; Veth 111 t.a.p. blzz. 548—553. 70 Het alphabetisme op Madoera. Op .Madoera zijn dis tricten (Blega. Arosbaja, Ketapang, Kedoengdoeng, Man ding) waar nog niet eens 1 alphabeet op de 100 zielen geteld is. In het gros der districten (buiten de kota's) is 1 a 2% van de bevolking de schrijfkunst machtig. Alleen de cijfers van Bangkalan buiten de kota (2,9), Pamekasan buiten de kota (2,5), Boender (2,8) en Soemenep buiten de kota (2,3) zijn hooger dan 2%. Meer mannelijke dan vrouwelijke alphabeten. Het aantal mannelijke alphabeten is grooter dan het aantal vrouwe lijke alphabeten. In tabel 24 vindt men o.m. het aantal vrouwelijke alphabeten op de 100 alphabeten. zoowel voor de 2e en 3e leeftijdsgroep als voor het totaal, aangegeven. Hieronder zijn deze percentages alphabeten, die van het vrouwelijke geslacht zijn. vermeld voor Oost-Java en de andere gewesten van Java: Oost-Java heeft dus van alle gewesten op Java en Madoera in verhouding tot het toteted aantal alphabeten het geringste aantal vrouwelijke alphabeten. Men verwarre deze verhoudingscijfers niet met die van het aantal vrouwelijke alphabeten in verhouding tot het aantal vrouwen (zie §§ 4 en 5). Percentage meisjes onder de onvolwassen alphabeten hooger. Het percentage meisjes onder de onvolwassen alphabeten (van leeftijdsgroep II) is hooger dan het per centage vrouwen onder de volwassen alphabeten. Dit verschil zou nog grooter zijn. indien de grens tusschen leeftijdsgroep 11 en leeftijdsgroep 111 voor de meisjes en jongens op dezelfden leeftijd was bepaald; de .jongens worden immers op een lateren leeftijd als volwassen be schouwd dan de meisjes (zie boven blz. 40). Voor de regentschapscijfers betreffende het aantal vrou welijke alphabeten op de 100 alphabeten verwijzen wij kortheidshalve naar tabel No. 24. i) Dit cijfer was in 1931 voor Britsch-Indië 14,8, en voor de provinciën Asam 11,2, Bengalen 14,1, Bombay 13,6, Burma 21,8, Madras 14,2, Central Provinces and Berar 8,9, Pandjab 12,1, Vereenigde Provinciën 9,6. § 4. O n volwassen alphabete n. Het relatieve cijfer der onvolwassen alphabeten. Na het algemeen overzicht van de vorige paragraaf kan nog alleen maar een zeer summiere bespreking van de cijfers van onvolwassen en volwassen alphabeten volgen. De onvolwassen alphabeten behooren natuurlijk tot de tweede leeftijdsgroep d.z. dus kinderen van den leeftijd af, dat zij kunnen loopen tot het moment, dat zij volwas sen zjjn, kinderen van IV2 jaar af tot ongeveer 15 of 16 jaar (zie boven blz. 40). In tabel No. 22 zijn de cijfers gepubliceerd van het aantal van deze jonge alphabeten op de 100 kinderen van de geheele tweede leeftijdsgroep. Dit percentage kan na tuurlijk nooit de 100 bereiken, omdat immers een bepaaW deel van de kinderen van deze groep, naar ruwe schalt m= ruim de helft, namelijk de kinderen van IV-> jaar i° ongeveer 8 jaar 2), onmogelijk alphabeet kunnen zijn. Aantal onvolwassen alphabeten in Oost-Java. In h e nevenstaand tabell*" tje is van de jonge° s en van de meisj eS ieder en van de he 1 ' den tezamen het P er ' eentage alphabete» bepaald (zie tabel >' 1 22). Zoowel wat .i< ,u ' gens als meisjes ° e ' tre ft is het aant ;l1 alphabeten onder h en geringer dan in de beide andere Javasche provinciën De regentschapscijfers. In de hieronder opgenome 11 tabel zijn de regentschapscijfers opgenomen: Van deze cjjfers valt het volgende mede te deelen. de jongens (van leeftijdsgroep II) is in de regentschapP van de residenties Madioen en Kediri en bovendien nog de regentschappen Toeban, Bodjonegoro en Soerat> a , 9 tot 17% alphabeet. , Percentages van 7 tot 9 ontbreken, In het oostelijke o van de residentie Bodjonegoro, in de regentschapP Djombang. Modjokerto, Malang en den geheelen ,P° . hoek" met Madoera varieeren de cijfers tusschen •— (1.9) en 7. -) Aannemende dat kinderen op dien leeftijd de schrijd machtig beginnen te worden. 71 ■'-'e cijfers van de meisjesalphabeten, varieerende tus nen 0,1 en 3.6, zijn nergens zoo hoog als in Temanggoeng ■ 9 - 6 ) in Midden-Java. of als in Bandoeng (6,1), Soc med ang (8), Garoet (5.9), Tasikmaiaja (6,8), Tjiamis (5,3) V:i, i West-Java. dongensalphabeten in gemeenten en kota's. In de Oost ./'angansehe kota's Tjiamis, Tasikmaiaja, Garoet en psnedang zijn 30 a 34 alphabeten op de 100 jongens an leeftijdsgroep 11) geteld, cijfers, die niet ver meer ï* a het maximum af zijn. i) In Oost-Java zijn 20 a 28 e hoogste cijfers (in de kota's Ngawi. Trenggalek, a getan, Ngandjoek, Bangkalan, Bodjonegoro. Toeloeng 'goeng, Bondowoso en de gemeenten Kediri, Malang, - adioen en Blitar). Van de overige gemeenten heeft °erabaia een veel lager cijfer (15,5), 2 ) doch dit percen u Be is nog hoog vergeleken bh' dat van Pasoeroean (9,9) 611 Probolinggo (11,1). ° e meisjesalphabeten in gemeenten en kota's. Van de eis Jes (van de 2e leeftijdsgroep) zijn in de kota's Treng e k en Ngawi en in de gemeenten Madioen en Blitar to t 12,3% de schrijfkunst machtig, tegen ruim 23 in "i'iangansche kota's Garoet en Tasikmaiaja. In de er 'ge gemeenten en kota's blijven de relatieve cijfers 'n'den 10, zelfs in Kedirische en Madioensche kota's als getan (5,8), Ponorogo (6,7), Toeloengagoeng (7,7), Suenoet (3,6), Wlingi (6,8), Kertosono (6,6), gemeente d edi ri (6,5), Pare (6,1), zelfs in Sidoardjo (4,1), zelfs in * gemeenten Soerabaia (4,8) ■■). Modjokerto (8,1) en ang (6,8). Van de overige kota's zijn die van Bodjo , k° r ° (7,5), Loemadjang (6), Kraksaan (6.5), Bangkalan '') en Bondowoso (5,2) het hoogst. Pnierkelijk laag zijn de cijfers van de Madoerasche a s Sampang (1,4), Pamekasan (2), Soemenep (1,4), er der ook van Banjoewangi (2,2), Bangil (2,5) en van * streng Mohamedaansche Grisee (1,6). ~ e hoogste cijfers op het platteland. In de Sidoardjo , e districten Taman en Krian. in hel district Kediri e n de kota. in het Toeloengagoengsche Kalangbret en et district Trenggalek buiten de kota is het grootste eat ieve aantal jongensalphabeten. 17 a2oop de 100 gens, geteld, hetgeen ongeveer overeenkomt met de 11Ul nn-cijfers van de Preanger (West-Java). i e ' aantal meisjesalphabeten op de 100 meisjes (van ndsgroep II) is het grootst in de Toeloengagoengsche „, ri eten Kalangbret (5,7) en Tjampoerdarat (4,1), de ggaleksche districten Trenggalek buiten de kota (4,6) «-aiivpak (3) en tenslotte het Ponorogcsche Ardjo nil 'ig o (. u ( 3j)_ In Midden-lava tellen de Temanggoeng j en i n West-Java enkele Priangansehe districten meer J 0 alphabeten op de 100 meisjes. bs olute cijfers. In teksttabel No. 18 blz. 76 zijn van Se districten, gemeenten en kota's. waar het relatieve ul & lphabeten nog al groot is, ook de absolute cijfers plit st naar geslacht en leeftijdsgroep opgenomen. 2) Volkstelling 1930 deel I blz. 68. kart gemeente Semarang heeft een percentage van 13, Jogja- Sfchj ' Soerakarta 22, Batavia 12.1, Meester Cornelis 11,6 en 3J doe ng 24,6. J o g; , *■ percentage van de gemeente Semarang is 4,1, van ( 'o t - tl g r arta 9 > 3 > van Soerakarta 10, van Batavia 4,2, van Meester 3 4 ,3 en van Bandoeng 15,1. § 5. Volwa s s c n a lphabete n. Onder volwassen alphabeten ook nog jongeren. De lezer zn vooraf er op geattendeerd, dat de laagste leeftijd van de volwassenen ongeveer 15 a 17 jaar kan zijn. Er zu'n dus onder de volwassen alphabeten nog tal van jongeren. Meer volwassen dan onvolwassen alphabeten. Uit de absolute cijfers van tabel No. 21 blijkt, dat overal meer volwassen dan onvolwassen alphabeten zijn. In Oost- Java is die verhouding 1 : 1.7, in Midden-Java 1 : 1,6, in Jogjakarta 1 : 2,1, in Soerakarta 1 : 2,9 en in West- Java 1 : 2. In Oost-Java en .Midden.lava is dus het verschil het geringst. In steden als Soerabaia en Malang waar vele volwassen alphabeten hun werk zoeken zoomede in streken waar het alphabetisme nog weinig ontwikkeld is (met uitzonde ring van eenige deelen van Madoera) is het verschil tus schen het aantal onvolwassen en volwassen alphabeten het grootst. In de regentschappen met een meer verbreid alphabe tisme (vooral onder de onvolwassenen), zooals in Mage tan, Ponorogo, Toeloengagoeng en Blitar is liet verschil zeer gering. Een uiting van de vordering van het alphabetisme on der de meisjes in de laatste jaren is het feit, dat in eenige regentschappen het aantal vrouwelijke onvolwassen alpha beten grooter is dan het aantal volwassen alphabeten. Opvallend zijn vooral de cijfers van Toeban, Bodjonegoro, Ngawi, Magetan, Ponorogo, Patjitan, Trenggalek, Toe loengagoeng, Blitar, Ngandjoek en Kediri. Percentage volwassen alphabeten in de gewesten. Van de volwassen mannen is in Oost-Java ruim 9% alphabeet (zie marginaal tabelletje), dat is het één na laagste cijfer van alle gewesten van Java en Madoera. Van de vrouwen is slechts 0,64% de schrijfkunst machtig, het aller- laagste cijfer van de bedoelde gewesten Cijfers van gemeenten en kota's. Van de SG gemeenten en kota's tellen er 9 (Ngawi, Magetan, Madioen, Ngan djoek, Malang, Bondowoso, Bangkalan, Pamekasan, Soe menep) 30 tot 37 mannelijke alphabeten op de 100 vol wassen mannen. Opvallend zijn de hooge cijfers van de drie genoemde Madoerasche kota's. De hoogste cijfers (bijna 37, in Ngawi, Madioen en Pamekasan) zijn lager dan die van de hoofdplaatsen Soe rakarta (40,4), Jogjakarta (36,8), Klaten (41,4), Wono sobo (40) en Banjoemas (39.5). Van de gemeenten heeft alleen Madioen (36,6) een percentage boven de 30. De gemeenten Blitar (26), Kediri (27,1), Modjokerto (26,7), Soerabaia (25,4) 4 ) hebben veel lagere cijfers, maar Pa soeroean (16,1) en Probolinggo (19,9) nog lagere cijfers; het percentage van Pasoeroean is zelfs lager dan dat van ') De gemeente Semarang heeft een percentage van 25,9, Jogjakarta 36,8, Soerakarta 40,4, Batavia 24,5, Meester Cornelis 28,6 en Bandoeng 42,1. 72 Grisee (18,5), Wlingi (19.7), Djombang (16,2). Kraksaan (19,9), Sitoebondo (19). De hoogste percentages vrouwelijke alphabeten hebben Madioen, Trenggalek, Pare en Malang met bijna 5, Ngan djoek en Bondowoso met ruim 4 alphabeten op de 100 volwassen vrouwen, veel lagere cijfers dan die van ver scheidene kota's in West- en Midden-Java. De gemeenten (behalve .Madioen) hebben wederom lagere relatieve cijfers. De allerlaagste kota-pereentages liggen beneden 1 (in Sampang en Soemenep). De gemeente Soerabaia heeft een percentage van 2,8. i) Regentschapscijfers. De regentschapscijfers zijn. naat volgorde van het relatieve totale aantal volwassen alpha beten gerangschikt, in de volgende tabel opgenomen: De volgorde van de regentschappen is ongeveer als die van de tabel op blz. 70. Opmerkelijk is alleen de hooge plaats, die Soerabaia inneemt, hetgeen toe te schrijven is aan het bijzonder groot aantal volwassen alphabeten dat in de gemeente op allerlei kantoren, fabrieken enz. werkzaam is. De hoogste cijfers van de mannelijke volwassen alpha beten vinden wij in Soerabaia (17,6) en (merkwaardig genoeg!) in het Zuid-Kedirische Trenggalek (17,3), per centages, die ± 2% hooger zijn dan dat van Sidoardjo (15,3) en ongeveer overeenkomen met die van Keboemen (17,1) in Midden-Java. maar lager dan die van de I'rian gansche regentschappen Bandoeng (20,1), Soemedang (20,7), Garoet (19,4), Tasikmalaja (19,9), Tjiamis (22) en ook lager dan het cijfer van Temanggoeng (19). De cijfers van de volwassen vrouwelijke alphabeten Z V D zeer laag. Alleen Soerabaia, 'Trenggalek, Sidoardjo cII Toeloengagoeng tellen meer dan 1% volwassen vrouwe 11, die kunnen schrijven. Geen enkel regentschap heeft cc cijfer van 2% of meer, zooals Temanggoeng (3,9) " Midden-Java, de regentschappen Jogjakarta (2) en R ' rakarta (2,4) in de Vorstenlanden en Pandeglang (-■■''' Soekaboemi (2,7), Tjiandjoer (4,5), Bandoeng (5,4), Soe medang (ruim 6), Garoet (4,5), Tasikmalaja (5,2), Tjinn |lS (3.9), Koeningan (2,4) in West-Java. De hoogste cijfers van het platteland. In geen enke district (buiten de kota's en gemeenten)" van Oost-J aV telt men 20 alphabeten of meer op de 100 volwassen ""'"' nen, zooals die in drie Kedoesche districten en versche 1 ' dene Preangersehe districten zijn geconstateerd. De hoOS" ste cijfers gaan niet hooger dan 18,4 in het district TreOs galek buiten de kota; het district Kediri buiten de - e ' nieente heeft een percentage van IS. het Trenggaleksc! 1 Kanipak en het Sidoardjosche Taman 17,1, het Mageta 0 ' sche Maospati 16,1. Van de volwassen vrouwen is op het platteland oo*" hoogstens 2,4% (in Midden-Java 4 a 5%; in West-Ja^;' 1 7 a 9%) de schrijfkunst machtig. Dat cijfer vinden 1J in het Sidoardjosche Taman en het Djombangsche SS 01 (met Modjowarno). Absolute cijfers. In teksttabel No. 18 blz. 76 vin (lt men de belangrijkste absolute cijfers (zie boven blz. ' *) De gemeente Semarang heeft een percentage van 3,1, Jogjakarta 5,6, Soerakarta 6,5, Batavia 4,1, Meester Cornelis 5,7 en Bandoeng 12. § 6. Alp h a beten zonder scho o 1 o n d e r i' i c h t. Inleiding. In de bespreking van de vele in tabelle 23 t/m 25 vermelde cijfers van het alphabetisme in \' e ' band met het al of niet genoten schoolonderricht inoete wij ons beperken tot het vermelden van enkele cijfers x alphabeten zonder schoolonderricht. Waar buiten de school de schrijfkunst wordt geleer Volgens de bij enkele Regenten ingewonnen beren kinderen het Arabische letterschrift in Innflfl"' (dorps- of particuliere godsdiensthuizen), in kb? 1 ' 1 , pcsantrèm's ol' madrasah's (godsdienstscholen) -') of lnl goeroes (godsdienstleeraren) aan huis met het reciteer' 1 ran den Koran, in den regel alleen lezen, maar zeld schrijven, misschien wel in Grisee. Bangil, Bangk a ' ' Djombang en Kraksaan. Het Javaansche letterscn" wordt in vele streken, vooral in den Oosthoek maar zei» door kinderen (meestal kinderen van den ambtenare) 1 ' adelstand) buiten de school beoefend. De Regent Soemenep deelt mede, dat de Soemenepsche jeugd bij beoefenen van de daar gebruikelijke zangkunst Javaansche letterschrift leert lezen en schrijven; nl populair is hier en daar het voor de landstaal gebrul• Arabische letterschrift (pégon), zoo bijvoorbeeld in Gr** 8 en Bangkalan. In Ngandjoek schijnt men het Batijnsche en Javaan 9 »' 1 ' letterschrift te leeren op de zg. a-b-e-cursussen- Regenten van Modjokerto, Kediri, Malang. Toeban Kraksaan deelen mede, dat het voorkomt dat men her ih' ander letterschrift van huisgenooten leert. In de I ïlk' 11 2 ) De groote pesantrèn's (ook de groote madrnsnh's?) ' wel meestal met scholen gelijk gesteld zijn (zie boven blz. 68)- 73 een te Soerabaia (waar natuurlijk tal van particuliere ooltjes en cursussen bestaan) schijnen ook cursussen )e staan, waar volwassenen zich het Latjjnsche letter- Sc hrift eigen kunnen maken. Niet alle alphabeten hebben schoolonderricht gehad. 11 No. 25 vindt men het percentage alphabeten dat oolonderricht genoot of genoten had. In het margi- nale tabelletje zijn de percentages van de alphabeten zonder schoolonderricht voor ieder der gewesten opgenomen. Het cijfer van Oost-Java is hoo ger dan dat van .Mid den-Java. maar lager de cijfers van de andere gewesten. -*e regentschappen met veel alphabeten (in relatieven ' m ' Natuurlijk) hebben in den regel naar verhouding ein ig alphabeten zonder schoolonderricht; als opval '' ul< Uitzondering op dezen regel kan Soerabaia genoemd 01 ' den waar ruim 40% van de alphabeten de schrijfkunst ,_ lte D school hebben geleerd, maar het is de vraag of dit ' lil( ' 1 ' Juist is (zie boven blz. 68). heeft in tal van regentschappen met **Uig alphabeten een groot percentage onder hen geen . °°l°ndemcht gehad, het absolute cijfer is natuurlijk " lot hoog. Passenen. Van de volwassenen een veel grooter per centage alphabeten zonder schoolonder richt. Onder de on volwassenen (van leeftijdsgroep II) zijn er naar verhouding veel minder, die zon der schoolonderricht alphabeet zijn gewor den dan onder de vol- * ïe er mannelijke dan vrouwelijke alphabeten zonder ool °nderricht. Op de 100 alphabeten zonder school errielit van ieder der leeftijdsgroepen II en 111 waren *an het vrouwelijk geslacht (zie tabel No. 24): s ~* et aantal vrouwen onder deze alphabeten zonder c °olonderricht is dus gering en — naar verhouding — erill ger onder de volwassenen dan onder de onvolwasse- j Sn- De cijfers van Oost-Java zijn met die van Midden a de laagste van alle gewesten van Java en Madoera. °°r de regentschapscijfers zij naar tabel No. 24 ver een. Onvolwassen alpha beten zonder school onderricht. Op de 100 jongensalphabeten zijn er in Oost-Java ruim 3 en op de 100 meisjesalphabeten ruim 4, die de schrijf kunst buiten de school geleerd hebben. Waar veel jongens- en meisjesalphabeten zonder schoolonderricht* zijn. Het grootste relatieve aantal jongensalphabeten zonder schoolonderricht heeft het regentschap Soerabaia; daar heeft ruim 22% van de jongensalphabeten het schrijven buiten de school geleerd, het absolute aantal bedraagt 1423 (zie tabel No. 23) waarvan er 1 349 in de gemeente geteld zijn. In de overige regentschappen zijn de relatieve cijfers veel lager en aan gezien de hoogste percentages (5 a 10% van de jongens alphabeten dan nog) in regentschappen met weinig alphabeten. zooals Grisee, Bangil, Djombang, Panaroekan, Sampang, Soemenep en Pamekasan, voorkomen, zijn de absolute cijfers heel laag, hoogstens 450. De absolute cijfers van de meisjesalphabeten die buiten de school de schrijfkunst hebben geleerd zijn natuurlijk ook laag. In het heele regentschap Soerabaia zijn er slechts 421 geteld, d.i. echter ruim 31% van alle meisjes alphabeten in dat regentschap. (frisee, Panaroekan en Soemenep hebben veel lagere relatieve en absolute cijfers. Volwassen alpha beten zonder school onderricht. Van de mannelijke volwassen alphabeten in Oost- Java is ruim 22%, en van de vrouwelijke alphabeten ruim 15% niet op school ge weest. Hoog zijn de regentschapspercentages van de mannen in Soemenep (55,8%), Grisee (48,9%), Sampang (47,2%), Soerabaia (40,9%), Pamekasan (38,1%), Bangkalan (36%), Panaroekan (34,5%), Lamongan (31, C%), Djem ber (30,1%) ; de absolute cijfers zijn vooral hoog in Soera baia (11277 waarvan 10 088 in de gemeente Soerabaia), Djember (5 546) en Soemenep (4 034). De hoogste regentschapspercentages van de volwassen vrouwelijke alphabeten zonder schoolonderricht variëeren tusschen 32 en 54 in (irisee, Soerabaia, Sampang, Pame kasan, Soemenep; het absolute cijfer is alleen hoog in Soerabaia (1 366 waarvan 1 278 in de gemeente Soerabaia i. Onvolwassen alphabeten zonder schoolonderricht in ge meenten en kota's. Over het algemeen is het percentage onvolwassenen, dat zich het een of ander letterschrift buiten school heeft eigen gemaakt in gemeenten en kota's gering, in den regel slechts 1 a 8% van de jongens- en 1 a 7% van de meisjesalphabeten. Opmerkelijk hoog is dit cijfer in Soerabaia, namelijk 29,5% van de jongens en 32,4% van de meisjesalphabeten, hooger dan in de ge meenten Batavia (12,9 en 15%), Meester Cornelis (10,7 en 12,8%), Bandoeng (4,3 en 6,7%), Semarang (8,7 en 74 7,5%), Jogjakarta (4,3 en 5%), Soerakarta (3,5 en 4,4%). Hoog zijn ook de percentages van de kota's Grisee (ruim 19% en ruim 14%), Bangil (11,4% en 15,4%), Loema djang (14,4% en 9,1%), Soemenep (13,5% en 20%). Volwassen alphabeten zonder schoolonderricht in ge meenten en kota's. Veel hooger is het percentage vol wassen alphabeten. dat buiten school de schrijfkunst ge- leerd heeft, in de ge meenten en kota 's zooals uit nevenstaand tabelletje (waarin de cijfer* van de gemeen ten en enkele groote kota's zijn opgeno men) kan blijken. < >p merkelijk hoog zijn wederom de cijfers van de gemeente Soe rabaia (zie boven blz. 68), hooger dan die van Semarang (19.7 en 14,7%), Soe- rakarta (32 en 35%), Jogjakarta (22,4 en 23,7%). Batavia (25,9 en 21,2%), Meester Cornelis (24,4 en 16,6%) en Bandoeng (15,8 en 16,4%). §7. De Nederlandsch- s c h r ij v e n d e n. De cijfers van de provincie. Het aantal Nedërlandsch schrijvenden is in verhouding tot het zielental natuurlijk zeer gering. Uit de cijfers van het margi naal tabelletje ziet men, dat van alle ge westen van Java en Madoera Oost-Java het geringste relatieve aantal van deze Ne derlandsch-schrijven- den telt. Concentratie van Nederlandsch-schrijvenden in de gemeenten en kota's. De relatieve regentschapscijfers van de Nederlandsch-schrijvenden (zie tabel No. 22) geven geen juist beeld van de verspreiding dezer alphabeten, aangezien zij grootendeels in gemeenten en kota's gecon centreerd zijn, alwaar immers Inlanders gelegenheid vin den om westersch onderwijs te genieten of betrekkingen te vervullen waarvoor diploma's van de inrichtingen van dal onderwijs worden vereischt. *) In Oost-Java is 66,8% van de Nederlandsch-schrijvenden in gemeenten en kota's geconcentreerd. Gemeenten en kota's met de meeste Nederlandsch schrijvenden. In teksttabel No. 19 op blz. 78 vindl men de cijfers van het aantal Nederlandsch-schrijvenden in de gemeenten en in die kota's waar hun relatieve aantal (per 100 zielen) hooger dan 1 is. De hoogste cijfers hebben de gemeente Madioen (5.61 en de kota Kraksaan (5,5). Percentages tusschen 4 en 5 komen niet voor. Modjokerto, Blitar. Soerabaia -), Malang, Ngawi, Djember, Bondowoso, Bangkalan en PamekaS*") hebben cijfers tusschen 3 en 4%. Op het platteland weinig Nederlandsch-schrij vendel- Heel gering is het relatieve aantal Nederlandsch-schrijvi"' den op het platteland, niet meer dan 3 op de 1000 ziele 11 ' zoo bijvoorbeeld in het Bodjonegorosche Padangan (' mannen en 34 vrouwen), de districten Madioen buiten o e gemeente (196 mannen en 77 vrouwen), Patjitan (174 mal 1 ' nen en 49 vrouwen), Ngoro waar Modjowarno ligt (-" mannen en 82 vrouwen), Krian (200 mannen en 42 vrou wen) en Sidoardjo buiten de kota (137 mannen en *»* vrouwen), Poerworedjo waar Lawang in ligt (124 iiian» el en 67 vrouwen). Relatief-veel vrouwen onder de Nederlandsch-schrijv ell ' den. Het aantal vrou wen onder de Ned»' 1 ' landsch-schr ij venden (zie tabel No. "-' is in Oost-da\a eve»" als in de ander* gewesten van Java el Madoera aanmerke lijk grooter dan he aantal vrouwen oink r de alphabeten die gee» Nederlandsch kunnefl schrijven. Waar veel meisjes en vrouwen Nederlandsch kunn ell schrijven. De gemeenten en kota's waar de meeste Nederj landsch-schrijvende meisjes zijn geteld (nl. tussche» 4 en 7% van alle meisjes der 2e leeftijdsgroep) zl1 " Madioen, Kraksaan, Malang, Ngawi, Modjokerto en Bl 1T;il ' Lager zijn de cijfers van de gemeenten Soerabaia (2,3) Kediri (2,1). Pasoeroean (1,6) en Probolinggo (2,5). Van de volwassen vrouwen kan in de gemeenten el kola's niet meer dan Hg a 2t/ 2 % Nederlandsch schrijven! die hoogste cijfers zijn gevonden in Madioen. Kraksa* 0 ' Bondowoso. Ngawi, .Malang en Djember. De gemeente Soerabaia (1,1) 4), Kediri (0.9), Blitar (1,3). Modjokerto (1,3), Pasoeroean (0,7) en Probolinggo (0,9) hel»' 1011 lagere percentages. De absolute cijfers vindt men in teksttabel Xo. 19 °® blz. 78. Waar veel mannelijke alphabeten Nederlandsch kunne 0 schrijven. Opvallend groot is het relatieve aantal jonge o * dat Nederlandsen kan schrijven in de kota Kraksan' • namelijk 12,6% van alle jongens van de 2e leeftijdsgt'" (> P' Madioen heeft een cijfer van 71/ 2 % en Malang ruim ' ' c ' Opmerkelijk is ook, dat in de Madoerasche kota's Ban» kalan (5,8) en Pamekasan (5) de cijfers vrij hoog &S ' ongeveer evenhoog als in Ngawi, Trenggalek, Modjokert ' Djember en Bondowoso. In de gemeenten Soeraba ' (4.4) 5), Kediri (3.5). Blitar (4,4), Pasoeroean (2.5) '"' Probolinggo (4) zijn de percentages lager. ir 1 3 ) De cijfers van de andere groote steden zijn voor SeW& r 2.6, Jogjakarta 4,4, Soerakarta 3,9, Batavia '2:2. Bandoeng J ' ' Meester Cornelis 1,8, ■*) Voor de andere groote steden zijn de cijfers: Semarang > Batavia 1,6, Meester Cornelis 1,6, Bandoeng 3,2, Jogjakarta - Soerakarta 1,7. . '•) Voor de andere groote steden zijn de cijfers: Semarang Jogjakarta 8, Soerakarta 6,6, Batavia 3,8, Meester Cornelis •"•■- Bandoeng 9,2. i) Zie ook publicaties Holl. Inl. Onderwijscommissie No. 5 blz. 21. 2 ) Ook in de andere groote steden, behalve Jogjakarta. Soerakarta en Bandoeng is het percentage menschen, dat Nederlandsch kan schrijven tusschen 3 en 4. 75 e hoogste cijfers van de mannen schommelen tusschen ' en 9 %- Madioen (8,4), Bangkalan (7,3), Pamekasan '!), Kraksaan (7,1) en Modjokerto (6,3) hebben de °°gste, Ngawi (5,6), Blitar (5,9), Soerabaia (5,5), i) «alang (5,6), Djember (5,5) en Bondowoso (5,2) wat lager p rs - De gemeenten Kediri (4,3), Probolinggo (4,8) en as °eroean (2,8) hebben een geringer relatief aantal } wassen mannen, die Nederlandsch kunnen schrijven. e absolute cijfers zijn in teksttabel No. 19 opgenomen. er centage Nederlandsch-schrijvenden zonder school plicht. [ n tabel No. 28 kan men het percentage erlandsch-schrijvenden met schoolonderricht vinden. In het marginale tabel letje zijn van Oost- Java en andere gewes ten van Java en Ma doera de percentages Nederlandsch-schrij venden zonder school- onderricht opgenomen, z fln in Oost-Java blijkbaar naar verhouding meer per en , die het Nederlandsch buiten de school hebben eere n schrijven. ccleel Nederlandsch-schrijvenden zonder schoolonderricht öe gemeente Soerabaia. Van de 8 671 personen in Oost *i die het Nederlandsch buiten school hebben leeren Hlven, zijn er niet minder dan 4 103 in het regentschap r abaia en wel 4 067 in de gemeente van dien naam <lc '. d.i. niet minder dan 48,4% van alle Nederlandsch- Sch njvenden. -. at beteekent dus, dat bijna de helft van het aantal ae rlandsch-sebrijvenden in die gemeente het Neder- " S(- h op cursussen, wilde scholen (die niet met open .. e °f gesubsidieerde bijzondere scholen gelijkgesteld -.Ui) enz g e i eer( j hebben en wel zoodanig, dat in die al een eenvoudig briefje geschreven kan worden. °it cijfer lijkt abnormaal hoog; van de andere groote Reenten is het veel lager, voor Batavia 19,2%, voor le ester Cornelis 20,4%, voor Bandoeng 13,9%, voer Se nang 12.2%. Ook voor de Vorstenlandsche hoofdplaat n J ogjakarta (11,3%) en Soerakarta (6.1%) zijn de l'eentages veel lager. a arom werd boven blz. 68 de betrouwbaarheid van Segeven in twijfel getrokken. § 8 v * erge! ij k i n g e n m e t il e c ij f e r s v a n 1920. Het aantal alphabe ten sinds 1920 meer dan verdubbeld. In teksttabel No. 20 op blz. 79 zjjn de cijfers van de alpha beten van 1920 en 1930 met elkander verge leken. Evenals in de andere gewesten van Java en Madoera blijkt ook in Oost-Java v ' la 'ilal alphabeten in de periode 1920—1930 meer dan tal te zijn. Uit de cijfers van het bovenstaande le tje blijkt, dat het accres in Oost-Java grooter is dan in alle andere gewesten van Java en Madoera, behalve in Midden-Java. In Britsch-Indië (als geheel) was het accres over de periode 1921—1931 24,4% en in de provinciën was het niet hooger dan 70,6% (nl. in Delhi) -'). Waar de toename het grootst was. De regentschappen waar het aantal alpha beten het meest toe genomen is, zijn in het nevenstaande tabelle tje opgenomen; hier blijkt het aantal in het tijdvak 1920—1930 in Patjitan meer dan acht maal zoo groot te zyn geworden, Waar de toename het geringst was. Het geringst was de toename in de regentschappen Lamongan, Djombang, Modjokerto, Bangil, Probolinggo en Banjoewangi. Groote toename onder onvolwassen alphabeten. Fit de hieronderstaande tabel: blijkt, dat evenals in enkele andere gewesten van Java en Madoera de onvolwassen en de vrouwelijke alphabeten meer toegenomen zijn dan onderscheidenlijk de volwassen en de mannelijke alphabeten. De regentschapscijfers. De onvolwassen alphabeten zijn het sterkst toegenomen in de regentschappen Bodjonegoro, Grisee, Ponorogo, Patjitan, Toeloengagoeng, Ngandjoek en Bangkalan, dus allen op het laatste na in het westelijke deel van Oost-Java gelegen. In al deze regentschappen op Grisee na, blijken de meisjesalphabeten veel meer toegenomen te zijn dan de jongensalphabeten. Ook in Ngawi, Magetan, Blitar, Bondowoso, Bangkalan en Pame kasan is het aantal meisjesalphabeten zeer sterk aange groeid. De aanwas van de volwassen alphabeten is het grootst in Bodjonegoro, Ngawi, Ponorogo, Patjitan, Toeloeng agoeng, Ngandjoek en Djember. Ook in deze regent schappen is de aanwas van de vrouwelijke grooter dan van de mannelijke alphabeten. Toename Neder landsch-schrij venden. Het accres van de Ne derlandsch-schrijven- den in Oost-Java is lager dan dat van de andere gewesten van Java en Madoera, uit gezonderd Midden- Java waar het aan was-percentage aan merkelijk lager is. 13 ïj ~ cijfer is voor Semarang 5,9, Jogjakarta 8,4, Soerakarta at avia ruim 6, Meester Cornelis 5,4 en Bandoeng 10,6. 2) Zie Census of India, 1931 vol. I part I blz. 324. Het aantal meisjes, dat Nederlandsch schrijft, sterker toe genomen dan het aan tal jongens. Onder de Xederlandsch-schrij venden is het accres van de meisjes veel grooter dan dat van de jongens; het ver schil is zeer groot. Het aanwaspercentage van de jongens is zeer gering verge leken bij dat van de andere gewesten; dat van de meisjes is hooger dan dat van Midden-Java en Jogjakarta. De onvolwassen Nederlandsch-schrijvenden en vooral de meisjes zijn sterk toegenomen in Bodjonegoro, Blitar. Soerabaia. Malang, Kraksaan. Banjoewangi en Bondo woso; vaak zijn natuurlijk de absolute cijfers van 1930 nog laag. Het aantal volwassen vrouwelijke Nederlandsch-scbfl)' venden sterker toegenomen dan het aantal mannelijk Ook onder de volwassen Nederlandsch-schrijvenden is ' ] accres van het vrouwelijk geslacht naar verhouding VL>e grooter dan da van het mannelijk ? slacht. Heel hoog l 5 , je de aanwas van vrouwen in l» 0"-' negoro. Ponorogo- Trenggalek, Toeloeró' agoeng. Ngandjoek Djombang, Soerabai»; Sidoardjo, Malau?' Djember, Banjo*" wangi. Bondowoso, Panaroekan, Bangkalan, PamekaS* en Soemenep; dit accres geeft natuurlijk vaak een u " houding van lage absolute cijfers aan. AANTAL ALPHABETEN IN ENKELE DISTRICTEN, GEMEENTEN EN KOTA'S. NUMBER OF LITERATES IN SOME DISTRICTS, MUNICIPALITIES AND TOWNS. Teksttabel — Subsidiary table No. 18. 76 No. 18 (vervolg). 77 Teksttabel No. 18 (vervolg). AANTAL NEDERLANDSCH-SCHRIJVENDEN IN DE GEMEENTEN EN EENIGE KOTA'S. NUMBER OF DUTCH LITERATES IN THE MUNICIPALITIES AND SOME TOWNB. Teksttabel — Subsidiary table No. 19. i) Degenen met onbekende leeftijdsgroep inbegrepen. IneVuded those, u-hose age period is unknown. 78 AANTAL ALPHABETEN IN 1920 EN 1930 INGEDEELD NAAR GESLACHT EN LEEFTIJDSGROEP. NUMBER OF LITERATES IN 1920 AND 1930 CLASSIFIED AS TO SEX AND AGE PERIOD. (Absolute cijfers — Absolute figures). — Subsidiary table No. 20. !» de cijfers van 1920 zijn niet begrepen 26 volwassen schepelingen van in de haven van Soerabaia liggende schepen. „ In the numbers of 1920 are not included 26 adult males of the crew of vessels stationing in the harbour of Soerabaia. l n de ci O fei- s fan 1930 zijn niet inbegrepen 1175 schepelingen (1173 mannen en 2 jongens) van in de havens van Batavia en Soerabaia e schepen. fi «t«,...„ In the numbers of 1920 are not included 1 175 of the crew (1 173 adult males and 2 boys) of vessels stationing in the harbours of "»d Soerabaia. 79 8 de bevloeiïng en afwatering dezer streken aanmerkelijk verbeterden. In deze delta met haar 13 suikerfabrieken liggen de vier districten van het regentschap Sidoardjo: Kri a n (702,7 zielen per km-), dat in de punt van den driehoek ligt, Tama n (616.6), Sidoardjo (518.1) en P o r o n g Taman 771,9, Sidoardjo 744,2 en Porong 876,8 zielen per km.2 Benoorden Sidoardjo ligt het regentschap Soerabaia met een dichtheid van 750 zielen per km 2, doch buiten de gemeente Soerabaia (waarvan de straks te bespreken dichtheid zeer groot is) is de densiteit veel minder. Aan gezien niet precies bekend is hoeveel km 2 van ieder der districten Djaba k o t a en Soerabaia in de ge meente liggen, is de dichtheid van ieder dier districten buiten de gemeente niet, maar de dichtheid van de beide districten tezamen voorzoover zij buiten de gemeente liggen, wèl te berekenen. Deze laatste dichtheid bedraagt 337,5 per km 2. Men bedenke echter, dat in deze districten veel zoutwatervischvijvers z\jn, in Djabakota tot een op pervlakte van 14,6 km 2 en in Soerabaia niet minder dan 37 km 2. Het in het zuid-westen van het regentschap gelegen door twee heuvelruggen doorsneden district G o en o en g kendeng heeft een dichtheid van 412,2 per km 2. De vlakten van Grisee en Lamongan. Van de residentie Bodjonegoro zijn de cijfers van het oostelijke vlakke deel nog niet besproken 2 ). Hier ligt bezuiden de groote Solorivier en benoorden den weg Bodjonegoro—Grisee, een uitgestrekt komvormig. in den Westmoesson vaak onder water staand en moeilijk af te wateren terrein, die Bengawandjero 3 ) wordt ge noemd. Het valt op, dat het district Soekodadi (Lamo ngan), dat vrijwel geheel en het district Karangbinangoen. dat geheel in dit gebied ligt, nog zoo dichtbevolkt is: Soekodadi telt ruim 638 zielen. Karangbinangoen ruim 535 zielen per km 2 . Aan straat Madoe ra liggen beoosten en in het noord-oosten van Bengawandjero drie districten van het regentschap Gri see (eigenlijk: Gresikl met een groote uitge strektheid zoutwater- (695,8). Dat de laat ste drie districten la gere diehtheidseijfers hebben dan Krian is toe te schrijven aan het groote complex zoutwatervisch vijvers in deze aan de kust gelegen districten. Bui ten dat complex telt vischvy vers: Sidajoe, Grisee en Tjermee. Alleen in Grisee is de dichtheid groot (534,3), in Sidajoe e* 1 Tjermee veel geringer: 321,8 en 312,5. In het gebied buiten de vijvers is de dichtheid van Grisee, Sidajoe e fl Tjermee onderscheidenlijk: 947,2, 378,5 en 341. De hoogvlakte van Malang. Geen enkel district v*> het regentschap Malang ligt in zijn geheel in de boven* Brantas-vlakte. die zich tusschen den Kawi en den Boeta* in het westen en het Tengger-Snieroe-complex in he oosten uitstrekt en bezuiden het plaatsje Kepandjen zi ( - tl met de Brantas naar het oosten ombuigt. In het noorden- Singosari, dat voor een deel op den Ardjoeno en l 0 het Tenggergebergte ligt, niet een dichtheid van ruim 41 zielen per km 2, zuidelijker volgt dan het district Mala"» waarvan het westelijke deel tegen den Boetak aan hg (dichtheid bijna 793, doch buiten de gemeente 399,1), tell oosten daarvan tegen de gemeente Malang aan, maar i» e een groot brokstuk in het Tenggergebergte, Toe»-' pang (283,2: zie boven blz. 6). terwijl in het zuidelÖ ke en zuidwestelijke deel ook Boeloelawang (453,1) eI Xe pand jen (478,2) nog gedeeltelijk in het geberg** liggen. De laatste twee districten tellen ieder twee suik er ' fabrieken binnen hun gebied. De vlakten van Bangil, Pasoeroean en Probolingê' o, Bezuiden de Porong-rivier begint langs de geheelenoor»' kust een langgestrekte benoorden den Tengger en " e Janggebergte loopende vlakte met. 21 suikerfabrieken die ten oosten van Paiton (Kraksaan) op de uitloop er van het laatstgenoemde gebergte stuit en in de reg#J schappen Bangil, Pasoeroean, Probolingsro en Kraksaa In Bangil ligt het district van dien naam met ruim ■'" zielen per km 2; zonder de 1 622,4 ha tambak's (zoutwate-' vischvijvers) zou het dichtheidscijfcr komen op 60 4 " Bewesten dit district ligt in hetzelfde regentschap G e pc* pol (656,1) met een klein stukje in den Goenoeng nanggoengan. Van Pasoeroean 6 ) zijn zeer dichtbevolkt: Pa s ° roean zelf (927,2; buiten de gemeente 655,2) en ' v . bontjandi (673,7), wat minder dichtbevolkt is G r ;1 (521,2), terwijl het bezuiden Pasoeroean gelegen Wa n » kal (453,9) het laagste cijfer heeft. Zonder zou Pasoeroean 969,4, Grati rnim 566 zielen per k" 1 tellen. In het regentschap Probolinggo vindt men in het dist* van dien naam een bijzonder hoog cijfer, namelijk "V 1029 zielen (buiten de gemeente 709,5) per km 2 . "° . is dit cijfer niet zoo hoog als dat van districten als x . (1477.6). Adiwerno (1637.9) en Pekalongan (2 241.9) Midden-Java. De beide andere aan de kust. doch ook met een K gedeelte in het Tengger-gebergte gelegen Probolingg o, districten, Tongas (471,1) en Dringoe (&> ' hebben veel lagere cijfers. Tn Kraksaan hebben Gending en Kra k s a onderscheidenlijk 507,1 en 543,1 zielen per km 2 , a Paiton, dat vrij veel djatibosschen (7.6% van !) Cijfers verstrekt door de afdeeling Landbouwstatistiek van het Centraal Kantoor voor de Statistiek. 2) De vlakte van de noordkust en de Solo-vallei van Toeban, Bodjonegoro en een deel van Lamongan liggen grootendeels in het „djatigebied" (zie blz. 6). 3 ) Zie o.m. Encyclopaedie van Ned.-Indië deel I 2e druk blzz. 266 —267 en Veth 111 t.a.p. blzz. 518 —521. ■*) Deze cijfers zijn verstrekt door den Regent van Grisee. . e" "■) Indien men de suikerfabrieken Pandakan, SoekoredJ Alkmaar mederekent. 6 ) Zie de uitvoerige monographie van dit regentscnal Dr. Ir. E. de Vries (Mededeeling van de afdeeling Landbouw No waarin ook tal van demografische gegevens vermeld zijn. AANTAL ALPHABETEN, NEDERLANDSCH-SCHRIJVENDEN, IN 1920 EN 1930 INGEDEELD NAAR GESLACHT EN LEEFTIJDSGROEP. NUMBER OF DUTCH LITERATES IN 1920 AND 1930 CLASSIFIED AS TO SEX AND AGE PERIOD. (Absolute cijfers — Absolute figures). Teksttabel — Subsidiary tabU No. 21. i) In de cijfers van 1920 zijn niet begrepen: 4 volwassen schepelingen (mannen) van in de haver, van Soerabaia liggende scn«l In tli' numbers of 1920 are nol included •/ adult males of the crew of vessels stationing in the harhour of Soerabaia. 2) In de cijfers van 1920 zijn niet begrepen: 352 schepelingen (allen volwassen mannen) van in de havens van Batavia en Soera liggende schepen. a f In the numbers of 1920 are not included 352 of the crew (all these ave adutt males) of vessels stationing in th( hariours Batavia and Soerabaia. 80 HOOFDSTUK VIII. GODSDIENSTEN VAN AMBONEEZEN, BATAK'S EN MANADONEEZEN. D Inleiding. Alleen aan Amiioneezen, Bntak's en Mana öeezen is naar hun godsdienst gevraagd. Voor de moest ingevuld worden het kerkgenootschap, hristengemeente of godsdienstige gemeente waartoe fl behoorden. Ook van de Heidenen en Mohammedanen oest aanteekening gehouden worden. Voor kinderen °est in d e tellijsten genoteerd worden, wat voor hen oor hun ouders of verzorgers werd opgegeven. De resul 1a1 "'i van Oost-Java vindt men in tabel No. 29. Protestanten. Onder de groep ..geen" vallen zij, die be weerden niet bij de een of andere kerkgenootschap of ge meente aangesloten te zijn en wellicht ook nog enkelen aan wie door de tellers vergeten is de bovenbedoelde vraag te stellen. Het percentage is vooral onder de Batak's zeer hoog. Het staat natuurlijk niet vast, dat de getelden allen juiste antwoorden hebben gegeven. Betrouwbaarheid. Aangezien de tellers eenvoudig te °teeren hadden wat door de getelden medegedeeld werd, as n et resultaat, dat er zeer uiteenloopende antwoorden (z °o bijv. Protestant, Protestantsche kerk in Indië dan Ccr Nederduitsch Hervormd enz.) gegeven werden, zoo at besloten is in tabel No. 29 de drie hoofdgroepen Voor op te stellen: 1. Roomsch-Katholieken; 2. Islam; 3. De cijfers. "Wij volstaan met de vermelding van het aantal Roomsch-Katholieken, Mohammedanen en Protes tanten op de 100 personen van iederen landaard: ' Zie tabel 29, 81 HOOFDSTUK IX. GEBREKEN. « § 1. Inleiding. Evenals bij de vorige Volkstelling zijn van de personen met gebreken alleen geteld de blinden en de doof stommen. Als blind werden beschouwd de personen, die een vinger, die vlak voor hun oogen werd bewogen, niet zien konden. "Wie tegelijk doof en stom was, werd in de kolom van de doofstommen genoteerd. §2. De betrouwbaarheid der cijfe r s. Uit een in West-Java gehouden onderzoek is gebleken, dat de tellers niet alleen doofstommen, maar ook dooven hadden genoteerd. Uit de hooge relatieve cijfers van enkele regentschappen als Lamongan, Grisee, Djombang, Modjokerto, Soerabaia, Sidoardjo, Bangil, Pasoeroean, Djember. Bondowoso, Panaroekan en Soemenep zou men moeten opmaken, dat ook daar en wellicht ook nog wel elders waar de cijfers hoog zijn dezelfde fout is gemaakt. Het cijfer der blinden verdient meer vertrouwen, al is het dan een ietwat te hoog, omdat soms ook slechtzienden als blinden zijn beschouwd. §3. D e blin d e n. De cijfers der blin den. De relatieve cij fers van de blinden in Oost-Java zgn, vooral wat de vrou wen betreft, aanmer kelijk hooger dan die van andere gewesten. In teksttabel No. 22 zijn de absolute en relatieve cijfers van de regentschappen op genomen. De hoogste relatieve cijfers zh'n gevonden in de regent schappen Grisee, Ngandjoek. Sidoardjo, Pasoeroean. Pana roekan, Probolinggo, Bangkalan, Lamongan en Bangil en verder in de districten Patjiran (7,2 pro mille) in Lamonsran, Sidajoe (7), Grisee buiten de kota (9,4) en Tjerme (5.9) in Grisee; Kertosono buiten de kota (4,7) en Waroedjajeng (4.8) in Ngandjoek, Soerabaia buiten de gemeente (4,2), Goenoengkendeng (4,1) in Soerabaia, Taman (4,4), Sidoardjo buiten de kota (5,8), Porong (4,9) in Sidoardjo, Gempol (4,2) en Bangil buiten de kota (4,8) in Bangil. Kebontjandi (4,1), Grati (6) en Pasoeroean buiten de gemeente (5.6) in Pasoeroean, Tongas (4,3) en Probolinggo buiten de gemeente (4,1) in Probolinggo, Sitoebondo buiten de kota (5,5), Soembor waroe (6,5) in Panaroekan, Bangkalan buiten de kota (4,7) en Kwanjar (6,1) ; voorts in de gemeenten Mod,j°' kerto (4,1), Probolinggo (6), Pasoeroean (8,5), Soerabaia (2,6) en in de kota's Toeban (5,9), Lamongan (Io>4b Grisee (10,6), Toeloengagoeng (5,8), Ngoenoet Ngandjoek (6,3), Kertosono (4,1), Sidoardjo (5.4), Bang ll (8,5), Sampang (7.8). De meeste dezer districten en plaatsen liggen aan noordkust 3 ). Sexe-verhouding. Onder de volwassenen zijn in && regel meer vrouwen dan mannen blind. Onder de onvo - wassenen van Oost-Java zijn de jongens in de meerde - heid; de regentschapscijfers geven geen bepaalden regel zien. 2) Zie voor de cijfers van Britsch-Indië, Ceylon en Nederland, Census of India 1931 vol. I part I blz. 27<">—271; Census publi cations Ceylon 1921 vol. I part II blz. 91; Statistiek van Nederland No. 378 (volkstelling 1920) blz. 107. De cijfers van Ceylon hebben betrekking op de inheemsche bevolking (de Wedda's uitgezonderd) en die van Britsch-Indië op de totale bevolking. 3 ) Zie over trachoomhaarden aan de noordkust. Prof. l ' ,, Bakker en Mohamad Joesoef in Mededeelingen van den T>. 1928 blz. 158. . - .. _. . ... _ .. . , ,... ._ r"eTl° B §4. De doofstommen De cijfers der doofstommen. In lic ' venstaand tabelletJ e zijn de relatief cijfers van de doo - stommen van o° s Java met die vaD andere gewesten vflU Java en Madoera en met die va Nederland, Britsch- Indië en Ceylo* vergeleken. Hieronder de absolute cijfers van enkele regentsch ;1 P pen waar meer dan 1 pro mille van de bevolking doofst" zou zijn. Het aantal blinden, dat tevens doofstom is, bedraagt Oost-Java 2 op de 100 000. Hoog zijn de relatieve <& & van Soerabaia met 6 en Bangil met 4 per 100 000 zie 4 ) Zie voor de cijfers van Nederland, Britsch-Indië en üe ' noot 2. §5. Blinden en doofstommen. i) Zie tabellen No. 30 en 31. 82 AANTAL BLENDEN. NUMBER OF BLIND PERSONS. J*sttabei — Subsidiary table No. 22. ' De blinden van onbekende leeftijdsgroep inbegrepen. Blind persons of unknown age period included. 83 HOOFDSTUK X. DE BEROEPSBEOEFENAARS. D § 1. Inleiding. In tabel 33 zijn regentschapsgewijze verhoudingscyt'ers van het aantal beroepsbeoefenaars, ingedeeld naar man nen en vrouwen en naar gehuwden en anderen-dan-ge huwden (in het vervolg eenvoudighcidshalve niet-gehuw den te noemen) opgenomen, terwijl in tabel No. 32 van dezelfde gegevens de absolute cyfers zijn vermeld met daarnaast de cijfers van het aantal landbouwers, in twee groepen gesplitst: de eigenlijke landbouwers en degenen. die met tuinbouw en vruchtenteelt hun brood ver dienen. De andere cijfers van de beroepen moeten gereserveerd blijven voor een afzonderlijke publicatie. De belangrijkste cijfers betreffende beoefenaars van andere beroepen of beroepsgroepen dan de landbouw zullen in den tekst ver meld worden. Aan de getelden (ook aan gehuwde vrouwen) is ge vraagd om op te geven hun ambt, bediening, beroep of middel van bestaan en daarbij te vermelden in welk be drijf zy werkzaam waren. lemand wordt gerekend een ambt, bediening, beroep of middel van bestaan te hebben, wanneer hij (of zij) als regel een bezigheid verricht, waar door in het levensonderhoud wordt voorzien of bijge dragen, hetzy door voortbrenging van producten voor eigen gebruik, dan wel door het verkrijgen van een geld inkomen. Deze personen worden dus tot de beroepsbeoefenetars ge rekend. Wie arbeid verrichtte zonder daarvoor een be looning (hetzij in geld. hetzij in natura) of daarvoor slechts versnaperingen te ontvangen werd niet geacht een beroepsbeoefenaar te zijn. Padi-oogsters (die immers als belooning een deel van de snit krijgen), zijn in den regel niet als landbouwers beschouwd. Waardigheden waaraan geen inkomsten verbonden waren, mochten niet worden opgegeven. Indien iemand meer dan één bron van bestaan had, werd dat middel van bestaan ingevuld waarvan men het grootste deel zijner inkomsten verkrijgt dan wel dat be staansmiddel dat het geheele jaar of meestentyds bezig heid gaf. Daarnaast moest vermeld worden het voor naamste nevenmiddel van bestaan d.i. de bezigheid, die in belangrijkheid op het hoofdmiddel van bestaan volgt en niet het geheele jaar door uitgeoefend behoeft te worden. Onder nevenmiddel van bestaan of nevenberoep wordt niet verstaan het hoofdberoep, dat een gehuwde vrouw hetzij thuis of elders uitoefent (denk aan weven, vlechten, batikken), ook al beschouwt men in de inheem sche maatschappij het met een dergelijk beroep verdiend geld als neveninkomsten. Het. heeft moeite gekost dit aan de tellers duidelijk te maken. De cyfers van de nevenberoepen zijn niet in deze publicatie opgenomen. wier functie zekere opleiding, scholing of ervaring v ° ! ' eischt en positie 3 aan de andere beroepsbeoefenaars. (l '" van deze posities zullen geen gegevens in dit boek gepu l " 1 ' ceerd worden. Al zijn in de inheemsche maatschappij de beroepen » 0r lang niet zoo gedifferentieerd als in een Westersche m aa ' Behappjj, toch zou het publiceeren der cijfers van alle be staande door Inlanders uitgeoefende beroepen een veel lange lijst van namen vorderen. Er moest dus gegroepe ( ' u worden. Er bestaan twee wijzen van groepeering. naar ' ie beroep zelf en naar het bedrijf waarin het beroep woro uitgeoefend. Maakt men een groepeering volgens " e beroep, dan zouden, bijvoorbeeld, alle schrijvers (dj" l '"' toelis) hetzij zh', die in overheidsdienst, dan wel op cC suikerfabriek of bij de B. P. M. werken, in één eateg" 1 '" worden ondergebracht. Maakt men een groepeering n aa het bedrijf, dan zouden die schrijvers ieder tot de gr° e P van dat bedrijf hooren waar zy werkzaam zijn. -) De groepeering van de beroepscyfers van deze °'' K ~ telling is geschied volgens de methode van de bedrijf indeeling en wel volgens een hieronder opgenomen schei* 1 > dat met uitzondering van enkele vereenvoudigingen (> kleine wijzigingen, overeenstemt met het door het InstÜ u international de Statistique vastgesteld „projet" 3 ) en he bij de Volkstelling van 1921 in Britsch-Indië, Brits 1 '' 1 Malaya en Ceylon gebruikt schema: Aan de getelden is ook nog gevraagd naar de positie, die zy in het bedrijf innemen. Positie No. 1 werd toege kend aan beroepsbeoefenaars, die een bedrijf op eigen risico uitoefenen of de verantwoordelijkheid van een be drijf of zelfstandig deel daarvan hebben. Positie 2 en 3 werden gegeven aan de overigen, positie 2 aan personen Schema van de bedrij f sindeeling. Occupational schend- >[r. 2 ) Zie hierover o.m. Leerboek der statistische methoden va» Dr. J. H. van Zanten (1931) blz. 337 e.v. alwaar ook de noo literatuur is vermeld. . xe 3 ) Zie Bulletin de I'lnstitut international de Statistique j VIII premier livre p. 240, C II en ook Supplement au töme de bulletin de I'lnstitut international de Statistique p. 10 en p- ö i) Zie tabellen 32 en 33. 84 85 beroep No. 2 uitoefenen, d.w.z. zij die geheel of grooten deels arbeiden voor de teelt van vruchten, groenten en bloemen. s Ze lyst behoeft nog eenige —zij het dan een zeer gpi n ' ere ~~ toelichting. De met Romeinsche cijfers aan , ide groepen zullen wij gemakshalve beroepsgroepen, " t,,; 1 tot en met 52 aangeduide categorieën beroepen ftoe uten. s landbouwer (beroep 1) is beschouwd hij, die zijn V ° f aan P lant verhuurt of in deelbouw uitgeeft, die i TI^ V?ron d of aanplant huurt of in deelbouw neemt, die g es lenst van een andere in den Inlandschen landbouw als öin ° ol< * e of ongeschoolde arbeider (koelie) tegen beloo "Pi'kzaam is. Uitgezonderd zijn dan alleen zij, die Tot degenen, die in de (niet-Inlandsche) suikercultuur (beroep 3) en de overige niet-Inlandsche cultures werk zaam zijn, behooren niet alleen de veldarbeidcis met het toezichthoudend personeel, maar ook het fabrieks- en kantoorpersoneel, dus bijv. ook machinisten, schrijvers enz. Onder de groep nijverheid (beroepen 13 tin 21) valt alle werk besteed aan het verwelken of veredelen van producten; onder handel (groep IV; beroepen 26 t/m 35) wordt verstaan waren inkoopen om te verkoopen en geld uitleenen. Allen, die in dienst zyn van de beroepsbeoefe naars van deze groepen, hooren tot de betrekkelijke «roep en het betrekkelyk beroep. Wie dus sehryver is bij een houthandelaar wordt gerubriceerd onder beroep 29. Men bedenke, dat niet allen, die in Overheidsdienst werkzaam zijn, in groep VI zyn ondergebracht. Zoo zijn. om alleen enkele belangryke categorieën van beroepsbe oefenaars te noemen, de gouvernements- of landschaps onderwijzers onder beroep 40, de doktoren, verplegers onder beroep 37, het Staatsspoor-personeel onder beroep 22 en het personeel van den Post-, Telegraaf- en Telefoon dienst onder beroep 23 gerangschikt. Onder beroep No. 49 (groep VII) vallen alle huis bedienden, ook chauffeurs. paar den jongens enz.-, onder beroep No. 50, de onproductieve beroepen, vallen de bedelaars. Verreweg het grootste percentage van de beoefenaars van beroep No. 51 zijn de zg. koelie roepa-rotpa, de arbeiders, die niet in vasten dienst van een bepaald bedrijf zijn, die bijvoorbeeld vandaag in de riettuinen, morgen bij een dorpsgenoot, een volgenden dag in een fabriek werken. Deze categorie is niet alleen in de steden, maar ook in vele plattelandsdistrieten van numerieke beteekenis. §2. De betrouwbaarheid der eijfe r s. De definitie van beroepsbeoefenaar — hij of zij, die als regel een bezigheid verricht, waardoor in het levens onderhoud wordt voorzien of bijgedragen — kan tot nog ai uiteenloopcnde interpretatie aanleiding hebben gege ven, speciaal ten aanzien van gehuwde vrouwen, die immers in hun vrijen tijd allerlei werk zoeken waarvan moeilijk te bepalen is of zij dat werkelijk als regel ver richten. Het is mogelijk, dat de beteekenis der gecursi veerde woorden door den eenen teller ruimer zijn opgevat dan door een anderen. Scherpere definiëering zou zeker meer uniformiteit in het criterium van beroepsbeoefenaar gebracht hebben. Ook is er in sommige regentschappen, naar uit inlich tingen van de Regenten bleek, een neiging onder de tellers geweest, om vrouwen van landbouwers — onver schillig of deze gehuwde vrouwen al of niet de beroepen onder 1 en 2 van bovenstaand schema uitoefenen — ook als landbouwers op te vatten. Bovendien schijnt men ook hier en daar vrouwen, die uitsluitend onbeloonden landbouwarbeid verrichtten, als landbouwers geteld te hebben. Deze fouten hebben vermoedelijk alleen in Magetan (vooral districten Ooranggareng en Maospati), Djombang (Modjoagoeng, Ploso), Kraksaan (Kraksaan, Paiton, Gading), Djember (Djember, Majang, Woeloehan en Kalisat), Banjoewangi (Genteng) de cijfers vrij sterk geviticerd, mogelijk ook in enkele districten van het regentschap Bondowoso en van de Madoerasche regent schappen. §3. He t aa n tal beroeps beoefe n a a r s. Relatieve cijfers der gewesten. Het cijfer geconstateerd in 9 regentschappen (eveneens in 9 regent schappen van Midden-Java en de Vorstenlanden, maar in geen enkel regentschap van West-Java). Bij de beoordeeling van de cyfers van Midden-Java en de Vorstenlanden is op goede gronden geconcludeerd: le. dat cijfers boven de 50% voor Java en Madoera zeker te hoog zijn; 2e. dat cijfers tusschen 40 en 50% alleen mogelijk zijn in die regentschappen waar velen een nijver heidsberoep uitoefenen en in de niet-Inlandsche cultures werkzaam zijn. (BantoeL Adikarto, Koelonprogo. Jogja karta, Pekalongan, Kota Mangkoenegaran). '-) Het cijfer van Kraksaan is zeker te hoog, in de vorige paragraaf bleek al. dat dit regentschap en ook de regent schappen Djember, Djombang, Banjoewangi en Magetan te hooge cyfers van het aantal gehuwde vrouwelijke landbouwers hebben (zie ook beneden). Regentschapscijfers tusschen 30 en 40 beroepsbeoefe naars op de 100 zielen. Va* zijn niet minder dan 18 van de 32 regentschappen, die cijfers hebben tusschen 30 en 40 beroepsbeoefenaars op de 100 zielen; in Midden-Java zijn er 16 en in West-Java slechts 4. van het aantal be roepsbeoefenaars per 100 zielen (evenals in Midden-Java ruim 36) is vermoedelijk iets te hoog. (zie beneden). De laagste regentschapscijfers. De laagste regentschaps cijfers liggen tusschen 24 en 30. Zij zijn geconstateerd in drie van de vier regentschappen van de residentie Bodjo negoro, namelijk Lamongan (24,6), Toeban (28,3) en Grisee (29,6) 3 ) en verder het in het zuidergebergte ge legen Patjitan (26,2). Opmerkelijk is, dat eveneens de in het zuidergebergte gelegen Vorstenlandsche regentschap pen Wonogiri en Goenoengkidoel ook zulke lage cijfers Waar de meeste beroepsbeoefenaars zijn. Maar één regent schap (Kraksaan) van Oost-Java (tegen 7 in Midden-Java en Vor stenlanden) telt meer dan 50 beroepsbeoefe naars per 100 zielen. Cijfers tusschen 40 en 50 beroepsbeoefenaars per 100 zielen zijn hebben, maar het aan Patjitan grenzende Kedirische Troiir galek ruim 34 beroepsbeoefenaars op de 100 zielen t f In dit laatste regentschap, echter, zyn bijzonder ve vrouwen, die een nijverhcidsberoep beoefenen ( z beneden). Oorzaken van hooge cijfers. Uit de cyfers van t-> Java bleek, dat als regel de hoogste percentages van » aantal beroepsbeoefenaars veroorzaakt werden door feit, dat één of meer beroepen buiten den landbouw ll(,( velen beoefend werden 4 ). Die regel geldt ook voor en* 6 * regentschappen van Oost-Java, zooals blijkt uit de *" gende tabel waarin de cijfers van de 17 regentschapP* met de meeste beroepsbeoefenaars zijn opgenomen: Alleen in de regentschappen Panaroekan, DjombaUft Ngandjoek, Modjokerto, Soerabaia, Madioen, Sidoardjo '' Kediri blijkt minder dan 50% van de beroepsbeoefenaar" landbouwer te zjjn. In Panaroekan is het relatieve " :|1 tal beroepsbeoefenaars in de niet-Inlandsche cultures, nijverheid en handel groot. In Djombang, Ngandj° e ' Modjokerto, Soerabaia, Sidoardjo en Kediri is de gr° e p van losse koelies (beroep No. 51, zie boven blz. 85) ' nl zonder groot. In Ngandjoek, Soerabaia en Sidoardjo |S de nijverheid van groote beteekenis. In Madioen, £ |C ardjo. maar vooral in Kediri is het relatieve aantal P c sonen. dat in de niet-Inlandsche cultures werkzaam vfü " groot. Deze groep is ook groot in Loemadjang. BanJ 0 uangi en Djember waar echter ook het aantal 1 ;1 " bouwers lang niet gering is. Of de relatieve cijfers van het aantal landbouwers sommige regentschappen als Kraksaan, Djember. BauJ° wangi, Bondowoso, Bangkalan en Sampang niet te g |,(U zijn, zal in de volgende § onderzocht worden. Lage cijfers in streken waar zeer weinig differentie in de beroepen is. Relatief-weinig beroepsbeoefen a:l1 vindt men in streken met weinig differentiatie in de roepen, namelijk in Toeban, Bodjonegoro, LamongP Grisee, Patjitan, Ngawi. De mannelijke beroepsbeoefenaars. Het relatieve » a i tal mannelijke beroepsbeoefenaars is in Oost-Jav" ° i) Cijfer van 1931. Zie Census of India 1931 vol. I part. I blz. 305. Het percentage heeft betrekking op beroepsbeoefenaars van alle bevolkingsgroepen. 2) Zie Volkstelling 1930 deel II blz. 87. *) Het vierde regentschap, Bodjonegoro, telt ruim 30 beroeps I efenaars op de 100 zielen. i) Zie Volkstelling 1930 deel I blz. 84. 86 hooger dan in Midden .lava. Van de 32 regent schappen hebben er IS cijfers tusschen 40 en 50 beroepsbeoefe naars op de 100 man nen ') ; de overige 14 ben percentages, die tot 58,6 gaan. Het hoogst zijn e flfers van Kraksaan (58,6), Loemadjang (57.5), Djem (°6,7), Panaroekan (56,7), Soerabaia (56,4), Djom lnn " (55,6), Modjokerto (55,5) en Ngandjoek (55). e huwde mannelijke beroepsloozen. Natuurlijk zijn bij a " e gehuwde mannen beroepsbeoefenaars. Er zijn er enkele regentschappen waar het percentage ge 'ue mannen dat een beroep uitoefent beneden de 90% is (zie tabel No. 33 kolom 2), namelijk alle regentschappen van de residentie Bo djonegoro, verder Ngawi, Ponorogo, Pa tjitan, Trenggalek; 7 ! zeer laag zijn de c\] fs V\ Van Lamongan (81,6), Ponorogo (83,7) en Toeban ' ,i ); die van Lamongan en Ponorogo zijn de laagste van ' (1( '1 Java en Madoera. Het zijn de districten Djenoe »') in Toeban, Poeloeng (75,5) en Djebeng (75,7) in loi'ogo, Ngimbang (79,3), Lamongan buiten de kota ") en Soekodadi (79,6) in Lamongan, die het gering »antal gehuwde mannelijke beroepsbeoefenaars tellen. (, ze l a g e cr jf ers beteekenen dus, dat een groote groep OehuwcU mannen gein beroep uitoefent. Deze groep .". w, 'l bestaan uit enkele ouden van dagen en gebrek- Sl ' n - maar ook uit vele jonggehuwden, die zelf nog niet 1,1 e igen brood verdienen (vgl. boven blz. 84). ccl gehuwde mannelijke beroepsbeoefenaars in Madoe s °he streken. Uit nevenstaande residentie cijfers blijkt, "' de twee Madoereesche residenties van de gehuwde mannen het hoogste percentage beroepsbe oefenaar is. In de residentie Malang hebben de overwe gend-Madoereesche regentschappen Krak saan en Probolinggo met Loemadjang, dat eer voor de helft Madoereesch is. de hoogste cijfers. j fi e "°ogste districtscijfers (98% en meer) vindt men in . ■ a, loereesche en 4 zuiver Javaansche districten, terwijl . ' andere districten de Madoereezen een vrij sterke c erheid vertegenwoordigen. v er het algemeen kan men dus zeggen, dat de Madoe- C . P| '' hoe jong hij ook huwt, al spoedig na zijn huwelijk beroep uitoefent, spoediger dan de Javaan van het Pn van de provincie. iet-g enuwde mannelijke beroepsbeoefenaars. Van de mannen (d.z. dus nog-niet-gehuwden, we- duwnaren en geschei denen, onvolwassenen iii big repen) is in Oost- Java evenals in Mid den-Java en de Vor stenlanden een veel grooter percentage be roepsbeoefenaars dan jn West-Java. In het nieerendeel der regentschappen (22 van de 32) is dit percentage beneden de 20; daarboven is het in Kraksaan, Djember, Djombang, Ngandjoek, Banjoewangi, Loemadjang. Modjokerto, Soerabaia, Madioen en Sido ardjo. De zeer hooge cijfers van Djombang (28,6) en Modjokerto (28,3) zijn met die van Grobogan van Midden- Java en Sragen in Soerakarta de hoogste van geheel Java en Madoera. Boven de 30% is dit percentage in eenige ongeveer aan elkander grenzende districten Lengkong, Waroedjajeng (Ngandjoek), Ploso en Modjoagocng in Djombang, Modjosari en Modjokerto (b.d.k.) in Modjokerto en de Djembersche districten Woeloehan en Rambipoedji. Opmerkelijk is, dat het beroep veeteelt in velt regent schappen behalve Djember, Kraksaan, Banjoewangi, Soerabaia, Sidoardjo, Panaroekan, Bangil. Pasoeroean, Malang, Probolinggo, Bondowoso en de Madoera sche regentschappen voor deze groep van beteekenis is, vooral in Toeban, Bodjonegoro, Lamongan, Ngawi en Trenggalek, doch ook in Djombang, Modjokerto. Ngan djoek, Madioen en Magetan; de meesten zullen wel jonge veehoeders zijn. In Panaroekan, Kraksaan, Sidoardjo en .Magetan zijn vele van deze niet-gehuwde beroepsbeoefenaars in de suiker werkzaam, in Banjoewangi vele in de overige niet- Inlandsche cultures. Aantal vrouwelijke beroepsbeoefenaars. Het percentage vrou wen, dat een be roep uitoefent is in Oost-Java evenals in Midden-Java en de Vorstenlanden hooger dan in West-Java. In 14 regentschappen zijn percentages geconstateerd tusschen 21 en 28; in West-Java telt maar één regentschap meer dan 21 beroepsbeoefenaars op de 100 vrouwen. Hieronder zijn de regentschapscijfers opgenomen: « a , n West-Java Bi van de 18 regentschappen; in Midden-Java e V orstenlanden 24 van de 37. 87 88 Zooals in § 2 al met een enkel woord werd mede gedeeld is het aantal gehuwde vrouwelijke beroepsbeoefe naars van Kraksaan, Djember, Djombang en Magetan en mogelijk ook dat van Banjoewangi te groot. De hooge cijfers van Panaroekan en Soemenep zijn toe te schrijven aan het bijzonder groote aantal vrouwen, dat een ïnjver heidsberoep beoefent (zie beneden). Welke beroepen door vrouwen het meest beoefend worden. In de volgende tabel is van ieder der beroepen of beroepsgroepen, die voor de vrouwen van de meeste beteekenis zijn. het percentage van het totaal aantal vrouwelijke beroepsbeoefenaars vermeld (zie teksttabel No. 23 op blz. 93). Na Inlandsche landbouw zijn nijverheid, handel en de onvoldoende omschreven beroepen (de losse koelies) van de grootste beteekenis. De nijverheid is echter van minder belang voor de vrouwen dan in andere gewesten van Java : het aantal handelaarsters (meestal in voedings- en genot middelen) en het aantal losse koelies echter is naar ver houding grooter dan in enkele andere gewesten. Belang rijk is in vergelijking met Midden-Java en de Vorstenlan den het aantal vrouwen, dat in de niet-Inlandsche cultures werkzaam was. voornamelijk in andere cultures dan de suiker; in de suiker werkten 71 240 vrouwen, in de overige cultures 91269. In de nijverheid en handel en ook in de beroepen: huiselijke diensten (huisbedienden) en medische verzor ging (denk aan doekoen's en verpleegsters) zijn de vrou welijke beroepsbeoefenaars in de meerderheid (zie tekst tabel No. 23 op blz. 9:5). landen waar de huisnijverheid van zooveel groote beteekenis is. Vrouwelijke beroepsbeoefenaars in gemeenten en kota's. In 20 van de 36 gemeenten en kota's is het relatieve aantal vrouwelijke beroepsbeoefenaars boven het gemid delde van Oost-Java. Het hoogst is het percentage vrou wen, dat een beroep uitoefent in Blitar (31%), Modjokerto (33%), Ponorogo (31,2%), Trenggalek (30,7%), Toeloeng agoeng (32.3%). Tempeh (37,2%), Soemenep (32.8%). Sampang (31,89? I, Ngandjoek (29,4%). Deze cijfers zijn aanmerkelijk lager dan die van enkele groote en kleine hoofdplaatsen in Midden-Java en de Vorsten- Aantal gehuwde en niet-gehuwde vrouwelijke beroep' beoefenaars. In Midden-Java en de Vorstenlanden i s ± 80%, in Oost-Java slechts in 56,2% van de reg ellt ' schappen het aantal gehuwde vrouwelijke beroepsbeoe* naars grooter dan het aantal niet-gehuwde. In de rege» schappen Toeban, Bodjonegoro, Lamongan, Grisee, P tan, Kediri, Modjokerto, Soerabaia, Sidoardjo, Bang ' Pasoeroean, .Malang, Loemadjang en Probolinggo zijl l niet-gehuwde vrouwelijke beroepsbeoefenaars in de » iee derheid; ook zyn zij in Oost-Java in de meerderheid de volgende belangrijke beroepen of beroepsgroepen: landsche land- en tuinbouw, suikercultuur, vrije beroepe i huiselijke diensten en onvoldoende omschreven beroep e (losse koelies). De gehuwden, echter, zijn in de meerde heid in handel en nijverheid en in de niet-InlandsC cultures (behalve de suiker). Het percentage gehuwde vrouwen dat beroepsbeoe naar is, is in ()oS Java aanmerkcUl' lager dan in Mid-d** Java en de Vorste»; landen (waar lia verhouding zoo» meer gehuwde v, '° wen aan huisnü vel ' heid doen) maar nog veel hooger dan het cijfer van West-Java. , De regentschapscijfers loopen zeer uiteen (tusschen en 60,5%), hoewel minder dan de regentschapscijfers il Midden-Java en de Vorstenlanden (tusschen 7 tol |U ' 90%). Hieronder de regentschapscijfers: e' 1 De percentages van Kraksaan, Djember, Djombang ' v;i^ .Magetan zyn vermoedelijk te hoog, misschien ook die Bondowoso, Soemenep, Pamekasan en Bangkalan boven blz. 85—86 en de volgende §). , In enkele districten zou meer dan 90% van de geh llXV . vrouwen een beroep uitoefenen: (.lading in Kraksa Rambipoedji in Djember, Sepoedi in Soemenep. CÜ tuschen 80 en 90% vonden wij in het Djombangsche P l ° , op Bawean, het Djembersche Majang; cijfers tusschen en 80% in Kraksaan buiten de kota, in Djember bo' , de kota, in het Djembersche Kalisat. Het is de vra»S deze cijfers niet te boog ziju. 1) Beroepen 1 en 2 van het schema op blz. 84. 2) Beroepen 3 en 4 van het schema. 3) Beroepsgroep 11 van het schema. ■») Beroepsgroep IV van het seliema. 5 ) Beroep 49 van liet schema. >•) Beroep 51 van het schema (grootendseis diiglooners). 89 In enkele Panaroekansche districten wordt door vele EwUlwde vrouwen gebatikt, in verscheidene Madoerasche trieten zyn vele gehuwde vrouwen handelaarsters in erjings- en genotmiddelen, of ook zijn velen werkzaam in "Jverheidsberoepen. Op Bawean maakt 66% van de ge wde vrouwelijke beroepsbeoefenaars pandanmatten en werk. n de regentschappen Toeban, Bodjonegoro, Lamongan, de districten Sidajoe en Tjermee van Grisee, in de rieten Tegalombo en Poenoeng van Patjitan in het in Jll d-Blitar gelegen Lodojo, in de beide districten Teug en in Kangean is blijkbaar weinig gelegenheid voor gehuwde vrouw om met het een of ander beroep wat te verdienen. \ an de niet-gehuw de vrouwen is in Oost- Java een grooter per centage beroepsbeoefe naar dan in Midden en West-Java; de Vorstenlanden, echter. hebben hoogere cij fers. e regentschapscijfers loopen lang niet zoo sterk uiteen die van de gehuwde vrouwelijke beroepsbeoefenaars. 11 de 32 regentschappen hadden er 20 percentages tus 'i (>| 11% en 20%; de overige 12 (Kraksaan, Soemenep, Ujokerto, Panaroekan. Djombang, Loemadjang, Djem- r > Soerabaia, Magetan, Sidoardjo, Madioen, Ngandjoek) ben cijfers tusschen 20 en 30. vier daarvan (Kraksaan. °-jokerto. Panaroekan en Soemenep) hebben meer dan /o niet-gehuwde vrouwen met een beroep. en moeilijk te beantwoorden vraag is alweer of ' s trie,tseijfers boven de 30% als die van Sepoedi (zelfs '*%), Soemenep buiten de kota, Timoerlaoet op Ma -6ra ' Panaroekan. Kraksaan buiten de kota en Paiton x ' aks aan) niet te hoog zijn. ja ge cijfers vindt men wederom in de bovenvermelde ~.. 1! van de residentie Bodjonegoro, Patjitan. Zuid ar > in het Tengger-gebergte, Kangean. 5 + ii "e bui dbou w e r s e n and e r e bela n g rij k e beroe p e n. lle bevolking van Oost-Java is nog geen 20 r , als „tani" Keboekt. e gentschapscijfers van het aantal landbouwers. In er Staande tabel vindt men van elk regentschap het ' :| ' landbouwers op de 100 beroepsbeoefenaars (ont- Het percentage land bouwers in de ge westen. De landbou wers vormen de groot ste groep van de be roepsbeoefenaars. In Oost-, Midden- en West-Java en Soera karta beoefent meer dan de helft van de beroepsbeoefenaars be doeld beroep. Van de leend aan teksttabel No. 25 op blz. 96) en op de-100 zielen vermeld. De eerste reeks van cijfers geeft den graad van diffe rentiatie der beroepen aan: sprekend is het verschil tus schen het in het zuidergebergte gelegen Patjitan waar bjjna geen andere beroepen dan de Inlandsche landbouw worden beoefend en Soerabaia waar in de gemeente van dien naam de mensehen in velerlei takken van bedrijf hun brood kunnen verdienen, maar de landbouw van geen beteeken is is. De tweede reeks van cijfers geeft een juist denkbeeld van het aantal landbouwers. Groot —en te groot, zooals straks zal blijken — is het aantal landbouwers in Djember (32,3) en Kraksaan (32.4). Misschien is ook het cijfer van Pamekasan (27,4) te hoog. Dat het regentschap Soe rabaia, dat immers bijna geheel uit de gemeente van dien naam bestaat, maar weinig landbouwers telt, is begrijpe lijk. Zeer laag zijn de cijfers van Kediri (11,3) en Pa soeroean (13,2). In den tekst zullen verder alleen besproken worden de cijfers van het aantal landbouwers op de 100 beroeps lx in f< naars. Groote differentiatie in de beroepen in gemeenten en kota's. Het percentage beroepsbeoefenaars, dat land bouwer is, is in genieenten en kota's natuurlijk gering. Zeer laag is het in alle gemeenten, het hoogst in Kediri troepen 1 en 2 van liet schema op blz. 84. 9 otale oppervlakte) heeft en bovendien nog gedeelte- X] "i het Janggebergte ligt, slechts ruim 289 zielen Per km:;. De vlakten van Noord-Besoeki. Ook in Noord-Besoeki zich de vlakte voort; van de districten, die hggen. zijn boven blz. 6 reeds cijfers gegeven: owel Panaroekan als Besoeki en het droge e «i befw a r o e liggen gedeeltelijk in bergteriein. °S is alleen het dichtheidscijfer van Sit o e -0011 HÄ„ (5 8 8). e vlakte van Loemadjang-Djember. De voorspelling '"' Mohr van ongeveer 1910, dat de vlakte van Loc ( l ; iiig-Djember, beoosten Smeroe en bezuiden Lamo , "en Jang-gebergte aan de zuidkust gelegen, eenmaal e "kansrijkste van alle vlakten in het gewest zou wor . )) is uitgekomen. Djember, in 1859. toen de nier der tabaksplanters G. Birnie er zich vestigde, nog Scn en moeras 2 ) is nu een district met een dichtheid fi.ina 500 zielen per km 2 en een centrum van een a kscultii Ul ., die behalve in het district Djember zich Ul tgebreid heeft naar de districten Bambipoedji riu m 383 zielen per km 2), Kalis at (bjjna 363 zielen km 2) en Majang, dat slechts ruim 159 zielen per telt maar voor 26,2% uit ondernemingen en voor a 50% uit bosschen en woesten grond bestaat. De n der e districten van Djember: Tanggoel (251,9), °eg e r (348,4) en Woelo e li a n (177,3), dat voor n 66% uit bosschen en woesten grond bestaat (zie n blz. 6), vormen een gebied van groote immi * u ' 3iil Midden-Java en elders. Tanggoel, Poeger " oeloehan tellen ieder één suikerfabriek in hun re 88ort. J °etiiad.jang, in den Balineesehen oorlog van 1760 —1776 flwel geheel ontvolkt, werd in het midden van de 19e M weer bevolkt door Javanen uit Midden-Java en de penlanden ' ; i. De stroom van immigranten heeft zich in d OZ( , eeuw voortgezet. Het dichtst bevolkte district '°eina d j a n g (461.2) met één suikerfabriek, dun r hevolkf is Ranoelemongan (265,9), waar de ,p ote suikeronderneming Djatiroto ligt. Het district nPe h. centrum van de belangrijke bevolkingscultuur , tabak, telt slechts ruim 183 zielen per km 2, maar jf ee ft dan ook evenals het tegen den Smeroe gelegen ttieV" 1! ' "g a " (84>9) ' selijk l,ovcn h]y " fi al werd gedeeld, een groot areaal aan bosschen en woesten binnen zijn grenzen. Va e \ eilaild Madoera. De bewerker van de laatste druk g y eth's Java noemt Madoera „een verlengstuk van j>. "" av a's noorderbergen" 4) maar zonder djatibosschen. r dus ook de twee gebergte-reeksen, één kalk- en één j , ffe ' )l, 'gte. van de residentie Bodjonegoro en een , Van Soerabaia, maar met een grooter beplant- en areaal. Behalve de districten Sepoedi en Kangean, die door eilandgroepen buiten het hoofdeiland gevormd wor den, heeft geen enkel district minder dan 300 zielen per km 2 ; de meesten tellen 300 a 400 zielen per genoemde vlaktemaat. In Bangkalan hebben drie districten, B 1 e ga, Aros b a j a en Sepoe 1 o e, in Sampang ook drie districten, Ketapang, Kedoengdoeng en Tor djoen (met het zoutland Sampang), in het dichter bevolkte Pamekasan alleen het district War o e, en in Soemenep twee districten Bara t d a j a en Manding deze dichtheidscijfers. Hoogere cijfers — tusschen 400 en 500 zielen per km 2 — zooals die van de districten der Malangsche hoogvlakte (Singosari, Kepandjen, Boeloelawang) bijvoorbeeld, vin den wjj hier in het grootendeels vlakke kustdistrict Bangkalan, in het Pamekasansche Pagantenan op het vruchtbare Pajoedanplateau, „naar het uiterlijk een stukje Java in Madoera" 5 ), benoorden Pamekasan gelegen, dan het in het regentschap Soemenep aan de kust gelegen district Timoerlaoet (met een deel van het zoutland Soemenep) en ten slotte beoosten Soemenep. in het zuidoosten van het eiland: Timoe r d a j a. De dichtstbevolkte districten, die allen aan de zuidkust liggen, zijn het Bangkalansche Kwanjar (Kebanjar of Kabanjar), dat wel heuvelachtig is, maar nog al veel sawah's heeft (506,3), dan het Sampangsche Kota Sampang (517,4) waarvan alleen het zuidwestelijke stukje b\j de hoofdplaats Sampang niet heuvelachtig is, in het regentschap Pamekasan het district van dien naam (546,5) en het district Boender (530,2), en tenslotte de districten Baratlaoet (504,1) waarin nog een stuk van het Pajoedanplateau ligt en Soemenep of Songenep (579,4) waar een gedeelte van het zoutland Soemenep ligt. Het eiland Madoera zonder de daaromheenliggende eilanden heeft een zielental van 1801583 (w.o. 1793 513 Inlanders) en een oppervlakte van 4 480,9 km 2, zoodat het 402,1 zielen per km 2 telt (zie boven blz. 1). De eilandengroepen. Tot Madoera behooren twee, ieder tot een district gevormde, eilandengroepen: le de Se poedi-archipel. bestaande uit 13 eilanden waarvan Sepoedi en Raas de grootste zijn en 2e de Kangean archipel waarvan het eiland Kangean verreweg het grootste is. Beide eilandengroepen behooren tot het regentschap Soemenep. De gemiddelde dichtheid van de Kangeangroep is niet meer dan ruim 61 zielen per km 2, die van de Sepoedi-groep bijna 261 zielen per km 2. Bg het district Soemenep hoort het groote eiland Poeteran (oppervlakte 49,4 km 2), bekend om zijn fokvee, dat een dichtheid heeft van ongeveer 6) 590 zielen per km 2. Het onder Soerabaia ressorteerende Baw e a n (met fi kleine eilandjes), ongeveer 20 geografische mijlen ten noorden van de stad Soerabaia gelegen, dat behoudens een strook laagland langs de kust geheel berg- en heuvel achtig is, heeft een gemiddelde dichtheid van 150 zielen per km 2 . i\ bl z 7 r ' E . J. C. Mohr. De grond van Java en Sumatra (1930) a ) 7' h\ Zz "' I>r - R . Broersma. Besoeki, een gewest in opkomst (z.j.) " l 7 e.v. d ei , eze gegevens zijn ontleend aan de memorie van overgave van (199 " enmtll 'gen Assistent-Resident van Loemadjang, A. Mühlenfeld V eth 111 t.a.p. blz. 582. -.) Veth 111 t.a.p. blz. 588. o) Het preeiese zielental van dit eiland kon niet berekend worden. 90 (10,1% van de beroepsbeoefenaars), dan volgen Blitar (5,1%), Pasoeroean (5,1%), Malang (4,5%), Madioen (4%), Probolinggo (3,8%), Soerabaia (1,9%) en Modjo kerto (nog niet 1%). Van de kota's hebben Toeban (3,1%), Ngandjoek (2,4%), Grisee (0,7%), Sidoardjo (5,8%), Bangil (6,6%) en Soemenep (4,5%) de laagste cijfers. Ngawi, Magetan, Ponorogo, Toeloengagoeng. Wlingi, Kertosono, Djombang, Djember en Sitoebondo hebben ook percentages beneden 10. De kota's, die onder haar beroepsbeoefenaars de meeste landbouwers tellen zijn Bodjonegoro (21%), Trenggalek (25,5%), Ngoenoet (25,1%), Pare (19,4%), Tempeh (41,2%) en Sam pang (19,4%). In enkele hoofdtrekken zal nu de beroepsindeeling van gemeenten en kota's besproken worden. Belangrijkste beroepen van de gemeente Soerabaia. Van de gemeente Soerabaia is in het volgend tabelletje een indeeling van de belangrijkste beroepsgroepen en van eenige beroepen weergegeven: Merkwaardig is het groote aantal bedienden. Ook in Semarang, Batavia (speciaal district Weltevreden) en Bandoeng is deze groep zoo groot x ). Van groote bctee kenis is ook de groep njjveren. Omtrent de belangrijkste beroepen in deze gemeente vindt men de cijfers van het aantal beoefenaars in tekst tabel No. 26 op blz. 96. Beroepen van andere gemeenten en kota's. De toege meten tekstruimte laat niet toe, dat ook van andere gemeenten en de kota's cijfers vermeld worden. Op bijna al deze plaatsen is een belangrijk aantal beoefenaars geteld van de beroepen: niet-vaste koelies (eigenlijk onvoldoende omschreven beroepen), huisbedienden en bereiding en handel in voedings- en genotmiddelen. Verder ook spoor- en tramwezen in Madioen; het leger, transport langs de wegen in Malang; textielindustrie in Toeloeng agoeng en Sampang; bereiding van voedings- en genot middelen in Blitar; visscherij in Toeban, Pasoeroean, Probolinggo, Banjoewangi. Opvallend groot, tusschen (1000 en 2000) is het aantal vrouwelijke huisbedienden in .Madioen. Blitar, Kediri, Modjokerto, Pasoeroean. .Malang (bier zelfs bijna 5 000) en Probolinggo. De cijfers der landbouwers van het platteland. Om een zuiverder beeld van het aantal landbouwers op het platteland te geven, zijn hieronder cijfers gepubliceerd van de regentschappen voorzoover zij buiten gemeenten en kota 's gelegen zijn : Belangrijke beroepen naast den landbouw. Uit tekst' tabel No. 23 -') op blz. 93 valt te lezen, dat na het beroep Inlandsche landbouw de volgende beroepen van beteeken zijn: de losse koelies van beroep 51 (zie boven blz. Sol de nijverheid, de handel, de suikercultuur, de overige " ie Inlandsche cultures. Waar velen in de suikercultuur werken. In het volg 1'" tabelletje zijn van de regentschappen waar suikeronde nemingen liggen, de cijfers van het aantal Inlanders, da op die ondernemingen werkt, vermeld: 2 ) In teksttabel No. 24 vindt men dezelfde cijfers voor S e Java en Madoera. i) Zie Volkstelling 1930 deel I blz. 87 en deel II blz. 9(1. 91 «et blijkt dus, dat vooral in Magetan, Madioen, Ngan joe k, Kediri, Djombang, Sidoardjo, Loemadjang, Krak an en Panaroekan de suikercultuur voor velen een lon van verdiensten was. w aar velen in overige niet-Inlandsche cultures werk -111 waren. I) e overige niet-Inlandsche cultures blijken blitar, Kediri, Malang, Loemadjang, Djember, Banjoe n gi en Bondowoso van groote beteekenis te zyn. eronder de cijfers: Waar de nijverheid door velen beoefend wordt. De le biijverheid (beroep No. 15 van het schema op . ' °4) heeft in Oost-Java maar weinig beoefenaars. noogste relatieve cijfers hebben de volgende regent - happen: pinerkelijk hoog is het relatieve cijfer van Panaroekan, ''"' ''lijkbaar velen de batiknijverheid beoefenen. et bewerken van hout en bamboe en het ver digen van voorwerpen daarvan (beroep No. 17) e n beroep, dat veel beoefend wordt in de volgende ege ntschappen: I bereiding van voedings- en genotmiddelen is een e P- dat het meest beoefend wordt in de regentschap pen ii trenggalek (6,9% van de beroepsbeoefenaars) Toe tt Bagoeng (6,2%) en Blitar (8.2%). naroekan (9,1%), Soemenep (7,1%), Probolinggo (6.7%). Djember (6,1%). Vj de handel beteekenis heeft. Van de beroepsgroep öd el i s het b eroep . handel in voedings- en genot mid -o]/, n Vorrew eg het belangrijkste (zie teksttabel No. 23 bp t . >,Z ' 9i) - Het relatieve aantal beoefenaars van dit alle°i P iS alleen hl Sam P an « meer dan 10 % t l - van )er oepsbeoefenaars; hooge cijfers hebben verder Pa- Waar veel losse koelies zijn. De groep van beoefenaars der „onvoldoende omschreven beroepen" bestaat, gelijk boven blz. 85 al is medegedeeld, grootendeels uit koelie roepa-roepa, losse koelies, dus werklieden, die nu eens in den landbouw dan weer in de suiker of een ander bedryf werken en geen grond bezitten, huren, in deel bouw nemen, enz. Deze groep is het grootst in Pasoe roean (24,4% van alle beroepsbeoefenaars), Modjokerto (22,6%), Ngandjoek (20,7%), Malang (20,6%), Bangil (19,8%), Probolinggo (18,9%), Djombang (18,6%), Sido ardjo (17,3%). Kediri (15,9%), Soerabaia (15,3%), Grisee (12%), Blitar (11,3%), Madioen (11,2%), Kraksaan (10,4%). Zeer hoog zyn de districtscyfers in Kebon tjandi (27,2%), Grati (38,5%) en Pasoeroean buiten de gemeente (35,3%; in Pasoeroean; Modjosari (24,8%) en Djaboeng (38,1%) in Modjokerto; Ngandjoek buiten de kota (27,1%) en Waroedjajeng (22,8%) in Ngandjoek; Toempang (38,1%), Singosari (30,8%), Kepandjen (28,3%), Boeloelawang (23,9%) in Malang 2); Bangil buiten de kota (32,2%) en Poerworedjo (29,6%) 3); Pro bolinggo buiten de gemeente (30,4%) en Tongas (21,4%); Ngoro (25,3%) en Djombang buiten de kota (21,1%) ; Taman (26,9%) in Sidoardjo 4 ) ; Kediri buiten de gemeen te (36,8%) en Modjoroto buiten de gemeente (25%) in Kediri 5). Lage relatieve cyfers van het aantal losse koelies zijn gevonden in Toeban (7%), Bodjonegoro (3,7%), Lamon gan (4,6%), Ponorogo (5,2%), Patjitan (0,6%), Treng galek (5,9%), Loemadjang (7,7%), Djember (1,9%), Ba njoewangi (4,4%), Bondowoso (3,8%), Panaroekan (5,7%), Bangkalan (2%), Sampang (1,3%), Pamekasan (0,4%), en Soemenep (2,1%), dus voornamelijk in de streken niet de minste differentiatie in de beroepen, doch ook in dunbevolkte immigratiegebieden (Loemadjang, Djember, Banjoewangi). Enkele andere beroepen van beteekenis. V ruehtenteelt en tuinbouw zijn alleen van belang in de districten Bang kalan buiten de kota (99 m. en 267 vr.), Poedjon (234 m. en 208 vr.) en Kebontjandi (180 m. en 117 vr.) en in de kota Bangkalan (133 m. en 246 vr.). Van meer beteeke nis is de visscherij in de in nevenstaand tabelletje opgenomen regentschappen. Op merkelijk zijn de hoo ge cyfers van Soeme nep speciaal van de vrouwelijke visschers; van de ruim 9 000 van deze vrouwelijke visschers zijn er 5 178 (tegen 997 mannen) in het district Sepoedi geteld. 2) De cijfers van Pagak (2,4%) en Toeren (9,6%) zijn veel lager. 3) De beide andere districten hebben cijfers beneden 10%. *) Krian heeft een heel laag cijfer (7,9%); Sidoardjo buiten de kota 17,1% en Porong 15,9%. 5) Pare buiten de kota (12,2%), Ngadiloewih (12,7%) en Papar (8,2%) hebben veel lager cijfers. V °oral liet district Kampak. \n Kangean is 10,3% van de beroepsbeoefenaars visscher (1042 m. en 25 vr.), in Sepoedi ruim 16%. op Bawean slechts 2,4% (344 m. en 73 vr.). Van weinig beteekenis is de visscherij in Sidoardjo (1,9% van het totaal aantal beroepsbeoefenaars), Soera baia (1,4%), Bangil (1,5%), Kraksaan (1,4%) en Banjoe wangi (bijna 1%). van nog minder beteekenis aan de zuidkust. De veeteelt is in eenige regentschappen niet on beteekenend. Zooals boven blz. 87 al werd mede gedeeld zijn de meeste beoefenaars van dit beroep veehoeders. Daarom zijn de relatieve cyfers van de Madoerasche regentschappen waar het vee meer ge- beroep zijn er 4 259 in het district Timoerlaoet, verder 1 296 in Sepoedi en 922 in Baratdaja geteld. Opmerkelijk is dat in dit regentschap het aantal vrouwelijke beoefe naars (in Timoerlaoet 2 992. in Sepoedi 979 en in Barat daja 603) van dit beroep grooter is dan het aantal mannelijke. In Soemenep (vooral in den Sepoedi-archipel) is het aantal beoefenaars van het beroep: verzameling van plant aardige natuurproducten (hout sprokkelen, gras snijden enz.) nog al groot, in totaal 2 208 mannen en 5 887 vrou wen. Het beroep zoutwinning telt op Madoera de meeste be oefenaars in Sampang (3 627 m. en 1878 vr., in totaal 3,3% van alle beroepsbeoefenaars), Pamekasan (765 m. en 615 vr. of 1,1%) en Soemenep (3 901 m. en 1208 vr. of 1,9%). Aantal vrouwelijke landbouwers. Het percentage vrou- wen dat landbouwer is, is in Oost-Java hooger dan in West- Java. Maar vermoe delijk is het cijfer van de genoemde provin cie evenals dat van Midden-Java en de Vorstenlanden i) te hoog. Van 55 regentschappen van West- en Midden-Java en de Vorstenlanden hebben er 39, d.i. 70%, cijfers beneden stald wordt, zooveel lager; Bangkalan telt 2 510 beoefenaars van dit beroep of 1,4% van het totaal aantal beroepsbeoefenaars, Sampang 1 544 of nou niet 1%, Pamekasan 1 095 of 0,9% en Soe menep 7 937 of 2,9%. Soemenep heeft dus het hoogste relatieve cijfer: van de 7 937 beoefenaars van dit de 10. Ook in Oost-.lava heeft het meerendeel der regen*' schappen (22 van de 32) zulke lage cijfers. Alleen & regentschappen Magetan (11,5%), Djombang (16,7$ Loemadjang (10,7%), Kraksaan (29,6%), Djember (22,4%), Banjoewangi (15,1%), Bondowoso (12% ), Bang kalan (13,4%), Pamekasan (16,4%) en Soemenep (14,45) hebben hoogere cijfers. Die van Kraksaan en Djember z ] J n zeker te hoog, ook die van Magetan, Djombang e Banjoewangi (zie boven blz. 85 en beneden). Gehuwde en niet-gehuwde landbouwers. In teksttaD" No. 25 op blz. 96 vindt men van ieder der geslachte" hoeveel % van de gehuwde en hoeveel van de 11ie ' gehuwde beroepsbeoefenaars landbouwer is. De bespre king dezer cijfers moet beperkt blijven tot enkel opmerkingen. Van de gehuwde mannelijke beroepsbeoefenaars is cc grooter percentage landbouwer dan van de niet-gehuwde van de laatsten beoefent dus een grooter gedeelte cc beroep buiten den landbouw. Bij de vrouwen is het J lllS omgekeerd. Van de gehuwde vrouwelijke beroepsbeoei ' naars is dus in het algemeen een grooter percentage : beroepen buiten den landbouw werkzaam dan van niet-gehuwde vrouwelijke beroepsbeoefenaars. Ben uitzon dering geven de regentschappen Grisee, Djombanei Modjokerto, Sidoardjo, Bangil, Kraksaan, Djember en Banjoewangi; in Djombang, Kraksaan en Banjoewang 1 " het verschil tusschen de percentages van gehuwden e niel -gehuwden groot. Eenige dezer regentschappen hebben een groot aanta gehuwde vrouwelijke landbouwers. Dit blijkt wanneer m e het percentage gehuwde vrouwen, dat landbouwer berekent. Dit percentage va» Oost-Java is, even"* dat van Midden-k 1 V!l en de Vorstenlanden te hoog 2). |„ 22 va» de 32 regentsclnipr 011 is dit percentage be neden 10%. Van <- ]e 12 overige regent- schappen zijn de cijfers in ncvenstaand tabelletje opg e ' nomen. In Midden- Java en de Vorsten landen is gebleken da cijfers boven de in den regel een e volg waren van e te ruime definitie va het begrip \ vrouwelijke landbou wers. Het cijfer v:,n te Kraksaan is zeker hoog, evenzoo aai de andere regentschappen (zie boven blzz. 8S 86 i) Zie Volkstelling 1930 deel II blz. 86. -•) Zie Volkstelling 1930 deel II blz. 85. 92 INDEELING VAN DE INHEEMSCHE BEROEPSBEOEFENAARS NAAR BEDRIJVEN IN OOST-JAVA. CLASSIFICATION OF THE NATIVES ACCORDING TO OCCUPATIONS IN E AST-J AVA i). — Subsidiary table No. 23. n ghsh translation of the denomination of the occupations on pages 84—85. 93 Teksttabel No. 23 (vervolg). INDEELING VAN DE INHEEMSCHE BEROEPSBEOEFENAARS NAAR BEDRIJVEN IN JAVA EN MADOERA. CLASSIFICATION OF THE NATIVES ACCORDING TO OCCUPATIONS IN JAVA AND MADURA *). Teksttabel — Subsidiary table No. 24. !) English translation of the denomination of the occupations on pages 84 —85. 94 No. 24 (vervolg). 95 AANTAL LANDBOUWERS PER 100 BEROEPSBEOEFENAARS VAN ELK GESLACHT EN BURGERLIJKE STAAT. NUMBER OF PEASANTS PER 100 WORKERS OF EQUAL CIVIL CONDITION. Teksttabel — Subsidiary table No. 25. BELANGRIJKSTE BEROEPEN VAN DE GEMEENTE SOERABAIA. THE MOST IMPORTANT OCCUPATIONS OF THE MUNICIPALITY SOERABAIA i). Teksttabel — Subsidiary table No. 26. *) English translation of the denomination of the occupations on pages 84 —85. 96 Jkttabel No. 26 (vervolg). 97 SUMMARY IN ENGLISH. 1. C o 111 men t s o n the reliability of the figures. To save space at this point readers are referred to Part 1 of the Census of 1930 in Netherlands India pp. 92 to 96, for comments on the reliability of the data. We shall speak here only of the reliability of the actual figures. (a). Numerical strength and territoria! distribution. (Chapter II). The degree of reliability of these figures may be regard ed as high; higher, however, in the country districts than in the cities. It is indeed a pity that the organi sation of the enumeration in the capital of the provinee, Surabaya, could not be aceomplished in the same reliable way as in the other large cities of Java; the figures for Surabaya do not deserve the same degree of confidence as, for instance, those of Batavia and Samarang. . It is not improbable that incorrect information was occasionally given to the tellers in respect to the criteria determining the racial group of the enumerated, and the legality of marriages and legitimation of children. It was also remarked here and there during the local control and the subsequent working up of the figures that the divisions between the various racial groups were not al ways kept equally sharply in mmd by the tellers, espècially in the large urban districts. (b). Races. (Chapter III). In the municipality of Surabaya the race of a consi derable percentage of the inhabitants is unknown as a result of incorrect filling in of the census sheets. Por the rest, the figures possess a high grade of reliability. (c). Movements of the inhabitants. (Chapter ÏV). When reviewing the figures for the districts it was ob served that an extraordinarily large number of persons had given as the District of their birth the District bearing the same name as the Regency in which they were bom. It is practieally certain that many of them have erroneously given the Regency of birth instead of the District as was asked. It is, however, probable that this error was only made by those residing at the time of the census outside the Regency where they were bom. During the taking of the census information was received from various soure.es that many persons, either at the request of their village headmen or on their own initiative, had returned to their villages to be enumerated there. It is highly probable that a large percentage of these persons, if they had not returned home, would have belonged to the group of temporary residents. (d). Civil condition and age. (Chapter V). A mistake often made by the tellers was the omission to fill in the column "unmarried" for non-adults. To this is to be ascribed the rather high percentage of -'unknown civil condition" amongst the non-adults. were not. It is impossible to say with eertainty to what extent sonie districts widows and perhaps also widowers ha been included with the divorced since in the n-n' languages there used the same word could serve for elt" In large cities, and in general where the tellers w e not personally aequainted with the enumerated, it is P r bable that a few unmarried woraen have maintained t& they were married through shame of admitting that t v ■> state. the Polygamy was in all probability kept secret ni towns and other places where the tellers could not easw control the data on this subject; in rural districts eo cealnient was unnecessary and impossible. The nu» 1 of wives was often not entered in the column assigned that (juestion, and in such cases the Census Bureau forced to regard the number of wives as unknown may, however, be assumed that in the majority of TlU ' cases the man was married to one wife only. The nuffl of persons reported as married monogamously is, th e f ore, slightly too low. The relationship between the age-groups is given Regencies in subsidiary table No. 11 inserted into text on page 52. Since the native inhabitants have little exact knowledge of their ages, certain social group which are closely connected with the age of the suW have been made use of in this connection. In the f 1 group were included normal children who could not J walk; in the seeond group the rest of the non-adults; in the third group the adults. As a rule it was assu in that girls were to be regarded as adult when they vv marriageable and boys when they were capable of 8° to work. It was specifically impressed on the tellers eve -j where that not all married girls need necessarily be a< The determination of the criterion of the first g r (the childeren who could not yet walk) presented difficulties. It was more difficult for the tellers to the border-line between groups IL and 111, that is T " '', between the non-adults and the adults. The criterion boys being fit for work and girls for marriage could ° (but espècially the latter) be determined either al° the fields or elsewhere was considered sufficiënt. In general these figures may be received with fud fidence. ..* ft Data according to the aetual number of years 01 which might only be given by persons who were <J ccrtain of their age in years, proved unsuitable for P cation. physical or social lines. f From the reports of certain of the regional leader the Census the impression is obtained that in the r& & * ity of districts it was the physical criteria that % used for determining this question of adult or non-a Thus in the case of the girls the onset of the cataro and in that of the boys simply the fact that they apP e physically capable of doing their share of the > v ° r (e). Types of Houses and Heads of Families. (Chapter VI). . is n ot In East Java the percentage of houses where it s known to which group (stone dwelling houses, l r other than stone but with permanent roofs. and ° 98 99 Uses) they belong is less than 1%. Amongst others are . uded m this group all foundations and institutions "'• the tellers have not classified sueh dwellings. In the ltm ieip a lity °f Surabaya this percentage is, however, ? Ulte ni gb, namely 7%, because the group to which many USe s belong was not mentioned. li ] s not probable that the unusually small relative 'iniber of married male heads of families in the Regen es of Toeban, Lamongan, Magetan and Ponorogo can blamed on mistakes made by the tellers. However, in e municipality of Surabaya the tellers in general seem have understood that the "head of the family" was e oldest person living in the house instead of the prin- Cl P a l bread-winner. or a further description of the various difficulties that n be met with in enumerating the heads of families he reader is referred to the Census of 1930 in Netherlands ndi <->- Volume I, page 95. '/) Literacy. (Chapter VII). Wer e and there it appears (from other data in the cen lorm, sueh as the occupation and the amount of school -1 that the tellers have left the column concerning ' tera cy blank by mistake. - 1 Komst this must be set the i'act that, especially in cities, where there is a tendency to boast of a slight °wledg e of writing and of the Dutch language, a few s ons will have been entered as literate who could hardly e met the prescribed criteria. '°) Religion,. Chapter VII F). f . '"''"e is nothing to be said about the reliability of the concerning the religion of the Ambonese, Bataks Menadonese, who are nominally Christians. The other Ve s, here as elsewhere in -lava. are nominallv Muham m a<W / Physical disabüities. (Ch -apter IX). , general the figures relating to the number of the , a are more trustworthy than those relating to the '"d-mutes. Although it must be admitted that here and j G ° ne or two persons blind in only one eye have been j, Ge d in the enumeration, the impression is given by relating to the deaf-mutes that many persons Were onlv deaf have been included. In particular, al na ve often been made by including the senile deaf ° ll gh this was definitely contrary to the regulations. (i 1 rwi > The workers. Chapter X). the number of married women working in the fields. In some Regencies in many cases the wives of farmers, who only worked sporadically on the land of their own hus bands, were entered as being agrieultural workers. Th Mi e ° ffi( ' ial definition of a "worker" read: "he or she l n r( 'gularly engages in some occupation that contri (s eitn er wholly or in part to his or her support", $Jj Cen *ms of 1930 in Netherlands India, Vol. I, p. 95). f t definition was sometimes interpreted rather too . y where the female workers were concerned, which Pecially obvious from the high relative figures for 2. General remarks about the figures. Introduction. The Province of East Java covering an area of 47,922.5 sq. kilometers (14,813.5 sq. miles) consists of 7 Residencies, 32 Regencies, 149 Districts and 543 Un derdistricts. Private lands with chartered rights are only found in and around the municipality of Surabaya and in the Regencies of Pasoeroean and Lamongan; their number and size are very limited. In addition, there are eight municipalities and many towns called kotas which are listed in table 2. The island of Madura, 4,480.9 sq. kilometers (1,750.4 sq. miles) in area, forms, with the many smaller islands surrounding it and the somewhat more remote Kangean archipelago. the Residency of Madura. The island of Bawean is included in the Regeney of Surabaya. Population figures. (sec tables 1 & 2). East Java has a population of 15.055,712. The number of inhabitants of the private lands with chartered rights is given in table 7 and that of the munieipalities and towns in table 2. The number of Europeans was 63,299: 40.9% of them resided in the large municipality of' Surabaya, 21.2% in the other munieipalities and 9.2% in all the towns taken together. In the munieipalities they form an average of 6.1% of the total inhabitants, but in the towns only 1.3%. In the rural districts the highest figures met with (in districts where there are many sugar factories and estates) are from 2 to 5y 2 per mille. The number of Chinese was 158,487: 61.5% were enumer ated in the munieipalities and towns and 24.5% in the municipality of Surabaya. In some of these munieipalities and towns they formed from 10% to about 12% of the population. The other Poreign Orientals (mostly Arabs) form but a very small part of the inhabitants and live largely in the munieipalities and towns. Of the 14,811,701 natives only 6.4% lived in these munieipalities and towns. There is only one municipality in the district in which more than 100,000 natives were enumerated, namely Surabaya, where there were 271,275 of them or 1.8% of the total native inhabitants of East Java. Relationship of the sexes. (Sec tables No. 3 and 4). For the relationship of the sexes among the non-native population groups the reader is referred to the above mentioned tables. Amongst the natives over the wbole of East Java almost 1,051 women were enumerated per 1,000 men. The Regencies of Bangkalan (with almost 1,163 women per 1,000 men) and Soemenep (with 1,137 women per 1,000 men) show a very high preponderance of women, higher even than that in the Regeney of Garoet in West-Java. The Regencies of Sidoardjo and Bangil have rather more than 1,100 women per 1,000 men. The two first mentioned Regencies lie'in the island of Madura whence many men emigrate either temporarily or for good. It is not known whether emigration is also INHOUD (SUMMARY IN ENGLISH ON PAGE 98). TEKST. blz. blz W« u I tls ch register VII xvii UK *■ Inleiding 1 Ho °fdst uk TT ll - Getalsterkte en territoriale verspreiding d< r bevolking 2 1 - Inleiding 2 . -• Betrouwbaarheid der cijfers 2 hu..,,. .-.. ó - Bevolkingssterkte 2 • De getalsverhouding der geslachten 4 5 - Bevolkingsdichtheid 5 • Bevolkingstoename 11 OfCIS tUkITT r iIJ - Landaarden 15 , *• Inleiding 15 3 V 'T» ;. c - Betrouwbaarheid 15 S 'A T , 6 - Javanen 15 • ■*• D e Madoereezen 10 ■ De Oesingers 17 . ■ De Baweanners 17 • De Tenggereezen 18 s • L)e Soendaneezen 18 t ■ -Ue landaarden der Bnitengewesten 18 * 10 T • leeftijdsgroepen der landaarden 18 -De geslachtsverhouding der landaarden ... 19 Toenam o van de Javanen en de Madoe reezen 20 B 1V - herplaatsing van de bevolking 324 x - Inleiding 24 ~ -o — - • betrouwbaarheid der cijfers 25 • '• i'ühnoj.atje 25 ' 4. Tt». • . . • emigratie 31 5 II ' "Pt aantal tijde!i.jk-aanwezigen 32 ° v ' Lc/tijdsgroepen en Burgerlijke staat ... 89 _ K ] " Inleiding 39 . • Betrouwbaarheid der cyfers ;> >*» De grootte der leeftijdsgroepen 39 _■ Ve Pgelüking met de cijfers van 1920 42 De geslachtsverhouding van ieder der lefJ ftijdsgroepen 43 " De grootte der leeftijdsgroepen 39 ■vergelijking metdecijfersvanl92o42 De gtslachtsverhouding van ieder der le fftijdsgroepen 43 § 6. Burgerlijke staat; inleiding 44 _ 7. Vergelijkingen met de cijfers van den burgerlijken staat van 1920 45 § 8. Burgerlijken staat van onvolwassenen ... 45 § 9. Burgerleken staat van volwassenen 47 § 10. Polygamie (Polyginie) 50 Hoofdstuk VI. Samenwoning i 1. Inleiding 59 2. Betrouwbaarheid der cijfers 59 3. Woningen 60 4. Het aantal zielen per huis 61 5. Vergelijkingen met de cijfers van 1920 ... 62 § 6. Gezinshoofden 63 Hoofdstuk VII. Alphabetisme 68 § 1. Inleiding 68 § 2. De betrouwbaarheid der cijfers 68 § 3. Alphabetisme in het algemeen 68 § 4. Onvolwassen alphabeten 70 § 5. Volwassen alphabeten 71 § 6. Alphabeten zonder schoolonderricht 72 § 7. De Nederlandsch-schrijvenden 74 § 8. Vergelijkingen met de cijfers van 1920 ... 75 Hoofdstuk VIII. Godsdiensten van Amboneezen, Baiak's 'ii Manadoneezen 81 Hoofdstuk IX. Gebreken S 2 § 1. Inleiding 82 § 2. De betrouwbaarheid der cijfers 82 § 3. De blinden 82 8 4. De doofstommen 82 § 5. Blinden en doofstommen 82 Hoofdstuk X. Ve beroepsbeoefenaars 84 § 1. Inleiding 84 § 2. De betrouwbaarheid der cijfers 85 § 3. Het aantal beroepsbeoefenaars 86 . 4. De landbouwers en andere belangrijke beroepen gij Summary in English. III TABELLEN. blz. bl* Hoofdstuk 11. 1. Getalsterkte der bevolking in elk onder district 108—109 2. Getalsterkte der bevolking in de stadsge meenten en andere samenwoningscentra 124 3. Indeeling van de bevolking naar bevolkings groep en geslacht in elk district. Relatieve cyfers 126 4. Indeeling van de bevolking in stadsgemeenten en andere samenwoningscentra naar bevol kingsgroep en geslacht. Relatieve cijfers 131 5. Bevolking van 1930 uitgedrukt in % van 1920. 132 6. Bevolking van de stadsgemeenten en andere samenwoningscentra in 1930 uitgedrukt in % van 1920 136 7. Getalsterkle der bevolking' van de particuliere landerijen, welke op 1 Januari 1932 nog niet afgekocht waren 137 8. Bevolkingsdichtheid en aantal Inlanders per km- bouwgrond 138 Hoofdstuk 111. 9. Getalsterkte van belangrijke landaarden 144 Hoofdstuk IV. 10. Het migratieverband van de, tijdens de telling, aanwezige inheemsche bevolking. Absolute cijfers 156—157 11. Het migratieverband van de, tydens de telling, aanwezige inheemsche bevolking. Relatieve cyfers 158—159 12. Het verband tusschen woondistrict en ge boortedistrict voor de inheemsche bevolking. Absolute cyfers 160 —161 13. Het verband tusschen woondistrict en ge boortedistrict voor de inheemsche bevolking. Relatieve cyfers 162—163 Hoofdstuk V. 14. Indeeling van de inheemsche bevolking naar geslacht en burgerlijken staat per leeftijds groep 166 15. Polygamie bij de inheemsche bevolking 172 Hoofdstuk VI. 16. Gezinshoofden, ingedeeld naar geslacht en burgerlijken staat voor de inheemsche bevol king. Absolute cijfers 174 17. Gezinshoofden, ingedeeld naar geslacht en burgerlijken staat voor de inheemsche bevol king. Relatieve cijfers 175 18. Aantal gezinshoofden ingedeeld naar geslacht per 100 personen van gelijken burgerlijken staat 176 19. Soort der woonhuizen, waarvan de hoofd bewoner Inlander is. Absolute cijfers *' 20. Soort der woonhuizen, waarvan de hoofd bewoner Inlander is. Relatieve cijfers '■' Hoofdstuk VII. 21. Alphabetisme van de inheemsche bevolking. Absolute cyfers ' 22. Alphabetisme van de inheemsche bevolking. Relatieve cijfers x 23. Alphabeten van de inheemsche bevolking, ingedeeld naar hen, die al dan niet lager onderwijs genoten. Absolute cyfers ' 24. Geslachtsverhouding van de alphabeten van de inheemsche bevolking, die al dan niet lager onderwijs genoten ' 25. Aantal alphabeten dat lager onderwijs genoot of genoten had, uitgedrukt in % van het totaal alphabeten * 26. Nederlandsen-schrijvenden van de inheemsche bevolkingsgroep ingedeeld naar hen, die al dan niel Westersch lager onderwijs genoten. Absolute cijfers * 27. Geslachtsverhouding van de Nederlandsch schrijvenden van de inheemsche bevolkings groep die al dan niet Westersch lager onderwijs genoten 28. Aantal Nederlandsen-schrijvenden dat Wes tersch lager onderwijs genoot of genoten had in r /c van het tolaal Nederlandsch-schrijven den 210 Hoofdstuk VIII. 29. Indeeling van de Amboneesehe. Bataksche en Manadoneesche bevolking naar hun gods -91 * diensten " Hoofdstuk IX. 30. Personen met lichaamsgebreken bij de inheeni- Bche bevolkingsgroep 31. Personen met lichaamsgebreken bij de inheem sche bevolkingsgroep, uitgedrukt in °/ 0 o van de totalen per leeftijdsgroep * Hoofdstuk X. 32. Aantal beroepsbeoefenaars en landbouwers van de inheemsche bevolking ' o 33. Aantal mannen en vrouwen, beroepsbeoefe naars, per 100 personen van gelijken burger lijken staat Kaart van de bevolkingsdichtheid van Oost-Java- IV blz. beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 bevolkingsdichtheid 6, 10 ■bevolkingstoename 11 burgerlijke staat 15, 46, 17, 49 geslachtsverhouding 43, 44 gezinshoofden 64, 66 Landbouwers 89, 90 11. 43 spatie 2 polygamie 51 «oningen ' 60, 62, 63 Madoera a 1, 9, 13, 16, 20, 21, 27, 28, 31 Mari ° ereezs n 16, 17, 19, 20, 21, 42, 16 " a Betan (regentschap). -jUphabetisme 68, 70, 71, 72, 75 geroepen 90, 91, 92 beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 -bevolkingsdichtheid 5 - 10 burgerlijke staat 43 geslachtsverhouding gezinshoofden 63, 64, 65, 66 landbouwers 89, 90, 92 leeftijdsgroepen 41, 43 29, 31, 32 Nederlandsch-schrijvenden 75 polygamie 51 «oningen 00, 62, 63 , s (regentschap). 68, 70. 72 «eroepen 90, 91 beroepsbeoefenaars 87, 88 bevolkingsdichtheid 10, 11 bevolkingstoename 11, 12 burgerlijke staat 45, 48, 49 geslachtsverhouding 43, 44 gezinshoofden 63, 66 landaarden 15, 16, 18, 19, 20 radbouwers 89, 90 43 v l f ratie 25. 2(1, 28, 29, 30, 31, 32 p eQ erlandsch-schrij venden 76 51 ~°mngen 60, 62, 63 . 3 ers 18, 19 ' Ilgr atiever band 24 ' "Assers 18> 19 - Mo flJokertn , «rto (regentschap). 68, 70, 72 geroepen 90, 91, 92 °ero epsbeoerenaars 86> 87) 88| 89 evolkingsdichtheid 10, 11 evolkingstoename 11, 12, 13 urgeriij ke staat 46, 47, 49, 50 b rekkigen 82 esiachtsverhouding 43, 44 gezinshoofden 63, 66 89, 90, 92 gratie 28, 29, 30 Tv.l rlan dsch-schrijvenden 75 iv y Samie 51 w on m ge n 62 ° n alit eit eit 5, 13, 49 Vi teu ~ l •■ 5, 12, 13, 41, 42 eat »dJoei,- , '* «regentschap). 68, 70, 71, 72, 75 groepen .. 90, 91, 92 86, 87, 88, 89 bevolkingsdichtheid 6, 10, 11 Bn, Olkil >Sstoename 12 staat 47, 48 ekkigen 82 Machtsverhouding 4, 43, 44 .... 63, 65, 66 89, 90 hf ft 9dsgroepen":::::::: ::::::::::::::::::::::.: 43 v'fatie ...... 26, 29 p^erlandsch-schrijven' den 75, 76 IpOgamie 51 ° mn Sen 60, 62, 63 blz. Ngawi (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 71, 72, 75 Beroepen 90, 9ij 92 Beroepsbeoefenaars : 86, 87, 88 Bevolkingsdichtheid 5, 6, 10, 11 Burgerlijke staat 47, 48, 49 Geslachtsverhouding 4, 43, 44 Gezinshoofden 64 Landbouwers S 9, 90 .Migratie 26 Nederlandsch-schrijvenden 75 Polygamie ._ 51 Woningen '. gf>, 62, 63 O Oesingers 17, 19, 20. Ondernemingen 17, 21, 28 Ongehuwden 45, 47, e.v. Onvolwasscnen (zie leeftijdsgroepen I en II). Oost-Java (cijfers) 1, 2, 3, 4, 5, 10, 11, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 25. 26, 32, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 47, 49, 50, 51, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, :68, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 81, 82, 86, 87, 88, 89, 90, 92 Overheidsdienst 85 P Pamekasan (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 73, 75 Beroepen 91, 92 Beroepsbeoefenaars 87, 88 Bevolkingsdichtheid 5, 10, 11 Burgerlijke staat 46, 47, 48, 49, 50 Geslachtsverhouding 4, 43, 44 Gezinshoofden 63, 65, 66 Landaarden 19, 21 Landbouwers 89, 90, 92 Leeftijdsgroepen 41, 42, 43 Migratie 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33 Nederlandsch-schrijvenden 75. 7$ Polygamie .50, 51 Woningen 62, 63 Panaroekan (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 73 Beroepen 90, 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 89 Bevolkingsdichtheid 5, 10 Bevolkingstoename ....'. 12 Burgerlijke staat 46, 48, 49 Gebrekkigen , 82 Geslachtsverhouding !3, 44 Gezinshoofden 65, 66 Landaarden : 16, 19, 21 Landbouwers 89, 90, 92 Leeftijdsgroepen 40, 42 Migratie 26, 28, 32, 33 Nederlandsch-schrijvenden 76 Polygamie 51 Woningen , 62, 63 Particuliere landerijen 1, 3 Pasoeroean (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72 Beroepen 90, 91 Beroepsbeoefenaars 87, 88 Bevolkingsdichtheid 10, 11 Bevolkingstoename 13 Burgerlijke staat 45, 48, 49, 50 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 4, 43, 44 Gezinshoofden 63. 65, 66 Landaarden 15, 16, 18, 19, 20 Landbouwers S 9, 90 Leeftijdsgroepen 43 Migratie 28, 29, 30, 31, 32, 33 Polygamie 51 Woningen 60, 62, 63 Patjitan (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 71, 72, 75 Beroepen 91 Beroepsbeoefenaars S 6, 87, 88 Bevolkingsdichtheid s', 10', 11 Bevolkingstoename 12 Burgerlijke staat 45, 46, 47, 49, 50 Geslachtsverhouding 43, 44 Gezinshoofden 64, 66 IX TABLES. Ster n. page. }■ p opulation of each subdistrict 108—109 p opulation of the municipalities and other centra of population 124 '■-lassifieation of the population aecording to ra ce and sex in each district. (Relative numbers) 126 "opulation of the municipalities and towns. (Kelative numbers) 131 *" Population of 1930 in % of 1920 132 Population of the municipalities and other ( ' ( '» tra of population of 1930 in % of 1920 ... 136 *■ °pnlation of the private lands, still being sueh on the first of January 1932 137 'J'iisity of population and numbers of Natives P ol ' square kilometre native lands 138 V r m Numbers of some important races and tribes. 144 Ster 10. Ar; """fation of the native population present 'Uiring the census. (Absolute numbers) 156 — 157 -''«'i'ation of the native population present 'hiring the census. (Eelative numbers) 158—159 "nnection between the district of doinicile ' l "d the birthdistrict of the native population. ~ Absolute numbers) 160-161 i-i. ( . '""lection between the district of doinicile a,l d the birthdistrict of the native population. ' R, 'lative numbers) 162—163 a Pte r v U. ~, ... J a ssifieation of the native population accor ( ' n g lo sex and civil condition per age u l )(,li «d 166 'O. I> , " 01 ygamy of the native population 172 V Vl 16. s ' x and civil condition of the heads of ]? ;in >ilies. (Absolute numbers) 174 M x and civil condition of the heads of ■■■ it\ii . < • 11 ■ t i i i < ' i i v/j. 1,1 n_. iiv.i>.<>i \Ji ''""'lies. (Relative numbers) 175 page 18. Sex of the heads of families per 100 persons of equal civil condition 176 19. Type of dwellings, the principal inhabitant of which being a Native. (Absolute numbers). 177 20. Type of dwellings, the principal inhabitant of which being a Native. (Relative numbers). 178 Chapter VII. 21. Literacy of the native population. (Absolute numbers) 180 22. Literacy of the native population. (Relative numbers) 186 23. Native literates, classified as to having received schooling or not. (Absolute num bers) 191 24. Sex-proportion of the native literates 196 25. Literates with elementary edueation, in % of total literates 200 26. Western elementary schooling of Dutch Lite rates (Natives). (Absolute numbers) 201 27. Sex-proportion of the Natives owning Dutch literacy 206 28. Percentage Dutch literates with Western ele mentary edueation 210 Chapter VIII. 29. Religion of the Ambonese, Batak and Manado nese population 212 Chapter IX. 30. Infirmity amongst the native population 214 31. Infirmity amongst the native population in o/ 00 215 Chapter X. 32. Number of Natives exercising an occupation and peasants 218 33. Number of males and females exercising an oceup.it ion per 100 persons of equal civil condition 222 Map showing the density of the population of East-Java. V ALPHABETISCH REGISTER. -V blz. (definitie) 68 Meezen 18f 19 Snaren, z i e Overheidsdienst. B Band^e 2e „ 1S) 19 8U (regentschap). ph'habetisme 68, 70, 72, 73, 75 geroepen !)0, 91, 92 beroepsbeoefenaars 87, 88 bevolkingsdichtheid 5, 10 bevolkingstoename 11 ïWgerlijke staat 15, 48, 49, 50 gebrekkigen 82 geslachtsverhouding 4, 43, 44 gezinshoofden 65, 66 15. 16, 19, 20 landbouwers 89, 90, 92 leeftijdsgroepen 42, 43 29, 30 -ederlandsch-schrij venden 75 polygamie 51 koningen 00, 62, 63, 65 :l (regentschap). 68, 70. 72, 73, 75 "eioepen 91, 92 beroepsbeoefenaars S 6, 87, 88 bevolkingsdichtheid 10 ergerlijke staat 45, 46, 47, 18, 49, 56 82 4, 43, 44 'shoofden 63, 65, 66 J-andaarden 19, 21 J-andbo ln \(rs SH, 90, 92 leeftijdsgroepen 41, 42, 43 27, 29. 30, 31, 32 75, 76 ' amie 51 61, 62, 63 tiental 3 -regentschap). "betisme 68, 70, 72. 75 geroepen 90, 91, 92 oefenaars S 6, 87, SS dichtheid 5, 10 stoename 11, 14 ° l »'gerlijke staat 45, 46, 47, 49, 5e achtsverhouding 4, 5, 20, 43, 44 gezinshoofden 63, 65 pndaarden 16, 17, 18, 19, 20, 21 89, 90, 92 'tijdsgroepen 40, 43 atie 25, 26, 28, l\, 32 rlandsch-schrijvenden 75, 76 51 'igen 61, 02, 63 'Va,, " 1, 9, 12, 13, 20, 32 e an- e . nner s 17, 18, 19, 20, 41 etl( ien 85j gg ' tu res ( Z j e ondernemingen). Ö6t0 *Pen. er initie 84 "oor vrouwen uitgeoefend 88, 92 in Oost-Java 86 beoefenaars. an -tal in Oost-Java 86 "efinitie 84 ln gemeenten en'kota's 88 - 8!) e Psg roepen g 4 . Schema 84 e tr u *baarheid der cijfers 2, 15, 25, 39, 50, 59, 68, 81, 82, 85 blz. Blinden 82 Blinden, die doofstom zijn 82 Blitar (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 71, 72, 75 Beroepen 17, 90, 91 Beroepsbeoefenaars 87, 88 Bevolkingsdichtheid 10 Bevolkingstoename n, 12 Burgerlijke staat 45, 47 Geslachtsverhouding 43, 44 Gezinshoofden 63, 65, 66 Land aard en 21 Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 41, 43 Migratie 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 33 Nederlandsch-schrijvenden 75, 76 Polygamie 50, 51 Woningen 62, 63 Zielental 3 Bodjonegoro (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 71, 72, 75 Beroepen 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 Bevolkingsdichtheid 5, 6, 10, 11 Bevolkingstoename 11 Burgerlijke staat 46, 48 Geslachtsverhouding , 43, 41 Gezinshoofden 64 Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 41, 43 Migratie 27, 29, 30 Xederlandsch-schrij venden 75, 76 Polygamie 51 Woningen 62 Zielental 3 Bondowoso (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 75 Beroepen 90, 91 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88 Bevolkingsdichtheid 5, 10 Bevolkingstoename 11, 12 Burgerlijke staat 46, 49 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 19, 43, 44 Gezinshoofden 65, 66 Landaarden 16, 19, 21 Landbouwers 89, 90, 92 Leeftijdsgroepen 41, 42, 43 Migratie 30, 32 Xederlandsch-schrij venden 75, 76 öt Woningen 62 Bouwgronden (definitie) 2 C Chineezen -• 3, 4, 11 Concentratie van bevolking in steden 3. 1 D Daglooners 85, 86, 88, 90, 91 Djember (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 73, 75 Beroepen 90, 91 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 Bevolkingsdichtheid 5, 10 Bevolkingstoename n Burgerlijke staat 45. 46. 49, 50 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 20, 43, 44, 45 Gezinshoofden 63, 65, 66 Landaarden 16, 17, 18, 19, 20, 21 Landbouwers gfl, 90, 92 Leeftijdsgroepen 43 Migratie 25, 26, 28, 30, 31, 32. 33 Nederlandsch-schrijvenden 75, 76 Polygamie 50, 51 Woningen 62, 63 Zielental 3 VII blz. Djombang (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 73, 75 Beroepen 90, 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 Bevolkingsdichtheid 5, 6, 10, 11 Bevolkingstoename 11, 12, 13 Burgerlijke staat 46, 47, 49, 50 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 43, 44 Gezinshoofden 63, 66 Landaarden 21 Landbouwers 89, 90, 92 Leeftijdsgroepen 43 Migratie" 26, 27, 28, 29, 30, 32 Nederlandsch-schrijvenden 75, 76 Polygamie 51 Woningen 61, 1:2, G 3 Zielental 3 Doofstommen 82 E Echtscheidingen 50 Emigratie 31, 32 Europeanen 2, 3. 4. 11 G Geboortecijfers, zie Nataliteit. Geboortedistrict of -onderafdeeling (definitie) 24 Geboorteoverschot 41, 43 Gehuwden 44, 45, 48 Gescheidenen 45, 49, 50 Geslachtsrijpheid van Javaansche meisjes 40 Gezin (definitie) 59 Gezinsgrootte 66, 67 Gezinshoofd (definitie) 59 Godsdiensten (alleen van Amboneezen, Batak's en Manado neezen) 81 Grisee (regentschap). Alphabetisme 68. 70, 72, 73, 75 Beroepen 91 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88 Bevolkingsdichtheid 10 Bevolkingstoename 11, 14 Burgerlijke staat 45. 46, 47, 4S. 49, 50 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 4, 43, 44 Gezinshoofden 63, 64, 65, 66 Landbouwers 89, 90, 92 Leeftijdsgroepen 41, 43 Migratie 29 Nederlandsch-schrijvenden "5 Polygamie 50, 51 Woningen 61, 62, 63 H Handel (definitie) 85 Huizen, zie woningen. Huwelijken. Aantal 50 Kinderhuwelijken 46, 47 I Immigratie. Definitie 25 In steden 29, 30 Van buiten Oost-Java 25 e.v. Inlanders (definitie) 2 Inwoners, aantal — per huis 61, 62, 63 J Javanen 15, 16, 19, 20,21, 42 Jongensoverschot onder de geborenen 4 bl*- Java en Madoera (cijfers) 2, 3, 4. ö. gj ! 1. 25. 32, 40, 42, 43, 44, 45, 47, 49, 50, 51, 60, 61, 62, 1- : 65, 66, 67, 6S, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 82, 86, 87, 88, 89, 90, K 9 Kangean-archipel ••• Kediri (regentschap). Alphabetisme 68, 70, Tli Beroepen 90, 9j' Beroepsbeoefenaars 86, 80 Bevolkingsdichtheid •. '■ jl Bevolkingstoename ' 4; Burgerlijke staat ;' 41 Geslachtsverhouding 4j> 55 Gezinshoofden 90 Landbouwers 8 Leeftijdsgroepen Migratie 25. 26, 27, 29, Polygamie Woningen Zielental Koelie roepa-roepa, zie daglooners. Kota (definitie) ■ Kraksaan (regentschap). ,t Alphabetisme 63, 70. Beroepen 90, 91> J 9 Beroepsbeoefenaars 86, 87, SS, Bevolkingsdichtheid 5, 19' 50 Burgerlijke staat 45, 48. Geslachtsverhouding 19, Gezinshoofden 63, 65, 6». Landaarden 16. 19' gj Landbouwers 89. 90. Leeftijdsgroepen 40, 41, Migratie Nederlandsch-schrijvenden 51 Polygamie s{j' 6" Woningen *>- • Zielental L Lamongan (regentschap). -5 Alphabetisme 68, 70, 72, "3. Beroepen ":' Beroepsbeoefenaars 86, 87, 8»' j 0 Bevolkingsdichtheid j!' ii Burgerlijke staat 45, 46, 17, 4»> Gebrekkigen Geslachtsverhouding ;'," Gezinshoofden <j<! Landbouwers °" .|3 Leef tij dsgroepen ■ - • JS Migratie ' Nederlandsch-schrijvenden •;'' 51 Polygamie jjjj' g 3 Woningen 61, 6 "' 3 Zielental " J 6 Landaarden (groepeering) Leeftijdsgroepen. jj I : 12, 19, 39, 40, 41' i:\ II 19, «J- u 111 19, 40, 41, **' Loemadjang (regentschap). 1' Alphabetisme 68, ' ' 9I Beroepen •■ „<,' S' Beroepsbeoefenaars S 6, 87, ' jO Bevolkingsdichtheid •.■,' 1* Bevolkingstoename ,n' 5" Burgerlijke staat ,g' 4* Geslachtsverhouding r g' 6^ Gezinshoofden 63, » • jO Landaarden 15, 16, 18. £ 9? Landbouwers 89. ' i Leeftijdsgroepen 40, ' $' Migratie" 26. 28, Polygamie Woningen M Madioen (regentschap). „„ 1" CQ (V, n l) Alphabetisme °°' 91, Beroepen VIII blz. Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 41 Migratie 28 Nederlandsch-schrijvenden 75 Polygamie 50, 51 Woningen 61, 62, 63 Polygamie 50, 51 Ponorogo (regentschap). Alphabetisme 6S, 70, 71, 72, 75 Beroepen 90, 91, 92 Beroepsbeoefenaars 87, 88 Bevolkingsdichtheid 10 Bevolkingstoename 13 Burgerlijke staat 45, 47, 4S Geslachtsverhouding 4, 5, 43, 44 Gezinshoofden 63, 64, 65, 66, 67 Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 41, 43 Migratie 28, 29, 30, 31, 32 Nederlandsch-schrijvenden 75, 76 Polygamie 50, 51 Woningen 60, 62, 63 Probolinggo (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 75 Beroepen : 90, 91 Beroepsbeoefenaars 87, 88 Bevolkingsdichtheid 10, 11 Burgerlijke staat 45, 48 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 43, 44 Gezinshoofden 65, 66 Landaarden 16, 18, 19, 20 Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 42, 43 Migratie 27, 28, 30, 31, 32 Nederlandsch-schrij venden 75 Polygamie 51 Woningen 62, 63 Zielental 3 S Sampang (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 72, 73 Beroepen 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88 Bevolkingsdichtheid 10, 11 Burgerlijke staat 45, 46, 47, 48, 49, 50 Geslachtsverhouding 43, 44 Gezinshoofden Landaa rden 19 Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 41, 42, 43 Migratie 27, 29, 30, 31, 32, 33 Polygamie 51 Woningen 62, 63 Schoolonderricht (definitie) 68 Sepoedi-archipel 9 Sidoardjo (regentschap). Alphabetisme 68, 69, 70, 72 Beroepen 90, 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 Bevolkingsdichtheid 5, 10 Bevolkingstoename 11, 12, 13 Burgerlijke staat 46, 47, 49, 50 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 4, 43, 44 Gezinshoofden 63, 64, 65 Landbouwers 89, 90, 92 Leeftijdsgroepen 40, 41 Migratie 27, 28, 29, 30, 32 Nederlandsch-schrij venden 76 Polygamie t. 50, 51 Woningen 60, (fl, 62, 63 Soemenep (regentschap). Alphabetisme 6S, 70, 72, 73 Beroepen 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88, 89 Bevolkingsdichtheid 10, 11 Bevolkingstoename 12, 13 Burgerlijke staat. , 45. 46, 47. 48, 49, 50 Gebrekkigen 82 Geslachtsverhouding 4, 43, 44 Gezinshoofden .., 63, 65, 66 Landaarden 19 Dis- Landbouwers 89, 90, Leeftijdsgroepen 41. „j Migratie 26, 27, 28, 29, 31, 32, ', 6 Nederlandsch-schrijvenden ■ •• jj Polygamie 50, Woningen 60, 61, 62, Zielental "1 Soendaneezen 18, 19- Soerabaia (gemeente). . Administratieve indeeling ••■ -j Alphabetisme 69 71, 72, 73, jj Beroepen .j Bevolkingsdichtheid ■ <fl Bevolkingstoename H' jj Burgerlijke staat 46, Geslachtsverhouding •• gj Gezinshoofden 63, 65, ,j Immigratie 25, 26, 29, 30, Landaarden 15, I®' 05 Landbouwers g Leeftijdsgroepen 41, Mortaliteit -5 Nederlandsch-schrijvenden ""*• g| Woningen • • • 4 Zielental 3, Soerabaia (regentschap). 1» Alphabetisme 68, 70. Beroepen 91, j» Beroepsbeoefenaars S 6, 87, 88. Bevolkingsdichtheid 5, 8, Bevolkingstoename 11, -;' 1? Burgerlijke staat - 45. Gebrekkigen Geslachtsverhouding Gezinshoofden 63, 64, ' Landaarden 15. Landbouwers Leeftijdsgroepen 40, 41, .-.» Migratie 26, Nederlandsch-schrijvenden ' Polygamie Woningen Zielental : '' Steden 3, 10. 30, 33, 41, 46, 47, 48, 49, 61, 63, 65, 69, 71, 73, 71, BS, 89' Sterftecijfers Suikerfabrieken ' T Tenggereezen Tijdelijk aanwezigen Toeban (regentschap). -' Alphabetisme 68. " • Beroepen \ ; Beroepsbeoefenaars 81:. 87, ? ' jO Bevolkingsdichtheid 5, ' <■', Bevolkingstoename H> ,[■' ! Burgerlijke staat 45, •''■ Geslachtsverhouding Gezinshoofden Landbouwers Lee f tij dsgroepen .-,'-. "j Migratie -. Polygamie ~. Woningen ' ' Zielental '" Toeloengagoeng (regentschap). Alphabetisme 68, 70, "'■ Beroepen Beroepsbeoefenaars ■' jq, IJ Bevolkingsdichtheid °' jt, 1 Bevolkingstoename ;;' 47. *J Burgerlijke staat ' 43, J Geslachtsverhouding g 5, ' Gezinshoofden " §9, 9 Landbouwers Leeftijdsgroepen • •'' • Migraüe 28, 29, 00. , Nederlandsch-schrijvenden ... ,^ Polygamie Woningen X blz. Tr engg a iek (regentschap). Alphabetisme 68, 70, 71, 72 Beroepen 91, 92 Beroepsbeoefenaars 86, 87, 88 Bevolkingsdichtheid 5, 10 Bevolkingstoename 12 Burgerlijke staat 45, 47, 48, 50 Geslachtsverhouding 43, 44 Gezinshoofden 64, 65, 66 Landbouwers 89, 90 Leeftijdsgroepen 41, 43 Migratie 31, 32 Nederlandsch-schrijvenden 76 Polygamie 50, 51 Woningen 62, 63 Zielental 3 V blz. Verhouding der geslachten 4, 5, 43, 44 Volwassenen, zie leeftijdsgroep 111. Vreemde Oosterlingen (andere dan Chineezen) 2, 3, 4„ 11 W Weduwen en weduwnaren 45, 47, 49, 50 Woningen 60, 61 Woondistrict of -onderafdeeling (definitie) 24 Z Zoutwatervischvij vers 8 Zuigelingensterfte 13 XI AANVULLENDE GEGEVENS. Na de Volkstelling zijn in de administratieve indeeling van Oost-Java wijzigingen aangebracht. Natuurlijk kon bij de verwerking der cijfers niet met deze nieuwe indeeling rekening gehouden worden. Wel was het nog mogelijk het in 1930 getelde zielental van de gewijzigde ressorten te berekenen. BEVOLKINGSCIJFERS VAN DE NA 1930 GEWIJZIGDE RESSORTEN. XIII XIV XV XVI VOORWOORD. Met de samenstelling van den tekst dezer publicatie was belast de heer Dr. L. Adam. Aan de vele personen, die bij het opstellen van dezen tekst medewerkten wordt hierbij mijn hartelijke dank betuigd. Het Hoofd van het Tijdelijk Kantoor voor de Volkstelling 1930. Batavia ultimo April 1934. XVII  Hoofdstuk 11. Getalsterkte en territoriale verspreiding der bevolking. Chapter 11. Number and distribution of the population. Hoofdstuk 111. Landaarden. Chapter 111. Races and tribes. Hoofdstuk IV. Verplaatsing van de bevolking. Chapter IV. Migration of the population.  Hoofdstuk V. Burgerlijke staat en leeftijd. Chapter V. Civil condition and age. Hoofdstuk VI. Samenwoning. Chapter VI. Families and houses.- Hoofdstuk VIL Alphabetisme en Schoolonderricht. Chapter VU. Literacy and Education. HOOFDSTUK I. INLEIDING. e provincie Oost-Java beslaat een oppervlakte van 44,0 km 2 (1,4 maal de totale oppervlakte van Neder anc l) en bestaat uit 7 residenties, 32 regentschappen, 149 r ieten en 543 onderdistricten. Er zijn particuliere brijen in en om de gemeente Soerabaia en bovendien £ het in het district Grati van het regentschap Pasoe e an gelegen Kedawoeng en in het district Patjiran van regentschap Lamongan gelegen Dradjat. Uost -Java telt 8 stadsgemeenten: Soerabaia, Malang, - adioen, Kediri, Blitar, Modjokerto, Pasoeroean en Pro ln ggo. De stadsgemeente Soerabaia ligt in twee distric : Soerabaia en Djabakota; kleine gedeelten van die frieten vallen buiten de gemeentegrens. De gemeente -vQisi beslaat een groot deel van het district Kediri en n zeer klein gedeelte van het district Modjoroto. " e t eiland Madoera, 4 480,9 km 2 groot, vormt met eenige ogende eilanden en eilandgroepen zooals de Sepoedi | de Kangean-archipel, ieder een district vormende, de s 'uen.tie van dien naam. Het eiland Bawean behoort fl het regentschap Soerabaia. ez e publicatie geeft in de achter den tekst opgenomen e üen (niet te verwarren met de teksttabellen, die ter elk hoofdstuk van den tekst opgenomen zijn) met '°ndering van de nummers 1 tot en met 8, alleen cijfers de inheemsche bevolking. De cyfers van de andere °lking S g roe p en z ij n opgenomen in de verschenen mono . le van de Europeanen (deel VI van de definitieve «komsten van de Volkstelling 1930) en de nog te publi e 'i uitkomsten betreffende de Vreemde Oosterlingen. e t uitzondering van de tabellen 1 tot en met 8 en 29 , er t met 31 zijn alle cijfers regentschapsgewijze gepu reerd; de meeste tabellen geven echter nog bovendien •1 ers van de stadsgemeente Soerabaia. In den tekst , en . voorzoover de beschikbare ruimte het toelaat, be- Snjke gegevens van de districten, kleinere stadsge enten en kota's (die allen op het Volkstellingskantoor a adplegen zijn) niet onvermeld blijven. Iril 6 rouw baarheid der cijfers komt bij de afzonder bespreking der onderwerpen ter sprake. Over het algemeen kan gezegd worden, dat de graad van betrouw baarheid hoog is; lager is hy wat betreft de gegevens van de gemeente Soerabaia, aanmerkelijk lager dan die van Semarang, Batavia, Meester Cornelis, Bandoeng, Jogja karta en Soerakarta waar uitstekend geteld is. De toelichtende tekst zal zich in elk der volgende hoofdstukken bepalen tot een inleiding waarin de betee kenis van de door den teller verzamelde gegevens uit eengezet wordt; een oordeel over de betrouwbaarheid der cijfers, en tenslotte een toelichtende beschrijving met behulp van de cijfers. Deze toelichtende beschrijving beoogt — in de eerste plaats — een resumptie te geven van de belangrijkste der in de tabellen ge publiceerde cjjfers, ten behoeve van hen, die lust noch tyd hebben om de uitgebreide tabellen te raad plegen en niettemin zich algemeen oriënteeren willen over de behandelde stof. Doch ook voor hen, die zich zetten tot het lezen van de tabellen, kan de toelichting nuttig of noodzakelijk zyn, omdat de meeste cijfers betrekking hebben op geheele regentschappen, en veelal pas begrepen kunnen worden, wanneer daarnaast de districtscijfers ge plaatst zijn; bovendien kan een tabellenlezer, vooral, in dien hij met land en volk niet of maar oppervlakkig be kend is, niet zonder een leidraad, een wegwijzer, die hem voor liet inslaan van dwaalwegen waarschuwt, den weg in het cijfermateriaal vinden. Ten slotte wordt, in de toe lichtende beschrijving getracht de opvallende cijfers te verklaren, een taak, die met behoedzaamheid uitge voerd dient te worden, doch zelfs dan lang niet altijd tot definitieve resultaten leidt. Slechts hier en daar zijn de cijfers vergeleken met die van volkstellingen van andere landen, voornamelijk die van Britsch-Indië en Nederland. Bij de beoordeeling der cijfers van Britsch-Indië heeft men in het oog te houden, dat zij als regel betrekking hebben op de geheele bevol king, zoowel in- als uitheemsche, welk laatste element echter zoo klein is, dat het nagenoeg geen invloed op de cijfers uitoefent. Hoofdstuk VIII. Godsdiensten. Chapter VIII. Religions. Hoofdstuk IX. Lichaamsgebreken. Chapter IX. Infirmity.  Hoofdstuk X. Beroepsbeoefenaars. Chapter X. Natives exercising an occupation.  VOLKSTELLING 1950 DEEL 111 INHEEMSCHE BEVOLKING VAN OOST JAVA CENSUS OF 1930 IN NETHERLANDS INDIA VOLUME 111 NATIVE POPULATION IN EAST-JAVA Auteursrechten voorbehouden; overname van gegevens geoorloofd, mits onder duidelijke vermelding van bron. Copyright rest m tl. Copying allowed ,'/ soi'rc mentioned. DEPARTEMENT VAN ECONOMISCHE ZAKEN LANDSDRUKKERIJ — 1934 — BATAVIA