B IJ ■ L A. A G E C. 10 (rf) Het eeen hier bepaald word omtrent de flrafvonlering Wegens manflag, vechten, enz. kan ons een denkbeeldgeeven va>' de wijze, op welke de rechtsvordering, ter zaake vaa OiisJaaden, gefebisdde. ha- in defen kas , en ist fake, dat goet, fy t»eleyt hebben ir ons landt, weder leiden, hier of daer fulten fy scren t( 1 meer geven , als fy gegeven hebben. Voorrs , fco geven v»y hem, is 't 7.ake, dia vcorfz. coopmanne, of haer gezellen, of hare sefinde van enen fche pe vechten fonder manflag, dac zullen dïe eoopmanneri onder hem verbeteren, fo als redelyk is, is't zake dac lieden van twee fchepen onderlinge vechten, dat zal onze Rechter doen beteren by de coopmanne , die de voorfeide zaken aengaen , ende als 't ware tiat die coopman voorfz. of hare knape buiten jiare fchepen vechten , dat zal onze Rechter doen beteren by decoop • mannen, die de zake niet aengaen voorfeyt, ende als't •ware , dat die coopman voorfz, of hare'krape buitea hare fchepen vechten uit 't landt, dat zullen zij verbe teren na de wetten van den Lande ( d) , en van deze tyt zal niemand zyn geftraft noch m perfoon, noch in goederen, fonder die gecne die daer aen fchuldig zyn, daer en boven hebben v/y die voorfeyde coopm ontfaen, en haer goed te komen, te merren, weder te ke ren achter al ons landt op onze vaste en fikere «eleyde. En waer 't zake dat ymand hem onrecht dede in haer Eerfoon of goederen , wy zullen hem dat onrecht dac cm gedaen is redelyk doen beteren. En waer't zake, dat enige twiftrefe tuffen ons en ons landt, aen d'ene zyde, en den Bifchop van Utrecht , h3ren Heere, ende zyn landt, aen de andere zyde , dat de coopmannen moszen comen binEen onfen Lande met hare coopmanfehappen, op onfen geleide voorfz. Voorts waer 't zk", dat ytnandt hatr goedkoc'te, die coopt zal her gen< * g doen binnen dien zelven dage of hy zal hem fekerheid doen binnen die felven dage, alfoo als fy in vt, ing overeenkomen en verge noegt fyn, die dat goei vercochte hnde is 'e zake dat het'cie coper niet en doet, fo rragdie vercoper na dien dage voori'z. met zvne goede , dac verkocht was, fy oen willedoen. Voorts, zo v/at goederen, foo die toe HOLLANDS 10 (<O D- t- bladz. 153. en 154. (b Maritimae Civitatts, quao Octanum Qtlhigunt L. UI de ütllo Gall C. x.xxiv. (c) Julius Cagfar L. in. C. vin. De pen van handel, de visfcherij en het zuivel aange weezen te hebben: en hunne voornaamfte hand werken zullen derhalven zich in die vroegere tij den tot die voorwerpen bepaald hebben; en bij de ze eerde oorzaak heeft zich eene tweede gevoegd, tot welke de ligging en gefteldheid van het land mede aanleiding gaven. Wij hebben reeds te vooren eeniger maate doen opmerken , dat de koophandel uit Gaüië naar onze Gewesten, door de komft der Romeinen, gedeelte lijk gelokt, en gedeeltelijk verjaagd moet geweest ( a ). Dit verdient eene nadere opmerking. Toen JuliusCefar zijne legers in Gallië bragt, en zij ne bevelhebbers den oorlog, langs de grenzen van Spanje en de kusten van Gallië aan den Oceaan, liet voeren , terwijl hij zelf naar den kant van den Rhijn oproog, had hij, onder anderen, geüjk wij te vooren gezien en aangetekend hebben, aan Crasfus de zorg gelaaten, om de volken 1 ings de kusten van den Oceaan te beoorloogen. Het ge lukte dien Veldoverflen , de bewooners der zeekusten, toen bekend onder de naamen van Vt' Ktti, Unelli, OJistmi, CuriofoHtae , Sefuviï, Aulerci, Rhedoncs, welken hij, Julius Caefar, zee-burger fchapptn noemt (#), en die geagt konnen worden gelegen geweest te zijn, in de gewesten, thans be kend onder den naam van Bretagnt , Normandy's' , voor het gezag der Romeinen te doen bukken (c). Zelfs moet die krijgsheld zijne óverheerfching ver der uitgebreid hebben, want men vindt hem korc daar na gelegerd en zijne winterkwartier-en betrek lende te Anjou (d). HOLLANDS 100 (0) Zie D. I. bl. in. ca volg. en hier voren bl. 47. en volg. lettenheid der fteden in het bijzonder tot zich ge trokken had , te zorgen. De bijeenkomftcn van Ridderfchap en fteden werden menigvuldiger, en maakten de vergaderingen uit, door welk'j tegen woordig de LanJzaaten der onderfcheiden gewes ten van den Staat verbeeld worden. Onze Graa ven lieten hun deze vergaderingen , ten algemee nen nutte, houden. Zij toonden van tijd tot tijd, dat hun het welzijn van de fcheepvaart en koophandel gantsch niet onverfchilligwas(a). Wan neer, in den jaare 1550, Hendrik de 11. Koning van Frankrijk alle goederen , welken op fchepen of rijtuigen, voerende goederen of koopmanfehappen den vijanden toekomende, of die verbooden wa ren , verbeurd verklaarde , liet de Keizer eene diergelijke afkondiging tegen de Franfchen doen ; het welk gelegenheid gaf toe een verdrag tusfehen Frankrijk en de Nederlanden , medebrengende, men van wederzijde geene andere goederen, dan die, den vijand toekwamen , zoude verbeurd verklaaren. Ofschoon een gemeen beJang de menfehen }iet best tot eensgezindheid brengen kan, vooral wanneer het gemeen bdang met gevaar gepaard gaat, zoo was de eensgezindheid en eendragt on der de hollandfche Heden echter niet altijd zoodaa rig , als het vour het algemeen welzijn v/el ver eischt werd. Haare belangen waren verdeeld, naar dat zij den eenen tak van handel meer dan eenen anderen ter harte hadden genomen. De fteden, welke zich op het maaken van lakenen hadden toc legd, haakten, om den handel in wolle, vieriglijfc, ria;;r verbintenisfen met Engeland: z<j , die handel in graanen dreeven, waren meer gefield op de be langen , welke met de Mogendheden en lieden van B Ij L A A G E S.' 100 Eade pen en goederen, na dcfe landen effenden, oft naer an dere quarcieren (niet zijnde onder de fubjeftie van onlc vyanden.) wel verftaende dat fodanige te bcdingenc praunie, ten minllen lyn ais de ingcfetenea defer landen, op de felve plaetfen aen de Compagnie betalen moeten. Alle welcke voorverhaeldc verieke ringen en praemien , alleenlycken te verltaen fyn van fodanige fchepen en jachten: mitsgaders van de goede ren in defelve geladen , die gemonceert fyn na onfen placcate, op de wnpeninge en manninge \an de fche pen , in den jare aciic en twintig!) geëmaneert, ende indien eenige van dien fulex niet verfitn mogten wefen , fal men voor gantsch ongemonteerde fchepen en goe deren ( dacr inne geladen ) twee per cento meerder voor premie betalen, enüe van half gemonteerde een per cento meer als de ordinaire premie. Knde op dat •ns Kewindh<.bberen verfekert ■wefen dat zy in 't aengeven vin de monturo der fche pen, nietniisleyt werden, fullen fy by baer fclven ver mogen , cfte haere gecorainitceerde alle fchepen in zee gaendc , te bezichtigen, en te vificeren , om op de mon ture en de wapjnint>c van dien informatie te nerr-en. £nde werden alle fchepen belaft foo haeft als fy ofie haere reders , ecnige certeparthye gematct hebben , ofte in de komen te liggen, o:n eenige goedo ren in te nemen , ten Cornpcoire van de Compagnie aen te geven, de moncuere rnerderfctiepen, een eynde de Compagnie in 'c aenteyekenen van de aiTurantie, en invorderen van de prsmie, (jch daer na mogen regu leeren, op patne foo de fehippers van fulex te doen in gebreecken blyven, dr.t fy ten behoeve van de Com pagnie, verbeuren fullen , viermael fo veel als de premie van de aflurantie over fchip ende goed fal bedraeghen: waer voor het fchip verbonden , ende executabej fal fyn. De juweelen en 't geen onder de kleynodien gerecekent wert, fo in en uit deze landen gefcheept worden, !ul len met onderlinge verdrag , tuilchen de Compagnie en die fulex verfoeken, verllkert werden: ende by al dien men dies aeng&QDde oiet koode verdragen, fal <;.n civ ielve het recht van veyliogo, daer van hier naer ge flatueere fal werden, naer de rechte waurde beiaelc worden. B IJ L A A G E S. 101 <• 3 ver,- Ende op dar. de Compognie (foo veel doenlyk is) pejliete de pncmie van alle de uyc te fendene waren en fchepeD , en (üllcn ghcen paspoorten eer Convoye aen yemandc "verleent werden , ten f/ hy alvoorea doec filycken mee een biljec van de Bewindhebberen , ofce haeren Commys, -dat de aireurantie van foodanige goe deren en febejjea. behoorelyck aengegeven, ende prSE nne van dien voldnen is; en tot dien eynde fullen de Bewindhebberen op de refpective Comptoiren van Con voyen fetten een gefwooren Commys; die de voorvcr haelde biljetten increcken, ende aen de Itewindhebbe ren overbrengea fal, om die met haerc boeeken ce cou fercereu. AUe de fchaede op eenige gcaffeureerde fchcpen ofte goederen vallende, fullen aen .de befchadigde goetge üaen werden, ter plSerfe daer de piawiie van dien be taelt is, nacr den prys als de felfde ten tyde van de ga èane vciTekeringaeugegeven fyn ,drie maendeo ra dat de Hewindhebberen van de geledene fehaden, volkomcnt lycken fil fyn gebleecken. Wel verftaendc dat defe Compngnie niet verbond. a fal fyn aen de verfekerde gout te doen, eenige haverye, die niec ticti percento en daer boven liedtaegt , er.de me de niet inftaen voor een'ge dcrenfien, ofie arreiten vaa eenige Neutetale ofte Geallieerde Potentaten: foo wnn neer die op eenige reeden, ha ver en of t rivieren ko men te gefchieden, als ook niet voor eenige icliade, die de goederen Cna datfe arm 'c lanc g«brogt zyn ) foude overkoomen ,en voort geen-ige vurlikeringe doen., op fodanige placncn , die onder de getioorfaemhciij van den vyandt ftaeif, noch mede op aifiilcke die by yemanc ('t'fy vriend ofie vyandt) mee oorlogbsmacha niet 'er daedt bcfet ofce beflooten fyn. Voorts ten eynde de Compagnie met foweynigc villatie , en finiitere praftyequer» gekwett worde, als mogelyk is, fal defelve n et gehouden wefen eenige re« ftorne aen yemnnde ( ond;r hoedaenish pretextdic het foude wefen) te veraunncn: meer lullen ia allen ge de betaelde ptcemie bchou-'en. De goederen dïe van buiten in defe lam!en ' , werden, fullea in casdie felve ter kanseïe aen en verteken: fyn , gcrekent werden, volgens den ter plaafca, daer.vaa men die eerft afgefchuept - R IJ K D O M. 101 («) Vai. Hifi. D. V. bL 54- ™ volg, 3 het Noorden, onder welken Lübek toen de eerde plaats bcfloeg, te bezorgen waren. Dezeverfchillen de neigingen openbaarden zich vooraaamelijk, bij gelegenheid, dat de ftad Lubek , niet te vrede, den Koning van Deenemarken, zonder ophouden, tegen de Hollanders op te hitfen, in den jaare 1533 , een fmaldeel oorlogfchepen tegen hen in zee zond, het welk eene diergelijke uitrusting van hunne zij de , ter onderfteuning van hunnen handel in 'c Noor den, vorderde. De poogingen, welken men deed om dezelve te verkrijgen , werden gedwarsboomd door verfchil van belangen. De fteden , welke het grootfte belang in den noordfchen en ooster fchen handel hadden , zouden gaarne de anderen in die uitrusting getrokken hebben : die , welke 'er geen of weinig deel in hadden, beweerden, dac zij, die de voordeden van dien handel genooten, alleen de kosten, om denzelven te bekomen of te behouden, moesten draagen. Dus ftreeden ten dien tijde mede de bijzondere belangen tegen 't alge meen belang. Echter zoude men hier al eene vrij gewichtige vraag knnnen doen, naamelijk: in welke gevallen het bijzonder belang eener ïlad , of dat van een gewest geacht moet worden over een te komen of te flrijden met het algemeene belang van den Staat. Het graarlijk gezag deed eindelijk in dit geval het eerrte voor het laatfte wijken. De fteden werden tot eenpaarigheid gebragt, de vloot uitgerust, en deze uitrusting kort daar na van een verdrag voor «lenig jaaren met Deenemarken gevolgd (a). Dit geval (en daar zijn 'er meer van dien aart) doet ons zien, dat de fteden ,in weerwil van de verfcheidenheid haarer belangen, dikwijls, om het algemeen belang, tot eenpaarigheid zijn gebragt en HOLLANDS 102 bewoogcn, om, zelfs door't uitrusten van groote vlootcn , den handel te onder (leunen. Die een dracht is al mede voor eene der groote oorzaaken van de uitbreiding der vaarten des koophandels hier te lande te houden. Ook hebben de ingezetenen dezer landen , in weerwil der gebreken , welke in de europifche wetten plaats hebben, in weerwil van den ftaatsre gel der oorloogende Mogendheden , volgens wel ken zij meenen recht te hebben om 's vijands han del te ilooren, en de plaag des oorlogs zelfs uit te ftrekken over menfehen, welke volgens de wet der natuur 'er geen 'c minfte deel aan fchijnen te moeten hebben , en welker arbeidzaamheid zoo noodzaakelijk voor 't menschdom is, als die des landbouwers, ten allen tijde middelen gevonden, om hunnen handel te doen toeneemen of ftaandete houden, zelfs in tijd van oorlog ; ja dat meer is, zelfs wanneer zij zich onder het getal der oorloo gende Mogendheden bevonden. Want men moet de kunde om handel te drijven , zelfs in tijd van oorlog , insgelijksch onder de voornaamfte oorzaa ken van deszelfs opgang rekenen. De fchrijver der Vaderlandfche Hiftorie maakt eene aanmerking, bij gelegenheid van de oorlogen tusfehen Hendrik den 11, en Karel den V, en van de vermeerde ring en verhooging der beden , welken men in Holland , om die oorlogen te kunnen voeren , vorderde. Dezelve doet ons zien , dat de kunde des koophandels toen bij de Hollanders verre ge vorderd was , en dat een arbeidzaam en fchran der volk nooit verlegen ftaat. I lij zegt , dac uit de vermeerdering en verhooging dier beden , welke hoc langs hoe aanzienelijker werden , de toeneemende rijkdom van Holland tastelijk op te maaunis, nieuegenftaande de klagten, welkende $ I] L A A G E S. 102 v- 1 oogt rr.ct d'on!<osten tee de 'cbepinge toe, ende V; ns ivogeós den (tyl van aff urantie, tot ncch toe jVeoblervejn. om wier van pertinente kennifle te heb ben , futien alk de geene die hare goederen bcgeereu fcekerc cc (.ebben, aen de Bewindhebberen beroven, fo hacft hare rekeningc oft Fa&eurcn overkryghen, de felfJe. ter kamer fullen verthooaen , en by' aldicn als rt bevond'n werden, dat hare waeren meerder qua rnpn te bedragen, als defelve aengegeven waren: fullen van 'c overige alleen 't recht van de veylinge betalen, en in cas van fchade vergoedinge genieten na de fom . foo die ter ccrfler inftantie. aengebroghc en opge en zyn. I En by aldien ycmandt met fyn eygen fchepen, eeni ge goederen onverfcekert quame in te brengen, fal als dan in 't minoeiyk over de vracht naer advenant dac Érjdefe betalen, geaccordeerc werden: ende by aldien niari daer over den anderen niet konde verrtaen; lal de iche deur goed?mannen, by die van den Gerechtedaer tóe'te 'tellen , gcurbitreert worden, ende Parthyen gehouden fyn de uytfpraek van defelve naer te komen. f iïengaende de waeren , die eer plaetfe van hare ladin ghe geerc fonderlinge vaieur en hebben , ende mecsc door den arbeyc van 'c fchecpsvolk verkregen worden, als i'otic, houtende diergel'ykc, fullen de Bcwinthebbcren, ende v , die gcene , foo dacr over afTeurantie begeeren , (3éll anüeren in het rceckenen van hare prifc om de prae mie daer naer te bctaelen, verüaen, en by aldicn fy lieden daer over niet en konnen accorderen, fal den lader'yry ftaen, door andere buytcn de Compagnie te doen verfeccki?ren, mits als dan aen de voorfz. Compagnie het recht van de veylinge in manieren voorfz. te betalen. Van de inkomende ichepen, het i'y vreemde of hier [chè zo dickmaels als die uytter zee , in eenige • tn defcr Provinciën inne komen , ende Dict ten Comptoire van de Compagnie aengegeven zyn om ver fecckeit te wefen , fal bctaelt worden voor yder Laft van' Gedemonteerde fchepen'vyftien ftuyvers, voor half gemonreerde'twee en twintig ende cenen halven ftuy ver par laft'j en voor gr.ntsch ongcmoiucerde fchepen der ti t js (luyveis 'par laft, alles naer den voec van onfen vcorfz. reglemente. Knde feilen de lallen in defen ge i eennacrlyck gerckeiit woideujL op rogge Jaften , R IJ K D O M. 103 (a) Vad. Hifi. d. V. bl, en volg. Staaten inbragten over het verval des koopftandels en der geldmiddelen van den Staat; dat wanneer de beroerten en oorlogen eenigen tak des alge meenen handels deeden ftilftaao , de kooplieden mid del vonden, om eeneö anderen in handen te krij g n , en zich aan den eenen kant dubbeld fchade loos te ftellen wegens het geen zij aan den ande ren verlooren ; dut zij zelfs middel vonden , om eenen zeer voordeeJigen handel te drijven vijandelijke landen, en bij naame in Frankrijk, w ar uit een zekere Melchior Schatz en de zijnen, in 't jaar 1 554, dat is, in 't heeifte van den oorlog, veer tien duizend baaien pafte! had weeten te trekken; dat dus de handel het land , zelfs geduurendt den oorlog, verrijkte, het beloop der belastingen ver meerderde door het vertier te doen toeneemen, en het gewest in ftaac ftelde om grootere geldfommen toe te ftaan aan den Keizer, welke, van zijne zijde, niet geheel en al van dezen aanwas onkundig zijn de, deswegens te fterker aandrong op de verplich ting om dezelven hem toe te ftaan (0). Het voeren der wapenen, het oorloogen, het deelneemen in de belangen van vreemde volken en Mogendheden, het verleenen van hulp, zoo in fche p n als in manfehap, hebben, gelijk wij te vdorefl aangetekend hebben, meermaals'geilrekt ter bevor dering van vaart en koophandel, doch deze hulp en de ze oorlogen zouden dien gelokkigenuitflag niet gehad hebben, en veel eer verderfelijk dan nuttig zijn ge weest , indien dezelven ( gelijk wij 't zoo even aan merkten ) geene voordeelige verbonden hadden voortgebragt. De verbonden, bij welken voor den D IJ L A. A G E S. 103 (a) Sonder defe la'iden aen t: doen, fullen Jy fa mcnighmaal, enz.] Het zoude mogelijk Voor 't belang van Jen "Vrijen Staat diïtlftJg z'jn ti:it men een middel wist om het zeilen van vadcrlandfcbe voorbij onee, havens van bet Noorden raar 't Zuiden van Europa aaq eeni| Ut ting te onrlervverpen, om het löeiwemen vin 4|« vrur, 200 veel mogelijk voor te kotni-n; maar zodaauigeen kft, al; hier uitgedrukt ftaat/op <ie vaaic de esue vreemde ha ven , nsar eene andere vreemüe haven zonder <Jnc dia voor bij onze havens gefchiedde , te leggen, zoude voot ioo veel ;.'; hec inaic, niet beftaan kunnen ffie: rut vsij de:* l<'iojihandel, dat echter citoos on 'c oog, vis I goh'ou.den vröfden, bre fbnc'crc dio van de Ooft rnc!<; Wcft-Indifehe Coni • Buyflfen , ende die in:n ter vryer neerii yck uyefeyt, wacr van hier naer fa] gefprooeken worden. De fchepen uyt defe Landen naer Vranckryk om een fotftladinge, ofrc andere te bekomen, varende, Jicc f"y l : ' z ofte vol laden , fullen in het uitgaen als vooren gehouden fyn te betalen afleurantie, ende by fy met haere ladioghe die fy buytens Lands be □ , de Enghe ofte Noortzee wederomnie pafleer ft2 aendeden, fullen gehouden wefen aen de Corn pngnie te betalen 't voorfz. laft-gele, er.de dat aen fp e Gecotmnitteérdens ais de Compagnie buytens , daer tosfpocialyck rrochte commirteeren. Doch I>' atdien de Bewinthcbbercn aldaorg.en Gecolmnitteer- tot den ontf.mck en hadden gcltelt, lal het felfde recht op haere wederkomftc in ilefe Landen ncn deCom e, ter plnetfe daerfe fullen arriveren betaclt wor den , ende ('allen de Redé.rs voor het felfde recht eea de Compagnie mede ver: »ödpA fyn, tot fodanige fom rr:o vanpenningen a ais fy uyt de felve bevrachtiDgea pfre rcylen, ontfangen entie genootsn mogen ht-bbcn. Van "gelyckën , indien eec'ghe fchipptrs defer landen mee hare i'chcpen buytens lants cenighe vrachten ofte jeyfen aerrvangen» om van de eene plaetfe naer d'; te"varen, fender (kk lar.cjen aen te doen (a), fuiieu fy foo menighinael iy de Enge ende Noordzee beyas t;:n, en gebruyken, gehouden fyn 't recht \:,n d< . liDEü te betaeli-ii, en dac foo merrightnael, ais fv Uüc B IJ L A A G E S. 104 Fc) Ct'iych midi ntls Ingefettnen,. enz.] Dit zoude den, '{jreeïcden ecu ij ; oüklsc: boven de onzen gecyen. Alle breken, en een nieuwe voyaae doen , waer voor da r S als i" ' c vqoifeaendc articule, racde verbonden ei) fullen weren. " Van alle waeren en" koopman fchappen, van wat dg- Jie fyn , ib van buyien over zee ycmanc toege :n worden , ofce felfs (ouden inbrengben , ft fy dan de felfde de Convoycn deler landen fuhjcdt fyn 'ofte niet, foo die ais voorn, niet tydelyk op eeni go Comptoiren van de Compagnie aengheghevep , ende mfnvolgendé veraffureerc fyn, fal bctaelt worden voor de veylinghe van de zee, een en een half ten honderc pucr ii"e vvaèrdé, als dezelfde hier te landen fullen heb» hpn , nfrrckkendc de fchcep's vrachten, fonder meer, ï!üci) feilen de warenen de goederen vau EmbcJen ende Btemep komende, allten een per cenco vcpr veyünge jjaecïil'^n. ülielyck mede alleingefetenen (a) defer landen die pcnjge waren in andere plaetfen en Koninckryeken doen ien , om op andere quartieren buyeeu defe Pro vintien ghevoert te werden, endcdaer mede paflerea, ofce aendoen de Enge of Noortzee, zo die niet tyde lycken verafilurecrc zyn, fullen gehouden wefen, R>p ïiaeft defclve ter gedeftineerde plaetfen gekomen fyn aec de Qjmpagnie te betalen het rechc van de veyling? als voorn. En by aldien yemaac van des te doen in, bleve, als ook de fchipp-rs over hare fehc pen , ten behoeve van 4e Oompagnie verbeuren, vicr maei foo veel als her. rechc van de veylinge fal bedragen. Dat SÜO Policicn van ajleurantie, daer irme nacr rechte yereyscht word, de claufule van hem op goede en quade tydingen te doen verieekeren, de Bewindheb bej-.cn geprefentcei;: fullen wordca. om by rnutuele con weotie over de premie van dien te accorderen, fundur dut üe Compagnie in fuiken ghevalle , fich fal hebben te con ten teren met de ordinaire premie, ende by aldien geen accoordc hier over getroffen word fullen als dan de fehepeo ca de goederen op d'aenkomfte van haere ehodade reyfe , betalen het voorverhaelde recht vaa veylinge. HOLLANDS 104 zca koophandel gezorgd werd, welke van tijd tot tijd dyn tnet deze dan met geene Mogendheid ge flooten werden, zijn onderde voornaamfte oorzaa fcen te ftellen, welke den vaderlandfclien koophan del trapswijze verhieven, en de onzen in ftaat Hel den om hunne mededingers voor bij te ftreeven; de voorrechten en vrijdommen, welken zij voor zich bij die verbonden wisten te bedingen, en telkens, daar zij 't van nut oordeelden, bevestigd te krijgen, deze voorrechten , gevoegd bij hunne buitenge meene zuinigheid in de fcheepvaart, bij hunne een voudige, maatigeen arbeidzaame levenswijze thuis, waar uit eene fpaarzaamheid van kosten fproot , fiel den hen in ftaat om met meer voordeels voor de vreemden dan andere volken den koophandel en fcheepvaart te beoefenen; een rijker oogst van koop manfehappen in hunne havens te verzamelen, en wederom door de menigte van koopwaaren, in weer wil van alle ongelegenheden, allen hindeldrijvenden volken verre de loef af te fleeken. Men denke echter niet, dat de noordfche Mo gendheden, behalven den onderftand , welken zij menigmaal van de Hollanders in haare oorlogen had den genooten, bij zich zelven niet eenige andere rede van eigenbelang nog hadden , welke haar aanzette, om in haare ftaaten den handel der on zen te begunfb'gen. De koophandel der Haroé- Iteden bragt zekerlijk in de noordfche havens eene vermeerdering van fchepen en koopmanfehappen ; zij brasten 'er de waaren van 't Westen, zorgden tegen de fchaarsheid, en onderhielden ze daar door op een maatigen prijs : haar handel deed ook tellens den aftrek der noordfche en oofterfche waaren, welke bij de Westerfchen gewild waren, in ftand blijven, en toencemen. JMaar onder allen hragten. de pn- R IJ K. D O M. 105 Gj o( zen nog dit voordeel aan de noordfche volken toe, dac zij hen van verfcheiden goederen ontlasteden, daar anderen niet zoo wel weg mede wisten; bij voorbeeld , het koopen van eene groote menigte rundvee jaarlijks, 't wdk buicen hen of onverkocht «ebleeven of voor een laagen prijs verkocht zou de zijn geworden. Want het is met den handel zoo gelegen, dat, op welke wijze men dien ook befchouwt, men denzclven, hoe zeer niet altijd tus. fchen twee volken wederzijdsch even nuttig , ech ter altijd eenigzins nuttig zal vinden. Z. D. Hoogheid, Wiilem de IV. glor. ged. ftelt onder de oorzaaken, welke het haare hebben toe gebragt, om den koophandel in Holland te doen bloden , eene ongekreukterechtspleeging: ook lijdc het geen twijfel, dat men zich gaarne ter neder zet ,en verbin tenisfen aangaat in een land , al waar men verzekerd is, dac men het volle genoc van deszelfs rechten zal genieten. Men kan 'er ech ter bijvoegen, dat het gebruik om vreemdelingen bij handoplegging of bezetting bankvast te kunnen maa ken, om zich daar door van het bekomen van zijn achterweezen te verzekeren, of het erlangen van 't zelve gemakkelijker te maaken, al mede daar toe geholpen heeft. Dit middel om tot tiet zijne te ge raaken, heeft, in de zestiende eeuw, aanleiding gegeeven tot een hevig gcfchil tusfchen de Hollan ders en Brabanders, hetwelk door een gewijsde, in den jaare 1549» ten voordeele van de onzen be ilist is. De Brabanders naamelijk beweerden, dac zij door de gouden bulle het voorrecht bekomen, hadden, dat men tegen hen deze wijze van recht vordering tast konde gebruiken. De Hollanders hielden in tegendeel ftaande, dat de zekerheid des koophandels kracht van wet hadt gegeeven aan de gewoonte, om door middel van handoplegging B IJ" L A A G E S. 105 GS het Alle de gene, foo naer de voorgcftelde ordre aen de Compagnie betalen 't recht van de veylinge fullea niet verbonden weten om hen precifelyk door de Com pagnie es doen verfeekeren, maer fullen vermogen mee aniüfe, betfy buyten of binnen 's landts, wegens haer aneurantie ce tmtteeren, als haren goeden raedt fal ge- Die van de Ooft- en Wcft- Indifche Compagnie mitsgaders de vrye neeringhvaerders, fuüen met hacre fch pen vry wefen, als mede met de Cargafoenen , die naer Limiteo van haeren Octroye, afgefonden wor den , ende alleenlyck van hare recouren, inkomende wa ren ende Prinfen betalea een Percento, ten aenfien datfe nevens andere, de vejlinghe der Enge endc Noordzee ge nieten. Jasgelyken fuüen de Buyflen , Doggers , en alle andere, die onder de grooten en kleine viflcho -rye begrepen lyn, voor haer uytreyfe vry wefen, oq de alken ten réguarde van de veylinge van haren gevan genen harinck ciide vifch , per lalt betalen dertigh ituyvcrs. Eude byaldien hem yemant door de Compagnie had de doL-n verfekeren, ende zich vervorderde tegen tfï>f dere van do geueiale vergaderinge, met oufe approba »tié op het convoycren , en het. uytzeilen van de fche pen genomen, in zee te gacn , fal fyne becaelde premie quyt wefen , cadc in cas van fchade , geenige vcigog dinge, uyt wat oorzaecke.dat het ook foude wec fen genieten. De Uewuidhcbbcren fullen in hare dagelykfc vcrgi deriageexamineren, de gelegentheid van de aengebraco tc fchade, ende de abaudorineirxnten, die by y« jnochte gefchieden, dewelcke.foodeugdelyckenei-.de gevercfieert vinden, fullen de felfue als dan mogen beta len, fonder daerover eenigli voriuiüè van de Rechter te verwachten, cnde met de genomen ReïUutie tcgens h&e le Participanten in rekeninghe volibeu ; doch in cas vaji dispute, ende dat de twee derde parten van de prefence Bewindhebberen , de fchacde niet genoegfaem geverj iieert eu vonden", noch defdfde gedisponcert om ÜQQr goede mannen af te doen handelen, fal dan Infinmhc zyr; verfuck van yergoedinge worden , die zyn recht zal mogeo vcfvolgen, voor de ordinaire iuflicie. HOLLAND S 106 (a> Zie hier over Bort, TfaSaat van arresten, en au dcre fchrijvers. of bezetting, iemand bankvast te maaken; dat dè koophandel niet toeliet , dat men de buitenlan ders in hun land ging zoeken, om hun daar voor hunne rechtbanken te roepen: dat de Hollanders aan ieder het recht lieten, om tegen hen op gelijke wijze te handden. De Brabanders fchooten in het geding te kort; en de onzen zijn tot heden toe nog in bezit gebleeven van het middel van bezetten te gebruiken tegen alle vreemdelingen , om dezel ven daardoor te onderwerpen aan den rechter van de plaats of het land, alwaar die geen woont, wel ke het arrest doet (a). De vrijheid van bij ukerflen wil over zijne na te iaaten goederen te mogen befchikken mag me de wel onder 't getal der oorzaaken, weike heb ben mede gewerkt om de arbeidzaamheid der inge zetenen aan te fpooren, gefield worden. Hoe on verfchilligmen ook moge zijn, omtrent de verdee ling der goederen, welken men bij zijn overlijden nalaat, is echter het denkbeeld, dat men 't genot en den eigendom derzelven kan bezorgen aan die gee nen, welken men daar mede wil begunstigen, zeker lijk een prikkel , die iemand tot den arbeid moet aanfpooren, of ten minfte voorkomen, dat men eenen weerzin krijgt in 't opeenftapelen van rijk dommen. Waarom zal ik arbeiden, wat zal mij van 't leiden van een ledig leven kunnen wederhou den, en waarom zal ik mijne goederen zoeken te vermeerderen, indien ik genoodzaakt ben, om de zelven na te laatcn aan die geenen, welke 'er mij geen den minften dank voor zullen weeten, en diedezeiven niet verdienen ? De magt om vrijelijk van zijne goederen bij uiterilen wil te mogen be- B IJ LA A G E 8L 106 aen- het zy kamer van afieurantie ofte andere Collegien» fulex als de conltitutie van de plaetfe is medebrengende. Tot verfekeringe van de geafleureerden, fullen ver bonden wefen alleen de middelen , ende effedten van de Compagnie, fonder dat de Bewindhebberen ende Parti cipanten daer vooren in hun privé verbonden fulleu wefen. linde op dat deze Compagnie ftaende mach blyven, noch met liniftre praktyken in haer recht verkort wór den , fullen Bewindhebberen vermogen al!e waren e:icie fchepen, die notoirlyk beneden de'rethtö waerde aen gegeven worden, te vifiteren ende de felvige mee ken nifie van faecken, ten behoeve van de fclve Corp; naer haer nemen , mits aen de geafieurcerde betael den feften penninck meer, als de aengebrachte- fommc bedraegt. Maer byaldien ycmant, foo vcor dcfen geftelt is, de Compagnie quame voor by te gaen, fonder fyne fche pen, ofte goederen in 'tgeheel ofte derf ter Comptoir van de Compagnie aen te gheven, om geafTcureerc te wor den , ofte ook in cenige defer Landen innckomende, om recht van de veylingc ce betalen , fal foodanige de fel ve verfwegen góéderen, ende fchepen ten behoeve van de Compagnie metter daet verbeuren, by aldien de felf de fraude, door de goede toelicht der bewindhebberefi ofte liare dienaers, eerft ontdeckr. wert: ende waere het foo dat defclve, nevens het verfwyghen aen de Com pagnie ook's lands gerechtigheid geflóecken mochten heb ben, endcdaer over door de GeneraeleCherchers, ofte andere rainifters van der Admiraliteiten eerft achterhaelc werden, fal het verbeuren derfelver komen ten behoeve van de ghemene faeke, ende gebreekige daer en boven ton beften van de Compagnie verbeuren, tienmaal foveel als de praemie van alTeurantie bcdraegen fbude tnsbbetrt Wclcke aenbrenginge en opgevingbe aen de Compagnie om geafTeureert te worden,' gedaen fal moetctr werddn op fodanighen tydt ende gelegentheid van de goederen, als men tegenwoordig gewoon is het recht van de Con voyen aen' te geven, foo dat by langhcr uytftcl, ofte verder uytflach van de goederen oia gefcheept-tc wor den, men verfiacn fal dat de ebebrdciehe in de voor ftaende pcyne ende boete vervallen fal wefen» als oock van ghelycken fullen de fchepen om geaflèureerc te i'yn, B IJ L A A G E S. 107 aenghedient moeten werden, foo haeft fy in de ladinghe legden, om cenighe goederen in te nemen, voor ende aker men begin? die te fcheepen, ende voor die genige die ledich ende ballaft fcheeps uytgaen, voor ende aleer fy haer fchepen ballaften. Ende belandende de inkomende fchepen, die het recht van de veVlingtie fchuldigh i yn, fullen aengheghevcn. moeten worden binnen vier en twintigh uyren, naer dat hec ftlfde.fchip fyne ancker geworpen heeft, ofee ghcar riveert is, ter ptaetfe dacr fyne lait eerft raeenc te brecee ken, alles op peyne als boven. tndc al foo de aiTcurantie veel fraude ende boosheid fubjett is, ten fy daer inne mee behoorlycke wetten werde verforght, fullen alle deghenei die fraudeleufc- Jyck hacre waren, de Compagnie aanghjeven, met opfee in zee komende; ofte by radere geiegéntljeid hacr fel ven moetwïlliglyck quyt te malden, om by dac middel, van de Compagnie de aenghegeven prys te bekomen, als wel voor dc'fe ia privé contracten 'gepraftifeert is, fullen deTelve ten behoeve van de Compagnie verbeu ren niet allecnlycken de betaelde premie: maer ook lbo vcele als de waerde van dien in hec aengheven ghc tnxeerc is, ende dacr en boven Daer gelcgcmhcid v„n faeken, door den Rechter geftraft worden na de gc fchreven Rechten ende Placcaten doler landen. Alle faekcn die aangevangen worden tegen eenighc Contraventeurs van des Compagnies gerechtigheid , fót zy in cas van arri.fr., aenhalinge van waeren ofce fehc pen , fullen ter aenklaciuc v.in den Advocaat v;;n de refpcdhve Kamercn, als Fifcacl, v.orde cltßj. i tic berecht werden, by den Ordinans Rechter van de plaetfe daer de Kameren refpeftive gcftelt fyn a< volgende het rcforc, lbo by de CoÏÏegien ter Ad liteyten gehouden wort, erde by alJién de Comp benige breuken, ofce boeten toeghewefen werden, f ui len die by provifie betaele, ofte geëxucuteert werden, niet cegenftaende etaighe pfovocatie, appeilaue, epdc verleende inhibitie. Ende alfoo in dcfen forideilinge dient waergenoTOcn te worden de van de goed- ingefetem van tyt toctyc hare waren en fehepen, op eenige Comp. toiren van de Compagnie oiï. • rt te worden, fcjL J'jn aengeven , fö luilcu de refpeitivo Kameren gehou. R IJ K D O M. 107 (•) v. D . H OUVEN l c> Bi vil. bladz. 371. fchikken, is misfchien de voornaam (Ie reden, waarom de rijkdommen der bijzondere perfoonen aanmerke lijker in Holland zijn, dan ergens elders. Zoude het vreemd zijn te denken, dat Keizer Lodewyk de Friezen in den eigendom van hunne allodiaale goe deren herfteld hebbende, hen met de vrijheid van over hunne nalaatenfchap, bij uiterften wil, te kunnen befchikken, befchonken heeft, met inzigt om hun ne gretigheid naar rijkdommen, en hunne nijvere werkzaamheid daar door aan te zetten (a). D e gemaatigdheid en omzigtigheid in het ver volgen en ftraften der misdaaden zijn al mede te flelïen onder de oorzaaken, aan welken men wel bijzonderlijk de volkrijkheid en den bloei deskoop handels in onze gewesten moec toefchrijven; gelijk ook de zorg, welke de (leden van Holland hebben gedraagen om voorrechten en vrijdommen , met op zigte tot hun burgerlijk beftier, te verwerven. Het voorrecht om niet aan zijne gewoone rechters ont trokken te kunnen worden, bekend onder de be- naaming van liet privilegie de non evocando , is den ingezetenen meer dan eens bekrachtigd. Dit voor recht word voor den grondllag der burgerlijke vrij heid gehouden: en niet zonder reden, om dat het zelve eiken ingezeten dekt tegen eene willekeuri ge handeling van het oppergezag. Zoo dra de Wet houders de befcherming, welke zij ieder burger verfchuldigd zijn , verleenen, en hem tegen ge weid en onderdrukking verdedigen , kan elk gerust zijn , dat hem geen eïgendunklijk geweld van goed of leven zal berooven. De Wethouder fchap van Leyden heeft, ten tijde van de vervolging onder Alva, voorbeelden van ijver, trouw, en burger* liefde gegeeven, waar van het geheugen tot in het HOLLANDS 108 («) Li Atpnd. ad'■■ Epift. GrOTU 2V. 423. de verfte nageflacht verdient overgebragt te worden. Ofschoon wij nu bereids zoo veele oorzaaken van de opkomst en Woei van onzen koophandel en vaart aangeweezen hebben, die alle meer of min toe derzelver opgang medegewerkt hebben, is 'er ech ter geene volledige kennis van te bekomen, indien men niet te gelijk ook de zeden van onzen land aart in 't bijzonder in opmerking neemt. Men ziet ten allen tijde onze vaderlanders zedig in hun ne kleeding, arbeidzaam, lijdzaam in den arbeid, maatig, zuinig, niet flechts in 't beftier hunner huishouding , maar ook in alle de deelen en iluk ken des koophandels; uit den aart omzigtig en behoedzaam, altijd naijverig wegens hunne vrij heid en voorrechten, en ftandvastig in hunne be lluiten; bekwaam om de moeielijkfte kunsten te oefenen , en dezelven tot de grootfte volmaakt heid te brengen; bij uitfèek in den icheeps -en zee dienst bedreeven : ilerk, en mogelijk al te fterk, tot geld -winst en het vermeerderen van tijdelijke mid delen genegen, zeifs zoo, dat men hun nageeft, dat zij geene deugd noch ondeugd in den koophan del ontzien , als 'er voordeel bij te haaien is. Dit fchijnt hun zelfs door onzen uitmuntenden Huig de Groot aangewreeven te worden (a). Geen landaart heeft bekwaamer en onverz*;igder zeelie den voortgebragr. Heilig gefield op het bewaaren van den echt, zoo uit eenen aangeboren aart , als uit aangenomen begrippen; bedreeven, doch egter trouw in de» handel, en onbedenkehjk liefdadig, vertoonden zij hunne rijkdommen minder door hoog moed , pracht en overdaad, dan door de hulp, die zij den Staat of het menschdom beweezen. Zoodaanig waren de oude ingezeteneo B IJ L A A G E S. 108 den wefen, den anderen te provideren, en te verfien, van gelden, fo wanneer het gebeuren mochce dat de fchaden en verliefen, in eenio;e van dien fo groot wier den, dat fy niet befhnt en waren defelve uyt hare Ca picalen datelyk op te brengen. En indien vaa des te doen yemant onwillig en in gebreke was, worden de refpeQive Kameren geauthorifcert, foo veele pennin ghen als fy tot betalinghe van de ghevallene fchade , lullen van doene hebben, ten lafte van de Generaele Compagnie te negotieren. Hebben voorts belooft, dat wy defe Compagnie te ghens eenen yeghelycken fullen raainceneren, endo de fenderen in de vrye zeevaert ende Traffycke, ende ten dien eyndc dcfelvc te hulpe komen , act veertigh hon dert duyfent Guldens te bccalen d'eene helft dacr van binnen drie maenden, naer dat de Bewindhebberen in de Kameren geftelt fullen , ende de refterende helfce drie maenden naer de voorverh3elde tydt, precifelyk ende agtervolgende de afte, daar van by ons acn de Compagnie te verlenen: welverftaende dat wy met de twee derde parten van dien fullen genieten, en dragen winde en rr fico, gelyck alle andere participanten in de Compagnie genieten en dragen fullen , ende het refterende derde part, fal by ons tot fubfuiie van de Compagnie, ten behoeve van de gemene Participanten, liberalycken, gequkcert en gefchonken worden. Ende fullen alle ingefececen defer landen ende oock an dere landen, by openbare affixie ende biljetten binnen den tydt van een maent naer daete van delen, te affi geeren, ghewaerfchouwt worden, datfe binnen den tyd van drie eerft komende maenden, inncgaende defes jaers 1629. in de Compagnie fullen worden geadmiiteerc, ende datfe hare penningen» dieft fullen willen inleggen, fullen moeten opbrengen in twee termynen , te weètcn, de eerde helfte van dien ter expiratie van ds voorfz. drie maer.den, ende de wederhelfte fes rnaenden daer na. Uyt welcke penningen voor'cerft vervallen zullen worden , de nodige Equipagien, die de generale verga deringe van negenthien , dtenftign fal oordcelen tot rey* linghe van de zee, en tot établiflement van de negotie in de geoftroyeerde limiten hier naer uytgeciruckt, mits dac de overige ter dtspofitte van de refpeftive Üewind-i hebberen, al vooren daarop genomen het advy» van de RIJ K D O M. 109 gers pc?er gewesten , voor den val van het graall.jk gebied. Deze oude zeden zijn lieden ten ppg " kl ve i"dwetnen: men vind dezelven nog ep ver jehciden plaatfen van Holland, en wel in Noordr heiland, Rhijnland, en vooral in 't Westland, Si.waar men verfcheiden rijke huisüeden aantreft, Welke zich met een eenvoudig leven te vrede hou- Öen , ender eikanderen trouwen, en een afkeer heb* l i!, zoo van huwelijken buiten hunnen ftaat, als van vreemde gewoonten en zeden. Die het genoe gehjk leven op zijne echte waarde kan (lellen, zal hei daar, en enkelijk daar, vinden. Vooral kan men , als een voorbeeld van de oude zeden onzer landzaa* ten, de dorpen in het noorder- Kwartier gelegen op- DocjrnejQ; inzonderheid nog het dorp Broek. Die dom is mogelijk het rijkfte gedeelte van Holland. De ingezetenen plagten 'er te leeven in de grootde eei> voudigheid, en verteerden zeer weinig; zij trouw den niet dan onder eikanderen , en de fchatten wer den 'er door den handel op een geftapeld. Men zag 'er niet alleen geene armen, maar zelfs geen behoef. jjgen. L>e Aimenkas was zoo rijk, dat hij, die tot de noodzaakelijkheid zoude mogen vervallen zijn van -r üjne toevlucht toe te moeten neemen, een inko n van zes of acht honderd guldens in 'c jaar zoude hebben genooten. Nergens is in geval van brand of watervloed de milddaadigheid grooter. Het geen men van den rijkdom der opgezetenen of burgers van dit dorp zegt, fchijnc ongelooflijk. Men verhaalt, 9*t er ten geweest is, welke geen duizend guldens jaarlijk verteerde, en honderd en twintig duizend gul» i<ens jaarlijks aan inkomen had. Z.ker is hes,daïde BrccAcnaarsgrooten handel, voornaamlijk op de oost zee en wel in graanen , gedrteven hebban , en dat die pandelj, offchoon verminderd, nog niec vervallen is. i iet geflagt van Ploeger is Eeü van'de Pl'je- B IJ L A A G E S. 109 voorrz. generale vergaderinphe, gheleyt fullen worden op de vafte Comptoiren, of andere fuffifante bcurfen , toe rcdelycke imereffen mee exprefle conditie, dat de felvige toe aller tydt van den jaere, op de aenmaninghe van Bewindhebberen, met: den vcrloopen incereffe, na advenan t van üen tyde wederom afgeloft ende uyegekeere fullen worden, ten eyndede Compagnie altydt ghereet, mach zyn om aen de geafleureerde de te lydene fchae de ende verliefen te voldoen. Ende op dat defe Compagnie foude moghen beftaen by eene goede Regeringhe , tot mceften proffyte ende euntentement van alle de Participanten , foo hebben wy geordonncert, dat defelve regeringe fal beftaen in vyf kameren van Bewindhebberen: als een binnen Amfter dam , die hebben fal de adminiftratie van de vier negen de parten, eene kamer in Zeelant voor twee negende parten , eene kamer op de Mafe voor een negende part, eene kamer in het Noorder Quartier voor een negende part, ende de refterende kamer in Vrieslandt, ende de Stadt ende Lande, mede voor een negende part. Over welke kameren alle de ingeteyekende capicalcn proportioncelyck fullen verdeelt worden,, volgens de voorverhaelde parten in de kameren, foo haeft de eer- Ite algemeyne vergaderinghe van de Bewindhebberen fal gehouden worden, ende dat ten overftaen van onfe Ge coramitteerdens. die wy daer toe fpecialyk fullen autho rifceren ende latten. J£nde zullen de Provintien ende Steeden in de welka geen kameren zyn, inleggende uyt hare gemeente hon dert duyfeut gulden of meer, op behoorlyke nominatie van de Hoofcparticipanten , caüc over elcke hondcre duifene gul Jen mogher. ftellcn een Bewindhebber, in fuiken kamer, daer fy goedvinden fullen. hare penningen te brengen. Ende Tal de verdelinge alleen in deefen te verftaen fyn, noopende de cquipagie ende diredtie van de gemee ne Compagnies faecken , ende des onvermindere, fullen alle kooplieden ende ingezetenen defer landen vermogen (fondér enig haer te doen afleufaritie ta begetón , in dl fodauigen kamer, als hem belt gelegen fal.weéfen, fooder dat'ten aenficn van defe verdelinße in 'c mirifte van de vryjgüeit van die lal vvcfen geprse stt'. R IJ K D O M. 11 (a) .Tul. Ca es. L. iit. C. ix. \b) D. I. bl. 24, IS 2 en velg. D E onderwerping dezer volken duurde, gelijk wij gezien hebben, niet lang. Te onvrerde, dat men hunne gijzelaars niet te rug gaf, hielden die vaa Vannes de Gezanten, hun door Crasfus toegezon den , binnen hunne muuren gevangen. Zij rokken den hunne nabuuren tegen de Romeinen op , en ftraks werd 'er uufchen hen een verbond aange gaan , om gezamenlijk de wapenen op te vatten en. hunne vrijheid en onafhanglijkheid tegen de Romei nen te handhaaven. Zij trokken in dit verbond de vol ken, welken toen meestendeels Bretagne, Norman dye, Picardye en zelfs een gedeelte van Braband en Vlaanderen befloegen (a ) , de Ofismïi , Lcxovii , Nannetes, Jmbïïiati, Morini, Diablintes, Menapii. In de befchrijving, welke de romeinfche krijgs held van zijnen veldtocht doet, leest men , dac die volken lieden bewoonden, op hoeken JanJs in de zee uitfteekendc ; en dat zij, in éene ftad belegerd zijnde, en het te benaauwd krijgende, ter zee naar eene andere ftad overfcheepten ; dat die volken daar toe zeer bekwaame vaartuigen hadden, die zod wel tegens de woedende flagert van den wind, als van de baaren, befland, en tot het aanlanden teer gefchikt waren ; voorts dat hij, Julius Caefar, ver ïcheiden lieden ingenomen hebbende, zich weinig of niets gevorderd had gezien , en daarom belloot éenen zeeftrijd te waagen, daar toe gebruik maa kende van eene vloot, welke hij in het tegen woordige Saintor.ge en Puitou had doen uitrusten, en van daar ontbood. De uitkomfl van dezen ftrijd is te vooren aangetekend (b). Wij zullen 'er hier nog enkelijk bijvoegen , dat de Romeinfche Veldheer deze volken, d >or hunne nederlaag, ten eenenmaale overwonntn hebbende, zijne legerben- iB IJ L A A G E C. 11 Bij- hare cygendorjii <Jat is te verftaen van fpifen, van c!e drcn, ende van andrc hare oorbare die zy behoeven ia 'c fchip copen, daar van zullen zy ous geca tol ge ven. Voert, foo willen vvy , dat alle wichtelyk goed by de wang werd gewogen, tënde alle deze zaken vooriz. ende elkerlye bi hem, fo hebben wij dien vorfz. coop ttanne gegeven , behouden ons ende hem , vrye rr.üebc daar toe te doen , te veranderen , te corrigeren, alfboons beideoorbaer dachte. inoircondedefedinge, zo :n wy beveftigc met ons fegel en tnet onfergetrou wen fegelen , die hier navolgc, dat is te verftaen van de Heeren van Vorne, Heren Syraons van Haerlem, Heren Didaixs van Thtüngcn, Heren DeJwixi van W nare, Heren Peters van BorfJen , Horen Johans var. Renifie, Ridders ; Willam van Egeraondj, llenrix, Borchgrave vaa Leyden , Wylien van Goi Wolfa'erts van EoiTele, CJaes van Sulbergh, voort méc ons poorte Zegele van DordtrecM, van Middëlbürch» van Zyrycze, van Hacr'.em, van Weftcappele. Gezever» te Leyden des Vrydags u-i des heiligen Cruus in den j are on fes Heeren M. CC. Zdll- ca Se ven tig in de inaenc van September. HOLLANDS 110 gers is een dergrootfte Asfuradeursran ons Land ge» weest. Men wil, dat 'er een genootfehap onder de> liroekenaars zoude zijn geweest, in liet welk alle de dorpelingen voor zoodaanig cenefomme, als zij goed vonden, mits niet beneden do 500 guldens zijnde', deel Iconden neemen. De jonge lieden wierden in den han del en in den levensaart van het dorp opgetrokken, en aan de arbeidzaamheid gewend: zij werden voor» heen meer dan nu naar verfchillendeplaatfcn van Eu ropa , toe het waarneemen van den koophandel, ge zonden. Bij de laatfte negotiatie van den Staat zijn 'er over groote fommen uit dit dorp aan het Land gegaan, van welken de penningen renteloos lagen te wagten paa zulke cene gelegenheid. De zucht tot den koophandel, welkebij de Inge» zetenen algemeen in die vroegere tijden fchijnt ge heerscht te hebben, en de algemeene verfpreiding van denzelven en van de fcheepvaart binnen deze- landen , moet men insgelijks onder de voÖmaamfle oorzaaken van den a:mwas en bloei van die beiden flelJen. Vn.r dac de woonpteatfen', welke naderhand bümuurd , eti mecponreen vooracn, cot fledeh iijq jjeworden, van hec platte land zijn ondcifcheiJen , 'zijn óc mauu fa6tauren, ambaeliten, neermgên en fabrieken, ten platten lande geoefend. De koophandd ei? feheep vaart : werden overal gecirecven door de ingeze tenen : naar maate du het getal der fieden ver meerderde, zag men 'er blijken van: wknt hoe zeer deze of gecne flad wel meer dan andere deel aan den koophandel had , en offchoon Dordrecht ée hollandfche(leden, in het ftuk van vaarten kooplnu del, overtrof; waren cetter die koophandet en va;re gelijkclijkeF onder de fleden en de inwoonders on siit geweiten verfpreid. Zdfs de Opgezetenen ten pliUteM iande hadden zoo wel deel in den koopiwndel ;i!s bcyooaders d-r pla.ie- E IJ L A A G E S. 110 Onder de voorverhaelde Participanten zullen ghere-' l<enc worden Hooftparticipancen te wefen, die in de kamer van Amiterdam , voor haere eyghene rekening? pirticipeeren defommev.in fes duyfcntgaldens, ende in de andere kameren , ter Comme van vierduyfent guldens. Welke Hooftparticipanten, fuo haëftdefe Compagnie fal gefloten wefen , deur de Magiftraten van de plaet fen , daer de kameren refideren, by een geroepen (uilen ■werden , omme uit 't middel van haer ende by hare no minatie gekooren te worden, een dubbel getal, om daer uyt by de Staten van de refpeclive Pro vinnen, ofte door de Magiftmeten van de itceden, daer de i-a -meren iyn, gekoreh te worden tot Bewindhcbberen , die de direöie van de Compagnie van den ueriten aen vangen , en vervolgen lullen. Dat de eerde bewindhebbers fuilch dienen den tyd van fes jaren, ende dac men dezelve overflrckcn iyn ie, eerft by lotinge fal veranderen, een derde part van 'c ghetal van de Bewindhebbers, ende de twee jaren daer na ghelyke, derde part ende de andere twee volgende jae ren'het lefte derde part ,eude voorts fucceffivelyk de outfte in dienftzyr.de laten argaen', ende dat in plactfe van dcafg3ende, ofte van den genen die voor ofte oaèr foude mogen aflyvig, ofte om. andere redenen veTlaeren woraen, by du Bev/indhebbercn, fooblyvende, als af gaende , mitsgaders by de Hooftparticipanccn , die in per fone en op hare kosten daer by fullen willen komen , dub bel ghetal fullen worden ghenomineerc, uyt welke de voorfz. refpeftivc Provintien , Gedeputeerdens, ofte Magiftraten, nieuwe eledlie van de Bewindhebbersfulkn doen, ende de vacante plaetfen fucceffivelykfuppleren : ende zullen voor Hoofcparticipanten gehouden werden,' de voor hun eygen foo veel participeren als de refpecli ve Bcwjndhebbcreu zyn doende. Dat de kamer van Arnflerdam fal beftaen vnn twin tlgh Bewindhcbberen, de kamer van Zeeland van twaclfy De k:imercn van de Mafe ende van 't Noorder- qu:'.rticr elk van negen Bewindhtbberen,endedckt»ner van Vrics landt ende" de Stade eudc Lande te famen oock uegca Bewindhcbberen. Welke Bewindhcbberen in plaetfe van provifie tot laft van de Compagnie, genieten fullen ter kamer van Ainftcïdam jaerlycx de foaiine van cwaelf hoadert gul- TL IJ K D O M. 111 («O T). I. bl I 7« en volg. iBr. (b) D.I bl. i 77. 194 .en volg. 20Ü.Bijlaagen vanM.D.D^ (cj D. 1. bl, a O7 , 213 . gen, fcn, aan welken de naam van ftad gegeeven werd. Men behoeft flechts in te zien het geen we te voorea uk de Hiftorien hebben aangetekend (a). De klagten van tijd toe tijd tegen het ftapelrecht van Dordrecht gedaan (b) ; en de uitrustingen tee beveiliging van de fcheepvaart ondernomen, zoo welalsdcbinnenlandfche beroerten, draagen'er blij leen van(c). Welke wederwaardigheden onze ge westen ook fomwijlen drukcen, de koophandel fcheepvaart, en fchcepsmagt wiesfen en namen bij den duur toe; zij breidden zich hoe langer hoe verder uit naar de oost - zee en naar het; Noorden , alwaar men zich al mede fterk op den koophandel had begonnen toe te leggen. De zorg, welku Graaven en de Wethouders droegen om den koophandel onbezwaard en vrij ia zijnen loop te laaten, en zoo min mogelijk door Jas ten te drukken , is, onder alle de oorzaaken, wel eene der voornaamften , of mogelijk de voornaamfte. De Graaven hadden het recht van hunne tollen, de in komften van hunne heerlijke goederen, eneenige anderen : voor het overige , wanneer zij onder ftand behoefden , of bevoegd meenden te zijn om dien te vorderen, werden 'er bejden gevorderd , over welken gemeenlijk een verdrag gemaakt werd, eg: teffens bepaald, hoe veel elk der mede - opbrengea den daar aan betaalen zoude : alle belastingen op de koopgoederen, en op het overgaan der koop waaren waren onbekend; en uit dien hoofde alle belemmeringen, welke het heffen der belastingen a'cijd verdien , en den koophandel , al was het flechts door verlies van tijd, meer nadeel toebren- BIJLA A G E & 111 teer: déns, ende in andere kameren duyfent guldens, endeful leo de fubalcernedienaers ter difcretie van derefpectiveße windhebberen gheltelt worden toe lafte van de Compagnie. Dac foo dikwils van uoden fal fyn , een geucraels vergaderinghe van de voorfz. kameren te houden, om op het convoyeren van de fchepen , equipagien vaa dien, veylinge van de zee, ofte eenige faeken, de Com pagnie )□ 'c gemeen betreffende, ordere te ftellea, het i'clvc fal gefebieden by negentien perfonen, daerinne uyc de kamer van Amfterdam fullen compareren achc, uyt Zcelandt vier, van de Mafe twee, uyc het Noor der Quartier twee, uyt Vriesland , mitsgaders Stadt en Lande twee, wel verftaentle dat den ncgentienden per loon , ofte foo veel meer als wy t' elkens fullen goed vinden ,by ons fal worden gedeputeert, om in de voorfz. vergaderings de zaken van de Compagnie teil beften te helpen dirigeren. Van welke generale vergaderinge van de voorfz. ka meren, alle faken defe Compagnie aengaende, verhan delt en beflor.cn fullen worden,- wel verfbende dat ia faken van oorlogen, op de genomen refolucie, verfogc fal werden onfe approbatie. De voorfz. generale vergaderinge befchreven fynde fal te famen komen om te vefolveren, wanneer men fal eqaiperen , hoe veele fchepen men op elk Quartier fal feodeD, de Compagnie in 't gemeen betreffende, fonder dat de een of andere kamer yet fal mogen aenrigtcn buy ten de ghemene refolurien, maer fullen gehouilcn ?.yu da felve te efFüftuereo ende in 't werk te ltellcn. Ende indien eenige kamer bevonden werdc in gebre ken te zyn de gemene rcfolutien te agtervolgen , ofte te cootravenierea , hebben wy defelve vergaderinghe gcauthorifeerc, ende authoriferen by defen, om fodahig gebrek ende contraventie metten eerlten te doen repare ren, waer inne wy (des verfochc zyude_) haer fallea aflifteren- üc zelve generaele vergaderinge fal gehouden wer den: de eerfte fes jaren binnen de ftad Amfterdam, en« dc cwee jaren dier naer in Zeelandt: ende foo voorts van cyde toe tydt in de voorfz. twee plaetfen- Deßewi -d, die van wegende Compignie jre committeert fynde , van huys fullen reyfen, het fy op uc vuuriz. vertjaderinge , orte elders, lullen voor na<_r HOLLANDS 112 gen > gen, dan de belastingen zelven. Hoe de koophan del hier te lande daar door heeft moeten toenee men, terwijl dezelve in andere Janden, uit tegen geftclde oorzaaken te gronde ging, valt niet moei elijk te begrijpen, wanneer men flechts in aanmer king meemt, dat de koopman altijd heen wil, daar de minfte lasten geheven worden , en dat niemand zijn fortuin in den koophandel gaat zoeken op plaat fen , daar die aan meerder lasten en ftretnmingen, dan in derzelver naarbuurfchap, onderhevig is. Bij al het geene, wat wij in het breede wegens de oorzaaken der opkomst.en toeneeming van den handel en de feheepvaart onzer landslieden hebben gezegd , moetenwe nog van eene omftandishcid fpreeken, welke gewisfelijk niet als eene mede-oor zaak van derzelver bloei aangemerkt is, en ligt, als zoodaanige, over 't hoofd gezien zoude worden , naamelijk de noodzaakelijkheid , in de welke de ingezetenen dezer gewesten zich bevonden heb ben , om hunne fchatten in den koophandel te ge bruiken. Het land geene vaste goederen opleveren de ,om dezelven daar aan te befteeden, was men , indien men voordeel wilde trekken uit den rijkdom, welken men bezat, en verkreeg, gedwongen, om op de eene of andere wijze, deel in den handel te neemen. De geldopneemingen, welke in laatere tijden de Vorsten en volken zoo zwaar met fchul den hebben belast, en van welken wij te vooren gefproken hebben , waren of nog in 'c geheel niet of nog zeer weinig bekend; en verfcliaften den welgeftdden lieden geen middel, om zich aan een ]ui en ledig leven over te geeven, en dus onnutte meubelen voor de famenleving te worden. Alle de ingezetenen , den Adel alleen uitgezonderd, hoe rijk zij ook weezen mogten, waren, om zoo te fpree fcen, genoodzaakt zich op eenjg beroep toe te leg- « U l a a g e s. 112 1 teerkoften en daggelden hebben vier guldens 's daees, boven de fchuyt en wagen vragten : wel verftaende dac die geene die van de eene ftad na de andere reyfen om 'die kameren als Bewindhebberen ende Regeerders te frequenteren, egecn dag gelden ofce reyskoften en ful len ontfangen, toe lafte van de Compagnie. Ende of het gebeurde dac in de voorfz generale ver gaderinge eenige iwigtige fatken voorvielen, daer inne fy niet wel en konden verdragen, of dat fy felfs hun fouden mogen befwaert vinden, om eikanderen te over flemmen, dat het felve gelaten fal worden tot onfe de cifie: ende 't geene dien aengaende goedt gevoaden zal worden, zal agtervolgt en naer gekomen worden. De fchepen van de reyfe weder komende, fullen we derom aenkomen ter plaetfen daer fy afgcfdlt fyn , en de ofdeurfortuynevan weder en windt, defchepen v,-;n 'c eene Quartier uytgefeildt, aenquamen in 't ander: als die van Amfterdam, ofce van het het Noordei quartier in Zeelandt, ofce in de Mafe, ofce die van Zeelandc, ofce die van Vrieslandt: mitsgaders Stad en Landen in een ander Quartier dat niet te min elks kamer de ad rainiftratie ende bewint van hare uyegefonden fchepen ende koopmanfchappen fal behouden, ende dat fy deft.l -ve rullen moghen verfenden ende vervoeren naer de Quartieren daer de fchepen waren uytgefeylt, 't zy mee üefelve , ofte andere icnepen : mits dac de Bewindheb beren derfelver kamer gehouden fullen fyn baer felfs in perfoon ce laaten vinden, ter plactfedaer de fchspen ofte goederen aengekomen zyD , ende geen Facleurs daer over lullen verrroghen te; ftdlen. Maer in gevalle hier felfs niet gelegen en ware te reyfen: Dat fy als dan do Bewindhebberen van de kamer ( daer de fchepen gearri veert fyn) tot de adminiftratie fullen commnceren. Ende indien eenige Provintien goed vonden oenen /gent ceitellen, om de penningen uyt hare ingefetencn :c verfarTiden, ende in mafl'e in eenighe kamers te I( gen , ende van de uytdelinge betalinge te vorderen, iA de kamer gehouden zyn al fulckep Agent toe te lae;ca acces in de felve kamer om aldaer geinforraeert te war den van dc-n ftaet van den uyt - peve en in - komen, uyc ende-infcbulden; behouders dat de penninghen by alfulc ken At?cnt ingebracht fuilen bedragen vyftig duy'fcnt gul dcrij en daer boven. B IJ L A A G E S. 113 Ende of het gebeurde, dat onder deen of d' ander ka* mer yemandt van de Bewindhebberen in fulcken ftaet ge* raeccc, dat hy niet en konde voldoen 'c geene hem Czyuder adminiftratie aengaende} betrouwt ware, cnde daer door eenighe fchade moghte komen: fal wefen tod Jafte van de penningen, die alfulcke Bewindhebberen heb ben in de Compagnie, dewelcke oock voor haere ad«i niftracie fpccialycken zyn verbonden,- het welcke oocfc plaetfe fal hebben ten refpefte van alle de Participanten » die uyt faecke van koop van goederen, ofte anderfints debiteurs v;-.n de Compagnie fouden mogen weefen: ende fal gerceckent worden ïn allen fchyn , of haer in geleyde penningen tegens het geene fy de Compagnie fchuïdig zyn , van aen beginne waer gecompenfeert, en de by refcontre gedoodet. De Bewindhebberea van de refpedlivc Kamers lullen refponderen voor hare Caflïers ende Boeck - houders, Dat alle de waeren van defe Compagnie (die by den ghswichte verhandelt fullen warden) verkocht lullen ■worden opeenderley gewichtc, te weeten : op defwaer» te van 't gewich:e van Amfterdam, en dat msn alïulcW waven fül mogen overdaen binnen fcheeps-boort, oftö in de pack-huyfen, fonder daer van eenigen accys, lm» poll ofte waeggcld te betalco : mus dat dezelve ver kocht zynde, niet anders fullen mogen worden gëlevcrt , dan ter en mies becalcnde den impoft en waeg? gek, foo dickwils als fy worden gealieneert, gclyck an dere goederen , de wagc fubjedi zyade. Dat men de perfoonen ofce goederen der IJcwindheb beren niet fa! mogen arrefteren, bsfetten ofce bekomme ren, om van hen te hebben reeckeningh-j van adminiftra tie van do Compagnie, noch oock om de betalinge v;n de gag'cn ofte loon van de gene die fy in dienlte van ö* Cotnpagnia gebruykc hebben, maer de ghene die fulcst ■yet op henluyden fal willen pretenderen, fullen dtnzyn defelvete betreeken voor hareordinaris Heefteers. So wanneer eenige lchepen van de reyfe fullen w keren, fullen de Generaels of Commandeurs over de vloote, fchip ofte fchepen, gehouden zyn binnen tien dagen rtacr hare aenkomfte , aen ons te komen doen rapport van het facees van hare revfc, en daer van fchrifrelyck rapport over te geven ende leveren, indien de zake fulcks vtreyfehr. R IJ K D O M. 113 UI. Dj-Ei, H * gen, hun geld in den handel te gebruiken , en hun ne kinderen in den arbeid op te brengen , dezelven vroeg tijds gewennende om van hunne bekwaam heid gebruik te maaken. Die oorzaak heefc op het Staats - wezen van ons Vaderland meer invloed ge had , dan het bij den eerften opflag 2ich laat aanzien. Indien men dus, het geene wij voorgefteld heb ben, korteli]!c nagaat» zal men zien, dat de oorzaa ken, die den handel en de fcheepvaart bij ons, voor dac de thans Vereenigde Gewesten zich van het graaf* lijk gezag hebben onefhgen, zoo fterk hebben doen toeneemen, voornaamelijk op de volgenden uitkomen: 1. De onvruchtbaarheid des gronds en de ge fteldheid der bouwlanden, (bl. 8- 78. en volg. 87. ) 2. D E nooddruft van het leven, en de nood zaaklijkheid, om daar toe middelen uit te denken» (bl. 7. 81. 85) 3. De knjgsverrictuingen der Romeinen in Gal lië (bl. 10.) 4. De gelegenheid des lands , voor zoo verre het aan de zee, en aan de uitwatering van rivie ren gelegen is. ( bJ. 95. ) 5. D e gelegenheid des lands, voor zoo verre het tusfehen het Noorden en het Zuiden , of anders tusfehen het Oosten en Westen van Europa ligt. (bl. 92. en volg.) 6. D e krijgaverriehtingen der Romeinen tegen de Germaanen, en derzelver fchikkingen tot het gemakkelijker overvoeren van leger - behoeften en andere goederen, (bl. 15.) 7. De burgerlijke beroerten in Frankrijk, federt den dood van'Clovis toedien van Clotaris(bl. 19.) 8. Het verval van den koophandel en de handwer ken in Frankrijk door die rijks- beroerten veroor zaakt; en het overgaan van dezelven en van nee* nngdoende luiden naar onze gewesten (bl. 24.) HOLLANDS 114 20. 9. De verdeeldheid en burger - krijgen onder de af fhmmclingen vanKarelden Grooten (bl. 27.env01g.) 10. Dtzorg, welke de Graaven hebben gehid, om den handel, zoo door verbonden mee andere Vorsten , als door het verleenen van vrijdommen van fchatüngen en belastingen, te begunstigen : als mede de noudzaa kelijkheid, in welke zij zich van tijd tot tijd bevonden, om die te verleenen. ( bl. 33. en volg. bl. 75. 80.11 x.) 11. De invloed van het kerkelijk gezag op hec wereldlijk beftier. (bl. 42. en volg. 89. ) 12. De zorg, welke de fteden hebben gedraa» gen, om den koophandel en de fcheepvaart te be voordeelen , en daar toe voorrechten en vrijdom men te verkrijgen, (bl. 61. en volg.) 13. De vordering in de zeevaart, (bl. 65.) 14. D e oplettenheid der Hollanderen, om zich de gelegenheid hunnes lands te nutte te maakenj, (bCB. en 9. 93.) 15. Een allerftipfte zuinigheid en fpaarzaamheid in alhet geene tot den handeleenigzins betrekking had. 16. De naijver van andere volken, die zich op den koophandel toeleiden, (bl. 01.) 17. De algemeene zucht onder de ingezetenen, om zich op den koophandel toe te leggen, (bl. 110.) 18. De befcherming aan de fcheepvaart en den koophandel ten allen tijde verleend, (bl. ui.) 19. De burgerlijke vrijheid , voor zoo verre die be/laan heeft in het vermogen, om , naar goed vinden, over zijne goederente kunnen befchikken; zoo bij leevenden lijve als bij uiterften wille; in niet onderworpen te zijn aan het opleggen van willekeu rige fchatringen en lasten ; in het voorrecht van ter zaake van misdaad nergens anders dan voor zij nen dagelijkfchen, vrdinairen en competentcn rechter te kunnen betrokken worden, en van dtnzelven nieC te mogen onttrokken worden, (bl. 106.) B IJ L A A G E S. 114 wel' Ende oft gebeurde (dat wypcenfints en verwachten ) dat ycmant de fencepvaert, negotie, handelin»e ofte Trafique van dele Compagnie, contrarie het algemene recht, ofte oock jegens hec inhouden van ile voorfz. Traktaten , verbonden en entrecourfcn in eniger manie ren wilde befchadigen ofte hinderlyk wefqn , fullen hun daer tcgens mogen defenderen , ende reguleren ia conformiteyL van de icftrudlie by ons Uaer van te ge ven. Endc ten cyr.de de Participanten in de refpeflive ka meren te gcrufter mogen wcfen, over het beleyc ende adminiftratie van i!e Bewindhcbberen , lullen de'Hooft pauicipanten in yder karr.cr by meerderheid van flcm men uyc hec middel van haer abfolutelyck mogen ver kiefen, eenige opzienders ende opnemers van rekenin ghe: namentlyck in de kamer van Amfterdam vier, en de in de andere kameren drie perfoonen, die gehouden zullen zyn alle twee dagen ter weeke alle boeken ende reken innen van de Compagnie nae te zien , als mede tot eclairciilement van dien te vifitcren de fj&uren en do cumenten, die haer dacr toe by de Ikwindhebberen in handen zullen worden geftele; mits dat zy lieden onder eedc verklaren , fecrect te i'ulien houden, 't ,'geene de Bewindhebberen fecreet bevolen wert, ende tot hare kennifle ('oude mogen komen; als ook van gelycken gene rekeninge te advuyeren , dan die naer fync nature be hoorlycken verantwoord werd, ofre met documenten bewezen zyn , en zul'en dezelve Rekenmecfters jaer ]ycks voor haer traftcment hebben in de kamer van Am ücrdain drie honderd gulden des jaers, en in de andere kameren twee honden guldens. Welke Bewindhebberen en Rekenmeefters gene fehe pen , vvnren ofte goederen, haer in 'c geheel ofte deel toekomende, aen deze Compagnie zullen mogen leve ren, ofce verkoopen, noch van de zehe Compagnie eenigc.k:>opm3n!chappen ofte waren kopen , ofte doen koop«n, dioreöeJyk ofte indiredtetyk, nochte ook por tie ofte gedeelte daer inne hebben , op de verbeurte van een jaer van hare provifie , die contrarie- v,in defen be vonden wert gesiaen te hebben, tot profyte van den ar men , ten waeie dt:«eneraele Vergadcringevande Negen ttiitne in <!e Kameren goct vonden eenigegoe deren publyckclyk met op, ofte afilag te verkoopen: fc. Ij K t> O M. 115 20 De weinige gelegenheid van geldmiddelen aan vaste bezittingen"te befteeden, en elders te be« leggen ; en de noödzaakelijkheid, daar uit voort* vloeiende, om die in den koophandel, tmnufacluu ten, fabrieken en trafieken te befteeden. (bL 112.) 21. De werkzaamheid en lijdzaamheid in 'tbeflier van den koophandel; deafkeerigheid van iedele over daad en pracht; de natuurlijke neiging tot hereerl,' voudig leven ; niet befmet re zijn met het wanbegrip j' dac tiet drijven van koophandel tot oneere ilrektj en boven al de goede trouw in 't koopmanfchap-, pen. (bl. 108.) 22. Het overleg, om de manuiacïuuren, eo trafiek - waaren met de minfte kosten allerdeugd 2aamst te maakcn. 23. Het bekomen vart kort en overtoogen recht (bl. 165.) Ofschoon alle deze verfchillende oorzaakeil, "wel- ken wij hier onder een oogpuntgebragt hebben, hec haare toegebragt hebben om den koophandel en vaare hier te lande te doen opneemen, moet men echter agt flaan, dat fommige derzelver volftrekt noodzaaklijk,, andere wederom flechts nuttig en dienftig zijn freest. De onvruchtbaarheid van den grond, de nood druft van het leven, de beroerten in Gallie, en de ia vloed van 't kerkelijk gezag konnen niet aangezieii worden voor noodzaaklijke oorzaaken : de koop handel en vaart zouden zonder dat hebben konneri opneemen; maar de ligging van het land , de zeden en levens-aart der Inwoonderen, en het beleid vM 't Oppergezag , hebben todaanig verband met hét! geheel, t:n zodanigen invloed op hetzelve, dat; al« *er iet van wegvalt, het gantsch geftel zijne werking verliest 5 even als wanneer 'er van een uurwerk een der nodige raderen onfteid raakt: waarom 2uM ke oorzaaken voor noodzaakelijke te houden zijn. B JJ L A A G E Si 115 ! (<O N<?r."vt van de iügiboornm ofte de ingeietemn, enz } Het voorrecht yan , met uitflaiting aller anderen, op zekere phatfen en onder zekere diflriétbn handel te drijven, fchijnt ook wat tegen de algemeene vrijheid, welke de koophandel ver eii'rht, aan te loopen. zen Il i welke goederen by Eewindhcbbercn , ende Rekenmee fters lbo wel als by de andere mogen ingekogt en ge rnynt worden. Voorts dac binnen den cyd van de voornoemde vier en twintig jaren, nicmant van de inpeboomeD of:c de ingezerenen ( a ) defcr landen, anders dan alken uyt den nr.rae van defe Compagnie uyt defe Verenigde Neder landen, noch ook van buyten defelve landen, niet en ïal mogen varen , noch ne^otieeren, op de tuften ende Landen' van Afr ica, beginnende van de Tropicus Car.cri * langs de peheele kutfe van Harbarien, Noordwaerts acn , door de ftrate van Gib+alterj Ooftwaërds langs de zelve kuilen van Barbarien ftrecktode, voortaen langs de p,e hcele kufte van Alexandria ende hec vafte land , van Borya aen Smirne incluis: daer inne begrepen de Eyian lien van Cyprus, de Archiptlagus, en andere onder dvn Grooten Hcerforterepde; ende zoo wie zonder content van deze Compagnie hem zal vervorderen te varen , ofte te na?otieren op enisje plaetfen binnen de voorfz. Li mi een ,de Compagnie gt:-jceordeert, dat fat fyn op de verbeurte van de fchepen en goederen die bevonden ful len werden opde voorfz. kufr.cn ende Gewellen te hande kn, de welke darelyck en alomme van wegen de voorfz. Compagnie aengetaft, genomen , en als verbeurt , ten behoeve van de adve gehouden zullen mogen werden: ende in cas fodanice fchepen ofte goederen verkocht mogten weezen, ofte in andere Landen ofte Havenen ingeloopen, iuiien de Reedcrs ende Participanten voor de wacrde van de zelve ichepon en goederen mogen wer den geercuteere: uvteefondert alleen, dac de gene die voor dßto van dit óftroy, uyt óeCc ofte arjdere landen opeeni;v:der voorfz. kutten uytgeloopen ofte uytge lbndcn i'yn, hunne handelinge tot den uytkoop haerder poederen, ende wederkomen m dezen lande, oftean dorüncs ter expiratie vau liaer Ottroy ( foo fy voor de- HOLLANDS 116 me< ZEVENDE HOOFDSTUK. Oorzaaken van het toeneemer. van den Koophandel en de Schtepvaart , na het oprichten van den Vcreenigden Staat. De oorlog, welken de ingezetenen dezer ge westen, tot behoud van hunne burgerlijke voor» reeheen en afweering van geloofsdwang, tegen ï'ilips den 11. en zijne opyolgeren ondernomen en gevoerd hebben , mag gehouden worden voor de aanleidendeen eenedervoornaamfte oorzaaken, weJ- Ice, na het oprichten van 1 den Vereenigden Staat, den koophandel en de fcheepvaart der landzaaten tot dien verheven trap van luifter, welke hec Heelal verbaasd heeft doen ftaan, bevorderd hebben. De onafhangelijkheid , in welke de Vereenigde Staat zich flelde, mee betrekking tot het Huis vanOoften rijk , en de bevoegdheid om zich als een vrij en onafhangelijk volk te gedraagen , welke daar ten gevolg van was, brak te gelijk alle banden los, die tot nog toe onze landsluiden belet hadden, om aan haare zucht tot het uitbreiden van fcheepvaart en koophandel den losten teugel te vieren ; en zij kreegen daar door eene onbelemmerde vrijheid, om alle hunne vermogens tot het onbepaald bevorde ren van hunne vaart en koophandel in te fpannen. Inzonderheid werden zij 'er door in ffoat gefield om die in alle de deelcn der wereld over te bren gen , ontdekkingen te doen , en fchikkingen te maaken , bekwaam om dezelven te doen aanwajfea en ten hoogften top te voc;t.n. Deze bekomen vrijheid alleen zoude echter nim- B IJ L A A G E S. 116 (a) Dat voorts ilt voorfz. Compagnie, enz.] Hier uit l>li ; kt, -dat aan deze Conipagiiie niet ilechts het doen van as:ura;i tie werd afgeftaan, tn enkelijk tot dat einde zoude Ü«K- J:en; maar te ;;rli ; k koh.)ü zijii eene Compagnie van negqtie, aan welk e liftehs •' ■•■ '-• ili,',hciii der zee zoude tue.yenmuAvJ worden, 'en wrfchéfJeiS rechten to eeus opperhetffivhappij beheoreiule, afgeftian. rael zen eenige hebben verkregen ) fulien vermogen te con tinueren , endo langer nier: behoudelyckdat na den eer flen ("anno feitïenhonderd nethen en twintig, dage ende tyde des inganks van delen Oftroye) niemant eeni ge fchepen ofte goederen en fal vermogen uyt te 2enden naer deQuartieren in deferj octroy begrepen, alwaer 'c dat voor date van dien deze Compagnie noch niet cyn delycken ware gcflooten: maer Tullen daer in vooriku fulks als behoort, tegens den genen die wil ler; in fraude van dele onfe goede meyninge, 't gemenebeft foeken te fruftcreren Üac voorts de voorfz Compagnie, (a) op onTen na me tnde authoriteyt (binnen delimiten hier vooi. iteld) zal mogen maken contraöen , verbinccr endeallianti>n met de Princcn, ende de Natu.rr.-len vanden Landen i!;:er innc begrepen; mitsgadefs aldaer enige For treffen eudc veifekertheden bouwen: Gouverneurs, volk van oorlogbe, ende Officiers van juftitie, en toe andere nodelycKe dienden , tot conlervatie van.de plaetfcn , onderhoudinge van goede ordre, policie en juflitie (e-.n --faemmentlyk tot vorderinge van de neringej ftellen , de porteren ende afftellen, ende wederom andere in hare plaetfc furrogeren, foo fy-luydennaer van zaken zullen bevinden te behoren. Voort populatie van vrugtbare ende onbewoonde Qaartieren mogen bevor deren, code alles Uoen <iac den uienfl: der landen proffyr., ende vermeerdenngc van den handel fal vereifches. En de fulien die van de Compagnie ons fucceffivelyk com municeren j ende overleveren zodanige contradien endc alliantien , als zy met de voorfz. Priucen ende Natiën fulien hebben gemaekt: mitsgaders de gelegentheid vaa de ForirefTen, verfekertheden ende populatien by hen luyden ter handen ghenomeii. üchoudelyck, dat fyluyden eenen Gouverneur Ger.e- ü IJ L A A G E S. 117 (o) Dat de Provoojltn, enz. ] lift recht, 't welk hier aa* de Compagnie word gejjund, ichijnc niet te kannen ovetecii gebrngc worden met de begrippen, welken mcv over het hand haaven der jurisdiélie, zoo in provinciën, als in fteden en ten platten lande heeft. Welke gefchillen heeft men deswege niet •zien ontrtaan tuflehen de Admiraliteiten ca Steden, lusifh»:» üccommitceerJc Raaden en Steden, wcr- mei verkaorcn , ende voor hem inftruflye geconcipieerc hebbende, ce felve daer nae I y ons geapprobfeert, en commifiïe gegeven fal werden J ÊnJe dac voorts fooda (Gouverneur Generacli foo wel als de andere Vfcë Gouverneurs, Commandeurs endc Officieren, g houder» fuüen vvefen den eedc van getrouwigheid aen ons W doen , ende ook aen de Compagnie. Ende indien de voorfz. Compagnie , op enige der vnorfz. plaetfeo, in fchyn van vrundtchap bedroogen ofte ek getraüeerc mogte worden, oft da: in 'c ver trouwen van eeuige penninghen ofte koopmanfcnappeß, de felve zonder reftitutie ofte betalingcdaer van te ge nieten , gehouden werden, dat zy de fchads na gelcgent lieid der zaken, en na dat zy beft zullen vermogen , ful len doen reparceren, deur al fulko middelen, als rnea gevoeglyk fal konnen doen. linde alfoo tot pl.intinge, verzekcringc ende dcfenfte van delen handel, oock nodig fal fyn ecnigh krygsvolk mede te nemen , fullen wy naer de conftitutie van 't land en gelegentheid van zaken, de voorfz. Compagnie voorfien mes foodanigh volle van oorloge van comman dement, ende van fortiflcatSen , als noodig wcfen zal ; midts dat die by de Compagnie fullen werden bccaelt en dc onderhouden. De welke boven den cedt die zy aen ons ende zyn Excellentie hebben ghedacn , ook fweeren fultcn , hec commandement van de voorfz. Compagnie te volgen, ende hare faken te helpen vorderen, uaer belle ver mogen. Dat de Provooften (a) van de Compagnie aen lant ful len mogen apprehencieren het krygsvolk , endc volk van oorloge, dat hen in dienlte van de voorfz- Com pagnie begeven heeft , ende de gcapprehendeerde te fclieep brengen , 't zy in wat (leden , plaetfcn of ju risdiCtien van defe landen, dezelve bevonden tnogten R Ij K D O M. 117 H 3 <te tner in (laat zijn geweest, om 'er zulke vruchten uit te trekken, als wij gezien hebben, dat 'er uit ge nooten zijn, waren onder de bezittingen van den dwingeland, dien zij afzwoeren, geene geweest, Welke hun de bekwaamfte gelegenheid aan de hand hadden gegeeven. om in hunne onderneemingen allergdukkigst teflaagen; en zoo de onzen, door de noodzaakelijtheid om hunne onafhangelijkheid mee wapenen, en dus door hec recht van oorlog flaande ie houden, niet teffens het recht verkreegen had den, om veroveringen op hunnen vijand te doen, en hunnen ouden Landsheer te ontzetten van bezit tingen, die zijne andere onderzaaten, zoo in Afia, als Afrika en Amerika vermeefterd hadden. Hoe toch zouden zij ooit hunnen reeds bloeienden koophandel met dien op de kust van Afrika, en op Oost- en West- Indië , hebben kunnen verrijken, indien zij vreed zaamelijk in het bezit van hunne oude voorrechten, en onder het graatlij ft gezag gebleeven waren? of indien zij zonder tegenftand, eene vrije ftaatsrege ring hadden verkreegen? Mogelijk zouden zij door onderneemingen, reizen, en door veel beleid hec zoo verre hebben kunnen brengen, dat zij eenige geringe bezittingen in de drie andere werelddeelen verkregen zouden hebben , even zoo als de Dec nen, en anderen, en gelijk zij zclven, ten aanzien van Ooftindië, 'er reeds , eenige jaaren voor de vereeniging van Portugal met Spanje onder Filips den 11., poogingen toe gedaan hadden; zoo mét hetzoe ken, onder anderen, van eenen doortocht naar Indiè* door het Noorden, als vervolgens door eenen tochc met vier fchepen naarlndic, langs den weg door de Portugezen ontdekt, in 't jaar 1595 gedaan. Deze laatfte tocht l< an ze lfs aangezien worden voor den eerftenftap, welke tot het oprichten onzer ooftindi lcheMaatfchappije aanleiding gegeeven heeft, doch HOLLANDS 118 de opkomst van ons gebied in Indic, en van een; llicgeftrekt rijk en magug gebied was nog ver te zoeken. Zouden de Vrije Nederlanders ooit heb ten durven denken, da.t zij 'er toe geraakt zou den zijn , gefield eens dat een allerlcherpsc ver nuft 'er een ontwerp of bedek van had kunnen maaken. De eerde onderneemingen gefchiedden enkelijk om den vijand afbreuk te doen *en de vaart en koophandel overal uit te breiden , zon der eenig bepaald vooruiczigt dan alleen van zich naar de omftandigheden en het uitvallen der on derneemingen te gedraagen. De wakkerheid, het beleid , de voorzigtigheid , de algemeene ijver om zich uit de dwingelandij te redden , eene echte vaderlands - liefde of patriotfehap beziel den alle de ingezetenen; en deeden alle de onder neemingen tegen eenen vijand, bij wicn juist op. dien tijd tegengestelde gemoedsneigingeri plaats Jiadden,' gelukkig uitvallen. Alle die omftandighe den, en meer anderen, fchijnen door de Voor zienigheid vooraf bereid te zijn geweest, om aan het menschdom een voorbeeld te geevcn, hoe eer* trotfche dwingeland, door eenen orv.aügen geloofs ijver, en door eenen verdwaasden euvelmoed ver voerd, door eene zwakke fchaar van onderdrukte en wanhoopende onderdaanen, van zijne heerlijk heid ontzet kan worden. De cerfte onderneemingen op Oost-Indië dee den ons volk , bekwaam veel grooter en rtouter dingen te beproeven , zien , dat 'er wat groots uit te rechien was. Zij leiden ongevoelig den grond, tot die verbaazende zeemagt t welke de onzen een tijd lang in alle zeeën vertoond heb ben , en welke zij uit de veroveringen en overwin-* ningen op de Spanjaarden en Portugeezen behaald padden» Alles vloeide ons toe. \Vel draa bevon- S IJ L A A G E S. 118 ccert werden, mits dat de Prnvooften te vooren fuilen aen fpreeken d* Officiers en Magiitraten van de fh den ende plaetfen daer fulex valt. Dat wy geen fchepen, gefchut ofte ammunitic vaa defe Compagnie, totdienfte defer larden en Tullen ne men, dan met confenc van de felvc Compagnie. Hebben voorts defe Compagnie geedtroyeere, gtp.ir viligeert en vergunt, octroyecren, priviligeereri en gun nen mits defen, dat zy mee alle hare fchepen en goe dereu vry fullen mogen palTccrcn voor by alle tollen , cenige der Vereenigde Provinticn toekomende, endc dac zy dezelve vryheit zullen gebruyken in fulker voegen als de vrye ing.efetcnen van de fteden deler landen , daer inne hare vrydommen zyn genietende, ook niet tcgen ftaende enige onvrye perlbnen in de Compagnie zyn par ticiperende. Dat alle de goedere» endewacren, die defe Compagnie gedurende den gehelen tyd van haer Oótroy, fullen uyc defen lacden voeren, naer deQuarcieren van Barbaryen , Sorya, oude andere binnen de voorfz. limiten begrepen , ende die zy van daer in defe landen fullen brengen, fullen vry zyn van uytgaende ende inkomende Convoy. Dat men de rekeninge van de Equipagie, ende uyt> rultinge van de fchepen, met de dependt-ntien van dien, fal doen drie maenden nacr 'c vertrek van de fchepen , endc een maend daer na Copycn aen ons, ende aen du refpeaive Kameren fenden ,• ende van de retouren , mitsgaders van de verkopingc derfelver, fulléo de Ka meren Cfoo dikwils wy dat goed fullen vinden, of zy van de Kameren daer toe verfogc werdeo ) Oaec aen ons, en malkanderen overfchicken. De Bcwindhebberen fullen gehouden wefen alle twee jaren te doen generale r ekening'-*, van alle uytn ende recouren, mitsgaders van winfte, ende verlicfcu van de Compagnie: te wecttn; eene Van de negotie, ende gedane afïeurantien met de appcudentien van dien, ende de andere va» de offenfive oorloghe, yeder apart, welke rekeningen in 't openbaar fullen werden gehouden , naer voorgaende sffixie van biljetten ; dewelke g zynde , dé boeken van de Compagnie gefloocen fui'tn worden , en vier maenden daer na aen de participantca naer rate van hare rekeninge, uytdelinge gefchieden, van al 'c gene bevonden wort, boven 'c capitae] geavan- D IJ L A A G E S. 119 #4 10 cccrt te zyn , ende zullen de verlieten n*er het voor gaen;ie fluyten vallende gebrocht worden op de vol gende rekeningen , als mede de onverdiende premie van den RiGco noch toe lafte van de Compagnie luo pende. Niemanc fal geJucrende den tyt van defen Oftroyc, zyncapitael ofte ingeleide penningen uyt defe Con>[. mogen treeken, iielyk men ook geen nieuwe Participan ten lal mogen innemen: dan, indien ter expiratie van vier en twintig jaren mochc goedgevonden worden defc Compagnie te continueren , ofce een nieuwe op te rech ten , fal finale rekeninge ende eftimatie by de ntgenthie ne mot onfe kennifle gedaen worden, van al 't geenc iieCe Compagnie is toebehorende, nis ook van de noo telyke koften die by defelve fyn gcdacn, epde yder een vermogen na de voorfz afrekening ende gedaene cfti matien, fyue penningen te-ligten, ofte in de volgende Compagnie nae advenant van dien , in 't geheel ofte deel, te continueren ofte participeren ; ende z;il in fuiken ge valle de volgende Compagnie de reftnnten, die volgens de rekeninge en eftimatie bevonden lullen worden, toe haren lalten moeten nemen, en de Participanten die in de Compagnie niet fullen goetvinden te continueren , haer contingent betalen, op al fulke termyncn alsdeNc genthiene met onfe kenniffe ende goedvinden, fullcn be vinden te behoren. Ende ingevaüc het foudc mogen gebeuren, dat de landen in hare laften merkclyk fouden werden verligc, ende dat defe Compagnie in fware laften van oorloge ("oude komen te vervallen, foo hebben vry he looft, eiuie beloven mits defen , de voorfz. fubfidie fulcx te vermeerderen, als den Staet van den Lande, fal moaen lyden, ende de zaekea van de Compagnie lullen komen te vereyfehen. Hebben voorts geordonneert, dat ïn gevalle van oor loge , alle prinfen die op de vynnden, ofie ook op de zeerovers binnen de voorfz. lirniteo , by de Compagnie, ofte by den genen die de felve ter harer afllltencie ful ]en worden bygevoege 5 Toudcn mogen werden verovert; ook de .coederen die uit kragce van onfe placcaten ful len worden aengchaelt ( na afrekeoinge van alle notc lyke koften , als ook van de fchadc diü de Compagnie R IJ K D O M. 119 den zich de onverfchrokfte zeelieden, en het uitge leezendst bootsvolk op onzefchepen, aangelokt door onzen geduurigen voorfpoed. Niet alleen was 'er een oorlog noodig, in welken de gemoeds geftalte op het hevigst door den haac te gen eenen dwingeland, en de liefde tot godsdienste fijkceo burgerlijke vrijheid ontdoken was; en wel ke de onzen noodzaakte, om hunne uiterfte vermo gens te beproeven, en hun eigen krachten te leeren. kennen; maar het moest hun ook gelukken , dat de onderfcheidene Vorsten hunne aanbiedingen, van zich onder hun oppergezag te ftelien , van de hand weezen. Dit was nog niet genoeg: deze eerfte oorziak hunner groote verheffing zoude daar toe niet toerei kende zijn geweest, indien de Koning van Span je , wiens willekeurige regeering hen genoodzaakt had, om met de wapenen in de hand hunne voor rechten en natuurlijk recht te doen fpreeken en gel den, hun teffens geen gelegenheid hadde gegeeven, om onnoemelijk veele rijkgelaaden fchepen uit Oost en West-Indië komende, te kaapen, en verove«j ringen op deszelfs bezittingen in Amerika, in Oost indië, en op de kust van Afrika , vermeerderd door de verceniging, waar door hij, in den jaare 1580, Portugal aan zijne kroon had gehecht, te maaken. Van deze onderfcheiden oorzaaken der toe nsemende magt en aanzienlijkheid onzes Va derlands breeder moetende handelen , zullenwe ons vooraf ophouden bij eene der inwendige oor zaaken , over welke een goed Patriot niet on verfchillig kan zijn , en welke hem in tegendeel, zoo hij belang \ n de aanhoudende welvaart van zijn Vaderland fielt, allernaauwst ter harte moet gaan; eene oorzaak, welke, nimmer als medewerkende HOLLANDS 12 (a) J. Cacfar de B. Gall. Lib. v. C. 53. (£) D. I. bladz. 152. en volg. (tj Huet Traite du Commtrce des Anciens, p. 191. & fuiv. moe- den verder liet optrekken naar Guicnne en Langnedoc, debewoondersdier landftreeken mede voor de wape nen der Romeinen deed bukken, waar door deze ovtr beerschers zich meester zagen van de gantfche zee kust, van Vlaanderen tot aan Spanje: onder welke ookbegreepen waren die volken, van welken Julius Caefar, in het vijfde boek van zijn verhaal des galii , ichen oorlogs, fpreekt, als bekend onder de benaming van Armonfche, welke op de kusten en ftranden, aan den Oceaan gelegen, woonende, zich tot eene on derlinge befcherming verbonden hadden ( a ). ' Alles doet ons derhalve zien, (en wij hebben het te vooren reeds aangemerkt (b)) dat / bij de aankomst van Julius Caefar, de geheele franfche en vlaamfche kust, van het tegenwoordig Dieppe af tot aan de grenzen van Spanje toe, bezet is geweest met burgten en Heden, meer of min groot, wel ke de fcheepvaart en koophandel oefenden; enten tijde, toen de romeinfche Veldheer daar kwam, in een bloeienden ftaat moeten geweest zijn, voor zeo veel als het in een beirekkdijken zin tot dien tijd gezegd kan worden. Het zelfde zal men ten aanzien van Spanje en Portugal bevinden , zoo wel als van dat gedeelte van Gallië, dat naar den kant van de middellandfche zee geieegen is. Marfcille, Narbonne , Bordeaux , Nantes kan men, onder anderen, ten voorbeelde opnoemen , zijnde alle aanzienelijke plaatfen, daar koophandel gedreeven en fcheepvaart geoefend werden. Te dries , Marfeiüe en Nar "bonnc, kwamen fchepen van Afij. en .Afrika , wier laadingen tot koophandel flrekten, naar Lyon overgebragt, en van daar langs de Saone verder gevoerd werden tot aan de Mocftl (c). Zelfs 12 (a) Welken men Hollanders noemt.] Op deze wijze van fpreeken zoude men moeten denken. dat de naam van Hol' landers nog weinig in dien tijd bekend ware; en dat ook diegeenen, welke Hottenden genoemd werden, maar gïring in getal waren. BIJLAAGE D. Frederici, Epifco pi Hamburgenfis, Ec clefiae, de Hollandis J Privilegium. I*t noming fanEiae e? »»• dividuae Trinitatis. Fre dericus, .Dei Gratia Hama bar gen fis Ecclefiae antiftes, tmïverfis fidelibus in Cbrijto , fraefentibus cf futuris per petuam beneditlionem Pac tionem quandam, quam qui dam , cis Rbenum covvfianen tes, qui dicuntur Hollandi , nobijcum pepigerunt, omni tus notam volumuf habcri. Praefati igitur viri maje(la tem noftram convenerunt ob nixe rogantesy quatenw ter ram in Epifcopatu noftro fi tam, baSienus incultam pa ludofamque, nojïris indige nis fuperfluam, eis ad exco - lendwn concederemui -A r ox itaque nojirorum vfi confi- Hum fidelium , perpendentes , rem nobis nojlrisque JucceJJo- Privilegie van FR E- X> e u i k Bisfcïwp van Hamburg aangaande de Hollanders van den jaare 1106. [_ Mïe ris Charcerb. D. I. 11. 79 .f Ix den naam der heilige en onverdeclbaMrc Drie tenigheid. Fredenk, door Gods genade ftisfehop der Hamburgfchekerkpllcn den geloovigcn in Chriftus, zoo tegenwoordigen als toeko menden , eeuwige Z p;en. Wij willen dac een zeker ; verdrag , hec welk eeni- ' ge lieden aan deze zij de des Rhijns woonende , welken men Hollanders noemt ( a _), mee ons heb ben aangegaan , allen be- j kend zij. De voornoemde lieden dan zijn bij onze Majefteic gekomen , ern ftiglijk verzoekende , dat wij hun het land, hetwelk nog onbebouwd en moe rasfig in ons Bisdom ligt,: ca ouzen ingezetenen over HOLLANDS 120 een tot den voorfpoed van vaart en koophandel be fchouwd, of met anderen over het hoofd gezien, ech ter niet weinig toegebragt h.i;ft, om alle de vreemde en toevallige oorzaaken der vcrheffinge van den Ver eenigden Staar gelijkelijk te doen werken. Jk bedoel onze Regenngs-vorm, van welke geen voorbeeld is te vinden. Men heeft dezelve wiilen vergelijken met die der volken van Griekenland, en ook van de Ar morici, om dat deVereenigde Scaat, uit verfcheiden gewesten laamgefteld zijnde, dus een zweemfe] van gelijkenis met de vereeniging dier burgerfchappen fcheen te hebben, geen acht geevende, dat uit de overeenkomst van twee zaaken , in een van der •zelver gedeelten,niet wettig toteene overeenkomst tnsfehen de andere gedeelten een befluit kan getrok ken worden; en niet oplettende, dat onze gewes ten , zoo in hunne landsgefteldheid, aart van levens wijze en behoeften , als in de oorfprongelijke rechten en inftellingen, neigingen en begrippen van 't volk, hemels breedte van de griekfche burgerftaaten ver schillende, wij even zoo weinig dezelven met el* jkanderen kunnen gelijk ftellen , als wij een Afïa tisch en een Europisch volk met elkander zouden kunnen vergelijken, om dat zij in de onderwerping aan een koninglijk gezag overeenkomen. Vermoe delijk zou de Vercenigde Staat heden niet meer in weezen zijn, indien deszelfs onderfcheiden ten , of deszeifs Heden, welker vereeniging deszelfs lichaam uitmaakt, voor eene fcheuring hadden blooc geftaan, gelijk de fteden en volken van Griekenland, welke den band van eenigheid ontbeerden. Staatsgejleltenis der Fereenigdc Nederlanden. Zoo ik hier onderneem, om van de ftaatsgeftel tenis van ons laad te fpreeken, is het niet om 'er E IJ L A A G E 5. 120 ende in 't veroveren * an elke prinfc foude mogen hebben s2 leden , miisaaders <*egereq;'tiL'hcid van zyn Excellentie als Admirael , in conformité van onTe refolutie, dient hal ven np den eerften April i6Q?.ghenomcn, ende het tien de pirt van de Officiers, Bootsvolk , ende Soldaten, die de prinfen gedaen fullen hebben) fullenblyvcn ter dispofitie van de Bewindhebbers van de voorfc. Com pagnie, mirs dat daer van gehouden fal worden rekenin £e apart, ende verfcheyde van de rekeninge van de nc gotien en commercien ;*ende dat het provenu van de fel ve prinfen fal worden geemployeert toe equipagie van tic fchepen ende betalinge van 't volk van oorloge , fortificatien , befettingen en diergelyke zaken van oorlo ge , ende defenfie te water ende te lande dependcrende : fonder dat men dacr van fal doen enige diftrihutie, ten ware dat het fclve provenu fo groot werde bevonden, dat men zonder fwackinge van defulve defenfie ende nae dat de onkoften van oorloge foaden zyn betaclt, enige mtrkelyke partyen iöuden mogen uytdelcn; dewelke gefchieden fal apart, ende gefcheiden van de diüributic van de commercien, cü fal de verdelinge gedaen wor den aen de participanten van defe Compagnie, clcx ponc ponts gelycke, nae rate van fyn ingeleide capit&el, fon tlcr dat wy van weghen 't recht van 't lande yetwesdaer uyt fullen profiteren. Sullen ook de Bewind hebberen van dfefe Compagnie, door haer fchepen, in zee mogen aen» taftïH ende veroveren alle lorrentlraycrs , en die enige goederen van contrebanden uy:defe jaöden, naer vyan» den lenden, ofte andere Quartiercn pnogen te vervoe icn, die alle ten behoeve van de Compagnie, mettc daec geconfisqueert en verbeurt fullen wefen , in maniere als voren van de prinfen van deu vyanc te veroveren is gbedisponeèrt. Behoudelyfc nochtans, dat alle de prinfen ende goe» deren uyt kragte van de placcaten acngehaek , inge braclit, en te rechte geftelt fullen moeten worden, ter iudi' ature van de Raden ter Admiraliteyt, van de Quar rierfodaer dieingebragt fullen fyn, om by de felveken rlTo genomen en gefententieert te werden, ap de deug delykn-id ofce ondeugdelykheid van defelve prinfen; biyvciidc niec te min (hangende den procefTe ) d'admi jjiüraue van de ingebragte goederen by 4c Compagnie, R IJ K D O M. 121 («) Staat der Vereenigden Nederlanden. een uitvoerig , veel min volledig verflag van te doen. Mij n beftek is daar toe niet ?;efchikt en ook te bepaald : daar zijn bereids veele boeken, welken daar over kan inzien («)• Ik heb alleenlijk Voor, om dat geene, het welke bij anderen zoo zeer niet in opmerking is gekomen , en tot het on derwerp van dit werk evenwel betrekking heeft, aan te roeren, naar maate dat het mij zal voorkomen, meer of min noodig en van gewicht te zijn. Verre van iemand, wie het ook zoude mogsn weezen, zijne begrippen te benijden , en mij een verfchil van ge voelen aan te trekken, meen ik, dat het niemand mij tot misdaad kan rekenen, dat ik gebruik maa ke van eene vrijheid, die anderen zich aanmaati gen , en die ik in anderen nooit met ongeduld aanzie, en zeer wel kan veelen. Is het, dat da ftoffe mij natuurlijk brengt tot het zeggen van mij ne gedachten over de begrippen van anderen , ib zal mij onthouden van de fenrijvers aan te haaien, welken die gehad of voorgedaan hebben. De zaak gaat mij aan , niet de perfoonen, welke over die zaak gedacht tn gefchreeven hebben. Filips, de verdwaasde Filips, in zijn bedorven godsdienst eenen troost voor zijn vertwijfeld ge weeten meenende gevonden te hebben, en waanen de, dat hij van cene bezwooren verbintenis door den Paus ontflagen konde worden, en daar door bevoegdheid krijgen , om de natuurlijke, de eeu wige goddelijke wetten , ten behoud van het men fchelijk geilacht door de Opperfte Wijsheid voorge fchreeven, ftraffdoos te kunnen overtreeden, en zich eene willekeurige magt over vrije menfehen aan te maatigen; was het natuurlijk, dat dezen zich op veel beter gronden gewettigd acttteden, om, B IJ L A A G E S. 121 HS much- ende dat onder bchoorlycken inventaris, ende behou dens de revifie van de geene die by fententie van de Adtnitaliteyt i I zouden mogen fyn, in confor niiteyt van de Inftrudtic aen die van de Admiraiitey: ge geven ; welverftaende , dac de Vendumeeft.Ts ende an dere Officiers van de Admiralireyten, geen recht fullen genieten, ofte mogen pretenderen van de prinfen die by defe Compagnie zullen worden gebeueficieerc, cnde daer in fy met en fyn geerr.ployeert. Ende zullen wy dele Compagnie van aenbegin toe hare affiltentie byvoegen , twintigh fchepen van oorlo ge, het minfte van hondert en vyfeigh laden groot ï ende vier goede wel - bezeilde jachten , het minde greac tfeltigh latten: zynde benoorlyk gemonteert, ende ver ficn van alles: ook van metale ende ander srefchut, cnde behoorlycke quantiteyt van ammuniric: mitsgaders van dubbelt loopent cnde ffaende warde, fceylagie, touwen, ankers, ende andere toebehoorten : '.licks op fc. ge dangercufc expeditien behonren verficn ende go bruykc te zyn: behoudens dre vooirs fullen werden ghe mant, gevidlualieert ende onderhouden, tot koftca.vaa de Compagnie. Voorts zal de Comp-ignie ghehouden wrfen gedac riglyckin te houden tfeöi ;m.onteerdeo< fchepen, wel meerder, end l -- nicc inindcr: endc zullcq wy de Adcniraliteyten dacr coc houden, dat fy ten miri ftcn ook in zee zulK-n houden foo veel fchepen van oor loge, als de fecrccc refolacfe, dies aengaende genomen, is'mede brengende, wacrvon wy nen de Conipdgnie r.oc liaer verfekeringe, ;ift;■■.: in forma fullen doen expedierttT, Hebben voorts defe Compagnie geaurhorifeèrt ende gelaft, dat fy allo de fchepen by henluyden ger.flea jeert door hare Convoyers, ende a-dere fchepen fullcn. defenderen, thegens een yder wie het foude moü;e:i wc fen, die de felve in hare reyfe eenigh belet, hinder, nfz fchade mogte poogen te doen, endt: ioo dacr over cenig m sverftant'quamc te ontryfen , beloven de CoT.pr.gnje, mitsgaders de liewind ; Tjb'ieren ende Participanren , v;q alle pretenficn te oiulaftcn , cnde vry re houien, die vemandc ter werelt dacr over (oude wiilen fuftineren; Èn indien de Officieren van de Compagnie tegens haren lattende inftruttie ia dufe-> haqr aotoirlyck ciis^üen B IJ L A A G E S. 122 (o) Alle welke Privilegiën, Frybtden en Exemtien, enz.] Wanneer uien gade flaat, dac tic Admiraliteiten eigenaartig aan gelegd zijn en dienen moeten ter bevsiliginge ran de zee, en toe 2cckerheid van de zeevaart, moet het eenigzins vreemd voor fcómen, dat men, in den jaare 1629, bedagt is geweeft, o;n, buiten en behalven de Admiraliteiten, een niet minder oui flachtig bewind aan te ftellen , het welk eigenaartig tot hec jelfde einde zoude mosten dienen. Wanneer men vervolgens in aanmerking neemt, wat gebreken de Admiraliteiten onder hevig zijn, en welke klachten omtrent dezelven gedaan wor- ven. mits- mochten, Tullen de felve daer voor in hare eygen per fonen verbonden ,aenfpraeckelykendeftrafbaerzyn: zon der dac d e Compagnie ofte Bewindaebberen over de fclve mifufcn en forfaicen eenigfints gehouden lullen ■vvefen. Er.de alfoo de Compagnie uyc de gemene beurfe van veele ingeletcnen defcr lande werdc gefurmcert, foo en Tullen de penningen daer inne gccekcnc, geuige arreft fubjeft welen , om by dac midde} cegens de cygenaers van dien jurisdiótic te fonderen. De Bewindhebbers van de Compagnie Tullen Tolemnee -Iyk beloven en zweeren, dac zy hun in hare admini itratie wel ende gecrouwclyck Tullen gedragen, goede ende déugdelyke rekeninge doen viin hare handelinge : dac Ty in alles Tullen bevordgren hec meefte proffyc van de Compagnie, ende derTelver Tchade beTchuccen Too veel mogelyk Tal Tyn: dac Ty den mceften van de parci cipancen in 'c opbrengen ende uycdelinge van pennicgen, niec meer voordeel en Tullen doen, als den minden : dac Ty in 'c innen ende ontfangen van de uyeftaende Tchul den, den eenen niec meer als den anderen Tullen ver- Tchooncn: dac zy voor haer eygen rekeninge parcicipe ren, ende geduerende haer bewindhebberfchap, Tullen bly ven participeren , al Tulke Torame van penningen , deTen OÊtroye zyn geordonneerc: mitsgaders dat fy alle ende een yedcr van de poinften en arcykelen in deTen vermele ende verbaelr, voor Too veel haer acn gaet, Tallen naerkomen ende ouderhouden , naer haer uyterfte vermogen. Alle welke Privilegiën , Vryh.cden en Exemcien Ca): HOLLANDS 122 zonder ontflag van den geestelijken Oppervader, zich van hunnen eed ontflagen te houden. Hec verband tusfchen het oppergezag en de onderdaa nen weg vallende , moesten natuurlijker wijze in iedere ftad , en ieder gewest veranderingen ge fchieden , welke op de regeering, zoo lands als ft'ads bewind betreffende, invloed hadden , trekkende ieder, naaromftandigheden van tijd en gelegenheid , zoo veel van het oppergezag aan zich, als hij 'er kans toe zag. Alles zoude op deze wijs los zijn geraakt, en Filips zijne wenfehen vervuld gezien hebben, indien 'er legen deze kwaal geen hulpmiddel was gebruikt. De nood deed ras begrijpen, dat 'er eenu vereeni.aing van vermogens en krachten vereischt werd, om den dwingeland tegen te kunnen ftaan. Men begreep dat die vereeniging eene eenpaarige werking vtreischte, en die wederom eene eenpaa rige gezindheid van zoo groot een getal van kleine afgezonderde gewesten, lieden en plaatfen, welke niet aHeen verfchiilende, maar zelfs ftrijdende belan gen hadden, zoo dat de mogelijkheid om 'er toe te komen fchier voor eene iedele herichenfehim ge houden konde worden. WiLLtM de 1., wiens wonderbaare kloekheid alles overzag, is 'er nochtans niet voor blijven ftaan. Wij weeten, wat poogingen die groote Vorst daar toe aangewend, welkt;ftribbelingen hij ontmoet, welke moeilijkheden hij overwonnen heeft, en hoe hij, na de Pacificatie van Gend bewerkt te hebben, het flui ten var, de Unie van Utrecht eindelijk tot ftand bragC Vermoedelijk zoude evenwel de Prins alle zwaarig heden niet te boven zijn gekomen , indien de toe fland van zaaken, en het gevaar, met het welk men gedreigd werd, geen klem aan zijne raadllaagen haddtn bijgezet. Overal, e? onder alle regeeringen, zijn 'er B IJ L A A G E. S. 123 den, kan wen zich niet wel voordellen dat deze Compagnie gelukkiger in baare werkingen dan de Admiraliteiten in de haaren'geweest zou Je zijn: zelfs fchijnt het mij toe, dat zij nog aan meer hindernisTen, abuifen , en zwaarigheden bloot geitaan zoude hebben. Mogelijk is 'er geen land , in 't wcllc men ten aanzien van ontwerpen, meer bedacht moet zijn, opdezwaarigheid van dezelve ter uitvoer te hrengen; van alle kanten ftaat te wichten, dat men 'er zich ni?t meer aan onder werpen zal, en 'er ook niet verder de haad aan zal houden, «Jan men 't met zijns bijzondere belangen zal begrijpen overeen te kunnen brengen ; en ieder zal 'ar tot eigen voordeel en tot nadeel van anderen het nut van zoeken te trekken, zonder Aen last daar van te draagsn. Dwangmiddelen zullen 'er niet toegelsacen worden: en daar ieder zich bedwïngloos acht> is 'er weinig op betrachting van ds algemeene zaak te tellen. Men leeze de Verhandeling tver den Koophandel van de Republiek , gevoegd bij de Propofitie van Z. D. H. den Heere Prince vaq Oranje Willbm dm IV, gl. ged. mitsgaders de affiftentie hier voren verbaelt, in alle huL'r voorfz. pointten en artykelen, wy de yoorfz. Com pagnie, mee goede kenaijTc van faken hebben gegunt, verleent, beloofc en toégefeyt, gunnen, verlenen en toefeggen ben mits defen : belovende henluyden defelve te doen end* laten genieten ruftelyk ende vredelyk. Or donneren oock, dac de fcive fullen werden onderhou den ende agtervolgt, by aile Overigheden, Officieren, ende onder Aten van defe Verenigde Nederlanden, fon der daer jegens te doen, dire&elyk ofte indircftelyk, foo wcynig binnen, als buyten de felfde Verenigde Ne derlanden , op peyne van daer over :ils beletters van 'c gemene welvaren derfelver landen , ende overtreders van onfe ordonnantie geftraft te worden, aen lyf ende goet: Kelovende daer en boven , dac wy de Compagnie in het innehouden van defen oftroye fullen maintince ren ende ltaende houden, by alle Tra&aten van Payfe, AUiantien, er.de Entrecourfen , mee de Naegebueren, Princen, Ryken ende Landen, fondcr yet gedaen ofte guhandelc te worden, dat toe vennindennge van defen foude mogen ftrecken. Ontbieden daerom, ende be veclen wul expreüelyk aen alle Gouverneurs , Jufti cieren, Offic;ejen, Magiltraaten ende inwoonders der R IJ £ D O M. 123 vijanden van het algemeene best: minder noch tans in burgerflaaten, in welken de eigendunke lijkheid van een Vorst minder dan de kracht der w etten te vreezen is : en wanneer een volk de wapenen opvat * om zich der ciwingelandije te ont flaan, fchijnt het met eene nieuwe drift, en met de voortrcffeiijkile deugden opgewekt te worden. De nood wakkert den moed aan, en beweegt de eigen liefde tot maatigheid en toegeevendhcid : de zuchc om het gewenschte oogmerk te bereiken, en zich. uit eene bekommerende ellende gered te zien, doec de handen in een flaan tot wederzijdfche hulp, bij fland en eendragt. Het behoud van 't Vaderland is het algemeen en enkel uitzigt: even als fchepelingen, die door een feilen orkaan beloopen , het vaartuig een naderenden ondergang gedreigd ziende, greeiig hunne handen ukfteeken , hunne goede ren over boord helpen werpen , de bevelen van den fchipper flipt in acht neemen, alle onheufche tegenkantingen afleggen, en vuile gemoedsdriften doen flilftaan. Zoo gaat het onder een volk, dac uit wanhoop tegen de flagen van eene dulde looze heerfchappij opllaat. De patriottifche ijver ontvonkt alles: de zeden worden zuiver, de inzig ten welmeenende, het recht word flipt gehandhaafd en ongekreukt bewaard: de wetten worden ont zien minder uit vreeze voor de ftraf, dan om dat zij als eigen werk befchouwd worden. Elk Zoekt bekwaam te worden; en de bekwaamheid is de aanprijzing , welke de landzaaten brengt toC het bekomen van ampten en waardigheden : het volk eert zij ven Wethouder , om dat deszelfs nut het voorwerp van zijn beroep en zorg is: het eigenbelang f me lt in het algemeen, en ieder afzonderlijk Z i et den voorfpoed en de zekerheid yan 'c Vaderland als eigen 9iiru De gemeene HOLLANDS 124 zacht voor het algemeen welzijn doet in de ftaats vergaderingen de bijzondere belangen voor hec algemeene wijken, en neemt overal en bij ieder, I .var. ft aa t o f rang hij ook moge zijn ,de ëfetthand Zij onfteekt het hart met zulk een gloed, dat zij, de maat te buiten fchijnende te gaan , als in eene geestdrijverij verandert , en daaden van edelmoedigheid, hartigheid, beleid, dapperheid, en ftandvastigheid doet beflaan, van welken wei nig anders voorbeelden dan in de Vrije Staaten ge vonden worden. Deze vaderlands - liefde, dit eigenlijk gezegde patriotichap , cue krachtige drijfveer ( als ik mij zoo eens mag uitdrukken ) van alle burgerlijke deug den , fchijnt haare kracht fleehts te behouden, tot dat de Burgerftaat deszelfs volkomen wasdom, en den hoogflen trap van luister, bereikt heeft. Het is ze kerlijk den menfche niet gegeeven, de voortreffelijk heid eener zoodaanige regeeringe buiten verzwakking of ontfteltenis te bewaaren: maar al was een Vrije Staat door de deugden zelve opgeworpen, gevormd ,en verheven; meent men dat het gefchied zoude zijn , of hebben kunnen gefebieden, zonder behulp van een band van vereeniging, die de vermogens en trachten eendragtig deed werken ? of dat zulk een Vrije Staat. zonder behulp van zulk een band zoude kunnen blijven beftaan ? Eene burgerlijke maatfehappij is een zedelijk perfoon. Tot het wezen van een zedelij ken pcribon behoort, dat dezelve fiechts een enkelen en eenigen wil hebbe; en deze ■wil kan in geene burgerlijke maatfehappij voortge fcragt worden, dan door iet, daar alles op toeloopt, daulles vervangt, alles vereenigt. Zonder dit behulp moet de maatfehappij noodzaakelijk in duigen vallen. Men onderflelle de inrichting eener burgerlijke maatfehappij e zoo rolraaakt, als men wil: hoe aan» B IJ L A A G E S. 124 B IJ. voorfz. Verenig de Nederlanden, dat zy de voorfz Com pagnie ende bewindhebbers vau dien , 'rullelyk ende vre delyk laceo gebruyken het volkomen effeft van defen O6troye, confenc cnde privilegie : cefferende alle eon tradiftien cnde empefchementen ter contrarien. Ende op dat niemant hier van ignorantie pretendere, foo heb ben wy belaft , dat het fommier inhouden van defen Oftroye , by publicatie ofte affixie van biljetten fal worden genotificcert, daer hec, ende foo het behoren fal: want wy het felve ten dienfte van den lande bevon den hebben ce behooren. 125 van BIJLAAGE T. Bericht van de Kooplieden op liGt Concept van een Compagnie, van As jurantk. Hooge ende Mogende Heeren! De koopluyden, door Uwe Hoog Mog. Mifllvcbe fchrevcn, omme van advys en, onderrechtiuge te dienen, of 't bewerp van eene Compagnie van afleu rancie onlanghs ingettelt, met den dienft der landen, ende der goede ingefetenen van dien, in train gebraght, ende uyrgeq;evcn foude rnoghen werden, hebben mon deling de Heeretl Commiiïariflen (onder verbeteringen de redenen gefegd, wacromme fulex in defe ghelegent heyt van tydt , niet en behoort te gefchicden, ende dat de gewende veylinge ter zee, by andere middelen, alleen van de publyque forge ende gebiet te verwach ten (lont; échter aïfo de lleercn Commiflariflen voor noemt, met dele communicatie niet en verflondeu, de intentie van Uwe Hoog Mog. voldaen te fyn , heb ben goetgevonden den befchreven perlbouen te belas ten , hen voorverhaelde concept aniculatim te overwe gen, ende over dat ghehf :1c ftuck een ghelamcntlyck advys te ftcllen, om hec felve ghefien in tyden ende wylen fulcx daer over te ftatueren ais men 't geraden zoude vinden. Voldoende het ielve Appointement, heb ben wy naderhandt tot verfcheyden tyden by den ande ren gewecfl, nacr ons vermoghen pondererende de rede nen ibo aen beyde zyden voorgebracht fyn, ende door pelefen de mgsftéldë articulen, maer en hebben een- Üemmig niet oordelen , of het oprek ten van foodanighé Gompagnie foude de ghemeene ne gotie defer landen fchadelyek , ende voor de Commer cie ende gemene Rederye, niet draeglyck weten; wanc . :nde de: fcbepéM : het is kennelycjc dat die in groo ten ge ale ende trcffelyckheyt, geduyYende onfe i j»on , in deïö landen fyn aangebout, eride oocw j>uc werden, ende biettegeoftaeède de onkoftèn & IJ K D O M. 125 iienlijker die zal zijn, hoe meer, als haar het ver bond ontbreekc, het perfoneel belang en de heersch zucht de geheime of opentlijke drijfveeren van al le de beweegingen van derzelver b-.ft.ier worden» Dit perfoneel belang en deze heerschzucht zullen des te meer onheilen veroorzaaken, hoe moeïe lijker de middelen, om de misflagen tebeletcen of Voor te komen, te vinden zijn of gebruikt, kunnen worden. Die edele eerzucht, welke in eene bijna al te ver getrokken belangeloosheid beilond, waar van het algemeene welzijn het eenigfle voorwerp was; welke geeneenen burger toeliet, zijne waars eer en zijn waar geluk anders dan in die van 't Va derland te zoeken , is nu flechts niet meer dan een voorwendfel, waarmede men bijzondere inzig ten bedekt. Men offert zijn eigenbelang niet meer op aan het gemeene belang; en het fchijnt, dat de Staat zich fleclnsftaande houdt, om datdehuisfelijke belangen van tijd tot tijd het algemeen belang ten fleun noodig hebben. Het is alleenlijk bij de oprichtingen den val der vrije Staaten, dat 'er groote luiden voor den dag komen. Dit ziet men uit de gefchiedenis der oude gemeenebesten, van wat aart hunne re geeringsvorm ook geweest zij. De beste regeerings vorm vooreen Vrijen Staat,en de gelukkigfte voor het volk, is die, welke, na het gemeenebest tot; het hoogtte toppunt van voorfpoed gebragt te heb ben , zoodaanig is, dat dezelve deszelfs val voor kome: en niets kan dien voorkomen, dan alleen dat geene, het welke de bijzondere belangen voor het algemeene doet wijken, en daar door de een dragt voortbrengt. O p deze algemeene aanmerkingen over de we zendlijkfte eig en fchappen van het burgerlijk beftier, kan zich van de deugd der regeeringSToraj van den Staat der zeven Verenigde Gewesten een B IJ L A A G E f. 126 gen van dien van t®*- tydt, foo-om de dierteder mate rialen , arbev.es -'°°n . enkte anders toen te me, is men echter gheoóottaecßr, atte vaerten voor klcvne vrach ten te bedienen,alfoo men meerendcmeer befpeurt, da: om de fel vc recde meer als te vee! op andere plnecfen ende jiyeken werden getransporteert at «Je Franfchen , isngeffcrien endc Schotten, niet alleen heer éytren waren herwaerts over brengen, maer oock de onfe op het ey ghen loon, ja veeltydcs beter koop als by de fchepen van defe landen ghedaen kan werden, de welcke mer. de gefielde premie van afleurantie bèfwacrt , uyt het vaerwater fouden moeten blyven, principael de gemon teerde endc wclgcbouwdc fchepen; ende fouJen in phjets van dien niet als fluyten en boeyers, oude flechte fche pen in hét lande te vinden fyn; wordende de Reeders van dien verlicht van monture van ammunitien ende volk: wint de affcurantie rooec foo wel over d'ecn als dander (tandt grypt-n. Wac reeden fa] üaer konnen be dacht worden om" het Noorder en Ooftcrs vaerwaeter foo hoog te befwaren , daer men weet, dat fe jeghen woordigh de helft nicc uyt en delen , van het ghene fy over verfekeringe van defe Compagnie fouden moeten hetnelcn, ende nu x met de affiflentie van 's lands oor logh-fchepen ende de provifionele direflie by Uwe Hoog Mog. goet ghevonden ghenocchfaem haere rcyfe vcyligh ende buy:en psryckel der vyanden doen. Wcfcndc oock db r<rederyo van die nacuyre, dat die jn veele kleyne portien verkeek i.s, dner van een ieder zyne rificoprincipael op de kleyne vaerten geerndraeght, ende fchadc van dien üch liever getrooften (ijl, als'mee defebelaftinge befwaert te zyn, ofte te zien dat hier door fyne fchepen aun lande bly vende, den vreemdelin gen hec vaerwater ibg?ruymi; (oude worden. Wat onluftcrj endc mocyten over de taxatie der felve (om tot genieten van premie te komen, fou dc vallen, is o: kte bedencken) endc watega liteyt fal te verwachten wefen : daer die om verfchey den refpetten menigvuldige confideratien fuilen merite ren: fommigc fyndc nieuw, ende andere oudt: defe wel gemonteerde, d'anJcrc cjuatyfc, endé duyfenr. falcke voorvallen meer,, die yder na fyne uneotio en meefte profyt fal pono'ercercn: ja füllea veel licht foo veel ja louüen orldt;r de Steden en Provinc:e;i, c:c dech gene* Hollands 126 denkbeeld vormen. leder gewest van den Verëe l nigden Staat vertoont in 'c lichaam der Edelen, meer of min, eene foort van Jrijtocratie of Adelregeering; ïn het lichaam der Afgevaardigden der Steden eene Yeprefcntative volksregering ; en in den Stadhou der eene foort van eenhoofdige regeering. Deze vermenging der drie foorten van regeringsvor men , tot welken de fchrijvers alle de verfchiJ ]ende regeringsvormen gebfagt hebben, kan op oneindigerlei wijze gefchieden , en is in alle de zeven Vereenigde Gewesten niet op gelijken voet: ook kan men zeggen, dat zij toevallig is voorcgebragt, en dat wij toevallig zijn gekomen tot die regee rïngsvorm , welke van alle oude tijden voor de beste is gehouden, gelijk de Staaten van Vriesland zulks, in den jaare ióji, hebben aangetoond; en wier Deduélie nog met het gezag van Cicero zonde kunnen worden geftaafd. Statuo ejjè opthne confiitil tam rempublicam, quae ex tribus gtnerilus illis , re gali, nptimatitm , £? populari confufa ejl j zegt die ftaatkundige Romtin. Deze zeven gewesten hebben, in den jaare T 579 > een verbond geflooten. Wat was deszelfs onderwerp ? Omme zich metten anderen te verbin den y cohfocdereren , en vereenigen mits deezen , ten eeuwigen dage by den anderen te blijven in alk formc en manieren ah of fyluiden waar een Provincie waaren, enz. Met wat oogmerk of doelwit? Om, door die vereeniging, eenen burgerftaat of genootfehap, be kwaam om uitheemsch geweld af te weeren, en elk der gewesten bij zijne rechten te handhaaven* voort te brengen. Dit het onderwerp en het doehvic der Unie van Utrecht zijnde, zoo moest dit zelf de verbond de middelen, om het oogmerk te berei ken en het onderwerp te handhaaven, bevatten .* en derhalve ook een middel, om, zoo veel mogelijk, g- IJ L A A G E T. 127 (a) En deife Untltn voorhygaande , cm, ] Hier aan ziet men hoe het voorbijvaaren van dceze landc>i een voorwerp, als ten hoogde nadeclifi voor dezerven, is aangemerkt gewor den. wes gen zyn een ydcr in den hare neringc en fchipvaert t.eavan-. ceren , vcroórfaeken, dat de klachten van dien niet al leen de refpe&ive rechtbancken, maer felfs de verga deringe van Uwe Hoog Mog. fullcn vervullen: ja Godc geve, dat fuleken twift ni et uyc en berfte , dat men wenfehen foudc dat noyt begeürjen te hebben. Aengaende de koopmanfdrappen, is niemanf vee] ghc went principael iv defe foberere tyden van negotie op ofce van de naebuerigc Landen ende Ryckcn te afleure ren, ten fy men een notabel Cargafoen affende, ende meer als reen gewent is, te refiqueren, ghene bequnme gelegemheyt en vint, het zelve voor veel fchepen re verdeden, maer in een fchip moet overfenden : ais wanneer vecltyds ghebeurt dat een koopman om fyne rifico te verlichten, lact teyekenen. Uyt haer eygen natuyr konnen ook alle koopman fchappen deze belaftinge niet lydcn ; want veele van dien defe landen rnaer en pafferen als een.Canael, dacr door men die van hier elders tranfporteert , en deefe landen voorbygaende , (a) als lichtelyk gefchieden, kan , fal defe Staet motten mijjen, de uyt en inkomend! Convoyen , ende de ingezetenen de Commercie. Het Souc en de Franfche Wynen worden allereerfl: veel ooftwaerts ghcvoert, fonder in defen landen te komen; van ghe lycken gaen veel MofcoviTche waeren a droifture naer Italien endc Vrankryk; de zyde laeckenen ende andere ïfenfienlyckc waeren uyt Itahen, Smirna, ende andere plaetfen nu herwaerts komende, fullen om de felve re denen ook hec inkomen alhier cxcufcrcn. Alleen om divertitie van neeringe te vermydcD, heb ben U Hoog Mog. voor dcfen wyffelyck verrchcydea waeren in het iukoinen ofte uytgaen verlicht, als Potas fche, Talgh, Pelteryen, wollen ende andre ; foo dat J'cckcr gaet, dat alle waeren , foo om de plaetfen daerfe van daen komen, als om haer eygen wefen , en konDen deze belaftinge niet dragen , ende alwaer 't feboon dat de ghene, die hier te lande geconfumcert worden, yet- R IJ K D O M. 127 alles wat die verbintenis, confederatie, enveree ™ging zoude konnen ftooren , verzwakken, ofge "tel doen vervallen , tégen te gaan en af te weeren: en dus vooral een middel, hetwelk de oneenigheid Zoude kunnen voorkomen, of zoo 'er die mogi rij* Z«n , dezelve uit den weg ruimen, en de onee nige gewesten wederom brengen tot eenpaarig heïd. Zonder zoodaanig middel, was het verbond ïedel , en zoude vergeleeken kunnen worden bij zekere overeenkomfte, van welke in de Aftrea vaa d'Urfé gefproken word ; of bij het bedrijf van kinderen, die een fpel beginnen, en waar van de een of de ander uitfcheidt, als het hem begint te verveelen, zonder te zien, of zijne makkers 'er mede te vrede zijn of niet. Zoodaanig middel was uit hoofde van die geenen, welke het verbond aangingen, temeer noodzaakelijk; daar zij nier. flechts waren zeven gewesten , alle gelijkelijk hun bij zonder oppergezag houdende; alle verfchillende, ten aanzien van hunnen geftekenis, gebruiken, wei ten ,en belangen; maar daar die zeven gewesten zei ven beftonden uit een groot aantal van leden, die door hunne wethouderfchap verbeeld worden, en welker medewerking en bewilliging volllrekc noodig zijn , om tot een ftaatsbefluit over eene ge wichtige zaak te komen. Behalven de buitengemee ne traagheid in de raadpleegingen , en een gebrek van voortvaarenbeid in de uitvoering , was 'er van een algemeen beftier, aan hetwelk zoo veele leden deel hadden, die om bijzondere begrippen , belan gen en gefehillen, dagelijks aan tweefpalt bloot ftonden, niets heilzaam» te wachten , zoo 'er niet onder hen eene bepaalde kracht hc-erschte, welke, gelijk de veer van een uurwerk, alle de werkingen op het bepaalde einde of doelwit konde doen uit loopen, ten minfte voor zoo veel de menfchelijke HOLLANDS 128 „ ders fchikkingen toelaaten: want het is even zoo rnkï mogelijk de volmaaktheid ce geeven aan eene regce ringsvorm als aan een ander konsttuig. Het middel om de tvveedragt te weeren, de eendragt voort te brengen, en de vermogens en krachten der leden tot het bepaald einde en oog merk van 't bondgenootfehap te doen werken en uitloopen, word in de IX. XVI. en XXI. Artike len van de Unie vast gefield. Dezelve luiden naam lijk als volgt: Art. IX. „Item, zal men geen Accort van Be* „ ftant ofPeys maaken, nogh Oorloge aan veerden, „ nogh eenige Importen of Contributie inftellen , „ die Generalitek van deezen verbonde aangaande, „ dan met gemeen advis en confent van de voorfz. „ Provinciën , maar in andere zaacken 't beleit van „ deezer confoederatie en 't geene daar van depen „ deert en uitvolgen zal aangaande, zal men hem „ reguleeren na 't geene geacivifeert en geflooten „ zal worden by meefte ftemmen van de Frovin „ cien in deezen verbonde begreepen, die gecolli „ geert zullen worden, zulcks als men tot nog toe „ in de Generaliteit van de Staten heeft gebruickt, „ en dit by provifie tot dat anders zal worden geor „ donnecrt by gemeen advis van de Bondtgenoten: „ Beheltelyck, dat of het gebeurden dat die Pro „ vincien in zaacken van Beftaudt, Peys, Üorlo „ ge, of contributie met den anderen niet accor „ deeren en konden, dat het gefchil gerefereert en „ gefubmitteert zal worden by provifie aan de „ Heeren Stadthouders van de voorfz geunieerde „ Provinciën nu ter tydt weezende, die het voorfz. „ gefchil tuiïchen Partyen zullen vcrgelycken of „ daar van uufpreecken , fulcks als fyluiden be „ vinden zullen in der bilJyckheit te behooren, „ Welverftacnde, indien dezelve Heeren Stadthou- B IJ L A A G E T. 128 " E. wcs fouden mogen lydcn, foo en konnen die in dezen van de anderen niet afgefondert of verdeeld worden. De manufacturen, daer foö méenige Stade ende inge feten van <!e(en Staet wel afvaerc, worden alrcecs in andre Ryckcn ende Landen aengequeeckt, tot droef heid van veele duyfenden, die haer brood daer aen voor dezen verdient hebben, ende wat zal te hopen ftaen : foo men defe al met gelyckc belaftinge befhe: te char geren : anders niet als het vertrek" van vecle vverkmeefte ren ende kunftenaers; mitsgaders de armoede van de ghene die met haer arbeydt hun koft moe ten winnen. Defe en meer andere redenen laten niec toe, Hoog Mog. Heeren! dat wy (onder verbeteringlies yaa wyfer oordeel ) cenigfints fouden konnen raeden het geprojecteerde concept van afl'eurantie in train te brengen: maer veel eer onderdanigft te verfoeeken ,ts willen continueren met de zee, door publicque midde len, en haereauthoritcyt te veyligen, daer toe voorde len foo veel goede refolucien genomen fyn, ende met iiec vervolgen van de felve, fal defe Staet ende goede in cefetcneu vinden , by Godes zegen, de rufte en zeker hcyt, foo te water als ie lende! R IJ K. D O M. 129 üi. Deel. x i » fen. v ders daar inne niet en fouden konnen verdraagen, lullen cot henluiden neemen en verkiezen alzulcke » onpartydige AfleiTeurs of Adjonéten, als henlui » luiden goedtduncken M , en zullen Partyen ge » houden weefen na te koomen, het geene by de » voorfz. Heeren ScadthouderS in manieren als b»> * ven uitgefproocken Zal weezen". Are. XVI. „Enof het gebeurde (dat Godt ver* » hoeden moet) dat tusfehen die vaorfz Provinciën „ eenigh onverftant, twift, of tweedraght geviele , „ daar inne fyluyden den anderen niet en konden , verftaan, dat het felve ( foo verre het eenige van „de Provinciën in 't particuHer aangaat) ter neder „ geteyt en beflicht fal worden by den anderen » Provinciën , of den geenen die fy daar toe „ deputeeren fullen : En foo verre die faacke „ alle die Provinciën in 't generaal aangaat, by de „ Heeren Stadhouders van de Provinciën, in ma „ nieren als boven in 't negende artieul is verhaalt, „ dewelcke gehouden fullen zyn partyen recht te „ doen, of te vergdyeken binnen een maandt (of „ korter, foo verre de noodt \atï der faacke fulcks ■ uyteyfcht) naar interpellatie of vtrfoeck by de n een of de andere parrye daar toe gedaan, en „ wes by de voorfz. anderen Provinciën , of haar ri luyden Gedeputeerden, of die voorfz. Heeren „ Stadthouders alfoo uytgefproocken wordt, faï „ nagegaan en aghtervolgt worden, fonder dat daar » van wyder beroep of andere provifie van rech » ten, 'c zy van appel, relief, revifie, nulliteyt »of eenige andere querellen, hoedanigli die fou » den tnoogen weefen, verfoght of gebruyekt ful » len mogen werden". Art. XXI. „ en foo verre eenige donckerheit „ of twyffelachtigheit in deefen bevonden worde, » aar uJ t eenige quuflie of difpute moghte verrey- R IJ K D O M. 13 ("") Julius Caesar /. c C. 35, { b j Zie D. 1. bl. 126. en volg. ë e ". moetende gewesten , nu bekend onderde bcnaaming van Braband, Vlaanderen, Luxemburg, Limburg, He- Kegourweni-cn in 't algemeen die, welke naderhand den naam van Nederlanden gedraagun hebben, bij de aankomst van Julius Caefar, taamelijk bevolkt en tnec fleden of vaste plaatfen bezet zijn geweest (a). Zij worden althans ons op dien voet bekend ge maakt. Immers vindt men gewag gemaakt van fle den, liegende in de ftreeken, daar nu Trier, Luik 3 Cortrijk, Keulen, Namen , Brugge , Leuven , Door nik, Genei en andere, liggen; welke redelijk be volkt, en wier ingezetenen niet onkundig noch on bedroeven geweest moeten zijn in zaaken, die tot de kunsten, ambachten, manufaétuuren, fabrieken en koophandel betrekking hebben ; terwijl ten zelf den tijde, de gewesten , welken wij bewoonen, inzonderheid het tegenwoordig Holland, befchree ven worden als landftreeken , wier bewooners, ge heel onbefchaafd, zich geneerden met jaagen en vis fchen ; geene koopmanfehap dreeven; geene vaste verblijfplaatfen hadden ; weinig of niet gekleed varen; van melk, boter, gevogelte, en van de jagt tetfden {b). Caesar, die van Vannes en hunne bondgenoo ten verwonnen, tot overgaaf op genade en on genade gedwongen, en dus in zijne magt gekree gen hebbende, meende in hun een voorbeeld, t<>c affchrik voor anderen , te moeten flellen. Hij deed hunne opperften om 't leven brengen, er» de overigen tot flaaven verkoopen. Teuv/ijl hij dit verrichtte, had Q. TitusSabi nuseen ander gedeelte van Gallië doen bukken; en P. Crasfus, verder naar de grenzen van Spanje getoo- Ü IJ L A A G E V. 13 (i) ManTe is 72» Koninglijke roeden lang, en 30roeden breed, ancieren malden, dat wanlus Houva of hoba, bij de quade Latyr.en in 'c nederduitsch Houve of wooning, een luik landts was van twaalf bunderen Brabants. Erfgrafjlij ke bedienins p. (6) Wüdtn toe'jlaan.] Drie aanmerkingen vinden hier plaats. 1. Dat 'er onbebonwJe landen in het Bisdom vanHara- Wg ware: . welke voor de ingezetenen van dat Bisdom overtal'Air waren. 2. Dat dis zelf.te landen voor He Hollanders Uiet overtollig waren, tn i!at deze kans zagen om 'er nut Uit te vrekken. 3. Dat Az Hollanders in dien t; ; d niet bij het bloor bebouwen van 't. land, 't welk zij befloegen, b!ee ven, maar vruchten van hunnen arbeid zelfs in vreemde lan öen te winnen. n'èüj- profuturom, non ab nuendae petitioni eorum as- Jen mm tribuimus Hujus autem petitionis ïalis fiebat paiïio . ut de praefatae terrae fipgulis mcuifis fiiigulis dena fios ft [gulis annis iwbis darcnt. M nfi( i ) vero manjhne r.e dij'cordia inpojterum in popu lo baberetur, quae manfm in longitudine J'eptingentas £? "Ciginti , in la'Atudine vero XxX ba'tet regales virgas , cum rivulis , terram int er fiuentibus, quos eis fimilï mo do concedemns , bic injcribi n fcej]ariu,n duximus. Con dixerunt deniquej'ecundumde- c Tetum 7iujlruin decimam Je dtiluns, ita videlicet ut de frugihus terrae XI manipu hun . de agnis X de porcis fimüiter , de capris fimüiter , de anferibus fimilüer, tiec non decimam menjuram meilis , t? de linojimüi modo darent. Pullurn equinum usque adfe- tollig is j ter bebouwing wilden toeftaan (è )• Wij derhalve , na ingenomen raad van onze geerouwen, overweegende, dat diteene zaak is , die coc voordeel van ons en van onze op volgeren zal ftrekken, heb ben in hun verzoek, hec welk niet geweigerd konwor den, toegeftemd. Die ver zoek gefctiiedde onder deze voorwaarde , dat zij van iedere manfe, van het voor noemde land ons jaarlijks eenen penning zullen gee veo. De begrooting of af meeting eener manfe, op dac 'er in 'c vervolg geen twist onder het volk ontftaa , welke ir.anfe in de lengte zevenhonderd en twintig, in de breedte dertig koning lijke roeden heeft , mee de cusfehenbeide loopende beekjens, weiken wij hun op gelijke wijze zullen ver- HOLLANDS 130 (rt):ZjeD.l.bl.2s3.envolg.D.H.bl. j.'cnvqjjg vo^;. ge- '„ fen, fa] de interpretatie van dien ftaan in 'ciLg „ gen van deefe Bondtgenooten, die daarop byge „ meen advis en confent ordonneeren zullen, zulcks * fy bevinden zullen te behooren. En zoo verre „ tyiuidendaar inne nieten kondenaccordeeren, znl „ len haar recours nttiiien tot die Heeren Stadthou „ ders van de Provinciën,in forneboven verhaalt**! Uit den inhoud van deze Artikelen ziet men, dat de geencn , die 't-verbond aangingen, begreepen hebben, dat 'er een middel moest zijn, om de eenig heid , in geval van tweefpak , te herftellen ; en dai de tusfehenkomfte der Stadhouderen daar toe het bekwaamde was. Wat zijn nu de gevolgen van deze vereeniging van vermogens en krachten, en van den invloed der Stadhouderen op die veree niging geweest? Dat wij meesters zijn geworden van rijke en uitgeftrektc bezittingen zoo in Afia, a!s Afrika , en Amerika , en den koophandel en fcheepvaart zoodaanig uitgebreid hebben , dat de zc-è'n vol waren met hollandfche kielen, en de holland iche vlag overal ontzag en vriendfehap genoot (a). Qpder menigvuldige blijken, welke te borde zouden kunnen worden gebragc,om te doen zien, welk een gelukkigen invloed het fladhouderlijk gezag op de zeevaart en koophandel gehad heeft, zal ik mij flechts tot eenige weinigen bepaalen. Hoe zouden de onzen ooit in Indië zoo veel opgang , veroveqngen_ en verbonden geraaakc. hebben , indien de Vrije Staat geen Hoofd had gehad, op wiens naam en onder wiens gezag en be leid: de tochten gedaan konden worden? Het is niet. alleen nuffig maar noodig een Veldheer te heb- Ivn ;iis Dsn i'ü itrijdc gaat; het is niet alken nuttig maar noodig een hots te hebben, als men eene R IJ t D O M. 131 I 2 6 S ' i**»rlijke haven wil inzeüen. Het was niet al- Ken matig maar «eod/g een opperhoofd te hebben, ■vviens geaag de uitvoerders van ftouce ctndemse* m | n gen binnen de behoorlijke paaien kond? wiens waardigheid eeibied en ontzag konde inboe zemen, en wiens naam aan de onderneemingen den behoorlijken killer, aanzien, en geloof konde b'j zecten. Daarom was hec ook, dac de Algemeene Staa ten zorg droegen van den naam van Prinfe Maurits ia alle verrichtingen, welken zij oordeeldeneene bijzon dere befcherming te moeten' genieten, te gebruiken. De reis- en krijgstoehten , welken de onzen in Indië ondernamen, gefchiedden op den naam van de Ai gemeene Staaten, en van Prins Maurits; voorts me de op die der Maatfchappije, na dac 'er eene O. I. Compagnie was opgericht. Van der Hagen kwam, int jaar 1604., te Amhoina, omdatgewescin beiit te ijeemen : hetzelve van den Gouverneur van 'c kas icei opgeeischt hebbende, en door dezen gevraagd zijnde, in wiens naam hij zijn opeisch deed, ant woordde van der Hagen- den portugeefchen Bevel hebber, dac hij gfijcomen was uit list der Aigemeene Staaten en van Prinfe Maurita. Het verdrag , hec vvdk van der Hagen den Portugeezen toeitond , be hdsde, onder anderen, dat die geéneó, welke in het kasteel wilden blijven v/oonen , gehouden zou oen Zijn eed van getrouwheid te doen aan de Alge «eeoe Staaten en Prins Maürfw. Op den zelfden tocht eischte Corndis Sebaftiaanfz., met een fmal- QeeWoorTidor gekomen zijnde, van denßevelheb oer, dat hij h em ( iet astee | overgave, en hij deed aezen eisch ni c naara der Aleemeène Scaaten en van Pnns Maurirs. o k was het om den gelukkigen invloed, Z \ he u , lhdt »Piiderlijk gezag op de algemee ■ zaaic had , en inzonderheid mede , om hec HOLLANDS 132 (a) Hiilorisch Verhaal van de O. I. C. I. D. p. 4ffB. geloof en 't vertrouwen van vreemde Vorften eß' Mogendheden te winnen, dat de brieven en ge> fchenken, aan indiaanfche Vorsten gezonden, uit naam van Prins Maurks afgingen. In een gehoor , hetwelk de Admiraal .Spil bergen, in 't jaar ióoi* bij den Keizer van Cciion verkreeg ,• ilelde deze Admiraal den Keizer ter hand een fchilderij, het welk Maurits te paard zittende levens grootte ver beeldde, en op den grond van het welk men den veldflag zag, welken die Prins, ia 't jaar i óoo , in Vlaanderen op de Spanjaarden gewonnen had. De Keizer zag die fchilderij met verrukking * nam het zelve aan, en deed het in een zijner ver trekken plaatfert. 'I'oen Spilbergen op zijn ver trek ftoud, ftelde hem de Keizer brieven ter hand, zoo voor Prins Maurits, als voor de Staaten. D i k w ij l s nog bedienden zich de Bevelhebbers, welke in Jndië gebruikt werden , eeniglijk van den naam van Prins Maarits , in de brieven, wel ken zij aan de indiaanfche Vorften fchreeven, zon der melding te maaken van de Algemeene Scaaten of de oostindifchc Maatfchappij. Zie'er hier twee,, door den Admiraal Maartenszen gefchreeven , in den jaare 1610, den eencn aan den Keizer van Ceilon , den anderen aan den Keizer of Samorija van Mahbar. De eerfte luidde dus (a): „ Aan den Doorlugtigen Grooten Koning van 't Ei „ land Ceilon ende Candia, met meer andere Heer „ lijkheeden daaromtrent geleegen. „ Alzo o wy kier met ons f chip de klyne Zon, „ op de reede van Tegenapatam zyn gcarriveert, endf „ ltebben ver/laan: hoe dat zyne Majejleit hulpe ende' R IJ K D O M. 133 • iyfïand aan onze Hollanders is verzoekende, te y gens zyne yyanden de Portugeezen , 't geen voor » deeze tyd, niet kan gcfchieden ; want wy nu ter *> *yd hier veelte doen hebben; daar omme zal zyne » Majejhit ons voor deeze tyd gelieven te verfchoo • n nen , tot de naaste geleegentheid'die wy zouden kunne» »te weege brengen ; ende op dat zyne Majejieit zien » mag. de goede ajfeftie die onze Prime tot zyne Ma » jtjteit heeft , zoo en heeft zyne Princelyke ExceHen n tic niet kunnen nalaaten , ecv.cn Brief aan zyne Ma n jefteit te zenden , denwelken door onze overjien Hans n Mareelis , aan zyne Majejieit zal behandlgt wonksi. r, Vorders is tiüju verzoek aan zyne Maje » fluit , dat wy een eeuwig verbond van vreede zouden j> maken , tusfehen zyne Majejieit ende zyne Prime n lyke Excellentie, op dat wy alzoo met goed funda „ ment , de Portugeezen , zyne Majejieits- en onze „ vyanden, mogen onderdrukken. „ Ende om een ContraÜ , tujjclien zyne Maje „ Jleit ende onze Printc te maken, zoo hebben wij den m perzoon van Hans Mareelis volkomen magt ende » authoriteit gegeeven , om een esuwig verbond van » vreede lujjihen ons Hollanders, ende zyne Majt » fteit te maken; waar toe ik lioope zyne Majejieit „ bereid zal weezen , om het zelfde met gezegde Hans „ Mareelis te trafteeren; den welken met volkomen » magt ende authoriteit is gaande. » Voorts hier beneffens gaat Hirogie Ambas " fadewr van zyne Majejieit , den welken ook van >» alles aan zyne Majejieit zal konr.en bejeheit » geeven, van 't geene met ons hier is pajfcerende, » waar aan ik my ben refereerende. „ Zoo zyne Majejieit ons beliefde twee olifan m ten te zenden , ' W y willen dezelve gaarne aan zyne • Ma iepit betalen , ende wederom aan andere zaken » aan zyne Majejieit verdienen. HOLLANDS 134 (a) Hiftorisch Verhaal van de O. I, c. I. D. bL 504. „ dienjt „ Hier me e de. wenfchen zyne Majejleit langduurl „ ge gezondheid , ende overwinning over zyne vyanden. „ v.i Eschr e e v e N in t Je hip de kleine Zon , legt „ gende op de reue van Tegcnapatam". De brief aan den Keizer , of Sarcorijn vanMa labar, is als volgt (a)". „ Doorlugtigen Ilooggehooren ende Magtigen Keizer. „ Atzoo wy tot At si jen huilen onze gis fin ge getar „' deert hebben , ende den tyd verhopen was , zyn gear „ riveert ep de rcede van Tegenapatam, vindende do „ Jtroomcn en de winden contrarie , om met de Jciiee „ pen naar de ft ad KSïïköet te lopen, om in perzoon ■f? betoonen aan zytie Majejleit , Je affcélie rf/e wy „ Htiihnders dragen tot zyve Majrfteit , «idk afen „ /«/f ya« ri'-.ze Prince te volbrengen ; zoo hebben wy „ . evonden de perzoonen Cornejis Jacobszeu „ van Bréfekvek en Hans Bullard , aftevaardigen in „ alle diligentïe, met de patente van onze Prince „ aan zytle Mayfceit, benevens nog eenen bygevoeg „ den Britf, waar aan \vy ons refereeren voor zoo „ veel aangaati endegepaffeert by den Zeevoogd Ye „ ter Wi I m.'Z Verhoeven, aan zyne Majefteit. „ Alzv.o het tot onze greot /eetweezen onmooglyk is , „ by zyne Majejleit te koomen, zal zyne Majejleit „ gelieven, dtcze perzoor.en (die wy magt ende auto* „ riteit gecven ,om met zyne Majejtcit te handelen, „ cotitraclieren, en een vafl verbond te maken,) ge „ hoor te geeven , ende daar toe te verjlaan. „ D e voornoemde perzoonen zal zyne Majejleit „' gelieven , alle faveur te <wen, 't welk gefchiedende , „ zullen te meer verbonden weezen , zyne Majejleit R IJ K D O M. 135 («) HiClciisch Vertaal van de 0.1. C. I. D. bl. 50901 510. I 4 i 4 „ dietiji ende yrkndfchap te betoonen, dat zyne Maje« » Jttit altoos aan ens bevinden zal. «Wt zjöatón zyne MajcJleH meerder Jchry<ven , » 'naar alzoo deeze peizoonen onzen toeftand bewujl » %jn , zal zyne Majcjleit van hun mondeling ver » •mttigt worden , van alks dat gep»jfcert is , ende ~ gelegentheld van onze zaken. Waar meede , „ Doorlugtigen. Hooggeboorcn ende Magtigen Kei' ~ zer, wy zyne Majejieit in de genade Gods beveelen, „ die zyne Majejieit verlcene, geluk ende voorfpoei „ tcgens zyne vyanden. „ Uit ons /chip de Kleine Zon, op de reedc van ~ Tegenapatam, den zijlen April ióio". De indiaanfche Vorsten beantwoordden de brie ven en verzoeken der hoüandfche. Bevelhcbberen op denzelfden voet. Zie 'er hier eenen van den Kei zet van Pegu aan Arenc Marcenszen (a). „ Saliiïuscha Keizer van Pegu, Koningvan „ Arakan, Charigan, Sindtne, Diang, ende „ andere plaatzen van Bengalen ; l\eere van 't „ vergulde Huis en de twee witte Oliphanten , „ &c. &c. zendt mytie groete aan uw Kapitei „ run van mynen broeder in wapenen , de n mag » tigen Koning van Holland. » Ar.zoo ik verjiaan hebbe, zoo door 'f fchryven » van de Kapheinen uit Mazobpatani, PètapoiiTi en « Atcliyn , als ook door hot mondeling rapart van „ uwen Pieter Willemszen , de gnotc genegenthcii ,; die uwen Prince heeft , omme met alle Koningen „ van Indien rriendfehap ende aliantie te hebben ; n ende inzonderheid die vyanden zyn van de Portugec- HOLLANDS 136 . M- „ zen. Zoo gylieden van my nu wel geinfwmeert „ %yt, zoo betworde ik vel de eerjle plaats te hebben n by uwen Prince; aangezien de groote begeerten dis „ ik van den beginnen ( hoorende uwen grooten lof , ende fame) gehad hebbe , om U lieden in myn n land te hebben. Ik hebbe niet langer uitftel met de „ Portugeezen konnen doen , overmits de groote welda • „ den aan haar beweezen, ende de grooie ongetromvig n hceden die zy aan my betoont hebben; maar hebbe » de 600 Portugeezcn, zoo doodgejlaagen als gevan „ gen , ende gantfeh Bengalen gedijlrueert ; atzoo „ dat my nu niet meer , als een Xlienga in Pegu „ overgeblesven is , al waar ik het voorbeden jaar , „ met een groot e armade heen trok, ende na dat ik „ den grootften Kapitein, genaamt Paulo del Ree met n drie fujlen genoomen had, ende zynde het Kajleel „ op 'f punt van zig overtegeeven, zyn der zommige „ Abixins teegens my opgefiaan , ende alzoo den ree m gen tyd voor de hand was , hebbe myn leeger moe „ ten opbreeken. Zoo gylieden nu die zelve Hollan w ders zyt , die teegens den Onder- Koning zoo m vroomelyk gevogten hebt; uwen Prince ende my dienfi „ wilt doen, ende uwen naam en faam in Indien wilt „ verbreiden ; zoo verzoeke ik eerjïelyk op uwliedcn , „ niet te willen nalaten my te komen helpen wreeken, „ op den rebel Xhenga, ende zulks doende, zoo be jj loove ik als een Koning, voor altoos te blyven een „ vyand van de Portugeezen, ende hun myn land te » verbieden, ende uwlieden te geeven: gantfeh Beir „ gala, Arakan ende Pcgu , ofte eenigc andere plaat' „ zen y die gylieden zoude mogen willen verkiezen , „ om een Jlad ende fierkten te maken, en uwlieden , daar toe alle faveur ende hulpe te doen; ende zoo » deeze aanbod niet genoeg en is , als gylieden komt; 9 wat gy nog iets meerder zoude mogen verzoeken, j, zal uwlieden geworden ; daaromme , ende om de * IJ IC D O M. 137 ( a ) Hiftoticich Verhtal rm de 0.1. Cl.D.p.sxi.enjia, *5 » liefde van uwen Prince , die ik wel vitte , grooter » dingen van hem verzoekende , tny niet weigeren » zoude ; en laat niet af te komen met ten eerjlen zoo » Tas doenlyk is; want aan de haajle my veel geleegen » is , gelyk gylieden breeder zult mogen verflaan , door » 't fchryven van uwen Pieter Willemfen , aan -wien » in t breeden mynen wille te heb gsgeeven, » waar toe my refereere, ende deeze eindigende wen „ fche uwlieden yoorfpoedige viólorie op zyner vyatt „ den, ende een haajtige komfte in myn land". De Keizer van Achen zond een antwoord aaa Marcenszen van dezen inhoud (a). n AL A, de hulpe Gods , die het al regeert ende be n waart, ende dankwaardig is, een Koning bo~ „ ven alle Koningen , grooter ende magtiger als „ eenige weereldjche. „ Atzoo de Natte van Holland, nvnentlyk den » Eerzaame Willem Janszen ende Arcnt Alartenszen „ zyn gekumen voor my Koning van Archyn , ge » naamt Panduqua Stxi Sultan ; ende hebben my ver „ wittig van weegen zyne Princelyke Excellentie , » Mauritius, Princevan Orangie ende alle zyne Heer „ lykheeden; uitzyn vafle patente hebben gcvraagt - a angaande den fiand van den pays , tujjchen zyn » Princelyke Excellentie , ende den Koning van Span* n jen, waar van my Koning hebben contentement » gedaan: volgende de onlre van hunne Prince; zeg s gende aan my Koning: zoo onze bondgenooten uit den » pays zoude gejloottn worden , zy nog liever den oorlog » tegen de Portugeczen wilden concinueeren ;waarop ik , Koning van Aichyn geantwoord hehbe , aan de voor- HOLLANDS 138 di „ fchreeve gecommitteerden! , dat myn Foorouders tegen -9 de Pormgeezen hebben oorloge gehad, om oorzaak van Religie ende Tiratmi , ende dat ik Koning van „ Aichyn, tegen dezelve in oorloge wil contidtfee „ ren eeitwiglyk, ende zoo zyn Princelyke Exccllen „ tic, met den Koning van Span jen wil payfeeren t „ Jlaat tot zynen belicve , want ik en zegge niet , „ dvei het, nog en zegge iaat het ; dat om oorzaakc, ' uwe Excellentie myn broeder zyn land , verre van 't „' myne gcleegen is, ende wy malkander en niet en ken „ nen ajjijlccren ; maar waren uwe Excellentie myn „ broeders land, ende 't myne by malkanderen gelee » S en > enc > e den oorloge tecgens de Portugcezen con „ tinveerden, zoude myn broeder zelfs helpen in per . zoon, ende alle myne Edelen ende landzaatcn voer „ uit in den kryg trekhen ; maar om dat myn „, verre van uwe Excellenties is gcleegen , zoo en kan „ ik uwc Excellentie geen ajjtftcntic doen in'oorloge , „ ende daarom wil ik uwe Excellentie niet verbieden te „ payfeeren met de Portugeezen ; maar onze vr'n ;:d ---„ fchap zal tuJJcLen ons beiden blyven , gelyk twee ' 9 Koningen in een zouden verecnigt zyn, ofte te zeg v gen , als twee dingen in een werden. „De gecommitteerden van weegen uwe Excellentie „ aan my gezonden , hebben my gewaarfebout van „ eenige armade der■Portugeezen , die op myn land „ zonde mogen komen, ik ben in 't zelve welgetroojl; „ want zoo uwe Excellentie weet, zy eenige anno.' m de teemaken cm op myn land te komen , ben wel ge „ rujl, om met Godes hulpe , de Portugeezen te we~ „ der/laan; ende dezelve komende , zal uwe Excellen ■ „ tic hier na konnen verfiaan, ha ik my in den kryg „ zal gehouden hebben". D e invloed van het fladhouderüjk gezag op ds verrichtingen der Vrije Nederlanderen in Indië y yijkc nog meer aan de uitdrüiddngen, van welken R IJ . K D O M. 139 <«) Hift. Ftrh t van 4t O, /. Cwt< D. I. bl. 408. en volg. <te indiaanfche Vorsten zich ten aanzien van Prins Maurits in de brieven, welken zij aan dien Prins fchreeven bedienden, en aan de gefchenken, wel ken zij hem zonden. De onzen hadden zig naau welijb in Oost-indië bekend gemaakt, of men zag in Holland Gezanten des Konings van Sumatra komen, Prinfe Maurits toegezonden. Deze Gezan ten, te Middelburg aan land geflapt zijnde, begaven zig van daar naar Grave, welke plaats door Maurits belegerd werd, en fielden 'er dien Prins de ge fchenken , welken hun Vorst hun belast had hem aan te bieden, ter hand. De Admiraal Mate lief bragt, bij zijne terugkomst uit Indië, in den jaare 1608 , Gezanten des Konings van Siam over, medebrengende gefchenken voor Prins Maurits. In het gehoor, hetwelk deze Gezanten bij den Stad houder hadden, knielden zij driemaal voor hem neder, eer zij tot hem fpraken. Zulk een invloed lnd het fladhouderlijk gezag op de Verbeeldingen en bevattingen van die Volken. Ook werden de Verbonden , welke met de indiaanfche Vorsten aangegaan werden, in het al gemeen geÜooten op den naam der AlgemeeneStaa ten, van Prins Maurits en de Bewindhebberen der Oostindifche Maatfchappije. Dusdaanig was hec verbond, met den Samorijn van Malabar gellooten, en het welk de Admiraal Verhoeven door de vol gende bekendmaaking af liet kondigen (<*). „ Allen den geenen die deezen zul/en zien en hoo-i » ren kezen: Üalut. Alzoo op den uden November ~ IÖO4 , tujjchen den Doorluchtigen Hooggehoorenen n ende Grootmagtigflen Samoryn, Keizer van Mala » bar, Koning va n Kalikoet jöV, Êfr. &c> ter eff « ---» der, en den Gejirengen Heere Steven van der Ha „ gen, Jdmhaal van de I*3 groote Nederland/e fchee» HOLLANDS 14 (a) D. I. bladz. 33. en volgg, 153. en volg. (&) D. I. bladz. 25. en volgg. gen , bragt daar alles onder het gebied der Rome!-* ren. Ligt kan men denken, dat de ver\voeftir;g;n, wdke bij alle de veldtochten , door of op lasc van Julius Caefar in Galiië ondernomen, werden aan gericht , den koophandel en de fcheepvaart, die ftilte en vrede vereifchen, noodxaakelijk op veele plaatftrn van Gallie verminderd, op anderen geheel vernietigd, en den koophandel uit die oorden naar elders gejaagd hebben. Ofschoon nu de oude volken , welke den grond van ons Vaderland, bezaten, wel niet ge heel zonder koophandel waren ; de fcheepvaart meer cf min oefenden; cok eenige handwerken ge kend moeten hebben, gelijk te voren is aangete kend (a) ; nochtans konden zij niet tegen de Gau lers in aanmerking komen, en llonden vermoede lijk ten aanzien van den koophandel tegen deze vol ken en andere, welken Julius Caefar beoorioogde, als een visfehers derp tegen eene vermaarde i itad. Ras bragten de tochten der Romeinen hier verandering in. Op het aankoomen der romcïnfchc Icgerbcnden, en de verfehillendeheirtoc-hten moest allesnaar den kant van den Oceaan en den Rhijn -ftroom in bewee ging raaken. Deze konde niet gefchie den, zonder voorzieninge aan de nooddruft, wel ke wederom koophandel vereisent. Van plaats toe plaats raakte men gaande: en de afgelegenfte vol ken, die het minst in aanzien waren , kwamen zich mede bij Julius Caefur vervoegen (b). De Veldheer, uit de ligging van hun land nut ziende te haaien, ontving hen wei. En, gelijk men ge meenlijk de oude hiftorie dezer Landen met dac B ]J L a A G E D. 14 fti'dtitem Sanßi Martini fo to clenario , vitidum obulo re dimerent . ad fymsdale; jkitiam £? injtit'utionem Tra jeftchjis Eccleftae nobisfe per Cinnia obtemperaturós promi fenint Judicia & placita Jeculafis legis, m ab extra' ne:s praejuaiciam Paterentur, ipfiut omnes rerum dijjinjh nes inter Je definirentw. De fiugulis Centurn manfis. H Marcas fingulis- annis fe pcr fnlvere qfferuertmt. Majorwn placita Jivt jüdicia rerum, (i ipfi inter fe definiri neqid rent, ad Epifiopi audientiam Tcferrent, eumque fecum ad caufavi definiendam ducen les , inibi qtiamdiu morare tur, defuo ïpfimet procura rer.t: eo tenors', ut deplaci tati quaejtu duas pzrtes ba herent, tertiam vero Epifcopo ■praebcrent. Ecclefias in prae fata terra . übi eis congrmim videretur, covftitui concejji nut!. Qiiïw Ecelefiis deci mam decimarum mjtrarum parocbiarum EccleJJarum ea rundem dijiinfte in ujüs fa ttructis, inibi Deo Jèrvitu ri, pruehuimus. Parocbiani iero nïbilominus Jingidaritvi EccUJiarwn J'uis Ecelefiis tnanjwn unum in dotem ad praediftos nfus facerdo lis Je daturos c on firmant. No mina virorum, qui nos ad banc paéioriem faciendam con jlr,:. andarr.que convenerant, haec funt. Hcinricus facer dos, cvi praefatas Ecclefias gunnen , hebben wij ncol' zaaklijk geacht hier in te befchrijvcn. Zij hebben cmdeiijkook beloofd, vol gens onsbefluie, de tiende I te zullen betaalen, in de zer voege, te weeten, dat zij van de veldvruchten den elfden fchoof, van de larr. meren het tiende hm, ins gelijks van de varkens, ins gelijks van de bokken en geiten ~ insgelijks van de jzanzen , als ook van den honig de tiende maat ,en dus ook van hec vlas gce* ven zullen. Ken veulen van een paard zulten zij alnjJ op hec feest van fintc Maarten met een penning ■n kalf met een obool inosxen vrij koopen Zj | hebben beloofd, dat zij ons, volgens de fijnodaale ge rechtigheid en inftellins oef Urrechtfche kerk, in'ailes zullen gehoorzaamen. D3t! zij, ten einde de rechtsge-J dingen en iuüellingen den wereldlijke wet van vrt delingen geen nadeel mo gen lijden, alle gefchillen onder malkander zullen mo gen cf Joen. Zij hebben I toegezegd, dat zij van icde- j re honderd manfen jaar lijks .... marken zullen betaalen. Dat zij de ii!-| Hellingen der vooroudereri of rechtsgedingen, zoo zij des wegens onder malkan-' deren he: niet kunnen eers worden, zullen ter keen's HOLLANDS 140 > s<* „ pen , van wegens de welgeboome Mogende Heeren „ Staten Generaat der vereenigde Nederland/die Pro n vinden , zyn Princelyke Excellentie Maurits van „ Naffau, ende de Edele Heeren Bewindkebberen der „ Ooftindijihe Compagnie , ter andere zyden ; zeker „ TraEtaat opgerecht ende gemaakt was , firekkende „ tot augmentatie en obfcrvatie van onderlinge vriend „ fchap, en alliantie tujjchen de Hooggedachtcns Kei „ zerlyke Majejleits onderdaanen , ende onze voor. „ fchreeven Neder iandfche, Natie; ende tot ruïnen en „ diJlruEtie van de Portugeezen , mitsgaders haart » geajjbcieerden; ende dat ons deze zaake fingulier „ lyk van'de Welgebooren Edele Heeren Staten Ge „ 'neraal, zyn Princelyke Excellentie en de Heeren Be » windhebberen voorfchreeven zonderlinge gerecomman. „ deert was. Zoo hebben wy Pieter WiUemsz. Ver „ hoeven , Admiraal Generaal van dertien fchepen t „ wegen de Welgeboorene Mogende Heeren Staten Ge „ neraaU zyn Princelyke Excellentie en de Hcerct% „ Bewindhebberen voorfchreeven , met advis van onzen , breeden Raad , ende door laft en requifitie van zyn „ Keizerlyke Majejlcit , het voorfchreeven Contract ge „ advoijeirt ende geaprobeert, gelyk wy doen by dcc „ zen , in alie zyne Poinften en Articulen , ende daar „ 'benevens beloofd zyne Majefteit alle faveur, avan „ cement, ende affijlentie met fcheepen ende volk te „ doen , om zyne Majejleits ende onze vyanden ,te „ fuineeren en te diftrueeren , als ons om te doen „ mogelyk zal weezen ; ende dat , tot dien einde , twee s fcheepen van Bantam , nevens twee gequalificeer „ de Kooplieden , ende kargazoen van onze Na „ tic , na Kalikoec afzenden zullen , om handelin „ ge , commercie ende kooptnanfehap aldaar te be r, Jiieren en te bedryven ; ende dat middelerwyl , de „ fcheepen tot zyn Keizerlyke Majejleits dienfle, te „ gens zyne en onze vyanden zullen mogen warden B. IJ K D O M. 141 (•) #</?. Pïr*. „ an rf< o§ j, D. I. bl. 44*. en volg. » gtëmphyeert, als de Kooplieden voorfchreeven , zul» » len doende zyn , om haare koopman/c happen en waa » r ™, tot lading van de fcheepen nodig , byeen te » verzamelen. Dies heeft zyn Keizerlyke Majefieit « opregtelyk beloofd dezelve Kooplieden van onze » Natie , met goede plaatzen ende woningen, daar zy n haare perzoonen, goederen, koopmanfchappen en de „ waaren zeker mogen vertrouwen , ende bekwaam » lyk mogen logeeren, te provideeren ende voorzien t „ eride dezelve neemen in zynen proteftie ende befcher „ tninge , zonder te lyden, dat hun hinder ofte leet t „ in eeniger wyze aangedaan werde , maar ter con n trarie, hen te patrocineeren , zoo in 't Jluk van * haare Negoth , als anderzints ; ende nopende de *> tollen ende andere laften op de commercie, dezel „ ve niet erger ah zyna eigen onderdaanen te traEtct „ ren , maar zoo veel moogelyk haar te priviligeeren. „ Aldus gedaan ende gecontrafteert tot Kalikoer > „ den Oftober 1608". Op het zelfde gezag floot de Admiraal Hoen, den 16 December 1609, het volgende verbond met den Koning van Ternaie enz. (a). » Een eeuwig Verbond en onveranderlyke Vriend » fchap , tujjchen den Doorlugtigen en Hoogge » Gooren Koning van Ternaten , Modevar, » er.de den Geftrengen Heere Simon Jansz: n Hoen, Onder - Zeevoogd van dertien grooic » Nederland/die fcheepen, van wegen de Ed: » Mog: Heeren Staten der vereeaigde Neder „ Icmdfche Provinciën , zyne Princelyke Excel n Umie , geboren Prince van Orangien , Gra» » w van Najpiuw , Katsenelleboge , Handen 9 HOLLANDS 142 „ Marquis van ter Vete öV. &c, &c mitsgd „ ders de Meeren Bewindhebherun der Gcneraale' „ vercrnigde Ooft - IndifJie Compagnie, ter een „ re: ende door requifitie vaneen Groot machtig „ ftcn Koning Laudyn, Koning van alk de £/• „ landen onder Batsjan behorende , ter anderen „ zyde; den eenden ander belovende op Koninkly „ kenende vorflelyken woorden, deeze navolgende „ poinßen en artikulen , in alle manieren, naar „ ieders uiterjle vermoogen naar te komen. „ Eerstel ij k belooft zyne Koninglyke Majefteit „ van Termfen . met alle zyne geallieerde fricn 'en , „ de Ed: Mog: Heeren Staten Generaal,, zyn Prince „ lyke Excellentie t mitsgaders de Heeren Bewindhebbe „ ren zyn Konhiklyke Majefteit van Batsjan tegens m alk geveld onzer vyanden te befchermen, die zyne » Majefteit voorsz: , binnen zynè Limiten , zoude „ zoeken eenige ovetla/t ofte afbreuk te doen , de „ zelve zoo veel mogelyk zal zyn , te ruïneeren, endó n zyn Kuninkryk van alle uverlafb te helpen bevryden. „ Dies belooft zyn Koninklyke Majefteit van „ Batsjan, met alle zyne geallieerde, zyn Konink n lyke Majefteit van 'I ernacen ende zyne underdaa. „ nen , tegen alle ge-welt ende belcegeringen onzer „ vyanden, met alle zyne magt , réciproque te ajfis » teeren , ende op 't verzoek datelyk, en zonder eeni „ ge vertraging , te hup te komen. „ Zullen ook alle de Imvoonderen van de Eilan „ den van Gigo, en de geenen die door den Koning „ van Batsjan overwonnen zyn gewceft'■; ende :e vo „ ren onder 't liyk yan Ternateo gejtaan hebben; „ wederom onder 't voorfekreeve Ryk forteeren ende on • ~ der 't commandement van zyne Koninklyke Alaje n fteït van zonder dat zyn Konink ± lyke Majefteit van BatSjan daar eenig regt op zcA n hebben te pretendeeren. R* IJ K D O M. 143 u ben} » Belangende hepjluk van Godsdienft, zullen • alle zyne Majejleits onder zaaien , zoo wel Muoren y> als heidenen, haar gewilliglyk tot de Chrijïen Gods » dienft willende begeeven , zulks vryelyk mogen n doen, zonder dat zyne Majejleit , 't zalve in eeni * ger manieren zoude mogen , in 't openbaar , of ie hei t> melyk, weeren Ende zullen ook de gecommitteer » den van de Heeren Bewindhebberen niet yernwogen . dé 9 M-irdykcrs ofte nicinve Chrijlcnen , aie door haar » emflig verzoek bcgeeren Moors te werden, in 't „ zelve Jiuk te verhinderen; maar in Huiken gevallen , » veranderinge van Godsdienjl moeten gedongen. „ Vorder zo belooven wy Simon Jansz: Hoea „ van weegen de Ed\ Mog: Heeren Staten Generaal, „ zyne Princelyke Excellentie , ends de Heeren Bewind „ hebheren voorsz. , op zyn Koninklyke Majefteits „ Land een Kafieel te fortificeeren, 't zelve van ÓV „ daten, gefchut en andere nootwendige amonitie van „ oorloge , naar ons vermogen van het kapitaal, „ ende veel dienfiige ?nanufahuren , zo voorzien te „ honden , dat zyne. Majejleit , genoegzaam van alls » hojlyi'e proceduuren der Spanjaars, met Gods httlpe n levryd zal zyn. „_ 1 n recompenfe van 't voorsz:, belooft zyne Ko „ ninklyke Majejleit van Batsjan, met alle zyne on „ derzaaten , de Kooplieden ende Soldaten van de Ne n derlandjchc Natie. met gocie plaatzen ende wonin » gen, daar zyhaare goederen, koopmanfehappen en » de waren , jccuurlyk mogen vertrouwen , ende be » kwaamlyk logeeren, te voorzien; dezelve neemend f » in zyne protectie ende hejlherwing ; zonder te ly » den ., dat. h aar limder ofte leed aangedaan werd ; n maar ter contrarie haar patrocinceren , zo int Jiuk « van haar negotie als anderfints. daar zy zyne Ka „ nmklyke Majejleit in van doen zouden mogen heb- HOLLANDS 144 on- m len ; zonder aan den Kzpitein van 'f Fort Thrn; --w velt, eenlge van zyn volk ofte Cora Cor.ia's, om n Hen vyand afbreuk te doen, ofte in eenige andife „ nootwendige zaken voorvallende, gebruikt te wer „ den, te mogen weigeren „ Nopende de handelingen der Nagelen , verbint zich „ zyn Majefteit van Bitsjan, dezelve aan geen andere „ Natie , als aan de gecommitteerde van de Generaals „ Vereenigde Ooft Indifche Compagnie , te keveren „ tnde te verkoopen tot zodanigen prys , ais de voorsz: „ gecommitteerden, met zyn Koninklyké Majefteit van „ Ternaten bedongen hebben, zonder te lydcn, dat „ ze in eenige andere Natién handen weg gevoert „ werden. „ Zullen ook geen zwaarder tollen ende andere „ haften , die op de Negotie vallen , betalen, als zyne „ Majefteit naturelle ingebooren doen „ Aldus gedaan ter Eeren Gods\ fttekkénde tot „ augmentatié van de onderlinge ingegaane vriend' „ fckap , tnjjchen beiden der höogft gtdagte Konmk „ lyke Majefteiti Onderdaanen, ende onze yoorsz: n Nederlarifchs Natie , ende tot ruïne en diftruftie n van de Portugeezen en Spanjaarts , nevens haar „ Geaffbiteerden; door den Geftrengen Heere Onder „ Zeevoogd Simon Jansz- Hoen , daar toe geautho „ rifeert van de Ed: Mog: Hceren de Staten Gene „ raat, Zyne Princehkc Excellentie &c. Êfc, mits „ gaders de Heeren Bewinahcbberen der vereenigde „ Ooft ■ Indifche Compagnie; blykende hy brieven van „ Crcdentie , zyne Koninklyké Majefteit vertoont, Be % hovende dezelve , zoo als het doenlyk zal zyn, in ampljflima forma, geftand te doen hebben". Düsdaanig waren ook de verbonden, welken de Admiraal Martenszen met onderfcheiden indiaanfche Vorsten floot, «1 waar van wy 'er drie R IJ K D O M. 145 { tt} £*» B l ilM »n van dit Deel. O. i. 2. 3. 11. onder de Bijlaagen zullen plaatfen (a) , en teffens nog hec verbond, in de jaare 1638, door den Admiraal Westerwald,in naamvandeAlgemeene Staaren, van 1 nns Frederik Hendrik en van Bewindhebbers der Oost- indifche Maatfchappije, met den Keizer van Ceilon gdiooten. De Algemeenc Staaten fcheenen zelfs zoodaanig overtuigd van de noodzaakelijkheid, dat men ia Indiü op den naam en op 't gezag des Stadhouders deed handelen, dat zij den Admiraalen en anderen hollandfche Bevelhebberen toeftonden, om van Prins Maurits als Koning der Hollanderen te fpreeken. Zie hier hoe de Admiraal Warwijk zig uitdrukte in eenen brief, dien hij aan den Koning van Siam fchreef (b). „ Wy Wybrand van Warwyk, ah Op „ -per - Zetvnogd , over een vloot van 15 fchepen , „ komende uit Holland en Zeeland, naar 't Eiland „ Java ,en wel tet de Stad Bantam, daar perzoonlyk „ zeeven maanden vertoeft hebbin , wenfehen den „ Doorluchtige en Hooggcboorne Koning ende Hecre, „ van de landen van Crongh, Prenefchoon, Judia n &?£. &?c geluk, voorfpoed , ende vermeerderinge. ~ IVy, Uw Majefteits dienaar , onze fcheepen , op „ verfcheiden plaatfen in Indien verdeelt hebbende , om „ te bttcr onzen handel te dryven, zoo zyn perzoon » lyk, uit het bevel onzes Konings van Holland , met » twee fcheepen , alhier tot Pattani gekomen , om » onze reize en handel op China te beverderen. Dog n bevinden by ervarentheid , dat zulks zonder andere „ hulp niet wel nwoglyk is. Zoo is 't, dat ons het » geluk gedient heeft , Uw Majejleits . Afgezant „ Opra Rad'zia Phackdy fry Swasdy, van Borneo , kanende , alhier aantetrefftn ; uit welke vernomen HOLLANDS 146 „ hebben , Uw Majefleit gewoon zyt, 'sjaarlyl-s Af n gezanten, aan den Keizer van Chin:t te zenden: n dierhalven hadden voorgenomen , uw Majcjïeit met „ mynfcheptn, in perzoon te komen bezoeken; dog n zulks nu door den Mcufon belet wordende , zende „ hier nevens, met uw Majejleits Afgezant, » j nn ë er broeder , Corneüs Specx , uw Majejleits „ dienaar; met beede en verzoek , dat zoo wan „ neer uw Majejleits afgezanten tot den grooten „ Keizer van China gezonden werden , detze myne „ broeder , meeiïe moet reizen , en onder hun gevolg „ aangetekent werden , op dat zyn , en der Hollanders „ naam , aldaar bekent mogt werden. Ook of de w Hullavdfche fchepen , in China komende , aldaar „ vryen handel, zouden hamen behmert. Zon „ door uw Majefleit konde te weege gtiragt worden, „ verzoeke dat de landen van Holland en Zeeland , „ vut uw Majejleits landen, als in een grflooten en „ verbonden zullen hlyven. En dewyl de l'ortugee „ zen, ge-z.'.vooren Fyandender Hollanderen zyn, die „ alle Vijlen, om zulks te beletten, aan zullen wen n den ; zoo verzoeke en bidde , dat uw Majejlch de „ Hollanders en Zeelanders , zoo in zyn landen, als „ in China, omier zyn iefchenning , gelieve tc\ee „ men. En alzoo uw Majejleïts dienaar , lange tyd „ op de reize geweejl is, en ook verfcheiden lan.lcn'en „ iibnivgryken bezogt heeft , waar door hy zig , „ van alle vreemdigheeden idt Holland ontbloot vind, „ om uw Majcjïeit een gejehenk naar waarde te zen „ den, zoo hebbe egter raadzaam gevonden . dceze twee „ metaalen jiukken gefchut . aan uw Majejiek aante „ bieden; welke van een nieuwe uitvinding zyn en eau „ nee gen pont: met Si pond buskruid, op zoc-a ---„ «/$' een verre afjland kennen brengen, als een an „ der Jluk gefchut, met y pond buskruid, zonde hun ± ncn dotn. ' ■ Mnjepit , deeze ü R ij K D O M. 147 (") tlijl. Vtrh. d ir O. L C. I. D. bl. 474— 4;C. » oto Ü a » g'frff van zyn dienaar in gunfi gelieve aanienee » me n , en de m'eergedagte onze landsgenooten, in » »w Majejleits landen komende, om handel te ih- y » ven voor alle geweld m overlajl der Portugeeztn < $ » als uw onderdaanen, te befchermen. » Gefrhrceven tot Pattani, den %Jltn Van Zomer ., maand des Jaars 1604. „ Was getckent „ Wybrant van Warwyk" '. In den tocht, dien de Admiraal Mateiief, in Jaare 1607, dued, zond deze Vlootvoogd > toen hij zich op de kusren van China bevond, eenert hrief aaü een cliineefclicn Mandarijn, in welken hij hem té kennen r,af, dat de Koning der Hollandcren htm paa? China gezonden had, met drie fcheptu, met geld en koopmanfehappen belaaden. Wij zien verder uit de brieven, welken wij boven hebben bijgebragt,dat de indiaanfehe Voïikii PP gelijke wijze dezen tuel aan den Stadhouder van Holland gaven. Zie 'er hier eenen, door den K~i- Zer van Japan aan Prins Maurits gefchreeven ( a ). ~ Ik Keizer en Koning vün JAPAN, wenfche den „ Koning van Holland, die ir.y uit zo» verre !. „ doet bezoeken , viyne groite. » V e.iblyde my zeer in 't fchryvsn » aanbieden tot viywaarts , ende -wenfehende, u i » onze landen naader waren , op d.it wy onze begon » nen vriendfehan mogtert onderhouden ende yermn-rde * ren , door uwe Majejleits prefcntit, d.e ik , iny v'er'i » heel inneriyk te zien ; nadcmaal ik uwe MafiftCtl HOLLANDS 148 „ lafi- „ onbekent ben , ende uwe gentgentheïd tot mywaartS „■Jtrekt , door uwe libcraliteit , my verecrende met „ giften die tny onnodig waren , dog die om uwtS „ naams wille entfangen ende in groot er waarden en „ extime houde; te meerder vyl de Holland/die Na „ tic uw Majejleits onderzaaten , met haar e /diepen „ in myn land ('r welk gering ende klein is ) zoeken „ te handelen , endt met myne omUrzaatcn te traffic „ queereh ende negotieeren ,• dan wenfehte zy e-m ---------„ trent myne refidenu'e gcarriveert en geharent wa „ ren , om hare perzoonen in al!c gevallen behulpelyk „ te zyu , 't welk nu, om de geiegentheid des lands » „ niet en kan gefchieden; dan zal daarom niet na'aa n ten , gely'k alrecde gefchled is , goede zorgen voor „ haar te dragen , ende aan alle Gouverneurs endt my „ ne onderzaaten te beveelen , dat aan dezelve , in „ wat plaat ze-ende havens, of eenige kwartieren van „ myn tand , daar zy komen , alle faveur ende „ yriendfdiap ge/diieden, zoo aan haar e perzoonen ' y „ fchtpen ende koopmanfdmppen ; waar voor uwe „ Majefhit ofte zyne tnderzaaten ter contrarie niet „ en hebt te vreezen : want zy zoo vry mogen ko- , „ men , of zj in uwe Majejleits land ofte havens B zelfs kwamen; op dat de verceniging tusfehn wit „ ende myne onderzaaten , van mynent weegen , niet „ vermindert , maar gtaccrcjfeert ende ver meerden „ werden. „ Ik ben ten dee!e befchaamt wegens uwe Ma' \ » jeftèit , wiens naam en renomé door zynt\ „ mannelyke daden, door de geheel: warelt yermaartl „ is, uwe Majejleits onderzaten , van zoo verre /«»* j „ den, in zco onbehvaamen land als dit is, my 1 „ doet bezoeken ende zyne vriendfehap prrfentecreH „ 't welk niet en meriteere ; dierhalven in conjidc „ ratte neemende , 't zelve door geneegentlicid te mV „ waarts moet gefchieden , zot hebbe niet kunnen nr R IJ K D O M. 149 » haten , Uwt Majefteits onderdanen vrhndelyk te " ont fangen , ende haar verzoek te confenteeren, waar » tot decze tot een affirmatie zal dienen,-dat zy in » alle plaatzcn , landen ende eilanden , onder myn *> gtbied gelcegen, mogen handden en trafficqueeren, » en huizen bouwen, tot haaren handel ende koop » manjehap nut ende dienjlig; alwaar zy onysrhindert » mogen woonen en handelen naar hun believen, zoo y> nu, als in toekomende tyden; zonder dat haar iemand n hinderlyk zal mogen weezen; ende zal fc bejcherir.cn »en voor/laan, als myn eigen onderzaten; belovende de ~ perzoonen die ik verftaan heb, alhier gelasten zul » ten werden , nu ende a'tyd gerecommandeert te hou n den en in alles in haar faveur zal zyn , daar uit j, uwc Majejleit zal vinden, wy als vrienden ende ge n buur en zyn. De verdere redenen met ntve Majc „ Jleits dienaaren gehad, die hier te lange zoude val „ Itn te verhaa'en , ben my daar aan refereerende ". De fchrijver van hec Hijloriesch Verhaal der O. I. C. merkt aan , dat de Staaten den titel van Koning der Hollanderen lieten gebruiken , om den lndiaanen een grootsch denkbeeld van het hollandfche volk, en het Opperhoofd van hunnen Staat in te boezemen ; en om daar door dekleinach tingvoor te komen, welke volken, gewend aan trot fche titels, en niet zeer vatbaar voor bet denkbeeld eener hoofdelooze ligt zouden opgevat nebben voor lieden, welke zich niet zouden hebben kunnen beroemen, dat zij onder eenen Koning ftun- In der daad , indien men ooit vooroordee len oritzien en aart dezelven wat moet toegecven, is het zekerlijk, wanneer voiken niet elkan o ren te doen hebhen. Deze voorodrde zi J» , 't is wap.r , belagchlijk ; doch het zoude nog belagchlijker zijn , indien men , in de plaat* van er voordeel uit te trekken, zich aun dezeiven K IJ K DO M. 15 (a) D. I bladz. 155. (b) l. c. b!;:uz 47 . en volgg. i<!6- en volgg. Cc) Cuuverivjs Bat. Ondh v. d. Houven Handstst* Chron. B. IU . bl. i 6, , 7 . en 18. (<l. Ü. i. Wadz. 9 i. ia. Vad. Hitt. D. I. bl. 246. tijdflip begint, zoo kan men ook de geboortevan onzen koophandel op hetzelfde tijdflip Hellen (a); eo zijnen eerden aanwas toefchrijven aan de ro nieinfche tochten, welke de eerden flagen toebrag ten aan de vaart en koophandel der Gaulcrs, en die nader naar onze gewesten deeden overgaan. JuLiügCAESAR, nanr Engeland zullende over frecken, rustte (gelijk te voren is gezegd) zijne vloot uit ter plaatfe daarnuCalais ligt. Drufus kwam nader: hij lieten onze landdreeken grachten graaven , waar door het overvoeren van legerbehoeften en dus ook van koopgoederen merkelijk ligter werd. Aan Corbulo word het fchieten van eene gracht toege» fchreeven, welke fommigen de Lek , anderen de Vliet meenen te zijn (b) :en 'c geen wij verders (in het Eer de Deel bladz. 33. en volg. 153. en volgg.) aange tekend hebben doet on 3 zien , hoe het verblijf der Romeinen en hunne oorlogen tegen de Germaaneu de vaart en koophandel hebben doen aangroeien. Daar kwarr.en fchanfen , burgten, flerkten, (leden in die oorden en wijken, daar men flechts hutten en gehuchten gezien had. De grondflagenvan het kuis ie Britten, van het Oppidum Batavorum, Voorburg, Légden, Utrecht , Nymegen , fVefel, Dusfeldorp , Duis- meer anJcre plaatlèn werden gelegd (c ). Da vutrt op Engeland verhuisde naar onze havens, juüaan, eenige ftêrlsten op de Maas van graan wil lende voorzien, liet hout in de bosfehen, gelegen aan den ilhijn, daar de droom in den Oceaan valt, hakken, eo achthonderd vaartuigen timmeren, die Daar lïriuannië overdaken (d). De 'havens wer- B IJ L A A G E D. 15 ( 1) Het moet de XIV. indicHe zijn. fa) Ten bebotve des Pri'sters zullen geeven] Dit verdrag is, "nder fineren, aaninerklijk, om dat in?n 'er eenlgzins uit kar» n\i wat wijze landen ter behouvinge werden uitgejiee- Ven, welke lasten arm die giften gehecht, en welken rechten aan Je aanneemers afgeftaan werden. Vooris ziet men 'er n»z Uit, aat kerkeiafcq B ez?gbebbers eene wereldlijke maat oefen "en ovtr de gronden, welke onde/ huune kerk lagen Hu- in vita, fut concejjlmiis , cae tcrhjue laici Helikinus , Ar .;, Hiko, Fardvlt, Re- Serie; quibus jamfaepedictam terram .fccundumfeculi leges & praefatam conventionein concedimus , fif ipforum bae redibus pojl ipfis Hups con- Xtntionis adfiipulatio fiebat Anno Dominicae incarnatio tiis MCVI. IndiElione (2) VI. res,nanie Domino Hen r:co LF. Rom. Imp. Au?,. ad cujus paginae der, confirmandwn cum adjtipula ■ iiojlrii , noftri imprejjio *ie Jigüli bic amiecti nobis compiacuit. Si quis ijlci con trodixfrit, anathema, fit. van den liisfchop brengen, hem mcdeneemende om de zaak te beflisfen , en zoo lange hij aldaar blijft, zul len zij hem van het hunne verzorgen : dusdaanig dac zij van nee voordeel der zaak twee deelen zullen hebben, en het derde den UisfchOß zullen gceven. Wij hebben hun vergund, dat zij in 't gemelde land, waar hun zulks goed zal dunken, kerken mogen ftich ten. Aan welke kerken wij het tiende gedeelte der tien den van onze parochie ker ken bijzonderlijk ten be hoeve desPriesters, die daar God zal dienen, hebben ge gceven. Des niet te min hebben de Parochiaanen der bijzondere kerken beloofd, dat zij hunne kerk esne Manfc, tot eene gifte ten voorfchreevcn gebruikc des Priefters zullen gceven (a). De naamen der lieden, wel ke bij ons zijn gekomen om dit verdrag te maaken, en te bevestigen , zjj Q d eze Hendrik een Priefter, wfea wij de gemelde kerken voor zijn kven gegeeven heb- HOLLANDS 150 («") Bylaage van dit Deel P. I. en volg, tb) ?,ie ïntsrtjl va>i Holland j ■dintvylir.* der heilfaame -po* litiihe gronden van Holland. Ptfoihe IVecgJchaali en andero (jiëjgelijke (chriftcn meer. ftoprdc, en 'er over wilde grimlachen. Een wijs CÖ weet zelfs uit dwaalingen nut te haaien. J>e onzen hebben zig meesterlijk van dezen regel, geduureude de oprichting van dezen Vrijen Staat, weeten te bedienen : zij hebben ook niet ver waarloosd dien te dellen onder de middelen, wel ken zij gebruikt hebben, om hunnen handel en hun ne fchecpvaart in Indië tot eenen trap van luider en magt te verheffen, die elk in verwondering heeft Of getÓQgerx, Zij hebben teffens metter daad doen blijken, dat het niet flechts nuttig maar zelfs nood zaakt lijk was voor het welzijn des koophandels en der fcheep.vaarc, dat 'er een hoofd aan 't roer van Staat ftond*, het welk gewicht aan de menigvuldige bedrijven der kooplieden en zeevaarenden konde n ; en derhalven, dathetfladhouderlijk gezag noodig was voor 't algemeene best; eene waarheid , welke dfe Staaten van Friesland op andere , even gewichtige , drangredenen gebouwd hebben. De uie van den overledenen Erffladhouder, aan de Algemeene Staaten gedaan , toont insgelijks, hoe vee! nuts hec ampt en het gezag van dit uitfteekend I kunnen toebrengen, om den handel te doen bloeien ; en de aanprijzingen door haare Koning- Jij ke Hoogheid, Meyrouwe de Princesfe Gouver nante, meer dan eens, ten behoeve van kooplieden, aan de Staaten gedaan, en van welken wij 'er eenigen onder de bijlaagen brengen, toonen dit al mede ten aHerduidelijkfte (a). Zij wederleggen ten blijkbaar fte, met deugdige ftukken, c)en laster, het fladhou derlijk gezagaangewreeven, als of hetzelve zich over den koophandel en zeevaart niet bekommerde (b). R IJ K D O M. 151 (*) Di n. bl. i en vo i g . (M Ib. bl. 11. en vo!g. (e) ,Ib. bl. ie. e " a volfc ° (J) lb. bi. ui. en volg. ter Mejj voege hier bij de oprichting va ■it, van welke wij te vooren verflag 'ö hebben (a). Wij hebben doen zien, hoe »n vroeger tijden de toerustingen te water te gen de vijanden en zeeroovers gefchiedden ; hoe :: 'ii zich in 'c vaaren bij admir.alfchnppen ver fterkte ; hoe Maximiliaan getracht heeft eene '■aliteit aan te leggen; wejke tegenkantingen die inftelling ontmoette (>), en wat rede men daar toe had. De nood aan den eeuen kant, diar men tegen de fpjanfche zeerriagt, in dien tijd de ontzachüjklle , te ftrijden had ; voorts het nut, of hever de noodzakelijkheid om krachten te Vereenigen ; en de vruchten, weiken men aan de an citre zijde uit de zeebedrijven , onder het gezag en Op bevel van Wiilan den I. verricht , genooten had(c), bragten te wege, dat 'er toe een algemeen bewind over de zeczaaken befluoten werd. Hoe kkig deze inflelling tot fland moge gebragc zijn, WiL is 'er door desi invloed van den Admiraal niet mede verricht? Hoe zouden die zeebedrij ven, van wdken wij het verhaal te voren gedaan heb ben (d), ondernomen en uitgevoerd hebben kun nen worden, indien de bevelen , de fchikkingen, het opzigc , en 't gezag hadden moeten komen, met van een Opperhoofd, maar van eene vergade ring van verfcheiden leden , verfchillende belan gen , verfohillende inzigten , 'verfchillende begrip ped hebbende? Dtaagen degefchilten, weiken de onzen met de Hanze- Heden ; en, onder anderen, met die van Lubek gehad hebben , gcene door ilaande blijken , hoe de verfchülende belangen de ftedeq, verdeeld 'hielden, ali het om eene uitrusting HOLLANDS 152 waar- ter zee te doen was? en welke fchaadelijke gevolgen die verdeeldheeden niet zouden gehad hebben, indien het graaflijk gezag niet tusfchen beiden v/as geko men , en de Teden tot eenpaarigheid gebragt had ? Kan men zich verbeelden, dat zee • oorlogen meer eenhoofc! ontbeeren konnen dan de land-oorlogen? Zal het beftier van krijgsverrichtingen flaan aan een ligchaam van leden , welke, uic hoofde van hunne opvoeding , beroep, oefeningen, ampten, of waardigheden 'er weinige of geene kennisvan heb ben , en die 'er elk naar zijne wijze over zullen denken en oordeelcn ? Zullen die leden zich laaten onder richten door kundigen, en zal ieder derzelven in hunne bijeenkomften verflag van zijn onderzoek en genooten onderrichting doen , en zal daar uit een befluit opgemaakt worden? Wat is van zulk eene wijze van befluiten te verwachten met betrekking tot krijsgzaaken ~ daar het wel of kwaalijk flaagen van den meer of minderen fpoed afhangt ? Dat Sa guntus uitgeplunderd word, terwijl men te Rome mee raadflagen over deszelfs behoud den tijd verfpilt. Wie, die openhartig fpreekt, zal niet moeten erkennen, dat 'er een hoofd noodig is, het welk dagelijks kan aangefproken , dagelijks onderricht, en elk uur van den dag, ja zelfs bij nacht, verwittigd kan worden , en orders op voorkoomende gelegen heden Hellen ? Waar zal 't ontzag der zeelieden van daan komen, waar zal het zelve te vinden zijn, daar geen hoofd is, het welk de tochten en krijgs bedrijven vereent, regelt en maatschappelijk doec werken; aan het welk verantwoording moet gedaan worden; het welk een waakend oog over hun 'gedrag houd, ten allen tijde hun rekenfthap daar van kan afvorderen ; het welk belang heeft, dat zij hun plicht betragten, en dat püchtverzuim niet onges flraft blijvc ; het welk, noch ui: hoofde van zijne R IJ K D O M. 153 waardigheden, noch uit hoofde van bloedverwant schap , noch uit cenige bijzondere inzigcen of be langen daar van afgetrokken kan worden? Waar zal men zonder Stadhouder het noodig gezag vin den om behoorlijk geoefend krijgs- en zeevolk in dienst te hebben? Waar van daan zal het toezicht over ammunitien, vestingen, en wat verder tot de nooddruft van den krijg behoort , komen ? Deze noodzaakelijkheid doet zich nog verder met betrekking tot de fcheepvaart zien. Verfchillende in zigten en belangen hebben het inrichten der Admira liteiis • Collegien op dien voet gebragt, op welken zij thans zijn. Aan dezelven is niet enkelijk hetbeftier, van 't geen dezeezaaken betreft, opgedraagen; maar teffens de ophef van verfcheiden middelen, tot on derhoud der zeemagt van den Staat gefchikc , en het beleid dier geldmiddelen. Hoe gewichtig dit be ftier en beleid moeten zijn , is ligt te befeffen, als men gade Haat, dat de koophandel en zeevaart tot dezelven eene aller naauwfte betrekking hebben, zoo uit hoofde van de lasten, welke op den koophandel gelegd worden, als wegens de befcherming, welke dezelve daar uit moeten genieten: zoo dat men met waarheid kan zeggen, dat de geheele fcheepvaart en koophandel van den Staat afhangen van het goed of kwaad beftier van de huishoudelijke werking der Admiraliteits - Collegien. Het zij verre van" mij , dat ik mij over dedaadelijke oefeningvan dat beftier eenig oordeel zoude aanmaatigen: de volmaaktheid is nergens, het gebrekkige overal te vinden. U i t nood waren de zeven gewesten gebragt ge worden tot het aanneemen en inftelleo. van een alge meen bewind over zeezaaken. Daar deze inftelling de gemeene zaak tot onderwerp had, was het na tuurlijk, dat alle de gewesten aan 't bewind derzel ve deel wilden hebben: verfcheiden gewichtige re- HOLLANDS 154 ampt, denen konden die begeerte wettigen: nochtans, is daar uit eene verdeeling in het bewind, en hier uic wederomeene verdeeling en zelfs eene verfchiilend heid van daadelijkc oefening gefprooten , die mee Jiec hoofdoogmerk van de infleJTing niet famen k*an gaan. De ongemakken van deze verdeeling z:jn meer dan eens ondervonden, meer dan eens over woogen, en meer dan eens is men bedacht geweest op middelen om die te verhelpen: doch de raadfla gen hebben geen gevolg gehad. Echter wanneer men op de wederzijdfche klagten der Admiruli-, teits-Collegien tegen eikanderen acht geeft, kan men niet nalaaten vieriglijk te wenfehen, dat 'er hulpmiddelen tegen die kwaaien in 'c werk gefield worden, en dat de invloed van het fladhouderlijk: gezag deswege mede onderfleund mag worden door eene bdangelooze medewerking van die geenen , welke 'er het meeste aan kunnen toebrengen , ten einde daar door mede de zeemagt van den Staac haaren ouden luifter moge herwinnen. Immers zoo nadeelig als deze verdeeling van het bewind der zeezaaken voor 't algemeen belang is, zoo nood- , zaakelijk is het, dat 'er een middel zij, om die te hulpe te komen: en welk is daar toe gefchikter dan de invloed van het ftadhouderlijk gezag ? De Admiraliteits -Collegien hangen af van de Al gemeene Scaaten. Zij zijn gelast om voor de veiligheid der havenen, rivieren, en uitwateringen te zorgen, mitsgaders tegen de fluikerijén te waaken; zij zijn' wegens hun bewind rekening en verantwoording ver fchuldigdaan de Algemeene Staaten.; maar ontbreekt hier al mede niet het noodwendig gezag, hetwelk yereischc word om de menigvuldige amptenaaren en bedienden, tot ket werk der Admiraliteiten rioodig, bij 't ftipt nakomen der bevelen van den Staat, en 't naauwkturig waarneemeu van hun K IJ K D O M. 155 te ampt, te houden; en kan dat gezag wel elders ge vonden worden dan in een ho'»fd, het welk het: ge heel overziet tot wiens kennis alles toevloeic en famenloopt, wiens toeziet, niet tot het een of het and.r gedeelte bepaald zijnde, een onverdeeld be «ng heeft om 't geheel in eeneq gasten loop te houden? Offchoon men hst nu ni • '° verre heeft konnen brengen, dat 'er een Opper-Admt raliteits-Cpllegje is aangehouden, vertrouw ik echter, dat men zal moeeen erkennen, dat de in vloed van het ftadhouderlijk gezag, en hei: oppen gebied vaneenen Admiraal, geduurende d-nfpaan fchen krijg, aan 't beftier der Admiraliteiten, die famenwerking heeft bijgezet, zon der welke onze zeemagt nimmer tot die hoogte gereezen zoude zijn. Hier, zoo ergens, is toepas selijk de fabel, welke la Fontaine genoemd heeft ïoeïl du maitre. Niets bovendien houdt den mensen meer bij 't betrachten van zijn plicht, dan de bewustheid van opzigt: men ziet het aan werklie den, aan dienstboden. Het is veeltijds genoeg, dat 'er het oog van den meester óvergaa om het Volk aan den gang te houden. Ontbreekt dit oog, alles verflapt, word verwaarloosd, en loopt tot niet. Nog meer, zijn V-r wel zaaken van algemeen befliër in ons land, die het oog en de hand van een hoofd niet vereifchen? Niet, dat wij beweeren willen, dae alles enkelijken alleen van de Stadhouders hehbe af gehangen, en aan dezelvep alleen, met uitfl ; van alle anderen, de groote voorfpo- j d van Jen oorlog tegen Spanje te wijten zouJe zja. Neen! Z hulp, zondev noodige middelen, zander bekwaame luiden is hec eenen even zoo on noge lijk om de zaaien tot eene goede uitko:n;t te be leiden, als voor eenen Veldheer, om zonder geoe fend krijgsvolk , en bekwaarae officiers, de zege. HOLLANDS 156 D« te behaalen: maar gelijk dit onmogelijk is, zoo is het ook even zoo onmogelijk, dat 'er uit een vol* Jcomen voorraad van alle noodwendigheden zonder gezag, hetwelk alle de beweegingen eenpaarig doet werken, het voorgefteld doelwit bereikt word, als het onmogelijk is, dat 'er met een allerbest heir leger ecne zege te behaalen zij , indien het door het gezag van een legerhoofd niet in eene eenpaa ïige werking word gehouden: en die eenpaarigheid is het, welke door den invloed van het fhdhouder lijk gezag, geduurende den fpaanfehen oorlog, on derde gewesten be-vaardis geworden, zoo niet vol komen , ten minfte in veele opzigten ; en in dien zin meen ik, dat men kan zeggen, dat hettfadhouderlijk gezag merkelijken invloed gehad heeft op den voor fpoed van onze fcheepvaart en onzen koophandel. Men zal 'er, zoo ik vertrouw, nog verder van overtuigd raaken, als men het verband, het welk de fcheepvaart en koophandel der gewesten met het algemeen belang van den Vrijen Staat heeft, in aan merking neemt. Onze gewesten behooren niet on der die landen , welke', uit hunne vruchten en voortbrengfelen kunnende befhah , den koophan del , voor zoo veel die naaf buiten werkt, kunnen verfmaaden. Ons beftaan hangt van de fcheepvaart en den koophandel af: doch deze wederom van het ba ilier en van het beleid der algemeene zaake. Ont breekt 'er iets aan dezen, ftraks hebben 'er fcheep vaart en koophandel gevoel van: daar zijn geene voorwerpen in den burgerftaat, welken meer van de gebreken van het beftier lijden, dan de fcheep vaart en koophandel. Dewijl nu van alle degebreken, die in een burgerftaat plaats kunnen hebben, de ver deeldheid onder de gezaghebbers het gröotfté is; zoo is ook die verdeeldheid het fchadelijkst gebrek voor onze fcheepvaart en koophandel. R IJ K D O M. 157 De opftellers van de Unie hebben, gelijk wij te vooren aangemerkt hebben, dit alles zeer wel begree pen en overzien. Wie kan het vreemd vinden, dat zij, de eenpaarigheid van beleid in het bewind wil lende betrachten, echter zoo veel mogelijk zorg droegen om hunne rechten zoo veel onverkort te houden, als de aart en natuur van 't verbond het konden veelen. Hier uic reezen de zwaarigheden eo hindernisfeu, welken Prins Willem de L, en naderhand de volgende Stadhouders, in het handhaaven van die eenigheid, ontmoet hebben. „ Ik heb, zegt de „ Prins, in zijne Apologie , hun (naamentlijk de Span „ jaarden) erkent, dat ik de Unie bewerkt heb; ik n heb die bevorderd, ik heb my bevlytigd om die „ te onderhouden; en zeg U, mijn Hecren, en zeg „ het zoo luidruftig, dat ik wel mag lijden, dat zij „ (ie Spaanfchen) niet allee», maar dat geheel Europa „ het hooren: onderhoudt uwe Unie; bewaart uwe „ Unie; maar draagt zorg, mijne Heeren, draagt zorg, „ dat het niet zij met woorden en met letters; maar „ datge daadlijk uitwerkt het geen uw beeldfpraak n van de pijlen, door eenen enkelen band vereenigd, » welken gij in uw wapen voert, te kennen geeft.* Heeft Prins Willem de I. zulke flerke ver- maaningen gedaan ? heeft die uitueemende Vorst, welke door het Opperweezen met zo veele vermo gens begaafd is geweest, nog zoo veel moeite ge vonden om de eendragt te bewaaren, en de zinnea te vereenigen ; wat zou 'er van de zeven pijlen ge worden zija, indien zij geheel zonder band waren geweest ? Het ligclmm der Vereenigde Gewesten ver toont zich, en berust in de vergadering van hunne Hoog Mogendheden , die uic Afgevaardigden van dezelven £)£ gewest zijn oppcrlle -gezag over zich zelf voorbehouden hebbende, is het baar- II O L L A ]>TD S 158 ge- blijkelijk, dat noch het eene op het andere, nochhec geheele ligehaarn op een der leden, eenige hecr fchappij kan oefenen : alles blijft bij den a3rt cri eigenschappen van een verbond; en de bondgenoo ten hebbui wederzijds geens andere recliten of ver plichtingen jegens e;kin laren, dan die aic kra : van een verbond in 't neemeen , en uit die van de Unie in 't bijzonder voortvloeien. ■ De Gunagtigden of Afgevaardigden ter Staats vergaderinge, wèïfee de plaats van hunne Mtgt» gers aldaar bekleeden , komen 'er niet Zonder hun ne bijzondere rechten, belangen in- en uitziften op 'c oog te houden, tn zonder een voornce.iien om die te handhaaven; en die 2eer dikwijls aanloo pen tegen de belangen, rechten, in- en irilzigted der overige,leden. Hoe veels heimelijke en onna fpeurli|ke beweegmiduelen , hoe veue bijzondere belangen en Itizigtön brengt 'er de menlcheiijke zwakheid niet bij! Wat te verwachten van eene ver gadering die zoo toegefteld is, als 'er het middel van vereeniging ontbreekt? het middel om alles tot een punt te doeh*famenloopen, om de bijzondere inzig ten voor het algemeene, en de bijzondere belangen voor het belang van den Staat te doen wijken? Zou de men het in die gedaante tegen de fpaanfche mo narchie hebben ftaande gehouden ? Alle gewesten hebben hun opperde gezag behou den : daar uit volgt, dat de reglementcn'of wetten der Algemeene Staaten geen kracht van ivec in de bijzon dere gewesten hebben, dan na dat zij in die gewesten afzonderlijk zijn overgenomen: als men nu acht geeft, dat eene ftad fomwijl zich bevoegd rekent om een be fluit tegen te gaan , en dat alle fteden een gelijk recht hebbun , zal men 'er gemakkelijk uit kunnen opmaa ken , hoe ligt de eendragt gefioórd, en de tweefpalt geboren kan worden ; en hoe >vankel het gantfche R IJ K D O M. 159 f 'i ) üe Ilce: Raajpïïr.fionaris Slihgeland heeft 'er zich over lutgelaiusn m zyne Nagelautcn Schriften. gebouw van de Republiek {laat, bij aldien 'er niet ecnig hulpmiddel bij d- hand is, om de wéderftreé ving van een lid te doen wijken voor he: gevoelen der anderen ( a ). Echter , belchoirwt men den Vrijen Staat, gevormd Uit de vereeniging van zeven gewesten , alle op zich zdvcn ftaande, en zoo als die door de Unie is faam gcbrngt, dan is deszelts opperbeltier zeer eenvoudig. ÏÏZ Algemeene Staaten en de Stadhouder zijn in 't weczenlijke llechts de uitvoerders en handhaa vcrs van 't verbond, het welk hun tot eene'wet ver- At , even als alle andere verbintenisfen en over komften ; en hun wederzijdfeh gezag ftrekt gelijkelijk, zonder eikanderen te hinderen, om 't bondgenootfehap te fiandhaaven ,en om'de wel rc van aile de leden te verzekeren, zonder dat het een of hét ander iets tegen het recht der ande ren onderneerne. De verceniging der zeven ge westen is de grondOag en fteun vanden Staat: deze vereeniging rust op den invloed des Stadhouders. .: invloed h derhalven het weezenlijkfte en voor mfte gedeelte van deszelfs reg-^eringsvorm; en die is het ook, welke aan den Staat die kracht hetfc bijgezet, en dien vorm gegeven, welke noodzaa klijk vereLsent werd , om de zeven Vereenigde Gewesten tbt dien trap van vermogen, welke eene groote "mogendheid maakt, te verheffen. Uit dien l fte, kan men Willerp 'den I. voor den grond legger van onze republiek, en zijne zoonen Mau rits en Fredenk Hendrik voor iiaare oprichters 11 Wde Ui. achter - klein Zoon van Willeiri utM I. v.-;| voor dcrzelver herftelder aangezien: Vê resten ontbrakt, ederom toegèbragt heeft. Deze Vorsten kunnen ook HOLLANDS 16 (a) Boxhom Toneel van Holland, bladz. 355. v. d. Wal, Privilegiën van Dordrecht, blad 8. O. J. bl. 11. 169. en volg Cluverius Jiatatiijche Qudlieden D. 1. bladü. 288. (i) D. I. blads. 86. en volsg. <c ) End 11 Chronicon Zelandiae, pag. 49, & feqq. t (dj Endii Chronicon Zelandias, pag. 57. 64. 52, ■4i den langzamer hand dorpen, de dorpen werden fte« den (a). Dus begon ons Vaderland hec aanzien van eenen befchaafden en handeldrijveodea burger ftaat te krijgen, terwijl de oorlogen, ter verwocs tinge Jlrekkende, den grond tot meerder aanwas van vaart en koophandel leiden (b). Braband en Vlaanderen, en misfehien ook wel Zeeland voor een gedeelte (c) reeds, ten tijde van Julius Caefar, gewesten zijnde, in dewelken koop handel gedreeven , en manufacluuren of handwer ken gevonden werden ; moest het verblijf der Ro meinen , zoo in die landftreeken , als in de on zen , de Inwoonderen onzer oorden deel doen krij gen aan die twee bronnen van algemeenen wel vaart ; daar het (lichten van burgten, flerkten en fehanfen , het fchieren van grachten ,en het leggen van dijken en dammen aan de bin nenlandllrhe vaare en koophandel een gemak toe bragten (V/), 't welk nergens elders gezien word. .Alle die fchikkingen gaven vervolgens aanleiding tot eene vermeerdering van vaste verblijfplaatfen , eerst in dorpen , nu in (leden en zelfs mag tige fleden veranderd. Veele derzelve bewij zen dit door hanre benaaming , als: Roomburg t Valkenburg , Rhijnsburg , Voorburg , Kenenburg , Middelburg, Remburgswale , Utrecht. Maastricht t Dordrecht , Gouda , IJsfelmonde , Ljsjelfidu , Leer dam of Lingerdam . Schiedam , Maasdam , Monni kendam , Edam , Zaandam , Spaarendam , Amfier- 8 IJ L A A G E D- 16 Eg» ' Hujus paginae confirma tioni ego Wernherus , Praepo fitus interfui Ê? Jubfcripfi. Ego marquardus Praepoji tus. Ego Hafoko, Pracpnfitus. Ego Hugo, Praepofitus. Ép,o Adalbero Ego Futho interfui O'Jub /cripji. Ee;o Gerungw advocatus interfui C? recognovi. Ego Hericus interfui. Ego Tbidericus, ben, de overigeu zijn Jee ken. Heliken, Arnold, Hi ko, Fardolt, Referik; wel ken, wij hec reeds dikwijls ge melde land, volgens hec wereldlijke recht en de ge melde overeenkomst ver gunnen , en hunnen erven na hen. Deze overeen komsc is aang' gcan in 't Jaar der raenschwording on zes Meeren MCVJ. de zes de indiftie, onder de rfgee ring van Hetr Hendrik den IV. Keizer der Romeinen , altijd vermeerderaar , toe beveftiging van wel! fchrift mee onze toeftcm ming heeft het ons behaagd ons afgedrukt zegel hieraan te hangrn. Indien iemand dit tegenfpreekc, die zij in den ban. Uijdc bevestiging van dit gefchrift ben ik Wernhcr, Proost tegenwoordig ge weest, en heb nee onder tekend. Ik Markard, Prooft. Ik Hafoko, Prooft. Ik hugo, P ooft. Ik Adalbero. Ik Futho, ben 'er tegen woordig geweest, en heb het ondertekend. Ik Gerung , Advokaat, ben 'er tegenwoordig ge weest , en heb het nagezien. Ik Herik, ben 'er tegen woordig geweest. Ik Thiderik. HOLLANDS 160 op dien voet befchouivd worden, al was het alleen uit huofde van de eendragt of yerminderinge van twee fpalc, welke door hunnen invloed is voortgebragt. Men ga verder, en ftelle de zeven gewesien onder eikanderen zooeendragteljjkgezind,alsmen wil; nim mer is die eensgezindheid zoo vast of beftendig ,of daar rijst ras een verfchil, het welk detusfehenkomfte van een hoofd vereischt. Waar door toch is de een dragt tufiehen zoo veele gewesten en zoo veele He den , welke alle bijzondere belangen, dikwijls met het algemeene belang ftrijdig, hadden of konden hebben, geduurende den fpaanfehen oorlog bewaard geblee ven ? Immers door 't fladhouderlijk gezag. Waar door is de algemeene eendragt en zucht tot het algemeen welzijn, onder een zoo groot getal van leden der hooge regeeringe buiten fcheuring gebleeven ? Immers door den invloed van een gezag, 't welk alle de bijzondere belangen vereenigde, alles tot het algemeene belang heenen leidde, en teffens aan de rcegering de vereisen te werkfaamheid , om den Staat binnen 'slands te doen bloeien en van buiten ontzaggelijk te maaken, bijzette. Men heeft zeker lijk veelaan 't beleid van Oidenbarneveld, doorWil lem den I. aan 't bewind gebragt, te danken; maar zoude die bckwaame Staatsman het wel zoo verre hebben kunnen brengen, indien hij den invloed van 't ftadhouderlijk gezag niet tot zijtien wille had ge had? Hij vras 'er zoo welvan overtuigd, dat hij de fladhouderlijke waardigheid aan Prins Maurits deed opdraagen, toen'er Vorst nog geen gebruik van konde maaken: de eendragt is (taande geblee ven , zoo lang het gezag van den Stadhouder door 's Lands Advokaat niet tegen het genoegen van Prins Maurits werd gebruikt; en hoe wenfchelijk ware het geweest, dat daar in nooit eene breuke was voorgevallen! Maüuits, het is waar, was de eenigfteStadhou' ït IJ K D O M. 161 L der niet; en tusfchen de Stadhouders der bijiondere gewesten zijn veeltijds verfchillende gevoelens ori!> ftaan, die oneenifheid tusfehea dezelven hebboa voortgebragc. Hec is zoo; maar 't is te gelijk wa ir, dat die aanmerking enkelijk bewijst, dac ge wek van eendrage zoo wel plaats kan hebben tus fchen twee of drie hoofden, als tusfehen een groo ter geral van leden: zelfs blijkt daar ui:, dat het beter is, dat alles zich vereenige bij een , dan bij twee of drie; dat, indien oneenigheid tusfehea twee of drie hoofden gebrek aan eendragt kan voort brengen, dit ce meer kan plaats grijpen onder veden; en dut even daarom de invloed van het ge zag van één hoofd te noodzaakelijker is. Men merke daar bij aan, dat niemand meer belang heeft bij het belioud, hec weivaaren, en de groot heid van de Republiek dan de Stadhouder. Men kan zelfs zeggen, dat het belang van den Stadhou der en 't belang van de Republiek een en hetzelf de en als in eikanderen gefmoken zijn. Een Stadhou der lla.it aan dwaalingen bloot, gelijk alle andere merï fchen ; maar hij kan geenen anderen wil, geene an dere begeerte, geen ander inzigt hebben, dan het bevorderen van 'i algemeen wehveezen van den. {staat. Hij kan dat algemeen pvc géén oogenblik uit het oog verliezen : indien hij hec deed , zoude hij zijn eigen verderf bewerken. Zijn gantfohe bé* ftaan, zijn gantsch aanzien, zijn roem, al _ het g ne zijne eigenliefde of zijne eerzucht kan kitte fen, roept hem tot het behartigen van de welvaart van hec Gemeenebest. Uir den Invloed van hec Had* houderlijk gezag, is de welvaart van den Staat ge- Teezen en bevestigd; en dit is op zijn beurt aan het beflcndig behartigen van 't geluk des volks zijn vermogen vcrfchuldigd. De wettige gefteltenis van dit gezag j s van jj ea aa rt, dat "dezelve zich HOLLANDS 162 ( a ) Het r.ut der JlaJhouderlijke Regering aangetoond, enz. bl. IcB- ui- Reponfc aux Quejlions dun Repubhcnin. (b j Het nut der Statlhoud. Rcger. bl. 82. en vo!^. Fc) In zijn nagelaaten Dijcours over de cor.jiituile der Var' gadering van de 11. M. Hteren Stat. Gener. enz. |d) Naamelijk fcdeit den opfland tegen Filips den 11. want hoogerlüinjEdeHcer Raad -PcHÜdnanis van sLiNüxiLANDnisic 1 ?' » pu- flechts kan flaande houden door weldaadigheid, af* het eerde en voornaamlte middel, welk de befcher ming van het vaderland yereischt, in zich bevat tende. Ook zijn de Prinfen Stadhouders altijd van begrip geweest, dat hunne eigen grootheid teffenS met de grootheid van het Gemeenebet t moest ftaan or' vallen (a). D e verfcheidenheid en het groot getal der mede leden van 't opperfte gezag, de magc oneindigüjk verdeden Je, verzwakken daar en tegen de regee ring, en 'er is misfehkn nooit een gemeenebest ge weest, in 't welk deze vcrdeeliog zich zoo wijd uit geftrekt heeft ,als 'm het onze (b). De Heer Raad- Penfionaris van slingeland fpreekt 'er dus van (O --------„ Die niet geheel onkundig is van de oude con> „ flicutie(rt) der Regeeringe van de Republicq, „ weet dat de Generaals directie der gemeene zaken 3 , yan de Geunieerde Provinciën , of, om te fpreeken „ de taal der voorouders, de Generaale Regeering „ veel meer als een eeuw geleden overgebragt is „ van de Raad van Staate, waar aan ze gedefereert „ was by JnÜruclie, aan de vergadering van haar „ Hoog lVJogende. „ E n die daar nevens eenige kennis heeft van „ de jegenwoordige conftkutie van de Regeering „ kan niet ignoreeren, dar de Provinciën al zederc „ veelejaaren, maar fpccialyk zedert den lautlten n oorlog, een zodanig gebruift gemaakt hebben van „ de magt, welke zy bebben elk over haar Gtde- R IJ K D O M 163 r^ a .^, Re P mi feoux queflions dun Repttblifain. MtMmes dn nen n puteerden ter vergadering van haar Hoog Mog., » een vergadering zonder Inftru&ie, dat dezelve »> j e fienswoordig onder de pompeufe naam van Sta* » ten Generaal der Fercenigde Nederlanden , nL j t veef » meerder , zoo geen minder wezentlyk geza£ » heeft, buiten fpeciale laft en autorifatie van de » Provinciën op de zaken, zo als die fucccffi velyk „ voorvallen, ais de Raad van Staate. „ W AAR die heenen leid, kan niemand nalaaten „ te zien, die oogen in hec voorhoofd heeft, en „ eenigzints bedreven is in ftaats - zaaken, te wee ,, ten na een geheele vernietiging der Unie, en „ na een volflagen anarchie in alle zaken, welke m de Provinciën in het gemeen betreffen". Daar zijn voorbeelden van Vrije Staaten, wier betlier geheel en al gevallen is in de handen van een zeker getal Voornaamen. Omtrent dezelven leert de ondervinding, dat de leden, uit welken dit: regeeringen beftaan, de Staatsbefluiten altijd naar hunne bijzondere belangen richten, om dat 'er geen opperhoofd is, wiens belang met hec belang van den Staat üechts eene en dezelfde zaak uitmaakt, en die uit krachte der grond wetten van den Staat, gezags genoeg heeft, om de ftemnjen van den algemeenen Raad, overeenkomflig met het belang van den Staat, te leiden, of buiten kracht te Hellen («). Eene minderjaarigheid, en eene partijfchap kun nen in de regèering eene kortftondige verzwakking te wege brengen; e:i deze verzwakking zelve, wel ke onze Staat drie maaien ondervonden heeft, is een baarblijkelijk bewijs , dat dezelve het altoos duurend beftiervan een uitfteekend opperhoofd noo dig heeft, om deszelfs eendragt, en magt van bin- HOLLANDS 164 de nen en van buiten te bewaaren , en deszeifs wel- 1 vaart geduurzaam te doen zijn. Deze waarheid was te blijkbaar, en het Ge 'meenebest had 'er te lang de voordecien van on dervonden, dan dat men dezelve in de eerfte raad pl?egingen der Algemeene Staaten , onmiddelijk na het overlijden van WilJem den 11. gehouden, ten eenenmaaie zoude hebben durven ontveinzen. Noch- tans waren 'er bereids, door die geenen, welken in Holland ecnen haat tegen de Prinfen van Oran je gezet hadden , middelen beraamd, om den Staat buiten bewind van een Hoofd te laaten. Daar toe bediende men zich onder anderen van het voor beeld van Republieken, die oudstijds beftaan had den zonder een hoofd aan 't Staatsbewind te heb ben , en zonder dat 'er een vast Legerhoofd werd aangehouden. Volgens 't begrip van die Siaats kundigen was het onnoodig van de Unit te fpree ken, even-zoo weinig als van de Religie, alzo men bij de Unie wilde blijven, en ten aanzien van de Religie 7.ich gedraagen, ge lijk dezelve ahmme in dr de Publieke Kerken der ffereenigde Nederlanden gepre dikt wierd , en bij de Synode van Dortrecht 161$. en 1619. was geëlucideerd. lZenige gewesten von den geen fmaak noch in hec doelwit, noch in het ontwerp, noch in de redenen weiken van de zijde van Holland werden voorgedra tgen, om aan haare inzichten een fcliijn van aannecmelijkheid te gee ven. Vriesland vooral,liet 'er zich even einilig ais deftig over j.:it. Men begreep, dat da Unie w .inkelig zoude ftaan, indien het Staaß» bewind der Gcv/ts ten hoofdloos bleef; en dat de _dienden, welken de voorouders van den jongen Prins van Grapje, .Wil- Jem den 111. aan den Staat, waai van zij de grond* rs en fleun geweest wartn , hudden, on dïc wijze nfet moesten vërgglüen wrqrdefl ; d^f il IJ K D O M, 165 kn jg"aaktn veel gelieimhouding, en vooral ee n? groote eendragt, onder hen, be geren, verdfcheri; en dat men dierhalven vol «rektelijk eenen Kapitein - Generaal -moest heb ben > om de orde en onderhoorigheid te behouden, e n om de onderneemingen met beleid, fpoed, en Waakzaamheid te bdheren. Deze vertoogen werden, onder voorwendfel, dat de Prins van Oranje een kind was, en dat een Luitenant - Generaal, welke het ampt des Stadhou ders geduurende deszelfs minderjaarighesd zoude waarneemen, daarvan zoude misbruik 'kunnen maa ktn, ter zijde gelegd. Men waande van 't begrip des grondleggers van den Suat veilig te kunnen af» gaan ; den band , die de pijlen vereenigd moest hou den, te.kunnen misCen; en in plaats van een hoofd aan te Hellen, nam men zijne toevlucht tot andere maatregelen. Wat is 'er het gevolg van geweest? Cr o m wel, wiens heerschzuchtgeene paaien Len de, en wiens flaatkunde altijd groote oudernee mingenop 't oog had, zag terllond, dat 'er uu deze gefteldheid van zaaken voordeel te haaien was. Hij daagde op met een ontwerp om het Gemeenebesc niet Engeland te vereenigen, en 'er met groot- Brit tanje eenen Staat van te maaken; of in die betrek king te krijgen, in welke zich Schotland en lerland, toen bevorden. Cromwel had goede en wel bedree ven krijgsleden; hij zap- onzen Staat zonder hoofd, e " deszelfs oude krijgsvolk afgedankt. Cromwel meende, en nitt zon jer reden, dat de Vrije Sta t, zich dus cubbekl verzwakt hebbende, tegen h.rn weinig zoude uitrichten ; en dat hij ligt door de Vtapenen zoude kmmen erlangen, het geen.' hij ta vergeefgeh du Or rqiddel van onderhandeling had zoc. k<=n te veikrijg en> Hij wist buiten dat, hoe kt ianlche Hof ov £r den munrterfchsa gebeten HOLL ANDS 166 groot- was. Hij ondernam vijandelijkheden: de holland fche koopvaarders werden in menigte door de en gelfehe oorlogfchepen genomen. Alle klagten door de flaatfche Gezanten aan Grornvel gedaan waren vruchteloos. Hij zogc en wilde den oorlog; en, om het engelfche volk te be lieven, verzelde hij zijn antwoord met eene lijst van 't geen de Natie , zoo hjj voorgaf, op den Staat te vorderen had. Hijcischte, onder anderen, dat 1 lolknd de Engelfchen fchadeioos ftelde, wegens het geene zij voor dertig jaaren , op de eilanden Am boina en Bandéc in de Oostindië, verlooren had der) ; beweerende, dat die onheilen hun war n overgekomen door toedoen van de hollmdfche oostindifche Maacfchappij, welke, zoo hij voor af, den handel der Engelfchen had in den grond geholpen, om den haaien te fhjven. Hij klaagde nog daarenboven over de fchaden , welken de Én gelfchen in Moskovië en in Groenland, en op ver fcheiden andere plaatfen , door toedoen der onzen, hadden geleeden ; alles werd op onmaacige fommen begroot. Van zijnentwege werd nog verklaard aan de ftaatfche gezanten, dat de heerfchappij der zee den Engelfchen toebehoorde; en dat zij niet gedoo gen zouden, dat de Algemeene Staaten eene vlooc hadden, bekwaam om hun dezelve te betwisten. Zekerlijk behoefde men niec van de doorzig tigften te zijn, om te befpeuren, wat onder dis trotfche taal fchuilde: dekwaade trouw, en de toe bereidfden ten oorloge, welken de Engelfchen ten, waren, de eene zoo wel als de anderen , zicht baar. De Engelfchen hadden reeds meer dan twee fif>nderd hoüandfche koopvaarders renoinen, en de Aigemeene Sc;:aten zog:en nog te vergeefsch hec bij onderhandeling te vinden , toonende daarin de grooefte gemaatigdheid,'om niette zeggen, de R IJ K D O M. 167 U ( Z}, M Z cires *Oi.icfe. hitndumon. Vai, Hifi. D. XII. «• 2 3i- #** 4 ir S(adh Regeer , bladz. 47. waar- grootfte flaauwmoedigheid. Het opfchorcen der vijandelijkheden niet kousende verkrijgen, zagen ZI J zich gedwongen om tot den oorlog over te gaan. ■Indien de Staat niet van een hoofd ontbloot, e n deszelfs oude krijgsvolk niet was afgedankt ge lest , zoude deze oorlog of niet voorgevallen zijn, of zoo fchandehjk geen einde genomen heb ben, Behalven het geen men leed aan verlies van fchtpen en goederen ; behalven de voldoeningen , die men Cromwel moest geeven; behalven de a£te van navigatie, die men moest laaten in ftand blij ven ; behalven het geen men verder nog bij dien oorlog infchoot, verloor de Vrije Staat in twee jaa renall:: de achting, welke zij inden tijd van tach tig jaaren bij de vreemde Mogendheden verkreegen had. En nog mogt de Staat zich gelukkig rekenen uit den oorlog geraakc te zijn, daar dezelve hoof deloos den krijg moest voeren tegen de Engel fchen, reeds op dien tijd zeer ontzaggelijk ter zee, en willekeurig];jk door een man als Cromwel beftierd wordende. Men kan 'er nog bijvoegen, dat Cromwel zich meesterlijk wist te bedienen van den haat, welken ibmmigen voor het ftadhonderlijk bewind en 't huis van Oranje hadden. Men meent in 't algemeen , dat Cromwel, gebeeten op den koninklijken f tam, ook; daarom, uk haat regen Wiüem den Hl., de uitilui ll "g vaa dien Prins uk zijne vaderlijke waerdighe den had bedongen (a). Dat die uiLfluiting in het vredesverdrag geftcid werd, is zeker ; maar Crom , te doorfltepen , om niet uiralle omftandigheden voordeel te trekken, en weelende, dat de Wit en oe&zelfs aanhan-j- verlangden, dat hij 'er eene voor- HOLLANDS 168 (<O Zcd: Schrijvers van onze Vaderlandfche Gcfchie- giuot- waarde van maakte, in plaats van het te eifchen, geliet zich als of hij den Prins van Oranje verachtte. Indien ik, zeide hij, den Koningvan Engdaod niet hebbe ontzien , waarom zoude ik dan den Prins, welke nog maar een kind is, vreezen ? Men moest hem eenigzins verzoeken de uitfluking des Prinfen ce vorderen; en men moest deze gewaanda gunst koppen door eene toegeevenheid , die aan on ze vaart en koophandel den eerden verderflijkertflag heefc toegebragt. Hij geliet zich dan, als of hem dit beding ter harte ging; en het is bekend hoe het zelve bij een heimelijk verdrag met Holland werd doorgedrongen , en hoe die verdrag in 't vervolg, in 'c jaar 1667, ten grondÜage van het eeuwig Edict t bij hetwelk het ftadhouderfchnp voor akijd ivurd ver nietigd , hebbe geftrekt {a). Nog fïerker befpeurde men het gemis van den mr vloed van 't fladhouderlijk gezag in den oorlog, \vJ ]ce de ttisfehop van Muniter den Staat aandeed, en die naderhand door den aanval van Lodewijk den XIV. werd gevolgd: een aanval, die onze Republiek: op den oever van haaren ondergang bragt. Was de Vrije Staat niet van Stadhouder ontbloot geweest, waarfchijneHjb liad Bernard van Galen nimmer dur ven denkers • -' wapenen tegen den Vrijen Stauc te voeren, /uüiaris, bij aldien de krijgsmagt van den Staat niet verzwakt en het niet van een hoofd was geweest; indien men naar de vernmningen van Willem den 11. geluifterd had. en die Xvrst niet was geftorven, Lodewijk de XIV. raogt door zijne magtige heirlegers eeni ge voordcelen op het gebied van den Vrijen Staac behaald hebben, maar nimmer zoude hij het ft IJ K D O M. 169 C 6) Ib. Mtmoimde Gui.che. I*s in grootfte gedeelte van deszelfs gewesten hebben be- meteenen fpoed, weike de RepuMiek, ten minde die geenen, welke gelegenheid tot die mag teioosheid van den Staat, en deze gevolgen had den gegeeven , reeds voor ben juk van Frankrijk deed bukken (*). Immers mag en moet men 'er zoo over denken, als men ziet, hoe fchielijk, na de ver heffing van Wiilem den UI., ten wiens behoeve de nood het ftadhouderfchap deed hertellen ? de over heerfchende en zegepraalende Vorst in zijnen loop geftuit wierd, en hoe ras hij zich genoodzaakt zag zijne overwinningen te verlaaten; daar Wiilem de 111. flechts een zeer klein leger had, in vergelijking der vijandelijke heiren; een leger boven dien, hec welk uit onervaaren, en meesten deels eerst aange worven krijgsvolk bellend. Merkwaardig voorbeeld, tot bewijs van den heilzaamen invloed van 't ftad» houderlijk gezag, met betrekking tot de veiligheid dezer landen! Vermoedelijk was hec in dien tijd met het Gemee nebest gedaan geweest, zoo het volk niet voor het herflellen van het iladhouderfchap was opgekomen. Ken ander legerhoofd , door de Aigemeene Staaten aangeftdd, afhangende van de langwijlighcid en onzekerheid der raadplegingen , der befluitetien der vtrdeeldheden van de Afgevaardigden te velde, hoe groot ook deszelfs bekwaamheid en ervaarenheid mogte geweest zijn, zoude gewis niet in flaat zijn geweest, om het krijgsvolk behoorlijk te oefenen, noch met al dat gezag, geheim, en vaardigheid, wd ke eene zoo hagciielijke tijdsgefteltenis en eene zoomoeielijke verdediging vorderden, hebben kun nen te werk g aan . Het gewicht van het ftadhouderlijk gezag B IJ L A A G E D. 17 B bic-J Ego Willo interfui. 'Ego Erpo interfui £f re cognuvi. Ego Adelbertus. Gerïuardus. E%o E:nbcrtus. Ego Reïnwardüf. Ezelmus, Ik Willo ben 'er tegen woordig geweest. Ik Erpo ben 'er tegerU woordig geweesc, en heb het nageziert. Ik Adelbert. Ik Gerward. Jk Ëmbert, ]k Reinwara. Ik E^elijn. Voor den 7. Augufti, wart Keizer Henrik de IV. rtferfoS oien das te Luik. E,,,. Script. S-: feu rkniharg. Tem. I. p ag . , 4 g. BIjLAAGE E: Koning I Fenrjk bevestigt aan de Urrc fc \;e Bommel den Tol cri munt; met de gifte van A'rlei; . I 3 September 1003. [Mieris C ierb. D. I. bl. 57.] In dei naame dor heilige en ondeelbaredrievu] heid. Benrik door Godlykc ;yn iiU: •Koning. Jndicn wy hebben , 6m a plaacfen , den Godsdienst toegewyd , eenfg byvi van eere, of van eigendom te 7.00 gcji Jry buiten cwyffel, dat zulks met de zaligheid van ziel en lij»haarn zul vergolden vvorden.. Daarom t wy , dat aan.alle onze getrouwen j zoo te is toekomende, bekend zy, hou dat wy cot huto- van onze en van onzer vporouden . ede dopt fusfchepkoriifle en tiedrij; vei £n<fried', den Eérwaafdfgen 13isfchop der ü ■ er. van Franco o/izen zeer !' zetel dor K' leftigt ter eere van den Beiligep Maarten, gégi nnrgur.d , en in 'c gebed afgeftaan hebben, afhec g&* R IJ E B JQ M. 17 (a ) Zie D I bladz. 13 7. en volj. vasLeeuwf.k Bit. IJL (h\ Vicatim habitata,' Kndius, Cliron, Zat. pag. 7- 2 -fprctfkeni'e van fiatacia. Cluverii £atav. Oudh. D. I» bludz. 269. ie) Vod Hifi. T) ï. bladz. 2G7. en vo'g. 271. 274. ca volg. Le Beau Hifi. du Bas -Empire, T.VI pag. 325. (•) v. n lloüven Handv. Chrtnijk , bladz. 85. En du Chron.Zel. pag. 90. 92. en volg. dam, Rotterdam,, ,\Zaandtjk ,\ Vlielani, ■ Alkmaar, Mcdenb'ab x Catttiü',jk\ Ercrsdijfy Cccrsdijk , Ntord dijk, lluugtrsilijk ; Si-nucmaarsdijk , Sevenbergen , Steenbergen-, ■ Berg ■op ■ zoom , Gecrtruidenberg , qn or.-ii) Ijgü plaaai'cn meer («). . Da au aicntc vuoren alec dan verfpreide en vaa elkaiultrcn wuor.jndc menfehen en bunnen geziea hid (i), 'bcgondun. zich nu insgelijks volken in. bemuurJo piuatfen, vvi-lkr van cijJ tot tijd in getal en in ijitsefbcktheid vermeerderden,, te vertoonen. J^Jfs, t riiac de, onoplioudtiijkc vjjand lijke bedrijven , welben in onze geiclüedboeken melding voorkomt ; niet tegeiutaande de ver woestingen, zoo wel als de veranderingen van vol ken, daar .uit ontltaan, vooral toen het romeinsch gtbied. in '(iallië aan 'c Wfpkelen gebragt , zijne heerfejiappij in deze oorden begon te verliezen, ver woesungen dis zich ook tot . onze .gewesten uit geftrekt hebben (c); nieE tegcnilaande de oor lügcn , die , hk-r te lande gevoerd , deszelfs Jn- Wiiotiuers voor de magt der Friezen deden bezwïj i , vind men 'de vaart en koophandel eerder bij ons aangegroeid dan afgenomen. Men ziet_ al knthalve dc/.e landftreeken in die laatere tijden flad - volk -en ichecprijker , en tcffens han deldrijycnder , dan toen 'er Julius Caelar ca zij"e :rs den rorneïnfehen Adelaar kwa ■ mea pknen {d). Immers Nicumegen, Arnhem , HOLLANDS 170 in den krijg kan men nog oprnaaken , uit het ge drag van Prins Fredrik Hendrik, toen hij 's Her togenbosch belegerde. De vereenigde legers van Spanje en den Keizer hadden Amersfoort ingeno men en belegerden Utrecht. De Staaten van Hol land zonden Afgevaardigden aan dien Prins, met Jast om het beleg op te breeken, en de vijandelij ke legers te keer te gaan. Een bioote Veldheer had mogelijk terftond die bevelen opgevolgd. Fre drik Hendrik, te gelijk Stadhouder, doet den krijgs raad , welken hij van zijn voorneemen had ver wittigd, vergaderen, en laat de Afgevaardigden bin nen komen; welke hooren, dat de krijgsraad van gevoelen is, om het beleg voort te zetten. De Prins verzocht de Afgevaardigden, dat zij, in den Haag te rug gekomen, den Staaten zouden berichten, dat hij binnen weinige dagen aan het vijandelijke leger zoo veel werks zoude verfchuffen , dat zij geen reden zouden hebben om her zelve te vreezen. De Prins naamelijk had heimelijk kondfehap ge treepen, dat een bolwerk van Wezel gedeeltelijk jngeftort en de bres redelijk groot was. Daar deze plaats dertig mijlen van zijn leger aflag, be greep hij, dat de vijanden geen gedachten zouden hebben op de onderneeming, welke hij in den zin had. Hij fteJde een ervaaren Overften aan 't hoofd van zes duizend voetknechcen en twee duizend rui ters; die hij dien zelfden nacht liet vertrekken. Tien dagen daarna kwam de tijding, dat Wezel bij verras fing was ingenomen; dat de leeftocht, de bagagie, het grof gefchut, en alle de krijgsbehoeften der vijanden, in die plaa.s waren veroverd, en de be zetting krijgsgevangen gemaakt. Dit noodzaak te de vijanden het beleg van Utrecht op te bree ken, en met een groot verlies naar Maaftricht te wijken. Zekerlijk zoude Veldheer, ftaande on- U !ƒ K D O M. 171 ftaats- der de belemmering van eenen politieleen raad, 'wei' nig gevat op krijgskundige inzigten en ondernee mingen ,of van bepaalde bevelen eener- btaats vergadering afhangende , nimmer eene diergelijka Jirijgsverrichting in 't werk hebben durven ftellen, en den vaderlande zulk eenen gewichtigen dienst be weezen hebben ? Hij zoude den Graaf d Eftrades , wien de Prins van Oranje dit geval verhaalde, fpree kende, gezegd hebben ,'t geen de Prins Eugenms, in den oorlog over de opvolging tot den fpaanfehen troon, tegen een zijner vrienden zeide. Indien Jlexander genoodzaakt was geweest, om de goedkeuring der afgevaardigden te velde af te wagtèn , om zijne ont werpen uit te voeren , hij zmide in zijne overwinnin gen niet half zoo wel en zoo fpoedig gêjlaagt zijn. In den oorlog van 't jaar 17+1, bevond zich de Staat genoegzaam wederom in denzelfden weerloo zen toeftand, als in den jaare 1672, wanneer Lo dewijk de XIV. zijnen aanval op ons deed ; mee dit onderfcheid nochtans, datwe op dien tijd eene bekwaame zeemagt hadden , die in den laatflen oorlog van weinig belang is geweest; maar te ge lijk zonder den invloed van 't lladhouderlijk gezag. Een Stadhouder zoude misfehien de Barrière niec hebben binnen behouden tegen een leger, 't welk dat der Bondgenooten zoo zeer in manfehap over trof, en onder 't bevel van eenen Maurits van Saxen ftond. Doch dezelve zoude, onder het gezag van den Stadhouder, waarfchijnelijk beter verdedigd , en de onzijdigheid van den Staat meer ontzien ge weest zijo, 't geen den lande zekerlijk veel dienst zoude gedaun hebben. P> eh alv e n alle deze redenen, welke, voor zo veel wij het inzien , de noodzakelijkheid van het ftadhouderlijk gezag zoo baarblijkelijk auntoo nen , is 'er eene , welke uit ons oorlpronkelijlc MOLL A N D S 172 ilaatsbeftier , zoo als hetzelve onder de f'ran-, kifche Vorsten is ingevoerd, voortvloeit. Als men bet Staats - beleid der Franken nagaat, vindc men alle beftellingen aan een hoofd onderwor pen. Het was de Graaf, of die zijn plaats be floeg, 't zij Bailluw, Drost, of Schout, welke recht oefende. Het opzicht over de dijken, met alles wat 'eraan kleefde, ftond aan den Dijkgraaf. De bosfehen, met alles wat 'ertoe behoorde, ftonden onder het gezag van een Houtvester. De kloos terlingen hadden hunnen Advokaat, om hunne rech ten te bewaaren. Geen beftier was 'er, of het hing af van 't oppergezag van een hoofd. Daar waren graaffchappen, en ondergraafthappen. Elk van die hoofden had , onder verfchillende benaamingen, zijne mannen, die hem moefïen dienen van raad ,' en wier raad hij in veele gevallen genoodzaakt was op te volgen, doch niet tegtnftaande die bij voeging van raadslieden, eerst bij vervolg van tijd tot weering van een eigendunklijk gedrag, in ge», bruik geraakt, bleef de oefening nochtans bij hec hoofd. 's Lands ftaatsgefteltenis op deze wijze in alles ingericht, en 't geheele geftel daar naar ge plooid zijnde; hoe kan men dan begrijpen, dat het beftier over het geheel zonder hoofd kan zijn, daar a]le die bijzondere hoofden fchakelwijze in een verband tot hooger hoofden , en door dezen tot het opperhoofd ftonden ? De noodzaakelijkheid van het hoofd ziet men aan het willekeurig gedrag, het welk Bailluwen , Schouten, en Hoofd-officieren zichfomwijl aanmaa tigen. Dj Oppermagt maakt wetten met bedreiging van öjaffe. Wie moet dezelve doen onderhouden'? wie moet de overtreedt rs vervolgen? De Bailltt wen, Drosten, Hoofd- Officieren. En wanneer ciii op deze of geene plaats aan deze] ven flaauwcjijk ds. R IJ K D O M. 173 C fl ) A *«t der Stadh. Rsgcr. bl 2<5. ca volg. 107. en vol^j fhd- hand houden, oogluiking omtrent dezen, ftreng heid omtrent anderen gebruiken, wat volgt 'er uit? De Souverain verbiedr het ventjaagen, liet omloo- P e n van marsdraagers, zoo fchadelijk voor winke ls; het verkopen onder kerktijd, en wat dierge -I'jke dingen meerder zijn. Een Bailluw geeft difpen fatie, mits hem de hand gevuld worde. Waar is het gezag tot behoorlijk bedwang? Het gebeurt, dat op •de klagten van den eenen of den anderen opgeze ten, mishandelingen en knevelaarijcn geboet wor den : maar word 'er het gebrek van een genoegzaam gezag om die amptenaaren tot het beftendig nako men van het geen hun te doen en te laaten ftaat, door weggenomen, en hangt de oefening van hun atnpt niec te veel van hunne zinlijkheid af (a) ? Hoe meer men de gefchiedenis van onzen Staat met opmerkzaamheid doorleest , hoe meer men overtuigd moet zijn , dat deszelfs magt en weivaaren aan de ftadhouderlijke regeering verknocht zijn; dat , de duurzaamheid dezer waardigheid de band der Unie maakt, en het eenig middel is, om de verdeeldheden, zoo niet geheel ce voorkomen of weg te neemen ,ten minfte meer in bedwang te houden, en de Unie in haa re kracht, zoo vee! mogelijk, te bewaaren. Door den invloed van het ftadhouderlijk gezag zijn de grondflagen van het Gemeenebest gelegd; de eerfte en voornaamfte grondwet gemaakt; het Gemeene best in magt, aanzien, en grootheid opgereezen; na den jaare 1672 wederom herfteld, en tot eenen hoogen luider op' nieuw opgebeurd; en nu laatstelijk wederom uk den nood geholpen door den Vader van onzen tegenwoordigen Stadhouder. Zoo cene befpiegJende kennis, zoo eene kundigheid van de ilaacsvvisfdingsn van andere volken ons niet kun nen overtuigen van de noodzaakclijkheid van h^t HOLLANDS 174 s ftadhouderlijk gezag, wij zouden 'er ten minfte uit de vaderlandiche lotgevallen van overtuigd moeten •worden. Dü noodzaakelijkheid, dat 'er eendragt zij, heeft de opftellers der Unie den invloed van 'c ftadhou derlijk gezag doen inroepen, wel bewust, dat in gevalle van oneenigheid het eenhoofdig gezag hec meeste te pas komt, en het gefchiktfte is, om dit gebrek der veelhoofdige regeeringen weg te neemen , of te gemoet te komen; en waarlijk, als men 'er recht acht op geeft, wat regeeringsvorm is meer te gen het willekeurige en het eigendunkelijke gedekt, en bekwaamer om alle harten en zaaken bij een te houden, dan die, in welken aan de plaatsbekleders van 't volk gezegd word: Befchikt uwe zaaken een dragtig, en roept mij tot hulp y ■wanneer gij 't onder u niet kunt vinden. Want hier komen de bedingen van de Unie van Utrecht, met betrekking tot de Stadhouders, op neder. Men heefc uit nood, in den jaare 1672, toe vlucht tot dat hulpmiddel genomen , en het ver nietigd ftadhouderlijk gezag herfteld : uit nood is 'er, in den jaare 1747 , ten tweede maal toe vlucht genomen tot het zelfde gezag, en men heeft dienftig geoordeeld de waardigheid van Stad houder bij erfvolging te doen overgaan; ten einde daar door voor te komen, dat de Vrije Staat niet wederom mogre vervallen tot eene hoofdelooze re geering ; en , zoo veel als het menfchelijk vooruit zigt toelaat, te bewericen, dat de Staat nimmer dat gedeelte zijner regeeringsvorm, op hetwelk zijne behendigheid, duurzaamheid en zekerheid alleenlijk: kunuen gevestigd blijven, kome te misfen. K tig en treffelijk zijn de woorden, welken men wil, dat Prins Wilk-m de I. in eene vermaaning aan zij* nen zoon Maurits gelbrooken zoude hebben: R IJ K D O M. 175 (a) Brieven, enz. van <fca Gmf VEJÏradss, On- » Ik beveel U boven al van de belangen van den » Staat en de Unie van Utrecht nimmer uit het • oog te verliezen; de regeringsvorm en de wetten » van den Staat zorgvuldig te bewaaren; geen in » breuk te doen op de voorrechten der lteden ; » hun altijd als vriend, en Eerfte vanden Staat, » tot fcheidsman in hunne gefchillen teverftrekken, „ zonder dat uw gezag immer aan de fteden of het » volk eenig argwaan geve ; nooit anders dan op „ den voet van Stadhouder en van Veld - Overften » te werk te gaan; en boven al zorgvuldig de ver „ bintenisfen met de Koningen van Frankrijk en » van Engeland te onderhouden ( a )". Ik heb gemeend, mij over de Stadhouderlijke waardigheid met betrekking tot 'slarids Staatsgeftel tenis, niet bekrompen , maar wat uitvoeriger te moeten uitlaaien, vermits het mij voorkomt, dac het tot de inwendige rust van een land veel doet, wat begrip de gemeente ten aanzien van 't opper beftier, en de meer of mindere volmaaktheid of onvolmaaktheid van het zelve, heeft. Het volk is gemeenlijk niet , zoo als de iedele trotsheid het zelve afbeeldt ,een geesteloos dier, 't welk mee den zweep gedreeven moet worden, en naauwelijks een wenk waardig is: behalven dat eene ditrgelijke opvatting tegen de zedelijke verplichtingen der menfehen aanloopt ; en dat het Oppervveezen dat gedeelte van het volk, het welk men zachter de kleine of mindere gemeente kan noemen, even zoo veel recht tot het"" ftil genot van het leven, doer zijn vlijt en arbeid te verkrijgen , geeft, als aan <icn magtigften Monarch, zoo heeft het afbeeld» fel weinig pas op onze ingezetenen. Onze laud aart is doorgaans niet ongenegen om 'c geen to: HOLLANDS 176 Ce") ylan'MvJïng der heilfaame politieke grond:», enz. Voorredeni en hier en daa;'in-bet werk zdt. onderhoud van ons land noodig is op te brenger!', zijne ftugheid vloeit meest daar uk voort, dac hij vreest, dat het geen, wat hij opbrengt, tot een ander einde bekeerd zal worden dm waar toe het word: niets maakt het volk gereeder tot het draa gen van lasten, niets houdt het beter bij eene gewil lige onderwerping , dan deszelfs gerustheid omtrent dè regeering. Daar het derhalven voor de Veree nigde Nederlanders geen onverfchillige zaak is, of waarlijk het ftadhouderlijk gezag voor den lande ■onnuttig, ondienftig, fchadelijkof verderflijkis, daa wel dienflig, nuttig, heilzaam, ja zelfs noodzaake lijk; daar de koophandel en fcheepvaart zulk een •merkelijk belang heeft , dat deze gewesten op de beste of min onvolmaakfte wijze beitierd worde», ben ik te liever tot het onderzoek van dit onder werp overgegaan. Evenwel, hoe baarblijkelijk het mij toefchijne, dat onze regeeringsvorm niet ontbloot kan worden van het ftadhouderlijk gezag, zonder het vaderland voor zijn verderf en geheelen ondergang bloot te ftellen; hoe fterk en onwederfprekelijk de redenen, .die het bewijzen, mogen weezen; niette min zijn 'er, die dat gezag voor ondienftig , fchadelijk, en eerder voor nadeeljg dan voordeelig houden: cüe, wat meer is, alle zuiken, welke van begrip zijn, dat het behoud des vaderlands van 't behoud van den invloed van 't ffodhouderfchap op de algernee riezaak afhangt, aanzien voor flechte burgers, eti uitkrijten voor landverdervendevleiers, vour onwe tende o( kwaadaardige Hollanders, onwetende en boos* aardige wenfehen, monarchaale pluimjirijckers (a) en wat dies meerder is. Men zoude zekerlijk op den- R IJ K D O M. 177 zelfden toon tegen de misprijaefs van het ftadhoü derlijk ge zag kunnen uitvaaren, en hen dus met ge •yke munt betaalen : doch, wanneer men de waar h -id nufpoort; wanneer men die ter harte neemt en boven alles ftek ; wanneer men door eene zui vere neiging om die te zoeken en te vinden, aati gedreeven word; wanneer riien niets anders op 't oog heeft dan zich bij de waarheid te houden; en dife onbefmet , zoo veel men het in zijne vermogens heeft, voor te draagen ; dan is men waarlijk op zulk foort van wapenen, die even zoo verachtelijk ali krachteloos zijn, weinig belust. Ik acht het dienfti ger en gefchikter tot dit onderwerp, dat ik de rede nen , welke tegen den invloed van 't ftadhoüderlijk gezag opgeworpen worden * opvatte en over weege. D e ijverigfie tegenftreevef s der ftadhóudërlijké regeeringe hebben ftaande gehouden , dat de Vrije Staat eenen Stadhouder konde ontbeeren; dat de bijzondere gewesten zonder opperhoofd kondeii worden beftierd; dat het dus onnut en gevaarlijk is, zich zei ven eenen Heef te geevén, welke, zijrt gezag misbruikende, der algemeenè en burgerlij ke vrijheid konde benadeelen, en, om het in eert woord te zeggen, een Filips de 11. worden. Meai heeft niet opgehouden het ftraffen van Olderibarne veld, en de behandelingen, welke de Groot, en zij, die tot Oldenbarnevelds aanhang behoorden, ondergaan hebben, bij te brengen, om een denk beeld te geeven van 't geene men van de Stadhou deren te vreezen had : de onderfleeming van Willerri den 11. op Atnftef dam heeft ook ten dien einde toe een voorbeeld gediend. Eindelijk, men heeft Ver fcheiden daaden der Stadhouderert aangehaald, teii bewijze * dat de ftadhouderlijke regeer!ng zeer ge vaarlijk isj en dat j indien dezelve al in eenige ge- HOLLANDS 178 a vaüen van cenig nut kan zijn, dit nut niet kan op wcegen de nadeden , welke uit dezelve kunnen ehtftaan : zelfs is de Heer Raadpenlionaris vaK iSLiNGELANü, hoe zeer overtuigd dat 'er in on ze regeeringsvorm een invloed ontbrak, welke de ieden tot o£n_paarjgheid konde brengen , de Unie tusfehen de provinciën maintinecren, en de Repu bliek flaande houden, evenwel van begrip geweest, ■oat diegevonJen konde worden, zondereen emi nent hoofd, het geen (zege hij) de wensen en toeleg van alle goede patriotten is. . Dewijl in zulk ftag van verfchillen, de beide partijen doorgaans niet zeer fterk overhellen, om de redèrfen voor en tegen bedaardeüjlc te over aveegen; en vermits het den menfehe niet gegeeven is, eenen zoo hoogen trap van volmaaktheid te be reiken, welke hem behoede voor dwaalingen, ert voor den invloed, dien de hartstogten op onze be grippen en neigingen hebben ; c!;ur. eenc regee ring, hoe volmaakt dezelve ook moge zijn, altijd zwakke zijden heeft, en meer ui' min aan gebre* ken onderhevig is ; is het riet te verwonderen, dat men de ftadhouderlijke regeering berispt neb be ; over het beftier der StadhouJjren 'klagtcn enge; en hetzelve met verwijten overlaade. Het zoude zilrs iets wonuers zijn , dat men T er nooic het een of 't ander op te zeggen had kunnen vin den. In liet algemeen moet men echter ten dien op zigie aanmerken, dat al het ondtrmaanfche aan ge -I.reken onderhevig is; en dat di-envolgende eene aanwijzing van de gebreken ecner fladhoudtrlijke flaarsregering, niets uic doet. Men zoude diezwaa righeid, welke uit het gebrekkige gehaald word , kunnen wederleggen, het geen Cicero bij eene andere gelegenheid zegt: Zonder dit ongem lijden, zond gij Let nut en voordeel, het mik gij 'er R IJ K D O M. 179 («) Sid bonurn riod ett qunefitum in et, fint illo mak nvH Jitiircmus; Ci c .EaoV(4. L. H. C. X. Men &t trekt, nkt genieten (a). De zaak is hier niet oi «e ftadhooderüjke, dan of de ftadhoudcrlooze : ringsvötm aan gebreken onderhevig is ; maar JfeJke van die beide regeringsvormen het gefchikt ftc, het beste zij, en het meest voldoen kunne aan 't oogmerk van eenen burgerfhat: en derhalven welke van beider» den meesten dienst doe, en het min fte fchaden kunne. Wil men ter goeder trouwe te werk gaan in het onderzoek van het geen in eena maatfehappij noodig of nuttig is, zoo i? het hetaamdijk, dac men alles c> tamen, en in zijn verband tot het geheel neeme; dar. men do voor- en nadcelen'befchouwe en overweege; dac rntn het goed en kwaad onderzoeke, en dat mea zich houde voor de partij, welke aan de minfte ge breken fchijnt onderhevis; te weezen, en in welke men 't mecs:e nut vindt. ÏTetis vooral betaamelijk, dat men zich hoede, van iets te verwijten of te be rispen aan en in eene regceringsvorm, hetwelk mea met even zoo veel recht in de regeeringsvorm, aan welke men de voorkeur geeft, kan haken. Laaten wij nu vofgeïiè deze redden eens zien, welke ge breken eb \v?.nhebbe!ij ; xe zwakheden het zijn, die men der ftaHhoüderlijke regeef Inge* te laste legt; én hoe zeer ik liefst alfe bijzondere gevallen zoude voorbij gaan , en mij daarom onthouden van 'er ee nigen aan te roeren; moet ik echter, van het nood lot van Oldenbarneveld , en van de broeders Da Witt'iet zeggen, om dat die ivvcezaaken, bene vens den optochc tegen Amfterdam, in den jaare 1650, altijd gebezigd worden, als de grootfte be zwa.ren, welke tegen hec gezag der Stadhouderen Vorden ingebragt. H O X <L A N D S 18 (8) More au Discours fur l'Eift. de Trma , Torn. T. pag. 197. (c)Moreau 1. c p. 287 & 0"V. Val. Fliji. ü. I. W. 274. 301. Jornandes de rel. Gothicis. Mattiiaeï jinal Torn. V. Cltron de Trnj. (d-, Le Beau, Hift. du, Bas Empire T. vu. p. 59. & fuiv. Mo eau 1. c. 'f. 11. p. 31*. Dus Rhcricn , Deventer , Campcn , Zwo/, Flacrdingen , Bricle , Hcücvoet , Ver e , Vltüfingm , Zierickzee , Gow, Utrecht, Tholen Zevenbergen, Steenbergen, Gcertruidcnberg , Dordrecht , fVageningen, Wijk te Duurjhede , Haarlem, Middelburg, Leyden en meer andere plaatferi zijn al vroeg, en fommigen der zelver bereids voor de vierde eeuw, bekend ge weest, en in weerwil van alle verwoestingen in fland gebleevcn (&), ja tot meerder aanzien en grootheid gere«zen. Wat rcag 'er de reeden van zijn? Om dii zoo veel mooghjk óp te fpooren, dient men in de eerfte plaats op de ftaats - wisfelihg der gal- Kfche gewesten een oogenbük te letten. D e geheele ftaat van Gallië was op 't einde der vijfde eeuw veranderd, zoo met opzicht tot de vol ken, dre het land bewoond hadden, en thans befloe gen, als omtrent hunnen aart en levenswijze (c). 'jc-wij! de gewesten rusfehen de Rhrmc , demUdel lavdfchtzee, her pyrence/che tcbergte , den Oceaan en de Lont door- de PFestergothen geheel; die-, welke tusfehen de Dmnncc , de Rhone , en de Alpen lig cen, door de liurgundicrs; en die, welke tusfehen heide , den Beneden Rliijn ,de Beneden Maze ,en de Somme gelegen zijn , door Franken ; en de zeekus ten aan dien kant door de Armnrki, beflagen wa ren (rf)i ftonden de Jandftrccken, naderhand be kend onder den naam van Fereenigde Nederlanden t grootendeels in 't bezit der Friezen ; terwijl de Saxtn meesters waren van die oorden, welke ver der naar de Wczer en Elbe zich uitflrekten. B IJ L A A G E Bi 18 (1) Of het Dorp. (s) Of aan de vorftelyke inkomften. Zie eene andere Vcri taalins;: Aloude H&U. Hiji. door Air. G. van Loon 11. Dcd pap. 232- Ca) En de algemeene handel van 't gtgiftt hier.] Hier ui' fch'ijnt men te kunnen befluiten, dat de bevoegdheid om bii te brouwen een eraaflijk recht was, dat niet dan door of vfl wegens den Graof geoefend konde worden, even als 't recfl van de munt (li) In der eeuwizbfii.} welken invloed moeten zulke gij ten op het beloop der daselijkfche verkeering niet gebfliü h«jj ben . en hue hebben de Kcikeiijken daar door boven 4 wereldlijken in aaßzicn, tijkdoia, en Ht mogen niet a lijzen? jüar bied over c!c ftad (i ) Bommel, en over nllcs ,'t £cene tot die flad behoort; te weeten, 't geene aan dé ge nieene bak (2) onderhoorig iü, de ro!, de munt» en de algsmeetie handel van 'c gegifte bier (a), wel ke gruit genaamd word ; ja alles wat in de reeds ge» Doemde fhd tot hec Openbare rechtsgezae of gebied fchynt ce behoren in 't GrnafTch3p van Graaf VVroch, in 't landfch'ap, genaamd Teißerbant, gelegen, eelyk ook het zelve gebied met de munt, het rechtsgezag, de tol en "t vrugtgebruik van geheel de vorfteliike in komftcn , wy aan 't voorgemelde Klcofter van den I3elyder Smt iClaarten. Daarenboven geven wy liem alles, 't gene Poppo, Zoon van Walger, in 't zel ve Graaffchap, en in de plnatfe Arkel ce leen ge heeft; om het met reet van eigendom te bezitten , en dat met zodanige fchikkinge, dac de voorgenot Eerwaardige Kerkvoogd, en zyne opvolgers, deze •„ ken, door onze bevestiging overgeleverd, houden» bcCchikken , regelen, en gebruiken, buiten aile cegen fpraak van ons en van de onze in der eeuwigheid Én op dat dit gefchrift van ons vermoogen beftapdm Myve, hebben wy 't zelve met onze eige hand bekrag tigt, en bevolen te zegelen. — Teken van den il jHenrik, den onverwinnelykfr.cn Koning. Ik Egilb Kanfellier, in de piaatze van VVilltgifus den Aa'rd fchop , heb het overzien. Gegeven den derden September in 't jaar van de Men&wordinge onzes ! ren, duizend en drie, de eerfte Indictié, in het cc HOLLANDS 180 (<T Zie onze Vaderlandfche HifWie.fchrijvers. (£) De Heer Raad Penfionaris van Slino e l a hd tekent «rok aan, dit de Staaten van Holland, om de Engelfchen «e houden buiten het beftier der zaaken van de Admiraliteit ïiint Maurits aaniteldc tot Admiraal over Holland. gete- Men legt Prins Maurits te laste, dat hij zijn gezag en den invloed, welken hij op de zaaken van het Ge meenebest had, misbruikt nebbe; doch met hetzelfde word Oldenbarneveld bezwaard (a ). Beide groote mannen, hebben zij hunne zwakheden gehad. Wil- Jem de 1. had Oldenbarneveld in bewind gefield, die op zijne beurt zorg had gedraagen om Maurics aan het hoofd van het krijgsvolk van Holland teplaatfen, om niet van Leieester af te hangen (b ). Ongelukkiglijk is 'er naijver tusfehen deze twee hoofden van den Staat ontuaan. Oldenbarneveld heefc misfehien den Stadhouder niet genoeg ontzien , en de Stadhou der heeft zich misfehien daar over al te gevoelig ge toond. Een van beiden moest vallen ; de gevolgen van dezen toeftand zijn voor Oldenbarneveld on gelukkig geweest, gelijk zij het waarfehijnelijk voor Prins Maurits zouden geweest zijn , indien deszelfs aanhang de overhand niet gehad had. De rechte oorfprong van de oneenigheid tusfehen Prins Mau rits en Oidenbarneveld is, voor zoo veel ik weet, nimmer klaar gebleeken: onze hifloriefchrijvers laa* ten ons hier zonder behoorlijke onderrichting, ver moedelijk om dat zij daar van geen vasce blijken had den , en daarom liefst daar over hebben willen heen flappen: maar zoo het waar is, dat Oldenbarneveld aJcijd eene geneigtheid heeft gehad om den Vrijen Staat aan de kroon van Frankrijk, onder zekere voorwaarden, te hechten , en daar over, buiten kennis en medeweeten van Prins Maurits , gehandeld heeft, gelijk men zulks bij eenige Schrijvers aan- R IJ K D O M. 181 (t>) Mtwires f ecrets tirès des Arcliivet des Symtrüiiu- tb tttmft. Mcrcute dt Vitivit SM- getekend vindt (i), dan behoeft men zich over die oneenigheid niet te verwonderen: en men zal dan ook daar uit de reden kunnen afleiden, waarom Frankrijk zoo fterk voor Oldenbarneveld geijverd, en Engeland gunstiger omtrent Maurits gedacht heeft. Het geval met Amfterdam, recht ingezien, is mede eerder onder de zaaken van partijfchap en verfchillende begrippen te (lellen, dan onder zul ken, welke eenigen bijzonderen toeleg aanduiden. Elk, die in onze vaderlandfche gefchiedenisfen wat bedreeven is , weet, dat men het onder de leden van Staat niet eens was, of men met Spanje afzon derlijk vrede zoude maaken, dan niet. Da3r was veel voor, en veel tegen. Amfterdam drong 'er het fterkfte op aan, mogelijk uit vrees, dat, Ant werpen in de magt vanden Vrijen Staat vallende, de Generaliteit eene plaats mogte hebben , van wel ke zij zich tegen de overm3g?:, welke de ftad Am fterdam bij aanhoudenheid kreeg, en die ligt konde worden misbruikt, niet alleen tot nadeel der ove- rige lieden van Holland , maar ook der andere gewesten, zoude kunnen bedienen. Vervolgens is 'er gefchil over het meer of minder afdanken van krijgsvolk ontftaan , in het welk de ftad van Amfterdam met eenige leden van Holland, zich te gen de andere zes gewesten en de meerderheid van Holland verzet heeft. De zes gewesten meen den het recht van dwang te hebben tegen Am fterdam , niet, zoo als fommigen het hebben doen voorkomen, uit hoofde van opperheerfchappij of hoog gezag, maar uit krachte van het recht, het welk een medegenoot tegen zijn medegenooï heeft en kan oefenen, wanneer 'er niet voldaan H O L L AND S 182 (a) Huco r>E Groot Verfrtwowdi O) üifcours gier di Cnnftitütieder F er gaütrivg van de Hoog Hogende Heeren Statum Centraal, enz. die word aan de plichten, welke uit hoof Je, van 'c genootfchap : volbragc moeten wórden (a). Prins Wültni de IJ., door de zes gewesten gemagtigd, ïjeefc dan in dien tocht niet anders gedaan dan het geen het Superintendent!•• Colicgie, het welk de Heer van slingelanü zoo noodig voor het behoud van de Republiek geacht beeft, zoude gedaan heb ben: immers moet men het een of het ander van deze twee ItrijJige ?!aaken aanneemen : of dut een lid van Staat bij dwang gébragt kan worden tot het geen, vaar toe de andere ivden vermenen . dat betzdve vert fikhtis'y ui dat elk lid , int bijzonder., zijne ver' f lichtingen kan volbrengen of niet volbrengen, naarmaa te dat het begrijpt zulks te moeien doen of niet te n dom. Het eerlle is zekerlijk niet vrij van bedenkingen , en ftaat bloot voor onaangenaamhe den; maar het tweedeis, zelfs naar 't begrip van den lieer Raadpenfionaris va n Sling el and, aller verderfelijkst (i). Dewijl nu de Had van Amfter tiam niet aan de iiand wilde komen, en tegen hen gevoelen ha,.rer medeleden van Staat, en der andfr* re gewesten, de zaikdaadelijk naar hcur begrip door zette: wat bieef 'er toen over? immers enkelijk en alleen, door toelaating te erkennen, dat iedere ilu j bat recht had, om m hét afdanken of aanhouden van krijgsvolk naar zijn bijzonder begrip te kunnen iian deJenj of de ftad van Amfterdam door dwang te beletten, een zoo verderfelijken flap voor den Vrijen Staat te doen. Alle. dwangmiddelen, hoe en tegen wie zij ook mogen in 't v/erk gdleld v/orden, doen zich , bij het etrile aanzien, haacelijk op, vooral wanneer R IJ K D O.M. 183 r Op dit zonderling gevoelen, heeft men nu onfrags, ir.ctvee! ophefs, in een boekjen , hetwelk wc tijtel vo.-rj het Pnlitiek Syfl ema van de Regeering van jfttferilam, i wiar daglicht •uoorgeMd, enz. het gedrag ddvamfterdamfchtf R egeCTing »erdedijfd en aangepreezen. ae p. Lib. IJ- Cap. V. J. i 7. die tusfchen medegenooten voorvallen : her is der- IMlverj nicc te verwonderen, dat de optocht van Willem den 11. het gemeen verbij llerd heeft, en <ht'er na den dood van dien Vorst zijaenagedachtenis ttéde bezwalkc is geworden: maar ais men de znk bedaard, en naar gronden van recht en billijkheid befchouwt , en met van gevoelen is , dat de ge heele Republiek moet buigen voor c!e begri] van eerie fhd (a ), dan doet zij zich geheel anjers op. „ Behalven den echt , ( zegt II ugo de „ Groot (£)), zijn 'er andere zeer natuurlijke „ genootfehappen of maatfehappijeri , van weiken „ fommige een volk, andere bijzondere perföonea „ betreffen : en dezen zijn wederom betrekkelijk tot „ een volk, of toe volken jegens eikanderen. Zij „ hebben die gemeen mee t: 1 1, dat in die „ zaaken , om welken zij liaarc matitfcha-ppij hebben „ aangegaan , het geheel en deszelfs meerder gedeelte „ uit naatne en van wegens het gehetl , de bijzondere „ leden , welke in 't genootfcliap getreerkn 5 „ verbindt. Want men moet vas:ehjk vooronder „ (lellen, dat die geene, welke zich in een genoot „ fchap of maatfehappij begèeven , in den zin ge „ had hebben, dat de zaaken op de etne of de an „ dere wijze tot befiag en uitvoerfrtg gebrdgt zoadea „ worden: nu loopt hetbaarblijkdijk tegen de' „ aan , dat de meerderheid de minderheid zouda » moeten volgen: waarom natuurlijker wijze , hoc » meerder gedeelte het rechc van 't geheel heeft, » indien 'er geene overeenkomften en wetten rijn. HOLLANDS 184 f«) Zie de Schrijvers over het natuurlijk en volks-recht. Slin. p die daar omtrent bepaalingen maaken (a)". I* dit algemeen waar, tjan is Het nog te minder te gen te fpreeken met betrekking tot onze Repu bliek ,in die gevallen, in welken de meerderheid door het gevoelen van den Stadhouder gefterkt word. In die gevallen ten mjnfte zoude het wel betaamen, dat de minderheid zich naar de meerderheid fchikte. Wilde men op dien voet een grondregel van het algemeene recht overbrengen tot ons flaats - recht, hoe veele onaangenaamheden zoude men in 't be (lier van ons Gemeenebest daar door niet voorkor men; hoe veele gefchillen niet affnijden; hoe veele nadeeüge gevolgen niet afkeeren ? Wanneer men nu in acht neemt, dat de zes gewesten op de gronden van rechten, die wij hier mee Eet gezag van onzen Hugo de groot ftaaven, van begrip waren, dat zij voor .Amfterdam niet moesten buigen, maar dat het in tegendeel be hoorlijk was, dat die rtad zich voegde naar hun ge voelen , zoo bleef'er immers, bij weigering, niets over, dan den weg in te flaan , die onze onfterffelijke HüGODE Groot in zijne Verantwoording aan- WÜst, als hij zegt „ Wel is waar, dat de Genera v Üteit jegens de Provinciën, die in gebreken zou „ den zyn de Unie te voldoen , heeft recht van n contrainfte: maar dat regt komt uit de natuurlyke „ vryheid , die alle Souverainen, verongelykt zyn m de, hebben jegens, andere Souverainen , niet uit p fuperioriteit enz.". Is het dan zoo, dat de Gene raliteit , bij meerderheid , het recht van contraïnüe heeft; dan heeft de Gencraliteh door den optocht tegen Amfterdam niet anders gedaan dan een recht te oefenen, het welk aan de Gemraliteit toekomt, en tot het oefenen van welk recht de Heer van R IJ K D O M. 185 («O Ik heb di e onderwerp bereids voor omtrent vijf- e» twintig jaaren op dezelfde wijs befchouwd, als blijkt uit mi| netwee werkjens: Zucht vtnjohan de Win tot zijn Vaderland , viadz. 70 en v *lg, en /,« Qordeel over dtn Hetftn dt Wat. land- Slingeund gewenscht heeft, dat een Coïkgie moge worden ingefteld (a ). Of men ooit een Collegie zou de kunnen inrichten zoodaanig, dat hetzelve, zon der hoofd, aan 't oogmerk voldoen zoude, zal zeer twijfelachtig vallen, als men acht flaatop de klach ten van den Land • Raad, vervat in deszelfs Kort Verhaal hoe de Landraad zijn begingenomen heeft den 21 Sept. 1584. bij de Heeren Roerda en Verdoes, van wegens den Land-raad aan de Algemeene Staa ten overgegeeven. Vaster gaat het, dat, indien 'er eenig, dwangmiddel door een diergelijk Collegie geoefend mogte worden, hetzelve niet van eene andere natuur zoude zijn , dan wanneer het door ee nen Stadhouder word geoefend; en dat het aanflel* len van een Collegie, hetwelk bevoegd zoude zijn, om dwangmiddelen te gebruiken, cnkelijk en al leen is achtergebleeven, om dat men volftrekt on der geen bedwang (laan wil. Daar laatende, of'er eenige geheime reden zij ge weest, welke de Stad van Amlterdam, zoo halflarrig op haar ftuk heeft doen ftaan blijven, of den Prins tegen die flad opgezet heeft, kan men, zonder de eene of de andere der twee partijen haatelijkeinzigten loc te fchrijven, het gefchil zeer wel begrijpen. Prins Willem de 11. kan zeer wel van gevoelen zijn geweest, dat het ondienstig was zich te lande zoo fterk te verzwakken, vreezende de vriendfehap van ? t franfche hof te verliezen, en dat de Republiek niet fterk genoeg zoude zijn, om zich zelve flaan de te houden: aan den anderen kant zoude het niet vreemd zijn, dat Amfterdam, en eenige andere hol- HOLLANDS 186 (*) Zie Nut dtr Stadhouder',. R'gering. landfche fteden gevreesd hebben, dat de koophan del uit Holland wederom naar Vlaanderen en Bi»* band zoude verhuizen, _ bij aldien de Vrije Staat zij ne veroveringen en bezittingen nog verder uitbreid de; en dit tegenftrijdjg begrip over 's lnnd; alge meen nut is op zich zelfs genoeg om reden te gee vai van gebeurtenisfin, over welken het gemeen een des te ongegronder oordeel velt, vermits het zelve altijd onkundig is van derzdver eerile en waarachtige oorzaaken. Indien men, voor het overige, zich in bij zondere gevallen wilde inlaaten, zouden de Staats dienaars van liet Gemeencbest. waarfchijnelijk zoo min van alle opfpraak vrij zijn, als het de Stad houders zijn geweest («). Zij zijn menfehen even gelijk zij: en het is zeer onverfchillig, of men den naam van Stadhouder of eerften Staatsdienaar draa ge, indien men maar het gezag in handen heeft. Alle menfehen, welke daar mede bekleed zijn, loo pen gevaar van zich zelven daar in te zullen voor bijlobpen of vergrijpen , voigens de aanmerking van Aülüs Gelliüs: nimis enim perpetuo ve rurn eft ; cvi plus Heet quam par ejl , fempcr phts reik quant Heet d. i. „ Het is doorgaans maar al te waar, „ dat hij die meer vermag cian het betaamt, altijd „ meer wil dan hem geoorloofd is". Js het der haivcn waar, dat een Prins van Oranje, Stadhouder van het Gemeenebest zijnde , deszelfs gezag kan misbruiken ; dat hij door zijnen invloed zich "mees ter kan maaken van de raadilagen der bijzondere gewesten; dat hij daar door meester kan worden van ■'t opperfle gezag en daar over befldlen naar zijn goedvinden; het is niet min zeker, dat de hoof den der burgerlijke regeennge evLn zoo wel mis- R IJ K D O M. 187 (a) Reponfe aux Outjlions dun Republicain. FrV 1 } ?"^ "fm 'de Witt bl 32. en volg 100. en volg. Vaiirl tf#.D.Uttl.4si. Xll.XIII. KW. MwiradtGmL bruik kunnen maakcn van het gezag, hetwelk zij in handen hebben, en juist hetzelfde doen, hec B?en men den Sradhouderen nageeft. Het volk faeefc van beide de zijden even veel te vreezen. De gfifchiedenisifin van vreemde volken bevestigen. Uit in alle opzigten niet alleen , maar onze vader landfche hiftorfe toont het ten blijkbaarfte (a). Hoe groot is de invloed van Oldenbarneveld niec geweest, en hoe heeft; hij 'er zich niet van weeten it bedienen, om de algemeenezaak naar zijne inzig ten te bekiden ? Wat" heeft de Raadpendonaris d e Witt niet al beftaan, geduurende zijn bewind, en tot welk een trap van vermogen heeft hij zijnen invloed niet weeten te brengen {b )? Nog dient men hier acht te Haan , dat, wanneer een Minister van ftaat tot zulk een invloed komt, dezelve altijd, hoe eerlijk hij zijn moge, minder onzijdig de zaa leen over het geheel kan befehouwen, dan een g'tadhóuderj wiens belang inliet algemeen belang op geilootcn ligt. Men nceme het voor 't overige zoo men wil, het zal altijd eene mindere kwaa! in tenen burgerllaat zijn, vooral in ecnen burgerflaat, gefield als de onze, dat een Stadhouder of een Minister zich door zijnen invloed meester weete te irmken van de raadflagen en befluiten der verga deringen, dan dat 'er uveefpalt heerfehe, en de zaaken daar door in verwarring loopen: of zal men zekeren fchrijver beweeren, dat gelijk in de muzijk een verfchil van klanken tot de volmaakt heid van een famengelteld geluid npodlg is, dus ook de volmaaktheid van cenen burgerüaat afhangt van de verfchillendheid van gevoelens, of wel van HOLLANDS 188 (»)R. H. Schilii biterus puliic*. lijdt, de tweedragr van de medeleden eener veelhooFiige regeeringe (£)? Zal men niet liever, metgefch:keer toepasfing van die voorbeeld, zeggen, dat gelijk in de muzijk de verfchillende klanken zoo wei als de verfchillende (temmen en fpeeltuigen niet tot een paarigheid en welluidenheid gebragt worden, ten zij 'er een is, die toon, maat, leiding en eenpaa righeid geeve; en, gelijk zonder dit iaaefte niet dan een ondraagelijkwangeluid word voortgebragt, du» ook in den burgerftaat, niet dan verwarring gebo renword, ten zij 'er een zij, die toon, maat, lei ding, en eenpaarigheid in 'c uitvoerende gedeelte van 't bewind voortbrenge ? Zulk foort van wan begrippen verijdelen zich zelven , zonder dat men de moeite neeme, 'er de ongerijmdheid van aan te toanen. Men mag het zelfs voor eenc noodzaake lijke en niet min voortreffelijke bekwaamheid in eenen Staatsman houden, dat hij onder eene verfchei denheid van leden en belangen, zijnen invloed op ftaatszaaken zoo weet te gebruiken, dat 'er uit die verfcheidenheid geen oneenigheid ontflaa: dit wel inziende, en overweegende, dat een Minister zich naar de omflandigheden en de voorwerpen, mei welken hij te doen heeft, moet fchikken, zal men zich wachten om het gedrag van een Snatsman , die aan 't hoogstbewind is, ligtvaardig te bedillen ofte laaken. De Happen, die hij doet, en de fchikkin gen, die hij beraamt, hoe verkeerd die ons toefchij • nen, zijn, om redenen, welke aan particulieren on bekend zijn, en onbekend moeten blijven, veeltijds allernooodzaakelijkst, om de algemeene zaak te behouden; in zoo verre zelfs, dat hij fomwijl ge dwongen word in iets te bewilligen, waar bij het bijzonder recht van den eenen of den anderen wac R IJ K D O M. 189 aan lijdt, ten einde daar door grooter nadeel voor het algemeen belang voor te komen. Die nu en dan lcneep j s geweest, zal zekerlijk opgemerkt hebben «at de fchipper, die aan 't roer Haat, geduurig net oog op de vlagge of wimpel houdt, en het roef wendt naar maate dat zijne vlagge hem den wind doet kennen: hij zal zich ook fomwijl verwonderd heb ben, dat het vaartuig anders ftevent , dan het, naar zijne meening, zoude moeten gefchieden, om terplaatfe te komen, daar men komen moet: hij zal ook ondervonden hebben, dat het fchip in 't zei len fomwijl van die plaats fchijnt af te wijken, of aaadelijk afwijkt; en dat reizigers, de vaart niet verflaande , den fchipper niet zelden daar over kwaalijk bejegend hebben. Even zoo is het met een Staatsman gelegen , die , om 't vaartuig te brengen daar 't weezen moet, den fteven wendt naar dat weder, wind, en ftroomen hem dienen , en naar rnaate dat het fchip bekwaam is, om dezen of gee nen cours te houden, of meer of minder geweld kan veelen. Wij ingezetenen zijn als reizigers, die noch fchip noch fcheepvaart keunen: en wij vennee» ten ons, om over de hertelling van den Staatsman, in 't beleiden van de algemeene zaak, dair wij niets van weeten, te oordcelen, en die veeltijds te beris pen. Zonder invloed van het (ladhouderlijkgezag,of dien van een Minister, welke de deelen in verband houdt, kan het fchip van Staat even zoo weinig ftroom houden, dan eenig ander vaartuig zonder ftuurman. Gevolge!) jk is die invloed eerder een nood zaaklijk vereisclne dan een gebrek van de iladhou derlijke regeering. Een Vorst aan het hoofd van een Gemeenebest is (zegt men verders) omringd van vleiers, gereed ftaande om hunne eeden en het algemeen welzijn R IJ K D O M. 19 (O Pad. Hifi. D. I. hl. 301. 308. Mor eau 1. c. (*) Moreau 1. c . T. IL 1». 19S. & fuiv. (c ) Mouau 1. c. T. 11. p. 191. & fuiv. T. IV. p. 33* 1 Ce iS 2 Dus flond het mee het oude Gallië, toen Clo yis,de Romeinen gedwongen hebbende, om hunne heerfchappij over dit hun wingewest geheel te laa ten vaaren, den grond van een Koningrijk leide, 'c welk, den naam van Gnllië oiGaukn hebbende doen verdwijnen, nu bekend is onder dien van Frank' rijk (rt). Clovis liet zijn rijk aan vier zoonen, on der welken hij het verdeelde. Niet alleen raak ten deze vier zoonen in twist tegen elkande ren, maar alle de afflammelingen van dien Vorst, voor zo veel zij deel aan den troon of aan de heer fchappij kreegen, gordden 'het zwaard tegen dkan dèren aan. Drie eeuwen lang bleef Frankrijk ( fc dert den dood van Clovis tot dien van Clotaris, nog vermeerderd) zonder ophouden ten doel aan alle de rampen, plaagen en onheilen, welken de haac tusfehen heerschzuchcige broeders , verbitterde bloedverwanten, ca burgerlijke beroerten, kunnen voortbrengen (/;). Terwijl de Franfchen (dus kan men de Fran ken , van welken wij fpreeken, thans noemen) bezig waren met eikanderen onderling te verflin den en te verdelgen , en door hunne burger - oorlo gen zoo wel als door hunne gefchillen met die van iiourgondië, Spanje, en andere volken verhinderd wierden om hunne krijgszucht in andere oorden te verzaadigen (c), kreegen hunne andere nabuuren bekwaame gelegenheid om adem te fcheppen. De Friezen en Saxen fchijnen, onder anderen, daar van de vrucht geplukt, en dien tijd waargenomen te hebben \ om zich te verfterken, en hun land B IJ L A A G E E. 19 bij; 3 2 jair van den Heere en Koning Öjnrik, GeJaan ts Elft ( * ). ( * ) Dewy! het cerfte jaar van den Koning Henrlk den twee den, en de eerfte Indiftie konnen overeenftemmen met het jaap JOO3, zoo heb ik , fchoon in dezen Latynfchen Brief het jaar M. XII!. gevonden wor j , en Jat de geleerde Isuche!ii4 «Op rfcri zclven aangetekent heeft, dat dis in de handCchrif. i-n met het jaar M 11. gemarkt is , den tshen eg'er OJ3 hst jaar 1003. gefteld. f Aam. by Mier is.] HOLLAND S 190 fn) Zie Interest vvi Holland, /tmvijfing tier j<»;ifi ■■ thh gronden en maximen van Holland. Politieke U en andere van dit foort van boeken meer. ( o ) Men heeft flechts liet oog te hiaten vallen op de winkel* tjensvan foiumigebockverkoopcrstc Amllerdsm : «ia.ir zal men voor de glazen zien bit)gpn allerlei fl; )Z e en laffe dichillukjens , ter verheerlijking van fbmih'ge grobti jen. I>e boeken worden tot hetzelfde einde met pourtreui ilerd: en hoe zeer foinwijl li et: beeld icmund vertoont, van wien men niets merkwaardigs Kan zeggtjn ; ja fomwijï n'r-:* anders dan dat hij, door eenen Winden en al te ven e %■■ ijver tegen het ftachouderliik bewind, zich bekend bc maakt, 'hij moet echter gepreezen worden als eeij raa venlienften. als een rechtfcbapcn vaderlander, ! ouintsnd patriot. eene aan hunne bijzondere oogmerken op te Óffetetfl Zij bederven het hart van den Vorst en niaakeif hem dikwijls tot een geesfe] vanden Staat. Al lan ge heeft men opgemerkt, dat een Vorst weinige vrienden heeft; en dat men eene meer dan gemee ne ziel hebben moet, om hem de waarheid te dur ven zeggen , en deszelfs ongelijk voor oogen te houden, 't Is zoo. Maar is dit gebrek der regeeringe eeniglijk aan de Hoven der Vorften bekend ? Zijn zij, die in een Gemeenebcstaan het hoofd der zaa ken ftaan , niet even zeer omringd van vleiers en lieden , die naar bedieningen haaken ? Zoude men ten hunnen aanzien niet dezelfde aanmerkingen kun nen haaken, als men met opzigt op de Stadhou ders gemaakt heeft (#)? Is 'er wel eene ffad daar het pluimftrijken en de vleierij flerker in zwang gaan dan te Amfterdam (b)? Is 'er wel eene fta !, daar de ingezetenen zich flaavachriger buigen voor den rijkdom dan te Amfterdam ? Niet dat men in de Jandzaaten den eerbied en de achting, welke zij hunnen Wcthouderen toedraagen en betoonen, zoude misprijzen. Die zij verre. Deze neiging is R IJ K D O M. 191 «ene prijswaardige deugd ; maar die deugd moec gelijkelijk: werken , of zij verandert in eene on deugd. Als men, bij voorbeeld, eerbied toont voor een Burgemeefter van Amfterdam, is het dan niet *el biliijk, dat men geen minderen eerbied voor an dere lieden van de hooge regeering, en inzonder heid voor den Stadhouder, toone: of moet men zich gedraagen , als of de Republiek haare welvaart en behoud alleen te danken had aan dezen of gee nen recent van eene ftad , daar men uit onkunde niet zelden gevaar loopt om in diergelijke eerbewijs zingen grovelijk mis te tasten. Men geeft den Stadhouderen na , dat zij de burgerlijke en krijgsampten aan vreemdelingen gee ven, en dat zij dikwijls vreemdelingen den in boorlingen voortrekken. Men kan niet ontkennen, dat zulks een zeer groot misbruik der burgerlijke magt is, en dat men den landzaaten daar door on gelijk aandoet. Wie ook het Opperhoofd moge zijn, het welk zich aan 't roer van Staat bevindt, hij doet kwaaiijk, wanneer hij tot 's lands dienst vreemd delingen gebruikt, als hij onderde inboorlingen lie den kan vinden, welke bekwaam zijn, om het land te dienen. Maar is men bevoegd, om den Stadhou deren alleen dit voor te houden? En indien de Prin fc-n .Stadhouders wettige redenen rotklagten over dit ftuk rhogten gegeeven licbben , zijn de overige leden der Mgeerjnge wel volkomenlijk van alle opfnraak omtrent dir {Luk vrij ? De Generaal Wurts, en de Vorst vanWahlek, (om vanduizend anderen niec te fpreeken) z jjn niet uit inboorlingen gekoozen: en Wanneer men, voor de verheffing der Prinfen Wil tem den 111. en Willem den IV. tot het ftadhouder fchap, de kriig sam p t en nioesc verhoeven, hoe veele vreemdelingen heeft men toen dien Prinfen niec Voorgetrokken, , /jj van ulie de leden van HOLLANDS 192 ( •) Rtptnfc nux qucjiitni $vn Republicain. v/aar» den Vrijen Sïaat het grootfte belang in deszelfs br* houdenis hadden , het harcigfle geneegen waren j om hetzelven wel te dienen, en de bekwaamde om denzelven te befchermen en hulp te doen erlangen. Men beweert, dat een Stadhouder het eene der zeven gewesten meer kan toegedaan zijn dan het an dere; dat zulks verbittering en partij fchap kan ver oorzaaken. Wij ftaan zulks toe. Maar zijn dezelf de zwaarigheden niet veel meer te vreezen, wan neer 'er geen Stadhouder is ? Zijn de gewesten op zich zelven niet altijd overhellende tot het geen j wat hun bijzonder belang bevordert ? ftaat het minst vermogendfte hier door niet geduurig bloot, om door het magtigfle te worden overmand? En welke gunst de Stadhouder aan eene der Provinciën boven de anderen moge toedraagen, kan men voor onderflellen > dat die gunst zoo verre zal gaan * dat de Stadhouder j tegen zijn eigen belang , de wel vaart van het geheel zal opofferen aan die van een der gewesten? Is het niet eerder te denken, dat hij het evenwicht tusfchen de gewesten zal trach ten te bewaaren en den zwakken voor onderdrukking beveiligen ? Wat klem heeft boven dien eene rede neering uit het mogelijke afgeleid ? Een Stadhouder kan het belang van een der gewesten boven dat van een ander ter harte neemen. 't Js zoo. Maar volgt uit die mogelijkheid eenige waarfchijnelijkheid 7 Moet men zich op mogelijkheden of waarfchijnelijk heden bepaalen ? Het is om de hoogde waarfekijrte- Jijkheid en niet om de mogelijkheid van tweedragt, dat men den invloed van een eenhoofdig gezag noodzaakelijk oordeelt (a): zal men bij omkeering redeneeren, het is mogelijk dat de eendragt in eene yeelhoofdige regeering bewaard worde, maar hoogst- R IJ K D O M. ■ 193 (t) Nut der Stadhouderlijk W. lÖ(Ï. vraa- waarfchijnelijk , dat dit niet gefchieden zal, derhal ve verdient de veelhoofdige de voorkeur, om dac het mogelijk is , dat het bijvoegen van een hoofd aanleiding geeve, dac het eene lid meer gunst ge niete dan het ander ? Wat kan men met zulke drogredenen niet al beweeren ? Nog is 'er iet, hetgeen men den Prinfen Stadhoit» deren kwaal ijk neemt; deinflelling van een krijg»» raad. j\lcn geefc voor, dat het den ingezetenen zeef nadeelig zoude zijn , in bijzondere zaaken voor een krijgsraad _ hun recht te moeten vervolgen; dat! zulks oneindiglijk veel wanorde naar zich zoude fleepen ; en dat, deze rechtbank eens tot ftand gc bragt zijnde, men niet langer zoude kunnen kennen, dat de opperfte magc in ds handen des Stadhouders ware (a ). Die redeneering, zoo 't mij voorkomt, gaat geweldig mank. Ik vinde geen verband tusfehen het aanftellen van eene opper vierfchaar over militairen, en het meester wol van het opperfte gezag. De weduwen hebbtn het voorrecht van haare partij voor het Hof te kunatfl roepen. Profesforen van 's lands Univerfkeit te Leyden moeten voor hetzelfde Hof geroepen wor den. De Studenten en andere leden der gemeldd Univerikek kennen geene andere jurisdiflie dan dö vierfchaar dier hooge Schoole. VeeJö zaaken, om van die, welke de gemeene middelen aan gaan, niet te fpreeken, komen niet aan de gewoo ne rechtbanken: en wat verband heeft dit met het bezitcen van het opperfte gezag? De rechtbanken , beflaande uit leden , welke zich öietbijzonderiijlc op de kennis der wetten hebben toe gelegd , zullen alrljd een onderwerp van overweeging en berisping uitrnaaken. Maar zoude men niet mogeri HOLLANDS 194 vraagen, of'er meer zwaarigheid infteekt, krijgslfè* den tot rechters aan te neemen dun handwerkslieden» akkerliedefi, en zelfs lieden , welke, hoewel zij van eenigen rung zijn, echter d mom niet te kundiger zijn. Men weet, dat in Holland de rechters ten platten lande gewoon zijn, op advies van neutrad' Ie rechtsgeleerden , hunne vonnisfcn te liaan. In het algemeen zijn de vonnisfen ten platten lande geweezen niet die geenen, waarop men het meest te zeggen heeft. Een krijgsraad heeft dezelfde toe vlucht : en wie zal eenen krijgsraad verdacht hou. den van dit middel achter te laaten , als 'er de zaak toe gefchikt is? Het oprichten van eenen hoogen krijgsraad zoude minder vreemd voorkomen, in dien men wat meer op de oude flaats-gefteldheid onzer vaderlandfche gewesten lette. Ik zal 'er in 't vervolg nader van moeten fpreeken, wanneer ik over de waardigheid van Kapitein - Generaal Z3l handelen. Men heeft ook nog op de lijst der gebreken of kwaaien der ftadhóuderlijke regeering gefield de kosten , welken een Hoofd van het 'Gemeenc best aan den Staat veroorzaakt. Ten tijde van den Raadpenfionaris de Witt heeft men 'er eene begrooting van opgemaakt. Had men 'er tegen overgefteld de kosten, welken de bedieningen, die men zoude kunnen misfen , na zichfleepen; de ver* gelijiring zoude vermoedelijk niet zeer ten voor dede van hun, welke die begrooting te berde ge bragt, en het vernietigen van eene waardigheid, tot behoud van het Gemeenebest volflrekt noodzaa' keüjk , daarop aangedrongen hebben, uitgevallen zijn. Voorts heeft men nog beweerd, dat het bij ondervinding gebleeken zoude zijn, dat het de fl Vrijen Staat even zoo wel kan gaan zonder al* R IJ/. E D .0 M; 195 (fl J J&t Ar StodhoudnUjh Regering, hl 63- en frdlgg. /tic, onder andeten Hst flut der Stadhtuderl. Regering P en '! mei her ftadhoüderiijk gezag; en dat derhalven een dicrrrelijk hoofd voor den Vrijen Staat, zoo niet al ondienftig, ten minde onnoodig is. De voor beelden, welken men uit de vaderlandfche hifto f» aanhaalt, om die voorgeeven te bewijzen, wel ingezien zijnde, toonen alleenlijk aan , dat wanneer fommige zaaken eens aan den gang en op eened en voer zijn rebragtj dezelve eenigen tijd op dien voet kunnen duuren (a). Had Willem de III; zon veeie Mogendheden niet tot een verbond wee ten te brengen, de oorlog tegen Frankrijk zoude in dien loop niet gebleeven zijn; en, was 'er eerl Stadhouder geweest, de onderhandelingen te Geer» truidenberg zouden waarfchijnelijk met meer vruchc afgeloopen zijn cii de utrechtfche vreede mee meer voordeels geflooten. Boven dien moet 'er acht gegeeven worden , dat het geen bewijs uit levert, dat het der Republiek over het geheel wel gaat, wanneer dezelve in fommige zaaken voorfpoed Ichijnt te hebben. Het is door anderen meer dan eens opgemerkt, dat die tijden , welken men opgeeft: als blijken , dat het der Republiek even zoo wei gegaan heeft zonder als met eenen Stadhouder * dit niet bewijzen ( b ). Ook behoeft men den loop der vaderlandfche lotgevallen maar na te gaan , om overtuigd te worden, dat zulken, die dit voorgee- Ven, op den famenhang der zaaken en den in wendigeri ftaat van 't land weinig acht flaan. Zij oordeelert over de gefteldheid van het land , even als meni fomtijcis over eenen zieken t wiens kwaaien zich uiterlijk niet vertoonen, op het bloot aanzien ,de levenswijze , en op eenig uiterlijk teken , als hec imaakelijk eeten en drinken, oordeelt. De Raad- HOLLANDS 196 penfionaris van smngeland fpreekt van die -welvaart Republiek op eenen geheel anderen toon. Hij vertoont , dat het onmogelijk is, dat cnze Republiek op den voer, zoo als die toen was, konde beftaan. Die Staatsman , ongenegen om het hulpmiddel in het ftadhouderlijk gezag te zoeken, ■was echter zoo fterk overtuigd, dat 'er de eene ot de andere fchikking moest gemaakt worden, om in ftaac te zijn van tegen halftarrige Jeden dwang te kunnen gebruiken, dat hij tot dat einde eene In 1 Jlniclic voor de Vergadering van Hunne Hqpg Mo' gendheden heeft ontworpen, zich mogelijk verbeeld, hebbende, dat de fchikking, in die [njlruftie vervat, het gebrek vsa het Ibidhouderlijk gezag vergoed zoude hebben. Het ontwerp is buiten gevolg ge- L. even. 2A:n heeft 'er waarfchijneJijk in befpeurt, d:ic bet gebruiken van dwang, aan een Collegie ge field zijnde, nimmer vlotten, en altijd tegenkanting! ontmoeten zoude 5 en dat, zoo het tot (land en totj daadeüjke oefening koude gebragt worden , het al'! tijd aan draelfdë kwaaien en zwaarigheden onder'l hevjVzoadeweezcn, welke het fladhouderlijk ge-I zag deetlen afkeuren ; dewijl het hier op de exe-l tutie (zoo als de Heer van Slinceland ziel) uitdrukt) zoude aankomen ; en executie geeitfl veelhoofdi ;heid kan veelen ; en derhalven het nï c ' voeren van de uitfpraaken der arbiters of van uiterlijke belluicen altijd aan een mensch zoudn moeten toevertrouwd worden, die 'er, zoo nie f meer, ten mmfte zoo veel misbruik van zoude kuff nen maaken a!s een Stadhouder. De natuurlijk*' afkeerigheid van dwang fchijnt overzulks dit ont werp , als geen mindere zwarigheid dan het houderlijk gezag zelfs bevattende, de leden van $ hooge regesring dezer Janden wederhouden te h&\ ben, om het zelve, of iets diergelijks aan teneemen •' R IJ K D O M. 197 eo als men 'er wel op let, is deze natuurlijke aHv erig heid, _ zoo na grenzende aiin do begeerte .os, geheej van niets af te hangen, de voornaamfte b .nde oorzaak van den weerzin, dien men tegen het ftad houderfchap heeft. Immers heeft men de bch m denis der burgerlijke vrijheid altijd opgeworpen afij onbegaanbaar met het ftadhouderlijk gezag; en als de hoofdreden, waarom onze VrijeStaat geen hoofd aan het bewind moest hebben. Die geen flaaf wil de zijn, die de vrijheid liefhad, moest allen een hoefdigen invloed buiten den Staat bannen, en hec ftadhouderlijk gezag doemen. V e umit sde behoudenis van de vrijheid voor geworpen word als eenereden, waarom mende ftad iiouderlijkeregeering moet wraaken; dewijl mende ftadhouderlijke r*. affebfldert , als verderfe lijk voor onze burgerlijke vrijheid, en nadien de burger lijke vrijheid alk-rnaauwsc verknochr Is met hec belang van vaart en koophandel, heeft het mij toegefcheenen, dat ik geen onnut werk zoude doen, indien ik ecnige bladzijden beftec dde ter befchouwingt: van den Aart onzer burgerlijke vrijheid, als zijnde een onderwerp, over het welk (zoo ik meen) weinig tot nog toe Wet juistheid gedacht, veel min gefchreeven is. Aart der Nederiandfche Burgerlijke Vrijheid. Ofschoon de les van den voortreffelijkften der latijnfcheredenaaren, naamelijk, „ dat, om een * onderwerp wel te verhandelen, eene juiste bepaa » ling (definitie) van hetzelve dient vooraf te gaan" , °P reden (leunt; en, tot het vermijden van woorden ftrijd, vooral zeer noodzaakelijkis, vereisebt noch tans het gebruik van die les veel omzigtigheid, ten einde men niet met de eene onbehoedzaamheid te villen vermijden, in eene andere zwaarigheid va'ie. HOLLANDS 198 («1 Deze feil is, zoo 't mij voorkomt, oalangs begaan dooi; acn Heer Pr i c£, in zijn bockjen gyer den Aart dsr Eurgerlii f Vrijheid. ■ ■ * .r v/e- JyJiet dan te veel gebeurt het, dat men, zich ze kere denkbeelden van een voor -of onderwelp gemaakt hebbende, en over Hetzefve willende han* gelen, aan hetzelveeene bepaalinggeeve , niet vol gens het geen wat dat voor- of onderwerp daadc'ijk is, maar volgens het denkbeeld, of het begrip, hetwelk men 'er zich van germakc heeft (a). In joodaanig een geval dwaalt men niet minder van 't rechte fpoar, dan wanneer men overeen voor- of onderwerp, hetwelk onbepaald is, handelt; en d:is, als 't ware, in het wild fchermt: vooral is dit gebrek te vermijden in zulke gevallen, in welken het mest. gankomc op het riafpooren van de gedachten en denkbeelden, dewelke van eene zaak gemaakt wor den, en van denzin der woorden, van welken men zich. bedient, om eene zaak, of het denkbeeld cener zaake, te kennen te geeven. Met eene be paaling voor af te geeven, betekent men niet zoo zeer de za*k zelve, als wel het denkbeeld, hetwelk men zich van de zaak maakt; et) mitsdien zal de bepaaling alleen in die gevallen de zaak voordraa gen, in wellen dat denkbeeld juist met de zaak over een komt: waarom het in veêlè gevallen noo dig is té beginnen , niet met eene maai met een onderzoek van de denkbeelden, welken men aan eene zaak hecht, en van dsn zin, in welken wen eenig woord opvat, ten einde daar door toe eene juiste bepaaling van de zaak zelve te kun nen komen. Wien is het onbekend, dat de onzekere be tekenis van het woord Vrijheid , zoo wel in het burgerlijke als in 't kerkelijke, en in de geleerde R IJ K D O M. 199 (i) T)e Heer Pest el, die met zo veel luisters en roems het hoogleeraar-nmpt in de Rechtsgeleerdheid aan 's Lands. HoogeSchoolebekleedt, en wiens heüzaame lesfen aan dejon eeiin|fchap niet te veel aangepreezen kunuen wniden , 7.ei# J n zijne Commentarii de Repub. Bat § 76. ~ Liberia* natura >. Ijs cjl potejlas, ül ae fi s juribus aUenU, vtoendi utvelis De hu » jus pretia varia femper fuerunt, funtqw ctiamntim hominum >• ffivtiumque j.udicia. Errores eo. in genere funt multi £f gra- 5, ves, nullibi veto 'cnpitaliores quant in civitatibus liberTS. „ Vera libertatis noti oc i v ium animis impresfa, munit Rempubik * cam; f alfa Cam evemi^ tig wereld , vee] verwarring , en veel onheus heefc Verwekt? leder, die zich eemgzins in de hi ftorie der weetenfehappen geoefend heefc, weet wat plaagen ontdaan zijn uit de leere van de zedelijke n ''Odzaakelijkheid; welke beroerten het vericuil om trent de vrijwilligheid der menfcheüjke bedrijven Voortgebragt heefc; de lotgevallen van alle burger ftaaten leeren ons, dat niets meerder rampen heefc verwekt, dan de verfchiilende begrippen van het geene, het welk door het woord Vrijheid betekend word, O f verftaan moet worden («). Ons vader land heeft 'er in vroegere rij ion voorbeelden van gegeeven, en levert 'er dagelijks nog van. Eik een fpreekt en fehrijft over de Vrijheid, niet volgens het geen de Vrijheid weesenliik is, nr.iar flechts volgens hec begrip of het denkbeeld, hetwelk hij *er van maakt: en daar die begrip of denkbeeld zoo merkelijk bij de menfeben verfchilt, wac wonder, dat zij eikanderen niet verftaan; en het over de zaak niet eens kunnen worden ? Wilde ik mij ophouden bij alle de boeken, gefehrif ten, en kleine blaadjens, welke dagelijks uitko men, en in welken met het woord van Vrijheid op. verfbhillende wijze gefpeeld word, ik zou 'er niet ligt een einde aan zien, mijn beftek verre te buiten g .vn , en vast noodeloos werk doen. Vijf en tvvin- HOLLANDS 2 fa> Prdpo/ttïi van Zijn Hoogheid, ter Vergnderingtn va% 'tMr Koog Mogendtn en kr.ir Edele Groot Magenden , gedaan tot ndtn en ventteritige van den koophandel in de Relu'jlijck , iv ;r 1751. 1:1. '11. cv ïP'gg. iv 4tOt lanfche kooplieden; fprak met zulken, die in (laat waren om hem berichten te geef en ,• en deed door dezen een ontwerp maaken, 't wd-k de Vorst, in denjaare 17-51, den .Algemeenen Staa ten, en in 't bijzonder ook hun Ed. Gr. MM. den Staatcn van Hoiland, voordroeg en aanbeval. Dit Ontwerp yeefr. ons e.-n kort tn klaar denkbeeld van de ourèaaktn , welke de opkomst óts koophandtls in de Vereenrgde JXederlanden bevorderd, en toe ecnen aanzienli ken luider gebragt hebben. Zij wördéa 'er tot drie hoofddec'en gebragt: naam. 1. Tot i: :'.uur*:jj r :e en phyjike. 2. Tot mor ede. 3. Tot toevallige , welke van buiten daarbij gelo ir.ai zijn, en voons op de volgende wijze voorgc field (a). i De natuurlijke en phyfique oorfaaken (werd „ 'er in die Verhandeling gezegd ) zyn de voor.;ec „ ligt fituatie van het Land, aan de Zjj, ui u..:ï „ de mond van confidenibele Kivieren. „ 1. Desselï s geleegentheidtuflchanhetnoor „ der-en zuidelijke gedeelte van geheel Europa , hec „ welk de Repubücq, als in een middelpunt gei „ gen, de generaalc markt gemaakt heeft, daar de „ wederzydfche Kooplieden haare overvloed, „ Waaren en plagt.n te br „ gen, er* te verruylen tegens andere Waaren, c:~ „ fy benoodigt hadden. p De fteriliteitvanhetLand, endaar uitfpruiten -9 de nooddruft, hebben meede gecontribueerr, in B IJ L A A C E A. 2 (a) en zoo vervolgens tut honderd marlen toe. ] Wij zien uit dezen brief van Keizer Henrik aan Graaf Diederik, dat deze Graaf door den Keizer, niet op den voet van ecnen tmafbanelyken Vorft , maar ep den voet van een onderdaan van den Keizer, in 't bezit van den tol te Geervliet bevestigd en bekrachtigd is geworden. 2. Dat Graaf Florenj dien tol ter hen had gekresen van den vader van Keizer Henxik. 3. Dat dj heffing van dien tol niet aan de willekeurigheid en befcheldenljeM van den Graave gelaaten , maar bepaald werd. 4. Dat ook uitdruklijk de Vlamingen en andere \\ë den tot het rijk van Keizer Henrik behoorende, aan den tol onderworpen worden. 5. Dat de beïoegtheid om de» tol op de Vlamingen en onderdaanen van het Rijk te mo gen heffen, door een vonnis van den keizerlijken Raad i* goedgekeurd. Te- toe (a). Zijnde bij vonnisfe derÈdetèn van ons Hof in de tegenwoor.li; 'r i i onzer Majcftcit in het huis van on/n getrouwen Tuto te Wrzznowe geoordeeld ,en dooreene talrijke menigte van Bisrchoppen, Graaven, Vrijen, en onze dienftmannen goedgekeurd, dat zoo wel de Vlamingen , ah de andere rnenfehen, welken onder ons Rijk behooren , gelijk ook de anderen, wei- Re van andere oorden der Rijken komen, den Tol op de voorfchrecve wyze moeten betnaïen, welke uitfpraak wij door dezen voofrechtsbrief beflootcn hebben te beves tigen, bevelende en by dit keizerlijke bevel bekrachd* piesde, dat niemand, geen perfoon, het zy hoog of ]aag, geestelijk of wereldlijk, de ftouthcid nebbe van dezen brief onzer beveftiginge te fchenden, of den zel vcn tegen te gaan. Zoo iemand echter iet daar tegen onderneemt, dat die ter ttrsrre zijner vermetelheid van onze gunst berooft zij, en zulks met dertig ponden gouds boete, van welken de hclfc aan onze kamer, en het ove rige aan dien , v/elke het ongelijk geleeden heeft, zal rno ten betaald worden. Degctuigea dezer zaake zijn, Koenraad, Aartsbisfchop v;;n Ments, Herman, Bis fchop van Munfter, Henrik, Bisfchop Worms , Otco , Graaf van Gelder, Diedcrik, Graaf van Hofta de, Marquard, üpperrechter en Markgraaf van Anconi te, Otto, Graaf van Benthem, Boppo, Graaf van Wer tchern, Arnold van Hoornbuvk, Steven van Oye, Hen rik, Maarfchalk van Kallendin , en meer anderen. — H ö■ L L A N D S 20 (a) Vod. Hifl. T>. I. bl. 30,-. 307. 326. 331 342. 346. 35*- 358- 374- 4*3 -( h ) M o s e a u I. c. T. V p 203. U) Vad Hifi. D. I. bl. J 3- en volg. 443. Zie over deze verfchillcnde oorlogen Mor eau I ' c . T.'V. p. -30. & fuiv p. 63. T. VI. p. 21. & i'uiv 44- fic.fuiv. 55. & ihi'v. 71. & fufv. 95. & fuiv. 104. &■ fciv 143. &fair. 270. & fuiv, 343. v. i). Hou v ek 1. c. bl. 2£2. en volg. ■ il „ louze. te ; doen bloeien. In den loop van drie eeuwen ziet men hen maar weinige maaien in krijg: op 't einde van de vijfde eeuw door Clovis - 7 om trent het jaar 622 door Clotaris en Dagobert; in den jaare <spi door Pi pijn; in den jaare 736", door Karcl Marre] geflagen ,en overwonnen (a), doch teffens iti vermogens en krachten toegeno men ( b ). Zeven juare» laater wederom tegen de Franfchon opgeftaan , werden - zij gedwon gen zich aan derzelver heerfchappij te onderwer pen; zijnde die de-eerfte maal dat 'er van. eene onderwerping- gefproken word. In den juare 733 kwamen zij op nieuw tot een opftand ; Jiu.-.erfpan nende met de Saxen: doch zij ooi met hunne bondgenooten overwomv jjragr. Kintlelijk ziet men hen benevens de Saxen, op het einde vm dcachtlle eeuw, een verdrag met. Karel den Groocen fluiten (c ), „De fcheepvaart fzegt een Frwf9b.JCchrij.yer) ja „ ten tij Ie van hetcerfte geilacht onz. gen weilïig bekend geweesc. Verfcfteiden aflUir.melin „ gen, geliadigtegen eikanderen in hec harnas „ jaagd, beproefden hunne clat perheid alleen te lanue. „ Zij hadden geene fehepen, om dat sij die niet be „ hoefden. Het rijk was buiten dar verzwakt door „ die verdeeling. Verfcheiden leenroerige Vorflea } , begonden zich onafiiangklijk te gedraagen, onder ■„ anderen, die 't-gebied haddeaiüvef Normand „ Guyeime, Bretagne , Provcuce en'ïüH' 20 (a) Eetjït Graave van Holland.] Hier door fchijnt men té moeten verftaan niet den eerden Graaf der landen, welke naderhand als een ligchaam onder de benaaming van Holland begreepen zijn geweest , maar van de landftreek, welke den naam van Holland kreeg , of gekreegen had; en dus zoude het woord eerfte eigenlijk zijne betrekking hebben niet tot de perfoonen der Graaven, maar tot de eer'te opkomst van eone Graafiijkhd J ovef eelie landtlreek, arm welke de naam van Jhlland werd gegerven. Wen zoude 'er ook, v.\ t zonder grond, uit befluiten dat de benaaming van Holland, bereids door eene afzonderlijke Jieerlijkheirl, dorp, «f burgt gedraagen , toen eerst is aaa verfcheiden landftreeken , welke onder een gebied wt'rdcn, en aan welken gezamenlijk genomen, de benaaai'.nf 7.00 wel als de waardigheid van graaflijkheld wen! pegeewenj en hier door zomle ook het vcrfchil tusfchen de Schrijver* ove' BIJLAAGE F. IhEDERiE» Graaf van Holland, bevestigt alle giften door zijne voorzaatert aan de Kerke van Egraond gedaan, en vermeer dert dezclven. Den 26. Juiy 1083. (Mieris Charterb. D. I. bl. 71.) IN tien naame der heilige en onverdeelde drievuldig heid. Ik Diedcrik, by Gods genade, Grave vart J-iolland , overweegendé de wisfelvaHigheden dcf men fchelyke zwakheid, heb beflooten regtvaardige gebeden gehoor te geven', om een barmhartig oordeel van ÖBÖ Heere te erlangen. Weshtlven wy willen, dat allen Chrifti geloovigen , zoo die nu zyn, als namaals zul len zyn, kennelyk zy» di: Steven, Abt van 't I'-gmon der Klooster, goeder gedagtenifle, ons fommige opene brieven van begiftingen vertoond heeft, hoede god vruchtige Graaven van Holland, onze voorzaaten . uit Jiunueeigene goederen, die zv van Koningen erffelyk ontfangen hadden, dezelve Kerk gedicht , begiftigd, én verheerlijkt hebben. Diederik, broeder van Walger, eer üte Graave van Holland (a), heeft, mee zijne wettige HOLLANDS 200 (*) guchtvan riten Heere Raadpeii/i On aris Jan ds Witt,* 13 -'* zei- tig jiaren zijn 'er ruim verloopen , teder t dat ik over de onzekere betekenisvan bet woord Vrijheid , jnet betrekking tot onzon Burgerfhac, eenige aan j-nerkingen heb voorgedraagen («), welken ik nu wat uitvoeriger zal ontvouwen. Wanneer men eenvoudig let op den zin, in welken het woord Vrijheid dagelijks, in de ge meene wandeling, gebruikt word, dan vindt men, dat hetzelve bij alle menfehen, en zelfs bij de kinde ren , het denkbeeld van eene bevoegdheid , oïtoelaating fan te doen wat ons lust, verwekt. Verbeeldt Ü een gezelfchapjen van kinderen, ( men houde mij die voorbeeld ten goede ) en laat die geen , welke ge iteld is, om op hen te pasfen , uit het vertrek gaan, ftraks zult gij hen zien , zich over hunne vrijheid verheugen; zich voorftellende, dat zij nu doen kunnen, wat hun behaagt: dit eenvoudig denk beeld blijft ons bij, zoo lang als wij leeven, om dat hetzelve uit onze natuurlijke neigingen voorts fpruit. Zoo lang als men bij dit denkbeeld blijft, zon der de gedachten te wenden naar de betrekkingen , in welken de mensch geboren word en leeft, dan vervat hetzelve een volflagen onbepaalde bevoegd heid of vermogen , om te doen wat ons gevalt. De mensch zonde in de oefening van deze be voeg Iheid geene paaien kennen, was het niet dat zij {treedt met eene gelijke bevoegdheid in zijnen evenmensch: hij begrijpt, en ziet, dat, ingeval- Ie hij en de andere menfehen de bevoegdheid had den, om alles te doen, wat hun lust, daar door eene tegenffcrijdigheid in de wereld zoude plaats hebben, wdke met den aart van den mensch , met de fj ménleeving , wat zeg ik ? met de eenvoudige ge- R IJ K D O M. 201 («) lihidin s tot de Hi/llandfck Rechtsgdesrdkid, te- zëïSgbeid, met die erenhe'cl, van welke llugo de Groot (preekt (a), en waar van hij denkbeeld uic de fchriften van Aüwtoteles overgenomen, onbegaanbaar is; en dus bi hem de natuurlijke overweeging van de betrek in welke hij leeft, tot de overtuiging, dat zijne be voegdheid, om te doen wat hem lust, zich wei in het oneindige uitftrekt, maar bepaald word tot het geen wat anderen dulden en verdraagen moeten , dat hij doet. Op deze wijs bevindt demensch.dat hij geen vol komen onbepaalde vrijheid kan genieten : hij be vindt, dat dezelve noodzaakelijk bepaald word door eene omzigtigheid , om aan anderen niet te doen, het geen hij niet gaarne zoude willen zien , dat hem gefchiedde. Dus voelt hij zijne bevoegd zijne vrijheid, door de zedelijke plichten aan ee nen band gelegd; en hec denkbedd' van vr raakt hier door bij hem verzeld met het begrip, dat hij door dien band zijne vrijheid niet ve.-i.:\;t, en dat de natuurlijke wetten geene verkorting aan de vrijheid toebrengen. H«t eerst opgevatte i beeld van vrijheid raakt daar door binnen z paaien, en verandert in het begrip, dat men, in hec oefenen van de bevoegdheid tot bet doen wat ons behaagt, van niemand af nangelijfc w, zoo lang mes tegen de zedelijke wetten zondigt of a:n; en dit denkbeeld brengt hom toe liet begrip", djc zoodaanig mensch vrij is, weüc van den wil eens an deren niet af hun.'; t, endoen kan »U hij wil, mies eens anders recht niet benaJeelende. Dit eenvoudig dcnkbeelJ itrekt zich, wanneer men den aast vafl een burg. rPcaat gaJc üütt, ver der uit; vermits men dan ontwaar word, dit men HOLLANDS 202 (a') De Burgerlijke Vrijheid vind men op verfchillende wijzen bij aanzienlijke Schrijvers bepaald Cicero Paradox. V. noemt haar foteftas vivendi utvelh, welke bepaaling zeer fraai getemperd word door de woorden illaejïs juribus alicnis. Pest el Comment, ij. 70. p. 66. GROTiusofe Jun B ne f>. £. I C i.f. j, bepaalt 's Mentenen. Vrijheid door het vermogen. hetwelk hij over zich zelfs heeft. In 't Roomfche Recht word zij aldus befchreeven: Libena's ejl nnturolis facuhti ejus, quod ctiique facere libet, niji quid -ji aut jure prohibetur. üouRLAMAyui Principes du Dr, iv r af. Part. 1. Ch. JU. Gaat s, tegen de burgenvetten even zoo weinig mag zon digen, a' s men int oefenen van zijpen wil de zede lijke of Goddelijke weeten mag overtreeden :en daar uic ontftaat wederom het begrip, <Jac de burgerwet ten mede geene verkorting aan de vrijheid toe brengen, en dat. ,dc Redelijke en de bur vrij heid daar in gelegen is , dat men, do:n van 'c geen ons behaagt , of in 'c oefenen van on zen wil, vun rif.manJs wil o; ting afhange, maar flechts alleen van de zedelijke en burgerlijke Wetten j en gevblglijkdat die mensen burgerlijk vrij is, welk alleen afhangt van de zedelijke en bur gerlijke wetten: weshalven de vrijheid , w de mensen» a!s een gesdlig fchepfei, 'c welk die betrekkingen heeft, in welken wij hetzelve hier op aarde befchouwen, zich toeeigent, eigentlijk is de onafhangdijkhejd in zijn doen en laaten van den wil van eenen anderen: Independent ia ab alteri'is voluntate : hetwelk met betrekking tot zich zelve overeenkomt, met alleenlijk afhankelijk van zijnen eigen wille te zijn , of met het vermogen van té keven, zoo als men wil, mits eens anders recht niet verkortende. Als men in de famenleqv ing acht geeft op den zin, in welken 'c woord Vrijheid ge bruiktword, dan z:i men bevinden, dat die altijd daar op neder komt (r>). R IJ K D O M. 203 $• 25- befchrijft de burgerlijke vrijheid met deze woorden : la lihtrté erdk ejlla liberté naturelle ellt-néme, depouillée ds cette portie qui faifoit l'independance des particulier! par Vauto. ritéqu'ils dtnncntjur cux a kurs fouverains , accompagnèe du dvoit d'exigerde lu q, t 'U u/era bien de Jon auttrité & l'asjurance mora- Ie que Ie droit aura Jon effet. Bij Woltf vindt men de vrijheid genoemd: Independent'm in agendo ab nlterius voluiita feu dependentia n propria faltetn voluntate. Jnfl. j Ur jVat. £f P. I. C. 111. $. 77- 'net bwekenis vrij wel'overkomt het faamgeileldc wsord Zilfs ttjtisr. Gaat men nu verder, en let men op de vcrfchil lende omffondigheden en betrekkingen, in welkea de mensch leeft, Jan befpeurenwe/dat de mcnsc.'), op verfchilJende v/ijztn, afhangelijk kan zijn van den wil van eenen ander, en ook daadclijk is. De kinderen worden afhangelijk van hunne oudt-rcn geboren. De zinneloosheid ftek den zinneloozeu afhangelijk van den wille van anderen ; de dronken fchap, welke de zinneloosheid nabij komt, brengt den dronkaart tot afhangelijkheid, gelijk de kran ken mede door hunne krankheid van den wil van anderen afhangelijk raken. Deze gevallen zijn 'c met alleen, welke den mensch, 't zij geheet, 't zij gedeeltelijk, yan zijne vrijheid berooven 3 niaar daar zijn 'er oneindig anderen. Alle verbintenisfer), van wat airt dezelve z'jnmo gen, van het huwelijk , de gewicht igfte van allen , af, tot de geringde toe, beneemen ons de vrijheid, of bekrimpen dezelve meer of min, naar mate van hec voorwerp onzer verbinteniste, en de handeling uit welke zij is vooregefprooten: zoo dat de mensch, door de verbin tenisfen , die hij aangaat, uit kr van die verbintenwfen , in eenigen opzigte afhankelijk word van den wil van eenen anderen ; vermits hij door dezelven , voor een gedeelte, de bevoegdheid verliest, om te doen wat hem lust, even gelijk hij door déze- HOLLANDS 204 (■* Confiiieratien ende IrieUt&i** van de Provincie van Frits- Issi&t /<"> aangaande de Religie, Unie, als Militie. delijke wetten 1 daar in bekrompen vrard. Reedersvan eenfehipraakenafhangdijk van elkancleren, duar heC recht, hetwelk zij op eikanderen krijgen. Met het aanftellen van een boekhouder maken zij in esne zekere afhangelijkheid van deszelfs wil; de fcijip per raakt mede in zekeren opzigre afhankelijk van den wil van de reeders, en inzonderheid van den boekhouder: het fcheepsvolk, het welk aangeno men word, raakt afiiangelijk van den wil van den fchipper, en zelfs reizigers in eenfehip, voor zoo verre het beftier van 't fchip aangaat. En dus is het gelegen met alle andere verbintenisfen. „ Maar „ geiyk geen Sociëteit ( dus fprak de provirui. nfl v Friesland in den jaare 1651.) kan opgeregc wor den , zonder dat de Contraherende jets veriieze van zyne vryheid , die hy voor hec Co:ur,;et „ heeft gehad, zoo kan ook onze Unie geen effect » grypen, ten zy een yeder van zyne vryheit fuo „ veel in 't gemeen confereere, als tot onder x houdt van dezelfde, ende verkiefingen der Per „ foonen daar toe nodig, eenmaal is beraamt en „ vastgefteld", enz. («). Naar maate, dat de verbintenisfen zich meer cf min uitbreiden over zaaken, is de afhangelijk heid ook grooter; en wij behoeven 'er niet bij te voegen, dat de dienstbaarheid de grootfte is, vooral zoo die eene volflagen afhangelijkheid in alles medebrengt, welke ons liep denkbeeld van ilaavcrnij oplevert: doch vermits in die gevallen, in welken men, door het aangkn van verbintenis ijn, zich meer of min afhangcüjk van den wil van tenen anderen maakt, dit vrijwillig gefehied, zoo acht men daar door zijne vrijheid niet te kort te R IJ K D OM. 205 doen: en met reden; die verbintenisfen krijgen de kracht van wetten, waarom de Heer Pest el de bepaaling der vrijheid, voor zoo veel die gefield word in de bevoegdheid van te doen wat ons behaagt, te recht beperkt met deze bijvoeging, mits de rech ten van anderen niet fchendendc. Van alle verbintenisfen is 'er geene zoo uitge ftrekt, dan die, welke ledenvan een burgerftaat tot d-n burgerftaat hebben: geene, welke den mensch meer bepaalt in het doen van 't geen hem be haagt. Niemand is 'er of hij erkent, dat hij zoo wel door de burgervvetten als door de natuurlijke <-n goddelijke wetten, in 't oefenen van zijnen vrijen wil, gebonden is: hij begrijpt evenwel, dat deze band niet ftrijdig is met zijne onafhan kelijkheid : hij voelt en is bewust, dat de bur gerlijke vrijheid daarin gelegen is, dat men in het doen van 't geen ons behaagt , of in 't oefenen van onzen wii, van niémands bijzonderen wil of verkiezing, maar flechts alleen voor 't zedelijke van de zedelijke, voor 't burgerlijke, van de bur gerlijke wetten, afhange: en gevolgelijk dat die mensch gezegd kan worden burgerlijk vrij te zijn , welk alleen van de zedelijke en burgerwetten afhangt. Hier bij komt nog, dat de mensch, na tuurlijk gekïtteld wordende door de bedenking, dat ook een ander tegenshem, noch de zedelijke, noch de burgerlijke wetten mag overtreeden, daarin eene ge lijkheid vindt, welke hem het gemis van een gedeel te zijner volflrekte onafhangelijkheid fchijnt te vergoeden: 't welk ook de redenis, waarom eene gihjkc verplichting, op alle de ingezetenen van een burgerftaat gelegd", minder ftrijdig met de vrijheid fchijnc te weezen, dan die, weike flechts eenige i van deozelven word opgelegd. GEI ij k nu, aan den eenen kant, de mensch tegen HOLLANDS 206 zijn evermensch het volftrekt vermogen om alles te doen wat hem behaagt, niet Itan genieten, en in het oefenen van zijne vrijheid, hoe breed hij die moge üitmeeteh, zich in de ecrfte plaats bepaald vindt door de zedelijke en Goddelijke Wetten ; z<>o is 'er, aan de andere zijde, in 't zedelijke ook gëer.e on bepaalde af hange'lijkheid, vermits niemand verder van cien wil van anderen kan afhangen, dan de zede lijke wetten het toefaaten. De mensen heeft zich zelven niet gemaakt. God heeft hem gefchaapen, en gefield in die betrekkingen, welke verplichtingen voortbrengen, die vast, bepaald, eeuwig en on veranderlijk zijn. De mensen heeft het vermogen niet, om zich zelve in eene onbepaalde afhanke lijkheid van eenen anderen te {lellen; en niemand heeft ook de bevoegdheid of het vermogen, (ik fpreek van een zedelijk vermogen) om anderen on der eene volftrekte onbepaalde afhangelijkheid aan te nëemen. Men dwaalt derhalven, als men zich verbeeldt, dat de Vorsten een eigendunkelijk gezag kunnen of mogen oefenen ; en dat, om met be trekking tot ons vaderland te fpreeken, de Graa ven van 1 ïolland een onbepaald recht van heer fchen of opperheerfchappij over de bewoonderen van die gewest zouden gehad hebben , en dat deze zoo afhangelijk van den wil der Graa ven zouden geweest zijn * dat dezelve in de ver plichting waren alles te lijden en te verdraagen , en geen recht hadden , om eenige tegenkanting te doen. Ziodaanig recht van oppergezag, zoodaanige afhankelijkheid'zijn in het zedelijk geflel der we reld ongerijmdheden , onbeftaanbaarheden en te gcntlrijdigheden, die deszelfs fchoonheid zouden ont luisteren , of zijne beftaanbaarheid vernietigen. Daar zijn geen recht, ook geene afhangelijkheid of dezelve zijn in de eerfte plaats aan de zedelijke wetten ge- R IJ K D O M. 207 (<O Deze waarheden kan fnen zeer fraai voorgedrnagen vinden, oriner a.jderen, bij Noodt de Jure Jnmmi lnp t Loc kb du Gouvernement ckiï. {a) Pestel 1. c. bonden; en gevolgelijk , wanneer ons de gefchie- Ceh Vorsten of beheerfchers van burgerftaa ten, die een eigendunkelijk gezag geoefend heb-' ben, vertoonen,"dan geeven zij enkelijkblijken van overcreedingen, tot welken de mensch vervalt, die zijne plichten niet kent, of dezelve kennende door zijne driften vervoerd word (a). Op dezelfde wijze als de menfehen (om wat nader tot ons onderwerp te komen) afzonderlijk zich afhangelijk van den wil van eenen anderen kunnen rr.aaken , en daar door gedeeltelijk van hunne vrijheid afzien ; kan het ook gefchieden in burgerftaaten , en 't gefchied: ook in veele op zigten. Wie van eene burgerfchap , of van een burgerftaat fpreekt, fpreekc van een genootfchap; en zoo ras fpreekt men niet van een genootfchap, of men fpreekt te gelijk van wetten; alzo 'er geen genootfchap is, noch begreepen kanworden, zon der bedingen of voorwaarden, welken als zoo veele wetten zijn (#). Men doorloope alle de gebeur tenisfen ckr wereld, en befchouwe de lotgevallen van alle volken , overal zal men vinden eene ge meente, welke in 't beftier van 't gemeen afhange lijk is van den wil van eenen of van meer andereO, aan wien het beilier gelaaten word; even gelijk die geenen, welke zich in een rij- of - vaartuig begee ven , daardoor, in 't beftier van 't rij- of - vaar tuig, zich afhangelijk maaken van den wil van den fchipper of voerman. En even als men aan de zij de der reizïgeren eene volkomen onderwerping moet vooronderileilen aan 't beiher van die voerlui- HOLLANDS 208 (£) Noodt 1. c. en anderen. den, zo° moet men ook in die vnerluiden den wil, om G e T<Jls ten genoegen der redigeren af te leggen , vaorcndedtellen. ""Deze eerfle grond van alle burgerfraaten, deze eerfle bron der burgerplichten , uic eemrige en on veranderlijke wetten onefhande, is zoo zeker, en Haat zoo onwrikbaar , dat, op welke wijze ook menichen aan het opperbeftier van een laad ,of aan de opperheerfchappij gekomen zijn, 't zij dat zij die bij afftand of overgifce van 't volk, of bij o verheer fching gekreegen hebben, zij nimmer zoo riaarag onafhaogelijk zijn of kunnen zijn , dat zij alles souden kunnen doen wat hun lust, zonder aan eenige wet gebonden te weezen ; en hunne onder daunen nimmer zoo afhangelijk, dat die, zonder nanzien van natuurlijke wetten, in aües ten believen van den opperheericher of opperheerfchers zouden moeten ftaan ( b ). De zedelijke vrijheid , ten uitgeftrekfte geno men , bellaat zoo ais te vooren is aangemerkt, in de bevoegdheid van te doen wat men wil , mies niet ftrjdende met de zedelijke wetten, of wel be houdens de réchten van anderen: en derhalven is die volflagen vrij, v/elke in de bepaalingen van zijn wil van niemant afhangt. Hoe meerder ie mand dus ten aanzien van die bepaaling aan den wil \'an eenen of meerder rnenfehen onderworpen is, hoe meer hij van zijne vrijheid verliest; en hoe wich riger de voorwerpen zijn , ten aanzien van welken hij in zijne bevoegdheid tot het deen wat hem lust, afnangdijk gemaakt word; hoe zwaarder het ver lies voor zijne vrijheid zal vallen: waar uit te zien is, dat de vrijheid meer of min verlooren kan wor den; en dat, met het gemis van een gedeelte, de- R IJ K D O M. 209 Eelve niet geheel verlooren gaat: eene befchouwing ? op welke weinig gelet word, en die het echtef dubbeld waardig is. VVij hebben te vooren aangemerkt, dat allé genootlchappen noodzaakelijk een gemis van vrij heid medebrengen, en dat de Burgerftaat het meer doet dan aJle anderen. Voordeden van een Bur-» gerfchap te willen genieten» zonder afhangelijk ïé zijn van eeoe opperde magt j is niet minder te genftrijdig en ongepast, dan de baaten uit een gë nootfchap te willen trekken, zonder in de lastert te draagen. Te beweeren dat de „ burgerlijk i, vrijheid befhat in de magt, die eene Burgennaat » fchappij of Staat heeft, om zich naar eigen goc;d ---------------------------» dunken te bdlieren ; of ook , om zich te bc! ---------------------------i» ftieren naar eigengemaakte wetten t zonder ge v dwongen te worden toe het gehoorzaamen dn? n bevelen van tenige , die door het gehèetó j, ligchaam des volks noch aangefteld , noch men , berichtfchriften voorzien wordt, en voor welke i, het geenen teugel in handen hseft" , komt mij eveti 200 ongerijmd voor, als dar. men zoude Hel len, dat reizigers niet vrij zouden zijn, ten zij dac zij een teug/l voor de magt van den fchipper ib handen hadden. Het is noodig tot den Burgerdaatj dat zij , die 'er leden van zijn, iet van hunne vrijheid 'erbij infehieten, even als het noodig is, dat reizigers» iet van hunne vrijheid, met betrekking tot hanrJé reisafliaan, om roede in 't fchip te kunnen treden J doch het is even zoo weinig noodig, dat leden van eert Eurgerftaat in alles onderworpen ftaan aan den wil Van't oppergezag, als het noodig is, dat reizigers om* trent hun eeten , hun drinken, en hunne tijdkordn» gen van den fchipp er afhangen. Derhalven, offchödtt het noodig zij, ( j at , tot een genootfchap toe tredende, iet van zijne vrijheid afdaajenj om ge- B Ij L A A G E F. 21 over het vroeger of !aatrr gebruik van Holland , van liet welk «Je Heer Wacenaa* fpröïkt , weggenomen zijn. [ Zio V.ui. Hifi. D. 11. hl. 65. 71. 96. 173. 197-j K« zoude dan nicc zij", „ om dat onze oude kroj 'tijk de lieer Wage „ kaar meent) allen, cf uit Monniksn, of uit Eg » mondfche kldofierfchri.ft.en , opgefteld zyn , en derzeWcr » Schryvers van Dirk derl I. de vrófcgfte melding ge >. pevonden hebben, de meestem hunner hem voor den f 1, Graaf van Holland geboekt hebben": maar om dat lïïi Bt« daadlijk geweest is. Immers indien deze brief van Dlederflt «fcht is, zoo als het arm den I-lse;e Wagen aar toefchipu, dan onzes bedunkens, he: y.c. c n van den Vorst, diehier ah een afftamnaling van Gtaave Dirk den I. en van de op dr kanderen Re volgde giften zijner voi.rzauen fpreekt, w< kts cjeer cüw vgor eene tusfehenrede gehouden wprdtD. *3 JEchterenoote, aldaar eerft een Kerk geftigt, daar Nonnen in , en offerende I gemelde plaatzc, in Vroonjo negcu mnnf-n , in Alk öuar twee manfen, in Caüinge de bel& van zyn ei gendom. Diederik de tweede, des voorzeiden zoon, niet zyne Echtgenooie Hildcgaard:, heeft die Kerk mee graote kosten, van fteen herbouwi, en heft .Je Non nen verplaatst, en Monniken daar weder inprftdd heb bende , insgelijks aa:i die plaarfe gcoiFcrt in Scbagon zes manfen, inHaiega anderhalve manlü, en vst\ daartoe Virem al hec akker en weylaiid bebouwd en cm?bebouwd, de Kerk van Heylo, al'den tol te Alkm.:ar , in Oj;, dom twee man Ten , in ftakkmn drie' manfen , ia Orde :bol!e twee manfen, in Thofe een m»nf&, in Obingcn een manfe. in Hüemfïeede een msnfe, in Ve'.fcn zes n«i){co en hei aucaar van div Kerke van dea eeacH noene toe den anderen op St. Aagten da^, by den v loeJ Beemfter een manfe, tusfebenden waterloopSchu lenbeek en Hurenltede vier mfirrfen mee de visfeherye, in Voorhout de kerk met c!e tienden. Ook riFeiiie, de zedenryke van den voornoemden Graaf, de eerwaarde li:! Code en Sr. Adelbert een autaarftuk, van zuiveren mee diertnare ftee nen dourweeven , eèn , insgelijkfl mee goud en dierbaare sit.i! fecr'jerd, eere dïi : i jthori , en een boek yaa de ftfibeeskunde. Eg berc des geuielden zaan > Öttor Gocis ge K IJ K D O M. 21 Ca) Hipire de Rochefort p. 137- Mom soti Qrhis Mar* (6) Moreab 1. c. T. V. p. 25+. B 3 „ lotize. Seiert Clovis tot aan Karel den Groo x, ten is hec Diederik alleen , welke eene vlooc n uitrustede , om die der Dèen'on te beftrij » den {aj." Zekerlijk is de fcheepsmagt, ten tij de van die binnenlandfchc oorlogen, door de fran föhe V r orsten niet ter harie genomen; 'c is ook waar, dat zij die tegen elkandcren niec noodig hadden: men kan 'er nog.bijvoegen, dat de koophandel ca manubicluuren, onder die Vorsten, langs hoe meer in verval geraakt en tot andere volken overgegaan moeten zijn: want men zoude merklijk dwaalen, indien menden ftaat van Frankrijk ten tijde van Da gobert den i. naar het geen ons verhaald word van de pracht van zijn hot, van zijnen gouden troon, en wat verder deswege geboekt is, wilde fchatten. Hehalyen dut de befchrijving van die groote en blin kende heerlijkheid in twijfelgetrokken kan worden, kan men op dezelve aanmerken, dat de meer of min dere pracht van eene hofhouding, ja zelfs de daude lijke bijzondere rijkdom ofongegoedheid van eenen Vorst, nimmermeer tot een ftaatwijzer van den rijk dom of armoede van een volk kan dienen. De heer icner over een land kan, wat zijne bijzondere fchaddst betreft, rijk zijn, terwijl zijn volk. arm is, en zelfs oiubioot van dat geéne, het welk voor hetzelve noo dig is, om uit den grond te haaien, wat de grond opleveren kan: daar, in tegendeel, een volk in oyeir -daad leeven kan, terwijl de Vorst buiten ftaat is om eene taamelijke hofhouding te i:ebben. De Heer Morlau tekent aan, dat de franfche Vorsten ge* woon waren oneindig veel huisraad te hebben ; en dat hunne fchatkist, door de lasten (impots) opge vuld , nog vermeerderd werdt door brandi'rhattin gen en plunderingen (b ). HOLLANDS 210 ftaats- not van een Burgerftaat te hebben, zich (lelie « eene afhangelijkheid van de oppermagt, zoo volgt daar niet uic, dat die afhangelijkheid zich zoo verre moet uitfbekken, dat die over alfe voorwerpen zoodaanig dat men ten aanzien van het inademen der lucht zelfs onder eene willekeurige befchik king van anderen zoude flaan. Dit is even zoo weinig noodzaakelijk, alshecnoodig is, dat iemand, om lid van een genootfehap te worden, zich in al les van dat genootfehap afhangelijk maakc. Dit eenvoudig denkbeeld van 's menfehen vrijheid verder ontwikkelende, zal men ilraks be vinden, dat, hoe inenigvuldiger en hoe wichtigèr de voorwerpen zijn, omtrent welken men afhange fijk word, hoe meer men van zijne nacuurlijke vrij heid verliest; en dat men die geheel verliest of mist, wanneer men in alles, wat de zedelijke be drijven betreft, van den wil eens anderen afhangt. Het gemis van de vrijheid word flaavernij of dienst baarheid geheeten, wanneer dezelve zoo verre gaat, dat een mensch geheel van den wil eens anderen afl hangt j voor het geen wat zijn beflaan betreft. Daar nu die afhangelijkheid ook betrekking kart I Rebben tot veele menfehen, of tot een zeker getal van menfehen, of tot een orde van menfehen, zoo wet als tot een enkel mensch, is 'c-r geen bewijs noo dig om te doen zien ,i dat de vrijheid even zo wet bemoeid, verkort, of weg genomen kan worden in ee nen Burgerfbat, daar veelen aan 't roer van 't be wind zijn, als in zulk eenen, daar een hoofd is ;en even zoo wel beftaan, gehandhaafd, en befchermd kan worden in een Staat, die met een hoofd voorzien is, als in eenen , welke 'er geen heeft. D e waarheid, welke wij hier uit de eerde en na' tuurlijkfte denkbeelden en gevoelens van de zedelij ke vrijheid ophaalcn, vindt men bevestigd in allo R IJ K D O M. 211 (6) Ejtnt dts Loix. Livr. XI. Ch. II» ftaatsgehcurtenisfen en lotgevallen. Om 'er vant overtuigd t e weezen , herinnere men zich flechts' de geduurige beroerten, die het fooir.fche volk; zoo dikwerf op de been gebragt hebben , en, die door Vertot zoo meesterlijk befchreeveri Wannéér wij nu verder in acht neemen, dat; gelijk de menfehen niet allen even zeer aandoenlijke zijn voor het gemis van zeker gedeelte hunner vrij heid, en fommigen eene fterke aankleeving heb ben tot eene zaak, welke anderen zich niet aan trukken, en dat het even zoo met de volken gele gen is; dan vindt men zeer ras de reden, waarom men bij de verfchillende volken een verfchillend be grip over de vrijheid befpeurc: naamelijk, ten op zigre van zekere zaaken, willen zij wel van eens, anders wil afhangen , doch ten aanzien van anderen niet-; in dezen zullen zij wel afhangefijk willen zijn van dezen of geenen, doch wederom niet van an deren: de verichillendheid van neigingen brengt deswege zulk eene verbaazende verfchillendheid van begrippen over de burgerlijke vrijheid voort, en ook een verfchillend voorwerp, tot hetwelk het zelve zich bepaalt, dat nergens de betekenis vari burgerlijke vrijheid overeenkomt niet die, 1 welke het een of ander volk 'er aan geeft: om niet te zeg gen , dat zelfs de ingezetenen van een land weinig een en hetzelfde denkbeeld hebben van 't geen, zij in hun eigen land vrijheid noemen, of vrijheid meenen te zijn. » Geen woord is 'er , Zegt de fchrandere »Mon te s ieu( b) , aan het welk verfchiilen „ der betekenisfen gegeeven zijn, endaï den eeest HOLLANDS 212 was m der menfchcn op zoo veelerhandc wijzen geraakt n heeft, dan het woord Vrijheid. Sommigen heb „ ben de Vrijheid gefteld in 'c gemak om van den „ troon te kunnen ontzetten dien geenen, welke * zij een willekeurig gezag hadden opgedraagen; n anderen in de bevoegdheid om zelven dien gee „ nen, wiens onderzaaten zij worden zouden, te 3, verkiezen ,■ anderen in het recht om gewapend te „ gaan en ziJL eigen wreekertezijn ; anderen om niet m dan door eenen van hun eigen volk, en door hunne „ eigen wetten te kunnen geregeerd worden. Zeker „ volk heeft de vrijheid lang in het draagen van „ een largen baard gefield". De febrijver van de Vrijheid in den Burgerjlaat ftelt haar in eene kans van alle de ingezetenen , om deel aan de regeering te kunnen krijgen. Ik heb ergens geleezen, dat 'er zijn , die de vrij lieid Hellen in het draagen van een uttgeftreeken bef, van een langen das, van een hoed in de gedaante van een fuikerbrood, en wat diergelijke uiterlijke vertooningen meerder zijn. Dus verfchilc hec denkbeeld van vrijheid , naar maate, dac men ten aanzien van het een of het ander liefst onafhangelijk wil zijn: en die doet ook de menfehen meer of min over verlies van vrijheid klaagen, naar maate dat hunne neigingen hun deze of geene onufhangelijkheid doen wenfehen en najaagen. Een liefhebber van de jagt klaagt over verlies van vrijheid, om dat hij in 't jaagen zijnen lust den vollen teugel niet vieren kan; de huisman Jclaagt dat hij in zijne vrijheid verkort word, om dat hij zelfs in zijnen hof geen haas mag vangen, en dulden moet, dat zijn moestuin door honden ver woest, en aan zijn huisgezin de benoodigde voor« raad benomen word. De koopman klaagt, dat hij in zijne vrijheid te kort word gedaan, wanneer hij geene volkomen vrije verzending van waaren ,al R IJ K D O M. 213 • (O Efprit des Lcix j. c. O 3 vrij' was het van oorlogsbehoeften naarden vijmd, ge niet. Z\k een heefc dus eene vrijheid op zijne hand, gelijk ieder Burger/laat iet heeft, het w--lk hem eigen is , en waar uic de meer of mindere vrij - «eid der landzaaten opgemaakt kan worden. Maar om van die dwaaze begrippen af te flappen, e n nader tot ons voorwerp te komen, kunnenwe aanmerken, dat, ten aanzien der flaatsregei.ringen, de begrippen over de vrijheid zeer verfchillende zij". Montesquieü («)» van die verfchil lendheid fpreekende , tekent aan , dat men door gaans de vrijheid heeft toegefchreeven aan een zeker foort of vorm van regeeringe, met uitfluiting van a lle anderen. „ Die aan eene volksregering ge » wend waren (zegt hij ) hebbenze alleen aan zulke n toegeëigend: die finaak vindt in de bepaalde een „ hoofdigheid, beweert dat daar de Prijheid ce vinden „ is: om kort te gaan , elk heefc Vrijheid genoemd „ wijze van regeeringe , die 't belt met zijne gewoon.' „ ten en neigingen overeen kwam. Veraiks in eene „ volksregeering de werktuigen dier piaagen, ovtr n welken men zich beklaagt, nietgeduurig noch zoo n fterk in 't oog loopen, de wetten meer, de uit » voerders minder ichijnen te fpreeken , zoo heefc n men de Vrijheid doorga3ns gehecht aan gemeene „ besten, en uit eenhoofdige regeeringen geflooten. „ len laatflen; d;iar het volk in eene volksregee ,■> ring ten naaften bij fchijnt te doen wat hem kift, «, zoo heeft men de Vrijheid voornaamentlijk aan dac » flag van regeeriogen roegeweezen, 't vermoge:: des » volks dus met zijne vrijheid verwarrende". Van begrippen fchijnt 'er, ten aanzien der burgLr !ijl:e vrijheid, g CCn fterlter te heerfcfren en alge- Rieener aangtnoümen te ftiju, dan dat de btirger'iike; HOLLANDS 214 gen* vrijheid onbegaanbaar is met het eenhoofdig geza;*. Wat mag 'er de oorzaak, wac de reden van zijn? I-lec onderwerp is zekerlijk wel eenige overweeging en onderzoek waardig. Het geval van Lucretia en de gevolgen, wel ke hetzelve in den roomfchen burgci liaat gehad heeft, zijn bekend. Men weet hoc die geencü, welken door de ondaad van Tarquinius het meest gegriefd waren, die gelegenheid '.vaamamen, om met den Koning ook de koninklijke waardigheid te doen afzweeren. Het volk, 'het welk aan den uiterlijken fchijn het meest blijft hangen, en veel tijds, ten minde in de eerfire drift, geen onderfcheid weet'te maaken msfehen het geen, wat het ontwij ken wil en ontwijken moet, werd te Rome door Èrutus en zijnen aanhang een weerzin tegen de koningüjke waardigheid ingeboezemd ; even ali of de misdaad van Tarquinius flechts fproot uit zijne koningüjke waardigheid , en niet uit zijne perfoo neele geaartheid :en bij tegenftelling, werd hec volk in de verbeelding gebragt, dat hetzelve, met het verbannen van de koninklijke waardigheid, de burgerlijke vrijheid verkreeg : overeenkomstig mee dezen annleg, greep bij de Romeinen de inbeel ding ftand, dat de burgerlijke vrijheid alleen konde plaats hebben in hoofdclooze regeeringen ,en bij tegenftelling, dat men de burgerlijke vrijheid ge noot , daar geen hoofd aan de regeering was: wij gehoeven niet te zeggen, hoe flcrk dit denkbeeld den Romeinen aankleefde: de moord van Julius Qefar is 'er een doorflaande blijk van. Die geenen , welke bij 't verjaagen van Tar quinius den Hovaardigen de eenhoofdige regeering iiit den romeinfehen Staar voor altijj zogeen te weeren, hadden hunne redenen, om in 't volk zulk «en weerzin tegen de koninglijke waardigheid te bren- R IJ K D Ö M. 215 (a) Efprit des Loix. Lip. XIV. Ch. VI, (b) L. J. C. 111. §. 12. (e) Public Gebedt, enz. Araft. ififSv bl. 94. 'd) Solicitani fufpicione plebem Brutus ad cancientm vocat, ibi omnium primum Jasjurandum populi rtcitat , nimincm regnë. rt pasjuros , ms cjje Romac unde pcriculum libertati ftret, idjum ma ope tuendum cjjc : neque uihm remqnae eo pertiiuat , canttm mn&m. Jnvitumfs dkcre hominis cauja: nee diaurum fui.'fc, tS charitas reipublicae vinceret. Non credere populum Romanum J)lidj< n libertatam recuper-itam et/e. Rigium genus, rtgium no men nonfolum in civitate , fsd'ctiam ir, imperio esfe. lii »jp e '■", id obfltirs iibertati. Hunc tv, inquit, tm voluntttt L. Tor qniiii remove metum. Meminimus, fntemw : efcciJH reges. Joke beneficium tuum, au/er hic regium nomen. R*s Tttas tib% mn folum r L >dde n t cives tui, auüore me : J'ed fauid Ueejt nune. fic e augebura. Amicus nbi , exonera civitatem vnno forfitirn mi tu Itaperfunfum gn an i m i s ; C vm i Gcnte Tarouihiq regnnm hjfa ëjHurum. Liviyj Lii. ?• circa inüium. „ maar gen. Bij de Romeinen beftond derhalven de burger- Jijke vrijheid in hec leeven onder een opperde gezag, zonder hoofd: en hoe ftrijdig hunne wetten ook met de vrijheid mogten zijn opzigtelijk tot ver fcheiden befchikkingen , welke'natuurlijk van de vrijwilligheid van een mensch fchijnen te moeten af hangen , was het genoeg, om zich voor een vrij volk te houden, dac 'er geen hoofd-perfonaadje aan hun bewind was, welke den naam van Koning droe g (<?). Guotius haalt in zijn werk over den oorlog en vrede verfcheiden plaatfen uit de romeinfche fchrij vers aan, die het bewijzen ( b ), gelijk mede in zijn iveT](]ende4ntiquitatt Reip. Batav.C. 2. p.25., die ook worden aangehaald in zeker boek onder den titel \znPublic Gebedt ukgegeeven (c) ,in weik de plaats Van Livius, alwaar die fchrij ver tërutus fpreekenden tot het roomfche volk invoert (d) , gevonden word. „ Het fchijnt, zegt Montesquieu, dat in „ volksregeeriugen hec volk doet wat hem lust: HOLLANDS 216 (« v Efprit des Loix. T. L P- *33. & fui». ffcl Libertas civ'lii zegt Grotius eji jus rcgsiidte per ft rtipubücae L. 11. C. XX.IV. 5- 6 - Rij Wolf f vind men die genoemd Indepenientia quoai oQi/s nd bnnnm publicum promovendum requi/ites a •salnntate ulte r«tf, J/i/i. Jur. N. 6? G. P- 111. Se<3. \l, C. I. J. flsjo. fISTKL Commeiit. rfs Rep. ?**• men, „ maar de Fx'ijheid beftaat niet in het doen yan^tge-en „ ons lust. Jn eenen burgerltagt, dat is, in eene „ bursjerfchap op wetten gevestigd, kan de Vrij „ held in niets anders beftaaa , dan inde bevoegdheid „ van te doen het geen ons betaamt te willen , en van » niet gedwongen te kunnen worden , tot het geen waar 9 tof de wil niet op moet vallen (a) ". Nog moec men ten aanzien van een volk in aan merking neemen, dat, gelijk de leden vaneenen ölit gerftaat meer of min afhangelijk kunnen zijn, wat fym bijzonder doen en laaten betrefc, met betrek king tot het algemeen bewind , en het inwendig be ftier van den Staat; dus de Burgerftaat zelve, als pen ligchaam befchouwd , ten aanzien van het uit wendige, of met betrekking rot andere Burgerltaaten, afhankelijk kan weezen; en overzulks meer of min \j-an zijne vrijheid misfen, naar maate hij den wil van eenen anderen Burgeriraat omtrent deze of geer ric ziaaken in acht moet neemen, of zijn goedvinden en toeftemming benoodigd heeft. Zoodaanige Bur gprflaat is alletn volkomen vrij, die in alle zijne be fchikkingen onafhangelijk is van den wil eens anderen ; en ailes kan doen en laaten naar zijn goedvinden, de zedelijke wetten alleenlijk in acht neemende (b). Den aart der burgerlijke vrijheid op deze wijs befchouwende, en voorts vraagendc, of de Batavieren, en die na hen deze landen bewoond hebben, een vrij volk hebben uitgemaakt? en zoo ja, waar in hunne vrijheid beftaan hebbe? dan dient R IJ K D OM. 217 (a) Pestei. Ccmmcntarii 1. c Mor eau 1. c. fft ) Begin , -coort gmi r, mie eind der vrye en de dsr gewogndt &f-Grovelijke itedftibladz. 15- «n volg, tij is men, om op deze vraag naar behooren te antwoor den, niet zijne eigen begrippen over de vrijheid » noch ook die van andere volken te raadpleegen, maar de hifhorien onzer eerfte voorvaderen en hun ner opvolgeren na te gaan: dit doende zal men be vinden , dat die volken , welke bekend zijn ge weest onder den naamen vanKauchen, Friezen, Saxen, Germaanen, onafhangelijk waren van vreem den, en een vrij volk geweest zijn, tot dat zij over beerd, verdreeven, en in hunne woonplaatfen door anderen zijn opgevolgd, welke door Karel Mar tel, en door Karel den Grooten wederom overmees ter d, onder het gezag der Franken zijn gebragt,. en voorts onder dat van bijzondere Graaven (a). Om nu verder te kunnen oordcelen, of deze on der de regeering der Graaven een vrij volk heb btn uitgemaakt of niet , en in hoe verre zij of vrij of niec vrij zijn geweest, dient men weder om in aanmerking te neenien, hoe het met het ge zag der Graaven gefield is geweest: daar omtrent zijn twee verfchillende gevoelens, van welken bei den, zoo 't mij voorkomt, de uiterflen te ver mijden zijn. Gelooft men femmige fchrijvers, dan hebben de Graaven niet alleen een wettig ge zag , maar zelfs een eigendunkelijke onbepaalde opper-heerfehappij over de ingezetenen dezer lan den bezeten. Anderen beweeren, dat hec opper gezag alleen heeft berust bij het volk , of die geenen, welke voor het volk opkwamen, en ecre vergadering uitmaakten; zodat eigcntlijk het op pergezag _in die vergaderingen berustede (b ). p De Duitfchen en de Batavieren koozen niet al- HOLLANDS 218 Begin, Vcortraiip, enz. bl. 17; CO n. bi. 17. 6 > te, , tijds Koningen (zegt een fchrijver, die het werk jen van Hügo de Groot over de oudheid van onzen Burgerftaat heeft nagevolgd (a) , maar „ fomtijds; ende altijds uit de aanfienelikften, tot „ weederfeggens toe , niet om te gebieden, maar om „ het gemeene welvaren beforgende, de groote Verga „ dering by een te mogen roepen: ende aldaar voor „ dragende alle het gunt hun goed dagt, ook dat felf „ de met reedenen te mogen aanraden, ende daarna n tebeforgen, dat alle de befluitendier Vtrgaderingt „ wierden uitgevoerd door den geene dien het be „ hoorde. Maar jareliks wierden in die groote Ver' „ gadtringc uit de Forsten, dat is Aanfienelikften, „ met de meefe ftemmen gekoren Graven, die „ de Vierjgaren bannen, den Eisg doen, ofte hec „ Regt e:;d: de Vonnisfen volgens het wijfen der „ honderd fVelborent Mannen , die in ydere Graaf „ fcgap eenen Grave by gevoegd wierden, uitvoe „ ren moesten. Want als in eene landflreek honderd „ ofte meer Welborene gevonden wierden, foo „ wierd van dat Landfgap gemaakt een Graaffgap '*. O P geen beteren toon fpreekt hij van den bur gerlijken ftaat van ons land , ten tijde der frankifche Vorsten. Van dien tijdgefproken hebbende, zegt hij to: bcfluit (b): „ öulks uit het voorgaande blijkt, , dat onfe Graven in onfÉ vrye Rtpublike, ten tijden „ der Romeinen , niet dan Janklagers van den „ Hoogflen ende uitvoerders van het Gerigte geweefl „ zijnde, door ufurpatien van de Koningen der Fran , ken, in onfe alsdan, ende daar door bèdwongni „ Republike, ook onfe Hertogen bij tijden van Oor „ logen, dat is onfe Veld-Uvcrjlen, geworden zijn, „ Ende dat die Koningen, hoewel ook ten onreg- R IJ K D O M. 219 » vrij- » te, fig j n on f e L anc j en aanmatigenden alle Re it golia ofte onbeheerd? goederen , onfe Graven ook » over het bewind der félven met deefen Lajl-brief » afgefonden } ende gefield hebben. Als ineede » blijkt, dat onfe gemeene Ingefeetenen, wanneer » fy geene byfondere reedenen van afkeerigheid » teegen den Ferfoon felven hebben gehad, ten » deele uit ontfag der opgemelde Koningen , ten » deele uit liefde tot de Vreede, die afgefondene » ook tot hunne Graven gedoogd, ofte aangena » men hebben: ende dat defclve Graven , door onfe » Vrye Voorouderen , ook fomtijdi uit den Lan » de en hare Bedieninge geweerd ofte gedreeven » z:jn geworden : dog dat eindelik die Koningen 5, aldus gevveldiü;]ik de gemeene Ingefectenen belee n hebben te kiejen hunne eigene Graven, ende fig n te eigenen ofte te gebruiken, eenige onbeheerde „ of verlatene Goederen, ofte ook in het gemeen „ te gebruiken , foodanigé goederen , die den Staat „ in het gemeen toekomende , dien volgends door „ ieder Ingefeeten van dien Staat, fonder bekroon £ gebruikt behoorden te mogen werden; ofte ook » te gebruiken in het gemeen, die goederen welke è uit eigener aard voor eenen ydere in 't byfonder „ niet beheerbaar zijn. Hetwelk nogtans teegen „ het Regt der Nature ende teegen de Borgerlike „ Roomfe Wetten, ende teegen het oud gebruik „ onfer Vrye Voorfaten dreed". O r dezelfde wijs word 'er gefproken in een an der boek, terplaatfe daar de fchrijver ons een kort Verhaal doet van't gunt in de oude tijden, aangaan de de regeering in is gebeurd; en alwaar fiij verhaalt, dat Holland „ van alle immemomale » tijden af is geweest vol van kleine Repubtiken, „ voorzien met Hoofden om de Juttitie te execu „ teeren, en ter Hcirvaart te trekken, met eigd HOLLANDS 22 (a) Morkau 1. c. T. IV. f. $4-67. Frankrijk, door de afftammeüngen vanClovïs in een geduungen burgerkrijg gehouden, natereids zoo veel door de ftrooperijen der Gocliai, Vandaar len en anderen, geleeden te hebben, moest zekerlijk in rijkdom en welvaart afneemen: des niet te min konde het, offchoon een groot gedeelte van de bronnen zijner rijkdommen verliezende , nog zoo veel overhouden,-dat Dagobert, Koning over de fchoonfte landftreeken van Europa, eene allerprach tigfte hofhouding had, en met ongemeene kost baarheden praalde. Men wende zijne gedachten flechts naar de gewoone gebeurtenisfen bij alle vol ken , en men zal overtuigd worden, dat de koop handel , fabrieken, en manufaftuuren in Frankrijk weinig fteunlel moesten vinden, terwijl de gewes ten van dat rijk verwoest , de fleden uitgeplun derd, en het platte land afgcloopen wenk n; dat zij vooral niet hebben kunnen blijven op dien voet, op welken zij ten tijde der Komtinen Honden; en eerder ecne fchuilplaart naar veiliger oorden gezogt moeten hebben. De natuurlijke loop der menfchelijke neigingen, begeerten, en poogingen is in dit opzigc zoo ftandvastig, dat zij die wisfelingen in alle lotgeval ■ ten van een volk toont. Het tegenwoordig Braband en Vlaanderen, onder anderen, geeven een blijk van dit noodwendig uitwcrkfel der menfchelijke bedrij ven. Flaauwer zijn de trekken en de verwen die het ons in Frankrijk aanwijzen, om dat zij door den tijd fchier uitgewischt en dus onzigtbaar zijn ge worden: men hoore, hoe de deftige Hiflorie-fchrij ver van Frankrijk 'ervan fpreekt. (a). „ Indien men (zegt hij) onze Hriïoriefchrij vers „ mag geiooven, dreef men onder zijne regeering „ (die van Dagobert) in Frankrijk grooten koop- B IJ L A A G E F. 22 ca v <in Trier , heeft dezelve Egmondfchc plaats vt-rheerlykc, offerende Gode en Sr. Adalbert een gouileo kruis, tenen koftelyken cafuifFel , een zeer fciione ftoie, cenen gordel met goud doorweeven, een oppcrdi;ikens, een.onderdiakens lyfrok , een misi'anl on capittelltek, de hiftorie des ouden en nieuwer» 'J\fta ments, en veel andere boeken , mee eene ziivere kaji'e vol overblyfzelen der Heiligen. Graaf Arnout mee zy ne waardige Gemaalinne Luytgaarde, offerde aan de zelve pLurze in Thofe een manfe, te Caftrichem twee fnanfeo en een vierde, te Velfen drie maufen en een ftuk lands, te Sadbrn een hilve manfe, in Voorhouc drie manfen ,'m Noordga vyf manfen, in Lopfen ne n manfen, by den vloed Marnc een rnanfe fn een vierde, in 'c Dorp Leyden een manfe en een fesde, in bet Dorp Bergen, ten westen des Ryns gelagen , drie nianfcri, de Kerk van Vlaardinge mee de tienden, de landen tusfehen den vloed Mithlioge en den waacer- Joop Thurlede, die Harga genaamd word. Diedenk de derde, des gemeldtn Amouts zoon met zyne Egt genoote Othilde, heefc aan St. Adelbert geoffercin Kadenburg vier manfen, die jaarlyks tien ponden op brengen ,in Radenburgerbrccke een land, dat zestien oncen opbrengt. Syphried, byp;enaarnd Sikko, des ee ieiden Üifdenks broeder, heefc Sc. Adelbert voor"de hulpmiddel zyncr ziele gefehonken een ftuk lands op de Geeft , genaamd Nooredorp , Smichen, Altgeringe -I'and, Hüdebrandsland, Swerdingeland, vyf viercelen landloze mate, ia Akerfloot twaalf ponden, in Banes twee ponden. Florents, zoon van Diederik den derden, met zyne Egtgenoote Geertruid gezegender gedagteniJFe, hëefc tea behoeve der gemelde plaatze geofferc een ftuk lands in Affendelft , opbrengende vyf ponden en een once, in Boschhuifen een manfe, opbrengende tweeën dertig oncen, in Scheerwyk een manfe, opbrengende jgtentwintig oncen , by Delft tien manfen, en aan de Endere zyde van Delfc negen manfen. Ik Diederik de vyfde, was deezes Florents zoon, die door den gemelden Abt Steven ootmoedig verzogt wierd om, ter Jiefde Gods en eerbied tot Sc. Adelbert, door iTtyn gezag de begiftigingen aller myner voorzaaten , bvhoorende aan de Kerke van Egmorxl, te vernieuwen HOLLANDS 220 (<t) Confiiemi-n van Staat ofte P«Htike Wtegftbaal 3- Ed. ,\mft. 1662. B. IV. Wada. 2«2- „ qtia- „ vrijwillige Landfaaten, tegens de Vijanden det „ Landen («)". Onze II ugo de Groot in zekere deduêiie , no pende 't recht, de Steden competeerende , in cas van judicature , (te vinden in de Hollandfchc Confultaticn , itelt onder anderen, „ dat eertijds voor de creatie 9 van de erfelijke vorstendommen, ten tijde als a de Duitfche Natiën, ende daarna ook de onfe, „ mede wierden geregeerd bij forrne van Rcpubüjck „ quen, de generale Vergaderingen vanyeder Land „ fchap niet alleen macht en hadden om de Policie m te beforgen , maar ook om allerley aclen van ju „ risdiftie te exerceeren. Licet (inquit 'J'acitus) n apudConfiliumaccufare quoque crimencajlitatis int en dere. Dezelve Colluime ( vervolgt die voortreffe lijke Rechtsgeleerde ) is ook lang zoo gebleeven, » ten tijde als de duitfche natiën door Koningen ofte „ Princen zijn geregeerd geweest. Ende daarom „ worden de Vergaderingen van de Staaten in de „ Franfche Hiflorien genoemd Placita, waar uit „ komt liet woord Placitare , nu in 't fransch Play n doyer. Dezelve Vergaderingen zijn eenigen tijd „ daarna genoemd Parkmcnten, gelijk nog de ver m gadering van de .Staaten in Engeland werd ge „ noemd een Parlamaiit: maar federt dat de Konin „ gen van Vrankrijk ( welk exempel gevolgd is hier te lande, bij de Princen van Bourgoignen, als ge „ fproten zijnde uit Vrankrijk) hebben opgerechc fedentaireCollegien van Juftkie, foo hebbende zelve, nevens het ampt van Judicature, ook den 1 m\m van Parlamenten aangetrokken , ende veele aften, die na Rechten den Staaten waren compe-, , terende , fulks dat e;nige geleerde perfoonen niet R IJ K D O M. 221 uec » qualijk hebben geremarqueert, dat dit is geweest » een van de notabelfte artificien van de Koningen * van Vrankrijk, om de authoriteic van de Staa ft ten, waar door de Koninklyke macht pleecht ge » breydeld te werden, allengskens, als onnodig, » te doen evanefceeren. Ende is ook goed te be » wijfen, dat in Vriesland, foo van ouds, als na » dat de Graaven van Holland aldaar voor Heerert » zijn aangenomen , het dagelyksch gerechte ge » weest is bij den Graaven; maar het Hooge, bij » 's Lands vergaderinge , gelijk ook noch huyden » ten dage in 't land van Overijsfel de laatfle ken » nis van alle faaken is bij den Staaten felfs". Ü p deze afbeeldfels van de oude ftaatsgefteltenis dezer landen , zal ik korceiïjk aanmerken t j. dac uit alle de plaatfen , welken men uit Tacitus en andere fchrijvers bijbrengt , geenzins blijkt, dac 'er in de oudfte lijden zijn geweest vergaderingen , het zij van 't volk, het zij van eenigen uit het zelve , of van eenige voornaamen, bekleed met zodaanig gezag , als wij thans opperfte gezag of fouyerainiteit noemen. 2. Dat uit het bijeenkomen Van het volk, of fommigen uit hetzelve, in zekere gevallen, tijden en plaatfen, om over zekere voor werpen van algemeen nut te raadpleegen en te be fluken, even zoo weinig opgemaakt kan worden, dat het opperfte gezag in, die vergaderingen berust te , als 'er uit het bijeenkomen van fommige fle aen en plaatfen van ons land door gemagtigden, om te raadpleegen over het uitrusten van eene vloot tot befcherming en beveiliging van de zee vaart , afgenomen kan worden , dat het opperfte gezag van den Jande in de vergadering, uit dia bijeenkomflea ontftaande , berust. Zoodaanige vergaderingen konden gefchieden bij toelaating, en zeifs op bevel van den' Vorst j 'czij om aan dezelva HOLLAND S 222 hec neemen van eenige maatregelen betrekkelijk tot zeker voorwerp voor te ftellen; 'c zij om hun eeni ge algemeene fchikkingen over te haten , gelijk 'er tluizende voorbeelden dagelijks onder ons oog te vin den zijn, die ons doen zien, dat de menfchen ,om ze kere zaaken van geraeen belang, ter bereikinge van' een gemeen nut, bij opkomende gelegenheden, bijeenkomften kunnen houden, zonder zich eenige bevoegdheid* tot de opperheerfchappij aan te maati gcn, of te waanen van eenig deel aan deZelven te hebben. De verfcheide vergaderingen, welke gehou den worden door die geenen, aan welken eenig be wind over deze of geene tak van koophandel orzee handel toevertrouwd is, zijn 'er al mede blijken van. De zoogenaamde cömparitien, die dagelijks te Am fterdam voorvallen, toonen het nog ten ailerklaarfte. 3. Dat het geene juiste redeneering uitlevert: Taci tus maakt gewag van vergaderingen, in welken over 's lands zaaken geraadpleegd werd, voor welken zelfi befchuldigingen van onkuischheid gebragt werden ; derhalven waren die vergaderingen met het opperde gezag bekleed. Zoude men niet even zoo naauwkeurig redenkavekn, indien men, bij voorbeeld, om te be wijzen dat het Hof van Holland met het opperfte gezag bekleed is, aldus redeneerde. Het Hof van Holland pleegt verfcheiden daaden, die tot het op perfte gezag behooren ; voor 'c Hof worden de zwaarlle aanklachten gebragt; derhalven berust het opperfte gezag of de Souverainiteit bij 'c Hof. 4. Dat hoe zeer Tacitus, Jhljus Caesar, en ande ie fchrijvers , uit wier fchriften dit gevoelen word gehaald, nader aan den tijd, van welken zijfpreeken, geleefd hebben, dan wij, daar uit niet volgt, dat: zij de noodige kennis gehad hebben , om ons de waare ftaatsgefteltenis dezer landen in die tijden yoor te dfaagen. Wat waren de bewooners dezer ft IJ K D O U 223 (a) Zie Vaütrl, ijtn d.\. Moßiad. en meenieTuldige gewesten ten tijde, van welken Tacitus gewag maakt V en wat waren de gemeene belangen, welken zi j met malkanderen hadden? Immers zoo gering, dat 'er naauwlijks een oppergezag en eerie ge meene fechtsoeffening te pas kwam; veel min vergaderingen om over gemeene lands - zaakcnt te raadpleegend Het is ten hoogfte waarfchijnelijk, dat zij geen gemeen belang hadden dan enkelijk eenen gemeenen vijand te beoorlogen $ en dit mag dan de reden zijn * waarom de romeinfche fchrijvers bij hen geen andere hoofden dan legerhoofden ge- Vonden hebben. 5. Dat het al mede geen gevolg heeft : ten tijde der oude Duitfchers, Germaa nen, en Batavieren berustte het oppergezag (ge fteid eens dat dit onwederfprekelijk beweezen was), bij eene landsvergadering ; derhalven is het oolc in laatere tijden, na dat de Franken deze gewesten overheerd hadden, zoo geweest. Gaat, naar eene ge zonde redeneerkunde , deze volgende redeneering door? De duitfche natiën, en ook de onzen, werden in de vroegfte tijden geregeerd bij forme van Repu blieken , in welke de generaale vergaderingen van ieder landfehap niet alleen macht hadden om de politie te verfurgen , maar ook mn allerky alten van Jurisdictie te exerceertn: derhalven is het opdien voet geblee ven. l Wie weet niet welke veranderingen deze ge westen federt den tijd van Tacitüs hebben onder gaan; en hoe eindelijk onze landichappen onder de «»gt van Karel Martel en Karel den Grooten, vervol gens daar door onder het oppergezag en de regee ringswijze der Franken vervallen } en hoe dezelve Voorts, met geüjke regeringswijze, onder het op perfte gezag van bijzondere Vorsten , die leenroe* rig van het duiefche rijk waren, gekomen zijn («)? HOLLANDS 224 andere Schrijvers; inzonderheid mede de Commentarii de Rt fubliea Baiaia van den Heef Pkstil, bl. 2. en volg. v. d* JHouvï n 1. c. bl. 161. («) Principes de M'orale, ou Difcours fur I'HiJloire de trance, enz. (*) v d. Houveb 1. c W- '36. ho. 158. 161. 217 -823. 313. Moreau 1. c. T. I. p ,58. T. Ü. p. 58. 62» I. XV. p. 40. 47. 63. 420. 43L 436. 43. 448. ove- 6. Dat de vergaderingen, in de hiftorien bekend onder de benaaming van Platita , nimmer bekleed zijn geweest met hen oppedte gezag. Dit word zdfs niet beweert door de bekwaamde franfche fchrijvcrs, welke het gezag Parlementen heb fccn verdedigd ; en wier gevoelen daar op neer komt, dat de wetten der Koningen van Frankrijk geen kracht hebben, ten zij dezelven door de Par lementen worden aangenomen ; en dat het koning* lijk gezag , met betrekking tot de wetgeevinge, deswege bepaald is , ftellende de Franfchen hier in het behoud van hunne Vrijheid. Dit gevoelen, en teffens hec gevoelen, dat de frankifche Vorsten het opperde gezag bij opdragt van de Sraaten, of van de voornaamften der landzaacen , bezeten zouden hebhen, word baarblijkelijk wederlegd in de •voortreffelijke werken van den Heer Mokeau, die den aart der frankifche regeeringsvorm op bec naauwkeurigfte en klaarde afbeeldt in het werk, aan hetwelk die uitmuntende en deugdlievende fchrijver thans nog bezig is (a). 7. Dat men zich merkelijk vergist, wanneer men voorgeeft, dac hec graaCelijk ampt zich blootelijk tot de rechesoefening bepaalde, Jvlet het woord Comes zijn betekend geworden lui den van zeer vcrfcliillende bedieningen (b). II c ampt van onze Graaven beftond in h<-c oog te houden over 's lands veiligheid , des Vor ften gerechtigheden, en da rechtso-fL-ning. Voor 't R IJ K D O M. 225 f«> Morïahl. c. T tv d i? - eo de Schrijvers aldaar aan tehaaW. r ' bij. HL Deel. p ■overige vindt men in de hiftorien zoo weinig grond, cm in deze lauden het beftaan van ftaatsvergaderin gen , bekleed met het oppergezag, aan te neemen, dat men het veilig voor een louter verdichtfel kan houden; en wel bijzonderlijk met betrekking tot de ftaatsgefteltenis dezer landen onder het graaflijk beilier. Want offchoon eene landilreek, welker gebied aan een Graaf was toevertrouwd , in ver scheiden kleinere landftreeken onderdeeld was, en. dat in ieder graaffchap vrije luiden, ten getale van hcnderd huisgezinnen , eenen burg uitmaakten , over welken een Centenarius her. gebied voerde; en deze Centenarius met eenige van de oudfte en bedrevenfte uit de Burgerij, Schepenen genoemd, te rechc zat over zaakèn, daar het verlies vaa goed, leven , en vrijheid niet mede gemoeid waren deze Centenarii, die mindere of laage rech ters genoemd werden, aan den Graave ondtrhoo rig (a). Met geen meerder grond word het doen van den eed, eerst door den Graave, en naderhand door de Staaten, opgeworpen tot bewijs, dat de oppcr heerfchappij over onze gewesten bij eene ver nrg van 's lands Staaten zoude berust hebbeo; Want, hoe zeer wij in laateretijden, bij het huldi gen der Graaven, zien , dat deze!ven den eed eerst de=den, en naderhand dien der landzaaten ontvin gen, bewijst die in 't geheel niet, dar. die geenen, Welke den eed laatst deeden, het oppergezag of hadden of opdroegen; of daar toe eenige bevoegd heid hadden: de orde der betrekkingen verdschte zelfs, dat de Graaf eexfl den eed deed; om dac HOLLANDS 226 S e ' hij, met die daad toonende, dat hij het graaf* lijk gezag daadelijk aannam," het ook eerst na die daad te pas kwam, hem gehoorzaamheid te beloo ven , en l die belofte met eede te fterken. D jch onder wat oogpunt deze wederzijdfche belofte ook bcfchouwd worde, is het allenihalve zeker , dat de wetgeevende magt, welke het voornaamfle, hec j edelite, en het weezenlijkfte gedeelte der opper heerfchappije uitmaakt , nimmer bij de Staaten , maar altijd bij de Graaven heeft berust, tot aan den laatften Graave Filips toe; gelijk men zien kan uit de wetten van Karel den Grooten, en alle vol genden. Uit dit alles blijkt genoegzaam , voor zoo ver te wij het kunnen inzien, dat het gevoelen, als uf de opperheerfchappij hier te lande bij gemagtig den van het voik, of" de voornaamflen onder 1 zelve, ftaatsgewijze vergaderd, berust zoude heb ben; en dat de Graaven geen verder of ander ge zag zouden gehad hebben, dan dat hun door die magtigden of voornaamen zoude opgedraagen weest zijn, eeoe loutere herfenfehim is. Wat nu het tweede gevoelen betreft, naame lijk, dat de Graaven eene voJftrekt eigendunkelijke heerichappij over deze gewesten bezeren zouden hebben; dit gevoelen word hoofdzaakelijk afgeleid uit diaden, welken men de Vorsten aan deneenen lcant, en de ingezetenen aan de andere zijde, heeft zien pleegen. Men treft onder de Graaven gebeur tenisfen en befchikkingen aan, in welken zij wil lekeurig handelden, e n in welken het oefenen van dit willekeurig gezag door de ingezetenen als rechtmaatig erkend fchijnt te zijn. Hier uic maakt men deze redenering op : zie ik bij aar/ houdenhtid daadeu van een. eigendunkelijk opper- k IJ K D Ö M. 227 gezag door de Graaven pleegen , en de landzaateri üie daaden als wettig erkennen, dan hebben de Graven dit eigendunkelijk gezag wettig bezeten': nu vindenwe in de Hiffcorien, en oude gedenk fchriften, bewijzen van zulke daaden ; derhalveri bezaten de Graaven wettiglijk een dusdaanig gezag. Ik beken zeer gaarne, dat een aanhoudend bezit cri het beftendiir bedrijf van daaden, zonder tegenkan ting of wederfpraak geoefend; tot bewijs van eeri rec ht kunnen (hekken, ten minfte daar Voor ge houden en aangenomen worden ; maar echter niet anders, dan wanneer zoodaanig bezit en zoodaan bedrijven niet itrijden tegen de zedelijke plichten cii Wetten. De Groote Heer beveelt den dood van eeri Zijner onderdaaden; ftraks word hem een flrop ge- Zonden. De £ ■ verneemt zijn lot met on derwerping, hij erkent de bevoegdheid van zijnen opperheer, en fterfc. Zalmen nu zeggen 5 dr,i Groote Heer wettig de magt of het gezag bezit j het welk hij oefent ? Mij komt het zoo niet voon Ik vinde hier een misbruik en niet een wettig bruik van opperfte gezag ; en hoe veele daaden toefl ook bijbrenge, en hoe verre de lijdzaamheid < onderdaanen moge gaan, nimmer, zoo 't mij voor» komt, zal 'er een blijk van een wettig gezag uitge haald kunnen worden: om dat zodaanig gezag in 'c zedelijke niet mogelijk ie, en aanloopt tegerl dett aart en eigenfehappeo van alle Bufgerflaaten* hoe ook gefteld en ingericht. De vuderlandfche lotgevallen toonen , dat de Op;erheeren dezer gewesten al een vrij onbepaald gezsg over dezelve bezeten eo geojsfend , Jléb ben. Door <J e Franken overheerd, zijn de ifi. gezetenen gedwongen geworden , hun gefcag te kennen en onder • bevelhebbers van hunnen 'r. tirega HOLLANDS 228 (t) Pestel Cmmentirii $. a. tffeqf. Vod. Hiji. D. 11. bl. 12. en volg. (b) Zie hier voren bladz. ?S. en volg. 3g. en volg. (O Charterb, D. 1. P- 4L 42- ca 109. D. 111. b!. 717. en 718 Morkau T. IV. P- 39- 474. 126. v. p. HovvzN B. VI, p. 222. 247. Lï Buu 'f. VI. p. 43. ten aan te neemen (a). De frarkifche Vorsten had-, den op dit land alles verkreegen, wat hun hecrechc van oorlog en overheerfching konde toevoegen Ook oefenden zij 'er een onafhangelijk en onbe paald gebiedover, waaromtrent eene bijzondere aan merking dient gemaakt te worden, ooi dat men de zaaken niet zelden befchouwt en beoordeelt naar de begrippen en gelegenheden van onzen tijd, zon der naar de oude tijden achter uit te treeden, en te letten, of in die oude tijden dezelfde zaaken wel op denzelfden voet als tegenwoordig geregeld waren? Waar. in beftond de heerfchappij bij de Franken? Beftond die alleenlijk in die rechten, welken de Schrij ■ vers naderhand Jura Majcftatica genoemd hebben ? Zoo 't ons voorkomt beftond hunne heerfchappij in een eigendom, van 't land, en eene daar uit voort vloeiende onderwerping aan hun oppergezag van alle die geenen, welke dat land befloegen. Hier uit die menigvuldige giften van landen onder allerlei bepaa lingen , aüs die vergunningen , van welken wij te vooren gdprooken hebben (£), en die op vee lerlei wijzen gefchiedden. Daar uit vloeide voort, dat 'er niets met betrekking tot het land, water en zelfs met betrtkking tot de lucht gedaan moec ■worden, dan bij vergunning vanden Vorst: daaruit fproot het, dat men onbevoegd was om te jaagen, visfehen, veenen, fteden te bouwen, gilden op te richten, en duizend andere dingen te doen (c), ten zij men alvoorens gunstbrieven daar toe hadde verkree gen; en daar uit fproot nog de verplichting van te moe- K IJ K D O M. 229 (») Lf. Bciu T IV bl. 43. Vil v o. Houvek J- >■ B VI. bl. 2i2> ' 247 . Omuk D. 1. blai'au * o ten lijden, dat 'er gejaagd werd op den grond, men bezat, dien men bc-flncg, dien men ak «erde en hebnuwde: eene verplichting, die zoo on- fchijnt, en echter uit het ftaats - weezen *ab dien tijd zoo natuurlijk voortvloeit (a). Heer Kluit alle de rechten, uit het Graaflajke gezag voortvloeiende , beknoptelijk j n z 'ine Redevoering over liet afzweren van Filips , Vqorgeftdd hebbende, zullenwe de plaats, die de zelve bevat, hier overneemen , ten einde onze lee 2Crs van den aart en de uirgeftrekheid van hetzelve ni °gen oordcelen. » Beschouwe ik (dus fpreekt zijne Hoog » geleerdheid tot zijne toehoorders bladz. 30.) " btfehouwe ik deze rechten dus verre in 'c ge •v meen ulieden voorgedragen, in het afzonder» » lijk bij foorten; zoo, dunkt mij, kunnen zij ge „ voejülijk in twee delen gefcheiden worden, na „ meiijk in kerklijken en frereldlijken. Dat <jnze „ Graven, zo veel hun bij de toenemende macht „ des Roomfchen Paus, wiens aanzien toen groot „ was, werd toegelaten, het kerklijk recht/met >, uitfiuidng van alle anderen, hebben uitgeoefend; » weet ik niet, dat van iemand ontkend word. Zij * bouwden Kerken , /lichten Abdijen , fielden be „ dienaren des Heiligdoms aan, oefenden het recht „ van Patroonfchap, verordenden openbare Leer » fcholen; zetteden de onbekwamen af, hadden * de voorzitting in de kerklijke bijeenkomflen , » Wedden , bevalen , en, om veel met «weinige « woprden te zesgen , alies wat de oefening en » vrijheid des Godsdknsts bevordeide, dat'vérgun- B IJ L A A G E F. 23 (o) Te vernieuwen en te bevestken ] De menigvuldige ver nieuwingen en bevestigingen van ge-iaane Riften fcbijnen ons te leeren, dat de opvoigers in HÄ« Graafiijkhrid zich niet verbon den achtten door het geen hunne voorznatcn gedann hadden; «i dat hun daarom vtrnieuvnng en moest verzogc worden : ook fchijnt dit uit den aart der leenroerigheid te volgen. ( l> ) In ons gtbeel Graa/fcbap tolvrij zijn ] Wat een voordeel moest di: in (luk van "koophandel aan allen die tot de kerk behoorden hoven alle andere geeven ! En hoe metsten de ircg< zetenen door zulk ecnen vn "lokt worden oiu zich i:.der het gezag t n gebied van die ketk .e bu^s>;\eijr en re bevestigen fa); wiens verzoek ik gaarne :. -en mee zeer groot e genegencbeid bevestigd heb t>p; tp dac die Kerk al 'c vqoreeide vi-y houde en be fr'tte, dac ook niemant , wie hec ook zy, tusichen Wurmoreswet en Arexn , 't welk geheel de Kerke van nd toekomt, zonderdes Abts toelating, beflaa iets l( -' planeen , of iets tegen regt daarvan daan ce haaien; dat alle, die toe dezelve Ketk behooren, in ons ge heel Graaffchap tolvry z\n(b) t en dat niemanc be • 1 hen eênige lasc op te leggen , maar datze alleen on der den Abc (taan , en hy nevens zynen Advocaat, zelf na zyn goedvinden ir.ee hen haodele. liy aldiea 1 der geener, die uyc hoofde zyner ouderen ge ypgteiyk tot dieplaatze behoort, zulks beftaat tegen te te fpreekep, dan flaat liec dan voornoemdfn Abt en zy olgeren vry , met behulp van zynen Advocaat, ■tn, in wien c diense hy ouk zy, in rekten ce Vervolgen. Op ze ?al ;,y zyne inkoómfteu ïnvorJi;rcQ , en zou iejpaad , ep het land derzelver :gezeten zijnde, nier betaalfii wil 't geene l.y vaa weegen fchuldigis, zal de Klooster • Advocaat ia jtyn huys kotsen s en daav zoo vee! uytneemen , als hy fchuldig is , zonder ( - ken van ca Regeer. Dog zoo iemand onzer onderdanen , of an dsreu., 'c geerie wy niec gelooven ie zullen gefchic ften, deze vryheid der Kttkl* zal willen benadelen, op dien rr.oec ikn toorn Gods, en van al zijne Heiligen vallen, en hy zyn vooruemea PQQic konnen voibren- Een , maar bebbe zyn deel mee Judas , den verraader des leeren, met den Duivel en zyue üngelen in den dag des R IJ ■ K D O M. 23 „ handel, en zoude dat rijk nooic rijker dan toen ge » weest zijn. Ik vind echter geene geruigen ,_ die » dezen rijkdom bevescigen, dan den fabelachtigen n fchrijver der daaden van Dagobert, en dien van n het leven van SuEloi; de cerfte fpreeke van een « louter guuden troon, op welken die vorst zat, »in die vergadering , waarin hij zijn ukerften wil » maakte: misfehien is zoo wel de troon als de „ uiterfte wil en de vergadering flechts een ver „ dichtfel. ~ Wat het leven van St. Eloi aanbelangt, in „ dien het inderdaad het werk van St. Oven is, „ zoude het meer geloof verdienen: niet om dat „ de ichrijver der daaden en de kronijken van Ai „ mon dezen den titel geeven van Rcfcrendarms n van Dagobert, maar om dat wij inderdaad zijn naam „ gefchreeven vinden onder eenige charters van „ dien Vorsc. Alen moet echter bekennen, d3t „ zelfs dit leven vol is van vertellingen en over „ leveringen , die bijna baarblijkelijk valsch zijn. „ Met komt niet wel mogelijk voor, dat Frankrijk, „ onder eenc zoo voldrckte en willekeurige regee n ring, gelijk die van dit tijdbeftek was, groote „ rijkdommen hebbe kunnen vergaderen. Alen kan » nochtans niet zeggen, dat dit rijk toen geheel en „al zonder koophandel was. De fleden hadden „ eenige kunlten behouden, en men vond onder » haare inwoonderen nijvere lieden, die zich kon » den verrijken met bij de nabuurige volken waa » ren te gaan inkoopen en verkoopen. Men vindt, » dat ten tijde van Thcodtbert , kleinzoon van m Clovis, de ftad Verdun van haaren Bisfchop De « fideratus, eene fomme van zeven honderd gou a, den Solidi opnam , welken zij tot een kapitaal om », handel te drijven aanleide , met het welke zij » groote winst deed. Men ziet uit het voorbeeld van HOLLANDS 230 s> den, dat weigerden zij ; alhpewel zij daar in, „ toe hun ongeluk, te verre gegaan zijn, dat, „ daar zij de meer en meer op wakkerende hervor „ ming des verbasterden Godsdiensts m&t alle kracht s, en (lijven nekke zochten te keer te gaan, en da-ar „ toe zich van 't fchijnfehoon vernis van hunnen „ eed en van de bezworene handhavinge en onge % fchondene bewaring huns voorvaderlij ken gods v diensts bedienden, zij dikwijis daar toe zulke ge- S) weldigè middelen gebruikten, die ten ailer uiter » ften ftreden tegen hunne eigen voorrechtsbrie „ ven , te voren den volke, en allerlei rang van S j inwoners , zoo gunfb'g gefchonken en beves „ tigd. Hoe hard een doorn het echter in zaken v van godsdienst zij, als 's menfehen gewisfeomcrent „ God en zijnen dienst gekrenkt word, leren over j, vloedig de ervarenheid van alle tijden , en zo ve - Ie oorlogen, alleen om den Godsdienst gevoerd. „ 't Ware zeker beter geweest, dat in zo grote „ omkering van gemoederen Kare! de V. en zijn s, zoon Philips, aan den tijd wat hadden overgc „ laten, dan dat zij zelfs naderhand hunne landen s, genoodzaakt wierden aan anderen over te haten: % fchoori even dit hun niets in 'c recht, dat kun y , toekwam , verkortte. Immers de overige Vors » ten, diefedert de hervorming van Luther en Calvijn 1 hunne leerftellingen omhelsden, hebben op genen » anderen grorid van recht de openbaare oefening „ des Roomsch Catbolijken Godsdiensts in hunns „ landen afgefchafc, enen meer gezuiverden inge „ voerd, van 't kerklijke recht der Bisfchoppen zich „ en hunne onderzaten langzamerhand ontflagen , „ Kloosters en Kerkgeftichten tot fcholen en an „ dere openbare gebruiken verkeerd, of aan 's lands „ fchatkist getrokken ,• en niets anders in aJle die ss dingen 3 wetten, en verordenirifren gedaan, dan R IJ K D O M. 231 » ' c zij uit kracht en recht van hunne Lands n Vcritelijfce Opperhoogheid hebben kunnen , heb » btn moeten doen; en waar in hunne voorzaten » met derztlver voorbeelden hun voorgetreden '> zijn. En 't is op geen ander rechc fteunende, *> dat de Staren dezer onze gewesten hun voor >» beeld in alles gevolgd zijn en noch volgen, » alleen met deze uitzondering, dat zij, aan eens » anders voorbeeld zich fpiegelende, terwijl zij » 's lands openbare Gods- dienst -oefeningen hand >. haven en behartigen, over de confeientien van » anderen niet heertenen, maar de verfchillende wij? » ze.n van God te dienen gedogen. » Cven gelijk in 't godsdienflige, zoo is ook » in 't burgerlijke beftier het bewind, de n hoogfle macht bij onze Vorsten en Landsheren „ geweest. Wie toch heeft ooit wetten gemaakt „ behalven den Graaf? Wie heeft plakaten veror „ dend behalven den Graaf? Wie iets befloten ten „ nutte der gemene zuak buiten den Graaf? Wie „ beeft ooi: het recht van raagiftrnatsbeftelling in » onze landen geoefend, dan de Graaf, of wien » de Graaf dit te doen vergunde ? Wie Helde Bal n juwen , wie Schouten aan , wie anders dan de » Graaf? Wie verkoos Dijk- en Heemraaden? Wie „ fieldende Staten aan ? Wie gunde den Staten „de vrijheid , om vergaderingen te houden, en „ over hunne zaken onderling te raadplegen ? » wie heeft de Raadshoven , wie de Collegien, » wie de Gerichtshoven ingeftelJ? Die zelfde Graaf. » Is 'er wel eene andere bron en oorlprong van de » lijfftrafFelijke rechtspleging, dan even die zelf ., de Graaf y Van den Graaf hingen af alle kennis ■» neming van misdaden , alle burgerlijke pL-icza » l<en, alle macht tn rcc!i'spï'- > ;'^ r 'S en » a^'e uitvoe „ ring van gewijsden. Waar <ie Graaf was, h HOLLANDS 232 „ de macht van rechtsgedingen en overweging in „ alle raadshoven , in alle vergaderingen , op. „ Uit hem , als uit den eerften oorfprong, vloei m de af het recht van gevangenhuizen of 's Graven „ Henen te hebben, waar 'c hem geliefde; van , meefters van den fchcrpen zwaarde te befol „ digen; van begane misdaden te ftraffen of ver „ giffenisfe te fchenken. Voeg hier bij, dat alle „ de gerichtshoven en vergaderingen van die tijden „ alle hunne zogenoemde inffcruftien, praélijken, „ en formulieren van procederen aan de Graven „ te danken hebben , of op hun bevel , last of „ veroorlovir.g zijn opgericht, vastgefteld, bevcs , tigd. Wat zal ik zeggen van 'c recht van vrede „ en oorlog, uit kracht van 't welke 't werven cq „ bevelen van 't krijgsvolk, het aanfteüen van on „ derfcheidene legerhoofden ; 'c opwerpen van j, fchanfen ; 't bouwen van floten en kastelen, „ op hunne landgoederen, in dorpen, in fteden; , en 't bezetten met krijgsbenden, het oprichten van „ admiraliteiten ; het optrekken naar den vijand, „ of het maken van vrede met buitenlanderen ; „ aan niemand anders geftaan heeft , dan aan den „ Vorst; in zo verre dat onze Opperheren dik „ wils ftrenglijic en met reden geftrafc hebben ge „ westen of fteden, die in onrustige tijden om de , ze of gene reden, beroercen aanrichtteden of de „ wapenen uit eigen beweging opvAtteden. „ Wat zal ik van 't oprichten van , openbare leerfcholen ; _'t ftichten van Acade „ mien ; 't verlenen van eigen vierfchaar; 'c geven „ van vrijheid, om ftudenten aan te nemen, col „ legien te openen, en alles verder te verrichten, „ wat tot derzelver groei en bloei kan dienen. Jk: „ znl niet gewagen van der fledv'n vergaderingen, 9» vrijdommen, vergunningen; noch van de gil- R IJ K D O Af. 233 » B£ ? 5 » den, die niet dan van de Graven zelf, of door » hunne toeftemming, zijn voorgefchreven, ia » gefield , opgericht; noch ook van de groote jaar » niarkten, nog weeklijkfehe marktdagen, en zeer * veel andere diergeüjke dingen meer, die alleen » van den wenk en gunst der Graven afhingen, s en door hunne milde uitgiften, bij privilegiën, » aan dorpen en fteden zijn vergund geworden. » Ik fpreke geen woord van 't rechevan de munt; » 't inzamelen der gelden ,• het doen van Grave » Hjke beden, waar door de Graaf van zijne on » danen gewoonlijk afvorderde den onderftand tot » hec dragen van ftaatslasten , ter verdediging » van 't leven hunner burgeren, zo dikvrils hun » welzijn of de noodzakelijkheid der befcherming 5, van 's lands grenzen zulks vereischte. Ik zwijge „ van flromen, openbare wegen , opkomende. „ eilanden , houcvescerijen , jaciicgerichten; ik ga „ voorbij 't reciit van tollen tè vorderen ,< /cnattm „ gen te heffen, en honderd anderediergelijke din „ gen meer. Niemand toch vermogt zonder dea „ Graaf of buiten zijn bevel, enig tolrecht afte „ vorderen, enig havenrecht te tilchen; niemand „ mocht vliegen , visfehen , jagen, of zoude zig „ enig diergelijk recht hebben durven aanmatigen. „ Alles hing alleen, van den wil en wenk en 'c goed „ vinden des Graven af, of van dien genen, zan „ wien de Graaf de bewaring zijner rechten, bij » verlof- of bij lastbrieven aanbeval of toever „ trouwde. „ lic beroeps mij en neme tot getuigen , alle Pri » vilegien, alle Keuren, Kechten, Vergunningen, . zo aan landen en gewesten, als aan fteden, „ dorpen, en afzonderlijke perfonen, mildelijfc » gefchonken. Ik beroepe mij on zo vele ope- HOLLANDS 234 ( ê ) Vad. Hijl. D. I. bl. 67- 9J. D. 11. bl. 16. Ourteri* D. I. bl 109. bl. 447. D. IV. l>'. 474. 492. C*> v, d. W aj-l. D. L bl. 55- 7i. 76. 150. 319. ning „ ne gift-brieven, en 's lands Charters, die de „ namen hunner landsheren aan 't hoofd, en de „ zegels en ftamwapenen, onder aangehecht, altijd „ vertonen, Ter volledige bevestiging van al hec „ gezegde, zij alleen Charterboek van „ de Graven van Holiand en Zeeland, door Mik » ris in 't licht gegeven, 't welk van velen toe M heden niet verflaan , wel verdiende voor een ie „ gelijks oog en vérftand te worden opengelcid; » iets , 'c welk ons gelukkig Bataafsch Gemene „ best, en onze thans zoo wel gevestigde vrijheid, „ met luider ftemme, van ons afvorderen. „ 'T geen wij dus verre aanvoerden, Toehoor» „ ders! zal vreemden wonder-fpreukig denzode „ nigen in de ooren klinken, die de oude erfgru „ velijke bediening en de oorfpronglijke gefchie „ denis onzes vaderlands, of geheel niet kennen, „ of de vroegere verhalen onzer gedenkfehriften, » naar den leest van tegenwoordige zachtere „ ftaatsgefteldheid lchoeien, of die met zulke fchrij * veren raadplegen". Bij deze optelling der Graaflijke rechten kan men nog andere voegen, uit welken blijkt, dat 'er zeifs fchicr niets nieuws ondernomen of gedaan mogt worden, dan met voorkennis en bewilliging van den Graaf. Daar mogten zonder bewilliging der Graaven geen dammen gelegd, geen flooten gefchooten, geen dijken (a), opgeworpen; veel min opene plaatfen met mutiren omringd worden. Hst recht van bierbrouwen was een recht, het welk den Graave, onder de benaaming van gruic toekwam (b). Tot het woiwerken moest vergun- R IJ K D O M. 235 (e) v. i). Wall. D. 11. bl, 117. (y) v. d. Wall. D. I. bladz. 421. te) Chirterb. D 111. bl. 717. en 718. D. IV. bl. 3». (rf) Ibid. I). 1. bl. 453. {e) Ib. bl. 276. 093. 589 (ƒ) Ilijhrie van de fatis/a&ie, ivav mede de Stad Goes, 'n het Eiland' ia;i Zuidbevelifld» b-geeven hebben, onder Int Sfadhoudffchtp vm prins Willim va» Orikjf. Madz 6. ■d&nutkifig oi> het redeneereud 'Sertoog bl. 43. 05. *2 7 & volgg. 6 * au* ning gefchieden {a). Da watergang te Sparendam O), de broederfcinp te Middelburg (c), bel drijven via varkens ia het bosch van Haarlem (d) , het recht vun naicoop (e), waren zoo vele bevoegdheden, die men niet dan door verdunning der Graden verwierf, e n alleen met hunne bewilliging kunde oefqoeo. Wat is uit dit alles te beiluiten? Wa nne e r wij de oude (lukken nagaan, en op wat wijze Kard de Groote aan 't óezk van on ze gewesten, en aan de heerfchappij over dezei ven gekomen is, en hoe zijne navolgers daar in ge treeden zijn, zullen wij zekerlijk moeten erkennen, dat de Vorsten een zeer uitgefbreJat gezag over de zelven bekomen hebben, en bevoogd zijn geweest, om die rechten te oefenen, weike liijice merktekenen van de opperheerfchappij zijn. Vaar volgt hier uit, dat zij daar mede eigendunkelijk cf willekeurig hebben kunnen omgaan? De Gnuiven bez tten de wetgeevende magt (f), maar zij waren nochtans niet bevoegd, om naar hunne zinlijLheid over alle voorwerpen wetten voor ce fchnjven. Zij hadden het recht van vrede en oorlog tetnaaken; maar hadden zij 't recht om dejongelingen overal op te iig. ten, en tot den dienst te presfen ? Hadden zij 't roMr om zulken van den ploeg af te haJÜ«n, welke tot het een of 'c ander landgoed, of onder het een of HOLLANDS 236 f .£<o ##««> «»» * &ttü/aS«< w» C?»«, bl. 6. en 7. lbiJ, U. 7. » nun- ander gebied van eenen Heer ftonden ? Was het niet met hunne eigen mannen, over welken zij zel ve gebied voerden, dat de leenmannen tot hulpe van den Vorst moesten opkomen? Konden die vafallen geen onderlinge verbin ten is fen tot weder zijdfche befcherming met andere Vorsten aangaan,, mits alleen dat zij de wapenen tegen hunnen leen heer niet zouden voeren? Hadden de Edellieden het recht niet om de wapenen op te vatten tot hunne eigen verdediging ? Waren de Graaven niet verplicht om hunne leenmannen te befchermen, en in hunne rechten te handhaaven , even gelijk deze verplicht waren, om hun in oorlogen hulp te bieden ? De Graaven hadden het recht om verdragen en ver bonden met vreemde Mogendheden te maaken ; maar om die hun beflag te geeven, ziet menze de bijkomfte van hunne voornaamfte landzaaten, die 'er de onderhouding van moesten, gebruiken (a). De Graaven fielden Bailliuwen, Schouten , Drosten, en Rechters aan, maar ftond het hun vrij de rechtsplegingen te fchoeien naar hun welgevallen ? „ Moesten de Rechters of Graa „ ven, die de frankifche Koningen onder de Saxen m en Friezen zenden zouden, niet elk volk naarzij „ ne Vaderlijke rechten regeeren?" De Graaven alleen hadden rechc om lasten op te leggen, en *e laaten heffen; maar ging hun gezag zoo ver re, dat zij op hunne ond-rciaanen, naar welge vallen , fchattingen rnogten heffen (£)? „ Wa „ ren de Saxen en Friezen van het opbrengen van „ allerlei lastea en ichattingen niet ontheven, de „ tienden voor de Geestelijkheid alleenlijk uitgeno- R IJ K D O M. 237 (a)PrsTEL Comment. p. 5- * 6. Vai. H'Ji. (ij Charterb. Q ] bl. Ï57 -(O Mie» is l. c. d. I. bl. 118. 132 ge- „ men (a) ?" Hoe lange zijn de imposten niet bij cns onbekend geweest"? Ook verfchilden (leesc men in zekere misfive van Schepenen van Am fterdam, van den 3. Sept. 1756.) ~ zoo wel de » middelen van dien tijd, als de wijze van derzel » ver invordering, toto caelo y als men zegt, van de » tegenwoordige: men wiet van bottingen en dier * gelijken meerder; maar de thans fublïïteerende » inopoütien waren voor het grootfte gedeelte, en » weinige uitgezonderd, dewelke dan nog in den n aart wederom verfchillen, ter dier tijden niet min » der onbekend, als nu de naamen zelfs van eeni » gen der voorige lasten, bij ons ongewoon komen » te weezen". O m dat de ftroomen en de wegen den Graaven toe behoorden, hieven zij tollen;. maar hadden zij on dcrfland noodig, moest het bij wijze van bede pefchieden (*) , en deze bede nog vervulde de plaats van manfehap. De aart en natuur der graaf lijke regeeringe beftond niet zoo zeer in een ver mogen , om over de inwoonderen of ingezetenen gezag te voeren, zoo als het oppergezag in laa lere tijden door de Geleerden is befchreeven. De aart der leenroerigheid bragt een ander beftier te wege. De Vorsten gaven landen uit met meer of minder vergunningen; zich zekere inkomften voor behoudende , en het gebruik van land en water aan zekere lasten onderhevig maakende; waar uic de tollen , tienden, fchotten, enz. zi,n gefproo ten; welke met de breuken hunne inkomften uit leverden , zonder dat 'er eenige algemeene lasten HOLLANDS 238 Co") Bijlaage. van 't T. D. t P. n.'i. i. 3 en 4. Bijliage Van dit Deel A. 1). C. G. (£) Pestsl p. 76. 78. 225. te- gelieven werden ( a ). Hun gezag breidde zich niet uit over alle de landzaatcn in 't bijzonder; noch. ook te gelijk over alle dezelveri (d). ïlec beftond in eene ©nderhoorigheid der vafalicn, wellce, met meer dere of mindere rechten begunstigd , wederom gezag Voerden over hunne ondervafallen , en tandzaaten. ]De geheele verplichting der vafallen beflond in den ■Vorsten bij noodzakelijkheid ten dienite te ftaan: de befchikking van hun land, en over hunne land zaaten ilond geheel aan hun, zoodaanig echter, dat die befchikking niet mogt aanloopen tegen het recht van den leenheerj en bij aldien zulks gefchiedde, oï indien die mindere Heeren zich misgreepen , moes ten zij hunne feilen beteren: daar "over werd niet willekeurig geoordeeld , maar de Vorst zat daar over te recht xnct de evenknien van den befchul digden. Tot het oppergezag der Graaven béhobrïje het houden van rechtspleeging: in de vroegftc tijden oe fenden de Graaven zelve dit recht; naderhand, hnrl gebied daar roe te uitgebreid en te o: wor dende, Helden zij Graaven, Drosten, BatUuwen, en Schouten aan, die hunne plaats vervulden • t ; zomwijlen misbruik van hun ampt rtaakende, wer den 'er onderzoekers afgezonden, welke, onderden naam van misfi, dominki, onderzoek óp den flaat der rechtsvorderinge deeden : nadei hand werden den Graaven, Drosten, Schouten, minnen toegevoegd* die hun moesten dienen van raad: bij vervolg van tijd werden zij onder de verplichnn;: gebragt, om dien raad niet enkelijk in te neemen, maar ook om dien te volgen. Van rechters werden die amp- R I) K D O M. 239 (<•) Hljlcrie Vtn ,if SatUf'Sie va» Gtet. bt. ig. f 6) More au Principes dt Morde en Dijcours fur I'EU Jtoirt di francs, T. I. p. 65. mee tenaafen flechts uitvoerders van het recht; en dit heeft den grond van het voornaamfte en het tederile gedeelte van onze burgerlijke vrijheid ge ïegd. Want uit hoofde van die fchikking, bij wel ke de Drosten, Bailluwen, Schouten onder de ver plichting gebragt werden, om in 't recht alleen het oordeel van hunne mannen te volgen, ontviel den Graaven het recht om over aangeklaagden te zitten en over misdaaden te oordcelen: hetzelve ging over tot die mannen, welke flechts in hun nen oorfprong bijzitters waren. De ingezetenen hier door aan de rechtfpraak van hunne mede-ingeze tenen, en wel van huns gelijken, onderworpen ge raakt zijnde, vonden daar in een zoodaanigen fbeun en llerkte tegen eigendunkelijke onderneemingen, dat zij zich het recht om niet anders, dan door de rechters hunner woonftede gevonnisd te kunnen worden, bij wijze van privilegie lieten verzekeren ; en dit privilegie, gemeenlijk genoemd het Privilegie dt non evocando, allerfterkst gehandhaafd hebben (a). Het bewind in de lieden was wel van eenen anderen aart, doch meest op dezelfde wijze inge richt , en daaromtrent gevolgd de wijze der Fran ken in Frankrijk. Toen Clovis zich meester maak te van Galliè , liet hij de wethouderfchappen der fteden, zoo als die onder het gebied der Romeinen beftaan hadden, in weezen (£)• De fleden ver kooren haare eigen wethouderenj beftierden zich zelven als vrije ftaaten, offchoon ortderhoorig aan 't roomfche Rijk; en de hoofden van de gemeente raadpleegden niet flechts over het inwendige van hunnen burgeribut, maar over hunne belangen B IJ L A A G E F. 24 E ij- des oordeels, en met die, welker worm rooit en fterff, en welkör vuur nooic uitgebjuft werd. Maar die dit! óns bevel nakomen, moeten , ecrèen zegen van 3 CII Héere verkrygen, en barmhartigheid, en byftaoq in alles , da: zy voornemen, genieten. En op dat deze or/.e voorregtörtef ten allen ryde vaft en onverbreké 3yk onderhouden werdè, hebbeo wy dizen tegenwoor digen belaft te fchryven, en mee het zeegel onzer toegenegehtheid te brkragtigen. Hier toe en over waa ien als getuigen, de Heer Abt Steven , Folcryt, en An fe'.m, 'Priefters; als Lecken Adelbert, Herman Pop penszoon , Er.gclbert Scataloth, Thrufin , Alcwyn Slotvoogd, drie broeders, Gorbrand, Ysbrand, Gunt water, "OoJo van Ryswyk, Thedard, Thk-bald, Tiet- Blankaard, en zeer veele anderen. Ten zelven heb ik, voor dezelve getuigen, ten dienfte van St' Adeüxrc verwisfeld, negen manfen in Mjafianc, ■van Schipluy tor de Maas, en in Wcsterbuurem drie manfeQ van de Maas in Vroonland, gevende jaarlyks c ; iyns van agt ponden te Alkmaar. Nog heb ik, ten x'-c-zo-. k-2 en met hülpe myner geliefde Egtgenoote Othiide, den Abc Steven en desielfs opvolgeren ge fchuiiken het Gerigte te Alkmaar, 'c welk in hec Duitscii ambagc genaamd word. Die aldus in 't open baat gedaan te Viaardingen voor de eeheele gJiT,e_nte, in 't jaar na de geboorte onzes H< ilands duizenc en ■vagtig , de fèSde Indidtie, in het agt-cn-twin tigfte jaar der Regeeringé van Keizer Hehnkcfen Vier in 'c agtlte jaar van Koeoradd, Disfchop van U trecht« in 'c zes en - twintigite, da-c Heer steven de harderlijke bediening van Abt ontfangen heeft, den v s - en- twintigflqn van flooimaandj m dea naame des Heererj gelukkiglyk. Amen. Zi> cera and;rs vertaling van dezen Brief by Gouthocven £i>onyk van Holl. Pag. 26R. enz, taaUs Chron. \aa Eginond van J. a Leidis Cap. XVil. p 3£ 22. C IZ. HOLL A N D S 24 „ Samon , ton tijde van Ootaris den U, dat : eemse „ Franfchen fomtijds groote zaaken in 't fr.uk van „ handel in vreemde landen ondernamen: en wij „ hebben een weinig hooger doen opmerken, 'dat „ het eene verongelijking, den franfchen kooplie » den aangedaan, was, welke aanleiding gaf tot ~ den oorlog tegen de Veneden. „ Maa ft zij, die toen oordeelden van de „ rijkdommen van den Stakt, n;nr dien overvloed „ vin goud, zilver en kostbaare meubelen, w „ zij bij den Vorst en in zijne fchatkamer met „ verwondering befehouwden , waren het fpoor „ bijfter. 's Vorften 'febatkisr verflorid alles ; en „ om dat deze altijd tot den rand toe vol was, was „ het rijk arm. De belastingen, welke reeds „ merkelijk zwaar waren, waren onder f)sgobercs „ regeering verhoogd: maar builen de belastingen „ hielden alle fóött van afperfingen maat noch „ paal. Eert volk overwinnen en het zelve te „ plunderen was een en het zelfde; een gehaat „ mensen te bannen was even zoo vee! als den' Vorst „ tot zijn te rnaaken; en al wie voor „ rijk bekend Hond , was eene prooi voor de „ fchraapzucht der wethouderen ". Wie twijfelt of de koehandel en de handwer ken bij eene mergêiijke gefleldheid van zaaken moesten te gronde gaan ; en of men zich niet verzekerd moet houden, dat de Franfchen van dien tijd even zoo wel naar hunne riabuuren, en dus me de naar onze gewesten, de wijk hebben geno men , als men hen naderhand uit hun land heefc zien vluchten, en in Zwicferland, Duitschland , Engeland , en ook hier te lande eene veilige fchuil plaats zoeken, hunne handwerkskunde en oefening mede brengende , en daar door de algemeene vaare, koophandel, neering ,■ en fabrieken binnea HOLLANDS 240 (f) Mort au p. 138. li) Ib. Torn. IL p. 3+. zijn met vreemden; zonden gezanten ; fchreeven brieven aan eikanderen ; hielden in de Hoofd/leden bijeen komsten door gemagtigden, om over vaderlandfche zaaken te befchikken (a ). Elke i>ad had zijn bij zonder krijgsvolk, het welk onder hunnen overften optrok , ten dienfte van zijnen Vorst. Zij voer den dikwijls oorlog tegen elkander, en maakten wederom vrede. Zelfs vergunde Chilperik aan da Stad Tours, om zelve een Graaf over haar te ver kiezen ( b ). Echter waren de (leden niet onafhan kelijk: zij Honden onder het opperbewind der Graa vtn, welke over haare landflreeken gezag voerden: deze verzamelden het krijgsvolk, en feftikten hen volgens den last van den Vorst. Hst bellier van de flad en ever de ftedelingen werd meestaJ gelaaten aanzulken, die door de ftedelingen zelve verkooren werden: en 't was genoeg voor de Vorsten, dat zij hem ingeval van oorlog bijfland deeden, en ten dienfle flonden; voorts, bij gele genheid van huwelijk of geboorte van kinderen, van huldiging, gefchenken deeden; ook waren de wet> iiouderen niet bevoegd, om de ftedelingen mee las ten te bezwaaren. Het werd hun door de Graa ven in laatere tijden bij vergunning toegelaaten , wanneer zij het verzegten, als het eeöigfte middel waar door zij in ftaat konden raaken om de inge willigde beden op te brengen. De ltedelyke over heden rnogten , 't is waar, geene wetten maaken of veranderingen in 't beleid van haare flad; maar 'c is ook te gelijk waar, dat de ftedelijke wetten door de Graaven gemaakt, meest uitloopen opzulken, welke op verzoek der Wethoudercn der fledea R IJ K DO M. 241 («) PesTel i c p . 7? . (b) Hiftorie van de Satisfaüie van Goes bl. 8. (c) Ib. bl 7. Isi J (oj Zie hier vor«a bladz. 40. en volg. vvuar zijn gemaakt en gegeeven (a) onder de benaaming van privilegiën. De beroerten, welke 'er ter gt> legenheid van de opvolging tot het graaflijk ge* z ag en de voogdij over de minderjaarige Graaveïl ontflonden, gaven gelegenheid, dat de landzaactfri £ich het recht aanmaatigden om 'er kennis van Ce öeemen, zoodaanig dat hunne bewilliging en tofe» ftemmjng noodzaakclijk wierden, om 'er de Volko» roen vettigheid aan te geeven (/;). De opene plaat» fen mogten niet zonder bewilliging der Graaven bè muurd worden, maar hadden de Heeren van Heer lijkheden geen recht, om hunne eigen wooningert te verfterken (f)? Vervolgens zijn 'er van tijd tot tijd verfcheiden vrijdommen en voorrechten door de Graaven aan de Jandzantcn gegeeven, \v>-i -----ke betrekking luidden tot de rechtsoefening, toG het befchikken van 's lands zaaken, en tot bet be paalen van zekere rechten , en wat verder nog hec algemeen oppergezag konde aangaan. Het groot privilegie van Vrouw Maria had zijnen eerflen oor fprong in veel vroeger gunstbrieven (rf), welke i\i zoo veele beloften behelsden, die, bezwoorcn Rrof dendü, kracht van heilige verbindteoisfcn en uit dien hoofde, even zoo min door den VorsS overtreeden konden worden, aisdeonderzaaten huft ne gehoorzaamheid konden verzaaken. 1 K deze mengeling van oneindige bijzondera betrekkingen , door welken de bevoegdieid toe het doen wat ons behaagt meer of min bepaald of onverkort, en word , waar Zal m..'rj eigentlijk de burgerlijke vrijheid der landzaau-n , HOLLANDS 242 (a) Confideratien van Staat of Politieke Wughhiai, fel. $• {i) Fat. Jlift, d. I. W. «65. en volg. waar die van ons Hollanders moeten zoeken? Het woord Vrijheid zweeft ons geduurig op de lippen; wij hebben voor de Vrijheid de wapenen opge vat; v/ij hebben die, met het opofferen van goed en bloed, veikreegen; wij zijn een vrij volk ge wordt n; wij zijn 'er voor erkend; wij noemen ons een Vrijen Staat; en vrije Nederlanders: maar waar btilaac toch de / rijheid in, die wij verkree gen, en zoo duur gekocht hebben? Zal men van de Vrije Nederlanders gelooven, het geen''er Stkada van zegt, Lib. VI. naamelijk dat 'er geen volk is, d;:t meer (hoeft op vrijheid, en de ilaavernij geduldiger draag*. ? Zal men van hun zeg gen: Met een beladen nek , enfpooren in de zij , Roept 'tKeêrlanis domme paard, mijn hart en terg zijn vrij (a)V Wij zien uit de hiftorien, dat de lanfcaaten onder dé.Graaven niet zijn geweest in dien ftaat, of toe* ihnd, noch opdien voet, als wij dezelven ten tij de der overheerfchmg van de Romeinen befchree ven vinden : zij gingen niet bezwaard met den last van voer hunne overheerfchers te moeten zaaien, ploegen, vet geweid vee ter markt brengen (b): zij waren iv geen ftaat van flaavernij: verfcheiden befchikkingen hun leven en hun beltaan Jbiugen van hunne verkiezing af; en zij hadden ds bevoegdheid , om ten aanzien van dezelven te doen vat hun het meeste behaagde: maar welke zijn 't oi,der diezaaken, die eigenlijk de burgerlijke vrij heid uitleveren, en waar in beflaat tög de vrijheid t c;ij R ij k D o ü. 243 (o) Dus fchiint het de Heer Prtce te begrijpen; 1. c. kt *. &5- ( b ) •PeWt. IVetsfch. 3. Ö- b - 2 7S^ heef: toelke onze vcorvadershet zwaard getrokken, en wel ke zij door de wapenen verkreegen hebben ? Zal tüeri die doen beftaan in eene vohlageh onaFhangclijk neid voor ieder lid van den Burgerflaati om te doeii war hem behaagt? In eene regeeringloosheid, teriaari fcien der gewesten, fleden , en dorpen? in eene bevoegdheid van te leeven, zoo als men wil, dni 7 bachcrn, nceringen, en koopmanfchappen bij der hand teneemen, naar welgevallen, zonder zich eeni. ge regels, of fchikkingen te bekreunen, zonder be taaling van eenige lasten; kortom zonder verplichting om iets coc handhaaving van orde en rust toe té brengen ? Zal men de duurgekochte vrijheid doeri beftaan in de bevoegdheid van een of meerder leden ; om den Staat naar willekeur te fchikken; het geen hun niet behaagt, door eene bloote weigering tege« te houden, en 't geen hun behaagr, in wet anderen, door ce dringen? in het vermogen vaneed volk om zich altijd tegen die geenen, die't opperj bewind in handen hebben * te kunnen verzetten (a) f in de bevoegdheid om nevens anderen deel aan de' regeering te kunnen krijgen? Zoude de vrijheid bellaan in de fluikhandel te drij ven? om den vijand, die ons viri boft logsbehoeften te voorzien? Beflaat onze vrijheifj indehoofdeloosheid eenerregeeringe? Hebben onze voorzaaten het graaflijk gezag, even als de Ri nen het koningüjke, afgezworen, ofde wapenen i vat om een hoofdeloos ibatsbeftier te hebben ? : ben zij in eene zoodaanige hoofddooze regeeri Vrijheid doen beftaan 0) ? Op dit alles zal men ( aoo ik vertrouw ) neen moeten antwoorden. .Doch wai HOLLANDS 244 (*) D. I. bl. i 3. ;• heeft men dan van ouds hier te lande door het vrf zijn, door de vrijheid ver (taan? Laat ons eens zien of wij de verwarde en duistere denkbeelden , wel ken men'er zich vanmaakc, tot eenige klaarheid kunnen brengen. Wij vinden bij Tacitus aangetekend, dat de Germaanen wel het meeste tegen het opbrengen van fchattingen , en het ten doel ftaan aan kwel lingen van pachters, opzagen (a). Ten dien op zigte onafhangelijk te zijn, was bij hen vrij te wee zen: en waarlijk niet zonder reden. Onafhange lijk te zijn met betrekking tot het geen wat men door zijne vlijt, vernuft, arbeidzaamheid en naar ftigheid verkrijgt, is een der dierbaarfte gedeelten van onze natuurlijke bevoegdheden; deswege van anderen afhangeiijk te zijn , het geen men met zorg, zweet, en kommer verkrijgt, gedeeltelijkof geheel te moeten geeven aan anderen, is van alle befnocijingen der vrijheid de allergrootfte en te ge lijk de en onnatuurüjkfte , om dat niets in 't zedelijke natuurlijker is, dan dat ieder de vruchten van zijnen arbeid geniete; en niets on natuurlijker dan dat een ander geheel of gedeelte lijk 'er het genot van hebbe. Derhalven is het niet te verwonderen dat „ de Franken door de „ Romeinen overwonnen, en een goed deel hunner „ met vrouwen en kinderen, en al wat zy had „ den, verplaatst zynde, in de onbewoonde ftree a, kender Ambiaanen , Bellovaken, Tricasfzncn, „ Lingonen, en andere inwooneren van Gallic „ om daur als onderdaanen des Roomfchen Ryks, „ te leeven, de ledige akkers te bebouwen, en, „ in plaats van de zee, door roveryen onveilig R IJ K D O M. 245 («) FW, ƒ/,/?. D . T> bl . „ö. buüir- Q3 „ te maaken, den Romeinfchen krygsknegten ievf ■n togt te verfchaffen, en hun vee geweidt vee in »de naafte ftederi, ter maikt te brengen; de Cha » maven en Friezen, en andere volken, die in en » omtrent Batavia gewoond hadden , ten behoeve » der Romeinen moetende ploegen en zaaien ; en » gelyk verfcheiden Frank,ifche en andere Oerma g nifche volken den Roorafchen Ryke in vredestyd » met den landbouw dienflig waren, en in tyden voor » oorlog ook no» gelyk eertyds, de krygsbenden , » uit hunne ftrydbaarde manfehap gekoozen wier » den (a)", is het niette verwonderen, (zeg ik) dat deze volken dit juk, 't welk ons een volkomen denkbeeld der burgerjyke flaayernyegeefe, ongedul dig droegen, en telkens gelegenheid zogeen, om hes van den hals te Jigten. Jin om deze redenen is her, dat de menigvuldige oproeren , in Frankrijk ontftaan , meeft al geboren zijn uit het opleggen van lasten, en het inzamelen van geldmiddelen. Om die re den is het, dac wij bij de Franicen niet 100 zeer het heffen van lasten, dan wel het inwilligen van beden in gebruik zien. De landzaaten waren ver plicht hunnen landheeren ten dienfte te ftaan; om tollen, tienden , en breuken te betaalen ; maar niet om fchattingen op te brengen. Behalven dit foorc van vrijheid of onafhange lijkheid, welke Tacitus in de Germaaneu fehijnc opgemerkt te hebben, is 'er eene ander, op 't welk de noordfche volken, en inzonderheid mede de Franken , ten fterkfte fchijnen gezet geweest te zijn; naamelijk van ter zaake van misdaad niet verantwoordelijk te zijn, dan overcenkoaiftig met hunnen geboorteftaac, en onbetrekbaar te zijn voor rechters, cot «reiken zij volgens hunne HOLLANDS 246 fa/ 1 Bülaage van dit deel '&. L. M. v. n. Wall. Priiih ven Dordrecht. D. I. bL 112. 113. ü. 11. bl. 964. n. (1 ) il ore a u 1 c T. IV. p. 222. 2,59. Vuly Hifi* ds Francs T. XIV. p. 23a. ï., XIX. pag. 52. ' *( b ) Mor eau I. C. T. 11. p. # (O rad, Hiji, D. I. hl. 443- te boorte en ftaat niet behoorden. Daar van daan de oude ftaatswet, dac niemand dan voor zijne Ever,' ■ (a) te recht gefield;_ en bjj laateren tijd', dat niemand van zijnen dagdijkfen ~ ordinuiren, en compettiuen rechter afgetrokken kon worden. NOS fchijnen de Franken zeer gefield geweest te zijn op de bevoegdheid van zelf een ongelijk hun aan gedaan te mogen wreeken (/»); waar uit de kamp vechttn en zoenen zijn voortgefprooten; en van welken het begrip nog hedendaags bij de militai ren fchiïnc overgebleeven te zijn; daar het niet alleen voor fchande word gehouden, dat een mi litair een ongelijk hem aangedaan niet zelf wreekt, maar alle wetten tegen de duellen en de ftraffen daar bjj bedreigd, geene de minfte kracht hebben (c). Ook zijn de bewoonders dezer gewesten , gelijk doorgaans alle volken, zeer gefield geweest op hun eigen godsdienst, en het vermogen of de bevoegdheid , om den godsdienst te oefenen naar bunne eigen begrippen en inlleliingen, is iet, daar zij laiig het zwaard om gevoerd hebben; en waar van Karel de Groote hen eindelijk gedwongen Jieeft af te" zien. De Gcrmaanen, en na hen pok de andere volken , hebben vooral hunne vrijheid gefield in de onafhangelijkheid van een vreemd gezag: men heeft hen nimmer de wape nen zien opvatten , noch een oorlog voeren , om tor een hoofdelooze regeeringsvorm te komen, pgar v/el om aan geene vreemde Vorflen cijnsbaar R IJ K DO M. 247 (9, Vad, Riji. Moreau 1. c. Pestel 1. c. p. ï:o. & ft.^ V 4 bc te zijn. Men leeze de vaderlandfche gefchiedenis hn van de vroegfle tijden, men zal de bewoon c'ilts onzer gewesten altijd zeer gewillig zien (taan onder hec beleid van een eenhoofdig gezag, en wel een gezag, hec welk al vrij groot en uitgebreid was ( a ). Sommigen, die de graaflijke heerfchappij ten Brëedfte uitmeeten, hebben'beweerd, dat de privi-. legien aan de lieden gegeeven, flechts tot wederzeg- £ f -ns toe waren gegund; dat de Graaven overzulks I c recht gehad hebben, om die ten allen tijde we derom in te trekken ; en dat derhalven de ingezete nen nimmer het recht gehad hebben, om zich over pet intrekken der privilegiën te bezwaaren ;'althans uil dien hoofde geen recht kreegen tot opltand; fcn,\bij weigering van herftel of betering, tot hec afzweeren van hunnen landsheer. Zij beweeren, dat onze voorouders zelve in dat begrip zijn geweest, en beroepen zich op (lukken, die ten bewijze ftrek ken, dut de onderdrukte landzaaten ten duurde ver klaard hebben , dat zij de wapenen tegen de ti rannij van Alva hadden opgevat, en niet om Fi lips,wien zij homv, getrouwen onderdaanigwilden blijven , van zijn gezag te ontzetten , envan zijne heerlijkheid te berooven; en wat verder nog deswe ge voortgebragt word. Gelooft men die fchrijvers, zoo zouden onze voorouders, indien het den Graa ven gelust had hen te handelen, zoo alswe gezien hebben, dat de Romeinen met hen geleefd hebben» zulks geduldig hebben moeten Jijden en verdraagen. Wat het geroefen omtrent de willekeurigheid dtr Graaven, met betrekking tot gegeeven voorrech ten en vrijdommen betreft" het zelve word (zoo 't mij toefchiint bii j?evoltrekking gehaaU uit het HOLLANDS 248 f-») Pestcl J c. Bfj/aagel. Q. ü. G. (Aj Bijlaage J, ö. jj. begrip, dat de Graaven ccne eigendunkelijke heer fcbapPÜ bezeten zouden hebben,' en is noch met den aart noch mee den inhoud der gunsebrieven zelven pver een te brengen. Want als men op den aarc van dezelven lec, dan bevindt men i. dat dezelven meestal zulke voorwerpen bevatten, welke niec gevoegelijk met eene onzekerheid, of men 'er het genot van zal behouden dan niet, beflaan kunnen. 2, Zij zijn dikwijls gegeeven tot vergoeding van diensten en geleeden ichaden: en wat is 'er onge voegelijker dandat men tac vergelding van genooten dienst iet zal vergunnen , met voorbehouding om 'er het genot willekeurig van te doen ophouden'? $len vergeldt geen diensten als men alles eifchen ian en de dienst een plicht is. 3. Men vindtin fom migen derzelven bepaald , dat zij eeuwig zullen ftand houden («), daar de Graaven hunne gunstbrieven somwijlen ook bepaalden tot zekeren tijd na wederzeg ging (i) ; waar uit niet zonder reden kan worden af geleid, dar zij zich het intrekken der privilegiën niet voorbehielden, ten zij die ftechts tot wederzeggen toe verleend waren ; althans dat zij zich die %>e voeg-lheid niet voorbehielden, wanneer zij de voor j-echten en vrijdommenfchonken,. om te duuren ten eeuwigen dage. Vergeefsch beroept men zich op daadelijfc- Jieden, door de Graaven , tegen de privilegiën gepleegd ; want behalven dat deze daadelijkheden alleen doen zien , dat de Graaven zormvijlen tegen hunne verbintenïsfen gehandeld, en de hndzaaten zulks verdraagen hebben ; komt het mij voor, dat 'er met meerder grond Dit andere daaden van de Graayen k>n aangetoond worden, dat die Vorsten ït IJ K D O M. 249 Ca) Eijtaagq V a n 't I. D. A. P- 3- en 18, Wan- zelve meer dan eens blijken hebben gegeeven, daC zij aan de gegeeven of verleende gunscbrieven ge bonden waren. Toen de Staaten van Holland, in den jaare 1545, zich aan Keizer Karel den V. be klaagden over het invoeren van een congié - geld , als ftrijdig met hunne vrijdommen, wat heeft de Monarch gedaan ? Heeft hij beweert, dat hij de gegeeven vrijdommen flechts toe wederzeggen toe had verleend; en dac hij die naar welgevallen konde intrekken? Neen. Hij heeft „ op de Re » queste der Staaten doen appoinéleren , dat de „ Supplianten defen aengaende, in jufiicie zouden » mogen treden tcgens zijnen Procureur generaal, om » mee volle kennisfe van zaeken, daer op te dispo >, neren ende fenteticieren foe nae reden behoiren zou* „ de". Met dac gevolg, dac Karel de V. bij ditfi nitive fenteotie is „ gecondemneerd te geheogeu „ ende te gedoogen, dac hec coren ende graen „ zoude uitgevoerd worden fonder ter caufe van „ dien ce betalen eenich tolrechc, impoft, of cou „ gié- geld, ander dan coftuimieriick ende gewoon „ lick betaalt was geweest, ende opgelicht den 14 „ dach van december, anno 149 J («)". Wjnneek de I lollandcrs zich regen de Braban ders van het middel van arrest bediend hadden , om daardoor tegen dezelven jurisdiótie tefundecron, en wanneer de Brabanders zich over dit arresc beklad den, als aanloopende tegen hunne vrijdommen, bij de gouden bulle verleend; wat heeft Karel de V, toen gedaan? Heefc hij uit de volheid van zijne cl gendunkelijkemagtdezaakbdlist? Neen. Hij beeft partijen naar den Grooten Raad van Mechelen ge zen , welke die gefchil ten nadedc der Bcabanderen beflist heefc. 25 BIJLAAGE G. Groot Handvest van Graaf Florents aanj die van Ouderkerk. Den 15. Juny 1097. (Mi er is Groot Charterb. D. I. bl. 76.) Wv Floris, Grave van Hollandr, maken condc, ende kennelyk een yegélyk, die deze onze brieven zullen zien ofte hooren leezen, da: wy , by rade ende ad v yfe vanden wyzen mannen van onzen lande , mitsgaders inftantie van onzen lieven ende getrouwen, Heer ncr,Jrick van der Lecke, Ridder, den inwoonderen den Ambagte van Ouderkerk t;ep;unt > LntJc S c g c * hebben de vryheid, ofte Privilegiën, hier nje vol gen Jj ; te wèètén; da: die van Ouderkerk voorfz. die nu zyn, ofte hier namaals wezen zulle:i, gecne tollen, fribuiten, nog (chattingen ons geven en zullen, ofce iemand anders onfetuweegea, ten v/are wy by avón tueren geroepen zouden mogen worden , oir.me ten i:lo ve by den Kéyzér re compareren, ofce dat wy zelver opgeroepen derwaards gaan wildea. In welken gevalle lyiieden gehouden zyn zullen, ons alsdan tien ponden te furneren. lioven dien, zoo wanneer wy ons in de oorloge begeven, ofee een huisyrouwe trouwen zullen , zullen zy gehouden wezen ons te betalen tien ponden Hollands', mede als broeder, ofte zoon, gere. folveert zullen wezen, hen Ridder te doen flann, ofte onze zuster, dokter of zoon, houwelyk zullen ko men te contraheeren, zullen zv lieden gehouden wezen *n iegelyk van hun te furneren fes ponden hollandr. code de voorfz. inwoonders, ofie buuren van den v oorfz. ambagtfe v;:n Ouderkerk; moeten mede, gclyk °vzc andre mannen, op alle onze togten ende heer baarden, en in alle onze oorlogen hen prefenteren, en laaten vinden. Hiercnboven, of onze onderzaten van anderen , onzen ons éenige beestentjua* te geven, omme dezelve by ons gefiagen te wor ü ;-n 3 daa"r toe by ons verzoet zyadc, by onzen c;c- B 5 waar- R IJ K DO M. 25 («■\ D I. bl. 179. en rSo. (&) Fad Hifi. Dl. bl. ,p;. (c ; Zie ü. l. bl. 181. Vail. Hifi. D. I. bl. 437, (d) D. I. bl. 438. CO Zie D. l. w. iBl . ren B 5 deze gewesten vermeerderende ? Immers kunnen wij 'er niet wel anders van oordcelen, ais wij leezen oac 'er, „in den jaares7s , eene groote vaart langs 1» de bchüide gefchiedde en een aanzienljke koop » manlchap gedreeven werd ; dai Wijk te ■' Hiurjiedc „ omirent dtn jaare 013, ft er k duur overzeejshe „ kooplieden bezogt werd; dat 'er in 'c jaar o*3 , een ~ colhuis te Utreent opgerecht werd ; «jat 'er ook ce „ Antwerpen een tol was («); dat de twist tus „ iciien K.drel den Groocen en Offavan zoo vcd ge» „ volg was geweest (/;), dat alle wedcrzijdrclit: han „ del, tuslchcn de twee Rijken, verbooden was ge „ worden ; dat de koopluiden, en buiten twijfel uok „ die, welke aan den Rhijn, te üuurltede, te „ 'llnel, en in andere ksopfieden hier te lande woon „ den, daar door merkelijk leeden, als wake thans „ veel op Engeland handelen: (c)" dat Kurel a-in den engelfchen Vorsc beloofde „ dat de tngdiche „ koopluiden, die in zijn Rijk handelden, behoor „ Jijke belctierminge zouden genieten: en indien zij „ ergens verdrukc witrden, zich maar bij hem „ ot zijne Rechters moesten vervoegen, alwaar hun „ altijd goed recht gedaan zoude worden («/)'*. 'Hier uit mag, zoowe meenen, met rede beilooten worden, dat de vaart en koophandel van Enge land met deze gewesten merkelijk waren toegeno men; dat insgelijks die langs den Rhijn, .viaas, en andere ftroomen aangegroeid moeten g;.weesc zijn (e): de oude vaart en handel van Vannes wa- HOLLANDS 250 («O Register van de Betren Staatcn i-an Holland, gtheuim 8;; A dn i a * n va n d e r Poes, jidvosaat van hetsttu i.'*J. {%) Bijlaage v«n 't i. D. L. Wanneer over de bevoegdheid, tot de oefe ning van zekere takken of deden van de juftkie twist is ontftaan tusfchen den procureur generaal, en andere officieren; of wanneer de Graaven zich de privative kennis van eenig deliéè wilden aanmaa tigen, zijn dan die gefchillen door de Graaven uit de volheid van hunne opperheerfchappij beflist? Neen. Men ziet 'er voor den Hove van Hoiland gebragt, en van daar bij appel aan den Grooten Raad van Mechelen (a). Men heeft, het is waar, de Graaven de wapenen tegen hunne landzaaten zien gebruiken, om hen tot onderwerping te brengen; maar men hetft hen ook geregelde rechtsplegingen zien houden over zaa ien, in welken zij meenden door hunne leenmannen offtedenin hunne heerlijkheid verkort te zijn (£); en deze daaden kunnen mijns oordeeis gevoegehjker tot bewijs tegen, dan anderen voor, het eigendun kelijk gezag der Graaven aangebragt worden, om dat het niet te vermoeden is, dat een Vorst, die weet, dat hij uit eigen gezag zich zelf recht kan verfchaffen, zonder eenige rechtspleging daar toe te behoeven, tot dit laatfte middel zal overgaan ; en daarentegen zeer waarfchijnejijk, dat hij "zulks doende, het gedaan heeft, om dal hij 'er zich toe verplicht achtte. Trouwens het geheel famenftel der frankifche regeeringe was zoo ; verre af van een eigendunkelijk gezag , dat alles aan gefchikte reches •pleegingen onderworpen lag. Onze voorouders hebben, 't is waar, lang ds wapenen tegen de tirannij gevoerd enkelijk ora 't behoud van httnne _ voorrechten en vrijdom men , zonder wil om Fïüps af te vallen: maar be- K IJ K DO M. 251 fa) Bi 34. Een werk t welk, om meer dan eene reden, dubbeld waardig i s dat uien bet leeze. ze. wijst die gemaatigdheid een gebrek van recht: „ De „ zelfsverdediging (zegt zeer wel de kundige Schrij ver der Hiftorie van dg SatisfaStie , waar mede de ft ad Goes en het Eiland van Zuidbevfland zich begee ven hebben onder het jladhouderfchaf van Prins WiU lem van Oranje, in het jaar 1577.) is ee n der eer » fte redenen van eenen wettigen oorlog: de na » tuur geeft ons dat recht, en nier de perfoon of » hoedaanigheid van den aanvaller. Hadden de » Nederlanders in dien tijd de wapenen onmidde » lijk tegen den Vorst gekeerd, hadden zij Philips n aanflonds voor vijand verklaard, men zoude nier, » konnen zeggen, dat zij een onwettigen oorlog « voerden ia)". Duizenden daaden zoudenwe kunnen bijbrengen om te doen zien, dat ds Graa ven zei ven zich nimmer eenvoldagen eigendunke lijk gezag over deze landen hebben toegeëigend, otfchoon zij nu en dan iets beftaan hebhen , dat '•er naar zweemde: en al was het al eens zoo, dat men van de eerfte beginfelen der bijzondere graaflij ke regeering , naamelijk van dien tijd, dat zij uit hunnen eigen hoofde het gebied gevoerd heb ben , niet anders ontdekte dan eene aaneenfehake keüng van willekeurige en meesterachtige daaden, zonder eenig mengfel van ontzag voor voorrech ten , vrijdommen, en gunstbrieven der iandzaa tcn ; wat zou 'er uit volgen? Dat de Graaven het eigendunkelijk gezag en hunne geweldenaarijen wet tig gevoerd t-n gepleegd zouden hebben ? Dat 'er de landzaaten nimmer tegen zouden hebben mogen opkomen; de- wapenen opvatten; en hen uit dit gebied ftooten i Wat was toch de titel, op weikeu de Graaven zulk een oppergezag wettig zouden be- HOLLANDS 252 Wat zeten hebben ? Immers waren zij oorfprongelijk afgezonden amptenaaren, omde inkomften der vors ten te beflieren, het Land te beveiligen, rechc onder de landzaaten te oefenen. Op dien voet waren zij gekomen, op dien grond rustte de ge hooizaamheid der onderdaanen aan hunne bevelen: met zich het gebied rechtftreeks aan te trekken, wonnen zij niet anders, dan dat zij het inkomen der graaflijke gerechtigheden voor zich zelvcn hielden, van hunne graaflijke waardigheid niet verlaaten kon den worden , en dat die waardigheid erfiijk werd: maar 'zij kreegen 'er geenzins door het recht noch de bevoegdheid om willekeurig over de landzaa ten te regeeren, en over dezelven eengrooter ge zag te oefenen, dan hunne leenheeren oorfpron gelijk bezeten hadden. Hadden de Graaven billij ke redenen om hunne afhangelijkheid van den Oppervorst af te fchudden, de landzaaten hadden 'er geen mindere, om hun geen ander noch verder gezag over te laaten, dan tot het welk zij oorfpron gelijk aangefteld, waren : en wanneer men tegen de wettigheid der privilegiën opwerpt, dat zij veeltijds den Graaven zijn afgeperst, dan fchijnt men geen acht te flaan, dat de landzaaten tot die afpersfen vrij meer bevoegd zijn geweest, dan de Graaven om zich van de onderhoorigheid aan den Keizer te ontdaan, liet onvermogen der Oppervorften, of a wil men liever, de tweefpalt tusfehen de afftamme lingen van Karel den Grooten, verftok deze ge westen van de befcherming, welke zij behoefden, en gaf daar door aan derzelvcr Graaven voet en aan leiding om het oppergezag aan zich te trekken: dezelve oorzaak gaf den landzaaten voet en aanlei ding , om in de Graaven geen verder noch ander oppergezag te erkennen, dan zoodaanig een als mee hunnen flaat overeenkwam. ü IJ K D O M. 253 Wat titel de Graaven ook tegen de landzaaten iconden opbrengen, om de wettigheid van hun onaf hangelijk gezag te betoogen , de landzaaten kon den 'ei- altijd een viij beter tegen over ftellen , ten bewijze, dat zij geene verdere noch andere on derdaanigheid of gehoorzaamheid verfchuldigd wa ren , dan die uit derzelver voorige bedieninge voort fproot. De aart der Jeenroerigheid bragt mede, dat die, welke buiten flaat raakte befcherming te verleenen, ook daar door zijn oppergezag verloor: de ftrooperijen der Noormannen, tegen welken geea behoorlijke befcherming verleend werd, waren over zulks genoeg, om de landzaaten van de heerfchap pij van 't rijk te ontflaan; en men behoeft, om de burgerlijke vrijheid der bewoonderen dezer ge westen , ten tijde dat zij onder het onmiddelijk gezag der Graaven gedaan hebben, geene opperheerfchap pij voerende landsvergadcringen te verdichten , welke nimmer eenig beftaan gehad hebben dan ia de herfenen van fommige fchrijvers, die (zal men onbewimpeld fpreeken) dit verdichtfel om zekere inzigcen uitgedacht hebben. Wanneer men overzulks den geheelen bur gerlijken toeftand van de bewooners dezer gewes ten , ten tijde dat zij onder het gebied van de Graa ven of hunne bijzondere Heeren geflaan hebben , en alle de bijzonderheden tot denzelven betrekkelijk , gade Haat, en vervolgens daaruit zal opmaaken, waarin, ten tijde der "Graaven , hunne burger lij ke vrijheid beftaan nebbe, dan zal men (zoo ik ver trouw) bevinden , dat dezelve hoofzaakelijk daar in gelegen was: i . Dat de Graaven geene bevoegdheid hadden, om willekeurig over de bezittingen hunner landzaaten te befchikken. H O L L A N D 'c 254 (a) Pestel 1. c. p. 229. Bijl. L. van 't I. D. bl. 87. en volg. (b) ld. 1. c. ]>. 2«3. & feqq. (c) ld. 1 c. p. 230. ld) ld. 1 c. p. 232. 234- f') ld. 1. c. p. 228; (f) ld. l. c. p. 229. (f) Ii 1. c. p. *3i. 13. Dat 2. Dat zij geene bevoegdheid hadden, om naaf hunne zinnelijkheid aan hunne landzaaten wetten voor te fchrijven (a). 3. Dat zij geene bevoegdheid hadden om fchat tingen op hen te leggen (b ). 4. Dat den landzaaten geen flraffe konde worden Opgelegd, dan bij geregelde rechtspleeging (c). ■ 5. Dat zij niet te recht konden gefield worden, dan voor huns gelijken, voor hunne evenknien (d). 6. D a-t zij bevoegd waren, om zelven een gedaan ongelijk te wreeken, en voor hunne eigen veilig heid te zorgen ; daar toe verbonden en verdragen aan te gaan. 7. Dat zij niet onmiddelijk onder de heerfchap pij der Graaven ftonden, maar door tusfchenkomfte van hunne bijzondere Heeren. 8. Dat die Heeren in hunne heerlijkheden gee ne fchikkingen tot bezwaar van hunne Jandzaatcri konden maaken, zonder bewilliging van den Graaf. 9. Dat de Graaven van hungezag vervielen, inge valle zij de befcherming aan hunne leenmannen°of onderzaaten weigerden , of daarin nalaatigwaren (f). 10. Dat de landzaaten over hunne goederen zelf bij uiterften wille konden befchikken. 11. Dat wettig verkreegen voorrechten hun niet konden benomen worden (ƒ). 12. Dat de landzaacen niet naar de willekeurige verkiezing der Graaven ten oorlooge behoefden op te trekken (g); of verplicht waren den Graave ie dienen, veel min daar toe, tegen hunnen wil, kos ten moesten draagen. R IJ K D O ft 255 fa") Zie hier vooren bladz. 38. ca VOJS, Eïjlaagc D. I. Jtf D. Q. 5- I. fiijlaagch van die Deel G- '3* T) at zij onafhanglijk waren van een uit neenisch gebied. Van deze deelen hunner burgerlijke vrijheid waren 'er (om van hunne afkeerigheid van geloofs d.vang te zwijgen) twee, welken zij inzonderheid ter harte namen, te weeeen: i. De ongehonden heid van fchattingen of lasten, zonder of tegen hun ne bewilliging, op te brengen. 2. Van hunnen da gelijkfchen ordinairen en competenttn rechter niet te niogen worden afgetrokken. En niet zonder reden; want, daar deze twee hoofdzuiien der burgerlijke vrijheid vallen , verliezen de anderen al hunne kracht. Bij deze gronden van algemeene vrijheid, moec men de voorrechten en vrijdommen voegen, wel ken de landzaaten van tijd tot tijd verkreegen had den , en die of tot de landzaaten in het algemeen betrekking hadden, of bijzondere leden van dezel ven aangingen: onder dezclven kan men bij voor beeld ftellen hec ftapelrecht aan de Stad Dordrecht verleend ; het heften van een paalgeld, aan de Stad van Amfterdam vergund; de beitelling of ver kiezing der Wethouderen; het maaken van keu ren ; het heffen van excijnfen; en eene menigte anderen (a). 7A] zijn alle op nieuw door Vrouwe Maria , voor haar en haare nakomelingen, bekrach* lïgd en vermeerderd, door de Handvest, welks gemeenlijk genoemd word het Groot Privilegie van Vrouwe Maria: de voornaamfte derzelven in die Handvest uitgedrukt ftaande, achten wij het niet on* gevoegelijk derzelver inhoud, zooalsdeHser Wa cenaar dien heeft opgegeeven, hier te plaatfen. „De Hertogin zou niec trouwen, dan by ra,2~ HOLLANDS 256 5 „ de en goeddunken der Heeren van haaren bloede 9 en der Staaten haarer landen. Holland werdt vry „ verklaard van de Bede, in 't jaar 1475., aan Her „ tog Karel toegeftaan: voor welker volJoening , a vyf der zes groote Steden, Dordrecht, Delft, „ Leyden, Amfterdam en Gouda, zich fchriftelyk „ verbonden hadden. Voorts werden den lande ook „ zekere ingewilligde vyf honderd duizend Kroonen „ jaarlyks kwyt gefcholden. Dordrecht en Zuid „ holland in 't byzonder verwierven kwytfdielding „ van zes duizend Klinkaarts jaarlyks, Hertoge „ Karel, in 't jaar 1468, in plaats van alle voor „ leden en toekomende Beden, ingewilligd. Alle „ Ampten en Diensten, door deHertoginne te be „ geeven, zouden geenen anderen dan Inboorlingen „ mogen gegeeven worden: niemant zou twee Amp „ ten tevens bekleeden mogen: noch men zou gee „ ne Ampten verpagten. De Raad van Holland „ zou voortaan beftaan uit een' Stedehouder en sgt „ Raadsluiden , twee Edelen en de overige Regts „ geleerden, zes uit Holland, en twee uit Zeeland „ geboordg: behalve nog twee andere Raadsluiden, „ insgelyks Inboorlingen, die geene wedde genie „ ten zouden. Voor deezen Raad, zouden geene „ zaaken, die ter kennisfe der Steden of Dorpen „ Honden, ter eerfler aanleg; maar alleen, by be „ roep van de gewoonlyke Regcbanken, gebragt „ mogen worden. De Staaten en landen zouden , „ bij het Regt van niet buiten hunne paaien in reg ,, ten betrokken te konnen worden . bewaard" bly „ ven. Ook zouden de Geregten in de Steden ge „ zet en veranderd worden, op den ouden voï:. „ De Steden mogten, onderling, en met de andere „' Nederlanden, Dagvaarten houden, zodikwiJs, en » op zulk eene plaats, als 't haar behaagde. Men „ zou geene nieuwe Tollen of andere lasten mogen R. IJ K D O M. 257 R et* ii öpfLllen, dan by goeddunken van 's lands Staa 7 i, ten. üuk zouden de landzaacen ,' by hunnen vryeri „ koophandel., neering en hanteering bewaard bly » ven. De Hertogin, .nocri haare nakomelingen,' fi zouden geeoetl aanvaJlenden noch verweerenderï >i oorjug mogen aanvangen , dan by goeddunken » van 's lands Staacen. Of zo 'c gefdlieddej zoii » men ongehoüden zyn, in denzdvefi te dienen, » oiiaangezien eenig gebruik of bevel van Hertogê » Karely hiermede Ürydende. In open en befloo >i ten brieven, zou voortaan de Duitfche taaie ge* » bruikc worden. Geene Graaflijke bevelen zou » den gelden j, als zy mee der Steden Voorre'gten » ltreeden. De Rekenkamer te Mechelen zoir, 1 zp » Ver zy Holland en Zeeland betfof, naaf HoJiand jj worden overgebragc. Elk zou voortaan zyne zee v driftige goederen naar zig mogen neemen, mits' „ bctaalende redelijk bergloon. Te vooreri, wer „• den zy , dikwils , geoordeeld , tot dé Graaflyke „ Schatkist te behooren. De kleine Ampten; als' „ Kosce.ryen t Scholasteryen , Bode - Ambagtên , „ enz., zouden ter begeevinge flaan van' hön , die n dezelven, federc zescig jaaren, begeeven hadden.' -------->, Men zou geene Mant ilaan , noch 't geld op- of « afzetten, dart by ra.tde en goeddonken van 's lands >, Staaten, zullende de Hollandfche Munt, : sik van' y ouds, te Dordrecht bryven. Het land van Stryen h zou alcoos een lid van Holland zyn. Geene iteden >, zouden gehouden zyn te draagén tot Beden,' in' >, welken zy met bewilligd hadden. De Heer zott' » voortaan, in perfoon, zijne lif.de moeten komen doen. Niemants leen zou tot 's Graavfin I'afd n gelegd mogen worden,.dan na dac hy geregtelyk >, verwonnen Ware. De Hertogin beloofde, voor « taan, geene Brieven te zullen verleenen ," om; » moer te delven .tot het branden van zout, uit IT O L L A N D S 258 r.et „ erven, die binnen de bcdykte landen van Hol- M land, Zeeland en Friesland , geleden waren". Alle deze vrijdommen en voorrechten , en verfclieiden an deren van minder gewicht zijn, als zoo veek tak ken der burgerlijke vrijheid te befchouwen, inde behoudenis van welken onze Voorvaderen hunne vrijheid en veiligheid gefield hebben. Undkr de hedendaagfche europeïfche volken houd men de Kngelfchen tegenwoordig voor die geenen , welke zich het meeste kunnen beroemen een vrij volk te zijn. Ik ben zeer verre van hun die glorie te willen betwisten. Maar als ik zie, hoe het volk bij hen ten oorloge met dwang geprest word ; welke haJdaadigheden 'er gepleegd worden cegen luiden, tegen wien niets anders ingebragt kan worden, dan dat zij omtrent zekere zaaken van een verfchillend gevoelen zijn, of flechts zich ftil zoeken te hou den ; dan verlies ik het denkbeeld van vrijheid. Daar geWeldaan de eene zijde gepleegd word, houdc do vrijheid aan den anderen kant op. Dus k;tn ook bij mij het liberwn veto der Poolen tot geen blijk van vrijheid flrekken; want daar de wil van een ]id van een genootfehap dien vanalle de anderen, hoe billijk en heilzaam die moge zijn, doet ftil (taan, daar verdwijnt de vrijheid; om dat het ligch mm daar door het vermogen verliest, om voor zich zelf te zorgen. Echter is men in Engeland het minfte afgeweeken van de twee gedeelten der vrij heid , van welken ik zoo even gefpro'ken heb ; naamelijk van niet verplicht te kunnen worden toe het opbrengen van fchattirsgen en lasten, dan tot pulken, in welken" door het volk bewilligd word; en niet van zijne dagelijkfche, gewoone, en bevoegde rechters afgetrokken te kunnen worden. Men weet dat de Koning van Engèbod geene belastingen kan heffen, zonder dat hij 'erdoor bet Parlement, il ij, k d o ivf. 259 («) Sathfïnie xan Cies, bl. 31. en tolg, het welk in de plaats van 't volk verfchijnt, toe ge wettigd word ; en men weet ook, dit in Engeland niemand dan door i\\x\Qjnfj't, of zijne Evcnbiien,\.er ftraffe gedoemd word. Van de wijze der rechtsplee ginge heef: men onlangs kan het geding vm den Admiraal Keppel; aan dat van de Hertoginne van Kingfton; gelijk mede aan dat van den Lord don eenige voorbeelden gezien. Wanneer men op de klagten der Amerikaa nen, door welken zij de Regeering van Groot- Rrittanje befchuldigen van hen in hunne vrijheid Verkort te hebben, en op de redenen, welke zij van hunnen opftand geeven , let , zal men insgelijks kunnen befpeuren , dat die gegrond zijn op de ineening, dat op hen geene belastingen kunnen ge legd worden, zonder of tegen hunne bewilliging; Cn dat zij van hunne dagelijkfche, gewoone , en bevoegde rechters niet afgetrokken kunnen worden. Du s is het , behalven den geloofsdwang, ook gelegen geweest met onze Voor-ouders, die tegen de fpaanfche tinnnij zijn opgedaan: echter mee dit onderfeheid, dat 'er tegen de Amerikaarien van de zijde der Engdfchen, dat geweld, dat bloed ftorten, dat blaaken en branden , dat teisteren en folteren, dat moorddaadig ombrengen van düizende ennozele zielen niet gepleegd is, het welk dVon fcen hebben moeten ondergaan. De klagten , door onze Voor - ouders Koning Filips voorgehouden, komen , (behalven den geloofsdwang) mede op het fchenden van het privilegie de non evocando, en op het invoeren van willekeurige lasten neer. De Graaven hadden bereids federt eenen geruimen tijd getoond, dat zij 'er op uit waren., om die twee zuilen der burgerlijke vrijheid te ondermijnen (fl); B IJ L A A G E G. 26 waar Jen boden, foo fullerj die van Ouderkerk vooiTz» ten regarde dat zylicien de voorfz. vrydommen, ofte cxemptie genieten, gehouden wezen alle de dykeni tot onzon laft fhande, ofte de gene , d ; e in toeko jnende tydenog meer tot onzen laste komen zullen mo« gen, hoe, ende in wat manuren, 't ".elve zoude kun nen gefchieden, te repareren , ende onderhouden, ende wederom op haare oude hoogte, ende breece te bren* gen, zo dik ende menigmaal als die gefonken, ofce an« ders gefcheurt, ende oncramponeert zullen nogeo vvo # zen, mies dat zylieden ter oorzake ende in recompeo fc van dien wederomme hebhen, ende genieten zullefl een erfJeel van alle 't gene ons van 't voorfz. Ambagc opkomen zal mogen. Voorts , indien iemand, woo mende buyten de Heerlykheid van den Heeru van der Lecke , cenige goederen, gelegen binnen den voorfz. Ambaate van OuJerkerk opkomen by érfeoiflê, ene befterfte , en zal dezelve daar van pare nog deel mogen hebben, ten zy dat by benevens 't voorfz. goed medis aanvaarden wilde, den lasc van 't maken en onderhouden van den voorfz. dyk. Eude indien hy weigerig zoude mogen wezen, van de voorfz. erfeniffe hem verfchc iicn, ofte opgekomen, in diervoegen te aanvaarden» zoo zal dezelve erfeniffe komen aan 't Ambagt van Ouderkerk, ende den parochianen, ofte inwoonders. van dien, met den voorfz. lalt van den dyk behoorlyk te onderhouden , ende geenen dyk, geleegen buicen de heerlykheid van den Heere van der Lecke, en mag den voorfz. perfoon opkomen, in eeniger manieren. Ende ds voorfeide Heere van der Lecke in der tyd zal de fchoüwen over de voorfz. dyken, wel ende zekerlyk moeten bezorgen. Maar indien iemand van de voorfz.: buuren ofce ingcfetenen van Ouderkerk , fyncn dyk nut wel gemaakt zal hebben, ende hy daar over by den Dyk-Graaf ofte Schout van den voorfz. Heere van der Lecke bekeurt, ofte befchouwt zal wezen, zal hy 't zelve met drie fchelüngen moeten beteren. Daaf en boven, foo zullen alle de voorfz. val» Ouderkerk, foo wel edele , als onedele , gelykelyK parten en deekn in de erffenifle , die henlieden opko men zal mogen. Ende ten eynde alle 't geene voorfz h , vüsc zy, ende onverbr'ekelyk onderhouden mag worden f zoo hebbeu wy onzen zege] hier aan doen HOLLANDS 26 ( <O Ekdit Chronicen Zcland. p. 109, & feqq. (b) Vad. Hifi. D. I. bl. 206. (c ) Vai. Bijl. D. I. bl. 7. D. 11. bl. 5«. 70. 81. S», en Ten naar de vlaamfche, zeeuwfche, gelderfche en hollandfchc plaatfen verlegd ( a). Een ander blijk van den aanwas des koop handels en der neering dezer landen, in die tij den , vindenwe in de friefche rokken van ver fcheiden verwen , welken Karel de Groote, op 'c paasch - feest, zijnen hovelingen ten gefchenke uitdeelde. Wagenaar heeft aangemerkt, dat „de weveryen van wollen ftoffen toen (in 't mid „ den van de derde eeuw) hier te lande al in zwang „ gingen: en dat de dtrebat en, die omtrent Atrecht „in Artois gewoond hebben, rokken verfchaften „ welken te Romen vermaard waren (£)". Konnen nu de rust en vrede, welke de Saxen en Friezen drie eeuwen lang genooten, terwijl de .Franken hunne eigen ingewanden omwroeteden , als eene oorzaak van denj aanwas van vaart, koophan del , en fabrieken, in onze Janden aangemerkt wor den ; zoo moeten wij ook, voor zoo veel wij 't in zien , het verval derzelven in Frankrijk desgdijks voor eene oorzaak van dien aanwas bij hunne nabuu jren, inzonderheid bij zulken, welkeer best toe gele gen ivaren , houden: waarom het tegenwoordig Bra band, Vlaanderen en naderhand onze gewesten 'er het meeste deel aan gehad zullen hebben. Ook zicc men den koophandel en fcheepvaart, ten tijde van Karel den Grooten, en na zijnen tijd, merkelijk aangroeien (c). Dit doet zich wederom klaar zien uit de roo yerijen en plunderingen door de Noormannen , zoo. in deze gewesten, als in Frankrijk aangericht, van welken wij te vooren een kort verflag gedaan \ a), HOLLANDS 260 «») Robertion Hifttire ds Qharlet V. (*; CioriUf <d4 A» li i- fc<l>. Bit. . W hoe meerder hunne magt aanwies, hoe flerker zij daar toe ijverden. Filips, waanende, dac 'er de tijd onder zijne regeering toe geboren was, en te veel van zijne krachten vermoedende, nam het har tig befluic om het mee geweld door te zetten. Zijn vader was 'er in Spanje gelukkig in gedaagd (a). Hij meende in onze gewesten nog minder gevaar van eenen kwaaden uitflag te loopen ; daar de ver bijsterde Vorst liever uit het verval van 't Koning rijk van Spanje, federt dat Karel de V. hetzelve, onder het juk vaneen eigendunkelijk gezag had ge bragt, geleerd moest hebben, dat hij ten ruinlle in diergelijke poogingen de fbppen zijjis vaders nicc moest volgen. Elk weet wat uitilag de toeleg van Filjpa gehad heeft, en hoe onze voorouders, onder Gods zegen, alk gevaaren ontworfteid zijn, en dezen oDzen Vrijen Staat der Vereenigde Nederlanden opgericht hebben. Alleenlijk kan ik niet onopgemerkt voor bijgaan , dat in den geheelcn opiland tegen Fi lips, zoo min als in alle voorgaande tijden, eenige fchijn of fchaduw te vinden is , dat ooit de bewoo ners dezer gewesten de burgerlijke vrijheid hebben doen beftaan in eene hoofdelooze regeering, of ee nigen wil getoond, om de regecringsvorrn tot eene lioofdelooze regeering te brengen. Men leeze alle hunne klagten; men zie alle hunne raadspleegJn gen ; men neeme alle hunne befluiten toe op het over lijden van Willcm den 11. , men zal 'er geen hec ge ringile fpoor van aantrtlTen. Wat men ook ten tijde van Huso de Gkoot in den zin of op 't oog moge gehad hebben j die fcfifijyeï zelf prijst de regeeringsvorm, die met een lioofd voor zien is, aan (i); en wie zalgelooven, dat 'er, toen R IJ K D O M. 261 (o) Herjlildt Print. bl. VS- R 3 hij dk fchreef', bereids een toeleg was gemaakt, om allen invloed en gezag van een hoofd buiten het ftaats tev/ind van onze gewesten, te fluiten. f - Want (dus fpreekc de beroemde Hugo de n Groot) indien by dit gebied, van de treffelyckfte » uyt de Staaten te (kamen gevoeght, noch komt „ een wettclyck vorstelyck Perfoon, a! fulcken Re u germgh moet geacht worden voor de beste en m de gematigiilte: want nademaal men in aile faac i. kun'het middelfte pryfl:, en oock het loffelyck ,, fte ende deughdelyckfle gehouden word , ende » dat hec middelde is ende genoemt word 't geene » van beyde eynden afgefcireyden , ende aan beide » deelachtigh is: foo blyekt dat defe Regeringe in >, fulcker maten euffeben eenhoofdige Regeringe, „ ende gebiedt van hec gemeene volck geftelt is, „ dat fe het qaaad van beyde defe Staaten af-fondert, „ en alle 'c geene goed is aanneemt, ende tot hem „ treckt: want voor eerft, nademaal fy niet aile „ dingen toelaat, noch een mensch alleen die veel , doiingen onderworpen is, foo ontgaat fy daar „ dooF fondtr twyiTel groote gevaarlyckheden; „ wederom terwyien de eenhoofdige Regeringe „ geprelen word ter oorfaacke van de aanfienlycke „ hoocwaardigheid, ende het gebied van 't gemeen „ volck ter oorfaacke van de eenparige vryheid, , foo verkryght fy de hooghwaardigheid door den „ Vorftelycken Perfoon, ende geeft foo veel een v parigheid als noodighis, dewyle fyeen yegelyck , „ van wat flaathy fy, doorvroomigheid den wegh „ baant tot de hoogfte Ampten, deelachtigh » maakt van her opperde gebied ( a)". Indien het nu waar is (en wie, die de gefchie, denisfen der volken geleezen heefc, zal het bche HOLLANDS 262 va« pen?) dat de natuurlijke bevoegdheid, om te doen wat ons behaagt, in alle burgerftaaten meer óf min befnoeid word, en zoodaanig befnoeid kaq worden, dat het volk in eene volflagen afhangelijkheid van dicgeenen, welke over hetzelve regeeren , 'c zij een, 't zij veelen , geraake ; indien het waar is, dat een burgerftaat, het zij dat het oppergezag bij een of bij veelen rust, in eene meer of mindere afhangelijk heid van eene vreemde Mogendheid kan flaan, en daar door op kan houden van vrij te zijn; of, zog men wil, volkomen vrij te zijn; indien het waar is, (en wie, die de gefchiedenisfen dezer landen gelee zen heeft, zal het regenTpreeken ? ) dat de bewoon ders dezer gewesten van de vroegfle tijden af, nim mer de burgerlijke vrijheid hebben doen beftaan in eene hoofdelooze regeering, maar in verfcheiden deelen van de natuurlijke bevoegdheid om te doen wat on* behaagt ,• wat mag dan de reden zijn , dat 'er zoo veeie werkjens en gefchriften in 't licht zijn gebragt, in welken de fchrijvers zich toegelegd hebben om de ftaars-regeeringen, welke met een hoofd voor zien zijn, als onbeftaanbaar met de vrijheid af te fchildersn, en de burgerftaaten zoodaanig, als of'er alle vrijheid weggenomen was, en niet dan flaavernij te vinden, zoo ras als 'er een hoofd aan de regeering is ? Wat mag de fchrijvers dier boekjens bewoogen hebben om in dezelven alle de gebreken van eenhoof dige regeeringen, en de affchuwlijkfté euveldaaden yan eigendunkelijke Vorsten, op te haaien en bijeen te zamelen, ten einde de ondeugd van eene eenhoof dige regeering op 't levendigfte af te beelden ,en voorts, of uitdrukkelijk of van ter zijde, eene toe pasfing op onze gewesten te maaken , indien het niet gefchied is, om de goede gemeente tegen iiec ftadhouderlijk bewind en het huis van Oranje op te zetten; zoo het niet gefchied is, ooi alleen meester R IJ K D O M. 263 Ca Cenftdcratien, enz Ptiblijck Gtledt. utanwijzinge dtf Wtttekt gronden, ca meer anderen.. ge ran den Staat te zijn en geen Mede - Heerfchtr te hebben? Want, offchoon alle de zwarte trekken, met welken de eenhoofdige regeering door diefchrij* vers afgemaaid word, zoo naauwkeurigop de waar heid waren afgepast, dat 'er geen plaatsjen voor een wit flipjen overbleef, zouden dezelven dan als nog wel de toepasflng op onze vaderlandfche ftadhou derlijke regeering kunnen veelen? Gaat het door, dat men de gebreken van eene monarchaale regee. ring in alle opzigten tot onze ftadhouderlijke overbrenge ? Kan het door den beugel, daar in on ze ftadhouderlijke flaats - regeering eene vermenging der drie regeeringsvormen (en hier door de bes te regeeringsvorm) plaats heefc, dat men 'er van fpreeke, als of'er flechts een eigendunkelijk Al leen- Heerfeber was, zoo ras ais 'er een Stadhou deraan 't hoofd is, daar die echter flechts alleen bij de tweeanderen gevoegd (laat? Ishetheusch, braaf, eerlijk, of vroom, dat men voorwende, dat zoo ras 'er een Stadhouder is, de vrijheid in gevaar ftaat; dat de Stadhouders geduurig opde vrijheid der inge zetenen loeren; die zoeken te vernietigen , en b\ ftendig naar de fouvereiniteit haaken (aj ? Wdar toe dienen diergelijke befchuldigingen, met welken merj ■de ftadhouderlijke ftaacsregeering bezwalkt, en welke in or.ze dagen of opentlijk of bedektelijk gebezigd worden, indien het niet gefchiedt, om de goede ge meente op te hitfen , en die tegen de ftadhouderHjke fegecring , en het huis van Oranje te verbitteren ? Ondeutusschen wat is 'er van de zaak? Heeft Prins Willem de f., heeft Maurits, heeft Fre derik Hcnrilc, heeft Willem de 11. , Willem de HjL en onze laatft overleeden Stadhouder ooit. i. eeni* H O L L A N 3-^" 264 ge willekeurige befchik lengen over het een of ander goed van een der ingezetenen, vvie het zij, ge maakt; iets aan een *ader"i onder welk voorwend fel het zijn moge, ontnomen? En zoude men wel Jennen zeggen, dat het huis van Oranje nier on wettig van het een of 'c ander zijner bezittingen is ontzet geworden ? „ Ik heb móeten iyden (dus fieeft de vader van onzen tegemvoordigen Stadhouder, den 7. Oclober van den jatre 1742, bij gelegenheid dat die Vorst door Hunne Hoog Mogendheden tot de krijgs ■waardigheid van Luitenant Centraal v.ms benoemd, aan Hunne Haog Mogendheden, onder anderen, gefchreeven) „ het geweld , het welke men regens „ my geotffont heeft, ten aanzien van myne Goe „ deren, en moeten zien, dat men my berooft „ heeft, van een aanzienelyk gedeelte van de Er „ ven myner Vaderen: onaangezien een freïntec „ ru-ripet-rdc pvil-'flie van ruim anderhalve Jv.'.iw. „ De wyze op welke ik behandelt ben, ten op „ zigte van Veere en Vlisfinge, en het interdice- ren van den weg van Jufthie tegen d'aloude Pri i, vilegièn dezer Landen , en de gronden van de Unie, ;, hadden my moeten bereiden iet het geene my „ thans wedirvaart. „ Maak, zoo ik het Myne niet heb kunnen be n , het flaat aan My, ten minden ik ben „ door inflrtiiftien verpligt, de eer en het aanzien „ van myne Ampten te bewaaren , die een merke , lyk deel uitmaken van de praeêminentien en vry „ heden der Pro vintien, uit welkers naam ik de m eere hebbe dezelve te bedienen. w Het groot getal Generaals, die benoemt zyn , boven den rang, welke uw Hoog Mog. my heb- ben toegelegt, zo wel als de claufule van verdere 5, aanvulling' van derzejyer getal , i#sgefyks door R Ij K D O M. 265 (•«") Vadert. jj;ji jy x. bl. 353. voorn! èe mcenigvjl<Jfg e Schriften, ter verdediging Tan 's Jands Advocaat uitgekomen (b) bladz. 180. nn- „ vreemdelingen , by weigering van een of meerder r> genomineerde, geeft genoeg te kennen een vast •n voorneemen van myne bevorderinge te rug te « houden , en doet my zeer weinig hoop fcheppen, n dat uw Hoog; Mog blyvende in dit zelve ge ., voelen, van mynen dienu zouden willen gebruik „ maken, of rny gelegenheid vergunnen , om my „ btquamer te maken , om tor nut te zyn, en die „js li .-,i: j waar nver ik met. 1 V. 2. Hébbö : (houders, heeft inzonderheid Prins Manrits, en die dezen Vorst zijn opgevolgd, zich ooit de Legisiative mngt aangemaatigd ? 3. Hebben «ie S 1 rs ooit den ingezetenen eenige fchat -1 opgelegd, of het fhik der belastingen aan ■ri 'i Is her zelve niét altijd bij de Staa ven? 4. Hebben de Stadhouders ooit den : het reciit, om niet dan na behoorlijke ronnisd te kunnen worden, be twisr, of ilaar in verkort, of hen nan eenige eigen dunk Ji'k- bevelen on.ierworpen ? Prins Maurits word , het is \va ir, het te rechtfteHen van Barneveld en van zijr.e lo'genooten, als eene daad , ftrijdig met het privilegie de noncvocando , venveeten (a): maar behalven het geënte te vouren deswege aan getekend hebben (Z»), en zonder zeer diep in den onrfprong en in de oorzaak van di tweefpalt tuxr fchen Prins Mauris en Birneveld te treeden, kan men, de zaak bedaard en onzijdig over weegen Je, den Prinfe wel \et verwijten, hetwelk niet vrij ftcr ker tegen 's Lan ds Advokaat aangecr jngen kan wor. den? Het gevangen neemen van den Adyokaat, en van zijne lotgenooten , het verftelien der regee HOLLANDS 266 e-\ ringen in de fteden; het geheel gevolg der rechts pleegingen, zijn zekerlijk daaden, die buiten de or de en regel liepen. Maar heeft Prins Maurks die ontkend? Heeft hij dezelven doen gelden, op grond van zijn eigen gezag? Heeft hij 'er de wettigheid niet enkelijk van doen beftaan in de noodzaake lijkheid, die 'er was, om de rust in 't land te her- Hellen , en daar door meerdere of zwaarer onhei len voor te komen? Waren 'er niet in der daad groote onecnigheid, bittere tweefpalt, en gevaar lijke onrust ïn het land gereezen, welke wortels hadden gefchooten, die dagelijks dieper doordron gen ? Men leeze de hiftorien; men leeze de fchrif len van dien tijd ; men zie of men 't ontkennen Jcan ; en men Helle dit beftaan over tegen het geen aan de zijde van 's Lafids Advokaat is onder nomen. Dook het gezag en onder het beleid van Oldenbar ueveld en de zijnen waren 'er immers waardgeiders geligt, veranderingen gemaakt, met betrekking tot "het krijgsvolk en deszelfs eed, en fchikkingen, om de genomen maatregelen met deflerkehand uit te voe ren ; den Hoven van Juftitie de bevoegdheid tot een gedeelte van hunne rechtsoefening benomen en.zulks op grond van eene opperheerfchappij, wei ie deGraaven nimmer bezeten hadden, en die vlak uit.ltreed, zoo tegen de grond- en voorrechten der hndzaaten, als hunne vrijdommen. Alle die daaden liepen zekerlijk niet minder buiten de orde en regel, dan die van Prins Maurics. 's Lands Advokaat heeft dit even zoo weinig ontkend, als Prins Maurits het geen door hem' naderhand is ver richt. En op wat grond heërc Barneveld gezogt, het gepleegde aan zijne zijde te wettigen? Immers eiikeüjken blootclijk op de noodzaakelljkheid cm bc- Tvetun u pitten, verdere onenigheid voor te kernen, R IJ K D O M. 267 (<O Vai. Hifi D. X. bi. i6i. ZucTitvan Johati de Wïtt. bl. 35. ( b) Zie het Vertoog van Hugo de Groot, ziinc Apologie, iet Redeneerend Vertoog van de nlouiheid en de Souvtrainiteit. (cj Zucht van Johakox Wjtt. bladz. 3s. de- in de rust te.bewaaren (a). Aan beide zijden Is dezelfde beweegoorzaak voorgehouden. Wat nu? Heeft Barneveld en de zijnen die buicengewoone middelen tot die einden kunnen gebruiken; waarom word het dan Prins Mauric; en den zijnen cot mij daad geduid? Liep het geen Prins Maurics beftond meer te gen de algemeene vrijheid aan , dan 't geen Bar neveld ondernam ? Was het werven van gewapend volk, om eene paitij in den burgerftaat tegen eene andere partij te flijven , en zulks nog wel in eene zaak van godsdienstelijk geloof; het fluiten van de deur der juflitie voor die geenen , welke meenden door de wethouder lij ke magt bezwaard te zijn; het veranderen van den eed van 't krijgsvolk, omhetzeluetcn willekeurigen dienste van de Wethou deren der fteden te Hellen, en aan het gezag van den Stadhouder te onttrekken ; een eigendunkelijk gezag van de Staaten over de landzaaten in te voeren; en 's lands ftaatswezen geheel te veranderen (Z>), be fïaanbaarmet de burgerlijke vrijheid (c)? en (treed dit alles niet vrij meer met onze burgerlijke vrijheid dan het verftellen van de regeering ? Wat is 'er toch, dat de burgerlijke vrijheid gevoeliger aandoet, dan dat aan een ingezeten, zonder voorafgegaane rechts pleeging, zijne vaste woonplaats, op een enkel be vel van de* Wethouderfchap, ontzegd, en tegen zulke eene eigendunkelijke daad geen toevlucht toe de gewoone rechters genomen kan worden ? Ho go be Groot heeft in het vertoog, van het welk wij te voóren gefproken hebben, zijne groote fshranderheid, zijn uitlleekend vernuft, en bijzon- HOLLANDS 268 (at Zie het f;een ik hier ovsr aangemerkt heb ia de Zuckt vtn Jthan df Win. bl. 10. en velg. 41. en volg. was dere kunde in rechtszaaken te koste gelegd, om de wettigheid van deze eigendunkelijke daad van op pergezag te toonen: maar, behaiven dat die uitmun tende rechtsgeleerde zich daar toe bedient van •zekere gronden onzer -aderlandfche ftaatsgeftelte nisft, die nimmer eenig beflaan gehad hebben, zoo leid hij daar benevens nog die wettigheid af uit algemeene denkheelden van een oppergezag, zoo ais men hetzelve zich in de befpiegelende kennis Voor fielt., wanneer men in 't algemeen over de op perheerfdiappij denkbeeldig handelt: hij befchouwt 'er de Vergadering der Staaten niet op den voet vaa ftaatslsden, uit en in den naam van 'i volk opgeko men, en vergaderd, om bij pfaatsvulling de rechten en gerechtigheden van 't volk te bewaaren, te be fclitrmen, en te beveiligen ; maai ais een Jigchaam *t welk oorfprongelijk, uit zich zelf, een voKlrekE oppergezag over de ingezetenen bezat, en overzulks zoodaanige befchikkingen over de gemeene zaak konde maaken, nis hetzelve goed dacht ; en mits dien ook aan de Hoven van Juftitie, en aan denge woonen loop der Jnllitie, de kenriisneeming van zoo daanige zaakèh,als bat dienstig oordeelde, onttrek ken: 's Lands Vergadering cene volllrekte onbepaalde opperheerfchappij toefchrijvende; en daar uit haaien de aan deneenen kant eene bevoegdheid , om dies te dom vat men ooirbaar vind; en eene volflagcn onder daanigheid en gehoorziamheid aan de andere zijd:-*: zoodatdeSiaaten, naarden inhoud van dat vertoog, niet enkelijk over de ingezetenen dezer Janden een vrij onbepaalder en oitgeflrekter gezag bezeten zouden hebben dan de Graaven; maar zeifs een vol ftrekt eigendunkelijk gezag («). Dit oppergezag R IJ K D 4 0 M. 269 . (•) Zucht v*n Johcn de Wi' f -- W- 4J. Het werkjen vsn Huco de Groot de r>K»v. en ': Vvnoog, vari het welk wij fpietken, fchiii.cn den totlei; der gccucn, wd kc in dien tijii tien klem der regteringein hawten Jiaiiden, ra del ijk klaaraan den dag ie leggen; en deze tweéwerkjéns, die, «il de pen van II uc o D i G r o o tv.wrrgevloïid, daar door dén ilcrkilcH invloed en het hoogst gezag op de begrippen van onze vadcHaiidfche ftaaisgellelcenis vn Jhjts ■■i-iiiken gehad hebben , zijn 't ook voornaamc-lijk, die do onuen omtrent die onderwerpen op hec divaalfpoof : geholpen hebtacn. Onder menißVuldige .-nderen , kan mert tn!zten ht-c Reienfermt vfrtuog van de Altudheid en de Souverainiteit der Weeren Stante* %.-an Heiland, maakendc de Vooneven w" Mr. P. Jsorts p'erhcni als mede Aanmerkingen «P dit Redsneerent Peptt**, *fa»liet, hetwelk Barneveld en de zijnen, noem den 's Lands Gerechtigheid. Hij meende (voor zoo veel men vooronderflelr, dat hij ter goeder trouwe gehandeld fiebbe) dat ia de Vergadering van de Staaten van Holland de opperrnagt zoodaanig berustede , als Hu&jq ©e Gkoot voordraagt: dat de Staaren dien volgende zoodaanige befehikkingen in het, land konden maa ken, en zoodaanige paaien (leliën aan de rechtsoe fening der Hoven van Jufhicie, als hun ooirbaar (eheen, en ook, ten aanzien van den Godsdienst én van het krijgsvolk, maatregelen neemen, zoo alsz j te raade mogten worden. Deze bevoegdheid tot een onbepaald en eigendunkelijk beftier van 's lands zaaken was bij Oldenbarneveld V Lands Gerechtig heid: en, wanneer hij gezegt moge hebben , dat hij 's Lands Gerechtigheid niet wilde laaten vaaren, kan men niet wel anders dan zoodaanig eene onbepaalde bevoegdheid tot het befüier van 's lands zaaken, door dit zeggen verftaan. I let vertoog van Hugo jde Gkout fchijnt deswege_ allen twijiTel te benceaien (a ). . Prins Maurits moest zekerlijk, ren aanzien van dit alles, in een geheel ander begrip ttyan. Hij R IJ K D O M. 27 ia) ZieD. 1. bl. 9Ö. en volg. (&) Judicemfifcalem quem Comitcm voaxnt MORE AC 1 Tj I. p. 114. T. V. p . 160. CO Vti. Hifi. D. I. bladz. 444- Die en die bij herhaaling twee eeuwen lang ge duurd hebben. In dien tusfehentijd vielen 'er in 'c algemeen bewind verfcheiden veranderingen voor. Karel de Groote had, over alle zijne vijanden ze gepraalende, zijne heerfchappij eene uicgellrekt heid gegeeven , welke, in geen genoegzaam ver band, enkelij k door zijne vermogens in Hand bleef. Hij had de Saxen en Friezen dikwerf overwonnen , doch men kon van hun zeggen, vicli fed indomitï. D e voorwaarden van het verdrag , hetwelk de Vorst op het einde van de achtfte eeuw met heti floot, kwamen hier op uit, „ de Saxen en Frie „ zen beloofden den Christelijken Godsdienst te zul „ len omhelzen , en de Bisfchoppen, die over hen „ gefield zonden worden , onderdaanig te zullen „ zijn. De Rechters of Graaven (b ) die de frankifche „ Koningen onder hen zenden zouden , moesten elk volk ~ naar zijne vaderlijke wetten regeeren". Wijders wer den zij „ van het opbrengen van allerlei lasten en „ fchattingen ontheven, de tienden voorde geeilelijk „ heid alleen uitgezonderd. Men gaf of liet hun den „ eernaam van vrije luiden " , en van dezen tijd af (zegt de Heer Wagenaar) fchijnen de Frie zen den naam van Frije Friezen gevoerd te heb ben , die in hunne oude Landrechten en Kronijker. zoo gemeen is. „ Eindelijk werd vastgefleld, dat „ de Saxen en Friezen voortaan als een volk mee „ de Franken aangemerkt, endoor eenen Koning „ geregeerd zouden worden (c). Met den dood van Karel den Grooten raakte het Staatsbewind van zijn uitgeftrekt rijk geheel los. B IJ L A A G E G. 27 BIJ-» hangen. Gegeven in ek-n den 15. Juny in den Jare ons Heerea duifcqt fi;ven-enr toegtntig. Van der F.Yk Hamivejlen enz. van Zuidbulland />«"■. 381. en 383. Tonneel van Helt. door Boxhom p a? . 93. OVoot ftakkoat-boek IL Deel pag. ióis- Oudbjihovess Zuytl io.'/. pag. 37 i. Kcrkelyke oudheden van 't ütrechefcho Bisd. *• Heel pa*;. 478. enz. Schoon ilc niemand onzer llollanJfclie E.lelb'edt;n door den Gra-if met den tytel van Heer g<noemd yin'de. En fchoon wy eenen Heer Henrik van djr Lek , by Goiühoevcti Chron. Van Ho!I. pa«. 125. op het jaar 1277. ontmoeten , zoo heb ik den briefonverandert van jaartal gü'auen, eoalleenniyne Redaocen omtrent denzelven ia willen LAar.c. by Mieiu :. ] HOLLANDS 270 Als ( fl ) Vad. Hifi. D. X. bl. 40,, konde zich niet vGorftellen •, dat die geenen, wet- naar zijne meening, bij plaatsvulling voor het volk ter dagvaard kwamen , zulk een eigendunkelijk gezag konden bezitten, ja zelfs eenig oppergeaagj hoe genaamd, zonder den Stadhouder, wiens gezig een incegreerend of onaffcheidbasr gedeelte van hec oppergezag maakte, oefenen. Hij konde zich niet voordellen", dat de landzaaten de wapenen tot behoud hunner rechten en privilegiën, en tegen,het eigendun kelijk gezag, het welk Filipszich aanmaatigde, gevat hebbende, de Staaten daar door de bevoegd* heid, om meerder gezag dan de Graavcn te oefe; nen, en zoodaanige opperheerfchappij, als Huco DE Groot voordraagt, bekomen zouden hebben; en dit ontdekt ons al mede eenen grond van dei tweefpak, welke tusfehen den Stadhouder en 's Lands Advokaat ontdaan is en ook noodzaakclijk ten moest worden. Deze begreep, dat 's Lands Ver gadering de bevoegdheid van 's Lands beftier voli ftrekt toekwam, zonder het ftadhouderlijk gezag daar bij noodig te hebben. Prins Maurits begreep het anders : hier uit moest noodzaakeJijk volgen , dat terwijl 's Lands Advokaat begreep, dat hij 's Lands Gerechtigheid handhaafde, en de Prins naar te Veel gezags haakte; de Stadhouder daar en tegen van-be grip was, dat Oldenbarneveld 's Lands Gerechtig-heid Verkrachtte, en hem in zijn gezag verkortte. De ze overweegingen brengen ons natuurlijk tot dé oplosfing van de reden , waarom, toen Barneveld zeide, dat hij zijne rechters niet wilde befchul digen, maar in een tijd kwam, waar in men andere grondregels van regeering volgde , dan men plagt; de Prins daarop heeft kunnen antwoorden, de Advokaat heeft die grondregels in den ftaat niet ge vonden, maar zoeken in te voeren (a) é Tk IJ K D O M, 271 Als men dit alles met een onzijdig oogbefehouwr, mag men dan niet wel, zonder iemand te beledigen , en zonder te veel ijvers te toonen, vraagen, of dis geenen , welke zulke grondregelen van ftaatopbrag ten en daadelijk in 'c werk fielden , niet vrij meet 1 te befchuldigen waren, dat zij de vaderlandfche vrij heid verkrachtten dan een Vorst, welke de regeerin gen verftelt, en zich van bijzondere perfoone» ver zekert, welke met verkeerde en gevaarlijke onder neemingen befchuldigd worden? Of zou het ihkidc - zwaar weegen, burgeren willekeurig hunne woon plaats te ontzeggen , dan Wethouders van hunnen dienst te verlaaten? Daar kunnen om Handigheden en redenen zijn, welke het eerfte toelaaten; rr,;;ar die kunnen J er ook zijn voor het Jaatfte: niame/ijfc redenen van noodzaakelijkheid : want, indien hjt waar is, gelijk de Prefident van BYNKEKiiaEK getuige, dat de Staaten het even zoo weinig in hun ne magt hebben om iet tegen de privilegiën te doen, dan het in de magt van de Graaven is geweest; dan mag men ook ftellen, dat niet dan eene uiter* fte noodzaakelijkheid de Staaten kon bevoegd maa ken, om iet tegen de privilegiën te onderneemen j en dan nog wel niet anders dan bepaaldelijk tot een zeker geval, daar de nood op ziet: en derhalven zaï de Refolutie van 't jaar 1617, als aanloopende tegen de algemeene vrijheid en fiedus bij meerderheid, tegeti de protestatien van veele Jeden, genomen, altijd aangezien moeten worden, als blootlijk uit de allergrootlle noodzaaklïjkheid voortgebragt, en te nadeelig voor de algemeene burgerlijke vrijheid, clan dat men 'tr een willekeurig recht vnn_ zoude nwaken. Ondcrtusfchen kan het voor de ingezc tenen dezer gewesten tot vergenoeging en gerust heid ftrekken, ciat zij onder zulke gtmaatigde en HOLLANDS 272 Qê) y*l. Hifi. D.IX. bl. *«4. 4 welmecnende Wethouders woonen en geregeerd worden ~ dat niemand .zich over 't gebruik van die recht ce beküagen fatföfo De hagchdijke llaat,- ten tijde des lpaanfchen ooriogs, vereisehete dit redn, even gelyk het aannaderon van den vjjjfid, om ee «e ftad te belegeren, recht i/eelt tot hét verwoes ten der buuènpjaatfen , welke het beleg zoudm kunnen begunstigen en den vijand gemak en hul» toebrengen. Een hagchtlijke toelland, door op roer, muitzuebtj geestdrijverij t oï- Dit e-euige an dere oorzaak ontdaan, kan ter bchoudenisft: v;m de algemeane rust en veiligheid de Wejhoudereiï nood zaakefl, om hunne toevlucht tot de oeJuiing van' dit recht te neemen. Bij diergelijke tooallen " komc hciVideant Cosf. Ne Rcspublica quid dctrïmeui capiat te pas, van welk bet gebruik enkelijk opiedtnen vant uiterfte noodzadkeLjkheid is gegrond. Üp dezelfde wijze moet men, zoo 't mij voor komt, de bedrijven van Prins Maurits en van Ülden barnevcid befchouuen. Stonden de zaaken zoo, dat 'erbuiterigewoone voorzieninjregebrukt iiwest wor den ? BarnevêTd,heeft begreepqn van ja: Maurits heeft het insgelijks zoo begreepan. Barneveld is het t-erfte tot buicengewüone middelen overgegaan: hij heeft het ecrile dwangraiddeJen in 't werk gefield, ca de wapenen doen opvatten. Maurits heefd dkalleerr verweerender wijze gebruikt. Barnevckl had meest uvcral door bedekte middelen luiden in 't bewind wee ten ie voeren , die hem van de hand vloogen (a) ,en zich diar door van de meerderheid in de lieden en in de Vergadering deiStaateii verzekerd. Prins j\lau tïtt verftek de Wethouderfchap nief bedektelijk, maar opentlijk. De befebikkingen van Barneveld R IJ K D O M. 273 (0) Zucht van Johtm de tPltt. bl 45. en volg. (b) Vod HiJl.n.lX bl 453. «1454- . „..„ ~ „, (c) Ib. bl. 455 en 456 Zucht van johande Wttt. bl. a». tn volg. Negociations du Prefidetit Jiunmin : deszelfs brieven aan den Konir.g van Frankrijk van den 8. Mcii «"op. aan Villeroy , ep denzelfden dag Brief van den Koningsan Jeakniit vanden 18 Meij 1609. Brief van JtiNNiïf aan den Koning vun den 5 M«« 1009. 111. Dui. s Stuats- bragten het land niet in rust: de tweefpalc ver meerderde : hec vuur van tweedragt nam dage lijks toe. Na het btftaan van Maurits kreeg alles wederom de rust ca ze kerheid werden herfteld.. Alle bijzondere beÏTchuldigingen tegen Barne veld en zijne bijzondere begrippen over 'sLands Gerechtigheid daar geiaaten, zal nu eigenlijk de vr&ag zijn, of de omftandigheden, in welken de zaakea op dic?n tijd ftonden, niet eene buitengewoone vourzieninge hebben vereischt ? of die buitenge woone voorzieninge immer grond kan geeven, om I J rins Maurits aan te wrijven, dat hij de burger lijke vrijheid heeft verkort? en-of men niet eer der Barneveld en de zijnen daar mede zoude kunnen bcfdiuldigen? Immers kan men niet ontkennen, dar. Barneveld al het gezag aan zich getrokken , en den Prins daarvan verftoken nebbe, met dat van den Raad van Staate grootendeels aan de Vergadering der Algemeene Sraaten over te brengen (a); dat hij, om zijn grooten invloed niet aan vermindering te waagen, agterlijk is gebkeven in het toetreeden tot het aanftdlen van eerten nieuwen Raad, dien men noodig oordeelde om de eendragt te herftel lcn (£); en dat daar door dit middel is bleeven (c). Hoe heilzaam hetzelve echter geweest zoude zijn, en hoe duor hetzelve menigvuldige on heilen , ja het rampzalig noodlot van den grijzen HOLLANDS 274 ( a ; f'ad. Bi/i, IX IX. W. 95. en volg. £ e ' Staatsman , en de optocht tegen Amfterdam en meer andere fchadetijke gevolgen van de tweedragt voor gekomen zouden zijn geweest, getuigen "zelfs de nagelaaten papieren van den Raadpenüonaris van Slingeland. De aanmerkingen, welken ik hier ten aanzien van 't gebeurde in den jaare 1618 en 1619, maake , kan ik ook op die van 't jaar 1651 toepasfen. De daadelijkheid was niet aan de zijde van den Prinfe, tnaaraan de zijde van Amflerdam, begonnen: hier door waren de gewoone wegen geflooten: daar moest een buitengewoon middel bij der hand genomen wor den ; en Vetgeefseh zal men in het aangewend mid del eene indragt op de burgerlijke vrijheid vinden. D e vrijneid is nimmer gelegen geweestin het recht van eene ftad, om, ten aanzien van ecne gemeene zaak van 't farrtd, of met betrekking tot bondgenoo ten , afzonderlijk naar zijn welgevallen te handel het middel vras geweldig, maar fproot uit eene be voegdheid , van dewelke wij te vooren gefproken hebben. Zonderling is het ondertusfehen , cjat 'er zoo veel ophefs van dien tocht van WilJem den Jl. tot blaam van dien Vorst gemaakt is geweest, en telkens op nieuw gemaakt word, om de gevaarlijk heid van 't ftadhouderlijk gezag af te fclalderen, en dat 'er nimmer gerept word van flappen tot een zelfde einde gedaan, welke zekerlijk niet minder van den gewoonen weg afliepen. Bij voorbeeld, het bezit neemen van de ftad Groningen, in di_-n jaare iCoo ; het ontwapenen der burgerije aldaar ; tiet opwerpen van een kasteel toe bedwang van de tfad,en het verder gedrag omtrentdeftad en de Orn ir.ehnden gehouden, om dezelven tot het nakomen vsi- de ukfpraak of het gewijsde der Staaten en bet opbrengen der achtctfbllen te dwingen (a) ;—- j:ct ft IJ & D O M. 275 (•) PW. Bijt. D ix, bl. xeo. gSÉ* S s gebruik van krijgsmagt in datzelfde jaar, orti eert einde aan de tweefpak, in Friesland gereezen, tö tnaaken (a)} — het doen van eene bezending naai? de Provincie van Friesland-, in den jaare 1613* om twee kwartieren van dat gewest te beweegcrl tot het aanneemen van de aéïe , bij welken dö 9«ofj van Zeeland was vast gefield, en de opge* Volgde RcTolutie van Hunne Hoog Mogendheden t Gm^Friesland, of \vn\ de twee onwillige kwartje* f en ,op executie, tot het aanneemen,van die a&ë te dwingen, bij welke teffens bepaald werd hce dö Executie zoude gefchieden ; — de bezending cersé van Prins Maurits , met Gedeputeerden van dt; T en Generaal en van den Raad vaa Staace, naar? Ucrecht, in den jaare 1610, om verfcheiden onee* uigheeden tusfehen de Sta 'ten en de Had bij te leg* gen; de komst van de Staarten Generaal en dert Raad van Suate en corps, met de Ambasfadeurs Vatt Frankrijk en Engeland te Woerden, tot het zelfde einde; het belegeren van Utrecht in 't bijweezert van den RaaH van Staate, welke de loopgraaveü Voor de ftad deed openen, en deovergaave van did ftad, onder voorwaarde, dat de verfchillen doof éê Heeren Ambasfadeurs, de Staaten Generaal en dert Raad van Staate zouden befiist Worden: hebbende* Hunne M'igenheden d?n Raad van Staate ver togt de Magijlrdat te veranderen , en de Sta"atert tnet authontcit bij te Haan, in al wat dezelvcn cleli Kaad zouden verzoeken, tot noodige directie van de Zaaken; waarop de Raad van Staate, andermaal Zijn de vertrokken naar Utrecht, de verfchillen tusfeheö de Staaten en de Stad hebben afgedaan; op de fchuc« tcrijen en andere zaaken de noodige fchikkingeH HOLLANDS 276 (o) Wagenaa* fprecfcvan dit geval Vai. Mijt. D. X- W. 25. en volg. doch niet met de vereischte naauwkeurifthe:^ At* gemaakt; en vervolgens, in den Haag te rug geko men , aan het nakomen van de capitulatie en van hunne b'eflisfingea de hand gehouden {a); .— het trekken van den Raad van Staaté in Janüanj '163- , op refoiuiie van Hunne Hoog Mogendheden, naaf de Erovibcie van Friesland,, ïn welk gewest de fi nancirn , door de tweefpak in de regeering ontflaan, in groot .verloop waren geraakt, met authorifatic om alles zonder nigfpraak te doen, wat de dienst van het Land zoude vereifchen; zijnde nopens die bezending aangetekend, dat de Raad van Staate, eerst de Staaren van 't ge.we.se verzogcen vermaande om „ alle dispuiten, oneenigheid, en misverflarid «, aan een zijde te /lellen, en zich onder den ande „ ren te vergelijken: of, als zulks onzeker wee „ zen, en al te lang duuren zoude, de gelegenheid „ van dien aan den Haad te openen, om bij wege „ van acommodatie of fubmiffie, door den Raad, „ als hebbende geen interesfen , noch particuliere „ pafiien voor tenige leden van het ligchaam van M de Provincie, en met ii;cmeenen eed aan alle de „ Provinciën verbonden weezendc, getermineerd te n worden", en" vervolgens in dit jaar, en in een gedeehe van het volgende, geduurende het wel ke de Raad in Friesland bleef, orde ftelde op hec fhik van de middelen, de Magijlraaltn van de Ste den veranderde , en vericheiden abuizen in de pro vinciaale regeering wegnam en verbeterde. — Hoï veele executïen zijn 'er niet in 't werk gefield f bij inlegering van krijgsvolk of ophaalirjg van gijzelaars, om de provinciën, welke in gebreke bleeven aan de confenien té voldoen, daar toe te noodzaakea ? R IJ K D O M. 277 _ Als men dit alles gade flaat, en voorts in aanmer king neemt, dat'er zoo v«de voorbeelden waren van 't gebruik van dwangmiddelen , om de eenigheid te bewaaren en te herftelien, of zoodaanige leden, wel ke door geene andere middelen te beweegen wa ren, om van hunne bijzondere verkiezing afre kan rntn hec dan vreemd vinden , dat Hunne Hfcog Mogerrdheden, benevens Wïllem den 11., na alle puogingen vruchteloos aangewend te hebben, zich bevoegd achtten , om eindelijk hunne toevlucht te nee.nen tot het gebruik van de militaire magt , ten einde de hoefdigheid van de ftad van Am fterdurn , of liever van eenige Regenten, welke de meerderheid maakten, te verzetten , en tot cen paarigheid niet de andere leden van Staat te brengen. Hunne Hoog Mogendheden , en de Raad van Staate, hadden zekerlijk geen minder recht mee betrekking tot Amfterdam, als ten aanzien van de Stad Gronin gen, en de kwartieren van Friesland* het geen, uit hoofde van noodzaakelijkheid , billijk en wettig was omtrent deze gewesten en plaatfen, kon ineen geval van gelijken aart niet onbillijk noch onwettig worden, ten aanzien van Amfterdam. Alles derhal- Ven overdacht hebbende, zal men Wülemden 11. dan niet anders te-verwijten hebben, dan dat die Vorst geboren was in een Land , en bekleed met eene waardigheid, welke hem bevoegd maakte, en als men 't wat diepjr wilde inzien, mogelijk wel ver plichtte, om zich teverleenen, toe het gebruik van. ten onaangenaam middel, hetwelk zulken, aan wien alle dwangmiddelen, wanneer zij 'er de voorwer pen van worden, onnuttig en ongeoorloofd voor itomen, als eene fchending van 's lands vrijheid heb ben gelitven uit te krijten. Was ondertusfehen de eenigheid bewaard ge bieeven, in beide de gevallen zou de tusfehenkom- HOLLANDS 278 J»nd' fle vun den Prins niet noodii; zijn geweest; men zou de zich zelve de moeite g&fpaard hebben, om over het gedrag der Prinfen te klaaren, als de vrijheid \e kort [doende r en 't zal altijd op deze vermaa» njng aankomen: Weest eendragtig onder elkandè yen, en roept mij niet dan wanneer gijlieden het on der U niet vinden kont. Ten onrechte worden de Stad huuders dan befchuldigd van op de vrijheid, in hun gedrag, met betrekking tot dezaaken, in den tijd V<in Barneveld, en in den jaare xöjo, voorgevallen, Indragt gemaakt te hebben. Gaat men met deze befchouwing over de andere deeien van onze burgerlijke vrijheid voort; waar vindt men, da: de Prinfen Stadhouders dezelven ver kort hebben ? Ten aanzien van de bevoegdheid, om, gdf een ongejijk te wreekcn, om zelf voor zijne eigen veiligheid ce zorgen, daar toe verbonden en verdragen aan te gaan, weet ik niet dat men den Heeren Stadhouderen iets te laste kan leggen, of daaddijk legt. Al lang heeft men zuiverer denkbeel den over de eigen wraakoefening en 't kampvechr zen gekreegetj; en 't affchaffen van dit misbruik der natuurlijke of burgerlijke vrijheid is nimmer aangezien voor verlies van vrijheid in den burger flaas, Hec bezorgen van zijne eigen veiligheid,° en *t maaken van verbonden en verdragen is onver kort gebleeven, voor zoo verre de leden van den Staat daar toe bevoegd waren, en door de Unie van Utrecht daar van niet zijn afgeweeken: althans de Ilceren Stadhouders zijn, voor 200 veel ik Weet, nimmer befchuldigd , dat zij de leden, van den Vere«nigden Sraat in die vrijheden hebben verkort, of zich het recht, om met betrekking tot 's lands zaaken verbonden en verdragen te maaken, aan seTaJt : gi hebben. Wie heeft Heeren Stad- Jiouders immer btfchuldigd > dat zij ds rechten dcv R IJ K D O M. 279 Jandzaaten, in hunne betrekkingen tot dè Hoeren der Heerlijkheden , of die van de Hoeren der Heer lijkheden verkort, of zich deswege iets wiüekeu- Rgs aangemaatigd zouden hebben? De befeherming der landzaaten , door het af'zweeren van Filips, in den boezem van 't volk zijnde gevallen , heeft men immer de Heeren Stadhouders, als de plaats van 't volk in dit opzigt vervullende, daarin nalaatig ge zien, en niet in tegendeel ijverig , waakzaam, ftand vastig? Nooit, voor zoo veel ik weet, hebben de Heeren Stadhouders iet gedaan of te kennen gegee ven, waar uit meer of min af te leiden zoude zijn , dat zij de ingezetenen in de vrijwillige befchikking hunner eigen góéderen zouden hebben willen be lemmeren.,. Waar zijn ooit door de Heeren Stad houders, of door hun toedoen, aan iemand, wie het ook zij, eenige wettig verkreegen vrijdommen of voorreeheen benomen, of de hand aan 't'be neemen van dezelven geleend ? Hebben de Heeren Stadhouders zich ooit het recht van oorlog en vrede aangemaatigd ? en heeft men daar en te gen niet meer dan eens gezien, dat deswege een ander gevoelen, dan het hunne, is gevolgd?" Heeft men in 't bijzander het gevoelen van Barneveld over het beitand niet tegen dat van Maurits zien boven drijven? Is het recht van 't verleencn van oonfenten door de Heeren Stadhouders betwist of verkort? Kortom, waar is het kenmerk in h 't gedrag der Prinfen van Oranje te vinden }> uit het welk , maar met ecnigen fchijn , afgeleid zoude kunnen worden, dat zij, of een hunner, de opge noemde vrijdommen en voorrechten hebben ver kort of zoeken te verkorten? Immer» nergens; en dit zoo zijnde , op wat grond doet i dan aan die Vorsten het verwijt van het op on ze vrijheid gemunt te hebb«> ? 28 B IJL AAG E H. Verdrag van vrede tusfehen He den I. Hertog van Brabant, en i dcrik, Graaf van Holland, tot ontJ flaaging van Diederik, welke gev gen was , getekend den 3 , NovetnJ ber 1203, waar by de Graaf Diedei rik de ftad Dordrecht enz. aan den Hertog overgeeft, en weder van ■ zelven te leen ontfangt, enz. Den 3.! November 1203. (Mieris Charterb. D. I. bl. 138.) In den naam der heilige en ondeelbaare drieenïgheiA Ten einde de handelingen der tegenwoordige tydet» niet in vergeccenheid zouden raaken , is men gewoon die] door de fchrifcen te vereeuwigen. Hcc zy dan kei allen toekomenden en tegenwoordigen , die dezen britf zullen zien, dac 'er federe veele jaaren verfchil ge\ is tufleheu Henrik, Hertog van Lothryk en zyne voor ouders, en Dicderik Graaf van Holland en deszelfs voor zaaten, over het land, gelegen tuffchen de Maas et Schelde, waar omircht men zoo verre is gevorderd, dat die tweefpalt door raad van wederzdyfche mannen op deze wyze beüift is. De Graaf heeft in handen dtS Hertogen overgegeeven de ftad Dordrecht aan beide zy den van 't water , Dordrechtswaarde , Hereswaarde . JDufTvn, en 't getieele land tuflehen Stryen en Waal ■wyk, toe aan hec land des Hertogen. Dit voornoem' de land heefc de Graaf ook van den Hertog te leen ontfangen, en is deszelfs Leenman geworder. tly heefl 'ook gezworen, dat hy uit hoofde van 'c gemelde lcnJ voor 't overige den Hertog in eigen perfoon zoik! nen, gelyk een vasfal zynen Heere, tegen allen, uif| gézonderd he: Keizerryk, gclyk zyn regt oretfenc hf HOLLANDS 28 (b) Endii Chnnicon Zclar.i. p. 145. Mobeau 1. c. T« sta Die wisfeling, ook tot het landbeftier onzer tegen woordige; (j overgaande, hadznJken 'im op den ftaat va. tndel en vaart dezer Laoden, dar wij 'er niet ter vlugt over heen konnen gaan. Voor zo veel 'wij het uit dehiftorien -en den gemqénen Kop der menfehdijke bedrijven en ckr Volken , bij hunne eerfle ftaatsvorming, kunnen op-" Inaaken , ferjijnen de -ingezetenen dezer gewesten al vroeg beïiiercfers ran 't gemren belang gehad te hebben, welke bij hen verkooren werden en gtezag voerden, mét bepaalin;' tot zekere landrtreeken en zeiken., Oat • gezag, wanneer het over een gerirfi gen hoop vof-ks loopt, heeft niet veel rebedieden; doch het neemt in gewichttoe, na:ir maate het volk aarjgroeit, en.deszelfs 1 bedrijf en werkzaamheid zich •uitftrekken ; weshalven, bij het tocneemen van volk, handel en vaart, en hét voeren van oorlog, de waardigheid van Beffièrdef van-het algemeen belang jnónze gewesten meerder aanzien heeft gekreegen , en van meerder gewicht is geworden. ■ Bijzonder lijk fchiint het ampt van Jteftierder (welk een eeniaarn men hem ook in de vroegfte tijden gegi ven hetbe) hoofd- het bewind tot algc meene veiligheid, en diis ttót beleid van den oorlog, als mede de rechtsdwang 'over misdaden tot doelwit gehad.'te hebben. D e I Ynnk-cn, en inzonderheid ook Karelde Groa te, eenigerrrmate de fbaEsbegrippen der Romeinea volgende, weeken in veele anderen van dezelven af. Zij fchijnen niet zo zeer de overheerde volken onder een juk , dan wel in eeftige afhaiigtiijkheid ertj cijnsbaarheid te hebben willen brengen, het bedierf van hunne bijzondere zakken aan hun laaiende. De; Graafliike bt-dicning was bij de Romeinen in ge-I "bruik (i). En geen wonder! Hoe zal een gebied HOLLANDS 280 al- De befchuldiging van naar de graaflijke waardige heid gedaan te hebben, meer dan eens bij vermoe' den, gisllng, waarschijnlijkheid, doch nimmer reet eenig voegzaarn blijk verzejd , is meer dan eens ten jianzien van Maurics geopperd ,' maar wat bediedt die ? Voorlang is 'erbeweezen: I. dat die betichting op ?ulke loste voorgeevingenfteunt, dat dezelve eerder voor een laster, dan voor eene be weezen waarheid te houden is: 2. dat Prins Maurits, noch ook de volggnde Stadhouders, eenige daad gepleegd heb ben , uit dewelke konde opgemaakt worden , d3t zij zich in 't graaili jk zogten te fteilén ; maar wel in tegendeel verfcheiden daaden , uit dewelken opxe« maakt moet wordep , dat zij op 4e graaflijke wairJig heid niet verlekkerd zijn geweest: : 3. dat of'fchoon. Prins Maurits naar de graaflijke. waardigheid geflaan mogt hebben, hij daar door nog niet befchuldigd zoude hebben mogen worden, van onze,burgerlijke vrijheid te hebben willen verkorren , alzoo die vrijheid aeer vel beflaan kan met de graaflijke waardigheid ; en 'er nooit in vroegere tijden begreepen is geweest, dat de graaflijke waardigheid op zich zelve, maar flecllts derzelver misbruik, aan de burgerlijke vrijheid te korc doet. Twee zaaken zijn 'er echter, weiken fommi gen, fchoon op. verfchillende gronden, aangezien hebben, als ftrijdig met onze burgerlijke vrijheid ,en omtrent welker oefening den Pn'nfen Sc:idliouderen, het zij ronduit, het zij bedektlijk, nagegeeven word, onze burgerlijke vrijheid te verkorten. De eerfte is de onbevoegdheid van ja i.een. De tweede , de rechtsoefening, met betrekking tot de krijgslie den. Kortelijk zal ik deze twee zaaken aanroeren. Ik wil gaarne toeflaan, dat, als men befpiegelen derwijze, in 't afgetrokken , onzeinwoonders be ichouwt, als ieder zekere ftukk.en uic deeerftt; R IJ K DO M. 281 algemeene oorfprongelijke gemeenfchap ( welke de Geleerden , om aan de oetoogkunde en bevactingen <fcr natuurlijke rechten meerder gemaks en lichts toe te :i , vooronderltellen, dat eertijds plaats gehad heeft ) aanvaard , en door die daad den vol lêß eigendom van die flukken lands, zonder eenigen last, of wei zoodaanige eigendom, bij opvolging van den cenen op den anderen, op die wijze verkree gen hadden , aan de bezitters derzelven dan ooJc zouden toekomen zoodaanige rechten en btfehik kingen over die goederen, als de rechten der na tuur in dien toeftand van zaaken mede brengen; en dat dan ook die keriïellhngen van 'c roomfche recht, welke met die rechten over een komen , op dezelven eene gepaste overbrenging zouden kunnen veelen; maar, aan eene andere zijdr, hoop ik, dac men mij zaJ toegeeven, dat, bij aldien de (treek ca gronds, o§ de landgoederen , onder zekere lasten , bepaalingef, bedingen, of voorwaarden, en over zulks niet in eenen vollen of volitrekften eigendom, maar in een bepaalden eigendom, door zoodaanig iemand, die 'er volkomen meefter van was, zija afgeftaan, gegund of gegeeven, en.op die wijze, tloor opvolging van de eerfte bezitters, tot de tegen woordigen overgegaan; dat (zeg ik ) als dan, om te kunnen oordcelen, boe verre het recht van dezen ten aanzien van die landgoederen gaat, opgeklommen moet worden tot hec recht, het. welke de eerfte en voorige bezitters hebben gehad. De zaak op dien voet befchouwd zijnde, wat zal 'er uic volgen? ,Dac, bij aldien het recht van op zijn eigen grond te jaa gco ,en niet verplicht te zijn van te gedoogen dat 'er een ander op joeg, aan de bezitting of den eigendom van die landgoederen is gehecht geweest, als dan ook de bezitters van dezdven, uit dien hoof de, dit rechc behoorden te genieten; duciï ouk >vc- HOLLANDS 282 dcrom, aan eene andere zijde, dat zij bet uit dïea hoofde niet eifchen kunnen, wanneer het 'er niet aan gehecht, of naderhand aan gegceven is geweest. Dit vast gefield zijnde, zal het 'er alleen op aankomen, dat men lecee op de wijze, hoe deze landen oftder de heerfchappij der Franken, en voorts onder die van onze Graavcn geftaan, en mee welk recht hunne landmaten den grond, dien zij befloegen, bezeten hebben? Dit nu nagaande, bevindt men, dat de bewoonders dezer gewesten nimmer oor fprongelijk, onderde Franken, degronden of land goederen met dien eigendom hebben btzeten, wel ke de bevoegdheid , om 'er naar willekeur mede te kunnen handelen , medebrengt. De Vorsten wa ren Heeren en volftrekte eigenaars van den gant fchen grond: uit dien hoofde hebben zij al wae in of op den grond was, wat 'er ep kwam, wat 'er over hing, zich toegeëigend. Nieèand mogt, buiten hunne bewilliging, op den grondjtomen, en gevolgelijk ook denzelven noch meer noch min roe ren, uit, op, of van den ze]ven iet haaien , noch van iet, dat begreepen werd tot den grond te be hooren, gebruik maaken; zelfs niet van de lucht, die 'er over zweefde, ©mdat die aangezien werd als tot den grond behoorende. Het is hier de vraag niet, of in een zodaanig gebruik der overheerfchinge, meteenige ongevoeghjkheid of onbillijkheid gelegen is, en of hetzelve wel volkomen met het recht der Natuur overeenkomt? De vraag is, op welk een voet de overheerfchers het beflaan van den grond heb ben afgeflaan, vergund, gegeeven of toegelaaten; en mitsdien, op welk een voet de bezitters'er het ge not van hebben verkreegen en aangenomen : hoe zij 'er toe gekomen zijn ? Is de grond niet anders afgê? ftaan of gegund, dan met voorbehoudenis van het rtcin van de jagt, kanmeo dan over dat recht klaa R IJ K D OM. 283 gen ? Kan men 'er meer over klaagen dan over de erfpachten, de cjnfen, den nakoop, en andere las ttn of diensten, mee welken de eigendom of het be zit der landen bezwaard is geworden ? is men wel be voegd om daar tegen de rechten, welke uk den aart van eenen volmaakten eigendum, zoo als die, raar de leeringe van her. natuurlijk of het room iche recht, afgeleid worden , voortvloeien, te doen gelden? Immers is het een flandvasn'ge en al gemeen aangenomen regel, dat, om te oordcelen, in hoe verre men van eene Zük kan zeggen, dat die de onze is, en mitsdien, in hoeverre men over dezelve kan befchikken, en, welk gebruik men be voegd is om 'ervan te maaktn, gezien moet worden op den titel, uit krachte van welken men 'er den ei gendom van bekomen heefc: en, zoo die titel ons dïen eigendom nkt anders dan ortJere zekere las-, ten of dienstbaarheden heeft doen geworden, ivac grond is 'er dan om te klaagen, dat men dien niec vol en volkomen bezit ? Zoo de frankifdic Vorsten oorfprongelijk meester zijn geweest van 't rechtvar jaagen, gelijk van alle de anckre rechten, die zij door de overheerfching kreegen; dan Hebben zij bij 't vergunnen of afftaan van gronden, ook hec recht van jaagen zich kunnen voorbehouden ; en 2uiks met berrekking tot die landen , die zij in ei gendom of ter leen afftonden, zoo wel als ten aan - zien der geenen , die zij tot hun bijzonder gebruik hielden, en daarom domeinen genaamd worden, t [et zal dan ook, om den oorfprong van dit recht tier Vorsten op ie fpooren, niet noodig zijn, dac Uien zijne toevlucht neemetor dealgemeene begeer» te dtr menfehen, om zich ttn koste van anderen te verrijken, en bij vooronderlkJhng op te maaken t dat de Graaven en fiu'nne di: recht lang gaamerband den landmaten onvechtmaaüg üntiro^ HOLLANDS 284 (•) Charttrb. D. I. bl. 41. en 4:1, ken hebben : en 't zal dan ook niet noodig zijn," dat men treede in een onderzoek over den aart der verjaaringe, en in hoe verre die tot grond van dè bevoegdheid der Graa\ r en, tot het oefenen van hec jagtrecht, aan dezelven zoude kunnen ftrekken. Het gantfche gefehil zal zijne bepaaling en beflisfing natuurlijk vinden in een gefchiedkundig onderzoek, naamdijk: of het recht van de jagt niet altijd is gehouden voor een recht, den Vorsten alleen toe komende , voor zo verre zij het aan een ander niet afgedaan, gegund of gegeeven hadden ? en daar omtrent laaten de gefchiedenisfen geene de minfte reden tot twijffel over. Men zal dan ook niet be hoeven te vraagen, hoe deStaaten aan 't recht van de jagt zijn gekomen? Vermits de Stasten bij op volging zijn getreedSn in alle de gerechtigheden der gra-iflijkheid. H et koninglijk gebod van Otto den I. verbiedt, ten verzGeke van Baldrik, Bisfchop van Utrecht, ö>, r 'er in 't bosch, het welk in Everhards graaf fchap lag, zonder bewilliging van den Bisfchop, géjaögd zal worden; bij het verbod word nog ge zegd, dat het recht aan den bisfchoplijken ftoel, ge lijk aan den Vorst en de zijnen zal blijven: waar uit, mijns oordeels, op te maaken is, dat de Vorst aldaar over het recht van jaagen opeen grond, wel ke niet tot zijne bijzondere domeinen behoorde, befchikking maakt (c) ; hetwelk te gelijk doet zien , dat hij en de zijnen recht hadden, om op den grond , liggende in een anders graaffchap, te jaagen; hec recht van aldaar te jaagen kon binden aan de be will-'ging van den Bisfchop; en aan den Bisfchop het recht van het al of niet roe te ftaan kongeevten. Kbizer Otto, in den bevestigende K IJ K D O M. 285 Ca) Chart-rh. D. I. bhdz. 47 -(b) Hier in z ;j a 'c alle geleerden erns. Zie Lotsb 4 » Dreit des Seigneuriis. Bom 7r«3«t «ter di Dimdrun. (f) Chartirb. D. IV bladz. %9> te de giften door Graaf Wichman en door hem ze] ver» aan de Kerk van Elcen gedaan, en gcfproken heb bende van de bebouwde en onbebouwde landen, velden, akkers, beemden, weiden, bosfehen, w-a ------teren, waterloopen , molens, molen werken, voege 'er bij visfeherijsn en jaagerijen (a): zoo het jagt recht cnmidlijk vloeide uit den eigendom der landen of bosfehen, waar toe dac rechc afzonderlijk daar bij gevoegd ? Men zegge niet dac het alleen ge fthiedt bij overtolligheid, om alle bedenkelijkheid voor te komen: want de reden daarvan ligt in dea grondregel van alle giften der frankifche Vorsten: mamelijk , dat geen vorflelijk recht, anders gezegd regaal, tot eenen begunstigden overging, dan in 't bijzonder uitgedrukc zijnde (b). WiLitM, Graaf van Holland, bevestigt zijnen neef den 6 November 1406, niet in den eigen dom van zekere landen, maar in» alle rechten en „ vrijdommen van erfnis, tiende, en ambochte, ge „ dyekt en ongedyekt, zeedrift, haazen, konynen, „en alle wild , buiten den oude Zweeten, enz. (c)"; een blijk, dat die gerechtigheden niet te gelijk met de afgifte van een grond overgingen tot dien geenen, aan wien vergund werd den grond te beflaan. Gelijk nu de eigendommen van gronden gegund, afgeftaan en gegeeven werden, zonder bij Toeging van deze of geene rechten of gerechtigheden, zoo werden' ook rechten en gerechtigheden met betrek king tot zekere gronden, gegund, afgedaan of ge geeven, zonder dat 'er een eigendom vaneen grond bijkwam. Bij de bevestiging der giften aan het klooster HOLLANDS 286 (0) Charterb. D. IV. bladz. 4?+. (*) Ids inga Staats - recht. 11. Vcrd. VII. Hoofdft. M. «11. Hu go de Groot /"'• f ot d e x/ 0/;. Rccktsg. 11. S. J V. D. Zyp a e 1 Net. Jur. Belg. d e vt mt. ferar. vah Lm» 1 * vm Ctnf. for. lib. IL C. 111. J. 9. te Eken gedaan, door Keizer Otto den lIT., in defl jaare y9 ö > w °rd gezegd, dat in de vier deelen van hec woud Sternwold, « niet deminfte vrijheid heb „ ben z;il van eenig hert of hinde te jaagen , dan op „ het woord en met bewilliging van de Abtdisfe: en „ bij aldien een hert of hinde uit deze bosfehen „ liep, dan znude het aan de ja'agefs der Abtdisfe „ vrijftaan , die in andere bosfehen te vervolgen". Hier uit ziet men dat de Vorst het jaagen op zekere gronden bindt aan hec woord en de toe flemming van de Abtdis, en dat hij haar de be voegdheid geeft om de jagt in andere bosfehen te vervolgen; het welk hij niet zoude hebben kunnen doen, indien het van hem niet had afgeftangfen. irj den jaare 1417 en 141 b' geeft Vrouw Jakoba aan Hubrecht van Zoeien eene warande, houdende om trent zestien morgen (a). Volgt men verders , met betrekking tot ds jagt, den loop dor vaderlandfche gefchredenisfèn j overal zal men blijken vinden, dat het recht tot j.ia gen is vergund of afgellaan, onder meer of min dere bepaalingen, aan de Vrijheeren , Smalheeren , Edellieden, en andere aanzienlijke lieden; en da: uit deze vergunningen en giften hec recht tot dé jagt, het welk de Edelen naderhand geoefend en gehandhaafd hebben , even gelijk alle andere voor rechten en vrijdommen, is gefprooten (£). Ook ziet men, dat de frankifche Vorsten, be zorgers en opzigters over bosfehen , het wild , en de Jagt gehad hebben , even gelijk over andere R IJ K D O M. 287 f a") t. d. Hsuvin HtndveJtCkronijck. B. VII. bl. 22t. en'247 -(i) Moseau 1, c j # iv. p. I2Ö. (c ) Fcudorum ju r * 'p er quosdem ertkuhs velut aet/ttum pro' f tart, vt iutts prhnum aait treearia , atque ad trbitrium ft- %»* deelen van algemeen bewind. Bij van der Hou ven vindt men gewag gemaakt van Procuratores Cyncgiorum, die, naar zijn gevoelen, naderhand den naam van Opper -houtvesters , van Wachtmees ters, van Forcjliers gekreegen hebben. Liderik, die in de zevende eeuw geleefd heeft, zoude de c-erfte Foreftier van Vlaanderen zijn geweest (o). In de befclirijving, welke de Heer Moreau doet van de hofbedienden der frankifche Vorsten, telt hij vier opper - jagtmeesters : Grands Fe mars (£). Het was in het ftaats-recht der Fran ken een algemeene ftelregel , dat alle rechten, weiken de landzaaten beziiten, uit den fchoot van den landheer zijn voortgevloeid, en geenzins dat de rechten van den Vorst uit den boezem van het volk zijn voortgekomen ; de gronden wer den nimmer in vollen eigendom uitgegeeven: zij werden gegund om 'er de vruchten van te trek ken, welken men 'er door den arbeid uit konde haaien; gelijk (om hier eene gelijkenis bij te bren gen )de gronden in onze volkplantingen, op zekere voorwaarden worden uitgegeeven, ten einde dat ds eigenaars 'er plantaadjen van maaken. Al het geen > wat verder tot den grond behoorde, bleef den Graa ve, en werd onder zijne gerechtigheden geteld. En waarom toch te vooronderftellen, dat de gronden in vollen en volkomen eigendom zijn afgedaan? Konden de Graaven geene redenen, en zelfs goede en gewichtige redenen hebben , om yerfcheiden rechten tot den eigendom behoorende ,!bijzonderlijk: mede dat van voor zich zelven te houden (c)ï HOLLANDS 288 vccabilie hiiic annalit, deinde ad vitam Vafalll ufusfniüus injlariflt raven - - Concejja feuda remanehant in domini fatfi. tnonio Confuet. Feud.Tratt. l- decaufis acquir, feud. J. i. & g. (a) Charterb. D. I. bladz. 403 . (Z-. Ib. D. iU- Wadz. 717- en 718. (f) Ib D. I bl. iep. 343- 45- 473- S4O. • (d Zio D. 1. blaoz. 14°- en volg. en Uijlaagen F. en G. van t I. D, (e) Ib'. I. c, en volg, en de itutken benevens de Schiij ters aldaar aacgehssld. jDerhaiven is ,het in het geheel niet te verwon* deren, en 't was ook niet oneigen, dac de Vors ten, met bet uitgeeven van landen of gronden, zich het recht tot jaagen volkomen hebben voor behouden. Alle oude gedenkffcukken roonen hoe oplet tende de Vorsten, die deze landen hebben ovtr heerd, en die, \ve!ke op hen zijn gevolgd, zich ge draagen hebben, ten einde niets, zonder of buiten jiunne bewilliging, op den grond van 't land , al' fchoon in leen of eigendom bezetg-n, gedaan wierd: daarvan daan de onbevoegdheid, om buiten hunne bewilliging te veenen (a), te maaien (Z>), fbden, kasreelen, of fterkten te bouwen (c), hout te ïiakken, dorre boomen te verkoopen. Zonder be williging van- den Vorst had niemand recht om te visfehen (d), zelfs niet om in zee te visfehen. Van de visfeherijen moesten de tienden betaald wor den (e ). Wat wonder derhalven , dat de Graaven zich ook het recht van jaagen hebben voorbehou den, en niet hebben willen gedoogen, dat iemand daartoe uit zich zelven gerechtigd zoude zijn? De onbevoegdheid der ingezetenen of landzaaten, om iets ten aanzien van hun grond te doen, hetwelk hun niet uitdrukkelijk vergund was, blijkt nog uit veele andere vergunningen , door de Graaven toe geftaan. Bij voorbeeld, het bouwen van een vleesch R IJ K D O M.. 289 fm]Chorterb. D. I. bladz. ",66. (*) Ib - W. 33:. (f) II), bladz. 501. (d)lb. bl B*. («j Ib. bladz. iï<s. (ƒ. ib. bladz. 375. L gel. huii en een broodhuis vergund aart die (a) van Delft; waar van de renten in de genieene ooirbare der poorteren gebcfsgd moesten worden: de vergun ning om jaarlijks e)i varkens in 't bo;clivan Haarlem te zenden > zonder de vademivghe , dat is, eene tiende te betaalen (Z>) ; de uitfpraak van Florensover den dijk van Schouwen (<r) ;het ontheffen van de belastin ge, welke voor de hegraavmgemeer onrechimaatigafge ferst, dan gegeeven werd (d) ; het verbieden van landen te verkoopen, en hetgeeven van recht van nakoop (ir). De gezag-oefening der Vorsten ging zoo ver re , dat zij geene de minde befchikking , zonder hun re bewilliging, gedoogden, en alle ampten of be dieningen tot de geringflen toe aan zich behouden hadden, en van dezelven niet dan bij vergunning of giftbrieven afzagen. Van alle rechten , welke door de Graaven zijn voorbehouden, fehijnt het brouwen van bier de onnatuurlijkite te zijn: even wel was niemand bevoegd toe het brouwen van bier, dan die, welke bij vergunning van den Graaf daar toe recht veikreegen had (ƒ). Als men nu gade flaat, dat de lundzaaten, van welk aanzien of geboorte zij ook geweest mogen zijn, oorfprongelyk geene hertelling altoos hadden over de landen , die zij befloegen; dat zij geen an der recht hadden, dan uit den grond, dien zij be floegen , hun beftaan te zoeken, en op denzelfden voet hunnen eigendom over te doen, of bij erfvol ging over te laaten; en dat alle andere rechten , Kun, bij vervolg van tijd, door gunstbrieven zijn af gedaan en gefchonken; kan het dan vreemd voor iJKomen, dat de Vorsten al het wild, al het ge vo R IJ K DO M. 29 H. p. 303- over her. fhatsbeleid' van Ci.ovrs fpreckende, a&gt „Hij, Clovis, dit'gewest overbekende ..bragt gcene „ verandering flsn 't bewind van Drefx\gsf De bretonfene ~ Graaven, zich aan hem ondérworpeiid*. bleevenïp 'tbszit „ van de régeèrwg. fïij zag heil <T den zelfden voet aan als >. zijos andere nmptcnaaren, te \reeten , a-ls zfjn plantsbeHeer „ ders : doch daar die geeucn,- welke in de binnen gewesten „ dien ceriKuin droegen van liuu ampt verlaate:: kunden .wor -, den, e:i n . ging lij >, dröfn ' tnn der. VAder i..r. de Zoons (n. Vaa . il. bl. 16. Mor e a u te kennen <lnt z ') die onafbaligeliikhßid :il vrii :vicw !' aangemaatigd .hebhen, ca n ÜC hts dinsbaat waaien aan 'tfranfche rijk. T.V. pag. i6o. over uitgelh-ekte landdreeken . gevoerd, word r n, zonder n. O' lè ?eden naam vun Pr'ac fries \ Prhèféfti, Githernat res. Imperatoren, Cumiics r D:iccs , Gnuivc-ii. lli'e.-.ien. óf ffionmgèn,daac . enbèbben, jpet niets r.er..jZ:uke. Hetzij nu, dut '<- r bereids voor l< .rel dun Grootcn zoodanige onder - Qverht:d j *n door Je (rankifche Vorftcn zijn aungefl-ld gew-csc, wier v<.urnaajiifhe bediening bcllond in zorg te draageri, <iac Je inkomflen van den Vorstin cicszclfs fcaatkist kwamen , dat 'er recht geoefend erj het land bc fchtrmci ■'t zij dat' tot den tijd van Karel dca G.rootendei'riezenhunne eken,Graaven verkoozeif; zeker is 't,, dut dopr het v.xdrag'.i-iiet dien VorsC van het welke. Wagen aak méWiog maakt, friezen onder de verplichting wenk-n gebragt, vau als Graaven te erkennen die, welken hun de frankifche Vorllen, zouden ge-ven , en die aan den Keizer of .Koning verantvvoor ciijk waren.. Die afhanklijkheid du; [arjg (aj. De befloainieniig, in vvelke iu-. ; Fruukifehe of Jran- r fcfie rijk, na den dood van Kare! den Grooten gc dotupcld werd, en de wisfejingeri en veranderin- B IJ L A A G E H. 29 Keizerryk is. En dit dient niet vcrgeeten te worden, dat Dordrecht , Dordrechtswaarde , Hereswaarde en Duflcn, by verwifleling zyn gegeven aan den Hertog en zyne erfgenaamen voor het land aan den kant van Zeeland, 't geene de Hertog en zyne voorzaatcn van öcn Graaf en deszelfs voorouders ten onregte hadden gehouden. Hier door zyn ook alle de tweedragten, bakkeelen en gefchillen tusfehen hen ter neder • gelegd. Deze goederen heeft de Hertog aan den Graaf verleend riaar het Brabandfche regt, zoodaanig dat geen erfgenaam daar van zal onterfd worden. Insgelyks heeft de Her tog gezworen , dat hy den Graaf, als zynen leenman, aal helpen tegen allen en een iegelyk, zoo lang hy zij naar zynen raad gedragen, of voor zyn Regtshof verfchy- Ben wil, wel te verltaan uitgezonderd het Keizerryk , zooJaanig als zyn regt omtrent het Ryk medebrengt, boven dien heeft de Graaf den Hertog en zynen erf- Suiaamen toegedaan, dat alle hunne kooplieden, door de landen des Graaven trekkende, zoo te water als te land , behouden zullen 't regt omtrent de tollen, zoo als'c zelve is bedongen, wanneer die tollen eerst zyn Opgeregt geworden. Hetzelfde heeft ook de Hertog wederom aan den Graaf beloofd. Daarenboven heefc de Graaf verteegen al liet regt, 't gene hy voorgaf te hebben op Breda. Boven dien is bevoorwaard, dat de Graaf niemand in zyn land zal houden , die den Hertog of zynen erfgenaamen eenige fchfide zoude tpe brengen, zoo ras hydaar van kenais zal bekomen; en de Hertog zal van gelyken doen- Alle de voornaamfte rnnnnen des Graavcn hebben gezworen, dat deze over cenkomft beftendig zaf blyven. Jnsgelyks hebben de mannen des Hertogen cedaan ; zullende dit verdrag ftand grypen, alhoewel 'de Hertog mogt aflyvig wor den , by aldien de Graaf en zyne nakomelingen de erfgenamen des Hertogen helpen het land voor hen behouden, en bun hulde en manfehap doen, gelyk bo v en gemeld is. Insgelyks zal de Hertog en zyne nako toelingen, indien üe öraaf komt te fterven, de erfge r ia;\rr>e'ii des CJraavcn helpen. Indien beide de Graaf en de Hertog fterven, zoo zullen hunne vrouwen en erf- Kenaarnen eikanderen alle hulp en byfïsnd doen. En op dat «Jit alle? voortaan vast en beftendig blyve, zoo is 'c door de opjrukking der zegelen, zoo van den Her:o£, •i Ie .HOLLANDS 290 (<O Zie de verfchillende Placaatcn en Ordonnantien, ü9t pens de j.ai, visfoluTÜén en (») Giütius* J- B- « P- fcib. 111. C. 8. (c) Bost Tr4S»at over fr Domeinen. Tic. VI. i!) geltc, en alle de visben, als hun goed , en het jaa gen, visfehen en vogelen als eene gerechtigheid, hun uit dien hoofde, met uitfluidng van alle ande ren , toekomende , aangezien hebben , en omtrent liet mededeelen van het recht van jaagen niet zoo mild en veel omzigtiger zijn geweest, dan ten aanzien van andere rechten ? Is het te verwonde ren, dat de Staaten bij die omzigtigheid zijn ge- Weeven ; en aan deze hunne gerechtigheid, ten aanzien van 't jaagen, visfehen en vogelen, naauvv keurig de hand houden (a). Die geenen, welke die recht betwisten of bepaalen tot het geen men noemt de Domeinen der Graaven, fchijnen niet bedacht te zijn, dat men hier niet moec icdeneeren op de vooronderftelling, dat alle rech ten zijn voortgefprooten uit den boezem van 'c volk: want, offchoon dit in zekere gevallen of om ftandigheden plaats kan hebben, kan men het op den ftand van onze gewesten, na dat die bij over heerfebing onder de heerfchappij der Franken zijn gekomen, niettoepasfelijk maaken , ten zij men wil de beweeren , dat een overheerfcher geen andere rechten wettig bezit, dan die hem door deoverheer den afgeftaan zijn ; en dat da opvolgers van een overheerfcher, uit dien hoofde zekere rechten oe ide, bewijzen zouden moeten , dat hun die af .geftaan waren; het welk echter bij de Geleerden too niet Verdaan word ( b). Ten aanzien van onze gewesten, gelijk in andere Staaten, word het recht van de jagn 'i voor een regaal (c): en 't js bekend, dat een regaal altoos vooronderfteld word R IJ K D O Mi 291 (») 2ic de Placaaten en Ordonnantien over Ue Jagt, en*. van T 2 overgaan. Niemand, geloof ik, zal mij nu betwisten, dat de, eigenaars van die gronden , als daar van den vol k-n en volftrekften eigendom , bij verovering of aanvaarding, gekreegen hebbende, aan het uitgee» Ven dier gronden zoodaanige voorwaarden hadden, kunnen Hellen, als zij zouden. hebben goed gevon den ; en daar bij inzonderheid behouden het recht ïn den boezem van den Vorst te zijn gebleeven, zoo lang 'er geen bewijs is , dat hij het uitdrukkelijk heeft afgeftaan. Nimmer 'zal ik mij kunnen verbeel den, dat het aanneemen, of liever dat hét gebruik van het roomfche recht zoo veel verandering in on ze vaderlandfche rechten heeft gebragt, dat daar door deze grondregel van het vaderlandfche flaats recht vervallen zoude zijn: ik kan het mij te min der verbeelden, nademaal Hunne Edele Groot Mo genden nimmer getoond hebben', van dien grond regel te hebben afgezien; maar wel ia tegendeel, dat hoogst dezelven j zelfs met betrekking t:ot de jagt, de hand daar aan wilden houden («). Wil men deze befchouwingen door een voor beeld opgehelderd zien, ik kan , gelijk ik reeds gedaan heb , onze volkplantingen daar toe op geeven. De eigenaars van Suriname , van Berbi ce, van Esfequebo en Demerarij hebben, om dat zij Onderdaanen en geen Oppervorsten waren, maar i ten aanzien van die eigendommen, onder de heer fchappij ftonden van Hunne Hoog Mogendheden, van hoogstdezelven verlof verzogt, om gronden in die landïlreeken uit te geeven. Hadden'zij Opper vorsten geweest, en onder geen oppergezag geftaan, zij zouden dit verlof niet noodig gehad hebbeo; en uit eigen bevoegdheid daar toe hebben kunnen HOLLANDS 292 van de jagt, zoo uitgeftrekt als het ooit begree kan worden: ook zal men niet kunnen tegenfpree ken, dat het recht van de jagt, niet uitdrukkelijk afyeftaan , of bij 't uitgeeven der gronden ge geeven zijnde , is gebleeven in den boezem der eigenaaren. Men laate nu vijf of zes eeuwen vcrioopen , en men ftelle , dat , onze colonien tot cenen bloeienden en aanzienlijken flaac geko men zijnde, en de eigenaars van de colonien, om ir :.t het recht van de jagt, op gelijke wijze als de Graaven , en na hen de Staaten van ons gewest ge handeld hebbende, de opvolgers der eerfle colo nieren en planteren met het recht der natuur, of met het romeinfche recht kwamen opdaagen, om te bewijzen, dat zij door de oefening van de jagt in hunne rechten verkort werden, en dat de eigenaars van de colomen, geen bevoegdheid hadden , om dac recht verder of anders te oefenen, dan in het geen zij het proper dmcin van de eigenaars zouden noe men ; wat zoude men van dit voorgeeven zeggen? De eigenaars van onze volkplantingen zijn geen opperheeren: zij zijn flechti geoctroieerd tot het ukgeeven van gronden, op zekere voorwaarden: en welke rechten oefenen zij niet? In da plaat* van tienden , heffen de eigenaars der colonien een hoofdgeld, een waaggeld; en m:er andere Jasten, die in onze gewesten , ten tijde der Graa ven onbekend zijn geweest: niets van 't geen hec algemeen beftier of bewind raakt, ftaat ter keuze van de planters of coloniers: zij hebben over niets te zeggen. Die geenen, welke onder den naam van Direcleuren het bewind der colonien hebben, voeren over de ingezetenen dier colonien een ge* zag, hetwelk al heel na bij het eigendunkelijke komt; en'de ingezeten zouden, zoo 'er Hunne Hoog Mo gendheden de hand nist aan hielden, wel toe het ui ter R IJ K D O M. 293 fle kunnen gebragt worden. Ook worden de plan ters of coloniers in die ftukken, welken van de zij de der Directeuren van de colonien, met betrek king toe dezelven, in gefchrifte gefteld worden., niet zelden bij onderdaanen vergejeekéo ; en uic krachte van die vergelijking als underdaanen be fchouwd, en voor onderdaanén gehouden ; o f fehoon die betrekking, wac rechtep de tiireéleu ren ook bevoegd zijn te oefenen, in 'c weezen- Jijke tusfehen hen en de planters geen plaats heeft: blijvende niet ce min vast en zeker, dat zij, uit hoofde van hunnen eigendom , en het verkreegen oótroi, die rechten kunnen oefenen, welken zij aan de planters niet gegeeven of afgeftaan hebben. Zoude het nu (om wederom tot onze gelijkenis te komen) pas geeven, dat men, na verloop van vijf of zes eeuwen, -zonder in te zien hoe de coloniers en planters aan 't bezie van hunne landgoederen zijn gekomen, uic het natuurlijke of roomfche recht ging ■onderzoeken, of de eigenaars der colonien wel recht hadden tot het gezag en die reenten , welken zij oe fenen , endie met het volle eigendom der landgoede ren niet overeenkomen? Dit immers zoude onge rijmd zijn. Even zoo weinig kan men het ten aan zien van onze ingezetenen doen. De overheerfcru'rs dezer gewesten hebben de:: eigendom der groiiJ.n ungegeeven , afgeftaan of gtliuten, mee zodaanige voorwaarden, a!s zij goed gevonden hebben. Dqj.'i woonders zijn hunne landzaaten op die voorwaarden, en op het gezag, het welk bet recht van ove.rhc'er fching aan de Overhecrfchersgaf, gevvorJen : de ru komciingenuierinwoünderen zijn in dezelfde betrek king to: de nakomelingen dier Vorsten gehleevcn, an Foips den JI., en dezelfde betrekking is, duur 't afz.veeren van dien Vorst, overgegaan tot HOLLANDS 294 's lands Staaten. Weshalven niemand der ingeze tenen zich beklaagen kan, dat hij, ten aanzien van 't een of ander landgoed, een eigendom bezit, over welken hij niec zoo vrij kan befdiikken als de definitie van 't roomfche recht medebrengt; en inzonderheid, dat hij op zijn eigen grond niet mag jaagen, maar lijden moet, dat men zijn landgoed met de jagt afloope. W i L men zeggen, dat zulks in een welgeordenden Burgerffcaat geen plaats moest hebben: dat het wat te fterk aanloopt tegen de rechten, welke iemand na tuurlijk in eene gelijkheid van ftaat toekomen ; ik zou dit zeer wel kunnen beaamen : doch hier is de vraag niet, wat men ten aanzien van de jagc zoude dienen te bepaalen, in gevalle men eenen Burgerftaat opricht te , maar hoe het van ouds hier te lande mei: de jagc gefteld is geweest. In het eerfte geval zoude men al le de zwaarigheden en voordeden, welken eene alge meene vrijheid van de jagt verzeilen in aanmerking moeten neemen , en dezelven tegen het oefenen van de jagt door den Vorst, en die, welken hij 'er mede zoude willen begunstigen , ftellen ; en vervolgens zien wat her. nuttigde, en dienstigfte zoude zijn. In het tweede geval, behoeft men flechts de ge fchïedenisfen na te gaan: en deze toonen ons, dac de VorsLen het recht van de jagt zich even zoo voorbehouden hebben als de Jurisdictien; welke (kb Imperatore tanquam perenni foute fluimt atque re ftuunt ad cundem; die met liet afgeeven van gron den, of in 't geheel niet, of op verfchillende wij zen , is overgegeeven, en van welke men zegden kan, her geen (3 or t , ten aanzien der Jurisdiftien zegt: „ de dominialt ofte regale Rechten ende Ge „ rechtigheden wprden dan bij ons voor eerst beko' 9 men dotr gumte ende gif te V an den Princc van den R IJ K D O M. 295 (<O Bort TraUaat-iim de Domtlntn.T. XIV. 11. n. 4-"7 -( b) Men kan 'er over nazien de Schriften onUngi over <U* onderwerp uitgekomen , inzonderheid de fferknndeling ovir 't recht -aan. de jagt, de brief arm den Heer Mr. Joachtm Ren' d or p, mier het recht van de jagt, door J. D. en cc aange. haalde plaats uk het Staatsrecht van den Raadsheer InsiNOA, »-elked«aromrrcnt nog aanmerkt, dat het recht van dcjagtnieï ©veral op denzelfdea- voet heeft plaacs gehad. '1 4 » &n<&; maar accessorie en wukden de ,, ZE LVE NMIET VE ft STAAN MEDE UITGEGEE » ventezijn, zelfs ook niet cum omnimoJa (a)". Nog meer: gefteid al eens, dat het oefenen van e jagc, zoo in ons land plaats heeft (/;), eenige ongelegenheid na zich fleepte, wat zaaleen van publiek bewind zijn 'er, die niet aan eenige onge makken onderhevig zijn, en daar elk even zeerover te vrede kan zijn? Het is zekerlijk voor een eige naar, voor al voor zulken, die boven anderen met geldmiddelen zijn gezegend , wat te zeggen , niet goede oogen te moeten aanzien , dat men tot aan zijne deur komt jaagen, zonder het zelfde op zijne beurt ook te mogen doen: het is niet onnatuurlijk, dat men daar over klaage, en 'er de on'oilJijkheid en onrechtmaatigheid van zoeke aan te toonen. Het gevoel, van niet te mogen doen het geen een ander doet, is altijd lastig, en met redtn grievende in een Burgerftaat, in welken de ingezete nen, in veeleopzigten, zich aanzien als allen toe alles een gelijk recht hebbende , en over 't geheel gelijk: aan eikanderen ftaande; maar, als men van diergelij ke rechten fpreekt, fchijnt het mij toe wat onbe> fcheiden te zijn, dat menze, als de vrijheid der in g< zeteneo in gevaar fleilende, doe voorkomen. Waar toe toch dit voorwenden, wanneer het aan komt op het oefenen van rechten en gerechtighe den, die, der graaflijkheid toebehoorende, téroefe HOLLANDS 296 7.A- ning of bewaaringe aan den Stadhouder z'jn f>e* vertrouwd? Waarom de burgerlijke!vrijheid altijd tegen het oefenen dier rechten, of van een te derzelven, als of die daar mede onbegaanbaar v.-as, over gefield , zoo het niet gefchiedt, om het ftadhouderlijk gezag, als de vrijheid verkortende, in eenen a'gómeenen haat te brengen ? I k. beken zeer gaarne, dat het recht van de jagt de natuurlijke bevoegdheid der eigenaars van gronden, om mat dezelve naar goedvinden te han delen, te kort zoude doen, indien zij dezelven, bij onderlinge verdeelinge uit eene oorlprongclijke gcmeenlch.ip, aan zich gehouden of genomen, of ten eenemaale onbelast of onbezwaard bekomen hadden. Maar hoe veele burgerlijke fchikkingea zijn 'er niet, van welken men het zelfde zoude kunnen zeggen? Natuurlijk moet ieder in een bur gerftaac een gelijk recht tot den koophandel heb ben. Is die natuurlijke bevoegdheid in veele óp zigten niec ontnomen door de verleende octroien aan de oost-en west-indifche raaatfehappijen? tn zoude het niet zeer ongepast zijn, dat men 'er van fprake, als de vrijheid van de ingezetenen te kort doende? Duizend burgerlijke befchikkingen zijn 'er, welke ons de bevoegdheid, om ten aanzien van ze kere onderwerpen te doen, wac ons behaagt, be neemen. Bij voorbeeld, geen turf, kooien ofgraanen te mogen opflwn en geen verkochte goederen temo« gen doen overgaan van dtn verkooper tot den kooper, dan daar toegebruikende turfdraagers, waagiraa jrers, of andere daar toe aangefteide menfehen. Hoe ftrijdig zijn de Gilden en de verichilJende inftellin pen van Hallen, niet met eene onbepaalde burger* liji;c: vrijheid van te doen wat oss behaagt? AIUJ fchikkingen tot onderhoud der wegen en dijken, en de verplichtingen der opgezetenen omtrent de- R IJ K D O M. 297 T s ZJg- •zeiven ; alle fchikkingen, zoo omtrent de buiten* landfche vaare, als omtrent het vaaren in de binnen wateren ; het bepaalen der iegplaatfen voor de fche pen en fchuiten, wagens, karren; van den tijd van afvaaren van dezelven , en wat dies meerder is; alle voorzorgen omtrent het aangaan van huwelij ken , omtrent het opzigt over minderjaarigen, krankzinnigen, en behoefcigen , omtrent het op draagen van vaste goederen , het doen van asfu rantie; alle voorzieningen omtrent de waag, het gebruiken van gewicht en maat, omtrent hec aloi, en de munt, en die verders tegen het plee gen van bedriegerijen zijn genomen , ftrekken die niet tot merkelijke verkortinge van eenc on bepaalde burgerlijke vrijheid? Kortom, is 'er wel iets, dat tot het regelen van de gemeene zaak be hoort, en ter bevorderinge van 't algemeen wel zijn gefchiedt, en doorgaans door het woord Police betekend word, dat niet meer of min de bevoegd heid om te doen, wat wij goedvinden, en mitsdien onze vrijheid, verkort ? Zal men 'er zich nochtans wel over uitlaacen als de algemeenc vrijheid te na komende? Immers neen. Waarom doet men hec dan met betrekking tot de rechten, wier oefening aan den Stadhouder is aanbevolen ? Alle die fchik kingenj door welken de natuurlijke vrijheid be lemmerd of beperkt word, hebben immers haare reden in het algemeen nut van de burgerfcliap, gelijk wij te vooren gezien hebben; de rechten der Hooge Overheid*, wier bewaaring den Heeren Stadhouderenis opgedraagen, rusten op denzelfden grond: waarom dan dezelven met een verfchiUend oo* aangezien ? Het geen wij ten qanzien van 't rechn van de Ugc hebben aangetekend kunnen wij, in vsele op HOLLANDS 298 ((O vin Hasselt Verhandeling over het gezag tn Ju risdiftie der Militairen , enz. Vtrktnieling over de MUiiaire JurisdiSie. Te Atnft. bij Schouten 1778, Aanmerïinge nover de verkliarirgdcr Unie van Utrecht, door E. H- I. Vrijmoedige danmerkittgen mtr de Militaire jurisdictie, enz, enz. zigten, op den krijgsraad, of de Militaire Jurisdic tie toepasfen. Over dit onderwerp is al vrij wat gefchree ven, en het gefchrijf houdt nog al niet op. Kundi genen onkundigen, elk meent recht te hebben, om 'er over te oordcelen, en 't gefchil te beilisfen (a). Het zelve ligt zaakelijk opgeflooten in de vraag, tot welk een rechter iemand, die in geftadigen krijgs dienst dezer landen is, behoort ? Deze vraag is, met onderfcheid te maaken, beantwoord; en daar door heeft men den krijgsknechten verfcheiden rechters gegeeven, naar maaté de zaaken zijn, welke tca hunnenopzigte voorvallen. Heeft hij in zijn dienst, en met betrekking tot zijn dienst, eene-misdaad be gaan, dan wil men, dat hij voor den krijgs - rechter te recht gefield worde: heeft hij eene misdaad be gaan , die tot den krijgsdienst geene betrekking heeft, dan moet de gemeene rechter over hem zit ten: hebben twee krijgsknechten gefchil, dit moet door den krijgs-rechter afgedaan worden: heefc een krijgsknecht met een burger te doen, dan moet het gefchil voor den burgerlijken rechter gebragt worden: de verfchiNendbeid van daaden en zaaken , welke 'er ten aanzien van de krijgsknechten kun nen opkomen , heeft, zoo we] als de verfchillend heid van plaatfen tn omfbrrJigheden, in welken de krijgsknechten zich kunnen bevinden, aanleiding gegeeven, dat 'er omtrent het rechtsgezag over de krijgsknechten verfchillende begrippen zijn ont ftaan , naar maate, dat men hft rechtsgezag uit deze R IJ K D O M. 299 of geene gronden van algemeen recht of bijzonder ftaatsbeleid' afleidde. Inzonderheid heeft men zich beroepen op het roomfche recht, op de Ordonnan tie van Filips den 11. , en op het gebruik. Daar is Voor eenige jaaren uit deze drie bronnen volledig aangetoond, „ dat de Militairen , zoo in civiele als in n crimineele zaaken, van wat natuur dezelven otk z»u ----„ den mogen zijn , voor geenen anderen, dan dentnili „ taircnliegter ,konnen worden te regt gefield". Doch hoe grondig die ook moge betoogd zijn, heeft eensdeels de onwisfe of onbefliste uitlegging en toe pasfing van 't roomfche recht, anderdeels de be denkelijkheid over het, erkennen van de crimineele Ordonnantie van 1570. voor eene landwet , en laatstelijk de onbeftendigheid, met welke men ten aanzien van de rechtsoefertrn * over krijgsknechten, federt de fpaanfche beroerten, is te werk gegaan, akijd (lof overgelaaten, om die flelling meer of min tegen te fpreeken , gelijk uit menigvuldige fchriften te zien is; in welken fomtijds de fchrij* vers, hunne wilde verbeeldingen voor eerfte gronden van recht en ftaatsbeleid Hellende, daarop voort» draaven, en alle onze burgerwetten op deze hun ne bevattingen zoeken te plooien en uit te leg gen. Ofschoon ik zeer verre ben van het room fche recht, en van de crimineele Ordonnantie ts verwerpen, is het mij echter voorgekomen, dac de coepasfing, zoo 1 van het roomfche recht ( om dac hetzelve in verfchillende tijden zeer verfchillend i$ geweest, en in 't geheel tot geen regel van ons ftaarsweezen behoort te ftrekken) als van de crimineele Ordonnantie (om dat die niet konde gel den , voor zo verre dezelve aanliep tegen de voor rechten en vrijdommen der landzaaten ) niet dan mee zeer veel omzigugheid op hec geen de ftaatsge- BIJLAAGE A. 3 BIJ» Az Teken van Heer Hcnrik dea'Zesden, onvcrwinnclijkften Keizer der Romeinen, en Koning van oiciliü. Ik Koenraad, Kancelier van hec Keizerlijke Hof, ia de plaats van Heer Koenraad, Aartsbisfchop van Mcncs, en Aartskmelier van geheel Duitschland, heb het ovenrezien. — Die is gedaan in 'c Jaar van des Heercn Menschwordinge elf honderd, vijf eu negen tig, de veertiende Indittie, regerende Heer Henrik» al'lerglorierijkflon Keizer der Romeinen in 'c vicrenrwin tigftë Jaar van zijn Koningryk, en het vierdezyns Kei* zcrrïjks. Gegeevcn te Mcnts, dea twintigften vaa Wijn* maanj. R IJ K D O M. 3 A a » foo verre fulks het vernuft, deiever, genie, » beidfaamheid vai) ten Volk aanfet, cm by Vreern r. dun te gnan foeken, het geen in haar eigen I » ontbreekt, en fig door den Handel te geneeren. „ D e Visrijkheid van de nabuuriü;e zeen hevie » haar in ftaat geftdd, niet alleen om fi.u; tot baar „ eigene behoefiens te voorden , maar met het overi „ ge een Handel met Vreemden te dry ven, en uit „ liet product der Visfcheryen te vinden een equi „ valent voor het gebrek, ipruitende uit de fterili „ teit, én kleine omtrek der Lunderyen. „ 2. ÜNniiH de monele en politique oorfaaken « mag men lteilen : „ D e onveranderlijke maxime en fondamenteele „ grondwet van de vryheid omtrent de verfchil!e,n -„ de Godsdienften ; en deefe tolerantie en conni „ ventie akoos te confiderecren , als h« kragtigfta „ middel om vreemde fng;ezeetenen uit de omleg „ gende Landen herwaards ter woon te trekken, „ en daar tneede deefe Provinciën te bevolken. „ D e conftante politique van deefs Republicq , » om deef'e Landen te maaken tot een veilige en al „ toos verfeekerde Vryplaats voor alle vervolgde „ en verdrukte Vreemdelingen : geen alliantien , » geen verdrag , geen confideratie voor eenig „ Vorlt, en geen verfoek van eenige Mogentheid „ in de Waereld is ooit bequaam gevveeft, om der» „ Sraat van decfe befeherming en beveiliging der „ geene , die hunne toevlugt in dit Land genoomea ~ hebben , te doen afwyken. „ Door de vervolgingen en verdrukkingen van „ diatyden in andere Landen, is de fhndvastigheiJ „ van da Republicq , by dcefe grondregulen, ge » worden de oorfaak, düt veele Mehfchen na deeie ~ Landen hun wyk en toevlusjt namen , niet alleea hun Geld en Gued herwaards bragten, maar ook HOLLANDS 30 (a) F«J. Hijl. D. 11. bl. 154. ei- gen, welke vervolgens in hetzelve voorvielen, ga ven aan den burgerlijken flaat onzer Gewesten eene geheel andere gedaante. Men zag dezelven niet neer door een magcig, nabuurig en overwinzuchiig volk, het welk hen onder zijn gezag zogt te brengen, en aan zijne andere bezittingen te hech ten, aangetast , ontrust, verwoest of overheerd. Deelen van 't Franfche Rijk geworden, bleeven zij, als zoodanige , de vruchten van die vcreeni ging genieten; doch te gelijk deelen in de veran deringen, welken dat Rijk onderging, en den aan ftoot, dien het van elders leed, krijgen. Geduu rende de twee eerile eeuwen, welke 'er na het af fterven van Karel den Grooten verliepen , hoort tnen ten aanzien van onze Gewesten van niets an ders in de hiftorie gewaagd, dan van invallen en verwoefüngen van Noormannen en van ecnige binnenlandfche vijandelijkheden. Op het einde dier twee eeuwen vindt men in onze nabuurige Gewesten Hertogen en Graaven, welke zich als onafhanglijke Opperheeren gedraagen (a). Hoe js die wisfèling ontflaan'? Wanneer men de Schrijvers, welke over de Staatsgefteltenis, die men leenroerighcid noemt , inziet, dan bevindt men, dat de noodzakelijk heid , om voor beveiliging en L>efcherming te Zorgen, en om in ftaat te zijn tegen zijne vijan den te leunen ftaande blijven , den algemeenen grond uitmaakt, op welken die flaatsgefleltenis is gelegd. De eerile en voornaamfle verplich ting van alle grond■ eigenaars (aan wien de grond eigenlijk ten gebruike of ter leen werd af geftaan of gegeeven ) was, den Vorst met wapenen ten dienfte te Haan; en die verplichting maakte B IJ L A A G E ft 30 Uil' als van den Graaf onwerbrekelyk htkragfigd, hebben* daar over als getuigen seüa,-,n , Uiederifc LJisfchop vafl Ucr«cht, de Herrosin Mathildis, ||,nnk Hem Limburg, Albcrt Graaf van Daasboyg , Philips GraJ van N:-nien, Willem Broeder <'• s Hcrt'iccn, Hcnil van Kuick, Alhcrc zyn Zoon, Womcr Berchoüt . Go devsmt van Scoren, Arnout van Grimbers;eii, Amorf van Dieft, Letuwe van der Aa, Godevaart KH.s'"!e;! van Bri-fTel, ArnoMt van Wefema'e, Arnout van hem , Willem cic Vos, Wouter Du zyn de Mai ren des Graavcn; Rurger van Meerherh, Hugp < x* Voorn, Ditdeiik van Gerrit van der ili.pt Willen van Teylingen» Sirr-on , Jan, en Vsbrardc vd Haarlem, Alben Bernardg, Wouter van F.gftiond, Vlo ris van Wekie, Philips van Wasfenaar, Ariioitt, Hei Tik, en jan van Ry>wyk, Diederik van Bockèl. Dj zeen nog meer anderen hebben mede den e :ven in 't jaar der mtnschwordinge ons JH 1203. den 3. van üligcmaand. HOLLANDS 300 <•) Moii av I. c T. I- P- 141. 6? fniv. Robïbtson T. I. p. 139. £?ƒ««;< v. 9. Houviii VI. B. p. 202. fteltenis van onze gewesten raakt, gemaakt konde worde" »en ( ' at °°k » wegens de onbeftendig heid , met welke men ten aanzien van den krijgs ftaat, federt het opvatten der wapenen tegen Fi- Jips, te werk is gegaan, niet wel uit het gebruik cm befluit, dat aan geene tegenfpraak onderhe vig zoude zijn, opgemaakt konde worden : ook fchijnt het mij toe, dat de verfchillende bevatting over de gevolgen, welken men uit deze drie gronden trekt, -de voornaamfte oorzaak is, dat 'er nog ver fchil van gevoelen over dit onderwerp heersene Mogelijk zoude men over hetzelve minder wan del geftaan hebben, indien men den oorfprongelij hen ftaat van de rechtsoefening hier te lande, fe dert dat die door de Franken zijn overheerd, als ook de waardigheid van een Kapitein - Generaal te gelijk in aanmerking had genomen. Wij zien uit de hiftorien, dat de frankifche Vorsten, Gallië overheerende, veelal het roomfehe recht, en wel in 't bijzonder met betrekking tot hec krijgsgezag gevolgd of ingeroepen hebben (<?) ; <3cch, gelijk die gezag onder de laatfte.rooomfche Keizers verfcheiden veranderingen onderging, zoo bleef het zelve ook niet op eenen gelijken voet on der de Franken. „ Tot op hem (dus fpreekt de Heer Moreau „ van de ilaatsbefchikking van Conftanrijn den groo „ ten ) waren 'er flechts twee hoofden van het pre* , roriu/M (of van de lijfwacht) geweest, naamclijk „ een voor het ooilen en een voor het westen. Hij ftelde 'er vier aan, aan ieder van welken hij m eené zekere landilreek , onder den naam van . Aiuccefis aanwees. De cerfte dezer landilreeken R IJ K D O M. 301 fa x De Cefar ji,ü a mis, welke het opperbevel had over al- Ie de legers der Gaulen, vervoeg airh» ten aanziet) van al het geen het beftier van lut gew«»t betrof, aan het HwfJ van het » beftond uit Lyli'é, Egypte , en de gewesten, » welken het Rijk in Ma bezat. De tweede be • vatte Griekenland y Pannonië en de omliggende * gewesten. Italië' , de nabuurige eilanden , en » dat gedeelte van Afrika , het welk zich tot aau a Lybië en den Oceaan uicflxekt , maakten de , derde landftreek uu. De vierde eindelijk be „ ftond uit de Gaulcn, Spanje, en Groot Britanniè'. „De hoofden van het pretorium bleeven ilechts , in het bewind der rechcsoefcninge van 't bur „ gerlijk beftier, en van de geldmiddelen. Zij lton „ den aan 't hoofd der burgerlijke amptenaaren o van het Rijk; zij hadden eene opperfte vier „ fchaar en opper - rechtsgebied , en onder hen „ eene menigte bedienden, en het aller uitgeflrek . fte gezag over allen, welke eenig deel hadden „ aan het burgerlijk beftier der gewesten , hoe „ groot of hoe klein het zelve ook mogt weezen ; „ doch zij hadden niet meer, gelijk eertijds, het » bevel over het krijgsvolk. Het oppergezag over de „ legers was gehecht aan de bedieningen dtr opper „ ften van het krijgsvolk, welke Conftantijn in „ voerde, om de bukenmaatige magt van het ampt „ der hoofden van het pretorium op te weegen. Men „ gaf dezen een foort van landflreek, eene bepaalde „ uicgeftrektheid, binnen welke al hetgeen het krijgs „ weezen betrof, van hun afhing. Dezehoogeamp » ten hadden ieder hunne afgezonderde verrichtin „ gen ; hunne rechten konden onder eikanderen niet „ verward raaken. Zij booden eikanderen de hand „ tot welzijn des Rijks, en konden zelden tegen , hetzelve zamenfpannen («). HOLLANDS 302 het Pretorium Florcntius, .en de*e kondc de hulp der le jrers, buiten bevel van Juliaan, niet erlangen. Amuianvk (/.) L. 1. Cod. ds Off. frSf. Pra,'t. (») L. 3. Cod. uê. (e) -k 4- Cq<l. tod. \i) L. 2. Vod. de Off. Vruf. Afr, „De Opperden van het krijgsvolk droegen on derfcheiden naamen , naar dat de krijgsbenden > " waar over zij hec gebied voerden, van elkande m ren verfchilden. Men onderfcheidde deopperilen „ der ruiterij van die van het voetvolk: hun titel „ was Firi ilhjlres (doorluchtige mannen) ; die „ van den overfte van het pretorium, ClaiiJJtmus t # Doch beiden waren zij van niemand, dan alleen „ van den Keizer afhangelijk, en aan niemand dan „ aan hem verantwoordelijk. V oo r de vierfchaar van het hoofd des preto , riums eerden , als voor het opperfte gerechtshof, all= zaaken van burgerlijk beftier gebragt. Zij wa ren de befchermers en opper- opzigters, zoo van m de algemeene als burgerlijke regeering, in de bij zondere burgerfchappen plaats hebbende. Alle » amptenaaren, verbonden tot hethandhaaven dezer regeeringe, de gezaghebbers over de gewesten , zelve niet uitgezonderd, waren, 't zij middclijk, „ 't zij onmiddelijk, aan het rechtsgebied van 'c „ hoofd des Pretoriums onderhoorig. Hij maakte, # gelijk eertijds de Schout te Rome, reglementen, naar welken de rechters gehouden waren zich 9 te gedraagen ( a ) ; hij ftrafte en zette de ampte „ naaren, onder zijn rechtsgebied ftaanJe, af ( b ); hij alleen nam kennis van de onrechtvaardighe „ den, die zij pleegden; zelf dan, wanneer de aan „ klaager eene krijgsbediening bekleedde (c). Ein delijk men vervoegde zich aan' hem, om onderhoud l en ibldij voor het krijgsvolk (rf). K IJ K D O M. 303 » De krijgsbedienden, welke onmiddelijk onder » de opperften van hec krijgsvolk ftonden, werden » Hertogen of Graaven genoemd; ieder van hun had m eene bijzondere ftreek, van welke zij den naara „ aannamen; want, in plaats, dat eertijds hec » woord Dux of Hertog een hoofd eener bende, „ die overal, waar dezelve heen trok, het bevel over dezelve voerde, betekende, begon men, „ in de vierde eeuw, Hertog of Graaf van een ge „ west te noemen, een bevelhebber, die in het „ zelve zijn verblijf hield , en die 'er, in zijn „ naam, het eppergezag over het gantfche krijgswee „ zen had. De Hertogen of Graaven hadden on » der zich de Tribunen of Kollonellen; en dezen „ wederom de Honderdmannen. Wij zullen hier s geen lijst opgeeven van de onderfcheiden , zoo „ burgerlijke als krijgsampten , uit welken beide „ deze afzonderlijke beftieringen beftonden; wij „ zullen alleenlijk aanmerken, dat, indien de Over „ ften van het krijgsvolk , en die hun onder „ hoorig waren, geen het minfte gezag over ac „ burgerlijke overheden hadden, om dezelfde reden, „ het hoofd van het pretorium ook niets te bevelen „ had over alle die geenen , die het gebied over de „ hijgsbenden voerden. Deze wederzijdfche paa „ Itn of grensfeheidingen van gebied zijn zeer „ krachtig uitgedrukt, in eene wet der Keizereu „ Valentiniaan den jongen, Gratiaan en ïheodo y, fius. Vin iïïuftres , dus fpreekt deze wet, Comi. „ tes £ƒ Migifiri Peditum & Equitum in provin* „ ciales nullam penitus habeant potefiatem , nee am* „ plijjitna Praefedtura in militsres: d. i. De door „ luchtigen mannen , Graaven en Overften van hec „ voet -en paardevolk , vermogen over de inge „ zetenen der wingewesten geheel en al geen ge „ zag te voeren , noch ook de zeer achtbaare HOLLANDS 304 (•JMoxiabl, c.T. I. P. HS. &• fuïv. fi) Le llsaw Hijl. du has empire, T. VI. p. 92. » an- „ Hoofden van het Pretorium over het krijgs » volk («)". Hit ganifche roomfche Rijk, zedert den dood van Conftamijn den Grooten, langs hoe meer in verwarring en in verval nakende, en het gebied der Franken ook niet op eenen beftendigen voet ge fchikt blijvende, kan men zich ligtelijk voorftellen, dat het overal met het krijgsgezag niet zeer gere geld toeging : doch men dient echter daar bij op te mtrken, dat het regeeringsgeftel en het krijgs weezen der Franken hemelsbreedce verfchilde van dac der Romeinen {b ); en dat de Franken omtrent het beleid van regeeringe geheel andere denkbeel den hadden dan die , op welken het roomsch gebied gevoerd werd: wij hebben 'er te voorea gewag van gemaakt. Bij de Franken werd de krijgsdienst aangezien als een plicht, welke elk den Vorst verfchuldigd was: ieder moest de wapenen voeren en te velde trekken, om den Vorst tegen zijne vijanden te dienen. De Graaven trokken op met hunne mannen, en deze wederom met de hun nen. Clovis had het tweeledig bewind, van het wel ke wij zoo even fpraken, wederom in zijn perfoon vereenigd, en deed het tot zijne bedienden over gaan. „ Dezelfde man (zegt de Heer Moreau) „ die in een gewest het geding hield, flond ook „ aan 't hoofd van 't Jeger. leder amptenaar, die „ onder zijn bevel eenig burgerlijk gezag oefende, „ was ook met het krijgJgezag gewapend : zoo dat „ Frankrijk wel Hond undtr burgerlijke gezagheb „ bers, maar nochtans onder zulken, die ttfLns „ het krijgsgezag voerden. Alle de ondtrbedienden , „ Drossen, Bailliuwen , of Schouten, en «reiken R IJ K D O M. 305 (<O Mobiau I. c . T I. p. 7*. ö'/uiV T. II ». &futv T. IIL » 7 g. (ffuiv. T. V. p. 3 u. fcf/uf», nen „ anderen meer eenig burgerlijk bewind voerden, „ waren teffens de 'krijgsfeoofJen van 't gedeelte » van 'c volk, dac tot hun rechtsgebied behoor? » de («)"• Hier uit zoude natuurlijk voortvloeien, dat, gelijk de Stadhouder, in de oefening der graaflijke rechten, met betrekking totderechtspleeging, den Graaf vervangt, en denzelven te gelijk vervangt als hoofd van het krijgsvolk, dus de Stadhouder dan ook aangezien moet v/orden, als oefenende niet al leen het gezag van legerhoofd , maar ook dac van opperrechter over het krijgsvolk, en dat wel alleenlijk en blootelijk uit hoofde van hoogstdes* zelfs waardigheid >an Stadhouder: want als men ia aanmerking neemt, dat, in de eerfteaanftelling der Graaven, dezelven ten aanzien van de oefening van deszelfs rechten, de plaats van den Oppervorst ver vulden, en dat de oefening of uitvoering aller graaf lijkc rechten, even op denzelfden voet, bij plaatsvul ling, op de fttdhouders is gebragt; en dat mitsdien de fhdhouderlijke waardigheid, voor zoo veel de uit voering of oefening betrefc, over alJe de deelen van het oppergezag loopt, dan zal men met veel moeite hebben om zich verzekerd te houden, dat ook de Stadhouders, als zoodaanigen, waren opper - hoofden en opper • rechters van de krijgsluiden; dat de krijga luiden, zoo lang zij krijgsluiden waren, geen anderen rechter, naar den aart van 't !la usweezen, konden heb ben; en dat, vermits de krijgsdienst geen aanhouden den ftaat uitleverde, dus ook een aanhoudende krijgs raad met te pai kwam; daar he: hoofd van 't volk, dat optrok , altijd te gelijk deszelfs rechter was, en uit de voo;naamften van den hoop eenige man HOLLANDS 306 (4) MoaxAU 1. c. T. I. p. $j. («) lb. p. 68. («)D. il. Madz. Is. der nen konde neemen, om nevens hem te recht te uitten. Men verbeeldt zich int algemeen, dat hetampt van Kapitein - Generaal eene afzonderlijke bediening of waardigheid is, welke onder die van Stadhou houder niet is begreepen; doch deswege (laat te Jetten, dat, gelijk de ftadhouderliJKe waardigheid het gantfche graaflijke gezag, wat de oefening en uitvoering betreft, verving, dezelve niet anders gefplitst konde worden , dan voor zo veel het een of het ander gedeelte van dezelve bij zonderlijk tot het een of ander onderwerp bepaald, of w.l afzonderlijk aan dezen of geenen opgedraagen mogt zijn: gelijk zulks door de Graaven gefchiedde, wanneer zij deze of geene van hunne gerech tigheden aan dezen of geenen ter leen uitgaven. Dus is, bijvoorbeeld, hetopperhoutvesters ampt niet eigenlijk een bijzonder ampt of waardigheid, maar een gedeelte van het ampt en van de waardig heid van Stadhouder, uit dewelke het voortvloeit, wordende alle de bijzondere bedieningsn van het ftadhouderfchap , als foor ten van een geflacht, of takken van eenen boom, in het ftadhoudtr fchap, als bij plaatsvulling het graaflijk gezag ver vangende, begreepen. Op dezelfde wijze is het gelegen met de waardigheid of het ampt van Admi raal. Toen Maximiliaan eene Admiraliteit wilde oprichten, heefc men daar tegen opgeworpen, on der anderen , dat men gewoon was aan den Stad houder te appelleeren (<*). Zoo lang als het ampc van Kapitein Generaal , niet als een bijzonder ampt of waardigheid gefield, en in dat van Scadhou ft. ij £ ö O it. 307 der opgcficoten was ( waren (J e rechten van den Kapitein- Generaal in die van Stadhouder opgefloo *nj e en dus was Prins Willetn de L, als Stadhou der van Filips, ook het Hoofd van 't krijgsvolk of öeszcjfs Kapitein - Generaal. Het is dan niet te Ver wonderen ,' dar, geduufèndedefl oorlog met Span je, erj vooral in de eerfte tijden der beroerte, dik wijls omtrent krijjfszaaken de waardigheid van Stad houder en die van Kapitein - Generaal niet zijri onderfcheiden geweest, gelijk dit in 't bijzonder door den Heer van SlinceLand word aange merkt. Echter nademaal het arnpt van Kapitein - Ge neraal naderhand, als op zich zelf flaande, en vari dat van Stadhouder afgezonderd, befchouwd, en den Prinfen van Oranje niet flechts de waardigheid van Stadhouder, maar ook die van Kapitein - Generaal opgedraagen is, zal het niet ondienstig zijn, koftelijk in te zien , wat eigentlijk die waardigheid beduidt. Volgt men de gemeene opvatting i dan fchijnt men door Kapitein- Generaal te moeten ver ftaan een Opperhoofd ovêt het krijgsvolk welks hoofdzaakelijk werk gelegen zoude zijn, in het zor gen , dat het krijgsvolk wel in den wapenhandel ge oefend ,de vestingen wel onderhouden,- en dé magazijnen behoorlijk voorzien worden ; en dat voorts aan den krijgsftaat de hand worde gehouderii Zoo ik het wel hebbe, is dit het algemeen Het is den menfehen eigen zich te verbeelden, das dezaaken, die zij zien, altijd zoo geweest zijn 4 a ls zij zich bij hunnen tegenwoofdigen ftaat rer toonen ; althans in 't algemeen laat men zijne ge dachten weinig gaan over haafe eerfte opkomst en gefteldheid. Mcv ziet, dat,een Kapitein - General het opperhoofd van 't krijgsvolk is; dat hij de krijgsknechten in den wapenhandel oefent 5 het oog heeft op de fterkten ; het leger gebiedt; dit alles HOLLANDS 308 (o) Moiiau I. c. T. VI. p. 4j l( 449. Du CiNOt Gttsfarium: voce CapitAßiüi Feud. Lib. l. Tit. i. VU. t-ib. 11. Ta. X. U. over dagelijks ziende, valt men In den waan, dat het ampt van Kapitein-Generaal, zich daar bij bepaalt, en niets anders vordert of mede brengt, dan gebied te voeren over legers, het krigsvolk te oefenen, en 't opzigt over het geen tot den krijgflaat be hoort, te hebben. Is hec wel zoo? Oorfprongelijk lebjnt het woord Kapitein te betekenen, elk een, die eenig gezag voerde, of over eenigen hoop volks gefield was ( a ). Naderhand fchijnt die woord eigenlijk gebruikt geweest te zijn , om in 't algemeen een hoofd over 't krijgsvolk te be tekenen. Welk was nn hec gezag van zulk een Hoofd? Beftond dat enkelijk in 't gebied over de krijgszaa ken en krijgsverrichtingen? Stonden de krijgsknech ten niet verder noch anders onder het gezag der Kapheinen , dan voor zoo veel den krijgsdienst be trof? en bleeven dezen voor 't overige onder het gezag van een ander Opperhoofd ? Sommigen fchijnen 't zoo op te vatten: en over het geheel let men niet genoeg op de veranderingen , welken de zaaken door den tijd ondergaan, en door welkeo zij eene geheel andere gedaante , en een geheel verfchillend weezen krijgen. Vooreerst moet men acht geeven , dat m vroegere tijden de Graaven, BailJiuwen, Schouten en anderen, die uit krachte van hun ampt rechters waren, optrokken rnetzulken, die onder hun rechts gebied ftonden; en dat zij ook te velde kwamen onder zulken, die teffens en tegelijk het opperfte rechtsgebied voerden. Ten tweede, dat'er onder de Franken geen gebied over een volk of gezag R IJ K D O M. 309 (j) 1. c. T. VI, p. 429. tff'i'; V 3 » ge- óver zekere zaaleen was, of het ampt van rechter was 'er het eerfte vereischte van. Elk oefende recht over zijne onderhoorigen , en , zoo ras raakte men niet onderhoorig aan dezen of geenen, of men raak te terftond onder zijn rechtsgebied: dus was het ook met de krijgsknechten, of liever met het volk, dat optrok, om den Vorst ten eorloge te dienen: zij trokken te velde onder hunne rechters, naam lijk, de Schouten, Bailluwen , Drosten, Graaven, en Kapiteins. Veranderden zij van gezaghebber na den velttocht, werden zij van krijgslieden, burgerlieden, dan vielen zij wederom onder hec bur gerlijk rechtsgebied van het hoofd, onder 't welk zij hoorden; waar uit te zien is, waarom in laatere tij den, toen echter de krijgsknechten noch geen afzon derlijk ligchaam en eene bijzondere orde van ingezee tenen maakten , dfezelven , i)a een gedaane veldtocht, In de lieden wederom komende, ook wederom on der het rechtsgebied van hem, onder wiens rechts* gebied zij, t' huis zijnde, behoorden, vervielen. Maar voor zo veel als 'er krijgsluiden naderhand beftendig zijn onderhouden, en eene zekere orde of ligchaam hebben uitgemaakt, en voor zoo veel als het ampt van legerhoofd of hoofd over het krijgs volk eene aanhoudende oefening vereischt heeft, is het rechters-ampt beftendig en onophoudelijk daar mede verknocht gebleeven; zoo dar de krijgsknech ten ook beftepdig onder zijn opper - rechtsgebied zijn gebleeven , gelijk zij ook beftendig bleeven onder het onderhoorig gebied van de mindere be vel - of gezaghebbers. „De Graaf (dus leezen wij bijden Heer Mo „re au ) (a ) had een volkomen gezag over de ben - » den , welken de fcuqgerfchappeó, die onder zijn fc. IJ K D O M. 31 Co) Vet. L y Tlijl. de Frnnce T. I. p. 6t & 61. de Beau Hifi. du Baf. Emp. T. I p 52. V. d. Spiegel. Rechten Ro u n e rson Mjt. deCh. V. T. I. p. 2S. & Juiv. T.II. p.B* & fuiv. (&) Vai. Hifl. D . H. bl. 54 -(O VU. inj}. d.ll. bl. 71-P7' eigenlijk de leenroerigheid uit (a). De Hifforiert toonen ons, dat de Vorflen uit den huize van Karel den Grooten , even als die van Clovis, in geduu rige bibnenlandfche beroerten ingewikkeld , dus de Hertogen en Graaven, welken zij over zekere gewesten of tot zeker bewind aanftelden, niet on der den duim konden houden (*). De Franfche Vorflen derhalven, genoeg met hunne onderlinge huisfelijke twisten, en binnenlandfche onlusten tó doen hebbende, en geen kans ziende om hunne uir geftrekte heerfchappij en bijzondere rechten te hand haven , vonden zich inzonderheid buiten Haat om de grenzen van hun rijk aan den zeekant te beveili gen ; en daarom in de noodzakelijkheid gebragt om 'er aan de Graaven de zorg geheel van over te laa ten; even gelijk te voren de Romeinen, in Gallie overvallen, en door Attila verdreeven, van de be fcherming van eenige afgelegen gewesten, en dus 'van de heerfchappij over dezelve hadden moeten af zien (c). Het was den Opper - leenheer diensvolgen de genoeg, dat hem de fchaduw van 't opperge zag bij bleef, daar hij 'er de wezenlijkheid niet van konde behouden. De opvolgers van Karel den Groo ten hielden zich dan te vreede met eene leenroe- Tighcid, welke op ecne zekere wijze hunne voorige bewindslieden nog in eenige onderdaanigheid, ten minden voor 't uiterlijke, hield. Met betrekking tot onze gewesten, als de afgelegenfte, en de minst aanzienlij kfte, moeten zij 'er zich eerder toe 31 (a) of te vaaderen.] Hïet uit blijkt, dat, hoe zeer de w ««eevende rmgt bij de Oraacen berustede, en iioorde v;et reti der fteJen geene keuren zonder hunne toeftemminj; gemaakt konden worden, of zonder bevestiging derzelven kwm 1. heb- BIJL AAG E I. Cornes Holiandiaecon firmat in(tituca fra ternitatis mercato rum Middelburgen fium. Die i. Junii 1271. Mieris Charterboek D. I. bl. 365.) ÏN nomine Patris £? Filii £? Spiritus Sancti , Amen. Nos Florentius Comes Hol kndiae, concejjimus baec in itituta, quae JubJ'cripta Jünt, confraternitati mercatorum in perpe durutura. Haec igi tur, quoniam ditUi mercato res, provida deliberatime & nuni Jittdio ad univerfo tum, qui in ditta confrater nitate Jiiam uiilitatem &? ho iiorem fiatuerunt , volumus fata & firmapermanere:Jla tuentes , ut nulli quicquam de fubfcriptis injiitutionibuS, propria auiboritate absque tmnmura confilio , adders, vel tninuere Jive eüavi inmiiila •e r licehit. Graaf Florens ie vestigt de inficllingeK of JViUekeuren van de Broeder f der koop' lieden , te Middelburg. Den 1. Jnny 1271. In den naame des Vaders, en des Zoons, en des H:iligcn Geeftes. Amen. Wij Floris, Graaf van Holland , hebben deze on dergefchreeven inftellingea voor altoos toeguflaan aan de broederfchap der middel burgfche kooplieden. Der halve, willen wij, dat de zelve , dewijl ze gemelde kooplieden met wijzen raad en met gemeenenijver, toe nut en eer van allen, wd ke in gemelde bmederfchap zijn , hebben vaft geftekl , valt en gertade zullen blij ven, vallftellcnde, dac h\iz niemand zal geoorloofd zijn iets bij de onderge fchreeven inltellingen, op eigea gezag , te voegen of dèzelven te verminderen , of ook te veranderen (a). HOLLANDS 310 . de 3, Wat aangaat de manfchappen , die door de Bc w mfichn geleverd werden , dczelven hadden tot „ hoofdüeden of wereldlijke Beneficiarien , of de „ Advokaaten der Kerken; maar dewijl noch de „ eenen noch de anderen ondcrlworig varen aan het „ burgerlijke rechtsgebied der Graaven , arm wkü „ het ztifs verbooden was, ecnige lands ampten in , de meesten dezer foorc van Domeinen te oefenen, „ begrecpen zij, dat zij alleenlijk onder het önmidde» . lijk gebied van den Vorst frondtn, en zagen Üeo „ Graaf niet honger aan, dan voor een Jasthou , der van deszelfs bevelen, ten hunnen aanzien. m Ook hadden zij hunne bijzondere bannier; en -Je , begeeving der bedieningen in hunne kleine b'.n ----» den. Eens op de algemeene vergaderplaats g 9 men zijnde, meenden zij niec gehouden te n zen, eenig ander opperhoofd te erkenntn , dan den „ Koning zelf, zoo zij onmiddelijk zijne Beneficia? m rien waren , of hem, van wien zij hun ampc of m Bentfic'u hielden. Zoo verre droegen zij zeker* n lijk den Graaven ontzag toe: doch dezen zouden „ zich niet hebben durven aanmaanden, om hen 9 over ecnig foort van misdrijf ftraf te doen on » dergann. Zij zou Jen het bij eene aanklachté aan , den Vorst jgelaaten hebben. a Daar uit fprooten de gtfchiilen voort, welke » 'er fomtijds ont(ton<icn; daur uit rees ook veel. , wanorde in de optochten, dL enen niet ooglui » king moest aanzien. m Dizt ongelegenheden hielden op, wanneer m gebied (tonden, leverden. De Honderdmannen, m welke zelve, met betrekking tot de ocderdee» „ len , die tot en onder de burgerfchappen behoor „ den, een foort van lanirechters waren,,- [tonden „ onder 't bevel der Graaven, en voerden het ge* » bied over de kleine benden van hunne hndftreek, R JJ K D O M. 311 («") Sub Ctrst, Magni (f e ) us fuceêJfarUtis, Trihini Csmi, nm Viciru fui fr, viiefHiir. Du Cahoi Gloff. ia verb* Tribuaus. V 4 „ t?e benden, die • zich in het doortrekken bij aiJe » die geenen , die op zich zelve in de nabuurige » gewestenvergaderd waren, voegden, eenen hoo n ger bevelhebber, aangefteld om het gezag te » voeren over verfcheiden Graaven , ontmoetten. » opperbevelhebbers waren de Hertogen. » Het is bekend , dat zij verfcheiden Graafichappen » onder hun gebied hadden, en men ziet, onder an „ deren, dac het Hertogdom van Mans , door Pi „ pijn aan zijn broeder Gripon gegeeven, een op „ ptrbevvind over twaalf Gfaaffchappen mede „ bragfc „ Wa nn e eu de proyinciaalebenden al cc ftclc » waren , hadden de Graaven magt, om dezelven „in kleiner hcopen te veredelen. Maar wat „ titels voerden die geenen , aan welken zij- het oh „ derbevel oyer dezelven toevertrouwden ? Het zou „ zl.t oioeitïijk , en reisfehien ook vrij nutteloos „ zijn , die tegenwoordig na te fpeuren. Du , Cange meent, dat, onder Karel den Grcoten, „ de Tribunen de Luitenanten der Graaven vva „ ren (a): hij bekent ecluer, dat alle de plaatfen, „ welke wij in de oude fchijvers vinden, wanneer „ zij van de Tribunen fpreeken, j;een anderen trap „ van waardigheid betekenen , dan die eertijds in „ de rorrieinfche legers in gebruik was geweest; „ doch die « ;kJ zelve konde onder de ben „ den der bnrgerfchappefi beiiouden gebleeven zijn. „ Men ziet, geduurendedit tijdperk, dat men „ den naam van Capitanei gaf aan allen, dit „ hit richt hadden, om over cent bende, htt zij grout HOLLANDS 312 (&■> Omnis itaque fideles ntftri Capitanei, cum torurn hemini hts & cirrê pvc don» qutntum mditu praeparare potusrint, td ffiKiüilumplgtitum vtnitnf. Cap. ds 807. Baluzius T.li p. 457. £9) Ferhandiling ovir d' militaire Jurisdiüic. over „ of klein, bevel te voeren ( a ). De Graaven, de „ Bentficiarien, de Advokaaten der Kerken, allen „ droegen dezen naam". Hetzelfde, dat de Graaven deeden , kon den ook hunne Stadhouders doen; en derhalven had Prins Willem de .]. geen bijzondere Jnfr.ru clie noodig, om over de Landmiliue Jurisdictie te voeren , zoo als het fommigen fchijnen op te vatten. Ook fchijnt men den aart van de inflel- Jing van eene Admiraliteit niet wei te begrijpen , als men zich verbeeldt, dit de Stadhouder voordien tijd geen gezag had over het zee-volk, en zee zaaken (<&). Die infteiüng was niet ingericht, om een nieuw gezag voort te brengen, maar i]ech:s, om van het beldd der zee-zaaken een afzonderlijk deel te maaken, hst welk, zijn eigen afzonderlijk hoofd hebbende, daarom ook onder een afzonder lijk rechtsgebied moest (laan ; even als de Hout vesterij , Dijkgraaffchappen , Waterfchappen en andere bedieningen meer. Wij hebben bereids gelegenheid gehad om aan te merken : i. Dat den Graaven , in hunne oorfpronga- Jijkebedieninge, het rechtersimpt, en 's landsvei- Jigheid was toevertrouwd. 2. Dat derechtsoefenin* eene der wezenlijkfle eigenfehrippen der graaflijke waardigheid uitmaakte. 3. Dat welkemec eenig bewind van 't oppergezag bekleed wis, te gelijk, enwelin deeerfla plaats, 't zij mee betrekking tot de zaaken, 't zij met betrekking tot de perfbonen, over welken zijn gezag zich moest uit/trekken, hec rechters ampt ontving. 4- £> ac de bevoegdheid, om R IJ K D O M. 313 («) D«r nn vindt men, onder anderen, blijken in da aan- over zekere menfchen als rechter te zitten, haaren oorfprong niet nam uit den grond, of hen territoir, 200 als men zich wd eens lieefc uitgedrukt, maar uit den ftaat en ftand der perfoonen en der zaaken: het welk zoo verre ging, dat 'er fchier zoo veele jurisdi&ien waren, als 'er foorten van zaaken, en orden van perfonen waren; waar uit voorcvloeide, dat die geenen, welke onder het gezag van een hoofd ftonden, ook geen ander dan dat hoofd voor hunnen rechter behoefden te erkennen; en dat men ook, ten aanzien van zekere zaaken, geen anderen rechter behoefde noch kende erkennen, dan dien, wdke bepaaldelijk het gtzag, en dus mede het rechtsgebied over die zakken voerde: waaruit de bekende tweederlei incempetentien zijn voortge vloeid, naameiijk die, welke cot de perfoonen, en die, welke tot de zaaken betrekkelijk zijn. V e r d e r s ftaat ten dien opzigte nog aan te mer ken , dat, met betrekking tot het rechtsgebied, de perfoneele onderhoorigheid , doorgaande wijken moest voor de onderhoorigheid, welke uit de zaak voortfproot: die onder cenen Schout, Bailluw, Drost , of eenigen anderen amptenaar flond, en voor denzelven alleenlijk betrokken konde worden, moest, wanneer het zekere zaaken aanging, dien rechter erkennen, aan wien 'c beftier dier zaaken toevertrouwd was; gelijk men dit nog dagelijks ziet in zaaken , die de gemeene middelen, de jagt, de zeevaart, de wegen , de dijken, en wat dies meerder is , raaken: het welk ook de reden is, waarom Militairen, in zaaken, raakende de gemeene middelen, en de hotuvesterij, te recht moeten ftaan voor die rechters , aan wien de gerichts dwang wegens die zaaken is aanbevolen (a). HOLLANDS 314 fchrtjTmgen van TL D H. WiHcm den IV. glor. ged. van dea A Miart tn 34. Juni; 175 1 'a, BiiLaje. K. p. 37. L.p. 45. M. p 48. en 50- Men voege hier bij, dat het onder de Franken, ten aanzien der rt:chtsplceging, een noodwendig verefschte was, dat elk door zijns gelijken ofeven- Jinien gevonnisd wierdt (a) : en dierhalven de woorden van de L. 6. C. de jurisd. omn. Jud. AJ/li tarem rcum n'ifi a fue judice nee oxhberi pojjc , nee, Ji in culp* fucrit , cucrccri , op hen zeer toepasle- Jijk zijn. Uit die vereisdite volgde , dat krijgs knechten niet anders dan voor krijgslieden, of voor cenen krijgsraad ,té recht konden verfchijnen: 200 dat, en uithoofde van dcfl ftaat der perfoonen, en uit hoofde v-m de zaak, naamdijk den krijgsdienst, een militair geen andétfcn rechter behoefde, noch kon de erkennen dan eenen militairen rechter, zoo hij daadelijk in krijgsdienst was: waaruit: verder voort vloeit, dat, de krijgsdienst pemanmt zijnde gewor den , even daarom ook het rechtsgebied over de krijgsknechten , zonder ophouden, is blijven werken, en d?.t een Kapitein-Generaal, uit krachte van die waardigheid, opper-rechter van de krijgsluiden zijn de, uit dien hoofde, ook zonder onderfcheid van burgerlijke of krijgszaaken \s\mn permanent: rechter. NoG itaat te letten, dat de Grauven, en andere gezaghebbers , of zelve te recht zaten , of daar toe ftedehouders aanftelden; en dat dezen tot de rechtsoefening zich mannen toevoegden, wier raad zij innamen, en wier vonnis zij volgden. De Capi tenti hebben hunne mannen gehad, even gelijk an dere gezagvoerders, oridet wat naam zij ook be tekend ceweest mogen zijö j en gevolgeüjk za! het niemand vreemd kunnen voorkomen, dat de Srad houders, in hunne quaKteit van Kapitein - Generaal, kri'cslieden, en ki.'i bijzonder ctncnHoogenKrijgs- R IJ K' D O M. 315 («) rtrhtndtling ovlr g, MUitiin hl. 32. raad aangefteld hebben, om a!s rechters te zitten over krijgslieden. Zoodaanig eeneinltellingof fchik king komt over een , zoo wel met de oorfprongelijke ftaatsgefteldheid dezer landen, als mee de oorfpron gelijke waardigheid van Kapitein - Generaal: wov halven hetenkehjkaan eene misvatting omtrent den aart en natuur der waardigheid van Kapitein - Gene raal toe te fchrijven is, wanneer men zich verbeelde, dat de Heertn Stadhouders met het rechtersgezag over krijgsluiden te oefenen, zich meerder recht zouden aanmaatigea, dan hunne waardigheid mede brengt , en dat het rechtsgebied over de krijgslieden, „ niet verder als een noodzaakelijk gevolg onder „ het ampt van een Hooft der Militie, begreepen „ zoude konnen worden te ftrefcken, dan tot de „ militaire diïcipjine , zoo niec die geenen, van „ wien 't gemelde Hoofd zijn gezag verkreejjen „ heeft, hem duidelijk meerder hebben over gedraa „ gen (<*)"• Wel verre ook dat dit gezag tegen de vrijheid dcï ingezetenen zoude aanloopen , (ge lijk fommigen voorwenden) zoo flrekt het veel eer tot handhaaving van de vrijheid der krijgslie den; welke, niet minder dan alle ingezetenen, het recht hebben, om alleen, en nergens anders d;tn voor hunnen gewoonen, dageljjkfcnen en bevoeg den rechter te mogen betrokken worden. Behalven het geen wij ten aanzien van de waardigheid van Kapitein • Generaal aangetekend hebben, en 't geen men 'er verders nog van kan zien bij nu Cance, welke, om een denkbeeld *an de waardigheid van Kapitein-Generaal te gee ven, het Diploma door Phiiipps Ie Bel aan Guy de Neelle, behelzende dcszeJfs aanileiüng tot Kapitein- Generaal, woordelijk voord aigt, kan men uit de HOLLANDS 316 («; Zie 11. D. BijL B. p. »8. 3». en 35. » ge- bewoordingen, waarmede Maximiüaan, bij deinftel ling van eene Admiraliteit, de waardigheid van Admi raal befchrijft, uit gelijkheid van reden over die van Kapitein - Generaal oordcelen. Hij zege naameiijk (Are. I.) dat de Admiraal „ zal hebben alleen en in het * geheel de kennis/e , jurisdictie , en diffinitic over alle n gevallen , dcliiïen, misdaden, execjjen, en male „ jicien , die bcgaen werden op de zee of hare firan „ den, enz. (Art. XI.) „ dat hij zal vermogen „ te maecken een Luitenant en andere Officieren yan „ jujtitie , in foodanige plaets als hem goeddunken „ zal". (Ar:. Kil.) te committeeren door het „ gantfche land Lieutenant en Officieren , om te „ exerceren fijn ampt, ende recht en gerechtigheid „ te hen atn yeder een" (a). Hi e R uit kan men, zoo wij vertrouwen, veilig befluiten, dat, toen aan Prins Maurits de waardig heden van Kapitein - Generaal en Admiraal, in den jaare 1585, zijn opgedraagen, dezelven aan dien Vorst zijn overgegaan, met alle de rechten en prae ëminentien, welke aan die waardigheid ter dier tijd verknocht waren , en niet uitdrukkelijk van de geiven zijn ingehouden of afgezonderd geworden: en dus ook met een volledig rechtsgebied over de krijgslieden; en met een zoodaanig vermogen, als uit dit rechtsgebied, naar's lands wijze en ftaatsgefteld heid, voortvloeide; welke gevolgtrekking beves tigd word door de Inftru&ie, aan Prins Maurits en den Raad van Staate , op den 18. Augusti 1584. gegeeven; in dewelke art. 111. gezegd word, dat „ Prins Maurits en de Raad van Staate, kennis/e n en Judicatuure zullen hebben over alle Co „ lonellen, Capiteinen , eö ander krijgsvolk te wa * ter en te lande", en Art. X. dat , zij zullen R IJ K D O M. 317 (a) Verhandeling avir ds Militair: JurisdiSit, tt Amfl*.. i*m, bij Schtuten? 11&Q* z. n kn te behooren". Wel is waar, dat het omtrent de befchikkingen en het rechtsgebied over krijgslieden zeer wankel en onzeker, ten tijde van den fpaanfchen oorlog en ook daarna, is toegegaan, waar omtrent de Heer Raadpenfionaris van Slingeland aantekent, dat „ het niet zoo gemaklyk i's, uit de publycke „ Registers aan te wyzen, waar in het ampt van „ Capitein Generaal over de Militie van den Staac „ eigentlyk beftaat, als omtrent een zaak van die „ natuur behoorde" , daar bij een breed verflag doende van de verfchillendheden deswege voor gevallen, welk verflag grootendeels overgenomen is in de Verhandeling over de Militaire Jurisdictie (a); maar het komt mij niet voor, dat eene ongertadig heid en wispekuurigheid in het oefenen van rech ten , die radicaal en eigenaartig toe een ampt behoo ren, eenige verandering kunnen toebrengen, 't zij aan den aart en natuur van dit ampt, 't zij aan de bevoegdheid , om die rechten te oefenen : en dac die bevoegdheid altijd in haar geheel en onvermin derd blijfc, zoo lang 'er door het opperfte gezag geene verandering in gemaakt is. Daar nu aan de waardigheid van Kapitein - Generaal het opper rechtsgebied over militairen en militair? ziak in niec .is onttrokken, zoo is hetzelve daar mede.verknocht gebleeven : en mitsdien is bij de hcrilelüng der ftadhoudefüjke waardigheid, en het opdraagen van het Kapitein - eeneraalfchap en Admiraalfchap aan » gehouden zijn over het Krijgsvolk en de Officie y> ren van den oorlog ai-le goede ordre en disci » pline, ook mede daar over Jiraffe , regt , ende ju » Jlït'ie te doen , en deen doen , zulks zij bevinden zul- HOLLANDS 318 {$) Vtrhundtling tvtr dt Militaire Jurisdittie, bl. 47. mij- D. 11. Willem den IV. ghr. ged. het rechts gczag over de krijgslieden wederom herfteld, ge lijk het aan Prinfe JVlaurits en dc-n Raad van Staate opgedraagen i.«. Dewijl het nu ztker is, dat 'er, van den tijd van Prins Maurits af, een Groote of Hooge Krijgsraad nevens den Kapitein-Generaal in den Hage heeft gezeten, en die zitten van eenen Hoo gen Krijgsraad de beste aanwijzing is van het geen aan 't recht van den Kapitein - Generaal deswege ver knocht was; en dewijl dit in alles overeenkomt met de oude ftaatsgerteltenis van onze gewesten, fchijnt men het juiste fpoor niet getroffen te hebben, wan neer men zich verbeeldt, dat „ om de wettigheid te „ bevestigen van eehe rechtbank, die beweert de . hoogfte te zijn in militaire zaaken, men ergens „ zoude moeten vinden, dat aan Prinfe Maurits of „ aan dien krijgsraad eenige qualificatie ten dien „ einde gegeeven zonde moeten zijn («)". Die qua lificatie, radicaliter in de waardigheid van Kapitein- Generaal is opgeflooten ; zoo als uit, het geen wij te vooren aangetekend hebben, blijkbaar te zien is. jMijN beflek noch het onderwerp, waar toe mijne befchouwing over het krijgsgezag moet ftrekken, riet vreif'diende, noch ook niet todaatende, dat ik mij in verdere bijzonderheden deswege begeeve, zal ik 'er enkelijk nog bijvoegen, dat, hoe zeer ik gemeend heb het recht vaneenen Kapitein-Gene raal met betrekking tot den gerichtsdwang uit on te vaderlandfche ftaatsgeftekenis en vaderlandfche rechten te moeten afleiden en voordraagen ; ik echter daarom het begrip der geenen, welke daar toe het roomfche recht en de Ordonnantie over de crimineele justitie tot eenen grondflag leggen , niet verfmaade ; het zelve word allenthalven door R IJ K D O M. 319 nee- mijne befchouwing gefterkt, voor zoo veel als die twee bronnen gebruikt worden .ten bewijze , dac » de Militairen, zoo in civiele, als in crimïneefe » zaaken, van wat natuur dezelven ook zouden » gen zijn, voor geenén anderen , dan den Militai -9» ren Rechter, konnen worden te recht gefield": en 'tzalvour mijn oogmerk en 't voldoen van mijne taak genoeg zijn, aangetoond te hebben, dat die fleiling niet aanloopt tegen onze burgerlijke vrij. heid, als zijnde de eenigfte reden, waarom ik in dit onderzoek geereeden ben. Te vooren heb ik aangetoond (bladz. 193 ), hoe ongegrond het is, dat men de inflelling van eenen hoogen krijgsraad befchouwe als eene daad, waar door de opperfte macht in de handen der fladhouderen zoude komen: ik heb, zoo ik meen, nu doen zien, dat zoodaanige inftelling niet aanloopt tegen den aart en natuur van onze burgerlijke vrijheid, maar met dezelve volkomen overeenkomt. Wil men nu ftaande houden, dat alle rechtbanken, in dewel ken de rechters geen genoegzaam? kennis hebben, om over de zaaken , die hun vuorgebragt worden, te oordcelen, met de burgerlijke vrijheid ftrijden, en daarom afgefehaft behoorden te worden; die re gel van ftaat mag bij het oprichten van eenen bur gerftaat in aanmerking komen; maar zal men dien tot onze Vaderlandfche ftaatsgeftelteriis overbren gen ?♦ Hoe veele rechtsbanken , vierfchaaren, en gerkhten zoude men dan niet moeten afdan ken ? L' 1t al het geen, wat ik ten aanzien van de bur gerlijke vrijheid , en het voonvendfel als of het ïhidhouderlijk gezag met dezelve niet beftaan zou de kunntn , gezegd heb, blijkt genoegzaam, zoo ik mij niet bedrieg, dat, ai wat men deswege heeft te borde gebragt, enkelijk vruchten zijn vao een voor- B IJ L A A G E 1. 32 hebben; de Wethouders nochtans ör.twcrpen mankten, wel ken door de bewilliging of bevestiging tier kracht van wetten kreegsn. een T. In bac ergo nullus ea rum artium, W e metbani cae dicuntur , ejje concedüür officialis , ui J'unt fullo, Ju tor calciariorum , peilifex, Xin£tor , uxtor , fuber car pentariut , pijcium carnium que venditores, vel Me , qui pi/ces, five carnes ajjat vel coqu.it venales. 2. Illi etiam, qui rafeum, butyrum , adipem vel ungen lem nut fepum , «tfi tis fi milia. babent venaliu ab bac fraternitate removentur. % Msrcator etiam, qtd uu/go meicenarius dicitur , fartor "cel Juior velijum , con duclivw viator , qui maffupiA per/ome b.'julat vel proprio collo in domum fuavï , vel ex tra eam cquo pottaverit , au rigae , nautae , qui Jeu ternandiritur , venditor vete rurn veftium ex emfnetudi ne , percuJfóT lanae, calda rioTtm cóinpofitor vel emen datorfimili modo a diclafia lernilale claudtntur. 4. Qnicunque et'mm buk Covfna'rnü'.ai ddjttngere Je voluerit , nee J poelen nee febeerm debènt , nee barbam alicujus prj prateio ut bar- i. In deze broederfchsp zal derhalve niemand mos gen zijn , die eené der kunftcn , welken men ambagten noeinc, oefene, als daar zijn volders , fchocomnakers , vellebreM ders ; vferwers , weevers, wagenmaakers , visch- en vleesclivcrkoopers , of zy die gebraadenuf gekookten visch of vleescli verküo pen. 2. Ook zullen uit deze broederfchap geweerd m>*s den die kaas. boter, ve:, of talk , of fmcer, of iets dïergelijks verkoopen. 3. Ook zullen op gelijke wijze uit deze broeder* fchip uicgtflooten blijven kooplieden , die men iq 'c gemeen ambachtslieden* noemt, kleenuaakcrs, 't zy ze nieuwe kleederen maa ken of oude veriïellen, did o-.n loon de pakken der lie den naar of uic hun huis draagen , 'c zy op hun eigen htils of mac een paard , voerlieden, fchippers, üiJ fcittemtns Worden genoemd , oudkkicerkr,opers , koper -, of ketellappeis. 4. Ook mogen alle d;e in deze broedcriciiap zi willen komen, nitc i'poe len noch fcheeren , noch iemands baarJ om loon, all H O, L L A N DS 32 (al V. »• Spiegel 1, zoo JuAben laaten beweegen., dan omtrent anderen. Ten aanzien van dezelveri konde het ook met modjdijk, vallen, dien O t )perheeren te bedieden, dat 'eruit, ons land weinig te haaien was, en men zdfs. meer dan hunne tollen en verdere irjkpmften hoefde, om zich tegen de Noor,naaiK:n te kunnen befcficrmen. Ue zelfde noodzakelijkheid, welke de.Opper vorften dwong, om xich met eene bloote hulc!; en erkentenis van afhangüjklieid te wlrd ook oorzaak van de eniijkheid der Graaffeiiap pi_n. Dus raakten de Graaven eerst voor hun lec ven , en naderhand erflijk, tot een/s volki heerfchqppij , welke alleen duor dun band leenroerigheid afhangelijk bleef (a).- Zeer ligr. is het te begrijpen, dat de Graavun tot die .üeiltc niec in de eerfhe vlucht reezen. Zij kwa men 'er toe langzaamer hand, bij trappen, endoor den Lijd. üffchoon nkt J bekleed met de wetge vende magt, vcreischte nochtans de aart van hunne bediening, c'at zij verfeheiden befchikkingen tot rust, gemak, en veiligheid der Ingezeetenen maakten en Vprfcheiden orders fielden, welke als bevelen van de Oppermagt, .als wetten van de Hooge Overheid ontfangen , geëerbiedigd en nagekomen moesten worden. Zij bedienden zich van de lafheid en llap l.Liti der Opptrvorflen, ora het deel, hetwelk hun van de opperde macht toevertrouwd was, verder uit te breiden dan hunne bediening vereischte. Zij maa tigden zich nu en dan eenige der Vorflelijke rech ten aan; terwijl zij anderen niet dan met voorkennis .van den Vorst gebruikten , tot dat zij zich einde lijk magria, genoeg z:igen, om de toeftemming of .bewilliging van den Vorst te kunnen ontbeeren, of HOLLANDS 320 p i n neemen,, om, het ftadhouderfchap uit het ftaatsbe wind te bannen en te vernietigen, en om zelve bandeloos en eigendunkelijk over zijne medeburgers te heerfehen. Voor 'c overige kan ik dit gedeelte van mijn werk niet beter befluiten, dan met de overheerlijke woorden van den voortreffelijken Staatsman , welke aan 't roer van onze regeering zittende, best in (laat is geweest om haare llerkce en zwakheid te lee ren kennen , en uit te beelden. Zie hier hoe hij fpreekt: „De Ordonnantien op de vergadering van de „ Staacen van Holland en West - Vriesland , van „ den jaaren 1574. *sj>i. en 1585. en de regi» ---„ ters van die tijt wijzen uit, da de voorouders „ begreepen, dat 'er zo wel in de vergadering van „ Holland, als in de Generaliteit een uitkomst wee „ fen moet van de deliberatien, waarin geen over „ ftemming plaats heeft: jaa, datzedat point aanza „ gen voor i'o important, dat als in het jaar 1585. „ twee leden van de negentien daaromtrent zwarig- K heid maakten, de zeventien overigeeenftemmelijk 9 verklaarden van begrip te zyn, dat op dat point „ is berustende de behoudenis of ondergang van den „ Linde, en de Heer Hügo de Gkoot, wiens „ oordeel omtrent dat /luk van geen gering gewigt „ is, fchroomt niet te zeggen, dat het gebruik van „ niet overilemc te worden, in materie van Con „ iribuüe, fchoon voorfigtelyk ingevoert onder de „ Graaven, gevaarlyk is aan de Vryheid , of onder „ een Vrije btaats regeering. „ I\laar wat is hedendaags wederom het begrip „ omtrent dat point? Ver van te fpreken de (.aal „ van de bovengemelde zeventien leden , en van „ te oordielen als de Heer dz G&oüt , men fpreekt R IJ K t) O M. 321 mln tegendeel, als of de vryheid van noch by over » ftemming, noch hy deaüe te -konnca verpligc » worden, om te komen tot befluyt in materie van; » confenten, traclaaten, en andere: gewigtige zaakeri »de vryheid was , waar voor de voorouders ge » vogten hebben: en ondertusfehen delibereert, enj m disputeert men zonder einde of uitkomst, en laac » regeering en financiën in een groote confufie; „ zonder dat een ecnig lid, men zwygt van zs-» j, ventien, fpreckt van weder in te voeren de „ heilfainc maximen en grondwetten, die gevonden « worden in de oude Ordonnantica op de Stakts » vergadering. „ Men zoude konnen meer andere pointen op-, • halen, zo de bovenftaande niet meer als geno-g „ waren, om aan den leezer te peeven een voor „ fmai;k van het grooc verichil tuslchen liet begrip. w der voorouders, en dat van deeze tyt, omtrent: „ dewaare conftituüe der regeering, en om hea » in ftaat te Hellen van te konnen oordcelen, welk » van beiden, het begrip der voorouders ,of dat van „ deefe tyt, meer overeen komt met deontwyffel» » baare merktekenen van een volk, dat verdient » een vry volk, en van een .regeering, welke ver » dient een vrye regeering genaamt te worden » j» welke merktekenen , niet ondienstig zijn kan, toe „ befluyt van deefe voorreeden, hier by te voegen,;, „ op dat de geene, in welker mond de vryheid » bedorven is, daar aan mogen toetfen, het be » grip dat fy van de vryheid hebben, en het ge » bruik dac fy maaken van fo fchoone naam. , Het is een vry volk, en een vtye regeering, daar „de magt om wetten te maken, om fchattingeri „op te Hellen, om oorlog en vreede te maken, Cii „om te veranderen de vast gefielde forme van re* „ getring is in handen van het volk, of van dtf HOLLANDS 322 . bs- „ Staten, die het volk reprefenteeren, en niet daar 9 elk lid kan aan het v<dk, of aan de Staten de kan „ den binden , en beletten de nuttigfie en nodigjie rtjo „ luticn. „ Het is in de tweede plaits een vry volk » en een vrye regeering, daar de wetten, en daar „ de ordonnantien op den ophef der fenattingen » egalyk en zonder onderfcheid van groot en klein i, gecxecuteert worden; en daar niemand als hec volle of de Staten de magt heeft, om zig ofan „ deren daar van te eximeeren; en niet, daar eik „ lid meesier is van de intentie der Placaaten e;i „ Ordonnantien , zo veel aangaat dat gedeelte van het volk, dat fy , en uit der Su „ ten naam en gezag regeert. „ Ten derde, en ten laafte, het is een vry volk, ft en een vrije regeering, daar degeene, aan „ de executie der wetten en ordonnantien, door hec „ volk of door de Staten, aanbevolen is, aan de „ eene zyde wel hebben de nodige magt, enautbo , riceyt, om die egalyk en volitrektelyk te doen oblerveeren , en de overtreeders te flraffen, „ maar aan de andere zyde, die magt en authoriteic „ niet konnen misbruiken tot onderdrukking van „ bét volk; en niet, daar de reeden om voor geen „ misbruik te vreezen is, dat aan de geenen waar „ aan de executie der wetten en ordonnantien aan -5> bevolen is, de nodige magt mankeert , en der „ halve nog goed nog kwaad gebruik daar van ge „ maakt kan worden. AI wat in materie van re „ geering niet overeenkomt met deefe drie merk „ tekenen, is ook geen vtye regeringe. Hoe wen „ fchelyk was het, waarde Leezer, dat deeze merk „ tekenen in een volflagen zin tctpasfelyk waren „ op dcfe Rcpi,blicq, gelyk ze zouden weezen, ms s dien de jegenwoordige Regenten waren van het R ij K Ö O M-, 323 («) Votr ■ Reden tot de Nigdaati» Sehrifttn van dan Hiè.r Jited- I'enßontTls vam Slimo«lawo. marl X % „ begrip, waar van de voorouders geweest zyr), ge* 7> Ijk boven met de vinger aangewdin is, en bté* » der aangewefen zal worden, in de volgende * Tra&aatjes, en indien zy gefamenderhand allo h kragten infpanden, om de generale en provintia* j, Ie iegeeringcn daarna te refbrmeeren (a)!" Deze woorden van den Heer Raadpenfionarii Slingeland doen ons zien* op wat wij2e dö ze voortreffelijke Staatsman over de vaderlandfchë Vrjhtiè gedagt, en hoe noodig hij het geoordeeld heeft, dat 'er een middel bij der hand genomen worde , door welk de leden van den Vrijen Si aë genoodzaakt konden worden, om dat geene vo fÉ te brengen, het welk in alle geregelde Üurger ftaaten te vinden moec zijn , naamelijic de ivJö foluntatum £? virium , welke, zo 'c mij voor komt, nergens anders, dan door den invloed Vart een behoorlijk gezag des Stadhouders, te bew<2: ken is. Ten verderen blijke Van de volftrekte ildoci pakelijkheid van het ftadiiouderlijk. gezag > ik niet onaangemerkt laaten , dat hetzelve al leen gefchikt is, om ons eenig aanzien bij vreem de Mogendheden te doen erlangen. Wie wee§ niet welk een invloed de goede of kwaade ge dachten van vreemde Mogendheden , ten aafi s zien van eenen Staat, op de welvaart Vafl diert Staat hebben ? het is 'er even zoo mede gelegen . als met het crediet onder de kooplieden: de goede opinie, welke men ten aanzien van den kooprnarl hetft, is doorgaans de grond van zijn beftaan öd fortuin; en de kwaade opinie dikwijls de ecrltè oorzaak van zijnen ondergang. Wie zal eerien koop HOLLANDS 324 fa) VehemerittT enim jtrtimt cd belh adminlftrerJa nuii Iftjtis, iuidfocii de imptretoribus exijtiment. waar. man credheefen, als men hoort, dac hij zijn koor> handel in compagniejchap doet;'en dit hij m et zijne vennooten over hoop ligt: dat zij dtn tijd verfpil len met twisten, met overweegen, terwijl de zaa ken in de war loopen? Gcene Mogendheid \ s > er> die het waagen zal, vertrouwen cc /lellen , en ftaat te maaken op eene Mogendheid, welke uit ver fchillende deelen beftaat , die elk even veel recht hebben, en wier befluit door het begrip van het een of het ander dwr leden tegen gehouden kan worden. De gerustheid en hec verrrouwen der JVI ogend heden , die in de wereld den Vereenig den Staat, en niet elk gewest, en veel min elke fted, die 'er toe behoort, voor eene Mogendheid erkend hebben, rust alleen op .di-n invloed van het fladhouderlijk gezag , als h-r ecnigfte middel om de Zeven Gewesten aan eikanderen tot een ligchaam te houden: en alle de redt-neeringen ,' wdken men over den inhoud van de Unie za! doen, om 'er deze of geene uitlegging asn te geeven, zullen de vreem de Mogendheden niet doen begrijpen, dat 'er vei lig te handelen is meteenen Stuvt, die , t en aanzien van de eendragt, zoo wankel fl:ac Men kan 'er van zeggen, het geen een der Ouden deswege van de legerhoofden aanmerkte: dat het tot het voeren van den oorlog oneindig veel doet, wat de vijanden, walde bwj genootsn van de veldoverfttn denken ( a). Zelfs zou den de vreemde Mogend! led n baar vertrouwen zeer onvoorzigtelijk geplaaut oordcelen, indien zij dat fielden op een Gemeenebtst, dat weleen hoofd had, maar hoofd va» aanzien, en hoo ge geboorte. Wij leeven niet in de tijden der Ro meinen : wij zijn ook niet in dien (laat, dat wij de R IJ K D OM. 325 V3Q waardighejcj van eenen Burgemeester kunnen fiel ten tegen die van een gekroond hoofd: daar moec iet meerder bijkomen : en derhalven mogen wij hetveor een zegen van den hemel, en vooreen aller grootst geluk, houden, dat het ftadhouderjijk gezag in het huis van Oranje geplaatst is; gelijk men 'c voor een zegen en een geluk kan achten , dat de rugeeririg dezer lauden die form heeft, van wel ke ik niec kan ffslaaten de voortreffelijkheid mee weinige woo te wijzen, als te naauw aan het weiweezen van zeevaart en koophandel verban-; den , om 'er van te zwijgen. Voortreffelijkheid der Stadhouderlijke Staats regeeringe. Indien wij n:ct overtuigd waren, dat alles wat 'er gefchied , dooreene voorafbefchikkende Voor gheid is geordend, zoudenwe kunnen zeggen dat onze regeérlngsvörm haare geboorte aan een 'bin J toeval verfchuldigd is. Zeker is het alTerithalven, dat, noch bij den ceriten oplland tegen Spinje, noch bij vervolg in den oorlog, eenig vast bevrerp of vast k van ecnige regeéringsvörm, dat naar de te genwoordige gelijkt, is gemaakc; en dat de land- Zaaccn ongevoelig zijn geraakt onder het flaatsbe wind het welk thans voor de Repiibliöfc gevestigd i«; en volgens, welk her oppergezag niet berust bij een enkel mensen, noch ook niet alleen bij fommi gen of eenigen der rijkften-, aanzienlijkflen , of voortrefFelijkften uit de ingezetenen ; noch ook niet bij het geheele ligchaam des'volks; majr bij eene Vergadering van Gemagugden, die de Srsaten. van den Lande reprefenteeren , voorzien van eea hoogst aanzienlijk hoofd. Wij hebben te vooren eene plaats uit fcec werk HOLLANDS 326 (f) Bij\aa 6 « (£. van Hugo de Gr.oot over de ouclheiJ van ORJ Vaderland aangehaald , in dewelke die uitmuntende Schrijver zoodaanig eene regeeringsvorm als de beste pn gcfchiktfte voor 'c welzijn der Burg er ftaaten aan prijst. Hij is de eenïgfte niet, die dezelve geroemd peelt. In 't algemeen is zij bij de Staatkundigen aangezien voor de veiligfte, zoo met betrekking tot de burgerlijke vrijheid, als met opzigt tot het befrier van 't land, De Staaten van Friesland heb ben ,in den jaare 1651 , een overheerlijk vertoog ter Grocte Vergaderinge overgegeeven, welk dit bon dig aantoont, dubbeld waardig is om geleezen en herleezen te worden, en 't welk ik wegens des zeifs voortreffelijkheid onder de Eijlaagen geplaatst jieb. (fl). Doch hoe zeer de Schrijvers overeenkomen, dat eene regeeringsvorm, welke te gelijk die van tx ; n hoofd, van veele hoofden van het volk, en van het yolk zelf, bevat, en sis 't ware uit dezelve ge mengd is, de voorkeur verdient boven alle ande ren ; zoo hebbenze ons echter, voor zoo veel ik weet, niet geleerd, op welke, onder de oneindig verfchillende wijzen, die plaats kunnen hebben, die vermenging behoorde geregeld te zijn; of wat eigen-: lijk in die vermenging voiflrekt noodzaakelijk is, om het voorgeftelde doelwit, naamlijk het beste be-r Hier van 't land, te bereiken. DIE geenen , welke cenige kundigheid van ftaatsregeering hebben , weeten, dat het opperge zag hoofdzakelijk gebragt word cot drie deelen, of drie werkingen. wetgeevend vermogen, hec rechtfpreekende gezag, en de uitvoerende magt. Door het geeven der wetten word bepaald, wat 'er gedaan of gejaacen moet worden , en dus wat aan R IJ K D O 11. 327 de vrije verkiezing der ingezetenen ovcrgelaatep of niet overgelaaten word. "Door het reclufprte ken word ieder toegeweezen, vat hem ten aanzien van een ander toekomt of niet. Door de uitvoe rende magt word het daadelijk beflaan, van 't geen de wetten voorgefchreeven en de vonnisfen beflist hebben, voortgebragt. Niemand voordien Prefident Montesquieu heeft zoo klaar en blijkbaar de gebreken van cene regeering aangetoond, in welke deze drie vermo gens, 't zij bij een hoofd , 't zij bij een ligebaam of vergadering, famen berusten. Hij heeft de ongepastheid van eene regeeringsvorm doen zien, in welke die geen, die tle wetten . maakt, zelf rechter en uitvoerder is van zijne voniiisfen : evenwel is het buiten kijf, dat bij de Franken het geeven der wetten, het te reclit zicteo, en het uit voeren der vonnisfen aan de Graaven geftaan, en dus in een perfoon gehuisvest hebben. Met het o-fenen van dit drieledig gezag heeft men 'er de zwaarigh<?den, de gebreken, en ongerijmdheden van befpeurt, naar maate dat de famenleeving omflieh tiger werd, en vooral, toen men het oefenen vm die drieledig gezag aan anderen moest opdraagen en toevertrouwen. Men heefc ondervonden , dac het gevaarlijk was, dat de Vorst zeif alleen als rechter vonnis zoude vellen, en die ten uitvoer brengen: hier uit is gefprooten de verplichting, om niet alleen, maar met bijvoeging van anderen te zitten: en de Vorsten, of die in hunne plaats kwamen , zijn door den tijd flechts uitvoerders van die vonnisfen gebleeven. Langs denzelfden weg is l cr ook, in de oefening van het oppergezag, eene fchikking geboren , door welke de rechtsoefening van de wetgeevin°-' gefcheiden is: het is de wet geever niet die vonnist: toe het befiisfen der ge- HOLLANDS 328 Ver- fchillen , en tot de ftrafoefening zijn recht! anksi » voor dewelkcn her recht vervorderd word, eozW jer welken de wetten geene werking hebben. Hier «foor zijn de landzaaten in zekerheid gefield te gen alie eigendunkelijk L-edrijf in het uitvoeren der wetten : niemand word verweezen , dan uic krachte van eene wet, en overeenkomstig met de wet. Ma ar, zoo de wetgeevernnar zijn goeddunken wetten kan maaken , en door zijne wetten de land zaat.cn leggen onder zodaanige verplichtingen, als hem goed dunkt; en dat de Rechter alle die wetten, hoe die ook zijn mogen, moet volgen, en zijne von ni»fen daar naar regelen , gelijk al» die ten tijde van den Hertog van Alva, en door dien Hertog is beweerd geworden, dan Haan de landzaacen bloot., om van 'c eene uur tot het andere aan de geweldigfte en rampza ligfte dwingelandij overgegeeven te worden, gelijk de menigre van menfehen , ten tijde der fpaanfciie foeroerten, door beuls handen daar van ftetuigenïs draagen. Twee zakken zijner dan, dis *ut f'eherm en {leun van de veiligheid en vrijheid der landzaaten hoordzaakelijk kunnen dienen : r. clac die geen, welk in een Burgerftaat het oppcrgtZdg heeft, het vermogen niet hebbè, om zijne ei gendunkelijkheid wetten te maaken; en dac hij, dit doende, in 'c uitvoeren een waderftand vinde, welke die wetten buiten kracht ftelt. 2. Dat die geen, welke de wetten maakt, dezelve niet ten uitvoer kan lanten brengen, dan door dien geenen, aan wien daar tne het gezag is aanbevolen en opgedraa gen. 3. Dat die geen, welke rnct dit gczig bekleed is, de wetgeeyende tnagt niet verder noch anders hebbe, dan voor zoo verre het ten uitvoer bren gen der wetten zulks, met betrekking tot dj uit voering zelve, vercisciit. R IJ K D O M. 329 Veumits nu, in een zoodaanig beflier, die geen, arelke mst het doen uitvoeren der wetten is bdasc, geene wetten, die 'er niet zijn, kan doen uitvoeren, zoo is bet al!er'Jijkb:iarst , dat, zoo lang als 'er geen wetten zyn, die tegen de burgerlijke vrijheid aanloopen hij dan onk niet in zijn vermogen heeft, om de burgerlijke vrijheid te verkorten: hec welk klaarlijk doet zien, dat, zoo lang de Staaten de wecgeevende magt behouden, en aan de Heeren. Stadhouders de uitvoerende magt alleen aanbe volen blijft, het volftrekt onmogelijk is, dat de Heeren Stadhouders de burgerlijke vrijheid te kort kunntn doen. Een Stadhouder zoude, om dat te kunnen doen, zich eerst meester van de wetgeeven de magt moeten maaken, en daar van 'i lands Staa ten omzetcen. 1 s dit niet mogelijk , zal men vraagen ? Geeft de be fchikking der Scadhouderen omtrent de ampten , en het verkiezen der leden van de wethouderfchap pen in de fteden, waar door zij meesters worden van 's lands vergadering, geen gelegen zij 11 gelijk meener worden, om zodanigebe> I !Hts vergaderingen te doen neemen, als hun go_ddunki? Ik erkerl zeer gaarne, dat de invloed, welken deHeercn Stadhóudera op net begeeven der ampten, en 't beftellen der wetliouderen hebben, hun een grooten invloed op de befluiten der Staats vergaderingen kunnen, en zelfs moeten geeven : maar daar uit op temaken, dat die invloed zoo verre kan gaan, dat zijdeStaaten zouden ontzetten van de wetgeevende magt, is iet, da 1 ; mij genoegzaam on mogeiijk fchijnt. Ik geloof MM, dat een Stad houder, ora hier een enkel vourbesld te gebruiken, het ooit zoo verre zoude kunnen brengen, dat 'er bij de Staaten eené Refolutie genomen wierd , waar bij aan de Gerechtshoven de kennis van eenige zaa- R IJ K D O M. 33 of zoo die op hun verzoek niet volgde, de wei* gering te kunnen verfmaaden; en zich cegen den wil en het bevel van den Vorst te verzetten» D e Hertogen en Graaven, dus in het opperge* zaggetreeden, en de landen, over welken zij eerst als Voogden of bewindslieden gebied gevoerd had' den, nu als het erfdeel van hun huis b'efchouwett* de, werden natuurlijker wijze aangenoopt om der zelver welvaart te bevorderen , en zich zelven daaf door fterk en groot te maaken» Men kan zich ligC voordellen, dat die Opperheeren, daar onze gewes ten weinig of niets van ca uit zich zelven oplever den, natuurlijk den rijkdom, de welvaart, en ze kerheid vandezelven, zoo wel als hunne eigen grööt* héid in 't vermeerderen van de visfeherij , vaart ert koophandel moesten zoeken; de nijverheid en werk zaamheid der ingezetenen opwakkeren en aanmoe digen ; hun alles toevoegen wat tot gemak, bloei, er) voordeel van die bronnen van algemeenen voorfpoed konde dienen. Verfcheiden middelen (telden zij daar toe in 't werk; en hunne befchikkingen omtrent ciiC gedeelte van 't algemeen bewind kunnen tegelijk dienen, om ons den aart en de uitgeftrektheid van hun oppergezag te leeren kennen. Het heffen van sol is mogelijk zoo oud aia het bevaaren der itroomen door vreemde landen. Overal heeft de hebzucht het herren van col op vaartuigen als een rechtmaatig middel, nm da fchatkist van den Vorst te verrijken, aangezien en ingevoerd. Dummxjriges kkiagde aan Julius Caefar" dat hij in de inkomst der tollen verkort was (d). De frankifchc Vorsten hebben dit middel om h"un» ïie inlcomden te verrijken, even zoo min ais ande* ten verzuimd: daar waren 'er verfch.iden in de» (o) Caesar ds Bell. Gall. L. t C. xvnu ■M ftIJLAAGËt 33 tilj De Et. hitonfbr conduftivus radere. Nullus etiam mercitorwn c pnfriternitatis debet naves uiferius' quam ad injirumen ïu '"' , quod fcamnum mali dicitur, fmngere, vel etiam 'P/o collo l ; gna adfepem bs iulare. jr. Nullus quoque 'ex dißis Jrairibus , debet ligna pro ton.ru&iva tnercede incidere , Infuper nee oves Andere, nee lanam manute "aj ad forum lendere pote *Unt. Molendinarii vero fcP •"•, qui poma, vel pira, vel üherius cujuscunque generis jTuSlus in faro vendunt , mo do excluduntur fupra - diclo. Siaoribui licet libcre adnimdl *as en f ene £? referte, quas <td officiwn fieum J'petlar.t £f Pro eis comportant , nee ta "»en priui talia vendere po terunt , quam ca fuo officia f'Uerunt ddaptata (ffiznuta, Ut ft pellct emerint cujuscum 9"e generis , priusquam ah eis vendantur, cornua cwn di «'f pellibus amputeniur. Pel. "fices , £? vtnditores vete- u i vejlium , emendatores , wdarii &? carpentarii tadevt ltc «ntüi dorrantur. een baardfcheerder, dié örii loon fcht ere, fchefcren. Ook raag niemand de£ kooplieden defcer broeder» fchap een Tchip laagor af breeken dan tot dat ftufcj het welk de bank der mast word genoemd , of oofc óp zijn hals houc naar dé hegge draagen. j. Ook zal niemand der gemelde broeders hout orri loon mogen hakken of kap pen. Daarenboven ïulleH zij niet mogen fchaapeH fcheeren of wol met de hand op de markt te koop bren gen. Ook worden de rrib lenaars en zij die app'eleii of peeren of eenig anJtl' föort van vruchten ep dd markt vferkoopen , öp ge lijke wijzu vat) deze bröci derfchap uitgeflooteti; fchoenmaakers zal het ftaan naar en van de mark ten te brengen 't geen toe hiin handwerk b hoort i ctt 't geen zij daar voor mede voeren; nochtans zullen zij zoodaanige zaaken hiet eëK" der mogen d;id nadat zij rot hun handwerk zijn bereid en getekend, als, bij voorbeeld , iddicö zij vellen , van Wat foorfc het ook zij, koopen , ?,ül!cri de hoornen van de vellen moeten worden afgehakt ; voor dat zij vari huil .zul len worden verkocht, öuk zullen de vellebereidci >, dfe' oudefcleerkoopers { feo^ct- HOLLANDS 330 kan ken, tot hun gerichtsbedwang behoorende , ont trokken zoude worden; en wel, zonder dat die tot eene andere rechtbank overgebragc, maar aan de willekeurigheid der Stadhouderen gdaaten zouden worden. Ik geloof niet, dat een Stadhouder het zelfs zoude durven waagen, om iet van die natuur voor te Hellen. Zal men oordcelen uit den tegenftand, welken de Stadhouder ontmoet, wanneer hij het beste van 't land betracht; zal men oordcelen uit de poogingen die 'er gedaan worden, om 't volk tegen den Prinfe gaan de te maaken, zelfs dan, wanneer hij zich tot wel zijn van 't algemeen afzwoegt; zal men oordcelen uit den invloed der leden van eene wethouderfchap op de gemeente, en uit de gisting, welke men weet te wekken tegen den Prins, zelfs dan, wanneer hij de onheilen heeft voorfpeld, en de noodige ver maaningen, om die voor te komen, gedaan, hoe gemakkelijk zoude het dan niet moeten vallen , den Prins, indien hij beflond, zich het wetgeevende gezag aan te maaügen , of hetzelve op de eene of de andere wijze te verkorten, in den algerr*-c-ncn haat te 'brengen , en her volk tegen hem op te mien? Hoe gemakkelijk zoude het moeten vallen, hem, op eene gepaste, wettige en gevoegelijke wijze, onder het oog te brengen, dat hij wel het voorwerp van minagting en mistrouwen bij het gemeen zoude konnen worden, in de plaats van te zijn en te ■ blijven, het waardig voorwerp van des volks en der Re genten liefde en hoogagting, daar men zulke woor den, op eene ongepaste, ontijdige en onwettige wijze, zonder eenig gezag» en zonder eenigen grond of rede, door twee Burgemeesters van m . fterdam heeft zien gebruiken ? Wil men zijn oor deel gebruiken, dan zal men overtuigd zijn, dat de Prins niets weezenlijks tegen de wetgeevende magc R IJ K D O M. 331 toe kanbeftaan, ten zij 'er vooraf eene geheele omwen teling in de regeeringsvorm gefchiede, welke mij voorkomt niet zeer mogelijk te zijn, zoo lang de wethouders zelve het niet bewerken. Indien men vooronderflelt, dat een Stadhou der overal in de regeering kan brengen zulke lui den, die bekwaam zijn om deugd, eer, en eed te verzaaken, en 't vertrouwen van 't volk te verraa den, ten einde den Prins in 't opperfte gezag te ftel- Jen; dan moeten 'er ook overal in ons land onder de geenen, welke den naasten toegang tot de regeering Hebben, luiden, tot zulk eene daad bekwaam, gevon den worden : eti dit zijnde, zoude men kunnen vraa gen, wat men van eene regeering van zulke regen tui te wachten hebbe, indien die bandeloos te werk konden gaan ? Betere gedachten vocde ik van onze Wethouders. Hoe men 'c neeme, het zal mijns oordeels altijd een merkteken van de voor treffelijkheid in onze regeeringsvorm zijn, dat hen de Staacen zijn, welke de Icgislativc magt, het eer fte, weezenlijkfte en dierbaarfle gedeelte van 't op pergezag , bezitten en oefenen ; en dat de Heeren Stadhouders bekleed zijn met het vermogen, om te bezorgen, dat dat geen, hetwelk de wetgeevun ie magt bepaald heeft, ook daadclijk ter uitvoer ge bragt word. D e eigenfehap der wergeevïnge brengt mede lang en rijp overleg en overweeging : al wat 'er bepaald moet worden, tot beleid ran toekomende zaaleen, vereischt, dat men 'er overdenke, dat men raadpleege, dat men wikke en weegc: ook haten de zaaken, welke wetten vereïfehen, toe, dat zij rijpelijk overwoogen worden; en dit alles kan niet alleen door meer dan écnen gezamenlijk , maar zelfs door veelen zeer gevoegelijk en met vrucht gefch.ied.en. Het is zelfs oirbaar dat veelen daar HOLLANDS 332 een, toe mede werken : doch even zoo, als het mat den aart van de wetgeevinge overeenkomt, dat die beruste in eene vergadering of ligchaatn van veelen, even zoo fterk ftrijdt de uitvoerende magt daar te gen. Wanneer het op het uitvoeren aankomt, dan word 'er geen overleg over de zaak, maarblootelijk eene werking met overleg vereischt; en die kan 'er .niet weezen, ten zij het gezag, of de magt daar toe, aan een hoofd overgelaaten zij. Wij kunnen gevol .gelijk als een tweede kenmerk van de voortreffelijk heid der Stadhouderlijke Staatsregerïng aanzien , dat het geen, wat met den aart van eene Vergadering overeenkomt , ook aan eene Vergadering is ge hecht; en hetgeen, wat hét uitvoeren betreft, aan een aanzienlijk opperhoofd is opgedraagen. Het geen ik hier, met betrekking tot onze ftaats vergaderingen, en deHeeren Stadhouders aanteken, kan men thuis brengen niet alleen op de vergadering van «Ie Edele Groot Morrend? Heeren Scaaten v«a Holland en West- Friesland; maar ook , mutatis mu tandis, op de vergadering van Hunne Hoog Mo gendheden , de verfchiüende Colie-ien, en.Regee ringen in de fteden. Hcc is ter vergadering van Holland, dat alles, wat het weiweezen van dat ge ■west raakt, in overweeging genomen en bepaald word. Het zijn mede - ingezetecen die daar vl r ichijnen,endie geene verplichtingen aan de lanckaa ten opleggen, dan die, onder wel ken zij zich zelven leggen ; en , gelijk dit eene gerustheid geeft aan alle de 'lsndzaaten, dat Vr geen wetten zullen gemaakt worden, die hen bezwaaren zullen; en dit ook teffens een natuurlijk bolwerk is tegen het maaken van cüergehjke wetten, zoo mag deze ftaatsetitekenis cok voor een kenmerk de voortreffelijkheid cierfladhouderlijlceftaatsregtring gehouden worden: en wel iazondt.rht.id, om dat, under alle de reen- R IJ tf DO SE 333 ten, welke aan het oppergezag toegefchreeven word:n, het opleggen en hec heffen van lasten bij de volken, en wel bijzonder ook bij onze landaart, gelijk wij te vooren aangetekend hebben, Voor het allerdrukkendfte, en het meest met de burgerlijke vrijheid ftrijdende, is gehouden. Dit gedeelte van 't opperde gezag ftaat in onze regee ringsvorm geheel aan ds (hiatsvergaderingen: der halven morden op de ingezetenen geene andere lasten gelegd dan die, welken zij zich, door hunne Gecommitteerden ter dagvaard, zelve opleggen, era daar word geen andere wijze van heffing bepaald, dan die , welke door dezelve Gecommitteerden word goedgekeurd. De Heereti Stadhouders doen niets anders toe, dan dat zij de zwaarighed-^n, wel ken zich hier of daar mogcen opdoen, en de ge fchikflemiddelen om die te vermijden, voordraagen, en te gelijk de gefchillcn, welke ten dien aanzien onder de leden van «Staat mogten voorvallen, trach ten bij te kggen. Alle lasten worden ten behoeve van het land en niet van den Vorst geheeven: de penningen komen in 's landi kist, en niet in, dien van den Vorst. Zij worden hefteed ten dienfte van 't land, en niec ten dienfte van den Opperheer. Het maaken van vrede en oorlog is mede een der weezcnlijkfte eigenfehappen van 'c oppsrfle ge zag ; doch te gelijk d;it' gedeelte, het welk da zwaarfte onheilen over een Volk kan ihaalea. Een oorlogs- of-gloriezuchtig Vorst ,■ welke -detrgJen hij anders nebbe, js eene plaag vour 't menfeheiijk ge ilicht, en een geesfel voor zijne onderdaanen. landgenooten behoeven niet bevreesd te. zijn-, dat zij nitheerschzucht, of glorie, om fleden en ♦«gföotiiv* var. landtn, ehwelke lijke redenen meer de Vorsten in 't harnas jaagea , in een oorlog gecfokkca lulkn worden. Zij kunnen HOLLANDS 334 'er alleen door eene noodzaakelijkheid toe overge* haald worden, wanneer zij hunne gefchonden rech ten door de wapenen moeten handhaaven ,of door de trouw der traéïaaten tot hulp van hunne bondgenooten geroepen worden. Het voeren van oorlog en 't maaken van vrede vereifchen overleg, overweeging, en zeer zelden een haastig befluit. Het ftrookt dan zeer wel met het beraadflaan van eene vergadering; ent is derhalven eene deugd in onze regeringsvorm , dat oorlog en vrede niet ftaan aan den Stadhouder maar aan de Scaaten. Doch, gelijk 'er onverwachte, en onvoorziene toevallen kunnen opkomen , die eene fchielijke voorzieninge vereifchen > die geen uitftel kunnen lijden ; en inzonderheid al wat tot het voeren van den krijg behoort meer fpoed en vaardigheid dan langwijli ge bedenking vereischt, is het eene zeer voor« deelige eigenfehap van onze regeeringsvorm , dat 'er een gezag zij, het welk, bij het ontftaan van gevaar, het neemen van een befluit fpoed kan bijzet ten, en de middelen, welke 'ervoor handen zijn, terftond tot werking brengt; het welk , bij het daa delijk voeren van oorlog, het oog over alles hou den, en hetnoodig beleid en die vereischte voort vaar enheid aan de krijgstoerustingen en krijgstoch ten gceven kan. Nergens word de binnenlandfche rust beter bezorgd en gehandhaafd, dan waar 't welzijn der goede ingezetenen onder eene aanhoudende waak zaamheid rust; daar alle die geenen, die in eenig ge zig of bewind zijn, geen vermogen hebben, om het te misbruiken, en de onrustigegeestenaaneen ande ren kant vaardig beteugeld kunnen worden. Onze Staarsvergadering heeft een beftendig waakzaam oo£ op het geen de ingezetenen van nut en dienst kan zijn. De Stadhouder, <iie als Jid van den Staat in R IJ K D O M. 335 die waakzaamheid deel heeft, geeft aan die waak zaamheid de noodige uitwerking, zonder welke van die waakzaamheid gezegd zoude kunnen worden, liet geen de Cancelier Baco ergens zegt: Etenim bene cogitare, Heet Deo accepturn fit y tamen ver Jus Iwmines non multo meliut eji , quam bene fomniare , nifi in aSturn producatur. De Stadhouder is gelijke lijk gefield , en heeft een gelijk belang om hec gezag der geenen, die in waardigheid, in gezag, en in bewind gefield zijn, te handhaaven, en ora het recht en gerechtigheid van de overheid en die der ingezetenen te bewaaren; zoo dat de Stadhou houder als het middel is, door 't welk het vertrou wen en de onderhoorigheid tusfehen de overheid en de ingezetenen bewaard wprden. De gerichtsdv/ang ftaat bij ons niet ter befcheï ttenheid van het opperde gezag; noch ook van die des Stadhouders. Men kent 'er geen geheimen raad, die met de bloote tekening van den Vorst, dezen of geenen achter de traliën doet woonen. Daar zijn vastgeftelde rechtbanken en rechters; de weg ftaat 'er voor elk eenen open. Indien de gewijsden ia de uitvoering tegenftand vinden, het gezag des Stad houders ftaat ter onderfchraaginge van 't rechter lijk gezag altijd gereed. Dus blijft ieder een be waard bij 't genot van 't geen hem toekomt. Meerder behoef ik, bij 't geen ik reeds te voren ( bl. 120. en volg.) gezegd nebbe, niet te voe gen, ten bewijze van de voortreffelijkheid onzer ftadhouderlijke ftaatsregeering. Mogelijk zal men mij nageeven, dat ik hier eene fchilderije afmaale , die met de ondervinding niet overeenkomt; daar men veel'ijds de zaaken, geheel anders ziet afloopen, en tegenwoordig zelfs, terwijl ik dit fchrijf, niets gewaar wtad, van alle die voordeden, welke wij vau zulle eene voor- HOLLANDS 336 («ï Verhanitling v*n i* Infl ell '»p, InJlruQUn, en4mj>tW9 itn Rtasi v«n Stwte itr Vcmtdgiv N.dtrianitn. » ten, treffelijke regeeringsvorrri zoude kunnen verwachten tn moeten erlangen. Mijn antwoord zal kort zijn: ]S T tem eenhorologie, zoo juist, keurig, en goedge maakt, als 'er een te maaken is: zoude men den ken , dat het de uuren, minuiiten en feconden nauw keurig zoude aanwijzen, als deze of geene telkens aan de veer raakte, uit voorzorg, dat zij haare kracht te fierk moge oefenen; of dat men op de plaat hier en daar pennetjens Hak, om de naald in haan--n omloop beter te regeleö. Het gebrek van goede vruchten, die uit ac ftadhouderlijke ftaats regeermg te genieren zijn, vlotit niet voort uit die ftaatsgeftelcfcriis zelve, maar uit den hinder, die iaan liaare werking word toegebragc. Om daar van 'overruigdte zijn, bth'jeft men flechts de aanteke ningen vzn den Heer Raad Penfionaris van Siin •G e t a n d. op onze regcerinffsvprm te doorbladeren : zie hier, hoe die fchrandere en ervaaren Staatsman zich op zeekere plaats over den hinder, door wel ken de gemeene zaak , ten aanzien der Confenten, belemmerd word, beklaagt (a). „ Soo lang den oorlog mee Spagnien duurde, en n de Princen van Orange aaa 'het Hoofd van de „ Rcpublicq waren , maakte de vree» voor een „ magtigvyand, en het gefag en direétie van de „ Stadhouders, dat de provinciën nog al eenigfins s,, pasten op het dragen en voldoen der confenten. „ Men was in al dien tijd ter Generaliteit nog „ vrij regulier in het obferveeren van de oude or „ dre op het opsnen der jaarlykfe confenten , en „ op het doen van ernstige devoiren by de defec „ tueufe provinciën, om die te beweegen toe hec 4 fuyverèn van haar defeftsn, foo in de confen' ft IJ K D OM. 337 » ten, als in de voldoening derfelve. Men deed » befendigen ten dien einde, foo meenigmaal ala » hec noodig win, en fdfs wierd hec middel vaQ » de executie nu en dan in hec werk geflelc. » Maar doe de vrees voor Snajnien verdwee » nen was, en het geftg van de Princen van Oran » ge ophield, was hec ligc te fien voor die kenni* » van de conllitucic van de Regeering , en oogea y in het vuorhoofd hadden , dat het hoog tyd was, » om beter ordre te Hellen op het ftuk van de con-> » fciuen, of dat voortaan nergens op Haat foiide » te maken weefen. 9 Dit was hec werk geweest van de extraordi » naris vergadering, die in het jaar iöji. gehou- den is op de graote zaal van hec Hof in den Ha „ ge. Maar ver van daar. Hec ftuk van de con „ fenten wierd foo weinig gebragc in deliberatie „ in die illuflre vergadering , als of na de vreede j„ met Spagnicn noic nieuwen oorlog, en na het „ vast flellen van het getal van de militie na de „ gelegentheid van die tyd, noit gelegentheid to* , het vermeerderen derfelve, of tot andere ex » traordinaris confenten, te vvagcen was. „En het is vooral verwonderensv/aardig, dat," „ wanneer in die vergadering de Provinciën „ noegfaam eens waren over de middelen toe bc » flegting der verfchillen, welke fouden moogea „ ontitaan tusfehen de Provinciën over faaken, r, waar in geen overftemming plaats heefc, volgens „ de Unie, de Provincie van Holland de materie van „ de Confenten wilde uitgftfondert hebben, en liever „ had, dac de vergadering fcheide, fonder dac ge-. » wigcig poinc gebragt te hebben tot conclufie, als „ dac de minfte kreuk foude gegeeven worden aaq „ de vryheid der Confenten / dat is van het inwi*» , Jjgen der noodige lasten tot He gemeene defenfie^ HOLLANDS 338 Van „ fchoon uit de natuur der faake haar paaien heb „ bende , in aüe weJgereggleerdc Sociëteiten, Soo ■ weinig voorfaagen dot- de Regenten van Hol „ land , dat de Staan in wat meer als vyftig jaaren „ foude moeten voeren drye fvvaaren oorloogen, „ tegen Vrankryk, en drye tegen Engeland: dat „ de lalt van die oorloogen foude gedragen worden „ met feer ongelyke fehouders, en dat het de Pro „ vintie van Holland foude weefen , die ver uit de „ meeste reeden van klagten foude hebben over die „ ongelykheit, en over'de onbepaalde vryheid der M Confcnten; of liever, de Regenten van Holland „ hadden de gedagten nog foo vol van het gepas „ feerde in het jaar 1650, wanneer 'er queftie „ was bver liet aanhondt-n van wat meerder of min , der militie, in tyd van vreede, waaromtrent „ Holland meende niét te moeten toegeeven aan „ het fendment der andere fes Provinciën, en van „ de beide Heeren Stadhouders, dat zy met geen 9 genoegfaamc attentie , en onzydigheid, tegen u malkander balanceerden de inconvenienten , wet % ke onder een fodanige conflitutie van regeering „ als die van het jaar 1651. by vervolg van tyd te „ vreezen waren, aan de eene kant uit de onbepaal ,, He vryheid van.confenten, welke de nodige mid „ delen tot de gemeene defenfle der Geunicerde „ Provinciën foude doen afhangci van het oordeel „ of finnelykheid van elkeprovintiein 'tbyfonder : , en aan de andere kant, uit het fubmitteeren van „ de verfchülen, welke fouden moogen ontltaan , over die middelen, aan defelve decifie of uit y, fpraak, als aüe andere verfchülen''. Fc IJ K D O M. 339 (O Bijlaagen D. I bladz. 6?- «n voljj. C») D. I. bl. iiö. en volgende. Van de Verbonden en Verdragen. De bloote befcbouwing van een land, dat van zich zelf niets heeft, of ten minfte, dat uit zicli Zelf zoo vee! niet oplevert, dat het aan een gemak kelijk en aangenaam leeven derinwoonderen kan vol* doen, brengt ons natuurlijk tot hec omzien naaf vriendfehap met andere volken, ten einde van de zelven, het noodige, het nuttige, en het aango naame te kunnen erlangen: dusziemve, dat onza voorouders in de allervroegfte tijden , zoo verre ons de hiftorien eenig licht geeven, daarop bedacliC zijn geweest. Gecne vruchten uit het land» het welk zij bewoonden , kunnende trekken, welke dienen konden , om bij ruiling zich te voorzien van vreemde goederen en koopwaaren , hebben ZJ hunnen arbeid daar voor aangebonden en gegeeven : zij hebben gèvischt, vee geweid, geweeven, p.e -vaaren , om bij deze en geene volleen wat te kunnen aanbrengen ; en van dezelven over te neemen, bef geen zij wederom aan anderen konden flijttDi Dit niet kunnende gefchieden zonder verlof" van de Hooge Overheid dier vreemde landen, gil zij verbonden aan, bij de wel ken zij zich doorgaat* de verplichtten om die Overheden , in geval van oor» log, te zullen bijfpringen (a). Wij hebben dk na» tuurlijk denkbeeld van den toefhnd < ten en het begrip onzer voorouderen daaromtrent uit de hiftorienbevestigd: wij hebben daarbij doen tien (b), dat oudtijds de ingezetenen, tot be fchertning , veiligheid , en ter bevorderingc van hunne vaarten koophandel, de wapenen voef4fNl.t en met vreemde volken en Mogendheden ver- B IJ L A A G E U 34 6. Quicunque duas uncias Roüandiae , vel amplius va lens de foro ad fvrum atlu lerit ex parte Öricntali der Maze vel ex parte occiden ïali der Maze , Ziveventia ■Flundriae excepta , debet Hanfe denarium. 7. Quicunque, paternafuc ■ cejfwne ïüer confrattrnitatem ijlam acquirere voluerit, in loc oppiüo, quadraginta de narios ufualis &' legalis mo tietas in Middelburg , dahit Comiti . Hanfe dnos dena rios. Qiicuaque vloccatos pantfos j.eri fecerlt , &f a tribus mercaturibus conviüus fuer'.t tres libras emeadabit £? ipfe ad cmendam pannes portaiït. 8. Nulli Heet vinwm cui quam facere venale , nifi fuerit confrater ö 1 boe jub pnena praedicta; hujusemen dae, tertiam partem confra ternitati, aliam tertiam f or rnatores ultimam tertiam ac cujatores bahebunt. ü. Nvllilieetpannos, qui vulgo geimnt dicuntur indi cnre lenales in Halla de Middelburg, nifi ibidem con 'fraternitatem mercatorum ba butrit, q'Md qui infringerit. flflgers , ketelappers en wa J genmaakers dezelfde vrij* heid hebben. 6. Al wie voor twee on cea hollandsch of meer vaa de eene markt naar de an dere voert, van het ooste lijke gedeelte der Maze of van het westelijke gedeelce der Maze , uitgezonderd van Zwevenc in Vlaande ren, is aan de Hanfe eefl penning verfchuldigd. 7. Al wie van vaderlijk 3 afkomst vrij zijnde, in deze brocderfchap zal willen ko« men in dez-j ftad, zal veer tig penningen , te Middel' burg gangbaarc en wetci^ e munt, den Graaf geeven, efl der hroederfchap twee pen' nissen. Al wie bksnen van vlokken zal hebben doen inaaken , en deswege doof drieKoopiieden zal overtuig'' zijn, zal drie ponden verlvU' rsn, en hij zal zelf die laken* tot boete mcecen draaser. 8. Het zal niemand , d ;n die broeder is, geoorloofd zijn wijn te verkoopen op gelijke boete; van boete de broederfchap hebben het derde deel', andere derde deel de hoofd' lieden , en het overige det' de deel de aanklaagers. 9. Niemand zal mog& lakenen, die men gemeefi' lijk gewant noemt, in Halle van Middelburg }* koop veilen , zoo hij ni-' c io de broederfchap der kooP" HOLLANDS 34 (a) l. c. bt'rog. » per- ze landen aangelegd, toen Kare] de Groote ftierf; en het zoude zekerlijk vreemd zijn geweest, indien de Graaven, meesters van 't gebied wordende, zich van dit middel tot he 1 : bereiken hunner inzigten niet bedien:! hadden. Om de vaart en koophandel naar hun land-gebied te trekken, richtten zij tollen op,"die de vaart en handel van andere gewes ten bezwaarden , terwijl zij oogluiking gebruikten omtrent de tollen, welke door hunne ingezetenen ten behoeve van den opper- Vorst betaald moesten worden. Aan den eenen kant ontflonden daar uit twisten en vijandelijkheden met nabuurige ond. r- Vorsten, die, zoo wel als zij, op hetzelfde doelwit Haarden; doch aan de andere zijde maakten zj ■zich daar door bemind bij hunne Landzaaten, wier vermogens, dagelijks toeneemende, hen in ftaat Helden om hun gezag en heerfchappij te handhaven. D e gedutirige twisten onder deze leenroerigfe Vorsten, welke nimmer anders dan door den kli beflist konden worden, gaven al verder aanleiding tot vermeerdering van vaart en koophandel, om dat die leenroenge Heeren den bijftarkl, dien zij behoefden, door weid? digheden koopen, en daar om voorrechten en vrijheden , die zij anderzins niet ligt ge/reeven zouden hebben, afftaan moesten. „ De inlandfche oorlogen van die Heeren onder) „ malkander ( zegt de Heer van de spie „ gel (ö)) maakten wederom noodzaakelijk, „ dat ieder zich fterkte met zoo veel aanhangs a!s „ hem mogelijk was, zoo dat dikwijls de bezie „ ter van eenige landerijen dezelven moest verhef „ fen van den heer van een flot, dorp of ftad, „ welke wederom zijn leen hield van den Hertog . „ of Graaf der laridftreeken , en deze van den op- HOLLANDS 340 zer, bonden maakten. Men heeft kunnen zien, hoe de vereeniging van 's zeemagt, onder het be ftier van eene admiraliteit, het afzonderlijk veeren van oorlog ter zee grootendeels heeft doen ophou- den ; daar echter de bevoegdheid om de wapenen op eigen gezag te gebruiken, en verbonden met vreemde Mogendheden te maaken, aan de Oost en West-Indifche Maatfchappijen is vrij gelaaten. Van dit alles hebbenwe de vruchten aan ge weezen. Ook heeft men uit de verbonden in Indië gemaakt konnen zien, dat dezelven aangegaan werden, en kclijlc ter bevorderinge van de vaart en koophandel; en dat de vriendfehap en hulp, welke wij den in diaanfehen Vorsten tegen hunne vijanden aanbooden, de grond was, waar op de onzen ingang kreegen. De zeven gewesten zich tot een ligchaam fa menvoegende, om met dat ligchaam eene Mogend heid ce kunnen uitmaaken, en onder de Mogend heden eene plaats te kunnen bekleeden, moest 'er noodzaakclijk uit volgen , dat aan dat ligchaam alles verviel, wat beirekking tot dat ligchaam had, en {revoJgelijk ook de bevoegdheid , om met vreemde Mogendheden te handelen , en verbintcnijf. n, zoo tot onderlinge verdediging, goede verftandhuu ding, als tot bevordering van koophandel en zee vaart, aan te gaan. Dus zag men, zoo dra de Vrije Staat befUnd genoeg was, om de magt van Spanje te wederftasn, verfdieiden verbonden en verdragen, ten behoeTe en bevorderinge van des zelfs koophandel en fcheepvaarc, tujfchen de Staa ten en ecnige uitheemfche Mogendheden , flui ten. Onder dezelven kan men, bijvoorbeeld, de fchikkingen omtrent den lakenhandel der koop* ïieden Avonturiers brengen, van dewelken wij in het I. deel bladz. 355* en volg. gefproktn {nebben. De aanzoeken bij deo tujckfciien Kei- R IJ K D O M. 341 zer, om vrijheid van vaart en koophandel in des zelfs landen, aan «ie onzen, in den jaare 1598 , ge gund: bet verbond, naderhand met dat Rijk ge ir.aakt in den jaare 1610., hetwelk wederom aanlei ding gaf, dat de Vereenigde Staat ook met Tunis jn den jaare 162*, en met Algiers in den jaare 16*6, in verbond trad, door welke verbonden de onzen in ftaacgefield werden , om reentftreeks op de Levant te vaaren, daar zij te vooren het niet dan onder de vlag van eene vreemde Mogendheid gedaan had den, en taffen» tegen de rooverijen en plunderin gen der kaapers van Barbarijen gedekt werJen. Reedj in den jaare 1609 had de Keizer van M;i rocco eeuen Gezant herwuards gezonden, om een verbond van koophandel met den Staat te fluiten, •en de Algemeene Staaten verzuimden die gelegenheid met, om onzen handel verder uit te breiden. Met PerGë IL-p het wat Jaater aan : het was niet dan in den jï2re 1631 , dat het den Algemeenen Staa ten gelukte een verbond van koophandel met den Koning van Perfië tot fhnd te brengen, en in dat zeifde jaar verkreegen de Staaren ook eenige voorrechten , met betrekking tot den koophandel, in Moikovië. De onlusten, welke van tijd tot tijd de rust in 't Noorden ftoorden, eu duor welken onze handel op de oostzee mei ketijkeo ganftoot leed, hebben aan leiding gea;eeven tot verfcheiden verbonden. In den jaare 1610, werd 'er een gesfcntfchap naar Zwee den gezonden, om 'er de rooeielijkheden , aan gaande den handel op Lijfland, uit den weg te ruimen. Drie jaaren laater verbond zich de Vrije Staat met de itad Lubek , ten einde deszelfs vaart op de Oost zee te beveiligen. Dit verbond, hec welk vijftig jaaren moest duuren, noodzaakte Chriftiaan den'lV, Koning van Deeneriiarken, om de rechten op den HOLLANDS 342 («O Fid. N'ji. D. X. Wadz. «7. V*; rdi. Hifi, v>. v. bl 3 1 ?. D. VI W. «37- eo volg- ge- doortocht van de Sond op den ouden voet te her l\..]|l'ii, en bewnog zelfs (iuftaaf Adolf, Koning van gweéden, om Jucobus van üyck naar Holland te zen den ~ten einde met den Staat over een verbond van onderlinge befeherming , en een van koophandel in onderhandeling te treeden. Beide werden, in den jaare 1614, voor vijftien jaaren, geilooten («). Guftaaf Adolf trad daar bij in 't verbond, het welk de Algemeene Staaten met de ftad Lubek aangegaan hadden. Nochtans konde de Staat het zoo verre niet brengen, dat dejzweedfche Vorst zich onthield van het invoeren van nieuwe rechten te Dantzig, in de Pillau en te Riga, en elders; rechten, wel- Jee den handel der onzen ten hoogfte benadeelden. Vruchteloos werden de poogingen ten dien einde meer dan eens vernieuwd, en des niet tegenftaan de oordeelde de Staat noodig, om Zweeden te on derfteunen tegen Deenemarken, het welk, van zij ren kant, ook het heffen van nieuwe rechten op den doortocht van de Sond gebruikte, om zijne icbatkist te verrijken. D e deenfehe Vorsten hadden in voorige tij den (b) meer dan eens doen blijken, dat zij zeer jtukcrig waren naar hét verhoogen der fondfche 'tollen, en de Vrije Staat had merkelijk belang om dit tegen te gaan. Het was derhalven noodzaaklijk, dat men in verbintenisfen flond met zulke Mogend heden , welke-daar omrrent een gelijk belang met ons hadden ï ten einde de Deenen hier door in teugel te houden: maar 't was ook teffens noodig te zorgen, dat de magt der anderen niet te grooc tegen Deenemarken wierd. Dir rijk onze verbintenisfen met zijne nabuuren tnereen fenee] oog aanziende, en argwaan daar uit op» R IJ K D O M, 343 f O Ib. n. X. bladz. 417. C*) Zieïijlaage R. >"4 gerat hebbende, werd 'er, in d>nj;iare ióar, een ver bond van vriendfchap mee hetzelve gefboten (a) y wa;lr bij , onder anderen, bedongen werd, dit de verdragen, met de nabuuren der Deenen, in den ja 16(3, en federc gcHooten, nietten nadeele Van Deenemarken zouden mogen uitgelegd worden. D e Aigemeene Staaten, door Zweeden in den jaa re 1645 aangezogt, om de verbintenisfen met die kroon, voor de vrijheid en veiiightid van den han del <_n feheepvaart op de Oostzee aangegaan, m te komen, en zich verplicht vindende, om de zijde 'veeden tegen de Deenen te kiezen, noodzaak ten den Koning van Deenemarken, om met don Zweedfchen Vorst vrede te maaken, en zich te ver binden van geene andere reeheen ia de Soud te hef fen, dan die geenen, waar over men wederzijds zoude overeenkomen. Dit verbond gaf den onzen merkelijke voorrechten , waarom wij het zelve on der de Bijlaagén geplaatst hebben (b). Innige jaaren Uattr werden Hunne Hoog Mo gendheden door dezelfde behugen van vaarten koop handel bewoogen, om de zijde van Deenemarkui tegen Zweeden te kiezen. Zij bragten het door h;aren invloed zoo verre, dat de vrede tusfehen bei de Mogendheden geflooi.cn, en de Vrije Nederlan ders in de voordcelen van vaart en koophandel be vestigd wierden. In den jaare 1615, vernieuwden de Vereenigde Sraat het verbond met de Hanze - Sleden, hetwelk in *c bijzonder merkwaardig is, om dat hetzelve doec zien; hoe hoog de Vereenigcte Scaat nu boven de lianzé-(leden fbond, daar in vroegere-tydeneen en kele van dezelven ons het hoofd had kunnen bieden. HOLLANDS 344 (*) rad. Rit. D. XIIF. W. i^. t»; Ib. ,D. WA. bl. 418. D. X. bladz. S. en 9. „ vor- t)aar in word naamclijk arr. IV. bedongen, dat Hunne Hoog Mogendheden het bewind over dit Verbond zullen hebben. Dus bleeven de belangen van vaart en koophan del beftendig oorzaaken en voorwerpen v.in ver bintenisfen met de noordfche Mogendheden , bij wel ken men altijd had gezogt op een goeden voet te Haan, en tusfclien welken men een evenwicht zogc te bewaaren. De Vereenigde Staac heeft die belangen , gednurende en na den fpasnfchen oorlog, altijd in 't oog gehouden. Al vroeg hadden hunne Hoog Mogendheden den koophandel en fcheepva-m langs den Rhijn en de Maas bevorderd, door overeenkomsten met den Hertog van Wirtemberg, den Keurvorst van Bran denburg, en den Hertog van Nieuburg. Alle de verfchillende verbonden en verdragen, welken de Vereenigde Staat mee vreemde Mogend heden aanging, en die betrekking hadden tot de be fcherming, beveiliging, en bevordering van vaare en koophandel , werden van tijd tot tijd ver nieuwd (a), en gefterkt door anderen, gefchikt om ons tegen de magC van Spanje te onderfleu uen. Onder dezen moet men tellen , bij voorbeeld het verbond, den 25 April 160$ (b) geflooten tusfehen Fr e dek ik Palts - Graaf en Keurvorst bij Rhijn; JoachïM Fr ede rik Markgraaf en Keurvorst tot Brandenburg en Johan S iets je vn o Markgraaf van Brandenburg, 'm Pruifen, Stettin en Pomcren ten eenre , en dé Heb rem Staten Geni-kaaT, der Vereenigde Ne derland e» ter andere zijde, „ ter «onfervatie m van beiden zijn keurvorscehjice Hoogheid ende R IJ K D O M. 345 CO Corps T. V. P. '• P- 53- V) lh - P. 4ös. (O lb. p. 226. (<0 Ib. p. 49X, Y 5 » vormelijke Door], tegenwoordige en toekomende , rechten en gerechtigheden aan ende in de vors » tendommen van Gulik , Kleef ende Bergt , fampt » der Graaffchappen van der Mank en Ravemberg y » en op de heerlijkheid Ravsnfiein enz. mies eeni j» ge Subfidie door hooggedachte Keurvorsten ende » Vorst aan hooggemelde lieeren Staten belooft * en gepromitteerd, aldus beflooten, enz. (a)". Mier van daan het verdrag, den 10 maart 16*52, met den Keurvorst van Brandenburg geflooten, den *3 Oftober 1624. (b) vernieuwd, en de andere verbonden van tijd tot tijd met dien Vorst ge maakt ; het verbond, in 't jaar 1613, met den Paits graave en eenige andere duitfche Vorsten aange gaan (c), gelijk ook de toetreeding van Beth tEHEM Gab'or, Vorst van Zevenbergen, in 'c jaar 1626, tot het verbond den 9 December 1625, £t-flooten tusfehen Engeland, Deenemarkenenden Vereenisden Staat, en waarbij die Vorst zig ver bin de, om met een leger van vijftien duizend man ter hulp van de Algemeene S;aatsn ;e velde te trek ken (d). De Hertog van Braganja was, indenjaare 1641, naauwelijks op den troon van Portugal geklommen, of hij zond eenen Gezant naar den Hage, oai'er over een aanvallend en verdedigend verbond tegen Spanje te handelen. Ook werd 'er een verdrag van koophandel en fcheepvaart, in 't welk de han delende partijen zig verbonden, om met onderling overleg Spanje te beoorloogen, met dien Vorst ge fiooten. Maar van alle verbonden , ivelken de Vereenigde Staat met vreemde Mogendheden heeft aangegaan, HOLLANDS 346 zijn 'er geen geweest, waar uir dezelve meer voor deels heeft getrokken dan uit die, welken het van tijd tot tijd met Frankrijk heeft geflooten. Hendrik de IV. , Koning van Frankrijk, niets verwaarloozende van 't geene den Vereenig den Staat konde dienen, om den last des oorlogs te gen Spanje te kunnen draagen, en begrijpende, dat de Vrije Nederlanders geene andere middelen daar toe hadden dan de voordeden, welken zij uit den koophandel trokken; maakte hun denzelven in zijn rijk op allerlei wijzen gemakkelijk. Die Vorsc ilond den ingezetenen van den Staat toe, om te vaa ren , handelen, en koopmanfehap te drijven, in alle zijne rijken en landen, met dezelfde vrijheid en dezelfde voorrechten, als zijne eigen onderdaanen ge nooten : » Den Akler - Chriftelyckfte Konink van „ Vrankryk (dus luid het VIU. Art. van 't ver bond met dien Vorst aangegaan den 31. O&ub. 1596) » en zyne fuceefTeurs, fuüen tot de voorf. „ Vereenigde Provinciën, Heden en ingezetenen „ van dien, zuo in 't generaal als mede in 't par v ticulier, continueren haar goede gratie, faveur, afliflentie, en recommandatien, tegen alle ge „ weid en ongelyk dat men hen zoude mogen aan „ doen, ten einde de voorfz. Provmtien en de 'mge „ zetencn van dien, mogen vaaren, negoiieeren , en „ traffiqueeren in alle de koningryken en landen , „ met ge'lyke vryheid , immuniteiten en privilegiën, m als de onderdaanen van zyne Majtjleit". En ver volgens Art. X. . De onderdaanen des aJler „ cbriftclykflen koriings van Vrankryk zuilen vrye m lyic en vcyligïyk mogen frequentteren, koptü, . verkopen, mangelen , ligten en transporteeren, » alle foorten van waaren en koopmanfehappen , , buiten en in alle Vereenigde provinciën , bte „ den > en JLandcn van dien, gelijk mede de in- R IJ K D O M. 347 («) Corps Dlpi omm T . v. V. I. P. 540. -5 woonders en onderfaten der voorfz. Vereenigde » Provinticn, vryclyk en veyliglyk fullen mogen » frequenteeren , kopen , verkopen , mangelen, lig s» ten, en transporteeren, uit en in alle de Provin » tien , Landen, Steden, en Plaatfen van Vrankryk, » alle foorten van'waaren en kooprr.anfchappen, fon » der dat de eens of de andere fiulen gehouden we/en , » vanhaar voorfz. koopmanfehappen of waaren, te bc * taaien andere Gerechtigheden , Tollen en Impoflen y > als de naturele ingezetenen der Provinciën , Ste » den , en Landen , daar de handel , traffyk , of • koophandelgedreeven word («)"■ Deze volle en onderlinge vrijheid des koop handels werd bekrachtigd, of ten minde niet veran derd, in de verdragen, welke van tijd tot tijd mee Frankrijk werden aangegaan , in do jaarea 1608. 1609. 1624.. 1630. 1635. 1636. 1643. 1644. 1Ó47. Dac rijfc zig daarenboven naauvv met den Vereenig' den Staat verbonden hebbende, om den oorlog r Spanje voort te zetten, werden de andere verbon den met hetzelve ook van tijd tot tijd vernieuwd tot aan den munfterfchen vrede, die eene zoo diepe wonde aan de goede verstandhouding, wdke tusfehen Frankrijk en de Vereenigde Nederlanden, federt detaetver opkomst had plaats gehad , toe bragc , dat men die nimmer heeft kunnen hee> ten. Be halven de verfcheiden verbintcnisfen , wel ken de Vrije Staat, zoo om tegen Spanje beftaod te kunnen zijn, als tot fteun en bevordering van deszelfs koophandel en fcheepvaart, aanging, gaven hunne Hoog Mogendheden aan de Oost- en Wesun difche Maatfchappijen de vrijheid , om verbon den en overeenkomsten metopzigt tochaare bijzon- HOLLANDS 348 al» dere belangen aan te gaan. Dus zag men ('t geen te voren nooit was gezien) een genootfenap van koop lieden niet alleen als eene Mogendheid met Monar chen en Mogendheden, handelen, maar zelfs hun ne handelingen op zulk eenen hoogen toon , en in 't vervolg met zulk eene trotsheid, voeren, dat mcq 'er weinig elders dan in de bedrijven derroo- Burgemeestereu, welke aan gekroonde Hoofden de wet gingen voorfchrijven, voorbeelden van vindr. Wij hebben te vooren aangetekend , dat onze Eerde zeevaart en zeehandel op Engeland fchijnen geweest te zijn ; dat wij al vroeg onderlinge be langen van koophandel mee dut rijk gehad heb ben; en dat zelts onze eerile verbonden van koop handel, tusfehen ons en de Engelfchen gemaakt zijn. Dit volk, al mede een fcheei oog op de op permagt van Spanje hebbende , werd ligtelijk, ten tijde van de flaatkundige KoninginneElizabech, be woogen, om ons bijftand te geeven; doch het be greep te gelijk daar bij , dat het zijne zeevaart en koophandel op gelijke wegen, als wij betra den , konde vermeerderen en uitbreiden. Dit wekte bij ons naijver : hunne tochten in de Oost en in de West, welken dikwijls aanleiding' toe vijandelijkheden tusfehen hen en de onzen gaven, zetten dien naijver verder aan. Die geenen, wel ke belang bij de Oost- en YVestindifche Maat fchappijen hadden , zagen de Engelfchen minder aan voor mededingers dan voor vijanden in 't ftuk van koophandel. Van beide kanten loerde men op eigen voordeel ; en , gelijk de winzucht, de voornaatnfle dryfveer van alle mercantile onder neemingen, doorgaande uit naaren aart even zoo blind als doof is voor redelijkheid en billijkheid, en den buik nooit verzadigd heeft, zoo deedea de beide volken, de Ecgelfcliea zoo wel ons, R. IJ K D O M, 349 (•) rw. m/i. D , vin. hi. 50*. d. ix. w. 318-343. U«. D, X. ui 4y3 D . xil- bl. 47«- 478- D. XIII. bl. 302. w £tf " *Os?' D ' XVL bl I7> 3r> JS> Dl XVI!# bl Uit als wijden Engel fchen, zooveel afbreuk als zij kon den ; waar door de natuurlijke band, welke ons met Engeland veréenigd moest houden, begonnen is te verflappen, en Engeland afkeerig is geworden „ om met ons eenige veibintenisfen van koophandel asn te gaan. Hunne Hoog Mogendheden en de Koningen vaa Engeland, het belang van den Vereenigde Scaat et» van het engelfche rijk uit een anJer oogpunt, dan de kooplieden, befchouwende, en begrijpende m dat zij zich veréenigd dienden te houden om vaa de andere Mogendheden in Europa niet af te han gen, verkoozen altijd den zachtfttn weg om de klag ten, welke 'er dan van de onzen dan van de Engel fchen gedaan werden, bij fchikkingen uit den weg te ruimen, en de gereezen gefchillen in 't vriende lijke bij te leggen, en achtten dien weg veiliger en oirbaarder dan eikanderen door vijandelijkheden afbreuk te doen, te verzwakken, en zich dus oa derling te bederven. Hoe zeer dan de beide volken gelijke oogmerken? met betrekking tot de" zeevaart en den koophandel hadden ,waar door zij elkanderen dikwijls inden weg moesten ftaan en afbreuk doen , hebben echter andere'uitzigten van gemeen belang aanleiding tot verbonden en verdragen gegeeven : dus zijn 'er in de jaaren 1598. 1608. 1609. 1624. 1625. 1050. 1668. 1669. 1674. 1689. 1709. 1713. verdragen ge maakt, die deels tot onderlinge befcherminge, deels tot het fchikken van verfchiilen, de haringvisfeherij en den koophandel betreffende, ftrekten (0). R IJ K D O M. 35 ft) bl V II °- en volg. tb) Vnderl. Hi[i. n. 11. bl. 14T. CO radtri, Hijt, D. 11. bl. i6t. 188. C a m ' per-Vorst". Men kan 'er bijvoegen, dat de ver» zwakking van her. gezag der franfche opper-Vors en de mindere afhangelijkheid der Grooten» die 'er een gevolg van was, en zelfs de inlandfche oorlogen van die Heeren onder malkanderen, ook met betrekking tot onze gewesten, merkelijk toe» gebragt hebben tot aanwas van den koophandel, upvaart en zeemagt van Holland: 't zij men die oorlogen in zich zei ven bcfchouwe, 't zij men de n opmtrke , tot welken zij gelegenheid ga ven. Die oorlogen zelven, van welken wij te vooren met een enkel woord gefproken hebben ia) » warden dikwijls als een tak van koophandel, even als tegenwoordig het vaaren ter kaap, aangemerkt» en meest al o;n belangen van koophandel onderno men en gevoerd. Dit ziet men, onder anderen» uit de kiagten duor de ftad Thiel, in den j 1018, over den tol van Dordrecht gedaan» ■welke aanleiding gaven tot eeneo. oorlog msfebep Dirk den 111. Graaf van Holland, en Godefria!,. Hertog van Lotharingen, daar toe gemagrigJ door den Keizer, en in welken de te k'/rc icho.oten. Zoo hoog was reeds de magt der Gr.i ven gereczen ,en zooonafhangelijk waren zij gewor den (è) , dat zij zich, in weerwil van ócn !\e en hunne vijanden, in hun gezag en heeriUiappij bkeven handhaven ( c ). De tol van Geervliet, door Floris den 111. in den jaare 1157, met bewilliging van den Keizèf , opgericht, of wel rriisfehien na de oprichting bc \yiiligd,gaf, onder anderen, gelegenheid tot vij ;nl- Jijkheden tusfehen de vlaamiche en hollandfehü £ IJ L A A G E 1. 35 5 V tres ÜBrat enfidaiit, quae in ante diftos u/ut fimüuer convertentur. io. De omni auttm emen da , quae in confraternitate accident , &f quae per forma tores five per Gomtsm Han- Je ad Jaiisfaclioium in dicia fraternitate non potturit coè'r ceri, debet ad Praetorium de Jbliddelbitrs, reqw.ri e? , titel emendari , Quidquid tune ad emenian , ad ctn früttrnitattrn fpedantern , /«• per tx&ra veuimter citas par les, êf oppidum turtiam iUius cniende ovtintbit. ti. Praeterea at :revimttt, £f volumus, quidquidfi Zores per Scabinos Êf Jura los elccïi, &eUgtndi adpracë ndnentiam tatem die lae confraternitutis, &P ad falfitatem rtptimmdam j'ub J'uo juramento flatutrunt, vet duxertnt Jtatuendu n , ratum erlt ( 'tinebit in concujfum, ac fi in-pratfenti Jcripiu lucide cxprimereiur, bocfalvo, fi per fjrmatorei, tnas Seabini & Jurati pru communi conjüiu ad boe rmt aliquidin bijtepraè nojtris, ad loiionem diftae fraterni' tatis ordinata exiflant, feu in po/let urn aliquid ah e. oruiueiur in tiicl9 negocio . licdea is; die hier tegen zat hebben gedaan , zal driö ponden verbeuren, ten be hoeve als boven. 10. Alle breukc, welke in gemelde broederfchapzal vallen en door de hoofd liedea, of den Graaf het Hanze niet naar genot:» gen zal kunnen woruea be teugeld» in gemelde I derfchap ,zal komen aan hce fchoucarnbachc van Middel burg en dubbeid moeren wordeu «eboec. Al het geeQ alsdan epe eeqeboeco r-.. . de o ver t reeder s zal worii; u getteld . daar van zil dr. broederfebap twee cieeJcn en de ftad het overige defdd deel genieten. ir. Bóvi hdien hebben vij vastgeileld, dat a! w.u de houfdlieden dnor Stlm pjnan en Gezworenen, reeds gekoozen, ofno£ te kieken» o; eer en nut tier gemelde broederfcliap , en om bc-> drog te weeren , onder hyr>« nen eed , zullen vas: ftej» j -n, of oordeeleo vast. Held te moeten worden» vast en beftendis; Weezen zal, even als of het ifi die gefchrifc klaarlijk uitgedrüke : behoudens echter, dae ind'cn bij de hoofdliedeh , welken Schepenen eö Ge zworenen vpornoötfid gemecnen raad daaf t:jc tal* len hebben verkooren , iet 9 in dezeor.ïc teaeawwu' HOLLANDS 350 Uit het geen wij hier boven van 't verbond der Algemeene Staaten met Hendrik den IV. Koning van Frankryk aangehaald liebben, ziet men, dac de Koning aan de ingezetenen van den Vrijen Staat, en deze wederom aan de onderdaancn des Konings het voorrecht gaven , om in 't fhik van koophandel en vaart als eigen ingezetenen en onderdaanen be handeld te worden. Dit verbond, gelijk mede dac van den jaare 1645, met Deenemarken aangegaan, die, welken wij uit de handelingen van de O. J. Maatfchappij hebben aangehaald, en meer anderen, toonen ons, dat de Vereenigde Gewesten altijd in hunne verbonden en verdragen, met opzigt op den koophandel en dezeevaart, bijzonderlijk oplettende zijn geweest, om bij de vreemde volken het voor recht te bedingen, van niet zwaarder belast te wor den dan de onderdaanen en ingezetenen van 'c land zelve, alwaar zij koophandel zogten te drij - ven. Dit moest hun een merkelijk voordeel geeven boven alle andere natiën, en zelfs boven de inge zetenen en onderdaanen van de vreemde Mogend heden , welke hun dit voordeel toeflonden°, en die of de gelegenheid of de vermogens of de be kwaamheid niet hadden, of niet ijverig genoeg wa ren , om het tegen de onzen uit te houden: en aan dit voordeel mag men den aanwas en bloei van ver fcheiden takkenvan vaart en koophandel, inzonder heid mede van de vaart op vracht, toefchrijven. Ook moet men, ten aanzien der verbonden, on der eene der voornaamfte oorzaaken van den aan was en bloei van de O. I. Compagnie ftdlen, dat het beleid van dezelve op een geheel anderen voet werd aangelegd , dan de andere Mogendheden gedaan hadden. De Hollanders zijn niet in Indien gekomen, even als eeriijds; de Noormannen in onze Gewesten, welken, ei;kelijk op rooven en plunde- Il IJ K D O M. 351 ' "} Zie de Schrijvers over de ontdekkingen en toclueu dar forgigeezen en Spaajaarden io O. ei W. Indien. om ren belust, een gedeelte van Europa langen tijd met branden, bluaken en verwoestingen gekweld had den: zij hebben zich ook niet begeeven op 't fpoor der Spanjaarden en Portugeezen, die in de Oost-en West-Indien verfcheenen, als 't ware met een gunst en lastbrief van den Hemel, welke hen tot Eigenaars vanden grond, meesters van het land, enheerfchers over het gemoed, doen, laaten , denken ent geloo ve van de Bewoonders maakte en Helde: een tijtel en een voorgeeven, zoo wanfehapen en affchuwlijk, als er ooit in 's menfehen verffcand konden opkomen of gefmeed worden, moesten in de volken, hoe onkundig, onnozel, verftandeloos en zwak men de zelven ook vooronderftelde , een afkeer geevc» voor menfehen, die bij hen op zulk een gewaand recht aanlandden en te werk gingen, hen te vuur eu te zwaarde vervolgden, hunne geringe goede ren ontweldigden, hun eenen godsdienst, van wel ken tij geen begrip wisten te maaken , wilden opdrin gen, en in allerlei gruwelen en moord daad igheid hun grootfte vermaak fchecnen te (lellen. Zoo het overal niet even boosaartig toeging, zeker noch tans waren het overheerfchen der ontdekte landen, en 't bckeeren van den landaart de twee hoofdein den , die men bedoelden, om rijkdommen te verza melen : of, wil men liever, men wendde eenen zali gen ijver tot hef voortplanten van den chriscdijken godsdienst voor, als ecu grond van rechtmaatige overheerfching , om zich gerechtigd te achten tot het rooven van fchatten , welken men in die oor den meende te vinden (#). De onzen namen het op eenen geheel anderen voet. Zij kwamen als vrienden, die geen landen noch menfehen zogten te overherfchene: veel min HOLLANDS 352 om vreemde volken over te haaien of te dwingen tot het aanneemen van ccnigen godsdienst. Zij zogeen alleen totweclerzijdsch nut en voordeel koop handel te drijven: zij toonden zich vaerdig en bereid „ rm den Jnlander tegen de overheerfchfng der Span jaarden en Portugeezen te hulp te komen ; en hem te verlosfen van het juk en de dwingelandij dezer vijan den van het menschdom. Dit voorkomen werd on derfchraagt door een gedrag , hetwelk daarmede. overeenkwam. De Onzen toonden teffens eenen goe den wil en 't vermogen, om dien te doen gelden. Talrijke, welbemande, en wel beftierde Hoilandfchc vlooten werden aiomme in Indien gezien. Zij, die het bevel over dezelven voerden, kwamen nier hoogmoedig en trots aanzetten, zij vorderden nices, dat afkeer, haat en bitterheid konde verwekken. Onze voorouders, zoo eenvoudig in hun uiterlijk gewaad, als ftijf bij hunne voorneemens; zoo gul in den gemeenzaamen omgang, als dapper in den ftrïjd ; zoo ftandvastig en onwankelbaar in tegen fpoed, als toegeevend en infchikkelijk in voorfpoed, hadden alles wat noodig was, om we]gezien en ont fangen te worden , ten minfte van die Indiaanfehe Vorsten, welke eenig begrip van menfcheüefde had den. Daarbij moes ren de Indiaanen noodzaakelijk verbaasd ftaan over de verfchijning, van menfehen, in hun gedrag en zeden zoo zeer van de Spanjaar den en Portugeezen verfchillende. Dezen waren hun tot dien tijd toe als een onoverwinnelijk volk, en als het ontzaggelijkfte der aarde voorgekomen. Eensklaps verfchijnen de Hollanders , en daar me de verdwijnt deze ontfaggelijke mogenheid als een fchadawe. Indien men agt geeft op de eerfte in drukfels, welke zulke eene wisfeling noodzaake lijk op 't gemoed der Indiaanen moest maaken, zal men zich gewisfelijk niet verwonderen dat de R IJ K D O fcf. 353 (a) Bijlaageyaö dictee! O. i. z. 3 D 11. bl. 83. Cn vöig. V>; lbid. Lc. ( t) lbid . 1, c. M Onzen, in het algemeen, zeer wel ontfangen wier den, en dat zij de aanmerkelijkfte gunsten van de ïndiaanfche Vorsten verkreegen. Zij bedienden zich verfhndigjijk van alle de voordcelen, weiken dö tijdsomftandigheden aan de hand gaven. Zij ver- Zogten üechts van de Vorsten de vrijheid om in hun» n e Scaaten handel te drijven, en dat zij ten dien einde boven alle andere volken mogten worden bc* gunstigd. Hiertegen booden zij hun hulp aan te» hunne vijanden: en die hulp was niet om te verfmaaden. Daarbij vertoonden de onzen eené magt, welke hen gedugc maakten. Zij droegen zorg, dat men hun plaatfen en wooningen toe* ltoi:d , bekwaam om hunne goederen en koop» manfehappen te bergen, en om zelve op hun ge» mak daar in te kunnen huisvesten (&}'• zij maak' ten dat zij vcrilerkte plaatfen, op het grondgebied der Vorsten, met welken zij handelden (b), had* den , om" zich d.iar door etne veiligheid te ver fchaffen, niet flechts tegen de Portugeezen, Span* jaarden en anders europifche volken , welke hen in 't vervolg zouden kunhen ontrusten, maar nuk tegen de Vorsten zelven, in welker rijk zij zicht nederfloegen. Dus in hunne veiligheid voorzien hebbende, volgden zij in den handel eerst den ftokregel, wel ke de onzen beftendiglijk, in alle hunne verbonden van koophandel, in acht fchijnen genomen te he! te weeten, vangeene zwaardere tollen, of inkomende ; tgaandé rechten , of andere belastingen op deft koophandel te betaalen , dan die op dfi Oiutrdaanen der Vorsten , me: welken zij handejder], geheven werden (c), pf die rechten tn belastingen HOLLANDS 354 (a) Bijiaage van dit deel O. 3 1. bl. 71. (6) Ibfd. <c) Bi.'laige van dit deel Q, j, 8 , j i, bl, 66. 69. 71. l<o ib.J. , " met in eens af te koopen. De bijzondere omftandig heden van cenige indiaanfche Vorsten, en de luis ter, mee welken de onzen zich vertoonden, deed de Oost - indifclie Maatfchappij nog aanmerkelijker voordeden erlangen: bij voorbeeld het genieten van den uitfluitenden handel van zekere landvruchcen of waaren ( a) , en zulken van dien handel te doenuitflui ten, die geen verlof brief des Stadhouders hadden (£). De onzen zorgden boven dien, om , het geen misverftand en onmin tusfehen hen en de in diaanfche volken zoude hebben kunnen verwekken, af te fnijden ; en , dewijl de Spanjaarden en Portu geezen zich bijzonderlijk hadden gehaat gemaakt met zich het recht over de geweetens en den gods dienst der Indiaanfche Volken aantemaatigen, droe gen de Onzen zorg van in hunne verbonden met de indiaanfciie volken te bedingen, dat het weder zijds niemand, wie hij ook ware , geoorloofd zoude zijn, over eenigftuk van godsdienst te twisten (c). Somtijds werd 'er zelfs bepaald, dac de onderdaanen der indiaanfche Vorsten Christenen zouden mogen worden , en dat de Christenen den godsdienst van liet land zouden mogen aanneemen , zoo zij dit uit hunnen vrijen en onbedwongen wil deeden (d). Op deze wijze den Indiaancn alle ongerustheid, ten aanzien van hunnen godsdienst, beneemende, verze kerden zij zich van de vrijheid om den hunnen te volgen. Zulk eene handelwijs moest zekerlijk den Indiaa nen geheel anders voorkomen dan die der Spanjaarden en der Portugeezen. Zij was regt geichikt om hen R IJ K D O M. 355 (O D. il. bl. | 3 . „ volg. Z £ met vreugde eene aanbieding te doen aanncemen, die hun ten dien tijde zoo wel te ftade kwam. Hec ïs derhalven niet te verwonderen, dat, terwijl 'er fommige waren, welke zich wars van alle verbinte nisfen met europëifche volken toonden, anderen zich geredelijk lieten overhaalen, om in vriendfehap en in verbondfehap met een volk te treeden, hetwelk niet enkclijk zulk eene heufche bereidwilligheid toonde, maar ook magtig genoeg fcheen, om 'er klem aan te gceven. Dus zogten de onzen , niet om door geweld van wapenen zich meester te maaken vanden grond des lands, en het oppergebied over de volksn te verkrijgen, maar, door middel van ver bonden en van verdragen ,%zicb bij koop en mange hng meester te maaken van de vruchten en manu faftuureii, welke in die gewesten vielen en gemaakc werden. Op dien grond heeft de Maatfchappij haare beginfels aangelegd, en verders haare groot heid gebouwd; en dit bedek fchijnt al» nog bij haar niet uit het oog verlooren te zijn. Zijn 'er Êfia« derhand wisfelingen voorgevallen, welke de O. 1. Maatfchappij bewoogen hebben, om verder te gaan, en het recht van overheerfching tegen zekere vol ken te gebruiken, de eerde flappen hebben echter den grond van haare opkomst en grootheid gelegd , en kunnen alleen voor eene mede - oorz;.ai: den aanwas en bloei van onzen koophandel aange* zien worden: daar de vermeerdering en aanwas van vaart en koophandel, uit de tochten en oorlogen, van welken wij te vooren (o) verflag gedaan hebben . eerder aan te merken zijn ah gevolgen van deze eerste (lappen, dan 3ls onmiddeïijke oorzaakc, het toeneemen des koophandels. HOLLANDS 356 yerftlmcle andere oorzaal-en van den aanwas des koophandcls en Scheepvaart. Terstond bij het oprichten van den Vrijen Staat, of, zoo men wil, bij het fluiten der Unie, ziet men onzen Landaart overhellen tot verdraag zaamheid in 'c ftuk van godsdienst. Het verdraa gen van verfchillende gezindheden werd haast als eene grondwet van ftaat aangezien, offchoon die niet uitdrukkelijk gemaakt werd. Stilzwijgen de werd het een aangenomen ftaats - regel , nie mand om verfchil van godsdienst te moeien; en ieder in zijn geloof volkomen vrij te laaten. De ze ftaats-regel, zoo gefchikt om ingezetenen uit vreemde landen tot zich te trekken , werkte in dien tijd te fterker, nademaal overal ju de be volkfte en rijkfte landen een algemeene geloofs dwang de menfehen naar veiliger plaatfen deed omzien. Heeft de inwendige rust en veiligheid onder de ingezetenen vereischt, eist 'er eene en- K-le openbaare lands - religie zoude aangenomen worden, alle . andere godsdienst-oefeningen ge nieten in onzen Staat zoo eene volkomen vrij heid, als in éenig ander gewest, van de wereld, en j-rij meer dan in de meesten. Niet minder heeft de hervorming van den chris telijken godsdienst het haare daar bij toegebragt, daar de vrijheid, van God op allerlei wijzen aan te bidden, gepaard werd met het affchaffen van kloos ters en klooster-paapen, en een aantal monniken, die, als een verderflijk ongedierte, zich uit het zweec en bloed van hunne medebroeders in den geloove vet mestten. Zuo verre wa« dit verderflijk gebroed gekomen, dat in den jaare 1515, toen de Hertogvan Saxen desz.ifs recht op Friesland voor 350,000 R IJ K D O M. 357 ar- Guldens aan Karel den V, als Graaf van Holland, te Ifoop aanbood; 'eringantsch Holland niet meer dan v 'jtog duizend morgen land, vijf- e»-veertig dui dend huizen, en honderd twee en zeventig duizend inwoonders aan fchattingen onderhevig, gevonden berden. De overige landerijen en huizen behoorden aan monnikken of geestelijke (lichtingen, en alle da overige ingezetenen waren of geestelijken of ar fnen. Deze 'laage en lafhartige zielen , welke zich tïode toewijdden, om in een lui en vadzig leeven, ten kosten hunner evennaasten, de vruchten der aarde te genieten, hadden reeds een groot deel van Holland ingeflokt: en met de hervorming konde de Vrije Staat, zoo we] als Engeland , zich beroe *nen van zich op eenmaal van zulk een zwaareu last ontllagen te hebben. Men zag minder werkdooze, meer arbeidende menfehen; meer dagen aan den arbeid beileed., minder dagen gewijd aan de ledigheid, welke daarom in verkwisting doorgebragt werden. Men won hier door zoo veel in tijd, dat met gelijke vermo gens hier te lande, meer dan in anderen ukgerechc konde worden, en dat de onzen hunne nabuuren verre <ic loef konden aflteeken. Daar bij kwam vervol pens de verandering in onze regeeringsvorm , en de zachtheid van gebied daar uit voortfpruicende. M De conftitutien (dus leest men in de Propofitie van Z. D. Hoogheid bl. 13.) „ policie en wetten zynfo » daanig, dat leeven, ,Goed en Eer niet van iemands » arbitraire magt afhangen, in voegen dat iemand, « dooriever, naarstigheid en fpaarzaamhtid goede • renen rykdommen hebbende yerkreegei)» niet be » hoeft te vreefen, dat hem door geweld, onder y, drukking, of door eenige injufticie fai benoemen. « worden". Zodaanigeene ■ftaatsgeftdtenis . npodwendigzeei-veeUoegebrag -heid^ HOLLANDS 358 zon- arbeidzaamheid en handel van den Vereenigden Staat te doen toeneemen, ten kosten der nabuuris;e vol ken, voornanmelijk van Frankrijk, van een gedeel tevan Duitschland en der oostenrijkfche gewesten, waar men even zooflerk bloot Hond , om door fchat tingen te worden uitgeput, als om wegens geloof in ftu'k van godsdienst vervolgd te worden. Deze twee plaagen,de twee grootfte vijandinnen van hetmensch dom, deeden uit die landen een ongeloovelijk getal van handwerkslieden en kunstenaars verhuizen,aanwelkcn ]een Holland eene gelukkige fchuilplaats aanbood. Waarom Z. D. Hoogh. Willem de IV. in hoogst deszelf's Propojïtie bladz. 12. onder de moreele en ■politique oorzaaken van den aanwas des koophan dels, ftelt: „ de conftante politique van dezeßepu „ blicq, om deze landen te maaken tot eenveilige en al . toos verfeekerde vryplaats voor alle vervolgde en m verdrukte vreemdelingen: geen alliantien, geen # verdrag, geen confideratie vooreenig Vorst, en m geen vtrfoek van eenige Mogentheid in de wae m reld is ooit bcquaam geweest, om den Staat van m deefc befcherming en beveiliging der geene die m hunne toevlucht in dit land genomen hebben, te . doenafwyken". De verdrukte vreemdelingen be loonden die weldaad met hunnen arbeid en beroepen in deze landen over te brengen, en daar door de wel vaart van 't vaderland te vermeerderen. Terwijl Antwerpen onder de onderdrukking bezweek, en des zelfs handel naar Holland overging, wies die van onze gewesten, en vooral die van Amfterdam, geduurig aan. De Koaing van Spanje, waanende den handel met de gewesten, welke onder zijne heerfchappij gebleeven waren , hier door aan de Hollanders te be- Jettenen afte fnijden, deed de have van, Antwerpen fluiten, waardoor dezelve niet dan kleine vaartui gen-kunnende ontvangen, die ftadlhaaren koophandel, R IJ K D O M. 359 waac zonder hoop van eenige herftelling, verloor. De dwaa ee Vorst, die in zijn beleid ten aanzien van dezen Staat zoo verbysterd is geweest, bevroedde niet, ( tat hij ons mee het fluiten van die have in de hand werkte : hij voorzag niet, dat het geen, het welke hij rïced, om ons te benadeelen, een middel van voor deel voor ons konde worden, van welk wij ons in 't vervolg zouden kunnen bedienen, zoo als nader hand is gefchied, daar wij het geflooten houden van de have van Antwerpen, bij de verbonden mee htt Huis van Oostenrijk, bedongen hebben. Hoe veele fpaanfche en portugeefche Jooden, door geloofsdwang verdreeven , hebben ona vrij heid van godsdienst te genieten, de wijk naar onze gewesten genomen , en 'er niet enkelijk hunne fchatten , maar teffens den loop van hunnen koop handel aangebragt ? Hoe veele franfche vluchtelin gen heefc de intrekking van het Edict van Nances, in den jaare 1685, eene veilige godsdienst -oefeningin onze gewesten doen zoeken ? Deze dwaaze fr.3p , tot welken Lodewijk de XIV. zich door eene dom me geestelijkheid eneene dweepziekebijzit liet over haalen , alle Hervormden in Frankrijk aan vervol ging ter zaake van godsdienst bloot (lellende, deed een oneindig getal Franfchen naar elders een goed heenko men zoeken, en veele fabrikanten en handwerkslie den , welke van het maaken van allerlei flag vaa ma nufaftuuren, en zelfs van zwaare manufa&uuren , die voor Frankrijk van 't uiterftebelang waren, hun bc. ftaan hadden, naar ons overgaan. Dus vermeerder den onze landfabrieken door aanwas van gelijkfoorti gen en van nieuwen, zoodanig, dit de onzen het niet alleen tegen de franfche fabrieken een geruimen tijd, hebben uitgehouden, maar zelfs fommigen van dezcf ven overtroffen. Alleen bleeven de Franfchen mets tersra 'c ftuk vaude verfchiHendheid der tekeningen. B 1] L A A G E I. 36 BIJ' £f nobis eorrrgenJa videan tur , dam fathnn fuum &? procesfum examhiavcrimus, illa omni dolo , £f fraude ex clufis, immutubimus ef cor rigemus bono modo. Jn cujus rei tefiimonium praefens J'criptum figillonos tro communiri fcci;nus tffig nari. Datum apud Tbelinge , Anno Dmini Al CC. LXXI. feria Jecunda poft QEtavae fentecojles. Coft. Middelb. fol. 16. MS. Handvejt Cbmn. van M. van der Houve. 111. Detl op 't jaar 1271. brieven mogtzijn bepaaidtot vordering der gemelde broe derfchap, of in het vervolg iets diesaangaande moge worden vastgeftcld , hec we!k ons moge toefchijnea verbeterd te moeten wor den , dat wij zulks, na on derzoek hunner handeling, alle listen bedrog uitgefloo ten, zullen veranderen en verbeteren op eene behoor lijke wijze. Toe getuigenis van wel ke zaak, wij dit tegenwoor dige gefchrifc met ons ze gel hebben doen bekrachti gen en tekenen. Gegeeven te Theilingen in 't jaar des Heeren M. CC LXXI. den tweeden dag na het Oktaaf van Pinkftereu. HOLLANDS 36 fa) Vod. Hifi. D. I. bladz. ur. D. 11. Wadz. 23y-24y. 293. 32r. Miekts Chnrterb. D.I. bl. i? 9 en 130. (h) Mieris Chnrterb. l. c. bl. 130 295. 297. 299. ' O Du Mom Corps diplom, T. I, P. 1, n, 87. Mlïßlf Chartert. D. I. bl. m. & 113. der- fleden (a), welke lange jaarcn duurden. De eerfte moeielijkheden over dien tol veroorzaakten eenen oorlog met de Vlamingen, welke voor den Graave van Holland o igelukkig uitviel, en hem noodzaakte om, in den jaare 1168, een zeer na deelig verdrag te fluiten, bij het welk hij de vrij heid van dien tol aan de Vlamingen vergunde, en ten hunnen opzigte van het heffen van denzelven moest afzien (b). DeGraavenvan Holland echter beftendig hun doelwit op 'toog houdende, en bij hun opzet blijvende, wist eindelijk Diederik het zo verre te brengen , dat Keizer Hendrik de VI. hem , in den jaare 1195, den tol te Geervliet bevestigde, wor dende in den gunstbrief gezegd: „ zijnde, bij von „ nisfe der Edelen van ons Hof, in de tegenwoor „ digheid van onze Majefteic , in het huis van onzen „ getrouwen Tuto, te Wizzno, geoordeeld, en door „ eene talrijke menigte van Bisfchoppen, Graa „ ven , Vrijen , en onze Dienstmannen goedge „ keurd, dat zoo wel de Vlamingen als de andere „ menfehen, welke onder ons rijk behooren, ge „ lijk ook de anderen, welke van andere oor „ den der rijken komen , den rol op de voorfz. „ wijze moeten betaalen" (c), zijnde nog nader hand die verplichting der Vlamingen bij uitfpraa ke van den Hertog van Braband, in den jaare 1265 » nader bevestigd. De tol vrij heden van tijd tot tijd vergund, en de klagten omtrent het heffen van tollen menig vuldige maaien gedaan, doen ons zien, hoe de on- HOLLANDS 360 w lar omtrent wij hen niet konden evenaaren : doch tegen hadden wij wederom het voordeel, (kc onz-fabrieken de franfehc in deugdzaamheid pvertroÉFen. Zonderling is het, en wd waardig, dat wij 't aantekenen, dat, daar de mode eigen» a-irtig neigt tot geduurige en onophoudelijke veran* (kringen, genoegzaam uit eene geduurige verande* ring geboren word, en daar uit beftaat, en dus ook in den linaak eene geduurige wisfeling baart, nochtans de fmaak voor de hollandfche gemaak te zijden doffen, boven die van Lyon, offchoon, hoogei van prijs dan dezen, meer dan eene hal ve eeuw op denzelfden voet in Frankrijk is (laan de gebleeven, blootelijk en alleen, om dat zij niec van tekening veranderden, en daarom in de mo de bleeven. Misfchien is het op dit ftuk alleen, dat men in Frankrijk zeggen kan, dat het de mode is geweest van niet van mode te veranderen. De hollandfche fluweclen, vooral de gebloemde, zijn, langen tijd ook zeer getrokken geweest, zelfs in Italië, gelijk mede de fijnfte Menen, en de leid" fche greinen , welke langen tijd, boven alle anderen , de voorkeur genooten hebben en nog verdienen, en aan welke niet zelden de naam van Bmsfelfche Camelotten is gegeeven , uit welke benaaming de oorfprong van die fabriek hier te lande zoude kun nen afgeleid worden. Het is buiten tegenfpraak, dat eene vermeerde ring van volk op zich zelve niet in ftaat zoude zijn geweest, cm den handel en fcheepvaart dezer n te doen bloeien en aanvvasfen, indien hec alge;r.een beftier ook niec altijd bijzonderlijk zorg hadgedraagen, om dezelven te begunstigen en voor te fban: en gevolgelijk moeten wij de geduurige pheid, welke de Staaten omtrent zaakea van verbonden, als door andere zoo in- als uitwen- R IJ K D O M.' 361 (<O Zie het wü to vnoren a«£«slcervJ hebben, I>l. 61. cv volg. ri e piacaaten, aanjjaajids de V^cbsrijen, M» nufafluuren, e:z enz tb, D. l. bl. e «. ca volg. Zi6. en volg. D. 11, bl. Bi. en volg. i, 9 . eQ , Ar.' Z5 dige befchikkingen, getoond hebben (a), voor een der voornaamfte oorzaiken van den bloei van vaart en koophandel in deze landen aanmerken. Wij hebben verfiag van de tochten in Oost en West- Indië gedaan (b): en 'c ichijnt hier niet zeernoodig, dac wij 'er bijvoegen, hoedeoost-indi fche waaren gellrekt hebben toe aanwas van den koophandel binnen deze gewesten, en wröJketchat ten ons uit döZ'alven zijn toegevloeid. Men be hoeft alleen het oog te ikan op de rijk-getaaden fchepen, uit die oorden binnen ons havenen geko men; de uitdeelingen aan de deelgenooten gedaan ; de menigvuldige waaren aangebragt; de fortuinea in Ind:ë gefnaaki; het algemeen gsbruik van tnee, peper, foelie, kiuidnagden, nootrhuscaat, n doek, li ;nwaate», damasten, en wt Ike goederen niet enkelijk bij ons, maar door ons, in de vreem de landen gefleeten worden. llcc is bekend dac onze oost- indifche Maatfcftappij zich, met uïtfluï ting van alle andere europifche oost - indile i_> Maatfchappijen , geheel meester heeft weeten te maa ken van den fpeqeiij en Japanfbhen han ld. twee takken van den inuifchen koophandel g haar, zoo in Indië, als hier te lande, tvree gr vuorJeelen, dis teffèrw als oorzaakon vai de ver meerdering van den ; nen han (ei aan;; moeten worden , om ds: de plaats van vruchten vervullen]:, daar door aan onzen k handel iet toegebragt hebben, dat aan dézeJwe te vooren ontbrak. HOLLANDS 362 («) Bijlaagco tot bet 11. D. K. i. 4. I. M. N. O. I e. F f. 1. en 2. 11. Alh o e wet de westindifche Maatfchappij haa re raagt en luister niet heeft kunnen behouden, gelijk de oostindifche, hebben echter haare bezit tingen aanleiding gegeeven tot eene vermeerdering van vaareen koophandel, gelijk te zien is, onder anderen, uit de (lukken, welken wij onder de Bij laagen van het Tweede Deel dezes werks gevoegd hebben (a). Niemand kan 'er buiten dat onkundig van zijn, ten zij hij doof is voor het geen hij dageiijks, met betrekking tot onze vaderlandfche gebeurte nisfen, hoort. Immers heeft nu eik een den mond vol van St. Eufiatius, Curagao , Suriname , Berbice , Demerarij , en van de vaart en handel op onze west - indifche bezittingen. St. Eufiatius en Cura fao zijn eer Comptoiren voor den amerikaanfehen handel, dan volkplantingen uit planters beftaande. Reeds over lange hebben de hollandfche kooplie den deze twee bezittingen tot -eene marktplaats gemaakt, en 'er den koophandel tot den hoogften. trap gebragt. In de voorleeden en in deze loo pende eeuw hebben zij zich van de gelegenheid de zer twee kleine eilanden , liggende even dichc bij de franfche en fpaanfchc volkplantingen, bevoor deeld ,om 'er magazijnen aan te leggen, wel voorzien van allerlei foorten van waaren en koopmanfehap pen, gefchikt om den fluikhandel op de franfche en fpaanfche volkplantingen te drijven; en deze han del , eertijdi zeer voordeelig, ii in oorlogstijden zeer aanzienlijk. Uit deze eilanden hebben de onzen dik wijls openlijk de Franfchen en Spaanfchen van afle foorten van waaren voorzien, met meer dan een kapi taal winst. Krachtig is deze tak van koophandd nog R JJ K D O M. 363 volk- door den oorlog der Engelfchen met hunne ame rikaanfche volkpiantingen vermeerderd geworden, daar dezelve geftrekt heeft, om niet alleen de Franfchen en Spaanfchen, maar ook de Amerikaa nen , van het noodige te voorzien; en om zeJfs den Engelfchen, Franfchen, Spaanfchen en anderen al daar eene markt te bezorgen: doch men begrijpt ligtelijk, dat deze tak van koophandel van al te veele omflandigheden afhangt, om niet wisfeh-allig te zijn; en 't geen onlangs gebeurd is, doec ons zien, hoe fchielijk dezelve ons afhandig gemaakt kan wor den. Buiten dat, kan hij in tijd van vrede mer kelijk befnoeid worden , als de Mogendheden, welke belang hebben , om dien teg-n ce gaan, daar omtrent wat meer waakzaamheid gebruiken. Alle fluikhandel flaac daar aan bloot: doch niets heeft dezen handel, uit deszelfs aart zoo wisfelval lig, meer bekrompen, dandac de Engdlchcn daarin mede de hand gekreegen hebben. Dezen hebben het, federt veele jaaren, zoo verre gebragt, dat zij uit de eilanden Jamaica, en Providsnce, de fpaanfche Wcstindiën van alles voorzien; zoodaanig dat zij den handel, welke eertijds van C*dir op deWescin dicin gedrecven werd, tot op de helft verminderd hebben: en wij behoeven niet te zegden hoe 'er de koophandel van en over onze bezittingen door geleeden hebben. Aan zoodaarnge wisfelralJigfieid liaan onze andere west • indifchc bezittingen nicc bloot. Wij hebben (D. ff. bl. 156. en volg.) eene fchets gegeeven der völkplantingen . welken de onzen in Suriname , op de rivieren Berbice , F.JJequebo en Demoarij hebben aangelegd; en veröa ; gedaan van derzelver aanleg , voortgang , rampfpoeden , en tegenwoordigeri toeftand. Suriname is de eerde geweest, waar aan men de vaste gedaante eener HOLLANDS 364 («) Zie D. U. bl. if?< » gendt trolkplantinge , tot beteeling des Jands gefchikt, heeft gegeeven. Het aanleggen van diergelijlce volkplantingen, waarop de Mogendheden van Europa zich, federc het begin van de voorige eeuw, merkelijk fcheenen toe te leggen, trok bij ons de oogen ook daar hee nen. Men had 'er al proeven van genomen, en men verlangde naar gelegenheid om verder te gaan: dezelve werd geboren door het bezit van Suriname , op den Brit veroverd, en bij den vrede van Breda aan ons gebleeven. liet Oftroi, het welk Hunne Hoog Mogendheden daar toe aan de bezitters dier landftreek verleenden, en van welk wij de Inleiding D. 11. bl. 161. opgegeeven hebben , doet ons zien, dat hunne Hoog Mogendheden den aart en natuur van diergelijke bezittingen , de gronden op welken zij behandeld moesten worden, om die ten nutte van den Staat te doen gedijen , en de middelen om die te bevolken, zeer wel begreepen en doorgezien hebben. Het zelve (a ) toont ons nog in deszelfs Inleiding, dat HH. HH. MM. geoordeeld heb ben, dat, om eene Colonie bevolkt te. krijgen, en het algemeen niet af te fchrikken om 'er deel aan te neemen, de Planters behooren gerust gefield te worden , dat zij, in het toekomende, wanneer zij tot welvaart en fortuin gekomen zullen zijn, in geene ondraagelijke lasten zullen worden geïnvol veerd, gecxaliioneerd, ofte met fchattingen uitge put ;en tot dien einde, bij wijze van eene vaste en onherroepelijke grondwet, vast gefield hebben: Art. 11. „ Dat de W. I. Compagnie (als Ei genaaresfe van die landftreek , en van dezelve eene volkplanting willende maaken) „ gehouden , zoude zyn , voor den tydt van tien achter een vol- R IJ K D O M. 365 „ Co- » gende jaren, aan alle de Coloniers en » Opgezetenen aldaer, indistinct». % lyk te verkenen, exetnptie en immuniteyt van alle » lasten, waer mede altkans bezwaerdt zyn, uytghe • nomen alleen het lastgelt van de fchepen, ende » het waegh - gele, in voegen als het felve by het » vierde Arcicul zoude gereguleert werden, tot « voorkominge van frauden en difordres. Art. Hl. , Dat ook alle die genen, dewelcic » hier na figh op de voorfz. Colonie, ztuden komen ter „ neder teJïellen , voor gelyeke tien jaeren zouden heb » ben gelyeke vryheyt en exetnptie. Art. IV. „ Dat de voorfz. tien jaeren geëfcou* » leert wezende, de gemelce Compagnie niet en y, zal vermogen oyt of ott ienighe las » TEN OF IMPOSITIEN OP TE STELLEN, j, ofte te heffen, buyten die genen, dewekke „ in dit Jrticul fpecifiquelyck Jtaen ter neder gefield, „ ten ware uyt noot ende («gel"ïckelyk met „ vry en liber Consent van den Gouverneur m ende din Politiquen Raed aldaer , de welcke mede „ ten dien eyndenook de Coloniers selve, » ende uyt de bejie onder haer geformeert zal w?r -» den, ende namenclyck zal de voorfc. Compagnie „ noyt meer mogen treeken als drie gulden voor yder „ last dat een /chip grout is, voor uytgaan , en ge » lycke drie Guldens voor inkomen, wegens het last m geldt van de Schepen, ende veor de binne lasten » niet anders als vyftigk pont fuycktr voor yder opge > zeten , foo Blancken als Negros. wegens Hoof geldt „ Jaerlycks , en twee en een halfptr Cento van de m waerde van alle Goederen , de welde van daer na m deze landen zullen werdtn verzonden, ofte aldaer *> wkogt wegens waegh geit. Art. XV. , Dat gilyck het yder een vry ftaet » met zyn perfoon, familie en goederen in de vooriz. HOLLANDS 366 m »a6{ Coloni e te komen, het ook alfoo zal weeren ge l permiteert aen een ygelyck, dewelke alrede zigli n daer ter neder geftelt heeft, ofte zal komen te „ flellen, ten allen tyden van daer te vertreden met „ hare jlaven, beesten, en verdere roerende goede* „ ren , en dat naer foodaanige andere plaetfeii ofte „ eylanden als het haer zal believen. Art. XVI. » Ende op dat de Coloniers ende „ Planters in Suriname, mitsgaders de Ingefetenen „ dezer landen met dezelve commercierende, vol „ komen gerust mogen zyn ? dat de voorfz. exemp „ tien en privilegiën effe&ive zullen werden ach „ rervolgt en ; foo zal den Gouverneur „ ende den Politiquen liaedt , in voegen de zelve hier „ naer zullen werden aengeftek, gehouden zyn op „ HAREN EED T£ BIiZOKCEN, DAT DAER „ JEGENS GEEN INFRACTJEN KOMEN GE „ MAEKT TE WERDEN". E n ten einde diegeenen, wellceop den grond van deze vastgeflelde voorwaarden aangemoedigd mog« ten worden, om in de gemelde Vólkplanting ecnig deel te neemen , nog te meer gerust te flellen, dat HH. HH. MM. vastelijk van voomeemen wa ren , dezelven heiiiglijk te doen nakomen, zeggea HU. HH. MM. dat hoogstdezelve goedvinden, „ de voorfebreve Colonie van Suriname, mee alle , hare appendentien en deperidentien , onder de „ conditien en fondamentele onveranderlyke Ani culen hier na volgende, te cederen en over te , jreven aen de gemelte generale Wed - indifche , Compagnie defsr Landen, oraby defelve geaen „ vaert te werden, met al luiken regt als dé voor „ fchreve Compagnie is hebbende op alle hare Con „ queftcn, gelegen in & Limiten van den Oótroye » «en haer verleent, met dat onderfcheydt alleen , „ dat de meer genadte Compagnie teneecwig* R IJ K D O M. 367 gen-r «dage niet bevoegt fal fyn , ofte vermogen emige m de minfte veranderinge te brengen in dat gene het » welke by de volgende Articulen bepaelt ende ende ge » limiteert Jtaet , dewyle Wy de voorfchrevt Articu » len gunnen , confenteren en accorderen, gelyk wy „ doen by defen , als een öftrey ofte Privilegie gege » ven ten voordeili en tot gerust ,, heyt van AUE die gene, dewelke figh op de » voorfchreeve Colonie al bercyts ter neder hebben ge » fieldt of nogh fullen komen te begeven , J"onder dat „ daer van oyt oftb ottsxlfsïyde ■ Magbten van DE9I Landen ten nadeel» a van de Opgefetenen aldaer fal mogen werden gere „ cedeert". Zulke verzekeringen moesten noodzaake]ijk de graagte tot het deelneemen aan deze voordeden aanprikkelen. De roem daarenboven , welken de onzen, zoo ten aanzien van hunne magc, als mee opzigc van hunne kundigheid in den koophandel , en de zachtheid hunner regeering,hadden verworven, was ook wonderlijk.wel gefchikt, om den vreemde ling» genegen, om zich in Amerika neder te zetten , eene nederlandfche Voikplanting boven alle anderen te doen verkiezen. Ook maakte Suriname een fnellen opgang, welke zelfs de verwachting, die men 'er van gehad had, te boven ging. De fcheepvaart en handel van den Vereenigden Staat werden ver rijkt met eenaantal fchepen, en eenen geduurigen aanvoer van vruchten, welke de grond dier Volk plantingen opleverden, en door den uitvoer van koopmanfehappen en andere goederen, welken men derwaards zond, om de behoeften of begeerten der Planteren te voldoen. Bijzondere perfoonen, meest vreemdelingen , werden 'er fchatrijk: zoo gewichtig werd de bezitting van Suriname geacht, dat men die een tijd lang (sen rekende op een te- HOLLANDS 368 («) Zie over al het geen w 'i" hier aanmerken, les Interetr des A'tioni devtloppés reiattvitnent au Commcrce. Tob. 11. p. 32?. in 4(0 Een werk vel van goede inzlgCCQ CB ï* JiiUuiie lïßEiertagen omticntdea haouel. Bui- s;enwoordig genot) boven alle de voordeden van ; o. I. Maatfchappij gefchat heeft. Ook moet men erkennen, dat deze Volkplantingen uit haaren . heter dan de oost -indiiche bezittingen, ge achikt waren, om algemeen voordeel aan den lande toe te brengen. AI het geen, wat de Planters be hoeven , moet hun uit Holland worden bezorgd en toegezonden: deze nieuwe aanwas van vertiering ftrekt zich uit tot allerlei foorten van koopman fehappen , het zij eetwaaren,het zij man ufaelu uren, hetzij andere goederen. Zij moesten derhalvennood zaakelijk den algemeenen handel en vaart van den Staat doen toeneemen , en eenen grooten invloed op alle foorten van fabrieken en manufaftuuren heb ben. De landvruchten dier Volkplantingen zijn, b'-'hnlven dat, niet als eenigekonpmanfehappen, die uit Indië gebragt worden, van dien aart, dat zij on ze, eigen fabrieken en manufaftuuren afbreuk kun r.en doen; zij kunnen nooit de fabrieken en manu fa&uurcn noch de vruchten van het Moederland doen vervallen. Integendeel zij kunnen niet dan tot der» zelver aanwas en bloei firekken. Zij dienen zelfs óm den vreemden een voordeel, hetweikzij boven ons zuuden hebben, te beneemen: wanc daar de lund ,ren der Volkplantingen voor het leeven, zoo als thans de volken bellaan, onontbeerlijk zijn ge worden , zouden de onzen, om handel in die koopwua. rente kunnen drijven, dezelven van buitenlandfche volken moeten koopen, ofwel deel in de vreemde Volkplantingen neemen , gelijk zij eertij ds-hebben gedaan ; 't welk zekerlijk niet dan ten uiterfte na deelig voor onze vaart en koophandel zoude zijn (a ). R IJ K D O M. 369 te) D 'j- w - ai *- d - »• !*• itG - Af eenïgftq Buiten de voordeden en zekerheden, welken nee Oflroi voor Suriname den vreemdelingen aan bood, vonden dezen 'er nog een in de rijke beur zen van kooplieden, en andere ingezetenen, welke hen in ftaac fielden, om zich te voorzien van al het gsen zij noodig hadden, zoo tot hunne eerfte on derneemingen als tot goedmaakinge der kosten, Vereischt om zich daar op eenen vasten voet neder te zc-tcen, en den tijd, dat de landerijen werden beteeld en vruchten konden voortbrengen, af te wachten. Alle deze onderfcheiden hulpmiddelen, te famen genomen, en als zoo veele oorzaaken, welken Suriname hebben doen bloeien, befchouwd, zijn doof den opgang, dien deze volkplanting heeft ge haakt , wederom zoo veele oorzaake» geweest, Welke, federtden munfterfchen vrede, de fcheep- Vavirt en handel van Holland hebben opgehouden, of dezelveh hebben doen toeneemen. Het geen wij van Suriname zeggen, moet insgelijks op de volkplantingen Serbke, Demerary , en EJfeqüebê worden toegepast; met dit onderfcheid, dat deze Volk-plantingen op verre na dien trap van voorfpoed £iet hebben bereikt, welken Suriname genooten heeft, en waarvan wij de redenen hier na zullen nafpeuren , wanneer wij zullen handelen van de oor- Zaaken, welke tot het verval Van onzen hande] en Fcheepvaart hebben medegewerkt. Wjj hebben (a) van denlevantfchen handel ge jproken en aangemerkt, dat dezelve, eertijds te knde over Italië, en in laacere tijden door de mid «klandfche zee gedreeven werd. Bij den aanvang v an onze vaart op deze zee, (londdie, even als die der meeste overige volken, bloot voor de aanvallen der zeerooveren van de kust van Barbaryë. Heï R IJ K D O M. 37 (a) Mi e ris Chartert. D. I. bl. H 2. S b \ l !t bl , ad /- JSi. Eu vdg. !O Ib. bladz 2<ss CO ». blad?, 385, derhoorige Vorsten, de mindere Heeren , en in de eerfte plaats <]e Bisfchoppen, zich dit gedeelte van c opperfte bewind aanmaatigden , en tot welke moeijelijkheden dit aanleiding gaf. Men hebbe, daar toe maar in te zien, bij voorbeeld, den brief van Keizer HenrikdenV. van den 2. Junij 1122, bij wel ken hij den tol, die te Utrecht geheven werd, re gek ,en gewag maakt van de klagten der vreem de kooplieden, die te Utrecht komen: den brief van Gerard, zoon van Henrik, Graaf van Gelder, vanden jaare 1177, bij welken hij die van Utrechc vrij verklaard van alle heffing van lasten in het Her togdom (a ) : het verbod door Keizer Fredrik, in den jaare 1223, aan Gerard den Jongen , Graaf van Gelder, gedaan, van eenigen thol te Arnhem, Ooster leke, of Lubeke, of in eenige plaats op den Rhija te heffen; en dat wel om dat de ooren van zijne Majesteit doof geklaagd werden , clamor conqueren tium non modieus aures excellentiae nostrae pulfave rit. ( b ) Men hezede Uitfpraak van Florents van Hol' land, Broeder van den Room/eken Koning Willem, over de verfchiilen van den tol tusfehen den Heer van Heus den, en die van Dordrecht (c): Het Vtrdrag over den tol op de Hond- of Westerfchelde van November 12-?6(d), als mede het verblijf van den Heer vanKuik, wegens zijn verfchïl over den tol te Kuik met die van van Dordrecht, van den 14. Jan. 1285. Gelijk deze mindere of onder- Vorsten door de tollen, welken zij oprichtten, den handel nasr de landftreeken, over welken zij gebied voerden , zogten te trekken, en hier door de genegenheid 37 (a) Zijns gelijken ] Deeze uitdrukking tekenen wij aan, om dat ze ten bewijze kan ftrekktn van 't geen wij ten aan zien van hec te recht ftaan voor zijne evenknien opgemerkt hebben. (b) Ontzeid is.] Hier uit, en uit Art. 14. zoute men moe ten befluiten, dat de Graaven van Holland hun land van de Vlaamfchen te ken hielden, en nlbt ónffiiddelijk van der; Kei zer.het ceen echter aiet wsl nicc onze VT-ditlandfct ï;s overeenkomt. C 3 Graa- BIJLAAGE K. Verbond van Vrede tusfchen Philips Graaf van Vlaandre , en Florents Graaf van Holland. Den 27. Februa ry 1167. of 1168. (MiEius Charterb. D. I. bl. 113.) Philips Graaf van Vlaandrc, Florents Graaf van Hol. luid, aan den tegenwoordigen zoo wel als aao den toekomenden , voor altoos. Door fchuld van Florents, Graaf van Holland, is 'er tusfchen my en hem twee dragt ontftaan, die zoo hoog gereezen is, dat al het land ,'c welk hy van my te leen hielt, hem by vonnis van myne Baroenen zyns gelykcn (a ), ontzcid is (b ). Doch door cufTchenkobminge en bemiddeling van my nen Vader, Graaf Diedérik, van mynen Broeder, Mac theus, Graaf van Boulogne, en van de Graaven van Gelderen van Kleef, is de zaake zoo verre gebrngc, dat de Graaf van Holland op de ondergefchreeve voor waarden mee my verzoend is; dij wy daarom waardig geoordeeld hebben , in den tegenwuordigen brief te Ichryven, op dac ze in 'c vervolg door de vergetel heid niec uicgewifï worden. Do voorwaarden nu zyn deezen: i. De Gyzelaars uit de landen tuiïchen de Schelde en Hediuezee , zullen cc Brugge ia bewaarince des HOLLANDS 370 (e) Zie Plac. B. D. I. foL BSO. £s 5. 929. 930. D. .II. fc! 6 *' eenigfïe middel, om 'er zich tegen te beveiligen, tiet vaarea in admiraalfchap, waar toe hoofd zaakelijk de reglementen dienden, welke met be ding tüt die vaart en handel gemaakt zijn (a)> Doch deze voorzorgen dceden de voordeden van dezes handel veel verminderen ; niet alleen, om dat' i\c uitrustingen meerder kostten, maar ook omdat ds fchepen lang naar elkander moesten wachten om ia gezeifchapte Kunnen vaaren, het welk dereizen lan ger maakte. Niettemin konden de Vrije Neder landers nevens aadere volken, die in dien handel deel hadden, markten; om dat deze mede genood zaakt waren hunnen handel met gelijke kosten te bczwaaren, of grooter gevaar te loopen. Nader- Land , toen men het aanzien van eene Mogendheid begon te krijgen , heeft men een min kostbaar middel gebruikt. Men heeft, gelijk wij te voo ren (bladz. 340.) aangetekend hebben, verdragen rrut de Alogendheden van Barbaryë gemaakt, en daarbij jaarlijks oorlogfehepen in de middelan fche zee gezonden om te kruisfen ,en daar door de hand aan de verdragen te houden en ds hollandfche vlag te doen ontzien. Dit middel wal zekerlijk het gelchiktfte om in ds zeeën van de Le vant ü'j voordeden te behouden , welken de onze, dïe in die vaare en koophandel met de Engelfchefl en Franfcheiij welke ten minlte met even veel ge in :k hunne laadingen voor de Levant kunnen aan n, te kampen hebben, daar uit genieten. . De vermeerdering en aanwas van 's Jands koop' handel en fcheepvaart de vermogens van den Staat merkelijk doends toeneemen , bevonden zich d£ ehigde Gewesten meer in ftaat om de vaart en koophandel door eene bekwaame zeemagc e H IJ K D O M k 371 befchef men : ook is de beftendige zorg en waakzaam heid van Hunne Hoog Mogendheden, om 's lands zeemagt daar toe te gebruiken , eene der voor naamfle oorzaaken , welke in 't bijzonder de vaare et i handel op de Levant hebben doen bloeien eu tocneemen. Ve r,s c ii i l L E nd e andere oorzaaken hebbendaar toe al mede het haare bijgebragt: onder anderen, het vaaren op vracht, de negotie in commiffie, als mede het ftapelen van alle koopwaaren der vier wetxlddeelen binnen onze gewesten, 't welk bij de opkomst der vaart op de Levant, reeds tot het hoog fte toppunt was gereezen. Het bij der hand zijn van aüe foorcenvan goederen en fchepen, altijd in laa ding liggende, en de goedkoope vracht, hebben te wege gebrage, dat 'er tot inkoop van goederen orders van de kusten van Provence, Languedoc en Ita'ië zijn gekomen ; en het uitvoeren van die orders heeft gemaakt, dat dikwijls het grootfte gedeelte der laadingen van de fchepen, voor de middelandfche zee uitgerust, beftaan heeft in de koopwaaren, tot welker inkoop de orders gezonden waren. De indifche handel gaf dea onzen in den handel op de Oostzee een merkelijk overwicht op alle de Han ze - fteden, vermits wij de indifche waaren, als eigen Vruchten, in de noordfche Staatente markt konden brengen. Aan eenen anderen kant, gaf de vermeer dering van onze fcheepvaart, en gevolgelijk ook van onzen fcheepsbouvv , aanleiding tot meerder Vertier der oorfterfche en noordfche waaren, zoo bij ons zelven, door de uitgeflrektheid, welke onze zeemagc en zeevaart kreegen, als in de westerfche of zuidelijke gewesten. De weelde en pracht ver meerderden het vertier der waaren, welken wij uie Oost- en West - i n dië aanbragten. Deze ver nerin gen vermenigvuldigden, elk in 't bijzonder, onbe- HOLLANDS 372 bloei grijpelijk de voorwerpen van koophandel der on» Z t n op de- Oostzee en naar het Noorden, en dee den hun zoo veele waaren derwaards voeren en van daar weder uitvoeren , dat wij jaarlijks (zoomen rekent) duizend of twaalfhonderd ichepen in de Oostzee gebruikten. Het famenloopen van den oost -en westin difche en levantfehen handel in den boezem van Holland, is niet alleen te houden voor eene voor naame oorzaak van óen aanwas van den handel in het Noorden en in de Oostzee, maar ook voor eene oorzaak van de vermeerdering des koophandel* in alle landen , waarop de onzen hunnen handel door de Elbe, de Wezer, de Eems , den Rhijnen de Maas uitftrekken ; hetwelk bijna geheel Duitsch land, en de oostenrijkfche Nederlanden in zich be vat. D e opkomst en bloei der franfche volkplan tingen in Amerika, welkerwaaren vervolgens, gs duurende een geruimen tijd, door de onzen alleen uit Frankrijk door Europa zijn vervoerd; het ver tier van tabak, waar van Holland voor een groot gedeelte in'bezit is geweest, en nog is, gelijk ook der koopmanfchappen, dienstig ton den handel op Guinea, op welken zich de Franfchen hebben toe gelegd; alle deze artikelen , welke den onzen toe voorwerpen, zoo van de negotie zelve, als van de negotie van oeconomie verftrekken, die op meer dan twintig miilioenen gerekend worden, en in 't midden van de voorige eeuw nog niet in weezen waren , hebben den algemeenen koophandel dezer gewesten, federr den munflerfchen vrede, al mede flerk doen toeneemen. De oorlog, dien Spanje tegen den Vrijen Staat jaaren lang had gevoerd , was niet aileen , uit zich , gedeeltelijk de oorzaak van den crooten R IJ K D O M. 373 on- bloei onzes koophandels, maar daar en boven ook uit hoofde van den flaat, waar toe dezelve liet Ko ningrijk van Spanje bragr. De kosten, welken Span je tot het voeren van dien oorlog maakte, deszelfs Schatkist tot den bodem toe uitputtende, noodzaak ten hetzelve, om 'er de belastingen te vermeerderen, en de misbruiken in de heffing derzelven door de vin geren te zien: waardoor de landbouw en de manu fa&uuren van dat rijk in den grond geholpen wer den. Het verval van alle arbeidzaamheid in Span je deed ook al deszeJfs handel op de West-indië tot vreemde handen overgaan, en onder deze vreem delingen hadden de Vrije Nederlanders 'er het groot fte deel van : zoodaanig, dat Spanje met de Vtree nigde Gewesten tot flaavernij te hebben willen bren gen , 'er niet alleen een Vrijen Staat van heeft ge niaakt , maar dezelven ook rijk heeft helpen man ken , eerst door den oorlog zei ven , en na den vrede door het verval, in 't welk Spanje door den oorlog geraakt was, en door de gebreken van deszelfs ftaats beftier. De kroon van Portugal, in den jaare 1640., her fteld, gaf den onzen middel, om hunnen handel aldaar voor een korten tijd te verlevendigen , door een be ftand van tien jaaren, het welk door een verdrag van Vrede van den 6. Augusti 1661, werd gevolgd, üic verdrag, mede bre'ngendeeene vrije vaart en handel, niet alleen op het rijk van Portugal zelf, en de landen onder deszelfs gebied zijnde, maar ook „ naar » alle Colonien, Eylanden, Landfchappen, Diftric • tin, Havenen, Steden, Dorpenen Handelplaat» » fen, fo veel als 'er in 't diftricT: van Africa, on » der de gehoorzaamheid van het Ryk van Por » tu gal behoorden", fcheen der algemeene vaart en koophandel onzer gewesten eene merkelij ke vermeerdering te zullen aanbrengen; doch de HOLLANDS 374 ling onzen hebben 'er het nut niet van gehad, het geen zijervan verwacht hadden. Zij hebben van de vaart op Brazilië afgezien, en den handel op Lisbon aan gehouden , van daar haaiende het geen zij uit Bra zilië gehaald zouden hebben, en Portugdvoorzien de van oosterfche en noordfche waaren, van graa pen, wollen - en zijden doffen ; van allerlei'lijnwaa* ten, en eindelijk van het grootlle gedeelte van al» Ie waaren, noodig tot gebruik van een volk, het welk geene manufacluuren, en daar en tegen voor de nooddruft van volkplantingen , te zorgen heeft, Deze handel is zekerlijk eene mede-oorzaak ge weest van den aanwas onzes algemeenen ko! V dels, en is in eenen tamelijk bloeienden ftant geblee ven, tot op den aanvang dezer tegenwoordige eeuw , wanneer dezelve heeft begonnen in verval te m ken , D e papiermaakerijen werden tot zodaanig eene •volmaaktheid gebragt, dat het hollandfche papier wel dra door geheel Europa den voorrang kreeg. Wij hebben *er langen tijd een gedeelte van Frankrijk, Spanje en Portugal bijna gehee] en al van voor zien ; terwijl Genua, hetwelk in bezit van dezen tak van koophandel was, denzelven bijna geheel en al verloor. Ten aanzien \ r an alle de vermeerderingen vaa vaart en koophandel, van dewelken wij verflag doen, ftaat riog aan te merken, dat naar inaace, dat 'er eennieuwe tak van koophandel opkwam, dezelve niet alleen op zich zelve een aanwas van rijkdom toeb'ragt, maar ook nog invloed had op den al gemeenen handel van dea Staat, en te gelijk ilrek te om dien kracht en voed fel bij te zetten. Daar toe kwam de Negotie in commisjic bijzonderlijk te flade. Deze Negotie zet aan het goed eene ver ïiiecrdering van prijs bij, welken door den vreemd" R IJ K D OM. 375 ont> iing betaald word , doet daardoor den rijkdom der ingezetenen locneemen, en houdt de oplet tendheid van den koopman gediuirig gaande, door het beiang , hetwelk'hij in 't ontvangen en in 't uitvoeren dier orders ilclc. De Commisfionarisfen Vervuilen de plaats van kooplieden, die op eene al gemeene markt, kermis of mis, zouden komen, oni zich van verfcheiden waaren te voorzien.- Zij gce vcij commlsfic , bciaaien den Comnusfionafis , en' haaien de moeite en kosten van de reis uit. Hu op vracht vaaren en de asfurantien geeven een dier gelijk voordeel. Zij vermeerderen ,'\ is waar, de kos ten en verhoogen daar door den prijs der koopman fchappen, maar die vallen op de goederen, en dus op de ukflijcers , welke dezelven betaalen : e n tegen geniec men het voordeel , van verz. te worden, tegen de gevaaren der zee, en in te zijn , om zijne onderneemiugen uit te breiden ca te vermenigvuldigen. De gereedheid, om alle goederen op eeneplaats te kunnen vinden, en de overvloed vangereed geld zijn mede te Hellen onder de yoorjiaarnlle oorza ken , welke or.ze vaare en koophandel zoo fterk hebben doen toeneemen. Die gereedheid trekt de buitenlandfche waaren, en orders om 'er den ver koop van te bezorgen. Men weet vooraf, dat óp zoodaanïg eene plaats dagelijks orders tot inkoop aankomen: zij trekt 'er ook van buitenlandfche kooplieden, om inkoopen te doen, om dat men weet, dat 'er van alles voorraad is. De onderfchei den orders., zoo tot verkoop als inkoop , wor den menigvuldiger en onderfteund, zoo door het gemak, 't welk een groote voorraad aan hunne uitvoering verfchafc, als door het gemak, het geen 'er de overvloed van geld bijvoegt. Deze overvloed ftele de kooplieden, welke die orders HOLLANDS 376 ontvangen, in ftaat, om verfchotten op de koop manfchappen, welken men ter verkooping overge zonden heeft, te doen, en lang crediet te geeven aan de biiitenlandfche kooplieden, welke orders toe inkoopen geeven. Eens plaats, daar zulk een voor raad of ffcapel van goederen is, en welke den bui tenlandfchen kooplieden , zulke groote voordeden verfchaft, moet noodzaakelijk in koophandel toe neemen , en de verkoopen en inkoopen tot in het oneindige bij haar zien vermenigvuldigen. DlB zelfde overvloed van geld heeft den in terest tot een veel laager prijs, dun bij eenig ban deldrijvend volk doen daalcn. Hier uit is on titaan, dat de hollandfche koopman, in alle zijne verrich tingen, tot den handel betrekkelijk , bet voordeel heeft gehad, 't welk uit het verfcnil van den interest van zijn geld , tegen dat van diegcenen , welken met hem in dezelfde baan loopen, ontftjat. Hij wint, wanneer zijn mededinger verliest, of zijne onkos ten flechts kan goedmaaken. De onzen hebben teffens bij dit voordeel een nnder, 't welk hun eigen is, gevoegd; hierin beftaande, dat zij zich rieteene kleine winst te vrede houden, en beften dig bedagt zijn, om zich dikwijls winsten te ver fchaffen, en tot dat einde hunne bezigheden ge duurig gaande te houden. Geen volk heeft de waar dij, van met geringe winsten te vrede te zijn, zoowol gekend, en daar uit zoo veel winst wee ten te trekken, dan de onzen. Dus heeft het geld, door den koophandel verkreegen en vermeer derd, vervolgens gediend, om zelfs de bron , uit welke het voortgehragt is, te doen aangroeien. De veelheid van geld, offchoon opden duur fchadelijk, heeft insgelijks geftrekt om de manufa&uuren in ftaat te houden, en zoude dezelven , enkel en alleen om dat de hollandfche manufaéluuoer met gering* R IJ K D O M. 377 winsten te vrede is, misfchien nog op dien hoogen trap, op welken die geweest zijn , hebben ftaande doen blijven, indien het vermeerderen der impos ten de dagloonen niet zoo hoog had doen rijzen. Uit dezen overvloed van contanten, en de ge woonte, om voor de vreemde kooplieden, zoo ten aanzien van verkoopen als inkoopen, in verfchot te zijn, is een andere tak i'an koophandel, uit wel ken de onzen groot voordeel hebben weeten te trek ken , voortgefprooten; naamelijk het negotieeren met wisfeh en bank-en kas-geld. Het geld word hier door regen een goeden interest uitgezet, en teffens word 'er voordeel uit de wisfel getrokken, 't zij de koopman op zijne correspendenten trekt, of door hen betrokken word. Dus hebben de onzen zich meester van de wisfel op alle handefplaatfen ge maakt, en zijn de kasfiers van geheel Europa ge n-orden. De veelheid van gereed geld heeft ons in den koophandel, boven alle anderen, het merkelijk voordeel gegeeven, van in liet verkoopen een langer tijd van becaaling te kunnen afwachten, en zich met een geringer winst, dan andere volken, te kun nen vergenoegen. Men kan, bij voorbeeld, in de Innden, aan Saxen grenzende, papier maaken, dac even zoo goed is als h« hollandfche; maar dat, te Leipzig gebragc zijnde , duurder komt te (taan, dan het hollandfche. De voornaamfle reden daar van is, dat de papiermaakers in Duitschland , in 't algemeen gefprooken, op hunne fabrieken, twee maal zoo veel als de hollandfche moeten winnen , alleen, om dat zij op minder kapitaal werken. Een papiermaa ker kan in Duitschland nietleeven van tien ten hort» derd, het welk hij jaarlijks van zijn kapitaal maakt: dat kapitaal j s daar toe te gering. Nu gaat hec Cast, dat de handel zich vestigc in die landen, al uraar de kooplieden de meeste winst kunnen vin- HOLLANDS 378 ia) Zie over den handel van Speculatie: Les Interets dei Rations tkveltppés relativevKHt «u cvmmtree. T. 11, p. 301. Oor- den : en niet minder zeker i* het, dat het volk, het welk het meeste geld bezit, daar door beter dan eenig ander in ftaat is, om den buitenlanders voordeel toe te brengen , aangezien het zich met een geringer winst voor zich zelf te vrtde kan hou den. De Heer Rogge, welke deze aanmerking opgeeft, heeft nog eene andere, welke niet min der juist is, gemaakt: hij tekent aan, dat tot heden toe de Hollanders het alleen zijn, die zich op de commercie van fpeculatie toegelegd hebben. Deze handel beftaat in het koopen van waaren, zonder dat men dezelven voor het tegenwoordige noodig heefc, en_aileeen om dezelven te bevvaaren, tot dat de prijs 'er van rijst, en menze met voordeel ver koopen kan. Dit gedeelte van Hollands koophan del maakt, dat Holland nooit onvoorzien is van cenige waaren, 'welke foort het ook moge. zijn. Laat 'er in alle de vier werelddeelen gebrek aan graan weezen ; men zal te Amfterdam tarwe, rog ge, en anderen graanen in overvloed vinden: men heeft'er nooit gebrek aan (a). De buitenlanders, verzekerd, dal zij te Amfterdam alles zullen vinden, geeven om deze reden aan Amfterdam "den voor rang boven alle kooplieden. Dit alles is men aan den overvloed van geld verfchuldigd ; en die over vloed word nog begunstigd door eene inftelling , welke, hoe eenvoudig, een wonder fchijnt, en al mede ter bevordering van den koophandel te Am atn veel heeft toegebragt, naamclijk de Bahx. yan Amjlerdam. R IJ K D O M. 379 («) Zie Bijlaag e a. van h« Eerfte Deel. ' Toep Oorfpong en Voortgang van de JVisfcU bank te Amjterdam. De Wisfelbank van Amfterdam is een voorwerp , 't welk alle volken met verbaasdheid en verwonde. ïing befchouwen. Wie zou kunnen denken, dat 'er niets eenvoudiger en natuurlijker dan derzelver iaftelling ware? Om zich een juist denkbeeld van de opkomst van de Bank van Amficrdam te maaken, moet men zich eenvoudig voorflellen reizigers (het behoe ven geen kooplieden te zijn ) welke met verfchil lende vreemde munt op eene plaats komen. Die luiden kunnen hunne mum niet gebruiken , en dus het noodigc niet bekomen , ten zij zij tegen de munt, die zij hebben, andere, en, ter plaatfc-daar zij zijn gangbaare, munt krijgen: het krijgen van cenige munt tegen eene andere foort van munt, noemt men, bij uitftek, wisfelen. Men moet dan kunnen wisfelen: en dewijl in ons land kooplie den uit verichillende landen kwamen reizen (a), zon moesten die kooplieden hunne munt kunnen wi> felen tegen zulk foort van munr, als zij noodig hadden. Volgt men den loop der menfchelijke be drijven, men zalze even zoo ongevoelig zien voort gaan ais de natuur in haare werkingen. Men fpreekt clkanderen aan om goud voor zilver te wisfeJen; Guldens voor zeeuwfene Rijksdaalders, en wat dies meerder is; die naar Oost-Indië flaat te reizen, zoekt Ducatonnen. Indien flaat vindt de een of de ander, dat hij , met de lieden te gerijven aan gangbaaip munt tegen andere munt, winst kan doen, en maakt 'er zijn werk van. Dus word 'er een wisfelaar geboren ; en die wisfeJaar, in dit be- HOLLANDS 38 {») Oj.tr a Dip!oniatU 9. (*> O. I. Eyl. J-. WW-. van 't volk te winnen, terwijl zij 'er zich zclven Ranzfenlijker en grooterdoor maakten, zoo bedien den zij zidb ook daartoe van het verleencn van vrij heden,voorrechten, en milddaadigheden, inzonder heid omtrent de kerke; hierin , zo 't fchijnt het voor beeld hunner Opperheeren hebbende willen volgen. Deze hadden hunne milddaadigheid weinig verder dan tot de kerk en kerkelijken uicgeftrekr, en om, tot fteun van hunnen wankelenden troon, den invloed der Gees telijken aan hunne zijde te krijgen, ter ruste van hun ne zielen, en tot zaligheid van hun en de hunnen , hec gezag, de vrij heden, en voorrechten der Kerkdijken op eene onmaatige wijze uitgebreid. Niet alleen werden de Geestelijken of Kerkelijken befchonken met een bijzonder rechtsgebied, maar hun Werden landen , goederen, menfehen , en vee afgedaan; vrijheid gegeeven om tollen te ftellen en te heffen ; en zij zelvtn vrij verklaard van de tollen, die aan de jnkomften der Vorftsn hoorden ; en wat bijzondere voorrechten en vrijheden meerder hun gefchonken ïijn geweesr, van welke godvruchtige milddaadighe den, of ftichtelijke giften donathnes piae, zoo als men die noemt, MiRA eu s verzamelingen uitgegecven heeft (#). Het Chartsrboek van Mieuis geeft "er ons een aantal ftaakjes van , behalven den blaf fert, van denwelken te vooren gewag is gemaakt (b). Wij zullen 'er eenige van aantekenen, op dat men 'er het beloop en de gevolgen van opmerke. Kakel Mar tel gaf, in denjaare723, aan het Mooster in Utrecht al het geene te Utrecht en te Fethna aan de koninklijke fchatkist behoorde: in jaare 7üó, aan de kerk van Eist al hetgeen dat de weder jpannigc Evcrard aldaar bezeten hw: ia 't jaar 7x3, B IJ L A A G E K. 38 fa") Zj/ d: Graaf van Holland voor hen motten hetaalen. ] De -2< 6. 7. en 8- Artikelen doen ons zien , dat men in die ou ii !:]dtn al vrij wel de billijkheid in acht wiide genomen heb iaen wilde het bedrijf van eenigen niet ten laste van het vo!k geiend, maar enkelijk op de daaders zelven verhaald hebl ben, zoo lang, als'er niet bleek, dat oogluiking gebruikt, of aan 'r gedaan ongelijk door üilzitten toeftemining wietd pc .); en zoa lang "Is men *t op de daailers , en voorts op de ingezetenen konde verhaalen: doch kon men langs dien v/ei> «een vergoeding krijgen, dan behieli men zijn rechtop den Ora:if, die allenthalve voor 't bcJrijf vau zijne landzaa (en moest iniiaan. in- Graaven van Vlnandre blyven. F.n rremand van hen zal , zelf niet onder boy weder overgeleverd wor den , 'f en zy met bewiüiginge des üraaven van Vlaandre. •2. ü ■ ingezetenen van 't gemelde land sullen nergens dan re Brugge tweegevegten moogen houden. V De inkom lien aldaar zullen onder de Graaven ge lvkelyk gedeelt worden. 4. Indien iemand door overtreeding zyne erfenis of zyn land verbeurt, zal het zelve opk gelykelyk onder de Graaven verdeeld, of ten voordele van wederzyden. door hen beide verpacht worden. 5. Niet minder zal de Graaf van Holland, en de In wonners van al zyn land ook eencn vaflen en volkomen Vrtftte met al de inwooners van Vlaandre, zonder arg of 11 (r, moeten onderhouden. 6. Inwdk land des Graaven van Holland de Vlaamin gfn van het hunne zyn beroofd geworden, zullen de fvwoonders der plaacze gehouden zyn , de fchade te vergoeden en den roover ten lande uit te bannen. Of . c hem niec bannen , zulleu zy het kwaad en fcha* de, die hy naderhand doen mogt, volkomelyk moeten boete". 7. En welke dien uitgedreven onfangc, gelyk gezegt is, cal de ftraf en fchade van het kwaad, 't welk de roover hier na moge doen, moeten ondergaan. ;;. Zoo de gemelde ingezetenen niet mogcen willen betaalen, dan zal de Graaf van Holland voor hen moe ten betaalen (a ). o. Zoo iemand, van roof becigt, het zelve ontkende, Kal de uitfpraak aan het oordeel der Graaven. liaan. En HOLLANDS 380 roep flaagende , wekt anderen op tot denzelfden handel; en op die wijze word met der tijd het wisfe len een beroep, op welk verfcheiden lieden zich toe leggen. Dus is het te Amfterdam gelegen geweesc. Wanneer, in oude tijden, aldaar een koopman kwamkoopen, of iets kocht, moest hij eenige geld fpecie in betaaling geeven: hij kon zich geen geld van 't land bezorgen, dan door middel van wisfel: dit was 't eenigfte middel, waar door hij zijnen fchuld kon voldoen. Dit verwisfelen der geldfpecien moet noodzaakelijk aanleiding gegeeven hebben tot eenen kleinen handel, welke nog heden ten dage gedree ven word. Naarmate, dat men lieden vond, wel ke gelegenheid hadden , om meer of min zekere geldfpecien te gebruiken, zoo konde men zich met meer of min gemak en voordeel van dezelven ont doen, geüjk zulks nog heden ten dage gebeurt, wanneer, bij voorbeeld, de Engelfchen hunne gui gnes, de Franfchen hunne goude louizen ,de Duitfchers hunne goude frederikken, en welke andere vreemde penningen zij verders mogen heb ten, willen verwisfelen. Deze noodzaakelijkheid, om gangbaar geld te vinden, tot het doen van be taalingen, gaf natuurlijk gelegenheid tot het rijzen of daalcn van ons geld, met betrekking tot de vreemde muntfpecien, volgens de tijdsomstandig heden en de meerdere of mindere betaalingen, welke 'er moesten gefchieden. De noodzaakelijkheid om de betaaling te doen in geldfpecien van 't land, daagde betaaling moest ge fchieden , heeft den handel in 't algemeen zeer moeten belemmeren; en bijzonderlijk in hetkoopen en ver koopen, om dat de prijs der waaren onzeker bleef, door de onzekerheid van de grooter of kleiner winst of verlies, welke men doen of lijden zoude op 't geld, het welk men in Letaaling konde geeven of R IJ K D O M. 381 ker* ontvangen. Het beroep van wisfelen iets fchijnende te hebben, dat naar het ftellen van waarde op het geld zweemde, en mogelijk ook wel misbruiken of on trouw gepleegd in*t wisfelen, en het toencemen van den handel hebben natuurlijk aanleiding moeten gee ven, dat men het beroep van wisfelen niet aan ieder heeft willen vrij laaten, toen het van veel gewichts is geworden ; en dat de Graaven zich het recht toe geëigend hebben, om wisfelaars aan te ftellen, even als in het ftuk van de lombaard. Op die wijze zijn de wisfelaars, op hoog gezag aangefteld, geboren. Dit hulpmiddel, bij het geduurig toeneemem vanden handel te Amfterdam, nog niet genoeg zijn de, en te zwak bevonden wordende, om aan de iiit geftrektheid van het koopmanfehappen te voldoen, heeft de Wethoudcrfchap van Amfterdam gezogt, om hetzelve, door het oprichten van een Wisfelbank , nog meer gemak bij te brengen; en daar aan moec men den eerften óorfprong van de amfterdamfche Wisfelbank, welke naderhand in haar bedrijf zulke merkwaardige gevolgen gehad heeft, toefchrijven. Dezelve is in 't jaar 1609. opgericht. De Ordon nantie luidt bij haare inleiding aldus: „ Alfoo om alle Jleygering ende confufie in'tjluck n van de munte te weeren, ende den luyden, die „ eenige fptcien in de koopmanfehappe van doen heb » ben, te gerieven, myn Heeren van den Gerech „ te, met authorifatie van de Ed. Mog. Heerer» » Staaten, ende by advys van de Heeren XXXVI. » Raaden dezer Stede, hoognodig geagt hebben, a dat 'er ortlre gejlelt werde op 't jluk van 't wis/e ----» len , ende 't geen daer aen <lependeert , door het • oprechten van een J3ank van Wisfcl". Hier uit blijkt, dat de WisfeJbank, bij der zelver eerfle oprichting, flechts ten doel heeft ge had te bezorgen, dat men uicc meer gemak en ze- HOLLANDS 382 kerheid geldfpecien ter venvisfeling Zoude kunneil vinden: 'cwtlk nog blijkbaar te zien is uit de woorden. m Soo is 't, dat myi voorfz. Heeren tot geryf m ende verfekerheid van een iegelyck hier ter ftede „ een Banck van Wisfel geordonneerd hebben, n daar inne een iegelyck zal mogen brengen, alle , alfulke Penningen, Masfen, Grenaillen, en Bi „ lioenen, als hy goed zal vinden daer te laten „ komen, ende defelve penningen ofte waarde van „ de voorfz. masfe, tot zyn believeu weder irit „ treeken". Het was, volgens de eerfte infldling der bank, niet noodzaakelijk, dat hij, die 'er eenige geld fomme inbragt , het beloop derzelve terftond daar weder uittrok: het ftond hem vrij, om 'er zijn geld in te laaten blijven, en 'er op zijn gemak, als hij zulks goed vond, over te befchikken. Om de eigenaars der kapitaalen, in de bank gebragt, ze ker te feilen, verklaarde de Stad voor al het gecne 'er ïngebragt zal worden, vast te flaan en te refpon deeren; het welk de eerfte grondüag is van 't Cre~ dist deramfterdamfche Wisfelbank. Daar was ook vasteefleld, dat die geenen, die cenigc Speciën zullen willen permuteeren, ter yoor- Jchreeve Bankt de fpecien mogen rerzoecken , mits daer van geevende fuo weinig tucbate , als eenigzir.ts doen lyck zal -weezen; waar uit blijkt, dat deüanknieC ev-niglijk toeltond , dit men over de penningen, welken men 'er in had gebragt, in geld v.m 't land befchikte, maar ook dat men zich voorzage van verfchiliende celJfp*cien, door middel van een zeer maatig opgeld. En me n ziet nog daarenboven, dat, door deze inrichting, de ftad Amilerdam zich noodzaakelijk in 't bezit moest Hellen van de waar de der vreemde muntfpecien, met betrekking op die van 's lunds muntfpecien, te regelen. R IJ K D O M. 383 'Er was ook nog bij dit reglement bepaald, dat «j= wisfelbrieven, zes honderd Guldens en daarbo ven beloopende, en te Amfterdam moetende be taald worden, niet anders dan ter bank, zouden mogen worden betaald, (taande de Stad voor de bank in, en voorde becaaling borg blijvende: wordende de betaaling van wisfelbrieven, niet ter bank gefchied, nietig verklaard, onder eene boete van »5. Guldens voor de overtreeders. De reden, welke 't reglement van deze fchikking geeft, is, op dat de penningen op wis/el getrokken te beter en ts zekerder betaald mogen worden. Dit gedeelte van de Ordonnantie word nochtans niet in acht genomen: het zweemt naar dat fiag van wetten, welke haa re kracht verliezen, om dat men 'er de hand niec aan houden kan. Men ziet alle dagen te Amfter dam eene menigte wisfelbrieven buiten de bank betaalen, de agio van dezelve, volgens de cours, geregeld wordende.' Dezelfde Ordonnantie brengt ook mede, dat de penningen, ter bank berustende, aan handopleg ging (Arrest) niet onderhevig zijn. Indien men deze inrichting een weinig vaa nabij befchouwt, zoo ontdekt men terflond de re den, waarom de kapitaalen, ter bank berustende, hooger in waarde moesten Hijgen, dan 't kasgeld. i. Het gemak om 'er door wisfelbrieven over te befchikken. 2. Het gemak, om zich, ingeval van noodzaa kdijkheid , van geldfpecien te kunnen voorzien. 5. DtnoodzaaktJijkheid om de betaaling der ivij* felbric-yén ter bank te doen. 4, Het voorrecht van geen gevaar van handop legging te löopen. 5. De zekerheid der kapitaalen, welke geen ge yaar.van die verijofandere rampen onderhevig waren. HOLLANDS 384 Het voorrecht, dat de kapitaalen der bank met geen handoplegging kunnen worden bezwaard , ichijnt veel tot den goeden uitflag , welken de Bank heeft gehad, te hebben toegebragt; want in den jaare 1670. , wanneer de Wechouderfchap van -Amfterdam de bekrachtiging van dit voorrecht van de Staaien verzogt, haalde dezelve, onder ande reredenen, aan, dat hetzelve verfcheiden groote vreemde Pcrfonaadjen had aangefpoord om 'er zeer groote fommen in bewaaring te geeven , en vertoonde teiTens, dit het crediet der Bank ge grond was op eene volkomen zekerheid van 'er de kapitaalen , welken men 'er in gebragt had, we der te kunnen uittrekken, of 'er op eene andere wijze over te befchikken, zoo menigmaal en op zoodaanig eene wijze, als men zoude goedvinden. Ook bekrachtigden de Staaten van Holland deze fchikking, alle handoplegging, welke op de kapitaa ten der Bank, derzelver adtien of rechten gedaan zouden worden, nietig en als niet gefchied verklaa rende; Jaatende een iegelijk de vrijheid, om over deszelfs kapitaalen te befchikken, even als of 'er de hand niet opgelegd ware. Uit dit alles blijkt, dat ite Heer de Mon tesquieu'c fpoor bijster is, en eer zijne verbeel ding dan de waarheid volgt, wanneer hij zich aldus uitlaat: „ In de Staaten , welke den handel van oeco „ nomie drijven , heeft men gelukkigltjk Banken op „ gericht , welke door haar crediet nieuwe tekenen van „ waarde hebben voortgebragt". (Efpr. dcsLoix T. 11. f. 269.) ten minrte dat dit op de Wisfelbank van Amfterdam in 't geheel niet toegepast kan wor den. Zdike, welke verbeelden, dat de voor deekn der Bank zich eenigUjk bepaalen , om den han del met wat meer fpoeds te ducn gefchieden , enz. * Ij K D O Af» 385 [c I Ibid. De lieer BraLFïLDT fchijnt hier oöÜ op aüt dwaal fpoor. lrjit. p,/,>. fcijn niet minder van den rechten weg af («). In> derdaad , lieden, die den hedendaagfchen ftaat de* zaaken niet anders befcbouwen, dan als of dezelvert altijd op denzelfden voet geftaan hebben, fchijnert in het algemeen zich zulk een begrip van den aanleg v an de Bank te miaken ; en, daar wij dat begrip zelfs ?ien heerfchen bij veelen onzer landsgenooten, die in den koophandel zijn groot gebragt en geoefend , zoo i s ftec j en vr eemden wel toe te geeven, dac zij 'er mede ingenomen zijn: maar men vraage hert eens, of de zekerheid, welke de Bank aan die gee-i Hen, welken geen handel drijven j bij voorbeeld* aan de hedendaagfche Jefuiten , verfchaft, ge_'ri aanleiding geeft, om buicenlandfche fchutten in te krijgen, en of dit geen aanzienlijk ert Zeer gewichtig voordeel is"? Ook is men geheel van den weg af, als men zicli Verbeeldt, dac de fchat der Bank uit gemunt goud cii zilver bejiaat (b) , en dat de Bank geen baargcud of zilver in flaaven aanneemt. Het tegendeel blijkt uit de Ordonnantie, en nog heden ten dage ontvang men 'er gouden zilver in flaaven of klompen, vceexp* de geldfpecien, en wat dies meerder is. Men loopt insgelijks het ipoor bijster (c ); neer men voorgeeft, dat het verfchil van 't bank-eri kasgeld daar uit dat de Bank de geldfp*' cien niet anders aanneemt, dan met onrftrem ten honderd beneden derzelver \vaarde in den k handel, enz. Wij hebben hier boven de tutuur lijke reden van dit verfchil aangeweezen. Zie Hierj der üank aanleiding heeft gjgeeven, om de du kaü«nnen tegen drie guldens, en de dukajeen wgeli vijf guldens aan te neemen. HOLLANDS 386 In den jaare 1638, hadden eenige bifzondere lic* <jen zich meester van 't bankgeld gemaakt, zoo daanig, dat die geenen , welke hetzelve noodig had den, het uier. dan met moeite konden bekomen. De ■yVethouderfchap, om den kooplieden in hunnen nood te hulp te komen, maakte eene fchikking, door dewelke zij allen, die bankgeld noodig had den, toeftond 'er de dukatonnen tegens drie gul dens , en de Kruisrijksdaalders tegen acht - en veer tig fluivers in te brengen, en dezelven 'er vier maanden achter een in bewaaring te laaten, en ze ver volgens wederom te neemen. Dezen tijd verflree ken ,en 't geld niet te rug gehaald zijnde, was 't aan de Bank voor dien prijs vervallen. Hier uit blijkt, dac het verfchil tusfehen het bank • en kasgeld niet kan voortkomen uit het ver fchil door den even aangehaalden Schrijver opge geeven, dewijl men zijn geld op denzelfden votc als men 't in de Bank gebragt had, 'er weder kon de uichaalen, en dit heeft ook nog heden plaats. Eenkoopman bezit eene groote fommegereed geld; hij doet dezelve in de Bank brengen, onder een haiidfehrift, hetwelk men voor bankgeld moet aan neemen; en hij kan drie, vier, vijf, zes maanden en langer daarna, zijn gebragte geld, tegen de over gaave der bankbrieven, te rug neemen. En wel verre van daar, dac men geen goud of zilver in klompen offtaaven, enz. in de Bank zou de mogen brengen , heeft de Wethouderfchap van Amfterdam, om de misbruiken „ Voor te komen, welke in 't koopen en verkoopen van goud- of zilver klompen en ftaaven , die men daarna naar de munt zond, begaan werden, als mede om de PJakaaten op 't ftuk der munt te handhaaven, en de veranderingen, welken men 'erin maalcen konde, tegen te gaan , en £«n einde die geenen, welke in de Bank bejang had- R IJ K D O M. 387 d en » de noodigs geldfpecien voor den handel, mee zoo weinig verlies, als eenigzins mogelijk was, zouden kunnen vinden, in den jaare 1684, bij ver nieuwing van de Ordonnantie, gewillekeurd : Art. J. „ Dat geen Wisfelaers, of fich mee » wisfelen ofte Casfiersampt bemoeyende, mitga» » ders Joden en allen anderen , van ■watftaec ofcon » ditie die fouden mogen fyn, binnen defe flad of * Juriscjiélie van dien lig fullen vervorderen eenige » masfen van Silver, het fy in baren, realen var» » achten of andere fpecien, hoedanig die fouden » mogen fyn, te kopen of op te fotken, verko » pen nog te verhandelen, anders dan aen of van » de Heeren Cornmisfarisfen van de Uanke voorfz. » nogce daer op eenige toebaec te geven of re n men, op pene van confifcatie van het felve Sil» „ ver of de weerde van dien, indien het feit niec „ ter verfcher diiet ontdekt en werde, en verder „ op fodanige boeten en penen, a!s by Placaten eit » Willekeuren daer van fynde, is geftatueert, die ~ hier mede gehouden v/erden voor geinfereerc, t> blyvende alleen geëximeert de Goud en Silver » fmeden, ten regarde van 't geene fyluydm op » regtelylc tot hunne neringe van nooden hebber;, „ en verder nogte meerder niet, behoudelyk ook » dat de Koopluyden of handelaers van Silver of « Goud, vry fa] ftaen, de materialen van Siiver ox" » Goud , die fyluyden van buyren of over Zee, 't » fy voor haer felven of in comrni(Tie van anderen » foude mogen bekomen, te verkopen of ter » munte te mogen fenden , en daer voor fodanigc n penningen van de Muntmeefters oncfangen > ais » hun luydcn geraden dunken fal , edog fuüen v\\si vermogen defelve met enig opgeld of tocbacc te verkopen nogte verhandelen, anders ais in „ hier voorin I s gefeid. ' . HO L L A■ N D S 388 Art. Ik «Dat by de Heeren CommifTariffen „ van de Wis fel bank fdl forge gedragen werden, „ om te doen fraelten en gieten quaniiceit Haven „ of tecnen op den voet, van de nieuwe groote „ Keur van elf penningen, acht grein, fynde mee „ Stadsteken kennclyk gemerkt, om den Silver m fmeeden in hare neringe ten minften pryfe „ mogelyk daer mede te konnen gerieven, doch „ niet minder als ter waerde van 300 Guldens „ teffens. Art. 111. «Dat vorders de Koophiyden en alle m anderen, cenige. penningen of fpecie ter nego m tie< of tot vcrfendingebuytens Lands nodig heb „ bende, daar mede by de Heeren Cormniflariflen , ter Barjke fullen worden geryft , met lbo weynig „ opgeld of toebate als na conftitiuie en gelegeni , heit der verfogte fpecien lal worden vcreischt, „ van gelyken die tenige maffen van Silver , 't zy in m bartn, realen of Jpecien ,. hoedanig die Jouden tno „ gen we/en , ten Banke- zullen willen prmuXeren nf „ vcrwiffelen, daar mede ten fpoedigften en ten mees m ten pryfe doenlykfullen werden geaccommodeert. Art. IV. » Dat rriede gene Joden nogte anderea r „ fig fullen verfrouten dagdyks aen de Beurs of op » eenige andere Marktplaats te ftaen, ook aen eeni m ge Huyfen om te ]oopen om op te foeken, of m in te wisfelen ofte verwisfelen eenige fpecieij, ' m hoedanig die fouden mogen wefen, op de ver w beurte, foo ymandt bevonden werdc contrarie ■ w gedaen te hebben , van alle gelden zoo by haer „ bevonden werden, en daer en boven een boete m van ico Guldens, en meerder daar op bevonden „ werdende, dat zy boven de voorfz. verbeurte m en boete fullen werden in de Boeyeri » defer flede, en i'clf naer exigentie van «ie zake „ by geesfeüng daar over gecorrigeert". R IJ K D O M. 389 («) Handvesten en Keuren van Amjlerdam, D. I. bl. 613, .. C & j De Schrijver van'ter Recherches fur Ie Commerce fchijsc 10 dezelfde feil gevallen te zijn: hij vindt He aanmerking, w elke op het zeggen van den Heer Mokt»sq ui eu in htjt w erk, URichege de Ia HoÏÏande betiteld, voorkomt, en van welke wij hier voien bladü. 334. sefprokeii hebben , 7.00 "uitenfpoorig, dat hij betuigt, dat irgevalle die aanmerking freek houd, hij, het roinfte denkbeeld niet meer heeft, Tan 'Cgeen men Bank noemt f „ ik vraag (zegt hij 1, iq dcv ürikifttn zin of de cijff'-'r»T ri P a pit:ren J die ïn het pu- ven Uit het geen wy hier van de Keuren van Am fterdam (a) "hebben aangehaald, blykt, zoo *c my voorkomt, ten allerktoarfte , dat de Bank van Amderdam in haaren oorfprong zeer verfchilknde is van de Banken van Venetië, van Londen, en meer anderen, met dewelken zij fomwijlen vergefeeken. Word: dat de definitie , welke de Heer Savary v an de Bank geeft, op Irar niet dan zeer onei genlijk toegepast kan worden; dat het gemak, het we k de wisfelbrieven tegenwoordig aan onzen koophandel toebrengen, en het regelen ran de wisfel -cours op de beurs van Amfterdam, gevol- R"n zijn van de meerdere uitgebreidheid , welke de Wisfeibank van Amfterdarn door eenen aanwas van koophandel in haar bedrijf gekreegen heeft, en bij het aanleggen van de amfterdamfene Wisfelbank noch bedoeld noch voorzien zijn, zelfs niet voor zien of bedoeld hebben kunnen worden; en dat zuiken, welke die gevolgen als hoofdeinden van hec aanleggen van de Wisfëlbank aanzien , even zoo fterk van het rechte fpoor afzijn, als zufke, welke zich zouden verbeelden, dat., bij de eerfte oprich ting der O. 1. Maatfchappije, bereids bet bezit ca heerfchappij, welke de onzen in hec Oosten hebben en voeren, bedoeld zouden zijn ger.'eest, en daar toe de eerfte oost - indlfche tochten onderno men (£). Wat 'er van zij, zeker i$ het alJenthal- B IJ L A A G E K. 39 (a } Van de Vlaamfche Handelaars , enz.] de Vlaamfchen heb ken van de vrijheid der tollen niet lang genot gehad, gelijk zien kan uit de Bijlaage A. van dit Deel. (b) Daar die woont, enz.J Dit beding toont, dat de Vlaamfchen het middel van bij arrest te procedüeren, om daardoor jurisdictie te fundeeren, het welk over al in Hol land tegen vreemden in gebruik was, ten hunnen opzigtie von- C 4 wil- indien deze de zaak niet konren eindigen, zullen z* van wederzyde zes vroome en waarheidlievendemjnr.cn ver kiezen , die de waarheid onderzogi hebbende, de zaak ten einde zullen brengen. Zoo de gemelde perioonen onder zich niet wel overeenftemmen; dan zal een van Qetwte Graaven alleenlyk in waarheid behoeven ce ver eren, dat de roof begaan is, en op zyne verkla ring zal de fchade zonder tegenfpraak gebecerc moeten borden. ' 10. De Tollen tot nu toe door den Hollandfchen Graaf ontfangen, zal hy voortaan op generley wyze van de Vlaamfche handelaars (a ) heffen mogen; noch gedoogen, dat de zelven door iemand ia zyu geheel Graaflchap van hun gevorderd worden. 11. /il wat hen voorheen afgenomen is, 't zy by wy« ze van fchatting, roof, belafting, geleide, of beede, z:il de Graaf van Holland vergoeden moeten. 12. Byzonderlyk word ook vaftgefleld, dac geen van de twee Graaven in do meergemelde landen eenige fterk te zal mogen maaken, koopen, noch voor altoos behou den. Ook zullen zy niemand hunner Leenmannen moo gen toelaaten, om aldaar eene iterkte te ttigten: noch ook van iemant der ingezetenen eenige erflyke bezitting; ontfangen, om het denzelven naderhand weder re leen te geeven. 13. Voorts ftellen wy by het voorfchrevene vaft, zoo een der kooplieden des' Graaven van Vlaandre in 't rei len door Holland van iemand om fchuld aangefprooken Worde, zalhy, de fchuld loochenende, zich, terwyl hy in zyn fchip is, mee den eed moogen zuiveren, zonder dat hy in zyne reis zal moogen belet worden. Doch indien zyn fchuldeifcher hier mede niet voldaan is, moet hy den koopman volgen , tot in de ttad, of in hec dorp, daar die woont ( b ): en de zaak moet door 'c R IJ K D O M. 39 (a) Mie»is Ckarteriuk D. I. Waclz. \% land C 4 v-enlen dé giften van Pipijn, Karel Martd en baian aan de kerke van Ücrecht gedaan, door Ko ning Pipijn; en, in den jaare 772, door Karel dea Grooten bevestigd. Karel de Groote, zich van den Godsdienst en den invloed der Kerkelijken tot hec uitbreiden van zijn gebied ruim zoo veel als zijne voorzaaten bedienende, vermeerderde merklijk de 1 mgen, vrijdommen en voorrechten der Ker kdijken. De kerken en kloosters werden be fchonken, niet alleen met het recht om tolvrij te vaaren, maar ook om tollen en fchattingen te heffen. Die voorrechten en vrijdommen vermeerderden en groeiden geduurig aan; en werden van tijd tot tijd op nieuw bevestigd ; in den jaare 815 , door Keizer Lodewijk; voorts in den jaare 896, door Zwenti bold, Koning van Lotharingen ; in 't jaar 914. door Koenraad , Koning van Duitschlandj in 't jaar 938 , door Octo den 1., welke, den 1. April 949, de Kerk van Utrecht met de voordcelen van de munt, tol len ,en anderen ; in het volgende jaar met het kloos ter en de ftad Thisl befchonk. Dezelfde Octo gaf, op den 2. Julij 956, eo nige goederen in en om de ilad Deventer, aan de kerk van Magethehurg ; in den jaare 968, insge lijks eenige goederen aan het klooster te Ellen, bevestigende, in den jaare 970, de giften door Graaf Wichman en door hem zelven aan die kerk ge daan. Keizer Otto de 11. vermeerderde, in den jaa rc 975 > de giften aan de Kerk van Utrecht gedaan ; bevestigde die van Orro denl., en fchonk , in 't jaar 981 (a), da abdij Foahle en eenige goederen in Vriesland aan het Aartsbisdom Maagdenburg, Aan de Abtdij van Epternach fchijnen goederen en lan den gefchonken geweest te zijn, welke in Hoi- ven dat de Bank van Amiterdam, veel gemak aan den koophandel dezer gewesten toebrengende, daarom ook als eene mede • oorzaak van deszelfs aan was en bloei, federc den opitand tegen Spanje, te houden is. HOLLANDS Dfl 390 „ blijk cïrcuieeren, niet zijn nituwt teltenen van waarde"? Doch ik viaagop mijne beurt, of de Wisfelbank aangelegd It «m zulke pgpitrrn u doen circukertn , om aan dezelve eene nieu we waar Je te geeven; of de Schrijver dier Recherches hier niet blijkbaar een gedeelte van het hedendaagsch bedrijf van de Bank met den aart en oorfprong van de Bank verwart? of de Schrijver van h fticbejje tot eene taak heefc genomen om het bedrijf, de huishoudelijke werking, of't geen de Fran ïchen liet tmebonique noemen , dan wel den aorfprong en Voortgang van ile Wisfelbank voor te draagea? of de woor lien van de Keuren der Stad Amftenlsm niet zoo kliar, als het licht aan den hemel fchijnt, doen zien, dat de oorfprong ?an do Bank geen andere» grondheeftdan „ alle Jlygeringeende „ confup.e in 't Jïuk van de munte te weeren , ende den Luyien „ die eenige Spbcien in dr coorMANSciurPt van* ~ doen irtßßiN t e oißiEv e N " ?- of de Schrijver van t)e Recherches het beftek van dien van la Ricbe.'fe de la Hol iande niet ntheel uit het oog verliest, en de oorfpronkelijk ■fte eigenfehappen van de amflerdamfche Bank, met de ge volgen, welke uit dezelven voortgevloeid zijn, niet geheel verwart, wanneer hij 'er op dien voet van fpreeki, als Jij op de aangehaalde plasts T- 1. 1>- 46. n. 45. en voort» Jiog p. 22 n. 11. doet. Men behoeft waarlijk maar de Keu ren, bij welken de Rank van Amfterdam is opgericht, nader hand bevestigd, en voorts meerder geregeld, te leezen, om zich te verwonderen; hoe iemand , welke anderzjns niet ont bloot is van kundigheid en oordeel, ftof tot berisping in het gedeelte van 't werk van la RickeJJe de la Holland/ , daar zij j>e aanmerkingen op gevallen zijn, kan vinden. Meerdtr acht ik noch op deze noch op eenige andere aanmerkingen vaii d?n Schrijver, welke allen van 't zelfde aloi zijn, niet te jnoeten zeggen. Alleenlijk zal ik hem vraagen, of de heusetv heid niet wel vereischt had, dat, daar hij dtn Schrijver vai) /a Ricbejfe de la HuUandt aanbanlr, om hem over dën lieke' te haaien, hij denze' c ' en 1 daar hij hem volgt en zaaken va" hem overneemt, ook de eere bad aangedaan van hem te noi.ij.ien? Jt IJ K D O M. 391 Bb 4. NA a a De wezenlijke veelheid van geld is het echter niet alleen, welke, aan den koophandel gemak toebrengende, daarom onder het getal der oor zaaken, die in de jongfte tijden veel hebben toe gebragt, om den handel te doen toeneemen, te tel- ] e nis: daar is te Amfterdam een beroep, het welk >e r niet minder veel aan toebrengt, door het ge ttak, het welk het den kooplieden verfchaft, om den loop van hunnen handel te vermeerderen: ik be doel het beroep van Kasfier; hetwelk eene bijzon dere opmerking verdient, al was het maaralleen om te zien, hoe in den koophandel de grootftever richtingen dikwijls van zoodaanige eenvoudige in richtingen afhangen, dar men'er nooit de gevolgen Van zoude hebben durven vermoeden. Dit beroep, het welk ( voor zoo veeJ wij weeten ) alleen te Amlterdam en nergens elders bekend is, is een der eenvoudigfte van den koophandel: het beftaat flechts in geld te ontvangen en uit te geeven voor rekening der kooplieden, door welken de Kasficrs ten dien einde gebruikt worden , en die hun geld aan de zelven ter bewaaringe toevertrouwen, om de zorg van geld aan huis te hebben, en de moeite om geiden te ontvangen en uit ta geeven, te vermijden. De Kas fier geniet voor zijne moeice een achiile ten honderd, dat is twee en een halve fluiver van de honderd gul dens. Het kasfierfchap maakt hem, die dit beroep oefent, dikwijls bewaarder vanzeer aanmerkelijke fommen: en , naar den aart van dat beroep, zoude een Kasfier nooit eenig gebruik van 't geld , hetwelk hij onder zich heeft, mogen maaken, maar hetzelve onaangeroerd gereed houden, om het te rug te gee ven terftond, als het afgevorderd word. Dosdaanig » het kasfierfchap , als mc-n zijn oorfprong be fchouwt, doch niet, wanneer men dac beroep, 7,00 aJs hetzelve thans in z'van* is, gèdeflaat, HOLLANDS 392 Naar den loop van den koophandel is een Kasfiet nooit in het geval, dat alle, van wien hij geld in han den beeft, tegelijk hunne penningen komen eifchen, ch gevolgelijk heeft hij altijd zeer groote fommen. gelcis van anderen onder zich. Als men het ftiptfte acht alleen in aanmerking neemt, fchijnt het mee <ie goede trouw en de gronden van het recht niec qvereengebragt te kunnen worden, dat men aan geld, hetwelk men in bewaaring heeft, de handen flai, en het tot zijn eigen, of iemands anders gebruik beflee c]e. Echter heeft de koophandel, welke.niet dulden Isan, dat het geld ftil ligge, aanleiding gegeeven tot het invoeren van eene gewoonte, welke van dieftiptheidgeheel afwijkt. De Kasfiers, die, uit den aart en oorfprong van hun beroep, nooit uitftaande penningen moesten hebben, die altijd Debiteurs , on nimmer Crediteurs moesten zijn, worden dikwijls fchuldeifehers van die geenen , van wien zij geld 5n handen hebben gehad, en welken zij geld ver* ftrekken, met hier toe het ge!«! hunner fchuldei fcheren te gebruiken. Dit gebruik is bekend: het vertrouwen, hetwelk de kooplieden ftellen in de op rechtheid en bekwaamheid van hun, welke dit be roep oefenen, flrekt hun tot zekerheid en waar borg. Gerust voor hun geld, zrker van 'er alle oogenblikken over te kunnen befchikken, zien de kooplieden , welke zich van een Kasfier bedienen , zich daar door in flaat, om zich onvoorziene om-, handigheden en gelegenheden te nutte te maaken x <.m een groot voordeel te doen, van het welk zij buiten dac zouden hebben moeten afzien. Een koopman vindt zich, bij voorbeeld, op eene openbaare verkooping, en ziet gelegenheid oti xr eene waar tot een laagen prijs te koopen; hij neemt die gelegenheid waar, zonder tot de betaa- Jing gereed geld te hebben; h,ij js verzekerd, da.t * IJ K D O M.' 393 Bb 5 zijn Kasfier hem het benoodigde geld zal verfchie ■ten ; tn de Kasfier maakt geene de minfte zwaarig heid , om hem geld te vertrekken , om dat hij gelegenheid gehad heeft, door de ontvangsc en de uic gaaven, die geduuriglijk door deszelfs handen zijn gegaan , het bedrijf van den koopman in deszelfs Negotie, en den Haat en vastigheid van deszelfs comp toir, te leeren kennen. Men zoude niet gelooven , wat voor een gemak deze gewoonte tegenwoordig aa n den loop van den koophandel verfchaft, en boe menigvuldig dezelve het geld ,j hetwelk in han den is, vermeerdert en verdubbelt. De Kasüers zijn nu aan te merken als zulken, welke eene groa te fomme gelds, door verfchillende lieden bij een gebragt, om bij gelegenheid van een gedeelte daar Van gebruik, te maakcn, naar maate dat zij 'er deel aan hebben, onder zich hebben, om daar mede dis lieden te gerijven, naar maate dat de omilandig heden van de kas het toelaaten , en dat hij oordeelt het voor zijne rekening te kunnen doen: nu het kas fïerfchap door gewoonte op dien voet gebragt is, en elk , die een kasfier gebruikt, \?eet, dat zijn geld onder de gemeene masfa raakten gebruikt word, febijnt dit gebruik daar door ook geoorloofd te zijn. Het zelve brengt buiten dat nog zoo v„ ■ gemak aan den koophandel toe , dat het voor de binnenlandfche zaaken niet min nuttig is, dan de Bank voor buitenlandfche zaaken. Misfchien is hec nog van meerder nut. • Men ftelc onder de oorzaaken, welke tegen woordig Hollands koophandel (taande houden, nee gemak, dat 'er de vreemdelingen vinden, van de betaaling van een gedeelte hunner derwaards ge zonden waaren te ontvangen, eer dat dezelven op deplaatfen, werwaards zij gezonden zijn , zijn aan gekomen: fommigen beweeren zelfs, dat die gemak HOLLANDS 394 alleen belet, dat Hollands handel niet geheel te gronde gaat. Echter zoude de koophandel van Am flerdam niet in (laat zijn deze verfchotten te doen, zonder het gemak , hetwelk het kasfierfchap aan den zelven toebrengt: en hier uit kan men wederom zien, hoe zelfs de eenvoudigfte beginfeli, buicen verwachting,in hunnt gevolgen, van het uiterfte be lang kunnen worden. Men zegt, dat het kaslier fchap zijnen oorfprong verfchuldigd is aan de ge woonte van eenige zaandamfche kooplieden, die, om niet geduurig geld heen en weder van Amfter dam naar huis te brengen, en daar mede op reis belemmerd te zijn, hunne penningen te Amfterdam aan iemand in bewaaring lieten. Rcglcmtnten van Asfurantit. Het drijven van koopmanfchap deed een ande ren tak tot deszelfs voorfpoed opkomen, welke on der de benaaming van Jhfurantie bekend is, en meest al diende om den koopman te behoeden voor fla gen, die hem te veel zouden krenken. Voor zwaare verliezen wilde men gedekt zijn, en hier uit rees de gedachte en de begeerte om zich te verzekeren. Men meent vrij algemeenlijk, dat deze tak van koophandel, welke bij de Italiaanen lang in gebruik is geweest, eerst omtrent de zestiende eeuw in Holland is opgkomen. Dewijl nochtans de Ordon nantie bij Keizer Karel den Vijfden, omtrent de zeezaaken, den 29 Meij 1549, gemaakt, eenige fchikkingtn, tot de Asjurantitn betrekkelijk, be helst, is 't vrij waarfchijneiijk, dat de Hollanders reeds een geruimen tijd te vooren in de gewoonte waren van goederen te laaten verzekeren. Wat 'er ook van zij, deze nieuwe tak van koophandel heeft zich in 'c vervolg niet minder uitgebreid, * IJ K D O M. 395 (a) Zie ookD.H.bl.a. en volg. cnßijlaage A. van het 11. »• ner dan alle anderen. Natuurlijk gaf het een groot ge mak , dat men de prijzen der goederen voor 't ge vaar met meerder juistheid konde verhoogen. Het berekenen van dat gevaar kreeg vaster regels. Men vond geen tegenfpraak, men vond het zelfs redelijk, dat de prijzen der waaren en koopmanfehap pen, welke over zee gevoerd worden, in 't alge meen, op de* markten gefield werden, berekend met bijvoeging van de prernien van asfurantie, even als de vrachtloonen berekend worden, om den inkoop - prijs der overgebragte goederen te bcpaalen: en, even als het vaaren op vracht, om dejzelfs voordeel, een rijken tak van koophandel maakt , van welken de kosten door de koopers goed gemaakt worden, zoo werd het verzekeren mede een rijke tak van den algemeenen koophan del, welke deszelfs voordeden uic de beurs der kooperen trekt. Doch niets is 'er, hoe nuttig, dat niet ten nadeele gebruikt kan worden. De Asfuran tie verfchafce den koophandel voordeden, maar gaf ook aanleiding tot misbruiken, van dewelken ibmmigen zich bedienden, om hunnen bijzonderea handel voordeel toe te brengen. Het geene tot vei ligheid en voordeel van allen moest dienen, werd dus tot nadeel van 't algemeen, en ('t geen maar te dikwijls gefchieut) ten baace van weinigen ver keerd. Dit wekte de opletcenheid van de Over heid: zij zag zich genoodzaakt om de vriheden, welken de handelaars in deasfuraatie zich aanmaatig den ,te beteugelen , en middelen te gebruiken, wel ke in 'p vervolg hunne onmaatige, en allesn voor zich zeitfézorgende, begeerlijkheid paaien zouden Hellen. Reeds in 't jaar 154.9 was Karel de Vijfde, gelijk wij wat hooger aangemerkt hebben (a), bedacht geweest om de fcheepvaart en handel zij- HOLLANDS 396 ner nederlandfche ingezetenen te beveiligen en te verzekeren, waar toe dienen Artikel XX. en vol gende van de Ordonnantie. Het zij deze Ordonnantie van Karelden Vijfden niet aangenomen is geworden, 't zij dat dezelve, na 't oprichten van den Vrijen Staat, ten tijde van Filips den 11. , in onbruik geraakt is,- 't zij, dat de fchikkingen bij deze Ordonnantie, ter bevordering ca beveiliging des handels en der fcheepvaart, aan dat oogmerk niet genoeg voldeeden, de Wethou derfchap van Amfterdam heeft, op *c aanhouden der kooplieden dier flad , ia den jaare 1598, eene Kamer van Asfurantie en Avarij opgericht, wer ker Ordonnantie, door de Staaten van Holland, in den jaare 1612, goedgekeurd en bekrachtigd is. Dezelve bevar 36. Artikelen. Of men bij 't maa- Icen van die Ordonnantie op zekere zaaken en om- Handigheden niet genoeg gelet, of zekere beletfelen niet voorzien hebbe, dan of, den loop van de nego tie eenige veranderingen ondergaande, daarom ook eenige veranderingen aan die Ordonnantie gemaakt moesten worden, zij is verfcheiden maaien veran derd , en in den jaare 1744 is 'er een geheele nieuwe ingevoerd. Die liefhebberij heeft, en zich geen moeite ontziet, kan dezelven tegen malkan dsren leezen, en zal daar door de verfchillendhe den gewaar worden, die 'er ten aanzien van de as furantie in die Ordonnantien plaats hebben. Middel burg heeft 'er eene, in den jaare 1600, en Rot terdam in den jaare 1604., gemaakt, welke laax fte, in den jaare 1721» vernieuwd is. Dezb bijzondere voorzieninge ter verzekerin gs van koophandel en zeevaart, en de noodzaa- Jcelijkheid om aan die twee bronnen van 's land* weivaaren eene geduurige befcherming te doen ge nieten , fchijnen onze voorvaders tot de gedachten * IJ X D O M. 397 C*) Zie Aitzkma Zifkea van Stagt, D. I. fcUJz. 911, en volg. Bijlage bij dit Ucel-S. gebragt te hebben, om Kamers van Asfurantie op te richten ; ten dien einde reglementen te maaken, welke hunnen handel en fcheepvaart konden beveili gen, en de gefchillen, ter gelegenheid van verze kering voorvallende, fpoedig afdoen. De oorlog, dien de Vereenigde Gewesten zoo fangen tijd cegen de gantfche macht van Spanje hadden gevoerd, en welke, bij 't eindigen van hec twaalfjaarig beftand, weder was ontftoken, kostte den Vrijen Staac geweldige fommen. De koop> handel had zich, wel is waar, uitgebreid: de rijk dommen, wdken dezelve uit de beide Indien aan bragc, (lelden de gewesten wel in ftaat om derzel v er oude onderdrukkers het hoofd te bieden; maar de voordeden van dien zoo bloeienden handel Werden alleen recht befpeurd bij de gewesten, Welke wezenlijk handel dreeven: de anderen, wel ke deze zelfde hulpmiddelen niet bezaten, en ech ter voor hun aandeel den onmaatelijken last der on« derftandgelden moesten helpen draagen, zagen na middelen om, welke, ten minde voor een gedeelte, den last, waar onder zij bukten, konden verJig ten. Zij meenden dat de koophandel hun hier toe een middel aan de hand konde geeven, door hec oprichten eener algemeene Asfurantie.Kamer (o). De AlgemeeneStaaten leverden, in den jaare 16*9, een ontwerp daar 10e den Afgevaardigden der bij zondere gewesten over, en verzogten in 't bijzon der die van Holland, dat zij bij hunne magtigers wilden bewerken,, dat dn ontwerp onderzogt wer de, en, zoo niet aangenomen, gearbeid mogtwer den, om de hindernisfen en gebreken te verhel pen, en tot het een of 't ander vast. en, geregeld. HOLLANDS 398 middel ter beveiliging van vaart en koophandel te komen. Dewijl zij, gelijk zij zeiden, overtuigd waren, dat, deze algemeeneMaatfchappij of Kamer van Asfurantie eens ingevoerd zijnde, de kooplie den een veel veiliger handel ter zee zouden kunnen drijven, dan te vooren , en dat het daarenboven een middel zoude zijn, om de gewesten te ontlasten van de zwaare buitengewoone lasten , welke de Zeehandel denzelven kostte, en welken zij verklaar den niet langer te kunnen opbrengen. Dit ontwerp van eene algemeene Aflurantie- Maatfchappij, 't welk vrij wat meer bedoelde, dan de Maatfchappijen van Asfurantie gewoonelijk doen, en 't welk in den grond dienen moest, om eene vaste, geregelde en vrij aanzienlijke zeemagi, om den koophandel en fcheepvaart van 't Gemeene best tegen allerlei aanvallen te befchermen, bij een te brengen, ging niet door ; hebbende de handd drijvende gewesten en Heden 'er zich altijd kracht daadig tegen verzet, zoo dikwijls de andere gewes ten, bij de fcheepvaart van den Staat minder be lang hebbende, 'c zelve ter baane hebben willen brengen. Zoo dikwijls als 'er nieuwe onderfland gelden ten diende van de zeeraagt moesten worden «pgebragt, kwamen de gewesten, welke niet aan zee liggen, met het ontwerp voor den dag, als alleen in ftaat om de veiligheid van koophandel en fcheep vaart te bezorgen. De aan - zee - liggende gewesten , en met naame Holland, leiden daar tegen in „ dat de n commercie beftaat bij indujlrie , wackirheid, ende „ naarftigheid , en dat bij ende door de Compagnie van m Ajjurantte , de floffe en de plompe kooplieden alfoo m veel avantagie hadden als de vlijtige en kloeke (a)"> Ds kooplieden zelve, welken 't ■ " (a) AITZBMA 1. C. W, lip, R IJ K D O BI; 399 («1 AlTZfiMi |. c. (*) Ibid, !. c, JSiji,asre b' ; dit Desl T, zs- afliirantïc In 't bijzonder fcheen te moeten begon ftigen, waren van de eerden, die den Algemeenen. Scaaten de nadeelen, welken (zoo zij voorgaven) 'er voor den handel en gevolgelijk voor den Staat zei ven uit zouden voortfpruiten, onder'c oog brag ten. Daar waren gemagtigden aan hun gezonden , om hunne gedachten over dat ontwerp te hooren; en, die gehoord hebbende, werden zij in gefchrifte van hun verlangd. Zij gaven derhalven in 't zelfde jaar den Algemeenen Staaten een Bericht over ( a) , daarin zij de redenen, weiken het ontwerp eener Algemeene Asfurantie-Maatfchappij moesten van de hand doen wijzen , voordroegen (3). Was het voorgeflagen ontwerp aan al te groote Zwaarigheden onderhevig, de redenen, welken de kooplieden bijbragten, om het aan te toonen , wa ren waarlijk al vrij zvalc en onnozel. Dezelven kwa men voornaamelijk op deze algemeene reden uit j dat naamelijk de koophandel geene vermeerdering van kosten konde lijden, en dat de kooplieden liever zich aan 't gevaar der rampen onderwierpen , dan hunnen handel op zulk een wijze te zien bezwaa ren. Het is echter eene bekende zaak , dat de kooplieden , 't zij zij hunne waaren laaten verzeke ren , dan niet, altijd den prijs der asfurantie mede rekenen, en hunne rekening van onkosten daarnaar opmaaken, eren als de prijzen der waaren en'c geen zij moeten gelden: 't gevaar voorondersteld zijn de , is 't geen reden die geldt, te zeggen, dat men: n iet wil doen verzekeren, om dat men alsdan de waa ren niet voor den zelfden prijs, als anderen, kan leveren ; en dat men dezelve voor dezelfden prijs zal leveren, uiectegenftaande men de kosten van HOLLANDS 4 „ vcelc Handteeringen , Fabricqaen , Manufactu „ ren, Konden en Weetenfchappen in deefe Lan „ den vefligden, niettegenftaande de cerfte mate » rien tot de gedagte Fabricquea en Manufa&uuren ~ in deefe Landen meed alle naanqueeren , en met „ grootc koften v.u\ Luiten moeten gehaald worden. „De geftelcenjs van onfe Regeeringsform , .en „ daar uit proilues.rende vryheid in den Burgerflaat, „ iceveren nog een reeden uit, waar aan men hec „ etablhfement en de bloey van den Koophandel „ in de RepubJicq kan atrribueeren ; de conftitutien , „ politie en wetttnzyn foodanig, datLeeven, Goed „ en Eer niet van iemands arbitraire magt afhangen , „ invoegen dat iemand, door iever, naarftigheid en „ fpaarfaarnlieid, Goederen en Rykdommen hebben „ deverkrecgen, niet behoeft te vreelcn dat hem die „ door geweld, onderdrukking of dcor eenige in „ juftitie fullen benoomen worden. „ De adminiftrarie van de juflitie is in deefeLan „ den meede altoos fuiver en onvervaKclu geweest. „ Geen diftinclie tuffchen Groot of' Klein, Ryk of „ Arm, ja felfs niet tuffchen Vreemde of Inwoon „ der. Het ware te wenfehen dat men teegen „ woordig, behalven op onvertoogen en onparty „ dig, meede op kort en prompt regt mogt roe „ men, aangeficn daar van de influentie op den „ Koophandel feer groot ij. „ Eindei.ij k kan men nog onder de moree.'e „ en politique oorzaken van de voorige bloey van „ den Koophandel Hellen : „ D e Wysheid en voorfigtigheid in het Staats „ beftier; de kloekmoedigheid en fermiteit der raad „ flaagen; en de goede trouw met welke men de „ gemaakte verbintcniiïen altoos heeft tragten na te „ koomen; dog wtl in het byfonder de voorfigtig „ heid om fig buiten, oorloogen te houden , en den 4 BIJL AAG E B. Fridrici I. Imp. Diploma, gvo im muncs agnofcit Trs je&inos telonii , quod olrrn Thilcae poftea Werdac folvebatur, datum Anno il B4. IN nomine fanclae &f in dividuae Trinitatis, Fri dtricus, divina fazente de mentia, Rtmanorum Impe rator Augustus. Nojtri juris £? m : jericordiae ejï, ut ex injunaa nobis « Deo fupre ma viente dominationis offi cie injutiis gravatos libere- THiis&unicuique deputata ju ra infuo jhtu inviolabihter conjervemus. Nuverit itaque lam praefens aetas , quavi fu turorumpojleritas ,quod Cives 'frajeclenjès ad nojtrae ma jejtatis praefentiam lenien iès , Tbielae mdlum , pro quo gravabantur , tcloneum je debere ajferuerunt. Nos 01/Xem , ad bujus rei verita tem cognofcendam. Scabinis nojlris Tbiele pro veritatis cenquifitione ipfos transnii fimus ; quorum judicjo e? ju ramento praejlüo Trajecten fes abtinuerunt , fe ntültan apud Tinels clebere telmeum t Keizer Frederik de 1 erkent die van U trecht vrij van den Tol die eertijds te Tiel , en daar na tt Weert betaald werd , den 2. Jugusti [MlE ki-: Chafrérb. D. I. bl. 125.] In den nsam der heilige en onvertkelbaare drie heid. Frederik door gunst der godlijke genade, Keizer der Romeinen, ver» rneerderaar. Hcc is over eenkotnftig ons recht en onz-j barmhartigheid , dac wij, volgens den van God, naar zijne opperfte wijs heid, ons opnelegdcn plicht van heerfchappij, de veron gelijkren verlosfen , en eenen iegelijk de hem toe komende rechten in hunnen flaat ongefchonden bewaa ren. Zoo weete dan zoo de tegenwoordige eeuw, alsde nakorr.clingfchap der toe komende tijden , dat de Burgers van ücrecht, voor onze Majefteits tegenwoor digheid komende , hebben beweerd, dat zij teThiel, waar zij met tol bezwaard werden . geen tol verfchul digd zija. Wij , om '? e B ÏJ L A A G E K. 40 ■wilden ontsaa.n : en dat daar toe een taiddetwes verkoozeri w-c-.'d, die echter sau veele zwaarighcdea onderhevig kondc ï{Ja« vonnis der Schepenen van die f»d , <~>f c?orp aeë'n*'gE \vorden. Zoo onJertuflchcn de koopman, dou> deo jfcliuldifcher toe zyne fchade lang upgthouden word, M | de Graaf van Holland aan den Itooproan de ganfche febade boeten, of doen wedergeeven moeten. 14. De Graaf van Holhnd heeft den Graaf van Vlaan dre by oede, en onder het aanraken der heilige over» blyffelen beloofd, de gemelde voorwaarden naar tekoo men. De opvolgers des Graaven van Holland zullen den opvolgeren des Graaven van Vlaandre gelyke belof» ten moeten doen , indien zy hun ken van de zelve ont fangen willen Hier op zal de Graaf van Holland den Graaf vaji Vlaandre ook borden lcverrn, naar deszelfs verkiezing * dje bec ook met cede zullen moeeen be veiligen. 15 Maar zoo de Graaf van Holland de voorzeide voorwaarde breekt; en des vermaand zynde, naa ver hoop van zes weeken herftelling weigert, zonder w.iare en'wettige reden van verhindering, als hy voorbeeld,, piekte, kwaad weder, of den dienftdes Keizers te kon den inbrengen, of zoo hy naa dat al diergelyke ooza- r ken van belet weggenomen zyn, nog nalaat., zig ia Vlaandre te komen verantwoorden; zal al het land, 't welke hy van den Graaf van Vlaandre te leen houdt, met de fterkten, daar in leggende, en 7.00 als het hem , voor 't maaken van dit verdrag, toegewezen is, w> dcrorn in vryen eygendo.m aan den Graaf van Vlaandre vervallen zyn. ió. De Leenmannen des Graaven van Holland zullen zig'van zynen dienft ontdaan, en aan het gebied des Graaven van Vlaandre onderwerpen moeten, niet an ders, dan of zy alles, dat zy bezitten, van hem hiel den , tot zoolang hun Graaf den Graaf vau Vlaandre ia alles voldoening gegeeven heeft Ert zoo hy zulks wei gerde, zullen de Leenmannen des Graaven van Holland, die dit verdrag beëedigt hebben , den Graaf van Vlaan dre duizend marken zilvers moeten opbrengen > tot wel ker voldoening zy zich by dcezen ook met eede ver binden. HOLLANDS 40 (a) Mikriï Chnrterbotk D I. hl. <54> öS- en 77. (* ) Ib. D. I. bl. 53-70 73. 83. 91. 95. 97. 128- 13*. ( f ) ife. n 1. tttfe. 125.,?«. voor* }and geleden waren, als ds kerken van Rhijnsburgi Warmond, Egmond en anderen (a). .Naderhand werden de goederen, voorrechten en vrijheden der kerke van Utrecht nog oneindig vermeerderd en bevestigd (b) : onder anderen, werden die van Utrecht, in den jaare 1184, door Keizer Frederilc erkend vrij te zijn van den tol, die eertijds teT7»<?/, naderhand te ÏFterd betaald werd, wordende die vrijheid in het Diploma genoemd , een oud gebruik, iintiqua confuetudo, en nader in den jaare 1220 be vestigd (c). Aan de Kerk van Utrecht, werden de Graaffchappen Oitstergoo en fVestergoa , en andera Jandftreeken meer gdchonken. Ligt is het te begrijpen, hoe het gezag des bis fchoppeüjken ftoels, door deze opftapeling van gif ten, moest klimmen: her. kerkelijke, verrijkt meteen wereldlijke heerfc-bappij, welke groote landftreeken bevatte, raakte hoe langer hoe aanzienlijker; en 'er rees uit de franfche heerfchappij, in onze landftree- J<en, een oppergebied, het wdk te vooren niet was gezien , hetwelk alles inflokte, en 'c welk door de ver» Kreegen voorrechten, en daar uit voortvloeiend gezag, pierkelijken invloed op de vaart en koophandel had. Deze buitenfpoorige weldaadigheden , van welkende franfche Vorsten, eerst uit ftaatkunde, naderhand uit een dwaas bijgeloof, het voorbeeld gegeeven hadden, begonnen door de mindere Vor ften, gelijk het altijd gaat, gevolgd te worden. Hüfundis, Graavinne van Strijen , echtgenoot van i\n*frid , Graaf va» Huy, en in 't vervolg Bisfchop van Utrecht, flichtte, in den jaare 992 , het klooster (e Thcrn , en begiftigde hetzelve mee goederen, HOLLANDS 400 asflirantie niet doe. Een koopman maakt zijne re* kening op dien voec niet: want het zijn de gevaa r en, en niet het geene men betaalt >om 'er van be vrijd te zijn, welke hen, die koopmanfehappen verzenden of fchepen reeden , of huuren, moeten aanzetten, om 'er den prijs van te verhoogen. De bedenkingen, welken de kooplieden opgeeven, omtrent de zwaarigheden , die het ontwerp in deszelfs uitvoering konde ontmoeten , zijn van meer kracht. Daar waren nochtans nog weJ andere bedenkingen te maaken, of liever bij te brengen; •want het is zeer waarfchijnelijk, dat men ze ge* maakt nebbe. Zie 'er hier eenigen. Eerstelijk, de koophandel is van dien aart, dat dezelve wil, dat men ieder, welke 'er deel in neemt, volkomen vrijheid laate, om zijne nijgin gen , genegenheid en inzigten te volgen. Van daag wil ik laaten verzekeren, morgen verkies ik zulks niet te doen. Beneemt men mij deze vrij* heid, zoo bedwingt, beteugelt en ftremt men de ontwerpen, welken ik in mijn hoofd gefmeed had de, welker vrije Joop alleen den grondflag mijns bandels maakt. I n de tweede plaats, zijn de rampen en gevaa ren, niet altijd dezelfde. Heden kan ik fchepen naar de oostzee, naar deroiddelandfche zee zenden, zonder eenige vijandelijkheid te vreezen: waarom zal ik verplicht zijn de kosten mijner verzending te vermeerderen met premien van asfurantie tegen ge vaaren, welken ik niet heb ie vreezen ? Hier doof zoude zekerlijk mijnen mededingeren een voordeel op mij worden gegeeven, en daar door ook veroor zaakt worden, dat de vreemde fchepen de havens van den Vrijen Staat voorbij zouden vaaren, in plaats van 'er in te loopen. Buitsh dat, welke noodlottige gerolgen zoude R IJ K D O M. 401 man- <ie handel niet hebben te vreezen gehad, van zoo» danig een ingewikkeld beftier, als dat der Asfuran tie • Kamer zoude zijn geweesc. Men herinnera *ich 't geen de handel lijdt door den dwang, wel ken de ophef van 's lands rechten dien doet onder* &*an , en men zal ligt erkennen, dat, hoewel 'c °ntweip, waarvan hier gehandeld word, met ze»r heilzaame oogmerken , en zeer goede inzigten opge fteld ware, hetzelve nochtans in zijne uitvoering, gelijk meer andere, aan zulke belemmeringen on* Verhevig zoude zijn geweest, dat het nadeel het nut Verre zoude hebben overtroffen. Wat meer is, deze Asfurantie-Kamer was ge* 'chikt,om niet alleen degevaaren der zee, maaroolc "je, welken men van den vijand had te vreezen, op 2 ich te neemen: en ten dien einde zoude deze! v e zorg draagen, dat zij altijd eene magt in zes hadt, welke in ftaat was, om den koophandel en fcheepvaart te befchermen: maar zoude die groo*. te zcemagtin tijden van vrede wel nbodzaakelijk , en zoude zij in tijd van oorlog wel toereikende zijn gtweest ? Met dit al zal men ook moeten erkc-ti • ne n, dat, had men, in de plaats van dit ontw-rp, ee nig ander gemaakt, of liever dit ontwerp vun «Ie 2 waarigheden , aan welken het onderhevig was , grootendeels gezuiverd ( want waar zijn ontwerpen, en wat doet de mensen, daar geen gebreken mede Eepaard gaan?) onze zeemagt zoude waaifchijnlijlc "eter in ftaat gebleeven, en niet tot die laagheid z 'jn vervallen, in welke wij haar gezien hebben. Wij hebben hier vooren gefproken van 'c ge j^ik, het welk het beroep van kasfier aan den koop< "andel toebrengt. Hetzelve moet onze aanmer* Werking natuurlijk doen vallen op het groot ver bouwen , hetwelk de kooplieden op die geenen, die «etoefenen, ftellen. trouw in het koop- HOLLANDS 402 manfchappen > en de nauwgezetheid onzer Voorva deren daar omtrent, bebtea (men kan het niet ge noeg herliaalen ) meer dau alle andere middelen tuc | igc, om dtn koophandel, na het oprichten van den Vereenigden Staat, tot dien hoogen trap van luister, waar op men denzelven gezien heef:, te verhi'flvn. De goede trouw, zoo in dei) binnenland iclien als buitenlandfchen koophandel, 't zij dat men jnet landslieden of met vreemden te -doen hadtj trouw in de overeenkomsten en verbintenisfen; op* rechtheid in het kpopen en verkoopen, en in heC uuvoereu van gegeeven last; naauwkeurigheid in de fabrieken en manufaétuuren ; dit alles heeft vooral de fchcepvaart en koophandel der Nederlandereö doen bloeien in een tijd, waar in de nood en wan* tare ftaat van het landde ingezetenen naatnv keurig deden letten op grondbeginselen , welke mcfl zoo ligt uit het oog verliest, wanneer men genis telijk de vermaaken des leevens geniet. De natuurlijke zuinigheid der onzen ,de aarC dos koophandel^ , welke altijd het verzamelen van rijkdommen in het oog heeft, en de lusc tot den arbeid, welke men ongevoelig door de gewoon te van te arbeiden bekomt; deeden de rijkdommen dor Vrije Neder Janderen noodzaakelijk aanwajfen» en vermeerderden daar door zejfs ook de middelen» om den handel met meer gemak te drijven. Dez 3 aanwas van rijkdommen, en in .het bijzonder vai' gereed geld, blijkt zigtbaar uit het deel, hetwelk ds onzen in de buiunlandfche publieke fondfen hebbeo» De pc-nningen ,_ welke uit liefdegaa' ven, en openbaare inzamelingen zijn voortgekomen» als mede die , welke tot {lichtingen voor de arme" zijn gemaakt ofgegeeven, verftrekken ook ten •wijze hier van. Zwaare fommen gelds zijn 'er do ot voortgebragt, weike met alle mogelijke naauwKü' R IJ K D O M. 403 Tigheid en beleid befteed worden. Alle deze flich tingcn zijn zonder pracht. De liefde tot het vader land of tot zijn evenmensch heeft dezelve doen op komen , en onderhoudtze zonder uiterlijke praal. Men vindt bijna overal ordentelijke huizen voor be boefcigon en gebrekkeüjke mannen en vrouwen: de toildaadigheid is onder alle ingezetenen van alleilei godsdienst even groot geweest. De weeshuizen, welken wij overal in ons land aantreffen, verrukken eenen vreemdeling, die dezelve nergens anders zoo ziet. De opvoeding der kinderen tot eenig ambacht voldost vrij meer aan het doeleinde eener gefchikte burgermaatfehappije, en aan de noodwendigheden den vaart en koophandel, dan het leeren preve len in een onarbeidzaam leeven, daar men de jeugd, in andere landen, mede ophoudt. Alle kunsten en handwerken Haan, in de hol landfche fteden , gelijk bij andere volken van Eu ropa, onder gilden. Niemand zal ligt ontkennen, dat zij mede tot aanwas en bluei van onze fabrie ken en manufaéhiuren, en, uit dien hoofde, ook tot bevordering van onzen koophandel en fcheep vaart, geftrekt hebben. Sommigen hebben tegen de gildens als fchadelijlc voor de vrijheid, welke het fabricceren vereischt, .gefdireeven , en gemeend, dat zij afg-efehafc moesten worden. Het is daar mede gelegen als met andere zaaken : zoo ras vindt men niït het een of 't ander Ictfel aan eene zaak , of men verwerpt die geheel. Ik zal 'er in 't ver» volg nader van'moeten fpreeken: hier moet ikech/ ter aantekenen, ,dat onze gilden niet aan die bc- laiten onderworpen zijn, als jn andere landen, en dat dezelven veele goede fchikkingen bevatten, welke bij anderen nier gevonden worden. De bank van leening is in vroegere tijden al mede een middel geweeit, ter bevordering vaa den koop- HOLLANDS 404 {«) D. 11. bl. 3^5. grooten andel ingeffeld. Somwijl kondc een koopman of fabriekenr fchielijk ecnig geld noodig hebben. Hij wist terfcond eene plaats om gerijfd te worden: doch zeden dac de rijkdommen zoo llcrk bij ons zijn toe genomen, en 'er veele menfehen zijn, welke be ftendig geld ledig hebben liggen, is die hulpmid del minder noodzaakelijlc en dienstig. De burgerlijke vrijheid heeftop de boekneering, of koophandel in Boeken , inzonderheid eenen mer kelijken invloed gehad. Wij hebben 'er te vooren verflag van geduan («). Her is niette gelooven, hoe veele boeken men in Holland voor rekening van buitenlanders heefc gedrukt, van welken geen enkel exemplaar binnen 's lands is nitgegeéven: en wat getal van menfehen vinden hun beftaan bij dien koophandel niet, als men nagaac, hoe veelerlei flag van volk 'er aan te pas kome, geleerden, onge leerdcn , half - geleerden , correctors, papiermaa- Jcers, lettergieters, perfemaakers, kasfemaakers, kooplieden in lompen, plaatfnijders, plaatdrukkers, boekbinders, leer-en pergament-verkoopers,fchip pers, kruiers ; eindelijk al wat maar meer of min tot de druk - graveer -of tekenkunst behoort: zoo dat de bloei van den koophandel in boeken, niet enkelijk op zich zelve, maar te gelijk als tot de bevordering van kunsten en wetenfehappen, welke aan de boek negotie ziel en leeven geeven, dienende, alsmede oorzaaken van den aanwas des algemeenen koophan dels befchouwd kan worden. Een gelijkvormige rechts - oefening word in de Propojitie van Z. D. Hoogheid opgegeeven onder de zedelijke oorzaaken, die tot het toeneemen vaa onze vaart en koophandel het haare heeft toege bragt: niet alleen is het noodig, dat 'er tusfehen R JJ K n O M. 405 (a) Pr,p,fttit van z. D. Hctrjtii, enz. bh 13. i n en kleinen, tusfehen rijken en armen, tus idi.n Joodenen Christenen, tus'cien ingezetenen en vreemdelingen, in de rechtspleging gce.i am ?-ien van perfoonen plaats vinde ; miar de koopman inzonderheid, die te vooren moet kunnen weeten, daarop hij vast kan tellen, moet, al was het om die reden alleen, zeker zijn, dat hem recht za! ge fchieden tegen ieder een, wie het ook zij : en om die zelfde reden zoude het te wenfehen zijn, dat, (gelijk Z. D. H. glor. ged. in hoogstdeszelfs Propofitie aantekent) „ men teegenwoordig, be » halven op onvertoogen en onpartydig, jmeede » op kort en prompt regt mogt roemen, aangefien. •• daar van de influentie op den koophandel feer » groot is (a) ". Verders zegt nog Zijne Doorl. Hoogheid: » Einddyk kan men nog onderde moreele en poü » tique oorfaaken van de voorige bloey van den » koophandel flellen de wysheid en voorfigtigheid „ in het Staatsbeftier, de kloekmoedigheid en fer v miceit der raadOaagen, en de goede trouw, met » welke men de gemaakte verbintenisfen altoos heeft '» tragten na te komen; dog wel in het byzonder » de voorfigtigheid om fig buiten oorloogen te » houden , en den iever om de rust en vrecde te y, verfeekeren, in plaats van fig op oorlog en heg » maaken van comjuesten toe te leggen". Men kan 'er nog bijvoegen veelerlei fchilckin gen en inrichtingen, waar van fommigen den han del binnen 's lands bevorderen ; anderen wederom wimiddelijker tot c'en buitenlandfchen handel be hooren ; en welken echter wederzijds den eenu) zoo wel ais den anderen bevocrdeelen. Onder de eerflen kan men de reglementen op de binrenlandfehe vaart, HOLLANDS 406 onzen het oprichten van beurzen, vsn haibn, van ban ken van leening, wisfelbanken, defolaate boedeis kamers en verfcheiden fooreen van (lichtingen ftel- Icn: onder de tweeden moet m~n ttüen, de regle menten op de verzefceringen, op de uitrusting der fchepen, het vaaren in adrairaaffchap, het bevei ligen van de zee, het onderhouden van eene zee niagt, van Confuls, de verbonden en verdragen met de Mugemiheder, van Europa; voor alzulken, c>ie tnt den koophandel betrekking hebben, en een Tsrif behelzen, De vaarten en binnenwateren, welke Holland] overal doorfnijden , cii orrrttent ttrefken men, federt dat de zeven gewesten zich tot eenen Vrijen Stuit hebben opgeworpen, eene bijzonciere'opletcehï lieeft g;had, geeven een dubbeld voordeel: zij dienen deels om binnen 's hnds te vaaren, deels om bei droog te houden, 't welk buitrn dat altijd onder water zonde liggen. Het gemak van reizen in Hol land , en 'er allerlei waaren, voor een Joon , van de eene plaats naar de andere te voeren, was 'er wel voor de opkomst van cbn Vrijen Staiü:; i dé orders op het vaaren , op den tijd van af te vi ren , op de vrachdoonen, en meer andere nood wendigheden waren in dien tijd zoo niec geregeld, behïlven dat 'er verfcheiden grachten of binnen - wa ters tut gemak van de vaart gtfehooten z ; jn. Hier bij moet men het aanmerkelijk Voc: voegen, het welk de onzen uit de vaart op de Schelde trekken, en liet welk de Heer Rogge mee n onder de , die ter'bevordering van onzen koophandel gediend hebben, heeft geteld. Om ranhet gewicht van dit voordeel te kunnen ooiv'ce ]cn, heeft men flechts den brief van den Graaf d'Eflrades aan Lodewijk den XIV. van den 21. Febr. i66\. te leezen, Men zïec 'erin, dat R IJ K D O M. 407 (*) Brievm en Handelingen van den Grcsf iEf!rad s 11. D. bladz. 388. (ö) Anf.word over den grorJ mn Ihï.vids Knophindel, "'• 13- ca t+. »e Maatfcbnppij der Wctcnrchappen te Htar ''m een prijs gefield h«b'iemie op 't bsannroordeu eter vrange, w elke :dj in deze woorden had orgegeeven: Welk is dt gtvnd **h Hollands Koophandel, vm zijnen aan-jvas en blm ? Welks oor. Zaaken en Unaiten hebhen dun tot heden aan verana'ering'-n en Verval bloot gefield? zijn best gefchikt en gemak 'ijkst te vinden ,om dmast*** *• zi J ne tegenwoordige / «tui t; Uwaaren , zijne wbtterinz te bevorderen, en dm hoog- De <3nzen vreesden het fluiten der Schelde te zullen ver liezen, indien de Franfchen zich van de oostenrijk fche Nederlanden meester maakten: „ zy bragien »> ook in (fehrijft d'Efrradcs aan den Koning) dit »> het fluiten van den mond van de Schelde, en van » de andefe Rivieren, van welken hun koophandel » afhangt, niet in het ontwerp van uwe Majefteic » uitgedrukt zynde, 7\ z >nder die voorwaarden, n tot geen verdrag zouden kunnen overgaan ,• te „ meer, nademaal hun die by liet Tniélut vjn » Munster zyn afgeftaan , en dat Ry 'er van in bv » zit zyn (« )". Di'. Heer van den Heuvel (t) fielt onder de Hatuurlijkt oorzaaken, die den i .f;! van ons land begunstigd hebben, het voordeel of genot v;iu den wind „ waar door een oneindig gecai mo'. * gedreeven en duizend banden bcT;>aard ktinneQ » worden: het geen niet weinig toe liet oprcc'iteri „ vsa -verfcheidene Fabrijken , en dus tot het vo.irt „ brengen van floffe tot eigen koophmdel heeft „ medegewerkt". Da au zijn in onze .«xewestcn een oneindig ge tal molens, welke door den wind gedreeven wor den ; bij voorbeeld, kuorn - papier - uiie • fnuif- houc- en meer anderen. HOLLANDS • 408 ƒ ir:: trnp van volkomenheid te doen iereiken? is de prijs «an den Hi:er »*n den Hiutel. Griffier van het Hof «anjuftitie van| Utrecht, loegeweezert. Bijhetuirgee»en van antwoord op die vrsag, heeft de Maatfchappij twee andere intwoordcrt prvocpd : het eei:e van den Heer Aniujis R»cge, Koop lïinn te Zaandam , het andere van den Hetr Cornelu Zit' lesen. Deze drie ftiftjeni, vooral de tweeeerften. hebbe» hunne waside. Zonder twijffel «ouden de Schrijvers, in dien de MaatTchippij meer tiids tot het bearbeiden van een onderwerp . dat zoo veeie nift>«uringeo vereischt, gegeeveii had , dczelven nog voikomener dan dit ons werk hebben g«' ma»kt, ca iets volmaakter voougebragt hebben. wel De beurs is eene infteiling, die een oneindig ge mak aun den koophandel geeft; en daarom vooreene mede • oorzaak vandeszelfs aanwas te houden is. Op die plaats worden dagelijks de meeste handelingen van koophandel, en in een oogenblik de grootfte zaaken tot den koophandel betrekkelijk verricht en afgedaan: men vindc 'er gelegenheid, om, op ftaande voet, zich van alles te voorzien, en ontvangen orders ui: te,voeren, of aanleiding om die ten uitvoer te brengen. De beurzen van Amfterdam en Rotter cfcm zijn twee groote markten , op welken men wel geene koopmanfehappen ten toon fielt, en waarop men daadelijk niets anders brengt, dan eene be reidheid om te handelen, dan crediet en ervaaren lieid in den handel; maar de beurs bevat in de hoofden of in de memorieboeken der geenen, die 'er komen, eene aanwijzing van al het geen 'er in de ftad is niet alleen, maar zelfs van 't geen in 'c bezit van; alle de eigenaars van koopgoederen is, zoo wel daar j a!s elders ; zoo dat ieder ziine befchouwingen tot in het oneindige kan laaten gaan. Kik koopman kan 'er ' ii 't bijzonder kennis van zaaken , daar hij belang in ftdt , krijgen: hij hoorc en ziec 'er wat hem te verrichten fïaat, om 't geene hij onderncemen wil * IJ K D O M. 409 GrooE- wel te doen uitvallen, en wat hij vermijden moet, om geen oagunstige kans te loopen. De koop lieden worden dagelijks door de belangen hunnes koophandels ter beurze gelokt, zelfs dan wan neer zij 'er weezenlijk niets te verrichten heb ben. Eindelijk, daar word alle dagen de wisfel cours op alle plaacfen van Europa geregeld , na dat men meer of min op de eene of andere plaats te trekken of over te raaaken heeft; eene ver richting, die bezwaarlijk elders zoude kunnen ge fchieden, en bij gebrek van welke de loop des koophandels merklijk vertraagd zoude worden. Wij hebben te vooren (bladz. 114. en 115.) onder de oorzaaken, welke den koophandel en fcheep vaart in onze landen zoo flerk hebben doen toe neemen , gecekl, eene alkr/liptjle zuinigheid en/paar- Zaamhcid in al het game tot den handel cenigzins be trekking had; en het overleg, om de maniifaüiniren en trafiek • waaren met de minste kosten allerdeugd zaamst te maaken. In 'c alge-meen kan men zeg* gen, dat het fpaarzaam overleg der Vrije Neder iir.dercn, en inzonderheid der ihvvoondercn van Holland, in alles wat hun leeven en list bedrijf van vaart en koophandel betreft, (het welk door de Franfchen oeconomie genoemd word) onein dig veel tot aanwas van vaare en koophandel beeft toegebragt. dit fpaarzaam overleg maakt men zich doorgaande een verkeerd denkbeeld. Men bepaalc het tot het geen de onzea zuinigheid noe men , dat is eene fpaarzaamheid in verteering. Het woord (economie heeft een ruimer zin. Een fpaar ziam overleg breidt zich over alles uit, en was on zen landaarc in vroeger tijd algemeen cig3n : meh ziet 'er ten pbtce I inde de meeste overblijffels vurj. Uit die nationaal caraéler fproot voort, dat men 'c zich eene cere rekende de roerende goederen van een R IJ K D O M. 41 (a) Mier is Chnrterb. D. I bl. $1. (&) lb. bladz. 55. (O lb. bladz. 58. (<f) Mieris Charteeh. D. I. bladz. 77. (e j lb. bl. 85. ioö. 210. in. (/) lb. bl. 85. 94. 101. 135- 154- 2lö. 218, 228, 243, {%) lb.id. D. I. bladz. 302. " * C 5 voorrechten en vrijheden, onder welken men leest «met alle rechten, wateringen, tollen", enz. (a). Graaf Arnout gaf, in den jaare 998, het Dorp Ma tere met de kerk aan de Abdye van St. Pieter o? den blandijnfchcn berg (b). De Bislchoppen zd« ven vermenigvuldigden de (lichtingen en gifeen. Bisfchop Anfridus (lichtte, indenjaare 1006, eene celle op Hohorst , den heiligen berg genaamd, de zelve met verfcheiden goederen begiftigende (c); Burchard, Bisfchop van Utrecht gaf tot hulp middel zijner ziele , Th'icdradesktiTcke bij de dut/bic aan St. Jans Kerke en derzeiver Kanonnikeu te Utrecht (d). In den jaare ir 18, gaf de Bisfchop van Utrecht de Kerk van Medenhlik aan de Broeders van St. Martenskerke te Utrecht (e ). De utrecht fche Bisfchoppen deeden niet alleen verfcheiden dier* gelijke giften ; maar men ziet hen andere beftellin gen maaken, welke nog meer naar het oeffenen van een hoogst gezag zweemden (ƒ). Jan, verkoo ren Bisfchop van Utrecht, verpandde, in den jaare 1277 , het Hot Ter Horst, den tol, en 't rechts gebied te Renen, aan Jan, Heer van Kuik (g ). In den jaare 1280, gaf die Bisfchop zijnen Leen man Nicolaas van Cats, dat deszelfs luiden te Schoon hoven woonende, door 't land van Utrecht tolvrij vaa ren mogen (/>). Diergelijke vergunningen vau de Bisfchoppen van Utrecht zijn 'er meer. Diederik, Bisfchop van Utrecht, fchijnt echter den tol, wel- B IJ L A A G E K. 41 {1) Moge!. Elynaud CafteUanus de Leytheo. (ij Dapifcr, 17. Zoo dikwils als de Heer Graaf van Vlaandre goed vinden zal, dit verdrag te doen vernieuwen, zal <ie meergemelde Graaf van Holland mee zoo veele van zy. Ne Leenmannen, als de Graaf van Vlaandre begeerc, kom n moeten, om het zelve op nieuws te beveiligen. En m.lien de Graaf vin Holland al de Leenmannen, die de Graaf van Vteandre begeert hadc, mee kon medebrengen, ?al de Graaf van VlaanJre zyDCn Gezant onder geleide des Hollandfchen Graaven naar Holland zenden , aan wien ze den eed zullen moeten doen, dien ze andersdea G-aaf van Vlaandre verfchuldigt waren te ftaavun. 18. Op dit dit verdrag voor altyd beftendig en onge fchonden blyve, hebben wy het mee onze zegels be kragtigt, en door bekwaame getuigen, die tegenwoor dig gewteft zyn , doen ond-rfchryven. Deeze zyn hun- De naamen : Matthajus Graaf van Boulogne , Walcerus Aine, Kuftatius Kameraar van vlaandre, RaFo van Gavere, Kono Slocvoogd van Brugge, Roeier S!oc voogd van Kortrylc, Wouter van Lokeren, Si2;er vaa, Sumevinghem, Henrik van Morfella, Doudcwyn vaa Praat, Woucer Gont-la, Gilbert; van Brugge, Hclberc van Furne, Euftacius van Mechelen, Gilherc van Ni velle , Willem de Domo, Boudewyn de Vieca , Goze wyn Craucas, Giivier van Mechelen, Wouter van Ro |inghftra, Reinoud van Airc, De volgenden zyn borgen des Graaven van Holland, en getuigen van de verhandelde zaaken; Diederik van- Akena, Elor<'nts van Voorne, Ysbrand van Haarlem, Gcrard van Haarlem, Simon Galo , Diederik Perfyn v Alberc Banjaard Schout, Wiggerc vnn Ryswyk, Huga Van Voorne, Caflin van Wicela, Willem van Wice la, Berwold van Egmond, Ehnand Slotvoogd, van Lcr chem ( 1), Cliriflant de (2 ) Droffaard, Krnfl de Schenker, Willem Guls, Ludolf de Kaape, Daniel van Hodenrys, Reinier de Oude, Maunnus vau Monftcr, Volpert van de Lek, Ihrcolf vaa Pendrecht, Jacob Dusna. Gedaan te op dingsdag na den Zondag' Heminifcere, in hethuii van den Prooft van Brugge, ia' HOLLANDS 410 Grootvader of Grootmoeder te kunnen gebruiken; dat men een kleed of rok lang gedraagen had; dat men niet gezet was op nieuwe dingen, maar op het onderhouden van die, welken men had; dat men alles hecht, fterk en duurzaam maakte; dat men al- Ls vermij.de wat op nieuw kosten konde verporzaa- Iten. Dit bragt te wege, dat men in den handel en vaut mulder kosten maakte, en minder behoefde dan andere volken; en, daar door, boven hen on eindig veel vooruit had. Doch boven alle middelen, welke den Vrijen Staat zoo hoog in top gevoerd hebben, mag de be flencige opletunheid om bekwaame, braaveen kun dige luiden te gebruiken, wel de ó.rfte plaats ver. dienen. Geef eenen voerman den besten wagen en de beste paarden, is hij onbekwaam, gij valt van den dijk af, en breekt hals en beenen. Geef een en fchipperhet volmaakst en best uitgeruste fchip, zoo hij de vaart niet kundig is, gij zuk wiskunsrig ver gaan, zoo etn wonderwerk u niet behoudt. Dus is het ook met de zekerheid en weivaart van eenen jßurgtrftaac gelegen. De ondervinding- leert het : evenwel, of ichoon men zich alle dagen door de ondervinding kan overtuigen , dat de goede of lcwaade uitflag eener ondenjeeminge van de vermo gens en bekwaamheid van e< n eer.ig man afhangen; en men dagelijks Tiet, dat de fchoonfre zaaleen en in zigten vervallen door de onbekwaamheid, acine loosheid of wanorde van hun , welke hem , die dezelve ondernomen en aan select heeft , opvol gen, ii het echter zeer zeldzaam, dat men onder het getal der oorzaaken , welke eenen Staat doen bloeien , flelïe de oplettendheid en zorg der rq ring, om gecneampten, vooral die, welke verirand en kundigheid vereifchen, toe te vertrouwen dan aan bekwaame lieden. Het blijkt echter, dat men R IJ K D O M. 411 mei- deze oplettendheid niet verwaarloosd heeft, ten tij de van den opftand' der Vrije Nederlanderen, en toen zij hunnen handel tot dien bloei, waarin men denzelven gezien heeft, gebragt hebben; geduurende den fpaanfchen oorlog vooral, en zelfs na den mun fterfchen vrede, waren zij, die_ tot de algemeene zaak gebruikt werden, allerkundigst en bekwaamst. De verbonden met de buitenlandfche Mogendhe den gemaakt; gelijk ook de ftaatkundige fchikkin gen, verfcheiden ftaats-ordonnantien en burger lijke wetten bewijzen zulks. Deze' (lukken ftrek ken ter volkomen overtiiiginge, dat men den groo ten opgang, welke de handel en fdieepvaart in Hol land, na het oprichten van het gemeenebest, ge> maakt hebben, voornaamelijlc hebbetoece fchrijven aan het gebruik, hetwelk men vanbekwaame, geoe fende en kundige lieden gemaakt heeft. Het blijkt, onder anderen , ook uic de oost - indifche tochten. Welke mannen zijn een Verhoeven, een 't Moen, een Spilbergen en Martenzen geweest ? Welk eene kundigheid, welk eene wakkerheid, en welk een beleid vindt men niet in hun gedrag? Welke mannen hebben we toen op dien zelfden tijrj in alle kunsten en wetenfehappen niet gehad ? De zekerheid, dat verdiensten en bekv/aanjheid, en niet vriendfehap of bloedverwantfclrap , titels wa ren om geholpen te worden , wakkerde elk een op, en bragt groote luiden voort. De nood kwam aan den man: en men zag om naar den bekwaam den. Dit gaf ook aanleiding, dat men het niet te Jaag rekende luiden van bekwaamheid te raadpleegen, al behoorden zij juist niet tot het gedeelte van de ge meente , het welk het meeste aanzien heeft. Men heeft 'er een voorbeeld van aan hit concept van eene Asfurantie- Kamer, van welke wij hier vooren HOLLANDS 412 melding gemaakt hebben. Geen gevaarlijker dvvaa- Jing is 'er voor een en Burgerftaat", dan de verbeel' ding, dat men alles weet. De koophandel is boven dien eene weeteafchap, welke, uit hoofde van haare onderfcheiden deelen en betrekkingen, eene der moeielijkften is om te bevatten. Men misleidt zich daarenboven, wanneer men zich verbeeldt, dat men uit eenige ter vlucht gehouden gefprekken ,of op pervlakkige en algemeene onderrichtingen, Jichts genoeg over koopmans zaaken kan bekomen. Het is zoo onmogelijk voor een mensen, die niet in den koophandel onderleid en bedreeven is, om 'er zich een recht denkbeeld van te vormen , of te kunnen oordcelen over het geen denzelven dienstig of on dienstigis, als het onmogelijk is, om, zonder zich op de geneeskunde te hebben toegelegd, te kunnen oordeden, welke hulpmiddelen een zieken helpen of fchaden konnen. Ongelukkiglijk fchijnen zij, die aan het hoofd der algemeene zaaken zijn , r.iec altijd overtuigd te zijn van dez"e waarheid, en aan dit euvel is de kwijnende ftaat van den koophan del in veele landen alleen toe te fchrijven. Behalven de oorzaaken van de opkomst, bloei en verderen aanwas van den koophandel en icheepvaart, welke wij aangeweezen hebben, zijn 'er anderen van minderen invloed: en ik durf ook niet verzekeren , dat ik dezelve allen opgeteld zou de hebben, of dat 'er mij geenen ontfnapt zouden zijn. Ik mag 'er wel bijvoegen, dat alle onze zeden en onze geheele levensaart gelijkelijk hunnen in vloed op den koophandel en fcheepvaart hebben; en dat 'er uiets in het burgerlijk gedrag en beftier voorkomt, of het werkt mede. Zie krijgsknechten Ijun verblijf eenigen tijd houden in eene plaats, al waar 'er te vooren geen waren: terflond zult ge de kleine kinderen den wapenhandel zien naaapen. R IJ I D O M. 413 Bus gaat het ook met hetkoopmanfchappen: de kin deren zien een algemeenen ijver, om door koop handel rijk te worden: ongevoelig krijgen zij 'er ook trek toe; zij gewennen 'eraan, evenals aan defpij zen en dranken die zij dagelijks gebruiken: zij zien geld winnen, zij hooren geftadig van geldwinnen fpreeken: zij krijgen mede lust om wat te winnen. Daar wij van kindsbeen tot den koophandel opgeleid, en daar toe in eene flipte en beftendige werkzaam heid groot gebragt zijn, is de oude hollandfche op voeding misfehien wel eene der eerde en voornaam fte oorzaaken, die onze vaart en koophandel zoo rnagtig hebben doen aangroeien, vermits daar uit, 'gelijk in alle kunsten en weeten fchappen, diegroo te meesters in den koophandel en in de fcheep- Vaart geboren zijn, die den Vrijen Staat zoo luis terrij k"gemaakt, en aan denzelven zulke groote fchatten toegebragt hebben. Alle de oorzaaken, welke, federt den opftand tegen Spanje, daar toe medegewerkt hebben, over loopende, zuilen wij dezelven gevoegelijk tot de navolgende kunnen brengen. i. De oorlog tegen Spanje, het fluiten der Unie tusfehen de zeven Vnje Gewesten daar uit ontftaan, en de veroveringen, tot welken deze oorlog en deze Unie gelegenheid gegeeven heb ben ( bladz. 116. en volg. ) 1. D e vermeerdering van voorwerpen van vaare en koophandel, uit dien oorlog en veroverin gen geboren (bladz. 132. en volg.) 3. Hst oprichten van Maatfchappijen van vaam en koophandel, alleeen bekwaam om groote en wijduitgeftrekte onderneemingen te doen. ( [. D. bladz. 253- en volg. 347- en volg. If % D. bladz. 1. en volg. 83T en volg. ▼an het 11. D. D. 1. — 3- 1- E. F. G. H.) HOLLANDS 414 B^ • 25. Hut verval der Manufacluuren en van den koophandel in Spanje en Portugal (372. en volg.). 2<5. ll e T vermeerderen van geld in onze gewes ten, en de laage interest, daar uit voorc fpruitende (bladz. 375. en volg.)* 27. He t gemak , hec v/elk de Rivieren ,de grachten, vaarten en binnenwateren aan den binnenlandfchen handel, wisfeling, en over zending van koopgoederen toebrengen; en hec uithaalen van kosten , welke 'er anders op zouden vallen (bl. 406.). 28. Het recht van den Vrijen Staat om meester te blijven van de Schelde (bl. 406. en 407.). 29. Het gemak om ten allen tijden gereed geld te kunnen vinden (bladz. 393. ). 30. De Wisfelbank (b.'adz. 379. en volg.). '31. Het Kasüers• beroep (bladz. 391.). 3a. De Asfurantie (bladz. 394.) ----33, Het fpaarzaam oveileg, zoo in het leeven als in het bedrijf van den koophandel (bl. 4C9.). 54. Het acht geeven op bekwaamt luiden tot den dienst en gebruik van den lande (bl. 410.). Bij deze korte aanwijzing ftaat eindelijk aan te nierken, dat de meefte oorzaaken, welke den koop bandel en fcheepvaart bevorderen doen bloeien en bellaan, als aan een gefchakeld zijn, en elkanderen zoodaanig onderfteunen of tot fteun dienen , dar, als men 'er eene van wegneemt, de anderen al haare kracht verhezen; het welk men vooral kan zeg gen, bij voorbeeld, van 't gemis van vrijheid; ge brek aan een goed ftaatsbeftier; overmaat van las ten. Eene van deze drie kwaaien is genoeg om koophandel en fcheepvaart tot den grond toe te bederven. Einde van het Derde Dtel. H O ; L L A. N D S 42 fa) Miibis Charterb. D I. bUdz. 402. (J) Vad. Hift. D. 11. bladz. icB. 124. 132. 195. MlE jtis Charterb. D. I. bl. 71. en 72. 165. en volg. 237. (c) Ib. bladz. 93, iis, eu 119. leen hij van oudsher op vergunning der Keizerin of Koningen hief, zonder vcriüf van den roomidjui Koning, niet te hebben durven verplaatfen ; zijnde dit voorrecht hem door Filip den U. in den jaare 1200 vernieuwd (a). De giften en milddaadighe-, den namen van tijd tot tijd hoe langer hoe meer toe: en het gebied der lurcelufche kerke raakte, 200 wel door de giften , welken zij ontfong,als duor die, welken zij dcéd, alleraanzieniijkst en vertno genst. Onze eerfte hollandfche Graaven, door den heerfchenden fmaak of wel door de ilaatkuncï dien tijd gedreeven, fchijnen hunne opper-Vors ten in die godvruchrighud zelfs niet te hebben willen tocgeeven. De ilichting der kerke van Egmond, welke vermeld Haat in dun gunsibrief, bij %velken Diederik , Graaf van Holland, alle giften , door zijne voorzaaten aan de van Egmond ge daan, bevestigt en vermeerdert; inzonderheid hier mede, dat alle, die tot de kerkevan Egmond behooren, in zijn land tolvrij zouden zijn, kan ten bewijze flrek ken (b) ; gelijk .roede de Abtdij vm Rhijntburg t welke beide Abtdijen, in den jaare 1139 , door Paus Innocentius den IL in zijne bijzondere be ieherming genomen werden. De BiiJciioppen van Utrecht van het kerkelijk gezag gebruik weecende te maaken, om hun wereldlijk gebied uit te brei den , en in 't bijzonder ook naar de landftreeken in Holland gelegen, moest dit natuurlijk onzen holland fchenGraaven in de oogen fteeken , die, aan hunnen kant, den bisfchoppelijken ftoel zoo veel zogten te onttrekken, als zij hem onthouden konden (c). B IJ L A A G E K. 42 BIJ- *t jaar van des Heeren Menfchwordinge mcxlvh. ge lukkiglyk C3> ( ,) Zie de N. B. onder den Latynfchen Brief, alwaar de miffiag in 't jaar -tal aangetoond wordt. Dewyl de affchriften van dézen Brief in *t jaartal verfchil len, zoo acht ik nodig hier aan te tekenen, Hat Philips van Elface, Graaf van Vlaandre, van 't jaar Elfhonderd achten fcftig tot 't jaar 1190. geregeert heeft, en dat 'er in veele jaa ren voor , noch naa geen Graaf van dien naam, in Vlaandre geweeft is. Florents Graaf van Holland, de dèr'de van dien mam, regeerde van 't jaar elfhondert zeven en vyftig tot het Jaar Elfhonderd en tnegentig; waar uit opgemaakt kan wor den, dat de brief niet vroeger geplaatft behoort te worden, dau die gcfteld is, naamelyk uöB. [Aantekening bij Mtmis.] 43 (0) En aan bun ah Leenman."] Dus zoude bet fchijnen dat de Graaven van Holland in dien tijd leenrocrie zijn geweest van den bisfchopiijken ftoel van Utrecht, Zie hier vorun slantek. (b) Bijl. K. (1) Of Schildknaapen. waar- BIJLAAGE L. Verdrag van Vrede tusfchen Wiilem, Graaf van Holland , en DieLcrik , Bisfchop van Utrecht. In het jaar 1204. CMieris Charterboek D. I. bl. 142.) T k Willem, door Cods genade Graaf van Holland, A aan alle gelovige Chriftenen, zoo tegenwoordige als toekoomende ten eeuwigen tyde. Naa dat ik al de Lec- Den , welke myn Mroeder, goedurgedachrenifTe, Diode- Vik , Graaf van Holland, van de Kerke van öcrecht rechtvaardelyk had bezeten, uit handen van mynen Hee rc üiederik, Biflchop van Utrecht, ontfangen had, en. aan hem, ais Leenman (a), manfehapen getroiïwjgriefd gezwooren had te onderhouden, op dat 'er nooit ergens eenige gelegenheid van twifl: rullenen het BisJom van. Utrecht en het Granffchap van Holland mogte i'pryzen , is 'er tuffchen ons zulk een verdrag tot geduurige ralt foflyk geregeld. Myo Heer de BilTchop van Utrecht heeft aan my en Tnyne Opvolgeren gegeeven alle bedienden en Jyfefge nen , die, in h'Jt land van den Graaf van Holland Woonachtig, het Bisdom toebehoorden , uitgezonderd ile Ridders (i)™ hunne Kinderen. Ik lic-) insgelyKs nar) de voornoemde Kerke van Utrecht ovc alle bedienden of lyfeigenen, die, woonachtig in bét land van den Biflchop, gezegd wierden aan het Graaf, fchap van Holland toe te behooren, uitgezonderd de Ridders en hunne Kinderen, op deezebygevoegJe Voor- R IJ K D O M. 43 (a) Mieris Chrtsrb. D. . bl. 103. (b) Ib. bl. 108. (O Ib. bladz. UI , {d) Ib. bl. 141. en volg. (c) lb. 132. i 36> 137 . 139 148 197. 209. (ƒ) IU (.g) lbid. D. 1. u i, no, 15?' en volg. 180. 187. ISB,' 20' i. 210. 2x2. per- Naar maate dat de Graaven van Holland zich onaN tengelijket begonden te gedraagen, bekreunden zij zich minder aan de titels, op welken de Bisfcho, i zich beriepen : maakten, dat hun kerklijke goederen afgefhan wierden: befchonken daar en tegen we derom deze en geene kerken, en leiden vericheiden geest lij ke {lichtingen aan. Graaf Diederik en des zelis Gemalinne Sophia, en derzelver opvolgeren verkreegen, in den jaare 1150", van den Abt van Eptcrnach het recht over verfcheiden kerken in Holland, bij ruiling tesen honderd en twintig ma den lands op het Eiland Schouwen (a). Floris de derde gaf de kerk van Vlaardingen aan de kerk van Egmond (b). In den jaare 1166. werd door Keizer Frederik geregeld , dat de Jjisfchop van Utrecht en de Graaf van Holland eenen Graaf over Oost • Friesland zouden aanftellen , welke van hun beider wegen zoude prejideren emle fitten in 't voorfz. Graaffchap ( c ), omtrent welk gemeenfchappelij.k bc-, ftier nadernand verfcheiden verdragen zijn ge maakt (d). Graaf Diederik de Vil. begifag Kapel in St. Marien Kerk te Utrecht (e). Verfcbei den andere diergelijke ftichtelijke milddaadigheden, hebben voorts de Graaven gedaan (ƒ). Vour naamelijk is de Abtdije van Rhijnsburg een vo r werp daar van geweest, zoo wel voor de Gr.i ven , als voor de roomfche Keizers en Karaat gen (ff). Met deze giften uit eigen gezag te doen, en met het toelaacen derzelven, aan den kant der op- B IJ L A A G E L, 44 (a ) Om de der burgerlijk! zaaien te bouJni.] DU kan ter bevestiging ftrekken van de aanmerkingen , welken wij omtrent de rechtsplegingen gemaakt hebh fc n; en (bekt tegelijk tot wederlegging van 't gevoelen dergeenen, die zich verbeeld hebben, dat de Granen of Rechters door etnc fiaatsvergaJc- IJDg wierden aangeüeU. ver- waarde, dat by aldien eenigcn van hen uit het land van den Biflchop naar liec Graaffehap van Holland overge «nan zyn» of integendeel uit bet Graaffchap tot het f an j van den Biffchop, zy aan dien zullen blyven, on der wiens gebied zy hunne woonplaats verkdozen zul len hebben Ook heb ik en myne Leenmannen met eede beloofd, dat de Ryn by Zwaddiburg of elders voortaan nooit uit eenige oorzake zal geflopt worden. Nog heb ik beloofden gezwooren, dat ik nooit eenige kooplui den zal beletten zou: of eenige andere vraaren te ver voeren naar liet land van den Bifl'chop. In.«ge]yks zal de Biffchop ook niet beletten , dat eenige koopluiden uic hec Graaffchap Vriesland van Ooflergo en Wefk-rgo in my» land overkoooien, en dit is 'er op aanhoudinge byge voegd, dat het verdrag , tuflehen den Biiïcliop GoJefrid en mynen Vader deri Graaf Florents onlangs gemaakt , ook onderling ganfeh ongefchonden onderhouden zal worden, het welke dusdanig is: De Uiflchop en de Graaf zullen mee gemeene toeftemminge eeneu (Jraaf naar Vriesland zenden om de rechtdagen der burgerlyke zaa leen te houden (a), en alles, wat uit de inkoomften » het Graaffchap toebehoorden , of uit de opkoomften. «Jer rechtsdagen vao de burgerlyke zaaken, naa aftrek der koften , zal overfehieten, onder den Biffchop en den Graaf gclykelyk zal verdeeld worden, maar ah het ge beuren zat, dat de verkooze Graaf Biet vaar Vriesland gaat, zullen de afgezanten van den Biirchop en van den Graaf van Holland faamen en op gemeene koften gaan verzamelen de inkoomiten hec Graaffchap, toebehooreu df. De Muntmcellers, Tollenaars, Schouten, Meyers, en a'tle Amptenaren, hun verblyf in dat Graaffchap heb- Ivndc , zullen hunne Leenen, of Ampten, vooreerft uit de handen van den ijiffehop ontfangeu ,en daarnaa uic de handen van den Graaf van Holland, en zullen hen beide getrouwheid zwecren. Van gelyke is dit hee HOLLANDS 44 per - Vorften, fchijnen de Graaven de eerfte flap pen tot de onafhangelijkheid gedaan te hebben. Graaf Willem de L, begrijpende mogelijk, dat zijne milddaadigheid, op eene andere wijze be fleed , hem meerder nut zoude kunnen doen, en misfehien ook we] befpeurende, dar de voorrechten en vrijheden, aan de Kerkelijken gefchonken, hun boven andere ingezetenen te veel voordeels ga ven , is het fpuor zijner voorzaaten wat bezijden gegaan , en heeft zich meer toegelegd , om de funst en genegenheid der leeken te winnen, wel e hem, tot het bekomen en behouden der graaf lijke waardigheid, van meer diensc waren geweest en .konden zijn, dan de gebeden der Nonnen, of fch'oon hij ook niet nagelaaten heeft om , ter rus te zijner ziele ? de Kerkelijken met aardfche goede ren, die zij niet behoefden, te verrijken. Hij is de eerde der Graaven, zoo 't ons voorkomt, die zich opentlijk een onafhankelijk gezag heeft aange maatigd, daar hij de ingezetenen dezer landen, 1 en voor al de fteddingen, met handvesten, keu ren , voorrechten en vrijheden, begunstigende en voorziende, daadelij k gebruik maakte van de wetgeevende reagt, het wezenliikfïe gedeelte van eene opperheerichappij. De len onzeker heid van 't keizerlijk gebied, zoo wel als de giften van tijd tot tijd aan den utreclufcben floe} en aan eenige Graaven gedaan, hadden bereidsfommigen der voorzaaten van Willem voet gegeeven, om meer der gezags te oeffenen, dan hun oorfprongeJijk toe kwam : doch Willem, met bijfbnd zijner vrien den en gunstelingen , aan de graaflijke waardigheid door het zwaard gekomen zijnde, oordeelde, niet zonder reden, dat hij, zonder verlof des Keizers, heJiwaame middelen konde gebruiken, om zich in zijne waardigheid vaster te handhaaven. en te fter- B IJ L A A G JE L. 45 («) Fan zijn gelijken] Dit firekt mede ter bevestiging v»a de aanmerking, iij e wij over het te lecht ftaanvoor zijuefivwi knien gemaakt bei ben. (2, Of Ondeidaai;en. Verdrag over het rechtsgebied van Heeswyk , by Mont foort geleegen, dat de Afgezant van den BiiTchop al daar de rechcsdagen over de burgerlyke zaaleen houden zal, en de Graaf van Holland zal alleenlyk het vier de deel, van 't geene daar van voortkomen zal, heb ben , al het overige zal den BifTchop vry tockoomen. Daarenboven, aangaande de fchciding der landpaalen tuffchen hec land van den Biffchop en de Hollanders, zyn wy op deze wyze overeengekoomen , dat by al dicn de Eiffchop my of myne mannen ( 2 ) moeyelyk heid aandeedt over eenig land of tieude , dat ik die vry aan den Biffchop zal afftaan, of ik zal zweeren, dat ze my gerechtlyk toekoomen. Insgelyks, zoo ik den Biffchop of zyne mannen moeyelykheid aanving over eenig land of tiende de Biffchop zal my die vry af ftaan , of een van zyne voornaamften of van de bedie naars der Kerke zal door de derde hand zweeren, dat dat land of tiende gerechtlyk de Kerke coekoomt, en dus zal het vry aan de Kerke behooren. Daarenboven is 'er onderling beloofd , dat byaldien iemand van des Bis fchops mannen misnoegen van denzelven op zich haal de, dat die by my geene toevlugt zal vinden, ten zy alleenlyk, op dat hy door my genade bekoome, of in 's BiflchopsHof voor het Gerecht van zyn gelyken (a) verfchyne, en dus ook integendeel. Gedaan in 't jaar naa de Menfchwording onzes Heeren duizend twee hon derd en vier. Het zevende jaar der zittinge van den Heere Diederik, Biffchop te Utrecht, voor 't Altaar van St. Maarten, alwaar ik myne dienftbaare mannen opgedraagen hebbe, die ik voor de zyne verwifleld heb , waar op ik ook gezwooren heb en myne Leenmannen Wolter van Eve, Albert Banjard, Jacob Burchgraaf van Leyden, Gysbert van de Lek, Albert de Roffe, en veel meer anderen. Ten overftaan van deze getuigen: Hen rik, Hertog van Lotteringe, Octo, Graaf van Gelder, Cerard, Graaf van Are, Henrik van Evere, en de Proo- R IJ K D O M. 45 La) Mir.Ri s Chartert. D.1.b1. 145. 146, eo 15*. (*) Ib. D. I. bladz. 158. (O Ib. D. I. blada. 193. 41*' ken. Ook beleefde hij eenen tijd, dat de Keizer eerder na de gunst der Graaven, dan de Graaven na die van den Keizer moesten uitzien. Het was voor Keizer Otto den IV. al genoeg, dat hij Graaf Willem beloofd hebbende in zijne goederen te be vestigen, dit uiterlijk teken van oppermagt nog mogt geeven (a ). Vooral fchijnt W 1 l l e m de I. bedagt te zijn geweest, om de landzaaten te begunstigen met de tolvrijlieid, en daar door de ongelijkheid weg te neemcn, welke in 't ftuk van koophandel en vaare aan de Kerkelijken zo veel voordeels boven de Lee ken moest geeven. Onder de fteden, welke al vroeg met tolvrijheid begunstigd zijn geweest, vindc men Gecrtruidenberg , in wiens Handvesten, Voor rechten, en Vrijheden van den 1. Oélob. 1213. geleezen word: dat zij geen tollene gelden fullen bin~ nen de jurisdictie van den Graave , noch op de jaer marekten, noch buien ie jaennarekten ( b ). De landen van Gorcum, en de ftad zelve! fchij nen ook onder de eerften gefteld te moeten wor den , welke de tolvrijheid verkreegen hebben. Iv den jaare 1224. bevestigde Graaf Florisaan die van. Boxel dezelfde vrijheid , welke zij van zijnen Vader gekreegen hadden, naameiijk van tolvrij met hunne goederen door zijn gantfche land te kunnen heen en weder gaan ( ita quod per totam terram tneam ahs que theloncu poterunt converfari) en in den jaare 1281, werd aan die van Gorcum de tolvrijheid, welke zij genooten, toegezegd, wgevalle zij de ftad, om de doorbraak der dijken en watervloeden, elders mogten verplaatfen (c). Willem de 11. Graaf van HOLLANDS 46 («) Mi er is Chartert. D. I. bl. 223^ Holland, zegt in de Handvesten en Wetten aan die van Haarlem, in den jiare 1245 gegeevcn, endc liebff (nagmclijk de poirte) vrij gelaaten van alrS 'tolne , endc van alre hefcattingc der tolre , af ter wa ter (Kik af ter lande , overal in myne macht (a ). ; Zulke giften, toonen niet alken, dat tic Graaven daadelijk het oppergezag oefFuideri, maar te gelijlc welke middelen zij het bekwaamde oordeelden om de gunst der landzaatcn te winnen; en zekerlijk kon den 'er geen aanlokkelijker noch voordeeliger, dan zulken, die te gelijk de vaart en koopbandd naar hunne landen trokken, in 't werk gefield worden. Ook verbloemt du roomfchc Koning WiJlem de re den van zijne weldaadigheid niet, wanneer hij in zijn Gunstbrief van den 12. Feb. 1249. aan die van Dordrecht gegeeven, zegt „ Alfoo wy wem n den gevordert uit de miltheid van onfe coninc „ lijeke waerdigheit, onfe getrouwe, met onfe bi „ fondere genegenxheit behiilpfaera te zijn, op dat, ~ hoe fy des te vietr tot gchoorzaemheit werden aengt y, moedigt, hos fy mildelijtkcr van ons vereert zijn ge „ weest: foo hebben wy gewild , tot kermiste van een „ yder te komen , dat wy, willende volgen de voet „ flappen van ons Vaders mildadigheit aen deburge „ ren van Dordrecht, gedaen hebben defe bifondere „ gunste, om dat zy den edelen Ivlan Florcns, Grave „ v;nHoHant, onftn zeer vvacrd.'n Vader, hoi ■„ felijker gedachtenisfe, verlcheiden mael eerbiedig ,' hebben getoont, en ons noch met behoorlijke „ plicht getrouw zijn, dat zy aen onfe tollen te Ammers, te Moordrecht, Niemants- vrient, en Alrasvoete van Wijn, Lakenen, Stae], en Yfer »„ den vollen tol, en van Sout en mondkost de " heifte gevende, met alle andere coopmanfeap. B IJ L A A G E L. 46 BIJ- flcn Gerard van Santé, Waker van Sint Peter, Bernard van Tiele, Bertold van /Uderfale, en Rembold vanSin te Marie: En de Dcekcns Elias van Sintc Peter, Gvs bert van Sinte joan, Henrik van Sinte Marie: en van alle zoo bedicnaars als Burgers van Utrecht, en veel meer anderen , waar op ik nog bczwooren heb , die verdrag, gelyk het voorfchreven, is, ciil'chendbaar te onderhouden. R IJ K D O M. 47 (a) Mi erts Charterb. D. I. b!. 255. (£)v. d. Wall Handvesten van Dordrecht, bl. 1135. en 1136. (c) Mi erts CJ,a rt irb. D. I. .blaJz. 210. 212. 249. 335. 3ói. 3Ö9- 379. 477. * pen vry en onbelast zullen voorby varen (a). Die van Dordrecht fchijnen naderhand eene vrij uit geÜrekter tolvrijheid bekomen te hebben, volgens zeker getuigenis, onder het opfehrift van verfcheide Vcrklaarïngcn , enz. opgefteld, en uic hetwelk zou de blijken dat de poorters, in den jaare 1548, in 't bezit waren omme „ volgens hunne privilegiën met ~ hunne gewoonlijke tolbrieven tolvrij te vaaren. „ door de landen van Henegouwen, Holland, Zee* „ land, en Friesland (Z>)." Dezelfde Koning Wil lem fchonk, in den jaare 1254, tolvrijheid aan Alk" maar', in het zelfde jaar, aan Moordrecht, tot ver gelding hunner diensten, en den arbeid, tot welken zij dikwijls wegens het doorbreeken der dijken ver plicht werden; in den jaare 1255, aan «ie Abtdij van St. Bcrnard aan de Schelde. In het volgende jaar gaf Floris, Voogd van Holland, vrijheid van tol door Holland van fpijs en kleeding aan den Broederen van den duitfehen huize; twee jaaren laater bevestigd door Aleidj voorts door Graaf Floris, in het jaar 1278; in wiens brief de vrijheid van tol uitgedrukt flaat niet met betrekking tot fpijs en kleeding, maar tot de goederen, die zij voeren aan Rhijnsburg en Boskoop* In den jaare 1260 , gaf Aleid aan Rhijnsburg vrijheid van den tol te Niemandsvritnd. In den jaare 1273. vrijheid van de Thol te Moordredit, worden de dezelve tolvrijheid merkelijk nog vermeerderd in katere tyden (c). In den jaare 1266", verkreeg Delft vrijheid van tollen van Graaf Floris alom in zijn laad. Bij handvesten en vqorrechten van 47 ba- BIJLAAGE M. Verdrag tusfchen Hendrik den I. Her tog van Lotharingen en Braband , Godfried, Heere van Breda en Ber gen, over den tol die te Strijne in Zee land betaald moet worden, aangegaan den 24 Febr. 1212. (D u Mo n t Corps Diplomatique T. I. P. r,' p. 142.) In nomine sanctae ET INDIVIB VJE. TR I N ITAT I S. Henricus Dux Lotba rinsice omnibus imptr petuum. Quoniam ca qua fo lis mortahum memoriis com mendantur , tra£tu temporis fucile elabuntur, utile vifum ejt ,utea, quee memoriafunt digna , fcriptura perpetueri' tur. Isiiur prafenti pagina norurn jieri volumus tam fu tnris qnam preefentibus , quod bominibw , qui telonium na viumper Strynam &? Scaldam d nohis infeudum tenebuut , 'er eorum infilentiom Gf viole it : am , quaiu iranseun ii'j is inferebam , J'mUnüa In den naam der heili ge EN ONVERDEELBAA KE DRIEËEN.IGHEID. Hendrik, Hertog raa Lotharingen allen voor altoos. Dewijl die dingen, welke alleen den geheuge nisfen der menfehen worden aanbevolen, door verloop van tijd ligtelijk uit dezef. ven geraaken, heeft het nut tig gefcheenen, dat geen, het welk der geheugenis waardig is, door fchnft te vereeuwigen. Derhalve wil len wij door dit tegenwoor dige gefchrifc allen zoo toe komendeu als tegeawoordi gen bekend ma aken , dnt wij deu lieden, die dea tol der HOLLANDS 48 (a) Mietis Charterb. D. I. bl. 290. igr. 292, 316. 326. 335- 34-2. 345- dierpelijke aanfehrijving heeft Graaf Floris in den 1272 of 1274 en 1281 gedaan. ( b) Ib. 355. 370. 3/6- 4H te) Mie nis Charterb. D. I. bl. 210. 212, 24P 335- 3<Sl« 3<sö- 379- 477 -{dj ib. bladz. 363. Graaf Floris den V. op den 12. December 1166. aan die van Leyden gegeeven , en welke ftrek ten toe bevestiging en vernieuwing van derzel ver oude vrijheden , word gezegd „ In geheele „ mijn gebiec , te weten van Holland en Zse „ land, zullen zij zonder tollen te betaalen, hunne „ koopmanfehap vrij mogen voeren" (a), en in den jaare 1270, heeft dezelfde Graaf aan die van Schie dam vrijheid van tol gegeeven : waar omtrent op te merken is, dat in den brief van aanfehrijving aan de tollenaars, gemeld word, dat die, welke bij den nieuwen dam woonen , even als de fledelingen, op den voet der fledelingen, jure oppidanorum, voor hunne goederen vrij zullen zijn van de heffing der tollen (b) '. dus niet alleen voor koopmanfehap. pen , maar voor alle zoodaanige goederen welke hun eigen zijn. In den jaare 1273, fchÜ nc Floris deze vrijheid vernieuwd te hebben om bedenkelijk heden af te fnijden: want in het handvest van dat jaar word gezegd, woonende onder de jurisdictie ofte heerlickheit te Schiedamme , en in het zelve leest men niet jure oppidanorum (c). Dezelfde Graaf hcer'c jn den jaare 1272 , „ de Burgers van Gouda be „ vrijt van alle fchattingen zijner tol, en mede de „ goederen die fy leyden ende voeren door zijn „ geheel Lant: ook aen haer de felve rechten toe „ geftaan , die de Leydenaars hebben (d)". Jn den jaare 1299 werd door Jan van Avennes aan B 1) L A A G Ë M. 48 (t) Cm hunne laldaadigbeid en geweldenarij. ] Het heffen' Tan lasten fchijr t iv de handen der hefferen altijd gepaard te $aan met de zucht om de Ingezetenen te kwellen en te plaa gen, en daarom ook altijd zeei crnüige voorzieninge dazr tegen te vcrciCcheQ, Imxrmm npflrorum (fparmm ipjvrum , jteimus abjudtcari. Cujus telonei medietatem nobis rejervantet, aliamme dietatern dileSlo bomini noftro ligio Godefrido de L'reda in reftum feudum, conlulimus, ca conditiorïe , quod idem Go defridusfuis viribus&Meï tate omnibus per pmdiaas a quas transeuntibus, quousque nojler condvßus exttnditur, facem f adel , fine nojtris la boribus, &? expenfis. Nifi forte contra eum invalefceret poientia , quod manifejlum ejjet noftro indigsre auxilio: tune corpore proprio , fi opus ftierit , fc? tota terra noftra , ei ajjiftere debemus &de uni verfis mercibti! telonium de bentibus nos medietatem , 6? preedittus Godefridus aliam medietatem percipiet. fchepen op de Srrijrc en Schelde van ons in leen !:itl den, ötn hunne baldaadigj heid en geweldenaanj, (a), die zij tegen de voorbijvaa renden pleegden, bij vnn nisfe van onze mannen en hunne gelijken hebben doen afwijzen. Van welken tol wy de eene helfc voor öhs behou den en de andere helfce on zen geliefden leenman, God friedvan Bredaj tot een recht leen hebben opgedraagen , onder dit beding, dat de zelve Godfried met zijne kraebten en magt hun al len, die door deze wateren vaaren, zoo verre als on* geleide ftrekt,vrede befchik ken zal, buiten onzen last en kosten. Uitgezonderd, in gevalle zulk cene tmgc tegen hem mngt opkomen , dat het blijkbaar ware, Jac hij onze hulpe noodig had de : in zoodaanig een geval moeten wij hem met ons eigen lijf, indien het nood is, en geheel ons land, bij ftaan, en van alle koopman fchappen, die tol verfchul dig zijn j zullen wij de hdf fe en voornoemde Godfried de wederhelfce genieten. K JJ L A A G E M. 49 , (•> En op dat alle kwaade gemunte , enz. ] De voorziening, «er Graaven fchijiit zich lifer al vrij ver uitgeftrekt te heb ben. UI, Dbel. D zal Sed pro vino , quod a na yibus vivwn portmtibus priiu ivimoderate accipi /debat, fret tantum denyrios CM nienfes de quoiibet vqfe a ei pi decrevimut: quorum dnos } tobis retinuimus, tertittmja- PediStu Godefrido in feudum Conferentes. Ad telonium iftud accipien dum nos propriam navem ö 1 Proprium lelonarium babe ''inus , fimiliter £f di£ius podefridus propriam navem v? proprium telonarium, babe bit. Et uterque noftrum , übi c umque voluerit , fuum telo nium accipiet, fuper aquam , quee Scaïda nuncupaiur. Et ut omnis mala confue tudo accipiendi vel bibendi Vinurn abolita ejjèt , decre iJimus ut quisquis telonii no- Jiri vel fape di£ii Godefridi adminijlrator extiterit t Ji a mercatoribus vinurn exegerit , te/ gratis oblatum acceperit , e vrpus ejus in nojlra erit po te jl(ite, £f fine Jpe rejlitutio n is exberedabitur: mercator Ver ") qui eis liinum propïna- Maar voor wijn, dewijl, van de fchepen wijn voe rende , te vooren, onmaatig v;;ol gcnomca plagt re wor i'i.'n , hebben wij vast ge-, field, dat van ieder vat flechw drie keulfche pen ningen zullen worden ont vangen , waarvan, wij .'er twee voor ons hebben bc. houden, en den derden aan] den dikwijls genoemden Godfrieü in leen gegee ven. .. . -, Tot het ontvangen van. dezen tol zullen wij een eigen fchip en eigen tolle naar hebben , en de gezeide, CJodfriedzal ean eigen fchip eu eigen tollenaar En ieder van ons beiden zal zijn tol ontvangen,' waar hij wil, op het water* 't welk de Schelde word ge noemd. . • E)n op dat alle kwaade woonte van wijn te neemen ofte drinken ophoude (a)J hebben wij vastgcfteld, dac 3l wie ontvanger van ónzen tol of van dien van den dik wijls genoemden Godfried. zal zijn , zoo hij van de kooplieden wijn afgevor, derd öf om niet aangeboo den, aangenomen zal heb ben . ziin liif ia onze roagC; R IJ K D O M. 49 («O Mr E ris Charttrb. D. L bl 37C («) lb. bl. 604, » om D Schiedam , het welk toen tot eene ftad moet zijn ge maakt geweest, gegeeven „ dat die Burgers vry „ lullen wefen van alre hefchatthigtn off lot vafl „ gueden, des fy hebben in anderen fleden, naer der „ ghewoente ven anderen Jleden , die daer by gelegen „ lyn(a)". In het jaar 1275, werden de ingezete nen van Amjlerdam. begunftigd met tolvrijheid voor alle hunne goederen door des Graaven gantfche land; en dac wel tot vergoeding van ds fchaden, welken Graaf Floris, die hun die vrijheid fchenkt , zcgC met zijne mannen hun aangedaan te hebben (h). Vreemd moet het voorkomen , dat, tolvrijheid door des Gxaaven gantfche land aan die van Am* fterdam, in het jaar 1275, gegeeven zijnde, hun in het jaar 1367 , de vrijheid der tollen van BloyS is gefchonken, uitgezonderd in de (leden Schoonho ven en Gouda; dac zij die vrijheid alleen verwier ven tegen eene jaarlijkfche uitkeering, welke hun eerst in den juare 1398 kwijt gefcholden werd, om het verlies van esn fenip, in des Graaven dienst ver» boren, te vergoeden. In het jaar 1409, verkreegen die van Amfterdam vrijdom der tollen, welke te Muiden en te Workum geheven werden; in den ja re 146 V), vrijdom van dien, die te Zwolle ingevor* derd werd, en in 't jaar 1478, werden zij vrij ge field van de rechten, welken men teUcrecht bief? Dezelfde Graaf Floris gaf in het jaar 1276, vrijheid van fchot en van zijne tollen aan die van Ace i.erjloot en IVtgetst: hij bewimpelt de reden do ::\ de oorzaek met: „ op dat zy haar te williger er> !a » dapperlyker zouden flellen tegens de Vriefcn „ ende andere onze vyanden , hare medehulperen ♦ „ en de land befchermen , het fchot , dat zij BIJLA A G E R 5 (i) Keyfers Werdam. (ai Over de Wüie Hals.] Het geen wij hier leezen ftrekt ten blijke. i. Dut de tol te Thiel ftond onder de heer fchappij of opperrte magt van den Keizer. 2. Dat aan die Van Utrecht esnige vrijdommen ten aanzien van dien tol gs-. fchonken waren , en wel voor den jaare 1184. 3- '^f- c •»' -van Utrecht, in die tij Jen, en bereids cevooren, handel diös. ven buiten 's lands en over zee. ( b) Verhgd bebben naar IVetrd.] Een blijk, cUt in dien tijd de tol van Thiel 2.111 den Keiaer behouiUe. <"■ 3 niji de extranea regione 6? transmarinis partibus, quod, •vulgo over de wilde hals, navigando venirent Praeter hoc autem quocumque alio tempare Tóielevenientes men fitra uioüi £? bamae C? pon clere trutinae indiguerint, 'Ie quolihet borwndènarium unum parjötvent Qjtui 'gitur tbelo neum de Tbidd cbnfiüo cu riae noftrae apud IVerdam tranjlulirmis , faut unicuique jusjü rvurè tcnemur, ftf ■' Frajictenfihus antiquam i ö" jujlniim r<;d:a n effd dectmitAut. ■Ui propter jufiitiam, quam apui Tuide Tr-ijedenfesqton dam babuerunt', apud iVer daii vel fiforte inpojlerum a IVerda in alium locum the lontumtramlatum fuerit , im perl ili aucïoritate perpeiuill ter eis confirwamus ub omni tbeloneo tam apud ( i ) Wer dam , qwini apud Töiele ipfos abfulvenies , excepto M.irino tbeloneo, quod Vulgo dicitur 1 Zectol le. Ad. bujus auiem rei confirmationenipraefenie de paginam cunfcribi & fi- waarheid dezer zaak te weeren , hebben ge zonden naar onze Schepe nen van Thiel om de waar heid te onderzoeken , bij welker vonnis en gertaafden eed, die van Utrecht heb ben verkreegen , dac zij geen tol ce Thiel verfchul digd zijn , dan wanneer zij van buiten 's lands en van over zee komen vaaren , 'c welk men gemeenlijk noeme over de wille bals (a ). Behalvcn die , ten welken anderen tijde zij te ThieL komende noodig zullen hebban de mine der muddu en des emmers , en het ge wicht der waage, van ieder dezer dingen zullen zij ren penning betaalen. Dewijl wij derhalven , bij raade van onzen Hove , den tol van Thiel verlegd hebben naar Weerd , gelijk wij ge houden zijn eenen iegeïij ken z jn recht te bcwaareo , zoo bepaalen wij ook dan die van Ucrechc in hunne oude gewoonte en rechc moeten worden gchand- R IJ K D O M. 5 A 3 „ den » iever om de ruft en vrcede te vcrfe2;<cr^n, in n plaars van fig op oorlog en het maaken van con » queften toe te leggen. » Door deefe moreele en politique maximes is » de glorie en reputatie van de Republicq foo verre » uitgebreid, en heefc een foo groot vertrouwen » aan Vreemden geinfpireert. op de beftendiglieid » en duurfaamheid van een Republicq , welke mee » foo veele wysheid en voor/igtigheid wierd beftuurt, „ dat daar door den toevloed der Vreemden na „ deefe Landen meer en meer is toegenoomen, en » door de vermeerdering van nuttige Ingezeetcneii M ook vermeerdering van Commercie enßykdommen. „ 3. Onder de toevallige en van buiten gekoo n men oorzaken van den opkoinfk. en blcey van n onfe Koophandel, mag men (lellen: „ Dat op een tijd, dat men in de Rep iblicq de „ befte en verflandigfte maximes adopteerde, o:n „ den Koophandel ce doen bloeyen , men defelve „ in de meefte andere Landen negügeerde. Men „ behoefc alleen de Iliftorie van die tijden te lee n fen , om te fien dat de vervolgingen om den ~ Godsdienft in Spangien, BrabanJ , Vlaanderen « en meer andere Ryken en Plaatfen, den Koop n handel in de Repub'licq geveftigt hebben. „ Da a r toe hebben insgelijks gecomribueert de „ burgerlijke oorloogcn, die in Vrankryk van foo » langen duur zyn geweeft, en daar na in Duits » land , Engeland en verfciieide anJere Geweften n overdoegen, het welk niet weinig ook tot he: « vefligen van Manufadtuurenin onfe Landen heeft n toegebragt. „ Ei ndelij ic is hier nog bygekoomen , dat ge n duurende het heevigfte van onft oorloogen met n Spanjen en Portugal (anderfins eenruï'eufe epo n 4ue voor de CQxnmercie ) (kek twee Mo-rsr.thee- HOLLANDS 50 Co) Mier is Charttrb. D. I. U. 38». <&) Ib. 458. (O Ib. 41 [. {d, Jb. W. 411. hun- „ ons (zegt hij) tot hier toe alle _ jaren plegen te p geven, voor den tijd van drie jaaren naest vol „ genden quijtfchelden, ende (o verre die twist „ tusfchen ons ende henluyden langer geduurt zal „ hebben, ende onfc voorfz. luiden haer prijsfe „ lijck dragen, in 'c voorf. onfe v/erk ofte dienst, „ foo fulJen wy dan foo veel meer voor haer doen „ in den voorfz. gevallen, dat zy voor goet ende „ aengenaem moeten hebben. Boven defen be „ vryen wy haer met alle haer eigen goeden , die „ zy voeren, tot in der eeuwigheid van alle fchattinge „ van onfe tol, enz. («)". In gevolge van deze vrijheid , werd den Bürggraave van Leyden ende zijnen tollenaren bevolen, hun die vrijheid te laa ten gebruiken (b). Om gelijke reden, werden die van Wormer van alle tollen, die zij moesten geeven van Itunne goederen , ontjlagen (c): aan de ftad Briele is de tol - vrijheid , in den jaare 1280, al vrij bij zonderlij k gegeeven; naamentlijk ten aanzien van de goederen der ingezetenen het zy hun zelfs in eigendom toekomende , liet zij hen gemeen zijnde , met anderen yervoerd worden , of in wat f chip dezelve zouden mogen {leggen, enz. (d). Graaf Floris heeft jn den jaare 1288 aan die van Monnikkendam vrijheid van tollen bij water en bij lande gegeeven ■, in der Graaffchap van Holland. D £ Vorften lieten het niet blijven bij het (lich ten van tollen, om den koophandel en de fcheep vaart naar hunne landen te trekken, en bij de vrij heid van tollen, en andere waar mede zij de ingezetenen begiftigden , om die ook bin nen 's lands te bevoordeelen en te bevorderen: B IJ L A A G É M. 50 reffi verit vel obtu'erit. elegantius vas vini , qwd in nuvifue rit, am.ttei. Propteren lominibus, qui Stakerjho a nobis in feudum tenebant, propter ir.juriam, £? violentiam ,. quam tam in aquis qium Jupra terram bo minibus inferebant , omr,e 'e St'ikerj'oo , mcritis eorum exigentibus , fententia • n Juorum , eis fecimus licari, {ƒ iltud Domino • ftido , cu:n omni intc •s , in rectum feudum tontulimus. Simüitcr ffftudüm de Os ebt, Jicnt bi , qui ante a nol/is boe tenueraut , ipfi Gudefrido contulimus in feu ilum, tali condiüone adjefta; quod de Stakerfoo &f Os/en üreebt ipfe in propria psrfo na, vel beres ejys , qui Bre dam tenebit , idem feudum femper a nobis babebit ) nee alium infeudare poterit. Jtein qiiicumque ex bomi nibus nojlris terram Domini Codfridi ad manendum intra verit, ipfe in pacc cos posfi éebit; nifi forte muites, iel jilii wiilitum, vel de familia vnfira futrint. Si ad nos zal zijn, en hij, zonder hoop v an herfb<], van zijne vrij heid beroofd worden: en de koopman, die hun wijn zal voorgedronken of aangeboo den hebben, zal het beste vat wijn, het wtlkc in het fchip zal zijn, verbeuren. Daarenboven hebben wij de lieden , die Stakerfloo van ons te leen hielden, om het ongelijk en hec geweld , het welk zij den lieden , zoo te water als te lande aandecden, al hec 1 leen van Stakerfloo, hun-' ne misdrijven zulks vor derende , bij vonnisfe van hunne gelijken, hun doeüj afwijzen , en het zelve Heef Godfried in her geheel gé> geeven tot een reehc ken. Insgelijks hebben wij hef leen -"van Osfen-Jrecht, e ven als die , welke het te[ vooren van ons hielden > dat hielden, deuzelven God fried te leen gegeeven, on der dusdaanige voorwaarde» dat aangaande Stakerfloo eW Osfendrechc, hij in t perfoon of zijn erfgenaam' die Breda zal bezitten , va' leen altijd van ons zal hof den ,' en geen ander daa ; mede zal mogen verlijden- Voorts al wie van r lieden in 't land van i Godfried zal komen 015 daar te woonen, die zal t l ' in vrede bezitten ; ui zonderd, indien het bijf£ val ridders of zoonen v»J B IJ L A A G E M. 51 Di Cüfl- tedire voluerint , Jicut prins nojtri trimt, E idem forma de bominibus dicli Gvdfridi obferyabitur ,fi caujjj, manen di ad nosjè conlukrint. Si vero transeuntes a na his ad diciwn G<; terram fub nobis babuerint , ftos jervhut'ii de terra Ma *'<to moderate accipie;nur ,/iv- K f de bormnibiis nojlris , vi c }nis ipforum, r. E f . idem faccre Untbiiur Godfri dus de terra bominum nojlro- T urn ad ipfum tramcun *ie a nobis ad eum tranfire 'üolentes , vel ab eo ai nos , propter hoc , ab allero nojïro • tuin deterreantur. Si vero ad alterurn nnfirum dliqni ad alterurn recedentes in al'qaa caujja excefltrint , t't-I de aliqua re calmnnia eis fuerit , Jecundum quod e xcejjus vel calumnia exsge r ït, per fententiam nobis e **sndare debent. n nukumque bominet ■ rati Godfridi , die bujus ridders, cf lieden van ons huisgezin mogten zijn. In dlen zij tot ons willen we, derkeeren, zullen tij even als te vooren de on i.e Die zelf Je zal men ook in acht neemen omtrent de lieden van voornoemden Godfried , indien zij zich mot der woon onder ons be« geeven zullen. Ma-ir indien z ; j. die Vaa ons tot voornoemden G"J» frieJ overgaan, land onder ons zullen hebben , zullen wij van dat land , zoo maa tiglijk dienst neemen, ais wij van onze lieden, 1: nabuuren, zullen'doen. En Gcxifried zal gelioudin z ju het zelfde te doen van hec land' van onze lieden toe hem overgaande; op da( xij, die van ons toe !u hem tot ons overgaan len , daar door v.in een of den ander vaq beiden niet word-n . fchrikt. Maar indien hun ner , die van tien cLn ander van ons bi overgaan mogtcn, zicli in cenice zaak mogtcn !v. te buiten gegaan, of we gens eenige zaak tegen her. eisch moge zijn gedaan , sul* km zij die, naaï-'c geen hec misdrijf of de eifch mede brengt, volgens vonnis , o:is moeten beteren. Voorts alle lieden vai melden Gotffried, welke »p R IJ K D Q M. 51 (a) Mums Cfarter&.D. I. W. 7». Bijtaags (6; )b. bl. lig. (c) ib. bl. 2 ss. (<0 lb. bkdz. 3 „. hunne zorg ging verder. Zij gaven, aan den eenen kant, :voorrechten aan vreemden , en, aan de an« dcre zijde , maakten zij, dat aan hunnen ingeze» tenen voorrechten en vrijdommen verleend wierden. In den juare 1106, gaf Fkederïk , Bisfchop van Hamburg, op begeerte vaneenige over denßhijn woo* tiende, die Hollanders genoemd werden , eenige landen , die undcr zijn Bisdom gelegen waren . op zekere voor* Haarden te bezitten, van de tiende der gewasfen , en van 't vee, en van ieder honderd man/en twee marken te betaalen (a). Omtrent deze gift of cbelaaingi flaat aan te merken, dat de gronden, welke door de Hollanders verzogt, en aan dezel ve afgedaan werden om te bebouwen, onbebouwd en zonder nut voor de landzaacen van den Bisfohöp . haEtcnus incidta paludofaque , nojlrisjndigznlt fitperflua , zege de Bisfctiop. Gemrd , zoon van Ilennk, Graat van Gelder, fchonk in het jaar 1177, onder anderen , aan die van Utrecht de vrijheid vin tol in Rhijswijck (b). In den jaare 1220, ging Keizer Frfednk de 11. een verbond aan met di voornaamfle Bisfchoppen van Duitschland, in heG welke deze Geestelijken, die zich het recht var» tollen aan te leggen fchijnen aangemaatig*d t<* hebben, zich verbonden geen nieuwe tollen op te richten (c). De Aartsbisfchop'van Bremen erkent, in den jaare x:»7o, dat hij geen recht heeft om van de burgers van Utrecht den tol van Stade te hef» ien(d). Graaf Floris verleende, in den jaare 1276» aan de ingezetenen van Overijsfel vrijdommen, ten einde °dezelven den handel , welken zij op HOLLANDS 52 (a) Mieris Chartert. D. I. bl. 3Sj 336. (4) Ib. bl. 492. » we- Vlaanderen dreeven , naar de havens van Holland zouden verleggen, en die vrijdommen werden twee jaaren daar na nog ten aanzien van de ftad Deven ter bevestigd (a). „ Jan, Hertog van Braband , „ geeft op den 6 Dec. 1288, op verzoek van Flo „ ris , Graaf van Holland , die twee Heden in „ Zeeland zoude bouwen, eene te Brydnrp , de an „ dere te Arnemuyden , vrijheid van tollen aan de „ zelven door al zijne landen (*)"• In denzelfden tijd , naamlijk in den jaare 1277, gaf Graaf Floris voorrechten aan die van Ham burg , om dezelfde reden en met hetzelfde oogmerk als hij 'er de OverijJfel/cLen mede begiftigd had. „ Nademaal (zege hij) de burgers of kooplieden „ van Hamburg , die tot nu toe gewoon waren „ met hunne koopgoederen naar de haven van „ Vlaanderen, die Swin genoemd word, te reizen; „ ende nu gezind zijn om in onze have, die de „ Maas geheeten word, te Dordrecht, ofte elders in „ ons land, daar zij hec verkiezen zouden , met hun „ ne koopgoederen van hier naar beneden zouden „ willen overbrengen: zoo hebben wij, overwee „ gende, dat uit hunne komfte ons gantfche land „ veel mus en eere zal worden toegebragt, en „ veel voordtcls uit dezelve zal konnen voort „ vloeien, bij aldien zij zich naar ons land begee „ ven, hun de volgende vrijheid en gunfl: toege „ ftaan". In het jaar 1300, gaf Graaf Willem, „ aan allen den Coopliede van Ooftlande, die mee „ hacren comanfehepe die fy bider zee in onfen „ lande brengen, ende geheelre laft opcoemen toe „ onftr porte van Dordrecht, dat zy tollen vry B IJ L A A G E M. 52 conventionis faEtte , opida quae de novo feceramus , in tron erint ad manendum , fci licet Ooftenwie, Jrendone> Herentals , Turnhout, Hoog ftraten , fi volaerint, ibifem ptr maneant; fcf Dominus Godfridus de terra eorum, in fuo dominio jacente, ita mo deratum fervitium accipiet , quale de terra bominis fui aqidvalents confuevit accipe re: ita qu*d propter boe nul lum detrimentwn fuftineant. Si vero redire voluerint, no s cos ccquo animo recedere pa tiemur. Si autem poft tempus hnjus conventionis facïce , ad pra dicla nova opida vel alia, fi quee nova fecerimus, liberta te commorandi, tranfirs vo luerint, nificvnfentiente pree ditïo Godfrido boe faciant , bona eorum in p-jtejlate ipfiu? Godfridi er-unt 1$ de eis vo luntatemjuamfaciet: ita quod nos per boe non offendat. Ita per omnnia oh/ervan dum eft de bominibus nojlris , Ji f orte nobis invitis ad opida libero, jam ditti Godfridi , cos iranfire contigerit. den dag van het maaken de» zer overeenkomst zich mcC der tvpon zullen hebben be geeven in du fteden , wel ken wij van nieuw hebben doen opbouwen , te wee ten , Oostenwie , Arendo ne, Herentals, Turnhouc, Hoogftraten, mogen daar, zoo zij willen, altijd blij ven woonen, en Heer God fried , zal van hun laud, in zijne heerlijkheid liggen de , zoo een maatigen dienst neernen, als hij vau een land zijns mans van ge lijke waarde gewoon is te neeraen: zoo dat zij daar door geene fchade komen to lijden. Doch indien zij wederkceren willen, zullen wij hen ongeituord laaten vertrekken. Maar, indien , na het fluiten dezer overeenkomst > cenige in de voornoemde nieuwe fteden of anderei,die wij nieuw op mogen bou wen zch met der woon willen bcgceven, indien zij zulks buiten oorlot van gemelden Godfried , zuilen hunne goederen io Godfricds rnr.gt zijn, om daar mede zijnen wil te doen , zonder daardoor iets tegen ons te miidoen- 'Dus zal men ook in alles moeten te werk gaan mee onze lieden , indien het bij geval mogte gebeuren , dac eenige, buiten ouzen wil» tot de vrije fteden var z~' R IJ K D O M. 53 («) D. I. Dijlaage K (b) Mieris T). I. bl. 434. (O Mibris Qhmtrb. D. I.' bl. 356. Bijlaagï. X. C») Mieris d. I. bl. 453- » wefen fullen van allen guede dat zy daer bréa » gen (ay^ £ij eenen gunstbrief van Graaf Florens van den *5 Maart 1284 , oorlooft deze Vorst den Sche penen van Middelburg, „ wat dat ïy maken van » bonnen of van leeten op weven, op vulres, op » alrande lieden, die hem gheneren mit ghewant, n omme onfe oorbaer, ender der port nutfchepe, » metten geenen, dier zy toenemen , dat houden „ wy vafl: ende gheftadetot onfe wederro jpc-ne, en „ de tot onfen goetdenkene (b )"• In dezelfde ftad had zich een Broederfehap van kooplieden opgericht, wier inflellingen of willekeuren door Graaf FJoris bevestigd werden, op den 1 Junij 1271 (O iNdenjaare 1285, verklaart Graaf FJoris, „ om n me gemeenen oorbare van zijnen lande oorlof „ gegeeven te hebben , aan zijne poorrers van „ Middelburg, ende allen den geenen ■, die woonach „ tig zijnbewe{"tcrrcnelde,wolle werken temaaken, „ die 't maaken willen, alzo als wij dit uitgaven „ tot Reymerswale(d)". Bij een Handvest van den 28 maart 1290, verklaart Graaf Floris oorlof ge geeven te hebben aan allen zijnen luden, poorteren van Dordrecht, gheneralijeken, „ dat wanneereenigh, » van haren poorteren ghepandt , ghearrefleerd» „ ofte haer goet ghenomen werden in eenigh Hee n ren land , buyten onfen Graeffchappe, dat zy n dan zonder morren weder moghen panden by » onfen Bailluw , ofte onfen Rechter, Schépe« » nen van Dordrecht des geenes Heeren luyden, » die onfe poorters ghearrefteerd, ofte haer goec m ghenomen liebben ende dac goet ende die B IJ L A A G E M. 53 #3 Vtrum fi bomines fui ad °Pida noflra ab antiquo cedifi- c <Ua Bujcum, Sichem , Li r am , ylrfcot, Antucrpiam, Lovaniunt, £? bit fimilia, Ca uj]a manendi , tranfire vo h'erint, libere boe facere po ttrunt, tali jure, qualifim- P?r ab antiquo tranfire Jole knt. ' Hxc omnia , fuut proliba tem, £ƒ prafpriptum eji , bos nojtro ö* fideli Xmüni ligio G'idfrldo de Dre °. a ö 1 fuis beredibus in re «ttjjj feudum contulimut, te fendunt o »»Wjt ö* u nofiris nrtdibtts. E contrario prafafus li pus Godfridut bomagiumm bis, JiciU Domino Juo , pro *»/ÏJ, 6? juramento qtnfir 'jtavit, quod omnibus cajtns Jüis , tota terra fua, bomini "Us Juis , & minijlerialibus fiat , 6f curpore proprio , ipfe C? beredes j'ui a modo tiobis Ö* beredibus nofiris , ferviet fideiiter, contra omnes bom- y qui mori £ƒ vivere Munt. Et ad bujus rei confirma yvnem ex mandato ipfius Godfridi , fpecialiter omnes le rr<z fucß militts, £? müi l um filii, 6? XII VMarwn "omines ducemi £f quadra &nta ad boe elecli juravc- melden Gotlfricd overgin gen. Doch indien zijne lieden zich naar onze eertijds ge bouwde fteden Bosch, chem , Lier, Aarfchoc, Ant werpen , Leuven en dier gelijken mee der woon wil. len begeeven, zullen zij zulks vrij mogen doen , met zoodaanig recht, als zij al tijd van oude tijden plakten te doen. Dit alles, welkfrervoor gemeld en gefchreeven is , hebben wij onzen bloedver want en getrouwen leenman Godfried vanßrcda en zijnen crfgcnDamen tot een recht !een opgedraagen, tp hou den van ons en onze erfge naamen. Daarentegen heeft voor gcinelde Godftied ons, ge lijk zijnen Heer, manfehap beloofd en met eede beves tigd , dat hij en zijne erf- na hem, ons en on?en erfgenaamen getrou welijk zal dienen, met alle ziins kasteelen , en gant lcnc land, met alle zijne mannen en dienstlieden en met zijn eigen lijf tegen alle lieden , die fterven ca leevcn kunnen. En toe bevestiging dezer zaak; hvbbcn. op hevet vari denzelvcuGodfried gezwoo rea, bijzonderlijk alle de ridders van zijn hnd en de zoonen der ridders en twee honderd ca veertig mannen B IJ L A A G E M. 54 runt , 6? * & f*°' *« xeift ad bc obltgaverunt. Q'tod fi forte idem Godfri cïiïs vel ejus beredes ca, qna .'ci-t/unt, infregerint, vel tiobis ,ficut prataSlum e 11 . fi- Heliter nanfervierint ipfivi fïbus £•? honis luis nobis fivg beredibus noftris, contra ipfum Godfridum vel ejus beredes Jervient , donec ipfum vel Juos heredes ad fidele fervi lium nqfirum revoeaverint. Vies ver fa fi pranomi fiafo Godfrido aliquis cauffa nojiri •guerram movere alien taverit; nos ei modis o tin ajjijtcrr.us:, vel fi qivs eum :i exberedare voluerit , quamdiu parere vel eonfilio nojiro ftare paratus fuerit , nos ei tamquam Uzio noliro non deërimus. Qj'od eum omnibus pracedentibtis arti tulis juramnto confirmamts. Ut autem hujus nojlrm ton l i in pojte- Ülibatii Ö* inconvulfa 1 conferibi ö 1 'Jigilli nofiri, eum <ri. Nomina te /Ufi; Lac. Wdthtrus Berttolt. uit twaalf dorpen daar tot Rekon7.cn f en hebben zid en hunne erfgenaamen das* toe verbonden , dat ; bij geval gemelde of zijne erf;»:cnaamen ' nevoorfchrceven flaat m y Z' ton övertreedeti , of odSi g< lijk voorfchrecven ( niet getrouwelijk di< 7.ij ons of onzen erfg men met huune krach' goederen zulkn dienen tfi' ge 1 den zei ven Godfriö of zijne erfgenaarr.en , to' dat zij hem of zijne erfgC naamen weder tot onzcO getrouwen dienst zullcO hebben doen wederkeercfl' Daarentegen zullen wij» indien iemand pemelJe" Godfried , om onz n wit mogt onderftann te beoof loogen hem op alle wijzcß bijftaan , of indien k hem onrechivaardiglijk vflH zijn goei berooven w zullen wij hem zoo la ons gehoorzaam zal zjjn, o» b-rcid zal zijn onzen ra volgen, als onzen leei niec vcrlaaten. Het w'j nevens alle de \ gsandc artikelen mee bévesefgen. Op dat het gefthrifc de zcr onzer vastltelling i •mende ongefc'hc: en onveranderd geho worde, hebben wij hec zd' vc doen fchrijven en ni ef het opdrukken van 0"* . met ocderteken 'm HOLLANDS 54 (a) Mterts Charterb. D. I, b!. 17. fftt Vni. Hifl.T>. 111 bl. 21. MiZRXs Chartert. D. 1.b1.,378. (f) Mjfrjs Charterb. D. I. bl. 382, (d) lb. 409, u; r«L tap. D, hl. bl. 58. de- „ luiden houden in ghewaerder handt, by Ra „ de ons BaÜlious , ons Rechters, ende Schepe „ ïicn van Dordrecht, totten malen , dat fy van „ haren verliefen by ons, ofte by onfen ghewaer „ don bode berechc zyn (a). Menigvuldige an dere blijken van 't behartigen vandevaarr en koop handel door de Graaven zijn 'er voor handen; wel ben wij, kortheids halven, niet dan met den vinger, door eenige voorbeelden, kunnen aanwijzen. In den jaare 1275, liepen de Hollanders uit op de Engelfchen om dat zij hun geen wol wilden le veren (i), waar na, op den £9 Nov. 1275, Graaf Floris, bij eenen brief aan den Koning van JingeJand, aan de Engelfchen zekerheid en vrij ge leide toezeide, omme in zijne landen te komen, met hunne goederen; aldaar te blijven; hunne nee- Ting en koophandel vrij te oefenen, mitsgaders vrij ie vertrekken (c): waartegen, in den jaare 1280, de Koning van Engeland, op verzoek van den Graa ve van Holland, een verbod heeft gedaan aan zijne onderzaaten, van de zeeuwfche kooplieden niet te moeien (d). Graaf Floris, misnoegd om datde Engelfchen den itepel der wollen vanDordrecht,gcdeekelijk naar Brug ge in Vlaanderen, gedeeltelijk naarMechelen in Bra band, verlegd hadden, en de verbintenisfen der En gelfchen met de Vlamingen en Brabanders voor den handel en de vaart zijner landzaaten fchadelijk oor detiende, rustte niet, voor dat hij 'er zijn misnoegen over■ getoond had, en trad toe dat einde ineen verbond met Frankrijk (rf). Hier uit ziet men, dat de Graaven zich wel R IJ K D O M. 55 (*) du Mokt Corps Dipl. T. I. ?. I. p. 8?. „ woon- D 4 degelijk aan de fcheepvaart en koophandel gelegen lieten leggen , en, om 'tr de hand aan te houden , verbonden en verbindtenisfen met vreemde Vor ften aangingen: deHiftorien leveren 'erverfcheiden voorbeelden van. Ailermerkwaerdigst is hec ver drag , op den 7 Maart 1167, tusfehen Filips , Graaf van Vlaanderen en Flcris, Graaf van Holland gdlooten. Het behelsde, onder anderen, „ vat „ de ghtkeden welken de Graaf van Holland op de „ vlaamfehe markten hielt, afgefchaft zouden wor „ den ; dat ook alle importen afgefchaft zouden wor „ den; en dat een vlaamfch koopman, om fchuld in „ Holland gearrefteerd wordende, zich bij eede zoude „ kunnen zuiveren, ten einde hij in zijne reis niet „ opgehouden wierde; en zoo de Arreftantèaax geen „ genoegen mede neemen wilde , hij alsdan den „ Vlaming , voor zijne gewoonen rechter zoude „ moeten roepen". Uit welke beding blijkt , dat bereids toen ter tijd hier in gebruik is geweest hetarreficeren van vreemdelingen om jurisdictie tefun deercn(a). Dit v t erdrag, gebrekkig bij eu munt opgegeeven, is bevestigd in den j-iare 1248 ( b ) bij een nader verdrag, in het welk het voorgaande woordelijk aangehaafd word, onder het jaartal van H 47, zijnde dit verdrag nog nader bekrachtigd, bij het verdrag, in het jaar 1256, tusfehen Mar garetha, Graavinne van Vlaanderen en Henegou wen , en Floris, Voogd van Holland, gefloo ten, met bijvoeging van dit beding (c): „ indien » een vlaamfch "koopman in Holland, of in Zee „ land , opgeligt of beftoolen word , zoo zal de „ Graaf van Holland, of de Heer van de plaats, „ onder wien het geval gefchied zal zijn, de in- B IJ L A A G E M. 55 D 4 B IJ- Gerardus de Grimbergben , s/moldw de Ranjl , GoJfri clus Cafteüanus Bruxelle.ijis. Amoldus de WejH,na\e , Ar voldus Dapifer Rul de Tt-enis , IVilbelm keren IVilbebnus de JJra , 'Walterus de Rimenmt. Ar noldus Amptmannus A'ituer pienjis Wilhelmus de Ha.de , tf aiii quant plures. A c t A funt bac anno in carnationis Dumini n.cc.xn. fexto MartiL van getuigen doen bekrach tigen. De naamen der tiügeu zijn deze: W.Ulier Bert holt, Gerard van Grim bergen , Amol.ivan Ranst, Godfried,kastefein vanlJrus fel, Arnold van Wefema lc, Arnold de Sp.jfbpdjs fcher, Roeland van The nis, Willem van Eekeren , Willem van Lier, Waltet van Riraenact . Am >ld , Amotman van Antwerpen , Willem van Halle, en zeer veele anderen. Gedaan in 't jaar der menschwording onzes Hoe ren m cc. xn. den zesden Maart. HOLLANDS 56 («) MiEjtjt Chnrterh. D- h b\. 138. en volg. B/Jlage (*) Ib. blidi. 141. (c)lb. blada. (,rf) lb, bladz. 42a. K IS „ woonderen dier plaatze dwingen tot het we „ derorn bezorgen van het goed aan den koopman, „ of anders zal de Graaf zelve den koopman ge „ noegen moeten geeven'". Het verdrag van vrede "tusfehen Henrik den I. Hertog van Braband, en Diederik , Graaf van Holland , op den 3 Nov. 1203, geflooten, behelst, onder anderen, dit be ding : „ Boven dien heeft de Graaf den Hertog „ en zijnen erfgenaamen toegedaan, dat alle hunne „ kooplieden, door de landen des Graaven trekken „ de, zoo te water als te land, behouden zullen het „ recht omtrent de tollen , zoo als het zelve is be „ dongen , -wanneer die tollen eerst zijn opgerecht „ geworden ; hetzelfde heeft ook de Hertog we „ derom aan den Graaf belooft (a)". In het verdrag van vrede tusfehen Willem, Graaf van Holland, en Piederik, Bisfchopvan Utrecht, in den jaare 1204 gefjooten, zegt Graaf Willem: „ Nog heb ik be „ loofil en gezwooren, dat ik nooit eenige koop. „ Heden zal beletten zout of eenige andere waa „ ren te vervoeren naar het Land van den Bisfchop. „ Insgelijks zal de Bisfchop ooft niet beletten, „ dat eenige kooplieden uit het Graaffchap Fries „ land van Ooftergo en Westergo in mijn land „ ove;komen (b)'\ Deze zelfde verbintenis vindt men in het verdrag van den utrechtfen Bisfchop en den Graaf van Loon van hetzelfde jaar ( e). In den jaare 1282 , deed Graaf Floris aan zijne onder daaren vergoeding van gelden hun door woeker afgekneveld , bekomen (»'). Het bevel van den Koning van Engeland , om de hollandfche visfehers ©ngemoeid te laaten , op den 28» Sept. 1295 ge. peeven , is eigenlijk geen gifte van ongehinderd tn vrij te mogen visfehen , zoo als het de Heer M 1 e- 56 (o) Prcponerentle de vnorf. Impttranten, enz.] Deze fen tentie, gelijk meer andere van voorige tijden, doet ons zien, dat de rechters niet eenvoudig vonnis velden, met senen cisch toetewijzen, of (eoinzeg^ L n; maar te gelijk in hun von nis de middelen , van welken men zich am heide kanren be diend had, voordroegen; eene gewoonte welke in verfchtiden opzigten van zeer veel nut konde zijn, en ook de belangheb bende konde doen zien , of de rechter dé gronden , op we!« ien zij hun recht en vtrmeeten hadden voorgeJraagen, be hoorlijk in acht genomen ha.d. BIJLAAGE N. Sententie van den Hove van Holland, tusfchen Burgemeéfters en Regeerders der Stede van Amfltlre damme, tercenre; endc de Burgemee iters en Regeerders der Stede van Hoorn, ter andere zijde. (Handvesten van Amftelëam D. I. p. 30.) In der fake hangende voor don Nove van Hollandt tuffchen den Buraermeeüers ende Regeerders der Üede van Amftelredam, Impetranten iv Racu Aüie ter eenre, ende de Kurgermeefters ende Regeerders der (lede van Hoorn, gedaeghden ter ander fyde. ProponerenLlu cic voorfz. Impetramen (a), hoe dat tot ■van der feylagie ende zcevaerdige neringen, endc 'Uanc van Hollandt, ook mede rot prefervat:e van den fche pen , menfehen , koopmanfehappen ende goeden daerin ne wefende, ende in c!l- landen van Holbndt door de gaten. van 't Marsdiep endc 't Vlie incomende, van noode wa ren geweeft ende a]s nogh waren fckere kapen , baken ènde zeetonnen , omme door middel van dien do fehip pers, zeevarende perfonen ende patronen te bewyfen B IJ L A A G E N. 57 (a) Ende nog djgelyks hidilen. "\ Deze befchrijving der Voorzorgen, welke ter beveiliginge van de zeevaart gebruikt "loeften worden, toont ons, hoe ongunitig Amfterdam voor den koopban<lel gelegen was, in vergelijking van andere plaat een; en bevestigt het geen daaromtrent geleezen word in de Sententie van den Grootenßaatt van Mechelen, Biilaage A. van or,s Eerfte Deel. D 5 pp wat fyden fy feylen moeten, endc al fulcx de diepten te vinden ende de ondiepten te fchouwen, die dickwi| s veranderen ende verloopen. Soo dat uyt QUce van defea naer ouden herkomen geflele waren vier kapen; nis een op 'c eylandt van Texe] , een op 'c eylandt van 't Vlie, een op 't eylandt van der Scbeilingh , ende de vierde op Huysduynen. Oac mede naer ouden herkomen ornme de diepte te vinden ende de ondiepten te fchouwen, geftdc waren feker grooc getal van zeetonnen , dry vende boven op 'c water, ende in de gront van der zee gevesrig'H ende vaftgemaeckt met groote lange yfere ket tingen endc eenen (waren ftcendaeraen hangende. Djc insgelycx 't (lellen, maken ende on lerhouden van die kapen ende baken, mitsgaders 't (tellen ende legeen van de zeetonnen ende onderhoudenisfe van dien van allen ou den tyden , ende boven memorie van.menfchen geftacn hadde , ende als nojjh (tont tot peryekele, koste en laste van der (bede Amftelredsmme; endc hadden d'hn- P-tranten uyc fake van dien groote (ware exceffivc kos ten gehad: ende gedragen , ende noch dagelyks had den Ca ) Ende alfoo de reden eyfehte , dat henluy den een remboürfement ghedaen worde voor de groo te oakoscen vallende op de onderhoudeniflo van de ka pen , baken en zeetonnen voorfz. metten aankleven van dien: Soo hadden d'lmpetranren , ófc haren gecommic teerden, over de honderf jaren geleden, ende boven alle memorie van menfehen, ontfangen gehadt uyt fake v an de onderhoudenilL- voorf/., ende toe profyee der Voorfz. (lede , van dek lafl: van de goeden, by de last talcn gereken t, ende binnen de voorfz. gaten, ende 'c Vlie, ende Marsdiep komende, ecnen halven Philips penninck, ende ook van allen anderen goeden end» Koopmanfchappen binnen de voorfz. gaten arriverende, ende die by de lasc ■ talen uiet gerekenc en worden, had- R IJ K D O M. 57 (") MiEßig cimftirb. D. I. bl. 566. In het Latijn fhat: Cuflodi maritimas f uae Jernemuth £f Baill 1 v I s Juis de y«-- Tien *'? h > ' c wolk niet onopgemerkt gelaaten moet wordüii. C*; n*. Hifi. D. HL b\. 5+- keu- Ris fchijnt opgevat te hebben; maar een verbod van de Hollanders , Zeeuwen , en Friezen in de visfeherij bij Jernemuth te moeien of te ftoorenj De woorden van het bevel zijn als volgt: „De Coninck doet groeten ende te weten zy n nen lieven ende getrouwen Joan van Buttentut » te , Bexvaerder van zynen Zeekust van Jerne „ tnuth (a). Alfoo wy verftaen hebben dat vele „ luyden van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt, „ die onfe vrienden zyn , haer eerstdaegs fullen „ begeven tct visfehen in onze zee bij Jernemuth, » zoo belasten wy u, ende bevelen dat gny voor „ den voJcke eens ofte tweemael in elcke weecke „ doet verkondigen, dat niemandt, op fodanighe „ boete als wy eenichfins fouden moghen eysfehen , „ fich verfloute haer eenighe ongelyck, tnoeyte, „ fchade , verhinderinghe ofte queliinghe aen te „ doen; maer dat fy des noodt zynde, haer byftandc „ doen met raedt ende daedt, op dat fy fonder „ beletfel visfehen moghen en haer profytdoen". Wij hebben te vooren gewag gemaakt van de on lusten tusfehen den Koning van Engeland en Graaf Floris den V. gereezen. Dezelve fchijnen in den jaare 129 j ten hoogden topte zijn geweest. Der halven is hec weinig waarfchijnelijk, dat op dien zelfden tiju, de Koning van Engeland aan de Hol landers voor de eerftemaal vrijheid van visfehen te Yarmouth zal gegund hebben, en zulks mee be trekking tot de haringvangst , zoo als het de Heer Wacenaak fchijnt begreepen te heb ben (b). Want hec bevel beheisc fleckts eene B IJ L A A G E N. 58 (a) Bij de lasttalen gerekent.] Het geen hier gezegd worcN ïoo van de kosten door die van Amfterdam ter beveiligin ge van de zeevaart gemaakt, en van de redelijkheid da* hun die goed werden gemaakt door die geeiien , wtlls e *er genot van hadden, als van 't bezit in het welke zij wareO van tot dat einde eenige la«ren te hefFen, toont ons i. rlatdis van "Amfterdatn tich be- lijtigden om den koophandel hunnef ftad zo veel mogelijk p makkelijk te maaken , en voor ram' pen te beveiligen. 2 Dat zij <:t kosten, welken ,zij daar to* moeften doen, wisten te ó'er, (ïitkben tot vermeerdering d*' fteJslijke inkomflen. 3. Dut zij den meeften last van *t pc& zij ten nutte van den koophandel in 'twtrk (lelden, op aB<J*J ren wisten over te brengen; en diar èoor een voordeel faov« B andere handel - plaacfeu te win: vefl den d'lmpetranten tot profyc, als vooren, ontfangen gehadc eenen gelyck-n halven Philips Penninck, dac naer advcnant van der waerde derzelver goeden» gelyck ende conform de goedun by de lafttalen gerc kent. (a). Maer alfoo de Burgermcefters ende Re geerders der voorfz. (lede mee wel en mochten furnerea de oncosten tot onderhoudeoisfe der voorfz. kanen» baken ende zeetonnen van noqjen zynde, hadden fy haren noot ende d'inconve-ientien, die door faute van de onderhoudeimfe voorfz. fouden fpruyten, te kennen Ë 'geven wylen hooger rnemorien Harroge Philips van ourgondien. De welke.de nootfaeckelykheyt van der fake aengemerekt, ende by rypen advys ende deliht-ra tie van fynen genaden Rade,den vooilz Burgermeeftert ende R-.-geerders van Amfterdam geoorloofc," geconfen trert ende gewükkeurt hadde, dat fy van alle de goedel! ende koopmanfehappen voorfz. van doen voortaen, in de plaerfe van den haiven Philippus penninck, h ffeu ende ontfangen fouden een n goeden V'laemfchen groo te, als doen loop ende gancK hebbende. Wdcke groo" teVlaemfch, vier myte Vlaemfch meer wacrdigh wa«» dan voorfz. halven Philips penninck die van outs hy dtf voorfz. Regeerders of hare gecommitteerden ontfangen w.-s; al breeJer blykende by den teneur van de Privilegie ofc Odtroye daer van fynde in date den xvi. dagh van May , A» veertienhondere twee en vyftigtv Dat de Bureermeeftcrs der voorfe. ftede naer vermo' gen dcnfclvcn Odtroye, hare oude maniere van den hal' HOLLANDS 58 («> Vod. Hifi. D. 111. bl. 61. (6) DuMükt, Corps Diplom. T. I. P. 11, p. a. Mif »IS Charterb. D. 11. biadz, 14Q. ven, kennisgeeving dat de visfchers zullen komen, en een verbod van die te moeien: waar uit natuurlijk te befluiten is, dat de Hollanders, Zeeuwen, en Friezen, reeds in dien tijd, gewoon waren daar te komen visfehen; en dat 'er tusfehen den Koning van Engeland , en den Graaf van Holland een.ver drag zal zijn geflooten geweest, medebrengende, dat de visfchers, weJke gewoon waren op de kusten van Yarmouth te komen visfehen, niets vijandlijks te vreezen zouden hebben. En men verwondere zich niet, dat, op eenen tijd , dat de Koning van Engeland en Graaf Floris tegen eikanderen fel ver bittord waren, zoodaanig verbod gedaan werd : ver mits die verbittering buiten vredebreuk bletf (ö). In den jaare 1314, vindt men afgezondenen van Graaf Wi'lem in Engeland, om 'er cenige verfchil len en moeielijkheden , met betrekking tot koop luiden gereezen, te vereffenen. Wanneer men al verder de hiftorien nagaat, zal men eene aan houdende opkttenheid , om de vaare en den koophan del b;j .erdragen en verbonden te begunstigen, ont itioeten (b). W/gexaak , hei verbond van Hertog Willem,in den jaare 1380, te Wesrmunfter met Richard den II Koning van Engeland gcfiooten, kortelijkopgeevende, zegt „ ook w. rd den Gelder „ fchen de vrye koophandel in Engeland , geduu w rende het leven des Hcrtogs vergund". Het woord vergunnen is hier oneigen. Beide de Vor ften bedingen \ rijheid van vaart en koophandel voor hunne ingezetenen en onderdaanen. Eerst word die bedongen ten behoeve van de onderdaa jien des Konings, en naderhand voor die des Graa- B IJ L A A G E N. 59 ven Philips penninck verandert halden gehadt, en de ia de plaetfe van defelve gefteit op do voeden, by de last talen gerekent. eenen propten Vlaernfch, erde op d* an i;oe:ien, by de lalt - talen niet gereken'S eenen ge lycken «rooten via radvenant hwewaerde,ge« lyckende conform de goeden by de las: c.U n gerekent; blyckcnde by 11-ker 1 fchr ftefy< ke ordonnantie v a ,i ( u:s daer opgemaeckc. Volgende wei kc fchriftelycke ordon nantie de Burgermeeftcrs endo Regeerders der vo over de tien, tv. artig, veertig, >. ende hondert jaren , ende boven alle memorie van fchen jaerlix in 't openbaer 't recht van de voorfz, on derhoudenifle, geheeten 'c pael --geit oft tanne oft de paelkiftj , verhuyrt hadden gehadt, ten aenfien van eenen igelycken ende ionder eenige contradictie, linde hadden de pachters ofte gecommitteerden van de voorfz. pael-kidc cft pael-gelde ofc toooegelc, volgende de voorfz. ordonnantie, hen geleverd van alle do goeden binnen de voorlz. gtten van 'e Vlieende 'c Marsdiep ar riverende. In welke fchrifcelycke ordonnantie oóck by fpecificatie bevonden werden, wat de koopmanfchapjx;u oft w.ieren , en.ie e'cx van dien befonderuyt fake voorfz. fchuldigh zyn voor 't recht van den paelgclde voorfz. endc wat koopmanfehappen ofte waren in de voorfz. ordon nantie by namen encic- fpecifice nictcefchrevtn ende gein fereeri en ftonden, daer voor wi :lt\ande dj van elcke vyf ende ttfintigh guldens, een ftuyver oft ■en Vlaemfch. Dal d uiten w ren 'tl loffelyckc e: de deughdelycke enntinuele ie en 4« gebruyek vtl quafi, van c voorfz. paelrechc te ootfan gen , oft doen hare orden ofte pachters, naervolgende cc voo; fte!yke or donnantie van de goeden binnen de voorfz verende , dat geen memorie van craric gedencken en ,konde, fonder w n van ytaaoc AHewelct elyckeordonn ■.: poffeflk van dien , óok by fententié vp.n Jen (Jiooten tot IVleclulcn, van date den xxi Fcbruary, Anna duyfenc vyf nondert en vyftigh meert wns gé weeft. Ende hoewel de voorlz. gpdaeghden niet i hoorden eeuige defobeïflance re vertooncn, rrjaer te gehengen ende gedogen,dat l :r ftede van tioorn by de pachters ofc gücocaunueerduj vaa de iaipccrameu R IJ K D O M. 59 (O Du Mont, Corps Diplom. T. II P- I- P- 208 -{b) Du Mom, Toni. Hl. P. 1. p. s»z. 'V- üiV. U. IV. bl. 89. 90. 103. (c) Handv van Jmfterd. D - *• bl< SS. U\ | Du Mo„ T . T. lü-?• l ' P- a 3' VO Jt>- pag. igj. ven , op gelijke wijze, als in andere verdragen en verbonden te zien is(a). In den jaare 1466, floot Ifabelle, Hertoginne van Bourgondië, in den naatn van haaren Echtgenoot Kakel, Hertog van Bour gondië , een verbond van koophandel met Eduard, Koning; van Engeland , voor den tijd van dertig jaaren, wordende in hetzelve gezegd : dac 'er sedert langen tijd tusfchen het Koningrijk van En geland, de Heerlijkheid van lerland, de Had en vrijheden van Calais aan de eene zijde , en de Graaffchappen van Braband, Vlaanderen ,en Heer lijkheid van Mechelen, aan de andere zijde, tot wederzijds nutte, verdragen, en overeenkomften gemaakt, onderhouden, bewaard, en toegeftaan waren geweest, met betrekking cox den koophandel en zeevaart (b). In den jaare 1470, bevestigde Chriftiern, Koning van Denemarken, de Amfter dammers, in de hun gegunde vrijheid van koophan del te Bergen ia Noorwegen, fpecialijck ten refpeftfc van den doorluchtigen hoogmachtigen Forst ende Hecre Caerle, Hertoge van Bourgondien , zijnen lieven Oom (c). In den jaare 1478, vernieuwde Edouard de IV, een verbond van koophandel mee die van Oostergo en Westergo, hetwelke de Engelfche Vorst als een vernieuwing van zeer oude verdra gen voorftelt ( d). In den zelfden jaare 1478 , floot Maxmiliaan een verbond van koophande} meeden zelfden Edouard (e). In den jaare 1496, werd het verbond met Engeland geflooten , na derhand bekend onder de benaaming van groot II O L L A N D S 6 „ den hair Zeemagt hadden venvaarlooft, terwyl „ de Republicq dooreen contrarie gedrag fig te dier „ tyd formidabel en in ftaac bevond, om de Com „ mercie van haare Ingezeetcncra te proteéleercn, „ ter fëlver tyd dat fy die van haar Vyanden in alle ~ Geweften ruïnei.rden. Zie daar, Leezerün 't kort, met een meesterlijke hand, de oorzaaken van den bloei van onzen keop h inde] en fcheepvaart aangeweezen: 's Prinfen be llek vereisclue noch duldde geen omflachtig noch uitvoerig vertoog. Het zelve tot een grondfiag nee mende, zullcnwe echter, ons aan de verdeeling van natuurlijke , zedelijke en tiicvaUigc oorzaaken, nicc 2oq naauw binden, dat wij zwaangheid zouden maa ken', om fomtijds de natuurlijke of toevallige bij de zedelijke en politieke te voegen, wanneer het onder werp het ons zal Tonijnen aan te raaden. De orïdcr fcheiden oorzaaken zijn dikwijls zoo naauw aan mal- Icanderen verknocht ,en zoo aan een gefchakeld, dat het niet wel mogelijk is, dezelven geheel van eikan deren af te zonderen, of van de eene te fpreeken, zonder ook van de andere gewag te maaken. Wij meenen voorts, dat het niet ongevoegelijk zal zijji de tijden, die voor de oprichting van den Vrijen Staat zijn verloopen, te onderfcheiden van die gec mn, welke op dezelve zijn gevolgd. Over 't ge heel zullen we de verdeeling, in de ' Verhandeling des Prinfen aan de hand gegeeven , volgende , ons fchikken naar 't geen de aart en 'c oogmerk van ons werk fchijncn te vorderen. D e üitgeflrektheid van Hoïïantïs koophandel is alomtne bekend: en offchoon dezelve in 'c meerder gedeelte zijner takken merkelijk is afgenomen, zoo BIJLA A G E B 6 (o) %etMk%.] Daar wer;l dan in t geineen toen be rciils onderi'cheid gemaakt tusfehen de verfchillende tollen: het febiint, dat de binnenhndfche vaert minder, dan de bui ttnlandfche, aan tolrechten onderworpen wierd; vermoede lijk om den doorgang in onze gewesten te bevorderen. f Ulo naflro teflgniri praece piiUis,jtaiue:ites c? nveren das majeflaüs nolirae edicio 'raecipientes, ut qui ■' ie noflro jhituto ob vïam praefumfer;l , ei? aliqua tenus infringere atlemptave rit, decent lihras auri puris fini dimidiam parlsm impe ria'i fifco , rdiquam vero Ju jiinentibus injwriam pro Ja tisf<\?tio>ie componat. Hujus Tui tejles funt Conraius Wbr inatinenfis Eleclus, Ermicbo , Comes de Lynnege ,Sinicbo t Collies Trjutus , Conraerdus , Comes ds Lewenjleym , Bar iuluus de Scrizenburg, Al bertus de Miltenburg , Her inunus de Bucbinx, Warne rus de Êudant , Walterus Daftifer , Berenger de Niku lul, Muicbaerdus de Ke 'jtjib's , Rudolpbtts Judex A^umjis, Alaerdus de Neme ge t & #IH quem plures. haafj. Weshalve wij dio van Ütreciit door ons kei z.-rlijk gezaa; eeuwiglijk b* vestigen in hun recht, het welk zij eertijds te Thiel « had hebben , te Wecrd, of indien misfehien hierna de tol van Weerd elders wórden verplaatst , hen"van allen tol, uitgezon» derd dien , welken men in 'c gemeen Zeetollen noemt, vrij verklaarendc. Tot be vesiiging dezer zaak hsb ben wij bevolen dit tegen woordige gefchrifc te maa» ken en me: ons zegel te voorzien, vascftellende en en door een edift van on ze eerwaardige Majefleic uitdruklijk bevelende, dac al wie zal onderdaan deze onze vascftelling tegen te gaan, of zal trachten dezel ve eenigzins ts verbrecken, tien ponden van het aller* fijnfte goud, de eene helft ten behoeve van den kei zerlijke Fisk, en de ande re helfc ten behoeve vat! die gecnen , die veron gelijking is aangedaan, toe boete betaalen za). Getui gen dezer zaak ziin Koeu raad gf.kooren Bisfchop van Worms, lirraScho, Graaf van Lynnege , Siniciio , ü IJ L A A G E N. 60 gecolligeerc werde 't recht van 'tvoorfz. tonnegelt oft paelkifte , volgende u'ordonnantie voorfz. van elck paert, offe, of koe, de gaten ofc havens van 't Mars diep ende 't Vlie inkomende, ende tot Hoorn arriveren de, hadden nochtans contrarie van dien gedacn. So dat de Impetranten genootfaeckt waren geweest van den. voorfz. Hove te lichten mandament ende den Gedaegh den, overmits hare oppofitie , uyc krachte van dien te doen daeghvaerden. Concluderende ten dage dienende by de voorfz. ende meer andere middelen, dat de voorfz. Gedaeghdcn gecondemncert zouden werden te gehengen en te gedooger , dat de paelmeeiters der flede van Am ftelredamme, oft de pachters van 't recht ftaende tot die onderhouden iffe ende bcwaerniffe van de baken, ka pen en tonnen in 't venu en court gementioneert, ofc haare gecommitteerden fouden binnen der (tede van Hoornmogen coHigeren, innen en ontfangen van alle paerden , oliën , koeyen en andere beeften 't Marsdiep oft Vlie inkomende, ende tot Hoorn arriverende, 't Recht daer toe ftaende, naer vermogen der voorfz. ordonnan tie. Volgende dewelke de voorfz pachters'c Recht van alle andere koopmanfehappen de voorfz. gaten incomen. de ontfangen hadden en nog daaelyks ontfangen: linde wacr naer't recht van de paelkille jaerlicx by de Im petrancen verhuyrt werde, fonder den Pachter of Pat-li ters, oft hare gecommitteerden, dies aangaande, eenig hinder, letfel oft empefchèment te doen. Ende eveil verre d'lmpetranten dezen haren eyfch ende conclufie niet en moch.ee volgen , cis fy hoopten ja , ende waer op fy eerft beceerden henluyden recht gedaen te wer den, fonder daer af te willen fcheyden , dat als dan in alle gevalle by prdine, de gedaegden gecondemncert fouden werden te gehengen ende gedoogeo, dat de pael rneefters voorfz. uyt fake van de onde~rhoudenifie ende bewaernifie van de b^-.ken, kapen ende zeetonnen in 't venu en courc gemcntioDeert , binnen der ftcde van Hoorn fouden coH'geren, inricn ende ontfangen van elck van de beeften voorfz. die voorfz. gaten van 't Vlie oft Marsdiep inkomende ende in der voorfz. ftede arriverende, een oort van een ftuver, gelyk by de voorfz. paelmcefters, in der tyt fynde, van alle ande re koopluyden uyt faken van hare paerden, offen en de andere oeeften binneu de gaten van 'c Marsdiep ofc HOLLANDS 60 (») Du Mont, Torn. 111. p. 298. en volg. (b) Ib. p. 333- 334- (O ">■ P 356 401. (_d) Ib. p. 451. (e) Ib. p. 492. 504. (f) Vadtrl. Hift. D. V.bl. 272. ( ff ) Ib. b 1.262, envalg. (&) Gr. riac. B. D. I. bladz. 084, en volg. van Commercie Trattaat (a ), en vernieuwd in den jaare 1502, doch het welk, in den jaare 1506, merkelijk in ons nadeel befnoeid (b) , voorts wat verholpen (c ), en in den jaare 1516 wederom vernieuwd is. Ver fcheiden maaien is 'er bij verdragen voor de haring visfcherij gezorgd (d), gelijk te z i £n is uit het vredes verdrag met Frankrijk, van den jaare 1525, waar bij de vrije vaart op dit rijk herfteld werd, krijgsbehoeften alleen uitgezonderd. De oorlogen met Frankrijk de vaart en koophandel op dat rijk nu en dan ontrustende, werden, door het beftand, in den jaare 1528 getroffen (e), gelijk mede bij het vredens - verdrag van Crespi , in den jaare 1544. (ƒ) herfteld. In dat zelfde jaar, bezorgde Keizer Karel dat de Zond, welke tvveejuaren achter eengeilooten was geweest, wederom voor de Hol landers , wier koophandel daar bij merkelijk geleeden had, opengefleld (g), en de Amfterdammers in alle voorrechten en vrijdommen, hun door de Koningen van Deenemarken gegeeven , bevestigd wierden. Behalven alle de middelen, welken de Graaven tot welzijn van fcheepvaart en koopiian del bij de hand namen, gebruikten zij nog andere binnenlandfche maatregelen. Bij voorbeeld, het Inftellen of vergunnen van jaarmarkten; het Hellen van order omtrent het visfehen, vogelen, en jaa gen; het bepaalen der zee ■ reenten; het toerusten der fchepen (h); her zorgen vo<>r de deugdelijk» heid der bieren , welke in ons land gebrouwen werden; het waaken tegen de on-i-ugdejijkheid der geweefde goederen; het toeftaan van 't maaken R IJ K D O M. 61 ( °) D. I. Bijlaagen F. G. H. Charterh. D. I. bl. 422. 40 -47-2. 501. 503. en volg. 545. SCÖ. Handvesten van Liyien. b|. 176. 179.' 1 8i.3ö3.env01g.v. d. Wall. Pnu. f37i Z>or4r. D. I. 1,1. ss. -j 7 6. (i) Vad. Uid i) Ui. bl. 542. D- IV - bl - 405- en volg. 444- 489 -(O Hier van zui] en wij nader moeten fpreeken, wanneer wij over de ftaaisgertelteais oiwer gewesteu zuilen handelen. ge- van keuren in de (leden , omtrent zaaken betrek king hebbende toe de neeringen , handteeringen , koophandel, en vaart; van alle welke binnenlandfche fohikkingen menigvuldige blijken zich overal op doen (a), en verders in het geenwe nu, ten aanzien van den ijver, en zorg der fledelijke regeeringen, om trent de bevorderingen van vaareen koophaudel ftaan te zeggen, bijzonderlijk aangetroffenzullen worden. Daau de Graaven dus beftendig de fcheepvaart en koophandel door verfcheiden middelen begunstigden , genootendie middelen van algemeene welvaart geen mindere toezigt van den kant der Magiftraaten of Wethouderen, welke in de (leden het burgerlijk be wind hadden. De aart en gefteldheid der (ledelijke beftieringeo, en die der dorpen en heerlijkheden fchijnen daar toe niet alleen aanleiding en voet ge-, geeven; maar ook het gebruik van een rechttoe gelaaten te hebben , het welk thans misfehien vreemd voorkomende , door het vermeerderen der (ledelijke privilegiën, niet ongeoorloofd geacht kondè worden ( c ). Wij hebben, in het I. Deel van dit Werk, tot bewijs van den (laat en aanwas van onze fcheepvaart en koophandel, verfcheiden ftukken onder de Bijlaagen bijgebragt. Uit dezel venziet men, dat niet alleen deftad van Amfterdaro begunstigd is geweest met buitenlandfche voorreen • ten, maar ook verfcheiden andere plaatfen, en dac v/d langen tijj voor dac Amfterdam eenig aanzien B IJ L A A G E. N. 61 (a) En defelvt hare heeften aldaer verkoft, e ra. ] Wij zien uit deze voordragt; ï.tlat oudtijds Je markt der deen fche beeften te Hoorn geplaatst w.-.s. 2. t>at de Hollanders die niet uit Deenemarksii ginyen haaien, u>aar dat zij door de Deenen overgebragt wierden. 3. Dat oni, den handel van het deentch vee te- beguiiftigen, op den invoer eene ge ringe belafiing was gelegd, met verzekering van die niet ts zullen verhoogen. voor- 'c VI ie incomende ontfangen werde. Makende eyfch van coften, ofte cot anderen alfucker. fyne ende conclu fie, ais 't voorfz. Hof bevinden foude de voorfz. Impe tranten oorbaerlyck te wefen. Waér tegcns van wegen de voörfz. Gedaegden , onder andere , voor autwoorc geallegeert is gewcefl, dat hooier meroorien, Harcoah Aelbrecht van Beyeren, Palsgrave op een Rh yn , als Grave van Hollant, ende Heere van Vrieslant, omme inennige getrouwe dienden, die de (lede van Hoorn voornbemc fynder G. voorvaders, ende ook hem ge daen hadde, ende nog doen foude, henluyden onder an dere gegeven ende gegunt hadde, in den jare duyfenc driehonderc en negen en tachenci^h, dat de Denen haer marekt tot binnen de ftede vnn Hoorn verfoecken moch ten met hare beeften, als Ofien, Paerden &c mits dac fy van elck ftuck van dien geven ende betalen fouden eenen ouden grooten, ende niecmeer; breeder blycken de by den Privilegie ofte Haneveften der voorfz. ftede daervan wefende: achtervolgende welck Privilegie de voorfz. Denen, van foo langen ty:, dat geen memorie vanmenfehen ter contrarie en gedenckt, liaer marekebin ren de voorfz. Üede van Hoorn, met hare oden, koeyen, paerden ofte andere heeften tot allen tyden van den ja re, al ft hen gelieft hadde, verlbcht hadden gehadt: ca de felve hare beeften aldaer verkoft, naer haren belie ve, om den meeftcn penninek: (a) mits daer van in handen van den tollenaer van dien, van elck beeft be talende een oude groote, of halve blanck in de plaetfe van dien, nacr inhouden ende vermogen der voorfz. Privilegie. Sonder dat fy ter taulè van eenige vorderc latten, of andere conciibuticn by de Impetranten nu èepretendeert gemocyc waren geweefl ofc yet anders becaclt oft gegeven hadden, iinde hoewel mits dien de B IJ L A A G E ' N. 62 vafl voornoemde Impetranren recht noch redenen en had den . omme de koopmanschappen vau tic heeften , die de voorfz. Denen ende anderen binnen der ftede van Hoorn niet hare fchepen ter nwckt brenghen , ende 't Vlie ofc Marsdiep incomfn, vorder te belaften ofc befwa ren mee cenige nieuwe impofitien ofc anders: 't hadds nochtans henluyden belieft ghehadc 'c fclve jegens de gcwoonücke maniere ende oude geinventeerde coftume ende Privilegie van de gedaeghden , r.en hen luyden Qn lancx voor d' inftitutie van dcfen procefle te verfoecken ende begeren Maer alfoo 't felveti den gedaegden ge heel nicu er-de vrcemc was, fo en haddenTyluyden daer toe in geender manieren willen verftaen , feggende daer toe ongehouden te fyn. Ende nlfoo de Impecran tcn boven recht ende redenen wiHènde procederen op Üaér te kennen geven genbtineert hadden 'c voorfxJ inandament, foo concludeerden de vorrfz gedaeghden by defe en Je meer andere middelen, dat de Impetrsnten verklaert foud n werden tot haren eyfch ende corclufie op de gedaagden gedaen ende genomen niet ontfanc kelyk, by ordine, dat hen deD Telven haren eyfch oncfeyr., ende de gedatgden daer van gcalifolveert lou den werden: makende mede eyfch van cnilen ofte tot anderen alfulcken fine ende concluGe, als 't voorfz. Hof bevinden foude den voorfz. gedaegden oirbaerlyU te wefen. l" wclcke fnke de voornoemde partyen by ftp posndletnente di'bofitif van den voorfz. Hove bevo"dea endegewyft waren in feyten contrarie, ende ge teert tot prohane van haerluyt'er vermeten. Vc : ; \v..lckenappo ; ncl;cmL'nte hadden fyluyden de fake te der fyden vollchreven , gedaen fekere oruinaris enqi , geproduceert diveriche ïrunimcnten , gerenünciten v,fl meer te product refi , gerepn.cheerr, pefal veert. in rech te gcconclud?ert, ende rethr btizcert. 'T voorf/, Hofjj rr.ee (feliberatie van rade door pcfien ende o\ wegen hebbende alle't gunt ter materie dienende js, be vint, dat men 't proces termJneren magh, ("onder en quefte te doen op de feyten begrepen in de voorf» jepröchen ende falvatien : Ende doende r cht in den nr meende van wegen des Konmcx van Sp-;njcn, van bey dc Sicilien &c. ais Gravc van Holland Zeeland endf Vrieslant, coi demneert den voorfz. gedaeghden te ge' hengen en te gedogen, dat de paelmecfters van de ftccfe HOLLANDS 62 fa") Cras Redenvcering over Jat Staatsbeleid In 't Intrit* ftn van den koophandel. (♦) F*. Hifi. D. 111. bl. 500. hec gekreegen had. Kampen, Enkhuizen, Wierin gen hebben bezittingen in 'c Noorden , ter bevor dL-ringe van hunne visfcherijen en koophandel ge had . jang voor dac Amfterdam 'er in toegelaaten werd. Van tijd tot tijd zijn zij vermenigvuldigd, en, het beloop der gebeurcenisfen nagaande, ziec men, dat de Wethouders van Amfterdarn , ten tijde der Graaven, al vrij oplettende zijn geweest op de middelen, welke de fcheepvaart en koophandel naar hunne ftad konden lokken en trekken (a). Wa ce na ar verhaalt ons „ dat in den aanvang van „ de vijftiende eeuw , de voornaamfte koopfteeden „ int Noorden van Europa, en onder dezen uic „ de Hoüandfchen, Dordrecht, Amflerdam en Briel, „ uit de Zeeuwfchen, Middelburg , Zierikzce en „ Jmemiüden, uit de Friefcnen, Staveren; uit de „ Stichtfchen, Utrecht, Deventer, Kampen, Zwol; „ Uasfelt, en Groningen, en int de Gelderichen Zut „ f en, Harderwijk en Elburg , reeds in den jaare „ 1370, en vroeger, algemeen» bijeenkomsten, „ ten nutte des gemeenen koophandels hielden, w welken Anja uf Hanfe genoemd werden («)". Daar is zekerlijk geen twijfel, of de ingezetenen zullen al veel vroeger dan den jaare 1370, bijeen komften gehad hebben, ten nutte van hunnen koop handel. Wij zien dagelijks, dat, wanneer koop lieden een gemeen belang hebben tot zekere zaak, zij eene vergadering of bijeenkomst , comparithn te Amflerdam genoemd , famenroepen , om 'er over te fpreeken en te raadpleegen: ook wel, dac zij overeenkomsten totgemeene bezorging en hand haaving van hun onderling belang maaken: en uit H IJ K D O M. 63 het geen wij dagelijks onder het oog hebben, kan men ligt opmaaken , hoe het in voorige tijden is toe gegaan ; toen het voor de ingezetenen minder dan hedendaags bedenkelijk kon vallen. Dan onwaarfchij nelijk komt het mij voor, dat deze vergaderingen, of algemeene bijeenkomften, ten nutte des gemeenen koophandel! gehouden zullen zijn geweest. De ge meenheid was 'er toen niet. Het Hanze - verbond fchijnt in zijn oorfprong niets anders dan de zeevaart te beveiligen tegen zeeroovers, en de zee van zulk volk te fchuimen, bedoeld te hebben. Daar had den alle kooplieden, ter zee handelende, belang bij; en het is zeerwaarfchijnelijk, dat veele plaatfen van onze gewesten al zeer vroeg tot dat einde le den van dat verbond werden. Het is dan ook niet te verwonderen, dat het Hanze - verbond, eigen aartig ingericht om veiligheid ter zee te genieten» verfcheïden plaatfen tot leden gekreegen heeft. Zelfs zoude men kunnen vermoeden, dat dit niet lang naa het maaken van het verbond tusfchen de {leden Lubek en Hamburg, in den jaare 124 r, gefchied zal zijn. Doch wat 'er van zij, zeker is het, dat de lijst der plaatfen, welken deel in dat ver bond hadden, tot bewijs ftrekkende, dat 'er veele van onze lieden leden van waren, teffens een be wijs uitlevert, dat de Wethouders dier fleden de middelen, dienstig tot handhaaving van vaart ca koophandel, gebruikten. * Omtrent den tyd van het fluiten des Verbonds » van 't jaar 1418 (zegt de Heer Wagenaar) „ waren de Holfteinfche en Pomerfche Zeelieden, „ die tot hetzelve behoorden, m oorlog geraakc „ met Erik, Koning van Denemarken. x Verfchei >, de jaaren ( voegt hij 'er bij) duurde deeïe oor » log. De handel der gemelde fleden langs de „ Oostzee, werd'er zeer doer geffremd: en deeze E IJ L A A G E N. 63 B IJ van Amftelredam, ofte die pachters van 't recht tot die onderlioudcnifle ende bewaernifle van de baken, kapen en Je zeetormen in 't venu en court gementioneere, ofc bare gecommitteerden , (uilen binnen der ftede van Hoorn mogen colligeren, innen ende ontfangen van alle paerden , offen, koeyen ende andere bcefttn, het Maïs diepen 'c Vlie incomende, ende toe Hoorn arriverende, 't rechc daer coc ftaende, naer vermogen fekere ordon nantie dacr van fynde: vvaer naer de voorfz. pachters 'c recht van alle andere coopmanfehappen, de voorfz. gaten incomende, ontfangen hebben ende nog dagelycx ontfangen, en waer na 'c recht van de paelkift jaerlyoc by de lrnpctranten verhuerc wert; fonder den Pachters ofte hare gecommitteerden, dies aengaende eenigh hin der, letfel oft empechement te doen : Ende compen seert de coften van delen proceffe, omme redenen den voorfz. Hove daer toe porrende. Getlaen in den Hage by Mrs Cornelis Suys, Heere van Ryswyck, Prefident, Marten van Naerden, Dominicus iiooc, Adriaen van der Houf ende Jacob van Merfche, Raedsluyden van li illant- Ende gepronuncieert den vierden Decembris, Anno duyfent vyfhondert drie en fettigh. 't Oirconde *t Zegel van juftitie hier aangehangen. In kenniffe vaa my ,en was getekenc op de ploye, Da Woorden, HOLLANDS 64 (») Fad Hijl. D. 111. bl. 503. (6) Zie D. I. bl. 6g. en volg. 180. en volg. v. D. Hoi?. tik, B. VII. bl. 356. 421. More au Difcours [ur l'Hift, de Franct , T. XI. doorgaande. ( c )D. I. bl. 175. Bijlaage K, „ ftremtning gaf den Hollanderen en Zeeuwen aan „ leiding, om, fterker dan te voren, op Pruisfen, , Lyfland, Moskovie en andere gewesten, langs „ de Oost-zee te vaaren, tot dat zy omtrent eene „ eeuw laater, deeze vaart genoegzaam geheel in „ kreegen (a)". Hier uit kan men zien, dat, of fchoon 'er (leden van onze gewesten leden van dat Anfe • verbond waren , dezelve nochtans niet nalieten, om aan de mede-leden van dat verbond den handel en vaart te doen verliezen, daar zij die winnen konden. Doch hier komen meer zaaken in overweeging. Wij hebben te vooren gewag gemaakt van de invallen en plunderingen der Noormannen , welken de zeekusten van deze gewesten , en van het te genwoordig Frankrijk langs den Oceaan kwamen afloopen, dikwijls tot in 't hare van 't land door dringende {b). Die vijandelijke bezoeken heb ben eindelijk opgehouden, en, bereids in de dertien de eeuw, ziet men eene ftille vaart en koophandel tusfehen de bewooners onzer gewesten en de noordfche volken. De Hollanders en Zeeuwen onderhielden, twee eeuwen vroeger, dan de tijd daar WaceNaar van fpreekt, niet flechts eenen koophandel en fcheepvaarc naar Duitschland t Vlaan deren, Engeland f maar dreeven zelfs toen al reeds, en waarfchijnelijk nog vroeger, koophandel met Hamburg, Lubek , en Dantzig (c). De tollijsc van Dordrecht van den jaare 1287 behelst, onder anderen : „ fonder die van üestland gheven van eJ -9 ken hoede corens alfoe verre als ü met enen 64 (a> Zyne Prinfelyke Excellentie, enz.] Zoude men op deze wijs een verdrag of verbond gefluoten hebben, indien men niet noodi« geoordeeld had de indiaaufche Vorften in de verbeelding te brengen, dat de Vertenigde Staat door een Voitt geregeerd wierd ? BIJLAAGE O. i. i- Verbond, gemaakt by de Kapiteineri Ar ent Martenszèn en Pieter Gerritfeii van Bmrgmjen , van weegen en uit kragte der Ed. Mog. Heeren Staten, zyne Princelyke Excellentie Mourits van Nasfau &c. &c. en de Hoeren Bewindhebbereri der Oost-Indifche Maatfchappy ter eenre : ende Chr'tfla pa Naik Grave van den Landen Ton da , Madalen , Heere over de Stad van Singier ende meer andere Heer lijkheeden, en Cire Wyngelaya, Gou verneur over de voorfchreeven Lan den; ter andere zijden, en dat voor eeuwig; den 29ften van Lentemaand des Jaars 1610. Eer stelyk zal zyne Prinfelyke Excellentie (a) hebben binnen de Forcreffe van Tuepopelier , het Huis gnaamt Nutte Cullemuttecom , dac in 'c voorsz. Forc itaat; gemaakt van blaauw arduinfleen , lang zynde honderc eu vyff voeten, breec vier en zeven- K. IJ K D O M. 65 (n-)D. T. Bijl. ï. b , 1U (l) lb. Bijl. B, / C A n nl Chron Zeeland. Mauetl, C. \ a i **■ 1: B »ilaagc C. 1. 1. en w4g, t, tol in ' s Graven land gheven, van eiken hóe"* »> dt > enz. (a)". De gunstbrief raakende de voor* rechten op 't Eiland Schonen, te vooren doof olli tnjgebragt, draagt 'er al mede blijken van (Z>). & c vordering, welke langzaamerhand in dó zeevaart gedaan werd , heeft zekerlijk tot dert zeehandel, naar en uit de ooftzee en de iloofdfche Staaten op en uit onze geweften, aanleiding gsges* ven. De plundering en roof bleeven niet altijd dö eenigfte voorwerpen der rcistochten van de Noor» mannen: de koophandel lokte hen naar deze land* ftreekenJ en dit mag wel de reden zJjn, waarom men ♦ bij het ophouden hunner flrooperijen, menigvuldige blijken van eenen geveftigden koophandel met ver* fcheiden noordfche (leden , die eerfh laater zijn op geko.nen, (de koophandel in 't Noorden nog laater; dan in onze geweften zijne wortels gefchooten heb* bende (c ) ) aantreft. Verder ziet men uit de oude {tukken, welken wij onder de Eijlaagen van he£ Eerde Deel gebragt hebben, dat de ingezetenen van verfchillendepiaatfen onzer gewesten den noord' fciicn volken dienst hadden gedaan, hulp in hunnd oorlogen toegebragt; en dat deze dienflen erkend en vergolden werden door voorrechten en vrijhe* den, betrekking tot de vaart en koophandel heb bende (d). Weshalve het niet te verwonderen is, dat de Amiterdammcrs, omtrent het midden tuk de 14 eeuw, reeds fterk op de ooilzee Voet-eö. n De oofterfche waaren, (zegt de Schrijver def Vaderlandfche Hifiorie, ) „ die hun uit zee werden" „ i'huis gebragt, vertierden zy langs den Atnftel h en de Waters, die met denzelven gemeenfehap B IJ L A A G E O. 65 (a) Pan <2e Religi s te msaker..] De Spasnfchen en 2en niet te vrtik r n« den Indiaanen bun land cc goed leoni-. ViiUigen zogten dit wanbedrijf onder den dekmantel van godvjucht en ijver voor de beTordeiing vaa den ChrisitlijVLea eau- tig voeten, en heeft hoogten naar advcnant; 't welk op heeden , onze Prince voor zyne ondeizaaten is gefchonken , ende overgeleevert, zoDder iets daar voor te baa3len; omme alle Amunitie van oorlog, kruit, lont. kogels, lonten, ankers, touwen, zylen en alle andere koopmanfehappen te mogen bewaren , voor brandt, rovers, dieven ende meer ongelukken; welke plaatfe wy Hollanders en Zeelanders ook alle, die v an weegen de Geueraale Compagnie hier zyn zullen ; zul len v rmogen te timmeren naar ons gelieven; mits dat wy gehouden zullen weezen aan land te brengen in de voor- Ichreeven Kortreill-, een metale halve franfche kartou we ende drie yfere gotelingen, tot befchenninge van Onze perzooncn, ende de Heeren Bewind hebberen haare goederen; welke plaatjje den JWdk. en Jya *ul jen ge houden zyn, ons te helpen bewaren ende txefch te fi;ens de r'orcugeezen ende alle anderen, die ons tenii;« afbreuk ofce fchaaden zouden willen doen, hec welke den voorz. Naik en Aya toe haren kollen zuülti aips ten onderhouje.']. Ook zuilen wy Hollanders en Zselanders, ende nlls den geeoen , die van wegen de Generale VereeniyJj Oo't'- mdilcbe Compvj;nie hier traHL-queren , :c been alen , v;in ;ille goederen ende k>o; fchappen, die hier gelolr. en geladen zullen werden, ten honüert; welverllaande 't geene dat eens bernald heeft, niet meer en zal becaakn; ook het gdd : , rytt ende andere beboefteos toe de Fortres, en 'lü.;s, ca Zullen niec betalen. Den Naik en Aya % en zullen niet vermogen eeni;»e Porcue,ei.zen ie iacen wounen ofce haockltn in tiapatam , uf:c in de plaacze van Tirepopelicr, maar ter Contrarie , vyand daar van ce blyvcn. Niemand aan beide -/jidcn.'Kal vetmoeen eeniga queitie,arguacie, otte diipucacie, vtfa de ia) te toaken. Zoo daar iemand vaa ons hem bcgavc , door B IJ L A A G E O. 66 Godsdienst te bedekken, en lei Jen dut den geloofsdwang tot grond en titel van hunne heerfchappij: ilocb dir wekte bij de Indiaanen r,op te meer haat tn affchuw voor hen. De on zen daar en tegen kwamen niet alleen op «IsVriendenen Bond genooten , maar als een volk dat geheel van geloof»» •vang was; en terwijl zij deswege de Indiaanen gerust (tel den, nnmen zij die gelegenheid waar, om voor zich zelveü vrijheid vnri podsdierst bij die volken te krijgen. ( «) Dan alleen dis bepleit cm.) Z<ng der onzen om alle F.U' ropifche Natiën uit dtn handt-l te flirten: een ftap, welk» den naijver vau die Naven noodwendig moest gaande maaUgn. eenice kwaatheid over te loopen, by den Naik of JyS ofie in haar land; zoo zullen zy gehouden weezen i dezelve overteleevercn in handen van onze Natie. Voorts zullen alle pirfooncn, kooplieden vermogen met ons te handelen; koopen en vefk. alle koop roanre-happen ende goederen, beh&hxn zwavel, hee Welke aan de Naik of:c Aya eerft geprtfenteert zal wor» den , cniine aan. haar ce verkoopen. Alle Schilders ende Wevers, die ecnige verbintenis mee onze natie zullen nafceo, van weegen ecnige klee* den te fchilderen, ofce doeken te leeveren , zullen ge houden weezen zulks naar te komen ; ende by faute vad dien, zal den Kapitein welke alhier is blyvlnde; ver mogen dezelve aan te laten tsften ende in de boeyen te fluiten ; waar over den Naik of Aya zulien gehouden weezen korte executie te laten deen, en haar in alles te laten nakomen, 't geene dac dan geaccordeert zal weezen. Ook en zal den Naik of Aya niet vermoogen hier te Jaten handelen een ige turopilche Natiën, dan allcenlyh die befeheic (aj vun zyue I'nncelyke Excellentie bren gen. Wy zullen ook vermoogen te handelen in Porto No vo , iiaar wy mecde ook loflen ende laden naar ons believen. Ofjk zoo bclooven wy van wceiren de Ceneraalc Ooit Indifche CoffipSgnX, aan den Naik of Jya, zoo zy eenigc goederen , gcilhut, amonitic van oorlog, ofï arïdere Frayigbeeden uit on-ze landen begeeren te onc bieden , zul» zuil n wy genouden weezen, dezelve mcC de eeriiegeleegemhud h;er ie brengen; voor dewel- HOLLANDS 66 fa) Vad. Hifi. D 111. bladz. 251 -( c ) Handvaten , enz. van j4mjlertiam. D. I. W. 58. en volg» (i) Vad, Jhjl. D. I!I. bl. 532- en vogl (d) Hanvest. van /inflsrL D. I, kl 65- eu vol^ „ hadden, door gantfch Holland en 't Stigt brag „ ten; en over het Ye in Waterland, alwaar zy rt al vroeg tolvry vaaren mogten («)." De aan was hunnes koophandels met waaren uit het Noor den werd nog merkelijk bevorderd door de voor rechten, hun door de Koningen van Deenemarken toegeftaan en bekrachtigd : waar omtrent in 't bij zonder aan te merken Itaat, dat de aanzoeken der ingezetenen niet zelden begiinftigd en onderfteund werden door de Graaven, gelijk uit verfcheiden ou de flukken te zien is (b): in 't bijzonder blijkt dit, met betrekking tot Filips, die verlof gaf om op de Breemers te kaapen ( c ). Men heeft uit het geen wij te vooren (bladz. 45. en volg.) wegens het verleenen van vrijheid van tol aangetekend hebben, kunnen opmaaken , dat 'erin onze gewesten overal bij de ingezetenen, en de Wethouders der fteden en plaatfen een fterke ijver moet zijn geweest, om tolvrij te kunnen vairen en handelen, binnen onze gewesten; en dat zij niets verzuimd hebben om dit te erlangen, daar hun de gelegenheid gunstig fcheen te weezen (<ƒ). Zij fchijnen ook niet minder ijverig geweest te zijn om buiten 's lands de vaart en koophandel te vrijen voor tollen , ten minfle voor onmaatige tol .len: zulks ziet men bijvoorbeeld uit de vrijheid aan die van Dordrecht, in den jaare 1233, door Zig f ried, Aarts-bisfc hop van Keulen , verleend, in den llhijn op en neder te vaaren, mits zekere rolrechten betaalende: voorts uit de overeenkomften riierzelve Itede met die van Deventer, wegens den Coter- R IJ K D O M. 67 ■■ (f E % Tolle, van de jaaren 1347 en 1388; en nog uit d_2 overetnkomfle van dezelve flad wegens hec gelei* «e op de Schelde, en andere meer. D e z e ftad , welke tot zulk een groot aanzien irt den koophandel is gereezen, dat zij ingezetenen en vreemden even zeerover naaren rijkdom enhaa* re vermogens verfteld doet Haan, zoude waarfchij nelijk tot 'deze verbaazende grootheid niet ge klommen zijn, indien zij flechts, e„ven als de ande re handel • ptaarfen van Holland, zich gehouden had bij het deelneemen in de algemeene oorzaaken, \vs] ke 's hnds koophandel en vaart deeden bloeien; en indien zij tegelijk bij die oorzaaken geene anderen had Weeten te gebruik.n, die huur in Haat konden fielten* om die twee bronnen van rijkdom meer en mèef naar haar toe te lokken, en bij haar te vestigen. Men ziet, dat zij zich van den beginne af toe gelegd heeft op den koophandel en fcheep naar de ooftzce, en naar alie noordfche gewesren. Dit zienvve baarblijkelijk uit de ftukken, welken wij te vooren hebben (3). AmfterdJWfl deelde al in den graan- handel, de eerfte en voor naamften tak van onzen afgemeenen koophandel , bij deszelfs opkomst: ras kreeg zij 'er hei voorna im» fte deel in: verfchekien (lukken toonen 't aan ( h ): eindelijk werd zij 'er geheel, of genoegzaam ge meeftervan, zoodaanig dat zij'er de marlcc va de: van tijd tot tijd kwamen 'er andere r van koophandel bij: de ftad breidde haare vis uit, en , in weerwil van alle de nadeelen haarer Jrtf" ging, kreeg 7 jj eene zoo groote overmagt, dat alle de andere ftedc'n e\'en zoo weinig bij haar in verge» lijking kondea komen, als hec flaaiwe flarrenlicht B IJ L A A G E O. 67 BIJ- £a ke den Naik of zal gehouden weefiü te betaalcn gelyk hei zelve in ons land heeft gekoft. Ook en zullen wy niet verrr.oocen , zoo wanneer' op de Reede van Tegenapatam ofte Porto Novo met pnze febecpen ten anker leggen; eenige fehepen fchaderi •<ê doen , ofte aantehalen. . Alle de fehepen , die van h ; er na andere plaatzetï z ullen zeilen met paspoort van onze Kapitein, en zui- Jen onze Hollanders en Zeelanders, ofte die van de Ge neraale Compagnie, niec vermogen benige fchaden te doen. Zoo den Naik of den Aya een paspoort van den Ka pitein kwam te vorderen om eenige goederen , van eeni* ge plaatfen te ontbieden, voor zyn piarticuüer endeniet lieer; zoo zullen wy gehouden weezen, zulks aan den- Z 2lven te geeven. Alle 't welke voorfz. ik Cbriflato , Naik , Grave °ver den Landen van Tonda Madufom, Heer over de Stad van Sins,ier ende meer andere Heerlykheeden , en ] "k Aya Cire Wyngelixya , Gouverneur van den voorz. Lan den , beloven nu nog nimmermeer te broeken ; het wel ke wy zweeren by onzen God , Verba ia Spa. Wy contractanten ter andere zyde , beloven meede' Uit den naame eude van weegen de Generaale Vercenig- Qc Ooft - Indlfche Compagnie, 't zelve naar te komen, e nde het zelve nu nog nimmermeer te breeken; 't welk zweeren in onzen Pnnce Naame: zoo waarlyk moet Ons God Almancig helpen. Dit Verbond was ook bezeegelt, met 's Grave Signet > *nde was onJerteekenc. ARENT MARTENZEN. PÏETER GE'RRITZEN vaa BOURGONJEN, HOLLANDS 68 («) Zie D. I. bl. 195 en volg, (5) lb. Am bij de heldere zonneftraalen. Men kan met recht van Amfterdam zeggen, dat het eeae ftad is, vfraar de nadeden van den grond, op welken zij gebouwd is, tn de natuurlijke hmderpaalen, met wejjcen z j meer dan eenige audere ftad van Holland te worßelen heeft, aan de noodzaakijkheid haaren divans: hec fterkfhe hebben doen oefenen; en w^ir, bij gevolg, de arbeidzaamheid , de kuntt en liet vernuft de grootile nebben aangewend, en moeten doen, om den hinder te boven te komen. En, de wijl die ftad thans de voornaa.nfte zetel des koop handels van den Veceenigden Staat geworden is, achten wij de oorzaaken van haaren vuorfpoed nog meer eener bijzondere opmerking waardig. Relds magtig vaü de veertiende eeuw af ziet men deze Had, (gelijk wij het te voren aange.ekend hebben) (a) zien toeieggen, om haaren handt-]," voor al in 'c Noor Jen, uu te breiden; en dit wel door voorrechten en gunsten, welken zij bij de Op pcrheerfctiLTS dier landftreeken , door aai.zoekin gen , dienften , en zelfs door toegebragte hulp xcgen derzelver vijanden, wist te verwervtn. Zij verkreeg, door haaien koophandel tn fcheepvaart, binnen korten tijd eene aanzienlijke zcemagt ( b ). Dit vermogen maakte, dat zij aangezogi werd ; en dat zij van dit aanzoek en van het aanzien, dat zij bij de vreemden verkreegen had , wederom gebruik konde maaken om nieuwe voorrechten en vrijdommen te verwerven, welke op nieuw den weg baanden, om boven anderen in dtn koophan-. <Jel te kunnen markten. Bij haare eerfte opkomst vond zij den oofterfchen handel grooten deels in handen van de kooplieden der Hanze ■ fteden, onder weiken Lubek boven al uitmuntte. Het was dan voor 68 (o) Zyn Princelyke Excellentie. ] Deze plaats teken ik ij le-ii arm, cm dezelfde reden als in de voorige Bjiaage: ofl ! zal het zijn dsbijgevoesde aanmerking telkens te In f' haaien. end* BIJLAAGE O. il Aceoord en Eeuwig verbond, gemaakt bij de Kapitein Arent Martenszen , vffl weegen ende uk kragtc de Ed. Mog- Jleeren Staten der Vereenigde Ne derlanden, en zyne Princelyke Excel' lentie Maurits van Nasfau, &c. &c -&c. ende den Doorluchtigcn i gebooren Koning, genaamt VhicaU' py Raya Atou»' , Koning over ós landen Tarnatica Sbiwasfenapaty efl de mser andere Ileerlykheeden , m andere zyde. Ekrstecyk zal zyn Princelyke Excellentie fa) vóm zyne Onderzaten hebben in Paliacutte , een plaat** t>ra te timmeren een fteenen huis ; om alle amunitil van oorloge, kruid, loot, kogels, lonten, anker» Is, touwen, zeilen , ende alie andere koopmaw fchappen te bewaren; voor braud, rovers', di£' ven tnde ai Ie andere ongelukken. Voorts zullen wy Hollanders, Zeelanders ende nW die van weegen de geperaale Compagnie hier trafficquea ren, gehouden wceze'n te betalen, van alle goe leren en' de koopfnapfchappen die hier gelofl en geladen zulldj werden , twee ten hondert; wel verftaande'c geen d*j eeas betaal: heeft, niet en zal bctaleni ook 't geld, rvl' B IJ L A A G E O. 69 (o) Disputatie van ie Relict.] Zie in Je roorige lijiaag» . Ci) Europijcbt A T a!«n] Zie i"» de voorige n. f*;. mogen, *3 ev<ïc andere bchoefcens voor het huis, zullen niet be talen. Den Koning en zal niet vermogen eenige PoruiS'cé- TOn te laten woonen ofet handelen in Paliucatte , n«nr ter contrarie haar 't zelve verbieden Niemand en zal vermogen aan beiden zyden, eeniee Queftie ofte disputacic van de Religie (a) te maken. Zoo daar iemand hem begave-, door eenige kwaatheid over te lopen, by den Koning ofrc in 'c land; zoo zal den Koning gehouden weezen, dezelve overccleeveren, in handen van onze Natie. Voorts zullen alle perzoonen , koopluidcn , vermo gen mee ons te handelen ; kopen en verkopen , alle ■koopman(chappen ènde goederen , zonder dat iemand zulks zoude mogen verbieden: Alle Schilders ende Wevers, die eenige obligatie met Onze natie alhier zullen maken , van weegen eenige •Meeden te fchilderen, ofte doeken te leeveren; zullen P-houden weezen liet zelve naar te komen; ende by faute van dien, zal den Kapitein de alhier is blyvéade, v fcrmog6n dezelve aan te tafteri ; ende alhier in de boeyert Vermogen te (lellen; waar over den Koning gehouden zal weezen , korte executie te Inten doen , ende haar hec zelve te laren naarkomen, al zoo en in diervoegen hec dan geaccordeert zal weezen. Ook zal den Koning niet vermogen hier te laten han delen eenige Europifche Natiën, { b) dan alleen, die bufchcit van zyne Princelyke Excellentie brengen. Ook zoo beloovcn wy, van weegen de Gcneraale Com pagnie, aan den Koning, zoo zyn Majefteit eenige goe deren , gefchut, amunitie van oorlog, ofte andererrayig heid uit onze landen begeeft te ontbieden; zon zullen gehouden weezen dezelven hier met de eerfte e.c kgencheid te brengen; voor dewelke den Koning zal ge houden weezen te betalen, gclyk het zelve in ons land heeft gekoft. Zoo wanneer wy op de Rcede van Paliacatte met on z - fcheepen ten anker leggen, zoo zullen wy niet ver- R IJ K D O M. 69 <O Zie D. I#bl _ I7p# en vo i ? . V.* 7 ; D. i. Bijl. A. (c; /ie Bijlaage N. van dit deeU » ds Amflerdam niet genoeg, fchepen, goede zeelieden en irt -k om door den handel rijkdommen te ver gaaren ,te b zitten : men had zonder ophouden friöt de Hanze - lieden en vooral met Lubek te kam- P-n; en om die te kunnen opweegen, was 'er geen jgereeder middel dan, door onderhandelingen, guns ten , voorrechten en da befcherming der noordfche V'>rfi:en te verwerven. Dit fpoor fchijnc de ftad Amllerdam het eerfte ingeflagen te zijn, om naa ren koophandel aan den gang te krijgen en voort te zetten; en hetzelve ook naderhand altijd beften diglijk gevolgd te hebben (a). ' Be halven alle de poogingen , die zij buiten en binnen 's landsaanwende, verzuimde zij niets van'c geen haar dienen konde, om de hinderpaalen, wel ke uit haare onvoordeelige ligging ontftaan , te boven te komen. Haare have is gevaarlijk om aan te landen en in tv. loopen. O<;k ziet men uit de Tedenen (b) aan Karel den V. voorgehouden , dat zij reeds in zeer oude tijden lootftn had, om de Idiepen binnen te brengen, en ligters, omgroo te vaartuigen te ontlasten. Zij had ook vuurba kens en tonnen of boeien, tot aanwijzinge der on diepten , aangelegd. Om de kosten dier bakens en tonnen te vinden , werd haar toegeftaan, om zeker recht te mogen heffen , en het zelve recht naderhand nog te verhoogen (c). Graaf Fi jips , welke haar het verhoogen dier rechten, in den jaare 145:2, toeftond , zegt in de hand vest , welke hij haar daar toe verleende , dat » die van Amfterdam hem hebben voorree „ gen, dat'er dagelijks groots fchepen uit Pruifen »en andere landen aankwamen , en dat zij , om B I] EL A A G E B. 7 a\ BIJ- Signwn D&mini Frederici , Romanorum Imperatorit inviüiflimi. Xgo Godefridus Cancellarius yke Moguntini Arcbiepifidpi £? Arcbicuncdlarii rtcognovi. ABa funt baec Anno dominicae incarnationis. M. C. LXXXIIIJ. Mi êlione feptima, regnante do mino Frederico , Romanorum Imperaioregloriojijjimo, anna regni e jus vicefimo UI. lm ferii vero XXI. Datir.n apud Cajlrum Trivels UIL Non. édugujti fclkitsr. Amen. Graaf van Yffute , Koen* VVCII -freyn e, BaitoM ven w nberg, Albert v:.n Wil r ! I nnan van Bv« chinx , Warner van Uou laot , Waker de Spijsop disfeher, Berenger \n ,\tj. kastel, tturchaenj van Kes tenl's, Rudolph , de Rechter van Aken, Alaard vanNeme gc en zeer vecle and ■ u. tkr icken van Heer Fre derik , allernnverwin lijkften Keizer der Ro meinen. Ik Godefricd, de Kance lier, in plaatfe van den Aartsbisfcbop van Ments en /«arts-Kaucelicr hebhec nagezien- Gedaan in 'c jaar dei' menschwordin?eonzcsHee» ren MCLXXXI.iI. de ze vende iudiftie, onder de Re gecrinj": van Heer b'redcnk, aller roemruchtigften Kei zer der RomeiDeu, in hoc drie en twimiglte jaar zij ner regecrin? als Koning, en een en twincigfto als Kei zer. Gegeeven in het Ka c teelTrivelsden 2de Augusti. Gcluiilciglijk, Amca. " R IJ K D O t/f. 7 («) Zie D. I. bl. 125. en de Schrijvers aldaar aanseriaald.. A ver- zija c3e onzen nog heden die geenen , welke d ften handel in Europa drijven. Holland is nog heden de voornaamfle markt en algemeene kas van Europa. Het is ook hec eer.igfle land , v/elks koophandel den algemeenen koophandel van alle de vier werelddeelen bevat. II et is zekerlijk niet bij een bloot toeval, dat de zetel van zoo een uitgeftrefcten koophandel zich ge vestigd heeft in een gewest, liet welk zoo weinig gefchikt (cheen om dien tot zich te lokken, of om meer dan een zeer middclmaatigen handel te ver krijgen. Men flaa het oog op de eerfle bewoo ners, op hunne levenswijze, en den grond van 't hnd 't welk zij befloegen, en deszelfs ligging; uien zie hen in hunne hutten, op heuvelen o? werven, visetï met de hand , uit het afvloeiend water, grijpen , of mee den roof van de jagc hunne maaltijd houden, naakt op drieftalletjcs gezeten, terwijl de vrouwen zonder gewaad hunne mans en kindereu bezorgen (a). Het is eene bekende waarheid, door de onder vinding dikwijls bevestigd, dat nood het vernuft wekt. Wien het aan niets mangelt, ziet naar niets om. Die niets heeft, geen hulp ziet, is op alles uit. De nooddruft is ook de eerfle grondflag van Hol lands Rijkdom. Het is juist de onguntiige gefteld heid van het land, deszelfs onvruchtbaarheid en on bewoonbaarheid , welke 'er de eerde zaaden van werkzaamheid , arbeidzaamheid, en fchranderheid , volftrekt noodzaakelijk om te kunnen beftaan , heb ben doen opkomen, en zonder ophouden meer en meer vruchten doen draagen. Te recht word in de Verhandeling van Z. D. H., deze ongunftige gefteldheidvan het la'ndals eene eerfle oorzaak, wel ke tot de fcheepvaart en handel der Hollanderen aanleiding heeft cegetven , aanseweezen : en 'c HOLLANDS 70 («) Eij!aa £ e N, „de ondiepten aan te wijzen, van oude tijden af „ aan, tonnen en bakens geftèkl, en ter goedmaking „ van de kosten van derzelver onderhoud, een ze» „ ker recht op de fchepsn geheven hadden; welk „ recht, a!s niet toereikende om de kosten te vinden, „ zij verzogten te mogen verhoogen"; 't welk hun toegedaan werd. En dus wist de ftad het nadeel van haare ligging zelf tot baate en ftijving van haare fchatkist te doen verkeeren. Die van Amfterdam maakten naderhand, dat hun door die van Kampen liet recht tot de zeetonnen en het paalgeld werd af geftaan. De Sententie van den Hove van Uoliandt , daer by die van Hoorn gecondtmneerd worden te ge- en te gedogen, dat die van Amfterdam aldaer faelgeld ontfangen , van alle os f er, koeyen, enne paer den , het Marsdiep of het File inhmtnde , toont ons, van wat belang die rechten vuor de flad Amfter dam waren (a) ; en derzelver inhoud kan ver ders nog tot een blijk Jlrtkken van den aanwas van 'c vermogen van die ftad ; 'c welk al mede af te sieemen is uit de vrijheid , welke Hertog Aal brecht, in den jaare 1399, aan alle fchepen, naar Amfterdam komende, verleende , om alle geweld met geweld te keeren; als mede nog uit het verlof, het welk Wiilem, Hertog van Beieren, in 't J3ar 1404, gaf aan die geenen, welke, door het Marsdiep of Vlie, inliepen , om naar Amfterdam te komen, zonder eenig ander recht dan de amfterdamfche tollen te betaalen. D e zorg der Regeeringe van Amfterdam bepaal de zich niet tot de uitbreiding van haare fcheep vaart en koophandel, en het wegneemon van alles, vfzt % er hinderlijk aan konde zijn: zij was ook be dagt om manufa&uuren, fabrieken, en trafieken B IJ L A A G E O. 70 BIJ' mogen, eenige fchepen fchaden te doen, ofte aan te halen. Alle de fchepen die van hier na andere plaateen zul len zeilen , mee paspoort van onze Kapitein ;en zullen onze natie niet vermogen , eenige fphaden te doen. Alle welk voorfchreeven Contract, ik Jlaya Alquva, Koning over de Landen Tarnatica Sin naafenapaty, (a) ende meer andere heerlyklieedcn , be loove nu nog nimmermeer ce breeken, het welke ik zweere by mynen God Perumal. Ik Concraccant van weegen de Generaale Ooft-In difche Compagnie , belove meede 't zelve nu nog nim mermeer te breeken; zoo waarlyk moet my Qod Almagr tig helpen. Was getekent en bezeegele by des Koningsj hand, en was verder ondertekent ARENT MARTENSEN. (a) Türntticn Sinyitfenapaty.] Hier uit ziet men dat de onzen in die tijden zich meefttr hebben gewaakt van de vaart, en koophandel in die landen, welke tegenwoordig de groot fte en aanzienlijkfïe bezittingen der Engelfche O. I. Maat» fchappij uicleveren. R IJ K D O M 71 («) Kandv, vn Amfi. D. I. bh Hl. fer binnen haare muuren te krijgen. Wij hebben te vo re n (D. I. hl. 226.) gewag gemaakt van een regie ™ent van Graaf Willem van den Jaare 1441, bij het wdk hij beveelt, dat jaarlijks, op goeden vrijdag, Schepenen van Amflerdam vier of vijf burgers zou den kiezen, om JVaerdijns der Oraperien, dat is fchat ters of keurmeesters der lakenen, welke inde ftad gemaakt werden, te zijn; 't welk doet zien, dat bereids in dat jaar de laken - fabrieken zoo wel op genomen hadden, dat men het der moeite waardig vond, omWaardijDsaante {lellen (a), gelijk dezel ven reeds te Leydcn, en op andere plaatfenmecr, in. gebruik waren. De ordonnantie der Wethoudcr fchap van Amfterdam op 'c verwen der lakenen, van den jaare 159 a, in welke eene voorige ordonnan tie word aangehaald, toont ons mede, dat de Re geering van Amflerdam al vroeg haare zorg over het bevorderen der verwerijen en inzonderheid van het laken- verwen heeft laaten gaan ; en uit de brieven van den enpelfchen Gezant Carleton ziet men, hoe gewichtig die tak van onze trafieken was, daar de Engelfchen hunne lakenen hier te lande ter verwinge moeften zenden. Wij zien vervol gens , uit öe bijzondere keuren van Amffcerdatri , dat 'er in de veertiende eeuw reeds laken - fabrie ken in die ftad waren, en dat men overzulks zich tntrkelijk vergist, wanneer men meent, dat dezel ven 'er eerst, na dat men tegen Spanje de wape nen had opgevat, zijn aangelegd, en 'er te voo ren alleen te Leyden gemaakt werden; offchoon het zeer waarfchijnlijk is , dat de fabrieken, zoo van lakenen als anderen, veel vroeger te Leyden dan te Amfterdam, zijn opgekomen. Uit de redenen aan Karel den V voorbehouden, ziet men, dat die 71 !«) Zyne PrinctlykcExctlltntie.] Zie de vorige Bijlaagt. BIJLAAGEO.?! Aceoord gemaakt bij Cornelis Jocobszen \an Breekvelt en 'Hans Buil'ard, ge committeerd van deKapiteinen Ar ent Martenszen en de IVillem "Janszon , van weegen ende uit kragte van de Edele Mogende Heeren Staten der Vcreenigdc Nederlanden en zijne Princelykc Excellentie, Maurits van Nasfau &c. &c. &c. ter eenre; ende den Doorlugtigen Hooggcboren Kei zer van Malabar , Koning van Kali koetj ter andere zyde. Eerstelyk zalzyne Princelyke Excellentie (a) voor zyne Onderzaten' hebben in Kalikoet , een plaatzc om te timmeren een fteenen huis, o;n alle amu nitie van oorlog, kruic, loot, kogels, lonten, ankers, kabels , touwen , zeilen ciide alle anJero koopman fthappen, te mogen bewaren; voor brand, rovers, die ven ende meer andere ongelukkeu. vpons zullen wy Hollanders, Zeelanders ende alle die van weegen de generaale Compagnie hier tratficquee ren, gehouden weezen te betalen , van alle goederen ende koopmanfehappen die hier geloft en gelaaden zul len worden, twee ten bonden; wel verftaande 't geen dat eens betaald heef: , net meer en zal betalen, oefc geld, ryft ende andere beboefcen voor het huis, en zul len niec betalen. HOLLANDS 72 (a " gie T). I W. aw. en vote. Vaierï. /ƒ(/?. D. IV, bl. 12a, (b) flandv. T«n Amft, P, l b\. 130. ven, fabiiek oadsrijds voornaamelijk in Waterland, een gedeelte van 't noorder- Kwartier, gaande was; wes» halven men zich nier verwonderen moet, als men tyj Wagenaar leest, dat in denjaare 1471 de la |<enverwerijete Hoorn in tamelijken bloei was (tf). Deze lakenfabrieken zijn het, welke oudstijds den wolhandel met Engeland zoo aanzienlijk en voor ons van zoo veel belang gemaakt hebben. Ver fcheiden eeuwen, is de wol het voornaamfte voor werp van onzen koophandel me: Engeland, en van onze onderhandelingen en verbonden met de Vor» Jten van dat rijk geweeft. Wij hebben gezien (bl. 40.) dat Amfterdam , in den juare 1275, van Graaf Floris vrijdom van tollen door des Graaven gantfche land kreeg. Deze vrijdom , verleend ter vergoeding van fchade, welke ds Amflcrdammers van den Graaf geleeden hadden, werd om diezelfde reden door dienzelfden Vorst, in den jaare 1291, bevestigd. Naijverig wegens de vrijheid van handel, verkreeg Amfterdam in den jaare 1342, van Graaf Willem vrijheid van tollen en andere rechten, zoo te water als te land, en voorts in denjaare 1352 van den Bisfchops tol in gtaveren (b). Die ftad bragt het alJengskens, nu eens doer onderhandeling, dan door het bewijzen van dienden, dan wederom door haare gereedheid om in beden te bewilligen , zoo verre, dat zij haaren koophandel binnen 's Jands onrhief van ;de meeden der Jasten, welken den doorcocht, en het vervoe ren der goederen belemmerden en bezwaarden. Jletfchijnt, dat zij, min voordeelig, dan verfchei den andere hollandfche lieden , gelegen , een veel uitgeftrekter handel drijvende, en weeten de hoe de koophandel door de belastingen zel T B IJ L A A G E O. 72 BIJ. Den Savioryn en zal niet vermogen eenige Porrugee* zen te laan wonen efte handelen in Knlikoet, ofte in 7\n land . dnar or * e Hollanders zyn reudeu-uide, maar ter contrarie hun 't zelve te verbieden. jn! iemand aan beiden zeiden , en zal vermogen eenige queftc , ofce arguatie , ecde disputatie van de Reli gie ( a) te maken. Zoo daar ienmnd hem besave door eer.ige kwaat heid, over te lopen by den Sumoryn ofte in zyn land; zoo zal den Sumoryn gehouden weezen, dezelve over te leeveren in handen van onze natie. Voorts zullen alle perzoonen, koopluiden, vermo gen mee ons te handelen , kopen en verkopen, allekonp manfehappen ende goederen; zonder dat iemand zulks zoude mogen verbieden. Ouk en zal den Sumoryn niet vermogen hier te laten hmdelen, eenige Europifche Natiën 7 (b) dan alleen die befcheit van zyne Princelyke Excellentie brengen. Ook zoo belooven wy van weegen de geucraale Com- aan den Samoryn , zoo hy eenige goederen, cefcbut, amunitie van oorlog, ofte andere frayighee uen, uit onze landen begeert 't ontbieden ; zoo zullen ■wy dezelve gehouden weezen, hier met de eerfte ge legcntheid te brengen, voor den welken den Samoryn zal weezen te betalen , gelyk het in ons 'land koft. Ook zullen wy Hollanders en Zeelanders , vermogen houï te houwen, ende dat te water te halen, in des Keizers land ; zonder dat den. Keizer, ofte iemand hec z'jlve zal mogen verbieden. Alle het welke wy contraftahten , van weegen de generale Ooft-Indifche Compagnie, nu nog nimmer meer en zullen breeken. Zoo waarlyk moet ons God Aliv.ag:ig helpen. fa) Dispuia:ii van de Religtt.] Zie de voorige Bijlaage. (»; Keni't Eurtpifcbt Natiën.} Zit de voorige Bijlaage. R IJ K D O M. 73 W *[ md ™jl*nvan Amfi. D.I. bl. 127. (*) !fc. bl. 25. ven, als door derzelver heffing, gedrukt word, zich bijzonderlijk toegelegd heeft, om die belem meringen uit den weg te ruimen, en zich daar door eenen beter weg tot het drijven van haa- Ten koophandel te baar.en: daar toe dienden mede haare overeenkomften wegens de wasfenaarfche en andere tollen (a ) , wegens den tol welken de Burg graaf van Leyden hief, van welken zij de vrijheid kocht voor eene jaarlijkfche uitkeering, welke haar naderhand kwijt gefcholden werd. Met dit inzigC maakte zij, op't einde dier zelfde eeuw, eene fchik king wegens de vaart op de Schelde, van welke wij zoo even (bladz. 66.) fpraken : zij wist, ten zelf den tijde, van de flad Antwerpen, welke toen etm markten van Europa was, te verkrijgen , dat haare ingezetenen de vrijheid zouden hebben, om'er hunne waaren te kunnen verkoopen, zon der aan eenige bezetting onderhevig te zijn (b). De ijver van Amlterdam in het bevorderen van deszelfs koophandel binnen 's lands verrlaauwde nooit. Die ftad verkreeg nog daarenboven van Graaf Filips, in den jaare 1505 , eene aanmoediging , welke van des te grooter gewicht was, om dat zij den graanhandel, den eerften en voornaamften tak Van naaren handel, ten onderwerpe had. Zij be werkte naa'nelijk , dat zij werd uitgezonderd van het verbod op den uitvoer van graanen, om dat, volgens den brief of het bevel - fchrift van Filips, de Had .Amfterdam , welke zich op dien tijd als de voor naamste koop!lad fchijot aangediend te hebben , haaren handel in graanen zoude verliezen. Dus wist deze ft ac j z jrr vun h ;iare toeneemende grootücid te bedienen, om zich nog te meer, en zelfs ten na.- 73 Er BIJ- BIJLAAGE P. t 1 Extract uit de Refolutie van H. IL M. de dato 7 e Dec. 1751. De n Heer Raadpenfionaris Steiu heeft aan H. M_ M. voorgeflaagen en bekend gemaakc, dat Haare Koninglyke Hoogheid Mevrouwe de Gouvernante aan hem hadde ter hand geftelt, om aan Haar H. Moe. te communiceeren,een Requeft vao diverfe kooplieden bin nen de flad Amfterdam , handelende voornamentlyk op Spagne, daar by implorccrcnie de veelvermogcnde ad fiftentie van hoogftie/.elve, ten einde de goederen, die uic deefe Landen na Spanjen worden verzonden , als mede die van daar herwaarts koomen , en vooral de Iywa3ten en gaarens uic Duitfchland komende, mitsga ders't koper, gemaakt en ongemaakc yzer, bliek en yzer en kooperdraad, provifioneelyk, zoo van da inkomende, als uitgaande rechten mogen werden out heeven. En heefc gemelde Heer Raadpenfionnris Stem 't voorf. verzoek uit naame van Hoogftgem Haare Koninglyke Hoogheid aan Haar Hoog Mog. op hec favorabelfte ge recommandeerd. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en v erftaan , dat Copye van 'c voorf*. geproponeerdc en bygevoegde Requcfte geftelt ?al worden in handen van dê'Heeren Lynden van Reilen en andere Haar Hoog Mog. Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, om te vifueeren, examineeren, daar op inreneemen de ratien en 't advies van de Gecommitteerden uit de re fpeftjve Collegien ter Admiraliteit, by de eerfte gelc gendheid, da: alhier zullen koomen. en van alles alhier ter vergaderinge rapport te doen. HOLLANDS 74 <a ) Zie D. 1. Bylaage A. {l) Amfteidam in zijn opkomst, door Wagenaa». deele der andere fteden, die in den handel van graan deeden, te verheffen. Immers moest die uit zondering den graan- handel geheel naar Amfterdam doen overgaan. Het verbod op den ukvoer der graanen vernieuwd zijnde, is hetzelve eindelijk, op de vertoogen van wegens de Staaten aan den Vorst gedaan, en van welken wij meer dan eensge fproken hebben , niet enkelijk ten voordeele van Amfterdam, maar zonder bepaal ing opgeheven en in getrokken (ö). Deze ftad echter, die in die verroo gen als de voornaamfte belanghebbende voorkomt, fchijnt over 't geheel ijveriger en waakender dan de overige hollandfchefteden geweest te zijn, om zich op alle wijze voorrechten en vrijdommen Haar e beftendige oplettenheid ten dien op 2Ïgte, eeuwen lang zonder verfiaauwing aangehou den, en welke haar, zoo lang na den opftand der Nederlanden, aan Spanje verknocht deed blijven, bragt vee] tot haare verbaazende verheffing toe : doch haar beleid, om altijd wel ten Hove te ftaan, en anderen eenen kans af te zien , heeft 'er niet minder toegedaan. Niets ontziende, om door ver meerdering van vaart en koophandel alles aan zich te trekken, en boven alle andere magtig te worden , en vreezende die predileEtie te verliezen, is zij niet dan door dwang tot de zijde van Willem den I. prins van Oranje overgegaan (£). Zij bezorgde zich ( zoo als te voren is aange tekend bladz. 66.) vrijdom van rechten en tollen overal, waar deze regten den handel belemmerden; zij floot in den jaare 1583 eene overeenkomst met . de ftad Utrecht , behelzende, dat zij wederzijds haare goederen en koopmanfehappen met geene be- 74 OflJ BIJL AA GE P.2.1. Extract uit de Refolutie van H..H M- de dato 20 Dec. 1751. TA en Heer Raadpenfionaris Stem heeft uit naam vani XJ Ilaare Koninglvko Hoogheid ter vergadering voor gedragen , dat Z. Hoogheid Glor. gedagtenis by Re» fuluue var Haar Hoog Mog. de dato 22 Mey 1750. ver* tfißX tn geauchorifeert zynde om tot herftdlmg vaö de ruft en beveiliging van de Colooie van Suriname , zo danige mefures te willen neemen en ordres te ftellen als hoogftdezclve zouden bevinden te bchooren, Zyne Hoogheid , orr aan het voorf. verzoek en authorifatie van Haar Hoog Mog. te voldoen, tot bereiking van die twee heilfaame eindens, dicnitig hadde geoordselt om een couvenabel getal militie, beneffens eenige Commis farifTen, derwaards te zeuden, en daar toe gecommit« teert de perfoonen van Hendrik Ernft van Spörcke , Generaal Maprvande Infanterie, Mr. Carel üofchaert, PenGonaris der ftad Schiedam, en Mr. Hyeronimus de Swart Steenis Kaad in de Vroedfchap der ftad Gorinchem ; tiat de twee laaftgem. CommiflarifTen herwaards gere tourneert zynde aan Zyne Hoogheid hadden rapport ge daan van tietgeenezy indevoorfz. Colonie daaromtreur hadden verrigt, en onder anderen, datzy tot herftelling van de ruft in gem. Colonie noodig hadden geoordcele den Gouverneur Mr. Jan Jacob Mauricius na het Vader land, Jalvo bonore & Jlipejidio, op te zenden , en ceni ge verandering te maaken in den Raad van Politie eo Crimineele JufHtie. Dat aan Z. Hoogheid nog by hoogftdeflTelfs leevcn uit het gcm. rapport en andere bcfcheiden daar toe re latief zynde, gebieeken was, dat door de voorf. en an dere fchikkingen en arrangementen, welke zy uit naam van Hoogaem Zyne Hoogheid aldaar gemaakt en ge noomen haddtn , de ruft en tranquilliteit in de voorfz. Colonio niet alleen volkomentlyk was herftelt, maaf ook. dat Zyne Hoogheid gegronde reedenen had gehad lt IJ K D O M. 75 rt a ar , tcrh - D. 1., Handvtstenvan Amfitrdam, D.U \') «• +. bl. 119, lastingen zouden bezwaaren ; welke overeenkomst flechts eene bekrachtiging was van eene voorige, in den jaare 144.6 getroffen. Zij had ook in de jaaren 1347. en 1348 , eene fchikking met de Stad! Deventer, aangaande de reciuen, met welken de •Amfherdammers aldaar bezwaard werden , gemaakt: zulke overeenkomften konde z;j met alle de Overige lieden aangaan. Zij was alujd die geene, wdke door de uitgebreidheid haars handels , het groot fle voordeel uit zulke vrijdommen trok. De behoeften der Graaveo van Holland be fchikten aan de Had Amtterdam eene andere broa ter bevorderinge haars koophandels. Zij wist, ge lijk wij zoo even aanmerkten , nu eens alleen, dan weder met andere lieden vereenigd , gunilen voor den koophandel of voor de handwerken, bij gelegenheid der beden ,te verkrijgen. Want hec vorderen van fchattingen en onderftandgelden is dikwijls als een bekwaam middel, om den Vor flen, ten nutte van den koophandel en der nijver» werkzaamheid., reglementen af te perfen, bij der hand genomen. Dit kan men bijzonderlijk zien uit de gunst - brieven der Graaven, welke niet en kelijk de ftad van Amfterdam, maar ook andere plaatfen en fteden raaken (a). Terwijl deze ftad langzaamerhand de grond flagen van haare groote overmagt in den handel lag, trok zij ook teffens nog nut uit de voordeden: Van den aanwas van Hollands handel in 't algemeen, en deze werd van de veertiende eeuw af aan zeer aanmerkelijk. Gelderland (gelijk wij te vooren aange merkt hebben (/;) ) had zich aJ zeer vroeg in den BULAA G E P. 75 pm te hoopen , dat het ander heilzaam oogmerk van Haar Hoog Mog. namentlykde beveiliging van dt Colo nie met de tyd zoude werden bereikt., dog dat bec zelve mee geeo mogeiykheid zoo fpoedig konde gefchieden, en abfolut niec geeffoftueerc worden , zonder ten be kwaam aantal van militie boven de geene , welke de So ciëteit verpligt is aldaar te houden. En da: Zyne Hoog heid glor. gedagcenis vervolgens vau gedagten was ge . Weeft, dat de Troupes , welke door Hoogftdezelve na de gemelde Colonie in de maand van Mey 17JO waren getonden, dog welke door contrariewinden niet eerder als in de maand van December van denzelven jaare 1750, aldaar waaren gearriveerd, by provilie ia de voorf. Co lonie behoorden te blyven. En dat Zyne Hoogheid glor. gedagteniiïe daar toe zoodanige melures hadde be raamd , dat het zelve by provifle en toe nu toe zonder bezwaar van de Provinciën, of zonder verder bezwaar, als reeds by haar Hoog Mog. was vaftgefteld, hec zy van de Provinciën , of van de Societeie en Coluniers zoude konnen gefchieden. Dat vuor het overige aan Hooggem. Zyne Hoogheid glor. Ged. uit het rapport en informacien van de voorf. CommiHariflen nog was voorgekomen, dat 'er verfebei de zaaken in bet werk konden gefield worden, die niet al leen tot verbeetering maar zelfs tot merkelyk accres van de vsorf. Colome zouden Jlrekken , dog dat dezelve meeft van die natuur waaren, dat daar over eerft met de Sociëteit van Surinaame behoorde te werden jrefprooken. En eindelyk dat Z. Hoojrhcid glor. Ged. zodanige favorabele rapporten van de goede conjlitutie der gem. Co lunie en vrugtbaarbeid derzelver landen badde gèkxeegen y dat dezelve geen gering voorwerp van de attentie en zorge •pan Haar Hoog Mog. kwamen uit te leveren. Waar op gedefibcreert en te gelyk gelet zynde op de Requefte van de Eygenaars en geincerrefleerden van de Plantagien in de Colonie van Suriname op den tf]e dee fer gepraefenceerd , hebben Haar Hoog Mog. gem. Heer Raadpenfionaris voor de gedaane opening bedankt, en is voorts goedgevonden en verftaan , mits deefen te approbeeren de fchikkingen en arrangementen by Zyne Hoogh. glor. Ged. ten opzigte van de voorf. Colonie, ter voldoeninge aan Haar Hoog Mog. ntentie gemaakt, €D wyders hier mede te verzoeken, en te autborifeeren HOLLANDS 76 handel bekend gemaakt. Men ziet dat voornaamlijk uit het verbond tusfchen den Hertog van Gelder land en den Koning van Engeland, van den jaare 1386, het welk den Gelderfchen vrijheid van handel 5n 't rijk van dien Vorst, geduurende 'c leven des Hertogs toeftaat. Dit verbond, het weik ook nog bewijst, dat Gelderland, eertijds eenen rechtftrcdc fchen handel op Engeland dreef, haalde den Her tog van Gelderland de wapenen van Frankrijk op «len hals: en hij werd daar door genoodzaakt van dat verbond af te gaan, 't geen Richard aanzette, om jiaar het bondgenootfehap der Hollanderen en Z eu •wen te (laan, zonder twijfel ook door hun eeniqe voordcelen in den koophandel aan te bieden. Zij ga ven echter aan Frankrijk de voorkeur, begr de waarfchijnlijk, dat hun belang natuurlijk _ : r wijze meer aan dat van Frankryk dan aan dat van Enge land verknocht was. Evenwel zien we, dat de Vor ilen , die over onze gewtsten geheerscht hebben, altijd gezogt hebben met Engeland in goede ver standhouding te leeven; en zeer.zelden met dat rijk in onmin zijn geweest; het zij dat men het toe fchrijve aan wederzijdfche ftaatkunde, of aan an dere belangen en inzigten. Vreemd is het ge wis niet, dat de Graaven uit den huize van Bour gondië en (Dodenrijk doorgaande naar Engeland overgeheld hebben, daar eeneonderlinge vijandfehap tegen Frankryk genoeg was, om vriendfehap tus fchen de Koningen van Engeland en de bourgondi fche en ooftenrijkrche Vorsten te wekken. De koophandel, welke de Franfchen commerce d'oe conomie noemen, genoegzaam de eenigfte zijnde, wcl •lcen de onzen konden drijven, zoo fchijnt de natuur, alsaangeprikkeld door denoodzaakeljjkheid , om zich middelen van beftaan te verfchaffen, hen met al de vlijt en fchrancterheid, met alle degaaven, welken B IJ L A A G E ES 76 BIJ- Haare Koninglyte Hoogheid. , de Vrouwe Gouvernante , om by continuatie Haare attentie te willen geeven . op de rujt en veiligheid , als mede op bet <welzyn van de voor f. Colo nie, en ten dien einde me: de Heeren Direfteuren van de Sociëteit, ten aanzien van den perfoon van den op gezonden Gouverneur Mauricius , en den jegensvroor digcn, provifioneelen Gouverneur Spörcken , en zoo met de gem. Heeren üirefteuren als met de refpcftjve eigenaars en geinterreflTeerden van de plantagicn, ten opzigte van het verblyf van de Militie daar te lande, en van het geen verder gereguleerc zal moeten werden , zoodanige nadere fchikkingen en arrangementen te maa ken, als hoogftgedagte Haare Hoogheid met haar ten beften van de voorf. Coloaie zal oordeelcu te behoorea. R IJ K D O M. 77 deze koophandel vordert, bevoordeeld te hebben; en het is deze handel, welke de grootfle vlijt en Schranderheid vordert, en die ook noodzaakelijk was om de hinderpaalen, zoo uit de gelegenheid des lands, als uit deszelfs beftier en het beftier der vreemde volken, voortvloeiende, te overwin nen. Diezelfde onmogelijkheid, om eenen ande* ren handel dan de commerce d'eeconomie te drijven, en die zelfde noodzaakehjkheid , om daar in alle an deren de loef af te fteeken, hebben binnen's lands yerfcheiden fchikkingen , {taalkundige inrichtin gen , en aanmoedigingen voortgebragt, van welke veelen mooglijk agter zouden gebleeven zijn, in dien de nood minder gedrongen had: onder dezel ven kan men (Tellen , bij voorbeeld , het gewijsde van Hertog Aalbrecht van den jaare 1393, bij t welke vericheiden Heden, en met naame Amfterdam, van het ftapelrecht, het welk te Dordrecht geheven werd en nog heden word geheven, vrij verklaard werden: de vrijheid door Maximiliaan en Ma* ria den ingezetenen van Holland, Zeeiand en Fries-» land, in den jaare 1480, gegeeven, om te vaaren door de fluizen te Gouda , mits betaalende een ze keren tol, welke niet zoude mogen worden ver hoogd : het verlof aan die van Amfterdam, Ley den en Haarlem, om eene nieuwe vaart te mogen maaken , zonder rechten te betaalen : voorts nog de bijzondere gucflen den fteden ten nadeele van 'c platte land, beweezen: bij voorbeeld , in den jaire 1531 , leverde n;en aan Karel den V. als Giuuf van Ilulland vertoogen over van wegen omtrent: twintig hoilandfche fteden» inhoudende, dat z ; j , om de onderftandgi'lden , welken zij den Graa- Ven moesten opbrengen, te vinden, genoodzaakt waren geweest accijnzen of belastingen te leggen 77 den BIJLAAGE P.3i- Extract uit de Refolutien van de Heeren Staatcn van Holland en West vrïesland, in Haar Edele Groot Mog.' vergadering genomen op Vrydag den 6 July 1753. Haare Koninglyke Hoogheid heeft ter vergadcringe voorgedragen, dat wylen Syne Hoogheid , hoog luffülyker memorie, hoogftJeffelfs Gemaal, op den 2 Mey 1740. aan Haar Edele Groot Mog.cp het ernftig üe had aangedrongen de noodfaakelykheid van hec op beuren der inlandfche Fabriquen in het generaal, eo die van de zyde manufii&uuren in het byfonder, met over geving van een Requeft aan hoogftgedagte Sync Hoog heid geprefenteert door de Commiflariflen van zyde manufaöuuren te Amfterdam, houdende de beklaaglyke toeftand waar in de inlandfche Fabricquen fig bevonden , de nuttigheid van der felver herftel, en voorts voor flaagen daar toe dienende; dat Syn Hoogheid als doen had verklaart gerefolveert te zyn, foo veel fyn perfoon en die van fyn Huis en alle die tot dcflclfs Hof en dienft gdioorden aangong, fig van geen uitheemfche , maar alleen van inlandfche ruanufadtuuren, ie fullen bedie nen , om daar door foo aan de Lceden van de Regee ring als aan de nacie , een goed exempel te gceven .■ met verdere recommandatie, dat daar op met die fpoed moiite worden gedelibereert, als de importantie van de faak' quam te verèiflchen; dat by Haar Edele Groot Mog. daar op ook op den e 6 july daar aan volgende, mee communicatie en overleg van hoogftgedagte Syne Hoog heid, ondertufleben dat Haar Edele Grcot Mog. haate gcdajrtea nnader zouden laaten gaan, of en wac verder tot bevordering van den bloei en aanwas der binnenland fche Fabriqusa fouden behooren te worden in het werk gefteld, was goedgevondt-u by Publicatie te verbieden HOLLANDS 78 op de wijnen , bieren, graanen, turf en andere ■waaren; dat, hetplatte land aan deze belastingen niet onderhevig zijnde, men daar brouwerijen oprichtte en andere neeringen oefende; het welk de {leden ontvolkte, en tot verval hnnner inkomften ftrekte. Op deze vertoogen verbood Keizer Karel brouwe rijen op te richren , bakkerijen te oefenen, enz. binnen 600 roeden van de fteden. D e Granven van Holland overtuigd , (zoo als wij te vooren aangemerkt hebben) dat het land niets uit zich zelve konde voort brengen, en dat zij op geene andere wijze dan door den handel aan te jnoedigen , voordeel uit het zelve konden trekken, waren zelf genoodzaakt, om a?le tnbgeïyke middeLn, ter bevordetinge van denzelven, in 't werk te fkl len. Hier uk fproot hunne opJettenheid omtrent iiet welzijn des koophandels ; gelijk ook hunne overtuiging, dat zij denzelven niet met belastingen moesten bczwaaren, en dat zij dien bevorderen en bevestigen moesten door verbonden, met andere Volken , vooral met de H-°.nzé - ftcden en andere jioordfche Mogendheden. De noordfche handel had altijd het meest de oplettenheid der Graaven fen die hunner onderdaanen tot zich getrokken. De bloei des handels door deze aanmoedigingen veroor zaakt, had niet alleen de oude rechten zoo van tol len als anderzins verbeterd , maar ook de on derdaanen in ftaat gefield, om, ingeval van nood , hunnen Vorst te dienen , zoo met beden als bijftand in fchepen. Dit vindt men opgemerkt in de Sen tentie van Karel den V. waar van wij hier boven ( b 1.69 &71.) fpraken. Men vindt daar te recht aan gemerkt, dat nieuwe belastingen en nieuwe lasten niet konden nalaacen de vreemde kooplieden uit het land te houden, welke altijd den voorrang zouden geevenaandie landen, waar zij den handel met meer- B IJ t A A G E P. 78 fol- den uitvoer van allerlei foorten van werkgcreedfcliappea tot de zyde- wolle- gaare- ca lint-fabncquen gelioor cndc, erf wyders de Heercn van de Ridderfchap, en Ede len , mitsgaders de Burgermeefteren eo Regeerders van de refp'-öive Steden , Lceden van Haar Kd. Gr. MOl5. Ver gadering, te verfoeken, en Burgermeefteren en Regeer ders der verdere Steden deefer Provincie te geladen * pm ieder in den haren, by provifle, op de bequaamfte vryze te bevorderen, dat fy en alle de gcene die van de Regeering eenigfins dependeren, of cenige ampten, officien of bedieningen, by haar begeeven wordende, bekleeden, foo voor haar lelven als voor haar vrouwen en kinderen, en alle die verder toe haar huisgeQn be hooren, voortaan tot haar kieeding geeu aodere wollc of zyde manufadluuren te employeeren , als die in deefe Provincie zyn gemaakt en gefabriceert, met re commandatie aan de verdere ingcfetenen, dit lofwaar dig voorbeeld van wylen Syn Hoogheid en van de Re geering en van amptenaaren op te volgen. DatgelykSyt* Hoogheid, hoogloflyker memorie by desfelfs refolutie was gebleven omtrent het employ van mlandfche ma nufaóluuren, en Haar Koninglyke Hoogheid ook uic overtuiging van de noodfaakelykheid van het mamtien der iulandfche fabriquen, van intentie was daar in te blyven continuceren , hoogftdezclve egter was geinfor meert en aan Haar klagtan waaren voorgekoomen, dat de vcorfchrccve Publicatie, ten opzigce van het draa gen der inlandfche manufadtuuren her. gewenfehte eiTeft niet produceerde, en dus dar de inlandfche fabricquen het verwagte foulaas tot derfelver opbeuring daar van niet genooten. Dat Haar Koninglyke Hoogheid vervol gens fig niet alleen genecefliteert vond, aan Haar Edele Groot Mog. daar van kennis te geeven, maar ook dat zy aan het geene tot verbetering van de inlandfche fa bricquen , en om defelve foo veel mooglyk in voorigen bloei te herftellen, fal kunnen worden in 't werk ge field , door kundige perfoonen werken liet ,om het zelve ter eerfter gelegenthsid ter deliberatie van Haar Ed. Gr. Mog. te brengen , en dat hoogftdefelve mem de, dat om deefe (importante tak van 's Lands welvaa ren inmiddels foo veel moogelyk te fouteneeren, wel cenige nadere voorferge foude kunnen worden gefield, tot dat ten principale hier op zal kunnen worden gere-' K IJ K D O M. 79 fa) Men ftejt alle de Vereenigde Gewesten te famen ep eene leijgjW van omtrent 58. nursn gaans, te rekenen vm 't ui tevftc van Staatsch Limburg tot aan 't uiterfte van Groningen, en op eene breedte van 45. uuren, van 'c uiterttc van Zuid bollanJ,, tot aiia't uitecitü vau Overi'sfel. der vrijheid konden drijven ; dat de belemmerin gen , waar over men klaagde, den handel in Hol land reeds hadden doen afneemen , en daar door eene vermindering der tol -en andere rechten ver oorzaakt ; dat het verval des handels verfchei den fchippers , ftierlieden en matroozen deed ver loopen; tot ontvolking van 't gewest flrekte; de dij «en in gevaar flelde, en den handel naar andere gewesten deed verhuizen. Men ziet in die Sententie van Karel den V. , in welke men het eenvoudigfte en oprechtfte verflag der oorzaaken , welke den handel en de fcheepvaartder Hollanderen hebben doen opkomen, vindt, dat de Staaten den Vorst voorhouden, dat Holland is een zeer klein land, klein in deszelfs lengte en nog kleinder in deszelfs breedte (a) , met aiie deszelfs drie deelen bijna aan zee gelegen, on derfeevig aan groote onkosten , welke het onder houd van dijken , fluizen, molens, en bezoldingea vordert; dat het zelve boven dien vecle duinen, moerasfige landen, en meiren, welke van dag tot I grooter worden , en andere plaatfcn, welke niet bebouwd of beweid kunnen worden, heeft; het welk de ingezetenen van dit land noodzaakt hunne toevlucht tot de manufacluuren en den koophandel te neemen; dat zij, om zig middelen van beftaan te verfelviffcn , verplicht zijn , ®m buiten 's lands on bereide ftoffen te haaien, en die bereid weder daar te rva; te brengen ; als, bij voorbeeld, verfcheiden foorten van takenen- en andere ftoffen, welken zij B IJ t A A G E P. 79 BIJ- folveert: dat het aan Haar Koninglyke Hoogheid toe icheeö dat h,et meer imprcfiie foude geeven aan de ingezeetcnen, wanneer het draagen van de inlandfche nianufafluuren by de Regeering voor Gg er, de haaren wier- Ue vaftgefteld, en van groote nuttigheid zoude zyn, Wanneer te geiyk konde worden gepre-.enieerc, dat de Winkeliers gi-en uit heem fche voor inlandfche manu faftuureD quamen te debi tieren, tn dat ook daar van een ieder by het koo;)en van dezelve konde verzekert zyn, waar tegen tot nog coc niet zynde voorzien ge weeft, orcafic fal hebben gegeeven, dat veele pc:(bo nen uitheemfche in plaats van inlandfche manufadtuu ren tekens hanr intentie lullen hebben gebruikt ; dat Haar Koninglyke Hoogheid verwagte, dat dewyl de del.beratien over het wurk der Commercie foo verre waren ten eynde gebragt, en dat daar omtrent maar een poinc waar in reeds genoegfaam alle de leeden mee den anderen convenieeren, nog refteerde, met peen minder ernft en fpoed hier op zoude worden gerefolveert toe Wel zyn en beftaan van foo veel duifenden ingezeetenen deezer Provincie. Waar op gedelibereert fynde, is Haar Koninglyke Hoogheid op het ernflige voor desfelfs aanhoudenden iever, ten beften van den lande geadhibeert, bedankt, met verdere betuiging van het geuoegen dat Haar Ed. Groot Mog. hebben in 't vernemen dat hoogftdcfelve verder door kundige luiden arbeiden laat, op weike Wyfe de inlandfche fabricquen wederom zullen konneu Worden opgebeurc, en foo veel moogelyk in voorigen bloei herlU'ld, dat Haar Edele Groot Mog. met aan üenaamheid en verlangen hetfelve te pemoec Gen, en hetfelve hebbende, daar op ten fpoedigften, foo als ook op het jegenwoordige met overleg en de concert van hoogftdefelve fullen delibereeren; en is ver volgeos goedgevonden en verflasn, dat het voorz. ge proponeerde ui werden peëxamineert door de Heerea de Ridderfchap en Edeltn, tn verdere Haar Edele Groot Mog. Gecommitteerden tot hec groot befoigne, met en Reven* Je Heeren GecommiKeerde Raaden ia de beide Quartiertn, en de Vergadering daar op ge dienc van uerfclvcr confideiatieo cd advis. HOLLANDS 8 («) Zie D. I. bl. i 2«. ten, verdient te meer opmerking , om dat 'er weinig san dien prikkel van 't menfchlijk vernuft gedachc word. De grond gaf weinig gemaks aan de hand, maar was te gelijk zoodaanig, dat die aan het ver m:ft, aan den arbeid, aan de werkzaamheid goede vruchten voorfpelden, voor die geenen, welke 'er gebruik van zouden weeten te maaken. Onze eerfte bewooners vonden in onze land flreeken een moerasfigen en drabbigen grond, be flagen met bosfehen , zand - bergen of duinen , aan de zee gelegen , meiren, monden van rivie ren ,en de zee. In andere gewesten van Europa heeft men flechts de aarde tot eene meerdere of mindere diepte , en met meerdere of mindere moeite, behoeven op te krabben om 'er vruchten, en 't geen men tot voedfel noodig had, uitte haa ien. Met weinige moeite wint men 'er in rui me maate onderfcheiden aardvruchten, welken de landzaaten bij ruiling over doen tegen alle de nood wendigheden, welken zij uit hunnen eigen grond, of in 't geheel niet, of niet zoo goed en gemakiijk kunnen haaien. I n onzen gewesten fcheen van den grond weinig of niets te maaken. Hier en daar vond men dien , met der tijd, bekwaam tot weiland; en langen tijd bleeven de bewooners zich geneeren en voeden mee fpijzen van de jagt, met melk, boter, en kaas (a). J)e aarde, zwavelachtig vnn aart, flrekte hun oek tot het maaken van vuur. Weinig bcgeerende, zog ten zij weinig, en vergenoegden zich met het aller noodzaakelijkfte. Doch, daar de mensch door zij nen natuuilijke trek , zoo ras hem voorwerpen van m :erder aangenaamheid en meerder gemak voorko men , greetig word aangedreevc-n, om mede te ko men tot het genot van 't geen hij andere ziet bezit- 8 (a) Die tot nu tte, enz.] Hier uit ziet men i.dat de koop man lel eertijds door de Overijffelfchen onmiddeliik opVlaan lercn gedreeven is. 2. Dal Graaf Florens dien naar de havens van Holland zogt te trekken. 3. Dat hy, om daar in te (hagen , de ingezeetenen van dat gewtsc met ver* fchctdea voordcelen en gunften heeft begiftigt. feyc BIJLAAGE C. Florents , Graaf van Holland , geeft aan de Kooplieden van Deventer, Kam.' per, Zwol, IVilfem , en andere fte den , daar by gelegen , vryheid, om in Holland en in Dordrecht hunnen Koophandel te dryven ; bekragtigt door de voornaamfle Edellieden, en enige ftceden. [Mikris Chartcrb. D. I. bl. 385.] Den 18 September 1276. FL orf. Ns, Grave van Hollant, allen dien genen, die de«e letteren zullen zien, falut ende kermiste der waerheden, lintdac die Coopmanuen van fleden en vaa Dorpen , die hier na volgen, dac is te verfraen, vaa C.arnpen , van Zwolle , van Deventer , van Wilfetn , ende van andere fteden, die hier tusfehen liggen ende ge buren fijn, die tot nu (a) in Vlanderen toeter have nen, die men heet Swin, mee hare coopmanfehap voor dezen plegen r e varen, nu toe onfe havene van Dord feebt, of cot ene andere ftede in ons land, daer 't hem best komt met hare coopmanfehap van dezen dagen voort begeren te varen en aclninge hebben , ende wy merken dat van h3re toekomst al ons Land oorbaer en de ere mag wezen, is 't zake, dat zy liare vaert voor- 80 BIJLAAGE Q Deductie van Vriesland, tot jufti ficatie van Haar Ed. Mog. ingeleide Confideraticn. DE Gecommitteerden der Proviotie van Vriesland gezien hebbende, het debat by de lüd. Gr. Mog. .Heeren Staaten van Holland, den negenden deczes ter Generaliteic incebragt op de confideratien ende incli naticn den 27 en Jan. laatftleden, wegens de Provincie in gedient, kunnen niet ledig (taan tot bevrydige van haar pligt, te verklaren, dat zy 't voorfz. dcbac onder re verentie niet en kunnen oordcelen van zodaanigen ge wigte, dat zy daar door buiten bekommerniffe mogen worden gefield, als of daar mede alle bygebragte oio tiven waren gee'nerveert. Want het is onder Politiquen meer als bekent, dat in Poliarchcio Jlatu allermeest te bevreezen is tixift ende iweedragt. onder de Regenten , fpruitende uit de dijfen lien, cemulatien, ende fatlien, als mede uit diverfe inte- Tejten, oogmerken, en andere infigten , die fodanigen Jlaat doorgaans volgen gelyk. de febaduixie bet ligebaam; betui genae fulks der Demagogorum continueele difpuuten, cndeonruÜen tot Athcnen; die veelvuldige veranderin gen en commotien in de Stadt Roiscn, poft ejeSlos re ges, ende andere ontnlryke exempelen; die Dehalvert dien ons leeren: quod que plures imperant eo gr umus fit difcordiarum periculum; quodque viultce Refpublica in tamo diffentiarum xftu afeipfisfubverfa: fint. "'c Welk onze fcer voorüctuige Voor-Ouders, Au rheurs van de nadere Unie, door aanwyfingc des OjJen Princen Willem, memorie, (we fende den beften Politiek en Advifcur in dien tyden) wel te gemoet ziende, hebben by advys ende goedvin den van hoo£.'gedagte Prince , diefur.éiie, authoriteit , ende bejeic dtr SraJhouders, als een temperamentum Po liarcbia, üi< nllig ende noodig beoordeelt, tot tritfiw'tingt endt vourkoemingt vanfodaunige difl'entien en WottJ'paltig* HOLL A N D S 80 \vd> in Spanje , Portugal, Duitschland , Schotland, en vooral in Deenemarken en andere noordfche landen invoeren, van waar zij weder waaron te rug brengen, voornaamelijk, eene groote menigte tarw en andere graar.en: en dat bij gevolg de voor naamfte bezigheid der ingezetenen de fcheepvaare en zeebouw zijn , welken aan een zeer groot getal volks werk verfchaffen , om de koopmanfehappen int land in te voeren ,en die van daar weder naar andere landen te vervoeren; het geenc ( dus fpree ken de Staaten ) de tollen en andere rechten en ge woone inkomllen der Graaven vermeerdtrr.. De Staaten doen hier den Keizer begrijpen, dat de ebbe en vloed van een grooten handel de voor naamfte bron der inkomften des Vorllen uitmaa ken, en dat hij dezelve veriieft, zoo dra hij dien belemmert. Zij brengen hem ook den vrijdom der gewesten van Holland en West Friesland van aan geene nieuwe bchstingen, dan in welken zij be willigd hebben, onderhevig te zijn, in 't geheu gen ,'een vrijdom met eede bij zijne blijde inkomfte bevestigd. Zij brengen hem nog in geheugen de verbonden van koophandel te vooren met de Ko ningrijken van Deenemarken, Noorwegen, Zwee den, en de Vorftendommen Sieeswijk, Holftein, met de Wendfche , Hanze-en andere noordfche fteden geflooten, bij welken beloofd was, dat de wederzijdfche kooplieden ten allen tijde vrijelijk met allerlei foort van koopmanfehappen in Holland zouden mogen komen , zonder iets dan het oude recht te betaalen. Zij vertoontn hem , dat de nieuwe belasting ( dit was een uitgaand recht, onder de benaaming van congié - geld ) ge legenheid gegeeven had , dat 'er goederen uit Dantzig , Bremen , en andere noordfche fteden paar Spanje, Portugal en Italië gezonden waren, K IJ E D Ö Ü. 81 F welke door de Hollanders derwaards hadden moei ten worden verzonden: en dat zij reden hadden * om voor eengeheel verval huns handels, en hun*-' beducht te zijn. Om de noodzai «elijkheid hunner voorrechten des te beter te doeri. begrijpen, vertoonen zij de ongelegenheden cri ongemakken der hollandfche havens en reeden : , erl de kosten, welken men genoodzaakt is voor der* koophandel te maaken , om dezelven te boven té ko men. Zij draagen wijders nog voor, dat desseifs gaaten, ais hec Smahdiep en 't Flie , welken de mdnd der zee maakt, zeer gevaarlijk zijn van wegen het ge 1 * tijde, tegenwinden en ondiepten, agtien mijlen vdti Amfterdam gelegen, en op fommige plaaclen niec meer dan anderhalf vademen water hebbende; zoó dat gelaaden fchepen, gaande naar, of komende uit het Noorden, bij derzelver aankomst of uh!oop?nj ten minde twee mual moeten verligt wordenj : r welk den kooplieden veel ongelegenheid en groot te kosten veroorzaakte, en hun veel tijds deed verliezen j dac hec in Holland aan geen .fdnj* geoorloofd is binnen te loopen, zonder een loocej welke hem in de have binnen lootst, aan wien .de koopman gehouden is vier of vijf en fomrij'iS tien of twaalf ponden groot, naar dat de wind net weder is, te betaalen ; en dac de koopman * daarenboven , genoodzaakt zijnde zijne fcfaepen te «oen ligcen van wegen de ondiepten ; van ieder last acht of negen fluivers , en bij ftorroachrig Wedef of ijsgang tot vier-en-twintig en vijf- eiy- twin tig duivers moet betaalen, buiten't vuur of-baak geld en diergeüjke kosten. Hier uk befluueii gij met recht, dat menden koophandel moest ontlasten { om deze hinderpaalen te boven te komen, . , .*.? zek er ■ dat een goed heÉ weïk «e arbeidzaamheid der landzaaten weet op te wak- B IJ L A A G E. Q. 81 beeden, ja als een handende keten van het eeuwig ver bond, 't welk zy onderling aangingen: en indien, niec tegenftaande die prefervacyf, dezelve verfchillen ende oneenigheeden tuflehen de Provinciën mogreu inkruipen ende plaats vinden, hebben zy de voornoemde Stadhou ders als een panaceam ofte facram ancboram , ende etnigjlt remedie tot dempinge ende JiiJJinge van fodaanige difpuuten ende onlujten gekeurd, gefield, ende beveftigc; in voe gen dac die queftien rakende Vrede, Beftand ,Oorlogen de Contributien tot derzelver decifie by provifie zyu gelaaten, volgens den ix. Are. van de Unie, ende ails andere tuiïehen de Provinciën in 't gencrnel onrftaen , da óisputuen ten principaale ende abfolute geremiaeerc cuuö aan Hoog§edagce Stadhouders, fondcr dat wy ders beroep, appel, revifie, ofce ecnige andere quejel lt-n veriogt ende gebruikt worden, ailcs in cod« formité van dvn xvi. Are. der voorfz. Unie. Op welke fondamenten mede is de interpreta tie der twyffelagcigheeden, uic de voorfz. Unie mogen» de ryica* aan de Staahoudc-rs ineds gewezen, vermo gens den xx.i. Are. hem den eed der Stadhouders em nie de Articuhn der Cwfosderatie te zuütn n<ig<nn en tm. derhouden ,in 'c xxtv. Are. vermeld : als mede HÄ( Sc rye in Steden en Vlecktn te mainienceren , ende d:üir vari die gemaakte brieven ie befegeien , breeder in den xxv. eDde xsvi. Are. der vooren gemectioneerda Unie uic gedrukt. Alle welke Prtecautien, Steun/eten, ende Remedicn, ten regsnte v an alle cte geconfoedereerde Provii,tjon in 't gemeen, endeconfequentlyk aan den gehcelen Bcca,ï, oq tot con'ervatie van dien zyn vaftgeftsld , bcraamc, en de by ferme van Contract ingegaen ende aangenomen ; uicnoodiaeckelyk volgc," dat eenige ofce Je Rüaella Leden van de Unie daarinne niet konncn veranderen in wille van eene, twee, of drie Provinciën; maar Behouden zyo naar de exempelen der Provinciën de Unie hier inne naer koomende , rr.ede'Stadhoudcrs te kieiuO, °m door dit middel de boven verhanlde effedten allen Provinciën te doen jouiff:crcn. Nam quemadmoJum , §ui adfmem obligatus eft, obligatus quoque ejt ad media : fic in koe cafu Pfovintie , qu& obli&alte juni ad Unicum emfervandam , £? difcordius turn pracavendas, tümjb das , obligatm juni ad mtdia ad ijlum finem ductniia, ■ B IJ L A A GS Q. 82 VaD me quia illafi m{l ' cnmmmi faderatorum piacitafpecijitt cf forwalittr recepta ac approbata junt. Die niec konncn verandert wórden als by gemeen advys cHdeconfentvan de Bondgenootcn { gfilfrk notanter in terminis van de Stadhouders in den xi. tn xxi. Art. der meergemelde Unie werd gepoi'etrt, eüde ueneralyk uit de natuure, eigenfehap, ende kragt van alle Ccncraftcn, Art. xvii. gereitereert, dac geene verandering in eenige poindl of Arciculen raag geichjeden , als by gemeen advys ende confenc van die iJondgenooten: addttis verbis taxativis: ende anders niet. Hier boven komt te -confidereersn die groote diver' fileit van opinien ende cwrme iangfaemheid aer refolutieii imregimine (.olyirchico , als een proprium quarti modi inha: - rerende; die , apud Piiuarchum, in 't fubjedl der Samni ten werden gedepingeert met de woorden, conjilia vejlra longa, cffc&us lenti &fope uuili: welke traegbeid ende diverjitat door vigilantie , credit, autboriteit ende dexteri teil eens Stadbouüas msrhlyk at'orJ geè'mendeert ende V/t Jpoedigbeid, eenparigheid, ende Uniteit gebragt, 'm dier voegen ut corjilïaum jiat cf conclufio c? executio, 't welk is 'c gene üe Politici fegeen, Poharcbicum Jtatwn eate rtus ejje laudabilcm , qualenus in Je babet fimüitudinem Ö 1 repraj'eniaüonem Monarcbia, atqus adeo quatenus Mi plu res qui imptranï reducuntur ad Unitatem : zynde we] ïe jnarkabt-1 't «nik Bodmus op zeckere plaetfc verhaele, fi pluriwn imperia memoria recolamus, inveniemus cos aut cum civibus iniernum aut cum bojtibus externurn helium per fetuo gefftjja ; & quantum fuerunt Polyarcbit , non pluriwn j'ed fapienlijjimi cvjusdam Civis imperia, nutu, ac confüio J'Uafi regia quaaam poteftate gubernatas ac woderatas fuiffi inde geeft de dagdykfche ervaringe te kennen met wat beletfei,on;ier\f endeprejudiciedeandere Provinciën, ja de geheele Unie door irrefolutic van een zaak werd aan gedaen ; fulks dat by"expeditie, deliberatien, Refolu tien, ende Executien van de eece ofte andere Bondge nooten de andere ten hoogden geinterefTeert zyn, eö dien volgende wel degelyk bevoegt te infifteeren, dal ook in fodanigen regarde de Kd. Mog. Hecren Staaten van alle de Provinticn believen gedienc ce zyn met een refolut en goed genegen gemoed tot verkiefing ysn Stam h'auier of Scadhoiiders te verdaen, veriuits ons God de Hccie by Jödani ge forme vanßegtringt lotverwonderings H O L LA N D S 82 keren en tot bet voortbrengn van vruchten aan* Jeicteog te i Jve op zijn pas aan te ïi-;' ■ Euß verre kan brengen , dat het den i; , in v/oerwil der ongelegenhee v ■„ i.s voorr. lijnen te moeten TOeder] doen ons deze vertoogen nog zien, dat "er cic koophandel van Amfterdam hec meestem aa;; merk ing gehragC was. Andere havenen zijn juist niet aan ditzelfde ongelegenheden onderhe vig. :;;iw:!';o!i hier bijzonderlijkverflag gedaan word. n ons wat breedvoerig over de mid delen, door de itad van .Amfcerdam tot bevc; g van haare vaare en koophandel gebruikt, uit gel DÏet, om dut 'er bij de andere fit ai ta vinden zouden zijn , dat de Re en de vaare en koophandel , en in het idgemeen de uvlwnrt hunner inge zetenen , i van Amfterdam zouden behartigd, en voor dezeiven gezorgd hebbei:; maar < , om datv.x- , niet ltuksgewijze van ;:iie tic pLiatfen kunnende; fpreeken, gemeend hebben ons gevoegJijk, als tot een voorbeeld, te kunnen - n b;j Amfterdam, als de plaats, wel ke, 7.00 'i dis voorkomt, wel de meeste en nu verfchilj iddefen gebruikt heeft; en die , ten aanzien va.. ophandel , zekerlijk boven. alle anderen der befchouwing wel dubbeid waar js. Immers raoec het niet vreemd vallen te vraagen : lioe komt het, dat Amfterdam, zoo min voorde gelegen zijnde , en in welks have men niet i niet zoo vetJe moeite, gevaar en kosten , ka pen, in den handel hovende n den voorn.ng heelt $ > , en hoe heeft die ftad al zeer vroeg zco grooc èeae o; ■len? Want, pffchooa Amll dan.s koophandel door den val van Antwerpen. B IJ t A A Ó E Q. 83 F 2 tri Van alle de Werelc, fo verre heeft gefegent, ende te bedugten ftaet C 't welk God de Heere uit genade ver hoede ) ne mutatione Reipublicte fortüna Belsici nömiSfï tniitetur. Tacitus hunc metum inftillat, dum mquit, fcitó Juper omnibus negotiis melius aique reSkius olim provijum, £? qua convertuntur in deterius mutari. Vulgus hoc nod jgnorac, quia fepe experitur quod dum vitia qiuzdam i%. tare jludet, in contraria mulcoque majora deteriora, ac pc ricidofiora. incurrat. Quare iandtirfiimim eft apud Thucididem judicium, dicentis; Ëosiütiffimé a'ge re, qui Rempublicam aüminiflrantes in Regiminè ö" Öi gibus minimum variant. Men laetftaen, quod aufoiica te regiminis (quam Lipfius dcfinit, impre-flam fubditiê & extcris opinionem reverentem de Reipublicffi fiaru) a conftanti Reipublics forma pendeat, & per inhöva ïionem ac niütationem valde accidatur ac übique vi* «fcat. Eyntelyck vverdt j"n de inftruflie des Raeds van StaS te Articulo i. Iv. vi xx. xxxiv., ende meer andarè geformeerc in den jn.ire 1588 » fo dikwils vcrhael gs daen van de S'adhouders ofce Gouverneurs, als de paf tibus integrantibus Jtatuum, dat ook daar uic gén'dög faam blyk:, dat onze Voorvaderen hec arhpt der Stau houderen in de reipeclive Provintieu hebben r.ocJiff, geoordcelc. Waer tegen fiiet en opereert 't geene ten debntee vnri Je Souveraineteu van yder Provincie werdc bygebragt, Aócft dien de Majejleit door CuntraSl ende Verbond met ini'ti gekivetft, gerejlringeert , ofte vermindert, anJeriïocs zOÜ den alle Koningen ende Staaten van haer opperlle ge zag komen te verliefen, fo dikwils defelve zich vetfairi den buiten den anderen geenen vrede ofte beftanJ mei den gememen vyand te maaken; 't welk oijgsryrflt iyh de, moot van gêlyken nature geoordeele worden htg iultenu, waar uit dit in volgende. Quid mulris? ■waarom werd door die noodvrendigheid van Stadtioi te kiefen de Souveraineteic meer gekrenkt ajs door Oöli ga.ie van geen beitaud ofte pays te maakeo, geen oorlog te ainvangen, geene impoften in te ffelien, gech'e federacien te reaaken mee eenigé nabuurige Heercii ofte Landen , ofte den Cours der Muftte niet ce VeraÖderënj welke nograns d ; e prircipnalfte marquen van Je opper iie magc zyn. Oujmadmodum erzi libertatem non &Ê:ïi r ij k b o M. 83 ttaor den oost- en wejtindifchen handel bij vc - volg van tijd, is toegenomen , is het nochtans Zeker, dat deze ftad onder de regeering der Öraa» Ven eenen zeer aanzienelijken koophandel dreef; en bepaaldelijk de commercie van o-economie, wél! als nog den grondflag van haaren tegenwroordigen. koophandel uitmaakt. Wij hebben hetbereids aange merkt: uit nood zijn de bewooners dezer ge visfehers, zee- en kooplieden zoo wel als KiiJ-ri keurs geworden; uit nood zijn zij nijverig, Wer zaam, vindingrijk, en zuinig geworden. Die Lv gerlijke deugden hebben ken in ftaat gefield oitl hinderpaalen, welke uit de nadeelige ligging Ir lands voortfprooten , te overwinnen , en zij zijü 'et zelfs nog door aangeprikkdd geworden. JNi mag Amderdam zijn bloei, aanwas, en aan diergelijke oorzaaken, voor 't meerder te, toefchrijven. De burgerlijke deugden fkndigdoor voorfpoed achtervolgd. Duö heeft ffi Mdvfeille , Venetië en Genua, en meer ander. fen uit moerasfen en klippen zien opkomen, en hoofd boven duizend andere plaatien opdeelt Mr.n verbeeldt zig vrij algemeen, dat hei: langer dan eens ecuwe geleden is, dat.de Moge heden van Europa, ziende welk een hoo; de Staat der Vereenigde Nederlanden dooi van den koophandel bereikt hadt, op d. van rijkdommen zich hebben begonnen toe te : gen. De vertoogen der Scaatcn aan Knrcl c!cp toonen het tegendeel klaarlijk aan. Men ziet dezelven, dat Hamburg, Breinen, Embden overige Han/.é - fterlen handel dreeven ; efi Engeland , Frankrijk i Spanje en Portiigi! vrijdommen en voorrechten aan vreemde p verleenden, om dezelven mnr hunne havens ie lok ken. Het is waar , dat de koophandel deÉer HOLLANDS 84 als .ken meest of geheel en al door de vaart van ande* ren gefchiedde, doch zij begreepsn echter, dat een koophandel, in welken veele buitenlandfche volken tefft-ns deelen, voordeelig moet zijn voor het land of de plaats, op welke zij hunne vaart en koophan del aanleggen. Dezelve brengt den overvloed en een laagen prijs van waaren en koopmanfehappen , waaraan men gebrek heeft, aan, en ftrekt te gelijk om die waaren en koopmanfehappen, welken men zel ven aan andere volken te verkoopen heeft, op hoo gen prijs te houden. Veelen flaan geen acht ge noeg op deze eerde kundigheden des koophandels , welke van zoo veel gewicht voor 't welzijn van den Staat zijn. Onze hndsgenooten waren dus, in de vijftien de eeuw, niet zonder reden beducht, dat de noord fche volken eene rechtftreekfche vaart naar de wes- terfche volken zouden aanleggen , daar dezen den rechten weg inüoegen om hen tot zich te lokken door hun viijdommen van belastingen, en 't groot voorrecht der vrijheid, welke de ziel des koophan dels is, toe te ltaan. Hunne onderlinge belangen fcheenen in der daad dezen weg tot hunnen koop handel aan te wijzen : en daar uit kan men dan ook verder zien , dat de onzen hunnen flapel en commercie van oeconemie in den ftaat , waar toe dezelven toen waren gebragt, niet konden blijvtn houden, en nog veel minder-de zelven zoo rrsag ïig doen toeneemen, als federt gefchied is, dan door veel beleid, groote arbeidzaamheid, naauwe zui nigheid , en door het aangaan van overeenkomften, het IJuiten van verbonden , en het verkrijgen van voorrechten , tot den koophandel betrekkelijk. Ook mag men onder de uitwendige oorzaaken, welke tot den bloei van den koophandel derHollande ren,van deszelfs opkomst af uan,hebben medegewerkt, B U L A A G E Q. 84 vel aïterat fi <l u > s le "« probibeatur quid facere; fic majf fiatem non aficit vel immintdt, fi conientione vel fixde re impedhitur hoc vul Mud agere , vel cogatur ad aliquid faciendirn vel praejlandum. Verder is van vreemder iüatie dat pofitivement wert verhaelt, dat men ter tyd van de gemaakte Unie niet gequalificeerc is geweeft óm Stadhouders teftellen, ver mits de Hecrfchappye van den Koniug van Spanje nog niet en was afgezworen, ende de Stadhouders die doen maals waren, haare Commilïïen van den Koning bad« den , &c. vermits dat daar door alle adtien defes Staets tegen den Koning van Spanje of deszelfs Minirters, ge pleegc voor 't afzwetren , by Holland en Zeeland in 'c jaar 1580. end.- by Vriesland in 't jaar 1581. gefchi.:dt, ja de Unie zelfs onwettelyk en van gecne waarden wer den geinfimuleert ,• behahen dat in faEto waar is dat Graaf Jan van Nasfau, Hoogvorftelyker Memorie, op 't aenhouden der Staaten van Gelderland by de Sraatcn Generael roe Stedehouder van die Provincie is beroe pen, en alr.o van den Koning geen Commiffie heeft had; ende dat alle Provintien ten tyde van de gemankte Wnie met Stadhouders verzien, geen konden hebben, op een Regeeringe zonder Stadhouder ce eeni ger tyd te formeeren. Ende wat uit de woorden by provifie den ix. Art. in verlyfc werdt geurgeert, is in der waerheid van gerin gen nadruk. Ten eerften, als in Cafibusfpecialibusfpree- Kende,- ten tweeden dat ook nog in dezelven Cafibus 'c gefchil gefubmicteerd zal wordtn aan de Heeren Stad houders , by proviiie toe anders zal zyn geordonncerc by gemeen advys vaD de Bondgenooten ; uti Articulus jx. exprefTe habet, cujus prior explicatio etiam ad hunc pofteriorem cafum pertinet, quia nulla diverfitatis ratio poteft dari vel alia cornmodior explicauo adduci. Kon nende in allen gevalle dit proviiioneele remedium geune Pro»intie benomen worden, ofte verandert a!s by ge meen advys ; vermits de Stadhouders in den anderen Cafibus , buiten die voor-verhaelde, teu principale en de en dernier reflbrt zullen regt doen. Die diftin&ie tuiïchen het ampt der Stadhouders en de Perfoonen van defelve, genomen uit die wo des iv. Art. nu tsr tyd ixefende C v erbygaende de Con tradiitieu des debacs) fmaakt meer fcharpzinnigheid a i B< IJ L A A G E Q. 85 fa B \\s •waarrchynclykheid , ende is ten dccle litteraa!, flryden de me: de meeninge , intentie ende oogmerk eter [Jond genooten, die zonder allen cwyffel fulks zyn.gewe.eft, dat haar Ed. de Queftiea uit de voorverhaêlde corzaa ken komende te ryzen, immers zo gaerne hebben willen begeeven en noodig geage te accommodeert en te dem pen by de volgende Stadhouders, als by die dewelke ter tyd van de gemaakte Unie zyn geweeft; te wectrn, hy pro vifie totdat by gemeen confenc ende advys daar in na dyr zal zyn voorzien , 't welk tot nog toe niet is ge fchiedt, Soo is ook openbaar, dat den voorfz. ix. Art. alleene van't voorfz. Cafus handelt, en dat den xvi. RDde xxi. ende meer anderen hier voren geallegeert, gteneralyk ende indiftinktelyk van alle de "Stadhouders fpreeken, zo toekoomendc als tegenwoordige , gelyk in ecnen byzouderen ca Pu buiten de voorfz. vaak ge- Tientioneerde, nog onlang« by U Hoog Mog- is ver flaan, volgens refolutie van den c? - Aug. 1650. devrel fcte de fpecien aldaer verhaak, (lek ter decilïe van de ■Hceren Scadhouderen ofte Stadhouder der provintion ia der tyd, ten eenmaal reflexie nemende op üe Unie ende al!cn-declen van dien. 'c Surplus van het Debat, beft.iot in al te brede op» neminge der bygebragte interpretaticn, onbekwame il» la'ien, refutatien van eygen gewaande objeftien , fjc» prefutneerde bcpalinge van het aihpt der Stadhouders, eiKle dergelyken, dewelken uic de hier voorg.iande re denen eude explicaticn komen te vervallen, eude over-v lu!ks de Gedeputeerden niec noditi agecu te repeceeren ende op elk point te approprieèren; vcrklaarencic de E. Mok. Heeren Gecommitteerde van Vriesland uit op j-cgter harte ende yver tct handhaving van degemee ne faak, conPervatie ende vaftellinge des Staats,'c gee ne hier is gededuceert, te hebben; als te gen de mutatien met tcrireurheo enJe beven aanfiende; vermits de eene verapderinge meer anderen mede fle. pen, ende zeer Pelden ten befte eedyen , ende deezen Sraat by den vorigen fonn van Regering zich zo wel heeft bevonden, dat de Gèunieerde Provintien niet rc dtn zich moacn erinneren 't (reene van Rona gefegdj W-rd. Morihus antiquis res fiat Romana vues^ie. R IJ K D O M. 85 F^ gewxchtigften aanmerken , dat zij altijd le gen mededingers hebben moeten worstelen, ni;c alleen in de commercie van occonomie, den eemg iïen handel, dien zij drijven konden; maar ook een opzigte van allerlei foorten van handwerken ; zelfs ten opzigte van de visfeherij en fcheepvaart, twee takken, omtrent welken de gelegenheid huns lands hen het meesc fcfaijnt bevoordeeld te hebben. Dit mededingen, hoewel uit deszelfs aart, eene groote hindernis, heeft niet te min al mede tot den aan was van de vaart en koophandel toegebragc, ooi dat zij den tijd en gelegenheid tot een vadfig le ven heeft afgefneeden ; en het vernuft, de werk zaamheid , en cien. ijver fteeds gaande gehou den , even gelijk liefhebbers van een fpel hunne krachten het meeste infpanuen , als zjj met goede fpeelera te doen hebben. Men verwaarloost zich ligt, en men waant , dat men altijd zijn. oog merk zal kunnen bereiken, wanneer men niemand kt den weg ziet, terwijl men, zich aan 't ftil zit ten gewennende, de vermogens van geest en lig chaam verlies:, en te laat befpeurc, dat de krachten, verdweenen zijn. Het gaat met een volk als meteen mensch; ja zelfs als met kinderen, die doornaijver aangezet willen worden. Onze landsgenooten , me dedingers in hunnen weg vindende, werden'er nies door afgefchrikt, maar te ijveriger gemaakt: hunne onvermoeide wakkerheid werd 'er nog meer door aan gezet , en die deed hen niet alleenlijk de ongunftige gefteldheid des tends te boven komen, maar ook hunnen handel tot den hoogden trap van rijkdom Hijgen. Voeg 'er bij, dat dk mededingen zelfs ook den Graaven moest beweegen om hunne landzaa ten door vrijdommen en voorrechten, in 't ftuk van. koophandel e n fcheepvaart, te helpen ;.en daj dezen 86 BIJL AA GE Rv Tractaet van beflendige Vrund-eni de Nabuyrfchap, midtsgaders ver dragh noopende de Commercien cm de Thollen, gemaeckt tot Christia-: nopoli den 13 Augusti 1645. tus-r fchen fyne Koninghlycke Majefteyt van Denemarcken ende Noorwegen, &c. ter eenre; ende de Hoogh Mo gende Heeren Staten Generael der- Vereenigde Nederlanden, ter ande* re zyde. Dm Koninglycken Majeftcyt van Denemarcken, Noorwegen , &c. pnfes aller - genadigliften Ko pings ende Heer tot defe handelinge fpecialitcr gelait* énde reet volmacht verfiene ende geordineerde Rycx saden ejjde Corominary Co-fis Ulcfelc, Ridder des'Ko niaghryeks Denemarck, Hof-meefter, Ryckx-Raedt, Ampcmau over het Eylandt Moen, toe Egdchere Erf gezeten; Chriftiaen Ttiomaffen , Ridder, Koninghlyckc Wajefteyts Cancelaer, Rycx-Raedt, Amptman"toc Sr. Canut Kloofter, toe Stougard, ende Lyckfcholm Erf gßEeten 5 ChriftofFel Uhren , Ridder ,' Rycx- Raedtf Amptman tot Franckier , ende Erfgefeten op Asmarck; Jurgen Sehfeldt, Rycx-Raedt, Landt-Richter in Zee* lande, Amptman op Ringfted Clooiler, ende Erfgeze tcn tot Refs, ten eenre; ende de Hoogh Mogende Heereg Staten Geneiael der Vtreenigde Neder-landen n.infe AmbafTddeuren mede hier toe fpecialiter ghclnft ende gheauthorifeert, Jacob de VVitte, Heere in Ma' e, Meliffant Cromftryen, Gecommitteerde in dö a-kamer der Edele ende Grco: Mogepde ücercty HOLLANDS 86 oa- daarom dien hinderpaal ook hunnen Landsheeren ten ilerkfte voorhielden. Om te begrijpen met hoe veele zwairigheden, i lijk uk die mededingen voorkomende, zij te worftelen hadden; en van hoe groot eene kracht deze zwaarigheden waren , moet incn eerst en vooral achc geeven op de natuurlijke vaderlandfche yoortbrengfelen of vruchten. De vaderlandfche grond verfchafte hun niet eens het geen 'er noodig om een enkel fchip te bouwen, noch zelfs niec 'er vereischt werd , om de noodzaakelijk lie gereedfehappsn tot de visfeherij te maaken. Wij moeten uit Duiischland of het Noorden, niet alleen grsönen, om brood te bakken, vee, om onze lan n te beweiden, maar ook allerlei foorten van , en in 't algemeen al 't geen tot den fcheepsbouw noodig is , trekken. Men begrijpt lig , hoe de arbeidzaamheid al vroeg tot het ver . n v;m deze eerde bron van koophandel, opge ke'rd heeft inoetcn worden, en dat 'er veel cijds flöodig is geweest, om diezoodaanig uitte brei Jen , dat men 'er zich in 't vervolg vankonde bedienen, oni van tijd tot tijd oneindig veele takken van koop. handel, en handwerken aan te winnen. Dus is het xnivfchien met de eerile flappen van de oudfle bewoo •ners dezer oorden gelegen geweest: zij bevonden zich in een land, uit welk zij niets voor de nooddruft van rheepvaart en koophandel haaien konden: zij jr.oesten alles bij de vreemden gaan zoeken ; dit gaf aanleiding, om hun dienst voor dezelven te beiieeden , [met als tusfehenkomende mcdewer hen wederzijds van goederen re ontlasten en te voorzien : zij werden het, door wier vlijt en arbeid de vreemden de vruchten van hun land besc man hielpeg: langs dit fpoor werden de B IJ L A A G E R. 87 tï Ul-CC" Staten van Hollandt ende WoftvVricsland, oude I.hr germeefter der ftadt Dordrecht; Gcrard Schaep, l'.ur. germeefter der ftadt Amilerdam, erde Curateur der Uni verfueyc tot Leyden,- Alberc Sonck ~ Ridder, l ! urger- Oteefter ende Hooft-Schout der ltede Hoorn, ende hoo- Re jurisdiclie daer van releverende , endé Joachim An- Or ée, Ridder, eerfte Raedc in den Piovincialen Hove Van Vrieslandt; alle Gedeputeerden ter vergaderinghe tier Hooehghemelte Ilceren Staten Generatl der verte. nighde Nederlanden , ter andere zyde ; Doen kondc eenen ycgelycken; Nadeinaal tuflehen hoogfl:-geëerde Hare Koninglyckc Majelteyt, code de Hoog-ghemclte Heeren Staten Ce&eraej, eenen tydt herwaerts verfcheydene misver ftanden ende nabuyrlycke gebreecken wegen den Tbol in de Sont, ends de Dcnétnnrckc ende Noorwegen zyn ontftaen ghevveeft, eude wy commiffie ende volmacht hadden , om zodanighe ghebreecken of ghefchillen by te leggen , onder ons met malkanderen te cractceren, dat wy dien volgens ende uyt krachte van dien ons gefaiuentlyck in den name der Heylige Drie vuldigheid met malkanderen hebben ghevoeghc, ende toe volkomene weghneminghs ende uytroeyinge aller ende yegelycke misverüanden , het nser volgende be- Irendijilie ende ocwedcrrceplyk veidragh gtflotcn cd de opgerecht. I. Het zsl hier naemaels tuiTchen Hare Koninsh'ycke Majefteyc, derfelver Koninghrycken , Furftendom men , Landen , Luyden ter cenic, er.Je de Moogh mogende Heeren Staten Gcnerael , ende de andere ha re Provinciën, landen ende onderdanen ter andere zy de , over al te water ende te lande oprechte beften dige Vrund- ende Nabuyrfchap onderhouden ende ghe pleeghc worden, 't eeoe deel fal bet ander getrouwe lyk meynen, ende niets doen duc tot des anderen fcTia de ofce naedec) is ftreckcndq , noch door zich fel/s", nochte dQar ofte rr,ec cenßicluiDge ofte prac tycque, maer veel ü' een des anderen nut, pref fyt ende voordeel toeken en bevorderen: Welverlïaen de dat hier door de Tradtatcn van Haere Majefteytj ofce Haere Hoógh Mogende mee andere Koriinj'cr. cn -4e P.epubJycquea albereycs ghemaeckt , ofte l-. R IJ K D O M. 87 onzen door den tij 1 meefters van den hamlu en opvaart, en konden hunne mededingers indeadU ven met weinig moeite uit het veld fi Deze koophandel de metste bekwaamheid, u.nnciJ en arbeid vorderende, werden de on ten, door de onvruchtba irheUl van hun land ge dwongen, om zich op dien handel toe te leggen, natuurlijk naar de oost-zee en de noordfche Ibta ten, ter vandie v/xir.n, welken zijniec a, maar die v:iii liet Westen het meeste behoef den , gelokc; en voorts aangezet om de noordfehe waaien, naar hunnenabuuren, en vervolgens naarde volken van het Westen over te voeren ; dezen we derom ontlastende van de om die in 't Noorden, aan de oost-zee, en in andere gewesten te ilijten. Gelegen tusfehen het Noorden en nee Zuiden van Europa, of', zoo als men hier plagt te fpreeken , tusfehen de oosrerfrhe eawesterfciie lan den , werd ons gewest dus de ftapclplaats der waaren van deze twee deelen van Europa, en met den tijd hunne algemeene markt. Uit gefchiedde niet in eenen fprong : deze hoofd-bron , en misfehien wel de cenigfte van Hollands rijkdom, nam fiechts langzaam toe: de onzen hadden niet alleen magtige mededingers te beltrijden in de Hanze - {leden, als Lubek, Bremen, li.irnburg en eenige anderen, welke in bezit van den koophandel en de vaart op; de oost-zee waren, eer dat Holland eene zee magt had; maar ook Houden hun twee nabuurige fteden, Brugge en Antwerpen , welke door den koophandel magtig waren geworden, eer dat de onzen groot aanzien in denzciven gekreegen hadden % fterkin den weg. Tegen de Vlamingen en Braban ders hadden de onzen, voornaamlijk ten aanzien der ttianufa&uuren, te kampcn:ook heeft men kunnen zien,, uit het geenwê lüer voren biadz. 55. ca volg. awige-, B IJ L A A G E R. 88 (a"5 Het Spier/ebt Verdrag, enz.] Dit ziet op het verdrng Hisfcben Kajel den V., bijzonderiijk met betrekking tot de Ncdsrlanden , aan de eene zijde, en Christiaan den llf. Konipj; van Dtentmarken ,en ] an Avolhi en Frederik, Hertopen van Sleeiwijk Holftein , aan de andere zijde ge maakt ; en in 't welke voor her. belang van verfcheiden ftedea van de nu Vereenigile Nederlanden , als Amflerdavn, Groningen, ïfariifvjijk in 't bijzonder gezorgd werd. Zie DuMost C«7<j OifUm. Torn. jv. p. n. pag. 27^. maeck'*n, ni-t fel w orden gei'erogirert ofte ghepre» jUviicc-rc. Den Thoi in den Orcfrnr ftl van d'ir/>e7,ctcnen d?r V erven'*ude Nederlanden , naer uytwyüöghe der Lyfte ofte Thöl roiie tuflehen ons geaccordeerc, oock met onfo han'kteyckeninghe ende regels voltrocken, voor taen ghcheven ende ghenomen worden. fullende het fet ve d;c nnefll ochrcr een vo'gende veertich jaren van da to defes gheobferveert, ende geduyrende alfulcke veer tigh jaren egeene verhooghinghe in den Thol , onder v/at name ende pretext fulks zoude konnen gefchie .clcn, ofte «cordonneert werden; ende alle de By-ThoUen jngevoerc zynde, ejieene daer van uyrghe fondeiT fuüen cefleren. Naer 'exfpirarie van foodani ghe veertigh jaren , fal het Spierfche verdragh (a) An r.Q vyfthienhonderc vier- en- vcercigh opgericht, in fyn voorgaande vigeur ende kracht blyveo, indien geea snder ondertufTchea wert gemaeckt. Ml. Hcc vifireren der fchepen en goederen den ingeze tenen <-]er Geunieerde Provinciën toebehoorende, en «Jaor de Sonc pafierende , fal geduyrende de voorge melde jar::n in de Sont afgefchafe, ende de Schippers» wanneer fy hare oprechte Convooy ende Pont-Cedul ]en toonen , daer op gheloofc worden. Ende zullen Stelvc, vvanneer zy daer nacr hebhen vertolc , fonder ophouden ofte molcflatie p-.fTeren , oock (onder te fetten op den Droogea voor Koppenhagen : Edoch ibo wan neer in het toekomende wjerde bevonden , dac Haere Koninihlycke Majeileit door defe hewilligin;i in 't hef fen van fyne Thollen mee lorrendrayeryeo ofte be- HOLLANDS 88 fa) E N pT, j v c. c. XVII- P- IC2. Miraei Opera, ■■■pusfi*. v. Dj llovvzu Hwë. Chron. E. HL C. VU* tekend hebben, dat de holJandfche Graaven bijzon derlijk hun werk gemaakt hebben , om den koophan ii handwerken van de vlaamfche gewesten naar idé onzen te doen verhuizen, en daar toe zich merk kelijk van de ligging van ons Jand bediend hebben. Die geduurige oplettenheid der Graaven, gepaard jjnec de beftendige zorg der geenen, die 't beleid yan de gemeene zaake;i, zoo in de fteden als ten platte lande, hadden, fchijnen onder de hoofd èorzaaken, die onze gewesten, niet tegenftaande de pienigvuldige verwoestingen, de herhaalde plunde ringen, en de onophoudelijke rampen, welken zij bij den duur, ten tijde der graaflijke regeeringe, pndergaan hebben , nochtans beflendig in welvaart Rebben doen toeneemen, te moeten gefield worden. Uu.nne ligging gaf 'er zekerlijk gelegenheid toe: maar die ligging moest door andere middelen fcegunftigd, het volle tot winzucht meer en meer aangezet worden. Ook ziet men, dat deplaatfen, ■welke te v.ooreu -flechts burgten, dorpen, of vlek ken waren , onder de regeering der Graaven in fte den veranderd zijn; waar toe mogelijk de geduu ïige invallen der Noormannen niet weinig geholpen zullen hebben (a). Opene en onverwerkte woon plaatfen gaven aan de woeste piun deraars, die op. bul:, en niet om landen te winnen, uitgingen, ec u& te fchaone gelegenheid om hunne roofzucht te verzadigen. Het was niet genoeg, dat men fchanfen tn fletkten had. De plaatfen, daar men woonde, moesten tegen jden moedwil en de woede der ge vreesde roovers beveiligd worden. Dit algemeen be- I?Bg vereischtc een bijzonder op- en toezigt. Den graaven, wie? hoofdzaakelijk.e bediening in het E IJ L A A G E R; 89 (o) Inde Koningrycken , enz.] Deze voorwaarde op wel. ke de onzen altijd zeer gezet zijn g:weest, is van het uiter fte belang, om dat het ons in üaat (telt, om in vreemde lan den zelf tegen de ingezetenen de» Koophandel te kunnen voeren, VII. Fs drogh fouda worden verongelyckt, foo zullen Haar Hoogh Mog. wanneer de felve daer van werden on derrecht , ende des verfoche, alle mogelycke midJelea te bedencken, ende lbo veel doenlyk ordre flellen, dac Hare Konincklycke Majefteyc anders niet, als wat rechc ende billick is, wedervaren moge. IV» Hec fullen egeene koopmanfchappen ofte waren, hoc die namen mogen hebben, worden verboden, oiq door de Sont ce voeren,, V. In de Koninghrycken Denemarcken ende Noorwe gen , (a) fal op 't goed, 'c welk met oprechte certiöcatie wurdc bewefenden ingezetenen der vereenigde Nederlan den toe ta beliooren, geen fwaerder Thol, het fy in 'C inbrengen ofte uytvoeren worden gcieyt ende afge vordercic, als dien de onderdanen ende inwoonders des Koninghryks felf zyn betalende: van gelycken zul len oock Haare Majefteirs onderdanen in de Vcreenig cie Nederlanden niet hoogcr als haer eygene onderda nen worden gegraveerc ende befwaert. De fchepen de wclcke in het Koninghryck Noorwg gen hare volle ladinghe in eencn Have hebben inge nomen, ende aldaer zyn gevifitcerc ende vertolt, fullen verder niet gevifitcert werden , 'c zy in den felveo, ofte in wat Haven» die ook mochten in loopen, maar zullen de Schippers toonende hunne Thol • Cedullen, vry pafferen : nochcans, wanneer fy hare ladinghe in verfcheydene Havens innemen, zoo zullen zy in de Havens , alwaar zy de laadinge inneemen, ende voorts nergens geviGteert worden. Dewyie oock het uytvoc ren van 't eyekenhout is verbode"n , foo falnoghcans, wanneer een ichipper met een, twee of drie itucken eyeken hout wort geartrappeert, niet hooger worden ge ftraft, om te betalen , als dubbele ioo veel als voor het hout is gegeven. R IJ K D O M. 89 (a) Zie hier vooren. b!. 28. en volg.?, (i) Hurrtelling van de verwoeste Kerk teUtrecht door Tsis fchop Baldemcus, Mieris, Chartert». D. 1. b!. 3S c ) Rober Tso mjl.de Charles V. Mallet Hili. d: fJanneniarc, {$.1 ?,ie D, I. Bvl. B. bladz. 22, 23. V 5 pleegen van rechtsoefening en 't bezorgen der vor ftelijke inkomften beftond, was ook de beveiliging der gewesten, over welken zij gefteld waren, aan bevolen (a). Hier bij kwam nog de geestelijke ?°rg, om de kerk, de kerkelij ken, en kerkelijke inkomften, zoo veel mogelijk tegen overlast en ge weid te dekken, en rijk te maaken (Z>). Men verwondere zich niet, dat ik de voortplan ting van den chriscelijken godsdiensc onder de oorzaa ken van den aanwas onzes koophundcls en onze? vaart ilelle. Deftige Schrijvers hebben voor mij opgemerkt, dat de christelijke godsdienst de verkee ring onder de volken , en hier door den koophandel tusfchen hen bevorderd heeft (c). Het bbjkc buiten dat uit de flukken. In de brieven, voor komende in hst getuigenis van den Bisfchop van. Riga (d), leest men „ dat Johannes door de god „ lijke ontferming Eertsbisfchop der Heyliger Kcr „ ke van Riga gefteld zijnde in be „ dieninghe van Lyfland, om aldaar onder de Hey „ denen het geloove Christi voort te planten, goed » ende raadfaam gevonden heeft allen goedgunsti » gen deszelfs nieuwe plantinge en de voornaamlijk n den koopMden van wat plaatfen zij ook zyn , dé „ welke op de Oost-zee ende in Lyfland dikwils „ komen ende verkeren , ende met ons de verbonden „ van vrede onderhouden te verfien en te vereeren „ met alk fodanige benefieten van vrijheid als wij « ecnigzins kunnen Waak op de Aartsbisfchop verklaart, „ dat ge- BIJLA A G E C 9 (M Plier uit|kan men 2ien, dat de Provintie van Holland en derzelver door haare Unie met de andere Provinciën niet verlooren, maar eerder gewonnen heeft, alzo zij daar door aanleiding gekfeegen heeft om den koophan del, die te vooren ook in de andere provintien gedreeveu Werd , meerder aan haar te trekken. (.c ) Het optellen der goederen toont ons eenige derwaaren aaii, in welken door de Overijsfelfchen koophandel gedreeven Werd: baring, ertaten, hoonen , gerst, haver: waaren die" doof <}e vlsfcherlj, uit eigen aanbouw of uit het nabuung Duitsch laad gekreegen werden. feyc tot on Ten landen maken , geven wy hem fulke vrvhede ende gratie als hier na volgt (b). Dir is te verftaen , is dat fake , dat die voorfz. coopman fchipbrckinge gedogen, en hacrgoed tot onfe lanJon kamt, dat goed zullen wy doen houden onder onze macht een jaer ende enen dag geheel: alfoo dac het is , datter imand levende van die, die fchipbre kinge geleden hadden, komt en het goed eysc , m ea zalhen? zyn goed wedergeven (ouder wederfpreken eude Volgen laren der gener erfgenamen die dood zyn, en dac goed eyfehon bi;,nen den tyd voorfz. met warachtigen oorconde of met warachtige teken, men zal hem haer goed wedergeven. Is 't zake , dat binnen dien tyd voorfz. niemand ge sproken heeft, zo mogen wy dat goed voorfz. aen ons treeken , of die g<-ne, die van ons verleent, en dat zal doen by ons veriof. Voort zo zullen die coopmannen, by wat weg<= fy in onfe land varen ende voor onië tollen willen varen, geven van elk Lalt haerinx twee penningen Kngelfche van tolle, ende van eiken hoet haver of gerlte drie penningen hollandfe , van eiken hoec erweten of boneu enen Engel fcfteH penning, ende vau andere go ;d-jren , die hier niet genoemt fyn fc ) , daer of zullen zy gevfiai tolle, fo als fy plegen te geven in de voorfz. havene van de Swene, en is 't zake, dat fe eens tOlle gegeven hebbea van hare goederen, fo fyn niet meer fchuldig Uaer af tol te geven. h 'c zake dac zy enig goede copen binnen onfe landen, en dat uit eland voeren, z> zullen zy geen tol geven, als andere coopmaafchap plegen te geven R IJ K D O M. 9 (a) Zje D. I. bl. 127. en volsg. Bijlange A. (i) Namque PJiocaenfes exiguitate ac macie terras coti&i, Jiudiojius mare quam terras exercuere : pifcandn , mercnri'lo, plerumque etiam lairocinio mari", quod Wis temporibus gloriae, Uabebtuur, vitam tolerahant. Lib. XLiir. C. 111. Zie D. I. bladz, 125. ca volg. 148. en volg. pen ten, 7.00 is het zuivel, liet houden en vetmaaken van vee dus ook, benevens de visfehery, waarfebij nelijk de eerfte bronnen, uit welken de rijkdom der oude Hollanderen is voortgefprooten (a). liet geen zij uit deze bronnen haalden, gaven zij hun nen nabuuren in ruiling tegens graan, bouwstof fen , kleederen , gereedfchappen , welken de vis fcherij en veebouw vereifchen ; eindelijk tegen fcheepstimmerhout en andere noodwendigheden, welken met het toeneemen der visfeherije en fcheep vaart noodiger werden. Deze twee bronnen van rijkdom vereischtcn zuinigheid en overleg: en ver mits de vruchten der vetweiderije en der visfehe rijen niet gehaald werden, gelijk die, welke ge zaaid of van boom~n geplukt worden, maar veel aibcids , zorg , oplettenheid , en fpaarzaamheid vorderen, zoo moest 'er in den landaart natuurlij ker wijze een geaarcheid ontftaan, aan deze vereisch ten voldoende, wilde hij zo veel overwinnen, als hem nodig was, om 't geen hij behoefde of gaar ne had in te ruilen. Dus fchijnt de Natuur, door de onvruchtbaar heid, de ligging en verdere ongunstige gefteldheden , welke uit den aart van 't land voortfpruiten, aan zijne eerfte bewooners de allerftiptfte zuinigheid , eene groote maatigheid, den arbeid en vlijt voor gefchreeven; hen daar toe gewend; en inzonderheid tot den koophandel en vaart opgeleid te hebben, even als Justinus te:i aanzien der Marfiliaanert fchrijft (b). Zij fchijnt hun tot eerfte onderwer- H O L L A N"'D S 90 ■ fa' Ibid. 1. c. bladz. 2?. en volg. f 6 t. d. Hou ven Handv. Chron. B. VII. C. XXVIII. fehdz. 313, 322, 335. Corps Disl. T. I, P. I. pag 2. „ heel Lyfland met de aangrenfende Landfchappen, ' n alrede bekeerd, ende nog met de Imtpe van Geds genade , ende der voorf, Kooptuiden bijfiand te be „ keeren, zoo veel als aangaat vrij. zal zijn van j, tol", enz. verfcheiden vrijheden en rechten daar tij voegende (a). Drie. zaaken verdienen hier opmerking: voor eerst, dat hier, in 't fhik van koophandel, aan alle vreemden, den christelijker] godsdienst toeged;:un , merkelijke en aanzienlijke voorrechten worden ver gund ; en dat deze voorrechten aan de belijders en voortplanters van dien god-dienst een merke lijk voordeel gaven boven anderen : in de tv. plaats , dat het gefchiedde om de Jandzaaten van 'c gewest , alwaar die voorrechten en vrijheden vergund werden, tot den christclijken godsdienst te bekeeren ; en dat de omgang met kooplie den voor een der bekwaamde middelen daar toe gehouden werd : in de derde piaati , dat die voorrechten en vrijheden niet door den Vorst van 't Land , maar door den Aartsbisfchop, aldaar gefield om 'c geloove Chrisci voort te planten , ge geeven werden. D e christen - kooplieden werden niet alleen door zulke vergunningen van buitenlandfche voorrechten, maar ook door anderen, en wel inzonderheid door binnenlandfche, bevoordeeld. Zij werden dikwijls omflagen van 't betaalen der gewoone tollen (b ). Men voege hier bij, dat de Hoofden der christelij ke kerke in die tijden de belangen van 't gemeen dikwijls ter harte namen, als voorfpraaken van het volk gehoor kreegen, en het wezenlijk welzijn B IJ L A A G E R; 90 Be- VII. De thol in Noorwegen fal hier naemacls in die quan* titeyc ende op dien voet worden ge • eyfebt ende ghc noroea, als in 't jaar feftien houderd ach't-en -twintigb ïs gefchiet, ende niet hooger, ter tydt en wyle toe dat tuiïcheu Hare Majefteyt ende Hare Hoog Mog, eene feeckere maniere kan werden veraccordeert ende beflo ten , naer de welke den Thol by laften gereeckent, van alle de houtwaren kan geheven worden , waer over Haere Majefteyt met de Heeren Staaten foo haeft cenighfints mogelyck Traftaten fal laten aenftellen , ten eynde de zelve toe eene beftendige berarainge mach werden gebracht. De Nederlandfche Schippers ende Koopluiden fuüea in Noorwegen niet gedwongen worden deelen ofte an dere houtwaren van feeckere luyden aenteneemen of:e te koopen, maer hec fal hun vryftaan op de gewoone lycke ladinghsplaetfen te koopen, van wien, ende wac hun beft ghelieft. IX. Het meeten der Nederlandfche fchepen in Noorwe gen handelende, fal van twee Noord weegfche, ende foo veel Nederlandfche Schippers die men fulcks ver trouwt, gefchieden, ende by hun onderteykent, uyt gegeven worden, het welk den Slots-Heer van een Vgelycke plaetfe fal confirmeren , ende in fyne ampt boeken regi ft reren , op dac de Schippers t'aüen tyden, des noods zynde, figh daer op moghen konnen beroe pen , ende zal boven dat fulke mate op de Zegel- Bale ken, oock voor ende achter- ftevens ghefet, ende ghe brand werden, tot dien eynde, dat den Thol van alle houtv/aren by laften des te beter kan gefteldt , en doorgaensop middelbare hout-laftcn getaxeert werden, foo als men in 't toekomende fich daer over, gclyck voorfeytis, fal vergelycken ende vereenigen. X. Alle het geene, het welke kan werden bewefen, dat tegen 6 Haere Majefteits ende ordrc, de Nederlandfche Schippers en Koopluidcn is afgenomen geworden, 't zy die vier code een quarc van 'c hondert, acn baeren gelden ofte hout-lalt, t'zedert anno 1641. en <ls meer als in 't befprek doenmaels opsericht ltaec fi IJ L A' A G E R. 91 dca fcegreepen, daer van zal behoor! yke reftitutie gefchie* den. XI- Dat het tegenwoordighe Traftaet, 't welck tuflcher» Hare Majefteyt ende de Heeren Generale Staten werc opgerecht. by Haere Majefteyt, fyne Doorluchtigheic dtn Priqce, ende by de gefamemlycke Rycx-Raden zal worden onderfchreeven ende bezegelt. A. 1 1. De Privilegiën ende gerechtigheden der refpecïive fteden in de Vereeuigde Nederlanden, in het Traclaec van Spier vermeit, ende andcrfiuts by de oude Ko ningen van Denemarckcn ende Noorwegen uytgegeven, fullcn met verftaen worden door defe handeling ver kort , nochte in enigerley maniere geprejudicieert te zyn, maer te blyven, in haer geheel, gelyck voor deezen .en onder anderen, die van de ilad Harderwyk. XIII. Hare Majefteyt bewillight , dat zy egeene , noch eenige v/aren uyt de felve fchepen opflaen , ofteeenigc fchepen tot haren behoef nemen fal, ten zy dan dat fy met de eygenaars van dien in der goede verdragen, ende de felve wegen die betalinge volkomentlyck voldacn heeft. Sal ook nooyt fonder confent van d'eygenaers, eenig volk, gefchut, ofte ammunitie van oorlogh uyc de felve fchepen lichten, onder wat pretext 't zelve ook mochte wefen: EnJe fal de paflagie ende naviga tie door óc Sont, als ook de craffyeque in haerer Ma jefteyts landen allefints vry en onverhinderd blyren , doch zonder prejuditie der privilegiën ende gerechtig htden van ygelycke plaetfe. Nederlandfche goederen die in andere Nederland fohe fchepen ibuden mogen ingefcheepc wecfen , lul len vermogen de Sont vry ende onverhioderc pa (Te. ren. midts betalende den 'Thol, de welke van Neder landfche goederen worj gegeven : Doch dat fy met op rechte Certificatien van de Nederlandfcne, of andere aan dOolt zee gelegene (leden bevvyzen, dat die goe deren niemanden anders als Nederlandfche iawoondc ren toebehooren XV. Alle Nederlanders dqvyekke fich ïu d v Ooflcr."che Ste. R IJ IC D O M. 91 - («) MOREAU 1. c. Zll der ingezetenen voorftonden (a) , en men zal dan niet verwonderd zijn, dat ik de kerkelijke zprg ftfelle onder de oorzaaken, die bij ons den koop handel en de fcheepvaart mede bevorderd heb ben. Men kan zelfs de oorlogen, welken de bewoo nersdezer gewesten van de vroegfte tijden af beften dig te water hebben moeten voeren, als eene oorzaak van de toeneemende grootheid van hunnen koophan cl.l befchouwen. Wij hebben'er te vooren gewag van gemaakt. De naijver int (luk van koophandel joeg veeltijds de Hollanders tegen andere volken, en deze wederom tegen de Hollanders, in 't harnas. Bragten deze oorlogen eenige Hagen toe aan den koophandel, het was üechts voor een tijd: het: geleeden verlies werd door een aanwas van koop handel en fcheepvaart rijkelijk vergoed. Men zou *er van kunnen zeggen het geen Pyrrhus van de Ro meinen zeide, hen vergelijkende bij den draak, wiens kop , afgellagen, terftond verfcheiden 4 ande re vertoonde. Ondertusfchen ftrekten die oor- logen niet weinig om de ingezetenen hoe langer hoe meer afgerecht en magtiger te maaken. Niet alleen raakten zij daardoor in ftaat om hunne fcheep vaart verder uitte breiden, om hunnen handel te gen de zeerooverijen en ftrooperijen der kaaperen te beveiligen, maar ook om de magt der noordfche Hanze-fteden op te weegen, en den noordfchen Vorsten bij (tand te vcrleenen. Langzaamerhand wies hunne zeemagc zoo hoog, dat zij zelfs zich in (laat zagen om den Koningen van Zwccdeu en Deene* marken tegen de Hanze - ftedea hulp toe te bren gen. Alle deze oorlogen ftrekten wederom ter be vordering van hunnen koophandel en fcheepyaarc. B IJ L A A G E R. 92 Ore, den ophouden, 't z y voor haer zelfs, ofce in commiflïe cnde faftorye» wanneer zy haere eygene, ofte andere ïüederlandfche inwoonders goederen infehepen , ende door d e Sont pafleeren, de felve zullen even worden getrafteert, gelyck andere onderfaceu der Geunieerde Provinciën. XVI. Nederlandfclie fchepen den Thol in eenen Haven van Dcnemarck betaelt hebbende , ende aldaer eenmael ghevifiteert zynde, fullen in gheene andere Haven, hec zy in Denemarcken ofce Noorwegen, foo wanneer fe daer niet laden , op het nieuw ghevifiteert werden, maer «uilen vry paffereu. XVII. De Thollenaers ende Tholfchryvers in Noorweegen, lullen niet onderftaen den Schippers meer als zy I'ctiul dig zyn af te dwingen : fullen ook voor het fchryveu der Thol • Cedullen niet meer nemen a!s de Koninglyke ordonnantie is vermeldende: Ende zal haer Koninguly ke Majefteyt een f ware ftrafi'e daer op (lellen , wanneer yemandt foude bevonden wtrden ter contraiie gehaa dek te hebben. XVIII. Wegen den Glukftadifchen Thol is veraccordeert, 5n cas de faeke niet en kan werden afghedaen door de tegen woordighe Tra&acen met de ftad Hamborgh daer over aengefteld, dat de onderdanen der Verenigde Ne derlanden , mits tonende de behoorlyke Gertificatisn, ia omnem eventum van nu af daer van zullen zyn bavryde. XIX. Nademael nu door de bovenfhende articulen alle dif fcrenten tufichen Zyne Koninglyke Majefteyt, ende de Hoog Mogende Heeren Staten Generael der Verenigde Nederlanden geheelyck zyn afgedaen ende afgehandclt; ioo is tuffchen beyder-zydts Coramiflariflen ende Ge zanten tot deezehandelinge gedeputeerc, in maniere hier boven geroert, bewillight, réciproque belooft ende toeftefeyt, dat een yegelyck deel binnen den tyd van driemaenden eaer uytleveringe van dit Reces, de Ratifi catie ende geriaemhoudinghe fyner Heeren Commicten tepin debita & folemni forma*by 't ander deel zal ende 'vil infehaffen. Ende mogen de opgemehe Heeren Scaten Generael hare Ratificatie , door haren in den HOLLANDS 92 { «) Zie D. I. Eijlaagc A, zien Zij verkreegen voorrechten en vrijdommen, wel ke of hunnen handel in zekerheid fielden ,of nieuwe middelen aan de hand gaven, om denzel ven aldaar meer en meer uit te breiden. De Hol landers, dus eene zcemogendheid wordende, ver ilerkten hunnen oosterfchen handel ; die hun we derom aanleiding gaf om hunnen Wescerfcaen te vermeerderen (ö). Het is met den handel, en vooral met den han- del , Commerce d'oeconomie genaamd, dus gelegen , dat dezelve, eens op eejien vasten voet gebragc zijnde , van zelven zich verfterkt en toeneemt ; deszelfs eigen vermogen word als dan eene der voornaamfte oorzaaken van deszeJfs verderen aan was. Het rijzen van de zeemagt der Hollanderen, het toeneemen zelfs der zeemagt van de westerfche volken, de handel in fchepen en bouwftofKn , welke zich bij hen vestigde, in een woord het ver tier der oosterfche en noordfche waaren , bij hen en in 't Zuiden van Europa toeneemende, maakte, dat zij een veel grooter gedeelte derzelven , dan eenig ander volk uit hec Noorden vervoeren konden , en dat zij daarom ook onder alle de volken het meest begunstigd moest zijn ; nademaal zij aan de noordfehen den grootften aftrek hunne na tuurlijke voortbrengfelen verfchaften , en 'er de. grootfte inkoopen deeden, dezelven daar door hec meeste verrijkende. Hier uit fproot wederom voort, dat de onzen de vreemden gemakkelijker en geree der vonden tot het aangaan van verbonden van koophandel, en ligter de gunsten , voorrechtenen, al de vrijheid, welken de handel noodig heeft, en, welken wij van tijd tot tijd in Deenemarken, in Zweeden , in Lijfland, in Mosivovië hebben R IJ K I> O M. 93 («) Bijlaage. N. fcien verkrijgen, verwierven. Want t daar wij op het zelfde uit waren, daar de Hanze-lieden naar aasden,; daar de Hanze -lieden al vrij dikwijls de noordfche gekroonde Mogendheeden de wet ftelden , wij daarentegen gcduurig tegen die He den aan 't kampen waren, en hunne fcheepvaarc met eene bekwaame magt konden handhaaven, zoo moesten wij den overigen volken en Mogendhe den van 't Noorden, als bij uitltek nuttig voor hun nen koophandel, bijzonder aangenaam zijn. D b ligging van Holland, deszelfs weilanden en de aart der vruchten , die in Deenemarken vallen, gaven nog bijzonderlijk gelegenheid, dat de handel tusfehen de Deenen en de Hollanders den beiden vol ken even zeer diende. Hier uit fproot eene gelijke nei - ging toe het aangaan van naauwe verbintenislen, als wederzijds nuttig en eenigzins noodzaakelijk; onaangezien zelfs de bouwfloffen , voor welken de Deenen koopers moesten hebben, en van welken de onzen zonder ophouden het vertier vermeerder* den. Het blijkt uit het voorrecht, hetwelk Hertog Aalbrecht, in den jaare 1389. der Had Hoorn had verleend , wegens eene foort van vrije beeste» markt van deenfche osfen, koeien en paarden, ge lijk mede uit de Sententie van den Hove, ten nadee le van die van Hoorn , nopens het recht om bin nen die flad paalgeld te heffen, geweezen (a), dat de Deenen eenen grooten handel van dit vee dree ven. '£r was in Europa geen land zoo bekwaam als Holland, ten aanzien van deszelfs weiden, om hun daar van eenen grooten aftrek te bezorgen. Dit zijn natuurlijke ourzaaken, welke natuurlijker wij- Ze den handel tusfehen twee volken voortbrengen , en denzelven vast en beftendig doen zijn. Men B IJ L A A G E S. 93 BIJ- Orefont hebbende ReGdent, ofte wien de zelve ander» Cnts daer toe gelieven te ghebruyckcn , laten inleve ren , ende fal nis dan tegcns der iel ver overneminge, de Koninghlycke Ratificatie wederom aea den felvea io eheantwoord worden. Boven alle het geene hier voorcn (tact is i n dit Trac taet mede ende bedongen, dat de welgeboo rcn Heer Anthon Gunter , Gracf tot Oldenborgh en Delmhorft , Heere tot Jever ende Kniphuyfen, & c . ende deflelfs regcmatige Erfgenamen, de Meutraliteyc ende Exempue hun 'Voor deezen , ende in fpecie by Haar Iloogh Mog. door a£te van den eerften Augufti anno 164.4. toegcftaen ende belooft, in hunne Graef- Ichappen ende Heerlyckheden fullen hebben te ge nieten. Dat nu alle de boven(laende poindlen ende articulen tuffchen ons, in den inganck van die Reces genoemde, ende van weier-zyden gevolmachtigde Commiflariflea ende Gezanten vartelyk fyn veraffcheyten code befloo ten worden, foo hebben wy des ten oirkonde dit Re ces met eygen - handige fubferiptie ende opdrukkinge van oufe PitTchafcen bevelliget, ende zyn daer van twee alleens luydendc geëxpedieert, ende aen yegelyk deel daer van coegefteld geworden. Gedaen in Chriftianopoli den 13. Augufti annofeftiea honderd vyf- en-veertigh. Eüde was onderteekeut. CORFITS ULEFELT, CHHISTIAKN THOMASSEN, CHRISTOPHER UHREN, SEHFELDT, CHRISTOfTERSEN, JACOB de WITTE ■ ÜRRARD SCJIAEP* ALBERT SONCK, ' JACOB ANDJU'U. 94 (a) Met dt meefle forge te verjergen ] Hier uit ziet men, dat Hunne Hoog Mogendheden beftendm hunne zorge hebben laaten gaan over het geen wat tot aanwas, bloei , beeorde ting en zekerheid van vaart en koophandel konde ftrekken ; en we! inzonderheid over het geen tot de beveiliging der zee betrekking had. de) BIJLAAGE S» Concept Compagnie van Asjcii rantie. De Staten Generael derVereenigdè Nederlanden, al len den geen en die defen yegenwoordigcn fullen fien ofte hoorcn lcfen , faluyr. Doen te weeten : Dac alfoo verfcheiden gcqualificeerde perfoorjen ons te ken nen hebben gegeven: Dat tot verfeeckering van de zee-i vaere, ende welvaeren van de ingefetenen, ten hoogh flen dienftigh foude wefen in de landen op te rechrert fcene Compagnie van Afieurantie. Soo is 't: Dat wy ons écnegen vindende om by alle de middelen de fchip ■ vaert, icoop - handel, ende hanteeringe defer landen, met de roeefte forge te verforgen, (a) endcdaer by defelvè doen toenemen, ende te continueeren, in conformiteyt Van de Traóbaten, Alliantien , Verbonden , Entre-cour fen ," op de Traffycquen ende Zeevaert met andere Prin tx-n, Republycquen, ende volckercn, certytsgemaeckt: die wy in alle deelen pundtueelyck verftaen , onderhou den , ende achtervplghc te moeten werden. Ende wy , naer genoomen kennifle der faceken ,bevin den dat mejc gemeene hulpe, afTiftencie, ende middelen .van foodaenige Compagnie, naerder befchermt ende ge roainteneert fullen werden, de gemeene koopluyden ende hare goederen, tegen alle de rooveryen, extorfien, ende andere overladen die haêre peribonen, fchepen ofce goe deren, in het vervolgen van hare reyfen by de Duyn kerekers, ende andere vyanden van defe landen daen werden, foo hebben wy door verfcheyden pregnan te redenen ende coDÜderatien ( ons daer toe moveeren. HOLLANDS 94 (a) D. I. Bijl. A. moe- vind !in dit wederzijds belang eene zeer zigtbaafé oorzaak van handel en fcheepvaart. Buiten deze algemeene oorzaaken van aanwas «fes oofterfchen handels, was 'er nog eene bijzon dere, met betrekking tot den graanhandel, waar door die, niettegenftaande de Hanze • fteden daar om ftrijd naar dongen, in een faioekadea ffcaat Weef, en als nog is. Het tegenwerken der Hanze - fteden kan den onzen niet fchaden, dan enkelijk, wan neer 'er misflagen van ilaats beleid begaan worden, welke dien handel belemmering toebrengen, gelijk fomtijds gefchied met rechten op den uitvoer der graanen te legden , of dien uitvoer op eenige andere wijze te bezivaaren; waar door de vreemden dan in flaat gefield worden van dien handel aan zich té trekken, gelijk de Staaten vau Holland aan Karel den V. vertoonden (a). Zoo tang als de handel •vrij was, hadden de onzen altijd fde overmagt op de Hanze - lieden, en zij moesten die hebben y of fchoon de Hanze - fteden nader bij de hand waren om uit de eerfte hand te koopen. De onzen v/in nen het in dien tak des kaophandels op de anderen door de ligging van 't land. - De koopman vindc hier zijn voordeel daarin niet gelegen, dat hij dicht bij de verkopers ligt; maar c»aarin, dat hij Jicht bij de ilijters ligt. Zij, die ge meend hebben , dat Lubek, Hamburg, en üremen te ver van Frankrijk, Spanje, Portugal en Ita lië afgelegen zijn, om graancn rechtsibecks dcr vaards te voeren, dewijl deze waar onder weg moet worden ontlaaden en xvat rusten, om niet te 'feederven, fchijnen den aart van den handel niec wel ingezien te hebben. Indien de noordfche kooplieden- geen ander letfel te boven hadden B 1} L A A G E S. 95 (a) Pertinentelyk aan te geven, enz.] Het pertinentlijfc van contante penningen, mitsgaders van de quantU teic, quaüteit, en rechte waarde der goederen, enz. is iets «Jat, mijns bedunkens, den koopman, witn het bedekken es geheim houden van zijne koopmanfchapp.n flerk t;r harte gaat altijd zal mi s | iaa gen. '') Op de negben tbiende parten, enz.] Het komt mij voor dat de y.ot K van den Wetgeever ter voorkominse, dat niet al k> geasmreerd worde, en dat '« e en 6 e< * e *«' te v an ds laading tea de) met Type deliberatien van raede , cnde uyt hoogh* dringende oorfaeke, goetgevonden eene generaele!Cona« p3gnie van AfTeuranti'J op te rechten, ende te autho nferen : die wy uyt {onderlinge affe&ie, tot dengemey nen welftant , ende om de ingezetenen dezer lan* den , voor alle fchade ( foo veel raogelyck is ) te bewa ren, cnde te conferveereu, in goede nennge ende wcl vaert fullen mainteneeren, ende verftereken mee onfe hulpe, favear, ende affiftentie, voor foo veele den ce genwoordigen ftaet, ende geftalteniffeder Landen eeuigh fints kan verdraegen, endcdaer toe verfien mee behoor ]yck oftroy, en met de privilegiën ende exemptie hier navolgende. Te weeten: Dat binnen den tydt van vier en twin« tigh jaeren, alle ende een yeder ("het zy ingefetenen, of te vreemde) die eenige goederen, oft koopmanfehap* pen, oft fchepen om den Ooft ofte den Wed fal willea affenden, ofce doen affenden , gehouden fal wcfen tea Comptoire van dcfclvige Compagnie, pertinentelyk acn te geven, (a) alle contaote penningen, midtsgaders dequaniteyt, qualiteyc, ende de rechte waerde van zy ne goederen, fou hy uyc defe landen over zee, na andero Plaetfen ende Koninckrycken fal willen verfenden : als mede de rechte namen van'c fchip endefchippers, daer inne de felve gelacdcn werden: ende voorts de plaecfé werwaerts dat men die meent te verfenden, om alfoo op de boeken van de Compagnie aengeteeckent ende gere* giftreerc te werden. Des foo fal den aengever de praï rnic, ofte de recognitic van dien, in contant moeten bc taelen op den voet ende conditie hier naer volgende. Welckc affeurantie gedaen fal worden op de neghea' thiende-parten der ingefcheepte goederen, ende het refte reude thiunde-parc, (öjfal de verfeeckerde gehouden we« R IJ K DO M. 95 de moeten komen, zouden zij in 't bezit van dien handel zijn gebleeven. De onzen zouden 'er zich niet van hebben kunnen meeller maaken. De Hanze - fleden hebben hun dien van tijd tot tijd weder ontnomen, doch nooit anders , dan wanneer de onzen door de ecne of andere misftag in het flaatsbewind, of door den oorlog, welke hun de vrijheid van vaart benam, buiten ftaat gefield werden ooi dien te drijven. De onzen flaan met de Hanze-fleden gelijk, wanneer zij even als dezen, de graanen uit de eerfte hand koopen. Deze laatflen moeten, zoo wel ak de onzen, de kosten, van 't opflaau der graanen in magazijnen en het (lapelen draagen ; en indien men vooronderftelt, dat de onzen zicü 'er niet uit de eerfle hand van voorzien, maar de graanen in de magazijnen der Hanze-fle den gaan koopen; geefc dit aan hun, wel is waar, eenig nadeel, vermits de prijs der graanen daar door met zolder- huur en met de kosten van eene tweede laading en losfing bezwaard word; doch, niettegen ilaande deze vermeerdering van kosten, behouden de onzen nog, door hunne ligging, eep voordeel, 't welk hun 'altijd in ftaat gelleld heeft en in ftaac zal houden, om nevens en tegen een ander te kun nen markten. Dit voordeel is eenvoudig en tastbaar: het beflaat alleenlijk in het liggen dicht bij de flijters. De graanhandel gefchitdt niet met op de eene markc in te koopen en 't ingekochte zoo aanftonds naar eene andere markt te voeren, om daar weder te verkoo pen: die handel gefchiedt bij ons altijd met een al gemeen vooruitziet, en in de vooronderflelling van een meer of min "lang verblijf op zolder. De koop man , welke dezen handel drijft, voorziet zich in tij ds naar zijne Hij vujt zijne zolders, en u-acht, dat de behoefte en de rijzing van den prijs in de pltótfen-, «raar de graanen gLÜeeten worden, B IJ L A A G E S. 96 ten gevaare blijve van den koopman, zeer wel bedagt is. De aart van denkooptundel eischc, dat «ie koopman tloor eigen belang, en vrees van verlies , deel hebbe in 't behoud van fchip en laading: de wetten op 't ftuk van de Asfui-antie heb bß, voor zoo veel ik weet, dit altijd in 't oog gehouJen, gelijk zulk» ook ten aanzien van de fchepen in acht is ge nomen. (a) OngeaJJeureert.) Zie de voorige aantekening. (b ) Sonder dtfelvige waren enfehepin, enz. ] Dit fchijnt aa!t te loopeu tegen den algemeenen repel beneficia non obtrudun tur. Het aanbieden van voor de veiligheid te zorgen ,en iie 2ekerheid van vaart op zich te netmen, is een voordeel, h e welk men den koopman tegen eene zekere aanbiedt: het moet derhalven aan de verkiezing van den koopman (ban, of hij 'er gebruik van maaken wil dan niet. Daaromtrent be hoort de koopman volkomen vrij te zijn: veeie kooplieden aijn 'er, die liever niet willen laaien asfureeren. en zelve het gevaar loopen , dan onkosten van asfurantie maaken. Zij willen 1 zelve oordcelen of het hun in zekere tijden, in zekere geleeenherfen, en omtrent zekere goederen voeat , te laatca asf»reer„ i v of niet te asiurceicn, volgens de geu. in aa fen, toe zynen pryckel te refiqueren, fonder die ooele buyten defe Compagnie , door andere te doen verfeecke ren: ten ware her. felfde thiende-pare hooger moghte monteeren, als twee honderc pondt vlaems eens: in welc ken cas te fynen keure lal ltaen, om bet overige, ofte me de te doen verfeeckeren, ofte het felfiie te rcfiqueren, foo fynen goeden raedt gedraeen fal. Alsmede alle fchippers gehouden fullen weten in het vertreek uyt defe landen, ende foo dickwils als het fel vige gefchiet, pertinent ten Comptoire als vooren acn tegeven : den naem, groote, endc waerdye van hare fchepen, om mede geregiflreerc te werden: ten eynde fy io gerede penningen betalen de praemie van de twece derde-parten derfclver: endcdaer voor verfeeckennge gemeten, blyvende het rciterende derde-part tot lalte van do Schippers ende Kcuders ongeafTeuieerc ( a ). In welcke verfeeckeringe mede niet ghereeckene fal werden het confumabel, 't welcke metfoodanige fchepen af-gefonden fal werden. Ende by aldien hem yemandt foude vervorderen te va xen, ofc te nejzotieren uit eeuige Havenen, en Plaetfen defer Landen, ionder de felvige waren en fchepen ( b) , HOLLANDS 96 Wij- de koopers aan zijne deur doen kloppen, om dé» zelven dervvaards te voeren. Gebeurt het nu, dat 'er een goede prijs bij een der westerfche volken te hoopen is, zoo is 'er de hoüandfche koopman niet alleen eer van verwittigd dan die der Hanzé fteden, maar ook vindt deze, indien bij dervvaards -verzendingen wil doen, zich door den Hollander, welke zich van het tijdftip, dat de prijs hoog was ; heeft bevoordeeld , en daar door de fchaaischheid wederom verminderd heeft, zich voorgekomen; dt Oosterling loopt over zulks gevaar van te verliezen, of kan ten hoogfte niet dan op een veel geringer winst hoopen. Dus heeft de ligging van Holland, ia weerwil van alle de hindernisfen, aan welken het onderhevig is, den aanwas van deszelfs handel in 'c Noorden magtig bevorderd. D e ligging des lands dicht bij de flijtefs is dan eene der bijzondere oorzaaken van den opgang des koophandels en der fcheepvaarc in de Oostzee eti in het Noorden. Men zoude zich niet te min be driegen, indien men deze oorzaak alleen aan déri cofterfchen en noordfehen handel wilde bepaalen. Indien men op den loop van den koophandel wel acht Haat, zal men in den oosterfchen handel en in de visfeherij eene der voornaamfte mede-oorzaaken van den opgang van Hollands koophandel op Duitschland, Engeland en de volken van het Zui der gedeelte van Europa vinden. De waaren t uit het Noorden komende, en in Holland geporteerd met het geene de visfeherij en de manufa&uurenr aldaar opleverden , gaven gelegenheid tot bekwaame Jaadingen voor dewesterfche volken,voor Duitsch land en andere gewesten van Europa; welke hun wederom laadingen voor het Noorden en de Oost zee aan de hand gaven. Frankrijk, Spanje ,- Portugal, Italië leverden hun voornamelijk zout* R IJ K D O M. 97 \\\ D = , D h! , bladz " «3. nen A". L>££L. C wijnen, brandewijnen, oliën, allerlei foorten van gedroogde vruchten, welke in het Noorden en ia Duicschland fterk getrokken waren. Die yan 'c Westen hadden graanen en andere oofterfche en. noordfche waaren noodig. Engeland zelf had dik wijls gebrek aan graanen; hetwelk te meer opmer king verdient, vermits men te vooren gezien heeft, hoe rijk dit land in graanen geweest moet zijn, daar Juliaan zijne koornfehuuren met graan, uit Engeland gehaald , opvulde ( a ). Al vroeg trokken de onzen wollen uit Enge land: die handel is van alle oude tijden vooreen der voorriaamfte takken van den algemeenen koop handel aangezien, daar dezelve ftrekte om de ma nufa&uuren van lakenen en andere wollen - iloffcn in Holland gaande te houden. De handel op Duitschland ftond voor de onzen open langs vier rivieren, de Eems, de Elve, de We zer en denßhijn. Ten opzigte der drie eerfte rivie ren hebbenwe altijd met de Hanze ■ Heden moeten kampen. Doch dus is het met de vaart op den Ilhijn niet gelegen geweest: de onzen maakten zich al vroeg meefter van den handel op alle de landen, op welken de vaart op den Rhijn en die op de rivieren van Duischland, welke zich in den Rhijn, ontlas ten, zich uitftrekt (£). Daar door eigenden zij zicli den handel in hout , ijzer , asfehen, rhijn fche en moezel wijnen , eene zeer groote unge ftrektheid lands van vruchten, en van alle waaren van 't Zuiden van Europa voorziende. De wezenlijke oorzaak van den opgang, welken de Hollanders in dezen bijzonderen tak des algemee- JB I] L, A A G Ë S; 97 die zij zelven vsn de mindere of meerdere noodfcjslltll manken, en ook volgens liet geen zij naar hunnen ftaat kunJ hen waagen of niet wazgen. D:i:ir hij zouden niet alleen de handen der ingez deswege gebonden zijn, maar ook die der vreemde kó den, aan wiea de vrijheid va» niet of al te lairerj ver/. d.iar df'or bekomen word; een bedwang dat merkelijk ten ;n -deele van den koophandel Incommisöezoudeiunneu ilrekfcehï « Naer deSmdt, ende NtiOrwegeh, enz.] Deze beruaiiAg Van eenc [irernic komt mij voor niet wel met den n:ii c i!fr Verzekeringe, en het belang des koophandels te kqnnen b= : ftam. De asfurantien worden berekend op de p.'va.-in de gev.iaren hangen af van duizend omftalitiigheden dié lijks veranderen; waar door de koopman genoodzaakt op deo eenen meer ot min<ler dan op deu wriic, taaien. Éen vasten prijs daarop te zetten -/.on Ie dm vreem den et.-n voordeel boven ons qeeven, paanflijfc dat zij in oir,: ;bedeD , die weinig asfurantie bchv>even, du ■ zouden Kunnen uitwinnen , en dus goaj koopt in manieren als vooren, tén Comptoire aetl te geven: dac zal zyn op de verbeurte van de verfwegen fcheperi en goederen, die bevonden fulleu werden alfoo in zee tegaen, ofte verfondep te wefen, die datelyck ende aloWne van wegen de voorfz. Compagnie aeogetaft; genomen, enJe'als verbeurt, ten b-boeven van dejEcl-« ve, aengch.»'jJcn zullen mogen werden; ende i n &$ foodanige fchepen oft goederen verkocht mochten wc* fen , ofte in andere landen ofte Havenen ing'loopün: fiiüen de reeders, participanten, ende verftnaurs, voor de waerde van de felvc fchepen eude goederen mogeri werden geexeeutcert. De goederen ende fchenen (in manieren als voorei]) ëengegeven, fullen ten beften van de geafleureerden deur de Compagnie verfeeckert werden , voor foodaenigé praemie, als hier oirler neffens yJer placcfe ghefpi ceert itaec: jrelsrferfiaendej dat onder de fcive de ojr- Cumjacente plaerlon van dien mede werden begrepen: ais namendyk alle die qeene , die uie !ia\ van deeze Geunieerde Provintien fullen vertrecken , of;e yers verfenden. Nacr deSoadc ende Noorwegen Qa), fal voer het ii.)- B Ij L A A G E S. 98 en- merfayrocn betcelc werden : Narneotlyk van den eerflert April j tot den e«rften .Nuvembm, twee en een half per cento. Voor bet winter favfoen van den eerften Novem ber, tot Jen ecrtlen Apni toe, drie cq een half per cent o. Nacr in Noorwegen , Drontcn; Stavanger» voor het fomer- fayfötn , drie per cenco. Voor hot winter- fayfoen drieën een half per cento. Naer Mofcovien , in het derwaerts gaen drie en een half per cenco. Jn hit wederkeren naer defe landen, vier per cento. Naer Grotnian Jt ende Spitsbergen, drie per cento. Naer Hamborgh, twee pur cenro.| Nacr Einbden ende Bretnen, een ende een half per cento. Nacr Schodandt, Nieuw Caftel ende Hul, endcdaer ontrent, twee ende een half per eento. Naer de Rivtere van Londen , twee ende een half per cento. Naer Pleymouth tot Engclands eynde incluys drie per cento. Naer Yrlandt, Beftau, endcdaer omtrent, vyf per cento. Naer Nan:es , Roehelle, ende Circumjacentien , vier ende een half per cento. Naer Bourdeaux vyf per cento. Naer Bayonnen de trance, en St. JeandcLus, vyf enc'e een balf per cento. Naer St. Malo , drie ende een half per cento. Nacr Kaen, Hable en Roaen, drie per cento. Naer Diepen en Calis twee en een half per cento. Van welcke plaetfen naer defe landen , foo de goeJc ïen en fchepen tydclyck gegeven worden, fal men ghe houden wefen de ftlve premie te betalen, ende de asfeu rafatie in maniertn als vooren genieten. Voorts fal de Compagnie alle fchepen er,dc goeden, naer Marfeille, Thoelon, Genua, ende Livorno verftkeren tegen tien per Cw'nco Ende die nae Veneücn gacn dertien per cento. Welvei (bende onder de voorverhaelde plnctfen, ia de l'trace gene citcumjaceotien ca werden begrepen , HOLLANDS 98 («1 Zie T). I black 156. en volß. (&) Zie hier vooien hl. 54. en volg. eb nen koophandels hebben gemaakt, iseeniglijkaan de gelegenheid huns lands, welke 'er hun, mee uitflui ting van alle anderen, het voorrecht van geeft, toe te fchrijven: een voorrecht, het welk hierin beftaat, dat de Rhijn in Holland een einde neemt, en de Hollanders meesters der vaart langs dien ftroom maakt; waarom de Romeinen zelve het tegenwoor dig Holland bereids tot eene verzamelplaats hunner goederen , waaren , en krijgsbehoeften gemaakt hebben O). Deze tak van Hollands koophandel ïsvan alle diegeenen, welken wij in Europa voeren, de onafhangelijkfte, om dat anderen in denzelven geen deel kunnen krijgen, en 'c een ander volk onmogelijk is ons dien te ontneemen. Om de ze rede is dezelve ook tegenwoordig nog een der aanzienlij kffcen. De zorg, welke de onze altijd droegen om bij 't maaken van verbonden en verdragen , welken, zij met vreemde Vorften aangingen, voorrechten voor den koophandel te bedingen, bragt niet wei nig toe om hunne fcheepvaart en handel te ver heffen. Wij hebben 'er eenige blijken van opge geeven (b) , en zullen'gelegenheid hebben, om 'er in 't vervolg anderen van bij te brengen. Thans zuilenwe hier llechts aanmerken , dat de onderfcheiden verbonden en verdragen , nu eens met Rraband , Vlaanderen en Frankrijk, dan eens met Engeland, en met noordfche Mogendheden, en eindelijk met de Hanze -deden aangegaan, en de hulp, welke wij nu en dan dezen Mogendheden toe bragten , nieuwe oorzaaken werden van den op gang onzes koophandels en onzer fcheepvaarr: B IJ L A A G E S. 99 'ende de Compagnie deze aflurantie te doen niet verder verbonden en is, als aen degene, die uitgedruckc cndp genomineerr ftaen, van de welcke voor de wederom reys betaelt Tullen worden defelvé premie in manieren a.s vooren Op de andere plaetfen genoteert is. Alle andere fchepen ende waren, fo op de andere ver der gelegen qüartieren ende plaetfen verfonden werden, by a'ldien de felve naeden Weft gaen, fijllen. verfekérj moeten wcfen, toe Engelancs-eynde incluys, ende pra; mie betaelen iwee ende een half per cento. Van geiyeken fullcn de fchepen en goederen (varent de by Noorden om ) verfekert moeten welen tot op dB van Hitlandc, ende voor premie betalen drie per cento; En ten aanfien de Compagnie in baer.eerfie beginfe-j len , door de overgroote periculen., en tegehwou macht der vyanden, feer grootc Jaftèn en fware equiy pagicn lal moeten doen, ep vele fchade van genorticri goederen en fchepen waernemen, fal voor deeetfl jaren een half pc-r cento meer voor .preemie genieten., als die hier boven voor ordinaris geftelt zyn. l-'.n Kti };aende de goederen en febcpen foo na de gedefig) plaetfen in de flraete verfonden werden fal rücn de felvighe tydt een per cento meer (als de ord prxmie is) betalen. By ■alcüen jemant om de Weft ofts de Ooft op plaeifen Neutrale of Geallieerde van d. tocbenorende, eenige vordere asfurantie begee oock op andere geoorloofde conditien , nis iii óttroye uitgedruke ftaen: v/erden de refpeüive !/ hebberen bij delen geauchorifeert om 't felve tot bacei én fchade van defe Compacnie te mogen doen,. foodanige premie en voorwaerden, als iy metten géend die fulcks bïgeeren , in 't minnelyck fuHen Icortöen overeenkomen. En gclyck de Bewindhebbërcn, b\\ë waren, fchepen en goederen d'ingefccenen dcx ■; lan den toekomende , ofce die bij ordere van nnJci heemfche verfonden mogen werden, gehdüdeti.fSj der hare affurantie t'onfangen: fo lullen ddblvij pock vermogen allerhande contraften van altaratitk op ia, rechten, en te maken met alle. ingcfecenüa. yo neutrale, of geallieerde Princen, Potentaten , en Repp biyequen van defen ftaet. t'?,y daa de felve hare fcr|e ft Tl Ij K D O M. 99 ( ,l] £ e £- *W-m. en volg* (*) Zm D. 1. bi. 115. m Hift> D. IV. U. 534- en men dient hier vooral acht op te flaan, om dat eenige ftaatkundigen hebben beweerd , en heden ten dage nog beweeren, dat het niet nut voor on zen Staat is, verbintenisfen met vreemde Mogend heden te hebben. De befcherming, welke de vrije Nederlanders zonder ophouden aan hunnen koophandel verleen den, door dezelve gewapenderhand met eene goede fcheepsmagt te onderfteunen, bragt insgelijks veel toe om dien hoe langs hoe meer te doen bloeien. Men heeft gezien, hoe ontzaggelijk zij zich van tijd tot tijd ter zee hadden gemaakt, en hoe hunne zee magt door den tijd was aangegroeid(a). De beveiliging van de vaart en koophandel fchijnt eerst aun de zorg der kooplieden geheel overgelaaten geweest te zijn. Wij hebben genïagtigdcn van bijzondere plaatfen bij een zien komen , om uitrustingen te beraamen, en hec draagen der kosten te regelen; vervolgens ook gewa pende vaartuigen ter beveiügingvan vaarten koophan del in zee zien brengen (i). Doch in den jaare 1437 of 1438, bij gelegenheid dat de Hanze -fteden geweld tegen deTiollandfche fchepen hadden gepleegd , wer den de Staaten van Holland en Zeeland eindelijk te raade, om in oorlogstijd eene foort van openbaare befcherming aan den handel te verleenen, en den oorlog in 't Noorden te brengen, ter beveiliging van hunnen handel. De Staaten, bevel gevende tot hec uitrusten dezer vloot, geeven met een de fteden op ,_ welken 'er deel in moeten neemen , en 't geen 'er ieder toe zoude moeten opbrengen. Zederc die tijdftip hebben de Staacen, onder bewilliging en het gezag der Graaven , nietnagelaaten, grootelijksvoor den handel, welke tot dien tijd toe niet dan de op- ttt BIJLAAGE A. Keizer Ilcnrik de VI. bevestigt Diederik» Graaf van Holland, den Tol te Geer vliet, door zijnen Vader Fredcrik, Roomsch Keizer, aan 's Graaven Vader Florcnts te leen gegeeven. [Mi er is Chartcrh. DA. bl. 130.] Den 20. Oclober 1195. In den naam der heilige en onverdeelbaare Drie2enig~ huid. Heorik de Zesde, Keizer der Romeinen, al tijd vermeerderaar, en Koning van Sicilië. — Het is redelijk', en het ftrekt onzer hoogheid tot roem , dac wij aan de begeerten der zoodaanigen mee onze erken nende bewilliginge te gemoet komen , welken wij „ zoo tot onze, als tot de eer van het Ryk roemwaar <Hg en vruchtbaar door bewezene dienden bevinden» Rierhalven begeeren wij, dat het toe de kennifie van Blle getrouwen des Rijks, zoo tegenwoordige als toe» komende , kome , hoe wij, voor oogen hebbende de Oprechtheid van onzen beminden, getrouwen, en ede- Jen man, Diedrik, Graaf van Holland, hem in den tol te Geervliet hnndhaaven, en, om dien zelven al tijd re hebben , door de befcherming van dit tegeo* *v.j«>riJige gefchrift in denzelven bevestigen : gelijk als on/.e doorlach ige Vader Frederik, weleer onverwinne "Jkfte Kei?.er der Romeinen, denzelfden tol voorheen aa n onzen getrouwen Florents, Vader van den voor* hemden Graaf, ten laste aller voorbij vaarenden te leen pgeeven heeft, zoo nochtans, op dat hij van ieder voor «'jvaarend fchip, 'e geeneof honderd marken of meer* «er waardig is, hoe veel het ook voert, alleenlijk vijf jtiarken omfangc; doch zoo het onderde honderd mar ken voert, van twintig marken een , van veertig twee, Van zestig drie marken, en zoo vervolgens tot hunderd A land- HOLLANDS R IJ K D O M, BEHELZENDE Den Oorfprong van den Koophandel en van da Magt van dezen Staat; de toencemende vermeerdering van deszelfi Koophandel en Scheepvaart; de oorzaaken , welke tot derzelver aanwas medegewerkt hebben; die, welke tegen woordig tot derzdxer verval Jlrekken; mitsgaders dé middelen, welke dszeb'en wederom zouden kunnen opbeu ren, en tot hunnen vonrigen bloei brengen. ZESDE HOOFDSTUK. Oorzaaken van de opkomst, aanwas, en bloei van de Scheepvaart en handel in den Vercenigden Staat. was Willem de IV., Prins van Oran je , tot de waardigheid van Stadhouder der veree nigde en bijzondere Gewesten onzes Vaderlands ver heven, en ds vrede tusfehen de oorloogende Mo gendheden herfteld, of deze goeddoende Vorsc liet, onder anderen, ook zijne gedachten gaan over de be kwaamde middelen om den koophandel en defcheep- v aart van den Staat, zo veel mogelijk, te herftèllen. 2. O. H, raadpleegde daarover mee verfchdden hol-  x e ö f 5 x a a; Staat bij vreemde Mogend heden. 323 Ze ook Re geëring (Stadhou derlijke) Stapel recht, Am' ler^am en verlcheide» andere fte den van lift dortfche Stapel recbc vrij verklaard. 77 Staveren hield eertijds met andere nederlandfche kooplieden bijeenkomften. 62 Stïden (Nederlandfche) »ee men den koophandel en fcheepvaart ttr harte <sr. verfclu'itlen derzelven Hiel den onderlinge bijeenkom ften, 62 En waren al vroeg lt?d> n van 't Hanze verbond 63 Waarom boven het plat te land begunstigd. 77 Het oprichten van brouwerijen en 't bakken binnen 600 roe den van dezdven verboden -78 Hoe uit dorpen ontftaan. JjB Derzelver oude befchreeven. 239. en velg. II ure privilegiën niet naar willekeur wcderroepelijk. 24.7 en volg. Stichtingen voor den armen, haare menigvuldig heid hier te lande. 44.2 Stoffen (Hollandfche zij. den) in Frankrijk getrokken 360 Suriname de eerfte on ver volk|)laming e n. 363 Goede gronden bij 't oflroi voor derzelver bloei aangewee zen. 364«jim/£. T, Tabak, deszelfs handel zeer tauziatfijk 37* Tf.rnate, verbond met derf Koning van dit eiland ge flooten. j^j T. ju e 1., koophandel in de ze vende eeuw aldaar. 25 Klaagt over den dordrechtfehen tol en oorlog diar uit cm.ftaan» 35 Van den tol eertijds daar geheven , die van Utrecht vrij. 40 Tollen, hunne oudheid en rede hunner invoering. 33 waarom bij onze Graaven opgericht. 34 Klagten over dezelven. 36 en 37. den Geestelijken gegeeven. 3S Geestelijken van tollen ont heeven. ibid. Vrijdom derzel ven aan verfcheiden plaatfea gefchonken en waarom, 45 <« volg. Verdragen omtrenc dezelven geflooten. 66" Trouw (goede ) eene mede oorzaalc van den bloei des handels. 402 Tunis, verbond met die Mo gendheid 341 U. Uttgeest beKuuic vrijdom, van fcbot en tollen. 49 Utrecht, Klooster aldaar doorKarel Martel begiftigd. 83 Giften door de frankifcho Vorsten aan de kerk aldaar gedaan dt*or Karel den Gr. bevestigd. 39 Verdere gif t< n aan de kerk alriair ge daan. Ibid. en 40 Van den tol te Weerd vrij verklaard. 40 Hield eertijds met ande re nederlandfche kooplieden bijeenkorhften. 62 —• (Bisfchoppeu van) fchenken goederen aan de REGISTER; B daar op hier te lande Re mankt. 395- §9<5. Onrve-p e?ni r Asfurnntie- Kamer. 397- Ontmoet te penkanti'r-g. 399. Aan merkingen wcgr-ns hetzelve. 399. en velg. B. Bailltuwew trokken eer tijds met hunne onderhoori gon re velde. 30! Bakkerijen verboden Mu ren 600 roeden van de Ste- den. 78. Bank van Lientns nut- tig voorden handel. 403 Beden gaven gelegenheid tot het verkrijgen van voor rechten. 75 Beestemabkt van deensch vee te Hoorn. 93 Bkrnard van St.) bekomt tolvrijherd. 47 Bestier ( burgerlijk ) de voorrechten hier omtrentbij de fledeu van FlollanJ ver- worven , helpen meile tot den bloei des handels. 107 Beurzen der koopftein bevorderen den handi 1. 408 Bezetïikc zie Handop- LEGGING. 15 I p r , voor deszelfs deugde lijkheid gezorg-i. 6o Eij eenkom sten der ne derlandfche koopfreden in de vijftiende etuw tot wat einde flrekten. 62 en 63- Boekhandel desze'fsbloti door de burger lijkt; vrijhei 1. 404 E o 1 e l bekomt t<Mvrijbeid. 45 H « 4 m k d 'en tijde van C-ie far tsamelijk bevolkt. 13. Dreef toen koophandel, ifl Brabanders Gefcbil tus fchen hen en de Hollanders f'ver h e t rec ht van beza ten I 0? Dr tem beßomt tolvriihéid. 50 Hield eertijds m e t ande re nederlandfche koopfte den bijeerkomften ez Bi o e K in Waterland. De eu- de hnllandfche zeden bloeien nldssr nog 109 Rijkdom en handel dezrrphnts Ibid. Brouwerijen, het oprich ten derzel-en, ten platten lande verboden. 1$ C Caesar (Julius) deszelH; krijgsverrichtingen in Gallië, doen 'er den koophandel vervallen i,j. CiMELOTTEN CBrüSSELSCHE) Zie Greinen Clovis Verval van koop handel in Frankrijk onder zijne opvolgers 19 en volg. COM MUSIE'NtOOTIUN) deszelfs voordeeien 375 Corbulo heeft de Lek of Flitt Z' graaven- 15 Cjomwh bevoordeelt zich van 't arfchafftn der ftad hou,)crlijke 105 Dls'.els loosheid in het be dingen der afle van iiitflui ting des Prfnfen van Oran je 167 CuHAqAO dienstig tot den amerftaanfehen handel 36a H' Ê & 1 S t E- It. • der. RMin op D****cWaHd C>p de Items: O r>z«l!im»s ge grond. 97 Vfetbnnden niet vreemde M"è en dheden doen dien ann;;iv.)ticil. 98 eil I» 4 Geiijk ojk de befeberming van denzèlvén door fcheeps- U)3gt. 90 In tijd van oorlog toegenomen icien 103. Zui liigheid en arbeidzaamheid mede - oorzaaken vnn den bloei (3es zelven. 104 402, 409 waarom door de noord fchc Mogeihiheden begun- 104 Verfcheiden oor zaaken die tot deszelfs bloei jrjaede gewerkt hebben. Ibii. en <tölg. 35Ö 409 Door den fpannfehen oorlog magtig aangewakkerd, nö als ook door de flaattgeftelteWs de •zer landen 120. en den in vloed der Stadhouders op dezelve. 130 15e. 156 Is de zenuw van den Staat. Ihid. Verbonden en verdragen door dezen Staat tot dts zelfs bevordering met vreem de Mogendheden gefloo *en. 339-349 Aanmerking omtrent dezslven. 350 Aan was van.dien op de Levant. 360 Op de Oost zee. 371 Op de Etbe en andere rivie ren vanDuitschland en e>p de oofh-nrijkfche Nederlanden. 372 Van den rabakshandcl. {. Van dien op Spanje vn Portugal. 373 Van den handel in papier. 374 , in. commiafie. lb\i. Van fpe. jtie. 378 Kï- o ptJißlir ( Broeder ■ ■>[> vnn ) te Middelburg 53 u»( Hodgü ) des ■ t'o«rech.te den Stidhouderen kwaalijK genomen. 193 318 en 319 Zie ook Jurisdictie (Militaire. K rij ns volk rechtsgebied over hetzelve. Zie Juris dictie (Militjvirb) Kr ij gs weezen der Fran ken verichilde van dat der Romeinen. 304 I<. Lakenfabriek bloeide reeds in de veertiende eeuw te Amfterdam. 71 Bloeide oudtijds in Waterland. 72 Land (Platte) waarom de fteden boven hetzelve ke- gundigd zijn. 77 Leïdim bekomt tolvrijheid. 48 Ne.iens Haarlem en Am-, fterdamtothetgrasiveneener nieuwe vaart begunfligd. 77 Lek voor de gracht van Cor bulo gehouden. 15 Limmißo ten tijde van Cie f;ir taaineüjk bevolkt. 13 Lodevvtjk de XIV. over rompelt deze landen in eenen rnaoreloozer! ftiat. 168 door Willem den 111 gefluit. 169 Lubek, De HollanJers en Zeeuwen drijven al vroes; handel met deze plaats. 64 Verbond met deze ftad tot bevordering des koophan dfls pedooten. 341 Luxemburg ten tijde van Cat'lar taamelijk bevolkt. 13 M. Maagdenburg (arm het Aartsbisdom van) goederen in Friesland gelegen gefchon-  REGISTER,- •ie'en zij in 't werk fielden om de gunst des volks te winnen. 46 Bezorgen hun nen ingezetenen vrijdommen buiten 's lands. 51. en 52 Zorgen bij hunne verbon den niet vreemde vorsten voor den handel en de fchecpvaart. 55-60 Schik- bij hen binnen 's lands ter bevordering des handïls en der fcheepvaaFtfjemaakt. 60 en 61. Toonden dat het Welzijn van de fcheepvaart en koophandel hun ter harte ging. 100 Hunne zorg om den I oophandel niet te be zwanren , doet denzeKen bloeien 110 Wanbegrippen vegens hun sezsg. 217. en Velg. Waarin eigenlijk ue ftond. 229. en volg. Mogten hunne gegeeven privilegiën nie,t raar willekeur herroe pen. 247. en volg. Hebben z ch nooit een eigendunke lijk gezagaangemaatigJ. 251 Wiren heeren van dm grond dts lands. 252. Lieten niet toe, dat 'er buiten hun ver lof iets op werd verricht. 288 en 289. Waren alleen tot de jagt bevoegd. 284.. tii volg. Niet fiechts binnen hunne Domeinen. 290 Gbeinen zeer pettokken. 3fjo. Brusfchihe C3inelott'-n genoemd. Ibid. CrohinGK* hield eertijds met andtre nederlam'iche koopfteden bijeeniouilteucii H. HAARLEMbekomttolvry heid. 43 Giaaft nevsiis Leyden en Amfterdain oene vaart. 77 Hamburg, voorrechten na 11 deze ftad door Gr. Flor. V. verdund. 5a Dj Hollander* en Zeeuwen drijven al vroeg handel met deze plaats. 64 Handoplegging of arres ten om juristiiÜie te fundse ren reeds in de twaalfde eeuw hier te lande in gebruik. 55 S.rekt mede ten nutte van den koophandel. 105 Ver fchil deswegens met de Bra- Iwndsrs. ibid. Handwerken bij vreem den zoo wel als bij de Hol landers geoefend. 85 Daac door bij de Hollanders mee" meerder vlijt behartigd, ibht. II a n 2 e • s t e n e n , voo! dee len van de Hollandcrcn op deselven iq den graanhan del. 94 Verbond met dezel vetl vernieuwd. 343 HiSZE-VEHBOND, f. oorfprongelijk eer bevèllN ging der zeevaart. 63 Vee!e ncJerlanJfclie fteden al vroeg leden van 't zelve, i! id. HiKOtSWïK hield certije'j; nut andeie neder landfche koopfieden bijeenkoomdea 62 Har ikg visscHF.Hij, iloor de Graaven ter hart-j geno men 6» Hasselt hield eertijris met amieie, tiedcrlandfcKe koofM fteden liijeenkomfieu. Cz Hencooüwen ten tijde van CarTar taanielijk bevolkt: 1,3 IJ >: R wo esiin c van dt Gods dieost eene m de - oof van den aanwas Jes konp b 3i 3Sé ai AAN DEN L E E Z E R. oen ik het bejlütt rt'tm , on het werk , onder den tijtel van la Richcsfc de la Hollande uit gegeeven, in een holhndsch gewaad voor den dag te brengen, vermoedde ik niet , dat ik 'er zoo veel aan te veranderen , te verhelpen e:: te vermeerderen zoude vinden ■> dat het mij lig!er zoude gevallen zijn een geheel fiieilW b dan eene vertaalhig of navolging van V Fran jche, af te werken. J/et is 'er echter zno me* de gelegen : men heeft liet bereids aan de mtgegeevcn deelen J;.o : ::;cn befpeuïen: dh , draagt 'er nienwe blijkt n ■*■</>>. Hef vierde en laatfte zat H niet minder doen. Dit deeU hei ircik hu Ie voorfchi/n fomt* dient om de oor /de opkomst , anti» wès-, vermeerdering en bloei van onzen fa>op~ hiirulcl enjtheepvaart aan te ?yijzen. Zij (lam hier met met het penceel eener leveftdige en vindingrijke verhee: ,/, maar getekend naar het beddtcnis , hei welk de Ge fchiedhmde-) en de wezenlijke aart en gefield heidder Vcreenigde Nederlanden, 'zoowel als de. wisfetingen , die in derzche fL 'atswezen ■> en in het burgerlijke -zijn voorgevallen , ons vertaoneiu Ni erna nt is meer den ik overtuigd , dat tle koophandel zondef Vji^feeid nietbeftomi kan:  A ccookd tusfelien Cojkeus Jacobszet» vjü Br t. e k ve l t en Hans Bullakd, ter eenre, en den Keizer van Malalar, Koning vanKalikoet, ter andere zj'de O. r. ft. en 3. 11. Extracten uit de Refolutie van MI. HU. MM. de dato 7. DeC. 1751. ' . . . P I. 2. en 3. 11. Detiuctte van Vrieshnd. rot juflificatie van Haar Ed Mog. ingeleide Confï(ieratien.« .... Q. Tractaat tusfehen Z. K. M. van Denemarken enz. ter eenre; end'j de HH. MM. HH. Staaten Generaal der Vereen/gde Nederlanden , ter andere zijde. . ..... R. Concept Compagnie van Asfeurantie. . . S. Bericht van du Kooplieden op he: Concept vaa een Compagnie van Asfurantic. .... T.  It E 6 I 5 T E R- f.t> dezelven te bews*"*" 157. en 158. hun opperbeüier eenvoudig. ISP- Hunne ver ceniß n; op i 'cn invloed van •'t nadlx'U'ferlijk gezag ge giond It>*d, Hun bel ms, en dat derStadhoiideieneenen hetzelfde, irji Zwaarighe den uit oe a' te groote ver dteldl eid van Kin opperge zag voortfpruitcndi. 1 . i<s2 Kcmüeti ffiev ui fti.ekeiid fcöufd in hunne misi n, /63. Onheilen hun door 't Rtffea van hetzelve overgekomen. -165-161). en 171. en volg. J9J.-IU7 en volg. o. OniiHiiRNCVELt over tuigd van hitjt nut der flacl bouóerliike redering. 160. Aanm-rkineen over deonee nigheidtusfehen dien Staal man en Prins Maurits. 180 JL»n met dezelfde zaaken, waarmede Piirjs IWaurits WorJ beticht, belast wor den. 265 en volg. Wasrfchij. Belijke oorzaak van de twceipalr tuslcben hem en dien Vorst. 370 Oorlog mede-oorzaak van ht'f tOLMcvmen der vaajterj koophandel. 91. 102. en volg. 120. Cktergoo aan de utiechi fche k' ik gefchonken. 40 OosT-I»Diü, Verrichtingen der Vrije Nederlande.-en in dat waeicid-deel. 150. tn volg. Oost l A n D (Dien van) vrij dom van tol te Dordrecht Tïilccnd. 5a Overijssel bekomt va» Graaf Floris den V. voor rtchteu, mits zijn handel op Vlaanderen naar Holland ver'egsende. 5I Otto de K-deszeifs gi f £e n aan de utiechtfche kerk. 39 de 11. bevestigt èn vermeerdert ds giften a»n de utrechtfebe Kuik ge daan. 3p p. Paa'lgeld door die van K.Hinpei) aan Aa.fterdam af gtitaao. 70 Pirl e a. bloei des handels in die waar. 374. Waarom in Saxen duurder dan hier te hnde. 377 Pigu, Brief van den Keizer van die Rijk aan den Admi raal Martcnszeo. 135 PERSië, Verbond van Koop handel met dit Rijk. 341 Portug al, Verbond met dit Rijk ter bevordering des koophandel* geflooten. 345 Pbivileoie ( Grout) van Vrouw Maria van Bourgon dië, tleszelfs korte inhouJ. 255-258 Piivilegien Waren niet naar 's Graaven willekeur wedttroeptlijk. 247. envoig. Phoj-ositie van Z. D. 11. Wi'km den IV. tot herftel •les koopnandels, wijst oor zaaktin vau dyn bloei dei handels bier te land aan. x. en volg. K. Rechtsfleeoino, onge kieukte bier te lande eene at:öistêr< era den handel raanaffc. öuuren te bevorderen 51-5+ Andere blijken van zijniiver ter bevordering des nandsls 54 FluweelenCllot. land sche) zeer getrokken 360 Frankrvk lijdt veel door de burijerliike oorlogen der afkomeliriK<-ti van Clovis. 19 en volg. De koophandel ver huistvan daar herwaards. 24 Verbonden met tlit Rijk ter bevordering des koephan ilels gelloüten, en gruote voordeden derzelven 345 - 3+7 Fredrik Hendrik, Prins van Oranje , aangehaald i6<j. en 170, Friesland,goederen aldaar gelegen aan het Aartsbisdom van Maagdenburg gefchon ken. 39 Ijvert voor de itadhouJerlijke regeering. Friezen worden magtiger, pcduurtndv; de oorlogen der .afftarnmelingen van Ciovis. 39. Gedwongen zich aan 't franfche rijk te onderwer pen. 20. Voorwaarden de zer onderwerping. 17 G. Gall i ê, Bloei en verfperring van deszelfs koophandel. 10. en volg. Invloed van des zelfs fraarswisfelins , in de vijfde eeuw,, op den koop handel onzer landen. 18. en volg. Gkertruiden nee g bo komt tolvrijbeid» 45 Ceerv li e x, ToJ dcoiGraaf Floris den 111. dinr opge richt en bevestigd. 35 en CjEïstiltjken door de V< rs'en met groote goede ren en voorreenten befchon ken. 38. ook roet het recht \in tol te heffen. Ib. Tol vrij verklaard. Ibid. Geld (gereed), deszelfs over vloed bevordert onzen koop handel. 875- en volg. Gelderland dreef eer tijds een rechtftreekfeben handel op Engeland. 76 Gilden nuttig voor den koophandel en fabrieken. 403. en 404 Godsdie nst( Christelijke) ecne medeoorzaak van den aanwas des koophandels en vaart. Sj Verdraagzaam heid in denzelven, werkt mede tot den aanwas des koophandels. 356. Zoo ook deszelfo hervorming. Ib. en volg. Gorcum bekomt tolvrijheid. 45 Gouda brkomt tolvrijheid. 48 Graaven trokken als rech ters met die geenen , die onder hun rechtsgebied Hon den , te relde. 308 ■ van Holland in den beginne even als andere afhanßelijk van de franki fche Koningen. 28. Wijven niet lang afhankelijk. 29. 30. en volg. Erfelijk gewor den 32. Bevorderen de wel vaart des lands. 33- Hun oogmerk in 't oprichten van tollen. 34. Verleenen voor rechten vooral aan de kerk. 38. 4 2 - en 43. Welke mtM Hollands R IJ K D O M. DERDE DEEL.  REGIS TEi DER VOORNAAMSTE-ZAAKEN* A AciiEif ( Krief van den Keizer van ) aan den Admiraal Martenszen. b 1.137 Admiraal oudtijds yecne bediening v.jn de ftadhou derlylie waariigheid onder fclïciii. il. 311 Akersloot bekomt vry dom van fchoc entolicn. 49 Algiers verbond met die Mogendheid geflooten 341 Alkmaar bekomt tolvry htiJ. 47 Amsterdam bekomt tol vryluiJ. 4y, 50 en 72 Door zijne Wethouders , in de fctK-epvaarffii handel bevor derd. 2 Hield eertijds hijeen korarteu roet andere nedeir landfche kooplieden, ibid. Oorzaaken der en welvaart dier itad. 67 «1 ïfo/f. Krijgt al vroeg den graanhandel in handen ibid. Kampt met Lubek om den oofkrfchen handel 68 en 69. Onderhoudt vuurbakens. 69 lCn heft recht om die kosten goed te maaken. ibid. Het techt tot dezeetonnen en 't aan haarafgeftaii]. 79,L»kenfabriek bloeit'et ia de vijlnendeeeuvv. 71 anan tolvryheden. 72 Slu'C over eenkomften wegens tollen. 73 De waaren haarer inge zeteaen te Aut.verpen van bezetting vry verklaard, ibidi word uitgezonderd van 't v ibod »an den uitvoer v3rt graanen. tbid. VVaaroni 25? ca fpaaofche zyde aankteaf* He.. 74 Sluit verdragen niet Utrecht en Deventer \ve getis de tollen, ibid. en 75 Van 't ftapeirec'.n te D recht vrij verklaard 77 Aart haar ntffer.s LeyJcn en Haarlem *t graivenvah ecnè nieuwe v;;arc zonder re.b ten te betaalen vergifrid. ff Iliar koophandel groeit :u.ri door 't verval van Ant werpen enz. doch blo'eldd 1 edt te vooren. &2 t Aanmerkingen over 't fchil van Prins \Vi! c • Ii- uiet deze fl id in 1 ISI en volg. 274 ix- lc-- t genten aldaar wat te vt' l gevleid. wö — (Wisfél van) Zie Wt^sKLßANic. An t eitpf. n , bet Qaili'A van deszelfs rnve 1) «y -dert onzen konpfvmuVl. $pÊ Arnemuiden bii : nitt anderen ncJf kooplk>kn bijeenkumftw. ui Arrestéeken Zls I" LEGGING. Assurantie cJeszelft fprung. 394. kggkui RE Ol ST^ER '4 Jeo geene bediening vnndie van StatltourtcrLifgezor.clerd.3oS. Waarin dezelve beftaat 307. en volg. Vervat cic waardig heid vanOppcrfechtci"ver het ktijizsw.ik. 3u- tnvolg. r ARELDEG*o° TE ' milddaad'Sbeid jegens Ue Kerkefiikt'". 39 — Martel, zijne gif- ten aan bet klooster in Utrecht, en aan de kerk van Eist. 38 Kassierschap dort onzen handel aangroeien.3;i.Waar in beltaat. luid. enz. Ues zelfs nuttigheid voor den handel 393 Kijrk, Milddaadighfid der V urnen jegens dezelve. 38 ei volg. Kerjcel ijken Zie Gees telijken. Xooiiund el, deßomeinen doen dien uit Gallië b?r waards verhuizen. ïaenvoig. Bloeide ten njde van Caefar «Uaar. 12 üe kriigsve'rich tinstn van dieo Homeiß brengen daar in vejanüc 1+ Groeit bier te lande, bij 't verval dei K- RJjks aan. j 7 als ook door de verande ringen in Gallië in de vijfde eeuw voorgevallen, iq en volg. Door de Graaven be vorderd. 33 l)oor de twis ten onder de leenroerige Vorsten vaa het fraakifchs Rijk 34 en 35 Voorrechten door Gr. Fl. V. zoo aan bui ten- als inlanders verleend, om dkn te begunüiffensi-s* liij de verbonden der Graa ven voor denzelven gezorgd. SS-61 Maatregelen bij de Graaven binnen 'slands ?e« nomen om dien te be r /or deren. 60 en 61 Der Hol landeren en Ziüiuven mee Hamburg- , Lubek , en Dantzig. 64 Op de Oost zee door Amfterdam ter harte genomen. 67 Ingraa nen al vroeg doorde An». fterdammers gedreevcn, en kojntgcheel in hunne han dea VAd. nuttige menton voor denzclvenvan de Graaven, bij het toe ftaan van beden , bedongen. 7 Commercc d'Oeconomie ge noemd, de eenigfte die de Huliandtis konden drijven. 70 UinnenlanJfche fchikkin g»rj uxde&zelf* btvordering dienende 77 en 78 De Graa» vtn bevorderen den handt l door verbonden. Uil. De noordfche trok altijd hun ne meeste oplettenheid. lbid. Bij buitenlanders al vroeg ter harte genomen. 83 De Hollanders hübinn altijd ii denzelvtu mededingers ge had. 85 hoe dit tot deszelfs bloei hteft iii«.,l« gewerkt. lbid. De chïistelijke gois. dienst doet dieu aauwas 89. (rroeit bij ons aan dcor gc.luurige wa'tr. 91 Eens wel gersgeld neemt meer en meer tne. 92 Na tuurlijke oorzaaken van den , onzen met Deenemarken, vooral in vee. 93 Voordee ien der onzen in den graan handel op de Hanze - Ste den. 54 De oofterfche han del en visfeherij mede-oor zaaken van onzen handel op andere landen. 9Ü Lanas AAN DEN LEEZER. te konnen en te moeten gebruiken. Noch door 111 'j 11 fl. aat •> noc ' l door mijn beroep , noch door ■' betrekking hoe gentamd, heb ik aan leiding gekreegen, of ben ife genoopt gewor den, om van de Vrijheid van denken en j'ckrij- V£n op dit JJuk af te gaan. De IFaarhcid is mijn eenigjte belang , 'en de liefde tot het VaÏÏérïand'i de eenigfte prikkel die mij aan zet. Het is reeds vijf- en-twivtig jaaren gdedeu, dat ik daaromtrent op dezelfde wij-' ze gedagt en gefthreeven heb , als ik nu doe. In den loop van het vierde gedeelte e ener ecwre is mij niets voorgekomen , dat mij van gevoe len zoude hebben moeten doen veranderen: in tegendeel alles, wat ik in dien tijdperk ge leezen en ondervonden heb, heeft mij 'er nader en ft erker in bevestigd. Ik bemin de Vrij heid, en misgun niemant liet genot dier he meljche gave. Wij vrr.agcn niets, als V geen wij aanbieden. Zoo ik cenen haat konde op vatten , het zoude alleen gijn tegen zulken , die Jleeds van Vrijheid kraaien , en het zwaard der vcrvolginge beflvudig vocreih Het politiek verketteren is even zoo fchadelijk en affchwv iijk, als de Ketiermaaktrij in 'de Kerk. God geeve, dat die eenmaal ophouden , en dat de heil tn ivachtivekkende Eendragt en Verdraagzaam heid alle harten mogen inneemen! Vaar wel!  HJ S T INH O U D DER HOOFDSTUKKEN, van dit Derde Deel. VI. iioomsTUK. van ds opkomst, a.ir.v.is en bloei van Scheepvaart en Handel in den ycreeiiigdea Staat. Bladz. 1 VII. Oorzna'Kcn vnn her toeneemen van den Koop. handei en Scheepvaart , ba het oprichten van den Vereénigdtra St-a:. . ji^ der V*ereenigde Neder landsn. . —-— _ . jj^ Aart der Ncderlandfche Burgerlyke Vrij- VoorfrciTcliikheidderStaJhouderlijkeStaats regèeriogo. —- 329 Van de Verbonden en Verdragen. — 335 Verfcheidc andere Oorznnken van den aan was d*.s Koopnaniiels en Scheepvaart. — — 351 Oorfprong en van de Wis. lulbauk te Aniiïcrdam. . . g^g Reglementen van Asfurantic. — 394 RrfT'-E GISTER. g'.c- Hoen (Simon Jansz.) Verbond door denztlvcn met den Koning van Ternate geflooten. 141 Hou-awds nadeelige ge fleMfceid oorzaak van den bloei des koophandels en der zeevaart. 7 envtlg. De han del verhuist uit Gallië der waards. 10 Ten tijde van Caefar door onbefchaafd en arm volk bewoond. 13 Goe deren aldaar gelegen aan de Abtdy van Epternach ge fchonken. 39 IJ»«« de ftadhouderlijke regee ring. ns+ Jlollanders verkrijgen gronden in 't bisdom van Hamburg. 51 Hunne oude zeden, 107. Waar men de zelvcn heden nog aantreft. 109 Hunne zucht tot den handel. 110. Waren eertijds gedwongen hun ge<d in den handel te belteeden. 112 . en Zueuwen drijven al vroeg handel met Hamburg, Lubek en Dant zig. H Hoorn, Beestemarkt van deensch vee aldaar. 93 {Juis (Dukfche) de broede ren van dien huize bekomen {olvrijheid. 47 ï- Ja a n ek Zie "\s et. j a a n m a n k t e n bij de Graa- Ten iugefleld. 60 Jagt, orde bij de Graaven op dezelve gefield. <5o On derzoek of de Stadhouders, omtrent het recht tot de de burgerlijke vrijheid verkorten 280. en volg. Dit recht heeft ten allen tij Jen den Vorsten alleen tot be hoord. 284. en volg. Was niet fbchu aan hunne Do meinen bepaald. jpq Japan, Brief van don Kt i/.r van dit Rijk aan Prms Mati- rits. 147 Koophandel opsiit R jk alleen in ban ien der O. I. C. 361 J o o i) e n, Spaanfche en Porti: r gedche vluchten herwaards en doen onzen koophandel toeneeinsn. 359 Juris DicTie.derzelver oor fprong en aart hier te lande. 313 —— ( Militaire ) verfchillcnde begrippen om» trent d«z«l ve. api' Defranki fche Vorsten volgden daar in het roomfche recht. 31 o Hoe onder de laatde Kei zers ingericht. Jb. en volg. Ds Graaf oefende dezelve als opperrechter en opper bevelhebber. 334. Gronden waarop dezelve- lleur.ï 3 iS -314 Hoe dezelve geoctenj werd. 314 Behoort tot de vrijheid des 31 5 Onbeiiendigheid omturn d>. 2elve plaats gehad he ben de, kan (kz'-ive niet btna deel»n.3i7. Zieook Krijgs &lAD (HOOOE) K. .Kampen had eertijds bezit tingen in 't Noorden. 6z Hield met andere neder landfche koopft§den komilen. Mi. KAPir£lM-G2N«A4I. til  REGISTER. Smit leeken. Ibid. re geeringsvormeni« o 'eze!vc in een gefmolten- üf Middel, om tweedragt in dezelve te Voorkomen, in de tusfehen- Jcomst der Stadhouders ge zogt. 128 Goede gevolgen van dit middel. 130 Haare eenvoudigheid. 159 Rust op den invloed van het Stad houderlijk gezag. Ibid. On gelegenheden fpruitende uit het niet verblijven ier ver fchil'en onder deszelfs leden. "320 en 321 Nooit geen vast bedek van dezelve gevormd. 325 sta d.h oude r s, Hunne tus feben komst voor 't bekwaain fte middel, om tweedragt tusfehen de gewesten voor te komen, gehouden, 130 Nuttige gevolgen van hun nen invloed op de regeering. Vooral in de tnchten en on- derneemingen in Oostindiê" Ibid. en volg. Valfchelijkbe fcbuldigd van zich niet over den koophandel en vaart te bekommeren. 150 Hun in vloed in de admiriralitcits zaaken nuttig en noodzaakc lijk. 151-155 Ook io alle deekn van het algemeen beftier. 155 Hun invloed op den koophandel en febeep vaart. 156 De Vereeniging der vrije gewesten op hun nen invloed gebouwd. 159 Hebben geen ander belang dan dat van den Staat. 161 Nuttigheid van hun in ltrijgszaaken. 169 en 170 Hunne noodzaakelijkheid vloeit uit ons oud ftaatsbe #ler voort. 171 en 172 Magt en weivaaren van den Staat aan hunne reïeering ver knocht. 1 73. Daarom trfe üik gemaakt. 174. Hun ge zag vnnfommigent' onrecht fchadelijk voor den Staat gehouden. 176 Redenen waarom. 177 Dezelven we derlegd. 17!? en volg. Staan niet meer bloot voor vleiers dan andere eerfte bewinds* wannen van "t Gemeenebesr. 190 Hcgundigen ook tle vreemdelingen niet meer dan dezen doen. 191. Niet wair fchijnelijk dat zt- 'r cene ge west boven *t andere zullen begunfügen. 192 infteHlng eener 'krijgsraad hun niet kwaaüjk te neemen. 193 318 en 319 De kosten hunr.tr waardigheid gecne oorzaak om dezelve af te fchaffen, 194. 't Kan den Staat zoo wel niet gaan zonder als on der hunne regeerii.g. 105 en volg. Onderzoek of dezelve tepen de burgerijke vrij heid flrijde. 197 en volg. Hebben nooit op 't verkor ten der vrijheid toegelegd, 263 en volg. 278 en volg. 329. Onderzoek wegens hun recht rot de j?gt. 2KO. en Volg. Opperhoofden en op perrechters o er het krijgs volk 305 Hunne bediening van Kapitein;• Generaal eer tijds geene bijzondere waar digheid. 306 Gelijk ook niet die van Admiraal. 31* Hun- De bevoegdheid om, als Kipi. temen- Generaal, z-g over 't krijgsvolk t i voe. ren. 314 en volg. Noodzaa kelijk tot het aanzien van den TELEy D E N , Bij M, CYF V E E .R, j. a. HOLLANDSCH R IJ K D O M, O F TAFEREEL VAN N E E R L A.N D S C H KOOPHANDEL en ZEEVAART, BEHELZENDK Deszclfs Oorfprong , Alagt en totnetmcnde Vermeerdering , de welke tot derzeler aanwas medegewerkt hel», ben, die , welke tegenwoordig tot derzei ver verval ftrekken j mitsgaders de middelen, weike dezelve wederom zoude* kunnen opbeuren, en tot hunnen voorigen bloei brengen. UIT HET FRANSCH FKRTAALD. Merklijk veranderd, vermeerderd, en van verfcheiden misflagen gezuiverd, DOOR. WIJLEN U\ ELIAS L U Z A C, In leven Advocaat voor den H»ve van Holland , Zeeland en ïï'estvriesland- TWEEDE UITGAVE, DERDE DEEL. Quii vir bonus eftt Qui confilia Patrum , leges, juroque, fervat. boraT. Epist- ad quinr.   register; Maas Verbonden met ver-' fcheiden duitfche Vorsten ur bevordering des koop handels op die rivier. 44. ?A5 JHAAT9CHAPPIJ (O. i.) verkrijgt Vrijheid om ver bonden «an te gaan. Haar beleid in hiare ondcr nL-emingen en Inzigtcn 351 en volg. Magtig onderlteund door het uitfluitend be zit des fpecerij -en japan feben handels. 361 , (W. I.) verkrijgt vrijheid om ver bonden aan te pann. 347 Mal.a b a r ( verbond met tien Vorst van) 134.. 139 Manufactuuren ter har te genomen en bevorilrrd. 60 Marocco, Verbond met die Mogendheid ter bevon'e • ring des handels. 341 Martenszen (Arend) l~)t s/.c\fs brieven aan de in «fifche Vorsten, en dezer Vorsten aan hem. 132-137 Ma u r its Prins van OVinje. Uü rL'-s • en krijestochten naar en in Indië gefchieddeii mede op dc-szelfs naam. 131 Urieven aan indiianfohe Vorsten op zijn rtaam ge fchreevcn 132. Door ge melde Vorsten arm hem be antwoord. 135 Gezantfchép des Konings van Suitntra aan dien Vorst. 139 Ver bonden in Indiê mede op naam gellooten. Ibid, Door de nederlsndfche Ad iniraalen aldaar Koning der JJotlanderen genoemd. 145. Met wat oogmerk zulks ge* fchiedds. 149. Waarom duar OldenbarncveM 160. Aanmerkingen over de oneenigheid Cusfbhen dien V-irst en Olderbarneveld. iBj. Befchuldlgineen tegerv hemingebragt, pasfen even ?eer op Oldenbarneveld. 265. en velg. Waarfchijne lijke oorzaak van de twee fpalt rusfehen deze beiden. 270. Of naar de graaflijke regeering nebbe geftaan en daar door 's lands vrijheid verkort. 2 'io M:d i) elbu r o, Voorrechten duor Graaf Florers den V. tot bevordering der weewe rijen aan die ftad Regeeveu. 53. 13rocderfch:ip i : an Koop lieden aldaar. Ibid. Hield eertijds met andere nc'.ji l.mdfche kooplieden Wj'fleHJ komlten. ój Monnik en vam bekome tolvnjheii). 50 Moordrecht bekomt tol vrijlni.i. /[f MosKovtë, Voorrechten al daar TCtWeegen. 34.1 Munt a::n de utricl.tfchs kerk gefcaoWCCTr. 39 M. Nedoundsx in het al gemeen, te» tijde van Caefar, taaiiielijk bevolkt. 13 • '( Verf.f.xigbe ) De invloed fan 't ftad derlijk gezag nuttigen r. zaakelijk op alle deelen van Juin beftier. -155 Hun alge meen belang aan den koop handel en de fcheepvatrs verknoei. 156. Moeielijk iiei i om de eendragt onJer AAN DEN LEEZER. te .de Vrijheid is de ziel v an alle koöpmanfchaft? ik beken '/. Ëelfs ben ik van gevoelen, des nergens, waar Vrijheid ontbreekt, de kooj dcl bij den duur bloeien of bcfraan kan. Ook echt ik , dat de Onvrijheid de roornaamfle oor zaak is , dat 'er «ecu koophandel , die naam mag hebben , gevonden vord in Landen , die e liter tot d n niet hyaalijk gefc'iikt en gel ; en daar dezeh'cn eertijds aqnsit nlijk is geweest. Maar het is mij te gelijk voor men, dat mei zich, in t algemeen-, eens&er .;•</, val&cii, ejwatwfawig, wzeker of duist 'ip yan.de Vrijheid maakt, en dat, om te doen zien , w.ot de Vrijheid aan den kooohanJe! t ig£, vooraf diende onderzogt en wel . i te worden > iyai eigenlijk de Bur; ■ Vrijheid is* Uit heeft mij L>. fcorl V{ ' 'er de Nederïan dfcbe Bergerlijke Vrijheid in dit werk te voegen. EVEN zoo als ik overtuigd ben , dat de koop lel niet befiaan , ten min (re niet bloeien kan ronder Vrijheid, ken ik we;, , dat de welvaart en behoud yan den a/k yan. de deugd of • 'r Staatsgeftel , anders gezegd Regeringsvorm; en dit heeft mij gelragt tot cc/i -i B 'ing van on ze Regeringsvorm.. Mijne tf» vrij uit gezegd. Jk heb gemeend VrijhekJ  E§sfS 9 i ft ' kerk. 41 Oefenen daaden Van oppergezas- AW- V. yAa R t f het graavpn een er jjicuwe ) aan Haarlem, Ley den en Amfterdam, zonder het betaalen van rechten, toe gedaan. 77 Verbonden door dezen Staat met vreemde Mogend heden ter bevordering van koophandel en zeevaart ge flooten, 98. 33V-349 Aan nitrkinp omtrent dezelven. 3 50. Omtrent die der O. I . C. niet de indiaanfche Mogend heden. Ibii. en 351 Verdraagzaamheid in het (tuk van Godsdienst eene roede)- oorzaak van den aan was des koophandels. 356 Verhoeven (P. Willemsz.; verlwnd met den Samorijn van Malabar door hem ge flooten. 139 Vi c sciien Zie Visschf.rij. VI sscH E r ij op d e engel fchf! kust reeds voor het jaar 1295. geoefend 56. en 57. De Graaven ftellenorde op dezelve. 60. De Hollan ders hebben altijd in de hun ne mededingers gehad. 85 Hoe dit tot naaren bloei heeft medegewerkt. Ibid. Vliet voor de gracht van Corbulo gehoudt-n. 15 Vlaanderen ten tijde van Cnefartaamtlijk bevolkt. 13 Dreef toen koophandel. 16 De handel van Overijsfel en Hamburg op dit gewest naar Holland gelokt. 51. en 52. Vluchtelingen ( Fnnfche} komen herwaards en doen de fabrieken bloeien. V oi. «n a »t; k gen rt»t tle; voor Jen Staat. 3(ls. De OpikomSt der franfcbe doet onzen handel aan groeien. VoßsfgM ffrankifche) valg dett het rootnfc.he recht, vooral omtrent het krijgs gezag. 30-j Vrijheid des krijgsvolks word door de militaire ju risdiftie gihindhaafd. 315 ( Uurgerlij e ) be fchreeven. 205. 321. 322. Verfchillende begrippen van dezelve gevormd 211. en volg. Waarom met de een hoofdige regeerins onbe flaanbaar gehouden. 214. en volg. (Natuurlijke) on bepaalde begrippen van de zelve gevormd. 19?. eni99> Dezelve befchreeven 200 en volg, ■ ( Nedeflandfche buigcrlijke) haare behoude nis als eene rede vsn ver werping der flad'iouderlijke regeering voorgeworpen. 197 Waarin dezelve oudtijds beftond en heden nog he ftaat. 241. en volg 321.322. Kan wel met de graaflijfee iegeering beftaan. 280 Of in 't (luk van de jagt doot de Stadhouders word ver kort. 2ÏO. en volg. Of om trent de militaire jurisdictie door dezelven word ver kort. 297. en volg. Kan door de Stadhouders volfhckt onmogelijk verkort worden. ,K 11 v I S i fi JU. Z. Zeden der oude Ho!lan<k icn. 108. Waar men riezel ven heden nog aantreft. 109 Zkbukd mogelijk ren tij de van Caefar voor een ge deelte handel drijvend. 16 Zeerechten bij de Graa ven bepaald. 60 Zeetonnen, het recht tot dezelven door die van Kam p.-n aan Amllerdain afge ftian. 70 Zeeuwen en Hollanders drijven al vroeg handel met Hamburg, Lubük en Dant zig. 04 Z1 ERiKZr:e hield eertijds met anicre nederlandiche kooplieden bijeenkomften. (52 dor Hollan ders bevordert den handel. 104. 114. n 3. 40;.. waar in beftaat. 409 Zutfen hield eertijds met andere nederlandl'che koop lieden bijeenkomsten. fi2 Z w k e r> e n , verbenden niet dit rijk, ter bevordering des koophandels geflooten. 341-343 Zwol hield eertijds met ;m -dere nederlandfche koojifte deu bijeeukoinfteu. 6i DRUK-FEILEN. .Bladz. g jvjiv/ 75 [laat. . gezaaid, /«ƒ gemaaid. . Si -rf'.j»f. O) • • srtEGjtL Rechten, Ucs v. r>. Spiegel OnoTjrnng en ll, flor U J* T ls a ,l. ~ 2,6 op''teinilevaniieAaiit.{c)lt.idaarbij Bi.ilii.ige van dit Deel A. . 40 -(» Bijlaage Van dit Deel I!< . i 0) ' Bijhage v»n (fit Deel E. . 41 W BijUage van dit Deel F. . . S i ir.) . BijiftagtvandiiDeelC. ■ i 55 (.") BijJ»agev«n dit Deel K. r.6 (iy lüjlaJje van die Deel Q . . ;j| regel i\ jlnat. . . . Sinalsdicp Uet Mafsdiep. «.)i 8 .... Krijgsraed Hoogt-Krijgsraad. — — &o\r.%.vanilcAant.{laut at> altcrius volimtae , lees ab alterius voluntate. „ i 306* aaii!iaal!ngeii(ir)en 00 uit te wifclien. R Ë 6 J S T È »fc D Daoobert, Koning van Frankrijk, pracht van zelfs hof ar en 23 D A NTz 1g , Handel op deze plaats. 64 DtENHM* sKr < "aiidel tus fchen dat llijk en Holland al van ouds güJreeven 93 Verbonden met hetzelve da?r toeüefioocen 342 343 Delft bc/komt tolvrijheid 47 Deventer hield eertijds niet andere nederldndfche koop fmden bijeenkomüen 02 Di eh e rik de 111. Oraaf van Holland oorloogt tegen den Hertog van Lotharingen over den dordrechtfeben tol. 35 Dorpen van ons land, hoe inftü icn veranderd 88 Dordrecht, klakten van c<i2 van Thiel over den tol dier Had en oorlog daar uit ofitftaan 35 Bi-komt tol vrijheid 46. en 47. Krijgt Vrijheid om de goederen v;m de ingezetenen t ta« «ij ge pand wanien, te panden. 53 Hield eertiids ma and,re nederlandfche kooplieden bijcerhoiTiüen. 62 I) r u f u s graaft grachten hier te land. 15 Duitschlawd, Handel op 't /.cive l;mgs den Rhiin. 97 Duurstede 7A$ Wy k te Duurstkob. Dwanoml d d e l f. n tegen onwillige of leden der Unie , eertijds niet on gewoon. 274. tnvolg. E. El bv » o hield eertijds met andere nederlandfche kooplieden bijeenkomflen.Sz Elst, Kerk aldaar door Ka rel Martel beglftfgd. 38 EwOELAMD , de ütlderfchcll dreeven eertijds een recht ftröekfchen handel opdatßijki "jC De Vorften van ons land trachtten altijd niet hetzelve in vriendfehap te leeven. üid. Verbonden met hetzelve ter bevordering des handels gcflooten. 349 Enk»{uizbn had eertijds bezittingen in 't Noorden. 62 Epternach < Abtdij van) . Goederen in Holland gele gen aan dezelve gefchonken. 39 St. Eustatius, eenemarkt plaats toe den atnerikaan fchen handel. 362 Voordeer lige handel aldaar. ibii. Evocando (Privilegie dt non ) grnndflag der burger lyke vrijheid. jo7 F, FAertekin des lands nee men toe en vermeerderen door de overkomst der fran fche vluchtelingen. 35pWaar in 2ij den franfehen toesee ven , en waarin zij dezelven overtreffen, ibid. en 360. Flokis de 111. Graaf van Holland ficht den tol te Geervliet op. 35 de V. cJraat' van Holland. Voorrechten door hem zoo aan buitenlanders Kis ingezetenen toegeftaan, R Ê <5 t s 't 8 «; Zi «?;p. Heeft den l-»ndel he vorderd. 404 V r UU RB AKÊHBN door tiC van AmfteiJam gclleia en hun vrijheid ve'gn" d ■" w de kos'en daar « oe door hs t heffen •■*" een recht te vin J»- 0 * . 6o w. Waarer ( Oostindifdie) *«n den koophandel aangroeien. 3<si Warwijk (Wijbrand van) fchrijtt aan den Koning van Siam. HS Waterland, De lakenfa briek bloeide oudtijds al daar. 7 2 W e e r d , die van Utrecbt van den tol aldaar vrij ver klaard. 40 Weeverijen te Middel burg door Graaf Florens den V. met hetgeeven van voor rechten aangemoedisd. 53 Westergoo aan de utrecht fche kerk gefchonken. 40 Wethouders der netfet reeds oudtijds den koop handel en de tcbeep vaart. 61. 110 Wezel, door Fredrik Hen drik bij verrasfing Ingenoo men, bevrijdt den Veree nigden Staat van groot ge vaar. • »?o WieringeS bad eertij 's bezittingen int Noorden. 62 Wijk te Duu«stede , Koop handel in de 7de eeuw al daar 25 Wil (Uiterste) de vrij heid om daar bij over zijne na te laaten goederen te be febikken dott den 1 ande! bf/ ons bloeien. ja(J WII.UM , J e I. Grnaf vai Hollnnd, dteciftederGraa ven die zich &natliansdijfc 44. Begunstict de lieden met hatidvetfen , enz. Ibid. Vooral met tolvrijheid. ■—— -— de 11. Prins van Oranje, aarm-rkingtn over deszelfs gefchil met Araflcr davn in 1650 181. en volg. Di.szelfs optocht tei;en Ara fterdatn indragt op de vrijheid. 274 1 de Hl. Prins van Oranje. Onder w« voor wendfel van de ftadhouiier lijke waardigheid verftoken. 165. Afte van uitfluiting van denzclven , hoe in de wereld gekomen. 167. Stad houder geworden . fluit Lo déWjkHen XIV. zeer ras ir» zijne overwinningen. 169 de IV. Prins vaa Oranje doet eene proprfitie tot heiftel var* den koon '"""'"'"--n 4 Staat '.enz Wind. rïesaefisveelheid htet te i u n.ie bevordert den del. 40? Wissel op alle handc-lplaat fen vun Eurupa in handen der Horia-iJeren. 377 Wissëlbapjk via Amfter- dam desze'lsoorfprong 379 -en volg. Haare nuttigheid. 383. Wanbegrippen om.rcat dezelve. 384. en velg. Wormis bekomt tol vrij. heid» jQ Acccor* LV S T van BYLAAC EN. Bevestiging vanden Tol te Geervliet, aan Graaf Die dei ik, in den aar? H9>. ..... A. Die van Utrecht vrij vanden Tot, die eertijds te Tiet betaald werd., erkend door Keizer Fredkrik den I. in den jaare 1184. ... B, rijheitl van Koophandel in Holland en in Dordrecht aan de Kooplieden van Deventer gegceveu, door Florents, Graaf van Holland, in den jaare 1276. C. Privilegie van Frederik, liisfchop van Hamburg, aangaande de Hollanders, van den jaare noó . . D.' De Tol en de Munt me: de gifte van Arkel, beves . tigt aan de .Utrechtfche Kerk, in den jaare ICO3. E. Alle de Giften, aan de Kerke van Egtnoqd gedaan, be vestigden vermeerderd, door DiEDEaiK, Graaf, van Holland, in den jaare 1083". ... F, Groot Handvest van Graaf Florents aan die van Ou derkerk, den 15. Jnny 1097. . . ' . C. Verdrag van vrede tusfehen Henrik de,i I. Hertog van Brabant, en DicJcrik , Graat" van Holland, van den 3 November 12C3. . . . . ' I^_ Graaf Florests bevestigt de Inftellingen of Wille keuren van de Brocderfchap der kooplieden te Middelburg, den 1. Juny 1271. ... J; Verbond van Vrede tusfehen Philips, Graaf van Vlaacdrc,en Florents Graaf van Holland, d:n 27 ' Februarij 1167. of n<sB. . K. Verdrag van Vrede tusfehen Willem, Graif van Holland, en Diederik, Bisfchop van Utrecht, iit het jaar 1204. Li Verdrag tusfehen Hendrik den I. Hertog vaa Lotharingen en Eraband, ei) Godfried, Heero van Breda en Bergen, over den tol, die te Stryjte in Ztelandt betaald moet worden , aangegaan den 24 Febr. 1211. . . M± Sententie van den Hove van Holland , tusfehen Burgemeesters en Regeerders Oer Stede van A"n- Jlelredawme , ten eenre , ende ds Burgennecftèrj en Regeerders der Stede van Ihcrn , ter andere zjde. N. Ver hond , tusfchPn Abent M \ rte nz(. n en Pieter Gerritsen van Boup.ookjen. ende Christapa N«ik Grave van fonia, ModQltn. Accooßoen Eeuwio Vkrb©wh tusfohen• Ashmt TEiW.KN, en VINCATAPY RaTA AIOUW, Ko uing üvct Tarnatica REGISTER. «u'de - oorzaak van den bloei dos koophandels. 105 Regeering (Eenhoofdige) waarom voor onheftaanbaar ir,et de burgerlijke vHjheiJ gehouden. 214. en volg. Haare gebrek*» te vergeefech bijgebragt om de ïtadhou derlijkt; te bezwalken. 263 (oude) dezer landen Wanbegrippen om trent dezelve. 217. en volg' Befchrecven UU. Der (te den befchrt'even. 239. en volg. . (Sudhouderlijke) de gebreken eener eenhoof dige regeering te verijeefsch toe haare bt-zwalking bijge braet. 263. Haare voortref ffliikhild. 325. en volg. Waarom zij de voordcelen van haar te verwachten niet voortbrengt. 335 Zie voort Stadhouders. RutjN, verbonden mst ver fchciden duitfche Vorsten toe bevordering des handels op die rivier. 344. 345 Rf, ijnsburg bekomt tol vrij'itid te Niemandsvi en Mu°rilrvClK. 4 Romemem d'>en den han del uit Gallië heiwaards verhuizen- 10. en volg. S. S a x f. k neemen toe in magt, geduurendü de oorlogen der jifttanjmeMrigen van Clovis. 19 gorden gedwongen zich aan 't franfche rijk te on derwerpen. 20 Voorwaarden dezer onderwerping. 27 Sc ijatz ( Melchior ) üeszeifs b?dreevenheid ia koophandel te drijven, ia 's vijnnds land. 103 ScHEErsMAcr, aan wien haare bezorging eertijds ftond. 30 ScHEEPVAiif bloeide, ten tijde vanCaefar, inGal- H 1.12 Neemt, hij het verval des roomfchen ï?.ijks. higr te land toe, 17 Bloeide in Frank, rijk niet onder de Vorsten van her eerfte geflacht 20 Op de Schelde en te Wyk te Duurflede in de zesde en zevende eeuw. 25 Op Engeland in dien tijd. ibid t De Hollanders hebhen al tijd in dezelve mededingers gehad. 85. Oorzaaken van. liaaren bloei, gemeen met den bloei des kooph^ndïl. c r Zie Koophandel. Schelde, vaart op die rivier in de ZL's.ie eeuw. 25 't (lui ten derzeive een groot voor deel voor onzen handel. 405 Schud am bekomt 10l vrij heid. 48 en 49 Schouten trokken eertijds met hen , die ouder hun rechtsgebied ftonden , cc vtrae. Si am, Brief van den Admi raal van Warwijk aan den Koningvan dit Rijk. 145 Specerij -handel alle n in handen der O I. e 361 Staatfn van Holland, w-inbegrip omtrent hunne m a S' 268 en volg. SïAATSGESTELTENIS de-r zer landen eene der voor naamfle oorzaaken v;in dea bloei onzes koophandels en or.z.r fcheepvaart. 120, 157 35» v>rkeerdeh|k met anJe re xcg-aiDSsVüimcn ve«e-